Beeldhonger – Hunger nach Bildern

Beeldhonger – Hunger nach Bildern

MUSEUM NO HERO, DELDEN

WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE

Neue Wilde & Neue Leipziger Schule

Biografieën

Tentoongestelde werken

Voorwoord

De tentoonstelling ‘Beeldhonger – Hunger nach Bildern. Neue Wilde & Neue Leipziger Schule’ verenigt werken van Duitse kunstenaars uit de periode van ca. 1980 tot 2023. Die keuze is niet willekeurig. In Duitsland zelf geldt de combinatie van kunstenaars van de (West-Duitse) Neue Wilde en de (Oost-Duitse) Neue Leipziger Schule op één tentoonstelling als ongebruikelijk. Wij zien juist sterke onderlinge samenhang tussen deze kunstenaars; dat vormde voor ons aanleiding om ze samen te brengen.

De samenstellers van deze tentoonstelling: verzamelaar-museumdirecteur Geert Steinmeijer, gastcurator Ralph Keuning en curator Erik Lips, gaan op zoek naar visuele en inhoudelijke verwantschappen tussen de werken van deze beide scholen: naar de verenigbaarheid van het schijnbaar onverenigbare. Dat doen we omdat wij denken dat de nadruk op de onverenigbaarheid van de diverse ontwikkelingen in de contemporaine Duitse kunst een geïntegreerde visie daarop inmiddels te lang in de weg heeft gestaan. De vereniging van de BRD en de DDR vond plaats in 1990. Maar aan een diepgevoelde gezamenlijkheid ontbreekt het, vaak ook in de kunsten. En dat terwijl een blik op beide, stappend uit de slagschaduw van geschiedenis en politiek, leidt tot onverwachte ontdekkingen.

In elke zaal gaan individuele kunstwerken een relatie met elkaar en met de beschouwer aan. In die zin schreeuwt de tentoonstelling om uw engagement, om uw eigen ‘beeldhonger’. Gastcurator Ralph Keuning koos voor vanuit de individuele kracht van het kunstwerk opgebouwde zaalcomposities, waaraan elke werk een bijdrage levert. Curator Erik Lips gaat, vanuit zijn persoonlijke behoefte aan een vorm van narratief, op zoek naar inhoudelijke verbindingen tussen de werken van de Neue Wilde en de Neue Leipziger Schule. Hij kiest daarvoor – bij wijze van vingeroefening – twee thematische tegenstellingen die zich aan hem opdrongen: Leib und Seele en Heimat und Grossstadt. Tegenstellingen die zeker bestaan, maar die niet zomaar de grens tussen oost en west blijken te volgen. Uit zijn bijdragen komt naar voren dat in de tegenstellingen misschien wel de grootste overeenkomsten verscholen liggen.

Museum No Hero beschikt over een indrukwekkende collectie van eigentijdse kunstenaars uit heel Duitsland. De tentoonstelling bestaat vrijwel geheel uit werken van de No Hero-collectie die samengebracht is door de gepassioneerde verzamelaar Geert Steinmeijer. Zijn visie, gevoel voor topkwaliteit en emotionele betrokkenheid bij elk werk en elke kunstenaar vormden de basis voor deze uitdagende tentoonstelling.

Onze dank gaat uit naar de deelnemende kunstenaars die ons bevleugelen met hun werk in de collectie van Museum No Hero. Ook prijzen wij ons gelukkig dat we twee schilderijen van Neo Rauch aan de tentoonstelling hebben kunnen toevoegen dankzij het engagement van de eigenaar, de Sammlung Ruth en Museum de Fundatie, waar deze werken in beheer zijn. Van Ulike Theusner ontvingen wij via haar Galerie Eigen + Art een reeks werken in bruikleen, die wij in een bijzondere enscenering konden voegen bij de vier werken die in bezit zijn van Museum No Hero. Wij danken hen allen zeer.

U wensen wij veel lees- en kijkplezier.

Team Museum No Hero

Vorwort

Die Ausstellung Beeldhonger-Hunger nach Bildern, Neue Wilde & Neue Leipziger Schule vereint Werke deutscher Künstler_innen aus der Zeit von ca. 1980 bis 2023. Diese Vereinigung ist nicht zufällig. In Deutschland gilt die Zusammenführung von Künstlern und Künstlerinnen der (west-) deutschen Neuen Wilden und der (ost-) deutschen Neuen Leipziger Schule in einer Ausstellung als ungewöhnlich. Wir sehen jedoch einen Anlass, diese Künstler_innen aufgrund einer starken inneren Verbindung zu betrachten.

