Fons 5

Page 1

Fris Onderwijs NederlandS / november 2017 / jaargang 3 / nummer 1

TIJDSCHRIFT

5

Dossier: KLEUTERONDERWIJS 17, Dossier: GRAPHIC NOVEL 32, BEPAAL JE EIGEN avontuur(lijk leesonderwijs) 4,

44, WELKOM IN GENT!

Vakoverschrijdende projecten IN 4 TSO

© Michiel Devijver


Inhoud

inhoud 4-6, Meer taal en meer denken in de kleuterklas 7-9, Aan de slag met kamishibai 10-11, In de ban van het boek 12-13, Humor serieus nemen 14-16, Bouwen aan taal 17-19, Graphic novels op de leeslijst 20-22, Literaire competentie gestript 23-24, De Voorleesweek 25, Boekentips 26-27, Een verzameling OKAN-leermiddelen 28-29, Tamara meets Ellen 30-31, Austin en z’n vlinder: over constructieve feedback 32-35, Bepaal je eigen avontuur(lijk leesonderwijs) 36-37, Meer inzicht vanuit verwondering 38-39, De 10: differentiëren in de klas 40-41, De nieuwjaarsbrief informatief 42-43, Aan de slag met Vlogboek 44-46, Welkom in Gent! 47, Aan de slag met… dobbelstenen

COLOFON

inzetten om de motivatie en het taalniveau

LEGO

VAN LEERLINGEN IN DE B-STROOM TE VERHOGEN

voor de voorleespapa’s!

HOERA

Een leerkracht secundair en een kleuterjuf MET ELKAAR IN GESPREK

Fons – derde jaargang – nummer 1

Hoofdredactie: Steven Delarue en Heleen Rijckaert Aan dit nummer schreven mee: Marlies Algoet, Gino Bombeke, Claudia Bonte, Ellen Bosschaerts, Renaat Callaert, Leander Colpaert, Steven Delarue, Luk Depondt, Hans Dewijngaert, Morgan Foré, Mathilde Jansen, Renate Kerkhofs, Tine Kuypers, Yani Renneboogh, Heleen Rijckaert, Tamara Stojakovic, Inge Umans, Karen Van de Cruys, Dennis Van der Kuylen, Dieter Verstraete Eindredactie: Steven Delarue en Heleen Rijckaert Met dank aan: de Taalunie en Uitgeverij Die Keure Vormgeving: Isabelle Tilleman, Die Keure Druk: Die Keure Uitgegeven met de steun van Uitgeverij Die Keure. Verantwoordelijke uitgever: Die Keure. Het copyright van alle artikelen • www.tijdschriftfons.be berust bij de hoofdredactie van Fons. Overfons • name van artikelen kan enkel met volledige @tijdschriftFONS • bronvermelding.

VOLG FONS

OP VERKENNING IN DE ATLAS VAN DE NEDERLANDSE TAAL


Van de redactie

van de

redactie

Beste lezer Vorig schooljaar beslisten een aantal leerlingen van mij (Heleen) om in een andere school een andere richting te volgen. Het viel me zwaar: gemotiveerde en getalenteerde leerlingen laat je niet graag gaan, maar graag zien is loslaten. Een aantal weken geleden kreeg ik een berichtje van een van die oud-leerlingen: “Mevrouw, ik wil graag terugkomen. Ik voel me niet goed op de nieuwe school.” We stuurden een aantal berichtjes over en weer. Op zijn nieuwe school bleek er geen tijd te zijn voor een babbel of een schouderklop. Geen duwtje in de rug wanneer hij het nodig had. Een persoonlijke aanpak en een vertrouwd gevoel bleken cruciaal voor zijn welbevinden op school. Kort na het berichtje keerde hij terug naar onze school. De handdrukken en glimlachende gezichten van zijn klasgenoten waren duidelijk: je bent weer ‘thuis’. We beseffen het niet altijd, maar zulke verhalen zijn het bewijs dat onze job ertoe doet. Af en toe krijgen we zo’n extralegaal voordeel dat niet te vertalen is naar materiële waarde. Geen maaltijdcheque of bedrijfswagen kan daartegen op. Fons wil graag ook zo’n extralegaal voordeel zijn. We wensen onze lezers toe dat dit vijfde nummer het equivalent mag zijn van minstens vijf maanden maaltijdcheques!

Veel leesplezier!

Steven

Heleen 2-3


Buiten de lijntjes

KLEUTERONDERWIJS

‘Als die met zonder zijn, zijn ze nagemaakt!’

MEER TAAL EN MEER DENKEN IN DE KLEUTERKLAS Het is tijd voor het tienuurtje in de tweede kleuterklas van juf Sandra. Voorzichtig bijt Wendy haar druif in tweeën. Ze peutert drie pitten uit de partjes en propt de pitvrije stukken weer in haar mond. Utku kijkt verbaasd toe. ‘Van mijn mama moet ik die steentjes opeten’, zegt hij. ‘Mijn druiven hebben geen pitjes’, smakt Younes. ‘Ik vind die vies.’ ‘Als die met zonder pitjes zijn, dan zijn het geen echte druiven’, beslist Wendy. ‘Dan zijn die nagemaakt.’ ‘Mijn druiven zijn echt!’ snuift Younes. Wendy haalt haar schouders op en eet verder. Marlies Algoet

Younes, Utku en Wendy hebben geluk. Ze mogen van juf Sandra babbelen tijdens het fruitmoment. Dat mag in veel klassen niet. Gesprekken tussen kleuters leveren nochtans interessante denkvragen op (wat is namaak? wanneer is iets namaak?), of ideeën voor nieuwe thema’s (fruit met en zonder pitjes, of filosofischer: echt versus namaak). Bovendien zijn peergesprekken waardevol voor de taalontwikkeling van de kleuters. Hoe meer gesprekken de kleuters onderling voeren, hoe beter dus.

ROUTINES: IDEALE TAAL(DENK)MOMENTEN Naast het fruitmoment kent de gemiddelde dag in de kleuterklas nog wel meer momenten die we als routines kunnen omschrijven. Zo zijn er elke dag dezelfde verplaatsingen, is er het terugkerende wc-bezoek, moeten de jassen voor en na elke speeltijd aan- en uitgetrokken worden, enzovoort. Recent Vlaams onderzoek toont aan dat vier- en vijfjarigen aan deze routines zowat een derde van hun schooldag besteden. Dat is best veel. Hetzelfde onderzoek laat bovendien zien

Over de auteur MARLIES ALGOET is lector en onderzoeker in de bacheloropleiding Kleuteronderwijs van Odisee Brussel.

dat de interactiekwaliteit – de kwaliteit en de diepgang van gesprekken – tijdens deze routines veel hoger kan, zelfs als de kleuters onderling mogen praten. Meer nog: bij zowat alle kleuteronderwijzers – ook zij die tijdens de speelwerktijd letten op taal- en taaldenkontwikkeling – valt de aandacht voor interactie tijdens routines stil. Het is overigens zo dat de interactiekwaliteit tijdens de speelwerktijd weliswaar hoger ligt dan bij routines, maar over het algemeen nog steeds aan de lage kant is. Dat is jammer, want een hoge interactiekwaliteit zorgt voor een gunstige taal- en denkontwikkeling. Dat heeft ook voordelen op de langere termijn: kleuters die sterk zijn in hogere


Buiten de lijntjes

taal-denkvaardigheden of zogenaamde high order thinking skills (HOTS, zie ook het kaderstukje hieronder), hebben een grotere kans op verder schoolsucces dan kleuters die minder taal- en denkvaardig zijn. Onderzoekers pleiten er daarom voor om in de kleuterklas meer op interactiekwaliteit in te zetten.

Wat maakt interactie kwaliteitsvol? Een groot taalaanbod, veel spreekkansen voor de kleuter en een rijke feedback zijn de drie basispijlers van een kwaliteitsvolle talige interactie. De HOTS of high order thinking skills zorgen ervoor dat die interactie op een hoger denkniveau kan worden getild. Het gaat dan om zaken als brainstormen en voorspellen, argumenteren en redeneren, plannen, probleemoplossend denken of terugblikken.

BENUT EN CREËER TAALDENKKANSEN Younes, Utku en Wendy hebben dus geluk. Ze mogen babbelen en bovendien is Juf Sandra op elk moment van de dag, ook tijdens routines, alert voor taal- en denkkansen. Zo eet en babbelt ze tijdens het tienuurtje met de kleuters mee. Wanneer ze merkt dat het druivendenkspoor stilvalt, pikt ze in met enkele interessante taal- en denkuitlokkende interactievaardigheden.

JUF SANDRA VRAAGT OM MEER UITLEG (HOE-VRAAG), WAT VOOR EEN LANGERE TAALKANS ZORGT.

WENDY HEEFT HET BIJ HET JUISTE EIND. JUF SANDRA HONOREERT HAAR ANTWOORD, MAAR LAAT OOK (SPREEK-) RUIMTE VOOR ANDERE MENINGEN. DAT ZORGT VOOR EEN KLEIN ONDERZOEKSPLAN, WAARBIJ WEER VEEL DENK- EN SPREEKKANSEN AAN BOD ZULLEN KOMEN.

‘WAT? EET YOUNES DE PLASTIC DRUIVEN VAN DE HUISHOEK OP?’ SCHRIKT JUF SANDRA. DE KINDEREN LACHEN. ‘MAAR NEE JUF’, GIECHELT YOUNES. ‘IK EET ECHTE DRUIVEN.’ ‘OEF!’ ZUCHT JUF SANDRA. ‘MAAR: IK HOORDE WENDY ZEGGEN DAT JIJ NAMAAKDRUIVEN EET, YOUNES. HOE ZIT DAT DAN?’ NADAT YOUNES EN UTKU HEBBEN UITGELEGD DAT ER DRUIVEN MET EN ZONDER PITJES ZIJN, EN DAT VOLGENS WENDY DIE LAATSTE ZIJN ‘NAGEMAAKT’, VRAAGT JUF SANDRA NIEUWSGIERIG VERDER. ‘IK BEGRIJP HET NOG NIET HELEMAAL, WENDY.’ ZEGT JUF SANDRA. ‘ER ZIJN DUS DRUIVEN ZONDER EN MET PITJES. EN DIE ZONDER PITJES ZIJN NAMAAK? WAT BEDOEL JE PRECIES?’ WENDY VERTELT DAT NORMALE DRUIVEN PITJES HEBBEN EN DAT DE MENSEN DAN DRUIVEN ZONDER PITJES HEBBEN GEMAAKT, OMDAT ZE DIE PITJES VERVELEND VINDEN.

JUF SANDRA HOUDT ZICH GRAPPIG VAN DEN DOMME EN LOKT ZO INTERESSE EN EEN (KORTE) TAALKANS UIT.

JUF SANDRA KON DE KINDEREN NU UITLEGGEN DAT PITLOZE DRUIVEN ‘GEMANIPULEERDE DRUIVEN’ ZIJN, OMDAT VEEL MENSEN NIET HOUDEN VAN DE PITJES (INTERESSANTE EXTRA INFORMATIE GEVEN). ZE KIEST HIER ECHTER VOOR EEN ANDERE INTERACTIEVAARDIGHEID: ZE BLIJFT VERDER VRAGEN. DAT NOEMEN WE LOOPEN.

‘KNAP ZEG!’ JUF SANDRA DENKT DAT WENDY GELIJK HEEFT. DENKEN DE ANDEREN DAT OOK? YOUNES IS NOG NIET OVERTUIGD. UTKU BESLUIT ZIJN PAPA OM RAAD TE VRAGEN: HIJ WEET VEEL OVER FRUIT. YOUNES DENKT OP ‘KOEKEL’ (GOOGLE) HET ANTWOORD TE VINDEN. JUF SANDRA SCHRIJFT DE STELLING VAN WENDY EN DE TWEE ONDERZOEKSPISTES OP HET VERGEET-ME-NIETJES-BORD: ZO KUNNEN ZE DIT NIET VERGETEN.

4-5


Buiten de lijntjes MEER DAN ENKEL TAAL- EN DENKKANSEN Juf Sandra geeft haar kleuters een mooi cadeau: naast het uitlokken van meerdere taal- en denkkansen, neemt ze het onderwerp en de kleuters au sérieux. Door hen zelf, op meerdere manieren, het antwoord te laten zoeken (en verwoorden), leert ze de kleuters bovendien dat ze zelf in staat zijn om informatie te vergaren en dat er meer dan één wijze is om te leren. De volgende dag komen de verzamelde antwoorden in de ochtendkring trouwens voor iedereen aan bod. De kleuters luisteren geïnteresseerd en tijdens het tienuurtje wordt er meer dan anders naar het eigen en elkaars fruit gekeken. En dat levert een aantal nieuwe vragen op: Zouden er ook kersen zonder pitjes zijn? Of ander fruit? Waarvoor dienen pitjes eigenlijk? Hebben groenten ook pitjes? Zijn pitjes en zaadjes hetzelfde? Of hoe een pitloze druif een hele klas op het spoor zet van een nieuw (onderzoeks)thema: groenten en fruit, pitten en zaden!

Tien tips om taal en denken uit te lokken bij kleuters 1. Laat kleuters veel met elkaar praten, ook in de thuistaal. 2. Begin zelf gesprekken. Of ga in op wat een kind zegt en stel bijkomende vragen. Door te loopen, hou je het gesprek én het denkproces op gang. 3. Stel open vragen en veel hoeen waarom-vragen, die taal en denken uitlokken. Laat de kleuters ook vaak vergelijken, classificeren en associëren. 4. Ga in op problemen die de kleuters aanbrengen en breng zelf problemen aan. Los ze niet voor de kleuters op, maar brainstorm samen over mogelijke oplossingen. Zoek als dat kan meerdere oplossingen: zo leren de kleuters divergent denken. 5. Poneer een interessante stelling of net iets absurds, of houd je van den domme, zodat de kleuters geïntrigeerd reageren. 6. Gebruik self-talk: omschrijf je eigen handelingen en je eigen denkproces: zo modelleer

je voor de kleuters hardop hoe je voor, tijdens en na een handeling steeds kan of moet denken. 7. Gebruik parallel talk: omschrijf wat je de kleuter ziet doen. Of vraag waarom een kleuter iets doet zoals hij het doet, zodat de kleuter zijn denkproces onder woorden kan brengen en beseft hoe hij zichzelf kan bijsturen. Daarbij aansluitend: vraag dikwijls voor een activiteit aan de kleuters hoe ze te werk zullen gaan, want zo leren kleuters plannen. 8. Geef extra informatie, wanneer een kind interesse toont in een onderwerp. 9. Schuw geen moeilijke woorden, maar verduidelijk ze wel. 10. Laat veel voorspellen en blik achteraf terug. Schenk bij het terugblikken niet alleen aandacht aan het product, maar ook aan het proces (hoe heb je dat gedaan?).

Meer lezen? • Algoet, M. (2016). Maximaal Megataal. Een boek vol tips voor meer taal, meer denken en meer onderwijstijd in de tweede en derde kleuterklas. Antwerpen: Garant. • Bogaert, E., Boeckx, J., Bylois. L., Estercam, I., Gheeraert, E. & V. Peeters (VBB-OCB) (2012). Minimaal Maxitaal. Een

boek vol talige tips bij routines in de onthaalklas en eerste kleuterklas. Antwerpen: Garant. • Algoet, M. (2015). Optimaal MaxiTAAL! Onderzoek naar de maximaal mogelijke inzet van taal- en denkstimulerende interactievaardigheden in de tweede en derde kleuterklas [niet-gepubli-

ceerd onderzoeksrapport]. Brussel: Odisee. Aan te vragen via mail: marlies.algoet@odisee.be • Zin om je eigen interactiekwaliteit in handen te nemen? Meer informatie over trainingen en vormingen vind je op https:// maximaal-megataal.odisee.be


KLEUTERONDERWIJS

Aan de slag

Aan de slag

MET KAMISHIBAI Tien jaar geleden leerde ik de kamishibai kennen. Een decennium ervaring heb ik recent gebundeld in het boek ‘Aan de slag met kamishibai’. Ik hoop dat dit boek een uitnodiging kan zijn om de kamishibai in elke klas, van kinderopvang tot volwassenenonderwijs, een vaste plaats te geven. Een vertelling of voorleesmoment met de kamishibai is immers magisch en werkt verbindend. Op alle onderwijsniveaus kan het een aanzet zijn tot zoveel mooie verwerkingsactiviteiten. In deze hectische tijden van digitalisering werkt een vertelling met de kamishibai bovendien erg onthaastend! Vertel je leerlingen of cursisten dat het langzaam verschuiven van de vertelplaten eigenlijk een beetje is zoals swipen… Inge Umans

HOE HET BEGON... In opdracht van de bibliotheek van Heist-op-den-Berg trok ik langs alle scholen in en om Heist. Leerlingen van de kunstacademie hadden vertelplaten gemaakt bij enkele gruwelijke rijmen van Roald Dahl (Roald Dahls gruwelijke rijmen, uitg. Querido) en ik mocht de kinderen van het derde leerjaar laten kennismaken met de kamishibai. In een aansluitende workshop maakten we zelf verhalen. Dat wakkerde het vuur aan. Niet enkel bij de kinderen, die de meest fantastische verhalen bij elkaar verzonnen. Het vuur was ook bij mij aangestoken. Ik had in diezelfde periode een zelfgemaakt kastje en het verhaal Spaghetti met dropveters geleend bij docAtlas en meegenomen naar mijn OKAN-klas. Ik vertelde het verhaal in het Nederlands, Mohamed nam de Arabische versie voor zijn rekening.

TALENSENSIBILISERING De kamishibai leent zich uitstekend voor meertalige vertellingen. Veel bibliotheken hebben al meertalige voorleesmomenten of vertellingen in hun programma opgenomen. Die zijn immers niet alleen interessant voor kinderen die opgroeien in meertalige gezinnen, maar ze nodigen ook anderen uit om zich open te stellen voor de grote talendiversiteit in onze samenleving.

