Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel LANAKEN - VOEREN EINDRAPPORT
Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel LANAKEN-VOEREN
Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel LANAKEN - VOEREN EINDRAPPORT
Dit eindrapport is de neerslag van een ontwerpend onderzoek-traject, uitgevoerd van maart 2015 tot en met februari 2016. Ontwerpend onderzoek is een creatieve onderzoeksmethode die het mogelijk maakt om verschillende ideeĂŤn te onderzoeken en uit te werken. Hierbij wordt vaak out of the box gedacht. De resultaten hiervan zijn geen bindende plannen. Het gaat om denkoefeningen met als doel het op gang brengen van een dialoog. Een mogelijke doorstart van enkele casegebieden naar pilootprojecten kan enkel worden opgestart wanneer er voldoende draagvlak is. in opdracht van:
uitgevoerd door:
0/ OPGAVE, PROCES & CONCEPT 0.0 OPDRACHTOMSCHRIJVING
De opdrachtomschrijving voor de studie Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel Lanaken tot Voeren beschrijft duidelijk de nood aan een vernieuwend gebiedsgericht ruimtelijk beleid dat kansen tot gedeelde winsten aanreikt voor verdichting en ontsnippering. Waar ontsnippering vaak uitsluitend in relatie tot de landschappelijk-ecologische structuur wordt beschouwd en verdichting normaliter enkel in relatie tot het stedelijk netwerk, wordt expliciet gevraagd deze in de studie gekoppeld te bestuderen. De achterliggende visie is dezelfde als die van T.OP Limburg (2013), de ruimtelijke pijler van het investeringsprogramma SALK van de Vlaamse Regering. Deze visie erkent dat het afstemmen van economische en ruimtelijke structuren een win-win voor beiden betekent en nieuwe kansen creëert. Anderzijds wordt de ruimtelijke component an sich en de meerwaarde die gecreëerd wordt door middel van het gekoppeld bestuderen van het landschappelijk en stedelijk systeem benadrukt. Voorliggende studie reikt argumenten ter ondersteuning van de twee voorgaande stellingen aan. Na een inventarisatie op macro-schaal (het studiegebied van 30 op 30km) worden strategische ontsnipperingsen verdichtingsstrategieën voorgesteld die ook weerklank kunnen vinden buiten het projectgebied. De studie zet ontwerpend onderzoek op meso-schaal (3 case-gebieden) in om ruimtelijke strategieën aan te reiken die een synergie tussen het landschappelijk en stedelijk systeem mogelijk maken en verbeelden. Op micro-schaal worden concrete opgaves geformuleerd en gebundeld, die wederom ingezet kunnen worden voor andere cases. Met een voorzet tot doorstart van de cases in de vorm van pilootprojecten wordt een implementatie- en realisatietraject geschetst. Naast een identificatie van betrokken actoren en lopende/ geplande projecten wordt een overlegstructuur voor de pilootprojecten gesuggereerd. De studie toont eveneens een werkmethodiek voor toekomstige gekoppelde projecten, gelinkt aan instrumenten en vergezeld van 6 beleidsaanbevelingen. Het studiegebied strekt zich uit van Lanaken tot Voeren zoals aangegeven op de kaart hiernaast. In dit gebied stellen zich uitdagingen op verschillende vlakken, waaronder het realiseren van robuuste openruimteverbindingen én de vraag naar het kanaliseren van de beperkte verstedelijkingsdynamiek die aanwezig is. Deze uitdagingen vereisen een grensoverschrijdende, geïntegreerde en gecoördineerde aanpak.
INHOUD pg 04
0/ OPGAVE, PROCES & CONCEPT
8 zoekgebieden Landschappelijk systeem Stedelijk systeem Gekoppeld systeem + Selectie 3 casegebieden
Opzet & Leeswijzer Case Pietersheim (p.32) Case Gellik-Lanaken (p.56) Case Berwijn (p.78)
Opdrachtomschrijving Opgave & Ambitie Park Limburg / Stad Limburg Project Land / Project Stad Project O x V = K Processchema Werkschema project O x V = K pg 18 1/ KANSEN VOOR GEKOPPELDE PROJECTEN OP REGIOSCHAAL
pg 28
2/ GEBIEDSVISIE OP SCHAAL VAN DE CASES
pg 100 3/ NAAR EEN ACTIEPLAN OP SCHAAL VAN DE CASES
Opzet & Leeswijzer Case Pietersheim (p.104) Case Gellik-Lanaken (p.108) Case Berwijn (p.112)
Doorstart cases naar pilootprojecten 6 aanbevelingen voor O x V = K-projecten
Bijlage 1: atlas Bijlage 2: toolbox ontsnippering Bijlage 3: referenties verdichting Bijlage 4: aanpak & instrumentarium
pg 116 4/ AANBEVELINGEN
pg 122 5/ BIJLAGES
pg 162 COLOFON
5
Fig. SITUERING
STUDIEGEBIED 30x30km
LANAKEN
MAASTRICHT
VOERSTREEK
0.1
OPGAVE & AMBITIE
TUSSENLAND. Reeds in de T.OP Limburg-studie werd gewezen op de langzame teloorgang van de echte Limburgse kwaliteiten, namelijk van een vrij sterk contrast tussen grootschalige landschappen en specifieke stedelijke omgevingen. De huidige verstedelijkingsdynamiek draagt een sluimerend gevaar met zich mee. Dit gaat over het traag maar gestaag omvormen van open ruimte tot generiek bebouwd weefsel. Limburg ziet er in dit opzicht nog anders (groener) uit dan vele andere delen in Vlaanderen, maar toch kunnen we het merendeel van de ruimtelijke structuur beschouwen als stad noch land, als iets wat tussen beiden in ligt: tussenland. Het tussenland is een ruimtelijk patroon dat bestaat uit restgroen, versnipperde open ruimte, losse bebouwingsfragmenten en linten.
Het draagt landschappelijke en stedelijke kenmerken in zich maar benut de kwaliteiten niet. De opgave om te verdichten en te ontsnipperen is hier letterlijk het antwoord op.
De opgave is om een ruimtelijke visie en realisatiestrategieën uit te werken die wel bewust keuzes durven te maken. Keuzes voor grote landschappelijke eenheden en structuren. Keuzes voor specifieke stedelijke ontwikkelingen en andersoortige verblijfsmilieus. Keuzes tussen deze ontwikkelingen die elkaar ook versterken via diverse synergieën. Ruimtelijk, functioneel én financieel. Keuzes die haalbaar en realiseerbaar zijn en gedragen zijn door lokale stakeholders.
7
“Iedereen kent groen Limburg. In de eerste orde zie je echter langsheen de wegen overal, net als in de rest van Vlaanderen, ook huizen staan. Maar daarachter gaat het landschap echt open en wordt het eindeloos mooi� Ignace Schops in Atelier De Stad - 14/11/2014
Foto ZICHT OP TUSSENLAND ten zuiden van Zwartberg - Genk (bron: www.flickr.com)
PARK LIMBURG. Niettegenstaande het tussenland is Limburg nog altijd gekend als dĂŠ groene provincie. Centraal ligt het grootste natuurgebied van Vlaanderen en het enige nationaal park van BelgiĂŤ: het Nationaal Park Hoge Kempen. Dit gebied maar evengoed andere grote eenheden natuur, waardevolle landschappen en unieke omgevingen zoals de Teut, delen van de Maasvallei, de Wijers of de Maten dragen een enorme kracht in zich. Dit zowel voor ecosysteemdiensten, maar evengoed als woon-, werk- of verblijfsomgeving. De sterkte van de grote, nagenoeg
eindeloze landschappen maakt hen tegelijkertijd zwak. Het is een schier onmetelijk gebied voor verdere ontwikkeling. En zo zijn we er ruimtelijk ook mee omgegaan de laatste vijftig jaar. Het gewestplan heeft zeer overmaatse woon- en industriegebieden ingekleurd en de goedkope grond heeft ook veel activiteiten aangetrokken. Infrastructuren werden doorheen het landschap getrokken -kanalen, spoorwegen, snel- en expresswegen, ...- en op veel plaatsen is de natuur sterk doorsneden, versnipperd, opgedeeld en staat ze onder steeds verdere druk van verstedelijking.
Foto LAND Nationaal Park Hoge Kempen - Zutendaal (bron: www.flickr.com)
9
STAD LIMBURG. Wat evengoed opvalt is dat dit gebied niet onmiddellijk een stedelijk beeld oproept. Vooral de binnenstad van Hasselt of de historische citytrip-bestemming Maastricht komen dan in beeld. Toch is er nagenoeg overal bebouwing, met daarachter terug het landschap. Het gebrek aan dichtheid op vele plaatsen maakt het moeilijk stedelijke interactie en dynamiek op te schroeven maar evenzeer gaat de uitbouw van duurzame netwerken voor (openbaar) vervoer, waterzuivering en energievoorziening
moeizaam. Limburg heeft nood aan meer stedelijkheid indien ze duurzaam wil doorontwikkelen. Die stedelijkheid vraagt om ruimtelijke concentratie, zeker in een regio die niet sterk gaat groeien.
Foto STAD Maastricht (bron: www.bing.com)
PROJECT LAND. Limburg is naar Vlaamse begrippen een heel groene regio met een belangrijke natuurlijke en hydrologische voorraadfunctie. Ze vormt onderdeel van een ruimer gebied met dezelfde kenmerken, namelijk de Kempen. Deze regio bevat op korte afstand een grote variatie aan diverse landschappen met hoge natuurwaarde. Dit gebied wil zich meer en meer positioneren als waardevol groengebied op Euregionale schaal. Het creĂŤren van robuuste, functionele en bovenlokale openruimteverbindingen voor het migreren van doelsoorten is een belangrijk onderdeel van deze ambitie, en tevens de kern van het ontsnipperingsluik van deze opgave. Die zet zo in op drie aspecten: lokale linken maken, druk van diverse activiteiten gericht inbedden
in het landschap en sterke bovenlokale verbindingen (van de Kempen richting Voerstreek en het Eifelgebied) uitbouwen.
Vandaag worden diverse acties ondernomen om deze landschappen ecologisch en hydrologisch aan elkaar te linken tot een grensoverschrijdend ecologisch gebied, dat reikt van Turnhout, Tilburg en Eindhoven tot aan Hasselt en Maastricht. Een voorbeeld hiervan is het Kikbeekecoduct in het Nationaal Park Hoge Kempen (NPHK) ter hoogte van Opgrimbie. Voor deze opgave zoeken we echter naar ontsnipperingsprojecten die ook iets kunnen zeggen over verdichting en vice versa.
Foto PROJECT LAND Ecoduct Kikbeek - Nationtaal Park Hoge Kempen (bron: www.flickr.com)
PROJECT STAD. De regio is vanuit een Vlaams perspectief nog vrij weinig bebouwd of verstedelijkt al tonen vele fragmenten en linten ook een ander en meer problematisch beeld van ‘het tussenland’. Het tegengaan van het verder uitzwermen van verstedelijking aan lage dichtheid is een essentiële opgave, zowel om verdere versnippering van de landschappelijke kwaliteiten te vermijden als om gerichte verstedelijking en het uitbouwen van lokale en regionale centraliteiten te bevorderen. De nabijheid van het stedelijk gebied Maastricht vormt hierin een sterke troef. Het gebied tussen Lanaken en Voeren kan verder ontwikkelen in relatie tot Hasselt en deze Nederlandse stad en zich zo inschakelen in een stedelijk netwerk. Zo ontstaat hier een dynamisch woonmilieu dat een combinatie is van stedelijke verdichtingslocaties
gelinkt aan regionale mobiliteitsnetwerken en andersoortige verblijfsmilieus die inspelen op de Limburgse groene ruimtelijke kwaliteiten.
Het Belvédère-project in Maastricht, waar de herontwikkeling van het Sphinx-kwartier en de nieuwe Noorderbrug deel van uitmaken, zet in op binnenstedelijke dynamiek en anticipeert op de aanleg van de Spartacuslijn. Er worden ook een aantal natuur compenserende maatregelen genomen die focussen op de kleinste doelsoorten. Binnen deze opgave zoeken we echter naar verdichtingsprojecten die vanaf de initiatie inzetten op bovenlokale openruimteverbindingen voor grote doelsoorten.
Foto PROJECT STAD Eiffelgebouw Maastricht (bron: www.flickr.com)
PROJECT O x V = K Vandaag bestaat er al een koppeling tussen ontsnippering en verdichting. Het landschappelijk en stedelijk systeem beïnvloeden elkaar nu, maar al te vaak op nadelige wijze. Een gekoppeld project draait dit om. In plaats van elkaar te hypothekeren, versterken de twee systemen elkaar en creëren ze kansen voor elkaar. Bovendien is de ruimte in Vlaanderen en in het gebied te beperkt en historisch reeds te sterk bezet om beide systemen volledig naast elkaar uit te blijven werken. Dit doen is niet alleen onhaalbaar, daarenboven zou een gescheiden verhaal van landschappelijke ontwikkeling en verstedelijking vele opportuniteiten links laten liggen. Het is essentieel de mogelijkheden voor synergie te onderzoeken. De ambitie voor een gekoppeld project of O x V =K-project (ontsnipperen + verdichten = koppelen) is dat één plus één meer dan twee is. De koppeling zelf houdt een meerwaardecreatie in. Aan het gekoppeld bekijken van ontsnipperings- en verdichtingsstrategieën kunnen immers vele meerwaardes opgehangen worden.
Belangrijk is dat het zo mogelijk wordt na te denken over de identiteit, branding of beleving van een gebied en zo een gebiedsvisie op te stellen. Deze verzoent de zoektocht naar locaties voor het maken van robuuste openruimteverbindingen met de zoektocht naar locaties voor doorverstedelijking én koppelt daar de beleving van het landschap aan vast. Het toeristisch-recreatief potentieel wordt dan mee in het project betrokken.
Dit gaat enerzijds over een ruimtelijke koppeling: bvb. het bundelen van dragers (spoorwegberm wordt ecocorridor, ecoduct heeft fietsverbinding,...) of het maken van knooppunten die een ecologische, stedelijke en recreatieve waarde hebben. Anderzijds maakt een strategisch-planologische koppeling deel uit van een O + V = K-project. Projecten worden financieel en planmatig aan elkaar gekoppeld. Dit heeft positieve gevolgen voor de haalbaarheid omdat meer instanties hun schouders onder het project kunnen zetten en zo de kosten voor het studietraject en de uiteindelijke realisatie kunnen delen. Ook beleidsmatig, via een gedeeld instrumentarium, worden deze ontwikkelingen aan elkaar gekoppeld.
“Waar kan verdichting een hefboom worden om tegelijkertijd landschappelijke kwaliteiten te versterken of te introduceren? Hoe maken we interactie tussen beide systemen mogelijk, bijvoorbeeld door landschappelijke ontwikkelingen in te zetten voor het opwaarderen van de woonomgeving of door stedelijke functies in te zetten om het landschap mee recreatief op te laden? Waar kan een bouwopgave ook ingezet worden om een ontsnipperingsstrategie mee te helpen realiseren, financieren of planologisch mogelijk te maken? ”
13
surplus! meerwaardes!
O
ontsnipperen
x
V
-
recreatief ecologisch stedelijk financieel beleving ...
verdichten
=
K!
koppelen
0.2
PROCESSCHEMA
toewijzing opdracht aan Maat-ontwerpers ism Technum en LDR
workshop keuze cases
SG 01 einde fase 1
startvergadering WG01
PROCES PROJECT
DEC. 2014
MAART 2015
WG02 MEI
JUNI
FASE 1 INZICHT
FASE 2 VISIE
LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM
MACROSCHAAL
GEKOPPELD SYSTEEM STEDELIJK SYSTEEM
bestek
CASE 1 MESO + MICROSCHAAL
CASE 2 CASE 3
offerte
atlas
JULI
15
Fig. Processchema In 2014 besloten Ruimte Vlaanderen (afdeling Gebieden en Projecten) en Agentschap Natuur en Bos een opdraccht voor een integratieve studie voor ontsnipperen en verdichten uit te schrijven. De studieopdracht werd uitgevoerd in 2015. Voorliggende synthesebundel werd opgeleverd begin 2016.
terreinbezoek + atelier cases
toelichting CBS Lanaken
toelichting CBS Voeren
SG 02 einde fase 2
WG03
WG04 SEPT.
OKT.
NOV.
SG 03 einde fase 3
WG04 JAN.2016
FEBR.
FASE 3 ACTIE & SYNTHESE METHODIEK oa. instrumentarium toolbox referenties
doorstart implementatietraject = PILOOTPROJECTEN
gebiedsvisie + opgaves per case
actiefiches per case
synthesebundel
0.3
WERKSCHEMA project O x V = K
Het werkschema vat de methodiek of het stappenplan samen dat elk O x V = K-project (ontsnipperen + verdichten = koppelen) doorloopt.
In stap 1.INZICHT worden het landschappelijk-ecologisch en stedelijk systeem geanalyseerd. Het case-gebied wordt met andere woorden verkend aan de hand van deze twee systemen. In stap 2.GEBIEDSVISIE worden de systemen samengebracht en worden hieraan ontsnipperings-, verdichtings- én koppelstrategieën verbonden. De gebiedsvisie brengt overkoepelende ambities in beeld en biedt een antwoord op het grote ‘waarom?’ van het O x V = K–project. Deze vernieuwende gebiedsgerichte visie brengt eveneens stakeholders rond de tafel, verbindt
Fig. WERKSCHEMA O x V = K-project
SYSTEMEN
belangen en toont duidelijke meerwaardes, zowel op bovenlokaal als lokaal vlak. De sterkte van de gekoppelde visie heeft invloed op de betrokkenheid van mogelijke stakeholders. Voor het opmaken van de gebiedsvisie wordt ontwerpend onderzoek ingezet als tool om scenario’s te testen, dingen bespreekbaar te maken en uiteindelijk een gedragen toekomstvisie te verbeelden. Bij deze stap komen naast de ‘waarom’-vraag ook ‘wat?’ en ‘waar’ in beeld. De visie wordt vertaald in concrete opgaves voor ontsnipperen, verdichten en koppelen. In stap3. ACTIE wordt een implementatietraject opgestart dat leidt tot de realisatie van concrete deelprojecten. Eerst worden actieplannen opgemaakt. Deze zijn gebaseerd op de vragen ‘hoe?’ en ‘wie?’. Er zijn vier attitudes mogelijk, die met elkaar in verband staan. De
AANPAK
LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM
GEKOPPELD SYSTEEM
STEDELIJK SYSTEEM
STAP
STAP
1
INZICHT
2
GEBIEDSVISIE
OPGAVES
=
OPGAVES
+
O WAT? WAAR?
OPGAVES
+
V WAT? WAAR?
K SURPLUS!
INTENTIEVERKLARING
STAP
3
ACTIE
ATTITUDE
= ACTIEPLANNEN
IMPLEMENTATIE
REALISATIE DEELPROJECTEN
1
(RE)ORGANISEREN BESTEMMINGEN HOE? WIE?
ATTITUDE
+
INRICHTING DEELGEBIEDEN HOE? WIE?
2
ATTITUDE
+
BEHEERS-
MAATREGELEN HOE? WIE?
3
ATTITUDE
+
ONDERSTEUNING COÖRDINATIE HOE? WIE?
4
17
eerste attitude is planologisch en handelt over het (re) organiseren van bestemmingen. De tweede attitude is de meer klassieke projectmodus. Hier gaat het over de inrichting van deelgebieden, met andere woorden ‘de schop in de grond steken’. De derde attitude gaat over beheersmaatregelen, over de instandhouding van een project na realisatie. De laatste attitude zorgt voor de interactie tussen alle andere houdingen en tussen de stakeholders. Hier zorgt een trekker voor ondersteuning en coördinatie van het O x V = K-project. Je zou kunnen zeggen dat deze attitude zorgt voor het bewaken van de algemene gebiedsvisie, de grote krachtlijnen en voor het creëren van een draagvlak, het participatieve luik. De trekker zorgt dat alle neuzen in dezelfde richting blijven wijzen en anticipeert op nieuwe opportuniteiten, kansen
of bedreigingen die zich voordoen tijdens het proces. Want het is belangrijk aan te geven dat het ganse proces iteratief, interactief en dynamisch is. Er kunnen op elk moment partners en projecten bijkomen, afhankelijk van opportuniteiten en potenties die zich aanbieden. De gebiedsvisie kan dus wijzigen door nieuwe input uit het vervolgtraject.
In hoofdstuk 2/Gebiedsvisie wordt stap 2 meer uitgebreid besproken. Hetzelfde geldt voor stap 3 in hoofdstuk 3/ naar een Actieplan. Voor deze studie bestond de stuurgroep uit vertegenwoordigers van volgende instanties: opdrachtgevers Ruimte Vlaanderen en ANB, opdrachtnemers Maat, Technum en Ldr, Provincie Limburg (NL), Provincie Limburg (B), Gemeente Lanaken, Gemeente Voeren, Gemeente Maastricht, Gemeente Eijsden-Margraten, Onroerend Erfgoed, Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren (Nationaal Park Hoge Kempen), Regionaal Landschap Kempen en Maasland.
OVERLEG
Overlegstructuren (vervolgtraject): STUURGROEP
DIVERSE RAADPLEGINGEN
INPUT
PROJECTGROEP Als de gebiedsvisie opgesteld is en de opgaves duidelijk zijn maken de voornaamste stakeholders in de projectgroep samen een intentieverklaring op waarbinnen ook een trekker aangesteld wordt. Samen met de projectgroep werkt de trekker verder naar actieplannen.
KLANKBORDGROEP
TREKKER
KLANKBORDGROEP In de klankbordgroep zetelen naast de projectgroep en de trekker ook de leden van de stuurgroep uit de vorige fase. Ook investerende partners en beleidsmatig ondersteunende partners schuiven mee aan.
PROJECTGROEP
.......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
+
WERKGROEP DEELGEBIED Als de actieplannen opgemaakt zijn, kunnen deeltrajecten aangevat worden. In kleinere werkgroepen met uitvoerende partners wordt de uitvoering van deelprojecten voorbereid en opgevolgd.
WERKGROEPEN/DEELTRAJECT
+
+
................. ......... ................. ................. ... ................. ................. ... ......... .................
................. ......... ................. ................. ... ................. ................. ... ......... .................
................. ... ................. ................. ... ......... ................. ................. ... ................. ...
................. ... ................. ................. ... ......... ................. ................. ... ................. ...
+
................. ......... ................. ................. ... ................. ................. ... ......... .................
................. ... ................. ................. ... ......... ................. ................. ... ................. ...
+
+
STUURGROEP Tijdens de opzet van een O + V = K-project en het maken van een gebiedsvisie komt een stuurgroep samen, waarin de initiatiefnemende overheden en vertegenwoordigers van andere overheden, zowel lokaal als bovenlokaal zetelen.
................. ......... ................. ................. ... ................. ................. ... ......... .................
................. ... ................. ................. ... ......... ................. ................. ... ................. ...
................. ......... ................. ................. ... ................. ................. ... ......... .................
................. ... ................. ................. ... ......... ................. ................. ... ................. ...
INPUT DIVERSE RAADPLEGINGEN Het proces is iteratief, interactief en dynamisch. Gedurende het ganse verloop van het O + V = K-project leggen diverse vormen van overleg nieuwe verbanden en mogelijkheden bloot. Dit kan gaan over bilateraal overleg met relevante stakeholders, een toelichting voor het college van Burgemeester en Schepenen, een participatiemoment, ...
1/ KANSEN VOOR GEKOPPELDE PROJECTEN op schaal van de regio + selectie casegebieden
Foto CASE 1: PIETERSHEIM Zicht vanaf brug over kanaal Briegden-Neerharen naar rotonde N78
1.1
8 ZOEKGEBIEDEN
Tijdens de analyse-fase (stap1. INZICHT) werden acht zoekgebieden naar voren geschoven. Deze hebben telkens een afmeting van 3 op 3 km (mesoschaal). Hieruit werden in onderling overleg tussen opdrachtnemer, opdrachtgevers en leden van de stuurgroep drie casegebieden gekozen. Daarbij werd rekening gehouden met de dubbele doelstelling van de opgave, namelijk het uitkiezen van cases met zowel potenties om te ontsnipperen als om te verdichten. Het vastleggen van de mesoschaal helpt bij het ontwerpend onderzoek om gericht te onderzoeken welke relatie de landschappelijke structuur en de bebouwingsstructuur concreet aan kunnen gaan zonder
de bovenlokale schaal helemaal uit het oog te verliezen. Voor de drie gekozen casegebieden worden dan binnen elke 3 op 3 km op microschaal ontwerpvoorstellen voor verdichting en ontsnippering opgemaakt. Op de volgende pagina's worden het landschappelijk en het stedelijk systeem apart besproken. Zowel de opportuniteiten binnen het systeem voor elk van de acht zoekgebieden als een aantal generieke strategieĂŤn, toepasbaar op elk O x V = K-project, worden opgesomd. Bij het gekoppeld systeem worden hieraan ook argumenten voor het wel of niet selecteren van een zoekgebied als case toegevoegd, gebaseerd op het gekoppeld beschouwen van de opportuniteiten voor ontsnippering en verdichting.
21
1.
2. 3. 4.
5.
6.
7.
8.
3 km
Fig. SITUERING ZOEKGEBIEDEN CASES 1.Rekem, 2. Pietersheim, 3. Lanaken, 4. Gellik, 5. Smeermaas, 6. Kanne, 7. Monding Berwijn, 8. ‘s Gravensvoeren
1.2 LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM Op Euregionale schaal worden waardevolle groengebieden (zoals de Voerstreek of het Nationaal Park Hoge Kempen) verbonden door middel van robuuste openruimteverbindingen, die het migreren van doelsoorten mogelijk maken. In dit gebied wordt er gestreefd naar het maken van een link tussen de Kempen en het Nationaal Park Hoge Kempen, de Voerstreek en verder zuidoostwaarts het Eifelgebied. Op vele plekken bestaan er nog missing links of staan de huidige groengebieden onder (verstedelijkings-) druk. De cases moeten aangegrepen worden om via ontsnipperingsstrategieën delen van deze robuuste openruimteverbindingen te bestendigen of te realiseren.