Die Zusammensteller dieser Ausstellung – Sammler und Museumsdirektor Geert Steinmeijer, Gastkurator Ralph Keuning und Kurator Erik Lips – suchen nach visuellen und inhaltlichen Verbindungen zwischen den Werken beider Schulen, nach der Vereinbarkeit des scheinbar Unvereinbaren. Wir tun das, weil wir glauben, dass bisher die Betonung der Unvereinbarkeit verschiedener Entwicklungen in der zeitgenössischen deutschen Kunst einer integrierenden Sichtweise zu lange im Wege stand. Die Wiedervereinigung von BRD und DDR fand 1990 statt. Doch eine tief empfundene Gemeinsamkeit fehlt, oft auch in der Kunst. Dabei führt ein Blick auf beide, abseits von Geschichte und Politik, zu unerwarteten Entdeckungen.

In jedem Raum gehen individuelle Kunstwerke eine Verbindung miteinander und zum Betrachter ein. In diesem Sinne ruft die Ausstellung nach Ihrem Engagement, nach Ihrem eigenen Bildhunger (beeldhonger). Gastkurator Ralph Keuning entschied sich für Raumkompositionen, die aus der individuellen Kraft des Kunstwerks aufgebaut sind, wobei jedes Werk einen Beitrag leistet. Kurator Erik Lips sucht aufgrund seines persönlichen Bedürfnisses nach einer Form des Narrativen, nach inhaltlichen Verbindungen zwischen den Werken der Neuen Wilden und der Neuen Leipziger Schule. Er wählt dazu – als Fingerübung – zwei thematische Gegensätze, die sich ihm aufdrängten: Leib und Seele und Heimat und Großstadt. Gegensätze, die sicher existieren, aber die nicht einfach der Grenze zwischen Ost und West folgen. Aus seinen Beiträgen geht hervor, dass vielleicht in den Gegensätzen die größten Gemeinsamkeiten verborgen sind.

Das Museum No Hero verfügt über eine beeindruckende Sammlung zeitgenössischer Künstler_innen aus ganz Deutschland. Die Ausstellung besteht weitgehend aus Werken der No Hero-Sammlung, die vom engagierten Sammler Geert Steinmeijer zusammengetragen wurden. Seine Vision, sein Gespür für Spitzenqualität und seine emotionale Verbundenheit mit jedem Werk und mit jedem Künstler und jeder Künstlerin bildeten die Grundlage, von der aus diese anspruchsvolle Ausstellung realisiert werden konnte.

Wir freuen uns, dass wir, dank der Großzügigkeit des Eigentümers, der Sammlung Ruth und dem Museum de Fundatie, das diese Werke verwaltet, zwei Gemälde von Neo Rauch der Ausstellung hinzufügen konnten. Von Ulrike Theusner erhielten wir eine Serie von Leihgaben, die wir den vier Werken, die bereits im Besitz von Museum No Hero sind, in einer besonderen Inszenierung hinzufügen konnten. Ihnen allen sind wir zu großem Dank verpflichtet.

Wir wünschen Ihnen viel Freude beim Lesen der Texte und Betrachten der Bilder.

Team Museum No Hero

Beeldhonger – Hunger nach Bildern

De schilder zit aan tafel. Een wit leeg bord voor zich. Hij oogt sterk, getraind, maar zijn hoofd zit in het verband. Is hij gewond geraakt bij een gevecht? Voor hem, vlak boven het lege bord dat hij met beide handen in evenwicht houdt, danst een fluïde glanzende vorm, naar alle kanten onbeheersbaar bewegend. Kwikzilver – het enige metaal dat bij kamertemperatuur vloeibaar is – manifesteert zich hier als het begin van inspiratie, ongrijpbaar en niet te sturen, vrij zwevend boven het witte vlak.

Der Maler sitzt am Tisch. Ein weißer, leerer Teller vor ihm. Er wirkt stark, trainiert, aber sein Kopf ist verbunden. Ist er bei einem Kampf verletzt worden? Vor ihm, direkt über dem leeren Teller, den er mit beiden Händen im Gleichgewicht hält, tanzt eine flüssige, glänzende Form, die sich unkontrolliert in alle Richtungen bewegt. Quecksilber, das einzige Metall, das bei Zimmertemperatur flüssig ist, manifestiert sich hier als der Anfang der Inspiration, ungreifbar und nicht steuerbar, freischwebend über der weißen Fläche.

