Down to the bottom and oh what a bottom it is

Page 1

In 2009 maakte Benjamin Verdonck KALENDER, een 365 dagen-durende actiecyclus in de stad Antwerpen. Vorig jaar kreeg dat werk een neerslag in een tentoonstelling (KALENDER/WIT) en een voorstelling (KALENDER/ZWART). Ondertussen is Benjamin Verdonck bezig aan de voorbereiding van enkele nieuwe theatervoorstellingen en projecten, en schreef hij het handvest voor een actieve medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid. Stijn Van Opstal las het handvest, en ging kijken naar een van de toonmomenten van de nieuwe voorstelling DISISIT. Stof genoeg om zijn collega-Toneelhuismaker een paar (lastige) vragen te stellen.

Down to the bottom and oh what a bottom it is


Stijn Van Opstal: Waar beginnen? Bijvoorbeeld met mijn nieuwsgierigheid naar je komend parcours. Ik heb al glimpen gezien, maar kan je iets meer vertellen over de projecten waar je nu aan bezig bent? Benjamin Verdonck: Na de actiecyclus KALENDER, wat een behoorlijk gearticuleerde oefening was, had ik behoefte om deze keer het hart te laten spreken, in de context van ‘een theatervoorstelling’ die minder concreet gelinkt is met de maatschappij. En dat hart spreekt een taal die ik niet zo meteen onder woorden kan brengen. Ik ben op zoek naar het gevoel dat mijn vrouw onlangs trefzeker benoemde en waaraan ik de titel van de voorstelling ontleende. Het was vrij mooi weer, we zaten in de tuin, al onze kinderen waren thuis en mijn broer zat in zijn caravan. Valentine zei toen: “Dit is geluk, beter zal het nooit worden.” Dat vond ik erg mooi. Het was geen verhevigd gevoel of iets bijzonders wat we nog niet kenden; het was gewoon een vaststelling. “Dit is het”, niet meer of niet minder. “Waar is mijn huis, en hoe kom ik daar”, zo beschreef mijn zoon het. De toonmomenten die ik nu doe, zijn zoekoefeningen. Het is de bedoeling dat het later twee voorstellingen worden. De eerste, met als titel DISISIT, vertrekt vanuit de tekst uit het toonmoment en wordt een monoloog voor de grote zaal. Toen ik pas bij Toneelhuis begon, stond er in het subsidiedossier dat ik wellicht nooit een grotezaalvoorstelling zou maken. Ondertussen speelde ik al meer dan eens in de Bourla, en ik sta helemaal niet meer zo afkerig tegen die zaal, integendeel. Ik zag er Opus XX met Sofie Decleir, De grote mond met Valentijn Dhaenens,

24

Stijn: Aan welke ontmoetingen denk je dan?

Bang van Johan Petit,… allemaal voorstellingen waarin een speler min of meer alleen en met beperkte theatrale middelen qua decor en effect anderhalf uur lang de toeschouwers aan hun stoel gekluisterd houdt. Dat wil ik met DISISIT ook proberen. Ik wil graag helemaal alleen en zonder iets op de grote scène gaan staan. Het is een zoektocht naar de ecologie van het beeld, niet in de groene betekenis van het woord, maar als tegengewicht voor de constante aanvoer van prikkels. Een soort eenvoud. Misschien is dat de kracht van theater nu: dat je drie beelden krijgt in plaats van de gebruikelijke vierhonderd per minuut. De tweede voorstelling, die ik DEWORSTISALTIJDVERSTOPT of Liedje voor Gigi wil noemen wordt een touwtjesvoorstelling zonder tekst, een tafeltoneeltje. Iets met een huisje, een dode kat, sneeuw en op het einde een echt mierennest waarin gekoterd wordt. Dat ben ik nu aan het uitproberen; ik weet nog niet wat het zal opleveren. Stijn: Is er een verband tussen alles wat je doet en maakt? Vormen al die verschillende vertellingen samen een groter verhaal? Is het een uitgestippeld parcours? Benjamin: Dat lijkt alleen maar zo, denk ik. Het ene komt altijd voort uit het andere. Je werkt in een grote schouwburg en denkt: volgende keer maak ik iets wat niet in de schouwburg kan. Of je maakt iets met veel tekst en beslist: volgende keer doe ik het zonder woorden. Veel vertrekt vanuit goesting, de drang om iets te doen, iets te zeggen, iets moois – het allermooiste – te maken. Als er al iets uitgestippeld is, dan is het dat ik op school al dacht dat je zoveel mogelijk moet doen wat je zelf denkt dat je moet doen, op de manier die je zelf wil. Dat is je eigenheid, je kracht, dat moet je ontwikkelen: de keuze om zelf dingen te formuleren en daardoorheen ontmoetingen aan te gaan.

