De boekenfluisteraar Renate Klett (eerder verschenen in Theater der Zeit, april 2011) Ademloze tijdreizen door het schimmenrijk van kunsten en kadavers – de Belgische regisseur Guy Cassiers dicht met theater, laat zinnen zweven en beelden spreken. Een portret.
36
Guy Cassiers heeft altijd al het liefst romans op het toneel gebracht, al lang voor dit een modeverschijnsel werd. Hij deed (en doet) dat anders dan iedereen: geen Reader’s Digest met goedkope intellectuele glans, geen handzame literatuurkoek, waaruit eenieder zijn favoriete stukje kan bijten. Cassiers is een boekenfluisteraar, hij dicht met theater, beschermt van kostbare zinnen de aura en laat zware zinnen zweven. Zijn Proust-ensceneringen (Rotterdam 20022004-2004) zijn ongetwijfeld de beste ooit: À la recherche du temps perdu als tetralogie van schoonheidsverlangen en zelfironie, scherpe gevoelsanalyse en pijn en treurnis om het vergeefse. Ook bij Musils De man zonder eigenschappen (Antwerpen 2010) slaagt hij erin een theatervorm te vinden die aan de sarcastische weemoed en het nijdig-parelende parlando van de ziel beantwoordt. De drie en een half uur durende voorstelling is het eerste deel van een geplande trilogie die hij op basis van de 2000 pagina’s tellende roman en aantekeningen wil maken. Parallel daarmee ensceneert hij Wagners Ring des Nibelungen voor de Scala in Milaan en de Berlijnse Staatsoper. Neen, makkelijk maakt hij het zichzelf niet! De Vlaming Cassiers werd in 1960 in Antwerpen geboren. Hij studeert aanvankelijk grafische vormgeving en belandt min of meer toevallig in het theater, via vrienden die in de vroege jaren tachtig in de levendige off-scene rondscharrelen en hem mee het bad in sleuren. Hij ensceneert Kaspar van Peter Handke, werkt met jongeren en gehandicapten en wordt in 1987 artistiek leider van jeugdtheater Oud Huis Stekelbees in Gent(later Victoria, nu Campo). Hij blijft er vijf jaar en werkt vervolgens als freelanceregisseur in België en Nederland. In 1996 ensceneert hij voor het Brusselse Kunstenfestivaldesarts Hiroshima Mon Amour naar de roman van Marguerite Duras, en in het Rotterdamse ro theater brengt hij Tony Kushners Angels in America, een gigantisch succes waarmee hij meermaals in de prijzen valt. Later volgen ook Faust van Goethe, Onder het melkwoud van Dylan Thomas en Anna Karenina van Tolstoi. Van 1998 tot 2006 werkt hij als artistiek leider van het ro theater. In die periode verzint hij steeds weer nieuwe finesses en variaties voor zijn ongewone theateresthetiek. Vertrekpunt is steeds de spanning tussen projectie (films, stilstaande beelden, schrift, details van gezichten of objecten) en wat gelijktijdig op de bühne gebeurt. Maar zijn vormentaal staat ver verwijderd van het overdreven videogedoe dat de Duitse podia vandaag te pas en te onpas teistert. Cassiers’ ensceneringen zijn veel geraffineerder, ambitieuzer, versmelten esthetiek met zeggingskracht, laten theater op een dromerige manier samenvloeien met muziek, licht en projectie. De metamorfose van theater naar film en terug lijkt hem nauwelijks moeite te kosten, het doek wordt het zoekbeeld van de bühne en doet dienst als verrijking, niet als banalisering. Beide media worden dermate intelligent, ironisch en fantasierijk op elkaar afgestemd, dat ze een quasi
38
RENATE KLETT
