Cul Houdbaarheid

Page 1

Antropologisch Tijdschrift | Jaargang 28 | Nummer 3

cul Houdbaarheid

Rottende kunstwerken

Het einde van de monarchie?

Op je vijfendertigste met pensioen

Tijdschrift Cul

1


Inhoud

Colofon

Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit van Amsterdam Hoofdredacteur Adjunct-hoofdredacteur

Roos Metselaar Lucca de Ruiter

Vormgeving Beeldredactie

Daniëlle Kronenburg Eva van Gelder Jolin Ordelman Oscar Slagveer Levien Wierenga Cosima Bas Floor van der Wulp Tess Zondervan Wineke Brans Eva Frijns Hannah Visser Manpreet Brar Marije Nieuwland Eva van Gelder

Eindredactie Reis- en eventcoördinator Penningmeester en acquisitie Webredacteur Multimediaredactie Cover

Met speciale dank aan Yolanda van Ede, Floor Eimers, Pascal de Haas, Harriët Ordelman, Esther Sarphatie, Ezra van der Schaaf, Emmy Smit, Julia Tsoy Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden, mail naar: redactie@tijdschriftcul.nl Drukkerij Ziezoprint Oplage: 250 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam redactie@tijdschriftcul.nl www.tijdschriftcul.nl Volg ons nu ook op Facebook en Instagram! @tijdschriftcul

Hoofdredactioneel

Journalisten hebben al snel de neiging om te

kijken naar wat uitzonderlijk is. ‘Voor het eerst in acht jaar weer officiële strenge vorst’, kopte de Volkskrant op 12 februari 2021. ‘De laatste weken van Trump worden bijzonder spannend’, klonk het in het Parool op 9 januari. Als antropologie-studenten leren we al in het eerste jaar om op een andere manier naar de wereld te kijken: ons wordt opgedragen om te kijken naar wat we als ‘normaal’ beschouwen. Kunnen we de onderliggende structuren en assumpties ontdekken? In deze editie met het thema houdbaarheid proberen we de journalistieke tradities samen te brengen met de antropologische denkwijze. U zult dus weinig lezen over nieuws of sensatie. In plaats daarvan gaat de aandacht naar systemen en ideeën die al zo lang bestaan dat ze niet meer ‘nieuwswaardig’ zijn. Dat betekent echter niet dat de onderwerpen in dit tijdschrift niet belangrijk of ‘spannend’ zijn. Tijdens een interview bij talkshow Op1 op 18 januari 2021 stelde onderzoeksjournalist Jesse Frederik: ‘Het is de taak van journalisten om wat belangrijk is spannend te maken, en niet andersom.’ Deze uitspraak zal in deze editie als motto gelden. Zo weet Marije Nieuwland het ietwat stoffige thema van de constitutionele monarchie om te toveren tot een hedendaags sprookje, kijkt Hannah Visser met een verfrissende blik naar de houdbaarheid van het Nederlandse schoolsysteem en pleit Floor van der Wulp voor een nieuwe vorm van seksuele voorlichting die vooral draait om plezier. Onze vragen hebben ons tot de conclusie geleid dat het nieuwe niet altijd duurzaam is, en het oude niet per definitie verrot.

Roos Metselaar Hoofdredacteur

Lucca de Ruiter Adjunct-hoofdredacteur

2

Tijdschrift Cul


Inhoud 4

6

Essay Beeldscherm op zwart? Lucca de Ruiter Essay ‘Spermaklodders en behaarde vulva’s horen er ook bij’ Floor van der Wulp

9

Column Mindful je teen stoten Manpreet Brar

10

Interview ‘Ballet is XTC op zich’ Roos Metselaar

13

14

16

18

Column Wie iets bewaart die heeft wat Tess Zondervan Essay Wie niet weg is is gezien Wineke Brans Beeldreportage Conserveren, moet je leren Levien Wierenga Essay Een bekroonde democratie Marije Nieuwland

21

Column ‘Cancel culture’: een moderne mythe Oscar Slagveer

22

Achtergrond Gevaarlijke vrouwen Cosima Bas

25

Essay Samenscholing Hannah Visser

28

Alumna aan het woord Esther Sarphatie Eva Frijns

30

Interview Genoeg aan jezelf Jolin Ordelman

32

Essay Niets is voor eeuwig Yolanda van Ede

34

Studievereniging Kwakiutl

Tijdschrift Cul

3


Essay

Beeldscherm op zwart? Ultieme tegenpolen vechten voor een plek bij de publieke omroep Van ‘Stamppot TV’ voor meer geluid uit de provincie tot een omroep gericht op Aziatische Nederlanders: dit jaar meldden maar liefst dertien nieuwe aspirantomroepen zich bij de Nederlandse Publieke Omroep (NPO). Veel groepen in de samenleving voelen zich niet gerepresenteerd in de Hilversumse mediawereld. Twee omroepen die ideologisch gezien lijnrecht tegenover elkaar staan, hebben onlangs de drempel van vijftigduizend leden weten te behalen: Ongehoord Nederland en Omroep ZWART. Gaan we een nieuwe verzuiling tegemoet?

H

et Nederlandse omroepbestel is uniek in de wereld en dateert nog uit de tijd van de verzuiling. Iedereen leefde toen als het ware binnen zijn eigen ‘zuil’ en keek naar de bijbehorende omroep: wie katholiek was ging naar een katholieke school en naar een katholieke korfbalclub en keek naar katholieke televisie, de KRO. Inmiddels organiseren Nederlanders zich niet meer op een dergelijke manier, en toch maken veel omroepen die zijn opgericht ten tijde van de verzuiling nog altijd deel uit van het bestel. In 2006 kwam er een belangrijke verandering in de organisatiestructuur van de NPO, toen er zogeheten zendermanagers in het leven werden geroepen. Alle omroepen moeten voor die managers verschijnen om hun ideeën te pitchen. De zendermanagers bepalen vervolgens wie er wat mag maken op radio en televisie, hoeveel geld daar naartoe gaat en wanneer het uitgezonden wordt. Elke vijf jaar mogen nieuwe omroepen die beweren een geluid te vertegenwoordigen dat nu nog niet wordt gehoord zich melden bij de NPO. Omroepen die vijftigduizend betalende leden weten te verzamelen, maken kans om toegelaten te worden tot het omroepbestel. De plannen van deze omroepen gaan vervolgens naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Die laat onderzoeken of de nieuwe omroep onderscheidend genoeg is en echt een nieuw geluid vertegenwoordigt. Omroepen die goedgekeurd worden, zijn vijf jaar lang aspirant-omroep en krijgen een klein budget van ongeveer 3,5 miljoen om programma’s te maken. Gedurende die vijf jaar moeten de omroepen het hoofd boven water zien te houden in de competitieve mediawereld. Als dat lukt, worden ze een ‘echte’ omroep met een groter budget en gegarandeerde zendtijd. De weg daarnaartoe zal voor de twee nieuwe aspirant-omroepen, Omroep ZWART en Ongehoord Nederland, lang en zwaar worden. Een roepende in de woestijn Sinds de oprichting van de Gouden Televizier-Ring in 1964 heeft nog nooit iemand van kleur de prijs gewonnen. Om-

4

Tijdschrift Cul

Tekst Lucca de Ruiter Beeld Jolin Ordelman

roep ZWART, opgericht door onder andere rapper Akwasi, wil daar wat aan doen. Op hun site schrijven ze: ‘ZWART laat zien hoe onvoorstelbaar belangrijk het is dat krachten worden gebundeld, dat culturen elkaar ontmoeten, dat smaken worden verkend, geproefd, gemengd. Ons doel: gemengde redacties, gemengde bestuurskamers, gemengde barbecues. Dan is het gelukt. Dan zijn we thuis.’ De reacties op dit plan zijn echter ook gemengd. Zo schrijft columnist Özcan Akyol in het Algemeen Dagblad: ‘We mogen blij zijn dat de verstikkende verzuiling voorbij is. Door een omroep te beginnen die zich alleen op zijn eigen achterban richt, werkt b-rapper Akwasi segregatie alleen maar in de hand.’ Akyol lijkt te vergeten dat het hele idee van een omroep nu juist is dat de eigen achterban bediend wordt. Dit is inherent aan het systeem van het Nederlandse omroepbestel. Bovendien wil Omroep ZWART zich juist niet op één groep richten, maar voor alle groepen staan die nu niet gerepresenteerd worden. Twijfel over Omroep ZWART uit zich ook in vragen als: zou niet in alle programma’s meer diversiteit aangebracht moeten worden? Is het niet contraproductief om dat door middel van een aparte omroep te bewerkstelligen? In een ideale wereld zou een omroep die zich hierop richt niet nodig zijn, maar Omroep ZWART kan gezien worden als een reactie op een falend systeem dat het nog altijd niet voor elkaar heeft gekregen om iedereen in de samenleving te vertegenwoordigen. Overigens sluit het een het ander niet uit: als Omroep ZWART het haalt, betekent dat niet dat er in Hilversum niks meer gedaan hoeft te worden op het gebied van diversiteit. Niet alleen Omroep ZWART doet stof opwaaien. Bij de andere omroep die tot de race is toegetreden, Ongehoord Nederland, was er al gedoe voordat het benodigde ledenaantal was behaald. Er zijn inmiddels al diverse incidenten geweest waarbij Ongehoord Nederland aantoonbaar onwaarheden verspreid heeft. De omroep, met als voorman de zelfbenoemde ‘journalist van het volk’ Arnold Karskens, zegt te staan voor het ‘patriottische geluid’, kritiek op immi-


Essay gratie, klimaatbeleid en de Europese Unie en is uitdrukkelijk voorstander van het behoud van Zwarte Piet. In video’s van Ongehoord Nederland is onder andere te zien hoe een ‘expert’ wordt opgevoerd die stelt dat tijdens coronavaccinaties een chip wordt geïnjecteerd waarmee Bill Gates de controle over de mensheid krijgt. Ook maakten ze een video, en dit is geen grap, waarin voormalig VVD-kamerlid Ybeltje Berckmoes samen met een medium de geest van de vermoorde politicus Pim Fortuyn oproept. Als het enige criterium voor toetreden tot het omroepbestel het vertegenwoordigen van een nieuw geluid is, maakt Ongehoord Nederland wellicht een kans. De vraag is of dat wenselijk is.

Omroep ZWART is een reactie op een falend systeem Na de Ster: het Fake-News journaal De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal voor een duivels dilemma komen te staan. Ongehoord Nederland mag dan misschien wel nieuw zijn, de minister kan niet toestaan dat er desinformatie en nepnieuws verspreid wordt op nationale televisie. In tijden van een pandemie kan dit letterlijk levensgevaarlijk zijn. Toch heeft de omroep vijftigduizend betalende leden achter zich weten te scharen, die zich verder gecensureerd zullen voelen als ze niet tot het bestel mogen toetreden. Dat kan leiden tot veel politieke onvrede. Is het systeem dan nog wel toereikend? Het huidige bestel heeft als bedoeling verschillende geluiden toe te laten, maar wordt tegelijkertijd door de overheid betaald en via beleid bepaald. Dat is hinken op twee gedachten.

De minister zal voor een duivels dilemma komen te staan De huidige Nederlandse Mediawet volstaat niet om met een uitwas als Ongehoord Nederland om te gaan. In de wet is niets opgenomen over journalistieke principes waar een omroep zich aan moet houden. Tot 1960 bestond er een Raad van Tucht, die in geval van onprofessioneel journalistiek gedrag een berisping of schorsing kon opleggen, maar deze is opgeheven. Wettelijk gezien zal het dus moeilijk worden Ongehoord Nederland een plek in het omroepbestel te weigeren op grond van een gebrek aan waarheidsgetrouwheid. Voor een werkende democratie is een goed geïnformeerd publiek nodig, zo stelde politiek filosoof John Dewey al in 1927. De publieke omroep speelt nog steeds een cruciale rol in die informatievoorziening. Televisie lijkt misschien een uitstervend medium, maar nog zo’n 4,5 miljoen Nederlanders kijken elke dag gemiddeld drie uur televisie. Als Ongehoord Nederland programma’s voor de NPO mag gaan maken, kan dit dus grote gevolgen hebben voor het wereldbeeld van een aanzienlijke groep Nederlanders. Wellicht valt er meer te zeggen voor een systeem waarbinnen slechts één omroepstichting bestaat, die aan journalistieke eisen moet voldoen, onafhankelijk is qua inhoud en wel met belastinggeld betaald wordt. De verschillende omroepen werken nu immers ook al vaak samen. Een omslag lijkt hoe dan ook onvermijdelijk. Voordat we er erg in hebben kan de Nederlandse publieke mediawereld zo versnipperd raken als het internet, waar iedereen kan roeptoeteren zonder enige vakdiscipline. Als dat gebeurt, is het misschien verstandiger de televisie maar uit te zetten.