Stijn Van Opstal & benjamin verdonck

Benjamin: Soms droom ik ervan mensen te ontmoeten, en als ik dan voor ze sta heb ik niets te zeggen. Thomas Hirschhorn bijvoorbeeld. Ik heb zijn boek zesentwintig keer van voor naar achter gelezen en terug. Toen ik hem ontmoette, wist ik niet wat ik moest vragen. Ik hou gewoon van zijn werk. Of Luc Deleu. Ik hou van het werk van Luc Deleu. Vorige maand besloot ik om bij hem

stand: hoe groter de afstand die het product afgelegd heeft, hoe verder achteraan het in de winkel staat. Een geweldig idee! Stijn: Een supermarkt op kleur. Het lijkt me wondermooi. Is het ook realiseerbaar? Benjamin: Het probleem is dat er per productsoort eigenlijk al heel veel op kleur gerangschikt staat, alleen merk je dat niet, er is te veel ruimte tussen. Om dat voelbaar te maken, zou ik alle rekken

© RozaNne kempynck

DISISIT & DELHAIZE FLAGSHIPSTORE

binnen te stappen; na twintig minuten stond ik weer buiten. Ik vertelde hem dat ik van plan ben een supermarkt op kleur te rangschikken, en dat ik daar nu mee bezig ben in Marseille. Hij zei me dat hij ooit het idee gehad had om de producten in een supermarkt te rangschikken op af-

uit de winkel moeten halen en de producten op elkaar stapelen en er muren van maken, waar je kunt tussenwandelen. Alleen is dat logistiek compleet onmogelijk: je kunt die dingen niet stapelen, laat staan dat de klanten er nog iets uit kunnen halen. Je zou ook de bestaande


schikking iets extremer kunnen doortrekken, bijvoorbeeld door bij de groene spaghettiverpakkingen ook groene paprika’s te leggen. Maar dan zit je weer met het probleem dat die gekoeld moeten worden. Het is immers wel de bedoeling dat de supermarkt blijft functioneren. En dat brengt me bij het economische probleem. We zijn uitgenodigd door Marseille Culturele Hoofdstad 2013. Carrefour is de hoofdsponsor. Ik ben met de directeur van een grote hypermarché in Marseille gaan praten. Hij had oprecht sympathie voor het plan, maar zei me dat ze – los van het feit dat ze een instelling zijn die winst willen maken – niet het soort bedrijf zijn dat zich identificeert met bepaalde mensen of acties, zoals bijvoorbeeld Nike dat wel doet. Hun enige keurmerk is dat ze goedkoop zijn, dat je er makkelijk je auto kunt parkeren en dat je er snel je inkopen kunt doen. Dat is al wat telt. De kans dat ze vast cliënteel verliezen omdat ik daar veertien dagen mijn ding kom doen, is zo reëel dat hij zelfs geen inschatting durfde maken van het verlies dat ze daarbij zouden lijden. Het zou commerciële zelfmoord zijn. En toch wil ik het in een échte supermarkt doen, anders wordt het een dode installatie, en dat is waardeloos. Stijn: Waar ligt dan volgens jou de waarde van dit project? Ik vermoed dat het je er niet enkel om te doen is de mensen te verbluffen met een onalledaags kleurenpalet. Benjamin: Toch wel. En hen ook een beetje in de war te brengen. Het hele plan is gewoon vertrokken vanuit mijn fantasie en goesting om dat te proberen. Mijn werk is vrij gearticuleerd; soms vind ik dat ik teveel bezig ben met wat het betekent. Het zou te gemakkelijk zijn om dit project te lezen als een commentaar op de consumptiemaatschappij of zo, ook al is dat een thema dat me nauw aan het

