Synvest

Page 1

De noodzaa De noodzaak van extra vermogen opbouwen vermogen En hoe u dit kunt doen.



De noodzaak van extra vermogen opbouwen

En hoe u dit kunt doen.


1. Waarom extra vermogen opbouwen nodig is Voorwoord

blz. 8

Inleiding Uw toekomstwensen realiseren Het garantiepensioen is verleden tijd Meer geld nodig voor eigen woning Studerende kinderen moeten lenen Duurdere gezondheidszorg Eerder stoppen met werken is kostbaar Minder fiscaal voordeel Beperking hypotheekrenteaftrek Belastingheffing 65-plussers Deel 1 in het kort

blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.

11 11 11 12 12 12 12 12 12 14

2. Hoe bouwt u extra vermogen op? Inleiding De inrichting van het pensioenhuis

blz. 17

De 1e verdieping: uw AOW Hoogte van de AOW Geen AOW-toeslag meer voor jongere partners Hogere AOW-leeftijd

blz. 17 blz. 17 blz. 17 blz. 17

De 2e verdieping: uw werkgeverspensioen Eindloonregeling Middelloonregelingen: - Lagere pensioenopbouw - Netto pensioen Beschikbare premieregelingen - Wie voert de beschikbare premieregelingen uit? - Onzeker partnerpensioen - Pensioenleeftijd omhoog

blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.

18 18 18 18 18 19 19 19


De 3e verdieping: uw aanvullend pensioen Pensioenoverzichten handig gebundeld Pensioengat dichten Oorzaken van een pensioengat - Veelvuldig van baan wisselen - In deeltijd werken - Tijdelijk stoppen met werken - Eerder stoppen met werken - In het buitenland wonen - Werkeloos worden - Arbeidsongeschikt worden - Echtscheiding - Zzp ‘er worden

blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.

19 19 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20

Extra pensioen opbouwen via het pensioenfonds Extra pensioen opbouwen met een lijfrente Uw jaarruimte benutten Verdere beperking jaarruimte Lijfrente: verzekeren of banksparen? Beperkingen lijfrente Verzekeringsproducten en bankspaarproducten Banksparen: de opbouwfase Banksparen: de uitkeringsfase Verschillen tussen banksparen en verzekeren - Banksparen - Verzekeren Levensverzekeringen - Spaarverzekering - Beleggingsverzekeringen Overlijdensrisicoverzekeringen Garantieproducten Wat is een garantieproduct? - Voordelen - Nadelen van garantieproducten

blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.

21 21 21 21 21 21 21 21 22 22 22 22 23 23 23 23 23 23 23 23


3. Vermogen opbouwen met sparen en beleggen Sparen - Spaaropties - Spaardeposito’s Beleggen - Beleggen kan op een aantal manieren - Sparen versus beleggen Waarin kunt u beleggen? Beleggingsfondsen Categorieën beleggingsfondsen - Obligatiefondsen - Aandelenfondsen - Mixfondsen - Vastgoedfondsen - Liquiditeiten en grondstoffen Obligaties Aandelen Vastgoed Indexfondsen en Indextrackers Goud Hulp bij het kiezen: Morningstar Robo advies Informatie voor beleggers Essentiele Beleggersinformatie (EBI) en Essentiële-informatiedocument (EID) Meer redenen om te gaan beleggen - Het inflatierisico en de Box 3-belasting - lage rente op kapitaalmarkt - Het langleven risico Enquête “Verbied pensioenfondsen om te beleggen”

blz.25 blz.25 blz.25 blz.25 blz.25 blz.25 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.26 blz.27 blz.27 blz.27 blz.27 blz.27 blz.28 blz.28 blz.28 blz.28 blz.28 blz.28 blz.29


4. Vermogen opbouwen met de eigen woning Inleiding Deel 2 in het kort Hoe bouwt u vermogen op? - Lijfrente - Sparen - Beleggen - Soorten beleggingen - De eigen woning

blz.31 blz.31 blz.31 blz.31 blz.31 blz.32 blz.32

Interessante websites

blz.33

Begrippenlijst

blz.33-39


Voorwoord Wat is nu eigenlijk pensioen? Simpel gezegd is het ‘uitgesteld inkomen voor later’, wanneer u de pensioenleeftijd bereikt en niet meer werkt. Veel mensen ervaren pensioen als ingewikkelde materie en van later zorg. Daarom stellen ze het uit om actie te ondernemen of ze doen er helemaal niets mee. Toch komt er later vaak een moment van ‘had ik maar’... Want als de pensioenleeftijd eenmaal in zicht komt wil iedereen toch graag de zekerheid hebben van een prettig inkomen. Geldt dat ook voor u? Dan helpt dit boek over ‘extra vermogen opbouwen’ u op weg. Geen ingewikkelde materie, gewoon makkelijk leesbaar en begrijpelijk. In het eerste deel van dit boek krijgt u antwoord op de vraag waarom het eigenlijk nodig is om een aanvulling op uw pensioen op te bouwen. Ook zetten we de verschillende trends en ontwikkelingen voor u op een rijtje. In deel twee laten we u zien hoe u dat extra vermogen kunt opbouwen, dus met welke financiële producten. Is er toch iets niet helemaal duidelijk? Achterin vindt u een begrippenlijst met uitleg en handige websites voor extra informatie. Ook al is dit boek geen boeiende roman of spannende thriller, u bent wel de hoofdpersoon! Daarom wensen we u veel leesplezier en vooral een onbezorgde financiële toekomst toe. SynVest Asset Management

Disclaimer: Dit boek is met de grootste zorg samengesteld. Wij aanvaarden echter geen enkele aansprakelijkheid voor de inhoud, omdat die voortdurend aan veranderingen onderhevig kan zijn, bijvoorbeeld door nieuwe regels en wetgeving. Bij het nemen van belangrijke beslissingen raden wij u aan om altijd een adviseur te raadplegen. Vanzelfsprekend kunt u ook contact met ons opnemen voor advies en informatie.

8



Waarom is extra vermogen opbouwen nodig?


Waarom is extra vermogen opbouwen nodig? Steeds meer mensen maken zich zorgen over hun financiële toekomst. Zo is het onzeker of we in de toekomst nog AOW krijgen. Ook staan de sociale uitkeringen onder druk, de zorgkosten worden steeds hoger en de zekerheid van een vaste baan is inmiddels verleden tijd. We zijn aanbeland in de zogenaamde ‘participatiemaatschappij’. Dat klinkt positief; iedereen wordt aangespoord om mee te doen, niemand staat aan de kant. Maar er is ook een keerzijde: de staat trekt zich steeds verder terug en we krijgen allemaal meer eigen verantwoordelijkheid. We moeten onze financiële huishouding zelf op orde hebben en houden. Nu én ook als we straks gestopt zijn met werken.

Uw toekomstwensen realiseren

Doordat er steeds meer zekerheiden wegvallen, worden we gedwongen na te denken over onze persoonlijke toekomst. Zijn mijn plannen voor later nog wel realiseerbaar? Een verre reis, een vakantiehuis, camper of boot? Kan ik beter geld wegzetten voor oplopende zorgkosten als ik ouder word? Of toch maar vermogen opbouwen om de kinderen een goede opleiding en start te kunnen geven. Uw wensen voor de toekomst zijn het uitgangspunt voor uw vermogensopbouw. Hoe ziet uw opgebouwde pensioen er straks uit? Welk bedrag heeft u extra nodig voor uw wensen? En hoe kunt u dat bedrag opbouwen? Samengevat noemen we dat ‘financial planning’. Hoe eerder u actie onderneemt, hoe groter de zekerheid dat u later lekker kunt leven.

Als we later lekker willen leven, moeten we daar zelf maatregelen voor treffen. Het garantiepensioen is verleden tijd

Er gaat bijna geen dag voorbij of ‘pensioen’ is in het nieuws. Het is inmiddels duidelijk: het geroemde Nederlandse pensioenstelsel met het garantiepensioen is verleden tijd. De hoogte van ons pensioen is onzeker. Zelf vermogen opbouwen, daar ontkomt nu bijna niemand meer aan. Wat is er nu eigenlijk aan de hand met de pensioenen? Samengevat hebben de pensioenfondsen sinds de crisis in de afgelopen jaren te maken met aangescherpte rekenregels, de zogenaamde ‘dekkingsgraad’. Het komt erop neer dat ze voldoende vermogen moeten hebben om de pensioenen te kunnen uitkeren. Veel pensioenfondsen halen de vereiste dekkingsgraad niet. Toch moeten ze van De Nederlandsche Bank herstelplannen indienen hoe ze de dekkingsgraad weer op niveau willen krijgen. Vaak betekent dit: • een verhoging van de pensioenpremie; • dat het pensioen (tijdelijk) niet meegroeit met de inflatie; de uitkering is lager dan gedacht; • dat het pensioenfonds anders gaat beleggen, met alle risico’s en onzekerheden van dien; • dat het pensioenfonds kan besluiten om de opgebouwde pensioenrechten en de uitkeringen te korten. Dit is in 2013 voor het eerst gebeurd.

Meer geld nodig voor eigen woning

Een eigen huis staat bij velen bovenaan het verlanglijstje. Maar de financiering ervan wordt steeds lastiger, vooral voor starters. Door de economische crisis zijn de hypotheekregels verder aangescherpt. De politiek maakte korte metten met de aflossingsvrije hypotheek. Een nieuwe hypotheek moet in 30 jaar worden afgelost. De woonlasten zijn hiermee wel met 3% per jaar gestegen! Een geluk bij een ongeluk is dat de hypotheekrente extreem laag is. Maar of dat in de toekomst zo blijft?

11


Ouders kunnen hun kinderen helpen met een belastingvrije schenking, maar dit geld moet er dan wel zijn. En wat te denken van diezelfde ouders op leeftijd. De overheid stimuleert dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Dan kan een aanpassing van de woning nodig zijn. Bijvoorbeeld een uitbouw, een slaapkamer beneden of misschien een traplift. Zulke aanpassingen kosten natuurlijk geld.

Studerende kinderen moeten lenen

Eerder stoppen met werken is kostbaar

In Nederland is de officiële pensioenleeftijd sinds 1 januari 2014 in één keer verhoogd van 65 naar 67 jaar. En daar eindigt het niet, want per 1 januari 2018 is de officiële pensioenleeftijd opgeschoven naar 68 jaar. Ook de AOW-leeftijd is verhoogd. Vanaf 2018 krijgt u deze oudedagsuitkering op 66-jarige leeftijd en vanaf 2021 als u 67 jaar wordt. Wilt u eerder stoppen, bijvoorbeeld op 63-jarige leeftijd? Dan zult u die jaren zelf moeten overbruggen. Hiervoor is een fors bedrag uit eigen middelen nodig.