hallucinatorische aantrekkingskracht creëren, die de kijker al de rest doet vergeten. Zo worden de grote opvoeringen tot ademloze tijdreizen door het schimmenrijk van kunsten en kadavers. Dit theater is langzaam en minimalistisch. Behoedzaam maakt het zich het verhaal eigen, door tekst, beeld, toon en spel te scheiden en op een gelaagde manier weer samen te brengen. Niet iedereen houdt ervan, want “er gebeurt niets” op het toneel en de psychologie is belangrijker dan het fysieke. In het vroege Hiroshima Mon Amour bijvoorbeeld vertaalt hij de structuur van Duras’ tekst naar een claustrofobisch labyrint van gevoelens, waarin ook de film van Alain Resnais een plaats krijgt. Bij Rotjoch van Gerardjan Rijnders (1998), dat het deprimerende verhaal van een verwaarloosde jongen vertelt, zijn de bewegende woorden op het doek even bedrieglijk als de volwassenen dat zijn in de ogen van de jonge moordenaar. En wanneer in de Proustcyclus de gasten de Salon van Madame Verdurin bezoeken, dan zijn ze uitgedost als kwamen ze uit een nachtmerrie van Fellini. Tegelijk zijn ze erg teder en verleidelijk wanneer de camera hun ogen in close-up laat spreken. De regisseur, zoon van de populaire tv-komiek Jef Cassiers, is ongetwijfeld sterker beïnvloed door zijn ervaringen met film, televisie en beeldende kunst dan door het theater. In dat laatste beschouwt hij zichzelf nog steeds als een outsider. Het voordeel daarvan is dat hij het medium met een open geest kan benaderen. En omdat zijn sterk artificiële esthetiek niet star dogmatisch is, geen pasklaar trucje, ontwikkelde deze zich naarmate zijn ervaring groeide. De voorstellingen van Cassiers dragen altijd duidelijk zijn stempel, maar hebben stuk voor stuk hun eigen kleur en geur (soms letterlijk, want hij experimenteerde ook met geurentheater). Hoe verscheiden zijn werk ook is, één gegeven loopt als een rode draad door zijn oeuvre: het respect en de gevoeligheid voor de oorspronkelijke tekst. Het verbluffende daarbij is dat iemand die zich zo fijngevoelig in de wereld van Proust kan verplaatsen, ook in staat is uitdrukking te geven aan de vreselijke uitspattingen van geweld van een latere verloren tijd. Bijvoorbeeld bij Bezonken rood uit 2004, naar de roman van Jeroen Brouwers. Dit is de monoloog van een gebroken man, die als kind samen met zijn moeder als krijgsgevangene in een Jappenkamp zat en er getuige was van de wreedheden. De enorme moederfixatie slaat in zijn volwassen leven om in een monstrueuze vrouwenhaat. Cassiers ensceneert het oorspronkelijke verhaal zeer zakelijk en van een afstand, ondersteund door projecties op grote zonweringen. Dirk Roofthooft levert zijn personage meedogenloos over aan de antipathie die het verdient. Hij brabbelt zijn leven voor zich uit, onaneert, en schraapt zich het eelt van de voeten en de ziel. De opvoering was
40
RENATE KLETT
al in de halve wereld te zien en toert nog steeds – bewonderd en bekritiseerd. Roofthooft speelt het stuk in vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Spaans. lronie van het lot: deze voor de regisseur eerder atypische voorstelling is – wat het aantal uitnodigingen betreft – zijn grootste succes geworden. Dat heeft natuurlijk ook met Dirk Roofthooft te maken, een van de grootste acteurs van Europa, later ook te zien in de hoofdrol van Mefisto for ever. Met deze bewerking van Klaus Manns Mephisto door Tom Lanoye gaat Cassiers in 2006 aan de slag als intendant bij het Antwerpse Toneelhuis. Het is het eerste deel van een Triptiek van de macht en een onmiskenbare stellingneming van zijn huis in een stad waar extreem rechts destijds – en helaas ook nu nog – beschamend hoge verkiezingsresultaten boekte. Ook naar binnen toe neemt Cassiers een standpunt in, door de hiërarchie van het stadstheater te vervangen door een creatieve pool: naast de intendant zijn er zes gelijkwaardige artistieke leiders: regisseurs Lotte van den Berg en Wayn Traub, choreograaf SidiLarbiCherkaoui, installatiekunstenaar Benjamin Verdonck en de collectieven Olympique Dramatique en De Filmfabriek. Enkel iemand met de kalmte, het geduld en de beheerstheid van een Guy Cassiers kan zulke verschillende temperamenten, stijlen en werkwijzen samenbrengen en samenhouden.
