Interview
‘Ballet is XTC op zich’ Een gesprek met danseres Floor Eimers over de (on)mogelijkheden van ballet Een balletvoorstelling is misschien wel het beste voorbeeld van het spreekwoord ‘wie mooi wil zijn, moet pijn lijden’. Het zijn de onmogelijke houdingen en ellenlange pirouettes die het publiek achterlaten met een gevoel van verwondering. Ballet laat zien waar het menselijk lichaam toe in staat is, maar legt tegelijkertijd ook de limieten ervan bloot. Ik spreek met Floor Eimers (27), tweede soliste bij Het Nationale Ballet, over de mooie en zware kanten van een balletcarrière. Tekst Roos Metselaar Beeld Altin Kaftira en Jozef Varga
T
oen Floor nog maar vier jaar oud was, nam haar moeder haar mee naar Het Zwanenmeer. Weggezakt in een zachte rode stoel dwaalden haar ogen geen moment van het podium af. In die zaal ontstond haar liefde voor ballet. Ondertussen heeft Floor op haar beurt waarschijnlijk op dezelfde manier jonge meisjes geïnspireerd; in 2019, meer dan twintig jaar na haar kennismaking met ballet, danste ze zelf de dubbelrol van de witte en de zwarte zwaan in Het Zwanenmeer. Haar liefde voor ballet is nooit verdwenen, maar het is ook duidelijk geworden dat een carrière als ballerina niet makkelijk is. Als meisje van negen zat Floor al elke dag drie uur in de trein, pendelend tussen haar ouderlijk huis en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ook de competitie begon al op die leeftijd; het volbrengen van de opleiding was een afvalrace. De overwinning heeft haar een veeleisende baan opgeleverd: werken bij Het Nationale Ballet betekent zes dagen per week acht uur per dag trainen, en op voorstellingsdagen komt daar nog een show bij. Een ‘normale’ studententijd heeft Floor dus nooit gehad en ook voor hobby’s was weinig tijd. Werken als ballerina is wat ze zelf omschrijft als ‘heel moeilijk, maar ook heel mooi’: de zenuwen, pijn en vermoeidheid zijn het allemaal waard als het doek valt en het applaus klinkt. Elegante topsport Het stereotype beeld van de balletwereld, dat vaak in boeken en films naar voren komt, is een extreem hiërarchische cultuur waarin dansers zo worden gepusht dat lichaam én geest het uiteindelijk begeven. Zoals elk stereotype is ook dit beeld enigszins overdreven en, volgens Floor, ook wat ouderwets. Dat betekent echter niet dat er geen kern van waarheid in
10
Tijdschrift Cul
‘Wij moeten de prestatie leveren én lachen en charmant zijn’ zit. In de documentaire Bloed, Zweet en Blaren uit 2014 worden verschillende dansers van Het Nationale Ballet gevolgd, waaronder toenmalig soliste Igone de Jongh. Tijdens een opvoering van The Sleeping Beauty danst Igone met een brede glimlach de sterren van de hemel, maar wanneer ze de coulissen instapt, is die uitdrukking onmiddellijk verdwenen: scheldend staat ze met haar handen op haar knieën uit te hijgen. Floor vergelijkt een balletvoorstelling met andere vormen van topsport: ‘Bij een hardloopwedstrijd mogen ze bijvoorbeeld gewoon super zenuwachtig zijn en een geconcentreerde en boze gezichtsuitdrukking hebben. Ze mogen doen wat ze willen, als ze maar die prestatie leveren. Maar wij moeten die prestatie leveren en daarbij moeten we ook lachen en mooi en charmant en elegant zijn.’ Om met die hoge verwachtingen om te gaan heeft Floor wel eens naar pijnstillers gegrepen. Toen ze 23 was, had ze een rol waarvan ze wist dat die voor haar het opstapje naar de functie van soliste kon betekenen. Zelfs ingescheurde enkelbanden konden haar niet tegenhouden. Na een periode van rust wilde ze toch de rol dansen: ‘Ik heb wel eens echt met extreem veel pijn gedanst en dan maar