Tijdschrift Cul

5


Essay

‘Spermaklodders en behaarde vulva’s horen er ook bij’ Daar stond ik dan als prepuberale tiener voor de klas met mijn zelfgemaakte poster. Dertig leerlingen staarden naar de afschrikwekkende plaatjes van door soa’s aangetaste genitaliën. Ik kon eerder een druiper herkennen dan dat ik wist wat het betekende om iemand leuk te vinden. ‘Seksuele voorlichting is heel erg gefocust op veilige seks, wat heel belangrijk is, dat moet je niet onderschatten, maar het is gewoon jammer dat het zich bijna alleen daartoe beperkt.’ Tekst Floor van der Wulp Beeld Oscar Slagveer

O

nze eerste introducties in seks zijn divers, maar vaak alles behalve accuraat. Van porno leer je dat seks altijd rauw en hard is met veel gekreun en natuurlijk veel orgasmes. Over een orgasmekloof of het feit dat seks niet altijd draait om een hoogtepunt bereiken, heb je dan nog niets gehoord. Van de films die je kijkt krijg je mee dat seks romantisch is en altijd soepel en perfect verloopt. Je leert dat seks eindigt met een man en een vrouw die hijgend en gelukkig in bed liggen nadat ze net tegelijkertijd zijn klaargekomen. Klinkt goed! Maar waar zijn de spermaklodders op de lakens of de pauze om het condoom om te doen? Waar zijn de koppels die niet binnen de binaire heteronorm vallen? Gelukkig is er seksuele voorlichting: dat zal je vast een genuanceerder beeld van seks meegeven! Zelf leerde ik tijdens mijn seksuele voorlichting echter vooral dat seks eng is en dat er van alles mis kan gaan. Ik kreeg als het ware een zwaard in mijn handen gedrukt om als een ninja de soa’s en zwangerschappen van me weg te slaan, nog voordat ik ooit maar interesse in romantische liefde had getoond. Het is fijn dat scholen er met seksuele voorlichting zo vroeg bij zijn en het onderwijzen van veilige seks is belangrijk, maar de huidige focus op anticonceptie, soa’s en ongewenste zwangerschappen geeft een te beperkt beeld van wat seks is. Seks zal altijd een leerproces zijn, maar op dit moment wordt het jongeren onnodig moeilijk gemaakt doordat tijdens de seksuele voorlichting verhalen over echte seks ontbreken. Door het te hebben over kwetsbare en onhandige seks, grijze gebieden in plaats van zwart-wit grenzen én over seksuele diversiteit, bereid je de volgende generatie stukken beter voor op hun

6

Tijdschrift Cul

toekomstige seksleven. Het controversiële idee dat seks leuk kan zijn Ezra van der Schaaf, mede-oprichter van de stichting VOOS die zich in Nederland inzet voor leukere, explicietere en diversere seksuele voorlichting, benadrukt dat vooral plezier hebben in seks centraal zou moeten staan bij seksuele voorlichting: ‘Bij seksuele voorlichting gaat het er bijna niet over dat seks leuk kan zijn en dat seks leuk hóórt te zijn.’ Ezra legt uit dat het overbrengen van die boodschap ook indirect de gevaren die seks met zich mee kan brengen op een positieve manier aan het licht brengt: ‘Als je leert dat seks leuk hoort te zijn, dan is alles wat pijnlijk of niet leuk is geen deel van seks. Hiermee oefen je ook met grenzen herkennen. In plaats van te zeggen “je moet oppassen en niets doen wat je niet wilt”, zeg je “hé, seks hoort leuk te zijn en wat daarbuiten valt wil je dus niet”.’ Neem je als uitgangspunt dat seks leuk is, dan kan je op een positieve manier benadrukken dat je wilt voorkomen dat seks onplezierig wordt door soa’s en ongewenste zwangerschappen. Door seks vanuit deze invalshoek te benaderen, kunnen onderwerpen zoals soa’s, zwangerschappen en het aangeven van grenzen op een minder angstaanjagende manier worden overgebracht. Waar VOOS zich focust op een leukere, meer positieve kijk op seks, vinden ze bij VOOS ook dat seksuele voorlichting diverser kan. Ook Julia Tsoy en Pascal de Haas, twee antropologiestudenten die binnenkort seksuele voorlichting gaan geven aan kinderen uit groep 7 en 8, viel dit gebrek aan seksuele diversiteit op. Julia geeft aan: ‘Seksuele voorlichting in onze tijd, grofweg tien jaar geleden, was heel binair tussen mannen en vrouwen. Meisjes worden ongesteld en jongens


Essay

Beperk jezelf niet alleen tot enge plaatjes van gonorroe

krijgen een natte droom. Ook nu nog wordt er vanuit gegaan dat er één standaardmodel op iedereen toepasbaar is en wordt er niet uitgegaan van seksuele diversiteit.’ Pascal liep zelf ook tegen dit eenzijdige standaardmodel aan bij zijn seksuele voorlichting op de middelbare school: ‘Ik kon me totaal niet vinden in de manier waarop ik geïntroduceerd werd met seks. Ik snapte daar gewoon helemaal niets van. Ik wist toen al dat ik homo was en het ging vooral over het vrouwelijk lichaam.’ Hij legt uit dat hij het gevoel had dat dit voor hem niet relevant was en dat de informatie over seks tussen mannen ook behoorlijk tekortschoot: ‘Er waren drie regels die gingen over homoseksualiteit, maar verder in het hoofdstuk niet meer. Ik had toen heel veel moeite om me daar iets bij voor te stellen. Hoe werkt dit dan nu voor mij en waar moet ik op letten? Bij het bespreken van soa’s ging het ook alleen maar over hetero-stelletjes.’ Seksuele voorlichting is niet alleen heteronormatief, ook is er een duidelijk discours over de norm en de afwijkingen van de norm, normaal en abnormaal, de standaard en de rest. Het zou beter zijn om in plaats daarvan onbevooroordeeld het rijke scala aan verschillende lichamen en soorten seks te bespreken. Dit voorkomt onnodige onzekerheid, schaamte en gevoelens van abnormaliteit als een puber zich net even wat eerder, later of anders ontwikkelt dan die ene specifieke norm. Ook bij VOOS vin-

den ze het heel belangrijk om te laten zien hoe verschillend iedereen is, zowel qua lichaam als verlangens, maar ook om diversiteit te tonen in personen en verhalen: ‘Diversiteit heeft meerdere aspecten. Ten eerste is er diversiteit simpelweg in de personen die je ziet. Het is belangrijk dat mensen die de voorlichting volgen zich kunnen herkennen in de mensen die er staan. Maar ook diversiteit in verhalen: seks wordt op heel veel verschillende manieren beleefd dus je wilt als seksuele voorlichter een heel divers scala aan verhalen kunnen aanbieden, zodat er altijd iets tussen zit waarin iemand zich kan herkennen.’

Bij het bespreken van soa’s ging het ook alleen maar over hetero-stelletjes

Door scholieren één standaardmodel aan te bieden van wat seks is en zou moeten zijn, creëer je een rimpeleffect van jongeren die zich tijdens hun puberteit of later in hun leven abnormaal gaan voelen, omdat ze merken dat ze niet aan deze norm kunnen voldoen. We zien dit bij sommige biseksuelen en homoseksuelen, maar ook bij vrouwen met vaginisme, die door onvrijwillige aanspanning van hun bekkenbodemspieren niet altijd tampons of vingers in kunnen brengen en bij wie penetratie soms onmogelijk is. Als je dan is aangeleerd dat penetratie de heilige graal is waar seks om draait, kan dit je flink in de war brengen over of je wel normaal bent. Deze gevoelens van abnormaliteit kunnen leiden tot eenzaamheid, schaamte en het idee te falen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor meisjes die laat ongesteld worden of jongeren die moeite hebben met klaarkomen. Geen spoedcursus maar structurele aandacht Oké, dus we willen geen condoom-estafettes waarbij brug-

Tijdschrift Cul

7


Essay klassers door de gangen moeten rennen om zo snel mogelijk condooms om een komkommer te doen. We willen ook geen mensen voor de klas hebben staan die de oorlog nog hebben overleefd en vragen over seks onder homo’s niet durven of kunnen beantwoorden. En hoewel slagzinnen zoals ‘zonder hoesje kom je niet in mijn poesje’ lekker catchy zijn, kunnen ze je niet vertellen dat communicatie en openheid je seksleven waarschijnlijk een grotere opkikker gaan geven dan welk seksspeeltje dan ook. Maar wat werkt dan wel? Wat nou als we een jaarlijks terugkerende week op de middelbare school introduceren, waarbij je bij elk vak over een ander aspect van seks leert? Op de universiteit slaan woorden zoals ‘interdisciplinariteit’ en ‘diversiteit’ je om de oren, maar eerder worden die woorden vaak minder toegepast. Eigenlijk is het best gek dat seksuele voorlichting wordt gezien als onderwerp puur voor dat uurtje biologieles op de vrijdagmiddag, wanneer het overduidelijk zoveel meer omvat dan alleen het biologische aspect ervan. Zo kan de docent economie vertellen over de rol van de overheid in toegang tot anticonceptie en maandverband. Ve r v o l gens kan je bij filosofie het sociale construct van maagdelijkheid onder de loep

8

Tijdschrift Cul

nemen; immers vinden we of je ooit in een bus hebt gezeten geen fundamenteel deel van je identiteit, maar zodra het gaat over of je ooit een piemel in je hebt gehad of je piemel in iemand hebt gestoken, zien we dit als bepalend en vormend voor wie je bent. Bij geschiedenis leer je dan hoe de uitvinding van de vibrator tot stand is gekomen om ‘hysterische’ vrouwen (lees: vrouwen die durfden toe te geven dat ze een libido hadden) gemakkelijker te kalmeren én hoe dit kan verklaren waarom er nu nog steeds een taboe ligt op vrouwelijke masturbatie. Bij maatschappijleer bespreek je hoe de opvattingen over seks rondom de wereld verschillen, tijdens biologieles leer je over soa’s, anticonceptie, menstruatie en zwangerschap en de week eindigt met het kleien van een clitoris bij handvaardigheid. Realistisch gezien is dit wellicht niet de meest haalbare seksuele voorlichting: met een nijpend lerarentekort en de coronacrisis van 2020 en 2021 hebben docenten momenteel andere prioriteiten. Het punt mag echter duidelijk zijn. ‘De kennis die ik kreeg vanuit mijn middelbare school was zo ontzettend nihil dat dat eigenlijk heel problematisch is’, is een zin die we in de toekomst niet meer willen horen uit de mond van jongvolwassenen. Seksuele voorlichting zou nooit een spoedcursusje moeten zijn, die even tussen de lessen wordt gepropt, maar een fundamenteel onderwerp waar structureel en uitgebreid aandacht aan wordt besteed. Dus geen extracurriculaire onhandigheid op de agenda, maar een terugkerend punt op de jaarevaluatie. Het is daarnaast iets wat je moet blijven ontwikkelen, telkens opnieuw moet herzien en waarop we kritisch moeten blijven.

De week eindigt met het kleien van een clitoris bij handvaardigheid

Dus lieve docenten voor wie dit artikel een wake-up call was en die zich herkennen in de heteronormatieve en angstaanjagende manier waarop seksuele voorlichting wordt gegeven: geef je seksuele voorlichting een update en beperk jezelf niet alleen tot enge plaatjes van gonorroe en voordoen hoe een condoom om moet, want seks is zoveel meer. Laten we focussen op hoe leuk seks kan zijn in plaats van hoe eng het wel niet is, en meer aandacht besteden aan seksuele diversiteit en consent. Zoals Ezra het zo mooi omschrijft: ‘Seksuele voorlichting is nooit onbeperkt houdbaar. Het is belangrijk constant terug te blijven blikken en kritisch te blijven op je eigen lesprogramma. Door constant kritisch te blijven op waar je lespakket uit bestaat en of dat wel up-to-date is, zorg je ervoor dat je een breed genoeg perspectief blijft bieden in je les.’


Column

Mindful je teen stoten Tekst Manpreet Brar Beeld Jolin Ordelman

O

p zoek naar een wimperkruller vlieg ik door mijn semi-opgeruimde, maar altijd rommelige kamer. Nog tien minuten tot mijn wandeldate. Ik krul mijn wimpers, trek mijn jas aan en pak mijn zonnebril. Ik loop de deur uit, maar zodra de deur in het slot valt realiseer ik me dat ik mijn mondkapje ben vergeten. Kut corona. Ik draai de sleutel in het slot en kijk op mijn telefoon. Nog zeven minuten. Ik huppel snel de trap weer op en ga op zoek naar mijn verloren mondkapje. Hij is in zicht en ik ren er naartoe: ‘AAHHH’. Ik stoot mijn teen tegen de salontafel van pallets die al twee jaar op dezelfde plek staat. Ondanks zijn vertrouwde standplaats lukt het niet om mijn lichaam langs zijn scherpe hoeken te bewegen. Wat wel lukt: het moment van de teen-stoot-pijn verkorten. Pijn is een vervelende zintuiglijke en emotionele beleving die ontstaat bij de dreiging van of daadwerkelijk letsel. Gelukkig heeft het lichaam de natuurlijke neiging om ons door middel van pijn te waarschuwen voor schade. In het boek Begrijp de Pijn van David S. Butler en G. Lorimer Moseley, las ik dat bij het stoten van je teen pijnzenuwen worden geprikkeld. Deze zenuwen zenden signalen uit naar het ruggenmerg en vervolgens naar de hersenen. Dan volgen signalen naar de spieren die zorgen voor een reflex, zoals het wegtrekken van mijn voet. Pijnsignalen beschermen ons dus, maar wat als er geen echt gevaar is? Er is een verschil tussen het voelen van pijn en het lijden eraan. In dit verschil zit de truc. Als ik mijn teen stoot kan ik scheldend ineenkrimpen of rondjes springen op één been terwijl ik ‘auw auw auw’ roep. Het is een kortdurende felle pijn die door deze aanpak juist langer duurt. De pijn en emoties die je voelt bij het stoten van je teen worden opgeslagen in het geheugen en waarschijnlijk reageer je op dezelfde manier als de vorige keer. Een andere aanpak is veel effectiever, namelijk het bewust voelen van de pijn. In plaats van zo snel mogelijk van de pijn af te willen, helpt het om het verzet los te laten en even stil te staan bij wat er gebeurt. Zoals een boeddhistisch gezegde luidt:

‘Pijn is onvermijdelijk, lijden is optioneel.’ Jezelf opwinden over de pijn verergert in de meeste gevallen de intensiteit van de pijnbeleving. Het is zinvoller om als een soort observator van je eigen lichaam waar te nemen wat je voelt. In plaats van rondjes te springen, probeer ik in die eerste seconden waarin ik eigenlijk wil schelden, woorden te geven aan wat ik voel. Dit klinkt misschien makkelijk, maar het bedenken van een antwoord op deze vraag terwijl je gewend bent rondjes te springen, vergt toch wat training. Waar voel ik de pijn precies? Brandt het? Steekt het of is het kloppende pijn? Door deze vragen te beantwoorden, verander ik de manier waarop ik de pijn ontvang. Ik observeer wat ik voel en laat de wens dat de pijn moet verdwijnen los. Zowel de intensiteit als de duur van de pijn verandert hierdoor. Mindful mijn teen stoten geeft mij net die extra seconden waardoor ik precies op tijd met gekrulde wimpers het park in loop.