Ook vandaag nog zijn de ‘roemrijke zeven’ aan het huis verbonden, hoewel de leidinggevende kern nog enkel bestaat uit Cassiers, Verdonck, Olympique Dramatiqu, en, nieuw, theaterschrijver en regisseur Bart Meuleman en actrice/regisseuse Abke Haring; Sidi Larbi Cherkaoui, intussen een wereldster, is artiest in residentie. En Toneelhuis is nog steeds erg succesvol, nu ook in het buitenland. Terwijl het eerste deel van de Triptiek van de macht over de verleidingskracht van de macht gaat, is deel twee (Wolfskers) het verhaal van de vergiftiging door de macht, gebaseerd op de Lenin-, Hitler- en Hirohito-films van de Russische cineast AlexanderSokurow. Atropa. De wraak van de vrede ten slotte laat aan de hand van de Trojaanse en Iraakse oorlogen de slachtoffers aan het woord. Verder voert Cassiers in Antwerpen ook de romans De geruchten van Hugo Claus, Onder de vulkaan van MaIcolm Lowry en De man zonder eigenschappen van Robert Musil ten tonele. “Bij een roman heb ik de vrijheid, het gewicht van de verschillende elementen zo te verdelen dat de toeschouwer zelf kan kiezen welke draad hij oppikt”, zegt Cassiers. “Daarbij vind ik mijn eigen leidmotieven, bouw ik mijn eigen Gesamtkunstwerk.” Vandaar ook het probleem als hij iets wil doen met werk van Wagner, want: “Bij Wagner is het Gesamtkunstwerk al aanwezig, Wagner is niet allen componist maar ook regisseur.” Om die reden zijn De Vliegende Hollander (Brussel 2005) en de huidige Rheingolden Walküre-ensceneringen toch fundamenteel anders dan de grote romanadaptaties. De typerende kracht van zijn werk weet Cassiers beter te leggen in hedendaagse opera’s, met “weke structuren” – in het seizoen 2008-2009 brengt hij met veel succes Adam in ballingschap van Rob Zuidam (Amsterdam) en The House of the Sleeping Beauties van KrisDefoort (Brussel). Maar helemaal in zijn element is Cassiers als hij zich met de grote literaire meesterwerken van de 19e en 20e eeuw bezighoudt. “Ik probeer daarbij altijd in het verleden het heden te laten doorschemeren”, zegt Cassiers. “Wat men bij Musil bijvoorbeeld terugvindt aan Europese gedachten, dat is gigantisch.” En zo verandert hij het gebeuren en niet-gebeuren van De man zonder eigenschappen in een intelligent multimediaspektakel. Lichtkasten vallen naar beneden als Chinese rolschilderingen, er zijn bruintinten als op oude foto’s, geprojecteerde lijsten met daarin al dan niet de gezichten van de acteurs, salongekeuvel met pianobegeleiding, een wolkige ideeënwereld en de pompeuze luchtkastelen van de Parallelactie. Twee beroemde schilderijen dienen als oriëntatiepunten: Da Vinci’s Laatste Avondmaal (Cassiers: “De absolute harmonie en perfectie der vorm”) en James Ensors Intrede van Christus in Brussel (“De oplossing van de vorm, de chaos, het verval”).Die ontwikkeling vat hij in een somnambule zwevende toestand, die elke halve blik, elk verborgen handgebaar een hogere betekenis geeft.
42
De regisseur beschrijft de teloorgang van Kakanië, zijn waarden en structuren, zoals de ons vandaag vertrouwde situatie van een razende stilstand, vol van goede wil die zinloze woordenslingers vlecht, en vol van het kwade dat zich autoritair en nauwelijks uitdrukt. Om iets tegenover de idealistische overdrijving van de figuren te stellen, geeft hij de paarden van de fiakers darmgriep en laat hij Wenen verdrinken in de paardendrek (dat wordt gezegd, niet getoond, en het komt in de roman zelf niet voor – net zomin als Graaf von Schattenwalt als pre-fascistisch machtmens en de koetsier Palmer als vertegenwoordiger van ‘het gezond verstand’). Ulrich, secretaris van het actieverbond, is de vreemde eend in de bijt. Tom Dewispelaere speelt hem als een modern pragmaticus, behendig en sportief, met een paardenhalster boven het hemd, een bokser die zich door niets echt laat raken. De voorstelling is minutieus uitgebalanceerd, elke zin, elke hoofdbeweging ‘klopt’, en hoewel er niets gebeurt, is het even spannend als een detectiveroman. Deze tijdspiegel met zijn decadentie en voortreffelijk verpakte nietigheid is verslavend. Maar voor hij verder gezet wordt, is er een uitstapje op een heel ander domein: samen met Tom Lanoye ontwikkelt Cassiers één stuk tot twee historische figuren, Jeanne d’Arc en Gilles de Rais. “We blikken heel ver terug in de geschiedenis, om te spreken over een thema dat vandaag in België erg actueel is, namelijk de relatie tussen gerechtigheid, religie en politiek. Soms zie je de dingen duidelijker als je ze van een afstand bekijkt.”
44
RENATE KLETT