SEH adviespocket 2020

Page 1

SEH Adviespocket 2020 T O O L S

V O O R

D E

A D V I E S P R A K T I J K


Colofon De SEH Adviespocket 2020 is een uitgave van de Stichting Erkend Hypotheekadviseur (SEH) en wordt verspreid onder Erkend Financieel Adviseurs. De inhoud is samengesteld door een team van vakspecialisten: Raymond Bakker, Jan Martijn Hengeveld, Harrie-Jan van Nunen en Henri Drost (eindredactie). SEH is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor schade die ontstaat door eventuele onjuistheden en/of zetfouten. De inhoud is opgesteld naar inzichten tot medio februari 2020.


I N H O U D S O P G AV E

Hoofdstuk 1 Acceptatie Maximale hypotheek op inkomen Vaststelling toetsinkomen loondienst Vaststelling toetsinkomen zelfstandig ondernemer Energiebesparende voorzieningen: inkomen Energiebesparende voorzieningen: onderpand Seniorenregeling bij naderend pensioen Seniorenregeling op AOW-leeftijd Verruimen toetsnormen: explain BKR-registratie

5 6 8 11 12 13 14 15 16 17

Hoofdstuk 2 Het Belang van Advies over Overlijdensrisico Arbeidsongeschiktheid Werkloosheid Bruto en netto woonlasten

19 20 21 23 24

Hoofdstuk 3 Relevante Regelgeving Partneralimentatie Draagplichtovereenkomst Vervallen tijdklemmen Boeterente en rentemiddeling

27 28 29 30 31

Hoofdstuk 4 Alternatieve Financieringsoplossingen Familielening eigen woning Overwaarde verzilveren door senioren SVN-regelingen Schenkingsvrijstelling

33 34 36 38 39

Hoofdstuk 5 Kerncijfers Inkomstenbelasting box 1-2-3 Heffingskortingen en Toeslagen 2020 Hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Erf- en schenkbelasting Lijfrenten en kapitaalverzekeringen Sociale Zekerheidsuitkeringen

41 42 43 44 45 46 48

SEH Adviespocket 2020 | 3



Hoofdstuk 1

Accep tat ie

1

Ac c e p tat i e

SEH Adviespocket 2020 | 5


Accep tat ie

Hoofdstuk 1

Maximale hypotheek op inkomen De bepaling van de maximale hypotheek op het inkomen is vastgelegd in de Tijdelijke regeling hypothecair krediet (Trhk). Hoeveel uw klant kan lenen is afhankelijk van hieronder vermelde factoren. Toetsinkomen: Moet vast en bestendig zijn. Er zijn verschillende manieren om het toetsinkomen vast te stellen (zie pagina 8 t/m 11). Toekomstige inkomensstijgingen (binnen 6 maanden na uitbrengen bindend aanbod) mogen worden meegenomen. Verminderd inkomen binnen 10 jaar: De maximale financieringslast wordt getoetst aan een eventueel lager inkomen binnen 10 jaar (zie pagina 14). Toetsrente: Als de rentevastperiode 10 jaar of langer is, of gelijk aan de resterende duur van de lening, dan wordt uitgegaan van de werkelijke rente. Anders van een fictieve rente van 5%. Een hogere financieringslast is mogelijk bij een (gemiddelde) toetsrente van 1,01% / 1,51% / 2,01% / 2,51%. Financieringslastpercentage: Er is keuze uit 4 tabellen, afhankelijk of de rente (voor gedeelten) wel of niet fiscaal aftrekbaar is en of de AOW-leeftijd wel of niet is bereikt. Als sprake is van een aanvrager mét AOW en een aanvrager zonder AOW, dan bepaalt het hoogste toetsinkomen welke tabel van toepassing is. De beheernorm kan alleen worden gebruikt bij woningbehoud, bijvoorbeeld bij uitkoop van een ex-partner of overlijden van de partner. Financiële verplichting: 2% van de oorspronkelijke schuld per maand, of werkelijke lasten indien niet aanpasbaar. Studiefinancieringen 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijke studieschuld. Toetsingssystematiek: Voor alle hypotheekvormen uitgaan alsof de lening annuïtair wordt afgelost. Uitzondering is de seniorenregeling. In dat geval zijn de werkelijke rentelasten (zie pagina 15) het uitgangspunt voor het aflossingsvrije deel. Bij beheernormen gelden ook de werkelijke lasten. Toetslooptijd: Bij annuïtaire en lineaire leningen moet worden uitgegaan van de werkelijke looptijd (max. 30 jaar). Bij overige leenvormen is dat 30 jaar. Uitzondering geldt voor hypotheken met een verpand opbouwproduct. Dan mag ook worden uitgegaan van de annuïtaire last van de netto hypotheek, rekening houdend met de werkelijk resterende looptijd.

6 | SEH Adviespocket 2020


Maximale hypotheek

Toetsingssystematiek

Maximaal toegestane last

Toetsrente

(Toets) Looptijd

-/- maandlast lopende financiële verplichtingen

Financieringslastpercentage

Hoogste toetsinkomen + 80% laagste

Te verhogen i.g.v. energiezuinige of neutrale woning

Gezamenlijk toetsinkomen

Toetsinkomen 2

Werkelijke rentelast (Seniorennorm)

Annuïtair (Standaard)

Minimaal 33.000

Duur van het inkomen < 10 jaar dan ook toets op verminderd inkomen

-/- Alimentatieverplichting aan ex-partner

Toetsinkomen 1

Tijdelijke regeling hypothecair krediet (Trhk)

Alleenstaande met toetsinkomen 21.500 <> 31.000 + 3%-punt tot maximaal percentage behorende bij 31.000

Box 1 / Box 3 vóór AOW / na AOW Beheernorm

Hoofdstuk 1 Accep tat ie

SEH Adviespocket 2020 | 7


Accep tat ie

Hoofdstuk 1

Vaststelling toetsinkomen loondienst Voor mensen in loondienst kan het toetsinkomen op verschillende manieren worden vastgesteld. Elke methode heeft eigen criteria én eigen uitkomsten. Niet elke methode is voor elke consument beschikbaar of bruikbaar. De keuze hangt af van het gemak (voor adviseur en/of consument), de uitkomst (maximale hypotheek) en de acceptatie door de aanbieder. Niet iedere geldverstrekker accepteert namelijk elke methode. NHG daarentegen accepteert alle hierna vermelde methoden.

Werkgeversverklaring De werkgeversverklaring is het meest gebruikte instrument om het toetsinkomen vast te stellen. Het is tegelijkertijd ook het meest bediscussieerde document in het hypotheekproces. Discussies gaan over vormvereisten, niet vermelde inkomsten en onvolledig meegetelde bedragen. Voor vaste inkomstenbestanddelen (loon, vakantiegeld en dertiende maand) telt het inkomen dat de aanvrager nu heeft of binnen 6 maanden gaat krijgen. Bedragen uit variabele emolumenten, zoals overwerk of provisie, tellen mee voor zover de werknemer die de laatste 12 maanden heeft ontvangen bij die werkgever. Als bij een tijdelijk dienstverband de werkgever de verklaring voortzetting dienstverband (beter bekend als ‘intentieverklaring’) invult, dan wordt het inkomen gezien als vast en bestendig. Dezelfde aanpak geldt als bij de werkgeversverklaring.

3-jaarsgemiddelde Bij een werknemer met een tijdelijk dienstverband zonder intentieverklaring - of in proeftijd kan worden uitgegaan van het gemiddelde loon en loonvervangende uitkeringen die de klant de laatste drie kalenderjaren heeft ontvangen. Dat loon is gemaximeerd op het laatste kalenderjaar. Op dit moment wordt het inkomen dus bepaald op basis van 2019, 2018 en 2017. Het inkomen dat iemand nu verdient of dit jaar zal verdienen, speelt in deze berekening geen rol.

Inkomensbepaling loondienst (IBL) De Inkomensbepaling Loondienst (IBL) – ook bekend onder methode Handig! – wordt door steeds meer aanbieders geaccepteerd als wijze van inkomensvaststelling. De methode is te gebruiken voor iedereen met een loondienstverband. Tussenkomst van de werkgever is niet nodig. Het inkomen wordt gebaseerd op het SV-loon zoals vermeld op het UWVverzekeringsbericht. Een eventuele eigen bijdrage aan het pensioen wordt standaard niet meegeteld. Als de eigen pensioenbijdrage (af te lezen van de salarisstrook) wordt ingevuld op de website (www.inkomensbepalingloondienst.nl), dan wordt er wel rekening mee gehouden. Het toetsinkomen wordt hierdoor hoger. 8 | SEH Adviespocket 2020


Hoofdstuk 1

Accep tat ie

Bij de IBL wordt, in tegenstelling tot de werkgeversverklaring, voor het volledige inkomen teruggekeken. Dus: wat heeft iemand verdiend in de laatste 12, 24 of 36 maanden? Wat was het SV-inkomen over de laatste 12 maanden (vast inkomen), 24 maanden (vast inkomen met incidentele betalingen) of 36 maanden (geen vast dienstverband)? Er wordt geen rekening gehouden met eventuele toegekende inkomensverhogingen. Omdat wordt uitgegaan van het SV-loon, is deze methodiek niet altijd bruikbaar. Bijvoorbeeld niet bij genoten inkomen uit het buitenland of voor mensen met een beperkt of géén arbeidsverleden.

Arbeidsmarktscan De arbeidsmarktscan is geschikt voor consumenten met een tijdelijk of eindigend dienstverband, die een arbeidsverleden hebben in minimaal 12 van de laatste 14 maanden. Een extern deskundige stelt het toetsinkomen vast, rekening houdend met werkervaring, opleidingsniveau, beroep of functie, de branche en de regio. Daarbij wordt gekeken naar het aantal vacatures dat er voor dit profiel is en naar het aantal werkzoekenden. De verhouding tussen die twee bepaalt de score. Bedraagt die score meer dan 70 punten, dan wordt een toetsinkomen (verdiencapaciteit) afgegeven. De verdiencapaciteit is nooit hoger dan het huidige inkomen. Een arbeidsmarktscan kan worden aangevraagd via arbeidsmarktkansen.nl. Dit kost € 110,-. Is de score lager dan 70 punten, dan ontvangt de consument geen toetsinkomen. Er volgt dan geen factuur.

Perspectiefverklaring De perspectiefverklaring is te gebruiken voor uitzendkrachten die minimaal 52 weken bij één uitzendorganisatie hebben gewerkt. Wordt een perspectiefverklaring verkregen, dan geldt het huidige inkomen als toetsinkomen. Een toetsinkomen met een perspectiefverklaring is over het algemeen hoger dan een gemiddeld inkomen op basis van de laatste drie kalenderjaren. Een perspectiefverklaring wordt afgegeven door een Perspectief Taxateur van het uitzendbureau. Hiervoor moet het uitzendbureau zijn aangesloten bij de Stichting Perspectiefverklaring. Is het uitzendbureau niet aangesloten, dan kan gebruik worden gemaakt van een Externe Perspectief Taxateur. Zie de website www.perspectiefverklaring.nl. De kosten voor een verklaring bedragen € 302,50.