Tijdschrift Cul

9


Interview

‘Ballet is XTC op zich’ Een gesprek met danseres Floor Eimers over de (on)mogelijkheden van ballet Een balletvoorstelling is misschien wel het beste voorbeeld van het spreekwoord ‘wie mooi wil zijn, moet pijn lijden’. Het zijn de onmogelijke houdingen en ellenlange pirouettes die het publiek achterlaten met een gevoel van verwondering. Ballet laat zien waar het menselijk lichaam toe in staat is, maar legt tegelijkertijd ook de limieten ervan bloot. Ik spreek met Floor Eimers (27), tweede soliste bij Het Nationale Ballet, over de mooie en zware kanten van een balletcarrière. Tekst Roos Metselaar Beeld Altin Kaftira en Jozef Varga

T

oen Floor nog maar vier jaar oud was, nam haar moeder haar mee naar Het Zwanenmeer. Weggezakt in een zachte rode stoel dwaalden haar ogen geen moment van het podium af. In die zaal ontstond haar liefde voor ballet. Ondertussen heeft Floor op haar beurt waarschijnlijk op dezelfde manier jonge meisjes geïnspireerd; in 2019, meer dan twintig jaar na haar kennismaking met ballet, danste ze zelf de dubbelrol van de witte en de zwarte zwaan in Het Zwanenmeer. Haar liefde voor ballet is nooit verdwenen, maar het is ook duidelijk geworden dat een carrière als ballerina niet makkelijk is. Als meisje van negen zat Floor al elke dag drie uur in de trein, pendelend tussen haar ouderlijk huis en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ook de competitie begon al op die leeftijd; het volbrengen van de opleiding was een afvalrace. De overwinning heeft haar een veeleisende baan opgeleverd: werken bij Het Nationale Ballet betekent zes dagen per week acht uur per dag trainen, en op voorstellingsdagen komt daar nog een show bij. Een ‘normale’ studententijd heeft Floor dus nooit gehad en ook voor hobby’s was weinig tijd. Werken als ballerina is wat ze zelf omschrijft als ‘heel moeilijk, maar ook heel mooi’: de zenuwen, pijn en vermoeidheid zijn het allemaal waard als het doek valt en het applaus klinkt. Elegante topsport Het stereotype beeld van de balletwereld, dat vaak in boeken en films naar voren komt, is een extreem hiërarchische cultuur waarin dansers zo worden gepusht dat lichaam én geest het uiteindelijk begeven. Zoals elk stereotype is ook dit beeld enigszins overdreven en, volgens Floor, ook wat ouderwets. Dat betekent echter niet dat er geen kern van waarheid in

10

Tijdschrift Cul

‘Wij moeten de prestatie leveren én lachen en charmant zijn’ zit. In de documentaire Bloed, Zweet en Blaren uit 2014 worden verschillende dansers van Het Nationale Ballet gevolgd, waaronder toenmalig soliste Igone de Jongh. Tijdens een opvoering van The Sleeping Beauty danst Igone met een brede glimlach de sterren van de hemel, maar wanneer ze de coulissen instapt, is die uitdrukking onmiddellijk verdwenen: scheldend staat ze met haar handen op haar knieën uit te hijgen. Floor vergelijkt een balletvoorstelling met andere vormen van topsport: ‘Bij een hardloopwedstrijd mogen ze bijvoorbeeld gewoon super zenuwachtig zijn en een geconcentreerde en boze gezichtsuitdrukking hebben. Ze mogen doen wat ze willen, als ze maar die prestatie leveren. Maar wij moeten die prestatie leveren en daarbij moeten we ook lachen en mooi en charmant en elegant zijn.’ Om met die hoge verwachtingen om te gaan heeft Floor wel eens naar pijnstillers gegrepen. Toen ze 23 was, had ze een rol waarvan ze wist dat die voor haar het opstapje naar de functie van soliste kon betekenen. Zelfs ingescheurde enkelbanden konden haar niet tegenhouden. Na een periode van rust wilde ze toch de rol dansen: ‘Ik heb wel eens echt met extreem veel pijn gedanst en dan maar


Interview gewoon zes keer intapen, pillen erin en die première dansen.’ Achteraf ziet ze in dat het op het randje was, maar spijt van het dansen van de voorstelling heeft ze niet. Toch blijft dit leven op het randje niet zonder gevolgen; tijdens balletvoorstellingen lijken de mogelijkheden van het lichaam oneindig, maar ook de lichamen van dansers hebben hun limieten. Door de langdurige fysieke en mentale inspanning eindigt een danscarrière meestal rond het vijfendertigste levensjaar. Voor Floor, die zeker nog wel tien jaar door hoopt te kunnen, is dat soms een enge gedachte. Ze heeft nog geen idee wat ze na haar ‘pensioen’ wil doen. Op dit moment probeert ze zoveel mogelijk te halen uit de tijd die ze nog wel heeft. De beperkte tijd moedigt haar zelfs aan: ‘Juist als het heel zwaar wordt, ga je er toch alles uithalen wat er maar uit te halen valt, want je weet dat het ooit ophoudt. Het is gewoon niet voor altijd.’ Deze neiging om de gegeven tijd als een geluk te beschouwen en deze optimaal te benutten, is ook terug te zien in verhalen van andere balletdansers. Zo legt de Amerikaanse danser Matthew Pawlicki-Sinclair in een Brandpunt+-serie uit 2017 over ‘tijdelijke’ beroepen uit: ‘Dansen is wat ik altijd heb willen doen. Dus alleen al doordat ik het mág doen, voel ik me gezegend. Daar probeer ik mezelf aan te herinneren wanneer ik moe ben of pijn heb.’ Het lijkt wel of juist de moeilijkheid en vergankelijkheid van een balletcarrière het werk zo waardevol maken.

De pijn en vermoeidheid zijn het waard als het applaus klinkt De schoonheid van onmogelijkheid Uit elk verhaal van Floor blijkt dat balletdansers tot het uiterste worden gedreven. In een interview met de NRC in december 2020 over de invloed van de coronacrisis op haar carrière zei ze zelf: ‘Ik kan niet wáchten tot ik weer chronisch vermoeid ben.’ Die uitspraak kan heftig klinken, maar laat vooral duidelijk zien dat Floor de gevolgen van extreem hard werken niet als een last beschouwt. Sterker nog, juist de pijn en moeite zorgen voor meer voldoening bij een goed resultaat: ‘Als mijn wekker gaat, ben ik gewoon nog helemaal kapot, omdat mijn lijf zo wordt toegetakeld, acht uur per dag. Maar je haalt er zoveel voldoening uit en ik doe het al sinds mijn negende. Ik ben daar gewoon letterlijk voor gebouwd nu.’ Het behalen van een resultaat dat vooraf ‘onmogelijk’ leek, roept natuurlijk ook bij het publiek grote bewondering op. Zo is er een moment in de eerste akte van The Sleeping Beauty waarin soliste Aurora door vier verschillende prinsen in een langzaam tempo begeleid wordt in haar pirouettes. De scène staat bekend om zijn moeilijkheidsgraad

en levert juist daarom zoveel verbluffing op. Ook in andere topsport is dit terug te zien. Wie herinnert zich nu niet de Olympische Spelen van 2012 waar Epke Zonderland als eerste persoon ooit drie vluchtelementen achter elkaar liet zien aan de rekstok? En zelfs voetbal vertoont in dit geval gelijkenissen met ballet; in de documentaire Schijnbewegingen uit 1988 spreekt Johan Cruijff: ‘Als je de moeilijkheidsgraad ziet, dat je met je voeten dingen kan doen die mensen allemaal met hun handen kunnen, is het natuurlijk heel mooi.’ De makers van deze documentaire, over de overeenkomsten tussen voetbal en ballet, waren niet de eersten die de gelijkenis zagen. Het verhaal gaat dat balletchoreograaf Toer van Schayk actiefoto’s van sportpagina’s uit de krant gebruikte voor zijn choreografieën. Rudi van Dantzig, tevens ex-choreograaf bij Het Nationale Ballet, vertelt: ‘Zulke wonderlijke dingen, die je bijna niet kon bedenken, die probeerde hij met de dansers te reconstrueren.’ Juist de wonderen die je als toeschouwer en sporter lijkt te aanschouwen, mogelijk gemaakt door de enorme fysieke inspanning, maken het resultaat zó mooi dat het je soms zelfs emotioneel kan raken. Ballet heeft onmogelijke sprongen, voetbal onmogelijke passages, atletiek hoogtes en basketbal worpen. Allemaal laten ze de oneindige mogelijkheden van ons lichaam zien. Dat is topsport én kunst. Natuurlijke drugs Als je er op deze manier naar kijkt, is het helemaal niet zo gek dat dansers flinke opofferingen doen voor een relatief korte

Tijdschrift Cul

11


Interview balletcarrière. Na een lange tocht smaakt een glas water lekkerder dan ooit tevoren. Dansers ‘verdragen’ dus niet alleen de inspanning; ze gaan er ook actief naar op zoek en kiezen bewust voor de balletwereld. Floor gaat zelfs zo ver om ballet een verslaving te noemen. Bij die verslaving hoort de ‘chronische vermoeidheid’ waar ze het in het interview met de NRC over had, maar ook de beloning en erkenning. Ze legt uit: ‘Het geeft een kick na een voorstelling dat het je wel is gelukt, ondanks alle pijn en moeite en dat je dan wel gewoon de sterren van de hemel hebt gedanst en mensen een mooie avond hebt bezorgd. Ja, dat is het gewoon waard.’

Uiteindelijk zal het tijd worden om opnieuw te beginnen

Het is waar dat ze voor die beloning flink wat over moet hebben: tot op het moment dat ze tweede soliste werd, had ze nooit het gevoel dat het genoeg was. Na elke promotie nam ze maar één dag om echt te genieten. Daarna was het weer tijd om toe te werken naar de volgende promotie. Die denkwijze komt niet uit het niets; Floor geeft aan dat er bij balletdansers van jongs af aan wordt ingeprent dat er voor jou honderd anderen zijn. Je bent vervangbaar en moet daarom constant presteren. De auditieperiode omschrijft ze zelfs als een ‘vleeskeuring’. Toch is ze het niet altijd eens met de kritiek op de balletwereld. Natuurlijk is een carrière als ballerina zwaar en kan er soms letterlijk gesproken worden over ‘bloed, zweet en tranen’, maar uiteindelijk ligt de motivatie van de dansers in hun passie voor dans en hun liefde voor ballet. Zelfs via ons videogesprek kan ik het enthousiasme van Floor bijna voelen wanneer ik haar vraag waar de ‘kick’ van ballet precies uit bestaat: ‘Ik hou van op het toneel staan. Ik hou van het live orkest en make-up en de kostuums en alles erop en eraan en het hele publiek. Ik vind dat gewoon zo gaaf en zo waanzinnig. Je maakt echt kunst met elkaar. Ik heb geen drugs nodig. Door die voorstellingen krijg ik zo’n boost endorfine. Dat is XTC op zich. Ik vind het geweldig.’ Denkend aan het gedwongen einde van haar carrière in de nabije toekomst, zit er een tragische nasmaak aan Floors overduidelijke passie. Het einde van haar werk in dit vakgebied zal ook het einde van een manier van leven en van een sociale wereld betekenen. Toch zal ze, volgens theaterwetenschapper Anita Soer, nooit een ‘ex-danser’ zijn. Voor het boek Ex-Dansers Bestaan Niet, dat in 2006 door het Theater Instituut Nederland en de Stichting Omscholingsregeling Dansers gemaakt werd, interviewde Soer twintig dansers van

12

Tijdschrift Cul

Topsport laat de oneindige mogelijkheden van ons lichaam zien

wie de danscarrière inmiddels is afgelopen. Een aantal van hen werkt nog in de danswereld, maar de meeste zijn een ander vakgebied ingeslagen, bijvoorbeeld als dolfijnentrainer, makelaar, vertaler of advocaat. Allemaal zijn ze nog steeds onmiddellijk herkenbaar als dansers; door hun ‘fiere houding, zwierige loop, onafhankelijke blik’, maar ook door ‘elegantie’ en een ‘kaarsrechte rug’. De danser, en de passie, zit nog in hen allemaal, maar het leven dat daarbij hoort zal moeten worden losgelaten. Ook voor Floor, nu nog op de top van haar carrière, zal het uiteindelijk tijd worden om opnieuw te beginnen. Ze hoopt dat moment zo lang mogelijk te kunnen uitstellen, maar wil uiteindelijk wel nog de kans hebben om zelf een punt achter haar carrière te zetten. Ballet is een verslaving, iets waar ze zo lang mogelijk het maximale uit wil blijven halen en waar ze met volle teugen van blijft genieten.


Column

Wie iets bewaart die heeft wat

Tekst Tess Zondervan Beeld Eva van Gelder

J

arenlang lachten mijn zussen en ik mijn vader uit om zijn belachelijke zonnebril met grote rechthoekige glazen en dunne pootjes. Na 26 jaar de plank misgeslagen te hebben, verscheen zijn gekke zonnebril twee jaar geleden plots weer op de neuzen van Ray-Ban modellen op reclameposters. En toen mijn oma mij voor het eerst kwam bezoeken in mijn studentenkamer en haar blik op mijn nieuwe oude kastje liet vallen, die ik net uit de kringloopwinkel had geplukt, zei ze: ‘Kind, wat heb je nou een oudbakken kastje staan, zoiets had mijn moeder ook.’ De kledingindustrie wordt vandaag de dag gekenmerkt door massaproductie, hoge arbeidsproductiviteit tegen lage lonen, overconsumptie en een weggooicultuur. Kwaliteit verslechtert en kledingstukken worden vaak al afgedankt lang voordat ze versleten zijn. Als iets uit het modebeeld verdwijnt, moet het ook zo snel mogelijk uit de kledingkast verdwijnen. De mode-industrie creëert grote zorgen over grootschalige vervuiling en een gebrek aan duurzaamheid. Toch kunnen mode en trends ook een duurzame kant hebben. Trends keren namelijk terug. Begrippen als old school, vintage en retro zijn tegenwoordig populaire termen binnen de moderne kledingindustrie. Het loopt storm in kringloopwinkels. Wat de één afdankt als ouderwets, schaft de ander aan als modieus item. In tegenstelling tot de uitgesproken kledingtrends van de twintigste eeuw, worden de verschillende modetrends van de eenentwintigste eeuw tot nu toe vooral gekenmerkt door mengelmoesjes en de terugkeer van eerdere trends. Zo wordt het straatbeeld momenteel bepaald door de flared broekspijpen uit de Jaren 70 en kun je de show stelen met de

plissérok, die ook in de Jaren 50 en 80 zeer geliefd was. Niet alleen kleding-, maar ook interieurtrends zorgen voor een herintrede van eerder uit de mode geraakte artikelen, zoals oubollige stoeltjes, kastjes en gordijntjes. Teakhouten meubelen zijn niet aan te slepen en tachtigers vallen zowat van hun rotan stoel wanneer ze deze als musthave item in woonmagazines zien staan: ‘Wie had ooit gedacht dat dat nog eens in de mode zou komen?’ Wat dacht je van velvet banken en stoelen? Waar veel mensen ze enkel kennen uit de smaakloze, stoffige zitkamers van vijftiende eeuwse hoge piefen, kun je jezelf er in 2021 prima mee promoveren tot hertog van de woonkamer. Juist deze herintrede van trends zorgt ervoor dat kleding- en interieurstijlen eigenlijk best lang houdbaar zijn. We zouden onze kleding dus niet zo snel weg moeten gooien. De geschiedenis heeft laten zien dat trends zich ontwikkelen, elkaar beïnvloeden en zich uiteindelijk herhalen, vaak op een ietwat aangepaste manier. Het ene moment kan iets uit den boze zijn, en het andere moment kun je er volledig de show mee stelen.Trends vormen een cyclus van modieuze acceptatie. Een reuzenrad van stijl waarbij je veel verschillende modieuze standpunten aanneemt, en je voor je het weet het cirkeltje weer rond bent. Wie wat bewaart die heeft wat. Veel kledingstukken zullen echter wel een aantal jaartjes in de kast moeten vertoeven voordat je er opnieuw de straat mee op kunt gaan zonder volledig de plank mis te slaan.

Tijdschrift Cul

13


Essay

Wie niet weg is is gezien China: een ‘digitale dictatuur’ met een overvloed aan ogen Meer dan 2,5 miljoen camera’s in één stad. Alsof er een leger miniatuurmannetjes door de stad is verspreid dat continu meekijkt met elke beweging die je maakt. In de stad Chongqing in het zuidwesten van China, is het geen angstaanjagende sciencefiction, maar werkelijkheid. Alleen zijn het geen miniatuurmannetjes die je in de gaten houden, maar de ogen van de overheid. Toch spreken veel Chinezen lovend over wat een Westerse nachtmerrie lijkt.

