Vive la France

Page 1

03

Nederlandse Leger onder de voet gelopen

04

Franse reservisten boden hevige weerstand

09

SS-soldaten buiten adem van het zingen

14

Marcelle was Franse hoop in bange dagen

Vive la France VIVE LA FRANCE – UITGAVE TRAINEWS – BIJLAGE SCHELDEPOST

Oorlog in Zeeland krijgt een gezicht Om de rol van het Franse leger in mei 1940 kun je, als je de omgeving van Kapelle nadert, niet heen. Opmerkzame mensen zien de Franstalige richtingaanwijzers staan naar een ‘cimetière’. Volg je deze borden, dan sta je even later op een gedeelte van de begraafplaats aan de Kitskinderseweg buiten het dorp Kapelle. Geordend staan vele tientallen betonnen kruizen, en oosters aandoende monumentjes met een halve maan, en warempel, ook enkele betonnen Davidssterren. Overal staan namen op, of ‘non-identifié’. Op een massieve muur zijn wel 600 namen gebeiteld. Wat is hier gebeurd in de oorlog? Verderop in dit blad komt de lezer daar achter. Het Franse leger, dat klinkt onpersoonlijk, je kunt je daar moeilijk een beeld bij vormen. Dat wordt al anders als je verhalen hoort van veteranen die in mei 1940 rond Kapelle hebben gevochten. Ook op andere manieren kunnen we dicht bij de mannen komen, die verplicht naar hier kwamen in die tumultueuze dagen. Ze moesten tot in Brabant oprukken om de Duitsers te weerstaan, en trokken vervolgens terug naar Zeeland. Op straat bij een klooster in Huijbergen raapten de dorpsbewoners in 1940, nadat de Fransen daar waren teruggetrokken, persoonlijke brieven op die de soldaten waren verloren. Als je die brieven leest, besef je pas goed dat een leger bestaat uit een heleboel individuen, die allemaal hun eigen leven, hun verwachtingen, hun geliefden hebben. Soldaat Raymond Pommeil leest onderaan de brief van zijn vrouw Renée: ‘Ta femme pour toujours qui ne t’oublira pas’. Vermoedelijk overleeft Raymond de gevechten van mei 1940. Minder geluk heeft Julien Retiere, een soldaat die op 16 mei bij Kapelle sneuvelt. Zijn moeder schrijft in juni 1941 naar de pastoor van Goes om te vragen naar de omstandigheden van de dood van haar zoon. Is hij nog voorzien van het sacrament van de stervenden? ‘Ce serait pour moi une grande consolation.’ Dit kan de pastoor haar inderdaad beves-

Monument Franse Begraafplaats Kapelle

tigen. Daarop schrijft de vrouw : ‘Combien j’ai pleuré en vous lisant et quelle reconnaissance...’. ‘Quelle consolation pour une pauvre mère de savoir son fils mort en chretien et en francais faisant son devoir jusqu’au bout pour sa patrie.’ Meteen na de oorlog komen veel familieleden en nabestaanden naar Kapelle om de graven te bezoeken. In 1947 is ook de Goese pastoor bij de ontvangst, en hij treft daar zijn collega l ‘abbé Loiseau uit Saumeray. De Franse pastoor schrijft na afloop: ‘La Hollande est un pays petit par le territoire, mais très grand par le coeur !’. Al op 11 mei 1940 sneuvelen de eerste Fransen

in Nederland, als een vliegtuig boven Vlissingen wordt neergeschoten. De volgende dagen laten diverse Fransen in Noord-Brabant het leven, zoals in Tilburg, Zevenbergschenhoek, Ginneken, Roosendaal, Oirschot, Princenhage, Diessen, Hoge Mierde, Huybergen en Breda. Aan het einde van de oorlog in april 1945 voeren 700 Franse commando’s van de SAS een actie uit achter de Duitse linies in Drenthe. Dit kost 33 man het leven. In Zeeland komt bij Bruinisse op 8 mei 1945 nog een Franse soldaat om het leven bij een ongeluk met een landmijn. Het laatste overlijden van een Franse soldaat in Nederland is op 15 fe-

bruari 1946. De Franse marinier Jean Pierre Baud spoelt dan aan op het eiland Vliehors. Ditzelfde lot delen veel landgenoten in 1940, waarbij veel Noord-Afrikaanse koloniale soldaten zijn. Veel van de dan aangespoelde lijken van Franse soldaten kunnen niet worden geidentificeerd. Doordat in bredere kring bekend is geworden dat er in Kapelle Franse soldaten van zeer verschillende afkomst liggen begraven, omgekomen in heel Nederland gedurende de periode 1940-1945, is deze begraafplaats nu meer dan ooit een internationale herdenkingsplaats. Niet vergeten moet echter worden, dat het te danken is aan de moedige weerstand van de Franse soldaten in de driehoek KapelleWemeldinge-Hansweert op 16 mei 1940, dat deze begraafplaats in Kapelle is gekomen. Doordat op die dag ruim 80 Fransen hier sneuvelen is het na de oorlog de wens van de Franse regering dat de enige Franse militaire begraafplaats in Nederland hier moet worden gevestigd. Frank de Klerk, voorzitter Vier Mei Comité Kapelle.

Donatien Hamon

Generaal Marcel Deslaurens

Marcelle van ‘t Hoff-Calou


2

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Hitler verscheurt onder valse voorwendselen verdrag van Versailles

Eerste Wereldoorlog is opmaat naar de Tweede Door: Kees van Oosten De geschiedenis herhaalt zich, maar nooit op dezelfde manier. Er zijn boekenkasten vol geschreven over de Eerste en Tweede Wereldoorlog, maar als er één les getrokken kan worden uit beide catastrofes dan is het misschien dat er tegen een grote mogendheid die per se op oorlogspad wil gaan, geen kruit gewassen is, alle diplomatieke pogingen om tot vreedzame oplossing te komen ten spijt. De Eerste Wereldoorlog was een opmaat naar de Tweede. Beide keren waren de Duitse plannen om eerst Frankrijk onder de voet te lopen om zich daarna op Rusland te storten tot in de kleinste details uitgewerkt en opgeborgen op een geheime plek. In 1914 zette keizer Wilhelm 11 (indirect) de oorlogsmachine in gang, in 1939 stak Adolf Hitler de lont in het kruitvat. Duitsland haalde in 1914 het plan van generaal Alfred von Schlieffen uit de kast, de generaals in nazi-Duitsland bogen zich vanaf 1934 (de dood van president Hindenberg) over gedetailleerde stafkaarten. Zowel in 1914 als in 1940 moest Frankrijk met een Blitzkrieg worden veroverd. Laten we even teruggaan in de tijd. In de loopgraven in het Westfront en op oneindige vlaktes in het Oosten stierven miljoenen Duitsers, Fransen, Britten, Russen, Oostenrijkers, Hongaren en Serven in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Jongens van 20, 25

jaar in de bloei van hun leven. En dan noemen we nog niet de honderdduizenden verminkten en getraumatiseerden. Duitsland werd als schuldige aangewezen en in het verdrag van Versailles (1919) veroordeeld tot herstelbetalingen (achteraf kan men zich afvragen of dat slim was, maar dit terzijde) en, heel verstandig, tot het terugbrengen van de krijgsmacht tot een minimale omvang. In de jaren ’20 werd een groot aantal landen geconfronteerd met een verloren generatie jongens, die op de slagvelden in Europa was gesneuveld. Dat nooit meer, was het algemeen gedeelde gevoel. Praten, onderhandelen, over en weer concessies doen, inbinden, alles moest uit de kast worden gehaald om een herhaling te voorkomen. In 1933 kwam aan die vreedzame ontwikkeling een abrupt einde. De nazi’s wonnen de zoveelste verkiezingen in de politiek instabiele Weimar-republiek en de bejaarde president Paul Hindenberg benoemde noodgedwongen Hitler tot kanselier. Het vervolg is geschiedenis. De nazi’s trokken met leugens, bedrog en chantage alle macht naar zich toe, verboden alle politieke partijen, hieven de persvrijheid op en sloten politieke tegenstanders in concentratie- en opvoedingskampen op. In 1934 werd met het overlijden van Hindenberg de laatste horde genomen op weg naar een dictatuur. Hitler was vanaf dat moment der Führer, de leider. Tegelijkertijd kan niet ontkend worden dat

Hitler bij een groot deel van de bevolking razend populair was. En dat was niet zo verwonderlijk. Terwijl in de omliggende landen de werkloosheid explodeerde, daalde in Duitsland de werkloosheid pijlsnel van 40 naar drie procent. De methode was simpel: Hitler verscheurde onder valse voorwendselen het verdrag van Versailles en bouwde een gigantische strijdmacht op. Een werkgelegenheidsproject zonder weerga. Intussen zuchtten de andere Europese landen en Amerika onder een economische crisis, die tot het einde van de jaren dertig zal duren. De gecensureerde Duitse pers liet geen kans onbenut om de burgers in omringende landen op de economische succesformule te wijzen. Met weinig succes. Intuïtief voelde een meerderheid aan dat Duitsland zich op oorlog voorbereidde. Toch probeerden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk met de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog nog op het netvlies, met alle vreedzame middelen een nieuwe catastrofe te voorkomen. Regeringsleiders en diplomaten liepen af en aan om Hitler en zijn trawanten te overreden om niet op het oorlogspad te gaan. Tevergeefs. De inname van Sudetenland werd nog knarsentandend getolereerd, maar toen Duitsland in september 1939 Polen binnenviel, restten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk niets anders dan het verklaren van de oorlog aan Duitsland. Beide landen verwachtten dat de Duitsland zich net als in de Eerste Wereldoorlog niets

zal aantrekken van de neutraliteit van de Lage Landen en Frankrijk via de westkust van Belgie zal binnentrekken. De Fransen en Britten concentreerden daarom hun gezamenlijke krijgsmacht aan de Belgisch -Franse grens. Zodra de Duitsers in het vizier zouden komen, zou de Brits-Franse troepenmacht oprukken richting België en Nederland . Op die manier zouden de Duitsers buiten de deur worden gehouden. De Fransen hadden immers hele slechte herinneringen aan hun eerdere bezoek.( Dat zou een enorme misrekening zijn, want de Duitse tankdivisies baanden zich bijna ongezien een weg door de ondoordringbaar geachte Ardennen. De Britten en Fransen werden daardoor worden omsingeld en tenslotte teruggedrongen en uitgeschakeld in Duinkerken. In Nederland viel in juli 1939 het vijfde kabinet-Colijn, jonkheer mr. Dirk-Jan de Geer (CHU) volgde hem op. Een rampzalige keuze. De bangelijke jonkheer deed er alles aan om bij de Duitsers in het gevlei te komen. De neutraliteit werd strikt gehandhaafd en alle verzoeken van de Legerleiding ten spijt, weigerde De Geer in het geheim afspraken te maken met de Fransen in geval van een inval. Die lamlendige houding werkte door in het gemobiliseerde Leger. Foto: Ondergang van de Bourrasque voor de kust van Duinkerken Bron: Reader’s Digest (1966). Grootboek van de Tweede Wereldoorlog (Eerste deel)


3

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Nederlandse militairen, officieren voorop, slaan in Brabant en Zeeland op de vlucht

Nederlandse Leger onder de voet gelopen Door: Kees van Oosten In de nacht van donderdag op vrijdag 10 mei 1940 ontwaakt Nederland uit de droom dat het buiten de oorlog kan blijven. Duitsland valt ons land over een breed front aan. Het Zevende Leger onder leiding van generaal Henri Honoré Giraud rukt volgens plan onmiddellijk op naar Brabant. De Nederlandse legerleiding is NoordBrabant is in paniek, omdat ze gewijzigde bevelen kregen: niet standhouden maar terugtrekken. Giraud probeert in contact te komen met kolonel L.J. Schmidt van de Brabantse Peeldivisie. Tevergeefs, want de Nederlandse bevelvoerder is helemaal de kluts kwijt en rent als een kip zonder kop van hot naar her. De Duitsers nemen hem gevangen. De ongeveer 10.000 Nederlandse soldaten slaan massaal op de vlucht en laten kanonnen, mitrailleurs en munitie achter. De Fransen zijn des duivels over het Nederlandse geklungel en hebben al snel een bijnaam voor hun bondgenoten: Les sales boches du nord, les traîtres (de smerige moffen van het noorden, de verraders). De Duitsers trekken op naar Zeeland, terwijl een Frans regiment een geïmproviseerde verdediging inricht op de Westdijk van het Kanaal door Zuid-Bweveland. De Nederlandse verdelging van tien bataljons ligt verspreid over de Bathstelling, de Zanddijkstelling, Tholen, Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren onder commando van Schoutbij-nacht Hendrik van der Stad. Ze zijn daar al maanden ingekwartierd en hebben zich tijdens de mobilisatie verdienstelijk gemaakt met het aanleggen van stellingen. De Sloedam, die Zuid-Beveland met Walcheren verbindt, wordt bij de terugtocht van de Fransen pas een verdedigingslinie.. Op 10 mei krijgen de Nederlanders steun van het 224e Regiment d’Infanterie, een zeekonvooi dat door Franse en Britse oorlogsschepen wordt geëscorteerd en in de loop van de dag arriveert in Vlissingen. Tegelijkertijd komt in Middelburg de Groupement Beauchesne met drie moderne verkenningseenheden aan. Vanuit Kapelle. Krabbendijke en Middelburg moeten zij lucht- en zeelandingen bestrijden. In Middelburg probeert de Franse legertop afspraken te maken over de strategie met bevelhebber Van der Stad. In de ogen de Franse officieren maakt hij echter zo’n ambtelijke indruk dat de Fransen besluiten om hun eigen gang te gaan.