SEH Adviespocket 2020 | 9


10 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0

Altijd

Alle aanbieders

Veel discussies over vormvereisten en het (niet) kunnen matchen van het vermelde inkomen

Bruikbaarheid

Acceptatie aanbieders

Gemak voor consument en adviseur

Aantal documenten in dossier

Acceptatie toetsinkomen

Hoogte toetsinkomen

Hoe te verkrijgen? Zienswijze

Veel discussies over vormvereisten WG-verklaring. Verzamelen jaaropgaven vaak lastig

Werkgeversverklaring + salarisstrook + jaaropgaven Altijd (Indien geen 3 jaar, dan middelen over 3 jaar) Alle aanbieders

Voor alle aanbieders gelijk

Gemiddeld inkomen laatste 3 kalenderjaren

Via werkgever Terugkijken over 3 kalenderjaren

3-jaars gemiddelde

Alle aanbieders Veel discussies over vormvereisten en het (niet) kunnen matchen van het vermelde inkomen

Consument moet mogelijk kosten maken

Consument moet kosten maken en veel documenten aanleveren bij arbeidsmarktkansen.nl

Minimaal 52 weken arbeidsverleden en een score > 70 Beperkt aantal aanbieders Groot voor adviseur

Werkgeversverklaring + salarisstrook + Perspectiefverklaring Minimaal 52 weken werkzaam bij hetzelfde uitzendbureau Beperkt aantal aanbieders Groot voor adviseur

Voor alle aanbieders gelijk

Huidig inkomen

Extern Vooruitkijken

Perspectiefverklaring

Inkomensvaststelling Arbeidsmarktscan

Verwacht te verdienen inkomen, gemaximeerd tot huidig inkomen Voor alle aanbieders gelijk

Extern Verwacht inkomen

Arbeidsmarktscan

SV-loon over laatste 12 of 24 maanden Voor alle aanbieders gelijk (alle inkomensbestanddelen tellen mee) Inkomensbepaling verklaring loondienst (of Ockto-sleutel) + salarisstrook Beperkt. Niet mogelijk bij o.a. buitenlands inkomen, kort arbeidsverleden, benodigde inkomensverhoging Beperkt aantal aanbieders Groot voor consument en adviseur

Inkomensbepaling loondienst Door adviseur te maken Terugkijken over 12 of 24 maanden

Beperkt aantal aanbieders Groot voor consument en adviseur

Inkomensbepaling verklaring loondienst + salarisstrook Beperkt

Voor alle aanbieders gelijk

SV-loon over laatste 36 maanden

Inkomensbepaling loondienst Door adviseur Terugkijken over 36 maanden

Werkgeversverklaring Via werkgever Vooruitkijken (vast inkomen) Terugkijken (variabel inkomen) Vaste loonbestanddelen + variabele emolumenten (laatste 12 maanden) Afhankelijk van acceptatiekader aanbieder Werkgeversverklaring + salarisstrook Altijd

Werkgeversverklaring met intentie Via werkgever Vast inkomen: vooruitkijken Tijdelijk inkomen: terugkijken Vaste loonbestanddelen + variabele emolumenten (laatste 12 maanden) Variabele bestanddelen, afhankelijk van acceptatiekader Werkgeversverklaring + salarisstrook

Verschillen tijdelijk dienstverband

Acceptatie aanbieders Gemak voor consument en adviseur

Hoogte toetsinkomen Acceptatie toetsinkomen Aantal documenten in dossier Bruikbaarheid

Hoe te verkrijgen? Zienswijze

Verschillen vast dienstverband

Accep tat ie Hoofdstuk 1


Hoofdstuk 1

Accep tat ie

Vaststelling toetsinkomen zelfstandig ondernemer Het is een illusie te veronderstellen dat een ondernemer bij verschillende aanbieders hetzelfde toetsinkomen heeft. Elke bank stelt op haar eigen manier het toetsinkomen vast. Verschillen ontstaan bijvoorbeeld door het (niet) corrigeren van de fiscale bijtelling van de auto van de zaak, een FOR-dotatie, een RC-schuld of overwinst. Er zijn aanbieders die niet uitgaan van een gemiddeld inkomen over de laatste drie kalenderjaren, maar uitgaan van een gewogen gemiddelde. Het meest recente jaar telt daarin zwaarder dan het oudste jaar. Andere verschillen zijn: het moment waarop het laatste boekjaar verplicht onderdeel moet uitmaken van de inkomenstoetsing of het wel/niet meenemen van het inkomen in het lopende boekjaar. De verschillen in uitkomsten tussen de ene en de andere aanbieder zijn soms groot.

Inkomensanalyse voor ondernemers Om vooraf inzicht te krijgen in de verschillende uitkomsten kan een inkomensanalyse voor ondernemers worden aangevraagd. Hiermee krijgt de adviseur per aanbieder inzicht in welke bank(en) de ondernemer wil(len) financieren en per aanbieder met welk toetsinkomen ze rekenen. De inkomensanalyse voor ondernemers is verkrijgbaar via Validatie instituut inkomensvaststelling Zelfstandigen (www.viiz.nl) en via diverse serviceproviders.

Inkomensverklaring zelfstandigen (IKV) Voor hypotheken met NHG moet het inkomen worden vastgesteld door een extern deskundige, rekenmeesters genaamd. NHG heeft vier rekenmeesters geaccrediteerd voor het afgeven van een inkomensverklaring. Aan deze afgifte zijn kosten verbonden, oplopend van â‚Ź 225,- (excl. BTW) voor een eenmanszaak tot â‚Ź 585,- (excl. BTW) voor een BV met twee werkmaatschappijen. ING Bank en Rabobank accepteren geen externe inkomensverklaring. Zij berekenen het ondernemersinkomen altijd zelf. ABN Amro, Florius, RegioBank, SNS Bank, ASN en BLG Wonen mogen het ondernemersinkomen ook zelf berekenen. In dat geval hoeft de ondernemer niets te betalen voor de inkomensverklaring. Het nadeel van een IKV is dat enkel wordt gekeken naar de jaarstukken en niet naar de totale aanvraag. Ook is er in het geval van een externe IKV geen overleg met de aanbieder.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 11


Accep tat ie

Hoofdstuk 1

Energiebesparende voorzieningen: inkomen Aankoop woning of verhogen hypotheek Koopt uw klant een energiezuinige woning, of verhoogt hij zijn lening voor het treffen van energiebesparende voorzieningen, dan is het toegestaan om meer te lenen op basis van het inkomen. Voorwaarde is dat het (gezamenlijke) toetsinkomen minimaal € 33.000 bedraagt. Energiezuinige woning Is sprake van een woning met een geldig energielabel van ten minste A++ (afgegeven voor 1 januari 2015) of een energie-index of energieprestatiecoëfficiënt van ten hoogste 0,6? Dan mag € 9.000 extra worden geleend. NulopdeMeter-woning Voor een NulopdeMeter-woning, waarvoor een energieprestatiegarantie is afgegeven voor een periode van ten minste tien jaar, mag € 25.000 extra worden geleend. Energieneutrale woning Is sprake van een woning met een energie-index, óf een energieprestatie-coëfficiënt ≤ 0, óf een maximaal primair fossiel energiegebruik van ≤ 0 kWh/m2 per jaar? Dan mag € 15.000 extra worden geleend.

Treffen energiebesparende voorzieningen Treft uw klant energiebesparende voorzieningen (EBV), dan mag het bedrag aan EBV dat wordt geïnvesteerd tot maximaal € 9.000 extra worden geleend, mits het (gezamenlijke) toetsinkomen mimimaal € 33.000 bedraagt.

Energiebespaarbudget (EBB) Is uw klant van plan energiebesparende voorzieningen te treffen, maar weet hij nog niet welke, dan kan gebruik worden gemaakt van het energiebespaarbudget. Dit is een bijzonder bouwdepot, veelal tot een bedrag van € 9.000. Uit dit depot kunnen later de EBV worden betaald. Wordt het depot niet (volledig) gebruikt, dan wordt het resterende depotbedrag na de afgesproken periode weer afgelost op de hypotheek. Wordt een EBB afgesloten, dan moet hierop direct (ten minste) annuïtair worden afgelost. Een EBB kan tot maximaal 106% van de marktwaarde van de woning worden geleend. Energiebesparende voorzieningen zijn: gevelisolatie, dakisolatie, vloerisolatie, leidingisolatie, energiezuinige kozijnen, deuren en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen, hoog rendement beglazing (HR++), installatie voor warmteterugwinning, energiezuinige ventilatie inclusief hoog-rendement-ventilatoren, hoogrendementketels, warmtepompen, zonneboilers, zonnecellen of een combinatie daarvan.

12 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 1

Accep tat ie

Energiebesparende voorzieningen: onderpand Wanneer uw klant energiebesparende voorzieningen treft, dan mogen de kosten hiervoor worden meegefinancierd, tot maximaal 106% van de marktwaarde. Voor het bepalen van die marktwaarde mag geen rekening worden gehouden met de waardestijging als gevolg van EBV. Er zijn drie varianten mogelijk: 1. Kwaliteitsverbetering door alleen EBV De maximale lening bedraagt: 100% van de marktwaarde vóór verbouw, plus de EBV-kosten. 2. Gemende verbouwing, met één marktwaarde na verbouwing De maximale lening bedraagt: 100% van de marktwaarde na verbouw. De waardestijging wordt pro rata bepaald voor de verbouwingen exclusief EBV, plus de kosten voor EBV. 3. Gemengde verbouwing, met gescheiden taxatiewaarden De maximale lening bedraagt: 100% van de marktwaarde na verbouw exclusief EBV, plus de EBV-kosten. Voorbeeld Peter en Dorien kopen een woning voor € 150.000. Ze gaan voor € 12.000 verbouwen. Daarvan is € 7.000 bestemd voor EBV (zonnepanelen en isolatie) en € 5.000 voor verbetering van de keuken. Optie 1: pro rato-methode In het taxatierapport staat één marktwaarde na verbouw (pro rato-methode): € 159.000. De totale investering van € 12.000 leidt dus tot een waardestijging van € 9.000, oftewel 75%. De maximale lening op het onderpand bedraagt volgens de pro rato-methode: Marktwaarde vóór verbouw + pro rato waardestijging verbouwing exclusief EBV + investering EBV € 150.000 + 75% * € 5.000 + € 7.000 = € 160.750 Optie 2: gescheiden taxatiewaarden In het taxatierapport staan gescheiden taxatiewaarden. De marktwaarde na verbouwing voor alleen de keuken is getaxeerd op € 153.000. De maximale lening op het onderpand bedraagt in dat geval: Marktwaarde na verbouw (exclusief EBV) + investering EBV € 153.000 + € 7.000 = € 160.000

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 13


Accep tat ie

Hoofdstuk 1

Seniorenregeling bij naderend pensioen Voor de bepaling van een maximale hypotheek op iemands inkomen moet rekening worden gehouden met het (verminderde) inkomen op pensioendatum. Dit geldt voor klanten die binnen 10 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. De werkwijze is als volgt: 1. Bepaal de maximaal toegestane financieringslast op pensioeninkomen 2. Bereken op basis hiervan de maximale lening op basis van het pensioeninkomen (annuĂŻtaire toets o.b.v. 30 jaar) 3. Bepaal de maximaal toegestane financieringslast op het huidige inkomen 4. Bereken het verschil tussen beide toegestane financieringslasten (1 en 3) 5. Bepaal de resterende looptijd in maanden tot pensioendatum 6. Bereken op basis van het verschil (4) en de resterende looptijd (5) de maximale lening (annuĂŻtaire toets) 7. De maximale hypotheek op het inkomen is de optelling van uitkomst 1 en 6, waarbij het bedrag berekend bij 6 in de resterende looptijd moet worden afgelost. De hypotheek bestaat hierbij minimaal uit twee delen. NB: Als de rentelooptijd gelijk is aan de resterende duur van de lening die voor pensioendatum wordt afgelost, mag worden gerekend met de werkelijke rente. Anders moet worden gerekend met een fictieve rente van 5%.

