Haven van Ancona, ‘s nachts 1973 olieverf op doek 54 x 62 cm collectie erven Kurpershoek
Theo Kurpershoek Een loflied op de zichtbare wereld
Waanders Uitgevers, Zwolle Stichting Otto B. de Kat
Voorwoord
Theo Kurpershoek was een echte colorist, een
Gauguin en Van Gogh een ontwikkeling af te
schilder voor wie kleur in het werk een hoofdrol
tekenen van wat hij de emancipatie van kleur
vervult. Al tijdens zijn opleiding aan de Amster-
noemt. Want waarom zou je je niet helemaal op
damse Grafische School leerde hij grondig het ge-
kleur kunnen richten zoals een componist op
bruik van kleuren kennen en was hij op de hoogte
klank? Kurpershoek behoort tot een generatie
van allerlei theorieën over kleur. Er is over kleur
Nederlandse kunstenaars die zich in de loop van
en kleurgebruik door de eeuwen heen immers
hun leven tot deze klassiek-moderne kunst van
veel geschreven en daaruit zijn allerlei toepassin-
de kleur wendden en er hun eigen stempel op
gen afgeleid, voor onder meer de schilderkunst.
drukten. In het latere werk van Kurpershoek is
Ongetwijfeld heeft hij ook de vergelijkingen met
met name de invloed van het post-impressionis-
muziek en muziekleer gekend. Andersom komt
me aanwezig, zoals die van de Nabis. Het schil-
het trouwens net zo goed voor, dat muziek wordt
derij wordt daarbij primair beschouwd als een
beschreven met behulp van kleurtonen. Op het
plat vlak, als een oppervlak waarop niet zozeer de
schilderij Musicerend gezelschap uit 1983 zien we
realistische afbeelding van personen en andere
hoe Kurpershoek de kamer en de musicerende
objecten centraal staat, maar waarbij het draait
en andere personen weergeeft in warme kleuren
om kleur en licht. Zo radicaal als bijvoorbeeld
van rood en geel. Het licht heeft wittinten en
Bonnard de bevrijding van de kleur in diens latere
verder zijn er her en der koele (schaduw)tonen
werk opvatte, deed Kurpershoek niet, maar we
van blauw en groen te zien. Het is verleidelijk om
zien in zijn werk tal van post-impressionistische
de muziek die er gespeeld wordt in verband te
kenmerken.
brengen met de kleurtonen van het schilderij. De muziek lijkt kleur geworden en de kleur muziek.
Het boek dat u nu in handen houdt, werd gemaakt op initiatief van de Stichting Otto B. de
|4
De schilderkunst heeft in de Europese kunstge-
Kat, genoemd naar de schilder van die naam, voor
schiedenis eeuwenlang in dienst gestaan van het
wie kleur en kleurklank al even belangrijk waren.
weergeven van de werkelijkheid. Zoals Cor Blok
Theo Kurpershoek is een van de kunstenaars uit
laat zien in zijn boek Beeldvertalen: de werking
de generaties 1900-1920 die de Stichting graag
en interpretatie van visuele beelden (Amsterdam
door lezers en museumbezoekers wil laten her-
2003) begint zich in de laat negentiende-eeuwse
ontdekken. De kwaliteit van het werk en de bij-
schilderkunst bij kunstenaars als Signac, Seurat,
zondere plaats die Kurpershoek daarmee, samen
met een aantal generatiegenoten, inneemt in de
ontwerper, boekverzorger en letterman. Feico
Nederlandse twintigste-eeuwse kunstgeschiede-
Hoekstra deed de eindredactie, terwijl de vorm-
nis rechtvaardigt die aandacht. In samenwerking
geving en uitgave in de vertrouwde handen van
met Museum de Fundatie werden in dit kader al
respectievelijk Victor Levie en Marloes Waanders
eerder tentoonstellingen met boekpresentaties
werden gelegd. We zijn hen allen zeer erkentelijk
gehouden over Otto B. de Kat (2008) en Friso ten
voor hun inzet. Bijzondere dank gaat uit naar de
Holt (2017). Het is een vruchtbare samenwerking
kinderen van Theo. Zonder hun liefdevolle en
die nu met Kurpershoek zijn derde wapenfeit
royale medewerking hadden we boek en tentoon-
kent. De tentoonstelling in de Fundatie waarbij
stelling niet kunnen maken.