VAN 4 TOT 104 JAAR Mijn eigen vertelkast kocht ik bij ABC (Art Basic for Children), samen met enkele setjes vertelplaten. Kinderen van vrienden, familie en ook mijn eigen kinderen deden dienst als testpubliek. Ik

Over de auteur INGE UMANS werkt halftijds als documentalist in docAtlas en is fulltime leesbevorderaar. Ze geeft kamishibaivertellingen en biedt workshops en vormingen aan rond voorlezen, lezen en jeugdliteratuur. Meer informatie op www.rodedraad.be.

zag steeds meer mogelijkheden, zocht mijn eigen stem, experimenteerde en werd almaar meer enthousiaster. Naast vertellingen begon ik ook workshops te geven over de magische kracht van kamishibai. Wanneer ik een verhaal vertel, zie ik dat iedereen erin wordt meegezogen, van jonge peuter tot volwassene. Zoals Carll Cneut zegt in Het Boekenboek (uitg. Leopold): “Als het aan mij lag, stond er op al mijn boeken: van 4 tot 104 jaar, zoals op gezelschapsspellen.” Dat zou ook op de kamishibai moeten staan! Er zijn heel wat verhalen die geschikt zijn voor leerlingen secundair en zeker ook voor volwassen cursisten in het NT2-onderwijs. Durf buiten de lijntjes te kijken en te denken! Ik klopte aan bij uitgeverij De Eenhoorn, die intussen een zeer uitgebreid aanbod aan vertelplaten heeft, en die de deur verder openzette. Zo kwam deze inspiratiegids er.

6-7


Aan de slag

Over het boek Het boek bestaat uit twee delen: in het eerste deel schets ik de oorsprong van kamishibai en verrijk ik mijn eigen ervaringen met wat ik las in andere boeken en artikels. Je leest er hoe alles staat en valt met een goede verhaalkeuze en voorbereiding. Voor wie nog nooit met de kamishibai heeft gewerkt, bieden foto’s een houvast, in de vorm van een stappenplan. Je krijgt ook tips over hoe je kan vertellen en aan welke vaardigheden je kan werken. In het tweede deel geef ik concrete suggesties om met 15 verhalen aan de slag te gaan, gericht op verschillende doelgroepen. Met elk van die verhalen heb ik zelf mooie ervaringen gehad. Mijn suggesties zijn slechts enkele invalshoeken die vertellers, leerkrachten, verzorgers en jeugdwerkers willen aanzetten om zelf nog meer mogelijkheden te vinden, om samen met je leerlingen of cursisten te genieten en

tot verhaalverdieping te komen.
Zo is er het prachtige verhaal Het land van de grote woordfabriek (Agnès De Lestrade & Valeria Docampo) waarmee je zeker ook met volwassenen aan de slag kan gaan. Beeld je maar eens in hoe het moet zijn om in een land te leven waar slechts één taal gesproken wordt, een machtige taal die bovendien handenvol geld kost om ze überhaupt te kunnen spreken! Of neem nu Feest! (Brigitte Minne & An Candaele): een universeel thema waaraan zoveel verschillende invullingen kunnen worden gegeven. Het is een verhaal waarbij niemand onbewogen blijft. Wie zelf inspirerende lessen heeft uitgewerkt bij kamishibaiverhalen en die wil delen met anderen, kan zich aansluiten bij de Facebookgroep ‘Aan de slag met kamishibai’. Meer dan welkom!

‘Aan de slag met kamishibai’ is uitgegeven bij De Eenhoorn. ISBN 978-94-6291-238-0.

© Christophe Simoen

EEN VERTELLING OF VOORLEESMOMENT MET DE KAMISHIBAI IS MAGISCH EN WERKT VERBINDEND

8-9


© Christophe Simoen

ER ZIJN HEEL WAT VERHALEN DIE GESCHIKT ZIJN VOOR LEERLINGEN SECUNDAIR EN VOOR VOLWASSEN CURSISTEN IN HET NT2-ONDERWIJS. DURF BUITEN DE LIJNTJES TE KIJKEN EN TE DENKEN!

6-7 © Christophe Simoen


Buiten de lijntjes

KLEUTERONDERWIJS

In de ban van het boek In deze bijdrage wil ik een aantal ideeën voorstellen die jonge kinderen kunnen stimuleren om letters en woorden, die ‘zwarte dingen op papier’, tot leven te laten komen, om eigen belevingen, ervaringen, gevoelens en verlangens vorm te geven, en om hen nog meer goesting te geven in boeken, verhalen en gedichten. Werken aan leesplezier dus! Luk Depondt

IN DE BAN VAN… GEVOELENS EN VERLANGENS

Over de auteur LUK DEPONDT

is medeoprichter en ex-medewerker van het 'Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs' (CEGO - Kuleuven). Hij is auteur van kinderboeken en verzorgt workshops voor leerkrachten en BLIJ TROTS ONRUSTIG voor kinderen over o.m. kinderEENZAAM ONTROERD JALOERS literatuur en kunsteducatie.

ONGELUKKIG VERLIEFD SCHULDIG BANG IN PANIEK BELEDIGD VERLEGEN ONTGOOCHELD VEILIG BESCHAAMD WOEDEND GELUKKIG VERDRIETIG DANKBAAR MACHTELOOS

WELK GEVOEL PAST BIJ…?

Als je aan jonge kinderen vraagt wat voor gevoel een bepaald verhaal of gedicht oproept, of hoe het hoofdpersonage zich vooral voelt, dan beschikken ze vaak nog over onvoldoende woordenschat om dat goed te kunnen uitdrukken. Het is daarom een goed idee om dat stapsgewijs op te bouwen. Bij de jongste kinderen kun je aanvankelijk beter maar twee gevoelens laten zien: een blij en een niet-blij gezicht. Later kun je dat uitbreiden naar blij, bang, boos en verdrietig, en nog later kun je meer nuances aanbrengen, door ook enkele (bekende) gevoelens aan te bieden, zoals in het overzicht rechtsboven. Bied echter niet alle gevoelens tegelijk aan, maar selecteer vooraf een aantal gevoelens die kans maken om bij de tekst te horen – anders wordt kiezen voor sommige kinderen een hopeloze zaak. Bespreek daarna de keuzes. Vraag niet waarom ze een bepaald gevoel hebben gekozen (want dat kan verwarrend of bedreigend zijn), maar vraag of ze er iets meer over kunnen vertellen.

FRAGMENTEN KIEZEN

Vraag aan de kinderen welk fragment(je), welke zin, welke afbeelding,… hen het meest heeft aangesproken of geraakt. Bij welke woorden waren ze heel bang? Welke vonden ze eng? Welke maakten hen droevig? Gebruik de gevoelsfiguren van hierboven als dat nuttig (b)lijkt. Vraag niet voortdurend welk fragment ze het mooist vonden, want dat daagt hen minder uit om op zoek te gaan naar wat de tekst voor hen persoonlijk betekent.

IN DE BAN VAN… HET VERHAAL EEN ANDERE TITEL EN COVER Geef de titel van het boek nog niet prijs, en laat de kinderen een (nieuwe) titel

verzinnen bij het boek. Op die manier kunnen ze proberen uit te drukken wat voor hen het wezen van de tekst is. Laat de kinderen een (nieuwe) cover maken die bij hun titel past, en vraag hun daarbij om vooraf goed na te denken over een aantal vragen: wie/wat moet er zeker getekend worden? Welke sfeer wil je met de kleuren weergeven? Waar moet de titel precies komen? Geef de kinderen de kans om met verschillende technieken aan de slag te gaan, afhankelijk van wat ze precies willen uitdrukken: tekenen met potlood of stiften, schilderen, collages,… Bespreek achteraf de resultaten. Wat zijn originele vondsten? Wat drukt de kern van het verhaal goed uit?

PASSENDE MUZIEK

Laat de kinderen enkele stukjes muziek horen, met elk een eigen sfeer en gevoel, en vraag hun welk muziekje het best bij het verhaal of gedicht past.


Buiten de lijntjes

Zorg ervoor dat er bijvoorbeeld bij een ‘angstige’ tekst zowel trage, ‘spannende’ muziek te horen is als muziek met veel getrommel en gedruis. Je kunt de kinderen ook (in kleine groepjes) zelf met instrumenten aan de slag laten gaan, en hun vragen om een kort muziekstukje te maken. Je kan ze meteen laten improviseren, of wat voorbereidingstijd geven vóór het toonmoment.

IN DE BAN VAN… COVERS EN ILLUSTRATIES WELK BOEK IS DIT?

Maak een kopie van een deel van de cover van een boek, van de titel van een boek (als die goed herkenbaar is) of van een deel van één bladzijde uit een boek. Leg daarna een aantal boeken klaar – tussen de 5 en de 20, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen – en laat de kinderen zoeken uit welk boek de kopie komt.

ZOVEEL BOEKEN ZOVEEL BOMEN Bied een aantal prentenboeken aan. In elk prentenboek moeten er bijvoorbeeld een of meerdere bomen (of hoeden, krokodillen, huizen, monsters,…) voorkomen. Bekijk en bespreek met de kinderen alle bomen: welke verschillen zijn er? Welke is jouw lievelingsboom? Welke bomen zien er grappig, triest, blij,… uit? Doe de boeken daarna dicht en laat de kinderen die dat willen hun lievelingsboom tekenen (of een andere boom!). Vergelijk de getekende bomen daarna met de originele illustraties.

BIJTEKENEN EN KLEUREN

een blad tekenpapier. Laat de kinderen er daarna zaken bij tekenen en kleuren. Geef eventueel hints: “Voor wie zou die bang zijn?”, “Aan wie zou die een zoen geven?”, “Hoe hoog zou die toren zijn?”. Bespreek achteraf en vergelijk met de originele illustratie: wat is er anders? En laat de kinderen een (deel van een) verhaal bedenken bij hun illustratie(s).

IN DE BAN VAN… MIJN/ONS EIGEN VERHAAL

KRINGVERHAAL

Na het (voor)lezen van een tekst begint iemand in de kring – zorg ervoor dat de groep niet te groot is! – het verhaal opnieuw te vertellen. Na één of enkele zinnen neemt een volgend kind over. Er zijn verschillende mogelijkheden om deze werkvorm in te zetten, en je kunt er ook op variëren. Zo kun je enkel het begin van het verhaal navertellen, waarna de kring er maar op los mag improviseren! Of je laat de kinderen een personage uit de tekst kiezen, en vraagt hun om daarrond een nieuw verhaal op te bouwen.

KRING OVER EIGEN ERVARINGEN Hou na het voorlezen van een gedicht of een verhaal ook een gesprek. Stel daarbij vragen als: • “Heb jij ook al eens…?” • “Wat gebeurde er toen?” • “Hoe voelde jij je? Hoe voelde X zich?” • “Was dat precies zoals in het verhaal/ gedicht? Wat was hetzelfde? Wat was er anders?” • … Geef de kinderen de kans om hun verhaal te tekenen en er een tekst bij te dicteren.

EEN VERHAAL VERZINNEN BIJ ILLUSTRATIES Neem met de kinderen een prentenboek door, zonder de tekst voor te lezen of het verhaal te vertellen. Dek voor kinderen die al kunnen lezen indien nodig de tekst af. Vraag bij elke prent aan een kind om het verhaal (verder) te vertellen. Lees daarna de originele tekst voor. Welke gelijkenissen en verschillen zijn er met het verhaal dat de kinderen hebben bedacht? Is het een compleet ander verhaal?

Meer lezen? Een aantal van de activiteiten die in die stuk staan beschreven, zijn gebaseerd op het boek Actief met boeken. Vertellen, ontdekken, spelen, creëren van Philippe Brasseur (Casterman, 124 pg.). In dit boek beschrijft Brasseur tientallen mogelijkheden om met kinderen tussen 2 en 8 jaar actief aan de slag te gaan met boeken. Een aanrader!

Kopieer een illustratie uit een boek, knip er een deel van uit en plak dat op

10-11


Aan de slag

HUMOR SERIEUS NEMEN Dieter Verstraete

Over de auteur DIETER VERSTRAETE is leerkracht Nederlands en Engels in het Sint-Jozefsinstituut Handel, Toerisme en IT in Brugge. Daarnaast geeft hij ook workshops op verschillende nascholingsdagen en is hij assistent aan de vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent.

We houden allemaal van een geslaagde mop op cafĂŠ, een hilarische meme op ons digitaal prikbord of een goed uitgewerkte practical joke. En wie speelt vandaag niet met die leuke filters, bitmoji's of gifs in diverse sociale media? Het is bij onze leerlingen niet anders en daarom deel ik graag enkele suggesties voor taalcreatieve, eigentijdse humoropdrachten waarbij digitale werkmiddelen meestal centraal staan. Samen met enkele collega's ging ik er vorig jaar mee aan de slag en het werd een van de favoriete lessenreeksen van onze klassen. Er is trouwens altijd een link met onderdelen uit taalbeschouwing of literatuur mogelijk: leerlingen verwerken zelfstandig de 'theoretische' basis en moeten die meteen toepassen. Dieter Verstraete

WWW.CAPTIONGENERATOR.COM Via deze gebruiksvriendelijke website kunnen de leerlingen ondertitels plaatsen bij klassieke filmpjes. Denk aan de passage uit Der Untergang, de Noord-Koreaanse nieuwslezeres, de pratende tweeling, de lachende Spanjaard ... Het lijkt simpel, maar hier moeten de studenten spelen met timing, letten op non-verbale communicatie en naar een pointe toewerken. Leerlingen moeten echt de juiste woorden vinden zodat alles past binnen de strikte spreektijd. Zelf maken we de opdracht moeilijker door de leerlingen een specifiek doelpubliek op te leggen. Het eindresultaat moet een satirisch filmpje zijn, waardoor je hierbij makkelijk het verschil tussen ironie, sarcasme, parodie, satire, persiflage ... kan toelichten. (We gaven trouwens zelf het goede voorbeeld met dit filmpje: www.captiongenerator.com/265602/ Een-leerkracht-getuigt.)

IFARTCOULDTALK.TUMBLR.COM EN WWW.PHRASEIT.NET Wil je de contrastwerking en het verrassingseffect van humor centraal zetten? Check dan zeker 'If art could talk' online en daag de leerlingen uit om het nog beter te doen. Slagen zij er ook in om een beroemd schilderij succesvol te combineren met een grappige, hedendaagse dialoog en zo op de lachspieren te werken? Leg de lat voor oudere leerlingen hoger door een actueel thema of bijvoorbeeld het gebruik van spreekwoorden als beperking op te leggen. De leerlingen kunnen een optimaal resultaat bereiken als ze www.phraseit.net gebruiken om de tekstballonnen toe te voegen. Deze oefening kan bovendien een evaluerende opdracht zijn na een lessenreeks rond de diverse literatuurstromingen: sluiten de inhoudelijke elementen correct aan bij de vormelijke aspecten van het kunstwerk?


Aan de slag

WWW.POWTOON.COM

WWW.IMGFLIP.COM/

EN WWW.PIXTON.COM

MEMEGENERATOR

PowToon geeft iedereen de kans om vlot een animatiefilmpje te maken binnen diverse stijlen. Leerlingen gaan dus aan de slag met diverse literaire bouwstenen om bijvoorbeeld een grappige anekdote of hun favoriete sketch in een filmpje te gieten. Of kunnen ze saaie, traditionele instructies hertalen naar een grappige video? Wie dit liever beperkt tot een storyboard of een korte strip, kan gebruik maken van Pixton. De opdracht lijkt trouwens frivoler dan hij is: vlotte dialogen schrijven en de lezer/kijker blijven boeien is geenszins evident. Een zijstapje naar de technieken van boeiende werking is hier zeker mogelijk. Je kan hier bovendien de studenten extra uitdagen door bijvoorbeeld louter op situatie- of taalhumor te focussen, of door stereotiepe personages te verbieden.

Geef de leerlingen een herkenbare situatie (bv. lastige dagen op school, samenleven met broers en zussen, de sleur in je relatie, een avondje uitgaan ...) en laat hen daarrond enkele memes uitwerken. Kunnen ze met andere woorden met weinig woorden toch to the point en (zelf)kritisch zijn? Hierbij kan je ook de grenzen van humor aftasten, het virale aspect van memes bespreken en de connotatie van woorden analyseren. Enkele voorbeelden van mijn leerlingen zie je onderaan op deze pagina.

Extra tips - Wil je rond sarcasme werken, googel dan zeker eens 'honest advertising slogans'. Leerlingen vinden vlot nieuwe, eerlijke slogans bij hun favoriete producten: van Colruyt – lage prijzen, gratis proevertjes, Kriek Max – zo is er ook iets voor de dames tot Evian – de #1 voor bottle flips. In bepaalde richtingen kan je dit zeker koppelen aan doelstellingen rond grafisch vormgeven. - Hou je meer van woordspelingen en catchphrases? Zoek dan online naar 'funny bumper stickers' en laat de leerlingen nieuwe stickers bedenken. Je kan werken rond bepaalde thema's, bijvoorbeeld gelinkt aan sociale projecten of goede doelen. Hiermee toon je aan dat humor niet altijd vrijblijvend is. - Kleur je graag buiten de lijntjes? Ga dan aan de slag met guerrillahumor: je vindt heel wat voorbeelden online (bij afbeeldingen). De leerlingen dienen een ludieke en mediagenieke actie uit te werken die ongetwijfeld viraal kan gaan. Of ze kunnen die guerrillahumor in school toepassen, iets wat onze leerlingen gretig deden.