Naar schilderijen kijken in Museum No Hero is een bijzondere ervaring. In de intieme zalen van het achttiende-eeuwse landhuis voelen de vaak grote doeken nabij en gaat het geconcentreerd ervaren van het wonder van de schilderkunst als vanzelf. Ook de keuze van de getoonde werken is prikkelend, afwisselend en internationaal. Zij weerspiegelt de smaak van de verzamelaar en stichter van No Hero, Geert Steinmeijer, die de Haagse School net zo gepassioneerd omarmt als kunst uit Vietnam en China.

Een bijzondere plaats in zijn collectie heeft kunst uit Duitsland. Vooral figuratieve schilderijen van eind jaren zeventig tot nu. Neue Wilde, met name uit Berlijn, verzamelde hij al sinds hun opkomst. De laatste tijd is daar veel werk van de Neue Leipziger Schule bijgekomen.

Das Betrachten von Gemälden im Museum No Hero ist eine besondere Erfahrung. In den intimen Räumen des Landhauses aus dem 18. Jahrhundert sind die oft großen Leinwände nah und das konzentrierte Erleben des Wunders der Malerei geschieht fast von selbst. Auch die Auswahl der gezeigten Werke ist anregend, abwechslungsreich und international. Sie spiegelt den Geschmack des Kunstsammlers und Gründers von No Hero, Geert Steinmeijer, wider. Er umarmt die Haagse School genauso leidenschaftlich wie Kunst aus Vietnam und China.

Einen besonderen Platz in seiner Sammlung nimmt die Kunst aus Deutschland ein. Insbesondere figurative Gemälde vom Ende der 70er Jahre bis heute. Seit ihrer Entstehung sammelte er bereits die Neuen Wilden, vor

Persoonlijke kunst waarin de schilder vrij zijn wereld aan ons toont, voortbouwend op de rijke traditie van autonomie en zelfexpressie.

Het idee dat kunst vooral over zichzelf moet gaan, bereikte zijn hoogtepunt tijdens de romantiek in de negentiende eeuw. De kunst heeft het blijkbaar nodig om zich drastisch te bevrijden van alle oneigenlijke lasten die op haar schouders geladen worden en alle taken die zij wordt verondersteld te hebben. Weerstand bieden aan de druk van staat, kerk en commercie is geen sinecure. Krachtige persoonlijkheden hebben die zelfstandige vrije kunst in Duitsland voor de oorlog verder gedragen. Denk aan Lovis Corinth, Paula Modersohn Becker, Max Beckmann, Ernst Ludwich Kirchner, Otto Dix, om er maar enkelen te noemen – totdat de dictatuur van het Derde Rijk de kunsten knechtte.

Unter den Linden, de Berlijnse prachtboulevard in de sneeuw. Rainer Fetting liet zich beslist inspireren door Lovis Corinth die in 1922 Unter den Linden schilderde in een evenzo losse toets en een vergelijkbaar formaat, maar dan in de zomer. De melancholie die beide werken bezitten, is ontroerend en gaat verder dan de jaargetijden en de decennia.

De deling van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat de kunst in de Bondsrepubliek Duitsland (BRD) zich gescheiden ontwikkelde van die in de Duitse Democratische Republiek (DDR). In de BRD waren de internationale trends van abstractie en conceptualiteit maatgevend en was er sprake van een oriëntatie op de Verenigde Staten. Deze kunst werd gezien als uiting van democratische vrijheid. Figuratief schilderen, en zelfs het schilderen überhaupt, verdween naar de achtergrond en was voor sommigen – met het oog op de voorkeur in het Derde Rijk voor het realisme – politiek suspect. Er was minder aandacht voor de prominente Duitse schilders van voor de Tweede Wereldoorlog.