26

hart ligt. Het probleem is ook dat alles onmiddellijk gerecupereerd wordt. Neem nu de kunstwerken van de Amerikaanse kunstenares Barbara Kruger. Als reactie op de overconsumptie maakte zij in de jaren zeventig grote posters met slogans als “I shop therefore I am”. Een paar jaar geleden was ik in Birmingham, en ik zag daar Krugers posters gewoon in de H&M hangen! Als kunstenaar is het niet meer zo interessant om op die manier commentaar te leveren. Ik zocht naar een andere, nieuwe positie, naar een soort metaconstructie. Ik wil iets sàmen met een supermarkt doen. Ik hoop een situatie te creëren waarin ik kan doen wat ik wil, en waar die supermarkt ook wel bij vaart. Ik wil het gegeven ‘shoppen’ een nieuwe dimensie geven, zonder het te becommentariëren. Dat is de inzet. Daarom onderzoeken we nu de piste om samen met een grote speler een nieuw filiaal te openen, bijvoorbeeld een Delhaize Flagship Store. Dat opent nieuwe perspectieven. Stijn: Voel je je dan niet een heel klein beetje een wolf in schaapsvacht? Haal je echt geen genot uit het feit dat je binnendringt in het commerciële hol van de leeuw? Benjamin: Nee helemaal niet, dat is het nu net. Ik voel me niet in de positie om langs de zijkant te gaan staan roepen dat zij slecht zijn en wij goed. Ik maak onmiskenbaar deel uit van de consumptiemaatschappij, er kleeft evenveel bloed aan mijn vingers, ik ben even corrupt en pervers en inconsequent als de rest. Het feit dat ik met een winkel samenwerk, is daar net het bewijs van.

HANDVEST Stijn: Max Frisch schreef het boekje Lastige vragen: 92 pagina’s met schijnbaar retorische vragen. Ik ben nooit echt

Stijn Van Opstal & benjamin verdonck

verder geraakt dan pagina één. Meer nog: vraag één op pagina één achtervolgt mij ondertussen al een jaar of tien. “Bent u zeker dat het voortbestaan van de mensheid, wanneer u en al uw bekenden er niet meer zijn, u werkelijk interesseert?” Deze vraag lijk jij voor jezelf al beantwoord te hebben. Met je handvest voor een actieve medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid engageer je je met uitgestoken nek voor een toekomst ver voorbij de onze. Dat is iets wat me blij en nieuwsgierig maakt. Je handvest is een voorstel, een uitnodiging aan alle organisaties van de podiumkunsten om mee te werken aan een gezamenlijk kunstwerk. Allereerst, hoe is het idee ontstaan? Benjamin: Net zoals voor DISISIT gaat de aanleiding voor dat handvest terug tot KALENDER. Ik was toen op zoek naar een manier om mij zo direct mogelijk tot de dingen rondom mij te verhouden. Ik deed dat aan de hand van acties: geen toneelstukken of teksten waar ik maanden aan werkte, maar onmiddellijke reacties op wat ik tegenkwam. Om een voorbeeld te geven: ik kwam mensen zonder papieren tegen die uit protest tegen het uitblijven van een rondzendbrief over de regularisatiecriteria een aantal gebouwen symbolisch wilden bezetten. Samen hebben we een week lang de Bourla bezet. De spandoeken die de vluchtelingen normaal gezien bij hadden, hebben ze toen op mijn vraag achterwege gelaten. Ik wilde niet de schijn van een werkelijke bezetting wekken, maar vroeg me af welke artistieke zet ik kon doen. Niet met de bedoeling om oplossingen te bieden, wel om het probleem te proberen begrijpen of vorm te geven. We bouwden een klein kasteeltje van papier voor de mensen zonder papieren, en bekleedden het met slogans als “Leef zoals je wil”, “Per slot