Verruimde norm mogelijk bij aankoop Consumenten die binnen 10 jaar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd een andere woning willen kopen, mogen gebruikmaken van verruimde normen. De toetsing tot AOW-leeftijd wordt gedaan op basis van de standaard normen (zie pagina 6). Vanaf de AOW-leeftijd mag worden getoetst op het verruimde kader. Zie pagina 15 voor de eisen waaraan moet worden voldaan. Het toetsinkomen wordt vastgesteld op basis van het opgebouwde pensioen- en lijfrente-inkomen en het volledige nog op te bouwen AOW-inkomen. Is de werkelijke bruto last op pensioendatum lager dan de toegestane financieringslast, dan is versnelde aflossing van de hypotheek niet nodig. De verruimde norm is ook mogelijk met NHG.

14 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 1

Accep tat ie

Seniorenregeling op AOW-leeftijd Consumenten die na hun AOW-gerechtigde leeftijd een woning kopen, kunnen gebruikmaken van een verruimd toetskader. Dit houdt in dat het aflossingsvrije leningsdeel wordt getoetst op de werkelijke lasten in plaats van fictief annuïtaire lasten.

Voorwaarden Senioren moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden: 1. Aanvrager moet een eigen woning hebben en een nieuwe woning aankopen (tijdelijke huur is toegestaan, conform fiscale regels voor behoud overgangsrecht) 2. Aanvrager moet AOW-leeftijd hebben bereikt op datum uitbrengen bindend aanbod 3. De nieuwe bruto maandlast moet gelijk of lager zijn dan de huidige (maandlast is: rente, aflossing, erfpachtcanon en inleg opbouwproduct) 4. De rente moet minimaal 20 jaar worden vastgezet. 5. Een kortere rentevastperiode van minimaal 10 jaar is toegestaan, indien: a. de leeftijd van de jongste partner op einddatum renteperiode minimaal 85 jaar, óf b. de lening bij einde rentevastperiode minder dan 50% van de marktwaarde is (let op: bank moet zorgen dat consument renterisico bij einde rentevaste periode kan dragen!) 6. Een kortere rentevastperiode dan 20 jaar is toegestaan, wanneer de lening aan het einde van de rentevaste periode volledig is afgelost 7. Het aflossingsvrije deel mag maximaal 50% van de marktwaarde bedragen Voorbeeld Meneer De Vries (70 jaar) wil graag kleiner wonen. Hij kan zijn huidige woning verkopen voor € 300.000. Hierop rust een aflossingsvrije hypotheek van € 220.000 tegen een rente van 4,6%. Na aftrek van kosten resteert een overwaarde van € 75.000. Zijn pensioeninkomen (incl. AOW) bedraagt € 23.000. Hij wil een nieuwe woning kopen van € 220.000. Rekening houdend met de bijkomende kosten en de overwaarde bedraagt zijn financieringsbehoefte € 155.000. Hij kan de rente vastzetten voor 20 jaar tegen 1,85%. Volgens de standaardtoets kan meneer De Vries € 119.076 lenen.

Uitwerking seniorennorm De toegestane financieringslast bedraagt 22,5%, oftewel € 431,25 per maand. De lasten van de nieuwe hypotheek zijn:

Aflossingsvrije hypotheek (€ 110.000 * 1,85% / 12 maanden): Annuïteitenhypotheek (€ 45.000 o.b.v. 1,85% en 360 maanden): Totale bruto maandlast:

€ 169,58 € 162,97 + € 332,56

De nieuwe last (€ 332,56) is lager dan de huidige bruto maandlast (€ 843,33). Hiermee voldoet de lening aan de normen. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 15


Accep tat ie

Hoofdstuk 1

Verruimen toetsnormen: explain Bij een financiering buiten de standaard toetsnormen is sprake van een overschrijding. Om te bezien of dit mogelijk is, kan het volgende stappenplan worden gevolgd: 1. Vaststelling soort overschrijding: a. Inkomen b. Onderpand c. Aflosvrijdeel d. Combinatie van meerdere overschrijdingen 2. Is de overschrijding op te lossen via optimalisatie? a. Wijze van vaststellen toetsinkomen: zie pagina 8 t/m 11 b. Optimaliseren toetsrente c. Optimaliseren looptijd hypotheek d. Optimaliseren kredietlasten e. Wijze vaststellen marktwaarde woning (taxatierapport of modelmatige bepaling) 3. Is de overschrijding op te lossen via een explain-norm? 4. Welke aanbieder(s) biedt/bieden deze mogelijkheid? Is het een standaard explain (beschreven in de voorwaarden)? Is het een individuele beoordeling (beoordeling op postniveau)? 5. Selecteer de gewenste bank voor de aanvraag.

Meest voorkomende explain-normen Meer lenen op inkomen Zuivere oversluiting Treffen energiebesparende voorziening: zie pagina 12 Energiezuinige \ energieneutrale woning: zie pagina 12 Relatiebreuk Seniorennorm (aankoop woning): zie pagina 15

Mogelijk met NHG? Nee Ja Ja Ja Ja

Meer lenen op onderpand Restschuld Energiebesparende voorziening: zie pagina 13 Zuivere oversluiting

Mogelijk met NHG? Ja Ja Nee

Meer dan 50% aflossingsvrij lenen Zuivere oversluiting Hypotheek minder dan 60% maximale lening op inkomen

Mogelijk met NHG? Nee Nee

16 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 1

Accep tat ie

BKR-registratie Een vast onderdeel binnen de hypotheekbeoordeling is een kredietwaardigheidscheck. Dit gebeurt via een BKR-toetsing. Bij de beoordeling van het resultaat wordt onderscheid gemaakt in: positieve registraties: altijd vermeld bij aangaan lening, negatieve registraties: alleen gemeld wanneer situatie ontstaat, en coderingen: gemeld bij een achterstand of onregelmatigheid. Een BKR-registratie blijft zichtbaar tot 5 jaar na plaatsing praktische looptijd van de lening. Code RK AK OA HO ZK SR HY RH RN RO ZO A H 1 2 3 3 4 5 *

Positieve registratie Lening Revolverend krediet (doorlopend krediet, roodstandfaciliteit, creditcard, telefoonkrediet): het bedrag dat kan worden opgenomen. Aflopend krediet (persoonlijke lening): totaal te betalen bedragen gedurende de looptijd. Operationeel autoleaseovereenkomst: 65% van totaal te betalen bedragen gedurende de looptijd. Hypothecair krediet overige onroerende zaken: de hoogte van de lening. Zakelijk krediet van meer dan € 1.000: er wordt geen bedrag vermeld. Negatieve registraties Schuldregeling Hypothecair krediet eigen woning Restschuld hypothecair krediet Restschuld hypothecair krediet met beroep op NHG Overige financiële verplichtingen Overige zakelijke verplichtingen Coderingen Er is sprake van een betalingsachterstand van meer dan 2 of 3 maanden Betalingsachterstand is ingelopen, het krediet bestaat nog steeds Er is een betalingsregeling getroffen Het gehele kredietbedrag is opgeëist (meestal met inschakeling incassobureau) Bedrag van meer dan € 250 is afgeboekt, krediet is nog niet afgemeld Bedrag betaald tegen finale kwijting, krediet is afgemeld Geldlener is niet bereikbaar/onvindbaar Preventieve betalingsregeling getroffen voor een hypotheek. Als de betaalregeling is afgelopen, wordt deze code weer verwijderd. Praktische (werkelijke) looptijd van de lening is langer dan de theoretische looptijd. Code komt voor bij AK.

De volgende kredieten staan niet bij BKR geregistreerd: Studieleningen Onderhandse leningen Hypotheken afgesloten voor de eigen woning. Alleen wanneer er betalingsachterstanden zijn van meer dan 3 maandtermijnen wordt een hypotheek geregistreerd.

Online BKR-overzicht Consumenten kunnen eenvoudig online hun BKR-overzicht opvragen. Het grote verschil met de BKR-inzage door een aanbieder is dat bij de persoonlijke BKR ook de geldgevende instantie en het contractnummer staat vermeld. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 17



Hoofdstuk 2

Het Belang van Advies over

2

Het Belang va n Ad v i e s o ve r

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 19


Het Belang van Advies over

Hoofdstuk 2

Overlijdensrisico Mensen zijn zich niet altijd bewust van de financiële gevolgen bij overlijden. Een adviseur heeft de zorgplicht om de risicobereidheid van de klant vast te stellen. Dit laatste gaat verder dan de vraag “Wilt u het risico van overlijden verzekeren?”. Een klant kan deze vraag pas beantwoorden als hij weet wat in zijn specifieke situatie de gevolgen zijn van dit inkomensrisico.

Verplichte ORV Begin 2018 is voor hypotheken met NHG de verplichte risicodekking bij overlijden vervallen. Vanaf 2020 is dat ook niet meer verplicht voor bestaande hypotheken met NHG. In reactie daarop hebben enkele geldverstrekkers de verplichte ORV ook bij niet-NHG-hypotheken geschrapt uit hun acceptatiebeleid. Het vervallen van de verplichte risicodekking bij overlijden houdt niet in dat het onverstandig is om een overlijdensrisicoverzekering te hebben of af te sluiten.

Nabestaandenvoorziening Door de versobering van de Anw en het nabestaandenpensioen ligt er een steeds grotere verantwoordelijkheid bij het individu voor een adequate nabestaandenvoorziening. Een Anw-hiaat wordt in de meeste pensioenregelingen niet (meer) gecompenseerd. Daarnaast is een nabestaandenpensioen steeds vaker door de werkgever verzekerd op risicobasis. Nabestaanden krijgen alleen een uitkering als de partner nog in dienst is. Bij wisseling van baan of start als zelfstandige kan een fors tekort aan nabestaandenpensioen ontstaan.

Oplossingen in de privésfeer Werknemers en directeuren-groot aandeelhouders moeten hun situatie ook privé bezien. Belangrijke vragen bij die analyse zijn: Kunnen de woonlasten (huur, hypotheekrente, gas, water, licht) nog worden betaald na het overlijden van een partner? Hoe ontwikkelen de kosten voor de kinderen zich en is er extra budget voor opvang nodig? Welke schulden vallen vrij en welke moeten nog worden afbetaald? Is er een uitkering vanuit de overheid? Hoe zit het met subsidies en toeslagen? Zo’n analyse kan uitwijzen dat een overlijden financieel geen probleem veroorzaakt. Als dit wel een probleem vormt, kan een (extra) overlijdensrisicoverzekering een prima oplossing zijn. Voor adviseurs een uitgelezen kans om de consument bewuster te maken van de financiële risico’s bij overlijden. Maar ook een verplichting. De adviseur moet ervoor zorgen dat het advies aansluit bij de risicobereidheid, berekeningen en wensen van de klant.