In de DDR werd de kunst door de staat gebruikt als propagandamiddel voor het communisme. Hier kwam het Socialistisch Realisme in zwang en werd figuratief schilderen de norm. Hoewel de traditie werd voortgezet keek de staat wel kritisch naar de vaak burgerlijke, kapitalistische achtergrond van de vooroorlogse Duitse schilders. Kunstenaars die in de DDR in hun werk autonomie wilden laten prevaleren, bewogen zich vaak in de marge van het kunstleven. Zij vonden geen afnemers, werden niet tentoongesteld en werden regelmatig zelfs als staatsgevaarlijk bestempeld. Abstractie werd beschouwd als decadentie uit het westen.

allem aus Berlin. In letzter Zeit sind viele Werke der Neuen Leipziger Schule hinzugekommen. Persönliche Kunst, in der der Maler frei seine Welt zeigt und hiermit auf der reichen Tradition von Autonomie und Selbstausdruck baut. Die Idee, dass Kunst vor allem von sich selbst handeln sollte, erreichte im 19. Jahrhundert während der Romantik ihren Höhepunkt. Kunst hat es offensichtlich nötig sich drastisch von allen fremden Lasten, die auf ihre Schultern geladen werden, und von Aufgaben, die sie vermeintlich haben soll, zu befreien. Dem Druck von Staat, Kirche und Handel zu widerstehen ist keine leichte Aufgabe. Vor dem Krieg haben starke Persönlichkeiten diese unabhängige freie Kunst in Deutschland weitergetragen. Denken Sie dabei an Lovis Corinth, Paula Modersohn-Becker, Max Beckmann, Ernst Ludwig Kirchner, Otto Dix, um nur einige zu nennen, bis die Diktatur des Dritten Reiches die Künste knechtete.

‘Unter den Linden‘, die Berliner Prachtstraße im Schnee. Rainer Fetting ließ sich zweifellos von Lovis Corinth inspirieren, der 1922 ‘Unter den Linden‘ in ähnlich lockerem Pinselstrich und vergleichbarem Format malte, aber im Sommer. Die Melancholie, die beide Werke besitzen, ist rührend und überwindet die Jahreszeiten und Jahrzehnte.

Nach dem Zweiten Weltkrieg führte in der Bundesrepublik Deutschland (BRD) und der Deutschen Demokratischen Republik (DDR) die Teilung Deutschlands zu einer getrennten Entwicklung der Kunst. In der BRD dominierten internationale Trends von Abstraktion und Konzeptualität und man richtete sich nach den Vereinigten Staaten. Diese Kunst wurde als Ausdruck demokratischer Freiheit betrachtet. Figuratives Malen, ja sogar das Malen überhaupt, trat in den Hintergrund und war für einige, aufgrund der Vorliebe des Dritten Reiches für den Realismus, politisch verdächtig. Für die prominenten deutschen figurativen Vorkriegsmaler gab es weniger Aufmerksamkeit.

In der DDR wurde die Kunst vom Staat als Propagandamittel für den Kommunismus verwendet. Hier kam der Sozialistische Realismus auf und die figurative Malerei wurde zur Norm. Obwohl die Tradition fortgesetzt wurde, betrachtete der Staat die oft bürgerliche, kapitalistische Herkunft der deutschen Vorkriegsmaler kritisch. Künstler_innen, die in der DDR in ihrer Arbeit Autonomie hervorheben wollten, bewegten sich oft am Rande des Kunstlebens. Sie fanden keine Abnehmer, wurden nicht ausgestellt und wurden regelmäßig sogar als staatsgefährdend eingestuft. Abstraktion galt als westlich dekadent.

De grote tegenstellingen op vrijwel alle gebieden tussen oost en west tijdens de Koude Oorlog waren misschien wel het meest gepolariseerd in de direct aan elkaar grenzende Duitslanden aan weerszijden van het IJzeren Gordijn. Dat gold voor alle domeinen van de samenleving en zeker ook voor de kunsten. Communistische propaganda in de DDR versus conceptueel amerikanisme in de BRD. De kunsten werden aan beide kanten ingezet om hun rol te spelen in de politiek van de Koude Oorlog.

Toch zien we in de schilderkunst in beide landen een parallelle ontwikkeling naar bevrijding: niet tegelijkertijd en ook niet volledig, maar in elkaars verlengde manifesteerde zich in de BRD en in de DDR een golf van vrije schilderkunst.

In West-Berlijn, Keulen en Hamburg omarmden eind jaren zeventig veelal jonge kunstenaars de stijl en het levensgevoel van de schilders die voor de Eerste Wereldoorlog deel hadden uitgemaakt van de kunstenaarsgroepen Die Brücke en Der Blaue Reiter. Net als hun illustere inspiratoren zoals Ernst Ludwig Kirchner en Erich Heckel schilderden ze met passie hun eigen, vaak ruige, leven in de metropool. Die stad was een magneet met zijn uitgaansleven, de muur en het direct van de Republiek van Weimar overerfde dansenop-de-vulkaan-gevoel. Ongetwijfeld spiegelden ze hun eigen No Future-hedonisme aan die tijd. Kunstenaars als Karl Horst Hödicke, Rainer Fetting, Walter Dahn en Salomé keerden zich af van het koele intellect van het conceptualisme en lieten de schilderkunst vibreren. In 1982 verscheen het boek Hunger nach Bildern, Deutsche Malerei der Gegenwart van Wolfgang Max Faust en Gerd de Vries waarmee de plaats van deze beweging, Neue Wilde, in de kunstgeschiedenis werd gemarkeerd.