Toemaatje Onze klassen moesten de opdrachten samenbrengen in een PowerPoint, waardoor we ICT integreren in het vak Nederlands. We laten hen gebruik maken van hyperlinks, geïmporteerde filmpjes, efficiënte effecten, interne koppelingen, de perfecte afbeeldingsopmaak ... Zo kom je tegemoet aan de meer geïntegreerde positie van informatica binnen vele richtingen.

12-13


Buiten de lijntjes

Bouwen aan taal OF HOE JE MET LEGO AAN MOTIVATIE EN TAALONTWIKKELING KUNT WERKEN

Voor onze bachelorproef onderzochten we hoe een leerkracht LEGO kan inzetten om de motivatie en het taalniveau van leerlingen in de b-stroom te verhogen. In dit artikel formuleren we onze bevindingen, en geven we leerkrachten ook enkele adviezen om verder te gaan differentiĂŤren. Renaat Callaert, Leander Colpaert en Yani Renneboogh

Over de auteur RENAAT CALLAERT, LEANDER COLPAERT EN YANI RENNEBOOGH studeerden in 2017 af aan de Arteveldehogeschool als leraar Nederlands.

LEGO STORYSTARTER Lessen Nederlands en LEGO: het lijkt een combinatie die niet echt voor de hand ligt. Dankzij LEGO StoryStarter kan je LEGO echter makkelijker integreren in de lessen dan je zou vermoeden. LEGO StoryStarter is het geesteskind van LEGO Education, de educatieve afdeling van de Deense gigant LEGO. Bij de opening van het bedrijf in 1980 kregen de medewerkers de opdracht om te onderzoeken hoe je het speelgoed op een educatieve manier zou kunnen inzetten. Naast verscheidene pakketten die uitermate geschikt zijn voor scholen die een STEM-opleiding aanbieden, kwam het bedrijf met LEGO StoryStarter op de proppen. LEGO omschrijft StoryStarter als een ideale manier om de taalvaardigheden van de leerlingen op een creatieve ma-


Buiten de lijntjes

nier aan te wakkeren. De leerlingen bouwen letterlijk en figuurlijk een verhaal aan de hand van de 1144 bouwmaterialen die ze terugvinden in de basisbouwset. Naast die bouwstenen vinden ze er een spinner in terug. Met een draai aan de spinner leggen de leerlingen bepaalde verhaalelementen vast: tijd, ruimte, beperking qua bouwstenen …

DE VAARDIGHEDEN

STORYSTARTER BIEDT JONGEREN DE KANS OM HUN CREATIVITEIT TE ONTPLOOIEN EN ZICH ZO VOOR TE BEREIDEN OP DE SNEL VERANDERENDE MAATSCHAPPIJ

LEGO StoryStarter is toepasbaar op de verschillende vaardigheden: lezen, luisteren, kijken, schrijven en spreken. De leerlingen produceren mondeling of schriftelijk een verhaal nadat ze naar inspirerende verhalen hebben geluisterd, gekeken of die hebben gelezen. De opbouw van de lessen gebeurt steeds via het OVUR-principe, waarbij de leerlingen het thema in de oriënterende fase ontdekken en het van naderbij bestuderen in de verkennende fase via luister- of leesteksten. In de uitvoerende fase gaan de leerlingen aan de slag met LEGO. De opdrachten variëren van het einde van een verhaal uitbouwen tot een nieuwsbericht visualiseren. Vervolgens presenteren ze het verhaal mondeling of schriftelijk. In de reflecterende fase denken de leerlingen na over hun proces en product en formuleren ze zelf verbeterpunten voor een volgende vaardigheidsoefening. Ze krijgen ook feedback van medeleerlingen en van de leerkracht.

CREATIVITEIT Creativiteit is iets wat vaak ontbreekt in de verhalen van leerlingen: de verhalen hebben vaak een ‘arme’ inhoud. De LEGO StoryStarter-doos biedt echter heel wat mogelijkheden om leerlingen te stimuleren hun verhalen voller te maken. Zo kunnen de leerlingen het thema en de inhoud volledig zelf kiezen, kan de

14-15


Buiten de lijntjes

leerkracht een opdracht of onderwerp opgeven (bv. een opstel over de grote vakantie) of kunnen de leerlingen gebruikmaken van de spinner om de grote lijnen van het verhaal vast te leggen. Aan de hand van de educatieve speldoos bouwen de leerlingen hun verhaal stapsgewijs op. Ze construeren scènes op een of meerdere platen en geven zo vorm aan hun verhaal. De elementen in de doos wakkeren hun creativiteit aan. Zo zijn de gevraagde blokjes niet altijd beschikbaar. De leerlingen dichten zelf een definitie toe aan de gebruikte LEGO-blokjes. Zo kan een ketting plots dienstdoen als een leiband voor een hond of als een slang in een oerwoud. De leerlingen kunnen ook onderdelen terugvinden waaraan ze aanvankelijk niet dachten. Een boompje kan plots de ideale aanvulling voor een romantische picknick worden. Ten slotte is er nog het softwarepakket waarmee de leerlingen hun constructie kunnen omzetten naar digitaal materiaal, om zo bijvoorbeeld een strip te maken.

DIFFERENTIATIE Om meer in te spelen op het variabele taalniveau van de leerlingen, kunnen leerkrachten op verschillende manieren gaan differentiëren. Zo kan de leerkracht variëren in taalaanbod. Tijdens de oriënterende en verkennende fases maken de leerlingen kennis met het thema van hun schrijf- of spreekopdracht, aan de hand van tekstmateriaal. De leerkracht kan daarbij zorgen voor oriënterend materiaal op verschillende niveaus. De taalzwakkere leerlingen krijgen dan teksten met een minder complexe structuur, zinsbouw en woordenschat aangeboden. In onze bachelorproef zijn er zo adviezen voor teksten én voorbeelden op drie niveaus terug te vinden. Vervolgens differentieert de leraar op het vlak van begeleiding. De leerlingen

die goed individueel werken, krijgen een beknopt stappenplan dat hen door de oefeningen heen leidt. Leerlingen die meer uitleg behoeven, neemt hij in groep bij de hand. Ook bij de productverwachtingen kan de leerkracht differentiëren. Om leerlingen uit te dagen en de complexiteit van de oefening te verhogen, verplicht hij enkele leerlingen de spinner te gebruiken. Het is knap als een leerling met een lager taalniveau een duidelijk verhaal met een minder complexe zinsbouw kan afleveren. Van een taalvaardigere leerling verwacht de leraar dan wél variatie in zinsvolgorde, zinsbouw ... De ene leerling dient een strip met volzinnen in, de ander schrijft een prozaverhaal.

EFFECT Hoewel het effect op het taalniveau van de leerlingen moeilijk vast te stellen bleek, door de korte tijdsduur van het project, werd de impact van LEGO StoryStarter op de concentratie en de medewerking wel snel duidelijk. De leerlingen haalden zelf aan dat ze de lessen enorm fijn vonden en zeiden dat het zo voor hen makkelijker werd om zich in te zetten voor het vak Nederlands.

BESLUIT Volgens ons zou het de taak moeten zijn van iedere leerkracht om zijn of haar lessen zo aantrekkelijk en creatief mogelijk op te stellen, zodat de medewerking van de leerlingen optimaal is. LEGO StoryStarter is in dat opzicht een handige tool. Het biedt tal van mogelijkheden om de leerlingen te activeren en het sluit ook aan bij hun leefwereld. Het vak Nederlands bevat verschillende aspecten waarop LEGO toepasbaar is. De leerkracht kan LEGO niet enkel inzetten bij lessen taalvaardigheid; ook taalbeschouwing kan met de kleurrijke blokjes aanschouwelijker worden (zie Fons 3, p. 47 voor een aantal tips). Creativiteit is een van de kerncompetenties die jongeren nodig hebben om te kunnen functioneren in de maatschappij van de 21ste eeuw. Dat kenmerk, dat ons kan onderscheiden van anderen, kan meer aanwezig zijn in alle lessen. StoryStarter biedt jongeren de kans om hun creativiteit te ontplooien en zich zo voor te bereiden op de snel veranderende maatschappij. Wij zien daarbij in de toekomst zeker en vast een voorname rol voor LEGO in het onderwijs.


Uitgediept

GRAPHIC NOVEL

Graphic novels

OP DE LEESLIJST Graphic novels en stripverhalen hebben de laatste jaren op heel wat scholen een plaats op de leeslijsten en in de lespraktijk gekregen. Leraren gaan enthousiast met hun leerlingen aan de slag rond concrete titels en proberen hun de liefde voor dit medium bij te brengen. In dit artikel wil ik geen pleidooi houden voor of tegen graphic novels in de klas. Wel wil ik stilstaan bij enkele aandachtspunten rond het werken met comics en stripverhalen. Gino Bombeke

Over de auteur

GINO BOMBEKE

gaf 14 jaar les in het secundair onderwijs. Momenteel is hij vakbegeleider Nederlands voor Katholiek Onderwijs Vlaanderen in de regio Mechelen-Brussel en lector aan de SLO Nederlands van de KU Leuven.

16-17


Uitgediept

GEEN GARANTIE OP LEESPLEZIER In gesprekken met leraren valt op dat graphic novels vooral aangeboden worden om leesplezier bij leerlingen te bereiken. Toch zullen deze werken niet zonder meer bij leerlingen in de smaak vallen. Alle begeleiding die we leerlingen bieden bij het kiezen van een roman (informatie geven over thema, verbinden met voorkennis, leesvoorkeur en leeservaring, handvaten in verband met stijl, onderwerp en historisch, cultureel of maatschappelijk kader) zijn even noodzakelijk bij het aanreiken van stripverhalen. Ook voor dyslectische lezers zijn deze titels niet altijd een zegen. De creatieve en grafische lettertypes, een veelheid aan tekstvakken binnen één paneel en een wisselende en niet-lineaire leesrichting kunnen extra barrières opwerpen.

STERK ALS INTRODUCTIE In stripverhalen vinden we de unieke combinatie van (statisch) beeld en tekst. Hierdoor worden heel wat bouwstenen van een verhaal (vooral ruimte, tijd, vertelinstantie en spanningsopbouw) visueel onderstreept. Zo zullen sfeerschepping en symboliek bij ruimte duidelijker naar voren komen en zullen flashbacks en flashforwards afwijkende kleuren hebben. Graphic novels zijn daarom heel bruikbaar als inleiding bij verhaalanalyse. Het is ook bijzonder boeiend om met leerlingen in te gaan op genre-elementen en -conventies. Een bijzondere vermelding verdient Matt Maddens 99 manieren om een verhaal te vertellen. Madden vertrekt van één concrete, banale situatie en brengt die op 99 manieren door te spelen met verhaalelementen, grafische elementen en intertekstualiteit.

STRIPS ZIJN EEN MEDIUM, GEEN GENRE Als graphic novels enkel in een introductiefase aan bod komen, dan geef je als leraar impliciet de boodschap dat deze titels slechts een opstap zijn naar literatuur. Het is daarom belangrijk om stil te staan bij de mediumspecifieke eigenschappen. Zo zijn het aantal en de grootte van de panelen op een pagina bepalend voor de snelheid van het verhaal. Stripauteurs gaan ook heel bewust om met de relatie tussen beeld en tekst: soms illustreert de afbeelding de tekst, soms is de tekst figuurlijk en het beeld letterlijk, soms levert de combinatie een ironisch effect op of is er een tegenstelling tussen wat de voice over vertelt en wat het beeld toont. Bij klasbezoeken valt op dat leraren veel tijd steken in het ontwikkelen van bundels over de werking van het medium. Er is echter al heel wat knap en bruikbaar materiaal. In het kaderstuk hieronder vind je enkele vindplaatsen met uitgewerkte lessuggesties.

JE KUNT GEEN FAN ZIJN VAN BATMAN De eerste Batman-strip werd geschreven in 1939, het eerste avontuur van Captain America werd verteld in 1941. Superman, The Shadow en Zorro zijn nog ouder. De voorbije 75 jaar kregen deze personages nieuwe helpers en vijanden, maar werd er ook aan hun ontstaan en invulling grondig gesleuteld. Afhankelijk van welke auteur met deze figuren aan slag ging, krijg je een ander type verhaal. Het is daarom moeilijk om te zeggen dat je fan bent van Spider-man of Daredevil. Comiclezers zullen het altijd hebben over Spider-man door Todd McFarlane of Daredevil door Kevin Smith. Dit opent mogelijkheden voor onderzoeksopdrachten rond de vraag wat een auteur doet met een concept, een personage of een verhaal. Dichter bij ons zien we nu een golf aan herinterpretaties van bekende stripklassiekers. Zo kregen Suske en Wiske een nieuwe – volwassen – invulling in Amoras en keerde Jerom terug in de superheldenreeks J.ROM. Dit jaar staan

Vindplaatsen - Module twee van www.nieuweleescultuur.ugent.be bevat een historisch overzicht van de strip en verdere leessuggesties. De site is bedoeld als informatiepunt, leermiddel en onderzoeksinstrument voor leraren(-in-opleiding), cultuurwetenschappers en geïnteresseerden in media, literatuur en cultuur. - De lesbrieven op www.stripgids.org vormen een aantrekkelijk uitgangs-

punt voor collega's die met hun leerlingen in de klas rond graphic novels willen werken. - De kunst van het Stripverhaal en Strips en de Grote Oorlog zijn twee gebruiksklare dossiers van de educatieve dienst van het stripmuseum in Brussel. Je vindt ze op https://www.stripmuseum.be/nl/ educatieve-dienst.


Uitgediept

The Red Rider (adaptatie van De Rode Ridder) en een volwassen versie van Jommeke op de uitgeeflijst. Op de website van Fons vind je Terug naar Amoras terug, een complementair groepswerk waarbij leerlingen inzoomen op verschillende facetten om de klassieke strips met hun hedendaagse spin-off te vergelijken.

Stripverhalen, graphic novels en comics Het valt de lezer ongetwijfeld op dat in deze bijdrage de termen stripverhaal, graphic novel en comics naast elkaar gebruikt worden. Het onderscheid is hoofdzakelijk terminologisch en er worden, afhankelijk van de bron, verschillende criteria gebruikt om een werk onder een van deze noemers te plaatsen. Ik raad leraren dan ook aan om niet op dit onderscheid in te gaan, maar vooral te werken vanuit leesdoel (‘Wat wil je bereiken met deze opdracht?’; ‘Waarom kies je voor deze titel?’) en effect (‘Hoe ervaart een leerling dit verhaal?’; ‘Hoe komt deze ervaring tot stand?’; ‘Welke inhoudelijke en vormelijke elementen dragen hiertoe bij?’).

BOEIEND OM IN TE GAAN OP REMEDIATIE Er verschijnen ook regelmatig comics die gebaseerd zijn op bestaande klassiekers. Zo is Batman Noël gebaseerd op A Christmas Carol of gaan The Fantastic Four op tocht met Sinbad in The Fantastic 4th Voyage of Sinbad. Zowel internationaal als in Vlaanderen en Nederland zijn verstrippingen terug te vinden: graphic-novelversies van bestaande klassiekers. Zo waren bij ons het werk van Dick Matena en de stripversie van Van den Vos Reynaerde door René Broens en Marc Legendre enkele jaren geleden heel populair. Al deze voorbeelden leveren aantrekkelijke vergelijkingskansen op tussen bron en adaptatie. Dit wordt versterkt wanneer het bronverhaal ook in andere media (film, audioboek, theaterversie…) omgezet is. Leerlingen staan dan stil bij vragen als: welke aanpassingen zijn er gebeurd? Welke hiervan zijn eigen aan het medium? Wat is het effect van de aanpassingen? Hoe beleef je eenzelfde verhaal in een ander medium?

CONCLUSIE De graphic novel is een boeiend en zinvol medium om mee aan de slag te gaan. Een doelgerichte aanpak en alle kenmerken van didactisch onderbouwd literatuuronderwijs blijven noodzakelijk om leerlingen tot een rijke ervaring, analyse en interpretatie te brengen. Hierbij reken ik ook het stilstaan bij mediumspecifieke kenmerken. Dit laatste is een noodzakelijke voorwaarde om leerlingen inzicht te laten krijgen in de mogelijkheden van het medium. Bovendien vermijdt het dat we in ons literatuuronderwijs één medium hoger of lager positioneren dan een ander.

18-19


Aan de slag

GRAPHIC NOVEL

Literaire competentie gestript TWEE UITGEWERKTE LESSEN ROND GRAPHIC NOVELS Aan de slag met graphic novels? Dan biedt deze bijdrage je twee uitgewerkte lessen rond graphic novels aan. ‘Een moderne rederijker’ (zie p. 22) herhaalt de bouwstenen van verhaalanalyse, exploreert grafische elementen van het stripmedium en introduceert de term intertekstualiteit. ‘Terug naar Amoras’ (waarvan je de uitwerking op de website van Fons terugvindt) is een onderzoekopdracht via complementair groepswerk rond hedendaagse bewerkingen van klassieke Vlaamse stripreeksen. Op www.tijdschriftfons.be kun je de leerlingendocumenten bij beide lessen downloaden als Word-document, zodat je ze kunt aanpassen aan jouw schoolsituatie, doelpubliek en lessenreeks. De instructies zijn algemeen opgesteld en zullen verfijning nodig hebben. Toch ga ik ervan uit dat de opdrachten inspiratie kunnen bieden. In dit artikel vind je enkele begeleidingssuggesties en aanvullende achtergrondinformatie. Gino Bombeke

EEN MODERNE REDERIJKER De graphic novel Stijloefeningen – 99 manieren om een verhaal te vertellen van Matt Madden vertrekt van een banale situatie: een man (Matt Madden) zit te werken, staat op, doet zijn laptop dicht en gaat naar een andere kamer. Boven vraagt iemand hoe laat het is. Madden antwoordt, opent de koelkast en vraagt zich af wat hij kwam zoeken. De Nederlandse vertaling van deze graphic novel werd uitgegeven bij Strip Turnhout. Samen met vzw Kunst in zicht kwam een educatief project tot stand

dat ingaat op de grafische roman als kunstvorm, visuele geletterdheid (het variatieprincipe) en het ontwikkelen van eigen muzisch-creatieve acties. Alle informatie vind je op http://www. kunstinzicht.be/publicaties/stijloefeningen. Het groepspakket bevat 20 van de 99 stijloefeningen, wat voldoende is om deze uitgewerkte les in de praktijk te brengen. De les op p. 22 (en op www.tijdschriftfons.be) focust op het gebruik van deze graphic novel binnen het vak Nederlands. Centraal staan de verhaalelementen: vertelperspectief, genre, ruimte, tijd en chronologie, spanningsopbouw, verhaalstructuur en motief. Belangrijk is

Over de auteur GINO BOMBEKE gaf 14 jaar les in het secundair onderwijs. Momenteel is hij vakbegeleider Nederlands voor Katholiek Onderwijs Vlaanderen in de regio Mechelen-Brussel en lector aan de SLO Nederlands van de KU Leuven.

dat de leerkracht de leerlingen uitdaagt om oog te hebben voor details en hun antwoorden te verfijnen aan de hand van Maddens werk.