Kinderen zijn duur, studerende kinderen nog duurder. Studenten hebben te maken met het leenstelsel. De student moet de studielening met rente terugbetalen. Daarnaast verwacht de overheid dat de ouders meebetalen aan de studie van hun kind. Als de ouders dat niet kunnen, kan het kind een aanvullende beurs aanvragen. Naar draagkracht moet de student die beurs met rente terugbetalen in 15 jaar. Door tijdig te beginnen met sparen, voorkomt u een te grote aanslag op uw inkomen als uw kind gaat studeren. Ook kunt u uw kind helpen de studieschuld binnen de perken te houden.

Minder fiscaal voordeel

Duurdere gezondheidszorg

Lange tijd was morrelen aan de hypotheekrenteaftrek niet bespreekbaar. Ook die tijd is voorbij. Het begon met de bijleenregeling. U moet de overwaarde van uw huis gebruiken voor de aankoop van een volgend huis. Doet u dat niet, dan krijgt u voor dat deel geen aftrek meer. Sinds 1 januari 2013 is er alleen nog aftrek voor nieuwe annuïtaire en lineaire hypotheken. En sinds 1 januari 2014 gaat de hypotheekrenteaftrek voor het toptarief (52%) ieder jaar met een half procent omlaag totdat 42% is bereikt. Bovendien kunnen nieuwe regeringen de regelingen in de toekomst verder versoberen.

De gezondheidszorg dreigt onbetaalbaar te worden. Nu al is het eigen risico veel hoger dan een aantal jaren geleden. En de zorgpremies zullen naar verwachting ook blijven stijgen. Het is zo gek nog niet om alvast een spaarpotje voor uw eigen zorgkosten aan te leggen. Zeker als u zelf de kwaliteit van de zorg wilt kunnen kiezen op latere leeftijd.

“Zelf vermogen opbouwen, daar ontkomt bijna niemand meer aan”

12

De Rijksoverheid heeft in het verleden allerlei voorzieningen getroffen waarmee we fiscaal vriendelijk konden sparen voor ons pensioen en het eigenwoningbezit. Deze fiscale voordelen worden in rap tempo afgebouwd. Zo verdween in 2003 de basisaftrek voor lijfrentes en in 2006 de aftrek voor overbruggingslijfrentes. In 2006 werd ook de aftrek voor VUT en prepensioen geschrapt. Momenteel is er alleen nog recht op aftrek van lijfrentepremie als er een aantoonbaar pensioentekort is.

Beperking hypotheekrenteaftrek

Belastingheffing 65-plussers

Er wordt al langer met een schuin oog gekeken naar het belastingvoordeel van 65-plussers. Deze groep betaalt geen AOW-premie waardoor de totale belastingheffing veel lager is dan bij 65-minners. Het is denkbaar dat er bij een nieuwe herziening van het belastingstelsel een manier wordt gevonden om 65/67-plussers met aanvullend pensioen zwaarder te belasten. Het resultaat zal zijn dat zij netto minder overhouden dan nu.


13


Deel 1 in het kort Wilt u ook na uw pensioen de financiële armslag hebben om lekker te kunnen leven? Dan is extra vermogen opbouwen bijna een ‘must’. Allerlei maatregelen in de afgelopen jaren zorgen ervoor dat u zelf de regie moet gaan nemen over uw financiële toekomst. Dat heeft u in dit deel 1 kunnen lezen. Voor een goed overzicht zetten we de belangrijkste redenen om zelf extra vermogen op te bouwen nog even voor u op een rij: • Geen zekerheid meer over hoogte pensioenuitkering • Meer eigen geld nodig voor aankoop eigen woning • Studerende kinderen worden steeds duurder • Kosten gezondheidszorg rijzen de pan uit • Iedereen moet langer doorwerken, eerder stoppen vergt veel eigen geld • Fiscaal voordeel aan banden bij pensioenproducten, zoals lijfrentes • Verdere beperking hypotheekrenteaftrek • Belastingdruk voor 65-plussers neemt toe

Aanbeveling

Hoe eerder u begint met vermogensopbouw, hoe langer u de tijd heeft om ook daadwerkelijk een mooie aanvulling op uw pensioen te realiseren. Hoe u dat doet? Daarover leest u alles in deel 2.

14


15


Hoe bouwt u extra vermogen op?


Hoe bouwt u extra vermogen op? Eigenlijk bouwt bijna iedereen wel een vorm van vermogen op. Bijvoorbeeld met het pensioen via de werkgever, sparen, beleggen of verzekeren. Ook de eigen woning is een vorm van vermogensopbouw. Maar is dat vermogen voldoende voor uw toekomst? In het vorige hoofdstuk heeft u al gezien dat het voor bijna iedereen nodig is om extra maatregelen te treffen.

De inrichting van het pensioenhuis We onderscheiden in Nederland drie pensioenpijlers, die samen uw pensioenhuis vormen: 1. AOW: de 1e verdieping 2. Pensioen van de werkgever: 2e verdieping 3. Aanvullend pensioen, het vermogen dat iemand zelf bij elkaar heeft gespaard of belegd: 3e verdieping

Hoogte van de AOW De hoogte van de AOW hangt af van de burgerlijke staat en wordt afgeleid van het minimumloon. Er is onderscheid tussen alleenstaanden, gehuwden of geregistreerde partners. Alleen-staanden ontvangen 70% van de uitkeringen van twee gehuwden. De AOWbedragen worden ieder halfjaar aangepast aan de inflatie. In mei van elk jaar krijgt elke AOW’er vakantiegeld. Actuele AOW-bedragen vindt u op de website van de Sociale Verzekeringsbank, www.svb.nl. Geen AOW-toeslag meer voor jongere partners Een AOW’er met een partner jonger dan 65 had eerder vaak recht op een AOW-toeslag. Deze toeslag kon oplopen tot 50% van de volledige AOW voor gehuwden. Sinds 1 januari 2015 is die toeslag voor nieuwe gevallen komen te vervallen. Alleen partners die vóór 1 januari 2015 onder de regeling vielen, krijgen de AOW-toeslag nog. Hogere AOW-leeftijd De AOW-leeftijd is omhoog gegaan. De beslissing om dit te doen, heeft met twee oorzaken te maken: de vergrijzing van de maatschappij en de stijgende levensverwachting. In onderstaande tabel ziet u op welk moment u recht heeft op een AOW-uitkering. Geboortedatum

AOW in

Leeftijd AOW

Na 31-07-1951 en vóór 01-06-1952

2017

65 + 7 maanden

Na 31-05-1952 en vóór 01-04-1953

2018

65 + 9 maanden

Na 31-03-1953 en vóór 01-01-1954

2019

66

Na 31-12-1953 en vóór 01-10-1954

2020

66 + 3 maanden

Na 30-09-1954 en vóór 01-07-1955

2021

66 + 6 maanden

Na 30-06-1955 en vóór 01-04-1956

2022

66 + 9 maanden

Na 31-03-1956 en vóór 01-01-1957

2023

67

Bent u geboren na 30 september 1956? Dan is uw exacte AOW-leeftijd nog niet bekend. Maar deze is minimaal 67 jaar en 3 maanden. Check jaarlijks in januari uw AOW-leeftijd. U weet 5 jaar van tevoren wanneer u AOW krijgt. *Bron: Rijksoverheid

De 1e verdieping: uw AOW

Iedereen die in Nederland woont, heeft in principe recht op AOW. Dat is de 1e verdieping in uw pensioenhuis. Het recht op AOW begint te lopen vanaf 15 jaar en bedraagt 2% per jaar. Heeft u tussen uw 15e en 65e jaar in Nederland gewoond, dan heeft u recht op 100% AOW. Heeft u bijvoorbeeld vijf jaar in het buitenland gewoond, dan heeft u recht op 90% AOW.

17


De 2e verdieping: uw werkgeverspensioen

Bijna iedereen in Nederland met een betaalde baan bouwt werkgeverspensioen op. Deze 2e verdieping van uw pensioenhuis geeft u meer ruimte om prettig te leven. Er zijn drie soorten pensioenregelingen: - de eindloonregeling - de middelloonregeling - de beschikbare premieregeling Eindloonregeling De vijftigers en zestigers van nu hebben vaak de beste, maar ook de duurste pensioenregeling: de eindloonregeling. Hun pensioen wordt gebaseerd op het laatste salaris tijdens de carrière. Dat levert vaak een riant pensioen op. Eindloonregelingen komen steeds minder voor. Middelloonregelingen Het overgrote deel van de beroepsbevolking heeft tegenwoordig een middelloonregeling. Daarbij wordt de pensioenuitkering afgeleid van het gemiddeld verdiende salaris tijdens de loopbaan. Dat is voor carrièremakers dus ongunstig. Middelloonregelingen zijn bij werkgevers populair omdat ze hiermee de loonkosten beter kunnen beheersen. Belangrijk bij beide regelingen is de indexatie. Door pensioenen mee te laten stijgen met de inflatie, behouden ze hun waarde. Als ze niet meegroeien, tast de inflatie ieder jaar de koopkracht verder aan. Helaas is er geen wettelijk recht op indexatie, pensioenfondsen mogen dat zelf bepalen. Door de economische crisis en de extreem lage rente hebben de meeste pensioenfondsen al jaren niet meer geïndexeerd. Hierdoor gaat de koopkracht van de mensen met deze regeling elk jaar achteruit. Lagere pensioenopbouw Met ingang van 1 januari 2015 is de maximale pensioenopbouw in middelloonregelingen verlaagd van 2,25% naar 1,875%. Dit heeft vooral voor jongeren gevolgen. Een voorbeeld: stel dat iemand een gemiddeld pensioengevend salaris heeft van € 40.000. Bij een gelijkblijvend opbouwpercentage van 2,25% zou er na 40 dienstjaren een pensioen zijn opgebouwd van € 36.000, inclusief AOW. In de huidige situatie met 1,875%, is dat € 30.000, inclusief AOW. De gedachte hierachter is dat mensen steeds ouder

18

worden, langer doorwerken en daardoor uiteindelijk toch voldoende pensioen opbouwen. In het voorbeeld moet deze persoon acht jaar langer aan het werk blijven om hetzelfde pensioen te krijgen. Netto pensioen: Mensen met een salaris boven de € 100.000,- mogen over dat hogere deel geen pensioen meer via de werkgever opbouwen. Wel mogen zij over dat hogere deel sparen in Box 3, het zogenaamde netto pensioen. Dit bedrag is dan onder voorwaarden vrijgesteld van vermogensbelasting, de zogenaamde vermogensrendementsheffing. Leeftijdsklassen tot 67 jaar