deze monografie verschijnt, werd samengesteld en ingericht door kunsthistorica Marguerite
Ben Huijskens,
Tuijn. Zij nam tevens de hoofdtekst voor haar
voorzitter Stichting Otto B. de Kat
rekening. Marijn Schapelhouman schreef over de grafiek en Camée van Blommestein voert de
Ralph Keuning,
kunstenaar op in zijn hoedanigheid van grafisch
directeur museum De Fundatie
Musicerend gezelschap 1983 olieverf op doek 70 x 95 cm Kunsthandel Pygmalion, Maarssen
5|
|6
Een loflied op de zichtbare wereld Marguerite Tuijn Leven en werk van de schilder Theo Kurpershoek “Ik doe soms lang over mijn schilderijen maar stel er een eer in om ze er zo uit te laten zien alsof ik ze neuriënd in een half uur gemaakt heb”, zo typeert Theo Kurpershoek zichzelf als schilder in een interview uit 1
1989. Zijn schilderijen uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw stralen zorgeloosheid en levensvreugde uit door de onderwerpen, de losse toets, de zonnige kleuren en het soms onverwachte gezichtspunt. Maar de incubatietijd van dit soort werken was in sommige gevallen inderdaad veel langer dan die eerste indruk doet vermoeden. Zijn levensloop en oeuvre tonen aan dat de schijnbaar moeiteloze virtuositeit van de schilder een lange aanloop heeft gehad. Bijschriften Quiatur seritatur? Bit ut lantisc iusanim aximpore sinimen tesserferum ium fuga. Escid eum aut late verum dolorest, sequam
7|
|8
< Laatste zonlicht ca. 1972 olieverf op paneel 49 x 39 cm particuliere collectie
1. Bootje bij steiger op plas 1930 olieverf op doek 19 x 25,5 cm collectie erven Kurpershoek
Het weefsel dat ontstaat
De vroegste foto van Theo Kurpershoek toont hem als jongetje van twaalf op een officieel portret poserend met zijn zusjes in Den Haag. [zie afb. p. 158] Hij werd op 8 oktober 1914 in Rotterdam geboren als tweede kind en enige zoon in een gereformeerd gezin met in totaal vier kinderen. Zijn vader Leendert Kurpershoek had de opleiding MO-tekenen aan de Rotterdamse kunstacademie gevolgd en maakte weliswaar schilderijen, maar 2
verdiende de kost met verschillende kantoorbanen. In 1925 verhuisde het gezin Kurpershoek naar Den Haag, waar Theo de laatste klas van de lagere school deed en daarna de MULO bezocht. Zijn tekentalent werd volgens de familieverhalen niet speciaal gestimuleerd, maar toch stond hij in januari 3
1930 ingeschreven voor de middagcursus aan de Haagse kunstacademie. Kennelijk was het wel duidelijk dat hij talent had en waren zijn ouders
welwillend genoeg. Een aardig, impressionistisch havengezicht in olieverf en een zelfportret in aquarel, uit 1930 en 1931, zijn de vroegste werken die van Kurpershoek bewaard zijn gebleven. [afb. 1 en 2] Zeker voor een zestienof zeventienjarige zijn ze zeer geslaagd. Dat hij er zelf ook tevreden over was, blijkt uit het feit dat hij ze zijn leven lang heeft bewaard. Halverwege 1930 ging Theo op kamers in Amsterdam om aan de Grafische School, kortweg AGS genoemd, verder te leren. Hij woonde in deze periode als kostganger in de Zaanstraat. Tussen de Amsterdamse drukkersleerlingen was hij een buitenbeentje. Hij schreef daarover later: “De AGS was de broedplaats. Een merkwaardige opleiding, gevestigd in een paar onderling verbonden panden aan de Weteringschans – binnen was het een doolhof, iedereen moest iedereen lastig vallen [...] maar dan leerde je, behalve iets 4
van hun vak, ook als keurig Haags jongetje een heleboel nieuwe woorden.” Net als een aantal generatiegenoten, onder wie Melle Oldeboerrigter, Cor Hund en Nicolaas Wijnberg, werd Kurpershoek “door een paar voor mij voortreffelijke leraren” aan de AGS klaargestoomd voor het toelatingsexa-
men voor de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, een opleiding die veel 9|
hoger in aanzien stond en hem extra kansen zou kunnen bieden. Met zijn relatief lage vooropleiding kon hij geen beurs krijgen en dus volgde hij vanaf 1933 de avondcursus, terwijl hij overdag werkte als tekenaar bij reclame5
bureau Van Alfen op de Herengracht. De leiding van het bureau was in handen van Jean Walther, een Zwitser die eerder bij de beroemde Cassandre in Parijs had gewerkt. Deze man opende voor Kurpershoek een venster op Picasso, Van Dongen en Le Corbusier, kunstenaars die hij persoonlijk kende. Kurpershoek had eerder al van Hein Trompetter, een van zijn “voortreffelijke” docenten aan de AGS, prenten van Masereel en Feininger te zien gekregen en hoorde via hem ook van Seurats divisionisme en van Toulouse Lautrec. Dat inspireerde hem om het werk van deze en andere kunstenaars, 6
zoals Mondriaan en Rietveld, te gaan verkennen.