W

ie in China aan de verkeerde kant van de stoep loopt, wordt vastgelegd door beveiligingscamera’s met gezichtsherkenning en vervolgens afgebeeld op een groot billboard met naam en identificatienummer. ‘你違反了!’ (U bent in overtreding!), staat er in rode letters bij. Het publiekelijk te schande worden gemaakt is niet de enige consequentie als de overheid er lucht van krijgt dat je je niet aan de regels houdt. Sinds 2014 is China bezig met het ontwikkelen van een digitaal sociaal kredietsysteem. Bij dit systeem wordt er aan de hand van informatie die de overheid verzamelt bepaald of er punten van je huidige score worden afgetrokken of er bij worden opgeteld. Je krijgt dus letterlijk een stickertje met een waardeoordeel opgeplakt die vertelt of je een goede burger bent of niet. Als de digitale bespieders vastleggen dat je meerdere keren in overtreding bent geweest, dan kan je op een zwarte lijst terecht komen. Zo’n zwarte lijst brengt niet alleen directe restricties met zich mee, zoals een beperking in vlieg- of treinreizen, maar een aantal van de zwarte lijsten wordt ook openbaar gemaakt. Zo kan iedereen toegang krijgen tot de informatie op de lijst en kunnen potentiële werkgevers je een baan weigeren als je op de lijst staat. Van privacy is geen spra-

14

Tijdschrift Cul

Tekst Wineke Brans Beeld Oscar Slagveer

ke; de overheid weet vrijwel altijd waar je bent, met wie je bent en wat je doet. Een ijzeren hand en duizend ogen? Er klinkt vanuit verschillende hoeken kritiek op het Chinese beleid. Wetenschapper en activist Lokman Tsui vergelijkt het Chinese systeem met het panopticon. Dit is een hypothetisch experiment van filosoof Jeremy Bentham, vernoemd naar het Griekse mythische figuur met duizend ogen, waarbij gevangenen in een gevangenis zitten opgesloten die zo geconstrueerd is dat alle gevangenen gezien kunnen worden door de bewakers. Het idee dat er een kans is dat je bekeken wordt, was volgens Bentham genoeg om de gevangenen zich te laten gedragen, óók als de gevangenen daarna weer op vrije voeten waren. De Chinese overheid gebruikt volgens Tsui een zelfde soort dystopische methode om haar burgers te disciplineren en in het gareel te houden. Een gelijksoortig argument lijkt logisch om te maken. Een wereld waarin je continu in de gaten wordt gehouden en waarin je op een harde, vaak beschamende manier wordt gestraft voor elke misstap die je begaat, is niet men-


Essay selijk. Door het sociaal kredietsysteem in China te googelen lijkt die mening al snel bevestigd. Er verschijnen koppen als ‘China’s new “social credit system” is a complete dystopian nightmare’ van de New York Post en ‘Big Brother 2.0: in China bepaalt je “sociale score” je leven’ van de NOS. Dat het systeem je hele leven bepaalt en dat alle Chinezen in een soort gruwelijke simulatie van het panopticon leven, is echter niet helemaal waar. Wie het systeem wat verder uitpluist, komt erachter dat het systeem minder zware gevolgen heeft dan op het eerste gezicht lijkt. China-deskundige Rogier Creemers, die zich specialiseert in het Chinese beleid op het gebied van technologie, legt uit dat de restricties die je opgelegd kunnen worden altijd in lijn staan met de overtreding die je hebt begaan. Heb je een openstaande boete niet betaald dan is het dus niet zo dat je kinderen geen toegang meer hebben tot de beste scholen, maar kan je minder makkelijk een lening afsluiten. Ook is het niet zo dat je de rest van je leven verantwoordelijk wordt gehouden als je een keer een misstap begaat: zodra je de boete betaalt, word je van de zwarte lijst afgehaald. Daarnaast gaat het volgens Creemers ook niet om het exact naleven van de idealen van de overheid maar is het sociaal kredietsysteem een manier om bestaande wetten beter te kunnen handhaven. ‘Als je je gewoon aan de wet houdt, is er niet zoveel aan de hand’, aldus Creemers.

Chinezen leven niet in een soort gruwelijke simulatie van het panopticon Verlangen naar veiligheid Desondanks kun je er niet omheen dat de Chinezen veel privacy inleveren, maar uit een onderzoek van sinoloog Genia Kostka blijkt dat veel Chinezen de Chinese manier van besturen niet als buitenmaats of extreem ervaren. Sterker nog, 64,1% geeft aan zeer tevreden te zijn over het systeem. Een van de geïnterviewden geeft aan dat het systeem mensen van slecht gedrag weerhoudt en vertrouwen genereert. Dit weegt voor meer mensen mee: maar liefst 76% van de ondervraagden gaf aan dat er een probleem is van gebrek aan vertrouwen. Volgens Garrie van Pinxteren, China correspondent van de NRC, ligt dat aan de geschiedenis van schandalen en oplich-

ting die China kent. Denk bijvoorbeeld aan het melkpoederschandaal waarbij honderdduizenden baby’s last kregen van hun nieren. De Chinezen willen af van dit gebrek aan vertrouwen en zien het sociaal kredietsysteem als geschikte methode om te kunnen filteren welke individuen er betrokken zijn geweest bij wanpraktijken en dus niet te vertrouwen zijn.

China kent een geschiedenis van schandalen en oplichting Het beeld dat er in het Westen heerst over China is vaak extreem, onderdrukkend en in sommige gevallen zelfs niet menselijk. Als er verder gekeken wordt en rekening gehouden wordt met de culturele en historische context komt er echter een genuanceerdere slotsom uit. Op veel plekken in China worden mensenrechten geschonden, lokale autoriteiten maken soms misbruik van het systeem en mensen die zich niet kunnen vinden in het surveillance systeem worden geen keus gelaten. Maar het systeem is niet voor iedereen onderdrukkend. Door krantenkoppen als ‘China’s surveillance state should scare everyone’ van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic wordt de focus gelegd op het extreme en wordt China uitsluitend benaderd als ‘de ander’. China kent een waslijst aan wanpraktijken waar lokale autoriteiten en de staat verantwoordelijk voor zijn. Het huidige systeem is gevoelig voor misbruik en dit gebeurt dan ook. Het is extreem belangrijk dat dit aan het licht komt en noodzakelijk dat China hierop wordt bekritiseerd, maar er schuilt ook een gevaar in harde uitspraken over brede en complexe onderwerpen als digitale surveillance. Nuance en overeenkomsten worden vaak vergeten: ten slotte staat Londen op nummer drie in het rijtje van steden met de meeste beveiligingscamera’s, geven we onze Uber-chauffeur één tot vijf sterren en hanteert Nederland ook een financieel kredietsysteem waarbij negatief financieel gedrag lenen in de toekomst kan bemoeilijken. China en het Westen verschillen van elkaar. Maar door enkel te focussen op verschillen en China weg te zetten als ‘de extreme ander’, worden beide partijen tegenover elkaar gezet en dit leidt tot nog grotere verdeeldheid. We zouden er daarom goed aan doen om af en toe ook eens het ‘gewone’ te benadrukken.

Tijdschrift Cul

15


Beeldreportage

Conserveren, moet je leren Tekst & Beeld Levien Wierenga

Bijna elk ontbijt was het een onderwerp van discussie: de melk. Mijn moeder was er heilig van overtuigd dat het een soort groei-elixer was, maar zelf keek ik altijd met een schuin oog naar de houdbaarheidsdatum om te zien of de melk nog wel goed was. De houdbaarheidsdatum was voor mij een deadline. Werd deze datum ook maar met een dag overschreden, dan was dit product in mijn ogen niet meer te gebruiken. In werkelijkheid ligt de houdbaarheid van producten in onze eigen handen.

D

e kleine zwarte lettertjes op producten in de voorraadkast lijken wel tikkende tijdbommen. Wel wordt er tegenwoordig verschil gemaakt tussen producten met een ‘Tenminste Houdbaar Tot’-datum (THT) en een ‘Tenminste Goed Tot’-datum (TGT). Deze tweedeling maakt een onderscheid tussen producten die onveilig worden na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum en producten die slechts in kwaliteit verminderen na deze ‘deadline’.

De kleine zwarte lettertjes op producten in de voorraadkast lijken wel tikkende tijdbommen

16

Tijdschrift Cul


Beeldreportage

Ondanks de poging om deze zwarte lettertjes minder zwart op wit te maken, gooien we in Nederland nog steeds overdadig veel houdbaar voedsel weg. Doordat ik naast mijn studie in een professionele keuken werk, weet ik dat het een kwestie van wikken en wegen is om te bepalen of een product nog houdbaar is. Kleine trucjes zoals eieren in water leggen of domweg je neus in het pak steken zijn betrouwbare methoden, de zwarte lettertjes slechts een schatting. Producten kunnen direct verwerkt worden zodat deze houdbaarheid zo dicht mogelijk bij het oneindige komt. Het zijn dus niet de zwarte lettertjes die bepalen wat de houdbaarheidsdatum is, maar onze set aan skills. In een wereld waar consumenten gewend zijn aan de beschikbaarheid van producten uit elke hoek van de planeet, zijn de bijkomende vaardigheden om deze producten op een goede manier te conserveren geërodeerd. Er is geen langetermijnplan aanwezig voor het voedsel dat gekocht wordt, en de skills van conserveren staan niet in een Ottolenghi kookboek.

De houdbaarheid van producten ligt in onze eigen handen

De skills van conserveren staan niet in een Ottolenghi kookboek

Koelen, vriezen, verhitten, zouten, zuren, roken, wecken, fermenteren, drogen. Wellicht pas je al enkele van deze technieken toe om je eten te bewerken. Voeg een paar technieken toe en je zult zien dat je meer uit je producten kan halen dan je dacht. Is je kaas oud? Laat hem in de oven drogen tot een harde cracker en je hebt er nog een week plezier van. Boerenkool over? Maak er chips van! Weet je niet wat je met twee kilo uien aan moet? Leg de helft ervan in. Wil je echt een uitdaging, zoek dan eens op hoe je de groenten die anders zouden vergaan, kan fermenteren, of maak sambal van je pepers! Voeg een paar technieken toe aan je basiskennis en je houdt meer geld in je zak, en ontwikkelt een minder volle afvalzak en een breder palet.

Tijdschrift Cul

17


Essay

Een bekroonde democratie Hoe democratisch is het sprookje van de constitutionele monarchie? Al ruim twee eeuwen heerst de koninklijke familie Van Oranje over het land van rood-wit-blauw. De Oranje-dynastie heeft in die tijd niet stilgestaan. Het Nederlandse staatshoofd draagt nog altijd een kroon, maar heeft niet meer de absolute macht over het land. In 2021 is het volk niet langer van de koning. Nee, de koning is van het volk. En het volk kan de koning het hemd van het lijf vragen.

I

n menig kinderboekenkast is het klassieke sprookje De nieuwe kleren van de keizer te vinden. Al decennialang wordt aan kinderen voorgelezen hoe een ijdele keizer op zoek gaat naar het meest bijzondere kostuum van het land. Twee ingenieuze kleermakers brengen hem een gewaad dat zó exclusief is, dat het enkel zichtbaar is voor de slimste mensen. De keizer durft niet te zeggen dat hij enkel een kledinghanger ziet en betaalt de kleermakers een grote zak goud voor het ‘kostuum’. Wanneer hij de volgende dag naar buiten treedt in zijn blootje, blijft het volk stil. Dagenlang paradeert de keizer spiernaakt, vol trots door zijn keizerrijk. Er wordt geen kik gegeven. Totdat een kind roept dat de keizer in zijn nakie staat; dan barst iedereen in lachen uit en verdwijnt de keizer beduusd in zijn kasteel. Met een soortgelijke beschaamde houding was de Nederlandse koning Willem-Alexander van Oranje woensdag 21 oktober 2020 op nationale televisie te zien, vanuit Paleis Huis ten Bosch. Naakt was hij niet, al moest hij zich wel blootgeven. Nerveus, zittend op een rode, fluwelen fauteuil legde hij een verklaring af over een gezinsvakantie naar Griekenland die niet strookte met de coronamaatregelen. De media-ophef had de koning doen besluiten om na twee dagen Griekse zon weer huiswaarts te keren. Vooral op sociale media was hij niet gespaard gebleven. De ene na de andere verontwaardigde tweet verscheen over het feit dat het staatshoofd een zwembroek in zijn koffer stopte terwijl ministerpresident Mark Rutte de bevolking dringend adviseerde niet op vakantie te gaan. Met de handen ineengevouwen sprak Willem-Alexander de bevolking toe: ‘Onze reis naar Griekenland heeft bij veel Nederlanders negatieve reacties opgeroepen. Het doet pijn uw vertrouwen beschaamd te hebben.’ Gekleed in een donkerblauw pak, was de Nederlandse koning even naakt als de keizer uit het bekende sprookje. De kwetsbare aanblik van de koning maakte voor een moment de kwetsbaarheid van de constitutionele monarchie in haar geheel zichtbaar.

18

Tijdschrift Cul

Tekst Marije Nieuwland Beeld Eva van Gelder


Essay De monarchie aan banden gelegd Geen schoolboek over Nederlandse geschiedenis wordt gedrukt zonder het jaartal ‘1848’. In dit jaar werd de absolute monarchie beteugeld, opvallend genoeg door de koning zelf. Naar eigen zeggen ontpopte koning Willem II zich in één nacht van conservatief tot liberaal. Wat hij er niet bij vertelde, was dat hier vele slapeloze nachten aan vooraf gingen. Willem II stond namelijk onder grote druk. In Europese staten die hem omringden, vonden revoluties plaats. Hij zag hoe monarchen werden afgezet en hoe het volk de democratie vierde. Ook de Nederlandse liberalen streefden naar een democratischer stelsel. Om dit te bewerkstelligen, werd een slim politiek spel gespeeld. Liberale politici en journalisten chanteerden Willem II met het uitlekken van het grootste geheim van ‘Zijne Majesteit’: de homoseksuele relaties die hij naast zijn huwelijk had. De angst voor de schade die zo’n gerucht in die tijd kon aanrichten, maakte een democratische revolutie overbodig. Met lood in de schoenen gaf de koning de liberalen toestemming om de grondwet te herzien. Zo werd 1848 het jaar waarin politicus Johan Rudolph Thorbecke de grondwet hervormde. Waar het parlement meer wetgevende en controlerende bevoegdheden kreeg, zag de koning zijn macht ingeperkt worden. De herziene grondwet maakte van de Nederlandse staat een ‘constitutionele monarchie’: een vorm van monarchie waarbij de positie van de koning nauwkeurig is vastgelegd en begrensd in de grondwet. Steeds meer begon de Nederlandse staat de vorm aan te nemen van een parlementair democratisch stelsel. Het algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 en voor vrouwen in 1919 voltooide deze democratisering. De macht van de koning was voornamelijk symbolisch geworden, maar toch bleef hij zitten op zijn troon. Het spanningsveld van de constitutionele monarchie In de huidige staatsvorm van Nederland komen twee, in veel opzichten tegenstrijdige, politieke systemen samen. Democratie en monarchie creëren een spanningsveld; een spanningsveld waarin het principe

van gelijke rechten tegenover het geboorterecht van de koning staat. De Nederlandse grondwet vertelt haar burgers in Artikel 1 dat ‘iedereen gelijk is’ terwijl, na even doorbladeren, in Artikel 40 de koning wordt vrijgesteld van inkomsten-, schenk- en erfbelasting omdat hij de koning is. De vraag rijst hoe deze twee artikelen, die met elkaar op gespannen voet staan, deel uit kunnen maken van een en dezelfde grondwet. De bevoorrechte positie van de koninklijke familie wordt bij tijd en wijle bevraagd binnen en buiten de Tweede Kamer. Journalisten van het NRC Handelsblad toonden in september 2019 aan dat de Nederlandse staat ‘dubbel’ betaalt voor het onderhoud van het interieur van de paleizen. Het NRC-onderzoek leidde tot kamervragen. Politici spraken met verontwaardiging over de forse onkostenvergoeding die Willem-Alexander ontvangt om zijn kroonluchters te laten glinsteren, terwijl hij in praktijk vrijwel nooit hoeft te betalen voor een reparatie of restauratie. De paleizen zijn namelijk bezit van de staat, waardoor de koning er in de meeste gevallen geen financiële verantwoordelijkheid voor draagt. De jaarlijkse onkostenvergoeding van 4.937.000 euro wordt evenmin gebruikt voor de financiering van beveiliging, staatsbezoeken en het onderhoud van de gouden koets en het jacht ‘de Groene Draeck’. Ook daar mag de staat haar portemonnee voor opentrekken. Bovendien ontvangt de koning nog een ‘uitkering’ van 949.000 euro die in 2021 met 5% wordt verhoogd. In tijden van een pandemie hoeft Willem-Alexander, in tegenstelling tot veel andere Nederlanders, de broekriem niet aan te halen.