van rekening is het hier beter” (Delhaize), “Mijn thuis is waar mijn Stella staat” en “Nokia connecting people”. Dat was voor mij een poging om mij tot die problematiek te verhouden, een poging tot actie. En zo was dat hele KALENDERjaar één grote oefening. Daarna dacht ik: ik heb een jaar lang geoefend, geprobeerd te begrijpen. Wat zou nu mijn volgende zet kunnen zijn? Een zet die nog steeds artistiek is, maar die het dichtste aanleunt bij wat je als burger kunt doen. Ik maak een onderscheid tussen burgers en kunstenaars, in die zin dat ik als burger 50 euro kan geven voor de heropbouw van ziekenhuizen in Palestina, maar dat ik als kunstenaar dat biljet van 50 in twee heb geknipt en de ene helft opstuurde naar Palestina en de andere naar Israël, met de vraag het geld aan te wenden voor een project dat de goedkeuring van hen allebei wegdraagt. Dat is een ander soort taal voor mij. Na KALENDER ging ik op zoek naar iets waarin die grens tussen kunstenaar en burger het dunste is. Mijn eerste idee was om een kippenhok te bouwen. Kippen verwerken GFT. Dat is iets heel concreets: moest iedereen kippen hebben, dan zouden we al heel wat groenafval kwijt zijn, en je krijgt eieren in de plaats. Mijn bedoeling was om van dat kippenhok een kunstwerk te maken, het op een plein te zetten en de buurtbewoners er zorg voor te laten dragen. Door verder door te denken op dat idee ben ik bij dat handvest uitgekomen. Het is enerzijds een kunstwerk en tegelijk heeft het een erg concreet sociaalecologisch luik. Het gaat om dingen die je écht kunt doen en die écht effect hebben, de zogenaamde ‘low hanging fruits’: geen vlees meer eten, niet meer de auto rijden, niet meer vliegen, je dak isoleren,… Stijn: Stel dat de gehele sector zich inschrijft, zich mee engageert en zich aan de nobele afspraken houdt, wat hoop je hiermee dan concreet te verwezenlijken?


Stijn: Aan de verschillende reacties – en het uitblijven ervan – merk je dat niet iedereen het als een uitnodiging ervaart. Voor sommigen klinkt het als een opdracht, of als een beknotting van de artistieke vrijheid, voor anderen misschien zelfs als een opoffering, een versterving. Begrijp je die reacties? Benjamin: Dan hebben ze het niet goed gelezen. Ik krijg soms de reactie wie ik dan wel niet denk dat ik ben om te zeggen hoe anderen zich moeten gedragen. Maar ik leg niemand iets op. Wel vraag ik aan een aantal organisaties om het aan hun werknemers op te leggen. Wat heel normaal is. Een medewerker van een organisatie is het gewoon binnen een reglement te werken. Bijvoorbeeld niet roken of drinken op de werkvloer. Dat is te nemen of te laten. Op PARTS krijgen leerlingen les in de macrobiotiek. Dat houdt o.a. in dat er op school geen vlees geserveerd wordt. Daar is toch niets raars mee? Ik snap niet wat daar beperkend aan is. Dat is een beleid, en dat gaat verder dan “dat mag niet”. Als je werkgever zegt: “vanaf nu gaan we met de trein naar onze voorstellingen, hier zijn de tickets”, wat is dan het probleem? Dat is een beleidsoptie: we gaan niet met de auto, maar met het openbaar vervoer. Punt. En als dat betekent dat je 26 uur langer bezig bent, dan moet je daar 26 uur langer voor betaald worden. Daar dienen subsidies voor. Ze stellen ons in staat iets te doen wat markteconomisch oninteressant is.