Aan de andere kant van het IJzeren Gordijn, in de DDR had de staat de kunsten in een stevige greep. Afwijken van de partijlijn werd niet getolereerd en via staatsopdrachten werden kunstenaars ingeschakeld om de beleidsdoelen van het communistische regime te communiceren naar het volk. Figuratief schilderen in dienst van de partij was de norm en die werd ook krachtig onderwezen aan de kunstacademies. Vrije ruimte voor de kunsten was moeilijk te creëren. Sommige DDR-kunstenaars met een internationale reputatie zoals Werner Tübke, Wolfgang Mattheuer en Bernhard Heisig kregen iets meer marge en konden opdrachten naar hun hand zetten. Maar omdat het onmogelijk was om vrij te werken verlieten kunstenaars de DDR – soms gedwongen en altijd met veel moeite en leed. Eén van hen was A.R. Penck die zich in 1980 in de Bondsrepubliek vestigde.

Die großen Gegensätze in fast allen Bereichen zwischen Ost und West während des Kalten Krieges waren, auf beiden Seiten des Eisernen Vorhangs, vielleicht am stärksten in der direkt aneinandergrenzenden BRD und DDR ausgeprägt. Dies galt für alle Lebensbereiche und insbesondere auch für die Künste. Kommunistische Propaganda in der DDR gegenüber konzeptuellem Amerikanismus in der BRD. Die Künste wurden auf beiden Seiten politisch eingesetzt um ihre Rolle im Kalten Krieg zu spielen. Dennoch sehen wir in der Malerei beider Länder eine parallele Entwicklung zur Befreiung, nicht gleichzeitig und auch nicht vollständig, aber in Verlängerung des jeweils anderen manifestierte sich in der BRD und in der DDR eine Welle der freien Malerei. Ende der 70er Jahre bewunderten junge Künstler_ innen. aus West-Berlin, Köln und Hamburg oft den Stil und das Lebensgefühl der Maler, die vor dem Ersten Weltkrieg den Künstlergruppen ‘Die Brücke‘ und ‘Der Blaue Reiter‘ angehörten. Wie ihre illustren Inspiratoren Ernst Ludwig Kirchner und Erich Heckel, malten sie mit Leidenschaft ihr eigenes, oft rauhes Leben in der Metropole. Die Stadt war ein Magnet mit ihrem Nachtleben, der Mauer und dem direkt von der Weimarer Republik geerbten Tanz auf dem Vulkan-Gefühl. Zweifellos spiegelten sich ihr eigenes No-FutureHedonismus in dieser Zeit. Künstler wie Karl Horst Hödicke, Rainer Fetting, Walter Dahn und Salomé wandten sich vom kühlen Intellekt des Konzeptualismus ab und ließen die Malerei vibrieren.1982 Erschien das Buch Hunger nach Bildern, Deutsche Malerei der Gegenwart von Wolfgang Max Faust und Gerd de Vries, mit dem der Platz dieser Bewegung in der Kunstgeschichte markiert wurde.

Auf der anderen Seite des Eisernen Vorhangs, in der DDR, hatte der Staat die Künste fest im Griff. Ein Abweichen von der Parteilinie wurde nicht toleriert, und mit staatlichen Aufträgen wurden Künstler für die Kommunikation der politischen Ziele des kommunistischen Regimes eingespannt. Figuratives Malen im Dienste der Partei war die Norm und dies wurde auch an den Kunstakademien nachdrücklich gelehrt. Freiraum für die Künste zu schaffen war schwer. Einige DDRKünstler von internationalem Ruf wie Werner Tübke, Wolfgang Mattheuer und Bernhard Heisig konnten sich etwas Spielraum verschaffen und Aufträge nach ihren Vorstellungen gestalten. Jedoch aufgrund der Unmöglichkeit frei zu arbeiten, verließen viele Künstler die DDR, manchmal gezwungenermaßen, aber immer mit viel Mühe und Leid. Einer von ihnen war A.R. Penck, der sich 1980 in der Bundesrepublik niederließ.