20 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 2

Het Belang van Advies over

Arbeidsongeschiktheid Eind 2019 telde Nederland circa 820.000 mensen die door een ziekte of ongeval hun werk niet meer (volledig) kunnen doen. Zij krijgen een arbeidsongeschiktheidsuitkering vanuit de overheid: WGA, IVA, WAO of Wajong. Dit betreft 9,1% van de beroepsbevolking. Werkende mensen hebben een sterke neiging het risico op arbeidsongeschiktheid te bagatelliseren: “Dat overkomt mij niet” en “Ik kan altijd nog wel iets doen” zijn veelgehoorde opmerkingen. In adviesgesprekken is arbeidsongeschiktheid een belangrijk aandachtspunt. Immers, het kan (grote) gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van maandelijkse hypotheeklasten. Onderstaande cijfers illustreren het werkelijke AO-risico.

1. Kans op arbeidsongeschiktheid De kans dat iemand arbeidsongeschikt wordt, is gemiddeld 0,6% per jaar. De kans loopt op naarmate men ouder wordt: bij jongeren 0,2% en onder 55-plussers 1,2% per jaar. De kans dat iemand in een periode van 30 jaar een WIA-uitkering aanvraagt, is iets meer dan 10%. De gemiddelde leeftijd waarop iemand arbeidsongeschikt raakt is 46 jaar (mannen) of 42 jaar (vrouwen). Het soort werk dat iemand doet, is van invloed op het AO-risico. De instroom is het grootst vanuit de sector Zorg.

2. In- en uitstroom WIA Het aantal uitkeringen uit hoofde van de WIA is in drie jaar toegenomen met ruim 26%: bij IVA-uitkeringen +45%, bij WGA-uitkeringen +17%. In 2019 kregen in totaal 45.000 mensen recht op een WIA-uitkering (WGA of IVA). De uitstroom is 20.000. De kans dat iemand met een WIA-uitkering herstelt, is slechts 22%. Hoofdredenen voor uitstroom zijn het bereiken van de AOW-leeftijd of overlijden.

3. Oorzaken gestegen instroom UWV noemt de gestegen pensioenleeftijd als hoofdoorzaak voor de sterk stijgende WIA-instroom. De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is sinds 2006 met 4 jaar toegenomen: van 61 naar 65 jaar. Hierdoor zijn er simpelweg meer mensen die onder deze werknemersverzekering vallen. Bovendien neemt het risico toe met de leeftijd.

4. Oorzaken arbeidsongeschiktheid Van alle uitkeringsgerechtigden is 51% arbeidsongeschikt als gevolg van een psychische aandoening. Voor de WIA-instroom ligt dit percentage op 34% (vaak is sprake van Wajong). Op de tweede plaats komen aandoeningen ‘van het bewegingsapparaat’, zoals gewrichten en rugklachten.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 21


Het Belang van Advies over

Hoofdstuk 2

5. Veel zzp’ers Er zijn steeds meer werkenden die geen recht hebben op een (eerstepijler)uitkering. Er zijn nu 1,3 miljoen zzp’ers die geen aanspraak kunnen maken op een WIA-uitkering. Slechts 20% van hen heeft zelf iets geregeld: een AOV of deelname aan een broodfonds.

6. WIA-uitkering Van alle WIA-uitkeringen is 39% een IVA-uitkering (> 80% AO en duurzaam), de rest WGA (gedeeltelijk AO of niet duurzaam volledig AO). De IVA-uitkering is 75% van het laatstverdiende (gemaximeerde) loon en keert uit tot de AOW-leeftijd. De loongerelateerde WGA-uitkering duurt sinds april 2019 nog maximaal 24 maanden. Dit kan via de SPAWW (zie cao) worden verlengd tot maximaal 38 maanden. De Loonaanvullingsuitkering, die afhankelijk is van benutting van restverdiencapaciteit, duurt tot de AOW-leeftijd.

7. AOV Van iedereen die zelf een AOV heeft geregeld en een uitkering claimt, doet ongeveer eenderde dit vanwege psychische oorzaken. Daarna volgen kanker en gewrichtsproblemen.

Woonlastenverzekering Er zijn diverse passende oplossingen om het risico op arbeidsongeschiktheid tijdens de looptijd van een hypotheek af te dekken. Een woonlastenverzekering kan maandelijks uitkeren of in één keer een deel van de hypotheek aflossen.

22 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 2

Het Belang van Advies over

Werkloosheid Sinds 2016 is in Nederland sprake van teruglopende werkloosheid. Eind 2019 was 3,4% van de beroepsbevolking werkloos. Daardoor lijkt werkloosheid een verwaarloosbaar risico. Toch zijn er een aantal aspecten om rekening mee te houden als u het risico met uw klant bespreekt.

1. Kans op ontslag Iemand heeft een kans van ongeveer 35% om tijdens diens werkzame leven ooit eens ontslagen te worden. Vaak wordt juist in de periode van het werkzame leven een hypotheek afgesloten met een duur van 30 jaar.

2. Definitie werklozen In Nederland zijn er 4,1 miljoen mensen tussen de 15 en 75 jaar die niet werken. Slechts 7,8% daarvan (320.000) is officieel ‘werkloos’. Dat zijn alle mensen tussen de 15 en 75 jaar (de ‘beroepsbevolking’) die geen werk hebben maar wel op zoek en direct beschikbaar zijn.

3. Wel uitkering, niet werkloos Iemand met een WW-uitkering wordt lang niet altijd tot de werklozen gerekend. Iemand die na ontslag uit een voltijdbaan in deeltijd gaat werken, heeft recht op een gedeeltelijke WWaanvulling. Ook zijn er WW’ers die niet recent naar werk hebben gezocht of niet onmiddellijk weer aan de slag kunnen, bijvoorbeeld door ziekte. En steeds meer mensen kiezen ervoor om als zzp’er aan de slag te gaan tijdens hun uitkering. Ook zij zijn officieel niet werkloos.

4. Geen uitkering, wel werkloos Ongeveer de helft van de werklozen heeft geen uitkering. Bijvoorbeeld zelfstandigen die geen werk meer hebben. Maar ook iedereen bij wie WW is afgelopen maar niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: vanwege inkomsten van een partner of vanwege vermogen (> € 6.225 per persoon in 2020, of > € 52.500 aan overwaarde op de woning).

5. WW-uitkering De duur van de WW is sinds 2016 afgenomen [zie Kerncijfers sociale zekerheid]. Die is nu nog maximaal 24 maanden. De hoogte van de WW-uitkering is gemaximeerd.

Mogelijk verzachtende factoren bij werkloosheid: a) Kans op werk: de kans dat iemand opnieuw werk vindt na ontslag is sterk afhankelijk van werkervaring, opleiding en bedrijfstak. Houd daarmee rekening in uw advies. b) Transitievergoeding: sinds 2020 is de transitievergoeding 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar, met een maximum van een heel jaarsalaris of € 83.000. c) Aanwezigheid van een buffer: is er genoeg eigen geld om een periode van werkloosheid te overbruggen, en zo ja voor hoe lang? d) Cao: in cao’s van werkgevers zijn vaak afspraken gemaakt over ontslag, zoals een opleidingstraject of aanvullende uitkering. Denk daarbij ook aan de SPAWW. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 23


Het Belang van Advies over

Hoofdstuk 2

Bruto en netto woonlasten In de wettelijke leennormen zijn regels vastgelegd over situaties waarin een lening op basis van inkomen verantwoord is. Deze leennormen gaan uit van bruto woonlasten. Bruto lasten zeggen de klant niet altijd voldoende. Wat betekent dit voor hem/haar persoonlijk? Dagelijkse boodschappen, vaste maandelijkse uitgaven en grotere aankopen zijn allemaal netto, net als het inkomen. Bovendien is de netto impact van woonlasten erg belangrijk voor het maken van een goede afweging om iets aan een hypothecair krediet te veranderen.

Aandachtspunten Onderstaande aandachtspunten onderstrepen het belang van bruto/netto-berekeningen. Totaal rentevoordeel wordt vaak (te) hoog ingeschat

Voorbeeld ter illustratie 30-jarige annuïteitenhypotheek van € 200.000, tegen 2%, WOZ-waarde € 200.000. Eigenwoningforfait 0,6%. Totale bruto lasten over 360 maanden: € 266.126, netto € 253.302. Totaal rentevoordeel: € 12.824 (bij tarief 37,35%). Bruto last per maand € 739,24. Netto last maand 1: € 652,09; de netto last stijgt tijdens looptijd.

Nooit 30 jaar aftrek bij een annuïteiten- of lineaire hypotheek

Annuïteitenhypotheek 30 jaar, 2%, WOZ € 200.000, IB-tarief 37,35%: na 22 jaar + 9 maanden geen renteaftrek meer. Bij een zelfde lineaire hypotheek na 21 jaar geen renteaftrek meer. Bij stijgende WOZ-waarde eindigt renteaftrek mogelijk sneller. Door een dalend eigenwoningforfait-tarief kan dit meevallen.

Hogere netto last door toekomstige IB-tarieven en maximaal aftrektarief

Aflossingsvrije hypotheek € 200.000, WOZ € 400.000, rente 2,5%, inkomen € 80.000. Uitgangspunt: hypotheek is eigenwoningschuld. Ewf-tarief daalt. Bruto last € 416,67 verandert niet. Geen rekening met heffingskortingen. Netto maandlast in 2020: € 324 Netto maandlast in 2023: € 336,33

Hogere netto last na pensionering door een lager IB-tarief

Huidig inkomen € 40.000, pensioeninkomen € 28.000. Aftrektarief gaat bij pensionering van 37,35% naar 19,45%. Bij een aflossingsvrije hypotheek stijgt de maandlast met maximaal 17,9%.

Bruto wordt netto door einde renteaftrek en bijtelling ‘Hillen’

Aflossingsvrije hypotheek € 250.000, 2,5% rente, WOZ € 400.000, IB-tarief 37,35%. Eind renteaftrek in 2031. Bruto last blijft € 521 per maand. Netto last gaat van € 383 (2020) naar € 521 (2031) per maand + € 30 vanwege afbouw Wet Hillen. Totale stijging: 44%. De stijging neemt toe bij hogere WOZ-waarde en verdere afbouw Wet Hillen.

24 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 2

Het Belang van Advies over

Effecten van wijzigingen Daarnaast is er nog een aantal situaties waarbij de klant voornemens is het hypothecaire krediet te wijzigen. Of de klant wordt hiertoe gedwongen, zoals aan het eind van de rentevaste periode. Deze wijzigingen kunnen op de bruto woonlasten een ander effect hebben dan op de netto lasten. Impact (extra) aflossen op netto last valt tegen; terugverdientijd is lang

Voorbeeld ter illustratie Aflossingsvrije hypotheek, 2,4% (eigenwoningschuld). Tarief 37,35%. Extra aflossing van € 10.000. Impact op netto maandlast: € 12,53. Pas na afloop renteaftrek wordt impact netto € 20 per maand. Terugverdientijd, uitgaand van een netto impact van € 20 per maand, is 41 jaar + 8 maanden (€ 10.000/€ 20 = 500 maanden); Bij een netto impact van € 12,53 (zolang de rente aftrekbaar is) is de terugverdientijd nog veel langer.

Renteverlaging kan bij spaarhypotheek negatief uitvallen (netto). Bij annuïteiten valt het netto effect van rentewijzigingen mee.

Spaarhypotheek € 400.000, rente 4,8%, WOZ-waarde € 500.000. Inleg SEW: € 497 per maand. Na 20 jaar loopt de rentevastperiode af. Nieuwe rente 2% voor resterende 10 jaar. Bruto last vóór rentewijziging: € 2.097 per maand (rente + inleg) Netto last vóór rentewijziging: € 1.593 per maand. Bruto last na rentewijziging: € 1.841 per maand (-/- € 256) Netto last na rentewijziging: € 1.685 per maand (plus € 92!) Netto verhoging is vooral gevolg van inleg SEW (wordt € 1.174 per maand).