Bathlinie

Intussen loopt de spanning in Zuid-Beveland en West-Brabant met de minuut op. Het 14e Grensbataljon moet de Bathlinie verdedigen, maar daar komt niet veel van terecht. Er breekt paniek uit. Terwijl de vijand nog in geen velden of wegen te bekennen is, komt een officier om bij het leggen van mijnen. De volgende dag schiet een vaandrig zich bij

een ongelukkige manoeuvre door de voet en bij het in stelling brengen van een mitrailleur sneuvelt een soldaat door eigen vuur. Een ander wordt aangeschoten als hij zijn behoefte doet. Op eerste Pinksterdag, zondag 12 mei, breekt de pleuris uit. Duizenden vluchtende soldaten van de Peeldivisie komen bij de Bathlinie aan, een tocht van hooguit 100 kilometer. Te voet, op de fiets, in vrachtwagens. Ongewapend (de wapens waren weggegooid) en in complete wanorde. Tot overmaat van ramp vertellen de ontredderde Peel-soldaten indianenverhalen over hun vermeende frontbelevenissen en over de kracht van het Duitse leger. Commandant majoor F.G. Triebel heeft geen enkel gezag. Tweee officieren weigeren domweg om zijn bevelen uit te voeren. Tweede Pinksterdag wordt de stelling in alle haast ontruimd, de officieren voorop, zonder dat er een schot op een Duitse soldaat is gelost. Een deel van de soldaten wordt om onduidelijke redenen naar Noord-Beveland gedirigeerd. Anderen laten zich gevangen nemen en weer anderen deel steken zich in burgerkleren, gooien de wapens weg en keren huiswaarts. Hun militaire avontuur zit er op.

Zanddijkstelling

Woensdag 15 mei arriveert het SS-regiment Deutschland rond vier uur bij de verlaten Bathlinie. Nederland heeft, met uitzondering van Zeeland, inmiddels gecapituleerd. De radioluisteraars krijgen te horen dat “de Nederlanders zij aan zij met de Fransen vechten tegen de vijand.” Dat is ver bezijden de waarheid. De Fransen moeten het alleen opknappen in een gebied waar ze heg noch steg kennen, de Nederlandse legerleiding is door angst verlamd. De SS-eenheid trekt verder op, richting de Zanddijkstelling die zich uitstrekt tussen Hansweert en Yerseke, 15 kilometer achter de Bathlinie. De bezetting bestaat uit een infanteriebataljon, een afdeling artillerie en een grenscompagnie. Ook hier breekt paniek uit. De Nederlanders ( met weer een negatieve hoofdrol voor de officieren) weten niet hoe snel ze zich uit de voeten moeten maken bij de nadering van het SS-regiment. Ze gooien hun geweren, munitie en gasmaskers weg en zoeken een goed heenkomen. Sommigen gaan naar huis, anderen wijken uit naar Walcheren of NoordBeveland. Een ander deel laat zich gevangen nemen. Saillant detail: op hun vlucht lopen ze bijna de Franse soldaten ondersteboven, die op weg zijn naar het Kanaal.

Grote verliezen

Intussen hebben de negen compagnieën van het 271e Regiment D’Infanterie zich ingegraven aan het Kanaal door Zuid-Beveland dat net achter de Zanddijkstelling ligt. De Duitsers breken echter door bij de Postbrug en de Vlakebruggen, waarop de Fransen zich terugtrekken op Kapelle. Van 10 uur ’s morgens tot vier uur ’s middags is Kapelle het

Geraadpleegde literatuur en interviews Deel 3 van het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van prof. dr. Loe de Jong. - Mei 1940, de strijd op Nederlands grondgebied, onder verantwoordelijkheid van prof. dr. Herman Amersfoort en drs Piet Kamphuis - Deel 1 van Zeeland 40-45 van L.W. de Bree - de Franse Slag, de strijd van het Franse 271e Régiment d’Infanterie in de driehoek Kapelle-Wemeldinge – Hansweert, L.H. Brugghe

- Waffen SS, sir John Keagan - De Eerste Wereldoorlog, sir John Keagan - Oorlog in stukken, Frank de Klerk - Deutschland verovert Zeeland, van J.N. Houterman - Interviews dr Jan Schulten, oud-docent Koninklijke Militaire Academie in Breda, prof Amersfoort en drs Kamphuis - Ooggetuigeverslagen, archief gemeente Kapelle - Felix Steiner, general der Waffen SS, Karl Heinz Mathias

toneel van gevechten op korte afstand. De Fransen, die veel slechter bewapend zijn, maken slim gebruik van schuurtjes, bomen, schuttingen en muurtjes en nemen van daaruit de SS’ers onder vuur. De super getrainde Duitse jongens in de kracht van hun leven (de overweldigende meerderheid is tussen de 20 en 23 jaar)lijden voor hun doen ongekende verliezen met enkele honderden doden en gewonden in een tijdvak van zes uur. Aan Franse kant is het verlies ongeveer even groot. Maar als je een ogenschouw neemt dat de Franse reservisten (30plus) – boeren, burgers en buitenlui – het moesten opnemen tegen een elitekorps dat zich al vier jaar heeft voorbereid op het voeren van oorlog, dan komt het in een ander licht te staan.

Sloedam

Het restant van de 271e RI trekt zich vervolgens terug op de Sloedam, een linie van 40 meter breed en 800 meter lang. Het wordt eentonig: ook daar hebben de Nederlanders de benen genomen. Generaal Marcel Deslaurens slaat een aanbod van Nederlandse kant om hulp te bieden af. Ze hebben het helemaal verbruid na het echec van de Peellinie, de Bathlinie en de Zanddijkstelling. In de vroege ochtend van de zeventiende mei voert een compagnie van Standarte Deutschland een aanval uit op de Franse stellingen, ’s Middags slaan de Duitsers over een breed front toe en geeft Deslaurens aan de nog resterende Franse eenheden opdracht om zich in te laten schepen in gereedliggende Franse boten in de haven van Vlissingen. Deslaurens dekt met een aantal soldaten de aftocht. Vlak voordat hij als laatste aan boord zal gaan, wordt hij dodelijk getroffen door een Duitse kogel.

Prins Bernhard

Zijn Nederlandse collega Schout- bij- nacht Van der Stad, zit ondertussen al hoog en droog aan de overkant, van waaruit hij de schermutselingen volgt. Op 17 mei krijgt hij plotsklaps gezelschap van prins Bernhard, die zijn diensten aanbiedt. De Fransen geven de tot ritmeester benoemde prins echter te verstaan dat hij zich zo snel mogelijk uit de voeten moet maken. De ervaringen met de Nederlandse militaire top zijn zo slecht, dat

ze geen behoefte hebben aan zijn raadgevingen. Een dag later is de prins weer terug in Engeland. De Franse generaals Watrin en Beaufrere maken Van der Stad duidelijk dat Nederlandse militairen niet mee mogen met de evacuatie van de Brits - Franse troepenmacht van Duinkerken naar Engeland. Wanneer de balans wordt opgemaakt, dan kan niet anders dan van een fiasco worden gesproken. Aan Franse zijde zijn in Zeeland ongeveer 150 doden gevallen en vele honderden gewonden. Het elite SS-regiment Deutschland verliest in Zeeland en West-Brabant 91 soldaten en enkele honderden gewonden. Volgens Duitse bronnen zouden er 8.000 Nederlandse soldaten en rond de 3.000 Fransen krijgsgevangen zijn gemaakt, vooral op Walcheren. Anderen gaan echter uit van veel lagere getallen.

Veilig heenkomen

Militair - historicus dr Jan Schulten, oud docent aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda, vat het fiasco als volgt samen: “De regering onder leiding van De Geer was niet voor haar taak berekend. Een paar dagen na de inval vertrekken het Koninklijk Huis en de regering naar Engeland. In feite zegt de regering, waarvan je toch mag verwachten dat ze leiding geeft, tegen generaal Winkelman: “Zoek het maar uit, wij smeren hem.” Wat verwacht je dan van de Nederlandse soldaten. Dat ze zich doodvechten voor koningin en vaderland? Het moreel was al laag en is nul komma nul als de leiding een veilig heenkomen heeft gezocht. Als de kapitein als eerste het zinkende schip verlaat, wat verwacht je dan van Jan Soldaat met vrouw en kinderen thuis in Utrecht. Ze willen het vege lijf redden, en daar zijn ze in geslaagd. Gelukkig.” Voor opperbevelhebber generaal Henri Winkelman, die alle verantwoordelijkheid op zich nam, heeft dr. Schulten diep respect. Nadat hij de capitulatie had getekend weigerde hij consequent samen te werken met de bezetters. De oorlogsjaren bracht hij als gevolg van die heldhaftige houding door in krijgsgevangenschap.”Ik heb hier niets aan toe te voegen, de feiten spreken voor zichzelf.”


4

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Boeren en arbeiders lieten vrouw en kinderen noodgedwongen achter in Frankrijk

Franse reservisten boden hevige weerstand

Door: Kees van Oosten De Fransen die aan het kanaal door Zuid-Beveland hebben gevochten, behoorden tot het 271’ste Régiment d’Infanterie (271e RI) een regiment dat midden 1939 was opgericht als een B- eenheid en ongeveer 3.000 man telde, matig bewapend en niet goed uitgerust. De soldaten en (onder)officieren waren oudere reservisten, vaak rond de 35 jaar, die huis en haard, vrouw en kinderen, noodgedwongen hadden moeten verlaten. Het waren vooral boeren en arbeiders afkomstig uit Sarthe, Mayenne, Bretagne en Parijs en omgeving. Een kwart van de officieren en een aantal onderofficieren hadden in de Eerste Wereldoorlog gevochten. Een beperkt aantal vrachtwagens en vooral paarden en wagens zorgden voor het transport. Nadat de Duitsers in september 1939 Polen waren binnengevallen, werd het regiment ten oosten van Duinkerken geplaatst. De infanteriecompagnieën werden in boerderijen gelegerd in Noord-Frankrijk. . Een roulante (een door paarden getrokken keukenwagen) zorgde voor de maaltijden, een kwart liter wijn behoorde tot het dagrantsoen. Los van de overvliegende Duitse vliegtuigen op weg naar Engeland, was het rustig. Op het rooster stonden o.a. marsen, het maken van prikkeldraadversperringen en schietoefeningen. Majoor Périer was op 8 mei benoemd tot regimentscommandant, majoor Pierre Bour-

gon was zijn rechterhand (chef-staf), hij arriveerde twee weken daarvoor.

Vertrek Nederland

In de morgen van vrijdag 10 mei 1940 kreeg het regiment het volgende bericht: Alert no 3-D 12 heures. Alarm.(alarmbericht nr 3 – vertrek over 12 uur). Direct werden voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing naar Nederland. Het gemotoriseerde deel van het regiment vertrok in de late middag en bereikte via Oostende ‘s nachts om half drie de Zeeuws-Vlaamse grens bij Boekhoute. De meeste infanteristen werden vervoerd met Belgische trams (bedoeld voor toeristen) in de richting van Nederland. Die trams konden slechts een deel van het materiaal meenemen. Een groot deel van de wapens en munitie, radio’s, voedsel en ander materiaal ging daarom mee in de zogenaamde “gevechtstrein”, een colonne van in totaal 55 vrachtwagens en gevorderde bestelwagens. De goederentrein( met materieel van minder belang) was een hippomobile, dat wil zeggen vervoer met paard en wagen. In deze colonne zaten ook cavaleristen te paard en artilleristen, die hun kanonnen niet hadden ontvangen. De uit 500 man bestaande goederentrein verplaatste zich stapvoets naar Nederland en zette pas op 17 mei voet op Zeeuws-Vlaamse bodem.