Naakt was Willem-Alexander niet, al moest hij zich wel blootgeven Van spanningsveld naar sprookjes Artikel 40 en een veelvoud aan ingewikkelde belastingconstructies demonstreren hoe de monarch financieel verheven wordt boven ‘de gewone mens’. De speciale behandeling reikt soms zelfs verder. In 1976 stond de monarchie op wankelen door de Lockheed-affaire. Op aanraden van prins Bernhard, de echtgenoot van koningin Juliana, was de Nederlandse luchtmacht overgegaan op een nieuw type straaljager. Niet veel later bleek dat Bernhard tot tweemaal toe een grote som geld had ontvangen van de desbetreffende vliegtuigbouwer Lockheed. Alhoewel het omkoopschandaal overduidelijk was, besloot het kabinet prins Bernhard niet te vervolgen. ‘Een zweem van klassenjustitie’ sprak minister Tjerk Westerterp (Katholieke Volkspartij): ‘Maar de publicatie van het rapport zal voor Bernhard zwaarder zijn dan een strafprocedure’. Een fraudezaak waarvoor een ieder ander strafrechtelijk vervolgd zou zijn, liep voor het koningshuis met een sisser af. De woorden van minister Westerterp werken niet enkel als rechtvaardiging van ongelijke behandeling in de rechtbank. Zijn uitspraak dat de publicatie van het Lockheed-rapport Bernhard al genoeg schade zou toebrengen, presenteert een aanvullend dilemma dat relevant is voor het spanningsveld van de constitutionele monarchie. De transparantie die ten grondslag ligt aan democratie kan een serieuze bedreiging vormen voor het mysterie van de monarchie. Het koninkrijk berust namelijk op mysterie, een waar sprookje: een uitverkoren familie levert al honderden jaren koningen

Tijdschrift Cul

19


Essay en koninginnen die in pracht en praal leven met een zekere afstand tot het ‘gewone volk’. Wellicht ligt het aanhoudende succes van het koningshuis juist in het gegeven dat de monarchie buiten de democratische principes, buiten ‘de realiteit’ staat. Betoverend als een sprookje nodigt de vertelling van de Oranje-dynastie uit om even buiten het alledaagse te treden. De koning met een cocktail op zijn peperdure jacht, de designer-jurken van Máxima, het exclusieve fotomoment tijdens de wintersportvakanties; iedereen geniet ervan mee. En wanneer de koning op zijn verjaardag in driedelig pak deelneemt aan een wedstrijdje ‘wc-pot gooien’, is het het gesprek van de dag. De sprookjesachtige vertelling en rituelen van de Oranjes binden het volk dat samen de democratie vormgeeft. Monarchie reikt gemeenschappelijke verhalen en rituelen aan die continuïteit verschaffen in een staat met steeds wisselende regeringen. Zodoende, maakt het adellijke en mysterieuze leven dat de Oranjes genieten de monarchie zowel verwerpelijk als aantrekkelijk.

Het koninkrijk berust op mysterie, een waar sprookje Nieuw uitdagingen voor de koning In theorie rijmt de monarchie simpelweg niet met de principiële uitgangspunten van een democratie. Toch lijken de tegenstrijdige politieke systemen in praktijk niet te botsen, maar eerder in wisselwerking te zijn met elkaar. In deze wisselwerking schept het spanningsveld van de constitutionele monarchie ruimte om de vertelling van het sprookje te onderbreken en kritische vragen te stellen. De debatten die in de eenentwintigste eeuw gevoerd worden over de constitutionele monarchie hebben een iets andere toon dan in de Jaren 70. Politici spreken met een neoliberaal accent en sociale media creëren een groter platform voor discussie. Sociale media maken het mogelijk om op elke beweging en opmerking van de koning te reageren. Iedere Nederlander is maar een tweet verwijderd van het publieke debat over de constitutionele monarchie. Een vliegtuigspotter deelde via een tweet dat hij het regeringsvliegtuig naar Griekenland had zien vertrekken, en de bom ontplofte. De koning was nog maar net geland en werd al op het matje geroepen. Sociale media hebben op deze wijze een bepaalde democratiserende werking, waardoor het sprookje van de monarchie zich in toenemende mate moet verhouden tot de realiteit. En die realiteit is hard. Met Rutte aan het roer, hebben neoliberale politici de verzorgingsstaat uitgekleed. Het democratische principe van ‘vrijheid’ is min of meer gelijkgesteld aan ‘eigen verantwoordelijkheid’. Burgers zijn vrij om hun eigen leven vorm te geven, maar zijn vervolgens zelf verantwoordelijk voor zowel voorspoed als tegenspoed. Koning Willem-Alexander legde deze ontwikkeling helder uit tijdens de troonrede in 2013: ‘De klassieke verzorgingsstaat verandert langzaam maar zeker in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’ Als gevolg van de neoliberale politiek wordt elke cent die de overheid uitgeeft aan sociale zekerheid een tweede keer omgedraaid. De toeslagenaffaire, waardoor kabinet Rut-

20

Tijdschrift Cul

te III begin 2021 ten val kwam, is hier een een goed voorbeeld van. Onschuldige burgers werden jarenlang op de vingers getikt en beboet voor zogenaamde fraude bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag. De getroffen ouders werden op deze wijze onterecht gecriminaliseerd en vele gezinnen raakten in de schulden. In dezelfde periode kwam het NRC-onderzoek naar buiten waaruit bleek dat de koning, dubbele ‘toeslagen’ ontving voor zijn meubilair. ‘Snapt u er wat van? Nee ik ook niet, maar het lijkt allemaal te kloppen’, reageerde de minister-president op de kritische journalisten. Het contrast tussen de manier waarop de overheid omgaat met de koning en burgers is schrijnend. Hoe lang accepteren we nog dat Zijne Majesteit de koningsmantel wordt aangedaan, terwijl het volk in de kou staat? Of we nou geloven in het sprookje van de constitutionele monarchie of niet, laten we er niet in blijven hangen. Symbolische macht is ook macht. En symbolische rituelen hebben reële effecten. Het is van cruciaal belang om zo nu en dan een sprookje naast de werkelijkheid te leggen.


Column

‘Cancel Culture’: Een moderne mythe Tekst & Beeld Oscar Slagveer

H

et is het jaar 2035. Het recht op vrijheid van meningsuiting is opgeheven. Eén verkeerde uitspraak kan het eind van een sociaal leven betekenen. Kritiek is een vergeten woord en de geheime dienst bestaat nu enkel uit tieners en jongvolwassenen, die elk woord dat er op internet wordt geopperd in de gaten houden. Het regime is aan de macht en de wereld zoals wij die ooit hebben gekend is tot zijn einde gekomen. Nadat voormalig president van de Verenigde Staten, Donald Trump, in januari 2021 zijn Twitter-account verloor, ontstond er grote ophef over de hele wereld. Vele Amerikaanse democraten noemden het een over winning, maar voor veel anderen, aan beide kanten van het politieke spectrum, leek het eerder een aanval op de democratie. ‘Dit is een zwarte dag voor de democratie’, aldus één Twitter-gebruiker. Cancel culture had weer toegeslagen en dit keer een voormalig president van de Verenigde Staten van zijn stem beroofd. Met cancel culture wordt verwezen naar een beweging die mensen censureert als zij zich niet houden aan de politieke normen op het gebied van taalgebruik. Wat in dit geval wordt weggelaten, is hoe deze voormalige president van de Verenigde Staten meerdere malen, na waarschuwingen, de regels van Twitter heeft overtreden. Het is dan niet zo raar dat Twitter, als commercieel bedrijf, op een gegeven moment de stopknop indrukt. Daarbij is de beroemde sociale media app ook helemaal niet bedoeld om te fungeren als publieke spreekbuis van de president. De president heeft hier zijn eigen middelen voor in het Witte

Huis. Het gaat hier dus niet per se om een inperking van de vrijheid van meningsuiting, maar om een inperking van een privilege. Dat is vaak het probleem met de kritiek die geuit wordt over ‘cancel culture’. Men houdt er gewoon van om te overdrijven. Daarbij is een andere grote angst van de cancel culture critici dat cancel culture zou leiden tot beperkingen in de diversiteit in opinies en vormen van meningsuiting. ‘We mogen tegenwoordig ook niks meer zeggen’, is een van de kreten die je steeds meer hoort als je de televisie aanzet. Dit is echter het tegenovergestelde van wat tegenwoordig gebeurt. Gemargin a l i s e e rd e groepen, die eerst weinig in het maatschappelijk debat gehoord werden, laten zich nu steeds meer zien en horen. Mensen die eerst niet durfden om voor zichzelf op te komen, durven dat nu juist wel. Het is daarom niet zo dat je tegenwoordig niks meer kan zeggen, maar meer dat er nu consequenties gebonden zijn aan wat je zegt. Dat ene grapje dat vroeger nog wel kon, was altijd al fout. Nu durven de mensen die dat treft er gewoon eindelijk ook iets van te zeggen. In dit opzicht is de diversiteit in opinies en vormen van meningsuiting juist vergroot. Het is aan de mensen met de privileges, die zich nooit druk hebben hoeven maken over het maken van dit soort opmerkingen, om dat te accepteren. De hele angst rondom cancel culture is dus overdreven. Houd gewoon rekening met anderen en dan heb je niks om bang voor te zijn.

Tijdschrift Cul

21


Achtergrond

Gevaarlijke vrouwen

Over huiselijk geweld in al haar vermommingen

‘Soms worden verhalen vernietigd en soms worden ze gewoon nooit uitgesproken.’ Zo stelt de Amerikaanse schrijfster Carmen Maria Machado in haar memoir In the Dreamhouse, waarin ze haar eigen ervaringen met lesbisch partnergeweld bundelde. Met dit verhaal is ze een van de eersten die de stilte rond homoseksueel partnergeweld doorbreekt. Na haar zullen hopelijk nog velen volgen, want het probleem is groot en de eerste scheuren die de waarheid zullen onthullen, zijn gemaakt. Tekst Cosima Bas Beeld Levien Wierenga

D

e waarheid doet dikwijls pijn. Ook in dit geval. Bijna de helft van alle vrouwen in Europa is minstens één keer in haar leven het slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Niet alleen vrouwen, ook mannen, kinderen en ouderen zijn er slachtoffer van. Huiselijk geweld is geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer en gebeurt achter gesloten deuren en dichte gordijnen. Het gaat hier om meer dan enkel fysiek geweld; ook seksuele intimidatie en psychologische of emotionele mishandeling zijn veelvoorkomende vormen van misbruik. Een aantal maanden geleden verscheen er op vraag van ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid een rapport waarin onderzocht werd hoe vaak huiselijk- en seksueel geweld binnen Nederland in 2020 was voorgekomen, alsook in welke vormen en bij wie. Uit het onderzoek, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, bleek onder andere dat mannen het voorbije jaar even vaak slachtoffer zijn geweest van fysiek geweld en verbale agressie binnen een relatie als vrouwen. Daarnaast toonde het onderzoek aan dat heteroseksuelen minder vaak slachtoffer zijn van huiselijk- en seksueel geweld dan mensen met een andere seksuele oriëntatie. Dit opvallende gegeven is ook al uit eerdere Europese rapporten over het onderwerp gebleken, en toch blijft het probleem zo goed als onbesproken.

22

Tijdschrift Cul

Mensen met een niet-heteroseksuele geaardheid betrekken in een onderzoek naar huiselijk geweld is een stap in de goede richting, maar het probleem ook echt erkennen, gebeurt nog niet. Huiselijk geweld kan in elke hechte relatie voorkomen en daarbinnen iedereen treffen, ongeacht seksuele voorkeur of geslacht. Toch zijn er nog heel wat rigide stereotypen in omloop wanneer het om huiselijk geweld gaat. Die stereotypen vloeien voort uit wat ‘heteronormatief ’ denken wordt genoemd: het idee dat heteroseksualiteit de norm is en dat er twee tegenover elkaar staande geslachten (man en vrouw) met eigen sociale rollen en kenmerkende eigenschappen zijn. Binnen ons denken over huiselijk geweld hebben we de neiging om vanuit die heteronormatieve gedachtegang te vertrekken. Zo geloven velen nog steeds dat voornamelijk vrouwen slachtoffer zijn van geweld en misbruik binnen de huiselijke kring, en dat vooral mannen daders zijn. Een deel van de reden hiervoor is dat in vergelijking met de vele andere vormen die misbruik kan aannemen, fysiek geweld vaak wordt voorgetrokken, en dan is de connotatie met ‘mannelijke kracht’ niet ver te zoeken. Menig mens beschouwt de kans op potentieel gevaar daarom groter wanneer de dader een man is en het slachtoffer een vrouw. Mannen zijn sterk. Mannen huilen niet. Maar wat als blijkt dat vrouwen even gevaarlijk kunnen zijn? Het is ondoordacht om fysiek geweld voorop


Achtergrond te stellen aangezien andere vormen van huiselijk geweld net zoveel pijn kunnen doen. Cirkel van controle Dwingende controle is een veelvoorkomende, maar moeilijk te herkennen vorm van huiselijk geweld. Hierbij tracht de misbruiker het slachtoffer sociaal te isoleren, financieel afhankelijk te maken of obsessief te controleren, bijvoorbeeld door middel van stalken of het lezen van privéberichten. Deze vorm van misbruik laat geen zichtbare sporen na, maar kan diepe emotionele wonden veroorzaken. Volgens psychotherapeute Arianna Petilli zijn partners met een obsessief karakter goed in het vermommen en ontkennen van hun daden. ‘Hun drang naar controle komt in vlagen. Huiselijk geweld is als een vicieuze cirkel’, aldus Petilli. Er zit een duidelijk patroon in: na een uitbarsting komt ontkenning en na ontkenning komt liefkozing. En dan weer opnieuw. Slachtoffers blijven hierdoor achter met een gevoel van twijfel en een verlies aan eigenwaarde. Onderhevig aan de manipulatie van hun partner leggen zij de schuld bij zichzelf of gaan zij erin geloven dat relaties nu eenmaal soms pijnlijk moeten zijn. Het misbruik blijft dan voortgaan onder het mom van liefde en buitenstaanders blijven in het ongewisse.