Percentage belastingvrij sparen boven inkomen van € 100.000

20 t/m 24

2,74%

25 t/m 29

3,31%

30 t/m 34

3,94%

35 t/m 39

4,70%

40 t/m 44

5,66%

45 t/m 49

6,82%

50 t/m 54

8,26%

55 t/m 59

9,94%

60 t/m 64

11,90%

65 t/m 66

13,49%

Beschikbare premieregelingen Bij deze derde vorm bouwt u geen pensioenuitkering op via uw werkgever; wel ontvangt u een premie als percentage van uw salaris. De hoogte van die premie hangt samen met uw leeftijd. U kunt dat bedrag zelf in een pensioenverzekering stoppen die op een bepaalde datum gaat uitkeren. Vooral werkgevers omarmen deze regeling. Zij weten vooraf welke pensioenkosten ze hebben en hoeven later geen geld meer bij te storten in de kas van het pensioenfonds. Werknemers op hun beurt hebben een grotere vrijheid; ze mogen zelf gaan shoppen met de pensioenpremie om te kijken waar ze de hoogste uitkering kunnen krijgen. De keerzijde is onzekerheid. Hoeveel pensioenkapitaal u opbouwt, hangt af


van het rendement dat de verzekeraar tijdens de opbouwperiode behaalt. En de hoogte van de maandelijkse pensioenuitkering hangt weer af van de rentestand en de tarieven die de verzekeraar op dat moment hanteert. Toch stappen steeds meer bedrijven over naar de beschikbare premieregeling.

Maar natuurlijk ook met sparen en beleggen in box 3. Door de versobering van het werkgeverspensioen en de verhoging van de AOW- leeftijd wordt de 2e verdieping steeds kleiner. Om genoeg leefruimte over te houden, neemt het belang van deze 3e verdieping toe.

Wie voert de beschikbare premieregelingen uit? Tot 1 januari 2011 voerden alleen pensioenfondsen en verzekeraars pensioenregelingen uit. Daarna is de premiepensioeninstelling er bijgekomen (PPI). Een PPI voert alleen beschikbare premieregelingen uit. Pensioen uitkeren doet een PPI niet. Zodra de pensioendatum is bereikt, draagt de PPI het pensioenkapitaal over aan een verzekeraar. De werknemer mag zelf bepalen welke verzekeraar dat is. Van het pensioenkapitaal koopt de werknemer een levenslang pensioen tegen de dan geldende tarieven. Een partnerpensioen of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid moet apart verzekerd worden.

Pensioenoverzichten handig gebundeld Hoeveel u heeft opgebouwd aan ouderdomspensioen en partnerpensioen, ziet u op het jaarlijkse Uniform Pensioenoverzicht, het UPO. Als uw pensioen is ondergebracht bij een verzekeraar krijgt u dit overzicht één keer in de drie jaar. Heeft u meerdere werkgevers gehad, dan krijgt u van die pensioenuitvoerders ook een overzicht. Het complete overzicht van uw opgebouwde pensioenen vindt u op www.mijnpensioenoverzicht.nl. U ziet hier ook uw AOW staan en de leeftijd waarop deze ingaat.

Onzeker partnerpensioen Extra aandacht vraagt het partnerpensioen. Zolang u deelnemer bent aan de pensioenregeling heeft u recht op partnerpensioen. Bent u geen deelnemer meer, bijvoorbeeld door ontslag, dan vervalt het recht op partnerpensioen. Ook na een echtscheiding is er in dit soort regelingen geen recht meer op partnerpensioen. Bij vermogensopbouw is het daarom aan te bevelen om ook met dit type pensioengat rekening te houden of apart bij te verzekeren. Pensioenleeftijd omhoog In veel pensioenregelingen is de richtleeftijd nog altijd 65. Toch bestaat vaak de mogelijkheid om de pensioenleeftijd eerder of later te laten ingaan. Eerder met pensioen gaan levert een lager pensioen op, langer doorwerken geeft uiteraard een hoger pensioen. In navolging van de AOW-leeftijd zullen ook pensioenfondsen en andere pensioenuitvoerders de pensioenrichtleeftijd gaan verhogen. Eerder stoppen met werken blijft waarschijnlijk ook met de nieuwe pensioenrichtleeftijd mogelijk.

De 3e verdieping: uw aanvullend pensioen

Dit is de extra verdieping op uw pensioenhuis, hiermee heeft u een volwaardig huis met genoeg ruimte om comfortabel te leven. Maar u moet die verdieping wel zelf bij elkaar sparen. Dat kan met fiscaal vriendelijke koopsompolissen, lijfrentes en bankspaarproducten.

‘Om genoeg leefruimte te hebben in uw pensioenhuis, wordt het steeds belangrijker om er een tweede verdieping op te bouwen’. Pensioengat dichten De regel was altijd dat een goed pensioen 70% van het laatstverdiende loon moest bedragen. Is het lager, dan zou iemand een pensioengat hebben. Dit uitgangspunt is echter discutabel. Het kan best zo zijn dat iemand met 50% van zijn laatstverdiende loon heel goed kan rondkomen, bijvoorbeeld omdat hij lage lasten heeft. Ook kan er voldoende spaargeld zijn, een beleggingsportefeuille en een eigen huis. Toch is er wel degelijk reden tot zorg over het pensioeninkomen van de gemiddelde Nederlander. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat veel mensen er geen goed beeld van hebben. In plaats van de genoemde 70% zou het merendeel van de werknemers uitkomen tussen 50% en 60% van het laatstverdiende loon. Hoe kan dat?

19


Oorzaken van een pensioengat Uw pensioen kan door veel verschillende oorzaken worden aangetast. Zoals de versobering van pensioenregelingen, de gevolgen van de crisis en de lage rentestand. Daarnaast hebben ook uw levensloop en de keuzes die u zelf maakt invloed op de hoogte van uw pensioen: -

veelvuldig van baan wisselen in deeltijd werken tijdelijk stoppen met werken eerder stoppen met werken in het buitenland wonen/gewoond hebben werkloos worden arbeidsongeschikt worden echtscheiding zzp’er worden

Veelvuldig van baan wisselen Jobhoppen betekent deelnemen aan verschillende pensioenregelingen. Deze lappendeken aan pensioendeelnames zorgt er bijna altijd voor dat het pensioen lager uitvalt. De schade is het kleinst als u steeds binnen dezelfde bedrijfstak werkzaam was. In deeltijd werken Pensioenopbouw is optimaal als u een volledige baan hebt. Minder uren werken levert ook een lager pensioen op. Tijdelijk stoppen met werken Dit geldt vooral voor vrouwen die minder gaan werken of tijdelijk helemaal stoppen, bijvoorbeeld om werk en gezin te kunnen combineren. Door geen betaalde arbeid te verrichten stopt de pensioenopbouw. Eerder stoppen met werken Eerder stoppen dan de pensioendatum kost veel geld. Vooral in de laatste jaren van uw loopbaan is de pensioenopbouw namelijk het grootst. In het buitenland wonen Voor elk jaar dat u tussen de leeftijd van 15 en 65 jaar in Nederland woont, krijgt u 2% AOW. Na vijftig jaar is dat dus 100%. Woont u een aantal jaren in het buitenland, dan mist u ieder jaar 2%. Dit tekort wordt het AOW-gat genoemd.

20

Werkloos worden Uw baan verliezen is niet goed voor uw pensioen. Vaak valt de pensioenopbouw volledig stil. Arbeidsongeschikt worden Soms loopt de pensioenopbouw door bij arbeidsongeschiktheid, maar die opbouw is nooit volledig. Echtscheiding Er is in Nederland een wet die de verdeling van pensioenrechten regelt na een echtscheiding: de Wet Verevening Pensioenrechten. Deze wet regelt dat opgebouwde pensioenrechten tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap gelijk worden verdeeld tussen de ex-partners. De ex-partners kunnen ook afzien van verevening als ze dat willen. Zzp’er worden Er zijn in Nederland meer dan 1 miljoen zelfstandigen zonder personeel. Zzp’ers moeten net als alle andere zelfstandigen zelf voor hun pensioen zorgen, maar blijken dat niet of nauwelijks te doen. Vaak omdat de financiële middelen ontbreken. Als ze zelf niets opbouwen met sparen of beleggen, dan moet ze het straks doen met alleen AOW.


Extra pensioen opbouwen via het pensioenfonds

Binnen de pensioenregelingen zijn er diverse mogelijkheden om extra premie in te leggen voor een hoger pensioen of een partnerpensioen. Het gaat dan om aanvullende basisregelingen of excedentregelingen. Bij de aanvullende basisregelingen mag u bijvoorbeeld extra (bruto)loon storten of het opbouwpercentage verhogen, maar u betaalt dan wel meer premie. Via een excedentregeling kunt u boven een bepaalde salarisgrens pensioen opbouwen. Dit is uitsluitend interessant als u een hoog salaris heeft. Bij veel pensioenregelingen is er namelijk een maximum voor het pensioengevend salaris. Komt u boven het maximum, dan bouwt u binnen de basisregeling over het topdeel geen pensioen op. Met een excedentregeling kan dit wel.

Extra pensioen opbouwen met een lijfrente

Het is ook mogelijk om extra pensioen op te bouwen met een lijfrente. Dat heeft zo z’n voordelen. U kunt zelf kiezen hoe lang u het opgebouwde lijfrentekapitaal wilt laten uitkeren. Dat kan levenslang of gedurende een bepaalde periode. Bovendien is er geen kapitaalvernietiging bij overlijden; bij een bancaire lijfrente krijgt u altijd 100% van de waarde of de afgesproken bedragen uitgekeerd. Bovendien gaat uw uitkering bij overlijden voor 100% naar uw erfgenamen. Een bancaire lijfrente bouwt u op of laat u uitkeren met sparen of beleggen. Bouwt u een lijfrente op bij een verzekeraar? Dan is de uitkeringsduur niet levenslang, tenzij u dit apart meeverzekert.

Uw jaarruimte benutten

Is uw daadwerkelijke pensioen lager dan het maximale pensioen dat u had kunnen opbouwen? Dan heeft u jaarruimte. Deze ruimte mag u fiscaal vriendelijk aanvullen met extra pensioen. Op de websites van pensioenfondsen kunt u uitrekenen wat uw jaarruimte is. Of u laat het doen door een ‘financial planner’ of pensioenadviseur.