Oversteek

De drie bataljons van het regiment werden verspreid in Zeeuws-Vlaanderen, tussen

Breskens en Terneuzen. Het 1e Bataljon installeerde zich in Terneuzen, het 3e Bataljon richtte zich in de omgeving van Breskens in, het 2e Bataljon bleef als reserve in Watervliet achter. In de vroege avond van maandag 13 mei (Tweede Pinksterdag) kreeg het regiment opdracht om de Westerschelde over te steken en aan de Westzijde van het kanaal door Zuid-Beveland de verdediging in te richten. De Zanddijkstelling, tussen Yerseke en Hansweert, werd toen nog door Nederlandse troepen verdedigd. In Walsoorden voer het 1e Bataljon in pendeldienst over naar Hansweert, het 2e en 3e Bataljon staken bij Terneuzen over naar Hoedekenskerke. De oversteek was gepland voor de nacht. Door gebrek aan veertransport en andere oorzaken werd op de 14e mei ook bij klaarlichte dag overgestoken. In Walsoorden beschadigden bommen van Duitse Stuka’s(duikbommenwerpers die met gillende sirenes omlaag doken) de veersteigerr waardoor de gevechtstrein moest uitwijken naar Terneuzen om daar te worden overgezet. De Nederlandse bemanning van de veerboot weigerde echter over te varen. Te gevaarlijk. Met getrokken pistool dwong luitenant Jean Hernandez (die later zou sneuvelen) de bemanning om de gevehtstrein over te zetten. Al met al ging er veel tijd verloren en dat zou zich later wreken. De gevechtstrein arriveerde immers pas in de ochtend van de 16e mei om half drie in Hoedekenskerke. Met gedoofde lichten reed de colonne naar Kapelle. Een stroom van onverlichte voertuigen, groepen burgers en vluchtende Nederlandse militairen reed, liep en fietste in tegengestelde richting. Het was kortom een chaos van jewelste. Alles liep en reed dwars door elkaar heen: vrouwen en kinderen uit de op last van de burgemeesters verlaten dorpen, angstige Nederlandse soldaten en Fransen die op weg waren om de posities van de Nederlanders over te nemen.

Verdediging

De Fransen richtten een geïmproviseerde verdediging op, aan de westelijke dijk van het ongeveer acht kilometer lange Kanaal door Zuid-Beveland, tussen Wemeldinge en Hansweert. De Duitsers braken echter bij het ochtendgloren van de 16e mei door de verdediging bij de Postbrug en Vlakebruggen, waarop de Franse infanteristen zich terugtrokken op Kapelle, waar tussen 10 uur ’s morgens en vier uur ’s middags de Fransen slag leverden met de oprukkende Duitsers. Om vier uur was de Franse slag gestreden. In de driehoek Kapelle-Wemeldinge en Hansweert/Schore sneuvelden 84 Franse soldaten, een veelvoud raakte gewond. Ook het Duitse SS-regiment Deutschland leed betrekkelijk hoge verliezen, zeker als je in aanmerking neemt dat het om een elite-eenheid ging. Zoals gezegd: van Nederlandse zijde was de inzet nihil. Ze liepen alleen in de weg, zaaiden paniek en gooiden tot overmaat van ramp geweren en munitie weg, terwijl de Fransen daarom zaten te springen.

Sloedam

Sergeant A. Leroux (r) gesneuveld in Maalstede en begraven op het erf van de weduwe Wisse Nijssen, bron: Foto archief Kapelle

Na de gevechten op 16 mei werd het regiment uiteen geslagen. Enkele honderden militairen slaagden er in de Sloedam te bereiken, kapitein Gouache ving hen daar op

en formeerde in Nieuwdorp drie klein compagnieën. Veel anderen werden krijgsgevangen gemaakt. Een ander deel zette koers naar Borssele en werden daar opgepikt door Franse boten, die hen naar de overkant brachten. In de loop van de 17e mei verhevigden de Duitsers de aanval op de Sloedam en braken door. Om half zes gaf generaal Deslaurens opdracht om Walcheren te ontruimen. Franse marineschepen zouden de eenheden van Vlissingen naar Breskens overvaren. Voor de beveiliging van het inschepinggebied wees hij de restanten van het 271e RI aan. Deslaurens dekte de aftocht met enkele soldaten en werd vlak voordat hij aan boord zou gaan dodelijk getroffen door een Duitse kogel. Op de 18e kwamen de geëvacueerden aan bij de net gearriveerde goederentrein in Zeeuws- Vlaanderen. Van de 3.000 man van het 271e RI was nog 700 man over. De rest was gevangen genomen, ontkomen naar Borssele en overgezet naar Zeeuws-Vlaanderen, gevlucht, gedood of gewond. Onder leiding van de overgebleven officieren en onderofficieren werden drie kleine bataljons geformeerd. In Belgie en Frankrijk waren de Duitse troepen ondertussen de Maas bij Sedan overgestoken en zetten de opmars voort naar het Kanaal. Op 22 mei trok het restant van het 271e RI zuidwaarts door België, samen met de twee andere regimenten van de 60e Divisie: de 241e RI en 270e RI. Met tussenpozen bestookten de Duitsers de colonne met bommen en mitrailleurs. Op 27 mei kreeg de 60e divisie bevel om direct naar Frankrijk terug te gaan. Men was verbaasd, maar later hoorde men dat het Belgische Leger de strijd had gestaakt. De Duitsers zetten de opmars energiek voort, waarbij veel eenheden krijgsgevangen werden gemaakt.

Duinkerken

Op 29 mei arriveerden de schamele overblijfselen van het 271e RI in het gebied dat ze 19 dagen geleden hadden verlaten. Uiteindelijk kwamen ze in Bray-Dunes, een dorp in de buurt van Duinkerken, terecht waar vele duizenden soldaten van de Brits-Franse legermacht stonden te wachten om naar Engeland verscheept te worden in één van de honderden schepen van alle typen en tonnages. Twee dagen wachtte men vergeefs op een schip dat hen naar Engeland zou brengen, terwijl om hen heen soldaten omkwamen door de aanhoudende Duitse bombardementen. Bray-Dunes werd omsingeld, op een enkeling na gaven de overgebleven soldaten zich over. Een klein aantal soldaten van het regiment liep tot aan hun schouder in zee en hesen zich in de vele ronddobberende kleine boten, waarna ze door de Engelse marine werden opgepikt. Ze werden in Zuid-Engeland aan wal gezet. Na twee dagen werden ze op een schip naar Brest gebracht, samen met andere Franse soldaten. Hier werden ze opnieuw geformeerd en bewapend om weer in de strijd tegen de Duitsers te worden ingezet. Voordat de reorganisatie voltooid was, gaf Frankrijk zich over. Cette fois, c’est bien fini, le 271e Regiment d’Infanterie a vécu.(Dit keer is het echt afgelopen, het 271e RI bestaat niet meer).


5

14 mei Bron: Archief Middelburg, Middelburgsche Courant 20-4-1940

Franse soldaten in Zeeuws-Vlaanderen, bron: Foto archief Kapelle

De Fransen waren kalm, vastberaden en gedisciplineerd Er werden 4 tegenaanvallen gedaan. In Kapelle waren felle gevechten tot de avond. Direct na het verlies van deze posities aan het kanaal gaf de regimentscommandant opdracht om Schore, de Vlakebruggen en de Postbrug te heroveren. Majoor Bourgon en kapitein Day besloten er poolshoogte te nemen. In een door korporaalaalmoezenier Etoc bestuurde auto reden zij naar Schore. In de buurt van de Smokkelhoek reden zij in een Duitse colonne. De auto werd onder vuur genomen, de drie Fransen sneuvelden. Bij de tegenaanval op de Postbrug sneuvelde kapitein Soyer. Luitenant Robineau zette de aanval voort. Na een gevecht op korte afstand moest hij terugtrekken om niet omsingeld te worden. “Bij de Postbrug waren aan de dijk ca. 10 Fransen in hun eigen schuttersput begraven”. (J.J. Ganseman.) De tegenaanval van kapitein Le Goff om de Postbrug te heroveren liep niet goed af. Onderweg werd bij uit het zijterrein beschoten. Hij besloot aan te vallen. De compagnie kwam onder hevig mitrailleurvuur te liggen, gevolgd door artillerievuur en luchtaanvallen. Het trok terug. Le Goff, luitenant Hardel en luitenant Trousson sneuvelden. De Franse verslagen vermelden alleen het sneuvelen van officieren. “Mijn buurman zag hoe de Fransen vluchtten, terwijl ze door Duitse vliegtuigen met de mitrailleurs werden bestookt”. (W.D. Rouw) “Herover Schore”, werd de commandant van de 10e Compagnie boven de Michelinkaart bevolen. Zuid van Biezelinge kwam hij de vijand al tegen. Een lang vuurgevecht volgde, de compagnie kreeg munitie-gebrek en trok terug op een steunpunt bij een boerderij met

boomgaard. Deze lag dicht bij het huidige ANWBcomplex. De Fransen sloegen enkele aanvallen af en handhaafden zich tot de avond van de 16 mei viel. De tegenaanval van de 11e Compagnie moest de vijand bij het kanaal terugwerpen. Reeds bij de spoorwegovergang bij Kapelle-Biezelinge kwam hij de vijand tegen. De compagnie kwam op linie en een urenlang gevecht volgde. Een aanval uit Biezelinge werd door goed geplaatst Frans artillerievuur verijdeld. Er dreigde een omsingeling, de munitie slonk. Onder dekking van enkele groepen trok om 12.30 uur de compagnie terug. De gewonde luitenant Colin verdedigde bij Maalstede de oostrand van Kapelle. Na de gevechten vond men hier 6 gesneuvelde Fransen die ter plaatse werden begraven. “Bij een boerderij in Maalstede zag ik een gesneuvelde Fransman achter de struiken. Hij had nog een stuk brood in zijn mond en in zijn helm was een kogelgat”. (Dingenus Bom) Bij het Kerkplein in Kapelle sneuvelden zes Fransen. Bij het Stomme Kruis vond men na de gevechten een Franse mitrailleur. Rondom lagen veel hulzen. Een honderd meter verder lagen zes gesneuvelde Fransen.

De regimentscommandant had zijn regiment volledig “in de klauwen”. Majoor Périer wist heel goed in welke situatie zijn troepen waren. De Postbrug en de Vlakebruggen waren verloren. Hij gaf bevelen voor 4 tegenaanvallen die prompt door zijn troepen werden uitgevoerd. Er was geen paniek, er was geen vlucht. De opdracht om het regimentscommandopost te verlaten gegeven, toen de vijand reeds in Kapelle was doorgedrongen.

|

VIVE LA FRANCE


6

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Duitse krijgslist dwong Frankrijk op de knieën

Bron: Reader’s Digest (1966). Grootboek van de Tweede Wereldoorlog (Eerste deel)

Door: Kees van Oosten Nazi-Duitsland heeft lang getwijfeld over de vraag of ons land moest worden ingenomen. Hoewel in de ogen van de Duitse legerleiding het Nederlandse leger weinig voorstelde, waren er aanvankelijk bedenkingen tegen een inval. Dat had niks te maken met de neutrale status van ons land – daar zou men zich nog niets van aantrekken – maar alles met de strategie om Frankrijk zo snel mogelijk op de knieën te krijgen. Daartoe werd in het diepste geheim het ene na het andere plan ontwikkeld. De generale staf van de Duitse Wehrmacht had zich al vlug, nadat Adolf Hitler zich in 1934 tot der Führer had laten bombarderen, urenlang over gedetailleerde stafkaarten van Europa gebogen. Eerst waren Tsjechoslovakije, West-Polen (Oost-Polen zouden de Russen inpikken), Denemarken en Noorwegen aan de beurt, daarna zou men zich storten op de hoofdprijs: Frankrijk. De Fransen waren er op voorbereid dat de Duitsers zich wilden wreken voor het in hun ogen vernederende verdrag van Versailles. Duitsland kreeg daarin de schuld van de Eerste Wereldoorlog en werd veroordeeld tot herstelbetalingen en het inkrimpen van leger en vloot tot minimale afmetingen. In legerkringen ging er dan ook gejuich op toen Hitler de vloer aanveegde met het verdrag en een enorme legermacht opbouwde. Met pensioen gestuurde officieren werden in ere hersteld en liepen weer met de borst vooruit. Frankrijk was op het ergste voorbereid en legde tussen 1932 en 1939 de Maginotlinie aan. De honderden kilometers lange lini die zich uitstrekte van België, Luxemburg en Duitsland tot Zwitserland. De Fransen rekenden er op dat er voor de Duitsers langs die kant geen doorkomen aan was.

Frankrijk en bondgenoot Engeland waren er daarom heilig van overtuigd dat de Duitsers net als in de Eerste Wereldoorlog de neutraliteit van België (en Nederland) aan hun laars zouden lappen en via de Lage Landen Frankrijk zouden binnenvallen. De Brits-Franse legers werden voornamelijk aan de Frans-Belgische grens gelegerd. De Duitse legertop had echter een zwakke plek ontdekt: de ondoordringbaar geachte Ardennen.

Fall Gelb

De Duitse generaal Erich von Mannstein verzon een krijgslist en stippelde op de tekentafel Fall Gelb (plan Geel) uit. In dat plan zou Legergroep B., onder leiding van Fedor von Bock, ten noorden van Luik België en Nederland binnenvallen en daarmee de aandacht afleiden van de gepantserde eenheden (legergroep A, onder leiding van Gert van Rundstedt), die via de ondoordringbaar geachte Ardennen, Luxemburg en Zuid-België zouden oprukken naar de Franse kanaalkust bij Abbeville. Met een tangbeweging zouden vervolgens de Franse hoofdmacht en het Britse expeditieleger in Noord-Frankrijk worden omsingeld. Fall Gelb werd zeer voortvarend uitgevoerd. Nadat Legergroep A bij Sedan door de Franse defensielinie was gebroken, staken de Duitse troepen al op 13 mei de Maas over, en ontmoetten zwakke tegenstand. De Frans-Britse Legermacht is echter Noordwaarts in België getrokken.De Duiters zetten de opmars naar de Kanaalkust voort, zonder een krachtige weerstand te ontmoeten.De Britten en Fransen in België werden op die manier ingesloten. De Britten en de Fransen konden niets anders doen dan zich terugtrekken op Duinkerken. Daar kon het Britse expeditieleger en een groot aantal Fransen ontkomen naar Engeland.