Terugverdientijd boeterente duurt netto langer

De AFM gaat er vanuit dat de terugverdientijd van boeterente moet worden berekend aan de hand van het verschil in bruto maandlast. Netto kan dit heel anders uitpakken, zeker bij een spaarhypotheek.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 25



Hoofdstuk 3

Relevante Regelgeving

3

Re l e va n t e Re ge lge v i n g

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 27


Relevante Regelgeving

Hoofdstuk 3

Partneralimentatie Voor alle huwelijken of geregistreerde partnerschappen die eindigen op of na 1 januari 2020 geldt een beperking van de duur van de partneralimentatie ten opzichte van de wetgeving daarvoor. Tot 1 juli 1994 was de duur van partneralimentatie nog niet gemaximeerd. In de wetgeving tot 1 januari 2020 is die 12 jaar. Volgens de oude regels kan de alimentatietermijn ook gelijk zijn aan de duur van het huwelijk, als die korter was dan 5 jaar en er geen sprake is van kinderen.

Nieuwe hoofdregel vanaf 2020 De hoofdregel van de nieuwe wet is eenvoudig: de partneralimentatie duurt zo lang als 50% van de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Echter, op de hoofdregel is een aantal uitzonderingen. Situatie Periode huwelijk < 15 jaar Periode huwelijk > 15 jaar Periode huwelijk > 15 jaar Kinderen geboren uit huwelijk Kinderen geboren uit huwelijk

Extra gegeven Er zijn geen kinderen Leeftijd ex-partner is 10 jaar jonger dan AOW-leeftijd Geboren vóór 1970 Jongste kind > 12 jaar Jongste kind < 12 jaar

Duur partneralimentatie Hoofdregel: 50% huwelijksduur, maximaal 5 jaar Duur tot AOW-leeftijd met een maximum van 10 jaar Duur maximaal 10 jaar Hoofdregel: 50% huwelijksduur, maximaal 5 jaar Tot jongste kind 12 jaar wordt minimaal 50% huwelijksduur, maximaal 12 jaar

Als iemand onder meerdere regels valt, dan geldt voor de partneralimentatie de uitkomst met de langste duur. Een rechter kan in ‘onredelijke of onbillijke situaties’ de uitkeringsduur van de partneralimentatie verlengen. Bijvoorbeeld als de ontvangende ex-partner de zorg over een gehandicapt kind heeft, of wanneer deze ex-partner zelf gezondheidsproblemen heeft die tijdens het huwelijk zijn ontstaan.

Kinderalimentatie De maximale duur van de kinderalimentatie verandert niet. De onderhoudsplicht voor kinderen blijft lopen tot zij 21 jaar zijn. Uitzondering is als zij vanaf hun 18e zelf al voldoende inkomen hebben.

28 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgeving

Draagplichtovereenkomst Als partners schulden aangaan voor de aankoop van een eigen woning is het van belang ieders aandeel in de eigenwoningschuld vast te stellen. Toepassing van de wettelijke regeling leidt tot gemis aan fiscale renteaftrek, wanneer de partners een van elkaar afwijkend eigenwoningverleden hebben. Nadelige fiscale en juridische gevolgen zijn te voorkomen door afspraken vast te leggen over de interne draagplicht van leningen voor de eigen woning. Casus Daan Doorstromer en Susan Starter gaan ongehuwd samenwonen. Ze kopen voor 50/50 een eigen woning van € 200.000. Ze financieren de aankoop. Hun eigenwoningverleden is: Susan heeft nooit een eigen woning gehad en heeft geen eigen geld. Daan heeft € 50.000 aan eigen middelen, dankzij verkoop (overwaarde) van zijn eerdere eigen woning. Dit is fiscaal een eigenwoningreserve. Gebruikmakend van het overgangsrecht heeft Daan een renteaftrek-verleden van 7 jaar. Het financieringsvoorstel is: aankoop € 200.000 minus eigen middelen € 50.000. De financieringsbehoefte is € 150.000, met twee leningdelen: € 50.000 aflosvrij en € 100.000 annuïtair.

Fiscale uitwerking volgens goedkeurend besluit Belastingdienst Susan deelt in het eigenwoningverleden van Daan, te weten: renteaftrekverleden, toepassing overgangsrecht en de eigenwoningreserve. Daan en Susan financieren elk € 75.000 (correctie eigenwoningreserve € 25.000 per persoon) waarvan per persoon € 50.000 in box 1 met 23 jaar fiscale renteaftrek en € 25.000 als nieuwe schuld voor 30 jaar. De winst is in dit geval een hogere schuld met renteaftrek in box 1 (+ € 50.000) gedurende 23 jaar. Nadeel is als partijen uit elkaar gaan: Daan houdt een vergoedingsrecht van € 25.000 op Susan.

Fiscale uitwerking volgens interne draagplichtovereenkomst Op basis van een interne draagplichtovereenkomst wordt € 50.000 gefinancierd gedurende 23 jaar en € 100.000 gedurende 30 jaar: Daan financiert, na inbreng van eigen middelen, € 50.000 aflossingsvrij met nog 23 jaar renteaftrek. Susan financiert € 100.000 annuïtair met 30 jaar renteaftrek. De winst is een extra periode renteaftrek van 7 jaar over een schuld van € 50.000. Bovendien wordt Susan bij het verbreken van haar relatie met Daan niet geconfronteerd met de gevolgen van het aan haar overgehevelde eigenwoningverleden van Daan en de mogelijke beperking daarvan in haar nieuwe financiering. Er is geen onderling vergoedingsrecht meer. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 29


Relevante Regelgeving

Hoofdstuk 3

Vervallen tijdklemmen KEW staat voor Kapitaalverzekering Eigen Woning. Met ‘KEW’ wordt in dit artikel ook bedoeld Spaarrekening Eigen Woning (SEW) of Beleggingsrekening Eigen Woning (BEW).

KEW-vrijstelling In 2020 is een KEW-uitkering per belastingplichtige tot € 168.500 vrijgesteld van belasting, op voorwaarde dat met de uitkering een eigenwoningschuld (ews) – of restschuld – wordt afgelost. Sinds 1 april 2017 is de eis vervallen dat er ten minste 20 jaar premie moet zijn betaald om voor de hoge vrijstelling in aanmerking te komen. Een toelichting op specifieke situaties: Situatie Gedeeltelijke afkoop (gebruik vrijstelling 15 jaar en 20 jaar); conform overeenkomst verzekeraar* Gedeeltelijke afkoop (gebruik vrijstelling 15 jaar en 20 jaar); niet conform overeenkomst verzekeraar*

Overschrijding bandbreedte 1:10*

Toegestaan? Eventuele gevolgen Toegestaan, maar alleen als dit vóór 1-4-2017 is overeengekomen op de polis. Beide uitkeringen moeten de ews of restschuld verlagen. Niet toegestaan. Het rentebestanddeel in de hele (fictieve) uitkering is belast op het moment van de eerste uitkering. Dus ook over het deel dat nog niet is uitgekeerd. Niet toegestaan. Het hele rentebestanddeel in de waarde is direct belast. Uitzondering: Toegestaan als de wijziging van de premie buiten 1:10 het gevolg is van een nieuwe rentevaste periode.

Premievrijmaking na 15 jaar premiebetaling, uitkering volgt later* Deel KEW-uitkering gebruiken ter aflossing van een deel van de ews/restschuld. KEW-uitkering is groter dan de ews, waardoor maar een deel van de KEW wordt gebruikt ter aflossing van hele ews/restschuld. KEW-uitkering gebruiken ter aflossing van de ews onder nieuw recht (na 1-1-2013).

Toegestaan. Niet toegestaan. Het rentebestanddeel in de hele uitkering is belast. Toegestaan. Het rentebestanddeel in het KEWuitkeringsdeel dat de ews overstijgt is wel belast. Toegestaan. Het maakt niet uit welke ews wordt afgelost: bestaande ews of nieuwe ews is een keuzemogelijkheid.

* Geldt ook voor een kapitaalverzekering Brede Herwaardering (1-1-1992 tot 14-9-1999), alleen hoeft met die uitkering geen ews/restschuld te worden afgelost om voor vrijstelling in aanmerking te komen.

Berekening belast rentebestanddeel Indien een KEW-uitkering hoger is dan de vrijstelling, wordt het belaste rentebestanddeel als volgt berekend: (U - V) x (U- P) U De U staat voor uitkering, de V voor vrijstelling en de P voor het totaal aan betaalde premies. Als niet is voldaan aan de voorwaarden, is de V gelijk aan nul. Het belaste rentebestanddeel is dan U – P.

30 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgeving

Boeterente en rentemiddeling Vergoeding vervroegde aflossing Voor de berekening van een vergoeding voor vervroegde aflossing (boeterente) bestaat een AFM-leidraad. Uitgangspunt is dat de boeterente nooit hoger mag zijn dan het financiële nadeel van de geldgever. Welke aspecten hebben welke invloed op de berekening? Aspect Boetevrij aflossen

Effect De leenovereenkomst vermeldt wanneer een lening geheel boetevrij kan worden afgelost. Bijvoorbeeld bij uitkering van een (verpande) kapitaalverzekering (KEW, SEW of BEW), overlijden partner of verkoop woning.

Boetevrije ruimte

Meestal mag (eenmalig) 10% of 20% van de oorspronkelijke hoofdsom boetevrij worden afgelost. Dit verlaagt de grondslag voor de boeterente. Toekomstige boetevrije ruimte verlaagt die grondslag niet.

Lineaire of annuïteitenhypotheek

Toekomstige aflossingen verlagen de boeterente, omdat over die aflossingen geen rente betaald zou zijn.

(Bank)spaarhypotheek

Een opgebouwd saldo/waarde SEW of KEW verlaagt de grondslag. De toekomstige inleg/premie op een SEW of KEW wordt gezien als contractuele aflossing. NB: dit geldt alleen bij koppeling van de hypotheekrente met de rentevergoeding op de SEW/KEW.

(rentevergoeding = hypotheekrente) Beleggingshypotheek

De waarde of toekomstige premie/inleg op een KEW/BEW verlaagt de grondslag niet. NB: bij hybride hypotheken (deels sparen/deels beleggen) verlagen alleen het spaardeel en de toekomstige spaarpremies de grondslag.

Vergelijkingsrente in relatie tot resterende rentevaste periode

De rente behorend bij dezelfde periode als de resterende rentevaste periode. Komt dit niet exact overeen met een aangeboden rentevaste periode, dan geldt de hoogste rente van de naast gelegen rentevastperiode. Let op, een hogere vergelijkingsrente verlaagt de grondslag.

Vergelijkingsrente in relatie tot opslagen

De vergelijkingsrente moet dezelfde opslagen hanteren als de rente die de klant betaalt direct voorafgaand aan de vervroegde aflossing (zoals de LTV-opslag). Dit geldt ook andersom: kortingen mag de geldgever er ook op toepassen.

Rentebedenktijd achteraf

Eventuele rentebedenktijd achteraf mag niet meetellen in de periode waarover de boeterente wordt berekend.

Contante waardeberekening

Alle toekomstige gemiste rente-inkomsten moeten contant worden gemaakt. Als rentefactor moet de vergelijkingsrente worden gehanteerd.