Wat als blijkt dat vrouwen even gevaarlijk kunnen zijn? Jaloezie en extreme hunkering naar controle komen veel voor bij biseksuele en lesbische vrouwen. Dit kan volgens sociologe Constance Ohms verschillende oorzaken hebben. Zo kan het bijvoorbeeld voortvloeien uit jeugdtrauma’s van seksueel misbruik of emotionele verwaarlozing, maar ook uit een hechtings- of psychische stoornis en geïnternaliseerde homofobie. Er is één ding waar vrijwel alle sociale wetenschappers die over huiselijk geweld schrijven het over eens

zijn. Partnergeweld draait om controle en macht, veel meer dan om wie de fysieke overhand heeft. Dit is zowel het geval binnen heteroseksuele als homoseksuele relaties.

‘Huiselijk geweld is als een vicieuze cirkel’ Het is belangrijk dat we gaan inzien dat partnergeweld in vele soorten en maten voorkomt. Ons starre heteronormatieve begrip van wat huiselijk geweld is, zorgt ervoor dat er voor realiteiten die daarvan afdwalen geen plaats is. En toch bestaan deze wel degelijk, want in werkelijkheid is geen enkele relatie er immuun voor. Ondanks bewijs dat huiselijk geweld minstens even vaak voorkomt in homoseksuele relaties, richten bestaande steunpunten en hulpverlening zich nog vaak alleen maar op man-vrouw relaties. In Nederland heb je de beruchte blijf-van-mijn-lijfhuizen of, zoals ze sinds een paar jaar genoemd worden, Oranje Huizen. Dit zijn opvanghuizen voor vrouwen die slachtoffer werden van huiselijk geweld. Blijf Groep biedt ook hulp aan mannen, kinderen en ouderen, maar nergens op hun website erkennen ze het bestaan van homoseksuele slachtoffers of plegers van huiselijk geweld. Het niet expliciet benoemen hoeft natuurlijk niet te betekenen dat homoseksuele slachtoffers niet welkom zijn, maar zorgt er wel voor dat zij zich niet gezien voelen, wat de stap om hulp te zoeken groter maakt. Voor slachtoffers is het buitengewoon belangrijk dat zij de ruimte voelen om hun verhalen en ervaringen met huiselijk geweld te delen met een buitenstaander. Het gesprek durven aangaan vergt veel moed en durf, maar is van groot belang in een situatie als deze. De kracht van het delen van pijn komt prachtig tot uiting in de aangrijpende korte film Smoke, geregisseerd door de Britse filmmaker Tom Smith. Hierin zien we hoe Mollie, een teruggetrokken jonge vrouw, verbaal en fysiek mishandeld wordt door haar vrouwelijke

Tijdschrift Cul

23


Achtergrond partner Ashley. Onder de invloed van alcohol en geleid door haar eigen jeugdtrauma’s aan misbruik, verliest Ashley regelmatig de controle over haar daden. Mollie besluit uiteindelijk haar verhaal te doen bij haar broer, en met zijn hulp vindt ze de kracht om aan de situatie te ontsnappen en haar vriendin te verlaten, hoe hartverscheurend dat ook mag zijn. Smith brengt in beeld hoe een huis een gevangenis kan worden, maar toont ook de uitweg: erover praten.

In werkelijkheid is geen enkele relatie immuun voor huiselijk geweld Stille strijders Simone de Beauvoir, een feministische filosofe, beschreef in 1949 al hoe mannen van vrouwen hun ‘ander’ maakten. Denken over vrouwen als het minderwaardige en zwakke geslacht is een historisch maaksel met vergaande gevolgen. Het is een culturele constructie, tekenend voor de door mannen gedomineerde wereld die we bewonen. ‘De man maakt van de vrouw zijn object en steelt daarmee haar vrijheid’, aldus De Beauvoir, die een grote bron van inspiratie was voor de tweede feministische golf vanaf de Jaren 60. Haar radicaal gedachtegoed leidde tot opschudding, maar ook bewondering. Sociaalwetenschapper Linda Duits, gespecialiseerd in mediaen gender studies, schrijft dat je koos voor het lesbisch zijn, als je in de tweede golf wilde bewijzen dat je een goede feminist was: ‘Wie dat niet deed, moest aan de schandpaal.’ Het lesbisch zijn werd geromantiseerd. Twee vrouwen zouden elkaar beter begrijpen en de machtsrelatie tussen beide partners zou volgens feministen beter in balans zijn. Een relatie tussen twee vrouwen was dus meer egalitair volgens veel tweede golf feministen. Dit utopische beeld is in werkelijkheid volkomen achterhaald. Huiselijk geweld in lesbische relaties is een blinde vlek binnen het feminisme. Een realiteit waarin vrouwen elkaar niet beschermen en steunen, maar pijn doen, is moeilijk om onder ogen te komen. Ook voor de LGBTQ+-gemeenschap zelf, die een belangrijke rol speelt in het beschermen van de mythe dat homoseksuele relaties gericht zijn op gelijkheid. De gemeenschap vocht lang en hard voor de erkenning die ze nu in de samenleving krijgen. Meldingen van huiselijk geweld zouden hun positie teniet doen, en veroorzaken gevoelens van collectieve schaamte en schuld. De angst voor een onjuiste voorstelling van homoseksuele relaties draagt ertoe bij dat zelfs binnen de LGBTQ+-gemeenschap huiselijk geweld nog steeds een taboe blijft.

24

Tijdschrift Cul

Nestverlangen Carmen Maria Machado, die zichzelf als een queer vrouw identificeert, schrijft: ‘We verdienen het dat ons wangedrag evenzeer wordt vertegenwoordigd als onze heldenmoed, want als we wangedrag weigeren als een mogelijkheid voor een groep mensen, weigeren we hun menselijkheid.’ Ondanks het feit dat geweld in relaties iets heel menselijks is, geeft de schrijfster ook toe dat het laatste wat queer vrouwen nodig hebben ‘bad fucking PR’ is. Nog geen twee jaar geleden schreef Machado een memoir genaamd In the Dreamhouse. Door het neerschrijven van haar eigen ervaringen met een gewelddadige vriendin probeert ze anderen die hetzelfde meemaken een context te geven, een verhaal waaraan zij zich kunnen spiegelen. Machado onderzoekt wat het hebben van een droomhuis eigenlijk betekent. Een huis moet niet enkel aan materiële verlangens voldoen, muren en deuren moeten iemand ook veiligheid en geborgenheid bieden. Sommigen associëren een droomhuis met een persoon, maar wat als die persoon ervoor zorgt dat een droomhuis verandert in een spookhuis? Wat als een persoon je niet alleen doet twijfelen aan jezelf, maar ook aan de schoonheid en warmte waarvan je dacht dat liefde die zou bieden? En misschien nog belangrijker: wat als je droomhuis zo verstikkend is dat je geen kant op kan? Verhalen en ervaringen als die van Machado missen in onze collectieve geschiedschrijving. Het zijn verhalen die nooit gedocumenteerd zijn en plaats moesten maken voor weloverwogen gaten van informatie en representatie. Wat leden van de LGBTQ+-gemeenschap nodig hebben is representatie en houvast, een kader om hun ervaringen in te kunnen plaatsen. Machado is eenzaam in haar strijd, maar het besef dat openheid over huiselijk geweld nodig is, groeit langzaam binnen de gemeenschap en, hoewel in mindere mate, ook daarbuiten. YouTube-ster Jess van het kanaal Jkiillem beschrijft zichzelf als ‘your friendly neighborhood gay big sister’ en maakt filmpjes waarin ze advies en hulp biedt aan andere lesbiennes. Onder het motto: ‘laat de wereld zien wat we waard zijn’, probeert Jess vooral een positieve en veilige omgeving te creëren waarbinnen moeilijke thema’s zoals homofobie en huiselijk geweld bespreekbaar worden. Uiteindelijk zullen de stemmen luider worden en de verhalen niet meer verdwijnen. Dat huiselijk geweld zoveel meer is dan fysieke mishandeling, en dat het iets is dat in iedere relatie kan voorkomen, is een waarheid die stilaan aan het licht komt. Wat slachtoffers uit de LGBTQ+-gemeenschap verdienen, is begrip en representatie. Omdat het mensen zijn, en dat is genoeg.


Essay

Samenscholing De wortels van onderwijsproblemen liggen in de maatschappij

Tekst Hannah Visser Beeld Jolin Ordelman

I

‘Dit jaar wordt hun leven een bepaalde richting op gestuurd. Elf zijn ze, tien soms nog.’ Zo begint Klassen, een documentaireserie van Sarah Sylbing en Esther Gould. In de serie worden scholieren op scholen in Amsterdam-Noord gevolgd. Het lijkt erop dat het schoolsysteem in Nederland op wankele poten staat. Hoewel er voor problemen in het onderwijs steeds meer aandacht komt, blijft het onderliggende maatschappelijke probleem onbesproken: het probleem van de nieuwe standenmaatschappij die gebukt gaat onder het idee van meritocratie.

n Klassen wordt onder andere de wethouder van onderwijs in Amsterdam, Marjolein Moorman, gevolgd. Zij maakt zich hard voor kansengelijkheid in het onderwijs. Uit onderzoek is gebleken dat maar 40% van de Amsterdamse basisschoolleerlingen een advies krijgt voor de middelbare school dat aansluit bij de uitslag van de CITO-score. De rest van de leerlingen wordt over- of onderschat. Een opmerkelijke ongelijkheid kwam aan het licht: van de leerlingen die een havo-advies kregen op basis van de CITO-score en hoogopgeleide ouders hadden kreeg 63% tóch een vwo-advies en werd dus overschat. 10% van de kinderen met een havo-advies op basis van de CITO-score kreeg een vmbo-advies en werd dus onderschat. Van de leerlingen met laagopgeleide ouders kreeg echter 36%, een aanzienlijk hoger percentage dan bij de kinderen van hoogopgeleide ouders, een lager advies dan het niveau wat de CITO-score aangeeft. Gemiddeld werd 22% van de leerlingen met laagopgeleide ouders onderschat. Hierdoor komen leerlingen, die eigenlijk meer kunnen, op een school terecht waar ze onder hun niveau leren. De gevolgen hiervan worden pijnlijk verbeeld door Gianny, een van de leerlingen die wordt gevolgd in Klassen. Hij is naar een vmbo-school met zorg gestuurd door zijn gedrag, en verveelt zich enorm. Hij gaat met ‘verkeerde jongens’ om en wordt twee keer opgepakt voor diefstal.

Op tienjarige leeftijd vormen kinderen al een beeld van zichzelf: ik doe havo, dus ik ben geen Einstein Structurele onderwaardering Achter deze over- of onderschatting kunnen verschillende redenen zitten, zoals hoogopgeleide ouders die druk uitoefenen op docenten, of laagopgeleide ouders die hun kinderen in sommige gevallen minder makkelijk kunnen helpen met huiswerk, waardoor docenten de kinderen toch een lager advies geven. Dit laatste zie je ook in Klassen terug. Anyssa, een meisje van elf, heeft een moeilijke thuissituatie. Zij krijgt een havo-advies. De juf denkt dat ze meer aan zou kunnen, maar het is belangrijk dat ze rust vindt in de onstabiele thuissituatie. Zelf geeft ze ook aan dat ze geen vwo wil doen, mede doordat het internet bij haar thuis niet goed is en dit haar in problemen kan brengen met huiswerk. Marjolein Moorman zegt in de serie: ‘Als je niet uit een rijk gezin komt, heb je geen geld voor een computer. Of het is bijvoorbeeld niet normaal in de buurt om te leren en je wordt hierdoor niet gestimuleerd. Als je dan voor je elfde al moet bewijzen dat je naar het

Tijdschrift Cul

25


Essay

vwo kan, dan gaat het fout en krijg je een verkeerd advies. Er bestaat het idee dat iedereen het kan, dus nu wordt de schuld bij het kind gelegd in plaats van bij het systeem.’