28

Een van de mogelijke consequenties van subsidies is dat je niet enkel in het artistieke product maar ook in de organisatie daarrond inefficiënt kunt zijn. En dat je dus kunt zeggen: ik neem de trein in plaats van het vliegtuig, zelfs al ben ik dan drie dagen langer onderweg. Qua loon is dat een gigantisch dure verplaatsing, maar het is het waard volgens mij. Subsidie dient om onrendabele activiteiten mogelijk te maken. Stijn: Dat is toch geen kleine vraag, dat zijn ingrijpende keuzes. Benjamin: Natuurlijk is het ingrijpend. Op onze kousen gaan we het niet voor elkaar krijgen. Ingrijpen, dingen durven omgooien en veranderen, een andere weg proberen,… is dat niet waar we in de kunst mee bezig zijn? Ik kan me dit permitteren; ik ben geen politicus die voorzichtig moet zijn omdat hij bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen herverkozen wil worden. Dit is wat ik wil doen, als kunstenaar wil ik mijn nek uitsteken. Ik ben heel blij met artistieke antwoorden op het handvest, zoals dat van Alexander Nieuwenhuis: hij stelt voor vanaf nu op tournee te gaan met een zeppelin waaraan een repetitielokaal hangt. Zijn voorstel prikkelt mijn verbeelding, het is naar dat soort consequenties of doorgedrevenheid dat ik op zoek ben. Dit is toch wat we moeten doen, daarom zijn we kunstenaars. Stijn: Ik merk een zekere boosheid of verontwaardiging over die schijnbare onverschilligheid tegenover het ecologische probleem. Benjamin: Tegenover het sócio-ecologische probleem, het geheel. Je kunt het ecologische niet apart bekijken, het is belachelijk om enkel daarop te focussen. En ook gevaarlijk: mensen denken dat ze goed bezig zijn omdat ze spaarlampen

Stijn Van Opstal & benjamin verdonck

© Rozanne kempynck

Benjamin: Het zijn afspraken, maar als je je eraan houdt, hebben ze concreet effect, toch? Maar het exemplarische is veel belangrijker: het feit dat een groep mensen een teken geeft en iets wil proberen waarvan ze denken dat het belangrijk is. Er zijn altijd pioniers nodig, wegbereiders. Vanuit mijn hoedanigheid als kunstenaar tracht ik het geheel te formuleren als kunstwerk.


hebben. Nee, het probleem is veel groter. De ecologie bedt zich in in een algehele tendens. Alles wordt alsmaar toegankelijker voor grotere groepen mensen, en logischerwijze probeert dus ook iedereen te pakken waar hij toegang tot heeft. In China en Indië beginnen ze nu nog maar kip te eten; je moet daar niet gaan vertellen dat ze – nu ze er eindelijk het geld voor hebben – beter geen kip meer zouden eten. Maar wat gebeurt er als iederéén kip wil eten? Of als iederéén ineens een iPad wil? Of kijk naar de kerncentrales: we hebben meer energie nodig, want we moeten groeien. Maar het is toch duidelijk dat we niet kunnen blíjven groeien, dat die groeieconomie haar grenzen bereikt heeft. Maar om op je vraag terug te komen: ja, ik heb het moeilijk met die onverschilligheid. Waarom reageert er niemand als de energieleverancier een monsterwinst maakt die door de CREG geschat wordt op 2 miljard, waarna onze regering de schatting van de Nationale Bank volgt: 500 miljoen? Of als er in Japan hectoliters radioactief water geloosd worden en ze maar blijven zeggen dat er geen gevaar is? Dat gelooft toch geen hond. Wij zijn de planeet voor onszelf en onze kinderen totaal onleefbaar aan het maken, en dan zegt iedereen dat ik te radicaal ben wanneer ik voorstel om het binnen de podiumkunstensector zes maanden anders te proberen Maar wat is het alternatief ? Gewoon blijven zitten en niets doen? Iemand zei me dat we beter zo snel mogelijk alles opeten en opgebruiken; pas als er geen olie meer is, zal het economisch interessant zijn om alternatieven te formuleren – daar kan ik inkomen. Maar ik voel mij eerder aangetrokken door een voorhoede die tracht alternatieven alvast zo vruchtbaar mogelijk te definiëren. Stijn: Vind je theater in het algemeen, of specifiek bepaalde voorstellingen, belangrijk genoeg om bijvoorbeeld in Japan te gaan spelen? Bestaan er voorstellingen