Rentemiddeling Rentemiddeling is een alternatief voor oversluiten en boeterente ineens betalen. De berekening van de renteopslag na rentemiddeling moet op dezelfde wijze plaatsvinden als bij boeterente. Eén verschil: bij rentemiddeling hoeft geen rekening te worden gehouden met de boetevrije ruimte. De opslag na rentemiddeling mag niet hoger zijn dan het geleden financiële nadeel voor de geldgever.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 31



Hoofdstuk 4

A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

4

A lt e r n at i e ve Financ ieringso p lo s s i n g e n

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 33


A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

Hoofdstuk 4

Familielening eigen woning Ouders kunnen geld aan hun kinderen lenen als fiscale eigenwoningschuld. Voor de ouders verandert er fiscaal niets. Of hun geld nu op een spaarrekening staat of wordt uitgeleend aan kinderen, het blijft vermogen in box 3 die meetelt voor de vermogensrendementsheffing. Echter, het rendement kan aantrekkelijker zijn.

Direct opeisbaar? Binnen de familielening zijn er twee varianten: direct opeisbaar of niet-direct opeisbaar. Ze hebben verschillende fiscale gevolgen. Het omslagpunt ligt bij de opzegtermijn volgens de voorwaarden: korter dan één jaar (direct-opeisbaar) of vanaf één jaar (niet direct opeisbaar). Bij een direct-opeisbare familielening geldt een fiscale normrente van 6%. Voor niet-direct opeisbare leningen geldt als normrente een in de markt vergelijkbare rente. Dit kan een rente zijn bij een geldverstrekker, met dezelfde rentevaste periode. Er is een marge mogelijk van plus of min 25%. Is de lening renteloos, dan belast de fiscus de niet-betaalde rente over de gehele looptijd als een schenking.

Tien aandachtspunten 1. Omschrijf de familielening in een schriftelijke leenovereenkomst. Een notariële akte met de juiste redactie voorkomt veel financiële narigheid. 2. Leg de essentiële onderdelen van de familielening vast, zoals: (a) bedrag van de lening, (b) de bestemming, (c) rentepercentage en duur rentevaste periode, (d) aflossingstijdstip, (e) looptijd, (f) rentebetalingsschema, (g) opeisbaarheid van de lening, (h) vervroegde aflossingsmogelijkheid, (i) zekerheden, (j) voorwaarden bij echtscheiding, (k) reguliere opzeggingsgronden. 3. Adviseer de niet-direct opeisbare lening altijd rentedragend en niet renteloos. Dit voorkomt schenkbelasting over het verschil tussen de nominale waarde van de lening en de contante waarde van de renteloze lening op einddatum. 4. Bij een niet-direct opeisbare lening moet het rentetarief gekoppeld zijn aan de zakelijke marktrente. Het gaat hier om gangbare hypotheektarieven. Leg rentetarieven met leningsvoorwaarden vast van vergelijkbare geldverstrekkers. 5. Het rentepercentage bij een niet-direct opeisbare familielening wordt mede bepaald door de (on)zekerheid over de terugbetaling. Is de familielening onderhands, dan is dit risico voor de schuldeiser groter dan bij een hypothecaire inschrijving van de lening. De rente kan dus hoger zijn bij een geldlening zonder hypothecaire inschrijving.

34 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 4

A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

6. De zakelijk vergelijkbare rente (bij niet-direct opeisbare lening) mag binnen een marge van plus of min 25% afwijken, zonder schenkingsconsequenties. Deze afwijking is afhankelijk van de financiële positie van het kind en van de ouders. Voor de ouders kan het interessant zijn om meer rendement te krijgen door een hogere (aftrekbare) rente te vragen. Maar let op: is de rente onzakelijk hoog, dan kan het bovenmatige deel als schenking (van kind aan ouder) worden aangemerkt. Gevolg is dat de lening dan fiscaal moet worden gesplitst. 7. Fiscaal maakt het niet uit of de lening wel of niet hypothecair is ingeschreven. Bepalend voor de fiscale aftrek van de rente is of de lening voldoet aan de voorwaarden van de eigenwoningschuld in de inkomstenbelasting. 8. Financieel maakt het onderscheid wel uit. Bij omvangrijke leningen heeft het de voorkeur om deze hypothecair in te schrijven. Dat maakt de financiële rechtspositie van de familie als schuldeiser sterker in de situatie waarin de schuldenaar is opgehouden te betalen, in surseance van betaling verkeert of failliet is verklaard. 9. ‘Terugschenken’ van de betaalde rente mag geen onderdeel zijn van de leenovereenkomst noch afdwingbaar. Er moet dus per definitie formele vrijheid zijn voor de ouders. 10. In Box 3 wijzigt voor de ouders niets, indien het vermogen is omgezet in een lening/ vordering op het kind. Let wel: begin september 2019 heeft het Ministerie van Financiën aangekondigd dat de heffing in box 3 wordt gewijzigd. De heffing over spaargeld wordt verlaagd. Maar heffing over andere vermogensbestanddelen, zoals een vordering van een familielening, wordt verhoogd.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 35


A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

Hoofdstuk 4

Overwaarde verzilveren door senioren Veel senioren hebben een eigen woning met een hoge overwaarde. Of ze hebben zelfs al de hele hypotheek afgelost. Er zit dan veel potentieel geld ‘vast’ in de stenen. Dat is een probleem op het moment dat behoefte ontstaat aan liquide middelen. Hierna volgt een beknopt overzicht van mogelijke oplossingen en de voor- en nadelen daarvan.

1. Niet verhuizen en overwaarde benutten Er zijn diverse redenen om de overwaarde van een woning te verzilveren. Zo willen sommige senioren wat meer genieten van hun pensioentijd, terwijl het inkomen en het spaargeld daartoe niet toereikend zijn. Anderen hebben juist geld nodig voor de dagelijkse bestedingen die steeds duurder worden, terwijl het pensioeninkomen nauwelijks toeneemt of zelfs afneemt. Bij weer anderen moet de woning worden aangepast. a. SVn-blijverslening Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) biedt een zogeheten Blijverslening. Ouderen kunnen daarmee noodzakelijke woningaanpassingen doen tegen zeer beperkte kosten, om zo langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in hun huis. b. SVn-Verzilverlening Een alternatief is de SVn-Verzilverlening. Dit is een ‘opeetconstructie’. De maandlasten zijn nihil, omdat de lening aflossingsvrij is. De rente wordt bijgeschreven op de lening.

2. Bancaire mogelijkheden Banken bieden in grote lijnen drie opties: a. Een (extra) aflossingsvrije hypotheek Tot een deel van de (over)waarde van de woning wordt een nieuwe, aflossingsvrije hypotheek verstrekt (in box 3). Het geld gaat direct naar de woningbezitter. Die betaalt rente (niet aftrekbaar). Dit kan alleen als het inkomen hoog genoeg is. b. Een krediethypotheek Bij een krediethypotheek is er een opnamemogelijkheid tot een bepaald bedrag (afhankelijk van de waarde van de woning). c. Een opeetconstructie Een opeetconstructie is feitelijk een krediethypotheek. In dit geval komen de toekomstige rentelasten in mindering op het opnamebedrag. De klant hoeft dus niet zelf maandelijks de rente over te maken: deze wordt opgeteld bij het uitstaande kredietsaldo. Niet zelden is een combinatie van bovenstaande opties mogelijk en meer passend. 36 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 4

A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

3. Verkopen en verhuizen De meest directe manier om overwaarde te verzilveren is het verkopen van de woning en verhuizen. Dit vergt een goede planning. De verkoper moet immers ergens anders gaan wonen. Wordt dat een andere koopwoning, dan moet voorafgaand aan de verkoop wel zeker zijn dat er geschikte woningen te koop staan in de gewenste regio en tegen een betaalbare prijs. Als iemand gaat huren, zal de huur vaak hoger zijn dan de maandlast van de hypotheek. Hieronder staan de mogelijke voor- en nadelen van de zes genoemde opties. Mogelijkheid Verkopen en goedkoper wonen

Mogelijke voordelen Direct naar toekomstbestendige (senioren)woning. Bij huur: betalen vanuit overwaarde Bij koop: geen of zeer lage woonlast bij gebruik overwaarde

Mogelijke nadelen Geen geschikte woning beschikbaar Bij huur: indexering, waardoor vermogen verdampt Bij verzorgingshuis (etc) mogelijk (hoge) eigen bijdrage

SVn-Blijverslening

Mogelijk een deel aflossingsvrij. Lage rente 10 of 20 jaar vast.

Alleen geschikt voor een bepaald bestedingsdoel (Overige) beperkende voorwaarden gemeente

SVn-Verzilverlening

Maandlast nihil (opeetconstructie met rentebijschrijving) Aflossingsvrij Lage rente, 40 jaar vast Tot 80% WOZ-waarde of taxatie

Alleen geschikt voor een bepaald bestedingsdoel (Overige) beperkende voorwaarden gemeente

Aflossingsvrije hypotheek

Hele overwaarde tot bepaald maximum direct beschikbaar Eigen keuze rentevaste periode

Lening in box 3 Rentelast moet betaalbaar blijven = afhankelijk van inkomen Beperkende voorwaarden geldgever

Krediethypotheek

Opname van alleen deel overwaarde dat nodig is Lager leenbedrag = lagere maandlast Variabele rente

Kredietlimiet laag door variabele rente Variabele maandlast = onzekerheid

Opeethypotheek

Krediethypotheek met bijtelling rente = geen maandlast

Langlevenrisico = gedwongen verkoop Relatief klein deel van overwaarde

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 37


A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

Hoofdstuk 4

SVN-regelingen Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) biedt verschillende leningen die consumenten én bedrijven kunnen gebruiken om hun wensen op het gebied van wonen te realiseren. Hieronder een overzicht van twee leenvormen voor starters en doorstromers. De productspecificaties kunnen wijzigen als gevolg van bijvoorbeeld wet- en regelgeving.

1. Starterslening

Doelgroep: De starter is een verblijfsgerechtigd natuurlijk persoon die voor de eerste maal een eigen woning koopt of verkrijgt. Soort lening: Een aflopende Box 1-schuld met een combinatielening in box 3. Hoofdsom: De Starterslening is afhankelijk van de draagkracht van de aanvrager(s) en bedraagt nooit meer dan 20% van de kostengrens. Kostengrens: Maximale koopsom + eventuele verbeterkosten of meerwerk (max. € 310.000) en/of energiebesparende voorzieningen (max. € 328.600). Rente: Vastgesteld op het moment van aanvraag en gebaseerd op een door SVn vastgestelde gemiddelde marktrente voor 15 jaar vast met NHG. Rentevaste periode: Bij aanvang 15 jaar (180 maanden). Daarna verlenging voor (max.) 15 jaar (180 maanden). Looptijd: 30 jaar (360 maanden). Betaling rente en aflossing: De eerste drie jaar wordt de rente- en aflossingscomponent voldaan vanuit de Combinatielening (Box 3-lening). Aflossing op basis van maandannuïteit.