De meritocratie is zo vooral een rechtvaardiging van een nieuwe standenmaatschappij Het probleem reikt echter verder dan het onderwijs. Het idee dat iedereen ‘het kan’, is het idee van meritocratie: een maatschappijmodel waarin het idee bestaat dat elk individu verantwoordelijk is voor zijn/haar sociaaleconomische positie. Volgens dit idee zou je ‘waarde’ in de samenleving niet bepaald zijn door je afkomst, maar door je ‘merites’: je verdiensten en prestaties. Ieder mens kan zich volgens dit idee ‘omhoog werken’. Hoogleraar bestuurskunde Mark Bovens beschrijft de twee problemen van onze meritocratische samenleving: aan de ene kant is er te veel meritocratie, aan de andere kant te weinig. Dit laatste beschrijft Marjolein Moorman: hoewel het idee bestaat dat het onderwijs een atletiekbaan is, waarbij iedereen gelijke kansen aan de start krijgt, zijn sociale status en familie omstandigheden nog steeds in grote mate bepalend voor de onderwijsroute die je aflegt. Dit probleem krijgt veel aandacht, zoals nu bijvoorbeeld met de serie Klassen. Het andere probleem, dat van teveel meritocratie, blijft vaak onderbelicht. Vooral voor de samenleving als geheel functioneert de meritocratie niet. Filosoof Michael Sandel legt dit goed uit: opleiding wordt gezien als de sleutel tot opwaartse mobiliteit, materieel succes en sociaal aanzien. Omdat de hoogopgeleiden de ‘top’ hebben bereikt verdienen ze volgens ons maatschappijmodel ook de beloning die hun talenten toekomt. Bijvoorbeeld managers en goed betaalde professionals genieten ook de meeste maatschappelijke erkenning. Andersom werkt dit dus ook: als je geen universitair diploma behaalt en niet in de kenniseconomie je geld verdient, is dit je eigen schuld. Dit resulteert in een ‘elite’ van hoogopgeleide mensen die neerkijkt op mensen zonder universitair

26

Tijdschrift Cul

diploma. Mensen met een praktische baan, die onmisbaar zijn in de samenleving, worden structureel ondergewaardeerd. Dit blijkt ook uit de termen die we gebruiken: hoog- en laagopgeleid. Hoog en laag suggereert een rangorde, terwijl het verschil tussen mbo-opleidingen en universitaire opleidingen een verschil is tussen theoretische en praktische opleidingen. ‘Ik ben geen Einstein’ Dit verschil in maatschappelijke erkenning voor verschillende soorten werk, die in de praktijk allemaal even belangrijk zijn voor een goed werkende maatschappij, is al te zien in de manier waarop er druk wordt gelegd op kinderen in groep 8. Vwo is per definitie een beter advies om te krijgen dan havo, zoals de serie Klassen ons ook laat zien. Misschien ligt het probleem van prestatiedruk op de basisschool dus niet bij de manier van toetsen of het vroege selecteren, maar bij de bestemming waar het onderwijssysteem kinderen naartoe wil leiden: een maatschappij waarin er op praktisch werk wordt neergekeken. De hoeveelheid druk die er hierdoor op de schouders van leerlingen uit groep 8 wordt gelegd is schrijnend om te zien. De zenuwen voor de CITO-toets en het advies van de docent zijn het gesprek van de dag bij de leerlingen. Vooral in de klas op basisschool De Weidevogel in Amsterdam-Noord die wordt gevolgd in Klassen, wordt dit nog eens duidelijk. Een leerling barst in huilen uit om haar advies: havo. De docent probeert haar vervolgens te troosten met de woorden: ‘De één is Einstein en de ander bakt lekkere taarten. Einstein wil ook wel lekkere taarten eten hoor!’ Op tienjarige leeftijd vormen kinderen op basis van deze uitspraken al een beeld van zichzelf: ik doe havo, dus ik ben geen Einstein. Deze stempel is sturend voor de rest van hun leven. In de uitspraak van de docent ligt ook een impliciet waardeoordeel dat ‘taarten bakken’ minder goed is dan Einstein zijn. Leerlingen krijgen dus op jonge leeftijd al het idee dat ze minder zijn, omdat ze havo of vmbo volgen. Niet alleen blijkt uit dit voorbeeld dus dat kinderen in groep 8 al onder prestatiedruk staan, ook wordt de hogere waardering voor hoogopgeleiden in onze samenleving duidelijk, waarbij de lager opgeleiden ‘in dienst staan’ van de hoger opgeleiden.


Essay Een nieuwe standenmaatschappij Zelfs al zouden we het eerste probleem van de meritocratie oplossen en zou er geen kansenongelijkheid meer zijn, dan nog is het tweede probleem van onze meritocratie niet opgelost. Als praktische beroepen ondergewaardeerd blijven, zullen kinderen die niet goed kunnen leren altijd minder verdienen dan hoogopgeleiden en een lage sociale status hebben. Hoogopgeleiden zoeken en vinden vaak een partner binnen hun eigen hoogopgeleide kring en hun intellectueel en economisch kapitaal wordt aan de kinderen doorgegeven. Deze kinderen hebben dan vervolgens een makkelijkere uitgangspositie om ook weer veel diploma’s te halen en in goedbetaalde functies terecht te komen. De meritocratie is zo vooral een rechtvaardiging van een nieuwe standenmaatschappij, aldus Bovens. Daarnaast voelen laagopgeleiden zich veel meer dan hoogopgeleiden onbegrepen door de politiek, omdat de politiek vooral vertegenwoordigd wordt door hoogopgeleiden. Hierdoor is volgens Bovens ook de democratie in gevaar, omdat de politiek niet meer een vertegenwoordiging van het hele volk is. Hoog- en laagopgeleiden hebben vaak verschillende belangen en meningen, en het gebrek aan deze belangenvertegenwoordiging kan leiden tot scheve politieke agenda’s, cynisme en wantrouwen.

Mensen met een praktische baan worden structureel ondergewaardeerd Columniste Marianne Zwagerman vindt dat we dit probleem in de kern moeten aanpakken. Een van haar oplossingen is meer contact creëren tussen hoog- en laagopgeleiden. Deze twee groepen kunnen veel van elkaar leren. Nu, vindt Zwagerman, is de maatschappij ingericht op weinig contact tussen hoog- en laagopgeleiden. Dit begint al met de scholen. ‘Het havo-vwo gebouw zit aan de gracht, en het vmbo op een industrieterrein’, aldus Zwagerman. Daarnaast gaat er per leerling minder geld naar vmbo-scholen, terwijl leerlingen op het vmbo nog vaker uit achterstandsgezinnen komen en zij de beste faciliteiten nodig hebben. Ook zouden we volgens Zwagerman onze termen hoog- en laagopgeleid moeten loslaten. In een interview op de website intermediair zegt ze over deze termen: ‘Die 30% van

de beroepsbevolking die zogenaamd hoger opgeleid is, noemt 70% “laag” zonder te beseffen wat ze die mensen aandoen.’ De macht moet terug naar de ambacht, vindt ze. Het is duidelijk dat er een heleboel mis gaat in ons onderwijssysteem. Het is heel goed dat dit steeds meer onder de aandacht komt, door programma’s van de NPO zoals Klassen en 100 dagen voor de klas. Kansenongelijkheid en het lerarentekort zijn dringende zaken die opgelost moeten worden. Er is echter een grotere, kritische reflectie op ons onderwijssysteem nodig. Wat willen we onze kinderen leren? Willen we ze opleiden omdat ze op deze manier in de hoogste klasse van de samenleving terecht kunnen komen, of willen we onderwijs gebruiken om de talenten van kinderen te ontwikkelen en ze te leren over de onderwerpen waar ze zich in willen ontwikkelen en verdiepen? Om dit tweede te bereiken, zijn een herwaardering van praktisch werk en hogere lonen voor praktisch opgeleiden nodig. Mensen die niet de talenten hebben die de samenleving het meest waardeert, maar wel een enorme, onmisbare bijdrage aan de samenleving leveren, moeten ook een fatsoenlijk inkomen kunnen krijgen. Daarnaast moeten we onze definitie van succes aanpassen, zoals Michael Sandel zegt: ‘Het vereist ook een heroverweging van de betekenis van succes en het in twijfel trekken van onze meritocratische hoogmoed: heb ik de talenten die de samenleving toevallig op prijs stelt - of is het mijn geluk?’ Hij suggereert dat een nederige houding de burgerlijke deugd is die we nodig hebben in deze tijd; het is ons idee van succes wat ons uit elkaar drijft. Een ander idee over succes zou leiden tot een minder haatdragende en een meer genereus openbaar leven. Of zoals Mark Bovens stelt: ‘De meritocratie is uiteindelijk geen onderwijsprobleem, maar een maatschappelijk probleem en vraagt niet alleen om onderwijsbeleid, maar vooral ook om sociaaleconomisch beleid.’

Tijdschrift Cul

27


Alumna aan het woord

Alumna aan het woord: Esther Sarphatie Op zoek naar de menselijke maat bij de lokale overheid

De gemeente inclusiever en toegankelijker maken voor haar burgers, dat is de missie van antropologe Esther Sarphatie. Niet de procedures, maar de mensen zelf zouden centraal moeten staan in het beleid. Dat dit nu vaak niet het geval is, kwam bijvoorbeeld recentelijk naar voren in het nieuws. Een vrouw in de bijstand die boodschappen kreeg van haar moeder, kreeg hier een grote boete voor. Sarphatie probeert juist de mens en haar gemeenschap centraal te stellen bij verschillende gemeenten.

Tekst Eva Frijns Beeld Levien Wierenga

D

e rode draad in de loopbaan van Esther Sarphatie is het luisteren naar mensen en het creëren van een plek voor een menselijk perspectief in het bureaucratische systeem van verschillende overheidsinstellingen. De kennis en ervaring met participerend onderzoek die zij heeft opgedaan tijdens haar opleiding antropologie, past ze dan ook constant toe in haar werk. Zoals zij vertelt: ‘Eigenlijk identificeer ik mijzelf altijd als antropoloog als ik mijn werk doe. Ik participeer en reflecteer continu op de gedragingen van mijzelf en de ambtenaren om mij heen. Als antropoloog sta je met één been in een organisatie, maar ook met één been erbuiten. Dat is nodig om zowel mee te doen als te kunnen observeren en reflecteren.’ Haar missie is dan ook om van binnenuit verandering teweeg te brengen. Niet alles wat beschimmeld is moet weg Deze veranderingen komen niet zonder slag of stoot tot stand. Na haar studie antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, ging Sarphatie aan de slag bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Maar al snel vroeg zij

28

Tijdschrift Cul

zich hier af: ‘Waar zijn de mensen?’ Volgens Sarphatie staat tegenwoordig niet meer de mens centraal bij de overheid, maar de procedures. ‘Ambtenaren krijgen een compliment als ze de procedure volgen en niet als ze naar de mensen en de menselijke maat kijken.’ Op zoek naar de mensen is Sarphatie gaan werken bij lokale overheden, dichtbij inwoners en in verschillende gemeenten, zoals Amsterdam en Hilversum maar ook op Schiermonnikoog en Ameland. Op dit moment werkt ze als projectleider bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om gemeenten te ondersteunen bij het toegankelijker maken van de toegang tot sociale dienstverlening voor inwoners. Zoals zij vertelt: ‘Als inwoners bij gemeenten aankloppen voor hulp is het belangrijk dat zij als mens geholpen worden en niet als nummer of onderdaan.’ Sarphatie benadrukt ook dat de huidige werkwijze van de overheid, en alle procedures die hieraan verbonden zijn, niet helemaal slecht is. ‘Ik wil het oude systeem niet volledig wegschuiven, het gaat erom dat we dat wat wel werkt en bruikbaar is, nog blijven behouden. Net als de discussie als


Alumna aan het woord

iets beschimmeld is, dan zitten er altijd nog wel onderdelen in die bruikbaar zijn of belangrijk zijn.’ Maar dat de menselijke maat uit het oog verloren is en plaats heeft gemaakt voor ingewikkelde procedures en regelgeving, probeert Sarphatie in haar missie tegen te gaan.

‘Waar zijn de mensen?’ Antropologen maken het verschil Een van de dingen die Sarphatie probeert te bereiken, is dat ambtenaren echt gaan luisteren naar de inwoners waar zij voor werken en hun ervaringen kunnen vertalen naar de beleidsprocessen en besluitvormingsprocedures. Zoals zij zelf vertelt: ‘Ik wil dat ambtenaren daadwerkelijk een connectie maken met inwoners, dus dat zij niet alleen mooie woorden houden, maar dat ook echt de logica van de inwoners door hen wordt gevolgd.’ Door daadwerkelijk te luisteren naar de inwoners kan een gemeente dan ook meer een onderdeel van de gemeenschap worden volgens Sarphatie. De coronacrisis heeft het gangbaarder gemaakt dat de gemeente mensen in moeilijke situaties helpt. Sarphatie vertelt bijvoorbeeld dat tijdens de huidige coronacrisis gemeenten iPads of laptops geven aan mensen die het nodig hebben voor school of om zo makkelijker een baan te vinden. Maar vóór deze crisis was dit niet vanzelfsprekend, zoals zij verder vertelt: ‘Het zijn niet veel gemeenten die dit deden, omdat het uitzonderingen op de regel betreft en het lef vraagt van de wethouders. Dat is echt lastig. Ik hoop dat mensen nu denken “zoals het nu gaat in deze crisis, dat moeten we blijven doen”.’ De periode waar we nu in zitten, geeft de moge-

lijkheid voor iets nieuws, stelt Sarphatie. ‘Wat heel vaak bij mij opkomt als antropoloog en binnen de theorieën van Van Gennep en Turner die we hebben geleerd, is het begrip liminaliteit.’ Sarphatie noemt dit ook wel ‘de tussentijd’, omdat het de tijd tussen het oude en het nieuwe aangeeft. ‘Dat is eigenlijk wat er nu gaande is. Dat vind ik ook weer een mooi voorbeeld: als je antropoloog bent en als je deze theorie kent, dan heb je houvast om zo’n tijd als nu te kunnen duiden en om daar mee om te gaan. Natuurlijk is het af en toe best een gedoe, thuiswerken en thuisonderwijs, maar het is ook fijn omdat het mogelijkheden schept voor iets nieuws. Dus deze tussentijd is nodig om het systeem aan te pakken. Zo’n gekke tussentijd, een pandemie, dat helpt.’

‘Ik zie mijzelf altijd als antropoloog als ik mijn werk doe’ Sarphatie vertelt verder: ‘Ik lijk wel beetje een activiste, hè. Wat ik gewoon iedere dag probeer, is dat ik met echte verhalen probeer te overtuigen. Ook probeer ik om met enthousiasme ambtenaren te overtuigen om te blijven luisteren naar de verschillende verhalen van inwoners, om uit die comfortzone van de procedure te stappen.’ Stukje bij beetje probeert Sarphatie het verschil te maken, maar ze doet ook een oproep aan andere antropologen om zich hiervoor in te zetten: ‘Want dat kunnen we. Als antropologen zijn wij opgeleid om te luisteren naar mensen en om vragen te stellen. Wij zijn dus eigenlijk getraind om dit soort democratiseringsprocessen te begeleiden. Antropologen kunnen juist in deze tijd van verandering het verschil maken.’