Potenties ontsnippering zoekgebieden cases:
Zoekgebied 1. Rekem. Dit zoekgebied heeft belangrijke potenties als robuuste openruimteverbinding op Europees niveau. Via het Tombos kan een oost-west georiënteerde verbinding gerealiseerd worden naar de Maasvallei. Om deze verbinding te realiseren dienen verschillende infrastructuren ontsnipperd te worden (oa de N78) en dienen ook maatregelen genomen te worden om lintbebouwing in te perken of zelfs te transloceren (omgeving Uikhoven). Zoekgebied 2. Pietersheim. Hier zijn potenties om een noordwest-zuidoost georiënteerde openruimteverbinding te realiseren tussen het NPHK en de Maasvallei via het domein Pietersheim. De situatie op het terrein is echter zeer complex. Zowel lintbebouwing als verschillende infrastructuren (N78/N766 met rotondes, kanaal Briegden-Neerharen, Zuid-Willemsvaart) moeten aangepakt worden. In het GRUP Zangersheide is al een belangrijke stap gezet om de openruimteverbinding te realiseren. Zoekgebied 3. Lanaken. Binnen dit zoekgebied liggen geen potenties om doeltreffend te ontsnipperen. Zoekgebied 4. Gellik. Dit zoekgebied biedt de kans om een noord-zuid georiënteerde openruimteverbinding te realiseren tussen de Limburgse en Antwerpse natuurgebieden enerzijds en de Voerstreek/Eifel anderzijds. De verbinding kan gerealiseerd worden via het kasteel van Kiewit en de oeverstrook langs het Albertkanaal. Via het kanaal kan vervolgens aangesloten worden op de omgeving van de Sint-Pietersberg onder Maastricht-stad. Zoekgebied 5. Smeermaas. Binnen dit zoekgebied liggen geen potenties om doeltreffend te ontsnipperen. Zoekgebied 6. Kanne. Hier liggen kansen voor het maken van een robuuste openruimteverbinding op de oeverstrook langs het Albertkanaal en het Fort Eben-Emael. Deze zone sluit mooi aan bij zoekgebied 4. Zoekgebied 7. Monding Berwijn. Een robuuste oost-west georiënteerde openruimteverbinding tussen Maasvallei en Voerstreek is van groot belang. Dit zal echter geen eenvoudige opdracht zijn, daar dit gebied noord-zuid doorsneden wordt door grote infrastructuren als het Albertkanaal, de Maas, autosnelweg A2 en spoorwegtracé lijn 40 (Luik-Maastricht). Zoekgebied 8. ’s Gravensvoeren. De meerwaarde van ontsnipperingsvoorstellen is eerder beperkt voor dit gebied. De Voerstreek is reeds een open ruimte gebied.
STRATEGISCH ONTSNIPPEREN =
1. Op sommige plaatsen liggen de kansen voor het bestendigen van een openruimte verbinding voor het rapen, op andere plekken dreigen essentiële verbindingen te verdwijnen. Strategisch ontsnipperen gaat dus enerzijds over het (dwingend) open houden of (actief) open maken van de ruimte. 2 types ontsnipperingsstrategieën vallen onder deze doelstelling. Het beheer en de actieve herinrichting van de open ruimte kan opgezet worden in functie van openruimteverbindingen (bvb. weghalen afrastering en vervanging door faunavriendelijke hekken, aanplant kleine landschapselementen). Harde mechanismes als grondverwerving, translocatie van gebouwen of afsluiten van wegen kunnen ook ingezet worden. (zie ook bijlage 2: toolbox ontsnippering) 2. De dragers van het stedelijk en economisch leven werpen vaak moeilijk oversteekbare barrières op voor fauna. Strategisch ontsnipperen gaat dan anderzijds over het heel concreet wegwerken van barrières van infrastructuren. Dit door het heel gericht aanpakken van specifieke knelpunten. 2 types ontsnipperingsstrategieën vallen onder deze doelstelling. Faunavoorzieningen voor het kruisen van infrastructuren maken dat faunabewegingen aan weerszijden van de transportinfrastructuur kunnen vergroten én dat de initiële drager kan blijven bestaan. Wilddetectiesystemen attenderen gebruikers van transportinfrastructuur op de aanwezigheid van fauna. (zie ook bijlage 2: toolbox ontsnippering)
23
vallei van de Berwijn vallei van de Voer
1.
2. 3. 4.
5.
6.
7.
8.
3 km
Fig. OPENRUIMTEVERBINDINGEN REGIOSCHAAL zoekgebieden cases + potentiĂŤle robuuste openruimteverbindingen + kaart doelsoorten + kaart hydrologie + kaart biologische waardering + kaart open-bebouwd landschap (legendes zie bijlage 1: atlas)
vallei van de Geul
1.3
STEDELIJK SYSTEEM
Het tegengaan van het verder uitzwermen van verstedelijking aan lage dichtheid (het tussenland) is een essentiële opgave, zowel om verdere versnippering van de landschappelijke kwaliteiten te vermijden, maar ook om gerichte verstedelijking te bevorderen in een regio die niet sterk gaat groeien. We gaan op zoek naar een dynamisch woonmilieu dat een combinatie is van stedelijke verdichtingslocaties én andersoortige verblijfsmilieus die inspelen op de Limburgse (groene) ruimtelijke kwaliteiten. Sturend hierbij is het onderzoek naar de dragers, de vervoersnetwerken. Ze vormden historisch gezien steeds de drager voor verstedelijking en, in functie van duurzame ontwikkeling, lijkt het essentieel hier op een vernieuwende manier verder op in te zetten. De inzichtfase (stap 1) maakte duidelijk dat er verschillende verstedelijkingspatronen in het projectgebied voorkomen. Het is een doelstelling elk type zeker éénmaal te onderzoeken in een case. Er zijn de historische kleine woonkernen. Dan zijn er de gebieden die zich in de toekomst een stedelijk karakter kunnen gaan aanmeten. De stops van de geplande Spartacus-lijn houden bijvoorbeeld deze potentie in. Dan is er de stad Maastricht. Als laatste is er het tussenland, dat tussen het NPHK en de kanalenstructuur geprangd zit. De kernen van Gellik, Lanaken en Rekem zitten allen ingebed in dit woonpatroon met lage densiteit.
Potenties verdichting zoekgebieden cases:
Zoekgebied 1. Rekem. In dit zoekgebied ligt een kleine historische woonkern ingebed in het tussenland. Er is weinig dynamiek aanwezig om verdichtingsprojecten op te zetten. Zoekgebied 2. Pietersheim. Binnen dit zoekgebied komt een type tussenland voor dat we benoemen als ‘woonpark’. Het onderzoeken van mogelijke verdichting van woonparken lijkt een relevante ontwerpopgave, gelinkt aan het nadenken over andersoortige verblijfsmilieus. Ook komt het verdichtingspotentieel van de zichtlocaties aan het kanaal in beeld. Zoekgebied 3. Lanaken. Binnen dit zoekgebied komt een type tussenland voor dat we benoemen als ‘woonraster’. Het onderzoeken van mogelijke verdichting van woonrasters lijkt een relevante ontwerpopgave, gelinkt aan het nadenken over andersoortige verblijfsmilieus. Hier is tevens ruimte voor doorontwikkeling naar een meer stedelijke omgeving rond de geplande Spartacus-stop. Zoekgebied 4. Gellik. . In dit zoekgebied ligt een kleine historische woonkern ingebed in het tussenland. Er is weinig dynamiek aanwezig om verdichtingsprojecten op te zetten. Zoekgebied 5. Smeermaas. Binnen dit zoekgebied ligt geen van de te onderscheiden verstedelijkingspatronen. Er liggen ook geen potenties om doeltreffend te verdichten. De locatie ‘tussen 2 waters’ lijkt een interessante ontwerpopgave als het gaat over andersoortige verblijfsmilieus. Zoekgebied 6. Kanne. In dit zoekgebied ligt een kleine historische woonkern. Er is weinig dynamiek aanwezig om verdichtingsprojecten op te zetten. Zoekgebied 7. Monding Berwijn. Binnen dit zoekgebied ligt een kleine historische woonkern (Moelingen). De dynamiek voor verstedelijking ligt echter niet bij woonverdichting maar bij industriële ontwikkeling. De locatie ‘tussen 2 waters’ (ter hoogte van Lixhe en verderop Lanaye) lijkt een interessante ontwerpopgave als het gaat over andersoortige verblijfsmilieus. Zoekgebied 8. ’s Gravensvoeren. Binnen dit zoekgebied ligt een aantal kleine historische woonkernen. De meerwaarde van verdichtingsvoorstellen is beperkt en eerder niet gewenst voor dit gebied, de Voerstreek.
STRATEGISCH VERDICHTEN =
1. Kiezen voor stedelijkheid is ruimtelijk kiezen waar er wel en waar er niet verdicht wordt. Strategisch verdichten gaat dus enerzijds over het expliciet kiezen en verankeren van dynamiek. Waar te verdichten en waar niet wordt gebiedsgericht aangepakt. Eisen worden opgelegd vanuit het landschap en vanuit (bestaande of nieuw geplande) infrastructuren. Als er wel wordt verdicht komen stedelijke verdichtingslocaties en andersoortige verblijfsmilieus naar voren. De bestaande typologieën van historische kernen, verkavelingen en linten worden opengebroken en nieuwe typologieën, die inzetten op de intrinsieke kwaliteiten van de regio, worden verkend. Als de keuze valt op het niet verdichten is het herbestemmen van locaties nodig. (zie ook bijlage 3: referenties verdichting)
2. Het is zinvol te bekijken wat reeds bestaat in plaats van telkens nieuwe stukken open ruimte aan te snijden voor ontwikkeling. Strategisch verdichten gaat dan over het verbreden en doorverstedelijken van bestaande structuren. Aantrekkelijke verblijfsomgevingen zetten in op keuzemogelijkheden, op zoveel mogelijk vlakken. De evolutie van een eenzijdig naar een meervoudig woonaanbod (bvb. invoegen van een variatie aan typologieën) is belangrijk. Ook de omschakeling van monofunctionele naar gemengde omgevingen (wonen gecombineerd met zorg, recreatie, economie,...) is deel van deze doelstelling. De inzet op gekoppelde en duurzame ontsluiting in plaats van een unilaterale focus op de auto is eveneens aan de orde. (zie ook bijlage 3: referenties verdichting)
25
binnenstad Maastricht
1.
2. 3. 4.
5.
6.
7.
8.
3 km
Fig. NETWERKEN & VERSTEDELIJKINGSPATROON REGIOSCHAAL zoekgebieden cases + potentie verstedelijking + kaart netwerken + kaart typologie (legendes zie bijlage 1: atlas)
1.4
GEKOPPELD SYSTEEM en SELECTIE 3 CASEGEBIEDEN
Het combineren van de argumenten voor ontsnipperen en verdichten op de vorige pagina’s heeft geleid tot de keuze van de volgende 3 cases. Case 1. Pietersheim. De complexe situatie op het terrein maakt dat deze case een uitdaging is voor ontsnippering. Het maakt het trachten te realiseren van een openruimteverbinding ook des te urgenter. Dit gecombineerd met de potenties voor verdichting heeft geleid tot de keuze dit zoekgebied te onderzoeken in stap 2.INZICHT. Case 2. Gellik-Lanaken. In Gellik liggen er veel kansen voor ontsnippering en de opportuniteiten voor verdichting in Lanaken-centrum zijn dan weer groot. In het kader van het innovatieve en integrerende opzet van deze studie wordt getest of een O x V = K-project ook kan opgezet worden voor dynamiek die in elkaars nabijheid ligt maar niet ruimtelijk verweven op één site is. Case 3. Berwijn. De situatie op het terrein is mogelijk nog complexer dan bij case 1 als we de opportuniteiten voor ontsnippering beschouwen. Maar de openruimteverbinding die gerealiseerd moet worden is evenzeer essentieel want ze zou via de Maasvallei en de Voerstreek twee grote groengebieden op bovenlokale schaal kunnen verbinden, namelijk de Noorderkempen
en het Eifel-gebied. Dit kan hier gekoppeld worden aan industriële ontwikkeling, een andere insteek dan bij de 2 voorgaande cases. Zoekgebieden niet weerhouden voor opzet O x V = K-project:
Zoekgebied 1. Rekem. In dit zoekgebied is weinig dynamiek aanwezig voor verdichting. De kansen voor het opzetten van een openruimteverbinding zijn echter groot. Het niet selecteren van de case betekent geenszins dat het verder onderzoeken en uitwerken van ontsnipperingsmaatregelen voor deze zone niet nuttig en zelfs noodzakelijk zou zijn. Dit kan als ontsnipperingsproject sectoraal (enkel vanuit de landschappelijk-ecologische invalshoek) opgenomen worden. Zoekgebied 5. Smeermaas. Binnen dit zoekgebied liggen geen potenties om doeltreffend te ontsnipperen. De locatie ‘tussen 2 waters’ lijkt een interessante ontwerpopgave, maar wordt reeds behandeld in case 3. Berwijn. Zoekgebied 6. Kanne. In dit zoekgebied is weinig dynamiek aanwezig voor verdichting. De kansen voor het opzetten van een openruimteverbinding zijn echter groot. Het niet selecteren van de case betekent geenszins dat het verder onderzoeken en uitwerken van ontsnipperingsmaatregelen voor deze zone niet nuttig en zelfs noodzakelijk zou zijn. Dit kan als ontsnipperingsproject sectoraal (enkel vanuit de landschappelijk-ecologische invalshoek) opgenomen worden. Zoekgebied 8. ’s Gravensvoeren. Binnen dit zoekgebied zijn ontsnipperingsmaatregelen niet urgent en is verdichting niet gewenst.
STRATEGISCH KOPPELEN =
1. De grote surplus van een O x V = K-project is dat het over veel meer gaat dan louter ontsnipperen en verdichten. Een overkoepelende gebiedsvisie brengt de beleving van de regio in beeld. Strategisch koppelen is dus eveneens het inzetten op een versterkte identiteit van een gebied, op branding van de regio op een bovenlokaal niveau als aantrekkingspool voor inwoners, toeristen en recreanten. Dit heeft betrekking op netwerken en het verbijzonderen van knooppunten met een ecologische, recreatieve en economische meerwaarde. (zie ook hoofdstuk 2: per case: gebiedsvisie)
2. Om daadwerkelijk tot een realisatie te komen van een O x V = K-project moet de koppeling van ontsnippering en verdichting ten volle ingezet worden, ook op het implementatieniveau. Strategisch koppelen betekent het koppelen van lokale meerwaardes. Het feit dat zoveel partners uit verschillende hoeken mee aan tafel zitten, geeft opportuniteiten om heel concreet (financieel, ruimtelijk, planologisch) te gaan ruilen, koppelen, verbinden en compenseren. (zie ook bijlage 4: attitudes actieplan) 3. De slaagkansen van een project verhogen als er kennis is van andere projecten in hetzelfde gebied, waar dan op geanticipeerd wordt. Dit kan in eender welke fase van het werkproces van een O x V = K-project. Strategisch koppelen is dus ook het meeliften op lopende/geplande projecten. Dit kan gaan van sectorale inrichtingsprojecten, over beheersovereenkomsten voor natuur en landschap tot beleidsmatige gebiedsoverschrijdende plannen. (zie ook hoofdstuk 2: per case: opgaves koppeling)
27
1. 2. 2.
3.
3 km
Fig. LUCHFOTO de 3 gekozen casegebieden zijn aangegeven met dikke lijn: 1.Pietersheim, 2.Gellik-Lanaken, 3.Berwijn
2/ GEBIEDSVISIE op schaal van de cases
Foto CASE 2: GELLIK_LANAKEN Zicht tussen 2 woningen door naar het grote groene nog onbebouwde binnengebied van een maas van het woonraster Lanaken
- open houden/maken: herinrichting/beheer KLE natuurlijke berm faunavriendelijk hek harde mechanismes grondverwerving translocatie afsluiten wegen - wegwerken barrières: kruisen infrastructuren ecoduct faunapassage faunatunnel doorlopende oever duiker met loopstroken boombrug hop-over medegebruik fauna invoegen loopstroken fup wildraster en -rooster wilddetectiesysteem
2.0
- kiezen/verankeren: - verbreden/doorverstedelijken:
OPZET & LEESWIJZER
Dit hoofdstuk valt samen met stap 2.GEBIEDSVISIE Deel Gebiedsvisie: De gebiedsvisie biedt een antwoord van het generieke werkschema O x V = K-project (p.16op het grote ‘waarom?’ van het O x V = K–project 17). Elke case wordt besproken aan de hand van twee en brengt meerwaardes in beeld. Eerst worden het stedelijke centraliteiten delen. Dit zijn de gebiedsvisie en de opgaves die daaraan bestaande landschappelijk en stedelijk systeem ontleed. & vasthangen. Danverblijfsomgevingen toont de switch naar de gebiedsvisie de surplus en andersoortige veranderingen voor het landschappelijk, stedelijk én gekoppeld systeem. Een prikkelend beeld brengt ten slotte de lokale en bovenlokale ambities samen. Fig. LEESWIJZER hoofdstuk 2: per case DEEL GEBIEDSVISIE
TOPOKAART
LAND
STAD
WENSBEELD
bestaand
bestaand
bestaand
nieuw
1.
2.
3. LAND
STAD
nieuw
nieuw
4. KOPPELING nieuw
GEBIEDSVISIE = CONCEPT 5.
!
WAAROM?
BEELD
6.
31
Deel Opgaves: Om van visie tot actie over te kunnen gaan, wordt de visie eerst opgesplitst in welomlijnde opgaves. Een eerste plankaart bundelt de opgaves voor het landschappelijk systeem. Deze komen uit de toolbox ontsnippering (bijlage 2). Een tweede plankaart toont de opgaves voor het stedelijk systeem (referenties voor de
verdichtingsopgaves zijn te vinden in bijlage 3). Binnen het gekoppeld systeem komen ten slotte drie kaarten overeen met de drie doelstellingen van strategisch koppelen: het inzetten op een versterkte identiteit van het gebied, het koppelen van lokale meerwaardes en het meeliften op lopende/geplande projecten.
DEEL OPGAVES
5.LOPENDE PROJECTEN
SURPLUS gekoppeld systeem
beleving & landschapsbeeld
lokale meerwaardes koppelen
meeliften op andere projecten
4.KOPPELEN LOKALE MEERWAARDES
TOOLBOX ontsnippering landschappelijk systeem (zie ook bijlage 2) O
REFERENTIES verdichting stedelijk systeem (zie ook bijlage 3) V
O
V
V
O
V O
open houden/maken
barrières wegwerken
1.OPGAVES ONTSNIPPEREN
O
kiezen/verankeren verbreden
V
2.OPGAVES VERDICHTEN
V
O
O O
3.IDENTITEIT/BELEVING
!
V V
O
V
O O
WAT? WAAR?
WAT? WAAR?
V
SURPLUS!
2.1
CASE PIETERSHEIM
Case Pietersheim beslaat een gebied dat tussen de Maasvallei en het Nationaal Park Hoge Kempen (NPHK) inligt. De zone tussen deze twee groengebieden is eerder benoemd als 'tussenland'. Geprangd tussen de kernen van Lanaken en Neerharen liggen de gronden van de stoeterij Zangersheide, een groene villawijk en het domein Pietersheim dat functioneert als een van de 6 toegangspoorten tot het Nationaal Park. Die groene zone (het tussenland) heeft potentie voor het maken van een openruimteverbinding tussen het NPHK en de Maasvallei. Ook het inzetten op een entreefunctie in twee richtingen, naar het park ĂŠn de vallei toe is een waardevolle ambitie. Ze zet Lanaken met Pietersheim op de kaart als recreatieve bestemming en brengt mogelijkheden tot verdichting met zich mee.
33
1 km
Fig. TOPOKAART
DEEL 1. GEBIEDSVISIE
Landschappelijk systeem/bestaand. Vandaag wisselen een aantal landschapstypes elkaar af, bijna gelijklopend met de veranderingen in de topografie van het gebied. Het grote aaneengesloten natuurgeheel van het Nationaal Park Hoge Kempen ligt deels op het Kempisch Plateau en daalt af via een steilrand naar het middenterras. Daar bestaat het landschap uit een puzzel van groene domeinen of enclaves, doorsneden door historische dreven. In de Maasvlakte doorsnijden kanalen en de Maas de vallei afgewisseld met oude historische dorpskernen, ontginningsputten herbestemd als natuurgebied en landbouwgronden. De vallei van de Geul vormt een doorlopende natte ecologische structuur tussen landbouwgronden in.
Kempisch Plateau
Middenterras
Maasvlakte
natuurgeheel: NPHK
open landbouwgebied
natuurgeheel: Hochterbeemd
vallei van de Geul
steilrand
1 km
groene enclaves en statige dreven (stoeterij, woonpark, kinderboerderij + Pietersheim, camping,...)
Fig. LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM bestaand
35
Stedelijk systeem/bestaand. Op het middenterras zijn enkele groene enclaves ook woonomgevingen. Het zijn generieke woonparken bestaande uit overmaatse percelen met vrijstaande woningen. Verder zijn er de oude dorpskernen, gestaag uitgebreid en lineaire bebouwing die vaak gegroeid is langs invalswegen. Het middenterras is hĂŠt voorbeeld van tussenland, een ruimtelijk patroon van restgroen, versnipperde open ruimte, losse bebouwingsfragmenten en linten. Het gebied wordt doorsneden door de N78, het kanaal Briegden-Neerharen en de natuurlijke Maas.
Rekem
Zuid-Willemsvaart
Neerharen
N78
enclave woonpark natuurlijke Maas
N77
kanaal Briegden-Neerharen
Lanaken Itteren
N766 industrieterrein
1 km
lineaire bebouwing
Smeermaas
Fig. STEDELIJK SYSTEEM bestaand
Naar een gebiedsvisie. Het realiseren van een openruimteverbinding voor fauna toont de cruciale opgave: hoe van het ene grote natuurgeheel (NPHK) naar het andere (de Maasvallei) doorsteken? Het vraagt om een strategische aanpak van het tussenland. De bottleneck ligt juist aan het kanaal Briegden-Neerharen, waar bebouwing een ecologische link in de weg staat.
?
Fig. NAAR EEN GEBIEDSVISIE
37
Gebiedsvisie gekoppeld/wensbeeld Het toekomstbeeld voor Pietersheim koppelt de realisatie van een robuuste fauna-verbinding aan een aantal belangrijke meerwaardes. De structuur van het tussenland wordt 'herweven' en geeft ook ruimte aan woonvormen die volop inzetten op de (groene) kwaliteiten van de regio en stedelijke ontwikkelingen gekoppeld aan ontsluitingsstructuren en bovenregionaal toeristisch potentieel.
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE wensbeeld
Landschappelijk systeem/wensbeeld. De meeste inspanningen voor het creĂŤren van een robuuste openruimteverbinding moeten worden geleverd op het middenterras. Een doordachte inzet van ontsnipperingsmaatregelen maakt dat fauna doorheen de verschillende enclaves kan migreren en via een ecovallei tot bij het kanaal en de Maasvallei geraakt, waar de vallei van de Geul aansluit. (zie ook deel 2: Opgaves p. 47)
NPHK met steilrand: beheer zoals vandaag
Middenterras/Poort Pietersheim: - inzet fauna-vriendelijke hekken - beschutting langs dreven en beken - enclaves: herbebossing / gebundeld groen - lineaire bebouwing uitdoven / transloceren - ecovallei: wildrasters + onderdoor N78 + natuurlijke oevers met beschutting
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM wensbeeld
Maasvlakte: - natuurlijke oevers met beschutting - fup’s - open landbouwgebied: aanplant kleine landschapselementen maaibeheer, 3-slag stelsel
39
Stedelijk systeem/wensbeeld. Het transloceren van bebouwing is op een aantal plekken cruciaal, om de openruimteverbinding kansrijk te maken. Ook de infrastructuurknoop van de N78 wordt herzien. Onder de N78 door zal de eco-vallei tot aan het kanaal reiken. Auto's maken de oversteek van het kanaal ter hoogte van het centrum Lanaken en niet meer via de N766 en Industrieweg. Tegelijk komen sites voor verdichting in beeld. Dit zijn de twee koppen langs het kanaal die nu kmo-zones zijn. Zij liggen op een zichtlocatie aan het water en zijn goed ontsloten. Het woonpark wordt een woonbos, dat inzet op compact en gegroepeerd wonen in een groene omgeving. De Abdijhoeve en het Kasteel Hocht kunnen herdacht worden als collectief woonproject met toeristische verblijfsaccommodatie. (zie ook deel 2: Opgaves p. 47)
Middenterras: - nieuwe infra-knoop: auto passeert en steekt over via N78 - 2 verdichtingslocaties: geprononceerde koppen - woonpark herweven: herverkavelen+vergroenen+doorwaadbaar maken - lineaire bebouwing uitdoven / transloceren
1 km
Maasvlakte: - Abdijhoeve / Kasteel Hocht: collectief woonproject - lineaire bebouwing uitdoven / transloceren - kop industrieterrein uitdoven / transloceren
Fig. GEBIEDSVISIE: STEDELIJK SYSTEEM wensbeeld
Surplus koppeling/wensbeeld. Het framework van routes en knooppunten dat inzet op de beleving van het gebied houdt de hele gebiedsvisie samen. Hierin zit de sterkte van het project. In het tussenland wordt ingezet op het verbreden en versterken van landschappelijke én verblijfskwaliteiten. Zo krijgt het een meervoudig nut voor verschillende actoren. Juist op de plek waar vandaag de bottleneck zit voor het creëren van een openruimteverbinding wordt een nieuwe uitwisselingsplek gecreëerd. Hier komen verschillende fietsroutes aan, kunnen dorpsbewoners komen recreëren op het kanaal, zwemmen dieren 's nachts het kanaal over en passeert het autoverkeer boven deze dynamiek heen via een viaduct, dat mooie zichten biedt op het NPHK en de maasvallei. Naast de autoweg staat een landmark dat dit portaal naar het NPHK én de Maasvallei een gezicht geeft en de historische verbinding tussen de waterburcht en de abdijhoeve in de verf zet. De recreatieve functies die hier ingepast worden zetten maximaal in op de relatie met het kanaal. De Poort Pietersheim die vandaag wat achterin ligt, moeilijk zichtbaar vanaf de invalsweg en ongelukkig ontsloten via een woonwijk, wordt uitgebouwd en opgeladen. Hier zal het Nationaal Park tot aan de Maas raken. (zie ook deel 2: Opgaves p. 47)
enclave: -herbebossing als gebruiksgroen met nieuwe doorsteken - breed verblijf op verdichtingslocatie: landmark + inpassing kleine recreatieve functie: kanoclub/sportvissers
hiërarchie padennetwerk NPHK
abdijhoeve: breed verblijf ontvangst aan het kanaal fietspad naar Maastricht
1 km
inzetten op historische verbinding abdijhoeve - kasteel
Fig. GEBIEDSVISIE: GEKOPPELD SYSTEEM wensbeeld
41
Voor het landmark is een hall-typologie een interessante optie. Hierin wordt middelhoogbouw gecombineerd met collectief of publiek gebruik op het maaiveld. Langs het kanaal wordt op die manier een belevingsruimte gecreĂŤerd die ook als instappunt functioneert voor het NPHK en de Maasvallei.