TERUG NAAR AMORAS Het stappenplan op de Fons-website laat leerlingen in groepen van drie een herwerking van een Vlaamse stripreeks onderzoeken, vanuit verschillende invalshoeken. Ik bracht er vier aan, zodat er binnen elke groep keuzemogelijkheid


Aan de slag

is. Bij het uitvoeren van deze opdracht is het belangrijk de planning (duidelijke deadlines) en timing (vooral in fase 2) scherp te stellen. Je kunt als leerkracht variëren in de mate waarin je de leerlingen vrijheid geeft. Houd er rekening mee dat de kwaliteit van de tussenstappen een sterke invloed heeft op de kwaliteit van het eindresultaat. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om leerlingen van de tussenstappen (de vragen van het interview, de bronnen voor de zoekopdracht, de poster in stap 2, de aandachtspun-

ten bij het lezen in stap 4…) een eerste versie aan jou te laten bezorgen. Zo kun je hun gericht feedback geven. Begeleid leerlingen bij hun individuele opdracht. Daag hen uit verder te gaan dan de evidente mogelijkheden (eigen familie en Wikipedia). Verwijs door naar Het Archief voor Onderwijs, vrtnws.be en de archiefsite cobra.be. Stripauteurs en -tekenaars zijn regelmatig terug te vinden op beurzen of op signeersessies in de lokale stripwinkel. Leerlingen kunnen met hen in dialoog gaan. Ook striphandelaars zullen leerlingen graag verder helpen.

Onderstaande tabel is een leidraad bij de spin-offs. Naast het genre van de herwerking vind je enkele titels van populaire films en tv-reeksen. Je kunt er als leerkracht voor kiezen om leerlingen niet de hele spin-off te laten lezen, maar telkens de eerste twee albums. Zo nivelleer je het verschil in leesinspanning. Leerlingen kunnen zo na een positieve leeservaring kiezen om bij de volgende boekopdracht de rest van de reeks te lezen.

Spin-off

Oorspronkelijke reeks

Eerdere bewerkingen

Genre van de herwerking

Amoras (6 albums)

Suske en Wiske

Junior Suske en Wiske Televisiepoppenserie (jaren 70) Tekenfilms (jaren 80) Suske en Wiske musical (1994) De spokenjagers – musical (2002) De Texas rakkers – animatiefilm (2009) Kronieken van Amoras (2017)

Mystery thriller (Lost, Shutter Island, The Game)

De gouden stuntman De wonderbare reizen van Jerom De bewerkingen bij Suske en Wiske

Origin story (Iron Man, Ant-man, Batman Begins)

J.ROM album 1-3 (Schaduw, Helder, Verblind)

Personage in Suske en Wiske

J.ROM album 4-5 (Bloedmaan, Rode sneeuw)

Tijdreizen (The Butterfly Effect, Back to the Future, Source Code, Looper)

Thriller (Silence of the Lambs, Gothika, Psycho)

Fanny K.

Personage in Kiekeboe

De moordenaar van Lucky Luke

Lucky Luke

Red Rider

Nog niet verschenen

Jommeke

Nog niet verschenen, nog geen titel bekend

Het witte bloed – oorspronkelijk tv-serie / tv-film (1992) Misstoestanden – oorspronkelijk film / cd met soundtrack (2000) Baas boven baas – theaterstuk (2007)

Misdaadthriller (Sleeping with the Enemy, The Fugitive)

Western (Deadwood, Unforgiven, For a Few Dollars More) Whodunit (The Girl with the Dragon Tattoo, Gone Girl, Memento, Identity)

20-21


Aan de slag

Een moderne rederijker De New Yorkse striptekenaar Matt Madden kun je zonder probleem een hedendaagse rederijker noemen. In zijn graphic novel 99 manieren om een verhaal te vertellen vertrekt hij van één concrete, banale situatie. Die gebruikt hij als sjabloon om creatief aan de slag te gaan. Madden verkent de mogelijkheden van het medium door te spelen met verhaalelementen, grafische elementen en intertekstualiteit.

Oriënteren

1 Beschrijf het verhaal dat je in Maddens sjabloon terugvindt. 2 Welke details vind je in de achtergrond terug? Bekijk hiervoor elk plaatje afzonderlijk. 3 Bekijk de manier waarop de tekst is weergegeven. Verklaar de verschillen die je tussen de vier tekstfragmenten vaststelt.

Voorbereiden

4 Denk aan de bouwstenen voor een verhaal (verhaalanalyse). Welke technieken heeft een auteur om zijn verhaal op te bouwen en er spanning in te stoppen? Noteer alle verhaalelementen die je kent. Hoe kan een auteur hiermee spelen? 5 Maak een overzicht van alle grafische elementen in een stripverhaal. Denk ook aan camerastandpunten bij fotografie of film. Hoe kan een filmmaker hiermee spelen? 6 Hiernaast vind je een voorbeeld uit Urbanus. Dit stripfiguur doet iets wat eigenlijk in een andere stripreeks thuishoort. Gebruik dit voorbeeld om de betekenis van intertekstualiteit uit te leggen. Ken je nog andere voorbeelden uit films of boeken?

Uitvoeren

7 In groepen van vier krijg je een bundel met fragmenten uit Maddens 99 manieren om een verhaal te vertellen. Beschrijf voor elke manier wat er precies aan de hand is. 8 Gebruik de categorieën uit Voorbereiden om een taxonomie op te stellen.

Reflectie (en uitdaging)

9 Wat heb je bijgeleerd tijdens deze opdracht? 10 Zou je Madden omschrijven als een kunstenaar of niet? 11 Kijk je anders naar stijl en de manier waarop een verhaal verteld wordt? 12 Je leraar vertelt je wat Ou-li-po is. Verzin een originele manier om deze in je dagelijkse leven toe te passen. Over een week gaan we na of je dit hebt kunnen volhouden en wat de reactie van andere mensen was.


Uitgediept

Voorleesweek:

HOERA VOOR DE VOORLEESPAPA’S! Van 18 tot 26 november is het opnieuw tijd voor de jaarlijkse Voorleesweek. Dit jaar zet organisator Iedereen Leest de voorleespapa’s centraal. Omdat mannelijke rolmodellen belangrijk zijn en voorleesvaders een niet te onderschatten rol kunnen spelen in de leesopvoeding van kinderen – en vooral in die van jongens. Ook op school.

Over de auteur TINE KUYPERS is communicatiemedewerker bij Iedereen Leest.

Tine Kuypers

Al jarenlang is de Voorleesweek een stevige traditie in de meeste scholen. Van voorleesontbijten over voorleesmarathons tot voorleessessies met bekende voorlezers: veel scholen trekken dan nog eens alle registers open. Een jaarlijks moment om extra aandacht te vragen voor het belang én het plezier van voorlezen: het blijft nodig en relevant. Want voorlezen is dé manier om de kiem te leggen voor zelf lezen en leesplezier. Door de voordelen van voorlezen te beklemtonen, hoopt Iedereen Leest dat scholen werk maken van een duurzaam en doordacht voorlees- en leesbeleid, het hele jaar door.

MOETEN ER NOG VOORLEESPAPA’S ZIJN? De focus van deze Voorleesweek ligt dus op de voorleespapa’s. Dan rijst al snel de vraag: zijn er dan geen voorlezende vaders meer? Natuurlijk wel, gelukkig

maar. Uit recent onderzoek en peilingen blijkt dat heel wat vaders graag en vaak voorlezen en dat in vele gezinnen de voorleesrolverdeling heel vlot verloopt. Maar doorgaans nemen de moeders iets vaker de voorleestaak op zich. Daarom zetten we de voorleespapa’s toch graag eens extra in de kijker: zij die het al doen én zij die misschien nog een extra duwtje in de rug nodig hebben. Omdat ze belangrijk zijn, omdat we hen willen stimuleren om zich meer te laten zien en het vaker te doen en omdat hun invloed op de leesopvoeding groot is. Zeker bij jongens. Dat heeft alles – of toch veel – te maken met het vrouwelijke imago dat lezen heeft.

LEZEN IS VOOR MEISJES Meisjes lezen doorgaans liever én beter dan jongens, dat blijkt uit verschillende onderzoeken. Daar zijn verschillende redenen voor, maar een van de oorzaken is dat jongens lezen als een

vrouwenbezigheid zien. Lezen is ‘meer iets voor meisjes’. Die associatie is niet uit de lucht gegrepen: vrouwen lezen meer dan mannen en dat weerspiegelt zich ook in de leesopvoeding van kinderen, waar vrouwen eveneens de grootste rol spelen. Van de begeleidster in de kinderopvang over de bibliotheekmedewerker tot de leerkracht op school: allen hebben ze een overwegend vrouwelijk profiel. Als het over lezen gaat, krijgen kinderen dus vooral met vrouwelijke rolmodellen te maken. Uit onderzoek blijkt bovendien dat een voorlezende vader, meester of man vooral de jongens stimuleert. Zij hebben hier dus extra baat bij. Door meer mannelijke rolmodellen op te voeren, kunnen we het vrouwelijke imago van lezen een beetje bijstellen en de leeskloof tussen jongens en meisjes verkleinen.

NUANCES ZIJN NODIG Uiteraard is het het belangrijkste dát er in een school, kinderdagverblijf, gezin,

22-23


Uitgediept

buitenschoolse opvang … voorgelezen wordt. Door wie is van minder belang. De voordelen die voorlezen heeft, zoals een betere taalontwikkeling en woordenschat, blijven bestaan, ongeacht het geslacht van de voorlezer. In een gezin zonder vader is het uiteraard geen probleem dat enkel de moeder voorleest. Een school zonder mannelijke leerkrachten kan perfect aan een goed (voor)leesbeleid werken. Maar het is wel belangrijk om hier als school even bij stil te staan. Misschien is het toch wel eens fijn om een voorleespapa uit te nodigen of een mannelijke voorlezer in te schakelen? Misschien kan je eens een mannelijke auteur uitnodigen voor een lezing? Boekentips door andere jongens of mannen laten geven? Wie weet maakt het voor enkele jongens een verschil.

OUDERBETROKKENHEID De Voorleesweek kan een mooie kans bieden om ouders meer te betrekken bij de school. Heel wat scholen zetten voorleesouders in om sporadisch of op vaste basis te komen voorlezen. Het is een eenvoudige en fijne manier om de drempel naar de klas te verlagen, ook voor anderstalige ouders. Een voorleesmoment in een andere taal is voor alle kinderen spannend en leerrijk. Bovendien geef je zo als school de boodschap mee dat voorlezen belangrijk is, en stimuleer je ouders onrechtstreeks om hier thuis ook aandacht aan te besteden. Ook de drie ouderkoepels (Go! ouders, KOOGO en VCOV) springen opnieuw op de kar van de Voorleesweek. Zij roepen op om tijdens de Voorleesweek een Grote Voorleesdag te organiseren op school, waarbij je ouders en grootouders engageert om te komen voorlezen. Wie dat doet en zich aanmeldt op www.

degrotevoorleesdag.be, maakt kans op een mooi boekenpakket en krijgt extra inspiratie. En vergeet dus de voorleespapa’s en –opa’s niet!

BOEKENTIPS OVER VADERS Zijn er geen voorleesvaders in de buurt, maar wil je toch inzetten op het thema? Een andere manier om vaders tijdens deze Voorleesweek te vieren, is door voor te lezen uit mooie boeken met een bijzondere vader in de hoofdrol. Hier alvast een paar leuke tips: - Appelmoes – Klaas Verplancke (De Eenhoorn, 2011) 4+ / Warm prentenboek over de unieke band tussen een vader en zijn zoon. - Otje – Annie M.G. Schmidt (Querido, 2016) 8+ / Grappige voorleesklassieker over een jong meisje en haar gekke, eigenzinnige vader. - Django heet Django (De Eenhoorn, 2008) 4+ / Herkenbaar verhaal over Django, die plots liever Meneer genoemd wordt. Dan hoeft hij ook niet meer naar zijn vader te luisteren. - Lampje – Annet Schaap (Querido, 2017) 9+ / Bijzonder, fantasierijk en meeslepend boek over de dochter van een vuurtorenwachter. - De jacht op Jozef Tentelaar – Stefan Boonen, Tom Schoonooghe (ill.) (Van Halewyck, 2016) 9+ / Avontuurlijk verhaal over Jozef en zijn vader, die samen in een piepkleine woonwagen annex koffiehuisje wonen.

MEER?

Alle info over de Voorleesweek, gratis promotiematerialen en nog veel meer boekentips vind je op www.voorleesweek.be.

Registreer je voor de voorleesteller en win een boekenpakket! Lees je zelf voor tijdens de Voorleesweek of wordt er op school (extra) voorgelezen? Registreer je dan voor de voorleesteller op www.voorleesweek.be. Iedereen die zich aanmeldt, krijgt een gratis luisterverhaal van bekende voorleespapa’s cadeau. Je maakt bovendien ook kans op een boekenpakket, zeker als je ook voorleespapa’s inschakelt voor je voorleesmoment.


Uitgediept

Boekentips

DOOR IEDEREEN LEEST 3+ EEN HUIS VOOR HARRY Leo Timmers Querido, 2017 ISBN 9789045121284

Harry de kat volgt vlinder Vera, die voor zijn raam voorbijvliegt. Ze leidt hem over de daken, door de stad, tot hij de weg kwijt is. Moet hij nu op zoek naar een andere thuis? Gelukkig komt hij een aantal straatkatten tegen, die hem weer naar Vera en misschien zelfs naar huis leiden … Een schattig, hartverwarmend prentenboek over vriendschap en thuiskomen, met een eenvoudig verhaal, fijne humor in de prachtige illustraties en een innemend hoofdpersonage.

9+ WAS DE AARDE VROEGER PLAT? VRAGEN DIE OM VERSJES VRAGEN Bette Westera, Sylvia Weve (ill.) Gottmer, 2017 ISBN 9789025767921

Het duo Bette Westera (voor de gedichten) en Sylvia Weve (voor de illustraties): dat spettert altijd. In deze gloednieuwe bundel maakt Bette Westera van belangrijke vragen van kinderen gedichten zoals alleen zij dat kan. Over de aarde die plat was, de kip en het ei, en de binnenkant van papier: deze bundel ademt alvast de sfeer van Jeugdboekenmaand 2018.

Meer boekentips vind je op www.boekenzoeker.org.

12+ FRIDA

Sébastien Perez, Benjamin Lacombe (ill.) Uitgeverij Clavis, 2017 ISBN 9789044829310 Een prentenboek voor oudere lezers, natuurlijk kan dat! Met veel kleur en prachtige illustraties vertelt dit magistrale boek het leven van de beroemde Mexicaanse kunstenares Frida Kahlo (1907-1954). Het is een leven vol pijn, maar ook vol liefde. Een poëtisch en hartverscheurend pareltje is dit, hard maar ook hoopvol, dat ook een prima opstapje vormt naar Kahlo.

15+ THE HATE U GIVE Angie Thomas Moon Young Adult, 2017 ISBN 9789048837175

Starr Carter groeit op in een armoedige zwarte buurt, die in schril contrast staat met haar dure witte school. Wanneer Starr getuige is van de fatale schietpartij op jeugdvriend Khalil, komen beide werelden met elkaar in botsing en moet ze een belangrijke beslissing nemen. Angie Thomas liet zich inspireren door de ‘Black Lives Matter’-beweging en baseert haar debuut deels op waargebeurde feiten. Een erg belangrijk, maatschappelijk relevant boek, waarin de harde werkelijkheid wordt verzacht door de subtiele humor en snedige dialogen.