Verdere beperking jaarruimte

Sinds 1 januari 2014 zijn de belastingvoordelen om voor pensioen te sparen verder beperkt. Dat geldt ook als u jaarruimte had in de jaren vóór 2014. Het betekent gewoon dat u minder geld kunt storten om uw pensioen op te krikken met fiscaal vriendelijke regelingen.

Lijfrente: verzekeren of banksparen?

De lijfrente is van oudsher een van de populairste manieren om het pensioeninkomen aan te vullen. Logisch, omdat u over het bedrag dat u in de lijfrente stopt op dat moment geen belasting betaalt. Elk lijfrenteproduct kent een opbouwfase en een uitkeringsfase. Deze fasen gaan niet automatisch in elkaar over; u moet voor beide fasen apart een product kopen. Voor de opbouwfase kunt u een eenmalige storting doen in het lijfrenteproduct of een periodieke storting. Heeft u een pensioentekort, dan is de betaalde premie fiscaal aftrekbaar. Zodra u het opgebouwde kapitaal tot uitkering laat komen na pensionering, betaalt u wel inkomstenbelasting in Box 1. Maar meestal valt u dan in een lager belastingtarief.

Beperkingen lijfrente

Na 1992 is het fiscale regime voor lijfrentes een aantal keren versoberd. Bij de huidige lijfrenteverzekeringen mag u de uitkering pas na uw 65e (of AOW-leeftijd) laten ingaan. De uitkeringsduur moet minimaal vijf jaar zijn. Wilt u de lijfrente toch eerder laten ingaan? Dan moet de totale uitkeringsduur wel minimaal 20 jaar bedragen, vermeerderd met het aantal jaren tot aan uw AOWleeftijd. Stel, u wilt de uitkeringen op uw 63e laten ingaan. De minimale uitkeringsduur is dan 20 + 2 = 22 jaar. Dit is in feite een maatregel om eerder stoppen met werken te ontmoedigen.

Verzekeringsproducten en bankspaarproducten U kunt een lijfrente afsluiten bij een verzekeraar, bank, beleggingsfonds of een andere financiële instelling. De fiscale behandeling is in principe hetzelfde. In de opbouwfase kiezen veel mensen tegenwoordig voor banksparen bij een bank of beleggingsinstelling. De kosten zouden lager zijn dan bij verzekeraars, waardoor het rendement hoger is. Inmiddels hebben we volgens het CBS samen ruim 6 miljard euro op bankspaarrekeningen geparkeerd. Toch is het de vraag of we onszelf daarmee niet tekort doen nu de rente zo laag is. Er zijn namelijk ook banksparen-beleggingsalternatieven beschikbaar, waarmee een hoger rendement mogelijk is.

Banksparen: de opbouwfase

Hoe werkt het? U stort periodiek of eenmalig geld op een geblokkeerde rekening bij een bank of beleggingsinstelling.

21


U heeft hierbij de keuze uit sparen (de lijfrentespaarrekening) of beleggen (de beleggingsrekening). De lijfrentespaarrekening biedt de meeste zekerheid, maar heeft een laag rendement. Kiest u voor de beleggingsrekening? Dan is het risico hoger, maar heeft u tegelijkertijd kans op een hoger rendement. U kunt grofweg kiezen uit aandelen en obligaties. Onder normale marktomstandigheden brengen obligaties het minste risico met zich mee, maar dat ligt bij een lage rentestand anders. De koers van een obligatie hangt namelijk af van de rentestand. Daalt de rente, dan stijgt de koers; stijgt de rente, dan daalt de koers. U kunt ook kiezen uit een verschillende risicoprofielen, zoals defensief, neutraal of offensief. Op basis van dat profiel kunt u een passende portefeuille samenstellen. Ook de leeftijd speelt een rol bij een beleggingsrekening. Heeft u een goed rendement met aandelen behaald, dan wilt u dat natuurlijk vasthouden en niet vlak voor de pensioendatum verspelen. Voor dit doel is de life-cycle methode ontwikkeld. Beleggen volgens deze methode betekent dat u de verhouding aandelen/obligaties afstemt op uw levensfase. U ziet dat op het plaatje. Nu is dit een eenvoudige weergave, want in de praktijk spelen veel meer zaken een rol. Bij life-cycle beleggen staat de einddatum vast.

Aantal jaren voor de einddatum

Banksparen: de uitkeringsfase

Einddatum

Er komt een moment dat de opbouwfase is afgelopen; de einddatum van de lijfrente is bereikt. Het saldo kunt u laten uitkeren, bijvoorbeeld per maand, kwartaal of jaar. Daarvoor moet u een

22

apart lijfrente- uitkeringsproduct kopen. Dat hoeft niet bij de bank waar het kapitaal is opgebouwd, u mag ook een andere bank, verzekeraar of beleggingsinstelling kiezen. Vraag eerst een paar offertes aan of vergelijk aanbiedingen op vergelijkingswebsites. Wilt u het lijfrentekapitaal nog een tijdje laten doorgroeien? Dat kan door de looptijd of einddatum van uw lijfrente te verlengen. U kunt het vrijgekomen bedrag ook doorstorten in een zogenaamde uitgestelde lijfrente. Ook voor dit soort producten kunt u offertes opvragen. Wat nog belangrijk is om te weten: nadat u de AOW-leeftijd bereikt, heeft u 5 jaar de tijd om van uw opgebouwde lijfrentekapitaal een lijfrente-uitkeringsproduct te kopen.

Verschillen tussen banksparen en verzekeren In de uitkeringsfase zijn er verschillen tussen banksparen en verzekeren. We zetten beide varianten op een rij. Banksparen: * keuze uit sparen of beleggen * de uitkeringsfase moet uiterlijk ingaan 5 jaar nadat de rekeninghouder de AOW-leeftijd heeft bereikt * uitkering gedurende minimaal 20 jaar * bij vroegtijdig overlijden gaat het restant in termijnen naar de erfgenamen * bij eventueel faillissement is de bancaire gegarandeerde lijfrente veiliggesteld tot € 100.000 onder het depositogarantiestelsel * bij een beleggingsinstelling speelt het probleem van faillissement niet, effecten staan apart bij een depotbank. Verzekeren: * keuze uit sparen of beleggen * de uitkeringsfase moet uiterlijk ingaan 5 jaar nadat de verzekerde de AOW-leeftijd heeft bereikt * keuze tussen tijdelijke en levenslange uitkeringen * bij vroegtijdig overlijden gaat het tegoed naar de verzekeraar, tenzij er een aparte verzekering hiervoor is afgesloten; in dat geval keert de verzekering uit aan de erfgenamen * de verzekering kan op één of twee levens worden afgesloten, dat mag ook iemand anders zijn dan de partner


‘Doen we onszelf niet tekort met banksparen? Er zijn veel beleggingsalternatieven met een hoger rendement.’ Levensverzekeringen

Levensverzekeringen zijn er in alle soorten en maten. Je hebt levensverzekeringen die uitkeren bij leven, zoals de lijfrente. Er zijn ook levensverzekeringen die juist uitkeren na overlijden, de overlijdensrisicoverzekering en de uitvaartverzekering. Net als bij elke andere verzekering stort u bij een levensverzekering een premie in de polis. Bij een lijfrente kan dat ook een éénmalige storting zijn, de koopsom. De levensverzekering keert uit op de afgesproken einddatum of na overlijden. U heeft geen invloed op de manier waarop de verzekeraar het rendement behaalt op uw polis.

Levensverzekeringen zijn er in twee vormen:

Spaarverzekering: u krijgt een vaste rente die tijdens de looptijd niet wijzigt. Daarnaast deelt u soms mee in de winst die de verzekeraar behaalt. Beleggingsverzekering: u betaalt een premie die de verzekeraar belegt in beleggingsfondsen. Vaak mag u zelf een keuze maken uit beschikbare beleggingsfondsen.

Overlijdensrisicoverzekeringen

Een overlijdensrisicoverzekering (ORV) keert een bedrag uit als de verzekerde vóór een bepaalde datum overlijdt. Dit bedrag is van tevoren afgesproken. Het geld gaat meestal naar de nabestaanden, maar het kan ook een zakenpartner zijn. Vaak wordt een ORV gebruikt om de hypotheek af te lossen, zodat de achterblijvende partner in het huis kan blijven wonen. Een ORV heeft een bepaalde looptijd. Overlijdt de verzekerde na de einddatum, dan keert de verzekeraar niet uit. U bouwt bij een ORV dus geen kapitaal op. Wel is er maatwerk mogelijk. Dat betekent dat u het verzekerde bedrag en de premiebetaling kunt aanpassen aan uw wensen en het doel waarvoor u het geld nodig heeft. Premies kunnen nogal verschillen per verzekeraar; daarom is het altijd aan te raden om meerdere offertes op te vragen.

Garantieproducten

Een bijzondere categorie financiële producten zijn de zogenoemde garantieproducten. Dit klinkt sympathiek, maar er zitten wel de nodige bezwaren aan. Daarom zetten we de voor- en nadelen voor u op een rij.

Wat is een garantieproduct?

Dit is een soort levensverzekering met een vaste looptijd. Er zijn verschillende varianten. Een zuiver garantieproduct garandeert een vast bedrag op de einddatum. Ook zijn er garantieproducten die een minimaal kapitaal op de einddatum garanderen. Afhankelijk van de winst van de verzekeraar, krijgt u meer of minder uitgekeerd. Datzelfde geldt voor beleggingsverzekeringen met een minimaal gegarandeerd rendement; het eventuele extra rendement is afhankelijk van beleggingen. En tot slot zijn er beleggingsverzekeringen met een gedeeltelijke inleggarantie. Feitelijk komt het er dan op neer dat u bij 100% inleggarantie uw inleg terugkrijgt op de einddatum, maar dat uw rendement 0% is. Voordelen * Grote kans op (gedeeltelijke) teruggave van de inleg * Kans op rendement door koersstijging van het onderliggende aandeel/beursindex * Afdekking tegen het risico op koersdaling van het onderliggende aandeel/beursindex Nadelen van garantieproducten * Normaal gesproken leveren beleggingen in effecten een zeker rendement op, zoals rente of dividend. Bij garantieproducten wordt dit rendement gebruikt om de garantiewaarde te waarborgen, en om de kosten van de financiële instelling te dekken. In feite doet u als deelnemer dus afstand van een deel van het rendement. * Als de instelling failliet gaat, kunt u de inleg volledig kwijtraken. * De looptijd is een beperkende factor. Wilt u profiteren van de waardestijging van het onderliggende aandeel, dan moet dit gebeuren tijdens de looptijd. Stijgt het aandeel na de einddatum, dan profiteert u daar niet van. * Wilt u de overeenkomst tussentijds wijzigen? Bijvoorbeeld omdat u de premie wilt verlagen vanwege werkloosheid? Dan kan de hele garantie komen te vervallen. Een garantieproduct is dus niet flexibel. * Veel niet-beursgenoteerde garantieproducten kunt u tussentijds niet verkopen, of alleen tegen hoge kosten omdat er geen markt is. Dat is nadelig als er een tussentijdse waardestijging plaatsvindt waarvan u wilt profiteren.