SS-regiment dat Zeeland onder de voet liep, was het beste korps van Duitsland

SS’ers werden in de watten gelegd Door: Kees van Oosten Standarte Deutschland, het SS-regiment dat Zeeland en Brabant onder de voet liep, bestond uit drie infanteriebataljons, een artillerie- en een pantserafweercompagnie, een verkennereenheid en een bevoorradingspeloton. Het infanterieregiment was, in tegenstelling tot de Wehrmacht, gemotoriseerd, al moeten we daar geen al te grote voorstelling van maken. Het betekende dat de infanteristen in vrachtwagens, in plaats van paard en wagen, naar het front werden vervoerd. Ook beschikte het regiment over een jeep, enkele lichte pantserwagens, en een ambulance voor het vervoer van gewonden. Het regiment nam deel aan de inval in Polen in september 1939 en werd in mei 1940 ingezet bij de gecombineerde aanval op Nederland, België en Frankrijk. Standarte Deutschland kwam tot stand nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen. Op het partijcongres van de NSDAP in 1935 in Neurenberg werd het regiment met fanfaregeschal begroet en kreeg het een officiële status. Felix Steiner werd op 1 juli 1936

benoemd tot SS-standartenführer, te vergelijken met een kolonel in het gewone leger. Het regiment telde bij aanvang 2.850 man en was gelegerd in München. De vrijwilligers waren vooral afkomstig uit Zuid-Duitsland en Oostenrijk. Om toegelaten te worden tot de Waffen –SS (de militaire tak van de SS) moest men een strenge fysieke keuring ondergaan. Rekruten moesten jonger zijn dan 24 jaar, minstens 1.74 en niet-brildragend. Een paar vullingen in het gebit waren al een reden om te worden afgewezen. Zonder uitzondering waren degenen die in de beginfase tot de SS werden toegelaten atletisch gebouwd, sterk, jong en kerngezond. Ook moesten ze een ariërbewijs kunnen overleggen dat terugging tot 1800. (Daarbij moet wel worden aangetekend dat er in latere jaren niet meer zo nauw werd gekeken. In het verloop van de oorlog waren er domweg te weinig vrijwilligers die aan de eisen voldeden. )

Conditie

In “vredestijd” zette Steiner, die zijn sporen had verdiend in de Eerste Wereldoorlog, zijn stempel op de opleiding. Volgens militaire experts ging hij innovatief te werk. Zo legde hij een grote nadruk op de fysieke conditie van de vrijwilligers en min-

Bron: Houterman, J.N. (1991). “Deutschland” verovert Zeeland


7

der op kadaverdiscipline. In de praktijk hield dat in dat de rekruten meer uren op de atletiekbaan doorbrachten dan op het exercitieterrein. “Elke infanteriesoldaat moet een atleet zijn”. Daarnaast kregen de manschappen een harde, maar uiterst realistische militaire training voorgeschoteld, die zich voornamelijk op het veld afspeelde. Hij hamerde op het nemen van eigen verantwoordelijkheid en onderlinge kameraadschap, conform het door hem bewonderde Britse model. In de militaire literatuur werd standarte Deutschland het beste korps van het hele Duitse leger genoemd. Ze stak zelfs het SS-Regiment Der Führer, dat aan de Grebbeberg vocht, naar de kroon. De cadetten kregen tevens ideologisch onderricht, gestoeld op de racistische en antisemitische ideeën van de nazi-filosofen Alfred Rosenberg en Richard Walther Darré. Zo werkte Rosenberg de begrippen Untermenschen en Ubermenschen uit. Het Germaanse ras stond bovenaan de ladder, de joden kwamen op de laatste plaats. Dat waren Untermenschen, net als de Slavische volken.(Rosenberg werd tijdens Neurenberg-processen veroordeeld als oorlogscrimineel en opgehangen in 1946) In de opleiding ontbrak het hen aan niets; ze werden, zeker in vergelijking met de gewone Wehrmacht, in de watten gelegd en behoorden qua persoonlijke uitrusting, huisvesting, eten en drinken tot de uitverkorenen.

Vuurdoop

Het regiment onderging in september 1939, ruim drie jaar na de oprichting, de vuurdoop in Polen. Ze waren in optimale conditie en tot op het kleinste detail voorbereid op de dingen, die stonden te gebeuren. De faam van elite-eenheid maakte het echter niet waar. In de drie weken durende veldtocht werden betrekkelijk grote verliezen geleden. Het leger, dat aanvankelijk op gespannen voet stond met de SS, weet dat falen aan gebrekkig leiderschap, Steiner legde de schuld

bij de Wehrmacht, die te weinig vuursteun zou hebben gegeven. Een ervaring rijker ging het uitgedunde regiment terug naar de kazerne, waar men zich ging voorbereiden op verdere krijgsverrichtingen. Ondanks de weinig aansprekende resultaten in Polen, kreeg het een belangrijke rol toebedeeld in de gecoördineerde aanval op Nederland, België en Frankrijk. Volgens het strijdplan moest Standarte Deutschland, West-Brabant en Zeeland veroveren om vervolgens via België door te stoten naar Duinkerken. Hoewel de SS-militairen aanvankelijk weinig tegenstand ontmoetten, vielen er in West-Brabant en Zeeland aan Duitse kant relatief veel doden en gewonden: 91 doden en waarschijnlijke enkele honderden gewonden ( 2 tot 3 gewonden op één dode). Precies volgens het spoorboekje rukte het regiment vervolgens op naar Duinkerken, waar men onder leiding van Steiner de bovenloop van de rivier De Leie overstak. Een felle Britse tegenaanval met tanks vernietigde een complete SS-compagnie, de rest van het regiment kon ternauwernood worden ontzet. Bij de campagne vielen aan Duitse kant vele honderden doden en gewonden. Steiner zag er streng op toe dat zijn soldaten zich niet vergrepen aan burgers of het oorlogsrecht schonden. Zo probeerde in een dronken bui een SS-soldaat van zijn regiment in België een meisje te verkrachten. Daar kwam niks van terecht: hij was té dronken. Toch moest hij voor de krijgsraad van het regiment verschijnen. Hij werd schuldig bevonden, ter dood veroordeeld en gefusilleerd.

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Duitse soldaten rukken op in Kapelle (foto’s J.N. Houterman)

Wiking

Na de Franse capitulatie keerde het flink uitgedunde regiment terug naar Nederland, waar inmiddels de Oostenrijkse nationaalsocialist Arthur Seyss-Inquart tot rijkscommissaris was benoemd. Felix Steiner nam afscheid van standarte Deutschland, en kreeg van Heinrich Himmler (Reichsführer SS)

opdracht om een gemotoriseerde SS-divisie bestaande uit Westeuropese vrijwilligers te formeren, luisterend naar de naam Wiking. Volgens de befaamde Britse militair-historicus John Keagan in zijn boek Waffen-SS

zouden de Nederlandse vrijwilligers hierin oververtegenwoordigd zijn geweest. In totaal zou Nederland 50.000 vrijwilligers voor de Waffen-SS hebben geleverd, van wie het merendeel streed in Rusland (Keagan).

SS-commandant die Zeeland veroverde werd vrijgesproken van oorlogsmisdaden

Felix Steiner was Hitlers laatste strohalm

Door: Kees van Oosten

Felix Steiner, commandant van het SS-regiment dat in mei 1940 Brabant en Zeeland onder de voet liep, was één van de meest gedecoreerde officieren in het Duitse leger. Hij vocht zowel in de Eerste als Tweede Wereldoorlog, beide keren zowel aan het Oost- als Westfront. Zijn militaire loopbaan omvatte 30 jaar en in die periode klom hij op van onderofficier tot SS-Obergruppenführer. Hoewel hij aan honderden gevechten deelnam, kwam hij ongeschonden beide oorlogen door; hij raakte alleen lichtgewond toen hij als 18-jarige onderofficier aan het Oostfront tegen het Russische Tsarenleger vocht. In de Eerste Wereldoorlog ontving hij wegens getoonde moed het IJzeren Kruis der tweede klasse en het IJzeren Kruis der eerste klasse. In de Tweede Wereldoorlog kwamen daar nog drie onderscheidingen bij: het Ridderkruis, het eikenloof van het Ridderkruis en het eikenloof met de zwaarden van het Ridderkruis In de laatste dagen van het Duitse nazirijk had Hitler alle hoop gevestigd op het vernuft van zijn lievelingsgeneraal: Felix Steiner. Vanuit de Führerbunker in het hartje van Berlijn kreeg hij op 25 april 1945 het bevel om met de armzalige restanten van zijn legergroep, de noordelijke flank van de oprukkende Sovjets aan te vallen om zodoende de Duitse hoofdstad uit de klauwen van de

Russen te ontzetten. Steiner legde het plan naast zich neer. Opvolging van het bevel zou collectieve zelfmoord hebben betekend. In plaats daarvan trok hij met zijn overgebleven soldaten naar de Britse zone. Tot elke prijs moest voorkomen worden dat hij in handen van de Russen zou vallen. Dat lukte. Op 3 mei gaf Steiner zich met de schamele overblijfselen van zijn divisie bij de rivier De Elbe in Mecklenburg opgelucht over aan de Britten. Hij stond terecht voor het militair tribunaal in Neurenberg, maar werd vrijgesproken van oorlogsmisdaden en/of misdaden tegen de menselijkheid. Na drie jaar detentie werd hij op 27 april 1948 vrijgelaten.

Eerste Wereldoorlog

Felix Steiner werd geboren op 23 mei in Stallupönen. Oost-Pruisen, dat toen een onderdeel was van het Duitse keizerrijk. Stallupönen ligt tegen de grens met Litouwen en was genoemd naar een nabijgelegen rivier met de Litouwse naam Stalupe. Nadat hij met goed gevolg het gymnasium in Königsberg had doorlopen, meldde hij zich op 18-jarige leeftijd aan bij het Oost-Pruisische leger. Hij werd meteen ingezet na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en raakte licht gewond in de strijd tegen het Russische Tsarenleger, dat aan de kant van de geallieerden streed tegen Oostenrijk/Hongarije en Duitsland. Lees verder op pagina 8. Bron: Mathias, K.H. (onbekend). Felix Steiner, General der Waffen-SS


8

Vervolg van pagina 7. Na de Russische capitulatie in 1917, werd hij overgeplaatst naar het Westfront. Daar werd hij ingezet bij het voorjaarsoffensief tussen Arras en Noyon. Steiner beëindigde de oorlog als eerste luitenant. Na de voor Duitsland rampzalig verlopen oorlog zette hij zijn militaire loopbaan voort in Königsberg, OostPruisen. Hij verliet in december 1933 – het jaar waarin Hitler aan de macht kwam – de actieve dienst als majoor. Van 1934 tot halverwege 1935 was hij rijksambtenaar in zijn geboortestreek.

Machtswisseling

Na de machtswisseling in januari 1933 volgden de ontwikkelingen zich in hoog tempo op. De werkloosheid daalde spectaculair, de welvaart steeg en het in de ogen van de Duitsers vernederende verdrag van Versailles lapte Hitler aan zijn laars, tot vreugde van de krijgsmacht, die in het kader van dat verdrag tot minimale omvang was gereduceerd. Onder de nazi’s werd het leger weer in de oude glorie hersteld. Bij de wederopbouw maakte Hitler, die na de dood van president Paul Hindenberg op 2 augustus 1934 alle macht naar zich had toegetrokken en voortaan als der Führer (leider) aangesproken moest worden, gebruik van het kader dat zich in de Eerste Wereldoorlog verdienstelijk had gemaakt. De top van de Wehrmacht bestond o.a. uit Fedor von Bock, Gerd von Rundstedt en Erwin Rommel, generaals met oorlogservaring. Ook de Waffen-SS, het geesteskind van Heinrich Himmler, vertrouweling van Hitler,

maakte graag gebruik van de ervaring van militairen, die zich in de Eerste Wereldoorlog hadden onderscheiden. De Waffen-SS moest immers uitgroeien tot een elitekorps. Himmlers oog viel op Steiner, die bovendien een onvervalste ariër was met zijn blonde haar, blauwe ogen en atletische gestalte. In 1936 kreeg Steiner het commando over de SSstandarte Deutschland, een regiment dat hij in de daarop volgende jaren kneedde tot een goed geoliede vechtmachine.