30

die in Congo gezien moeten worden? Geloof je in deze vorm van uitwisseling van culturen? En zo ja, waarom is het dan nog belangrijker om dat de komende zes maanden niet te doen? Benjamin: Ik zou mijn handvest niet willen herleiden tot “zes maanden niet in de rest van de wereld spelen”. Dat is absoluut niet mijn vraag. Mijn vraag is om aan de hand van de suggesties die ik doe, mee na te denken over een andere praktijk. Wat betekent het om, binnen de weg die de mensen op onze planeet inslaan, op deze manier werk te maken? Ik las dat kunstenaars mogelijkerwijs mee verantwoordelijk zijn voor de globalistische versnelling zoals we die nu kennen. Is het niet vreemd om als kunstenaar kritisch werk te maken, en om anderzijds de organisatie, de praktijk van je werk schaamteloos te laten samenvallen met het neoliberale model? Dat is toch bizar. De organisaties rond kunstenaars onderscheiden zich nauwelijks nog van andere bedrijfsstructuren; dat mag toch op zijn minst bevraagd worden. Dus vandaar mijn vraag om ons, in een soort laboratoriumruimte, te bezinnen over onze praktijk, over de manier waarop we ons werk tot stand brengen. Daar is het mij om te doen; niet om zes maanden niet te vliegen of alles uit karton te maken en alleen nog rauwe worteltjes te eten. Zie het als een uitnodiging tot meespelen, om door middel van spel en onderzoek na te gaan wat nieuwe mogelijkheden, nieuwe perspectieven zouden kunnen zijn. Stijn: Wat ik een beetje jammer vind in alle reacties op je handvest is dat het nu blijkbaar enkel een bevraging teweegbrengt bínnen de kunstenwereld. Iedereen begint te nuanceren, zich er tegenover te verhouden, te reflecteren. Dat is goed, dat is fantastisch. Maar stel dat wij allemaal ongenuanceerd zouden zeggen:


Benjamin: Maar dat is exact wat ik beoog met dit kunstwerk. Als wij als gesubsidieerde sector dit signaal geven, dan is dat een exponentiële vermeerdering van onze mogelijkheden. Dan gaat het niet langer over het effect van een half jaar lang geen vlees eten, maar over het teken, over het exemplarische. Stijn: Ik wil toch nog even terugkomen op die vraag van Max Frisch. Want wat mijzelf steeds in de nek ademt, zijn de motieven, de drijfveren. Werken aan een betere wereld, het voortbestaan van de mensheid... In hoeverre word je daarbij ook gedreven door egoïsme? Door een zoektocht naar zingeving in je eigen leven? Is het jouw ambitie om met je kunstwerk de wereld een beetje te verbeteren, of om het ultieme kunstwerk te maken, een groot kunstenaar te worden? Benjamin: Ik blijf geloven dat een goed kunstwerk de mens als individu kan aanspreken en veranderen. Als je als burger 50 euro opstuurt voor een goed doel breng je verandering teweeg, maar ik denk dat ook het doorknippen van dat biljet effect heeft. Maar om nu te zeggen: de wereld verbeteren? Je stapt constant, je gaat altijd ergens naartoe. Toen hij pas bij Toneelhuis begon, gebruikte Guy Cassiers de metafoor van een Russische schrijver. Hij observeert hoe in een maagdelijk sneeuwlandschap iemand met zijn voetstappen een weg maakt. Dan komt een tweede persoon die naast de eerste voetstappen loopt. Dan een derde. Ze stappen niet in elkaars spoor, maar er-