23


Vermogen opbouwen met sparen en beleggen

S


Vermogen opbouwen sparen en beleggen

met

Sparen

Bij de huidige extreem lage rentestand is sparen eigenlijk niet meer aantrekkelijk, omdat u door de jaarlijkse 1,2% vermogensrendementsheffing en eventuele inflatie er financieel op achteruit gaat. Beleggen is dan een goed alternatief. Spaaropties U kunt sparen met variabele of vaste rente. Ook al verandert de rente meestal niet spectaculair, een procent meer of minder kan op de lange termijn behoorlijk wat uitmaken. Behalve voor sparen kunt u een spaarrekening ook gebruiken om geld tijdelijk te parkeren, zoals het saldo van uw beleggingsrekening. Spaardeposito’s Bij deposito’s spaart u ook. Het verschil met spaarrekeningen is dat uw geld voor een bepaalde periode vaststaat. Als ‘beloning’ hiervoor ontvangt u een hogere rente. Meestal kunt u kiezen uit verschillende termijnen, bijvoorbeeld 3, 5 of 10 jaar. Hoe langer uw geld vaststaat, hoe hoger de rentevergoeding. Het verschil tussen de beste internetspaarrekening en een deposito met een looptijd van 10 jaar kan al gauw 1% zijn.

Beleggen

Bij beleggen denken veel mensen aan risico en een hoog rendement. In beide zit een kern van waarheid. Kenmerkend voor beleggen is de onzekerheid van het rendement. Het ene jaar kan het bijvoorbeeld 9% zijn, het andere jaar 2% of zelfs negatief. Toch kunt u de risico’s wel minimaliseren door op verstandige wijze te beleggen met een langere beleggingshorizon en door uw beleggingen te verspreiden. Dat houdt in dat u belegt met geld dat u langere tijd niet nodig heeft, waardoor u uw beleggingsdoel door de jaren heen makkelijker kunt bereiken. Feitelijk gaat het om het gemiddelde rendement over alle jaren, rekening houdend met koerswisselingen. In de regel geldt: hoe langer uw beleggingshorizon, hoe groter de kans om uw beleggingsdoel te behalen.

Sparen

Beleggen kan op een aantal manieren. De belangrijkste zijn: • zelf aandelen of obligaties kiezen en kopen • geld investeren via beleggingsfondsen • uw vermogen onderbrengen bij een vermogensbeheerder. Individueel handelen kan tegenwoordig heel makkelijk via een aantal online brokers, zoals De Giro, Binck of Lynx. U moet wel weten welke aandelen u op welk moment moet kopen of verkopen. Kiest u voor een beleggingsfonds, dan doet de fondsbeheerder het werk. Meestal belegt een fonds volgens een bepaald thema of strategie. De kosten zijn hoger dan wanneer u zelf belegt. Als u gaat beleggen doet u er verstandig aan eerst een risicoprofiel vast te stellen. Wat voor type belegger bent u? Gaat u voor safe of richt u zich op een risicovollere beleggingsstrategie met de kans op een hoger rendement? Wanneer heeft u het geld nodig? Over 5 jaar of over 25 jaar? In principe is beleggen voor vermogensopbouw een goede keuze als u dit doet voor de middellange en lange termijn, dus langer dan vijf jaar. Door de lange horizon kunt u tegenvallende rendementen makkelijker voor lief nemen en weer profiteren als de markt herstelt. Historisch bezien behaalt u met beleggen een flink hoger rendement dan met sparen. Maar dit kan in de toekomst natuurlijk anders uitvallen. Sparen versus beleggen Voorstanders van beleggen hebben het niet altijd even makkelijk. Zeker niet in crisistijden als de beurskoersen kelderen en beleggers hun winsten als sneeuw voor de zon zien verdwijnen. Maar historisch bezien is beleggen op de lange termijn wel degelijk lucratiever dan sparen.

25


Waarin kunt u beleggen? Beleggingsfondsen

In feite is een beleggingsfonds een verzameling van beleggers die hun geld hebben samengevoegd. De fondsbeheerder belegt dat geld in bijvoorbeeld bedrijven, leningen, in een bepaalde regio, sector of thema. Beleggingsfondsen beleggen in aandelen, obligaties, vastgoed of andere waarden. Ten opzichte van beleggen in individuele bedrijven is beleggen in beleggingsfondsen minder risicovol doordat er meer spreiding is. De kosten van beleggingsfondsen zijn iets hoger dan wanneer u zelf belegt. Wie het risico nog meer wil beperken kan het beste kiezen voor meerdere beleggingsfondsen, verspreid over verschillende sectoren. Voordat u in beleggingsfondsen stapt, is het sowieso verstandig om u eerst in de risico’s en kosten van de beleggingen te verdiepen. Beleggingsfondsen moeten deze informatie beschikbaar stellen.

‘Historisch bezien behaalt u met beleggen een hoger rendement’. Categorieën beleggingsfondsen Obligatiefondsen Dit zijn beleggingsfondsen die beleggen in obligaties. Deze beleggingen hebben meestal een lager risico dan aandelen. Ook obligatiefondsen hebben vaak een thema, zoals hoog dividend, opkomende landen e.d. Aandelenfondsen Beleggingsfondsen in aandelen concentreren zich vaak op een bepaald thema. Bijvoorbeeld biotechnologie, informatietechnologie, farmacie, financiële instellingen. Of op een bepaalde regio, zoals Noord-Amerika, Europa of Azië.

26

Mixfondsen Dit zijn beleggingsfondsen uit verschillende categorieën, eventueel met aandelen en obligaties. Vastgoedfondsen Deze fondsen beleggen in vastgoed of vastgoedaandelen. Liquiditeiten en grondstoffen Liquiditeiten zijn bijvoorbeeld geldmarktpapier en deposito’s. Het ‘rendement’ is de rente die wordt vergoed. Ook kunt u beleggen in edelmetaal, zoals goud en zilver.

Obligaties

Een obligatie zit tussen sparen en beleggen in. In feite is een obligatie een lening aan de overheid, een bedrijf of instelling. De looptijd en de rente staan van tevoren vast. De bekendste obligatie is de staatsobligatie, waarvoor u de zogenoemde couponrente ontvangt. Het risico van een investering in obligaties ligt hoger dan wanneer u het geld op een spaarrekening zet. Dat komt doordat de waarde van obligaties afhankelijk is van de financiële positie van de uitgevende instelling en/of de verhandelbaarheid op de beurs. U maakt winst als de koers waartegen u de obligaties verkoopt hoger is dan de waarde waarvoor u ze heeft gekocht. Andersom geldt dat natuurlijk ook. U kunt obligaties ook laten aflopen en krijgt dan de nominale waarde terug. Over het algemeen stijgt de koers van een obligatie als de rente op de kapitaalmarkt daalt. Het omgekeerde geldt ook: als de rente stijgt dan daalt de koers.

Aandelen

Aandelen zijn verreweg de meest populaire categorie door het hoge potentiële rendement. Maar een hoog rendement gaat meestal ook gepaard met een hoog risico. Door de geringe omvang van de Nederlandse aandelenmarkt richten de meeste fondsbeheerders zich op Europese, Amerikaanse en Aziatische aandelen. Aandelenfondsen moeten het vooral hebben van goed presterende bedrijven, maar ook van regio’s, landen en sectoren. Beleggers zijn vooral geïnteresseerd in de koerswinst van het aandeel die, als het meezit, tientallen procenten kan zijn. Toch is het goed ook de


uitgekeerde winst per aandeel, het dividend, in het oog te houden. Dividendrendement is namelijk een belangrijk onderdeel van het totaalrendement. Kijk bij het selecteren van beleggingsfondsen dus ook naar het gemiddelde dividendrendement van de portefeuille.

Sommige beursgenoteerde trackers hebben een hoge minimale inleg, waardoor ze voor de meeste consumenten onbereikbaar zijn.

Fondsbeheerders van aandelenfondsen kopen en verkopen relatief vaak om de verschuivingen op de aandelenmarkt bij te houden. Deze hoge activiteit leidt tot hoge transactiekosten, wat ten koste gaat van het rendement. Let er daarom op welk deel van de beleggingsportefeuille jaarlijks wordt vernieuwd. Dit wordt uitgedrukt in de zogenoemde turnover rate. Als de turnover rate hoog is, duidt dit op veel transacties en dus op hoge kosten.

Verder maken we nog onderscheid tussen fysieke en synthetische indexfondsen. Bij fysieke indexfondsen heeft u de onderliggende stukken daadwerkelijk in bezit. Gaat de beheerder failliet, dan loopt u geen risico omdat de waarde is veiliggesteld. Bij synthetische indexfondsen heeft u de stukken niet daadwerkelijk in bezit, maar wordt de index nagebootst met financiële instrumenten, zoals derivaten. Deze manier van index volgen is minder transparant en brengt moeilijk te doorgronden risico’s met zich mee. Bovendien bent u uw beleggingen kwijt bij een faillissement.

Vastgoed

Goud

De belangrijkste reden om in vastgoed te beleggen is meestal het relatief hoge cash dividend, naast de waardevastheid van de panden. Beleggen in vastgoed kan via beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde fondsen. Cruciaal is de kwaliteit van het fondsmanagement. Welke keuzes maakt het management bij de aan- en verkoop van het vastgoed en hoe zit het met de spreiding? Een vastgoedbelegging met een afgewogen rendement-/ risicoverhouding is historisch gezien een stabiele belegging. Veel institutionele beleggers hebben tussen de 15% en 25% vastgoed in hun beleggingsportefeuille. Volgens een onderzoek van de belangenorganisatie IVBN behaalden institutionele beleggers tussen 2000 en 2012 een gewogen gemiddeld rendement van 9,2% op hun internationale vastgoedportefeuille. Dat is dus inclusief de crisisjaren 2008-2012.