Aan het thuisfront was de situatie intussen drastisch veranderd. Het huwelijk van zijn ouders was niet erg gelukkig. In 1933 viel het gezin uit elkaar: vader Leendert zocht zijn geluk in Zuid-Afrika, moeder Johanna en de jongste twee dochters verhuisden terug naar Rotterdam, de oudste 7
dochter Betsy trouwde in 1934. Kurpershoek had vanaf die tijd nauwelijks contact met zijn vader, noch met zijn zusters en zijn moeder. Van 1933 tot 1937 stond hij ingeschreven aan de avondopleiding van de Amsterdamse 8
Rijksakademie. Docenten waren onder anderen Gerard Westermann en 9
Georg Rueter. Veel meer is er over deze studietijd niet bekend. Wat niettemin vaststaat, is dat Kurpershoeks opleidingsjaren in verschillende opzichten vormend waren. Op de AGS ontwikkelde hij een levenslange voorliefde voor het vakmanschap van drukkers, waarbij zijn grondige kennis van de kleurenleer hem later nog goed van pas zou komen. Bovendien werd op deze school, maar zeker ook op de Rijksakademie, zijn nieuwsgierigheid gewekt voor cultuur in het algemeen en kunstgeschiedenis in het bijzonder. Over de invloeden die hij onderging, schreef Kurpershoek in 1963: “Als er van een grote lijn sprake kan zijn dan zal die niet recht lopen, maar de resultante zijn van een groot aantal elkaar soms regelrecht tegenwerkende krachten. Niet alleen Mondriaan en Rietveld, maar ook Van Dongen en Gaudì, niet alleen Picasso maar ook Bonnard zijn schering en inslag in het weefsel dat 10
ontstaat.” Dat hij hier enkele architecten noemde, naast schilders, geeft de indruk dat hij een bovengemiddeld belang hechtte aan maatverhoudingen en misschien behoefte had aan een rationeler uitgangspunt tegenover het meer intuïtieve schilderen. Vanaf 1936 was het duidelijk dat Kurpershoek kunstschilder wilde worden in plaats van te kiezen voor een toekomst in het drukkersvak of de recla| 10
2. Zelfportret 1930 aquarel op papier 26,3 x 19,3 cm particuliere collectie
mewereld. In de jaren 1936-1939 stuurde hij diverse werken in om mee te dingen naar een Koninklijke Subsidie, een van de weinige kunstbeurzen voor jonge schilders in die tijd. [afb. 3] Zijn initiatief werd beloond. In de 11
eerste drie jaren werd hem telkens de subsidie van 200 gulden toegekend. Meer dan een eervolle en bemoedigende waardering was zo’n toekenning
overigens niet. Zelfs in aanmerking genomen dat het geld nu ongeveer tien keer zoveel waard zou zijn, was dat niet een bedrag waar je van kon leven. Het hielp natuurlijk wel om zijn droom van het vrije kunstenaarschap overeind te houden, maar voorlopig kon Kurpershoek het inkomen uit zijn reclamewerk nog niet missen.
3. Portret Siets Monas ca. 1936 olieverf op doek 78 x 60 cm particuliere collectie
11 |
| 80
69. Zelfportret in pyjama 1985 olieverf op doek 71 x 57 cm particuliere collectie
70. Zelfportret met luxaflex 1984 olieverf op doek 54 x 68 cm particuliere collectie
81 |
| 82
71. Interieur met katten 1979 olieverf op doek 104 x 84 cm particuliere collectie
72. Poes in vensterbank 1970 olieverf op doek 68 x 53 cm particuliere collectie
83 |
| 84
73. Stilleven met stoel ca. 1979 pastelkrijt op papier 48 x 35 cm Kunsthandel Pygmalion, Maarssen
74. Bonjour Mme K. 1982 olieverf op doek 110 x 92 cm particuliere collectie
85 |
| 86
75. Het rode dienblad 1983 olieverf op doek 50 x 68 cm Museum Helmantel, Westeremden
76. Stilleven bij lamplicht 1984 olieverf op doek 63,5 x 48,5 cm Museum Helmantel, Westeremden
87 |
| 88
77. Stilleven met verrekijker 1984 olieverf op doek 55 x 43 cm particuliere collectie
78. Stilleven op stoel 1986 olieverf op doek 68 x 53 cm particuliere collectie
Bijschriften Quiatur seritatur? Bit ut lantisc iusanim aximpore sinimen tesserferum ium fuga. Escid eum aut late verum dolorest, sequam
89 |
| 90
79. Naakt in de badkamer 1974 olieverf op doek op paneel 50 x 40 cm particuliere collectie (courtesy Paol & Co. Fine Art)
80. Naakt in hotelkamer, Italië 1978 olieverf op karton 40 x 50 cm particuliere collectie
91 |
| 92