Polen

Het regiment kreeg de vuurdoop in Polen, een land dat Hitler en Stalin onderling hadden verdeeld (Het Ribbentrop-Molotovpact). In september 1944 liep een enorme Duitse troepenmacht West-Polen onder de voet, een aantal dagen later pikte volgens plan Rusland de andere helft van Polen in. Nog geen jaar later werd het keurkorps ingezet bij de verovering van Nederland, Belgie en Frankrijk.In juli keerde het enigszins geslonken regiment terug naar ons land, waar de SS-militairen opereerden als kustbeschermingseenheid tussen Den Helder en Hoek van Holland. Steiner maakte snel carriere binnen de Waffen-SS. Hij kreeg opdracht een gemotoriseerde SS-divisie uit West-Europese vrijwilligers (onder wie een groot aantal Nederlanders) te formeren, die de naam Wiking zou krijgen. Bij die gelegenheid promoveerde hij tot SSBrigadeführer. Wiking deed van zich spreken tijdens de operatie Barbarossa, de inval in Rusland, waarvoor op 25 juni 1941 het startschot werd gegeven. De uit 20.000 man

14 mei

bestaande divisie boekte aanvankelijk uitstekende resultaten. Later leed ook Wiking enorme verliezen in de onafzienbare Russische vlaktes. Velen keerden niet meer terug in hun vaderland. In april 1943, toen Duitsland steeds meer terrein verloor, kreeg Steiner het commando over het SS-Derde Pantserkorps in een uiterste poging om het tij te keren. Het mocht niet baten: de kansen keerden en op 3 mei 1945 kwam er een einde aan zijn militaire loopbaan.

Rehabilitatie

De vrijgezel Steiner was alles kwijt. OostPruisen, de streek waar hij was geboren en getogen, was ingelijfd door de Russen, de inwoners waren massaal gevlucht naar andere delen van Duitsland, met achterlating van het merendeel van hun bezittingen. Na zijn vrijlating in 1948, vestigde hij zich in de Hildegardstrasse 38 in München. Tot aan zijn plotselinge dood op 12 mei 1966 zette hij zich in voor de rehabilitatie van de WaffenSS, de militaire tak van de SS, die volgens hem ten onrechte in zijn totaliteit, zonder nuance, werd beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid. Zowel voor het oorlogstribunaal in Neurenberg als in zijn boeken en brieven aan oorlogskameraden, ontkende hij in alle toonaarden geweten te hebben van de Holocaust. Hij bezwoer dat hij werd gedreven door de strijd tegen het bolsjewisme, in zijn visie de oorzaak van alle ellende. Hij schreef twee boeken over zijn ervaringen met de Europese vrijwilligers in Wiking, een divisie die hij liefkozend “mijn baby” noemde.

|

VIVE LA FRANCE

In die “Freiwilligen” en “Armee des Geächteten”, spreekt hij zich lovend uit over de Nederlanders, die zich zouden hebben ingezet voor de (volgens hem) goede zaak en zich nooit zouden hebben verlaagd tot misdaden, zoals het ombrengen van joden of weerloze burgers.

Herwaardering

Steiner was door zijn onvermoeibare inzet voor de rehabilitatie van de soldaten die onder hem hadden gediend, zeer gezien bij zijn gewezen krijgsmakkers, die in het naoorlogse Europa werden gemeden als de pest en met de nek werden aangekeken. In Steiner troffen ze een pleitbezorger die voor hen door het vuur ging en bezwoer dat “zijn” soldaten zich nooit aan oorlogsmisdaden hadden schuldig gemaakt. Felix Steiner stierf in eenzaamheid vlak voor zijn zeventigste verjaardag aan een hartstilstand. Pas dagen na zijn dood werd hij in zijn woning gevonden. Enkele honderden oud-strijders woonden op de begraafplaats aan de Perlacher-Forst in München de begrafenisplechtigheid bij. Op de grafsteen werd een jaar na zijn overlijden onder zijn naam de volgende tekst gebeiteld: Kameradenwerk Korps Steiner Felix Steiner, unser General Felix Steiner, unser Kamerad Felix Steiner, Vater seiner Europäischen Freiwilligen

Nederlandse militairen hadden het helemaal verbruid bij de plaatselijke bevolking

Fransen zijn kalm, vastberaden en gedisciplineerd Door: Kees van Oosten In de Nederlandse geschiedschrijving komt het Franse leger, dat Nederland in de meidagen van 1940 te hulp schoot, er niet best van af. Zo zouden de Fransen in verwarring en paniek hun stellingen aan het Kanaal door Zuid-Beveland hebben verlaten en zich teruggetrokken hebben op Walcheren. Dat beeld heeft veel kwaad bloed gezet bij de inwoners van Kapelle, Biezelinge, Wemeldinge en Schore. Niet de Fransen waren in paniek, maar de Nederlandse soldaten waren volslagen de kluts kwijt, lieten zich gevangen nemen of sloegen op de vlucht. De oudere generatie kan zich de chaos aan Nederlandse kant nog helder voor de geest halen en hebben het ware verhaal door verteld aan de volgende generatie. Eerst een stukje geschiedenis. In wat nu de gemeente Kapelle is, waren vanaf de mobilisatie veel Nederlandse militairen ingekwartierd. Die soldaten vermaakten zich prima. Ze legden de laatste hand aan de Zanddijkstelling tussen Yerseke en Hansweert, hielden oefeningen en deden wat aan sport. Zo nu en dan gingen ze een weekeinde naar huis. De sfeer was eerder uitgelaten dan gespannen. In feite hield niemand rekening met een inval van de Duitsers, laat staan dat ze zouden moeten vechten op leven en dood. De regering liet in het midden of het gevaar vanuit het Oosten (Duitsland) of Westen (Engeland) zou komen. Om nazi-Duitsland te overtuigen van onze neutraliteit waren de kanonnen op Walche-

ren om die reden gericht op Engeland. Daar kwam bij dat bij een Duitse inval de Zanddijkstelling pas als laatste verdedigd zou moeten worden. De Duitsers zouden eerst stuiten op de Peellinie in Brabant en als die horde genomen was op de Bathlinie bij Rilland-Bath. Voor de verdedigende partij was die Bathlinie een ideaal obstakel. Vanuit de kazematten (bunkertjes) zou de vijand (in dit geval de Duitsers) op een regen van kogels en handgranaten worden getrakteerd met grote verliezen als gevolg. De verdediging was hier sterk in het voordeel ten opzichte van de aanvallende partij. Het liep echter anders. De Peellinie, die in het verlengde van Grebbeberg lag, werd al op eerste dag van de Duitse inval in blinde paniek verlaten. Voor de Fransen, die ijlings (ook uit eigenbelang) te hulp waren geschoten, was er geen eer te behalen. Ze probeerden in contact te komen met de legerleiding, maar dat mislukte, omdat de commandant al snel gevangen was genomen. Duizenden Nederlandse soldaten sloegen op de vlucht en kwamen een dag later bij de Bathlinie aan. Ook daar brak paniek uit. De bevelen van commandant majoor Triebel legden twee officieren gewoon naast zich neer. De Bathlinie was het toneel van chaotische taferelen en dat is zacht uitgedrukt. Alles en iedereen liep door elkaar: vluchtende burgers, soldaten die suggereerden dat ze bij zware gevechten gewond waren geraakt (sommigen hadden zelfs niet bestaande wonden verbonden) en militairen die de Bathlinie moesten verdedigen. Er was geen houden aan. De officieren waren

de greep op hun manschappen kwijt en ook hier zochten vele duizenden militairen een goed heenkomen, de officieren voorop. Bij de Zanddijkstelling herhaalde de geschiedenis zich. Ook die stelling werd zonder slag of

stoot opgegeven en in paniek verlaten. Van de ingekwartierde soldaten werd in de meeste gevallen taal noch teken vernomen, terwijl ze toch een aantal maanden deel hadden uitgemaakt van de plaatselijke samenleving.

Het embleem van het 271e Régiment d ‘Infanterie. Bron: Archief Stichting Vitality, Kapelle.


9

Hazenpad

Intussen hadden de burgemeesters in al die Bevelandse dorpen de bevolking opgeroepen om naar veiliger oorden te vertrekken. Dat betekende dat de wegen verstopt zaten met vluchtende burgers en Nederlandse militairen die het hazenpad hadden gekozen en het vege lijf probeerden te redden. Hun wapens en munitie hadden ze weggegooid. In die puinhoop maakte het 271e Régiment d’Infanterie haar opwachting in Zuid-Beveland. De gezagsverhoudingen waren duidelijk. De Franse bevelen van boven naar de troep was, ondanks gebrek aan verbindingsmiddelen duidelijk. De troep voerde de bevelen ook uit, totdat het niet meer mogelijk was. De soldaten waren kalm, vastberaden en gedisciplineerd. Kortom: de Fransen maakten zich daardoor geliefd bij de achtergebleven inwoners. De Duitsers maakten eveneens indruk, maar dan op een andere

manier: ze waren jong, atletisch gebouwd en uiterst gedisciplineerd. Intuïtief voelde de bevolking echter aan dat er iets niet klopte. Waar hadden de Zeeuwen hun komst aan te wijten? Nee, dan de Fransen. Ze namen het in een ander land op tegen de Duitsers, die, dat was al snel duidelijk, niet met goede bedoelingen naar ons land waren getogen. Terwijl de Nederlanders zich terugtrokken, groeven de Fransen zich in aan het Kanaal door Zuid-Beveland, dat evenwijdig aan de Zanddijkstelling lag. Toen de Duitsers na hevige strijd doorbraken bij de Postbrug en de Vlakebruggen, werden vier tegenaanvallen uitgevoerd. Tot in Kapelle werd gevochten. Aan het eind van de middag trokken de Fransen zich terug op de Sloedam. Bij de verdediging van het Kanaal sneuvelden 84 Fransen en raakten er honderden gewond. De Kapelse bevolking zochten op eigen ini-

14 mei

tiatief naar de gesneuvelden en brachten ze naar de begraafplaats/ In o.a. het St Joannaziekenhuis in Goes werden honderden Franse gewonden behandeld De Kapelse bevolking heeft grote bewondering en waardering voor het Franse optrden. In het archief van Kapelle bevinden zich interviews van Kapellenaren, die het volgende vertelden. - De soldaten waren tussen de 20 en 30 jaar, waren zich bewust van de situatie, fanatiek en serieus bezig met de oorlog (Adriaan Burger) - De (Franse, red) soldaten waren klein van stuk, ongeveer rond de 30, netjes gekleed en zeer gedisciplineerd. Zij liepen in een gesloten formatie met daartussen door paarden getrokken kanonnen en keukenwagens (Cornelis Dirk Gebuys Wisse) - Honderden en honderden Franse soldaten. Altijd te voet en zwaar bepakt uit de

|

VIVE LA FRANCE

richting Goes. Aan het ransel bungelde een paar schoenen. Ik zag ze in de buurt van de Postweg en Eliwerve. Ze waren fanatiek en hadden een hoog moreel. (Cornelis Vermaire) - De Franse soldaten waren oudere reservisten, maar ze wilden wel vechten. Met de kennis die ik later als marinier opdeed, kan ik zeggen dat de Fransen uitstekende soldaten waren met een slechte bewapening. (Cornelis Marinus Dagevos) Dat beeld wordt van alle kanten bevestigd en blijkt ook uit het feit dat de inwoners zelf de lichamen van de gesneuvelde Fransen hebben opgehaald en in een massagraf gelegd. Later werden ze gekist en opnieuw begraven. Ook werd contact gezocht met familieleden van gedode en gewonde militairen. Hieruit zijn vriendschappen voor het leven voortgekomen.

Duitsers maakten op veel mensen een verpletterende indruk

SS-soldaten buiten adem van het zingen

Door: Kees van Oosten Het SS-regiment Deutschland trok enthousiast ten strijde in mei 1940. In de mondelinge overlevering wordt er vaak gewag van gemaakt dat de Duitsers tijdens hun marsen strijdliederen zongen. Bij de inval in Zeeland blijkt dat inderdaad waar te zijn geweest. Ze waren euforisch over het verloop van de strijd. Fritz Langanke, marconist in een SS-eenheid, vatte in een artikel zijn belevenissen in Zeeland als volgt samen.

“Wij allen waren in die dagen van een dermate jubelstemming vervuld, dat men die heden ten dage nog nauwelijks kan beschrijven en die voor de huidige jonge generatie beslist met de grootste moeite te begrijpen is. Tijdens de marsbewegingen hebben wij in onze gepantserde verkenningsvoertuigen urenlang luidkeels gezongen: soldaten-, volks- en trekkersliederen, gangbare schlagers en wat dies meer zij. De geestdrift bij ons jonge kerels was zelfs zo groot, dat we eenvoudigweg veelal buiten adem waren.

SS-soldaten aan het Kanaal. Bron: Houterman, J.N. (1991). “Deutschland” verovert Zeeland

SS-soldaten in de omgeving van Kapelle. Bron: Houterman, J.N. (1991). “Deutschland” verovert Zeeland

Als kinderen groeiden we na de Eerste Wereldoorlog op met het ongehoorde onrecht van het verdrag van Versailles, waarvan destijds het gehele volk zich in al haar lagen en groeperingen nog volop bewust was. Over de noodzakelijkheid van het tenietdoen hiervan bestond er nergens de minste twijfel. Velen van ons maakten de volgende bezettingstijd in het westen van het rijk en de op een burgeroorlog gelijkende toestanden in de twintiger jaren mee. Allen moesten we echter de grote ellende van de werkloosheid en de onophoudelijke strijd van de partijen ondergaan en aanzien hoe Duitsland in steeds groter wordende verdeeldheid de afgrond naderde. En toen was dat alles plotseling voorbij! We waren in één keer één volk, een, tot op kleine randgroepen na, volledig gesloten gemeenschap. De kracht van deze hechtheid en de wil van de gemeenschap leidden tot prestaties en resultaten, die over de hele wereld bewondering of afgunst opriepen. Deze golf van saamhorigheid, daarbovenop de diep gevoelde trots dat de tijd van vernedering van ons vaderland nu voorbij was en de overtuiging dat deze oorlog ons van buitenaf was opgedrongen waren met tussenpozen de wezenlijke krachten achter de geweldige bezieling waarmee de Duitse Wehrmacht – vaak ondanks numerieke minderheid – nu in het westen voorwaarts stormde.”