24-25


Aan de slag

Een verzameling OKAN-leermiddelen VOOR WIE HET BOS DOOR DE BOMEN NIET MEER ZIET Morgan Foré en Claudia Bonte

Er zijn steeds meer nieuwkomers in Vlaanderen. Leerlingen tussen twaalf en achttien jaar die het Nederlands niet beheersen, komen eerst in ‘onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers’ (OKAN) terecht. Daar moeten ze in maximum één schooljaar de taal meester worden, om daarna de overstap te kunnen maken naar het regulier onderwijs. Wij gingen op zoek naar het bestaande lesmateriaal om in te zetten in dergelijke OKAN-klassen. Tijdens onze zoektocht kwamen we echter tot de conclusie dat we geen volledig overzicht konden vinden, maar dat alles erg verspreid stond. Een dergelijke zoektocht maakt de selectie van gepast lesmateriaal er voor leerkrachten niet makkelijker op. Op het eerste gezicht lijkt het bestaande materiaal bovendien voornamelijk niet-digitaal te zijn, terwijl we toch de klemtoon willen leggen op het belang van ICT in het onderwijs voor OKAN-leerlingen. In het theoretisch luik van onze bachelorproef toonden we namelijk aan dat ICT onontbeerlijk is in het onderwijs, ook aan anderstalige nieuwkomers. Wij maakten daarom één grote verzameling van lesmateriaal, in de vorm van een inspirerende website, waarbij we zo-

veel mogelijk materiaal samenbrengen, ingedeeld in verschillende categorieën. We hebben onze website zodanig ingedeeld dat je lesmateriaal kan zoeken onder categorieën als vaardigheden, grammatica, woordenschat, enzovoort. Daarnaast is er op de website ook een subpagina apps en tools, met zelfgemaakte technische fiches. Je vindt er onder meer een overzicht van alle pro’s en contra’s, zodat het voor leerkrachten makkelijker is om passend materiaal voor OKAN-leerlingen te selecteren. De gebruikerservaringen van leerkrachten en leerlingen speelden hierbij een belangrijke rol. Wij werkten samen met de OKAN-afdeling van het KTA Brugge, waar we de kans kregen om verschillende apps en tools uit te testen. Bij het maken van onze keuzes werden we ook ondersteund door twee OKAN-leerkrachten, die ons feedback gaven. De uitgebreide selectie aan lesmateriaal op onze website www.OKAN-leermiddelen.weebly.com zal het voor geïnteresseerde leerkrachten hopelijk makkelijker maken om geschikt materiaal te vinden voor OKAN-leerlingen. Leerlingen moeten immers alle kansen krijgen om het Nederlands op een efficiënte en boeien-

de manier te leren. Het is prachtig om anderen te kunnen helpen bij het leren van een taal, want elke nieuwe taal opent een nieuwe deur die je onderweg in je leven tegenkomt. Wij wensen iedereen veel succes bij het (aan)leren van een taal.

Over de auteur MORGAN FORÉ EN CLAUDIA BONTE zijn afgestudeerd als leraar Nederlands aan de Hogeschool West-Vlaanderen. Op de website www.OKAN-leermiddelen.weebly. com verzamelden ze voor hun bachelorproef OKAN-leermiddelen om de zoektocht naar lesmateriaal te vergemakkelijken.


Aan de slag

26-27


In gepsrek

Tamara meets Ellen EEN LERAAR SECUNDAIR ONDERWIJS EN EEN KLEUTERJUF GAAN MET ELKAAR IN GESPREK

Kleuteronderwijs meets secundair onderwijs. In de werkelijkheid zijn ze mijlenver van elkaar verwijderd. Tenzij een kleuterjuf en een leerkracht secundair toevallig familie zijn. Gesprekstof genoeg dus. Vreemd genoeg ontdekten we steeds opnieuw meer gelijkenissen dan verschillen, bij zowat elk thema dat we aansneden.

Tamara

Ellen

Over de auteur TAMARA STOJAKOVIC is leerkracht Nederlands in het Atheneum MXM in Merksem. Ze coördineert er ook de taaltrajecten. Daarnaast is ze freelance nascholer. Dit jaar werd ze ook verkozen tot de Beste Leraar Nederlands 2017.

ELLEN BOSSCHAERTS is kleuteronderwijzeres in de Vrije Basisoefenschool Wijnegem. Ze is ook oprichtster van ‘Lotusland’, een vakantieopvang voor hooggevoelige kleuters.

Tamara Stojakovic en Ellen Bosschaerts

WELBEVINDEN VAN LEERLINGEN Tamara: Het is een cliché, maar in de meeste clichés schuilt veel waarheid. Alles begint met welbevinden. Een kind of een jongere leert niet veel bij als er geen gevoel van veiligheid is. Een volwassene trouwens ook niet. Ik heb dit jaar een beperkte lesopdracht. Daarnaast coördineer ik samen met een collega de taaltrajecten. Met die taaltrajecten zetten we in de eerste plaats in op ex-OKAN-leerlingen, op termijn vullen we de lijst ook aan met taalzwakke leerlingen. De overstap naar een secundaire school gaat altijd gepaard met een shock. Deze leerlingen sleuren vaak al een emotionele rugzak met zich mee. Voeg daar de taalproblemen en de cultuurverschillen aan toe, en je krijgt automatisch barsten in hun welbevin-

den. Het is mijn taak om vooral rond dat welbevinden te werken. Ik focus in het begin van een gesprek nooit op punten. Ik vraag simpelweg hoe het gaat, die vraag is vaak voldoende. Pas nadat er een basis is voor die vertrouwensrelatie, beginnen we oplossingen te zoeken voor de eventuele problemen en obstakels. Ellen: Daar ben ik het helemaal mee eens – of het nu om kleuters of om pubers gaat. Voor mij is het een automatische reflex om naar Google translate te grijpen. Als ik een anderstalige kleuter in mijn klasje krijg, zoek ik een aantal basiszinnen en uitdrukkingen op in de moedertaal: ‘Mama komt straks’, ‘Wil je naar het toilet?’, ‘Neem je brooddoos’. Ik voel op dat moment dat kinderen ontspannen en oprecht gelukkig zijn dat ze de juf begrijpen. Na een tijdje gaan we over op het Nederlands, stap per stap. Welbevinden stimuleren schuilt soms in een klein hoekje.

THUISTAAL NIET NEGEREN, WEL STIMULEREN Ellen: Het is erg belangrijk om alle thuistalen in kaart te brengen. Op die manier weet ik hoe ik met de kinderen kan communiceren in hun thuistaal als dat nodig is. Dat gaat natuurlijk over basiscommunicatie, en het is zeker en vast niet de bedoeling dat de juf zelf een soort Google translate wordt. Non-verbale communicatie is uiteraard essentieel voor de taalontwikkeling van alle kleuters, maar dat geldt eigenlijk voor alle kinderen. Wat op dit moment vaak gebeurt, is dat de zorgleerkracht taalzwakke kinderen uit de klas haalt. Daar ben ik absoluut geen voorstander van. Ik zou het een veel beter idee vinden om co-teaching meer te integre-


In gepsrek

ren, zodat de zorgleerkracht even mijn klas overneemt. Dan kan ik even gericht werken in kleine groepjes. Dat komt het welbevinden van kinderen alleen maar ten goede, omdat ik dan de tijd en de ruimte krijg om met die kinderen echt bezig te zijn. Ik ben ook een grote fan van leesprojecten: leerlingen uit het secundair die in de klas komen voorlezen aan kleuters bijvoorbeeld. Dat mag zelfs in een andere taal, waarom niet? Als je hetzelfde verhaal na een tijdje in het Nederlands voorleest, hebben die kinderen al heel wat herkenningspunten. Tamara: Ik geef Nederlands aan de laatstejaars. Onlangs moesten mijn leerlingen een cv opstellen. Het viel me erg op dat veel leerlingen hun moedertaal zelfs niet op hun cv vermeldden. Ik denk dat dat voldoende zegt. We hebben de neiging om de moedertaal als iets negatiefs te bestempelen. Volledig onterecht natuurlijk: het is bewezen dat de ontwikkeling van de moedertaal een positieve invloed heeft op een tweede taal (in dit geval het Nederlands). Ik heb ooit mijn leerlingen een boek laten lezen in een taal naar keuze. De output moest natuurlijk wel in het Nederlands, dat was de enige voorwaarde. Het was ongelofelijk om te zien hoe leerlingen – vaak voor de eerste keer – positief geconfronteerd werden met hun moedertaal. Die passie! Dat vergeet ik nooit meer. En jawel… iedereen had het boek ook effectief gelezen. Een bijkomend voordeel van de opdracht. Ik besteed ook heel wat aandacht aan wat ik ‘kapot Nederlands’ noem. Dat is geen officiële term, maar mijn leerlingen weten heel goed wat dat inhoudt. We focussen vooral op het verschil in klanken (moedertaal vs. Nederlands), contaminaties, foute zinsconstructies en non-verbale communicatie. De grote vraag hierbij is altijd: hoe komt mijn taalgebruik over op anderen? Dat is bewustmaking: taalgebruik en non-verbale communicatie kunnen een boodschap maken of kraken.

EEN GROWTH MINDSET Tamara: De eerste les zeg ik altijd dat punten mij niet interesseren. Verwarring alom. Ik herhaal dat bewust gedurende het hele jaar, omdat ik dat ook echt meen. Groei en motivatie interesseren me wél: ik wil dat alle leerlingen succeservaringen kunnen opdoen, los van hun moedertaal, voorkennis of intelligentie. Die growth mindset zit verweven in mijn lessen. Concreet houdt dat in dat ze regelmatig moeten reflecteren over hun studiemethode en motivatie. Dat blijkt echter een erg moeilijke opgave te zijn. Een leerlinge schreef onlangs: “Natuurlijk ben ik bang om fouten te maken, niemand heeft me ooit geleerd hoe ik ermee moet omgaan.” Op zo’n moment krijg ik gewoon tranen in mijn ogen tijdens het verbeteren. Dit soort dingen moeten we collectief echt beter aanpakken: het belang van fouten maken, omgaan met stress en digitale prikkels,… Dat zou wat mij betreft een van de belangrijkste eindtermen mogen zijn. Ellen: Ik probeer zoveel mogelijk te vertrekken vanuit de interesses van het kind. Als een kleuter een voorliefde heeft voor auto’s, gebruik ik speelgoedauto’s om bijvoorbeeld voorzetsels aan te leren. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan met 23 kleuters. Sterker nog: dat is onmogelijk met 23 kleuters. Uiteindelijk komt alles altijd weer op hetzelfde neer: middelen, middelen, middelen. Veel scholen nemen geijkte testen af in de laatste kleuterklas. Daar heb ik het erg moeilijk mee: een kleuter verplichten om gedurende lange tijd op een stoel te zitten en zich te concentreren. Bovendien is zo’n test altijd een momentopname en houdt het eindresultaat absuluut geen rekening met de vooruitgang van dat kind.

COACHING, SAMENWERKEN, PROFESSIONALISERING Tamara: En zo belanden we weer bij welbevinden, van leerkrachten deze keer: de cirkel is rond. Onlangs nam ik deel aan een internationaliseringsproject. Ik vroeg aan een Finse collega wat nu écht het verschil maakt in Finland. Daar was ik erg benieuwd naar. Ze legde me uit dat alle leerkrachten gemotiveerd worden om zich voortdurend bij te scholen en zelf uitdagingen aan te gaan. De Scandinavische landen werken hiervoor met een puntensysteem. Het aantal ‘punten’ dat je verdient, is zelfs gekoppeld aan je verloning. Zo’n systeem hebben wij helaas niet. Laten we eerlijk zijn: of je in ons onderwijs nu hard werkt of niet… eens je vastbenoemd bent, maakt het eigenlijk allemaal niet meer uit. Ik blijf dat een absurd en onrechtvaardig systeem vinden. Hoe kan je op deze manier professionalisering, samenwerking en de liefde voor het beroep stimuleren? Het antwoord is simpel: niet. Ellen: Vlaanderen mist echt structureel beleid op dat vlak. In ons onderwijssysteem zou er gerust een evaluatiesysteem mogen worden ingevoerd. Kinderen verdienen gemotiveerde leerkrachten, die met elkaar samenwerken. Die samenwerking begint in je eigen school. Dat is vaak al een probleem wegens tijdsgebrek. De overlegmomenten zijn erg schaars. In het bijzonder onderwijs trekt men bijvoorbeeld daar wel erg veel tijd voor uit – dat is daar zelfs structureel ingebouwd in de planning. Daarnaast is het belang van een coachende directie fundamenteel. Een directeur met oog voor welbevinden van het team kan echt een groot verschil maken. Tamara: Daar ben ik het absoluut mee eens. Een directeur heeft natuurlijk ook bepaalde beperkingen in ons huidige systeem, maar zijn of haar aanpak kan wonderen doen voor een team.

28-29


Uitgediept

AUSTIN EN ZIJN VLINDER

Over de onuitputtelijke kracht van constructieve feedback Tijdens mijn eerste maanden als leerkracht in het secundair onderwijs stelde ik herhaaldelijk vast dat taken en testen niet altijd het effect hadden dat ik zelf vooropgesteld had. Ik besloot al snel dat evaluatie voor mij meer was dan op willekeurig gekozen momenten (summatief) vaststellen of leerlingen de leerstof beheersten. Ik wilde weten hoe leerlingen op een duurzame manier kennis en vaardigheden konden verwerven, en wilde vooral het leerrendement van leerlingen meer in kaart kunnen brengen. De voorbije jaren verdiepte ik me daarom in de rol van formatieve evaluatie in onderwijsen leerprocessen. Die zoektocht leidde me telkens naar hetzelfde thema: feedback. Karen Van de Cruys

Om uit te leggen waarom ik zo geloof in de kracht van feedback, neem ik jullie eerst mee terug naar een van de fijnste onderwijsmomenten die ik de voorbije jaren heb beleefd. Daarna probeer ik enkele tips te formuleren die je kunt meenemen in je eigen lespraktijk.

APRIL 2016 Ik gaf voor het tweede jaar op rij Nederlands in het zesde jaar. De leerlingen uit de richting Humane wetenschappen presenteren in het laatste jaar traditiegetrouw een onderzoekspaper voor een externe jury. Uit de ervaring van het schooljaar voordien leerde ik dat de leerlingen in de periode voor de presentatie erg geprikkeld waren en alle inspanningen wilden richten op het

30-31

afwerken van hun paper en de aansluitende presentatie. Een test afnemen of taak opgeven in deze periode was not done. De hele situatie zorgde voor een gespannen sfeer in een anders o zo aangename klas. Ik besloot het over een andere boeg te gooien en de hele week voor de presentatie in het vak Nederlands te werken rond presentatievaardigheden, een onderwerp dat perfect aansluit bij de te behalen leerplandoelstellingen voor het vak. De lessen Engels verplaatste ik naar de week die volgde en verving ik door extra lessen Nederlands, waardoor we echt de tijd konden nemen om ons volledig toe te leggen op de voorbereiding van de presentaties. We bekeken voorbeelden van getalenteerde en minder begenadigde sprekers, maakten checklists, we bespraken

Over de auteur KAREN VAN DE CRUYS is leerkracht Nederlands en Engels in het Groenendaalcollege te Merksem.

elkaars sterktes, valkuilen en werkpunten, en besteedden de rest van de tijd aan leren van elkaar. Leerlingen die dit wensten, mochten immers een generale repetitie houden. Na die presentaties legde ik telkens weer opnieuw dezelfde eenvoudige vragen voor aan de groep: Wat ging er goed? Wat kan er beter? Les na les zag ik de leerlingen groeien. Niet alleen groeide het vertrouwen om voor de groep te spreken, ik merkte ook heel sterk dat de feedback van de leerlingen steeds concreter en constructiever werd. De leerlingen creĂŤerden een sfeer waarin iedereen op zijn of haar eigen tempo kon groeien. Zowel de leerlingen als ikzelf hebben veel geleerd en erg genoten van deze lessen, het contrast met wat ik een jaar eerder had ervaren kon niet groter zijn.


Uitgediept

Omdat ik terloops ook wou toetsen wat de leerlingen hadden geleerd, vroeg ik tijdens een van de laatste lessen of de leerlingen mij feedback konden geven

over mijn presentatievaardigheden. Ik voelde even een moment van vertwijfeling, en zag toen een hand in de lucht gaan. De leerling glimlachte fijntjes en

zei toen: Mevrouw, we beginnen dan best bij wat goed gaat, neem ik aan?

Tips om zelf met feedback aan de slag te gaan tijdens de lessen Nederlands 1. Werk aan een feedbackcultuur in je lessen Als je met feedback aan de slag wil gaan, zal je dit ook uitgebreid moeten toelichten aan je leerlingen. Een goede manier om dit in je lessen te bespreken, is het filmpje ‘Austin’s butterfly’, dat op een eenvoudige manier toont wat de impact van constructieve feedback kan zijn bij heel jonge kinderen. In een feedbackcultuur weten leerlingen dat fouten zorgen voor kansen. Het is belangrijk om leerlingen te leren omgaan met het maken van fouten. Zorg er ook voor dat je leerlingen leert omgaan met feedback. Feedback wordt immers heel vaak (ook door volwassenen!) te eng geïnterpreteerd als kritiek. 2. Geef je leerlingen een referentiekader om mee te werken en expliciteer je doelen Wanneer leerlingen bij een taak of opdracht peerfeedback moeten geven, voorzie dan een referentiekader waarmee ze aan de slag kunnen en bespreek duidelijk de doelen die je wil bereiken. Dit kan bijvoorbeeld door de leerlingen een checklist te geven met elementen die in de opdracht aan bod zouden moeten komen. Wanneer leerlingen feedback moeten geven bij een kortverhaal dat door een medeleerling geschreven is, zorg er dan voor dat de leerling beschikt over een checklist met de typische kenmerken van het kort-

verhaal. Feedback geven mag geen verkapte vorm van toetsing worden om te zien of de leerling de vooropgestelde criteria kent. 3. Leer je leerlingen feedback geven Leerlingen feedback leren geven kost enige tijd. Geef de leerlingen duidelijke instructies en voorzie voldoende oefenmomenten. Zelf werk ik met zes basisregels: 1. Beschrijf wat je hebt waargenomen en gebruik liefst een boodschap in de ik-vorm. 2. Geef concrete suggesties en voorbeelden, hiermee kan je veel beter aan de slag dan met een beoordeling als ‘Goed’ of ‘Zeer goed’. 3. Beperk je tot enkele werkpunten en complimenten. Overdaad schaadt! 4. Geef alleen feedback over elementen die belangrijk zijn en werkelijk veranderd kunnen worden. 5. Geef alleen feedback om je gesprekspartner te helpen. 6. Hou rekening met de veerkracht van je gesprekspartner. 4. Hou zelf ook rekening met de basisregels die hierboven vermeld staan en beperk je feedback Dit is nog altijd mijn grootste valkuil. Wanneer ik een schrijftaak van een leerling verbeter, word ik er nog vaak toe verleid om bij elke fout of kans een opmerking te schrijven. Feedback mist zijn doel wanneer de leerling

afhaakt. Beperk daarom de feedback tot enkele sterktes en werkpunten en werk eventueel in verschillende fases. 5. Stel het geven van een cijfer uit tot de feedback door de leerling verwerkt is Vaak stopt het leren wanneer de leerling een cijfer krijgt. Om leerlingen aan te moedigen met de feedback aan de slag te gaan, geef ik het cijfer (dat ik voor mezelf al wel bepaald had) pas aan de leerling wanneer de feedback verwerkt is. Het kan ook zinvol zijn om bij een opdracht gewoon geen cijfer te geven. Zo beoordeelde ik bij de opdracht rond presentatievaardigheden niet de sprekers, maar wel de kwaliteit van de feedback (op basis van de vooropgestelde criteria). Leerlingen voelden zo minder prestatiedruk en waren sneller geneigd om nieuwe dingen te proberen.