2. Energiebespaarlening

Doelgroep: Eigenaren van een bestaande woning die energiebesparende maatregelen willen financieren. Zonnepanelen mogen maximaal 75% van de lening uitmaken. Soort lening: Er zijn financieringsmogelijkheden voor een ‘Zeer Energiezuinig Pakket’ of ‘Zeer Energiezuinig Pakket + / Nul op de Meter verbouwing’. Leeftijd: De aanvrager mag niet ouder zijn dan 75 jaar. Hoofdsom: minimaal € 2.500 en maximaal € 50.000 (Zeer Energiezuinig Pakket) of € 65.000 (in combinatie met Nul op de Meter verbouwing) Rente: Afhankelijk van de hoogte van het leenbedrag en de looptijd. Rentevaste periode: Gelijk aan de gekozen looptijd Looptijd: Afhankelijk van de leenbedragen maximaal 7 tot 20 jaar Betaling rente en aflossing: In maandelijkse termijnen, op basis van maandannuïteiten

38 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0


Hoofdstuk 4

A lt e r n at i e v e F i n a n c i e r i n g s o p lo s s i n g e n

Schenkingsvrijstelling De schenkingsvrijstelling eigen woning bedraagt € 103.643 (in 2020). De schenking kan worden aangewend voor: verwerving of verbouwing van een eigen woning; afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming eigen woning; aflossing eigenwoningschuld; aflossing restschuld ontstaan bij verkoop eigen woning. De ontvanger moet de schenking aangeven bij de Belastingdienst. Voor schenkingen in 2020 moet dat vóór 1 maart 2021.

Leeftijdsgrens 40 jaar De schenkingsvrijstelling geldt voor personen van 18 jaar tot uiterlijk de dag waarop iemand 40 jaar wordt. Is de ontvanger ouder dan 40, dan kan eventueel de (fiscale) partner worden ‘gebruikt’, als die jonger is dan 40. Bij een ongehuwde partner moet deze al twee jaar partner zijn.

Schenkingen van derden De verhoogde vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen van ouders aan kinderen. Ook anderen kunnen schenken, bijvoorbeeld grootouders.

Spreiding over drie kalenderjaren Het bedrag van de schenking mag gespreid worden betaald over drie opeenvolgende kalenderjaren. Voorwaarde is dat de ontvanger in alle kalenderjaren tussen de 18 en 40 jaar is.

Uitsluitingsclausule Voor huwelijken vanaf 2018 vallen schenkingen buiten de goederengemeenschap. Echter, kinderen kunnen trouwen onder huwelijkse voorwaarden en daarin een ‘insluitingsclausule’ opnemen. Ze spreken dan af dat schenkingen toch gemeenschappelijk zijn. Die worden bij scheiding dus gedeeld. Als ouders dit niet willen, kunnen zij een uitsluitingsclausule plaatsen bij de schenking. De wens van ouders gaat boven de clausule van hun kinderen. Bij scheiding blijft de schenking privévermogen van het kind.

Kwijtschelding Kwijtschelding van een eigenwoningschuld of een restschuld staat gelijk aan schenking van een bedrag ter aflossing van die schuld. Het is ook mogelijk de koopsom voor aankoop van een eigen woning geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden.

Waarde economische verkeer Als een woning wordt verkocht tegen een prijs die lager is dan de waarde in het economisch verkeer, kan sprake zijn van een schenking. Het verschil tussen de (lagere) koopprijs en WOZ-waarde kan onder de schenkingsvrijstelling vallen. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 39



Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

5

Ke r n c i j f e r s

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 41


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Inkomstenbelasting box 1-2-3 Tarief box 1 Jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen doch niet meer dan meer dan Eerste schijf € 68.507 Tweede schijf € 68.507 AOW-leeftijd en ouder geboren vanaf 1 januari 1946 Belastbaar inkomen doch niet meer dan meer dan Eerste schijf € 34.712 Tweede schijf € 34.712 € 68.507 Derde schijf € 68.507 -

totaal tarief 37,35% 49,50%

totaal tarief 19,45% 37,35% 49,50%

heffing over totaal van de schijven € 25.587 -

heffing over totaal van de schijven € 6.751 € 19.373 -

Voor AOW-gerechtigden die zijn geboren vóór 1946 is de bovengrens van de eerste tariefschijf € 35.375.

Tarief box 2 en Vennootschapsbelasting Belastingjaar 2020 2021

IB-tarief box 2

Vpb (winst < € 200.000) 16,5% 15%

26,25% 26,9%

Vpb (winst > € 200.000) 25% 21,7%

Tarief box 3 Grondslag sparen en beleggen (boven vrijstelling) Tot en met € 72.797 Van € 72.797 tot en met € 1.005.572 Vanaf € 1.005.572

Spaardeel (0,06%)

Beleggingsdeel (5,33%)

Forfaitair rendement

Belastingdruk (30%)

67% 21%

33% 79%

1,80% 4,22%

0,54% 1,27%

0%

100%

5,33%

1,60%

Box 3 vrijstellingen per belastingplichtige Standaard vrijstelling vermogen Contant geld Groene beleggingen Uitvaart- of overlijdensrisicoverzekering Kapitaalverzekeringen (pre) Brede herwaardering

42 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0

€ € € € €

30.846 543 59.477 7.232 123.428


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Heffingskortingen en Toeslagen 2020 Heffingskorting Algemene heffingskorting

Arbeidskorting (verkort)

(Alleenstaande) ouderenkorting

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Jonggehandicaptenkorting Levensloopverlofkorting Heffingskorting groene beleggingen

Begrenzing/eigenschap Maximum* Maximum AOW-gerechtigde Start afbouw Afbouwpercentage Korting is nihil bij inkomen vanaf Maximum (inkomen tot € 9.921)* Maximum (inkomen tot € 21.430) Maximum (inkomen tot € 34.954) Maximum AOW-gerechtigde Afbouw vanaf inkomen € 34.954 Korting is nihil bij inkomen vanaf Maximum Maximum tot inkomen Afbouw vanaf inkomen € 37.372 Korting is nihil vanaf inkomen Maximum Drempelinkomen Opbouw boven drempel Maximum bereikt bij inkomen Maximum Maximum per jaar opbouw Vast percentage Gemaximeerd tot korting over

Bedrag/percentage € 2.711 € 1.413 € 20.711 5,672% € 68.507 € 279 € 3.595 € 3.819 € 1.989 6,0% € 98.604 € 1.622 € 37.372 15% € 48.185 € 2.881 € 5.072 11,45% € 30.234 € 749 € 219 0,7% € 59.477

*per belastingplichtige die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, tenzij specifiek anders vermeld.

Toeslagen (verkort) Huurtoeslag

Zorgtoeslag

Huurgrens Vermogensgrens (per persoon) Inkomensgrens hoge huur

Maximum zonder partner Maximum met partner Inkomensgrens Vermogensgrens

Kinderopvangtoeslag

Kindgebonden budget

Maximum dagopvang Maximum BSO Maximum gastouderopvang Maximum aantal uren Maximum (1 kind) Maximum (2 kinderen) Maximum (3 kinderen) Maximum per 4e of volgend kind Alleenstaande ouderkop

€ € € € € € € € € € € € € € € € € € €

737,14 30.846 31.826 37.761 39.223 104 199 30.481 38.945 116.613 147.459 8,17 7,02 6,27 230 1.185 2.190 2.487 2.487 3.190

(1 pers) (2 pers) (3+ pers) per maand per maand (1 pers) (2 pers) (1 pers) (2 pers) per uur per uur per uur per kind per jaar per jaar per jaar + € 297 per kind per jaar per jaar

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 43


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Afbouw tarief aftrek rente eigenwoningschulden Jaar 2020 2021 2022 2023 en later

Maximaal tarief aftrek 46% 43% 40% 37,1%

Deze aftrektarieven gelden ook voor: Ondernemersaftrek MKB-winstvrijstelling Persoonsgebonden aftrek (zoals alimentatie) Terbeschikkingstellingsvrijstelling

Eigenwoningforfait 2020 meer dan – € 12.500 € 25.000 € 50.000 € 75.000 € 1.090.000

maar niet meer dan € 12.500 € 25.000 € 50.000 € 75.000 € 1.090.000 –

op jaarbasis Nihil 0,20% van deze waarde 0,35% van deze waarde 0,45% van deze waarde 0,60% van deze waarde € 6.540 vermeerderd met 2,35% eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.090.000.

Eigenwoningforfait na 2020 Bij een WOZ tussen € 75.000 en € 1.090.000 Jaar 2021 2022 2023

Tarief 0,50% 0,50% 0,45%

Afbouw Wet Hillen Bij geen of een geringe eigenwoningschuld kan de Wet Hillen tot bijtelling leiden. Dit is het geval als het eigenwoningforfait (EWF) hoger is dan de aftrekbare hypotheekrente. Bij een positief saldo (forfait minus rente) ziet de bijtelling er als volgt uit: Belastingjaar 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028

Bijtelling 3,33% 6,67% 10,00% 13,33% 16,67% 20,00% 23,33% 26,67% 30,00% 33,33%

44 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0

Belastingjaar 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038

Bijtelling 36,67% 40,00% 43,33% 46,67% 50,00% 53,33% 56,67% 60,00% 63,33% 66,67%

Belastingjaar 2039 2040 2041 2042 2043 2044 2045 2046 2047 2048+

Bijtelling 70,00% 73,33% 76,67% 80,00% 83,33% 86,67% 90,00% 93,33% 96,67% 100,00%


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Erf- en schenkbelasting Tarieven erf- en schenkbelasting Verkrijging boven de vrijstelling 0 - € 126.723 € 126.724 of meer

Tarief partner of (pleeg-/stief-)kind 10% 20%

Tarief (achter)kleinkind 18% 36%

Tarief overige verkrijgers 30% 40%

Vrijstellingen erfbelasting Relatie tot overledene Echtgenoot, geregistreerd partner of samenwonend partner Kind, pleegkind of stiefkind Kleinkind Achterkleinkind Kind met een beperking Ouder(s) enkel én gezamenlijk Andere erfgenaam

Bedrag vrijstelling € 661.328 € 20.946 € 20.946 € 2.208 € 62.830 € 49.603 € 2.208

Vrijstellingen schenkbelasting Schenking gedaan aan Kind (jaarlijks) Kind 18-40 jaar (eenmalig, vrij besteedbaar) Kinderen 18-40 jaar (eenmalig, voor dure studie) Eenieder 18-40 jaar (eenmalig, voor eigen woning) Iemand anders

Bedrag vrijstelling € 5.515 € 26.457 € 55.114 € 103.643 € 2.208

Aandachtspunten bij schenking

Beide ouders worden gezien als één schenker, ook als ze gescheiden zijn. Eenmalige schenkingsvrijstelling van € 26.457 aan kind kan niet worden opgeteld bij de jaarlijkse vrijstelling van € 5.515. De grens van 40 jaar betekent: inclusief de dag dat iemand 40 wordt. Iemand mag in diens leven maar één keer gebruik maken van één van de eenmalige vrijstellingen: voor de eigen woning, dure studie óf vrij besteedbaar. Eenmalige schenkingsvrijstelling studie: de studie moet aantoonbaar minimaal € 20.000 per jaar kosten. Schenkingsvrijstelling eigen woning van € 103.643: De schenking moet worden besteed aan aankoop of verbouwing eigen woning, aflossing eigenwoningschuld, of afkoop erfpacht-, opstal- of beklemmingsrechten. De schenking moet gebruikt zijn in 2020 of in de twee jaar daarna. Geldt alleen bij onvoorwaardelijke schenking.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 45


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Lijfrenten en kapitaalverzekeringen Werkenden tot de AOW-leeftijd kunnen premie (verzekeringen) of inleg (bancaire lijfrenten) in aftrek brengen op hun belastbaar inkomen. Voorwaarde is dat zij aantonen een pensioentekort te hebben.