Parade

Ooggetuigen sloten zich aan bij Langanke’ s relaas. In “Oorlog in stukken” van Frank de Klerk wordt daar gewag van gemaakt. Het doortrekken van de Duitsers maakt op veel mensen een verpletterende indruk. Ook het afvoeren van de honderden Nederlandse en Franse krijgsgevangenen biedt een aanblik die de meeste mensen nooit meer vergeten. “De soldaten waren trots en zaten erbij alsof ze aan een parade meededen. De colonnes kwamen uit de Ooststraat en de Biezelingsestraat en gingen via het Kerkplein door de Weststraat richting Kloetinge. Het duurde wel uren voordat ze doorgetrokken waren. Ze werden ook in scholen ingekwartierd. De Duitsers maakten een correcte en ordelijke, strak militaire indruk. Ze kwamen dikwijls zingend langs en zongen onder meer: Auf der Heide blüht een kleines Blümlein, Ein Heller und ein Batzen, O du schöner Westerwald, Schwarzbraun ist die Haselnuss, Hoch auf dem gelben Wagen, Lore,Lore, Lore. De mensen waren onder de indruk van de kracht die van de Duitse soldaten uitging. Ik hoorde mijn moeder in gesprek met omstanders zeggen:”En toch zullen ze verliezen” De mensen lachten er om.


10

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Eerst moeten de manschappen in veiligheid worden gebracht, pas dan zou hij inschepen

Generaal Deslaurens zou als laatste aan boord gaan Door: Kees van Oosten Marcel Emile Deslaurens né à Bourges le 23 août 1883 -mort pour la France à Flessinque (Pays Bas) le 17 mai 1940. Zo luidt de officiële tekst op het graf van brigadegeneraal Deslaurens. In het Nederlands: Marcel Emile Deslaurens geboren in Bourges op 23 augustus 1883 – gestorven voor Frankrijk in Vlissingen (Nederland) op 17 mei 1940. Een sobere tekst, die niet doet vermoeden dat we hier zeer waarschijnlijk te maken hebben met de enige generaal die ooit op Nederlandse bodem is gesneuveld. In Nederland zou hij worden uitgeroepen tot held, in Frankrijk wordt hij gezien als een officier die zijn plicht deed en stierf voor zijn land: La France. Deslaurens was opgeklommen van tweede luitenant (1905), luitenant (1907) kapitein (1914) overste (1928), kolonel (1933) tot brigadegeneraal (1937). Hij was onderscheiden met het Croix de la Légion d’Honneur en Officier de la Légion d’ Honneur. Deslaurens was in de meidagen van 1940 commandant van de 60e Franse infanteriedivisie. waartoe ook de 271e RI behoorde. Vrijdag 17 mei 1940 werd hij dodelijk getroffen door een Duitse kogel, toen hij met een aantal soldaten de aftocht dekte van de Franse militairen, die zich probeerden in te schepen in gereedliggende Franse marinevaartuigen aan de kade van Vlissingen. Deslaurens stond er op dat hij als laatste aan boord zou gaan. Eerst moesten de manschappen in veiligheid worden gebracht, pas dan zou hij zelf inschepen.

Slag aan de Somme

Marcel Deslaurens werd geboren in Bourges, Midden-Frankrijk, en werd op 20-jarige leeftijd toegelaten tot de Ecole Spéciale Militaire de Saint-Cyr en diende zijn land in Ivoorkust en Kameroen, toen Franse kolonieën. Vele malen kreeg hij een eervolle vermelding. In 1916 keerde hij terug naar Frankrijk, dat toen voor een deel bezet was door de Duitsers. In dat jaar werd hij ingezet bij de Slag aan de Somme, die zou ontaarden in een ongekend bloedbad., waaraan de naam van de Engelse generaal sir Douglas Haig voor altijd verbonden blijft. Haig was ingegaan op een

Frans verzoek om een nieuw front te vormen om zodoende de Franse verdediging bij Verdun te ontlasten, waar de Duitsers dreigden door te breken. Het Britse leger zou worden aangevuld met Franse eenheden. In de zomer van 1916 werden de Duitse loopgraven bedolven onder een miljoen granaten en in de ochtend van 1 juli werd het sein gegeven om de Duitse linie te doorbreken in de veronderstelling dat de tegenstander goeddeels zou zijn vernietigd onder die regen van granaten. Dat was een misrekening. Een groot aantal granaten was niet afgegaan, andere misten hun doel, omdat de Duitsers zich hadden teruggetrokken op een achterliggende loopgraaf. De gevolgen waren rampzalig. De aanvallende partij – Britten en Fransen – werd geconfronteerd met een vuurwals van ongekende omvang. Op één dag vielen tienduizenden doden en gewonden aan de kant van de geallieerden. De verliezen aan Duitse kant bleven beperkt tot enkele duizenden. Tot op de dag van vandaag staat 1 juli 1916 gegrift in het geheugen van de Britten, die nog nooit in hun geschiedenis op één dag zoveel doden te betreuren hadden. De Slag om de Somme was hiermee niet ten einde en duurde tot het einde van het jaar. Deslaurens was bij die gevechten kapitein van een Franse infanteriecompagnie en raakte twee keer gewond. Na de oorlog volgde hij een opleiding aan de Ecole Supérieure de la Guerre en diende een aantal jaren in Marokko, toen een protectoraat van Frankrijk. In 1939 keerde hij terug naar Frankrijk en werd hij toegevoegd aan het bureau van de opperbevelhebber. Gezien zijn leeftijd, lange staat van dienst en opgelopen verwondingen, zou hij achter het front worden ingezet. Door onverwachtse omstandigheden kwam hij toch in de frontlinie te staan en dat werd hem fataal.

Leiding evacuatie

In de late middag van de 17e mei braken de Duitsers door de verdedigingslinie bij de Sloedam en besloten de Fransen zich terug te trekken op Vlissingen. Voor het station lagen wanordelijk door elkaar achtergelaten voertuigen, luchtdoelmitrailleurs en allerlei ander materieel. Besloten was om in de nacht van 17 op 18 mei alle Franse soldaten te evacueren door vijf Franse Chausseurs (on-

Het monument voor Deslaurens in Vlissingen. Jaarlijks wordt hier rond de 15e mei een herdenking gehouden.

derzeebootjagers) en andere oorlogsbodems. Franse vliegtuigen vielen de Duitse eenheden aan. Op hun beurt deden ook de Duitse luchtmacht en artillerie van zich spreken. Generaal Deslaurens, die de leiding van de operatie op zich had genomen, zat in een gebouw dichtbij de huidige Hogeschool. Vanuit die positie zag hij dat de laatste verdedigingslinie, die dekking moest geven aan de inschepende soldaten, op de vlucht was geslagen. Hij nam onmiddellijk zelf het initiatief. Kapitein Bichon kreeg opdracht om de dekking bij de sluis te organiseren, zelf verzamelde hij een groep soldaten en herstelde de verdediging. Door zijn verwondingen in de Eerste Wereldoorlog kon hij zijn rechterarm nauwelijks gebruiken. Toch droeg hij munitiekisten en schoot hij op de oprukkende Duitsers. Dankzij het kordate optreden van de groep Deslaurens, werden de Duitsers op afstand gehouden en konden de Fransen zich inschepen. Alleen uit een loods werd nog geschoten en Deslaurens besloot om die loods vanuit de flank te benaderen. Later werd hij daar dood gevonden. In totaal werden 1.800 Franse soldaten overgebracht. Meer dan 500 soldaten konden ont-

snappen dankzij het optreden van de divisiecommandant. De Franse marineschepen, die de evacuatie uitvoerden namen daarbij grote risico’s. In één geval doorboorde een kogel de wang van een kapitein. Het laatste schip verliet de kade onder een regen van kogels, die afketsten op de ijzeren romp. Kapitein Bichon was nog op zoek geweest naar Deslaurens, maar moest die pogingen staken. Het werd té gevaarlijk. Bij het vallen van de avond liepen nog een paar achtergebleven paarden rond. Walcheren was ontruimd. De Fransen die achterbleven waren of gedood of krijgsgevangen gemaakt. Deslaurens werd de volgende dag begraven op de Noorderbegraafplaats in Vlissingen. In augustus 1949 werden vanuit Roosendaal de stoffelijke resten van 120 Franse militairen, onder wie Deslaurens, overgebracht naar Frankrijk. Dichtbij de Hogeschool, bijna op de plaats waar de brigadegeneraal sneuvelde, is een monument voor hem opgericht, dat zijn zoon op 4 mei 2001 onthulde. Jaarlijks wordt sindsdien rond 15 mei een herdenking gehouden.


11

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Verpleegsters, fruittelers, arbeiders, huisartsen en geestelijken namen heft in handen

Militaire Franse begraafplaats is huldeblijk aan burgers Kapelle

Door: Kees van Oosten Kapelle – Waar regering, gezagsdragers en hoge officieren opzichtig faalden, ontfermden de burgers van Kapelle, Biezelinge, Wemeldinge en Schore zich spontaan over de dode en gewonde Franse militairen, tijdens de gevechten aan het Kanaal door Zuid-Beveland, in het centrum van Kapelle en in de omliggende boomgaarden. Onder leiding van plaatselijke huisartsen werd op 16 mei 1940 eerste hulp verleend aan de vele tientallen gewonden, anderen regelden het vervoer naar het St Joanna in Goes en de Rode Kruis--post, Franssprekende verpleegsters legden contact met de Fransen en het thuisfront. Dat gebeurde spontaan, er kwam geen enkele notabel aan te pas. Niet alleen de Nederlandse officieren, van wie velen beroepsmilitairen, lieten het in die meidagen afweten, hetzelfde gold voor veel plaatselijke autoriteiten, om nog maar niet te spreken van de regering die al hoog en droog in Engeland zat. Verpleegkundigen die een mondje Franse spraken, fruittelers, arbeiders, de plaatselijke huisartsen en geestelijken (predikanten en priesters) namen noodgedwongen het heft in handen, omdat degenen die waren aangesteld om leiding te geven bij calamiteiten tot weinig in staat waren

en de gebeurtenissen lijdzaam over zich heen lieten gaan. De dag na de gevechten werden de gesneuvelde Franse soldaten ( De ingekwartierde Nederlandse soldaten waren immers al met de Noordenzon vertrokken) in bakfietsen en paard en wagen opgehaald en in een gemeenschappelijk graf gelegd. Het ging om 58 Franse doden. Ds Steenbergen uit Biezelinge hield bij het massagraf een korte lijkrede in het Frans en in het Nederlands. Op 18 mei werden nog drie gesneuvelde Franse soldaten ter aarde besteld. In de tuin van de weduwe Wisse-Nijssen lagen vijf Fransen, die later zouden worden overgebracht naar de algemene begraafplaats. Hetzelfde gold voor een in Yerseke gesneuvelde militair. Ook hij zou worden overgebracht naar Kapelle. In Schore waren 12 Fransen provisorisch begraven, zij werden later overgebracht naar de algemene begraafplaats. In Wemeldinge waren vijf Franse militairen gesneuveld. Zij werden eerst provisorisch begraven, op 22 maart 1941 werden ze hergraven in Wemeldinge en na de oorlog werden de stoffelijke overschotten overgebracht naar Kapelle of gerepatrieerd naar Frankrijk. Uit de burgerij werd een comité gevormd van 35 personen, dat er voor ijverde om de gevallen Fransen een passende laatste rustplaats te geven. In 1941 kreeg het Franse Comité toestemming om alle Fransen te herbegraven in een kist.