Voor wie meer wil… Dit artikel is een bewerkte versie van een blogpost die eerder verscheen op de blog van Karen Van de Cruys: www.delenderwijs.net. Wil je meer informatie over feedback geven en krijgen, dan kun je terecht op de website https://sites.google.com/ groendaal.be/feedback. Het filmpje ‘Austin’s butterfly’, dat in de eerste tip wordt vermeld, vind je via de volgende link: https://vimeo.com/38247060.


Buiten de lijntjes

BEPAAL JE EIGEN

avontuur(lijk leesonderwijs) KEUZE

Lezen en schrijven zijn twee vaardigheden die centraal staan in ons vak. Leraren zijn doorgaans fervente lezers, fans van boekenbeurzen groot en klein, liefhebbers van die ene kleine charmante boekenwinkel. Schrijven kunnen we ook als de beste(n). Collega’s verrassen vaak met hun literaire spitsvondigheid, van een gevatte commentaar op Smartschool tot een eigen boek. Hoe zit het echter met onze leerlingen? Dennis Van der Kuylen

CYOA GAMES

BOEKEN THEATER COMICS FILM VERBEELDING

Schrijven en lezen blijken lang niet altijd zo populair bij ons doelpubliek. Beide vaardigheden vereisen een hoge betrokkenheid en hoge mate van aandacht. Leerlingen blijken deze betrokkenheid doorgaans zonder problemen aan de dag te leggen bij het kijken van films of het spelen van computergames. Die laatste amusementsvorm vertoont zelfs een betrokkenheid die onmogelijk te bereiken is bij boeken, films of theater. Je hebt als publiek de kracht om zelf het verhaal te sturen. Wat als we deze aanpak nu eens toepassen op ons leesen schrijfonderwijs?

BEPAAL JE EIGEN LEZEN Het principe is relatief eenvoudig en voor spelfanaten overbekend. Anders dan bij een ‘klassiek’ boek word je een personage in het verhaal. Je bepaalt hierbij zelf het verloop van dat verhaal en het lot van de figurant, de nevenfiguren en de antagonist(en). Een vergevorderde variant van ‘role playing’ dus, of een uitgeschreven variant van bijvoorbeeld ‘Dungeons and Dragons’. Zo kan een verhaal beginnen met: “Het is nog maar nacht, maar je wordt al wakker van een bloedstollend gehuil. De maan schijnt door de uitgedroogde takken van de bomen. Het is nog herfst, maar al bitter koud. Volgens de orde der astronomen, nonika’s en wichelroeden zal de winter snel aanbreken. Het maanlicht doet alles in een witgrijs licht baden. Bang kijk je om je heen. De maan werpt de schaduw van een man tegen je raam.” Hierna wordt de lezer geconfronteerd met twee keuzes. Koos hij er in het begin van het verhaal voor om de tovenaar te zijn? Dan leest hij paragraaf 2. Wie echter het dappere kleine meisje koos, leest paragraaf 3. Die lopen dan als volgt…

Over de auteur DENNIS VAN DER KUYLEN is leraar Nederlands en Engels in het Provinciaal Onderwijs van Antwerpen. Hij probeert nieuwe manieren uit zijn hoed te toveren om iedereen aan het lezen te krijgen, van zijn kleine nichtjes tot zijn leerlingen en alles daartussen.

PARAGRAAF 2.

“Gelukkig heb je in je nachtkastje een kruisboog met betoverde zilveren pijlen verstopt. Je grijpt snel de boog en spant die razendsnel op. Jarenlange oefening met het wapen en de verschillende soorten betoverde pijlen zorgen voor een bijna instinctieve behandeling van het wapen. Zonder verder na te denken grijp je ook een toverfles met Nepalees Drakenvuur uit de schuif. Je steekt de lont aan en werpt de fles door het raam naar buiten. De schim schreeuwt het uit, niet alleen omdat hij nu verbrand wordt door het vuur van wel tweeëndertig draken, maar ook omdat hij wel vijf zilveren pijlen in zijn borstkas kreeg.” Snel loop je naar buiten om het slachtoffer te bestuderen. Tot je grote verbazing zie je echter... a) Dat de weerwolf weer verandert in je eigen vrouw. Lees dan paragraaf 4. b) Dat het helemaal geen weerwolf is, maar je eigen broer! Lees dan paragraaf 5.


Buiten de lijntjes

PARAGRAAF 3.

“Zonder aarzelen glip je uit je bed en trek je het mes onder je kussen vandaan. De weerwolven hebben je moeder en vader al te pakken gekregen, maar jou niet! Je bent voorbereid, dapper en niet te stoppen. In de boeken van de ook door de weerwolven opgepeuzelde alchemist vond je alle mogelijke middelen om die rotbeesten voorgoed te verslaan. Zilver helpt, maar vuur even goed. Sommigen zeggen zelfs dat je een weerwolf door uitputting weer mens kan laten worden. Jij wilt dat risico niet lopen. Kruisen en ajuinen nam je voor de veiligheid ook maar mee, hoewel dat volgens de boeken vooral tegen vampieren werkt. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn, mompel je tegen niemand in het bijzonder. Met de zilveren dolk in de hand sluip je naar de grote koffer aan het einde van je bed. Daar neem je de zak uit die je speciaal voor situaties als deze hebt voorbereid.” a) Behoor je tot een rijke familie? Lees dan paragraaf 6. b) Behoor je tot een arme familie? Lees dan paragraaf 7.

De lezer heeft een hele resem keuzes. Zo kon hij nog voor het lezen van het verhaal kiezen voor een arm of rijk personage en het beroep. Na elk stukje tekst krijgt de lezer een keuze, of wordt het verdere verloop van het verhaal bepaald door een eerdere keuze. Wie voor een arm personage kiest, kan bijvoorbeeld later geholpen worden door de Dievenkoning, terwijl het rijke personage al snel door diens bende beroofd zal worden. Ook de inhoud van de zak van het dappere kleine meisje in paragraaf 3 is afhankelijk van haar afkomst. Naast een verhoogde betrokkenheid

bij het lezen zorgt deze manier van vertellen er ook voor dat leerlingen het verhaal opnieuw willen lezen, maar via een andere ‘weg’. Daarna kan je in een klasgesprek polsen naar de interessantste weg.

EEN GROEPSREIS Wie het spelelement nog wil vergroten kan er ook voor kiezen om het verhaal niet door één lezer, maar door een groepje (tot vier) leerlingen te laten lezen. Zij vormen samen één familie, een groep vrienden of misschien zelfs een motorbende met een peperkoeken hartje. Leerlingen krijgen aan het begin van het verhaal een enveloppe met daarin een aantal personages en een landkaart (visualisatie is erg belangrijk in deze vorm). Nog voor ze aan het lezen gaan, kiest iedere leerling zelf een personage uit, met elk zijn eigen voor- en nadelen. Bovendien heeft ook elke familie een eigen set aan voor- en nadelen, die het verhaal zullen bepalen.

In de oriënterende fase gaan de leerlingen in groep aan de slag met een verhaaltje volgens dit principe. Ze leiden zelf af hoe het verhaal werkt en welke keuzes er allemaal mogelijk zijn. Bovendien zijn er ook een aantal vereisten (zo werkt het verhaal het best in de tweede persoon enkelvoud en kun je als verteller het best de tegenwoordige tijd gebruiken). De leerlingen bereiden zich voor door na te denken over de context van het verhaal, het bedenken van personages, het thema, enzovoort. Dit deel is een prima herhaling van de lessen verhaalanalyse (die in zowat elk jaar van het secundair onderwijs aan bod komen). Elk personage en elke situatie heeft telkens meerdere uitkomsten (die positief of negatief kunnen zijn). Daarom is het handig (en overzichtelijk) om een diagram te maken, waarop de leerlingen schematisch afbeelden hoe keuzes verschillende pistes opleveren, die echter soms ook terug op hetzelfde punt uitkomen (anders wordt de schrijfopdracht te groot).

Het grote voordeel is dat op deze manier niet enkel het spelelement wordt vergroot (de leerlingen zullen het erg leuk vinden), maar dat ook de betrokkenheid vergroot. Leerlingen krijgen nu de kans om samen keuzes te maken. Bereid je voor op “ik had toch gezegd dat we beter niet vochten tegen de trol” of “kijk, nu zijn we ons geld kwijt”.

BEPAAL JE EIGEN SCHRIJVEN Gevorderde auteurs kunnen ook zelf aan de slag. Waarom zou je zelf geen verhaal schrijven voor je klasgenoten? Dit proces vraagt wel enige voorbereiding. De welbekende OVUR-strategie kan hierbij een grote hulp zijn.

32-33


Buiten de lijntjes

Deze keuzeboom wordt hieronder schematisch weergegeven. Enige sturing in de uitvoerende fase is dus niet overbodig. Hiervoor kan het werken met een collaborative writing tool als Google Docs een hulp zijn. Als leraar is het vooral belangrijk te waken over de omvang van de keuzeboom.

Reflecteren bij het eigen verhaal kan gebeuren nadat de leerlingen elkaars verhaal hebben uitgetest. Het gaat hierbij om een creatief verhaal bedenken – laten we dus voor één keer die dt-fouten vergeten.

JE ZIET EEN DRAAK

JE LOOPT WEG

JE BENT "ONHANDIG" EN VALT

JE BENT HANDIG EN WEET TE ONTSNAPPEN

JE WIL VECHTEN

BEN JE SLIM? DAN LEES JE …

BEN JE STERK? GA DAN DE DRAAK MET JE BIJL TE LIJF IN ALINEA…

DE KEUZES KOMEN HIER SAMEN (DRAAK WORDT OVERWONNEN)


Buiten de lijntjes

Collaborative writing Het grote probleem met groepswerken blijft vaak nog het fysieke samenkomen om de taak te maken. Allerlei online diensten lossen dit probleem echter op. Wie werkt met Google Docs, ziet wat zijn of haar groepsgenoten aan het doen zijn en kan ook met hen chatten via een dialoogvenster. Het is als leraar bijzonder handig om voor ieder groepje een document aan te maken, zodat je als eigenaar van het document elke wijziging ziet, de mogelijkheid hebt om te controleren hoe lang er aan de taak werd gewerkt en om live feedback te geven tijdens het schrijfproces.

Dit principe is dus een opstap naar het “echte werk”, hoewel het werken aan leesvaardigheid en leesmotivatie in leerplannen primeert. Het is echter niet ondenkbaar om de principes rond “choose your own adventure” uit te werken en toe te passen op andere teksten. Hierbij kan gedacht worden aan een herwerking van de Walewein, waarin een lezer geconfronteerd wordt met hoofse en onhoofse keuzes, zodat deze principes herhaald kunnen worden. Wie zich geroepen voelt hieraan mee te werken, kan altijd contact opnemen.

IK KIES VOOR AVONTUUR! Gebeten door dit concept? Surf dan naar de website van Fons. Hier vind je meer informatie, een stappenplan voor het opzetten van een verhaal en een uitgeschreven voorbeeld. Er wordt ook gewerkt aan een eigen website rond dit thema.

BEPAAL JE EIGEN LITERATUUR Het principe van “choose your own adventure” is vooral geschikt als middel om te werken aan een verhoogd leesplezier. Onderzoek toont immers aan dat een verhoogd leesplezier leidt tot een verhoogde leesvaardigheid. Zo wordt een mattheuseffect in gang gezet dat op zijn beurt weer zal leiden tot een verhoogde leesmotivatie en leesplezier. Ook andere vakken hebben baat bij deze verhoogde leesvaardigheid, want de positieve gevolgen daarvan zijn niet beperkt tot het vak Nederlands.

34-35


Buiten de lijntjes

Meer inzicht vanuit verwondering EEN KENNISMAKING MET DE ATLAS VAN DE NEDERLANDSE TAAL

Mensen kunnen niet meer spellen, articuleren niet fatsoenlijk en gebruiken te veel Engels. Als je vanuit dat perspectief naar taal kijkt, ga je voorbij aan de ĂŠcht interessante taalvragen. Want hoe komt het eigenlijk dat we dt-fouten maken, dat we woorden inslikken en tĂłch verstaanbaar zijn, en regelmatig woorden lenen uit andere talen? Mathilde Jansen

Over de auteur MATHILDE JANSEN werkt als wetenschapsjournalist en redacteur o.a. voor Kennislink en het Meertens Instituut. Ze was parttime taalkundedocent aan de lerarenopleiding Nederlands van de Hogeschool Utrecht en werkte mee aan de Atlas van de Nederlandse taal en De taalcanon.

Discussies over taal, bij uitstek in de media, verzanden maar al te vaak in ellendige klaagzangen over de slechte staat van het Nederlands. Dit is bepalend voor het beeld dat we hebben bij taal als gespreksonderwerp. En dat stereotiepe beeld staat ons mogelijk in de weg wanneer we met leerlingen willen praten over taal. Een open blik is immers de sleutel tot een goed gesprek. In een goed gesprek durven we af te wijken van de begane paden, durven we onbekende zijpaadjes in te slaan. Dan wordt het vak Nederlands veel meer een ontdekkingstocht dan een verplichte wandeling. In de Atlas van de Nederlandse taal gaan we met een onderzoekende en nieuwsgierige blik op zoek naar de bonte verscheidenheid van het Nederlands. Als je jongeren met diezelfde blik van verwondering naar taal laat kijken, kunnen ze


Buiten de lijntjes

zelf de juiste vragen leren stellen voor een spreekbeurt of profielopdracht. Verwonderende vragen lenen zich ook goed voor een kringgesprek. Spreek ik anders dan mijn ouders of grootouders, en waarom? Zijn er woorden die typisch zijn voor meisjes of voor jongens? Kun je horen uit welke streek iemand komt?

ALLERLEI SOORTEN NEDERLANDS In de Atlas van de Nederlandse taal kun je lezen over allerlei soorten Nederlands: over Belgisch-Nederlands, Nederlands-Nederlands, Surinaams-Nederlands, Marokkaans-Nederlands, tussentaal en Poldernederlands. Maar ook over de taal van politici, van wielrenners of Bijbelse taal. Die variatie zou ook binnen het schoolvak Nederlands nog veel meer centraal moeten staan. Want iedereen spreekt (in elke situatie) anders, en het is goed om je daar bewust van te zijn. Uit iemands taalgebruik kun je heel veel afleiden. Maar je eerste indruk is niet altijd correct: we hebben ook nogal wat vooroordelen als het om taal gaat. Uit onderzoek blijkt dat mensen die zich aan taalfouten ergeren, denken dat zij die fouten zelf niet maken, wat lang niet altijd zo is. Het gebruik van ‘hun hebben’ wordt bijvoorbeeld vaak geassocieerd met een lagere opleiding, maar komt voor onder alle lagen van de bevolking.

HET MENTALE WOORDENBOEK Hetzelfde geldt voor dt-fouten: die maken we allemaal wel eens. Dat is goed te verklaren als we kijken hoe we taal verwerken in ons brein. Als we schrijven, is ons werkgeheugen druk in de weer.

Enerzijds raadplegen we ons mentale lexicon, het woordenboek dat we in ons hoofd hebben zitten. De woordvormen die we het vaakst zijn tegengekomen, hebben we het beste ingeprent. Anderzijds raadplegen we de spellingregels die we geleerd hebben. Als we de regels (en de uitzonderingen) goed hebben geleerd, zijn we in staat om foutloos te spellen. Maar meestal staan we onder tijdsdruk: we typen even snel een mailtje en drukken op de verzendknop. En juist onder tijdsdruk roept het werkgeheugen vaak voorkomende werkwoordsvormen als wordt sneller op dan een regel die zegt dat de ik-vorm geen t krijgt, en dan schrijf je dus weleens per ongeluk ik wordt.

LENIG TAALSYSTEEM Die dt-fouten komen trouwens ook lang niet zo vaak voor als we denken. Uit onderzoek blijkt dat studenten veel

vaker fouten maken in de structuur van een tekst, maar dt-fouten vallen gewoon meer op. Met het inslikken van klanken of woorden als we praten valt het trouwens ook wel mee. Het gebeurt wel, maar het is van alle tijden. Het maakt de werking van ons brein nog fascinerender: dat we uit die onvolledige woordenbrij altijd maar wijs kunnen worden! Ook het lenen van woorden is van alle tijden. Leenden we vroeger vooral uit het Frans of het Latijn, dan ontlenen we nu veel aan het Engels. Tegelijkertijd zijn er ook allerlei talen die Nederlandse woorden hebben overgenomen. Vaak worden leenwoorden weer aangepast aan het eigen regelsysteem. Zo ontstond uit het Engelse Google het Nederlandse werkwoord googelen, dat we ook nog eens kunnen vervoegen tot ik googelde en ik heb gegoogeld. Het laat zien hoe lenig ons taalsysteem wel niet is. Dit zijn nog maar enkele zijpaadjes die u hopelijk wat inspiratie kunnen bieden voor uw les Nederlands. En er zijn er nog veel meer te ontdekken in de Atlas van de Nederlandse taal!