Fig. Hall-typologie voor landmark aan kanaal Briegden-Neerharen tussen kanaal en invalsweg N78 kan een hoogte-accent de poort Pietersheim kenbaar maken, een recreatieve functie aan het water maakt deel uit van dit gebouw
OF
HALL-TYPOLOGIE met publiek/collectief gelijkvloers
=
+ OPEN SHELTER
bvb. KANOCLUB
FLATGEBOUW 4/5 bouwlagen
OF
BIERGARTEN, SPORTVISSERS, PICKNICKPLEK, ...
Naast het landmark maakt een lichte structuur de uitwisseling van passanten en bezoekers van de Maasvallei en het NPHK mogelijk. Bijzondere aandacht gaat uit naar de inpassing van een faunauitstapplaats (fup), die kadert in het creĂŤren van de euregionale openruimteverbinding.
Fig. passage aan kanaal Briegden-Neerharen een lichte structuur ontvangt recreatieve routes en organiseert een rustplek en instapplaats voor kanovaren de ecovallei onder de N78 mondt hier uit in een fup die het kanaal oversteekbaar maakt voor fauna
ECOVALLEI
RECREATIE
naar KASTEEL HOCHT + MAASTRICHT FUP naar WATERBURCHT
JAAGPAD
N766
43
referentiebeelden. Infinite bridge - Aarhus (DK) - Gjøde & Povlsgaard Arkitekter .1 Wandelbrug Rapperwill - Basel (CH) - Bieler .2 Recreatie aan waterkant - Jardin de Rives - Amiens (FR) - Studio Basta .3 idem .4
1.
2.
3.
4.
Fig. GEBIEDSVISIE POORT PIETERSHEIM Een veilige infrastructuurknoop organiseert de uitwisseling tussen Maasvallei en Kempisch plateau. De ecopassage loopt doorheen het landschap en water. Toeristen en recreanten wandelen en fietsen hier doorheen, langs historische dreven en een houten brugstructuur en auto’s passeren hier overheen. De stopplek bij het landmark om in te stappen in dit systeem biedt mooie zichten op water en land.
45
DEEL 2. OPGAVES
De gebiedsvisie kan ontrafeld worden tot concrete uitvoerbare opgaves, per systeem.
Fig. ZOOM OPGAVE POORT PIETERSHEIM
47
Fig. TOTAALBEELD OPGAVES
1 km
Ontsnipperen/opgaves. De belangrijkste ontsnipperingsmaatregelen worden hiernaast weergegeven. Het herdenken van de infrastructuurknoop en de ruimte er rondom is de grootste uitdaging. De inzet is een veilige en doordachte passage voor mens (te voet, met de fiets) en dier. Om de openruimteverbinding en de recreatieve poort meer kansen te geven wordt de oversteek over het kanaal voor auto's afgesloten (deze steken dan over via de brug van de N77 in Lanaken). De translocatie van de bungalows in de Rode Kruisstraat is de meest cruciale en urgente actie. Deze bebouwing blokkeert de openruimteverbinding volledig. Ook de bedrijvigheid ten noorden van het kruispunt van de N766 en de Industrieweg ligt middenin de openruimteverbinding. Hiervoor kan een uitdoofscenario worden voorgesteld. De oevers van het kanaal worden ingericht met fup's en eventueel vispaaiplaatsen.
49
Fig. OPGAVES LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM
1
2
3
3 1
3
1 4
5 6
1
3
7
9
4 8
1 km
1
wildrasters: geleiding fauna - thv weg bij faunaoversteekplaats: essentieel - thv de kinderboerderij & de grens NPHK met het deel stoeterij dat niet in open-ruimteverbinding ligt: niet essentieel, ook beplanting voor geleiding fauna is mogelijk (deze gebieden zijn wel interessant voor het foerageren van kleinere zoogdieren)
2
fauna-vriendelijke hekken
3
beschutting langs dreven en beken (natuurlijke bermen): geleiding fauna
4
uitdoven + translocatie bebouwing grondverwerving
5
ecopassage: ecovallei + nieuwe infra-knoop op niveau
6
afsluiten oversteek kanaal voor auto’s
7
fup
8
aanplant / onderhoud kleine landschapselementen (KLE)
9
natuurlijk begroeide oevers
Verdichten/opgaves. Bij strategisch verdichten wordt nagedacht over het verkennen van nieuwe woontypologieĂŤn die kunnen bestaan naast de bestaande typologieĂŤn van historische kernen, verkavelingen en linten. In het kader hiervan wordt het woonpark herbekeken. Vandaag is dit een villa-verkaveling waarvan de woningen moeilijk verkocht raken, wegens te groot en te onaangepast. Het omvormen van een 'woonpark' naar een 'woonbos' maakt dat ingezet kan worden op de nabijheid van de openruimteverbinding en het NPHK. Hier gaat het niet over verdichting maar wel over het anders ontwikkelen van de onbebouwde percelen en het herontwikkelen van kavels. Door herverkaveling kunnen kleinere units in compacte gegroepeerde vorm op grotere kavels gebouwd worden. De creatie van doorwaadbare percelen met collectief gebruiksgroen voegt nog een meerwaarde toe. Individuele eigenaars kunnen de achterste delen van hun tuinen herbebossen en mee in collectief beheer laten opnemen. De kosten voor het individu dalen en de oude villa's zijn makkelijker te vermarkten. Tegelijkertijd worden dit doorwaadbare (speel-)bossen die aansluiten op de openruimteverbinding en een aantrekkelijke woonomgeving creĂŤren. (zie ook bijlage 3: referenties verdichting p.134) De kmo-zones aan het kanaal hebben nu een eerder laagwaardige invulling, hoewel de locatie zeer strategisch ligt voor het inpassen van verdichting in de vorm van een mix van wonen, recreatie en kmo's. Een reconversie van de abdijhoeve en het kasteel Hocht als collectief woonproject lijkt waardevol in het licht van de zoektocht naar het verbreden van het woonaanbod.
51
Fig. OPGAVES STEDELIJK SYSTEEM
1
2 3
4
2
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonpark naar woonbos’ herweven tussenland = - herverkavelen - herbebossen - groen bundelen - doorwaadbaar maken
2
verdichtingslocaties: geprononceerde koppen langs het water
3
landmark: zichtlocatie N78 - kanaal entree- en verblijfsfuncties van Poort Pietersheim
4
reconversie abdijhoeve - kasteel Hocht: collectief woonproject (+ recreatief medegebruik)
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/beleving en landschapsbeeld Het framework van routes en knooppunten dat inzet op de beleving van het gebied houdt de hele gebiedsvisie samen. Deze routes en knooppunten worden hiernaast opgelijst. Het is belangrijk een hiĂŤrarchie in het padennetwerk vast te leggen, onder andere om het recreatief gebruik met de inzet als fauna-passage te kunnen voorzien. De routes die bijvoorbeeld dwars door de openruimteverbinding lopen (van het woonbos naar de kinderboerderij) worden best niet verhard aangelegd.
53
Fig. OPGAVES GEKOPPELD SYSTEEM
7
1
5
6
3 4
3
2
1 km
1
routes en knooppunten: hiĂŤrarchie padennetwerk NPHK
5
breed verblijf: abdijhoeve
2
routes en knooppunten: fietspad Maastricht: link NPHK-NL via Poort Pietersheim
6
inpassen recreatieve functie en parkeerfaciliteiten
7
gebundeld groen (bos) als gebruiksgroen met nieuwe doorsteken
3
routes en knooppunten: inzetten op historische verbinding abdijhoeve/kasteel Hocht - waterburcht/kasteel Pietersheim
4
verbijzonderen knooppunt: de POORT als entreeruimte aan het water voor het NPHK en de Maasvallei
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/koppelen lokale meerwaardes Alle belangen en ambities komen samen in het infrastructuurproject aan het kanaal. Er zijn winwins te realiseren voor stedelijke dynamiek, ecologie ĂŠn recreatie.
1 km
55
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/lopende projecten Een overzicht van de lopende plan- en studieprocessen geeft een indicatie van actoren en stakeholders die een belangrijke rol zullen spelen bij de doorstart van dit project.
2
1
6 3 7
7 4
5
1 km
1
2
3
GRUP Zangerheide: inkrimpen enclave natuurontwikkeling publieke route beschutting langs dreven en beken fauna-vriendelijke hekken
4
sturen locatie voor aanleg fup (nv de Scheepvaart)
5
sturen aanleg natuurlijke begroeide oevers (nv de Scheepvaart)
kennisdeling: studie Bebouwd Perifeer Landschap (2015)
6
kennisdeling: Pilootprojecten BWMSTR
(toolkit woonparken - Provincie Antwerpen + Ruimte Vlaanderen + 6 gemeentes)
(invulling leegstaande hoeves - collectief wonen - productief landschap)
streefbeeldstudie gewestweg N78: iov AWV
verdere uitbouw poort Pietersheim: uitbouw als entree vanuit NL - Maastricht (NPHK + Maasvallei):
oa toekomst omgeving stelplaats (Tournebride)
7 7
huidige locatie: aan waterburcht voorgestelde locatie: aan nieuwe knoop
2.2
CASE GELLIK-LANAKEN
Case Gellik-Lanaken tracht twee gebieden te koppelen die elk vanuit een ander systeem opportuniteiten bieden. In Gellik is de realisatie van een noord-zuid gerichte openruimteverbinding ter hoogte van het kasteel van Kiewit zeer kansrijk. De opportuniteiten voor verdichting in Lanaken-centrum zijn dan weer groot. Zoals bij Case Pietersheim komt hier 'tussenland' voor, een afwisseling van bebouwingsfragmenten en versnipperde landschapsgehelen, geprangd tussen natuurgehelen in het noorden en de Maasvallei en het Albertkanaal in het zuiden. Maar het stedelijke deel van het tussenland heeft een totaal andere structuur dan in de vorige case. Grote woonrasters met nog grotendeels onbebouwde groene binnengebieden leiden tot andere ruimtelijke potenties voor permeabiliteit en breed verblijf.
57
1 km
Fig. TOPOKAART
DEEL 1. GEBIEDSVISIE
Landschappelijk systeem/bestaand. Ten noorden van het casegebied liggen het natuurreservaat de Hoefaert, een aantal heidegebieden en het NPHK. Dit zijn allen groene natuurgehelen met grote ecologische waarde. Tegen de steilrand aan ligt een patroon van groene mazen, de binnengebieden van een woonraster, die meestal bestemd zijn als woongebied of woonuitbreidingsgebied. De vallei van de Langkeukelbeek loopt oost-westwaarts doorheen het centrum van Lanaken. Langs het Albertkanaal vormen de natuurlijk begroeide oevers een lijnstructuur die een openruimteverbinding tot aan de Voerstreek mogelijk maken.
NPHK
natuurreservaat de Hoefaert
heidegebieden
groene mazen
vallei Langkeukelbeek
steilrand
groene oever Albertkanaal 1 km
open landbouwgebied Bilzen-Riemst
Fig. LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM bestaand
59
Stedelijk systeem/bestaand. Het ruimtelijk meest intrigerende onderdeel van het stedelijke systeem in Gellik en Lanaken zijn de grote woonrasters met de grotendeels onbebouwde groene binnengebieden. Ten zuiden van het kanaal ligt de Albertknoop. De komst van de Spartacuslijn, met een stop in Lanaken-centrum, brengt ontwikkelingskansen met zich mee voor Lanaken. Op deze plek is de keuze voor verdichting en het nastreven van stedelijke dynamiek evident.
N77
woonraster
Lanaken
lineaire bebouwing
Gellik
Briegden
project Sportpark
Spartacusproject (stop in Lanaken)
1 km Albertkanaal
Mopertingen Eigenbilzen
industrieterrein Albertknoop
N78
Veldwezelt
Fig. STEDELIJK SYSTEEM bestaand
Naar een gebiedsvisie. Het realiseren van een openruimteverbinding voor fauna toont de cruciale opgave: hoe van de grote natuurgehelen in het noorden naar het Albertkanaal en de Maasvallei doorsteken? Dit vraagt wederom om een strategische aanpak van het tussenland. De oplossing draait echter niet om de concentratie in een punt, zoals bij poort Pietersheim.
?
Fig. NAAR EEN GEBIEDSVISIE
61
Gebiedsvisie gekoppeld/wensbeeld Het toekomstbeeld voor Gellik-Lanaken koppelt de realisatie van een robuuste fauna-verbinding ruimtelijk los van het framework voor de beleving van de regio. Inwoners en recreanten verkennen het landschap via routes die lopen doorheen het bebouwd weefsel van de twee woonkernen in plaats van doorheen de openruimteverbinding. Aan de toekomstige stop van de Spartacuslijn wordt een stedelijk plein voorgesteld dat ook als bovenregionaal recreatief instappunt kan functioneren.
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE wensbeeld
Landschappelijk systeem/wensbeeld. Het creĂŤren van een robuuste openruimteverbinding langsheen het domein van kasteel Kiewit lijkt praktisch relatief makkelijk haalbaar. Het transloceren van bebouwing is op een aantal plekken te overwegen om de openruimteverbinding meer kansrijk te maken. Ook moeten verkeersremmende maatregelen genomen worden bij de wegen die de verbinding doorsnijden. Ontsnipperingsmaatregelen maken dat fauna van het plateau via de steilrand doorheen de vallei van de Langkeukelbeek tot bij het kanaal kan migreren. Van daar af kan de inzet op natuurlijk begroeide oevers langs het Albertkanaal de geleiding van fauna naar de Voerstreek verzekeren. (zie ook deel 2: Opgaves p. 68)
Openruimteverbinding Kiewit: - beschutting langs dreven en beken Vallei Langkeukelbeek: - aanplant kleine landschapselementen - verkeersremmende maatregelen Kanaal noord: - aanpassen kanaaltaluds: beschutting + fup’s - aanpassen brughoofden: migratie langs oevers
Kanaal zuid: - uitbreiden natuurlijk begroeide oever met open landbouwgebied via: - aanplant kleine landschapselementen (KLE) - maaibeheer, 3-slagstelsel
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM wensbeeld
63
Stedelijk systeem/wensbeeld. Naast de generieke lineaire bebouwing (de woonrasters) komen de grote binnengebieden in beeld. Breed verblijf in een groene setting kan een unieke verblijfsomgeving creĂŤren. Aan de Spartacusstop is er plaats voor echt stedelijke verdichting. (zie ook deel 2: Opgaves p. 68)
het RASTER: - de woonrasters invullen met groen/collectief/recreatief programma - deze woonmazen doorwaadbaar maken
de Spartacus STOP: - een stedelijk plein wordt over de doorgangsweg (N78) tot aan het kanaal getrokken
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: STEDELIJK SYSTEEM wensbeeld
Surplus koppeling/wensbeeld. De woonmazen zetten niet enkel in op meervoudig woonaanbod (nieuwe typologieĂŤn) maar ook op het mengen van functies. Laag dynamische recreatieve en verblijfsfuncties kunnen samengaan met de nieuwe woonvormen. De woonmazen vormen een opeenvolging van groene collectieve binnengebieden waarlangs inwoners en recreanten passeren. Het framework van routes en knooppunten dat inzet op de beleving van het gebied hangt op aan de Spartacusstop en het jaagpad langs het kanaal. (zie ook deel 2: Opgaves p. 68)
65
molen
het RASTER: - als verbinding tussen landschappen - als bestemming: breed verblijf (zorg - recreatie) bvb. mini camping - revalidatie bnb - manège
poort Pietersheim
Kerk Lanaken
Sportpark Gellik
kasteel + hoeve Kiewit
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: GEKOPPELD SYSTEEM wensbeeld
Spartacus-stop
Fig. GEBIEDSVISIE RASTER GELLIK-LANAKEN Het groene raster van Gellik en Lanaken organiseert de uitwisseling tussen de Maasvallei en de natuurgehelen op het Kempisch plateau. De woonmazen in het raster functioneren als trage verbinding tussen landschappen, als groene woonomgeving en als bestemming voor breed verblijf. De stop van Spartacus is een belangrijke ontwikkelingspool voor Lanaken en een recreatief instappunt om de omgeving te verkennen.
67
DEEL 2. OPGAVES
De gebiedsvisie kan ontrafeld worden tot concrete uitvoerbare opgaves, per systeem.
Fig. ZOOMS OPGAVES RASTER GELLIK-LANAKEN
69
Fig. TOTAALBEELD OPGAVES
1 km
Ontsnipperen/opgaves. De belangrijkste ontsnipperingsmaatregelen worden hiernaast weergegeven. Verkeersremmende maatregelen worden ingezet voor de wegen die de openruimteverbinding dwarsen, dit zijn de Kewithdreef en Kounterstraat. Het transloceren van bebouwing is op een aantal plekken aangeraden om de openruimteverbinding kansrijk te maken. Dit is voornamelijk te overwegen voor de loods aan de Berkendreef, deze ligt middenin in de openruimteverbinding. Een aantal woningen aan de Kewithdreef en Kounterstraat komen ook in aanmerking voor translocatie. Dit kan echter pas nader onderzocht worden bij een daadwerkelijke opstart van een project voor het maken van een openruimteverbinding.
71
Fig. OPGAVES LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM
2
1 4
4
3 2
5
4
6
7 6 6
5
1 km
1
fauna-vriendelijke hekken inzetten in ganse openruimteverbinding
5
aanplant / onderhoud kleine landschapselementen (KLE)
2
beschutting langs dreven en beken (natuurlijke bermen)
6
brughoofden met doorlopende oevers
3
verkeersremmende maatregelen thv Kewithdreef en Neergellikerstraat
7
natuurlijk begroeide oevers
4
uitdoven + translocatie bebouwing (nog af te wegen) grondverwerving
Verdichten/opgaves. Bij strategisch verdichten wordt nagedacht over de evolutie van een eenzijdig naar een meervoudig woonaanbod en de omschakeling naar gemengde woonomgevingen. In het kader hiervan wordt het woonraster herbekeken. Normaal worden de grote groene binnengebieden generiek verkaveld. Het omvormen van een 'woonraster' naar 'woonmazen' maakt dat nieuwe typologieĂŤn ingezet kunnen worden, die een totaal andere relatie aangaan met hun omgeving. Hier gaat het niet over verdichting maar wel over het anders ontwikkelen van de vele onbebouwde percelen binnenin het raster. Door herverkaveling kunnen kleinere units in compacte gegroepeerde vorm op grotere kavels gebouwd worden. De schaal van de binnengebieden is veel groter dan bij het woonbos (case 1). Dit maakt dat de programmatie en het opzet van de open ruimte voor meer actoren iets kunnen gaan betekenen. Collectieve woonvormen kunnen hier een plek krijgen, maar ook sportinfrastructuur (looplus langs alle binnengebieden, een manege,...), alternatief kamperen, zorgwoningen of een zorghotel kunnen ingepast worden. De groene open ruimte wordt collectief beheerd en gebruikt. Wandelroutes voor bewoners en recreanten worden ingepast in de binnengebieden. (zie ook bijlage 3: referenties verdichting p.134) De Spartacusstop wordt verweven met het centrum van Lanaken en er is ruimte voor stadsontwikkeling (wonen en kantoren) op een pleinruimte, die over de N78 tot aan het kanaal reikt. Voetgangers kunnen makkelijk vertrekken naar het NPHK doorheen de woonmazen of de andere richting uit, naar de Albertknoop, zonder de doorgangsweg N87 over te moeten steken.
73
Fig. OPGAVES STEDELIJK SYSTEEM
1
2
3 4
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonraster naar groene woonmazen’ herweven tussenland = - herverkavelen - vergroenen - groen bundelen - doorwaadbaar maken: recreatieve routes - wonen + laagdynamische recreatieve functies
2
project Sportlandgoed Heilig Hartcollege (lopend): - uitbreiding school - uitbouw gemeentelijke sportinfrastructuur
3
stop Spartacus: verdichtingslocatie bij centrum Lanaken verdichten op pleinruimte tot aan kanaal: N78 ondergronds
4
brug Spartacus: voetgangersoversteek van Spartacusstop naar Albertknoop toevoegen
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/beleving en landschapsbeeld De woonmazen zetten niet enkel in op meervoudig woonaanbod (nieuwe typologieĂŤn) maar ook op het mengen van functies. Laag dynamische recreatieve en verblijfsfuncties maken deel uit van de nieuwe woonvormen en liggen langs paden die het waterlandschap van kanaal en Maas verbinden met de heidegebieden op het Kempisch plateau. Andere routes en knooppunten worden hiernaast ook opgelijst.
75
Fig. OPGAVES GEKOPPELD SYSTEEM
3 4
1 3 4 4 2
1 km
1
routes en knooppunten: aanplant bomen langs dreef naast Hoeve Kiewit
2
uitbouw recreatief knooppunt: de Spartacusstop
3
breed verblijf: de woonmazen als bestemming (laagdynamische recreatie, zorg,...) + nieuwe woontypologieĂŤn
4
routes: nieuwe langzame routes naar noordelijk gelegen natuurgehelen via gebundeld gebruiksgroen vanaf de Spartacusstop
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/koppelen lokale meerwaardes In deze case is er geen plek waar alle belangen en ambities samenkomen. De rasterstrategie zet juist in op permeabiliteit en verspreiding. De uitbouw van de stop van de Spartacus-lijn houdt wel opportuniteiten in voor het koppelen van ambities voor toerisme en stedelijke dynamiek maar creĂŤert geen hefbomen voor de te realiseren openruimteverbinding verderop. (zie ook 4.2 Aanbevelingen p.120)
1 km
77
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/lopende projecten Een koppeling van verdichtings- en ontsnipperingsopgaven is niet noodzakelijk om de gewenste resultaten te behalen. Elk traject kan afzonderlijk lopen. Een overzicht van de lopende plan- en studieprocessen geeft een indicatie van actoren en stakeholders die een belangrijke rol zullen spelen bij het opzetten van deze projecten. (zie ook 4.2 Aanbevelingen p.120)
3
2
6
1
4 5
6
1 km
1
2
Spartacusplan: aanleg sneltramlijn Hasselt-Lanaken-Maastricht (deLijn)
3
kennisdeling: Bebouwd Perifeer Landschap (toolkit woonparken - Provincie Antwerpen + Ruimte Vlaanderen + 6 gemeentes)
ter hoogte van stop aansturen op lokale meerwaardecreatie: - inbedden in centrum Lanaken - link voetgangers/fietser over kanaal naar Albertknoop
4
sturen locatie voor aanleg fup (nv de Scheepvaart)
inrichtingsplan Sportlandgoed Heilig-Hartcollege: (gemeente Lanaken)
5
sturen aanleg natuurlijke begroeide oevers (nv de Scheepvaart)
6
verhoging bruggen Albertkanaal: (nv de Scheepvaart)
afstemmen met gebiedsvisie oa aansluiten op trage wegen + Langkeukelbeek ruimte geven
win-win: verhoging + fauna-passage langs oevers mogelijk maken
2.3
CASE BERWIJN
In Voeren, waar de Berwijn uitmondt in de Maas, ligt een van de meest complexe uitdagen voor het realiseren van de euregionale openruimteverbinding van de Kempen naar de Eiffelstreek. Het gebied wordt doorsneden door een bundel van noord-zuid georiënteerde infrastructurele barrières die migratie van fauna vandaag quasi onmogelijk maakt. Het vraagstuk rondom de industriële ontwikkeling van de streek is ook prangend. Hoe kunnen verblijfskwaliteiten en ecologische doelstellingen op een kwalitatieve manier verzoend worden met economische belangen?
79
1 km
Fig. TOPOKAART
DEEL 1. GEBIEDSVISIE
Landschappelijk systeem/bestaand. In het casegebied raken twee landschapstypes elkaar. Het open landbouwgebied van de Voerstreek doorsneden met de valleien van de Voer en de Berwijn arriveert hier aan de Maasvallei, waar ontginningsputten, oude historische woonlinten en natuurgebieden elkaar afwisselen. Vanaf dit raakpunt zijn er grootse zichten op de beboste steilrand die hier bijna parallel ligt met de onbedwongen Maas.
mergelontginning
vallei van de Voer natuurgeheel: Natuurreservaat Sint-Pietersberg
vallei van de Jeker
Maasvlakte
steilrand open landbouwgebied Voerstreek
mergelontginning vallei van de Berwijn
1 km spoorwegtracĂŠ lijn 24 (Tongeren-Aken)
Fig. LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM bestaand
81
Stedelijk systeem/bestaand. De stuw op de Maas trekt een harde grens tussen de rechtgetrokken of bedwongen Maas en de natuurlijke of meanderende Maas. Naast de historische kernen van Visé, Eijsden-Margraten en Moelingen valt het woonlint van Lixhe en Nivelle tussen Albertkanaal en Maas op. Er is ook industriële bedrijvigheid langs het water en plannen voor nieuwe ontwikkelingen zijn in de maak of in uitvoering. In de Voerstreek liggen eveneens een aantal boerenhoven verspreid in het open landbouwgebied. Tussen dit alles door lopen spoorwegtracés, gewestwegen en het Albertkanaal. In het midden van deze infrastructuren ligt een voormalige douanesite aan een ruimtelijk breed uitgesmeerde wirwar van op- en afritten.
natuurlijke Maas Lanaye
Eijsden
Albertkanaal
A2/E25
boerenhof
Nivelle lineaire bebouwing
Industrieterrein
Lixhe
douanesite
Moelingen spoorwegtracé lijn 40 (Luik-Maastricht)
Industrieterrein
1 km bedwongen Maas
Berneau
Visé spoorwegtracé 24 (Tongeren-Aken)
Fig. STEDELIJK SYSTEEM bestaand
Naar een gebiedsvisie. Het realiseren van een robuuste openruimteverbinding voor fauna vormt een zeer complexe opgave: hoe kunnen alle noord-zuid gerichte barrières overgestoken worden? Het antwoord ligt bij het gebundeld doorprikken van al deze infrastructuren. Een heldere ruimtelijke structuur verschijnt die de grens tussen een opeenvolging van natuurlijke landschappen met verblijfsfragmenten in het noorden en industriÍle ontwikkeling met heldere ontsluiting in het zuiden vastlegt.
opeenvolging van landschappen met verblijfsfragmenten
?
industrieel landschap met heldere ontsluiting
Fig. NAAR EEN GEBIEDSVISIE
83
Gebiedsvisie gekoppeld/wensbeeld Het toekomstbeeld voor Voeren aan de Maas koppelt de realisatie van een robuuste faunaverbinding aan een aantal belangrijke meerwaardes. Ontsluiting, industriĂŤle ontwikkeling van de regio, natuurwaarden, recreatieve beleving en breed verblijf krijgen allen hun plek in deze ruimtelijke puzzel. Het sluitstuk is het 'balkon', waar al deze win-wins samenkomen in een wervend project.