Indexfondsen en indextrackers

Een goede fondsbeheerder probeert het altijd beter te doen dan de index. Uit tal van onderzoeken blijkt steeds dat ongeveer 80% van de beheerders daar niet in slaagt. Dit verklaart de populariteit van zogenoemde indexfondsen en indextrackers, ook wel ETF’s of Exchange Traded Funds genoemd. Deze producten doen niets anders dan een bepaalde index, sector, valuta of grondstof volgen. Voorbeelden zijn de AEX, de MSCI World Index en de Global Real Estate Tracker. De belangstelling voor indexbeleggen neemt toe door de lage kosten en de overzichtelijkheid. Nadelen zijn er ook. Allereerst is het rendement nooit hoger dan de index. Daarnaast zijn er inmiddels de nodige indextrackers op de markt die niet erg transparant zijn en hogere kosten berekenen.

Edelmetalen hebben altijd aantrekkingskracht gehad op beleggers. Na een periode van tientallen jaren waarin de goudprijs niet bewoog, is deze de laatste jaren voortdurend gestegen om vervolgens weer aanzienlijk te dalen. Bestaande goudmijnen zijn zo goed als leeggehaald, nieuwe komen er nauwelijks nog bij. Er wordt wereldwijd ook steeds minder goud gevonden. Daarnaast zijn de centrale banken terughoudend met het verkopen van hun goudvoorraad. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat de vraag naar goud vaak groter is dan het aanbod. Groot nadeel van beleggen in goud is dat er geen dividend wordt uitgekeerd.

Hulp bij het kiezen: Morningstar

Leuk die beleggingsfondsen en indextrackers, maar welke past nu het beste bij mij? Goede vraag. Alleen al in Europa kunt u kiezen uit duizenden fondsen. Om u wegwijs te maken kunt u het onafhankelijke instituut Morningstar raadplegen. Morningstar verzamelt en publiceert gegevens over meer dan 20.000 beleggingsfondsen in Europa. Op basis van deze gegevens komt Morningstar met een rating in sterren. Daardoor kunt u de resultaten van de beleggingsfondsen goed met elkaar vergelijken. U kunt er ook terecht voor rendementen, verhandelbaarheid en kosten. Kijk op www.morningstar.nl

Robo advies

De laatste tijd is er steeds meer aandacht voor geautomatiseerd beleggen. U vult een vragenlijst in, waaruit een beleggersprofiel volgt. Op basis van dat profiel, risicobereidheid en horizon stelt ‘de robot’ voor u een portefeuille met een mix van beleggingen samen. U hoeft dus zelf niets te doen. Dit klinkt aantrekkelijk en er worden

27


vaak lage kosten beloofd. Maar de vraag is hoe deze mix van beleggingen is samengesteld, hoe deze actueel blijft en inspeelt op de veranderende markt en rente. Hoe zit het als uw profiel verandert of uw horizon? Er zijn grote verschillen in aanbieders die ook verschillende modellen of theorieën gebruiken. Laat u goed voorlichten voordat u automatisch gaat beleggen. Lage kosten zijn vaak maar het halve verhaal.

Informatie voor beleggers

Elk beleggingsproduct heeft een zeker risico. De overheid en de financiële sector vinden dat consumenten goed op de hoogte moeten zijn van de kansen en risico’s voordat ze instappen. Aanbieders van financiële producten geven daarom veel informatie. Ze doen dat onder meer met het Essentiële-informatiedocument (EID) en de Essentiële Beleggersinformatie (EBI).

Essentiële Beleggersinformatie (EBI) en Essentiële-informatiedocument (EID) De EBI en EID geven onder andere informatie over de doelstelling van het fonds, de risico’s, kosten, in het verleden behaalde resultaten en praktische informatie. Dit gebeurt op een gestandaardiseerde manier zodat u de producten makkelijk met elkaar kunt vergelijken. Het is de bedoeling dat u met deze informatie een verantwoorde afweging kunt maken of het product voor u geschikt is. Lukt dat niet, dan kunt u altijd advies vragen bij een financieel adviseur. Aanbieders van complexe financiële producten zijn verplicht de EBI en/of EID op hun website te vermelden. Als u ernaar vraagt hoort de aanbieder deze bijsluiter(s) gratis toe te sturen.

Meer redenen om te gaan beleggen

Het inflatierisico en de Box 3-belasting Wat is inflatierisico eigenlijk? Als voorbeeld nemen we iemand die absoluut geen risico wil nemen met zijn geld. Hij stopt daarom € 10.000 in een kluis. Hartstikke veilig. Na twintig jaar heeft hij die € 10.000 nog steeds. Stel dat de inflatie over die twintig jaar gemiddeld 1% per jaar was. De reële waarde van diezelfde € 10.000 is dan € 10.000 – 20 x 1% = € 8.000. De voorbeeldpersoon heeft dan wel € 10.000 in handen, maar die is feitelijk € 2.000 minder waard. Dit noemen we het inflatierisico.

28

Daarnaast moet iedereen met spaar- en/of beleggingstegoeden belasting betalen in Box 3. Er geldt wel een vrijstelling, die elk jaar wordt aangepast aan de inflatie. Komt uw vermogen boven het vrijgestelde bedrag uit? Dan betaalt u over iedere euro vermogensrendementsheffing. Dat was lange tijd 1,2%, maar het huidige kabinet brengt deze spaartaks nu meer in lijn met het werkelijke rendement dat op spaar- en beleggingstegoeden behaald kan worden. Ook hangt het belastingpercentage af van uw vermogen; hoe meer vermogen u heeft, hoe hoger de vermogensrendementsheffing. Om uw vermogen toch te laten groeien, zult u rendement moeten maken. Dit rendement moet in ieder geval hoger zijn dan de inflatie en de vermogensrendementsheffing. Door verstandig te beleggen op lange termijn is de kans hierop het grootst. Lage rente op de kapitaalmarkt Een lage rente is niet alleen ongunstig voor spaarders, maar ook voor mensen die een gegarandeerde lijfrentepolis of bankspaarproduct willen afsluiten. Zodra u dat doet, geldt de lage rente namelijk voor de hele periode. Stijgt de rente tijdens de looptijd, dan profiteert alleen de verzekeraar of de bank. De kapitaalmarktrente is al een hele tijd laag; zo rond de 1%. In zo’n periode kunnen beleggingsproducten een beter alternatief zijn. Bedrijven profiteren immers omdat ze goedkoper kunnen financieren. Deze lagere kosten en het betere bedrijfsresultaat zie je normaal gesproken terug in een hogere aandelenkoers. Vastgoed doet er ook zijn voordeel mee omdat ondernemers minder betalen voor hun hypothecaire financiering; daardoor is het directe rendement hoger. Het langleven risico Wanneer u met pensioen gaat, breekt de periode van afbouwen aan. Als u gespaard heeft, is de kans aanwezig dat u gaat interen op uw spaartegoed. Op een zeker moment is dit spaargeld op. Hoe langer u leeft, hoe langer u er last van kunt hebben dat het geld op is. We omschrijven dit als het langleven risico. Zit oud worden in de familie, dan bent u waarschijnlijk beter af als u een product kiest met een levenslange uitkering; het risico is dan voor de verzekeraar.


Enquête ‘Verbied pensioenfondsen om te beleggen’ Midden in de laatste economische crisis, in januari 2010 en augustus 2011, hield bureau Motivaction in opdracht van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen twee enquêtes. Van de ondervraagden was 51% het eens met de stelling: ‘Pensioenfondsen kunnen maar beter gaan sparen dan beleggen, want sparen levert meer op’. Maar liefst 61% stemde in met de stelling dat pensioenfondsen verplicht moeten gaan sparen en dat ze niet mogen beleggen. De mening van de ondervraagden komt niet overeen met de feiten. In de laatste 25 jaar, inclusief de kredietcrisis, hebben de Nederlandse pensioenfondsen een gemiddeld rendement behaald van 7%. Daar valt niet tegenop te sparen.

Voorbeeld: Elke honderd euro die een gemiddeld pensioenfonds in 1985 belegde, is door de behaalde rendementen aangegroeid tot € 650 eind 2010. Was die honderd euro op een spaarrekening gezet, dan zou het saldo ongeveer € 310 zijn geweest. Een verbod op beleggen zou de pensioenfondsen honderden miljarden euro’s hebben gekost. Bovendien zouden pensioenfondsen door het lagere rendement genoodzaakt zijn geweest de pensioenpremie fors te verhogen.

29


Vermogen opbouwen met de eigen woning

30


Vermogen opbouwen met de eigen woning

Iedereen met een eigen huis in Nederland doet aan vermogensopbouw. Voor de crisis was het normaal dat de waarde van de woning ieder jaar steeg. Hierdoor nam het verschil tussen de hypotheekschuld en marktwaarde toe; er ontstond overwaarde. Door alleen maar te blijven zitten deed je aan vermogensopbouw. Inmiddels is de crisis voorbij en gaat het op de huizenmarkt weer beter. Het aantal huizen onder water neemt af en de strengere hypotheekregels zorgen ervoor dat mensen met een nieuwe hypotheek verplicht moeten aflossen. Daarnaast hebben veel mensen al een hypotheekvorm waarmee ze aan vermogensopbouw doen. Met dat bedrag moeten ze aan het einde van de looptijd hun hypotheek (gedeeltelijk) aflossen. In de ideale situatie is er sprake van waardestijging van de woning en een afgeloste hypotheek. Verkoopt u op dat moment uw huis, dan profiteert u optimaal. De vraag is dan natuurlijk wel wat u het beste kunt doen: opnieuw kopen of huren? Besluit u te huren, wat doet u dan met de overwaarde? Het antwoord hangt af van uw persoonlijke en financiële situatie. Komt u voor die keuze te staan, vraag dan advies aan een financieel adviseur .

Ontwikkeling gemiddelde verkoopprijs bestaande bouw 1995

€ 93.750

2000

€ 172.050

2005

€ 222.706

2010

€ 239.530

2015

€ 230.194

2016

€ 243.837

Bron: CBS, Kadaster 12-01-2018

Deel 2 in het kort

In de meest gunstige situatie bestaat uw pensioenhuis uit de 1e verdieping (AOW), de 2e verdieping (werkgeverspensioen) en 3e verdieping. Deze laatste verdieping moet u zelf bij elkaar sparen, dat is uw aanvullend pensioen. Daarmee heeft u een volwaardig huis met genoeg ruimte om comfortabel te leven.