Over de Atlas van de Nederlandse taal De Atlas van de Nederlandse taal is uitgegeven in twee edities: een editie Nederland en een editie Vlaanderen. Hiernaast vind je de volledige referenties. Op de website https: //www. atlasvandenederlandsetaal.com/ delen Mathilde Jansen en Fieke van der Gucht interessante taalweetjes, en kun je allerlei testjes doen. Ontdek bijvoorbeeld hoeveel talen je kent, hoe goed je chattaal kunt ontcijferen en hoe snel jij spelfouten ontdekt.

Mathilde Jansen, Nicoline van der Sijs, Fieke van der Gucht en Johan De Caluwe: Atlas van de Nederlandse taal. Editie Nederland. Lannoo, 2017. Fieke van der Gucht, Johan de Caluwe, Mathilde Jansen en Nicoline van der Sijs: Atlas van de Nederlandse taal. Editie Vlaanderen. Lannoo, 2017.


De 10

10 TIPS VOOR

BINNENKLASDIFFERENTIATIE

DE

1 BENOEM DE DIVERSITEIT

Over de auteur HELEEN RIJCKAERT is leerkracht Nederlands en taalcoach aan het HTI Sint-Antonius in Gent.

Over het boek ELS SMEKENS is auteur van het boek De klas van (n)u (Acco) en heeft jarenlange ervaring in verschillende onderwijsvormen. In De klas van (n)u staan tal van tips om kinderen met diverse talenten en uitdagingen gedifferentieerd onderwijs te bieden. Fons las het boek en haalde er tien tips voor binnenklasdifferentiatie uit.

38-39

Kinderen kunnen vaak benoemen dat ze verschillen van elkaar. Tijdens een klasgesprek kan de leraar de sterke en zwakke kanten van leerlingen benoemen. Op die manier stimuleert de leraar het denkproces bij leerlingen en geeft die hun groeikansen en mogelijkheden tot zelfreflectie. Het is uiteraard van belang om goed na te denken over de aanpak van zo’n klasgesprek en het goed voor te bereiden.

2 STEL JE GRENZEN Velen denken bij binnenklasdifferentiatie aan bergen extra werk. Het boek bewijst dat dat niet het geval hoeft te zijn. Het gaat veeleer over op een andere manier aan de slag gaan met de leerstof die je voor je hebt. Splits bijvoorbeeld de leerstof uit je werkboek op in basis-, uitbreidings- en verrijkingsopdrachten.

3 WERK DOELGERICHT Methodes zijn slechts een middel om de wettelijk bepaalde minimumdoelen te bereiken. Leerkrachten moeten toewerken naar de eindtermen en niet naar een volledig ingevuld werkboek. Het werkt bevorderlijk om deze doelen ook met de leerlingen te delen. Door de leerlingen duidelijk te laten weten wat er van hen verwacht wordt en hoe ze getoetst zullen worden, kunnen ze in een duidelijke richting werken.

4 GEBRUIK UITWISBARE BORDJES Een zeer concreet hulpmiddel voor differentiatie zijn uitwisbare bordjes (mini-whiteboards). Ze zijn in de handel verkrijgbaar of je kan een doorzichtig plastiek hoesje of een gelamineerd wit blad gebruiken. Op die manier kan je tijdens een onderwijsleergesprek de hele klas betrekken. De leerlingen schrijven het antwoord op hun bordje en de leerkracht kan onmiddellijk zien wie mee is met de leerstof en wie niet. Leerlingen kunnen de leerstof ook op hun eigen manier verwerken. Een mooi voorbeeld uit het boek ging over een leerkracht die vroeg naar een bepaalde definitie. Sommige leerlingen schreven die, anderen maakten een tekening en nog anderen een schema. Zo krijg je ook onmiddellijk zicht op de leerstijlen van de leerlingen.


De 10

5 GEEF JE TOETS AAN HET BEGIN VAN DE LES Leerkrachten toetsen heel vaak tijdens hun lespraktijk. De belangrijkste functie van toetsen is te weten komen hoe ver leerlingen staan met de leerstof. Geef de leerlingen eens vooraf de test waar ze naartoe moeten werken. Maak hen duidelijk welke vragen en opdrachten ze krijgen en bied de leerlingen hulpmiddelen aan die ze mogen gebruiken. Geef pas daarna de instructie en laat leerlingen zelf beslissen hoeveel uitleg van de leerkracht ze nodig hebben. Op die manier weten de leerlingen zeer goed naar welke norm ze moeten toewerken en kunnen ze zelf inschatten hoeveel hulp ze voor een opdracht nodig hebben.

6

7 BEGRIJPEND LEZEN ONDERSTEUNEN MET DIDACTISCHE FILMPJES Er bestaan verschillende goeie websites met filmpjes over verschillende onderwerpen – denk bijvoorbeeld aan www. schooltv.nl. Bij veel van die filmpjes kan je de letterlijke tekst opzoeken. Na afloop van het filmpje lezen de leerlingen de tekst en duiden ze de kernwoorden aan met een markeerstift. De informatie wordt zo op verschillende manieren aangeboden en de woordenschat van de leerlingen wordt actief uitgebreid. Bij een tweede kijkronde kan het geluid uitgezet worden en kunnen de leerlingen zelf commentaar geven bij het filmpje.

8

OEFEN TECHNISCH LEZEN DOOR DE WERKWOORDEN TE MARKEREN

BLOKKEN GEBRUIKEN OM SPELLING TE OEFENEN

Een heel concrete tip uit het boek: wanneer leerlingen twee- of driedelige opdrachten krijgen, vinden ze het moeilijk om die volledig uit te voeren. Als je de leerlingen de werkwoorden laat markeren in de opdrachten, breng je structuur aan in de opgave. Daardoor krijgen de leerlingen zicht op welke stappen ze moeten zetten. Deze tip is ook zeer bruikbaar voor wie werkt met anderstalige leerlingen.

Bij een dictee moeten leerlingen datgene wat ze horen omzetten in geschreven woorden. Voor jonge kinderen is dat vaak erg moeilijk. Als je leerlingen blokjes geeft, kan je ze vragen om voor elk woord dat ze horen een blokje te leggen. Op die manier kunnen de leerlingen bij het noteren van de zin controleren of ze evenveel woorden hebben als in de opgave. Op die manier bouw je ook tussenstappen in de instructie in.

9 GA ACTIEF AAN DE SLAG MET WOORDPAKKETTEN In de lagere school wordt nog vaak gewerkt met woordpakketten: leerlingen moeten elke week twintig woorden leren schrijven. De leerlingen oefenen de woorden in de klas; thuis oefenen ze verder en als controle volgt een dictee. Er zijn heel veel mogelijkheden om actief aan de slag te gaan met de woorden uit de woordpakketten: laat leerlingen zelf een verhaal maken met de woorden uit de woordpakketten, laat leerlingen aan elkaar dicteren, laat leerlingen hun eigen dictee verbeteren met een correctiesleutel, gebruik de uitwisbare bordjes, laat leerlingen een toneelstukje maken met de woorden uit het woordpakket,…

10 KLEINE VERANDERINGEN, GROTE UITKOMSTEN Een van de gouden regels bij binnenklasdifferentiatie is dat kleine aanpassingen vaak een wereld van verschil kunnen maken. Je hoeft niet je hele manier van lesgeven in één keer om te gooien. De kleinste veranderingen kunnen grote leerwinst opleveren.


Uitgediept

De nieuwjaarsbrief informatief Duitsland heeft z’n schlagers. Nederland heeft klompen. Frankrijk petanque, en Engeland tea time. Bij Denemarken hoort Lego, bij Griekenland horen witte huizen met blauwe daken. En Spanje huisvest Sinterklaas. En België? België staat bekend voor chocolade, bier en het Atomium, maar een uniek gebruik dat het land typeert, dat heeft België niet echt. Gelukkig bestaat er in Vlaanderen een traditie die de eer redt: eeuwenoud en écht typisch Vlaams. Vlaanderen heeft… de nieuwjaarsbrief. Renate Kerkhofs

Het begon allemaal in 1573. Uit dat jaar stamt de oudst bewaard gebleven nieuwjaarsbrief, die door Jan Moretus werd geschreven aan zijn schoonvader, Christoffel Plantijn. Het bleef echter niet bij die ene brief, zo blijkt uit de archiefcollectie van de bekende Antwerpse uitgeversfamilie. Ten huize Plantijn-Moretus was het immers een gewoonte om nieuwjaarsbrieven voor te lezen aan vader en grootvader. Zo bewees ook zoon Balthasar feilloos aan te voelen hoe een goede nieuwjaarsbrief in elkaar zat. ‘Vrede is het kostbaarste op aarde en geschenken bevestigen en versterken de vrede,’ schreef hij in dichterlijk Latijn aan zijn grootvader. Hij werd ervoor beloond met een stapel boeken. Het voordragen van nieuwjaarsbrieven was in de 16de eeuw nog verre van ingeburgerd. Het bleef beperkt tot de hogere kringen. Jantje met de pet kon zich immers geen prachtig versierde nieuwjaarsbrief met reliëfkrullen of in goudprint veroorloven. Later ging het onderwijs zich ermee bemoeien. Met het schrijven van nieuwjaarsbrieven in de klas sloeg het onderwijs twee vliegen in één klap. Het leerde kinderen correct schrijven (want in zo’n brief mochten uiteraard geen schrijffouten voorkomen) en het leerde kinderen om te spreken voor een groep. Op de overgang van de 18de naar de 19de eeuw waren de brieven vol nieuwjaarswensen niet langer een zaak van kinderen alleen. Ook pakjesdragers, post-

bodes, lantaarnaanstekers en anderen sloten zich aan bij de jaarlijkse traditie. Niet omdat ze hoopten dat iedereen het goed zou stellen in het nieuwe jaar, wel omdat ze in ruil voor de wensen rekenden op een fooi. Want laten we eerlijk zijn: geen enkel kind declareert zo’n brief louter voor de lol. In vroegere tijden stelde men zich nog wel eens tevreden met voedsel of geschenken. Tegenwoordig rekenen de onschuldige zieltjes vooral op een uitkering in harde valuta. Aan het begin van de 20ste eeuw werd het schrijven en voorlezen van nieuwjaarsbrieven gemeengoed. Waar de kinderen van de gewone werkmens het hielden op ‘Lieve ouders,’ klonk uit de kinderkeeltjes van betere komaf het chiquere ‘Mes chers parents’. Op de nieuwjaarsbrieven-schrijfdag kwamen de leerlingen met schone handjes naar school. Vlekken op het goudomrande papier waren uit den boze. Maandenlang al was men bezig met de voorbereiding in de les kalligrafie, zodat de kinderen op het moment suprême in sierlijke krulletters hun wensen konden neerschrijven. Die bedachten ze overigens niet zelf. Aan spontaniteit werd toen immers weinig belang gehecht. De tekst werd door de meester voorgeschreven op het bord, en het was aan de kinderen om die foutloos te kopiëren. Nieuwe pen, inktpot en vloeitje waren die dag nooit ver buiten handbereik. De taal was in die tijd overigens nog erg vormelijk: voor grappige rijmpjes en dito wensen was er (nog) geen plaats.

Over de auteur RENATE KERKHOFS

is als onderwijzeres van het derde leerjaar verbonden aan VBS Wonderwijs in Destelbergen. Bovendien is ze schrijfster van onder andere het boek ‘De rijstvelden kleurden rood’ en is ze boekenrecensent voor Hebban.nl. ‘Inventief met de nieuwjaarsbrief’, een boekje boordevol tips, informatie en ideeën rond de nieuwjaarsbrief, rolt momenteel van de pers en is verkrijgbaar bij online boekhandels. Meer info op www.renatekerkhofs.com.

Respect en vroomheid waren de norm. Dat getuigt de brief die Anna schreef aan haar meter in 1967 (zie brief 1). In de loop der jaren is de vormelijke taal flink geëvolueerd. Rijmen en dichten werd de norm: rijm op kop, inhoud achterop. Wat Sarah haar ouders in 1985 toewenste, lees je bijvoorbeeld in brief 2. Tegenwoordig kan en mag zowat alles. Brieven worden aangepast aan de tijdsgeest. Zoals brieven 3 en 4 laten zien, mag het allemaal wat speelser, en originaliteit is een troef. Jaarlijks zorgt de pre-kerstvakantieperiode (lees: nieuwjaarsbrievenschrijftijd) voor de nodige stress bij de kinderen, maar nog meer bij juf of meester. De tijdsdruk en de verantwoordelijkheid om nette werkjes af te leveren wegen immers door. Leuk, origineel, grappig of ontroerend uit de hoek komen is een must. Bovendien is het uit den boze om elk jaar met dezelfde brief op de proppen te komen: er zit altijd wel een broer of zus van een kind uit het vorige jaar in de klas. En die kan je niet naar huis sturen met dezelfde tekst! Maar de herinnering aan al die inspanningen verdwijnt als sneeuw voor de zon wanneer de kinderen hun kunstwerkjes overhandigen aan de gelukkigen in kwestie. Dat moment maakt alles goed. Daarom, beste collega’s: laten we ook dit jaar weer het beste van onszelf geven, want dit is een fantastische, unieke traditie die het verdient om in stand gehouden te worden!


brief 1

Liefste Meter.

Lieve ouders.

Met ongeduld ze eerste dag heb ik getracht naar de van het nieuwe jaar. rs de gelegenheid Vandaag krijg ik imme ik U zie ag gra U te zeggen hoe ns. we luk ge U ik r en hoe zee belangstelling uw r voo lijk rte ha U nk Ik da zo gelukkig maken. j mi die , en uw vriendschap 68 U veel geluk brenge Dat het nieuwe jaar 19 de gezondheid. met daarbij een uitsteken en aan uw ng mi Mogen al uw onderne . en ord two an verlangens be mijn best doen Vanzelfsprekend zal ik en zoudt zijn. opdat U over mij tevred gen, dra ge am Ik zal mij voorna goed leren als dit nodig is. en mijn ouders helpen , ter Dit zijn, liefste Me r 1968 bij het begin van het jaa oprechte gevoelens van de en n nse we ige de vur

Je Sarah. 1 januari 1985.

brief 3

ar. orig jaar, nsen kla Net als v hele lijst met we es nodig. ll en je niet a heb ik e hien heb verbodig. c s is m r Maa aken o u voor. aantal z n aan jo e Zijn een s n door. e w ik de treep ik Dus lees iet nodig hebt, s an, n ruiken k En wat je ij dat je wel geb . b het plan Zit er iets dat aan, dat is laar? ik ben je k dan vink it jaar. ginnen, e b n voor d e e s w n e n w e z u Zulle e k hier de Dan zijn eid n gezo dh es cadeautj pech liefde geld n huisdiere p a h c s d vrien n re e d kin ruzie feestjes e buik een dikk plezier geluk pon. Je honne

brief 2

Hier is je kleine guit, want ’t oude jaar is weeral uit. ’t Nieuwe jaar kwam ook al piepen, deze nacht terwijl wij sliepen. En zoals de grote mensen, kom ik je nieuwjaar wensen. Moge ’t nieuwe jaar je geven veel geluk op al je wegen. En je krijgt van je kapoen, nog een dikke nieuwjaarszoen.

Anna. uw dankbaar doopkind, . 68 19 ri 1 janua

Beste peter

Uitgediept

Hi ieder1

brief 4

Whappe wil ik niet. SMS is uit de tijd. Mail, geen skype noch tweet. Dat past niet bij deze gelegenheid . Ook niet via fb een bericht. Maar wel IRL dan zie je mijn gezi cht. Dit zal je zeker plzren. Het is feest VAN8, we hebben iets te 4en. Als je nog ff w8. Het is echt, er is een jaar voorbij. De komst van nieuwjaar maakt me :-) Ik heb wat wensen voor jou klaa r. Ja, ik heb aan jou ged8. Ik wens je een vetfijn jaar met veel LUV, voorspoed en kr8. Een goede gezondheid en veel suc6 . Een jaar zonder al te veel stress. We zijn gekomen aan het einde van mijn pb. Ik moet dringend stoppen want 2018 is in zicht. 2 U from me. (uit: Inventief met de nieuwjaarsbr ief)

40-41


Aan de slag

Aan de slag met Vlogboek Afgelopen zomer ontdekte ik bij toeval het YouTubekanaal Vlogboek van Jörgen Apperloo, docent Nederlands op het Fioretti College in Lisse, Nederland. Sindsdien ben ik fan en gebruik ik het kanaal ook zelf in de lessen Nederlands van de derde graad. Twee ideeën om met de filmpjes aan de slag te gaan. Hans Dewijngaert

Over de auteur HANS DEWIJNGAERT is vakcoördinator Nederlands op het Mater Dei-Instituut in Sint-Pieters-Woluwe.

LESTIP 1: VLOGBOEK ALS NIEUWE LEZEN VOOR DE LIJST Wie een filmpje van Apperloo (°1982) bekijkt, kan er niet omheen: deze leerkracht is een hippe vogel. Hij begon in september 2014 filmpjes te maken om zijn leerlingen van de bovenbouw te helpen hun leeslijst samen te stellen. Boeken kiezen vonden ze moeilijk, en dat is ook voor ons in Vlaanderen herkenbaar. Verplichte lijsten zijn meestal geen goed idee, terwijl vrije keuze soms faliekant kan aflopen. Apperloo kiest voor een gulden middenweg: “Leerlingen in de bovenbouw hebben vaak geen idee wat ze moeten kiezen om te lezen. Ik wilde hun een middel bieden dat ik zelf leuk vind om te maken en hen daarbij helpt,” zo vertelde hij daarover in een interview voor VPRO’s Boeken in Beeld. Het idee deed hij op bij de Amerikaanse schrijver John Green, die het YouTubekanaal CrashCourse begon. Daarop vind je educatieve filmpjes over onder meer wetenschap, sociologie en filosofie. Apperloo: “Gewoon een videocamera op een standaard en een aparte microfoon”.