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE wensbeeld
Landschappelijk systeem/wensbeeld. De grootste inspanning voor het creĂŤren van een robuuste openruimteverbinding wordt geleverd ter hoogte van de voormalige douanesite. De brug over de site wordt heringericht als eco(recrea) duct. Tezamen met andere ontsnipperingsmaatregelen wordt een robuuste openruimteverbinding geconcipieerd die via de Voerstreek de oversteek maakt over de meanderende Maas met haar natuurlijk begroeide oevers en via de landtong iets meer noordelijk (ter hoogte van een nieuw Natura 2000-gebied) het kanaal oversteekt naar de westelijke oever van het Albertkanaal, die in het noorden de verbinding maakt met de Sint-Pietersberg en Lanaken. (zie ook deel 2: Opgaves p. 90)
Voerstreek: - aanplant kleine landschapselementen - maaibeheer, 3-slagstelsel - infrastructuur als geleider: met groenbuffer - ecopassage: onderdoor: Berwijn en Voer over: brug douane
Maasvallei: - natuurlijke oevers met beschutting - fup’s - vele kleine doorsteken door historisch lint
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM wensbeeld
85
Stedelijk systeem/wensbeeld. De infrastructuurknoop aan de voormalige douane-site en de ruimte rondom wordt helemaal herdacht. Inzet is een veilige en doordachte passage van mens (auto, fiets) en dier. Het op-en afrittencomplex wordt ontward en onontwikkelbare gronden worden plots eenvoudig inzetbaar voor industriĂŤle ontwikkeling. Op de landtong tussen kanaal en Maas wordt ingezet op breed verblijf. Ook de boerenhoven in de Voerstreek kunnen hierin een rol opnemen. (zie ook deel 2: Opgaves p. 90).
Voerstreek + Maasland: - infrastructuur A2/E25 ontwarren: kant kiezen voor ontsluiting + industrieterreinen - verderbouwen op fragmenten: oude kern / boerenhof / industrieterrein - lineaire bebouwing tussen woonkernen in Voerstreek: uitdoven / transloceren - breed verblijf op landtong: dwars op straat verkavelen + vrijwaren groene onbebouwde tussenruimtes
1 km
Fig. GEBIEDSVISIE: STEDELIJK SYSTEEM wensbeeld
Surplus koppeling/wensbeeld. Het framework van routes en knooppunten dat inzet op de beleving van het gebied maakt de bovenlokale meerwaarde van het balkon als knooppunt of scharnier tussen twee landschappen duidelijk. Het balkon regelt niet alleen ontsluiting en maakt een openruimteverbinding mogelijk, het is ook een instappunt tussen Maasland en Voerstreek, met enorm toeristisch potentieel. (zie ook deel 2: Opgaves p. 90)
87
voet- en fietsveer Cramignon Eijsden
landtong breed verblijf in groene omgeving tussen 2 waterwegen boerenhof breed verblijf - streekproducten
Moelingen
hoeve de Schans
Berneau 1 km VisĂŠ
Fig. GEBIEDSVISIE: GEKOPPELD SYSTEEM wensbeeld
Fig. GEBIEDSVISIE BALKON VOEREN Het balkon tussen Maas en Voeren zet de ruimtelijke scheiding van de brug over het kanaal en de stuw op de Maas verder. Deze grens tussen natuur en industrie, onbedwongen en rechtgetrokken Maas, brengt duidelijkheid en geeft argumenten voor gerichte stedelijke ontwikkeling. Het balkon is tegelijkertijd ecologische geleider, eenvoudige ontsluiting en recreatief instappunt.
89
DEEL 2. OPGAVES
De gebiedsvisie kan ontrafeld worden tot concrete uitvoerbare opgaves, per systeem.
Fig. ZOOM OPGAVE BALKON VOEREN
91
Fig. TOTAALBEELD OPGAVES
1 km
Ontsnipperen/opgaves. De belangrijkste ontsnipperingsmaatregelen worden hiernaast weergegeven. Het herdenken van de infrastructuurknoop en de ruimte er rondom is de grootste uitdaging. De brug over de voormalige douane-site wordt ingericht als eco(recrea)duct en de Schansweg wordt ter hoogte van de A2 afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. De inzet is een veilige en doordachte passage voor mens (met de auto, met de fiets, te voet) en dier. Langs het balkon wordt een groenbuffer ingericht die inzet op de geleiding van fauna. De douane gebouwen worden afgebroken en de duikers van de Berwijn onder de A2 en de spoorweg worden aangepast voor fauna-passage. De Berwijn komt volledig ten noorden van het balkon te liggen en maakt dat de gronden ten zuiden van het balkon volledig te ontwikkelen zijn als industrieterrein.
93
Fig. OPGAVES LANDSCHAPPELIJK SYSTEEM
5 10
9
3 1 2 4
8 7
2
6
4
4
6
1 km
1
ecopassage brug douane-site: eco(recrea)duct + wildrasters langs A2
2
ecopassage Berwijn: eco-duiker thv - spoorwegtracĂŠ lijn 40 - A2
3
afsluiten voor gemotoriseerd verkeer: Schansweg thv A2
4
uitdoven + translocatie bebouwing (af te wegen) grondverwerving
5
aanplant / onderhoud kleine landschapselementen (KLE)
6
aanplant groenbuffer: beschutting en geleiding fauna - langs nieuwe/bestaande weginfrastructuur - spoorwegtracĂŠ
7
hermeandering Berwijn: ruimte voor de beek
8
beschutting langs beek (natuurlijke oevers)
9
natuurlijk begroeide oevers
10
kleine doorsteken doorheen woonlint
Verdichten/opgaves. In het woonlint tussen het Albertkanaal en de Maas moeten kleine doorsteken gemaakt en vastgeklikt worden die fauna-passage mogelijk maken. Dit kan planologisch en strategisch samengaan met het invoegen van nieuwe woontypologieën en het diversifiëren van het woonaanbod. Het groeperen van nieuwe woningen per drie of vier wooneenheden en deze dwars inplanten ten opzichte van de straat laat ruimte voor deze doorsteken en opent zichten op het waterlandschap achter de huizenrij. De doorsteken voor fauna gaan samen met trage wegen die een nieuwe dimensie toevoegen aan het recreëren doorheen het gebied. Binnen deze ontwikkelingen kunnen woningen gecombineerd worden met voorzieningen voor toeristisch kortverblijf. Zo wordt het generieke woonlint een divers verblijfsmilieu tussen twee waters. (zie ook bijlage 3: referenties verdichting p.134) De reconversie van boerenhoven naar collectieve woonvormen is ook een mogelijkheid. Auto-bewegingen op en af de A2 worden gebundeld ten zuiden van het balkon en regelen ook de ontsluiting van de industriegebieden die daar ontwikkeld worden. Het afsluiten van de oversteek over de A2 via de Schansweg betekent dat auto's de Voerstreek nu binnenrijden via het industriepark Visé-nord of via afrit Visé.
95
Fig. OPGAVES STEDELIJK SYSTEEM
1
5
4
3
3
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonlint naar verblijven tussen waters’ -
2
gedraaide typologie: bouwen dwars op weg vergroenen kleine doorsteken met wandelpaden wonen + laagdynamische recreatieve functies
nieuwe ontsluitingsstructuur: ontwarren op- en afrittencomplex - eenvoudige ontsluiting bedrijventerrein Visé + Moelingen - N602 doortrekken via brug over spoorwegtracé 40 naar Viséweg
3
ontwikkelingskansen bedrijventerreinen: - Visé - Moelingen
4
inplanting windturbines: voorkeur voor inplanting op bedrijventerreinen ten zuiden van balkon
5
reconversie landbouwhoeves na stopzetting bedrijf: collectief woonproject (+ recreatief medegebruik)
KoppelstrategieĂŤn/opgaves/beleving en landschapsbeeld Het framework van routes en knooppunten dat inzet op de beleving van het gebied toont het potentieel van het balkon als toeristisch instappunt. Dit is het ideale vertrekpunt of overstappunt tussen Maasland en Voerstreek. Het balkon is een uitkijkpost over de Voerstreek en hoeve de Schans naar de steilrand langs kanaal en Maas, maar biedt evengoed zichten op het industriĂŤle landschap en de windturbines aan de kant van de bedwongen rivier.
97
Fig. OPGAVES GEKOPPELD SYSTEEM
3
4
5
2
2
1
1 km
1
verbijzonderen knooppunt: het balkon als - uitzichtpunt - recreatief instappunt (overstap auto-boot-fiets)
2
routes en knooppunten: uitbouw van - site de Schans - fietsknooppuntennetwerk Aken-Maastricht - wandelpaden Berwijn-de Schans
3
breed verblijf: ‘het wonen tussen waters’ als bestemming (toeristisch verblijf) + nieuwe woontypologieën
4
routes: kleine doorsteken met wandelpaden op landtong: passage fauna + toerist/recreant
5
breed verblijf: toeristisch verblijf + streekproducten boerenhof
Koppelstrategieën/opgaves/koppelen lokale meerwaardes Alle belangen en ambities komen samen in het infrastructuurproject van het balkon aan de Berwijn. Er zijn win-wins te realiseren voor stedelijke dynamiek (industriële ontwikkeling), ecologie, recreatie én toerisme.
1 km
99
Koppelstrategieën/opgaves/lopende projecten Een overzicht van de lopende plan- en studieprocessen geeft een indicatie van actoren en stakeholders die een belangrijke rol zullen spelen bij de doorstart van dit project.
1 7
5
8
6
2
10
11 9
3
4
1 km
1
doorsteken landtong: mogelijke testcase contractbenadering RuiVla ecologie+trage weg+bouwopgave
2
3
sturen aanleg natuurlijke begroeide oevers (nv de Scheepvaart) Plan Communal d’Aménagement Navagne bedrijventerrein Visé
5
win-win: overzicht vanop balkon - hermeandering Berwijn
6
BPA lokaal bedrijventerrein Moelingen: Voeren win-win: ontsluiting + meer ontwikkelingsmogelijkheden
Euregionaal fietsknooppuntenproject Aken-ViséMaastricht: afstemming ambities met gebiedsvisie
7
win-win: ontsluiting + meer ontwikkelingsmogelijkheden
4
Schansproject Voeren en Eijsden:
kennisdeling: Pilootprojecten BWMSTR (invulling leegstaande hoeves - collectief wonen - productief landschap)
8
intenties NMBS voor nieuwe bovengrondse oversteek spoorwegtracé 40: sturen locatie oversteek
9
Inplanting windturbines: (Visé-Voeren) sturen inplanting - mogelijkheid voor inplanting meer turbines (op bedrijventerreinen)
10 reservatiestrook gewestweg in gewestplan: ontlasting Moelingen (Schansweg) doorgaand verkeer sturen locatie gewestweg
11 onderdoorgang balkon: (Eijsden-Margraten)
zwaar landbouwverkeer: ontsluiting gebied Schans
12 ten noorden van casegebied: aan westelijke oever Albertkanaal: nieuw Natura 2000-gebied (nv de Scheepvaart) sturen locatie voor aanleg fup
13 ten zuiden van casegebied: aan Albertkanaal: Trilogiport (Haven Luik) afstemming + win-wins (bedrijventerreinontwikkelingen)
3/ NAAR EEN ACTIEPLAN op schaal van de cases
Foto CASE 3: BERWIJN Zicht vanop de parking van de voormalige douanegebouwen op de groene steilrand aan de overkant van de Maasvallei
3.0
OPZET & LEESWIJZER
Dit hoofdstuk valt samen met stap 3.ACTIE van het generieke werkschema O x V = K-project (p.16-17). Binnen voorliggende studie wordt enkel een eerste voorzet tot deze stap gegeven. Pas bij de mogelijke doorstart van een case naar een pilootproject kunnen deze acties in een projectgroep (met alle relevante actoren aan tafel) in detail doorgesproken en gescreend worden op kansen en eventuele valkuilen. Vier attitudes zorgen samen voor de omslag van visie naar actie en maken zo de uiteindelijke implementatie en realisatie van het pilootproject mogelijk. Alle instrumenten en strategieën die ingezet worden zijn terug te vinden in bijlage 4. Een realisatietraject is zeer verweven en sommige instrumenten of strategieën worden parallel of zelfs in een andere volgorde ingezet
Fig. LEESWIJZER hoofdstuk 3: per case
ATTITUDE 1
(RE)ORGANISEREN VAN BESTEMMINGEN
in plaats van stapsgewijs. De oplijsting in bijlage 4 helpt wel om alle mogelijkheden overzichtelijk naast elkaar te zetten. Hieruit kan dan de juiste instrumentenmix samengesteld worden.
De eerste attitude is planologisch en handelt over het (re)organiseren van bestemmingen. Hier zijn vijf categorieën van instrumenten te doorlopen. Categorie 1 gaat over de opmaak van ontwikkelingsovereenkomsten. Categorie 2 handelt over de opmaak van bestemmingsplannen. Categorie 3 is gewijd aan grondverwervingsmechanismes. Categorie 4 gaat over de vergunningverlening en de laatste categorie wil het belang van handhaving benadrukken. De tweede attitude is een meer klassieke projectmodus. Deze gaat over de inrichting van deelgebieden. Deze is ATTITUDE 2
INRICHTING DEELGEBIEDEN
...... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ...... ....... ....... ....... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ...... ....... ....... ....... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ....... ....... .......
+
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... .........
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... .........
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
SET instrumenten (re)organiseren bestemmingen vanuit gebiedsvisie + beleidskader
ATELIER inrichting inrichting van deelprojecten vanuit gebiedsvisie + beleidskader
1. opmaak ontwikkelingsovereenkomsten
1. opmaak masterplan/gebiedsvisie
2. opmaak bestemmingsplannen
2. doorvertaling naar inrichtingsplannen
3. grondverwerving
3. doorvertaling naar principes
4. vergunningverlening
4. opmaak samenwerkingsovereenkomsten
5. handhaving
5. realisatie per deelproject
(zie ook bijlage 4)
V
V
(zie ook bijlage 4)
V
O
V
O
V O
O
V O
V
HOE? WIE?
HOE? WIE?
103
opgebouwd uit vijf stappen. Stap 1 gaat over de opmaak van een masterplan of een gebiedsvisie. Deze krijgen een doorvertaling naar een inrichtingsplan in de tweede stap. In stap 3 wordt het inrichtingsplan omgezet naar principes. De vierde stap handelt over het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst. In de laatste stap wordt per deelproject een realisatiestrategie gevolgd. De derde attitude gaat over het opzetten van beheersmaatregelen, over de instandhouding van een project na realisatie. Hier worden voor elke beheerzone drie stappen doorlopen. Eerst wordt een beheersplan opgemaakt. Dan worden beheersovereenkomsten afgesloten. Per beheerzone wordt uiteindelijk het beheer in gang gezet. De vierde attitude overziet de drie voorgaande houdingen. Hier zorgt een trekker voor ondersteuning
en coördinatie van het O x V = K-project. Deze attitude houdt het project gaande, doet aan kwaliteitsbewaking door het communiceren van de algemene gebiedsvisie en het bewaken van de grote krachtlijnen. Binnen deze houding zorgt de trekker dat alle neuzen in dezelfde richting blijven wijzen. Deze anticipeert op nieuwe opportuniteiten, kansen of bedreigingen die zich voordoen tijdens het proces. De trekker is ook vertegenwoordigd in de andere drie attitudes om continuïteit te verzekeren. Deze houding zet in op drie deeltaken. Deze zijn het opmaken van een communicatiestrategie, het afsluiten van een convenant en het voeren van projectcommunicatie. Hierna wordt elke case besproken aan de hand van de vier attitudes.
ATTITUDE 3
ATTITUDE 4
OPZETTEN + OPVOLGEN BEHEERSMAATREGELEN
ONDERSTEUNING + COÖRDINATIE ATTITUDE 1
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
ATTITUDE 2
ATTITUDE 3
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
WERKWIJZE beheer beheersmaatregelen per beheerszone vanuit gebiedsvisie + beleidskader
OP DE KAART ZETTEN EN HOUDEN! bewaken en uitdragen gebiedsvisie vanuit gebiedsvisie + beleidskader
1. opmaak beheersplannen
1. opmaak communicatiestrategie
2. afsluiten beheersovereenkomsten
2. afsluiten convenant
3. beheer per beheerszone
3. aanpak voor totaalproject
(zie ook bijlage 4)
(zie ook bijlage 4)
!
HOE? WIE?
HOE? WIE?
3.1
CASE PIETERSHEIM
Attitude 1/(re)organiseren van bestemmingen.
Fig. (RE)ORGANISEREN VAN BESTEMMINGEN case 1: aanzet voor planologisch-juridische uitwerking
1
2 5 4
3
2
4
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonpark naar woonbos’
2
bestemmingswijziging KMO-zone naar mix kmo-recreatie-wonen (via RUP)
- ontwikkelingsovereenkomst: overdraagbare ontw.rechten lasten+lusten erfdienstbaarheden - bestemmingsplan: perimeterRUP/verordening - grondverwerving: herverkaveling - vergunningverlening - handhaving
3
hoogte-accent aan entree (in RUP)
4
uitdoven + translocatie bebouwing: grondverwerving + planologische ruil + herbestemming - Rode Kruisstraat: herbestemming woonzone naar groengebied (via RUP) - Industrieweg: herbestemming industriezone naar groengebied (via RUP)
5
(meer)gezinswoningen nu zonevreemd: - binnen VCRO mogelijkheden (want opgenomen in inventaris OE) - opmaak RUP: biedt nog meer mogelijkheden
105
Attitude 2/inrichting van deelgebieden.
Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 1: voorstel tot oprichting werkgroep ‘Poort’
6
1
5
2
4 3
7
5
werkgroep POORT
2
1 km
1
2
deelgebied 1: nieuwe infra-knoop opmaak streefbeeld + inrichtingsplan
3
- heraanleg weg (AWV) - aanleg ecovallei (RLKM-ANB)
4
deelgebied 4: recreatieve structuur over kanaal
5
deelgebied 5: opmaak natuurinrichtingsproject geleiding fauna naar ecovallei langs verkeersweg (N78)
deelgebied 2: uitdoving en translocatie bebouwing - grondverwerving + projectfinanciering - ecovallei / natuurontwikkeling (RLKM-ANB)
deelgebied 3: natuurinrichting
6
deelgebied 6 (koppeling mogelijk met deelgebied 5): opmaak natuurinrichtingsproject geleiding fauna
aanleg fup (RLKM-nv de Scheepvaart)
wildrasters
- fauna-vriendelijke hekken (RLKM-ANB) - beschutting langs dreven, beken en hekken
7
overkoepelend: opmaak masterplan POORT deelgebieden 1,2,3,4,5 (6)
Attitude 3/opzetten beheersmaatregelen.
Fig. OPZETTEN BEHEERSMAATREGELEN case 1: voorstel tot indeling beheerszones
1
3
2
4
1 km
1
natuurgeheel NPHK: beheer zoals vandaag
2
poort Pietersheim: aanpassen en ruimtelijk uitbreiden huidige beheersovereenkomst
3
gebundeld groen: in collectief beheer - inschakeling/oprichting landschapsteam - bosgroep - projectfinanciering opzetten - reorganiseren gebruiksgebied
4
open landbouwgebied: opzetten beheer - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren: - inschakeling landschapsteam - landschapsbedrijfsplanner - projectfinanciering opzetten - aanpak specifieke beheersvorm: landbouwgebruik
107
Attitude 4/ondersteuning en coördinatie.
Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 1: gebiedsvisie omgezet naar logo
1 km
1
opmaak communicatiestrategie ‘Poort Pietersheim’
2
afsluiten convenant
3
aanpak totaalproject uitstippelen
3.2
CASE GELLIK-LANAKEN
Attitude 1/(re)organiseren van bestemmingen.
Fig. (RE)ORGANISEREN VAN BESTEMMINGEN case 2: aanzet voor planologisch-juridische uitwerking
1
2
3
3
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonraster naar groene woonmazen’ vast te leggen in RUP of Beeldkwaliteitsplan (BKP) gemeente Lanaken - ontwikkelingsovereenkomst: overdraagbare ontw.rechten lasten+lusten erfdienstbaarheden - bestemmingsplan: perimeterRUP/verordening - grondverwerving: herverkaveling - vergunningverlening - handhaving
2
bestemmingswijziging industrie naar naar mix kmo-recreatie-wonen op plein aan stop Spartacus (via uitbreiding RUP centrum Lanaken)
3
uitdoven + translocatie bebouwing: grondverwerving: actieve verwerving/ koopverplichting/grondruil - loods Berkendreef: af te wegen in vervolgtraject, essentieel voor robuuste openruimteverbinding - woningen Kewithdreef-Kounterstraat: af te wegen in vervolgtraject
109
Attitude 2/inrichting van deelgebieden.
Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 2: voorstel tot oprichting werkgroep ‘Plein’
2
7
1
werkgroep PLEIN
3
6
1 km
1
deelgebied 1: ondergrondse passage N78 (ondertunneling inrichtingsplan Spartacus doortrekken)
4
deelgebied 4: pleinruimte inrichten voor verdichtingsopgave
5
deelgebied 5 (koppeling mogelijk met deelgebied 4): pleinruimte inrichten voor verdichtingsopgave
6
deelgebied 6 (koppeling mogelijk met deelgebied 3): vernieuwen spoorwegbrug over Albertkanaal met aanpassing brughoofden (ifv fauna-migratie langs oevers)
7
overkoepelend: opmaak masterplan PLEIN (stop Spartacus) deelgebieden 1,2,3
heraanleg weg (AWV-deLijn)
2
deelgebied 2: aanleg parking (AWV-deLijn)
3
deelgebied 3: brug over Albertkanaal (deLijn-nv de Scheepvaart)
Attitude 3/opzetten beheersmaatregelen.
Fig. OPZETTEN BEHEERSMAATREGELEN case 2: voorstel tot indeling beheerszones
1
1
2
3
4
1 km
1
natuurgehelen (natuurreservaat de Hoefaert, heidegebieden, NPHK): beheer zoals vandaag
2
openruimteverbinding Kiewit: opzetten beheer - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren
3
vallei Langkeukelbeek: opzetten beheer - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren: - inschakeling/oprichting landschapsteam - projectfinanciering opzetten - aanpak specifieke beheersvorm: beekvallei
4
open landbouwgebied + natuurlijk begroeide oevers: opzetten beheer - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren
111
Attitude 4/ondersteuning en coördinatie. Een koppeling van verdichtings- en ontsnipperingsopgaven is niet noodzakelijk om de gewenste resultaten te behalen. Elk traject kan afzonderlijk lopen. Dit blijkt ook uit onderstaande plantekening. Het coördinerende en overkoepelende luik moet niet opgezet worden voor deze case. Dit kan eventueel wel apart lopen voor het masterplan van de Spartacus-stop, voor het woonraster Gellik-Lanaken of voor de openruimteverbinding Kiewit. (zie ook 4.2 Aanbevelingen p.120) Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 2: gebiedsvisie omgezet naar logo
1 km
1
opmaak communicatiestrategie ‘Plein Lanaken’ + ‘Openruimteverbinding Kiewit’
2
afsluiten convenant
3
aanpak totaalproject uitstippelen
3.3
CASE BERWIJN
Attitude 1/(re)organiseren van bestemmingen.
Fig. (RE)ORGANISEREN VAN BESTEMMINGEN case 3: aanzet voor planologisch-juridische uitwerking
1
5
6
2 7
3
4
3
1 km
1
andersoortig verblijfsmilieu: ‘van woonlint naar wonen tussen waters’ mogelijke testcase contractbenadering (te bekijken binnen wetgeving Wallonië) - ontwikkelingsovereenkomst: lasten+lusten erfdienstbaarheden contractbenadering - bestemmingsplan: perimeterRUP/verordening - grondverwerving: herverkaveling - vergunningverlening - handhaving
2
bestemmingswijziging + planologische ruil percelen met bestemming:
5
industriegebied/ambachtelijke bedrijven/groengebied (bufferzone)/gemeenschapsvoorzieningen
3
aanpassen (vergroten) contour - Plan Communal d’Aménagement (RUP) Navagne - BPA Moelingen
4
uitdoven + translocatie bebouwing (af te wegen) grondverwerving: actieve verwerving/grondruil
(meer)gezinswoningen in landbouwgebied nu zonevreemd: - aanpassing via RUP - indien inventarispand OE: mogelijkheden voorzien binnen VCRO
6
inpassen functies in de Schans: - mogelijkheden voorzien binnen VCRO (BE) - mogelijkheden in wetgeving NL?
7
reservatiestrook gewestweg (gewestplan) herlocaliseren + planologische ruil opmaak RUP
113
Attitude 2/inrichting van deelgebieden.
Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 3: voorstel tot oprichting werkgroep ‘Balkon’
6 3
5 4
4 2
7
1
werkgroep BALKON
1 km
1
2
deelgebied 1: nieuwe infra-knoop
3
deelgebied 3: 6 hermeandering Berwijn (RLHV-gemeente-VMMwaterbeheerder)
heraanleg weg (AWV-infrabel) met: - onderdoorgang A2 - brug over spoorwegtracé 40
4
deelgebied 4: aanleg duikers met loopstroken Berwijn
5
deelgebied 5: inrichting brug douane als eco(recrea)duct + wildrasters langs A2 (ANB)
deelgebied 2: aanplant buffer op talud nieuwe gewestweg - grondverwerving - natuurontwikkeling (RLHV-ANB)
deelgebied 6: douanesite (eigendom AWV) herinrichten als groengebied (ANB) - verwijderen bebouwing - weghalen verharding
7
overkoepelend: opmaak masterplan BALKON deelgebieden 1,2,3,4,5,6
Attitude 3/opzetten beheersmaatregelen.