Hoe bouwt u vermogen op? Dat kan op allerlei manieren: • Lijfrente: opbouwfase en uitkeringsfase. Er zijn veel producten op de markt waarmee u kunt sparen voor uw pensioen. De belastingvoordelen voor lijfrentes zijn inmiddels wel versoberd, wat lijfrenteproducten minder aantrekkelijk maakt. Jarenlang was banksparen populair, maar dankzij de huidige lage rente is het rendement ook laag. Er zijn veel beleggingsalternatieven, waarmee een hoger rendement mogelijk is. • Sparen: Deze manier is alleen interessant als de spaarrente hoog is. Zelfs als u uw geld voor langere tijd vastzet in een spaardeposito’s, is het rendement met de huidige rentevergoeding niet interessant. Over uw spaartegoed betaalt u namelijk ook belasting boven de fiscale vrijstelling, waardoor u er financieel zelfs op achteruit gaat. • Beleggen: Historisch gezien behaalt u met beleggen een flink hoger rendement dan met sparen. U moet wel kunnen leven met de onzekerheid over het rendement. Het ene jaar kan dat bijvoorbeeld 9% zijn, het andere jaar 2% of zelfs negatief. Daarom is beleggen alleen een goede keuze als u dit doet voor de middellange en lange termijn en u het geld nu niet nodig heeft.

31


• Soorten beleggingen: U kunt kiezen uit beleggingsfondsen, obligaties, aandelen, vastgoed, indexfondsen en goud. U bepaalt zelf welk risico u wilt lopen en hoe u belegt: helemaal zelf doen, investeren in beleggingsfondsen waarbij de fondsbeheerder het werk doet of uw geld onderbrengen bij een vermogensbeheerder die voor u belegt. • De eigen woning: In de ideale situatie is er sprake van waardestijging van uw woning. Zit het mee op de woningmarkt, dan kunt u bij verkoop een flink bedrag overhouden. Maar u moet ook weer terugkopen. En de bijleenregeling zorgt ervoor dat u uw overwaarde moet investeren in de nieuwe woning om van hypotheekrenteaftrek te profiteren. Dat is dan nog steeds uw vermogen, maar het zit wel vast in de stenen. U profiteert pas van dat vermogen als u uw huis verkoopt.

Aanbeveling

Om een welkome aanvulling op uw pensioenuitkering te realiseren is het belangrijk dat u rendement behaalt. Met de huidige lage rentestand zijn spaarvormen daarom nauwelijks interessant. Beleggingen kunnen een goed alternatief zijn, waarbij u zelf de verhouding tussen risico en rendement bepaalt. Het is wel belangrijk dat u er rekening mee houdt dat het rendement op de beleggingen en de waarde ervan zich in positieve en negatieve zin kunnen ontwikkelen.

32


Interessante websites www.mijnoverheid.nl www.dnb.nl www.mijnpensioenoverzicht.nl www.kifid.nl www.svb.nl www.cbs.nl www.afm.nl www.morningstar.nl Spaarrente en hypotheekrente vergelijken? www.hypotheekrente.nl www.spaarrente.nl

Begrippenlijst A Aandeel Bewijs van deelneming in het maatschappelijk kapitaal van een onderneming. Aandeelhouders hebben een stem in de aandeelhoudersvergaderingen (AVA) en ook recht op een deel van de winst. Aandelen in portefeuille Andere term voor aandelen bezitten. Hierbij gaat het ook om de aandelen die een bedrijf nog niet heeft uitgegeven. Aandelenemissie Uitgifte van nieuwe aandelen door een bedrijf om eigen vermogen aan te trekken. Aandelenfonds Aandelenfondsen beleggen voornamelijk in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen. Er bestaan verschillende soorten aandelenfondsen. Zo zijn er fondsen die wereldwijd, alleen in Europa, Amerika, het Verre Oosten of in Nederland in aandelen beleggen. Ook zijn er fondsen die alleen in bepaalde sectoren of thema’s beleggen. Aankoopkosten Dit zijn de kosten die u betaalt bij de aankoop van een fonds. Let op: bij Nederlandse beursgenoteerde beleggingsfondsen wordt een deel van de aankoopkosten verwerkt in de koers.

Aanmerkelijk belang Heeft een vennootschap het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen verdeeld? Dan heeft u een aanmerkelijk belang als u aandeelhouder bent voor meer dan 5% van het totaal geplaatste kapitaal. Aanvangsrendement Winstrendement bij aankoop van een belegging. Dat kan bij groeiaandelen zoals internetfondsen ver onder de kapitaalmarktrente liggen. Accountantsverklaring Een schriftelijke verklaring van de accountant over zijn onderzoek. Achtergestelde lening Een lening die bij een faillissement de laatste prioriteit heeft. Wordt vaak gerekend tot het risicodragende garantievermogen van een onderneming. Activa Bezittingen plus vorderingen van de onderneming, op de debetzijde van de balans. Administratiekantoor Is een kantoor dat aandelen en obligaties koopt en daartegenover aan het publiek certificaten van die effecten uitgeeft. Het stemrecht op de aandelen blijft dan bij het administratiekantoor. Advieskoers Adviesprijs bij aankoop en verkoop. AEX Index De door Euronext berekende en onderhouden graadmeter van de lokale Nederlandse effectenmarkt. De AEX-index is een gewogen index die is gebaseerd op de koersen van de 25 meest verhandelde Nederlandse ondernemingen op de effectenbeurs van Euronext. AFM De Autoriteit Financiële Markten is toezichthouder en controleert het gedrag en de informatieverstrekking van alle partijen op de financiële markten in Nederland. Dat zijn de markten van sparen, lenen, beleggen en verzekeren. Het statutaire doel van de AFM is het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces op de

33


financiële markten, een zuivere verhouding tussen marktpartijen en de bescherming van de consument. Afsluitkosten Het totaalbedrag van alle kosten voor het afsluiten van de hypotheek. Zoals afsluitprovisie, taxatie-, administratie- en hypotheekaktekosten. Afsluitprovisie Bedrag dat de bank in rekening brengt bij het afsluiten van een financieel product, zoals een lijfrente. Afstempelen Verlagen van de nominale waarde van een aandeel om dit in overeenstemming te brengen met het werkelijke vermogen van de vennootschap. Terugbetalen op aandelenkapitaal. Allocatie De allocatie van een vermogen geeft de spreiding aan over de verschillende beleggingscategorieën zoals aandelen, vastgoed, obligaties, opties, enz. AOW-uitkering Oudedagsvoorziening op basis van de Algemene Ouderdoms Wet. Arbitrage Het profiteren van verschillen in prijs wanneer dezelfde effecten, valuta of goederen tegelijkertijd worden verhandeld op twee of meer markten. Asset Alles met een commerciële waarde of vervangingswaarde, dat eigendom is van een bedrijf, stichting of individu. Asset Management Het professionele beheer van vermogens van particulieren en instituten gericht op het realiseren van een optimaal beleggingsresultaat. Asset mix De verdeling van een beleggingsportefeuille over aandelen, onroerend goed, obligaties, liquiditeiten enz.

34

AVA Algemene vergadering van aandeelhouders. Het hoogste orgaan binnen een vennootschap.

B Bedrijfsobligatie Een bedrijfsobligatie is een obligatie die uitgegeven wordt door een onderneming om de bedrijfsactiviteiten te financieren. De hoofdsom wordt terugbetaald wanneer de obligatie afloopt. Daarnaast keert een obligatie tijdens zijn looptijd regelmatig rente uit. Er bestaan ook diverse fondsen die beleggen in bedrijfsobligaties. Bedrijfspensioenfonds Een pensioenfonds, specifiek voor een bepaald bedrijf. In verschillende bedrijfstakken gelden voorgeschreven pensioenregelingen. Beheerd vermogen Het totaal van de beleggingen (bijv. aandelen, obligaties, vastgoed) die een financiële dienstverlener of fondsbeheerder in opdracht van klanten beheert. Beheerder Iemand die een effectenportefeuille voor beheert voor groepen of individuen. Beheerskosten Kosten die beleggingsinstellingen en beheersmaatschappijen in rekening brengen aan hun klanten om de kosten voor het beheer te dekken. Beleggen Geld dat belegd wordt in bijvoorbeeld aandelen, obligaties of fondsen, met als doel om toekomstig inkomen, vermogensvorming en -groei te realiseren. Beleggersadvies Persoonlijke aanbevelingen aan een klant over beleggingstransacties. Beleggingsbeleid Manier van handelen van een belegger die voor zichzelf eerst heeft vastgesteld wat hij wil, welk doel hij nastreeft en welke risico’s hij wil


lopen. En daarna de beleggingsmogelijkheden benut waarvan hij denkt dat ze het gewenste resultaat opleveren. Beleggingsfonds Vorm van een collectieve belegging. Tegenover de ingelegde gelden worden participatiebewijzen afgegeven. Beleggingsinstelling Beleggingsinstellingen vragen beleggers om geld, dat vervolgens wordt belegd. De beleggers profiteren van de opbrengsten van de beleggingen. Beleggingslijfrente Een levensverzekering waarbij de premies of de koopsom worden belegd in aandelen en/of obligaties. Het opgebouwde kapitaal wordt later omgezet in uitkeringen. Beleggingsresultaat Wie zijn vermogen belegt, is natuurlijk geĂŻnteresseerd in de resultaten van zijn belegging. Daarom publiceert elke vermogensbeheerder van tijd tot tijd zijn prestaties vergelijkt deze het liefst met andere relevante beleggingen. Benchmark Maatstaf waarmee het resultaat van een beleggingsportefeuille wordt vergeleken. Bewaarder De bewaarder is een bank of trustorganisatie die verantwoordelijk is voor het bewaren en administreren van de effecten die een fonds bezit. Soms is de bewaarder ook verantwoordelijk voor de afwikkeling van transacties van het fonds. Bewaarloon Uw bank of tussenpersoon brengt aan het eind van een bepaalde periode een vergoeding in rekening voor het bewaren van uw effecten.

C Certificaat van aandelen Papieren die de originele aandelen vertegenwoordigen, maar zonder stemrecht. Compliance Handelen volgens de regels die gelden voor banken, verzekeraars en financiĂŤle instellingen.

D Deflatie Situatie waarbij het algemeen prijspeil voortdurend daalt. Deposito Geld dat u voor een bepaalde tijd vastzet bij een bank. Tijdens deze periode is kunt u meestal niet boetevrij over uw geld beschikken. Depositogarantiestelsel Banken in Nederland die een vergunning hebben van De Nederlandsche Bank vallen onder het depositogarantiestelsel. Als de bank omvalt, is de garantie maximaal â‚Ź 100.000,- per persoon per instelling. Bij een en/of rekening van twee personen geldt dit maximum per persoon. Kleine ondernemingen kunnen ook aanspraak maken op deze regeling. Dividend Winstuitkering waarop bezitters van aandelen recht hebben. Direct na uitkering van het dividend daalt de koers van het aandeel meestal enigszins. Dividendbelasting Ingehouden belasting over het uitgekeerde dividend. Doelvermogen De omvang die het kapitaal op de einddatum van een verzekering zou moeten hebben. Dow Jones Index Index van 30 hoofdfondsen van de New York Stock Exchange.