Herbegrafenis Wemeldinge 22 maart 1941. Bron: Archief Stichting Vitality, Kapelle

Begrafenis Kapelle 17 mei 1940. Bron: Archief Stichting Vitality, Kapelle

Op 22 maart van dat jaar vond de herbegrafenis plaats van de in Wemeldinge omgekomen Franse militairen. Zij kregen een laatste rustplaats op de algemene begraafplaats. Pastoor Clarijs uit het naburige Yerseke verrichtte de wijdingsplechtigheid en de beaarding en werd daarin bijgestaan door een koor van zijn parochie en drie misdienaars

Kinderen van God

Veertien dagen later, woensdag 5 april 1941 om precies te zijn, werden de in Kapelle gesneuvelde Fransen onder enorme belangstelling van de plaatselijke bevolking herbegraven. Na de absoute(gebed waarin om vergeving van zonden wordt gesmeekt, red), sprak de rooms-katholieke deken Nieveen van Dykum uit Goes woorden van troost. Hij wees er op dat de Franse soldaten kinderen van God zijn en de herbegrafenis een daad van liefde was.”En waar liefde heerst, woont God”, besloot hij Ook de hervormde predikant ds J.D. Schmidt (de vader van Annie M.G. Schmidt) uit Kapelle hield een wijdingsvolle toespraak en wees de belangstellenden er op dat de wereld alleen verbeterd kan worden , als men gedragen door de liefde daar daadwerkelijk aan meewerkte. Ds. Steenbergen uit Biezelinge bad, staande aan het graf, net als het jaar daarvoor Het Onze Vader. Opmerkelijk was dat bij de plechtigheid rekening gehouden werd met het feit dat de merendeel van de gesneuvelden rooms-katholiek was. Om die reden werd de roomskatholieke liturgie gevolgd en was er een hoofdrol weggelegd voor deken Nieveen van Dykum uit Goes. De plaatselijke predikanten, ds. Schimdt en ds. Steenbergen, speelden een rol op de achtergrond. Fruitteler J.A. Mol, die met zijn vrijwillige hulpverleners de doden had opgegraven, geïdentificeerd, gekist en vol eerbied begraven had, legde grote Franse en Nederlandse vlaggen op de kisten, hief het Wilhelmus aan en trok aan het hoofd van de stoet langs de graven. Grote hoeveelheden bloemen werden op de graven gelegd, zodat de begraafplaats leek op een tuin in volle bloei. Vervolgens ver-

klaarde Mol dat hij de graven zo goed mogelijk zou verzorgen. Mol zou later omkomen in krijgsgevangenschap.

Dankbetuiging

Al tijdens de oorlog werden stoffelijke overschotten naar Frankrijk gebracht, na de bevrijding ging dat door. Twee vrouwen speelden hierin een hoofdrol: Truus Dekker-Ruissen uit Wemeldinge en de Francaise Marcelle van ’t Hoff-Calou. Zij verzorgden niet alleen de gewonde Franse soldaten in St Joanna in Goes, bovendien spraken beiden vloeiend Frans. Beiden zochten contact met familieleden van de gesneuvelden en gewonden. Nadat in 1945 de Duitse bezetter uit ons land was vertrokken, koos de Nederlandse regering Kapelle uit als officiële Franse Militaire Begraafplaats. Dat was een dankbetuiging voor datgene wat de bevolking voor de gewonde en gesneuvelde Franse soldaten had gedaan. In mei 1946 nodigde Marcelle van ’t Hoff voor de eerste maal een groot aantal weduwen,verwanten en oud-strijders uit voor een bezoek aan Zeeland. Ze liet de verschillende plaatsen zien, waar de strijd was gevoerd. Ook vond een herdenking plaats op de begraafplaats in Kapelle. Bij die gelegenheid werd Marcelle van ’t Hoff benoemd tot Déléguée Générale pour les Pays-Bas du Souvenir Francais. In hetzelfde jaar werd een monument onthuld ter nagedachtenis aan de Franse militairen. In totaal zijn 600 Franse en Noordafrikaanse militairen in Nederland gesneuveld of aangespoeld. Hiervan konden er 204 niet worden geïdentificeerd. De meeste Noordafrikaanse soldaten spoelden in de zomer van 1940 aan de Nederlandse kust aan. Ze zijn waarschijnlijk verdronken bij de evacuatie van het Britse expeditieleger en Franse eliteeenheden van Duinkerken naar Engeland. Velen lieten het leven omdat hun boot werd getorpedeerd. Op 17 augustus 1950 bracht koningin Juliana een bezoek aan de begraafplaats in Kapelle. Sindsdien staat de jaarlijkse herdenking in het treken van de vriendschap tussen Frankrijk en Nederland.

Herbegrafenis Kapelle 5 april 1941. Bron: Archief Stichting Vitality, Kapelle


12

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Truus Dekker-Ruissen: de Florence Nightingale van het St Joanna-ziekenhuis

‘De blonde zuster met een kleur op de wangen’ Door: Kees van Oosten Wemeldinge – De Florence Nightingale van het rooms-katholieke St. Joanna-ziekenhuis in Goes, luistert in de meidagen van 1940 naar de naam Truus Ruissen, een 20-jarige struise blondine uit Wemeldinge.(Ze is overigens beter bekend onder de naam van haar man, Dekker,red) Ze is niet alleen in het bezit van een EHBO-diploma, bovendien spreekt ze een aardig mondje Frans. En die combinatie blijkt goud waard te zijn. Truus Ruissen (voluit Geertruida Maatje) is een dochter van veevoederhandelaar Ruissen en mag na de lagere school naar de MULO in Goes. Dat is in die tijd heel bijzonder, zeker voor een meisje. De jonge Truus is een vlijtige leerling en kan zich nadat ze de middelbare school heeft afgesloten, goed in het Frans uitdrukken. Hierna volgt ze een EHBO-opleiding en in 1938 meldt ze zich aan als vrijwilligster van het Rode Kruis In de nacht van 10 mei 1940 valt Duitsland ons land binnen en twee dagen later moet ze zich melden in het St Joanna-ziekenhuis, alsof moeder-overste een voorgevoel had van de dingen die komen gaan. Uit voorzorg zijn in de eerste oorlogsdagen veel bedden vrijgehouden. Truus Ruissen en andere Rode Kruishelp(st) ers worden ingekwartierd in het huis Kloetingseweg 18. Op 16 mei breken gevechten uit tussen Duitse en Franse militairen, waarbij van beide kanten veel gewonden vallen.

Het SS-regiment Deutschland heeft een eigen medische afdeling met een arts en verpleegkundigen en behandelt licht gewonden zelf. Zwaargewonden worden zo snel mogelijk afgevoerd naar de thuisbasis in Duitsland. In de loop van 16e mei worden aan de lopende band zwaargewonde Franse militairen binnengebracht, de lichtgewonden gaan naar het HBS-gebouw aan de Albert Joachimkade of worden ter plekke behandeld door huisartsen en Rode Kruishelpers in Kapelle, Wemeldinge en Schore. In de eerste week na de gevechten is het hectisch, gewonden moeten worden geopereerd en verder behandeld. Artsen en verpleegkundigen maken lange dagen, daarna wordt het rustiger. Truus Ruissen valt al vlug in de smaak bij de gewonde Fransen. Ze is een aantrekkelijke verschijning en ze spreekt Frans. Wanneer er een taalprobleem is maken de gewonde Fransen met handen en voeten duidelijk dat de “blonde zuster met een kleur op de wangen” erbij geroepen moet worden. De artsen doen er alles aan om de Franse militairen zo lang mogelijk in het ziekenhuis te houden. Wanneer ze genezen zijn verklaard moeten ze in Duitsland in krijgsgevangenschap en dat is niet bepaald een aanlokkelijk vooruitzicht. In de tussentijd ontpopt Truus Dekker zich steeds meer als maatschappelijk werkster dan als verpleegster. Als het kan neemt ze contact op met de familie van de gewonde militair om te vertellen dat manlief

gewond, maar nog in leven is. “Pas later heb ik gehoord hoe fijn ze het vonden dat een Zeeuwse in hun eigen taal met hen sprak” Na zes weken zit het werk als verpleegster er op, maar Truus blijft zich inzetten voor de Fransen. Met een aantal voert ze een briefwisseling als ze in krijgsgevangenschap zitten. Ook stuurt ze pakketjes met levensmiddelen. Vaak krijgt ze bericht terug. Met de zwaargewonde Donatien Hamon

wordt ze vrienden voor het leven. Over en weer logeren ze bij elkaar, ook als beiden getrouwd zijn en een gezin hebben. Ze is er ook bij als haar Franse vriend op 4 september 2005 de Légion d’Honneur, een hoge Franse onderscheiding, ontvangt in Châteaubriant. Beiden zijn inmiddels hoogbejaard en verre reizen zitten er niet meer in. Maar die herinneringen kan niemand hen afpakken.

De ontdekking van de Franse Slag Na een bezoek aan het Franse Begraafplaats was Louis Brugghe verwonderd dat er eigenlijk niet zoveel bekend was over de Franse verdediging aan het kanaal in mei 1940. Gesprekken met Kapellenaren die de meidagen meemaakten bracht wart duidelijkheid. De Fransen waren ouder dan 30, netjes, gedisciplineerd. Ze verdedigden het Kanaal door Zuid-Beveland en vochten tot achter Kapelle. Na de gevechten brachten spontaan ontstane groepen bewoners meer dan 50 gesneuvelde Fransen die ongekist in een massagraf in Kapelle werden begraven. Deze en andere verhalen werden opgetekend in interviews en in het Archief van Kapelle bewaard. Literatuuronderzoek en bezoeken aan archieven waren de moeite waard.Vooral die van Duinkerken en Parijs. Het Service Historique de l’ Armée de Terre (SHAT) had

verslagen van Franse commandanten van het 271e Régiment d’ Infanterie dat in mei 1940 bij Kapelle vochten. Het zogenaamde AVANT PROPOS bevatte veel informatie. Met de eerder genoemde interviews en en de Franse documenten werd een artikel geschreven. De Franse Slag, De strijd van het Franse 271e Régiment d’ Infanterie in de globale driehoek Kapelle, Wemeldinge en Hansweert. In 2008 werd het gepubliceerd in de Spuije een periodiek van De Heemkundige Kring De Bevelanden. Met dit artikel lobbyde hij voor een monument voor de Fransen van het regiment dat het huidige gebied van de Gemeente Kapelle in 1940 verdedigde. Met succes. De toenmalige Burgemeester dhr. S. Kramer en dhr. Th.O.M. Van ‘t Hoff, Délégué Général Souvenir Francais gaven opdracht voor een mo-

nument. Het werd gemaakt door de Goese kunstenaar Eduard Arutjnian, die gebruik maakte van Franse zandsteen.Het werd in 2011 onthuld bij de Postbrug waar zwaar werd gevochten op 16 mei 1940. Een kans om de strijd van 271e RI in een wandelboekje te verwoorden en te verbeelden liet hij niet voorbij gaan. Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) zocht vrijwilligers die wandelroutes over een cultureel of historisch onderwerp wilden maken. In 2013 werd de totaal 40 km lange wandelroute met de naam De Franse Slag tijdens Toujours Kapelle geopend. De drie vrijwilligers hebben de route langs plaatsen laten leiden waar in 1940 de Fransen vochten. Foto’s, kaarten en teksten vertelden de Franse strijd. Sinds 2005 is er contact met een Franse Veteraan Donatien Hamon. In

mei 1940 raakte hij zwaar gewond bij de Postbrug. In St. Joanna-ziekenhuis in Goes werd hij direct opgegeven. Louis Brugghe en Andries Looijen van Oorlogsmuseum Vitality in Kapelle feliciteerden hem in Frankrijk op 22 oktober 2013 met zijn 98ste verjaardag. Museum Vitality heeft ook contact met andere nabestaanden van Franse soldaten. Overigens gaat het Oorlogsmuseum zich ook richten op de Fransen. Ook tijdens Toujours Kapelle 2014 zal De Franse Slag aanwezig zijn. Guus Remijnse en de vrijwilligers organiseren De Franse Slag Mars op 17 mei 2014. Aan de jarenlange activiteit in de Franse Slag wordt dit onderwerp nu afgesloten en worden oude hobbies weer letterlijk ter hand genomen.

Verzetsman Mol kwam om in Neuengamme De J.A. Molstraat te Kapelle houdt de herinnering levend aan Jan Adriaan Mol. De fruitteler nam het initiatief bij het herbegraven van de gesneuvelde militairen op

16 mei 1940 in Kapelle. Ook was hij lid van de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers en Trouw. In de vroege morgen van 23 augustus 1943 werd hij sa-

men met vrouw en kind gearresteerd wegens illegale werkzaamheden. Echtgenote en dochter werden vrijgelaten, zelf werd hij gedeporteerd naar Neuengamme, vlak-

bij Hamburg, waar hij in januari 1945 om het leven kwam.