Fig. OPZETTEN BEHEERSMAATREGELEN case 3: voorstel tot indeling beheerszones
3
1
2 2
1 km
1
open landbouwgebied Voerstreek: opzetten grensoverschrijdend beheer (VL - WA - NL) - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren: - inschakeling landschapsteam - landschapsbedrijfsplanner - projectfinanciering opzetten - aanpak specifieke beheersvorm: landbouwgebruik
2
bufferzone voor geleiding fauna: opzetten grensoverschrijdend beheer (VL - WA - NL) - beheersplan - beheersovereenkomst - beheer uitvoeren
3
gebundeld groen langs kleine faunapassages: in collectief beheer (afstemmen op instrumentarium WalloniĂŤ) - inschakeling/oprichting landschapsteam - bosgroep - projectfinanciering opzetten - reorganiseren gebruiksgebied
115
Attitude 4/ondersteuning en coördinatie.
Fig. INRICHTING DEELGEBIEDEN case 3: gebiedsvisie omgezet naar logo
1 km
1
opmaak communicatiestrategie ‘Balkon Berwijn’
2
afsluiten convenant
3
aanpak totaalproject uitstippelen
4/ AANBEVELINGEN voor doorstart cases + gekoppelde projecten
Foto CASE 1: PIETERSHEIM Zicht op de fietsonderdoorgang van de N87 die het jaagpad langs het kanaal Briegden-Neerharen met de kern van Lanaken verbindt via de Rode Kruisstraat.
4.1
DOORSTART CASES naar PILOOTPROJECTEN
Hiernaast toont een verderzetting van het processchema (p.14-15) hoe de doorstart van cases naar pilootprojecten kan verlopen. Dit voorstel is louter facultatief. Vanaf maart 2016 tot december 2016 loopt een fase doorstart. De stuurgroep kan op die manier nog eenmaal samenkomen voor de oprichting van een projectgroep Pietersheim en een projectgroep Berwijn. Ook is aangegeven wie in deze projectgroep zou kunnen zetelen en wie eventueel als trekker kan optreden. Iets later in het proces kan een klankbordgroep (bestaande uit de projectgroep, de trekker, de leden van de stuurgroep uit de vorige fase en investerende en beleidsmatig ondersteunende partners) feedback geven op het werk van de projectgroep. Het is de bedoeling dat elke projectgroep een drietal keer zal samenkomen in 2016. De twee projectgroepen zullen elk een afzonderlijk traject doorlopen, maar beiden trachten een intentieverklaring (engagement van actoren tot samenwerking rond O x V = K-project) op te stellen. De projectgroep Pietersheim zal het pilootproject Pietersheim begeleiden bij de uitwerking van de verschillende vervolgstappen (aanduiden deelprojecten, uitwerken processen, opzetten overlegstructuren, …) en dit in het kader van de realisatie van het pilootproject. De projectgroep Berwijn zal naast de opmaak van de intentieverklaring vooral gefocust zijn op het voorbereiden van een dossier voor de aanstelling van een projectleider die in 2017 van start zou kunnen gaan met de realisatie van het pilootproject Berwijn. In de loop van 2016 zetten de projectgroepen ook bilaterale gesprekken op met andere belangrijke actoren binnen de twee projectgebieden.
In overleg met de opdrachtgevers is besloten case 1 STUDIEFASE LEDEN STUURGROEP Pietersheim en case 3 Berwijn verder te zetten(ZIE als P.17, PROV. LIMBURG BE-NL)+ ANB-AWV -VLM-NV DE omslag SCHEEPVAARTvan pilootproject. De slaagkansen voor een (+ EIGENAAR STOETERIJ) +... een succesvol O x V = case 2 (Gellik-Lanaken) naar K-project worden minder hoog ingeschat (zie ook: 4.2 TREKKER AANSTELLING VIA STRATEGISCH PROJECT NPHK aanbevelingen p. 118). Hier blijkt de koppeling van het PROJECTGROEP landschappelijk en stedelijk systeem veel minder sterk GEMEENTE LANAKEN + RLKM (NPHK & MAASVALLEI aanwezig. Urgentie en dynamiek vanuit beide) insteken is bijna niet bestaande (de urgentie in het kader van de realisatie van de openruimteverbinding (OV) betekent dat er geen projecten op til staan die de realisatie van de OV zouden kunnen hypothekeren). Dit doet niet af aan het PILOOTPROJECT BERWIJN belang van het creëren van deze bovenlokale OV tussen STUURGROEP gerealiseerd STUDIEFASE (ZIE als een LEDEN worden KLANKBORDGROEP Gellik-Lanaken. Deze OV kan P.17, PROV. LIMBURG BE-NL)+ INFRABEL-ANB -AWV-VLM-VMM-En NV DE sectoraal project van de Vlaamse Overheid. ook het SCHEEPVAART & TEGENHANGERS WL-NL + ONTWIKKELAAR BEDRIJVENTERREIN VISÉ voorstel voor een andersoortig verblijfsmilieu kan ingang +... krijgen TREKKER als beleid/project AANSTELLING op schaalVIAvan de gemeente HET 3LP OF AANSTELLING VIA STRATEGISCH (verblijven in het rasterlandschap). PROJECTGROEP PROJECT RUIMTE VLAANDEREN
Fig. VOORSTEL TE BETREKKEN ACTOREN: voor doorstart pilootprojecten Fig. VOORSTEL PROCESSCHEMA: voor doorstart pilootprojecten
STUDIE cases O x V = K
toelichting CBS Lanaken
toelichting CBS Voeren
SG 03 einde fase 3
WG04 NOV.
WG04 JAN.2016
MAART
FASE 3 ACTIE & SYNTHESE
PILOOTPROJECT PIETERSHEIM KLANKBORDGROEP
METHODIEK oa. instrumentarium toolbox referenties
OA
..........
.......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
+
OA
..........
.......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
+
GEMEENTE VISÉ + GEMEENTE VOEREN + GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN + RLHV
gebiedsvisie + opgaves per case
actiefiches per case
synthese bundel
PROJECTGROEP
STRATEGISCH PROJECT NPHK
WG04
WG04
GEMEENTE LANAKEN + RLKM (NPHK & MAASVALLEI)
.......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
NOV.
JAN.2016
+
119
MAART
FASE 3 ACTIE & SYNTHESE PILOOTPROJECT PIETERSHEIM
PILOOTPROJECT BERWIJN LEDEN STUURGROEP STUDIEFASE (ZIE P.17, OA PROV. LIMBURG BE-NL)+ ANB-AWV-VLM-NV DE SCHEEPVAART (+ EIGENAAR STOETERIJ) +...
KLANKBORDGROEP
AANSTELLING VIA STRATEGISCH PROJECT NPHK
TREKKER PROJECTGROEP
LEDEN STUURGROEP STUDIEFASE (ZIE PMETHODIEK .17, OA PROV. LIMBURG BE-NL)+ INFRABEL-ANB-AWV-VLM-VMM-NV DE oa. SCHEEPVAART & TEGENHANGERS WL-NL +instrumentarium ONTWIKKELAAR BEDRIJVENTERREIN VISÉ +toolbox ...
KLANKBORDGROEP
GEMEENTE LANAKEN + RLKM (NPHK & MAASVALLEI)
.......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
referenties AANSTELLING VIA HET 3LP OF AANSTELLING VIA STRATEGISCH PROJECT RUIMTE VLAANDEREN
TREKKER PROJECTGROEP
GEMEENTE VISÉ + GEMEENTE VOEREN + GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN + RLHV
.......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
+
g p
+
PILOOTPROJECT BERWIJN
DOORSTART pilootprojecten O x LEDEN V = STUURGROEP K KLANKBORDGROEP
STUDIEFASE (ZIE P.17, OA PROV. LIMBURG BE-NL)+ INFRABEL-ANB-AWV-VLM-VMM-NV DE SCHEEPVAART & TEGENHANGERS WL -NL PG Pietersheim 01 + ONTWIKKELAAR BEDRIJVENTERREIN VISÉ +... AANSTELLING VIA HET 3LP OF AANSTELLING VIA STRATEGISCH PROJECT RUIMTE VLAANDEREN
TREKKER PROJECTGROEP
PG Pietersheim 02
PG Pietersheim 03 actiefiches per case
gebiedsvisie + opgaves per case
GEMEENTE VISÉ + GEMEENTE VOEREN + GEMEENTE EIJSDEN-MARGRATEN + RLHV
.......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... .......... .......... .......... .......... ......... ....... .......... ....... .......... ..........
+
SG 04 oprichting ProjectGroepen PG Berwijn 01
PROCES PROJECT
PG Berwijn 02
PG Berwijn 03
DEC.2016
FASE DOORSTART
FASE REALISATIE
PILOOTPROJECT PIETERSHEIM
PILOOTPROJECT BERWIJN
dossier aanstelling trekker
aanduiding deelprojecten
intentieverklaring per pilootproject
opzetten overlegstructuur
... +
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
synthes bundel
4.2
6 AANBEVELINGEN VOOR O x V = K-PROJECTEN
Hieronder staan zes ‘lessons learnt’ opgelijst. Dit zijn aanbevelingen voor het opzetten van gekoppelde projecten. Ze helpen enerzijds de haalbaarheid van een O x V = K-project in een welbepaald gebied in te schatten. Anderzijds geven ze aan hoe er het best beleidsmatig verder gewerkt kan worden op gekoppelde projecten.
1. ‘A sense of urgency’: Er moet een zekere urgentie aanwezig zijn. Als er projecten op til staan vanuit het ene systeem die de ontwikkelingskansen voor het andere systeem hypothekeren, is er een hefboom om daadwerkelijk rond de tafel te gaan zitten en een O x V = K-project op te zetten. Ook grote projecten die opgezet zijn vanuit een sectoraal oogpunt en het andere systeem niet zozeer hypothekeren maar wel de overduidelijke kansen die een koppeling met zich meebrengt niet meenemen in hun uitwerking, kunnen nopen tot een O x V = K-project. Er komen maar een bepaald aantal grote projecten af op CentraalLimburg. De nieuwe Spartacus-lijn heeft de potentie zowel het landschappelijk als het stedelijk systeem van de regio grondig te transformeren en te versterken en zo een succesverhaal te worden voor de gekoppelde aanpak.
2. ‘Bovenlokaal + lokaal’: In een O x V = K-project moeten bovenlokale belangen gekoppeld kunnen worden aan duidelijke lokale meerwaardes. Zo is iedereen mee aan boord, wat broodnodig is om een project te realiseren dat inzet op zovele sectoren tegelijk.
Het balkon tussen Visé en Voeren krijgt een bovenlokale betekenis op drie vlakken. Het wordt een toeristisch knooppunt juist waar de Voerstreek aan het Maasland raakt en dat zichten biedt op landschap, industrie en erfgoed. Het balkon functioneert tevens als ecologische geleider en biedt zo een oplossing om een bovenlokale openruimteverbinding Noorderkempen / Eifel via het Albertkanaal en de Voerstreek mogelijk te maken. Ten derde ontwart het de verkeersknoop waar de N602 (komende van de westelijke oever van de Maas) en de A2 (vanuit Maastricht, op de oostelijke oever) elkaar ontmoeten. Op lokaal vlak zijn er vele meerwaardes op te sommen. De gemeentes kunnen het debat over windmolens aangaan met argumenten over ruimtelijke kwaliteit én tegelijkertijd meer plekken voor inplanting van windmolens voorstellen. De site van de douane-gebouwen wordt aangepakt en onontwikkelbare industriële gronden kunnen plots wel ontwikkeld worden. Ook wordt het fietsknooppuntennetwerk opgeladen met recreatieve en landschappelijke beleving.
3. ‘Ruimtelijke koppeling’: In een O x V = K-project zijn de opgaves voor het landschappelijk en stedelijk systeem best ruimtelijk gekoppeld om de slaagkansen te vergroten. Een ruimtelijke koppeling geeft meer mobilisatiekracht omdat iedereen zich op die manier betrokken voelt maar tevens elkaar ook echt nodig heeft om deelopgaves gerealiseerd te zien.
Case 2. Gellik-Lanaken was in dit opzicht een testcase. Moesten de openruimteverbinding en stedelijke ontwikkelingen per se gekoppeld zijn in de ruimte? Na de laatste fase van het onderzoek bleek dat case Gellik Lanaken als gekoppeld project moeilijk te verdedigen is. De gebiedsvisie werd wel positief onthaald op de toelichting aan het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Lanaken (27-112015), maar er bleken geen hefbomen te zijn voor de koppeling. De ontsnipperings- en verdichtingsopgaves zijn planologisch en financieel moeilijk te linken. Bij Case 1. Pietersheim komen de belangen van het stedelijk en landschappelijk systeem ruimtelijk samen bij de entree van het Nationaal Park aan het kanaal. Dit maakt net dat ze niet zonder elkaar kunnen en hoe dan ook planologisch en financieel gelinkt zijn.
4. ‘Dynamiek vanuit land én stad’: Om te starten met een gekoppeld project is er dynamiek of intrinsieke druk nodig vanuit beide insteken, land en stad.
Het stedelijk systeem in Limburg vertoont minder dynamiek dan andere gebieden in Vlaanderen. Dit maakt vooral nieuwsgierig naar een toepassing van de O x V = K-aanpak op een andere regio, waar deze druk juist heel hoog is. Wat als we deze bijvoorbeeld trachten toe te passen in de Vlaamse Ruit?
5. ‘Prospectie lopende processen’: Het is belangrijk te weten welke planningsprocessen reeds aangevat zijn in het gebied waar het O x V = K-project geïnitieerd wordt. Sommige projecten bieden kansen voor anticipatie, afstemming en meerwaardecreatie. Andere projecten zijn zo geconcipieerd of zijn in een te vergevorderd stadium dat ze de opmaak van een gebiedsvisie die meerwaardes op zoveel mogelijk vlakken nastreeft in de weg staan.
De haalbaarheid van Case 2. Gellik-Lanaken is aan de hand van deze parameter zeer moeilijk in te schatten. Immers, de bouwaanvraag voor de nieuwe Spartacus-lijn is reeds ingediend. Het lijkt dat het O x V =K-traject te laat is aangevat. Maar anderzijds er is ook onduidelijkheid over het feit of het Spartacus-project wel naar realisatie zal leiden. Dan zou de aanleiding tot stedelijke ontwikkelingen aan de stops van het tracé helemaal wegvallen.
6. ‘Competentienetwerk’: Het moet mogelijk zijn een O x V = K-project te initiëren vanuit 3 richtingen. Het initiatief kan van het lokale bestuur komen dat veel concrete terreinkennis heeft. Een hogere overheid die vanuit een integrerende insteek projecten opzet (bovenlokaal ruimtelijk beleid) kan aansturen op een gekoppeld project. Maar ook overheidsinstanties die meestal een meer klassiek sectorale projectaanpak aanwenden, kunnen vanuit een integratieve redenering een project initiëren. Later in het proces, bij de uiteindelijke realisatie, kunnen zij weer een deelproject uitvoeren volgens een sectorale aanpak. Om deze 3 niveaus van bestuur met elkaar in contact te brengen, is de uitbouw van een bovenlokaal competentienetwerk nodig. Bepaalde gemeenten kunnen dergelijke projecten niet dragen of maken maar wel het initiatief nemen en opportuniteiten aankaarten. In een latere fase kunnen zij een deel mee financieren, wat ook eigenaarschap en betrokkenheid impliceert. Deze studie is opgezet vanuit een overheid die vanuit bovenlokaal ruimtelijk beleid altijd integratief werkt (Ruimte Vlaanderen). Zij hebben samen met ANB, dat voor het uitvoeren van beleid sectoraal werkt maar de win-wins van integratief denken wil verkennen, deze opdracht uitgeschreven. Van bij het begin zijn gemeenten en andere belangrijke actoren in het projectgebied bij het proces betrokken.
121
voorwaardes! - urgentie aanbevelingen! - (boven)lokaal - ruimtelijke koppeling - dynamiek land+stad - prospectie plan+proces - competentienetwerk
O
ontsnipperen
x
V
verdichten
=
K!
5/ BIJLAGES
Foto CASE 3: BERWIJN Zicht vanaf de monding van de Berwijn op de stuw tussen de natuurlijke en bedwongen Maas
bijlage1 ATLAS fase inzicht De atlas is het eindproduct van de inventarisatiefase. Deze ontrafelt het landschappelijk en stedelijk systeem op schaal van het studiegebied (30x30 km). Achteraan zijn topografische kaarten van de 8 zoekgebieden die in aanmerking kwamen voor ontwerpend onderzoek opgenomen. Deze atlas heeft zijn eigen nummering en wordt apart bijgevoegd.
125
Fig. ATLAS
bijlage2 TOOLBOX ontsnippering
fase visie
De toolbox ontsnippering geeft een overzicht van ontsnipperingsmaatregelen. In elk O x V = K-project wordt een andere combinatie van maatregelen toegepast. De toolbox is opgesplitst in twee delen, verwijzend naar de twee strategische ambities voor ontsnipperen (p.22). Dit is ten eerste het open houden of maken van de ruimte. Ten tweede gaat het over het heel specifiek wegwerken van barrières van infrastructuren. (zie ook kadertekst Strategisch Ontsnipperen p.22)
TOOLBOX ontsnippering landschappelijk systeem O
open houden/maken
barrières wegwerken
0. beschrijving ontsnippering
1. open houden/maken: 1.1.
herinrichting/beheer 1.1.1. KLE 1.1.2. natuurlijke berm 1.1.3. faunavriendelijk hek
1.2.
harde mechanismes 1.2.1. grondverwerving 1.2.2. translocatie 1.2.3. afsluiten wegen
OPGAVES ONTSNIPPEREN
O
2. wegwerken barrières:
O O
2.1.
kruisen infrastructuren 2.1.1. ecoduct 2.1.2. ecorecreaduct 2.1.3. ecovallei 2.1.4. grote faunatunnel 2.1.5. brug met doorlopende oever 2.1.6. duiker met loopstroken 2.1.7. kleine faunatunnel 2.1.8. boombrug 2.1.9. hop-over 2.1.10.viaduct met medegebruik fauna 2.1.11.tunnel met medegebruik fauna 2.1.12.bestaande brug/duiker met nieuwe loopstroken 2.1.13.fup
2.2.
wildraster en -rooster
2.3.
wilddetectiesysteem
O O
WAT? WAAR?
Fig. STRUCTUUR TOOLBOX ONTSNIPPERING
127
0. Beschrijving ontsnippering: Door versnippering zijn leefgebieden van soorten uiteengevallen in ruimtelijk gescheiden kleinere eenheden, waardoor het functioneren en zelfs het voortbestaan van een populatie wordt beïnvloed. Door ontsnippering wordt de aanwezige versnippering van het landschap opgeheven of afgezwakt.
Fig. VERSNIPPERING diverse effecten van versnippering op leefgebied van soorten (bron: Alterra, 2011)
Hierdoor worden geïsoleerde gebieden (terug) met elkaar verbonden en worden ze (beter) bereikbaar voor de populaties die erin voorkomen. Globaal kunnen 4 strategieën onderscheiden worden: - Verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied. Hierdoor neemt de draagkracht van een gebied toe waardoor een grotere populatie ontstaat en de kans op uitsterven afneemt. - Vergroten leefgebieden. Een groter leefgebied biedt aan meer individuen leefruimte, waardoor de kans op uitsterven afneemt. Hierdoor neemt ook de randwerking af. Een grotere omvang leidt vaak ook tot meer soorten. - Verdichten netwerk van leefgebieden. Hierdoor neemt het oppervlakte leefgebied en de dispersiestroom (uitwisseling tussen gebieden) toe, waardoor de populatie minder kwetsbaar wordt. - Verbinden. Door het verbinden van leefgebieden neemt de uitwisseling van individuen tussen leefgebieden toe.
Fig. ONTSNIPPERING vier strategieën om de ruimtelijke samenhang te vergroten (bron: Alterra, 2011)
De noodzaak voor ontsnippering is soort- en schaalafhankelijk. De mate waarin een soort versnippering ervaart wordt met name bepaald door de factoren mobiliteit van de soort en benodigde grote van het leefgebied. Ontsnipperingsmaatregelen kunnen op lokaal niveau onderzocht worden, maar eveneens op landelijk niveau en zelfs Euregionaal. Met name de realisatie van een Euregionaal natuurnetwerk is van belang voor de grotere migrerende soorten als edelhert, lynx, wolf, ... Voor deze soorten is het in eerste instantie van belang dat de bestaande open ruimte verbindingen 'open' blijven. Dat wil zeggen, vrij van bebouwing en dwarsende infrastructuren. In tweede instantie kan de inrichting geoptimaliseerd worden, zodat binnen de open ruimte verbinding een volwaardige natuurverbinding gerealiseerd wordt. De benodigde inrichting van een verbinding wordt gebaseerd op de habitatvereisten van soorten, die deze verbinding moeten gaan gebruiken. Hiervoor wordt vaak een gidssoort geselecteerd. De gidssoort is een herkenbare aandachtssoort met een zo groot mogelijke ‘paraplufunctie’. Dat wil zeggen dat nog andere soorten dezelfde habitateisen stellen aan de verbinding. In functie van deze gidssoort kunnen concrete inrichtings- en beheermaatregelen voorgesteld worden. Maatregelen, die gunstig zijn voor deze gidssoort, zullen tevens andere soorten positief beïnvloeden.
1. Het open houden of maken van ruimte: 1.1 Herinrichting en beheer van de open ruimte. 1.1.1. Kleine Landschapselementen. De open ruimte is vaak niet meer zo open door bijvoorbeeld de aanwezigheid van veerasters of niet functioneel als faunaverbinding door bijvoorbeeld de afwezigheid van kleine landschapselementen. Kleine landschapselementen kunnen zorgen voor beschutting of als groenbuffer. In overleg met de terreineigenaars en –gebruikers dient onderzocht te worden op welke manier de open ruimte op een kwaliteitsvolle manier beheerd kan worden, met als doel het open ruimte gebied passeerbaar te houden voor de gewenste doelsoorten.
Fig. KLE (bron: http://www.brabantslandschap.nl/ons-werk/samenwerking/landschapsbeheer-nederland/)
1.1.2. Natuurlijke bermen. De bermen van wegen, spoorlijnen, waterlopen kunnen een verbindende structuur vormen. In overleg met de terreinbeheerders dient onderzocht te worden op welke manier de bermen op een kwaliteitsvolle manier beheerd kunnen worden, met als doel een verbinding te creĂŤren voor de gewenste doelsoorten.
Fig. NATUURLIJKE BERM (bron: http://landschapsbeheer-oss.nl/projecten/algemene-projecten.html)
129
1.1.3. Faunavriendelijke hekken. Een afrastering, bijvoorbeeld voor het tegenhouden van vee of het afbakenen van een tuin, kan een barrière vormen voor fauna en bijgevolg voor versnippering zorgen. Door bij het plaatsen van de afrastering rekening te houden met de passeerbaarheid van het raster voor in het wild levende fauna kan versnippering voorkomen worden. In het algemeen gaat de voorkeur uit naar natuurlijke afrasteringen, zoals hagen of gevlochten wilgentenen. Daarnaast hebben meer open afsluitingen ten opzichte van gesloten of semi-gesloten (zoals type Bekaert) afsluitingen de voorkeur. Bij gesloten of semi-gesloten kan aan de onderzijde een beperkte ruimte (bv 5 cm) vrijgelaten worden voor kleinere zoogdieren (zoals egels). Voor das is een minimale doorganghoogte van 30 cm gewenst.
Fig. FAUNAVRIENDELIJK HEK (bron: Afrastering(www.eekerenwouw.nl)
1.2. Harde mechanismes. 1.2.1. Grondverwerving. Binnen een gewenste open ruimte verbinding kunnen gronden in privé-bezit zijn. Onderzocht moet worden of het noodzakelijk is om deze percelen aan te werven. 1.2.2. Translocatie. Door de verstedelijking kan de open ruimte volledig ingenomen zijn door weginfrastructuren en bebouwing. Weginfrastructuren kunnen nog overstoken worden door het voorzien van een faunavoorziening. Het kruisen van bebouwing is echter moeilijker. In sommige gevallen kan de enige mogelijkheid om toch een verbinding voor fauna te realiseren, het opheffen van deze bebouwing zijn, met gepaste compensatiemaatregelen. Deze maatregel is in te zetten voor faunaverbindingen die van internationaal belang zijn (verbinden van leefgebieden van zeer kwetsbare soorten, van habitatrichtlijngebieden, …). 1.2.3. Afsluiten van wegen. Deze maatregel is met name interessant voor lokale wegen in gebieden met een grote natuurwaarden (bv. Habitatrichtlijn- of VEN-gebieden). Mogelijke maatregelen zijn: - Geheel afsluiten van weg voor gemotoriseerd verkeer; - Afsluiten van de weg beperken tot de avonduren (17-23u); - Afsluiten van de weg beperken tot bepaalde perioden van het jaar (mei-juli en oktober- december); - Doorgaand verkeer beperken door instellen van eenrichtingsverkeer; - Doorgaand verkeer beperken door toegankelijkheid te beperken tot aanwonenden. Hierdoor treedt een verbetering van de habitatkwaliteit op (verminderde barrièrewerking, afname geluidsbelasting). 2. Het wegwerken van barrières: 2.1. Faunavoorzieningen voor het kruisen van infrastructuren Onder faunavoorzieningen worden alle ontsnipperingsmaatregelen bedoeld ter bevordering van het oversteken van een weg, spoor of kanaal door fauna. Deze maatregel heeft enerzijds tot doelstelling om de faunasterfte als gevolg van aanrijdingen/verdrinking te voorkomen en anderzijds om het aantal faunabewegingen tussen de populaties/leefgebieden aan weerszijden van de transportinfrastructuur te vergroten. Faunavoorzieningen bestaan in verschillende vormen en maten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen (zie ook: http://www.mjpo.nl/de-oplossingen/):
131
2.1.1. Ecoduct. 2.1.2. Ecoduct met recreatief medegebruik: ecorecreaduct. 2.1.3. Brug of viaduct op palen met faunapassage onderlangs: ecovallei. 2.1.4. Grote faunatunnel. 2.1.5. Brug met doorlopende oever. 2.1.6. Duiker met loopstroken: eco-duiker. 2.1.7. Kleine faunatunnel. 2.1.8. Boombrug. 2.1.9. Hop-over voor vleermuizen, vlinders en vogels. 2.1.10. Viaduct met medegebruik fauna. 2.1.11. Tunnel met medegebruik fauna. 2.1.12. Bestaande brug of duiker met aangebrachte loopstroken.