A.R. Penck liet zich net zo sterk inspireren door prehistorische grottekeningen en kunst uit Oceanië. Graffiti was ook een belangrijke bron voor hem; zijn oeuvre vertoont dan ook verwantschap met Keith Haring en Jean-Michel Basquiat. A.R. Penck bracht een tijdloze levenskracht in zijn werk en verbond, als een echte tijdreiziger, de eerste mensen die de aarde bevolkten met de moderne bewoners van de grote stadsjungle.

In de DDR waren Werner Tübke, Bernhard Heisig en Wolfgang Mattheuer de belangrijkste vertegenwoordigers van de Leipziger Schule. Zij bepaalden

A.R. Penck ließ sich ebenso stark von prähistorischer Höhlenmalerei und Kunst aus Ozeanien inspirieren als auch von Graffiti, das ebenfalls eine wichtige Quelle für ihn war. Und sein Werk zeigt auch Verwandtschaft mit Keith Haring und Jean-Michel Basquiat. A.R. Penck brachte eine zeitlose Lebenskraft in seine Arbeit und verband, wie ein echter Zeitreisender, die ersten Menschen, die die Erde bevölkerten, mit den modernen Bewohnern des Großstadt- Dschungels.

In der DDR waren Werner Tübke, Bernhard Heisig und Wolfgang Mattheuer die wichtigsten Vertreter der Leipziger Schule. Sie prägten maßgeblich den Charakter

A.R. Penck Mann – roter Löwe 1990 gouache op geweven papier 100 x 127 cm

Arno Rink Swimming pool 1989 olieverf op hardboard 170 x 140 cm

in belangrijke mate het karakter van de kunstacademie van Leipzig, de Hochschule für Grafik und Buchkunst (HGB). Zij waren befaamd, ook buiten de DDR. Tübke exposeerde in Italië. In 1986, drie jaar voor de val van de Muur schilderde Heisig zelfs in opdracht van de West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt diens afscheidsportret. Een wonderlijk BRD-DDR-moment.

De HGB was een plek waar de studenten virtuoos leerden schilderen. Maar wel onder de hoede van de alom aanwezige staat, die ook veel grote opdrachten gaf aan alumni van de HGB.

Een vleug van vrijheid drong door tot de HGB toen begin jaren tachtig het hele Oostblok in een economische crisis belandde. Hierdoor verslapte de aandacht voor de kunsten. Er was op de HGB geen geld en geen mogelijkheid tot reizen, maar er ontstond nu wel de vrijheid om te schilderen in een beschutte, ambitieuze atmosfeer van creativiteit, meesterschap, met ruimte voor autonomie. En dat deden de studenten, vol overgave. Soms ook in wilde, naar abstractie neigende experimenten, maar doorgaans figuratief. De professoren Arno Rink en Sighard Gille speelden een grote rol bij het creëren van de nieuwe vrijheid.

Arno Rink bezat een grote mate van onafhankelijkheid en nam zijn prominente positie met een natuurlijk gezag in. Hij zette zijn studenten ertoe aan om deze autonome eigenheid ook zelf te ontwikkelen en de bron te laten zijn voor hun schilderijen. In Swimming Pool zien we de kracht en de originaliteit van de beeldopbouw en de kleuren in een imposant werk waarin zich de figuren in een diepgevoelde, bijna stoïcijnse autonomie bewegen.

In deze sfeer van concentratie op de autonome schilderkunst ontwikkelde zich de generatie rond Neo Rauch en zijn galerist Gerd Harry Lybke. Lybke, die ook naaktmodel was op de HGB, is legendarisch geworden met een huiskamergalerie waar hij de underground van Leipzig tentoonstelde: Galerie Eigen + Art. Dit was zeer tegen de wens in van de DDR-autoriteiten, omdat de kunsthandel een staatsaangelegenheid was.