Aan de slag

Inmiddels staan er meer dan honderd vlogboeken op Apperloo’s site, goed voor zo’n driehonderd besproken boeken. Leerlingen die op zoek zijn naar materiaal voor hun leesportfolio hebben aan Vlogboek dus een hele kluif. Gelukkig heeft Apperloo ze ingedeeld in drie leesniveaus: makkelijk (“zonder lastige symboliek”), gemiddeld en lastig (“boeken met postmoderne deconstructivistische verhaallijnen”). Apperloo sluit met die indeling dus aan bij de opvatting van Theo Witte dat we onze leerlingen op hun eigen niveau moeten laten lezen. Maar in tegenstelling tot de inmiddels stoffige keuzes van Witte, zijn de keuzes van Apperloo kakelvers. Elke titel linkt door naar het respectievelijke vlogboek, waarin Apperloo als een gedreven enthousiasteling dieper op het boek ingaat. Laat je leerlingen in de les dus vrolijk naar de filmpjes kijken en ze worden als vanzelf enthousiast om een geschikt boek te vinden dat bovendien aansluit bij hun leesniveau.

LESTIP 2: VLOGBOEK ALS MEDIUM OM LUISTER- EN KIJKVAARDIGHEID AAN TE SCHERPEN In mei 2017 ging Apperloo in zee met Hebban, de grootste Nederlandse lezerscommunity. Het gaf hem de kans om naast de boekbesprekingen ook essayachtige themafilmpjes over literatuur te maken. Een greep uit het aanbod: een filmpje over intertekstualiteit, opvallende debuutromans, lezen versus luisteren, mooie beginzinnen en korte verhalen.

Ik vind de thematische filmpjes (van gemiddeld zes minuten) ideaal om op het gebied van literatuur de luister- en kijkvaardigheid van leerlingen aan te scherpen. Als voorbeeld neem ik Vlogboek #106: Tijd om te lezen. Dat filmpje gebruik ik aan het begin van het vijfde jaar ASO om de vaste tekststructuren te herhalen. Apperloo gebruikt in dit stukje de probleemstructuur. Zijn stelling is dat mensen tegenwoordig denken geen tijd meer te hebben om te lezen. Nadat hij de oorzaak daarvan achterhaalt – we kampen met een romantisch beeld van het lezen van een boek in een zetel – suggereert hij een tiental oplossingen, gaande van investeren in het begin van een boek of lezen op het toilet tot het organiseren van leesuitdagingen. De leerlingen twee keer naar het filmpje laten kijken is geen overbodige luxe, zo blijkt. Apperloo spreekt aan een sneltreinvaart en de leerlingen moeten tijdens het selectief luisteren ook wat ballast overboord gooien. Een alternatief dat bij zwakkere leerlingen heel goed kan werken, is ze met de tablet of laptop individueel op eigen tempo naar het filmpje laten kijken. Linken nodig met taalbeschouwing? Bespreek met de leerlingen de verbale en non-verbale communicatie van de spreker. Een Nederlander! Voor Franstalige leerlingen in mijn klas aan de rand van Brussel is dat alvast een dekselse opgave. De filmpjes van Vlogboek zijn altijd bezield en geestdriftig, maar boeten niet aan inhoud in. Dat zorgt ervoor dat er nog genoeg vlees aan het bot zit om achteraf met de leerlingen over lezen te discussiëren. Hoe staan zij tegenover de negatieve beeldvorming waarvan sprake in het filmpje? Identificeren ze zich eerder met Bert of Ernie uit de inleidende sketch uit Sesamstraat? Ik vind het een ideale inleiding om daarna over te stappen op het leesportfolio dat hen in de derde graad te wachten staat – te beginnen met nadenken over de leesautobiografie.

EN VERDER? Er zijn nog veel andere manieren waarop Vlogboek in de les geïntegreerd kan worden. Zo gebruikte ik dit jaar Vlogboek #79 over middeleeuws toneel om de leerlingen van het zesde jaar ASO in enkele minuten onder te dompelen in klassiekers als onder meer Esmoreit, Mariken van Nieumeghen en Elckerlijc. Het enthousiasme dat Apperloo uitstraalt, is aanstekelijk. Voor literatuurlessen vormen de vlogboeken het ideale voorgerecht om daarna tekstmateriaal te interpreteren, te analyseren en te evalueren. Of andersom: als samenvattend toetje na de tekstervaring en tekstbestudering. Tot slot: waarom zouden we onze leerlingen niet zelf laten vloggen over literatuur? Met de smartphone in de hand opent zich een heel scala aan mogelijkheden voor een authentieke spreeksituatie. En het belangrijkste: misschien worden ze dan wel even toegewijd en bevlogen als Jörgen Apperloo. Aan de slag!

Zelf met Vlogboek aan de slag? De homepage van Vlogboek: http://vlogboek.nl/ Het YouTubekanaal van Vlogboek: https://www.youtube. com/channel/UCdCP2n_aOI_ VXOGfeEPj5yw

42-43


Op bezoek

Welkom in Gent!

EEN VAKOVERSCHRIJDEND PROJECT IN 4TSO “Mevrouw, Nederlands zonder elektriciteit, dat is eigenlijk echt saai.” “Met wie gaan we deze week vergaderen, mevrouw?” “Ik zal anders die presentatie wel doen. Nee, ik hoef geen uitgeschreven tekst. Ik kan dat wel alleen.” Het zijn slechts een aantal van de reacties van de leerlingen van het vierde jaar elektrotechnieken die ik kreeg na een vakoverschrijdend project, samen met mijn collega elektriciteit. Dit artikel brengt verslag uit van dit project en geeft een aantal suggesties om vakoverschrijdend aan de slag te gaan in de les Nederlands. Heleen Rijckaert In 2016 werd onze school gecontacteerd door Amsab, het instituut voor sociale geschiedenis. Ze ontwikkelden op dat moment een tentoonstelling over Belgen die naar Engeland vluchtten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Onze school kreeg de vraag of we wilden samenwerken rond het thema ‘vluchten’. Na een brainstorm kregen we het idee om een informatiepunt voor nieuwkomers in de stad Gent te ontwikkelen. Bij het informatiepunt maakten we een kaart met de favoriete plekken van de jongeren in de stad. We zagen al snel de mogelijkheden voor een samenwerking tussen de vakken Nederlands en elektriciteit. Tijdens de lessen elektriciteit maakten de leerlingen een lichtplan, kozen ze materiaal, vroegen ze offertes op en installeerden ze de elektriciteit in het infopunt. Dat infopunt werd in elkaar gelast en gemonteerd door de mechanica-afdeling van onze school.

Over de auteur HELEEN RIJCKAERT is leerkracht Nederlands en taalcoach aan het HTI Sint-Antonius in Gent.


Op bezoek

Tijdens de lessen Nederlands werd de historische en maatschappelijke achtergrond rond vluchten uitgediept en communiceerden de leerlingen met externe partners en met elkaar. Het werd een erg mooi traject met als hoogtepunt de officiële opening van het project op het Woodrow Wilsonplein in Gent, in aanwezigheid van alle OKAN-klassen van de stad. In de loop van het project zagen we onze leerlingen zelfredzaam en zelfzekerder worden. Ze wisten duidelijk dat ze een schakel waren in het grotere geheel en volbrachten hun rol met verve: van ingenieur en installateur tot communicatieverantwoordelijke. Tegen het einde van het project wisten ze duidelijk: hier ben ik goed in. Dit is mijn ding. Als leerkracht sta je hen bij, stuur je hen in de juiste richting en coach je hen om de opdracht tot een goed einde te brengen. Maar meestal sta je aan de zijlijn te kijken, verwonderd door hun daadkracht en

doorzettingsvermogen. Voor mij is het duidelijk: ik kan niet meer weg uit die authentieke, realistische context waarin leerlingen echt hun kennis, vaardigheden en attitudes over taal ontwikkelen. De leerplannen Nederlands lenen zich uitstekend tot inbedding in een ander vak of in een bredere context. Concreet kozen we ervoor om de helft van het vak Nederlands te integreren in het vak elektriciteit, om zo aan het project te werken. Tijdens die uren werd vooral aan de vaardigheden gewerkt. De andere helft van de lessen Nederlands bleef hetzelfde. De leerlingen kwamen in contact met mensen van de integratiedienst van de stad, spraken met jonge vluchtelingen en vergaderden met de Jeugddienst van de stad Gent. Op die manier trainden ze hun luister- en gespreksvaardigheid. Bovendien telefoneerden ze regelmatig met de externe partners. Dat liet een grote indruk op hen na: geen betere

authentieke taalsituatie dan een ‘echt’ telefoongesprek voeren. Verder lazen ze zich in en zochten ze informatie over het thema vluchten vroeger en nu. Ze trainden ook hun schrijfvaardigheid: zo stelden ze zakelijke e-mails op die ze naar elkaar, de leerkrachten en de externe partners stuurden. Ze ontwierpen ook een affiche en een uitnodiging voor de officiële opening. Als hoogtepunt organiseerden ze zelfs een persconferentie. Tijdens al deze opdrachten traden ze voortdurend in overleg met elkaar. Dit project was een echte uitdaging. We legden de lat erg hoog en dat ging gepaard met behoorlijk wat stress. Maar de voldoening aan het eind was enorm groot. Dit project leerde ons ook dat vakoverschrijdend werken niet altijd zo groots moet worden gezien. Zelf zin om een vakoverschrijdend project op te zetten? Dan vind je op de volgende pagina een kader dat enige richting kan bieden. Zeker uitproberen!

44-45


Op bezoek

Acht tips om zelf een vakoverschrijdend project op te zetten 1. Kies een inhoudelijk uitdagend thema Kies een thema dat voor alle vakken inhoudelijk interessant is. Op basis van het thema kunnen de onderzoeksvaardigheid en de leesvaardigheid geoefend worden. Het thema vluchten is bijvoorbeeld zowel historisch als maatschappelijk relevant en kan ook ingebed worden in de lessen godsdienst/ levensbeschouwing en geschiedenis. 2. Ga op zoek naar een opdrachtgever Een project voelt vaak uitdagender als de opdracht gegeven wordt door een externe persoon. Dat kan echter bijvoorbeeld ook de directeur van de school zijn. De leerlingen stellen het project regelmatig voor aan de opdrachtgever en krijgen feedback. 3. Leg je leerplandoelen samen Ga in de leerplannen kijken van alle vakken die aan het project meewerken, en selecteer de leerplandoelen waaraan in het project kan worden gewerkt. Het project wordt uiteraard geëvalueerd op basis van de leerplan-

doelen. Daarbij kan je zowel naar het product als naar het proces kijken. De vaardigheden binnen het vak Nederlands bieden heel veel mogelijkheden. Bovendien kan je taal binnen erg veel verschillende opdrachten integreren – denk maar aan de principes van taalgericht vakonderwijs (context, interactie en taalsteun). 4. Brainstorm Neem voldoende tijd voor de brainstormfase. Het is ongelofelijk hoeveel ideeën leerlingen hebben en waarop ze allemaal kunnen komen als je hen ‘out of the box’ laat denken. Laat hen de ideeën ook voorstellen en hak samen met hen de knopen door. 5. Werk coöperatief Laat de leerlingen in interactie treden met elkaar. Elke leerling heeft zijn eigen taak, maar voorzie regelmatig overlegmomenten. De leerlingen plannen zelf op voorhand hoeveel tijd ze voor een deelopdracht nodig hebben. Als leerkracht houd je de tijd mee in de gaten en help je hen om opnieuw plannen indien nodig.

6. Laat leerlingen hun talenten ontdekken Wanneer leerlingen zelf hun taken mogen kiezen, help je hen om hun talenten te ontdekken. Als ze zich goed voelen in hun rol, zie je hen groeien en zelfzekerder worden. Dat geeft meteen een boost aan het hele project! 7. Evalueer het product en het proces Je evalueert zoals in andere lessen de leerplandoelen die je vooropstelde. Vergeet echter niet om ook het proces te evalueren. Dat kan via rubrics en tal van zelf- en peerevaluatiemethodieken. 8. Organiseer een toonmoment Stel het project voor aan andere leerlingen en leerkrachten van de school of nodig, afhankelijk van het thema, externen uit. Dat zorgt voor een mooi sluitstuk van het project en het geeft de leerlingen de kans om trots te zijn op hun project.


Aan de slag met… dobbelstenen In een vorig nummer van Fons lanceerden we een nieuwe rubriek, waarbij we telkens een bepaald voorwerp in de kijker willen zetten. Hoe kun je dat voorwerp gebruiken in jouw les? In Fons 3 gingen we zo al op allerlei creatieve manieren met Lego aan de slag (zie ook p. 14 in dit nummer), en dit keer kozen we voor dobbelstenen. Ook een breed inzetbaar object, als we het grote aantal reacties op Facebook mogen geloven. Op deze pagina vind je een selectie.

Margot

Margot: Ik gebruik ook dobbelstenen als startpunt om vragen te vormen bij een boek. Bob

Bob: Kansdichten is een leuke werkvorm met dobbelstenen, waarbij je worpen bepalen wat voor gedicht er uit de bus komt. Elke worp bepaalt het aantal regels van de volgende strofe: gooi en schrijf, gooi en schrijf. Het thema kan vrij zijn, of net vaststaan.

Griet

Linda

Griet: Er hangen in mijn klas allemaal kartonnen borden met woorden op de muur. De kinderen gooien daarna met een dobbelsteen met letters erop. Gooien ze de letter d, dan proberen ze met een balletje een woord op het bord te raken dat met de d begint. Daarna schrijven ze dat woord dan over in hun oefenschrift.

Linda: Om elkaar te interviewen. Gooi je een 1 of 3, dan stel je een open vraag. Gooi je 2 of 4, een gesloten vraag, en bij 5 of 6 een doorvraag-vraag. Of bij zinsontleding, als je in groepjes werkt. 1 is de pv uit de zin halen, 2 het onderwerp, enzovoort. Of om de invulling van het laatste kwartier van de les te kiezen! Een quizje, voorlezen, cabaret,…

Aan de slag

Marieke

Marieke: Mijn leerlingen uit het vierde jaar secundair mogen zelf een sprookje uitvinden, maar dat vinden ze niet makkelijk. Daarom heb ik een hulpschema gemaakt voor elke bouwsteen (personage, ruimte, tijd,…). Als ze dobbelen voor de bouwsteen ‘personage’, dan betekent een 1 bijvoorbeeld een prinses, een 2 een heks, enzovoort. En zo dobbelen ze tot ze voor elke bouwsteen een invulling hebben! Sofie

Sofie: Ik geef mijn NT2cursisten een story cube (dobbelsteen met allerlei tekeningen op), laat ze een figuurtje kiezen en aan de hand van dat figuurtje moeten ze dan iets over zichzelf vertellen. Zo had ik onlangs een onderhoudstechnicus die het symbooltje ‘bliksem’ koos en me dan een heel verhaal vertelde over de vernieuwing van de elektriciteit in een ziekenhuis, een project waar hij toen net aan bezig was.

zoekt bijdragen

HEB JE LESSUGGESTIES DIE JE MET ANDERE LERAREN WIL DELEN? SCHRIJF JE GRAAG EEN COLUMN OVER JE ERVARINGEN MET HET ONDERWIJS NEDERLANDS? HEB JE EEN VOORSTEL VOOR EEN ARTIKEL? OF EEN IDEE VOOR EEN DOSSIER OF EEN THEMANUMMER? LAAT HET ONS DAN WETEN, WANT ALLE BIJDRAGEN VOOR FONS 6 ZIJN NU AL MEER DAN WELKOM! WE ZIJN OOK STEEDS OP ZOEK NAAR SCHOLEN MET EEN BIJZONDER VERHAAL, DIE GRAAG WILLEN MEEWERKEN AAN EEN SCHOOLREPORTAGE. VOOR ALLE SUGGESTIES, VRAGEN EN OPMERKINGEN KUN JE TERECHT BIJ REDACTIE@TIJDSCHRIFTFONS.BE. DAT IS METEEN OOK HET MAILADRES WAAROP ALLE BIJDRAGEN WELKOM ZIJN.

46-47


Kapitaal secundair onderwijs

De methode Nederlands voor de derde graad ASO, TSO en KSO is volledig beschikbaar. Wat mag je verwachten? De cursus bevat studietips en vele oefenvariaties om het zelfstandig noteren aan te leren. Kapitaal speelt in op de leefwereld van de leerlingen door gebruik te maken van fictieve Facebookpagina’s, Instagram- en Twitterberichten van literaire figuren, actuele onderwerpen, cartoons met taalhumor... De literaire teksten komen niet in chronologische volgorde

aan bod. Heden en verleden wisselen elkaar af, maar worden weergegeven aan de hand van een duidelijke tijdsband. Specifiek voor KSO-TSO sluiten de gekozen artikels aan bij het interessegebied van de leerlingen. Er is keuze uit artikels over techniek, kunst, sport… die we jaarlijks of tweejaarlijks vernieuwen.

Meer info? Surf naar www.kapitaal.diekeure.be

Kleine Pathoekeweg 3, B - 8000 Brugge T +32 (0)50 47 12 88, F +32 (0)50 47 12 87, besteldienst@diekeure.be, www.diekeure.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.