Fig. ECODUCT (2.1.1.) (bron: leidraad faunavoorzieningen)
2.1.13. Faunauitstapplaats en natuurvriendelijke oevers. Waterlopen, met name kanalen, kunnen een barrière voor fauna vormen als de oevers voor fauna ongeschikt zijn om uit het water te geraken. Om verdrinking van fauna te voorkomen en om het oversteken van de waterloop te bevorderen dienen de oevers te worden heringericht. Dit kan enerzijds door het voorzien van kunstmatige faunauitstapplaatsen (FUP’s) of door het volledig aanpassen van de oever tot een natuurvriendelijke oever. Voor de aanleg van fauna-uitstapplaatsen dienen de richtlijnen uit het vademecum natuurtechniek – inrichting en beheer van waterlopen (Claus & Janssens, 1994) te worden gevolgd. Natuurtechnisch gezien dienen langs beide oevers om de 200 m fauna-uitstapplaatsen aanwezig te zijn.
Fig. FUP (bron: leidraad faunavoorzieningen)
Fig. NATUURLIJKE OEVER (bron: http://www.waterschaprivierenland.nl/producten/ vergunningen/natuurvriendelijke-oevers-aanleggen.html)
Tabel. GESCHIKTHEID FAUNAVOORZIENINGEN (bron: naar Wansink et al. 2013)
Tunnel met medegruik van fauna
Ree
Wild zwijn
Brug en duiker voorzien met faunavoorziening
Hop-over
Viaduct met faunavoorziening bovenlangs (bermbrug)
Boombrug
Edelhert
Kleine faunatunnel (incl. amfibieĂŤn-/reptielentunnel)
Brug met doorlopende oever
Ecoduiker (duiker met doorlopende oever)
Grote faunatunnel
Grote brug of viaduct met natuur onderlangs (ecovallei)
Overzichtstabel geschiktheid faunavoorzieningen (naar Wansink et al. 2013) Ecoduct/ecorecreaduct (ecoduct met recreatief medegebruik)
Tabel 1-1
Grote hoefdieren
Landgebonden roofdieren
Vos
Das
Overige marterachtigen
Lynx
?
Boomgebonden zoogdieren
Boommarter Eekhoorn Slaapmuizen Watergebonden zoogdieren Otter Bever Waterspitsmuis Kleine landgebonden zoogdieren Haas Konijn Egel Muizen, spitsmuizen Vleermuizen
?
?
?
?
?
?
?
?
Vogels
Reptielen
Ringslang
?
?
Overige slangen
?
?
?
Hagedissen
?
AmfibieĂŤn
Vissen
Grondgebonden insecten
Insecten van droge habitats
?
?
Zweefvliegen
?
Sprinkhanen
Insecten van natte habitats Vliegende insecten Vlinders Libellen
?
Geschikte oplossing
Geschikte oplossing mits aanpassingen
Ongeschikt
Onbekend, meer gegevens vereist
?
133
2.2. Wildrasters en – roosters. Het plaatsen van wildrasters zorgt voor het scheiden van het wild en de weggebruikers. Dit zorgt voor meer versnippering, maar kan als milderende maatregel plaatselijk wel het aantal faunaslachtoffers en de kans op ongevallen verminderen. Deze maatregel wordt met name toegepast bij wegen met een hoge verkeersintentiteit en snelheid. Bij het plaatsen van rasters is het van belang dat de rasters: - aan beide zijden van de weg worden voorzien. - voldoen aan de specifieke eisen voor de aanwezige soorten (hoogte, maaswijdte). - voldoende lang zijn om een verhoogde kans op aanrijdingen aan het einde van rasters te voorkomen. Daarnaast kan omlopen er ook voor zorgen dat dieren ‘vast’ komen te zitten in de uitgerasterde weg. - voldoende uitstapmogelijkheden (vluchtpoortjes) voorzien bij langere in te rasteren trajecten, om dieren die ‘vast’ komen te zitten in de uitgerasterde weg de mogelijkheid te bieden om te ontsnappen. - kruisende wegen voorzien van wildroosters, aangezien hier een gat in het raster ontstaat. - niet aangelegd worden met de bedoeling om alleen het oversteken van groot wild te voorkomen, maar eerder om ze te geleiden naar een veilige oversteekplaats.
Fig. WILDRASTER (bron: leidraad faunavoorzieningen)
Fig. WILDROOSTER (bron: leidraad faunavoorzieningen)
2.3. Wilddetectiesysteem. Dit systeem attendeert weggebruikers op de aanwezigheid van groot wild door middel van een oplichtend (dynamisch) waarschuwingsbord. In vergelijking tot het statisch waarschuwingsbord (dit bord is van belang om wegbeheerders te vrijwaren van juridische aansprakelijkheid) zorgt dit systeem ervoor dat weggebruikers hun snelheid verminderen en/of alert zijn op de aanwezigheid van groot wild wanneer het bord geactiveerd wordt.
Fig. WILDDETECTIESYSTEEM (bron: http://www.wegenwiki.nl/Bestand:Wildoversteek_N346.jpg)
bijlage3 REFERENTIES stedelijk systeem
fase visie
De twee strategische ambities voor verdichten gaan over expliciet kiezen waar wel en waar niet in te zetten op stedelijke dynamiek. En als de keuze voor verstedelijking gemaakt is, wordt dit gedaan via verbreding en doorverstedelijking. Deze doelstellingen leiden naar een dynamisch woonmilieu dat een combinatie is van stedelijke verdichtingslocaties en andersoortige verblijfsmilieus. Elk casegebied toont een ander voorbeeld van die laatste categorie. In case 1. Pietersheim is dat het woonbos, in case 2. Gellik-Lanaken zijn dat de groene woonmazen en in case 3. Berwijn is het verblijven tussen water op de landtong aan Lixhe aangeduid als potentieel andersoortig verblijfsmilieu. In volgende bijlage worden een aantal referenties per case gegroepeerd. Dit zijn allen typologieën die inspelen op de intrinsieke (groene) kwaliteiten van de regio. Ze maken een meervoudig woonaanbod en gemengde omgevingen mogelijk. (zie ook kadertekst Strategisch Verdichten p.24)
1. Case Pietersheim: van woonpark naar woonbos Bij strategisch verdichten wordt nagedacht over het verkennen van nieuwe woontypologieën, die kunnen bestaan naast de bestaande typologieën van historische kernen, verkavelingen en linten. In het kader hiervan wordt het woonpark herbekeken. Vandaag is dit een villa-verkaveling waarvan de woningen moeilijk verkocht raken, wegens te groot en te onaangepast. Het omvormen van een 'woonpark' naar een 'woonbos' maakt dat ingezet kan worden op de nabijheid natuurgebied. Er wordt gestreefd naar het gevoel in het NPHK te wonen in plaats van in een verkaveling er net naast. Hier gaat het niet over verdichting maar wel over het anders ontwikkelen van de onbebouwde percelen en het herontwikkelen van kavels. Door herverkaveling kunnen kleinere units in compacte gegroepeerde vorm op grotere kavels gebouwd worden. De creatie van doorwaadbare percelen met collectief gebruiksgroen voegt nog meerwaarde toe. Individuele eigenaars kunnen de achterste delen van hun tuinen herbebossen en mee in collectief beheer laten opnemen. De kosten voor het individu dalen en de oude villa's zijn makkelijker te vermarkten. Tegelijkertijd worden dit doorwaadbare (speel-)bossen die aansluiten op de openruimteverbinding en een aantrekkelijke woonomgeving creëren. Deze ruimtelijke strategieën refereren naar de studie van het 'Bebouwd Perifeer Landschap: toolkit woonparken'.
135
referentie. Studie Bebouwd Perifeer Landschap (2015) toolkit woonparken - Provincie Antwerpe/RuiVla + Schoten-Zoersel-Schilde-Brasschaat-Brecht-Kapellen
Voor de architecturale opgave van de compacte gegroepeerde woningen worden volgende referenties gegeven.
In Huis aan ‘t Laar wonen twee leefgroepen van acht jongeren samen. Het compacte volume speelt in op de topografie en nestelt zicht tussen het dense bomenlandschap in. Binnen het volume is elke unit anders en wordt ingezet op variaties in lichtinval en zichten. De 7-woonst in Salzburg bestaat uit een langgerekt volume dat woonunits naast elkaar schakelt. Elke unit heeft een eigen terras en het omliggende bos wordt als gemeenschappelijke tuin gebruikt. Het Haus in der Hub herbergt drie gezinswoningen. Door een inventief trappensysteem zijn de woningen verstrengeld en kijken de bewoners op elke verdieping op een ander deel van het perceel uit. Bovenaan geven dakkamers uit op private dakterrassen, afgeschermd van inkijk van de medebewoners. Ook de referenties van de woonmazen (zie verder) zijn relevant voor dit verblijfsmilieu.
Fig. STRAATBEELD WOONPARK PIETERSHEIM vandaag: vertuining en grote eengezinswoningen
137
referentiebeelden. Huis aan ‘t Laar - Zoersel - 51N4E .1 Roter Laubfrosch (7-woonst) - Salzburg (AT) - Splitterwerk .2 Haus in der hub (3-woonst) - ZĂźrich (CH) - Morger & Degelo .3 idem .4
1.
2.
3.
4.
2. Case Gellik-Lanaken: van woonraster naar groene woonmazen Bij strategisch verdichten wordt nagedacht over de evolutie van een eenzijdig naar een meervoudig woonaanbod en de omschakeling naar gemengde woonomgevingen. In het kader hiervan wordt het woonraster herbekeken. Normaal worden de grote groene binnengebieden generiek verkaveld. Het omvormen van een 'woonraster' naar 'woonmazen' maakt dat nieuwe typologieĂŤn ingezet kunnen worden, die een totaal andere relatie aangaan met hun omgeving. Hier gaat het niet over verdichting maar wel over het anders ontwikkelen van de vele onbebouwde percelen binnenin het raster. Door herverkaveling kunnen kleinere units in compacte gegroepeerde vorm op grotere kavels gebouwd worden. De schaal van de binnengebieden is veel groter dan bij het woonbos (case 1). Dit maakt dat de programmatie en het opzet van de open ruimte voor meer actoren iets kunnen gaan betekenen. Collectieve woonvormen kunnen hier een plek krijgen, maar ook sportinfrastructuur (looplus langs alle binnengebieden, een manege,...), alternatief kamperen, zorgwoningen of een zorghotel kunnen ingepast worden. De groene openruimte wordt collectief beheerd en gebruikt. Wandelroutes voor bewoners en recreanten worden ingepast in de binnengebieden. Waterbuffering wordt ook opgenomen in elk nieuw project.
Voor de architecturale opgave van de compacte gegroepeerde verblijfstypologieĂŤn worden volgende referenties gegeven.
In Genk worden achtenveertig woningen op vier woonlagen met minimale footprint ingepast. De positionering van de drie volumes geeft maximaal uitzicht op het groen zonder storend zicht op andere woonunits. Er is een minimale impact van de auto-infrastructuur op het omliggende bos. Het wadi-hostel in de Hoge Rielen speelt genuanceerd op haar omgeving in. Een deel van het bos wordt ingezet als collectieve binnentuin en alle kamers hebben langs de andere kant ongehinderd zicht op het bos rondom. In Keremma worden drie volumes rond een collectief erf geplaatst. De twee woonhuizen hebben afwisselend meer gesloten en meer open gevels, afhankelijk van de oriĂŤntatie. Leefruimtes en privatieve gedeeltes (slaapkamers e.d.) zijn zorgvuldig ingepast. De eersten richten zich met verdiepingshoge ramen op de collectieve buitenruimte, de laatsten hebben een rustig zicht op het omliggende landschap. In de gemeenschappelijke serreschuur staan bedden voor een gastenverblijf in kampeersfeer. Ook de referenties van het woonbos (zie eerder) zijn relevant voor dit verblijfsmilieu. Fig. 2 STRAATBEELDEN WOONRASTER LANAKEN vandaag: een groot groen binnengebied versus een reeds verkaveld binnengebied
139
referentiebeelden. Wandelpad langs woonproject .1 Wonen in het bos (48 units) - Genk - Lava .2 Wadi Hostel - Kasterlee - Secchi Viganò .3 Vakantiewoningen - Keremma (FR) - Lacaton Vassal .4
1.
2.
3.
4.
3. Case Berwijn: van woonlint naar verblijven tussen waters In het woonlint tussen het Albertkanaal en de Maas moeten kleine doorsteken gemaakt en vastgeklikt worden die fauna-passage mogelijk maken. Dit kan planologisch en strategisch samengaan met het invoegen van nieuwe woontypologieën en het diversifiëren van het woonaanbod. Het groeperen van nieuwe woningen per drie of vier wooneenheden en deze dwars inplanten ten opzichte van de straat laat ruimte voor deze doorsteken en opent zichten op het waterlandschap achter de huizenrij. De doorsteken voor fauna gaan samen met trage wegen die een nieuwe dimensie toevoegen aan het recreëren doorheen het gebied. Binnen deze ontwikkelingen kunnen woningen gecombineerd worden met voorrzieningen voor toeristisch kortverblijf. Zo wordt het generieke woonlint een divers verblijfsmilieu tussen twee waters. Voor de architecturale opgave van de compacte gegroepeerde verblijfstypologieën, dwars op het woonlint, worden volgende referenties gegeven.
In een nieuwbouw-woonhuis in Neuville sur Seine worden alle woonfuncties in een langgerekt volume tussen de fruitbomen geplaatst. Een serre-ruimte laat wisselend gebruik toe als informele toegang, berging, rustplek, echte serre, overdekte tuinruimte of speelruimte. Auto’s kunnen overdekt parkeren binnen het gebouwvolume. De Wonewei te Lovenjoel toont groepswoningbouw die een goede evenwichtsoefening maakt tussen verdichting en waardering van de open ruimte. Het gaat over het vinden van een gulden middenweg: leven temidden een mooie landelijke omgeving in een appartement met terras of een rijwoning met tuintje. De carportwoningen in Tildonk tonen meergezinswoningen die in het overgangsgebied van lintbebouwing naar landschap staan. De woningen hebben op het gelijkvloers een gemeenschappelijke carport. De ‘straat’ tussen de volumes doet dienst als oprit en speelstraat. Ook de vakantiewoningen in Keremma (zie eerder bij woonmazen) zijn een relevante referentie.
Fig. STRAATBEELDEN WOONLINT LIXHE vandaag: woonlint met reedsaf en toe een kleine doorsteek en zicht op de Maas achter de woningrij
141
referentiebeelden. Woonhuis - Neuville sur Seine (FR) - Herard & Da Costa .1 Wonewei - Lovenjoel - A33 .2 Carportwoningen - Tildonk - Raumarchitecten .3 idem .4
1.
2.
3.
4.
bijlage4 AANPAK & INSTRUMENTARIUM attitude 1+2+3+4 fase actie In elk O x V = K-project wordt een andere instrumentenmix toegepast. Ook de aanpak is specifiek per project. Deze bijlage toont een overzicht van instrumenten en strategieën die ingedeeld zijn volgens de vier attitudes die samen de realisatie of implementatie van een O x V = K-project in goede banen moeten leiden. Dit gaat ten eerste over het (re)organiseren van bestemmingen. Dan is er ook de inrichting van deelgebieden. De derde attitude handelt over beheersmaatregelen, over de instandhouding van een project na realisatie. De laatste attitude overziet de drie voorgaande houdingen. Hier zorgt een trekker voor ondersteuning en coördinatie van het O x V = K-project. Een realisatietraject is echter zeer verweven en sommige instrumenten of strategieën worden parallel of zelfs in een andere volgorde ingezet in plaats van stapsgewijs. ATTITUDE 1
(RE)ORGANISEREN VAN BESTEMMINGEN
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... .........
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... .........
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
SET instrumenten (re)organiseren bestemmingen vanuit gebiedsvisie + beleidskader 1. opmaak ontwikkelingsovereenkomsten 2. opmaak bestemmingsplannen 3. grondverwerving 4. vergunningverlening 5. handhaving
1. Opmaak ontwikkelingsovereenkomsten: 1.a. planologische ruil 1.b. overdraagbare/verhandelbare ontwikkelingsrechten 1.c. stedenbouwkundige lasten en lusten 1.d. planschade en planbaten 1.e. inrichtingswerken uit kracht van wet 1.f. erfdienstbaarheden 1.g. compensatiemaatregelen 1.h. contractbenadering 1.i. vergoeding voor waardeverlies gronden
2. Opmaak bestemmingsplannen: 2.a. RUP 2.b. verordening 2.c. regeleenvoudige experimenteerruimte
V
3. Grondverwerving:
V V O
V
HOE? WIE?
V
3.a. 3.b. 3.c. 3.d. 3.e. 3.f. 3.g.
actieve verwerving grondbank koopverplichting en aankoopplicht onteigeningsplan en voorkooprecht grondruil herverkaveling vrijwillige verhuis
4. Vergunningverlening: 5. Handhaving: Fig. ATTITUDE 1 het (re)organiseren van bestemmingen inhoudstafel
143
Attitude 1. Het (re)organiseren van bestemmingen 1. opmaak ontwikkelingsovereenkomsten:
1.a. Planologische ruil
1.b. Overdraagbare/Verhandelbare ontwikkelingsrechten
1.c. Stedenbouwkundige lasten en lusten
Bij een planologische ruil wordt een niet-gewenste ruimtelijke bestemming op de ene plaats omgevormd naar een gewenste ruimtelijke bestemming en deze niet-gewenste ruimtelijke bestemming wordt op een andere plaats gecompenseerd (m² voor m² - er is dus geen ‘verdeelsleutel’ die bv. bepaalt dat bouwgrond meer waarde zou hebben en dus ruimer gecompenseerd moet worden). (zie ook: Decreet Landinrichting: afdeling 5: herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil) Een planologische ruil is een ‘principe’, dat eventueel kan vastgelegd worden in een overeenkomst. Deze overeenkomst is een inspanningsverbintenis, geen resultaatsverbintenis. Deze overeenkomst is evenwel een engagement om tot deze ruiloperatie over te gaan. Dit zal steeds geconcretiseerd moeten worden in een RUP (dat zorgt voor de bestemmingswijziging). Deze opmaakprocedure kan dus niet door middel van een overeenkomst/engagementsverklaring terzijde worden geschoven. Eenvoudig gesteld komt het erop neer dat de ontwikkelingsmogelijkheden van een grond kunnen worden overgedragen naar een beter geschikte locatie. Vaak gaat het om een beperking/ vrijwaring van een winstgevende ontwikkeling. Deze beperking/vrijwaring wordt gecompenseerd door ontwikkelingsrechten die op een andere locatie kunnen worden ingezet of kunnen worden verkocht, zodat op de ‘ontvangstlocatie’ een (bijkomende) winstgevende ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. De bevoegde minister heeft in haar beleidsnota aangegeven het onderzoek naar deze techniek tijdens deze legislatuur af te ronden. (Zie ook PPT over de problematiek (08-06-2015): http://www.slideshare.net/221816_222623/anmaeyens-vor-vrp-wooncongres-08062015def-49210501) Aan de afgifte van een vergunning kunnen voorwaarden worden gekoppeld. Deze voorwaarden moeten voldoende precies omschreven zijn, zodat het voor de aanvrager van de vergunning (en andere belanghebbenden) duidelijk is wat van hem verwacht wordt. De voorwaarden moeten ook redelijk zijn, d.w.z. dat er geen kennelijk onevenwicht mag zijn tussen de opgelegde voorwaarden in relatie tot het aangevraagde. Bovendien mag een vergunningsvoorwaarde niet tot gevolg hebben dat er een bijkomende beoordeling dient te gebeuren door dezelfde of een andere overheid (bv. niet toegelaten: groenplan ter goedkeuring voorleggen aan schepencollege (al gebeurt dit in de praktijk wel)). Lasten daarentegen willen het voordeel dat de aanvrager bekomt door het verkrijgen van een vergunning ‘compenseren’, omdat er anders bijkomende taken/werken door de overheid noodzakelijk zullen zijn. Dit kan bv. een financiële waarborg zijn, maar ook een gratis grondafstand, door de aanleg van groenvoorzieningen of nutsvoorzieningen te vereisen, etc. Artikel 4.2.19. § 1 VCRO (voorwaarden) bepaalt
Onverminderd de voorwaarde van rechtswege [in de zin van artikel 90bis van het Bosdecreet van 13 juni 1990], kan het vergunningverlenende bestuursorgaan aan een vergunning voorwaarden verbinden. Voorwaarden zijn voldoende precies. Zij zijn redelijk in verhouding tot de vergunde handelingen. Zij kunnen worden verwezenlijkt door enig toedoen van de aanvrager. Zij kunnen de uitvoering van de vergunde handelingen niet afhankelijk maken van een bijkomende beoordeling door de overheid.
Artikel 4.2.20. VCRO (lasten) bepaalt
Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan aan een vergunning lasten verbinden. Deze lasten vinden hun oorsprong in het voordeel dat de begunstigde van de vergunning uit die vergunning haalt, en in de bijkomende taken die de overheid door de uitvoering van de vergunning op zich dient te nemen. Buiten het voorzien in de nodige financiële waarborgen, kunnen lasten ondermeer betrekking hebben op: 1. de verwezenlijking of de renovatie van wegen, groene ruimten, ruimten voor openbaar nut, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen, op kosten van de vergunninghouder. [Vooraleer lasten op te leggen met betrekking tot nutsvoorzieningen worden de nutsmaatschappijen die actief zijn in de gemeente waarin het voorwerp van de vergunning gelegen is, door het vergunningverlenende bestuursorgaan om advies verzocht. Hierbij wordt gestreefd naar het gelijktijdig aanleggen van nutsvoorzieningen, waardoor de hinder ten gevolge van deze aanleg maximaal wordt vermeden;] 2. de bewerkstelliging van een vermenging van kavels die tegemoetkomen aan de behoeften van diverse maatschappelijke groepen op grond van de grootte van de kavels, respectievelijk de typologie, de kwaliteit, de vloeroppervlakte, het volume of de lokalenindeling van de daarop op te richten woningen of op te stellen vaste of verplaatsbare constructies die voor bewoning kunnen worden gebruikt.
Lasten kunnen ook inhouden dat, wanneer de werken zijn begonnen, aan de overheid gratis, vrij en onbelast de eigendom wordt overgedragen van de in de vergunningsaanvraag vermelde openbare wegen, groene of verharde ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, of de gronden waarop die worden of zullen worden aangelegd. Indien voldaan is aan de uitsluitende voorwaarden, vermeld in [...] artikel 4.2.5, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, verbindt het vergunningverlenende bestuursorgaan van rechtswege een last aan de vergunning met het oog op de verwezenlijking van [...] een bescheiden woonaanbod. Indien de uitvoering van diverse lasten financieel moet worden gewaarborgd, dan hanteert het bestuur één waarborg voor de totaliteit van de betrokken lasten, waarbij aangegeven wordt welk waarborggedeelte betrekking heeft op elk van de lasten afzonderlijk. §2. Lasten zijn redelijk in verhouding tot de vergunde handelingen. Zij kunnen worden verwezenlijkt door enig toedoen van de aanvrager. §3. Het vergunningverlenende bestuursorgaan kan een gefaseerde uitvoering van de lasten voorschrijven. §4. Indien een last, vermeld in §1, [tweede, derde en vierde lid,] niet is uitgevoerd binnen de daartoe gestelde termijn en niet of onvoldoende gedekt is door een financiële waarborg, kan de schuldeiser van de last per beveiligde zending een beslissing tot toepassing van bestuursdwang betekenen aan de schuldenaar van de last. De beslissing vermeldt dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de schuldenaar van de last plaatsvindt. In de beslissing wordt een termijn gesteld waarbinnen de schuldenaar van de last de tenuitvoerlegging kan voorkomen door de last alsnog uit te voeren. Indien niet tot tijdige uitvoering wordt overgegaan, kan de schuldeiser van de last ambtshalve in de uitvoering van de lasten voorzien. De schuldenaar van de last is verplicht alle uitvoeringskosten te vergoeden, op voorlegging van een staat, opgesteld door de schuldeiser van de last. Belangrijk is te wijzen op het onderscheid tussen de beiden. Zo kan de vergunningverlenende overheid een voorwaarde opleggen als zij oordeelt dat het aangevraagde project op zich niet voor vergunning in aanmerking komt, maar wel als bepaalde voorwaarden worden nageleefd. Voorwaarden worden dus opgelegd om het aangevraagde project in aanmerking te laten komen voor vergunning. Door het opleggen van een vergunning geeft de vergunningverlenende overheid te kennen dat zonder deze voorwaarde het aangevraagde niet vergunbaar is. Een last is daarentegen een verplichting die aan de aanvrager van een vergunning wordt opgelegd, dus bovenop de verplichting om de vergunning (en haar eventuele voorwaarden) na te leven. Het is een (vorm van) compensatie voor het voordeel dat de aanvrager van de vergunning uit zijn vergunning haalt, dit voor de overheidstaken die hierdoor worden gecreëerd (bv. kosteloze overdracht van aangelegde wegenis, etc.). Op planologisch niveau kan dit toegepast worden, dit zal dan moeten worden geconcretiseerd in een op te maken RUP. Het is niet mogelijk om van de RO-regelgeving (openbare orde) af te wijken door middel van een overeenkomst.
145
1.d. Planschade en planbaten
Een planschadevergoeding is, onder welbepaalde voorwaarden, verschuldigd als een grond de dag voor de inwerkingtreding van een ruimtelijk uitvoeringsplan in aanmerking komt om erop te bouwen of te verkavelen, terwijl dit na de inwerkingtreding van het RUP niet langer het geval is. De planopmakende overheid is dan een schadevergoeding verschuldigd die 80 procent bedraagt van de waardevermindering. De precieze berekeningswijze is decretaal bepaald. Een planbatenheffing is verschuldigd als een grond een waardevermeerdering ondergaat, d.i. wanneer er een herbestemming wordt doorgevoerd van een ‘zachte’ naar een ‘harde(re)’ bestemming. Door middel van de heffing wordt het geldelijke voordeel van een bepaalde bestemmingswijziging ‘afgeroomd’ ten behoeve van de gemeenschap. Het bedrag van de heffing wordt berekend aan de hand van de vermoede meerwaarde van een perceel ten gevolge van de bestemmingswijziging en op basis van de (bij het kadaster gekende) oppervlakte van de bestemmingswijziging op het perceel. Artikel 2.6.1. VCRO definieert de planschadevergoeding
§1. De ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen erfdienstbaarheden van openbaar nut doen ontstaan en eigendomsbeperkingen inhouden, met inbegrip van bouwverbod. In de gevallen, vermeld in §2 en §3, kan een bouw of verkavelingsverbod aanleiding geven tot een beperkte schadevergoeding, planschadevergoeding genaamd. §2. Planschadevergoeding wordt toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl het de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. Artikel 2.6.4. VCRO
Een planbatenheffing is verschuldigd wanneer een in werking getreden ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg op een perceel één of meer van de hiernavolgende bestemmingswijzigingen doorvoert: (oplijsting – zie decreetsartikel – het principe is dat er van een ‘zachte’ naar een ‘harde(re)’ bestemming wordt herbestemd.