Na de Wende sloeg Lybke zijn vleugels uit en was hij de motor achter het succes van Leipzig als schildersstad en de Neue Leipziger Schule. Hij nam Neo Rauch in 1999 mee naar de befaamde kunstbeurs Armoury Show in New York, waar Rauch opzien baarde met zijn figuratieve werk. Hij werd in één klap ontdekt door de New York Times en in het zog van die aandacht door belangrijke Amerikaanse verzamelaars en musea. Neo Rauch werd een wereldster. De Neue Leipziger Schule was geboren.

der Kunstakademie Leipzig, der Hochschule für Grafik und Buchkunst (HGB). Sie waren auch außerhalb der DDR berühmt. Tübke stellte in Italien aus. 1986, drei Jahre vor dem Fall der Mauer, malte Heisig sogar im Auftrag des westdeutschen Bundeskanzlers Helmut Schmidt dessen Abschiedsporträt. Ein seltsamer BRD-DDR-Moment. Die HGB war ein Ort, an dem die Studenten virtuos das Malen lernten. Aber das geschah unter der Obhut des allgegenwärtigen Staates, der auch viele große Aufträge an Alumni der HGB vergab.

Anfang der 80er Jahre, als der gesamte Ostblock in eine Wirtschaftskrise geriet, drang in die HGB ein Hauch von Freiheit ein. Dadurch ließ das Interesse an den Künsten nach. An der HGB gab es kein Geld und keine Möglichkeit zu reisen, aber es entstand die Freiheit in einer geschützten, ambitionierten Atmosphäre von Kreativität und Meisterschaft, mit Raum für Autonomie, zu malen. Und das praktizierten die Studenten mit Hingabe. Manchmal auch in wilden, zur Abstraktion neigenden Experimenten, aber in der Regel figurativ. Die Professoren Arno Rink und Sighard Gille spielten bei der Schaffung dieser neuen Freiheit eine große Rolle.

Arno Rink besaß ein hohes Maß an Unabhängigkeit und nahm seine prominente Position mit natürlicher Autorität ein. Er ermutigte seine Studenten, diese autonome Eigenheit auch selbst zu entwickeln und sie als Quelle für ihre Gemälde zu nutzen. In ‘Swimming Pool‘ sehen wir die Kraft und Originalität des Bildaufbaus und der Farben in einem beeindruckenden Werk, in dem sich die Figuren in einer tief empfundenen, fast stoischen Autonomie bewegen.

In dieser Atmosphäre der Konzentration auf die autonome Malerei entwickelte sich die Generation um Neo Rauch und seinen Galeristen Gerd Harry Lybke. Lybke, der auch Aktmodell an der HGB war, wurde legendär mit der Galerie Eigen + Art, einer Wohnzimmergalerie, in der er die Leipziger Underground-Szene präsentierte. Da der Kunsthandel eine Staatsangelegenheit war, geschah dies sehr gegen den Wunsch der DDR-Behörden.

Nach der Wende weitete Lybke seine Aktivitäten aus und war maßgeblich am Erfolg von Leipzig als Malerstadt und der Neuen Leipziger Schule beteiligt. 1999 präsentierte er Neo Rauch auf der berühmten Kunstmesse Armory Show in New York. Hier erregte Rauch mit seiner figurativen Arbeit Aufsehen und wurde auf einen Schlag von der New York Times entdeckt. Bedeutende amerikanische Sammler und Museen folgten dem Beispiel. Neo Rauch wurde zum Weltstar. Die Neue Leipziger Schule war geboren, und auf den Schultern der Leipziger Schule von

Staand op de schouders van de Leipziger Schule van Tübke, Heisig en Mattheuer en de charismatische Arno Rink als overgangsfiguur werd deze nieuwe generatie schilders opgenomen in collecties van musea en verzamelaars van over de hele wereld.

Neue Wilde en Neue Leipziger Schule staan voor de grote bevrijding van de schilderkunst in het gedeelde en verenigde Duitsland, de verlossing van het communisme, de staatsideologie en zijn nagalm, en van de conceptualiteit, de kunstideologie. Zich bewust van de tradities brengen deze kunstenaars hun eigen geprononceerde karakter in en weten ze de bijzondere leefomstandigheden van de Muur, staatsdruk, strijd, verleden, moderniteit en vrijheid die zo nauw samenhangen met het verdeelde en samengroeiende Duitsland om te zetten in beeld, in hun schilderijen. Dit boek en deze tentoonstelling gaan over hun verlangen om de inspiratie te doen ontluiken in verf en doek en hun Beeldhonger, hun Hunger nach Bildern te stillen. En daarmee ook de onze.

De traditie is in het hier-en-nu ongebroken. Vele jonge kunstenaars werken verder in het idioom van Neue Wilde en Neue Leipziger Schule.