KOM BIJ DE KRING! Afgestudeerd! En dan? Antropologen belanden na hun studie in zeer diverse beroepen die niet altijd (direct) gerelateerd zijn aan de studie. De kans is groot dat je na verloop van tijd de binding met je vakgebied en de academische wereld kwijtraakt. Zonde, nietwaar? Wil je na je studie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in jouw vakgebied? In contact blijven met studiegenoten en docenten? Word dan lid van de Kring Antropologie/Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA) Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? Gratis toegang tot activiteiten van de Kring Antropologie (borrels, lezingen, filmavonden). Gratis lenerspas voor de UvA-universiteits-bibliotheken. Gratis toegang tot de jaarlijkse alumnidag van de UvA. Flinke korting op UvA-voorzieningen (zoals: Universitair Sport Centrum en UvA-colleges). Kijk voor meer informatie op: www.uva-alumni.nl/antropologie

Tijdschrift Cul

29


Interview

Genoeg aan jezelf Over opgroeien en ouder worden

‘Lange benen, ook wel sterk. Mijn schouders zijn een tikkeltje stijf. Ik voel mijn buik. Warme voeten en mijn hoofd is ietwat wattig’, antwoordt mijn moeder op de vraag hoe haar lichaam aanvoelt. We lopen samen, terwijl we praten over ons lichaam, over vriendschappen met organen, dijbenen in de winkelstraat, onze billen, onontkoombare acceptatie, de flap na zwangerschap en de nabijheid van jezelf. Er komt van alles kijken bij veroudering. Tekst & Beeld Jolin Ordelman

V

roeger hing er een spiegel in de woonkamer. We dansten ervoor. Ongeduldige voeten, armen boven het hoofd en benen in alle hoeken. Zo leerde ik mijn lichaam kennen. Harriët, mijn moeder, houdt net als ik van dansen, ontiegelijk veel. Niet alleen thuis, vroeger in haar dansopleiding en later in haar werk. Niet alleen dansen, eigenlijk alles waar je het lichaam in bochten wringt. Ze uit dit in dansvoorstellingen, body-release en improvisatie-danslessen, fietsen door de Baltische staten, een constant veranderende achtertuin, en nauwelijks stilzitten. Soms ter verbazing, frustratie of amusement van mij, als ik haar weer eens gehurkt met een weerstandsband om haar benen voorbij zie lopen. Vriendschap met een orgaan Tijdens haar dansopleiding leerde mijn moeder nuances in haar lichaam kennen en hoe die hand in hand gaan met gevoelens, beelden en associaties. Telkens opnieuw ontmoet ze hierdoor haar lichaam, dat verandert en veroudert. Twee technieken die ze gebruikt zijn de release-techniek en somatisch bewegen. Door de release-techniek put ze kracht uit de kern van haar lichaam, en ontspant ze de buitenkant om die te gebruiken voor expressie. Somatisch bewegen leert haar om haar lichaamsdelen te vertrouwen: botten, spieren, vloeistoffen organen, zenuwen en gewrichten. ‘Door bewust te zijn van organen die je romp vullen, sta je makkelijker rechtop dan wanneer je je zwak en leeg voelt.’ Het is soms eng, om tijd en aandacht te nemen voor pijn, verdriet of genot dat in lichaamsdelen leeft. ‘Toch, als ik er iets langer bij stilsta, voelt het bijna als thuiskomen in mijn lichaam, alsof ik een soort “vriendschap” sluit met mijn organen.’ Lukt dat dan altijd? Nee, er zijn tal van momenten van lichaamsverwarring. Zo begon de zwangerschap van mijn moeder rooskleurig, met een overvloed aan sesamcrackertjes en tomatensap en altijd iemand bij je dragen. De bevalling gooide roet in het eten. Ik vertrok geen spier. Hoe hard ze ook perste, ik bleef 48 uur zitten. Verdoofd en omringd door doktoren, die in alle haast de vroedvrouw vergaten te wekken, nam een verpleegkundige de leiding.

30

Tijdschrift Cul

‘Ik was zelf vooral verdwaald in dat lichaam, waar gebeurt hier nu eigenlijk iets?’ Maar de verpleegkundige wist de weg. Voor het mes gehaald werd, wilde ze nog één ding proberen. Uit het niets landde ze met haar elleboog in mijn moeders buik. Floep, daar was ik dan. Hoe goed we ons eigen lichaam ook kennen, soms komt de expertise van een moedige verpleegkundige toch van pas. ‘Toen kwam jij eruit. Dat was natuurlijk een prachtig moment. Maar als je het over het lichaam hebt, was mijn buik opeens een flap.’ Ik was eruit, als een orgaan dat niet meer in haar lichaam zat.

‘Alsof ik een soort “vriendschap” sluit met mijn organen’

Rokjes tot over de knie De flap trok bij, want het lichaam is kneedbaar. Ouder worden betekent dat er een moment insluipt waarop je iets moet accepteren. ‘Rimpeltjes, stippeltjes, droge huid op de bovenbenen. Het is er nu en dat is niet terug te draaien. De neiging is om er niet naar te kijken, niet aan te raken, niet te laten zien. Dat vind ik niet fijn, want dan ontken ik


Interview een stukje van mezelf. Het is een kwestie van je zelfbeeld aanpassen.’ Maar ja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. In de reflectie van etalages in Amersfoort werd Harriët opeens met zichzelf geconfronteerd. Lekker in haar vel en in een kort rokje liep ze flierefluitend van de zon te genieten. ‘Opeens zag ik in een etalage allemaal rimpels en rare bewegingen in mijn bovenbenen. Ik schrok me werkelijk kapot en wilde het liefste helemaal wegkruipen.’ Na dit voorval vulde ze haar winkelmandje met rokjes tot over de knie, op zoek naar een nieuwe manier van zelfwaardering. Bovenaan haar boodschappenlijstje staat contact met anderen. Hoe moet dat nu? Ze mag zichzelf nu ‘wijs’ noemen: vanuit al haar eigen ervaring en inzicht anderen helpen, ‘ook al ben ik dan foeilelijk’.

Ik hoor haar grappen over ooglidcorrecties en botox in de billen Ze zegt het met een brok in haar keel en wrok in haar stem. Ik hoor haar nog grappen over ooglidcorrecties en botox in de billen. ‘Pas als er geen ontkomen meer aan is, komt het proces van accepteren.’ Is dat dan wel fijn, dat je nog zoveel opties hebt om je lichaam te vervormen? Het voelt goed om nog even aan haar lichaam te kunnen werken, zowel om gezond als mooi te zijn. ‘Als ik me die andere richting voorstel, dan voel ik angst, verdriet, verzet en verlies.’ Wat daarin meespeelt is dat dit gevoel van achteruitgang ook voor werk en relaties geldt, ‘dat ik niet meer kan meedraaien, dan voel ik me onveilig in de wereld’.

gierig. Een drang naar beleving ver buiten zichzelf voelt ze hierdoor minder. ‘Tuurlijk, grote problemen, zoals consumentisme, de coronacrisis en klimaatverandering vereisen wijdere armen om opgelost te worden. Toch denk ik dat veel van deze dingen versterkt worden doordat mensen niet genoeg hebben aan zichzelf.’ De vraag is waar je ervaringen zoekt. Blijf je dichtbij of zoek je antwoorden ver weg? Stel, de wereld is een speelveld van gezondheid en schoonheid, met medespelers die aan je trekken en je duwtjes geven. Zo merken we allebei dat de gedachte er soms inglipt dat onze billen groter moeten. Terwijl ons lichaam zich al grotendeels rondom de bips oriënteert. Laten we de wandeling toch maar wat verlengen. Zodra de mensen niet meer kijken, wandelen we verder in een combinatie van squats en lunges, om onze billen op te blazen. We voelen onze benen, schouders hangen inmiddels los, ons hoofd blijft wattig en we hebben honger. Maar we lopen door, en wachten nog even met accepteren.

Kosteloos ervaart ze door veroudering nieuwe delen van zichzelf

Billen blazen Het lichaam staat niet alleen, maar wordt omringd door anderen, door een hele wereld zelfs. Dan is het best een kunst om dichtbij jezelf te blijven. Te luisteren naar een oor dat fluistert of een buik die moppert. Gezondheid, geluk en esthetiek ter zijde, voelt het voor Harriët als haar levensdoel ‘om niet voorbij te gaan aan de dingen die dichtbij zijn, om die ook in ere te houden’. Een lichaam dat je altijd bij je hebt, voelt, beweegt en gebruikt om alles ‘buitenshuid’ te ontdekken. De term ‘ervaringseconomie’ valt: een economie die draait op de drang van mensen naar beleving, in plaats van een product of dienst. ‘Ik denk dat het ook voor mij een grote drijfveer is om zo in mijn lichaam te duiken. Ik voel er honger naar, dat je weet hoeveel er in dat lichaam leeft.’ Kosteloos ervaart ze door veroudering nieuwe delen van zichzelf, het maakt haar nieuws-

Tijdschrift Cul

31


Essay

Niets is voor eeuwig

Onhoudbare kunst in een onhoudbare wereld Tekst & Beeld Yolanda van Ede

‘H

oe lang is dit werk houdbaar?’ vroeg een kennis, toen ik hem foto’s van mijn zeewieren sculpturen liet zien. Er klonk teleurstelling in zijn woorden. Hij had al eens aangegeven iets van me te willen kopen, en had waarschijnlijk een nieuwe serie schilderijen verwacht.

ook pvc, acryl en digitale media. Dood en verderf mogen dan wel belangrijke thema’s zijn, met name in de schilderkunst, maar de dragers moeten de belofte van een eeuwig leven waarborgen. Maar waarom dood en verderf weergeven als het ook zintuiglijk ervaarbaar gemaakt kan worden? Denk aan kunstenaars die rottende en beschimmelde etenswaren als basismateriaal gebruiken. Lees het proefschrift van Caro Verbeek over vluchtige geurkunst en over de aroma’s van avant-garde

Foto 2. ‘seeds of life’ (Si.Si.Spex 2019, Gerrit Rietveld academie). 2 bij 2 bij 0,70 m. Zeewier, wol, glas, water.

Foto 1. Zelf papier scheppen van gerecycled krantenpapier en zeewier en moskoraal. Waarom is de houdbaarheidsduur van kunst belangrijk, voor wie, en hoe lang zou die moeten duren? Even de illusie van het eeuwige dat klassieke kunst kenmerkt daargelaten, wanneer het niet door de Taliban wordt opgeblazen of, zoals Vincent van Goghs ‘Rozen’ verbleekt door de tand des tijds, gaat kunst natuurlijk om geld. Hoe ouder, des te duurder. Dus geeft de liefhebber of verzamelaar de voorkeur aan investeringen die onveranderlijk zijn en (dus) in waarde kunnen stijgen. Daarmee wordt gelijk duidelijk wat menigeen als ‘echte’ kunst waardeert, namelijk op basis van het materiaal: marmer, brons, glas, keramiek, olieverf, maar tegenwoordig

32

Tijdschrift Cul

kunstwerken. Moderne en conceptuele kunstenaars proberen zo de illusie van het eeuwige te ontkrachten, kritiek te uiten op de speculatieve kunsthandel, en meer en meer ook een activistische positie in te nemen tegenover de consumptiemaatschappij en de ecologische crisis. Ik zit met mijn kunstwerk ook op dit spoor. Sinds anderhalf jaar werk ik met name met organische materialen als zeewier, algen, schelpen, hoorn, plantaardige en aardepigmenten. Het begon met het maken van eigen zeewier-papier om te beschilderen, maar kreeg door een bezoek aan de internationale kunstmanifestatie Venetië Biënnale een andere wending. Een aantal nationale paviljoens, waaronder de Scandinavische, hadden ecologie als thema. Daar hing een enorm zeewier-bos aan het plafond


Essay

- gemaakt van kunstzijde en leer. Er stond een enorme koraal-waaier - gemaakt van gelast metaal. De bijgaande informatie sprak van klimaatverandering, smeltende ijskappen en de effecten ervan op zeeleven, maar hoe duurzaam waren hun gebruikte materialen, hoe duurzaam het productieproces? Waarom niet gewoon zeewier van het strand gebruiken voor zo’n gordijninstallatie? Waarom geen handgemalen schelpenkalk voor het koraal? Het visuele werd op geen enkele manier ondersteund door hoe het voelde, hoe het rook. Ik vroeg me af of hun boodschap wel op bezoekers overgekomen is. Bovendien leken de kunstwerken in het Scandinavische, maar ook het Franse, paviljoen door de zielloze uitstalling en het materiaalgebruik typische representaties van een ‘Anthropocene’ denkwijze met zijn antropocentrische visie op wereld, natuur en ecologische crisis. Voor EcoArt op ’s werelds beroemdste kunstfestival heeft dat, op zijn zachtst gezegd, de diepgang

de nieuwe ecoperspectieven. Of dit al wortel heeft geschoten in de kunstwereld, valt op de Biennale van 2021 nog maar te bezien. Hoe lastig het is om zowel respect voor materie, en dus de natuur, de wereld, te tonen als om samen tot een kunstwerk te komen, heb ik zelf ervaren. Thuisgekomen uit Venetië heb ik al mijn acryl en olieverf afgedankt, en ben zelf zeewier-sculpturen gaan maken van wat op het strand aanspoelde. Het leek zo eenvoudig. In het begin dwong ik, als aspirant-kunstenaar, het nog in vormen, nadat ik het, tot groot ongenoegen van de neuzen van mijn medestudenten, eerst had gekookt en fijngemalen. Gedroogd bleek het goed houdbaar, maar wel uitermate teer en breekbaar. Voor een volgend project heb ik de hulp van andere materie ingeroepen: natuurlijke

Foto 3. ‘co-worlding in proces’. 42 zeewierpanelen aan de constructie naaien.

Foto 4. ‘co-worlding’ (Si.Si.Spex 2020, Gerrit Rietveld academie). 3,5 bij 3,5 Bij 0.80 m. Bamboe, sisal, beenderlijm, papier maché, pijpaarde, zeewier, indigo, Van Dijk bruin, industrieel-gemaakte roeispanen.

van een plas regenwater. Hadden de kunstenaars en curatoren zich wat meer verdiept in, bijvoorbeeld, Donna Haraway’s ‘chthulucene’ of Astrida Neimanis’ ‘co-worlding’, dan waren de werken ongetwijfeld veel interessanter en indrukwekkender geweest. Dan was bruikbaar materiaal tot materie geworden, levende en niet-levende materie die als actoren mét - en niet louter door - een menselijke maker een beeld van de wereld had gecreëerd. Dan waren hun ecologische intenties meer dan alleen prediking over menselijke schuld en boete geweest. Maar musea zijn niet zo weg van EcoArt, als natuurlijke elementen in een tentoonstellingsruimte, en nog minder van bewust onhoudbare kunst. Laat staan wanneer beide in eenzelfde werk bij elkaar komen. Het gaat vaak stinken, het vergt veel onderhoud en vervanging. Wellicht dat daarom voor de paviljoens, toch podia voor nationale PR, een bewuste materiaalkeuze is gemaakt. Inmiddels doet zich echter een nieuwe stroming voor: new materialism, sterk geënt op

harsen en duurzame beenderlijm. Doordat de hoofdmaterie versterkte, kon het ook meer zijn eigen vormen bepalen. Het leidde tot een samenwerking, waarbij ik, zoals binnen een relatie betaamt, vaak concessies moest doen. Maar het werk werd er veel grilliger en veel interessanter door dan ik van te voren had kunnen bedenken. Nu moet ik aan mijn afstudeerwerk beginnen. Voor een volgend samenwerkingsverband, met wilgentenen, schelpen en krabbenpoten heb ik wel een idee. Maar hoe ga ik de ultieme boodschap afgeven, namelijk dat niets voor eeuwig is? Diersoorten niet. De planeet niet. De mensheid niet. Dat het niet helpt je door angst en schuld te overladen. Wel om er samen het beste, en het mooiste, van te maken. Het werk moet dus bij voorkeur niet houdbaar zijn. Ik weet het nog niet. Ik weet wel dat het definitief niet bij de kleur van het bankstel zal passen.

Tijdschrift Cul

33


Inhoud

34

Tijdschrift Cul


Inhoud Podcast

Iemand heeſt daar in bad gezeten!

Je kan door je eigen verhaal heenfietsen

‘I like your skin color’

De Cul krijgt stem!

Groningers minder�aardig ten op zichte van randstad?

Antropologisch Podium Met Manpreet en Marije Luister via Slim Radio op Soundcloud, iTunes of Spotify Prikkelende interviews en spraakmakende artikelen. Kortom: een podcast waar nieuwsgierigheid de vrije loop krijgt.

Tijdschrift Cul

35


Word abonnee! Ga naar www.tijdschriftcul.nl

@tijdschriftcul

36

Tijdschrift Cul


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.