1.e. Inrichtingswerken uit kracht van wet
Inrichtingswerken zijn allerhande werken in uitvoering van het landinrichtingsplan: werken van landschapszorg, natuurontwikkeling, integraal waterbeleid, kavelontsluiting, recreatieve maatregelen, … Hoewel de verschillende administraties en overheden binnen hun bevoegdheden ook zonder dit decreet de nodige werken kunnen uitvoeren, is het noodzakelijk om voor de gecoördineerde uitvoering van deze werken enkele bepalingen (ivm wie dit zal uitvoeren en ivm vergoedingsregeling) op te nemen in het decreet. Op die manier wordt een rechtsgrond gecreëerd om verschillende actoren werken te laten uitvoeren in functie van een goedgekeurd landinrichtingsplan of een inrichtingsnota voor een project, plan of programma. Voor de inrichtingswerken in uitvoering van een goedgekeurd landinrichtingsplan wordt tevens een juridische basis gecreëerd voor het toekennen van subsidies voor de uitvoering van deze werken. De regeling hiervoor is, behoudens enkele technische aanpassingen, een voortzetting van de huidige regeling in het kader van de landinrichting. Het decreet landinrichting biedt nu ook de basis voor zgn. inrichtingswerken uit kracht van wet. Indien de inrichtingswerken aanleiding zou geven tot een permanente waardevermindering van de eigendoms- of gebruikswaarde ontstaat het recht op een vergoeding voor waardevermindering van de gronden.
1.f. Erfdienstbaarheden
1.g. Contractbenadering
Een erfdienstbaarheid tot openbaar nut stelt met het oog op het algemeen belang blijvende beperkingen aan het private eigendomsrecht. Door een dergelijke eigendomsbeperking wordt de eigenaar echter niet uit zijn eigendom ontzet, hij behoudt zijn eigendomsrechten binnen de perken die vastgesteld zijn bij of krachtens de wet. Het algemene belang wordt gespecificeerd in het landinrichtingsplan. De erfdienstbaarheden tot algemeen nut brengen het gebruik van private eigendom in overeenstemming met het algemeen belang en vormen een alternatief voor een onteigening of herverkaveling. Dit instrument kan worden ingezet bijvoorbeeld in functie van de uitbouw van een recreatief netwerk (wandelpad, ruiterpad, ….) of in functie van milieudoelstellingen. Indien de erfdienstbaarheid aanleiding zou geven tot een waardevermindering van de eigendoms- of gebruikswaarde ontstaat het recht op een vergoeding voor waardevermindering van de gronden. Erfdienstbaarheden tot openbaar nut, kunnen in het kader van dit decreet, ook gevestigd worden voor zover zij gericht zijn op de instandhouding van inrichtingswerken uit kracht van wet. Op basis van de contractbenadering zouden bepaalde functies en activiteiten via de weg van een activiteitencontract tussen een exploitant en een gemeente op wettige wijze mogelijk gemaakt kunnen worden zonder dat de activiteit noodzakelijkerwijze valt binnen de bestaande lijst van vergunbare functiewijzigingen. (Op heden is er vooral onderzoek gedaan naar de contractbenadering in functie van functiewijziging en niet voor bouwvergunningen, al dan niet van tijdelijke aard) Van het geviseerde contractmodel wordt verwacht dat het de ruimtelijke ontwikkeling op een positieve wijze stimuleert in functie van het concrete voorstel, om de volgende redenen: • het hergebruik van bestaande gebouwen (gezien het om functiewijzigingen gaat) voorkomt leegstand en komt zo ook de economische ontwikkeling en de werkgelegenheid in het gebied ten goede; • van een contractmodel wordt meer zelfhandhaving en, indien zich toch nog inbreuken voordoen, meer handhaving door de gemeenten verwacht. Er wordt immers verondersteld dat partijen dichter staan bij een concreet contract dan bij een abstracte rechtsregel en dat de overheid strikte nakoming verwacht van wat een exploitant via een contract (een actieve daad) heeft beloofd; •het contractmodel laat zowel het initiatief vanuit de overheid als vanuit de exploitant toe; •het ondersteunt de landschappelijke kwaliteit van het gebied; •het biedt meer mogelijkheden om gebruiken tijdelijk te faciliteren; •de bestaande bestemming blijft behouden in de zin dat er na afloop van het contract wordt teruggekeerd naar de oorspronkelijke vergunde, vergund geachte dan wel illegale situatie, zodat het risico op speculatie op een definitieve bestemmingswijziging vermindert; •er is op microniveau meer maatwerk mogelijk voor gebouwen/constructies op individuele percelen. (Zie: Onderzoek van het instrument ‘contractbenadering’ in het kader van het in ontwikkeling zijnde beleidskader ‘economische activiteiten in voormalig agrarische gebouwen’ Eindrapport opgesteld in opdracht van het Departement Ruimte Vlaanderen door Eubelius Advocaten)
In de contractbenadering zal men erg behoedzaam moeten omgaan met beginselen zoals rechtszekerheid en gelijkheid. Het gaat hier immers om een doorgedreven flexibilsering van de ruimtelijke ordening en inrichting.
147
1.h. Compensatiemaatregelen:
Bijvoorbeeld: Ontbossing en compensatie (bron: www.natuurenbos.be)
Vlaanderen is met een bosindex van 13 % een van de bosarmste streken in Europa. Daarom heeft de Vlaamse overheid een strenge regeling uitgewerkt die ons bos zo goed mogelijk moet bewaren en beschermen. Om te voorkomen dat het kostbare bosareaal nog verder afneemt, gelden drie grote basisprincipes: - Ontbossing is verboden, tenzij anders bepaald in het Bosdecreet van 13 juni 1990. - Als ontbossing niet verboden is, dan is een stedenbouwkundige vergunning vereist. - Een stedenbouwkundige vergunning voor ontbossen of een verkavelingsvergunning voor beboste gronden kan niet worden verleend zonder compensatie. De stedenbouwkundige vergunningsplicht betekent dat de vergunningverlenende overheid onder meer volgende vragen kan en moet onderzoeken: - Is de aangevraagde ontbossing in overeenstemming met het geldende plan van aanleg of het ruimtelijke uitvoeringsplan? - Brengt de ontbossing de goede plaatselijke ordening niet in het gedrang? - Kan men de schade aan de natuur in het concrete geval niet geheel of ten dele vermijden? Wanneer een vergunning wordt gegeven om een bos te kappen, moet dat gekapte bos gecompenseerd worden. De compensatieplicht bestaat uit het aanplanten van een even groot of zelfs groter bos op een andere plek. De compensatie kan ook financieel gebeuren door een bosbehoudsbijdrage te storten in het Boscompensatiefonds. De Vlaamse overheid staat dan zelf in voor de compenserende bebossing. De oppervlakte bos die aangeplant moet worden en het bedrag dat betaald moet worden hangt niet alleen af van de grootte van het gekapte bos maar ook van de soorten die er in voorkwamen. Niet elk bos heeft immers dezelfde ecologische waarde
1.i. Vergoeding voor waardeverlies van gronden
Een instrument zoals hierboven omschreven (inrichtingswerken, erfdienstbaarheid tot openbaar nut) kan leiden tot waardeverlies van gronden. Het instrument vergoeding voor waardeverlies van gronden biedt de mogelijkheid hiervoor een vergoeding uit te keren. De vergoeding voor waardevermindering van gronden is er op gericht om eigenaars en gebruikers ĂŠĂŠnmalig te vergoeden voor inrichtingsmaatregelen of erfdienstbaarheden die een permanent waardeverlies van de gebruiks- of eigendomswaarde met zich meebrengen. Een dergelijke waardevermindering kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een waterpeilaanpassing. De vergoeding voor waardevermindering van gronden als gevolg van een inrichtingsnadeel is hierbij complementair t.a.v. een aantal andere vergoedingenregelingen: Er is de bestemmingswijzigingscompensatie zoals omschreven in het decreet grond- en pandenbeleid, waar niet voor inrichtingsnadeel zal worden vergoed; wel voor kapitaalschade t.g.v. een bestemmingswijziging. Bij de bepaling van de vergoeding wordt uitgegaan van de actuele waarde van de grond, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele reeds opgetreden en vergoede waardedaling als gevolg van een bestemmingswijziging. Idem dito t.a.v. gebruikers. Het decreet m.b.t. de gebruikerscompensatie levert voor gebruikers de juridische grondslag om een gebruikerscompensatie aan te vragen. Ook hier wordt de complementariteit met dit instrument (vergoeden voor waardeverlies van gronden t.g.v. inrichtingsnadeel) in acht genomen. In het kader van het Natuurdecreet en het Decreet integraal waterbeleid zijn momenteel reeds vergelijkbare vergoedingenregelingen voor inrichtingsnadeel van kracht. Deze kennen echter een specifiek toepassingsgebied, namelijk: - vergoeding voor eigenaars en gebruikers voor waardevermindering ten gevolge van wijzigingen van de waterhuishouding in VEN en SBZ in het kader van een goedgekeurd natuurrichtplan; - vergoeding voor eigenaars en gebruikers voor waardevermindering van gronden ten gevolge van inrichtingsmaatregelen in het kader van een natuurinrichtingsproject; - vergoeding voor gebruikers voor waardevermindering ten gevolge van de actieve inschakeling van een gebied als overstromingsgebied.
Het decreet landinrichting voorziet in een instrument dat naar methodiek en procedure afgestemd is met de hoger opgesomde vergoedingenregelingen; het verschil is dat het instrument nu inzetbaar wordt voor alle functies, kenmerken en kwaliteiten van een gebied én steeds voor eigenaars én gebruikers. 2. Opmaak bestemmingsplannen
2.a. Ruimtelijk uitvoeringsplan (bestemmingsplan)
Een ruimtelijk uitvoeringsplan omvat een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied het van toepassing is en erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake bestemming, inrichting en/of het beheer van het gebied. Een RUP geeft op een verordenende manier weer welke bouwwerken toegelaten kunnen worden in een bepaalde zone. Het is toekomstgericht, zodat de realisatie op het terrein niet steeds strookt met de (gewenste) weergave in het RUP. (voor de verwezenlijking kan eventueel gewerkt worden met een onteigening(splan)) Sinds het Vlaamse decreet op de Ruimtelijke Ordening van 18 mei 1999 vervangen de goedgekeurde ruimtelijke uitvoeringsplannen stelselmatig de gewestplannen en de algemene en bijzondere plannen van aanleg (APA's en BPA's) (in de gebieden waar nog geen RUP beschikbaar is blijven de gewestplannen en eventuele APA's, BPA's dus wel geldig). Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) geeft steeds uitvoering aan een vooraf op te stellen ruimtelijk structuurplan (RS) op hetzelfde niveau (gemeentelijk, provinciaal of gewestelijk). (Ruimtelijke structuurplannen geven een algemene beleidsvisie over de ruimtelijke ontwikkeling van een bepaald gebied (= verwachte en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen) en bevatten een informatief, een richtinggevend en een bindend gedeelte.) Een RUP bevat stedenbouwkundige voorschriften op basis waarvan stedenbouwkundige vergunningen kunnen worden afgeleverd. Een RUP legt voor de in het plan opgenomen percelen onder meer vast: - welke activiteiten er mogen plaatsvinden, - waar al dan niet mag worden gebouwd en aan welke stedenbouwkundige voorschriften huizen en constructies in een bepaalde zone moet voldoen: - hoe een bepaald gebied ingericht en beheerd moet worden. Er worden ruimtelijke uitvoeringsplannen op de volgende niveaus opgemaakt: - gewestelijke RUP’s voor een deel of delen van het grondgebied van het Gewest - provinciale RUP’s voor een deel of delen van het grondgebied van de provincie - gemeentelijke RUP’s voor een deel of delen van het grondgebied van de gemeente. (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, Titel 2, Hoofdstuk 2, Afdeling 1, Art. 2.2.1. §1.) De procedure voor opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan is wettelijk vastgelegd en wordt beschreven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, Titel II, hoofdstuk II, afdeling 2 (gewestelijk RUP), afdeling 3 (provinciaal RUP) en afdeling 4 (gemeentelijk RUP). Een RUP geeft eerder de grote structuur aan, waarbinnen een ontwerp zich moet inschrijven (bewaken van de samenhang). Op zich is het eigenlijk nog geen ‘ontwerp’, daarom wordt wanneer het niet nodig is in een RUP best nog niet al te veel gedetailleerd vastgelegd, anders kan het uiteindelijke ontwerp gehypothekeerd worden (vb. tracé fietspad: eerder zone aangeven).
2.b. Verordening
De decretale bepalingen over stedenbouwkundige verordeningen zijn terug te vinden in artikel 2.3.1. VCRO: (Zie ook: http://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Beleid/Wetgeving/ VlaamseCodexRO/2Planning/VCROT2H3Stedenbouwkundigeverordeningen) Een verordening is steeds tekstueel van aard. Het is dus niet (meer) mogelijk om een grafisch plan aan een verordening toe te voegen (omdat het dan een RUP zou zijn/worden). Sinds het verzameldecreet van 18 december 2015 is het voor provincies en gemeenten niet langer mogelijk om niet-vergunningsplichtige handelingen om te zetten in vergunningsplichtige handelingen door middel van een verordening.
149
2.c. Regeleenvoudige experimenteerruimte
Uitvoeringsplannen en verordeningen leggen duidelijke regels vast voor de inrichting en bestemming van gebieden. De regels dienen vooral om ongewenste effecten tegen te houden en zo ontwikkeling mee te sturen en minimale kwaliteiten af te dwingen. In combinatie met een contractbenadering waarin afspraken buiten het uitvoeringsplan of verordening vastgelegd worden tussen verschillende partijen kan ook afgesproken worden om het regelkader van de bestemmingsplannen net zeer minimaal op te vatten door bijvoorbeeld net regels en procedures weg te halen (opheffen stringente BPA-voorschriften, ‌) en een regelluwe zone in te voegen gekoppeld aan duidelijke afspraken tussen partners. Dit zou vooral diverse vormen van tijdelijk en wisselend gebruik sterk kunnen vereenvoudigen en ingezet kunnen worden aan het begin van projecten om dan expliciet meer mogelijk te maken in afwachting van definitieve invullingen (die al dan niet vastgelegd zijn in bestemmingsplannen). Dit is een denkpiste die nog niet is omgezet in regelgeving. Hiervoor is een regelgevend initiatief nodig, dat een decretale basis geeft. De benadering en aanpak binnen de Nederlandse Interimwet stad-en-milieubenadering en de Crisis- en herstelwet kan inspireren voor de contractbenadering binnen een regeleenvoudige experimenteerruimte. 3. Grondverwerving
3.a. Actieve verwerving
3.b. Grondbank
- Een eerste is een vergoeding gericht aan de eigenaars. Om hun grond aan de Vlaamse grondenbank te verkopen, kan een extra vergoeding aan de eigenaar gegeven worden. - Een tweede is een vergoeding gericht op de gebruikers. Deze krijgen een vergoeding voor het stopzetten van het gebruik. - Tot slot zou een pachtaanvaardingsvergoeding in bepaalde gevallen zinvol kunnen zijn: een vergoeding aan de eigenaar om een pachter op zijn grond te aanvaarden.
In vele projecten is het cruciaal om over voldoende grond te kunnen beschikken voor de uitvoering van deze projecten. Door verwerving op te nemen in de zgn. instrumentenkoffer, wordt het mogelijk gemaakt dat hiervoor subsidies landinrichting ter beschikking worden gesteld. Het maakt het verder ook mogelijk instanties te belasten met de uitvoering van de grondverwerving. Verwerving kan zowel gebeuren in der minne als door onteigening, in zoverre de instantie die belast wordt met de grondverwerving beschikt over een wettelijke onteigeningsbevoegdheid. Verwerving kan dus gebeuren: - Op een minnelijke manier: bv. door vrijwillige overdracht - Op een gedwongen manier: bv. door onteigening, op grond van een voorkooprecht of door dit in een RUP in te stellen. Bij projecten met een grote weerslag op de open ruimte en het gebruik ervan kan het noodzakelijk zijn aanvullende instrumenten in te zetten die een lokale grondenbank beter kunnen doen werken. Een lokale grondenbank heeft als doel het ter beschikking stellen van compenserende grond voor getroffen eigenaars en gebruikers als alternatief voor gedwongen verwerving van de beoogde gronden. Indien de vraag naar compenserende grond het aanbod overstijgt, kan het noodzakelijk zijn maatregelen in te zetten die gronden sneller vrij krijgen van eigendom en gebruik. Uiteraard is het nodig deze maatregelen pas na een grondige afweging in te zetten. Het decreet landinrichting zorgt voor een decretale basis voor vergoedingen bij lokale grondenbanken. Het betreft volgende vergoedingen:
Dit gebeurt in de praktijk vaak bij PPS-projecten voor de realisatie van grote(re) gebiedsontwikkelingen.
3.c. Koopverplichting/Aankoopplicht
3.d. Onteigeningsplan + Voorkooprecht
Indien een landinrichtingsproject of een project, plan of programma in een ernstige waardevermindering resulteert of wanneer door het landinrichtingsproject of het project, plan of programma de leefbaarheid van een bestaand bedrijf in het gedrang komt, kan de eigenaar van de betrokken onroerende goederen van de overheid de verwerving ervan eisen. Voor de uitvoering van projecten kan reeds gebruik worden gemaakt van een recht van voorkoop om een grondreserve op te bouwen. Het gaat daarbij met name om projecten waarbij grote functiewijzigingen worden vooropgesteld en waarbij grondverwerving een essentieel instrument voor de realisatie is. Hiertoe kan de Vlaamse Regering project-specifiek bepalen of en voor welke doelstellingen zij een ‘projectmatig’ recht van voorkoop wil instellen. Het voorkooprecht wordt uitgeoefend door de Vlaamse Grondenbank overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van het decreet van 16 juni 2006 betreffende het oprichten van de Vlaamse Grondenbank en houdende wijziging van diverse bepalingen. Het recht van voorkoop loopt maar gedurende de looptijd van het project. Bij afsluiting van het project wordt het recht van voorkoop opgeheven. Binnen deze studie werd uitgegaan van onteigening/voorkooprecht in het kader van ruimtelijke ordening (dus zoals ingeschreven in VCRO). Er zijn nog andere rechtsgronden denkbaar om onteigening te verantwoorden, bv. in kader van economische expansie, waterbeleid (DIW), natuurbehoud, … - dus per ‘sector’ is er wel een mogelijkheid om dit toe te passen. In de VCRO is dit terug te vinden in artikel 2.4.1. e.v. VCRO: http://www.ruimtelijkeordening.be/ NL/Beleid/Wetgeving/VlaamseCodexRO/2Planning/VCROT2H4Rechtvanvoorkooponteigening .
3.e. Grondruil
3.f. Herverkaveling
Dit hangt samen met de planologische ruil en/of verhandelbare ontwikkelingsrechten (zie hoger). Bij (her)ontwikkeling worden vaak verschillende kadastrale percelen van twee of meer eigenaren ingebracht. Ten behoeve van de bouwopgave en gebiedsinrichting worden immers bestaande perceelstructuren weggedacht of hertekend. Op basis van de huidige kadastrale situatie en de nieuwe eindsituatie kan dan bekeken worden welke stukken grond in eigendom blijven of geruild worden. Voor gebiedsontwikkeling gebeurt dit normaal gezien met gronden binnen één perimeter. Deze operatie kan eveneens uitgewerkt worden voor gronden die zich op twee verschillende locaties bevinden. In dat geval is de koppeling van grondeigendommen explicieter gekoppeld aan de ruil van planologische mogelijkheden, of een compensatie daarvoor. Uit kracht van wet: Herverkaveling uit kracht van wet is er op gericht om via het ruilen van gebruik en eigendom en het herverkavelen van percelen tot een optimalisatie van het gewenste grondgebruik te komen. De huidige wetgeving op de ruilverkaveling en wetgeving betreffende natuurinrichting bieden hiertoe reeds mogelijkheden, maar deze zijn beperkt tot een herverkaveling in functie van agrarische dan wel natuurdoelstellingen en dit binnen een geëigende procedure. Ook in functie van het realiseren van andere of gecombineerde doelstellingen kan een herverkaveling van meerwaarde zijn. Zo zou een herverkaveling voor mobiliteitsdoelen een meerwaarde kunnen zijn voor de aanleg van missing links van wegen en een aangepaste inrichting van de omgeving of voor de aanleg van recreatieve verbindingen. Herverkaveling uit kracht van wet kan ook als flankerend instrument ingezet worden bij plannen die wijzigingen van gebiedsbestemmingen beogen. Omdat zeker in situaties waarbij er veel betrokken eigenaars en gebruikers zijn en er bovendien een aantal publieke doelstellingen gerealiseerd dienen te worden, het niet evident is om op vrijwillige basis tot een herschikking van gronden te komen, kan een herverkaveling uit kracht van wet nuttig zijn. Voor zover noodzakelijk voor het laten functioneren van de nieuwe kavelstructuur kunnen ook werken uit kracht van wet worden uitgevoerd. Hierbij gaat het met name om infrastructuurwerken gericht op het realiseren van een goede kavelontsluiting, werken in
151
verband met het wijzigen van de perceelsgrenzen en werken aan de detailontwatering in functie van de nieuwe perceelsstructuur. Gezien zowel de impact op betrokken eigenaars en gebruikers als de mogelijke impact op de omgeving, zijn er de nodige procedurele vereisten ingebouwd om de nodige waarborgen te bieden. Een motivatie voor de inzet van instrument in het kader van het project, plan, programma of landinrichtingsplan en een openbaar onderzoek. Ook een landcommissie die instaat voor een objectieve bepaling van de inbreng en toedeling van de gronden en de financiële regelingen met diverse inspraak- en beroepsmogelijkheden voor de betrokken eigenaars, gebruikers en rechthebbenden. De werkwijze en procedure voor de herverkaveling uit kracht van wet zijn gebaseerd op die van de ruilverkaveling en natuurinrichting, waarbij de nodige aanpassingen zijn gebeurd om het instrument meer multifunctioneel te kunnen inzetten en procedureel te vereenvoudigen.