Ulrike Theusner (1982, Frankfurt/Oder) heeft een zaal ingericht met werk uit haar serie Mahagonny, die geinspireerd is op een opera van Bertold Brecht met muziek van Kurt Weill over een bedachte stad met dezelfde naam. Een plek waar alles om geld, drugs en wild vleselijk genoegen draait en het noodlot ieder moment kan toeslaan. Zij werkt in Weimar en neemt de beeldtaal van het interbellum mee naar het heden in pulserende beelden van het ruige leven in de metropool.

Sebastian Hosu (1988, Satu-Mare, Roemenië) is opgeleid aan de HGB in Leipzig en heeft daar zijn atelier. De wervelende wijze waarop hij natuur en mens laat versmelten in zijn schilderijen herinneren aan de expressionisten van Die Brücke en aan de Neue Wilde

Cécile Lempert (1994, Dortmund), opgeleid aan de kunstacademie in Düsseldorf, schildert computerbeelden en slaagt erin ze desondanks klassiek te laten ogen.

Johannes Daniel (1987, Halle) benadert zijn uitsneden van in felle kleuren geklede mensen als zich ontwikkelende landschappen waarin de weg van de penseelstreek de regie overneemt van de schilder.

Tübke, Heisig und Mattheuer sowie des charismatischen Arno Rink als Übergangsfigur, wurde diese neue Generation von Malern in Sammlungen von Museen und Sammlern auf der ganzen Welt aufgenommen.

Die Neuen Wilden und die Neuen Leipziger Schule verkörpern die große Befreiung der Malerei im geteilten und vereinten Deutschland, die Erlösung vom Kommunismus, von der Staatsideologie und ihrem Nachhall sowie von der Konzeptualität, der Kunstideologie. Diese Künstler bringen bewusst ihre eigene ausgeprägte Persönlichkeit in die Tradition ein und verwandeln die besonderen Lebensumstände der Mauer, des Staatsdrucks, des Kampfes, der Vergangenheit, der Modernen und der Freiheit, die so eng mit dem geteilten und wachsenden Deutschland verbunden sind, in Bilder, in ihren Gemälden. Dieses Buch und diese Ausstellung handeln von ihrem Verlangen, Inspiration in Farbe und Leinwand zum Leben zu erwecken und ihren Bildhunger, ihren Hunger nach Bildern zu stillen und damit auch unseren.

Die Tradition im Hier und Jetzt ist ungebrochen. Viele junge Künstler arbeiten weiterhin im Idiom der Neuen Wilden und der Neuen Leipziger Schule.

Ulrike Theusner (1982 Frankfurt/Oder) hat einen Raum mit Arbeiten aus ihrer Serie Mahagonny eingerichtet, die von der gleichnamigen Stadt, die von Bertolt Brecht (mit Musik von Kurt Weill) erfunden wurde, inspiriert sind. Ein Ort, an dem alles um Geld, Drogen und wildes sinnliches Vergnügen kreist und das Schicksal jederzeit zuschlagen kann. Sie arbeitet in Weimar und bringt die Bildsprache der Zwischenkriegszeit ins Hier und Jetzt mit pulsierenden Bildern vom wilden Leben in der Metropole. Vier Werke aus dieser Serie sind Teil der No Hero Sammlung.

Sebastian Hosu (1988 Satu-Mare, Rumänien) wurde an der HGB in Leipzig ausgebildet und hat dort sein Atelier. Die wirbelnde Art und Weise, wie er Natur und Mensch in seinen Gemälden miteinander verschmelzen lässt, erinnert an die Expressionisten von der Brücke und der Neuen Wilden

Cécile Lempert (Dortmund 1994), ausgebildet an der Kunstakademie in Düsseldorf, malt Computerbilder und schafft es dennoch sie klassisch aussehen zu lassen.

Johannes Daniel (1987, Halle) betrachtet seine Ausschnitte von in lebhaften Farben gekleideten Menschen, wie sich entwickelnde Landschaften, in denen der Pinselstrich die Regie übernimmt und den Maler in den Hintergrund rückt.

Sebastian Hosu Blue of the sky green of the ground in between 2023 olieverf op doek 180 x 140 cm

Cécile Lempert Máma mit Motte 2021 olieverf en eitempera op doek 190 x 290 cm

Johannes Daniel In the shadow of a good life 2023 olieverf op doek 75 x 60 cm

Rainer Fetting Kenia 1987 waterverf op doek 55,5 x 42 cm

Axel Krause Reifenpanne 2008 olieverf op doek 140 x 210 cm