13

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Breton Donatien Hamon(98) overleefde oorlog dankzij spontane hulpactie bevolking Wemeldinge

‘Ik ben een Fransman, maar m’n hart ligt in Holland’ Door: Kees van Oosten ‘Jezus, Maria en Jozef, sta mij bij in mijn laatste doodstrijd en geef dat ik sterf in uw nabijheid”, stamelde de 24-jarige boerenzoon Donatien Hamon, denkend dat z’n laatste uur geslagen had. Donderdag 16 mei 1940. Hamon, soldaat van het 271e Régiment d’Infanterie, lag in dekking aan het Kanaal door Zuid-Beveland (tussen Wemeldinge en de Postbrug), in de hoop de oprukkende Duitsers een halt toe te roepen. De Fransen werden beschoten van alle kanten.. Naast hem lag een stervende kapitein. Even verderop probeerde een gewonde kameraad een schuilplaats te vinden. Ook Hamon werd door een Duitse kogel getroffen en moest bloed overgeven. “Ik heb om mijn moeder geroepen, er was geen hulp, geen brancard, ik was moederziel alleen in een vreemd land.” De zwaar gewonde Donatien schraapte al zijn moed bij elkaar, strompelde verder en kwam uren later in een uitgestorven Wemeldinge aan. Op last van de burgemeester was de bevolking immers geëvacueerd. Hij had alleen een veldfles water bij zich, maar kon nergens eten bemachtigen omdat de burgers naar veiliger oorden waren vertrokken. Een plaatselijke bakker was echter op zijn post gebleven en bracht Donatie naar dokter Gnirrep. Hij kreeg een spuitje tegen de pijn, maakte de wonden schoon en legde verband aan. De volgende dag werd hij naar het Rooms-Katholieke St Joanna-ziekenhuis in Goes gebracht, samen met twee andere Fransen, André Coignard en Charles Segin. Hamon werd meteen geopereerd. Hij had schotwonden in de ingewanden, de milt en de longen. De chirurg (Huese) was somber gestemd, evenals de internist J.D. Plenteydt en dachten dat hij het niet zou redden. De aalmoezenier werd erbij geroepen en gaf hem het sacrament van de stervenden. Maar hij kwam de crisis door. Tien dagen mocht hij zich niet bewegen. Eind juni kreeg hij koorts, 7 juli volgde een tweede operatie en 12 juli een derde. Zijn toestand bleef echter kritiek en 24 juli werd hij opnieuw geopereerd. Bij de vijfde operatie werd een abces bij de longen ontdekt en werd een liter pus afgetapt. Vanaf dat moment ging het beter. Op 19 november volgde een zesde operatie, waarbij drie ribben werden doorgezaagd. Hij knapte op, dat was aan de ene kant een reden tot vreugde, anderzijds dreigde hij in krijgsgevangenschap in Duitsland te belanden. En dat was een schrikbeeld. Zo lang mogelijk bleven de patiënten daarom in het ziekenhuis.”Dat was afschuwelijk, zeker voor de gewonden. Madame van ’t Hoff ging met hem mee naar de Kommandantur in Maastricht. Daar zou over het lot van Hamon worden beslist. Zij pleitte er voor om Hamon in het ziekenhuis op te nemen, zijn wond is nog seer ernstig en krijgsgevangenschap zou zijn dood betekenen. Een Francaise die in perfect Duitss en Nederlands bij de Duitse militaire autoriteiten voor een Franse sioldaat pleitte was verdacht. Maar

uiteindelijk had zij toch succes. In januari werd hij, tot zijn grote opluchting, overgebracht naar het St Jacques ziekenhuis in Nantes. Daar werd hij verder behandeld, omdat de wonden weer begonnen te etteren, waarschijnlijk door verwaarlozing in krijgsgevangenschap. De volgende dag kreeg hij bezoek van zijn vader en zus Madeleine. Een dag later kwam zijn moeder. Zij schreeuwde: “Mijn arme jongen, ik dacht dat ik je nooit weer zou zien.” Eind februari kreeg hij het droeve bericht van de dood van zijn kameraad Charles Segin te verwerken. Segin was alsnog bezweken aan de verwondingen, die hij in Zeeland had opgelopen. Zelf bleef Hamon nog 14 maanden in het ziekenhuis. Op 19 maart 1942 werd hij zelfs voor de zevende maal geopereerd. Dit maal werden vier ribben doorgezaagd. Op 6 mei werd hij ontslagen en keerde hij huiswaarts, twee jaar nadat hij als dienstplichtig soldaat toevallig in Zeeland belandde.

alle seinen op oranje en werd er rekening gehouden met een Duitse inval in Frankrijk. Hij werd ingedeeld bij het 21e bataljon van het 71e Régiment d’Infanterie en werd later ondergebracht bij het 271e Régiment d’Infanterie. Op 10 mei kreeg zijn eenheid bevel om zich klaar te maken voor een vertrek naar Zuid-Beveland. Na een moeizame tocht kregen ze opdracht om zich in te graven langs het Kanaal door Zuid-Beveland. Bij aankomst hadden ze gehoopt wat eten te bemachtigen, want ze rammelden van de

honger, maar dat lukte niet, omdat de burgers het gebied waren ontvlucht. Hamon moest zich tevreden stellen met twee veldflessen water. Op de zestiende mei raakte hij rond elf uur ’s morgens zwaar gewond. Op de één of andere manier wist hij toch de bebouwde kom van Wemeldinge te bereiken, waarna hij in het ziekenhuis belandde. Diezelfde Hamon vierde 22 oktober 2013 z’n 98e verjaardag en is daarmee de laatste overlevende van het 271e Régiment d’Infanterie.

Vertroeteld

Hoewel Hamon in Zeeland gewond raakte en een aantal kameraden verloor, denkt hij met plezier terug aan zijn verblijf in St. Joanna. Voor zover mogelijk werden hij en zijn eveneens gewonde strijdmakkers vertroeteld door verpleegsters, doktoren en “gewone” Zeeuwen, die een mondje Frans praatten. Want dat was een probleem: de Franse taal is heel mooi, maar, zo vindt de gemiddelde Nederlander, ook moeilijk. Maar zie: voor elk probleem is een oplossing. Uit het niets doken Franssprekende burgers op die de tientallen gewonde Fransen kwamen bezoeken en in hun eigen taal een praatje maakten. Dat werd enorm op prijs gesteld. Soms ontstonden zelfs vriendschappen voor het leven. Hamon kan 72 jaar na dato nog alle namen voor de geest halen: Mademoiselle Truus Ruissen (later Madame Dekker)Madame Van ’t Hoff. Madame Van Opstal en Maria, Madame Ten Cate en haar man en de internist J.M. Planteydt. “Ik kan je niet vertellen wat het betekent als je in je eigen taal wordt aangesproken”, vertelde hij later vele malen.”Ze hebben alles gedaan om mijn leven te redden en het me naar de zin te maken. Hoe gek het ook klinkt, we hebben samen veel plezier gehad.” Ook zei hij het enorm te hebben gewaardeerd dat Madame Van ’t Hoff zijn ouders heeft verteld dat hij nog in leven was.”Ik ben een Fransman, maar m’n hart ligt in Holland”, grapte hij wel eens.

Bretagne

Zoals gezegd: Hamon was puur toevallig in Zeeland terechtgekomen Hij is geboren in Pierrec, een dorpje in Bretagne en werd in 1936 opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen. Twee jaar later zat zijn dienstplicht er op, maar dat was van korte duur. In maart 1939 moest hij op herhaling en moest hij in de Pyreneeën gevluchte Spaanse burgers beschermen voor het leger van generaal Franco. In september keert hij terug naar St Brieux, nadat Duitsland Polen was binnengevallen. Vanaf dat moment stonden

COLOFON: VIVE LA FRANCE - BIJLAGE SCHELDEPOST UITGAVE:

REDACTIE:

TRAINEWS

KEES VAN OOSTEN

VORMGEVING: JESSICA DE JONG-BOSSELAAR Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden ver-

menigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever of auteur.


14

14 mei

|

VIVE LA FRANCE

Rotterdamse Francaise zette zich met hart en ziel in voor de militairen van het 271e RI en hun familie

Marcelle was Franse hoop in bange dagen Door Frank de Klerk Marcelle Calou zag in 1895 in Bordeaux het levenslicht. Ze werd geboren in een welgesteld milieu. Haar ouders lieten haar Duits en Engels studeren in Duitsland, waar ze bevriend raakte met een medestudente, Adrie van ’t Hoff, die haar uitnodigde naar haar woonplaats Rotterdam te komen. Daar liep ze Philippe, Adrie’s broer, tegen het lijf, en de twee kregen een relatie. Philippe maakte deel uit van een bedrijf dat Rijnschepen bevracht. Ze trouwden in 1913, en Marcelle kwam naar de Maasstad. Het paar kreeg vijf kinderen. De weekeinden en de schoolvakanties bracht het gezin vaak door in Zoutelande. Op een lapje grond achter deze woning legde Marcelle van ’t Hoff een moestuin aan waarop zij artisjokken, appels, peren en aardappelen verbouwde. Op het toegangspoortje naar de tuin stond “La petite France”. Marcelle van ‘t Hoff had de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog van nabij ervaren en was heel verontrust over de ontwikkelingen in Duitsland, nadat de nazi’s in 1933 aan de macht waren gekomen. Misschien had ze een voorgevoel van wat komen zou, want op 43-jarige leeftijd en moeder van vijf kinderen ging ze in 1938 in het Coolsingelziekenhuis in Rotterdam werken, waar ze na enkele jaren het diploma verpleegster 1e klas haalde. Dat zou haar later zeer van pas komen. Toen Marcelle in de meidagen van 1940 hoorde over de inzet van Franse soldaten van het 271e Régiment d’infanterie in Zeeland, spoedde ze zich daarheen. Tientallen gewonde Franse soldaten werden opgenomen in ziekenhuizen in Goes en Vlissingen, Ook in Domburg in het sanatorium Zonneveld kregen gewonden de eerste zorg. De inwoners van Kapelle en Wemeldinge die na de slag weer op straat kwamen, zagen overal de stoffelijke resten van Franse soldaten. Spontaan ontstonden er comités die de lijken gingen verzamelen, om ze op de begraafplaats te kunnen begraven. Ook werden er soldaten ter aarde besteld op de plaats waar ze sneuvelden.

Troost

In de meidagen van 1940 maakte Marcelle zich zeer nuttig. Met haar talenkennis bood ze troost aan de soms zwaargewonden, van

wie een aantal nog overleed. Meteen begon Marcelle met het opbouwen van contacten met de familie van gesneuvelde en gewonde Franse soldaten, hoe moeilijk dat in het begin van de Duitse bezetting ook was. Toen een zwaargewonde Franse soldaat in krijgsgevangenschap moest, reisde ze met hem mee naar Maastricht om de Duitse autoriteiten op andere gedachten te brengen. Gevangenschap zou de dood voor de Fransman betekenen, gezien zijn conditie. Het kwam haar op enkele dagen gevangenschap te staan, omdat de Duitsers het niet vertrouwden: een Francaise die perfect Duits sprak en een gevangene vrijpleitte van krijgsgevangenschap. Marcelle werd aangezien voor een spionne. Uiteindelijk slaagde ze in haar opzet; de Franse soldaat hoefde niet in gevangenschap, hij overleefde de oorlog en werd stokoud. Na haar terugkeer naar Rotterdam bouwde ze in de loop van de oorlog de contacten met Frankrijk verder uit, waarvoor ze werd ingeschakeld door het Franse Rode Kruis Ook verzorgde ze voedselpakketten voor de krijgsgevangen Fransen. andere opnieuw begraven onder toezicht van het Rode Kruis.

Peetmoeder

Aan het einde van de oorlog richtten Marcelle en haar man een gaarkeuken-aan-huis in, waar honderden Rotterdammers in de Hongerwinter een maaltijd konden afhalen. Na de oorlog bleven de banden met de oudstrijders van het 271e RI bestaan. Ze werd ‘marraine’, peetmoeder, van het regiment. Zij en haar man behartigden de belangen van de oud-strijders, en in het bijzonder de weduwen van de gesneuvelden. Dit deden ze onder de vlag van Le Souvenir Francais. In 1946 kwam een monument in Kapelle tot stand voor de gesneuvelde Fransen. Het is een stenen zuil met bovenop de Gallische haan, vervaardigd door beeldhouwer Pieter Starreveld uit Amsterdam. Het beeld werd onthuld in het bijzijn van familie van de gesneuvelden. Mevrouw Mol onthulde het beeld; zij was de echtgenote van J.A. Mol. Jan Mol was in de oorlog een van de leidende figuren die voor de Franse graven zorgde. Ook maakte hij deel uit van het verzet. Later in de oorlog werd hij door de Duitsers gearresteerd en weggevoerd. Op het moment van de

onthulling van het monument was nog niet bekend dat hij was omgekomen in een krijgsgevangenkamp.

Gallische Haan

Later dat jaar besloot de Nederlandse regering dat Kapelle de plaats werd waar alle in de oorlog gesneuvelde Fransen begraven zouden worden. Deze Franse Militaire Begraafplaats, de enige in Nederland, kwam in 1950 gereed. Op 16 mei 1950 werd de nieuwe begraafplaats geopend en werd een nieuw monument onthuld. Dit bestaat uit twee halfrondlopende muren met de namen van de 600 in Nederland gesneuvelde Franse soldaten. Daarvoor is een zuil geplaatst met in mozaiek de triomferende Gallische Haan, met daaronder een herdenkingstekst. Het monument is ontworpen door de kunstenaar Anton Molkenboer.

Ondanks haar handicap sinds 1951, waardoor ze haar spraak verloor en aan een rolstoel was gekluisterd, bleef Marcelle zeer betrokken en actief voor ‘haar’ regiment. Haar geest bleef helder. In 1947 benoemde de Franse regering haar tot Chévalier de la Legion d’Honneur, in 1954 volgde bevordering tot officier. Ook was het haar vergund om samen met twee oud-officieren van het regiment tijdens een plechtigheid bij de Arc de Triomphe met de punt van een degen de erevlam bij het graf van de Onbekende Soldaat hoger te zetten. Marcelle overleed in 1966. In een tombe rust ze opzij van de Franse Militaire Begraafplaats. De familie Van ’t Hoff is nog steeds zeer betrokken bij Le Souvenir Francais. Ook nu nog vindt elk jaar op of rond 16 mei een grote herdenking plaats op de Franse Militaire Begraafplaats in Kapelle.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.