Vrijwillig: Net als een herverkaveling uit kracht van wet is een vrijwillige herverkaveling er op gericht om via het ruilen van gebruik en eigendom en het herverkavelen van percelen tot een optimalisatie van het gewenste grondgebruik te komen. Grote verschil is evenwel dat de gehele procedure gebaseerd is op vrijwilligheid: elke rechthebbende dient in te stemmen met de nieuwe kavelstructuur en eigendoms- en gebruiksstructuur. Dit instrument kan vooral van nut zijn voor relatief kleinschalige ruiloperaties waar snel kan worden ingespeeld op opportuniteiten op het terrein, bijvoorbeeld in het kader van de realisatie van een ecologische verbindingszone, oeverzone, wachtbekken, ondersteuning van de uitruil van landbouwers van de niet-agrarische naar de agrarische structuur, …
Met planologische ruil: Herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil is er op gericht om tegelijkertijd met het ruilen van gebruik en eigendom van percelen, ook de gebiedsbestemmingen om te wisselen met als doel te komen tot een beter ruimtegebruik. Om naast het ruilen van gebruik en eigendom van percelen ook de omwisseling van gebiedsbestemmingen te realiseren, is een wijziging vereist van de gebiedsbestemmingen aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening. Dit instrument zou een oplossing kunnen bieden voor bijvoorbeeld slecht gelegen woongebied of industriegebied. Zo zou woongebied in overstromingsgevoelig gebied kunnen geruild worden met een hoger gelegen gebied met een andere bestemming. Tegelijkertijd met de wisseling van gebiedsbestemmingen kunnen ook de eigenaars en gebruikers geruild worden. In principe is een “planologische ruil” niet meer of minder dan een gelijktijdige herbestemming van percelen, waarbij de bestemmingen worden ‘omgewisseld’. Hierbij is geen sprake van eigendomsruil. Dit kan op vandaag reeds perfect gerealiseerd worden door de opmaak van RUPs op het geëigende niveau. Dergelijke omwisselingen zijn volgens art. 2.6.17 van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening te omschrijven als “planologische ruil”. Hierbij is de generieke regeling inzake planbaten, planschade en kapitaalschade van toepassing. Specifieke procedureregels of een uitgewerkt instrumentarium dienen hiervoor niet te worden gemaakt. Dit is perfect mogelijk op basis van het huidige VCRO. In het decreet Landinrichting werd voorzien in een doorgedreven instrument van “herverkaveling uit kracht van wet” gecombineerd met “planologische ruil”, waarbij tegelijk met de omwisseling van bestemmingen een eigendomsruil wordt gerealiseerd: bestemmingen en eigenaars / gebruikers worden gelijktijdig omgewisseld. Het decreet Landinrichting voorziet de procedure tot integratie van het grondruilplan in de procedure tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan zoals bepaald in de VCRO. De eventuele verschillen in waardebepaling tussen de gronden die ingebracht worden en de gronden na de herverkaveling zullen ook hier verrekend worden op basis van de bepalingen van het landinrichtingsdecreet en de landcommissie. De generieke regeling rond planbaten, planschade uit de VCRO en de kapitaalschade en gebruikerscompensatie uit het decreet grond- en pandenbeleid, die voortvloeit uit de opmaak van een RUP, wordt hierbij uitgeschakeld aangezien deze reeds is vervat in de specifieke regeling rond de “herverkaveling uit kracht van wet. Dit instrument is, net als de andere instrumenten uit het decreet Landinrichting, toepasbaar in gelijk welke planologische bestemming en door zowel het Vlaamse niveau, de provincies en de
gemeenten. Deze instrumenten zijn derhalve niet uitsluitend toepasbaar in de signaalgebieden. Ook andere bestemmingen (woon-, industrie-, recreatiegebied…) kunnen voorwerp van dergelijke eigendoms- en bestemmingsruil zijn. In dat geval zou het instrument ingezet kunnen worden om gebieden met een hoge actuele of potentiële waarde voor de natuur- of bosstructuur maar geen ‘groene’ bestemming hebben, te herbestemmen naar natuur- of bosgebied en de percelen van de huidige eigenaars/gebruikers te ruilen met andere percelen met dezelfde niet-groene bestemming. Herbestemming en planningsprocessen worden echter opgezet vanuit een ruimtelijke visie en een integrale benadering én een behoefteninschatting, niet vanuit een streven naar (planologische) ruil.” Het betreft een wisseling van gebiedsbestemmingen, dit betekent dat na herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil, de arealen (of de totale ruilwaarde) van de diverse betrokken gebiedsbestemmingen voor en na de planologische ruil zoveel als mogelijk gelijk zijn. Bijgevolg gelden bij een herverkaveling uit kracht van wet die gepaard gaat met een planologische ruil de bepalingen over planschadevergoeding en planbatenheffing vermeld in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, de bepalingen omtrent de bestemmingswijzigingscompensatie uit het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid en de bepalingen over de gebruikerscompensatie uit het decreet houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie, niet. Het instrument ‘Herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil’ krijgt binnen dit decreet vorm wanneer een gelijktijdige omwisseling van gebiedsbestemmingen en van de betrokken eigenaars en gebruikers wordt mogelijk gemaakt. Alhoewel het afstemmen van twee procedures (RUP-procedure en herverkaveling uit kracht van wet) altijd mogelijk is wordt, omwille van mogelijke problemen die kunnen ontstaan bij het afstemmen van procedures, binnen dit decreet een instrument voorzien waarbij de herverkaveling geïntegreerd wordt in de procedure voor opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Vrijwillige verhuis: Bij projecten met een grote weerslag op de open ruimte en het gebruik ervan kan een verplaatsing voor in het projectgebied aanwezige woningen, bedrijven of landbouwzetels een oplossing bieden. Deze verplaatsing gaat steeds met zeer veel kosten gepaard. In weloverwogen gevallen kan een vergoeding voor verplaatsing aangewezen zijn. Bij de realisatie van projecten met een grote impact op de open ruimte kan het aangewezen zijn om een vergoeding te voorzien voor vervroegde stopzetting van het landbouwbedrijf. Wanneer in een bepaald gebied een aanzienlijke hoeveelheid gronden worden onttrokken aan de landbouw wordt de druk op de grond zo groot dat de gangbare instrumenten en middelen niet meer volstaan. Door een stimulans te voorzien voor landbouwers om hun bedrijf vervroegd stop te zetten kan men de gronddruk verminderen en andere getroffen landbouwers van ruilgronden voorzien. De overheid kan daardoor haar project sneller realiseren en getroffen landbouwers beter compenseren. Naast het voorzien van een vergoeding voor een vervroegde stopzetting van het bedrijf kan het tevens nodig zijn dat bij de realisatie van projecten met een grote impact op de open ruimte een stimulans wordt voorzien voor de reconversie van een landbouwbedrijf. Wanneer in een bepaald gebied een aanzienlijke hoeveelheid gronden worden onttrokken aan de landbouw, wordt de druk op de grond zo groot dat de gangbare instrumenten en middelen niet meer volstaan. Het is de bedoeling dat de landbouwbedrijven hun bedrijf omschakelen naar een landbouwactiviteit met minder grondbehoefte of naar een landbouwactiviteit die meer in overeenstemming is met het de doelstellingen van het project. De vergoeding biedt de landbouwers de mogelijkheid om hun bedrijf om te schakelen zodat ze geen behoefte hebben aan bijkomende ruilgrond of zodat er ruilgrond vrij komt voor andere getroffen landbouwers. De overheid kan daardoor haar projecten sneller realiseren en getroffen landbouwers beter compenseren. 4. Vergunningverlening
De Vlaamse Codex RO bepaalt dat ingrepen die impact hebben op de ruimtelijke ordening vergunningsplichtig zijn. De Vlaamse Regering heeft een aantal van deze ingrepen bij besluit vrijgesteld van de vergunningsplicht. Zij heeft ook voor een aantal ingrepen de vergunningsplicht vervangen door een meldingsplicht. Een stedenbouwkundige vergunning is steeds nodig als de hoofdfunctie van een gebouw of een gedeelte van een gebouw gewijzigd wordt, zelfs al worden
153
geen werken uitgevoerd. De vergunningsplichtige hoofdfuncties zijn: wonen, verblijfsrecreatie, dagrecreatie, met inbegrip van sport, land- en tuinbouw in de ruime zin, detailhandel, dancing, restaurant en cafÊ, kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen, industrie en bedrijvigheid, gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, militaire functie. Vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning is het (onder vier voorwaarden, zie VCRO) in een woongebouw uitoefenen van functies, complementair aan het wonen, zoals kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen, verblijfsrecreatie, detailhandel, restaurant, cafÊ en bedrijvigheid. Via de vergunningsprocedure kan de overheid controle uitoefenen op de goede ruimtelijke ordening van elke aanvraag en zo mee de bouwaanvragen beoordelen en indien nodig weigeren. Onoordeelkundige bebouwing (verkeerde locatie, te dens, ‌) die het vooropgestelde verdichtingsen ontsnipperingsbeledi tegengaan kunnen via de procedure van de vergunningverlening mee opgevolgd worden. Ook voor het verkavelen en herverkavelen en het omhakken van hoogstammige bomen is een vergunning noodzakelijk. Zo is de vergunningverlening een instrument dat mee ingezet kan worden om verstoring van natuurwaarden en verdere versnippering van natuurverbindingen tegen te gaan. 5. Handhaving
Bouwmisdrijven zijn inbreuken op de reglementering inzake de ruimtelijke ordening (voorschriften i.v.m. bouw- en verkavelingsvergunningen, i.v.m. plannen van aanleg,...) die strafbaar zijn gesteld door de wetgeving (VCRO). Maatregelen om bouwmisdrijven te bestraffen behoren tot het "handhavingsbeleid". Klachten en meldingen van bouwmisdrijven: bij de politie (voor vaststellingen), bij de gemeente, bij de buitendiensten van het Agentschap Inspeectie Ruimte Vlaanderen. Handhaving is een cruciaal sluitstuk van het vergunningenbeleid. Het kan bij overtreding herstelvorderingen opleggen om zo te vermijden dat onvergunde werken op sluipende wijze alsnog realiteit worden. Vooral naar ongewenste bebouwing in natuurlijk waardevolle gebieden (buiten de woonzones en buiten de regelgeving zonevreemde woningen) is dit cruciaal in het verhinderen van het de facto onvergund dichtbouwen van natuurverbindingen.
ATTITUDE 2
INRICHTING DEELGEBIEDEN
...... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ...... ....... ....... ....... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ...... ....... ....... ....... ....... ...... ....... .. ... ....... ....... ... ....... ....... ....... ....... .......
+
ATELIER inrichting inrichting van deelprojecten vanuit gebiedsvisie + beleidskader 1. opmaak masterplan/gebiedsvisie 2. doorvertaling naar inrichtingsplannen
1. Opmaak masterplan/gebiedsvisie 1.a. masterplan 1.b. natuurrichtplan
2. Doorvertaling naar inrichtingsplannen 2.a. inrichtingsplan 2.b. natuurinrichting 2.c. inrichtingsprincipes
3. doorvertaling naar principes 4. opmaak samenwerkingsovereenkomsten 5. realisatie per deelproject
3. Doorvertaling naar principes 3.a. beeldkwaliteitsplan
4. Opmaak samenwerkingsovereenkomsten
V
O
V
O
5. Realisatie per deelproject - uitwerken uitvoeringsplan, bestek, meetstaat,... - opzetten projectfinanciering (oa subsidies) - uitwerken projectaansturing - eigendomsverwerving mee voorzien
O O
HOE? WIE?
Fig. ATTITUDE 2 inrichting deelgebieden inhoudstafel
155
Attitude 2. Het inrichten van deelgebieden 1. Opmaak masterplannen of gebiedsvisie
1.a. Masterplan
1.b. Natuurrichtplan (Managementplan)
Een masterplan geeft een beeld van hoe een gebied zich in de toekomst kan ontwikkelen. Het biedt een structurerende stedenbouwkundige visie op middellange termijn. In een masterplan wordt een totaalvisie uitgedrukt met als doel de samenhang tussen diverse projecten en acties op een grondgebied te verzekeren. Een masterplan vormt aldus de basis voor concrete projecten. Een masterplan is een aanzet en een kapstok voor de (her)inrichting van de openbare ruimte. Vaak omvat het een ruimtelijk vooronderzoek en een reeks ontwerpoefeningen. De visie uit het masterplan kan zich vertalen in o.a. richtlijnen, principeschetsen, ontwerpvoorbeelden, profielen en referenties voor het studiegebied, zonder een hypotheek te leggen op de toekomstige ontwikkelingen. Op basis van een masterplan proberen de belangrijkste spelers - zoals de diverse overheden, ontwikkelaars en soms ook bewonersgroepen - tot een eerste consensus te komen rond de toekomstige ontwikkeling van een gebied. Een masterplan kan worden opgemaakt ter voorbereiding van een RUP of een vergunningsaanvraag. Op zich heeft een masterplan een zeer informeel karakter en kan het diverse vormen aannemen. Masterplannen situeren zich eerder in de sfeer van 'ruimtelijke planning' dan in de strikt juridische context van de 'ruimtelijke ordening'. Er bestaat geen geijkte procedure voor de opmaak van een masterplan. Een masterplan is geen kant-en-klaar plan dat tot in de puntjes vastlegt hoe een wijk of een gebied eruit zal zien. Het brengt wel troeven en noden in kaart, maakt keuzes en geeft mogelijkheden aan. Een masterplan geeft algemene inrichtingsprincipes voor straten en pleinen maar gaat evenzeer op zoek naar een toekomstbeeld dat vernieuwend en flexibel moet zijn om de kwaliteitsambities van de gemeente waar te maken. Om de natuur te behouden en te versterken, zijn aangepaste maatregelen per gebied nodig. In een natuurrichtplan wordt, samen met de verschillende gebruikers en eigenaars, gezocht naar de juiste maatregelen op de juiste plaats. De juiste maatregelen om de natuur op die plek te beschermen of verder te ontwikkelen, maar ook de juiste maatregelen om de rechten van bewoners en gebruikers niet te schaden. Een natuurrichtplan levert maatwerk. Een natuurrichtplan is een instrument dat aangeeft wat op het vlak van natuurbehoud voor een specifiek gebied wordt beoogd. Een natuurrichtplan bevat in het bijzonder: - een gebiedsvisie die het streefbeeld weergeeft voor de natuur en het natuurlijk systeem; - een beschrijving van de stimulerende en bindende maatregelen inzake natuurbehoud die nodig zijn om de gebiedsvisie te realiseren; - een opsomming van de instrumenten die nodig zijn om de gebiedsvisie te verwezenlijken. Een natuurrichtplan wordt opgemaakt voor: - VEN-gebieden; - Natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden (IVON); - Groen-, park-, buffer- en bosgebieden op plannen van aanleg (gewestplan, BPA, APA) of ruimtelijke uitvoeringsplannen; - Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (zogenaamde Speciale Beschermingszones); - Gebieden beschermd door internationale verdragen bv. Ramsargebieden; - Een natuurrichtplan wordt altijd opgemaakt voor een ecologisch samenhangend geheel van gebieden.
2. Doorvertaling in inrichtingsplannen
2.a. Inrichtingsplannen
2.b. Natuurinrichting
2.c. Inrichtingsprincipes
Een inrichtingsplan is de doorvertaling van het masterplan ten aanzien van de ruimte. Het bevat een beeld van en de wijze waarop de ruimte concreet moet worden ingericht of aangelegd. Het detailleringsniveau kan, afhankelijk van de vraag en het doel van het product, per plan verschillen. Dit kan variëren van schetsniveau tot het uitwerkingsniveau, op basis waarvan een bestek gemaakt kan worden. Veelal wordt het inrichtingsplan ondersteund met profielen en referentiebeelden. Desgewenst worden de inrichtingsplannen aangevuld met een globale kostenraming. Natuurinrichting is het projectmatig herstellen, ontwikkelen of behouden van waardevolle natuur door inrichtingswerken uit te voeren. Het doel van dit instrument is om gebieden zo goed mogelijk in te richten in functie van de natuur. Het Agentschap voor Natuur en Bos en de Vlaamse Landmaatschappij zijn verantwoordelijk voor de Vlaamse natuurinrichtingsprojecten. In de literatuur zijn verschillende inrichtingsprincipes beschreven voor het nemen van ontsnipperingsmaatregelen. Globaal zijn er 4 (theoretische) basismodellen voor een natuurverbinding (Adriaens et al., 2007): - Stapsteenverbinding: bedoeld voor mobiele soorten die geen specifieke landschapselementen (corridors) nodig hebben om afstanden te overbruggen. Ter hoogte van de dispersieafstand (= de maximaal waargenomen afstand tussen plaats van geboorte en –voortplanting) van soorten dienen sleutelgebieden aanwezig te zijn. - Corridor-verbinding: de stapstenen en sleutelgebieden worden verbonden via een dispersiecorridor (= lijnvormige landschapselementen die de uitwisseling van soorten (dispersie) tussen leefgebieden bevorderen) waarlangs soorten zich kunnen verplaatsen. - Leefgebiedverbinding: bedoeld voor soorten met een gering dispersievermogen (<1km). - Landschapsverbinding: mengvorm van bovenstaande types. Voor het inrichten van een natuurverbinding en specifiek voor faunavoorzieningen t.h.v. wegen bestaan er verschillende handleidingen (niet exhaustief): - Leidraad faunavoorzieningen bij infrastructuur (Wansink et al., 2013). - Natuurverbindingsgebieden in Vlaanderen: achtergronden, afbakening en mogelijke inrichting (Adriaens et al., 2007). - Mitigeren voor biodiversiteit langs transportinfrastructuur (Lerouge en Hermy, 2005). KUL iov Dienst NTMB. - COST 341 – Habitat Fragmentation due to Transportation Infrastructure. Wildlife and Traffic. A European Handbook for Identifying Conflicts and Designing Solutions (Iuell et al., 2003). - Handboek robuuste verbindingen (Alterra, 2001). 3. Doorvertaling in principes
3.a. Beeldkwaliteitsplan
Een beeldkwaliteitsplan beschrijft de beoogde ruimtelijke kwaliteit van een gebied in woord en beeld. Het is het verbindend element tussen stedenbouw, landschap en architectuur bij de realisatie van ruimtelijke plannen. Een beeldkwaliteitsplan inspireert, reguleert en vertaalt principes naar concrete oplossingsrichtingen. Het waarborgt samenhang en identiteit van een gebied. Het beeldkwaliteitsplan is geen vaststaand ontwerp maar het biedt een ruimtelijk kader als leidraad voor vernieuwing. Voor gemeenten en provincies is het beeldkwaliteitsplan een middel om ruimtelijke ambities te beschrijven en esthetische en functionele kwaliteitsnormen vast te leggen. Voor wie gaat bouwen of een deelproject ontwerpt, is het een handboek en een inspiratiebron. Een beeldkwaliteitsplan brengt waardevolle kenmerken en kwaliteiten van een gebied in beeld, met als doel de identiteit van het gebied te versterken.
157
4. Opmaak samenwerkingsovereenkomsten Samenwerkingsovereenkomsten worden afgesloten tussen verschillende betrokken partijen om juridische de verschillende afspraken die voorvloeien uit een masterplan, inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan of alle hieraan gekoppelde aspecten met betrekking tot verwerving, herbestemming, projectleiderschap juridisch vast te leggen. Zo worden de afspraken bindend tussen de contractuele partijen en wordt rechtsonzekerheid met betrekking tot uitvoering van het project vermeden, of indien opgenomen contractueel gecompenseerd bij verbreking van de overeenkomst. 5. Per deelproject:
- uitwerken concrete uitvoeringsplannen, bestekken, meetstaten, … - opzetten projectfinanciering (oa opmaak dossiers subsidieaanvragen) - uitwerken projectaansturing, opvolging, … - noodzakelijke eigendomsverwerving mee voorzien
subsidies : oa.
Interreg Interreg is een subsidieprogramma van de Europese Unie dat wordt gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Dit structuurfonds biedt steun aan overheden en organisaties uit de verschillende regio’s om over de landsgrenzen heen projecten uit te voeren die bijdragen tot de ontwikkeling van die regio’s. Interreg richt zich in eerste instantie tot publieke en semi-publieke actoren, zoals lokale besturen, universiteiten, organisaties voor economische ontwikkeling, vzw's, …. LIFE+ De Europese Commissie heeft een co-financieringsprogramma, LIFE+ genaamd, die de ontwikkeling, implementatie, monitoring, evaluatie van het Europese milieu- en natuurbeleid als doel heeft. LIFE staat voor L’Instrument Financier pour l’Environnement. De gefinancierde projecten kunnen zijn opgezet door belanghebbenden, organisaties en openbare of particuliere instanties.
Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) Het team Milieu-Integratie Infrastructuur (voormalige dienst NTMB), binnen de afdeling Milieuintegreatie en –subsidiëringen van het Departement LNE, werkt rond het integreren van ecologie en (voornamelijk Vlaamse) infrastructuur en de principes van natuurtechnische milieubouw (NTMB) om zo ecologisch verantwoorde infrastructuurwerken te realiseren. Ontsnippersprojecten van wegen en kanalen op Vlaams niveau kunnen zij cofinancieren. Belangrijke wetgeving: Decreet landinrichting en bosdecreet
Het in ontwikkeling zijnde decreet landinrichting (voorontwerp principieel goedgekeurd 24 mei 2013) biedt een ruime ‘instrumentenkoffer’ aan voor de inrichting en het beheer van gronden, voor de grondverwerving en grondmobiliteit. Wat de inrichting betreft, gaat het naast de inrichtingswerken zelf om het vestigen van erfdienstbaarheden voor openbaar nut en vergoedingen voor waardeverlies van gronden. Voor het beheer kan men vrijwillige beheerovereenkomsten en verplichte dienstenvergoedingen gebruiken. En wat het luik grondverwerving en -mobiliteit betreft, zijn er naast grondverwerving zelf, instrumenten ter beschikking zoals het recht van voorkoop, vrijwillige herverkaveling en herverkaveling uit kracht van wet (ev. met planologische ruil). Als flankerende maatregelen zijn vergoedingen bij lokale grondenbanken voorzien, net als vrijwillige verplaatsing, stopzetting en reconversie van bedrijven en koopplicht door de overheid.
ATTITUDE 3
OPZETTEN + OPVOLGEN BEHEERSMAATREGELEN
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
WERKWIJZE beheer beheersmaatregelen per beheerszone vanuit gebiedsvisie + beleidskader 1. opmaak beheersplannen
1. Opmaak beheersplannen 2. Afsluiten beheersovereenkomsten 2.a. beheersovereenkomst 2.b. dienstenvergoeding
2. afsluiten beheersovereenkomsten 3. beheer per beheerszone
3. Beheer per beheerszone - oprichting en inschakeling beheersteams, verenigingen,... - uitwerken financieel kader - reorganiseren gebruiksgebieden - aanpak specifieke beheersvormen
HOE? WIE?
Fig. ATTITUDE 3 opzetten en opvolgen beheersmaatregelen inhoudstafel
159
Attitude 3. Het opzetten en opvolgen van beheersmaatregelen 1. Opmaak beheersplan Beheer wordt vastgelegd in een beheersplan. Dit plan bevat alle maatregelen die moeten uitgevoerd worden om de doelstellingen uit een ontwerpplan te bereiken. Een realistische tijdsduur van het beheersplan is afhankelijk van de site, doel en realisatie. De langetermijnvisie van een beheersplan kan de prioriteiten voor eenkorte tot net zeer lange periode vastleggen. Op kortere termijn vormt het beheersplan een actieplan, een overlegdocument, een basis voor verdere uitdieping en studie en een referentie- en toetskader voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen en ingrepen. Een goed beheersplan kan de ontwerp- en beheerkost in de hand te houden. Een beheersplan biedt: - een kompas voor structurele aanpassing en visie; - een toekomstbeeld op lange termijn vanuit initiële totstandkoming; - een visie op de conservatie van het architecturale erfgoed; - een manier om groen duurzaam laten evolueren en/of behouden; - een strategie om de burger mee laten participeren in de totstandkoming.
2. Afsluiten beheersovereenkomsten
2.a. Beheersovereenkomst
2.b. Dienstenvergoeding
Voor de uitvoering van bepaalde onderdelen van een project, plan of programma of landinrichtingsplan kunnen gebruikers vrijwillig bepaalde onderdelen uitvoeren. Deze projectmatige beheerovereenkomst kan dan gebiedsgericht ingezet worden: bv. groene verbindingen realiseren tussen twee boskernen of een bepaald maairegime afspreken nadat de inrichting mogelijkheden heeft gecreëerd voor botanisch interessante graslanden of –stroken. De ‘projectmatige’ beheerovereenkomst verschilt van de huidige beheerovereenkomsten. Er wordt afgestapt van de ‘pakketten-benadering’. Binnen een pakket zijn een set van vooropgestelde maatregelen door te voeren en deze dienen steeds via deze combinatie uitgevoerd en voor het doel dat het pakket vooropstelt. Het is veel flexibeler op niveau van een project in bepaalde maatregelen te voorzien die via een beheerovereenkomst uitgevoerd kunnen worden. Zo kunnen bovendien verschillende doelen in een keer worden gerealiseerd. De dienstenvergoeding verschilt van de hierboven omschreven beheerovereenkomst doordat de gevraagde bijkomende dienst het gevolg is van opgelegd beheer of inrichting op een perceel of op niet nader bepaalde percelen binnen een gebied. Een beheerovereenkomst is immers een puur vrijwillig engagement van de landbouwer. De dwingende voorwaarden van het beheer of de inrichting worden opgelegd door een overheid. Daarnaast zou er kunnen vergoed worden voor een geleverde dienst in gebieden waar instandhoudingsdoelstellingen van kracht zijn. Een groep van landbouwers binnen een gebied zou zich kunnen engageren om de dienst te leveren op bepaalde percelen binnen het gebied. De realisatie van door Europa opgelegde instandhoudingsdoelstellingen in Natura2000 zou hiervan een voorbeeld kunnen zijn. Een ander mogelijk voorbeeld is een tijdelijk verschralingsbeheer op gronden in eigendom van een overheid in afwachting van het natuurbeheer.
3. Per beheerszone:
- oprichting en inschakeling van: beheersteams (cfr landschapsteam, bosgroep, bekkenbeheersteam,...), lokale verenigingen, actoren zoals landbouwers en eigenaars, ... - uitwerken financieel kader via: dienstenvergoedingen, subsidies, steunmaatregelen - reorganiseren gebruiksgebieden via: herverkaveling, ruilverkaveling, erfdienstbaarheden, gebruiksruil - aanpak specifieke beheersvorm zoals: landbouwgebruik, waterberging, natuurontwikkeling
ATTITUDE 4
ONDERSTEUNING + COร RDINATIE ATTITUDE 1
+
.................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. ................. .................... ......... .................... ................. .................
ATTITUDE 2
ATTITUDE 3
OP DE KAART ZETTEN EN HOUDEN! bewaken en uitdragen gebiedsvisie vanuit gebiedsvisie + beleidskader 1. opmaak communicatiestrategie 2. afsluiten convenant 3. aanpak totaal-project
!
HOE? WIE?
Fig. ATTITUDE 4 ondersteuning en coรถrdinatie
161
Attitude 4. Ondersteuning en Coรถrdinatie 1. opmaak communicatiestrategie 2. afsluiten convenant Een convenant is een overeenkomst tussen een overheid en een andere overheid, een overheid en een natuurlijk persoon of een rechtspersoon of natuurlijke personen of rechtspersonen. Convenanten worden gebruikt in situaties dat de reguliere middelen niet effectief blijken en om uiteenlopende afspraken vast te leggen, veelal in de context van beleid, intenties en samenwerking. Ze wordt bijvoorbeeld ingezet om andere rechtsvormen zoals een wet of decreet niet te hoeven in te zetten. Er bestaat geen strikt vastgelegde vorm of inhoud van een convenant. Convenanten zijn er daarom in vele soorten en maten. Convenanten worden gebruikt om een goede samenwerking en afstemming te bevorderen. Een gang naar de rechter zal deze samenwerking echter juist tegenwerken en daarom wordt hier ook zelden voor gekozen. Het convenant legt de afspraken voor de verder samenwerking en het procesverloop, inclusief taakafspraken, communicatieafspraken en gebruiksovereenkomsten vast tussen verschillende partijen die samen een project opstarten. 3. aanpak voor totaalproject
- opzetten van : participatietraject, gebiedsbranding, sensibilisering
- activeren en opladen plekken ism lokale actoren: tijdelijk gebruik, wervend programma, pilootprojecten, inspiratieprojecten
- uitwerken begeleiding en afstemmen projecten via: trekker/projectbureau, kwaliteitsbewaken, vaste overlegstructuur, ondersteuningsloket
COLOFON
Voorliggend ontwerpend onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de studie Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel Lanaken tot Voeren van maart 2015 tot en met februari 2016, in opdracht van Ruimte Vlaanderen (afdeling Gebieden en Projecten) en Agentschap Natuur en Bos. Contactpersoon voor de opdrachtgever is Viviane Claes (viviane.claes@ rwo.vlaanderen.be).
Voor de kaarten werd gebruik gemaakt van data aangeleverd door de opdrachtgevers, de betrokken gemeentes en de provincies. Foto's zijn genomen door het ontwerpteam, tenzij anders vermeld. Het ontwerpend onderzoek werd door een team van drie partners uitgevoerd: ontwerpbureau Maat-ontwerpers, aangevuld met specifieke expertise vanuit Technum en LDR. Werkten mee aan dit project: Voor Maat-ontwerpers: Peter Vanden Abeele, Laura Nagels, Katelijne Vanhoutte. Voor Technum: Michael Van Rompaey, Eveline Hoppers. Voor LDR: Wannes Thyssen, Peter De Smedt.
Een dankwoord van de opdrachtgevers en opdrachtnemers gaat uit naar alle stuurgroepleden, het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeenten Lanaken en Voeren en alle actoren die mee aanschoven bij stuurgroepvergaderingen en/of mee op terreinbezoek gingen, voor hun positieve medewerking en waardevolle inbreng.
uitgevoerd door: maat-ontwerpers, Forelstraat 55b, 9000 Gent www.maat-ontwerpers.be
In samenwerking met: Technum Coveliersstraat 15, 2600 Antwerpen www.technum.be
LDR Advocaten Kasteellaan 141, 9000 Gent www.ldr.be
Strategisch verdichten en ontsnipperen van het woonweefsel LANAKEN-VOEREN