32

naast. Tot je een weg krijgt. Dat vind ik een sterke metafoor. Als kunstenaars kunnen we misschien niet zeggen wàt de weg is, maar we kunnen wel proberen een pad te banen in onbetreden sneeuw, en zo aan te tonen dat er mogelijk een andere weg is. Ik wil absoluut geen moraal verkondigen, ik ben geen witte ridder. Het Haus der Kulturen der Welt in Berlijn nodigde me uit om mee te doen aan een festival rond het sociaal-ecologische vraagstuk. Daarvoor ben ik nu aan het werken aan een voorstel om niet het gedragspatroon van mensen te veranderen, maar de constitutie. Ik las een fantastische tekst van Sloterdijk over het failliet van het humanisme. Hij definieert het humanisme als een aantal regels waarmee de beestenmassa die de mens eigenlijk is in toom gehouden wordt. De volgende stap is het transhumanisme, zegt hij; je grijpt niet meer in op het gedrag van de mens, maar op zijn constitutie. Wat we nu bijvoorbeeld al doen met abortus, of met gentechnologie in het onderzoek naar ziektes: je grijpt in op de natuurlijke ontwikkeling. Dus dacht ik: als we nu eens de constitutie van de mens veranderen, en hem nog maar half zo groot laten zijn. De consequenties zouden enorm zijn. Onze voetafdruk wordt 7/8 kleiner, uit een Amerikaanse koelkast kunnen twee gezinnen eten, in één graf is plaats voor vier doodskisten,… Dan kunnen we rustig verder leven zoals we bezig zijn. Stijn: Ja, natuurlijk! Heerlijk, meesterlijk plan. Toevallig ook al een idee om de overbevolking aan te pakken? Benjamin: Een van onze voorstellen voor Berlijn is een ‘sex-trap’, zodat mensen geen zin meer zouden hebben om zich voort te planten. De Sloveense filosoof Žižek schrijft dat het voortbestaan van de planeet sowieso wel zal lukken, maar dat

Stijn Van Opstal & benjamin verdonck

het nog maar de vraag is of er altijd mensen zullen blijven rondlopen.

Frankrijk vertrokken is omdat hij er niet meer in geloofde.

Stijn: En interesseert je dat te allen tijde?

Stijn: Hmm, tentje in Frankrijk...

Benjamin: Die vraag van Frisch is heel confronterend. Ben ik zeker dat het voortbestaan van de mensheid mij nog interesseert als ikzelf en mijn bekenden er niet meer zijn? Ja, dat interesseert me. Te allen tijde weet ik niet, maar ik

Benjamin: Eigenlijk kan alles. De keuze is oneindig. Je kunt je om het even waar achterzetten en er een reden voor vinden. Je zou kunnen zeggen dat die eindeloze reeks mogelijkheden je ontslaat van alle verantwoordelijkheid, maar eigenlijk is het net in de keuze dat je ver-

© Rozanne kempynck

“we agree on everything”. Dan bevragen we onszelf niet, maar dan geven we een signaal naar de buitenwereld, dan moeten andere mensen zich bevragen. Dat lijkt me verregaander. Om, zelfs al valt dat handvest misschien niet helemaal samen met wie we zijn, een groter teken te geven.

heb wel het gevoel dat het zo urgent is dat het wellicht mezelf en zeker mijn kinderen aangaat. Misschien is dat egoïsme, en is dat mijn persoonlijke motief in mijn werk. Ik weet het niet. Ik ontmoette iemand die zeven jaar voor Transitiebeleid Vlaanderen gewerkt heeft, en die uiteindelijk met een tentje naar

antwoordelijkheid ligt. Ik heb geen zin om met een zak chips aan de kant van de weg te zitten huilen omdat alles en niets mogelijk is; ik kan niet anders dan daar vitaal in te zijn. Stijn: En wat als die onverschilligheid geen overtuiging is of een houding