Jaarruimte Het pensioentekort moet blijken uit de formule voor de jaarruimte: Jaarruimte = 13,3% x (inkomen -/- AOW-franchise) -/- 6,27 x A -/- O Inkomen =

winst uit onderneming (voor ondernemingsaftrek of OR-dotatie) + belastbaar loon + belastbaar resultaat overige werkzaamheden + belastbare periodieke uitkeringen of verstrekkingen Tot maximaal € 110.111 (daarboven: nettolijfrente mogelijk) AOW-franchise = € 12.472 A= Pensioenaangroei O= Dotatie oudedagsreserve (9,44% winst of maximaal € 9.218). De jaarruimte is maximaal € 12.986.

Reserveringsruimte Niet-benutte jaarruimte in de zeven voorafgaande jaren kan alsnog worden benut. In 2020 geldt dit dus voor niet-benutte jaarruimte uit 2013 t/m 2019. Maximale reserveringsruimte (op 1-1-2020 jonger dan 56 jaar en 4 maanden): € 7.371 maar nooit meer dan: 17% x premiegrondslag Maximale reserveringsruimte (op 1-1-2020 56 jaar en 4 maanden of ouder): € 14.552

Stakingslijfrenten De maximale, fiscaal gefacilieerde omzetting van stakingswinst in lijfrente is: Maximale stakingswinstlijfrente € 467.044

233.530

116.771

46 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0

Voorwaarden Ondernemer is ten minste 61 jaar + 4 maanden; of Ondernemer is 45% of meer arbeidsongeschikt en lijfrente gaat direct in; of Staking vanwege overlijden ondernemer Ondernemer is tussen 51 + 4 maand en 61 + 4 maand oud; of Lijfrente-uitkering gaat direct in In overige gevallen


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Lijfrenten in de uitkeringsfase Fiscaal toegestane lijfrenten in de uitkeringsfase zijn: Lijfrente Levenslange oudedagslijfrente

Tijdelijke oudedagslijfrente

Eigenschap Uitkeringsduur

Verzekerd Levenslang

Hoogte uitkering Ingangsdatum

Geen maximum Geen minimumleeftijd, uiterlijk AOW-leeftijd + 5 jaar Minimaal 5 jaar Maximaal € 22.089 per jaar. Niet eerder dan AOW-leeftijd; Niet later dan AOW-leeftijd + 5 jaar

Uitkeringsduur Hoogte uitkering Ingangsdatum

Bancair minimaal 20 jaar + jaren voor AOW Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd

Ook de nabestaandenlijfrente is fiscaal gefacilieerd. Daarvoor gelden verschillende regels, afhankelijk van de vraag of het een verzekerde of bancaire lijfrente is, en of de uitkeringen volgen uit een lijfrente in de opbouw- of uitkeringsfase.

Overgangsrecht

Een tijdelijke oudedagslijfrente mag ook ingaan op 65-jarige leeftijd, voor zover premies zijn betaald vóór 2014. Als daarna nog premies zijn betaald, geldt dit overgangsrecht slechts voor de waarde van de lijfrente op 31-12-2013. Een overbruggingslijfrente (uitkering van vóór AOW-leeftijd tot AOW-leeftijd) is alleen mogelijk over lijfrenten voor zover premies zijn betaald vóór 2006. Dit is alleen in de verzekerde variant mogelijk.

Afkoop lijfrente Bij niet-reguliere afwikkeling van een lijfrente, wordt de hele waarde belast. Daar komt revisierente (maximaal 20% van de afkoopwaarde) bovenop. Uitzonderingen zijn: Afkoopwaarde is < € 4.475: waarde wel belast, geen revisierente Uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid: de uitkering is wel belast, maar er geldt geen revisierente, als de uitkering niet hoger is dan € 41.791 of (indien hoger) het gemiddelde inkomen van de laatste twee jaar.

Pensioen Pensioenopbouw in de tweede pijler is toegestaan tot een maximaal loon van € 110.111.

Middelloon Maximale Minimale opbouw franchise 1,875% € 14.167

Eindloon Maximale Minimale opbouw franchise 1,657% € 16.030

Bij lagere opbouw kunnen lagere franchises gelden. De afkoopgrens van ouderdomspensioen is € 497,27 per jaar.

Kapitaalverzekeringen

Vrijstelling KEW, SEW of BEW: Vrijstelling Kapitaalverzekering van voor 14-09-1999: De vrijstelling in box 3 geldt tot 14-09-2029

€ 168.500 per belastingplichtige € 123.428 per belastingplichtige

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 47


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Sociale Zekerheidsuitkeringen Driepijlersysteem Sociale zekerheid is in Nederland ingedeeld in drie pijlers. Voor elk van de financiële risico’s is in elke pijlers iets geregeld, of kan iets worden geregeld. Pijler Risico Ouderdom Overlijden Arbeidsongeschiktheid Werkloosheid

Overheid

Werkgever

Privé

AOW Anw WIA

Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Invaliditeits-/AO-pensioen Collectieve WIA-aanvullingen Transitievergoeding

Sparen, beleggen, lijfrenten ORV, nabestaandenlijfrente AOV, Woonlastenverzekering

WW

Woonlastenverzekering

Het schema is niet compleet. Er zijn nog diverse verzekeringen, regelingen en sociale voorzieningen (zoals Participatiewet), waarop iemand recht kan hebben.

Algemene Ouderdomswet (AOW) Sinds 2014 neemt de AOW-leeftijd toe vanaf de basisleeftijd van 65 jaar. In 2019 is de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd aangenomen. De AOW-leeftijd neemt daardoor minder snel toe dan eerder voorzien. Geboortedatum Vóór 1 september 1953 Van 1 september 1953 t/m 31 augustus 1954 Van 1 september 1954 t/m 31 augustus 1955 Van 1 september 1955 t/m 31 mei 1956 Van 1 juni 1956 tot en met 28 februari 1957 Van 1 maart 1957 tot en met 31 december 1957 Van 1 januari 1958 tot en met 31 december 1958 Op of na 1 januari 1959

AOW-leeftijd 66 jaar + 4 maanden of jonger 66 jaar + 4 maanden 66 jaar + 4 maanden 66 jaar + 7 maanden 66 jaar + 10 maanden 67 jaar 67 jaar Nog niet bekend

Jaar waarin AOW start 2019 of eerder 2020 2021 2022 2023 2024 2025* Nog niet bekend

*Officieel moet nog het pensioenakkoord goedgekeurd worden. Verwachting is dat dit begin 2020 gebeurt.

AOW-bedragen AOW-bedragen 1e helft 2020 (bruto per maand): Woonsituatie Alleenstaand Met partner

48 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0

Uitkering € 1.255,87 € 859,55

Vakantiegeld (mei) € 72,04 € 51,46


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Algemene nabestaandenwet (Anw) Een partner die nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op een Anw-uitkering bij het overlijden van zijn/haar partner. Voorwaarde is wel dat de nabestaande een kind jonger dan 18 jaar moet verzorgen of minimaal 45% arbeidsongeschikt moet zijn. Ook volle wezen hebben recht op een Anw-uitkering, en wel tot uiterlijk hun 21e verjaardag. Anw-bedragen Anw-bedragen 1e helft 2020 (bruto per maand): Ontvanger Partner Volle wees t/m 9 jaar Volle wees 10 t/m 15 jaar Volle wees 16 t/m 20 jaar

€ € € €

Uitkering 1.247,88 411,15 608,03 804,90

Vakantiegeld (mei) € 87,39 € 27,96 € 41,95 € 55,93

Ander inkomsten kunnen in mindering worden gebracht op de Anw-uitkering.

Werkloosheidswet (WW) De duur van de WW-uitkering – in de tabel uitgedrukt in maanden – is afhankelijk van het arbeidsverleden. Arbeidsverleden (jaren) werkloos in 2020 werkloos in 2021

4

5

6

7

8

9

10

11

4 4

5 5

6 6

7 7

8 8

9 9

10 10,5 10 10,5

12

13

11 11,5 11 11,5

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 12 12,5 13,5 14,5 15,5 16,5 17,5 18,5 19,5 20,5 21,5 22,5 23,5

Sinds 1 april 2019 is de maximale uitkeringsduur van de WW 24 maanden. De minimumduur is 3 maanden, als iemand 26 van de laatste 36 weken heeft gewerkt maar niet 4 jaar uit de laatste 5 jaar. De WW-duur wordt door veel sector-cao’s aangevuld tot het niveau zoals dat was vóór 2016: één maand WW voor elk jaar arbeidsverleden, met een maximum van 38 maanden. Deze regeling wordt uitgevoerd door de Stichting PAWW. Arbeidsverleden Bepaling arbeidsverleden: Het jaar waarin iemand werkloos wordt, telt niet mee. Alle voorgaande jaren waarin 208 uren of meer loon is ontvangen, tellen mee (tot 2013: 52 dagen of meer). Daarbij wordt opgeteld het fictief arbeidsverleden. Dat is het aantal jaren vanaf het jaar dat de werknemer 18 jaar werd tot en met 1997.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0 | 49


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Hoogte WW-uitkering De uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% en daarna 70% van het laatstverdiende loon. Dit loon is gemaximeerd tot het maximumdagloon. Dat is € 219,28 per dag (op maandbasis: € 4.769,34, op jaarbasis: € 57.232,08). De maximale WW-uitkering (70%) is op jaarbasis dus € 40.062,46 in 2020.

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) Werknemers die arbeidsongeschikt raken, krijgen eerst 104 weken lang 70% van hun loon doorbetaald. In het eerste jaar is dat minimaal het wettelijk minimumloon, ook als dat meer is dan 70%. De meeste werkgevers betalen (conform de cao) in het eerste jaar van ziekte 100% door.

Na twee jaar ziekte valt de zieke werknemer in de WIA, als diens arbeidsongeschiktheidspercentage (AO%) hoger is dan 35%. Bij een duurzaam AO% van 80% of meer, krijgt de arbeidsongeschikte een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten van 75% van het oude inkomen. Bij een AO% tussen de 35% en 80% (of >80%, maar niet duurzaam), krijgt de gedeeltelijk arbeidsgeschikte een WIA-uitkering die Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten heet. Die bestaat eerst uit een Loongerelateerde uitkering (LGU), met dezelfde duur als een WW-uitkering. De hoogte daarvan bedraagt 70% x (oud loon -/- huidig loon). Na afloop van de WGA-LGU wordt bepaald of de deels arbeidsgeschikte al dan niet 50% van diens restverdiencapaciteit verdient. Zo niet, dan valt hij/zij naar de Vervolguitkering (een percentage van het minimumloon, afhankelijk van zijn AO%). Als hij/zij 50% of meer van diens restverdiencapaciteit verdient, volgt een Loonaanvullingsuitkering (LAU) van 70% x (oud loon -/- restverdiencapaciteit).

De uitkeringen zijn telkens afhankelijk van het oude loon in relatie tot het maximum dagloon.

50 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 0



SEH wil dat consumenten financieel advies van hoge kwaliteit krijgen. Om die reden werkt SEH permanent aan de vakbekwaamheid van adviseurs. Het keurmerk Erkend Financieel Adviseur is een waarborg dat dit aspect altijd up-to-date is. De SEH Adviespocket 2020 draagt bij aan deze doelstelling. De uitgave zet actuele en relevante thema’s voor de adviespraktijk op een rij. De onderwerpen lopen uiteen van regels rond hypotheken en relevante kerncijfers tot inkomensrisico’s voor klanten. Handige tools voor de adviespraktijk!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.