35


Due diligence onderzoek Een onderzoek bij overnames of bij de uitgifte van nieuwe aandelen en/of obligaties. Hierbij onderzoekt de koper of de bank die de emissie verzorgt de administratie van de over te nemen partij of de uitgevende instelling. Duurzaam beleggen Bij een fonds dat duurzaam belegt, worden de middelen geïnvesteerd in ondernemingen die bepaalde ethische normen hanteren.

E Essentiële Beleggersinformatie (EBI) Dit is de Europese opvolger van de Financiële Bijsluiter. De EBI geeft informatie over de doelstelling van het beleggingsfonds, de risico’s, kosten, in het verleden behaalde resultaten en praktische informatie. Financiële instellingen zijn verplicht de EBI op hun website te vermelden. Eeuwigdurende obligatie Een obligatie waarover wel rente wordt betaald, maar nooit wordt afgelost. Deze worden ook wel perpetuele obligaties genoemd. Effecten De verzamelnaam van aandelen en obligaties. De koersvorming van beursgenoteerde effecten vindt dagelijks plaats door vraag en aanbod. Effectieve rente De werkelijke berekende rente, rekening houdend met afsluitkosten, betaalwijze, betaalfrequentie en terugbetaaltermijn. Eindloonregeling Een pensioenregeling die is gebaseerd op het laatste salaris van de deelnemer voordat het pensioen ingaat. Employee benefits Extra voorzieningen voor werknemers die zij naast hun salaris ontvangen. Estate planning Het regelen van de vermogensoverdracht naar de volgende

36

generatie op een fiscaal gunstige en ethische verantwoorde manier. Euribor Euribor is de afkorting van Euro Inter Bank Offered Rate. Het is het rentetarief op bedragen in euro’s dat commerciële banken in eurolanden elkaar in rekening brengen. Euronext Amsterdam De Amsterdamse beurs waar aandelen, obligaties, opties en futures op financiële producten en grondstoffen worden verhandeld. De naam was vroeger AEX Exchange. Europese Centrale Bank De ECB heeft als hoofdtaak om de koopkracht van de euro te handhaven en daarmee de prijsstabiliteit in de eurolanden te waarborgen.

F Financiële bijsluiter De financiële bijsluiter is een document dat u vóór aankoop van een financieel product kosteloos ontvangt. Het doel van de financiële bijsluiter is het geven van helderheid over de belangrijkste kenmerken en risico’s van een product.

G Garantiefonds Beleggingsfonds met een beperkte looptijd en een gegarandeerde minimale waarde op de einddatum. Geldmarkt De markt waarop geld met een looptijd van korter dan 1 jaar wordt geleend of uitgeleend. Geldmarktrente (of korte rente) Rente op leningen met een relatief korte looptijd (1 tot 12 maanden).

H Hoofdsom hypotheek De oorspronkelijke hypotheekschuld hypotheeklening.

bij

afsluiten

van

de


I

M

Institutionele beleggers Instellingen zoals pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen die het kapitaal beleggen dat onder hun beheer valt.

Mijnoverheid.nl Website van de Overheid die informatie geeft over wat er bij de Overheid over u bekend is. U moet zich wel eerst registreren.

J

Mijnpensioenoverzicht.nl Website van pensioenfondsen die inzage geeft in de opbouw van uw pensioen.

Jaaropgave (Loonbelasting) Iedereen in loondienst krijgt eens per jaar een formulier van zijn werkgever waarop staat welke bedragen zijn uitbetaald en ingehouden aan loonbelasting en premieheffing.

K Kapitaalmarktrente (of lange rente) Rente op leningen met een relatief lange looptijd. Kapitaalverzekering Een levensverzekering die uitkeert op een bepaalde datum. KiFiD Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Klachtenorganisatie die voortvloeit uit de Wet financiële dienstverlening (Wfd) en de Wet op het financieel toezicht (Wft), waar beleggers met hun klachten over financiële dienstverlening terecht kunnen. Koopsompolis Een term voor verschillende soorten polissen, die gemeen hebben dat de premie in één keer wordt betaald.

L Lijfrente-uitkering Een periodieke uitkering die bedoeld is als aanvulling op pensioen. De uitkering komt voort uit kapitaal dat is opgebouwd met een lijfrente-opbouwproduct via een bank, verzekeraar of beleggingsinstelling. Bij een bancaire lijfrente is de uitkering in principe levenslang. Bovendien gaat de uitkering bij overlijden over op de erfgenamen.

N

Nominale waarde Waarde die op een aandeel of obligatie staat vermeld. Voor de belegger heeft de nominale waarde van aandelen over het algemeen geen betekenis, maar is de waarde op de beurs bepalend. Bij obligaties is de nominale waarde wel van belang omdat de aflossing tegen de nominale waarde (a pari) gebeurt en de rentevergoeding over de nominale waarde wordt berekend.

O Obligatie Verhandelbaar schuldbewijs dat deel uitmaakt van een lening van bijvoorbeeld de staat of een vennootschap. Optie Een recht om binnen een afgesproken periode een bepaald goed te kopen of te verkopen, vaak ook voor een vastgestelde prijs. Overlijdensrisicoverzekering (ORV) Verzekering die tot uitkering komt bij overlijden. Deze ORV kan aan een hypotheek gekoppeld worden, waardoor de hypotheekschuld wordt verlaagd en de nabestaanden in de woning kunnen blijven wonen. Ook kan een ORV los afgesloten worden, bijvoorbeeld voor een nabestaandenpensioen. Overwaarde Het verschil tussen de waarde van een huis en de hypotheek.

37


P

R

Pensioen Verzamelnaam voor periodieke uitkeringen die het inkomen (deels) voortzetten bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid.

Reële rente Effectieve rente minus de inflatie.

Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) De Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) houdt toezicht op Nederlandse verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Het doel is ervoor te zorgen dat deze instellingen financieel gezond zijn en blijven, en dat zij ook in de toekomst aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Daarnaast toetst de PVK nieuwe en zittende bestuurders van verzekeraars en pensioenfondsen op deskundigheid en betrouwbaarheid. Pensioenfonds Een fonds dat de pensioengelden beheert. Er zijn bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en beroepspensioenfondsen. In het algemeen staan pensioenfondsen onder toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK). Pensioensgrondslag Dat deel van het salaris waarover pensioen wordt opgebouwd Periodiek beleggen Hierbij stort de belegger meestal maandelijks (via een machtiging of periodieke overschrijving) geld in een beleggingsfonds. Polis Een document waarin een verzekeringsovereenkomst is vastgelegd. Portefeuille Het totale bezit aan beleggingsportefeuille.

effecten

van

een

belegger,

de

Premiedepot Geblokkeerde rekening, waaruit automatisch premiebetalingen worden gedaan. Procentpunt Ander woord voor basispunt. Als de rente stijgt van 4,25% naar 4,50% dan bedraagt de stijging 25 basispunten.

38

Rendement op eigen vermogen De winst die in een bepaalde periode wordt behaald over het eigen vermogen, uitgedrukt in procenten van het beginvermogen. Rentabiliteit De verhouding tussen de opbrengst en het vermogen waarmee die opbrengst wordt vergeleken. Risicoprofiel De hoeveelheid risico die een belegger kan of wil lopen. Elk risicoprofiel heeft een eigen verdeling over de beleggingscategorieën (aandelen, obligaties, onroerend goed, liquiditeiten, etc.) Risicospreiding De verdeling van aandelen of andere effecten over verschillende bedrijven, bedrijfstakken, beleggingscategorieën, om het risico van koersschommelingen te beperken. Of spreiding over verschillende vermogensbestanddelen, zoals vastgoed en obligaties.

S Samengestelde interest Rente op rente. De rente wordt niet uitgekeerd, maar aan de hoofdsom toegevoegd. Samenlevingscontract Een contract waarin samenwoners financiële en andere zaken met elkaar regelen. Dit contract hoeft niet verplicht door een notaris te worden opgesteld, maar dat is wel aan te raden. Staatsleningen Obligaties waarmee de overheid geld leent bij (institutionele) beleggers om het begrotingstekort te dekken. Hiermee wordt voorzien in de financieringsbehoefte van de overheid. Staatsobligaties Verhandelbaar schuldbewijs van de overheid. Deze geeft in het algemeen een jaarlijkse rente. Zie staatsleningen.


Successierechten Belasting die de erfgenamen moeten betalen bij een erfenis.

T Trackers Waardepapieren die een index volgen, vergelijkbaar met een beleggingsfonds dat een index volgt.

V Value investor Belegger die zoekt naar ondergewaardeerde effecten (koopjes) op de aandelenmarkt. Variabele rente Rente die de ontwikkelingen op de geldmarkt volgt en daarin meebeweegt. Vaste rente Voor een bepaalde periode afgesproken rente.

Volatiliteit Maatstaaf voor de beweeglijkheid van de koers van het aandeel, de beurs of afgeleide financiële producten.

W Waardevast Wanneer de waarde van een bepaald bezit of een inkomen de algemene prijsontwikkeling volgt. Warrant Een soort optie, die iemand het recht geeft om vóór of op een bepaalde datum effecten te kopen (call- warrant) of te verkopen (put-warrant) tegen een vooraf vastgestelde prijs. Wfd Wet financiële dienstverlening. De Wfd bevat regels waaraan financiële dienstverleners zich moeten houden bij het aanbieden van producten en het advies over die producten.

Vastrentende waarden Verzamelnaam voor waardepapieren waarover een vaste rente wordt vergoed (obligaties, deposito’s leningen e.d.). VEB De VEB staat voor Vereniging voor Effectenbezitters en is een belangenvereniging voor veelal actievere beleggers. Vermogen Het totale bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen na aftrek van verplichtingen. Vermogensrendementsheffing In de volksmond heet dit ‘spaartaks’. Lange tijd was dit percentage 1,2% van de waarde van het netto vermogen. Inmiddels heeft het kabinet Rutte III besloten om dit percentage in lijn te brengen met het realistische rendement dat met sparen en beleggen behaald kan worden. Ook hangt het percentage af van het vermogen; hoe hoger het vermogen, hoe meer vermogensrendementsheffing u betaalt.

39


De noodzaa vermogen 40


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.