maar een overlevingsstrategie? Ons leven speelt zich eigenlijk af binnen een straal van vijftig kilometer. Dat is ons reële leven, hopelijk tachtig jaar lang. Maar daarnaast moeten we ons, dankzij bijna onontkoombare berichtgeving in de media, ook nog eens verhouden tot heel de wereld en de wereldproblematiek. Dat is veel, dat is iets wat niet iedereen zomaar verwerkt krijgt. Dus af en toe ontkennen om te kunnen ademen... Benjamin: Maar die problematiek is hier al, binnen die straal van vijftig kilometer. Hij is tastbaar; binnen afzienbare tijd ga je je ertoe moeten verhouden. Ik wil niet doemdenken, maar het klopt al aan onze deur. Ik probeer gewoon een probleem te begrijpen, en dat handvest is misschien een nogal gearticuleerde manier om er vat op te krijgen. Ik tracht alleen maar om wat ik rondom mij zie te begrijpen. Stijn: En daarbij lijken me je opwinding en verontwaardiging soms zelfs de motor te zijn voor de manier waarop je kijkt. Maar er valt zoveel te kijken, zoveel te ageren. Waarom pik je er net die dingen uit? Benjamin: Het zijn ook maar de dingen die me raken. Ik fiets met mijn kind door de stad, en die stad stinkt. Ze stinkt en ze maakt lawaai. Waarom? Waarom moet het overgrote deel van de plek waar ik woon uit autowegen bestaan? Auto’s die vervuilen, die lawaai maken, die mensen doodrijden? Waarom moet ik dat goed vinden? Waarom mag ik niet op straat gaan liggen, er gras zaaien? Ik kan er niet tegen dat iedereen die suprematie van de auto normaal vindt. Waarom trekt een vliegtuig strepen in de lucht? Waarom mag ik daar geen belasting op heffen, want ik heb toch recht op een lucht zonder strepen? Niemand heeft me gevraagd

of ik dat goed vind. De samenleving is toch net zo goed van mij als van iemand anders? Neem nu de Oosterweelverbinding. Dat gaat enkel en alleen over de kwestie hoe we meer auto’s kunnen laten doorstromen, via een tunnel of een brug. Niemand vraagt zich af of er wel zoveel auto’s moeten doorstromen. Of we daar geen alternatief voor kunnen vinden. Dat is de corebusiness, maar daar denkt niemand aan. Dat alsmaar groeiende aantal auto’s is een fait accompli. Er is geen enkele politieke partij die nog een ideologisch tegengewicht biedt. Misschien is het inderdaad een fait accompli, en heb ik niet genoeg politiek inzicht om dat te weten. Maar ik wíl het ook niet weten. Daarom ben ik kunstenaar. Stijn: Nog een laatste vraag. Welke gerechten eet je uit heimwee? Naar het schijnt laten Duitse vakantiegangers op de Caraïben dagelijks sauerkraut per vliegtuig nasturen. Zijn er dingen die jij uit heimwee eet, om je wat meer geborgen te voelen in de wereld? Benjamin: Stoofvlees. Stijn: Wat een bekentenis! En maak je dat dan zelf klaar? Benjamin: Ja. Als ik erover praat, begint het al te jeuken tussen mijn tanden van de draden vlees die er tussen raken. Mijn moeder maakte dat, en als ik het eet word ik vervuld van warme gevoelens. Opgetekend door Ellen Stynen 28 april 2011

de wind de haan stil het licht uitgedaan de kat buiten de zalf op de kast de broek aan de haak de jas op de leuning de stoel onder het kussen de tafel in de kachel de worst op het bord het mes in de la uit de la in de la de pan in de zetel de kip in het kot op het bord in de vuilbak de lampen de stekker de koelkast de diepvries de klink het aanrecht de asbak het melkschuimkannetje de deur niet op slot het hekje open de straat tot achter in de keel tot op het bot tot aan het heft tot in de gracht ga ik ga sta op wevel dram strikkel wandel strap hok zegt het hok hok kwakkel kaliet hok hak hok

Uit DISISIT van Benjamin Verdonck (première 5 oktober 2011)

34

Stijn Van Opstal & benjamin verdonck


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.