ontstaan en collectie history and collection
1
2
3
4
5
6
7
8
ontstaan en collectie history and collection Titus M. Eliëns Aukje Vergeest
Fotografie Photography Erik & Petra Hesmerg
Waanders Uitgevers, Zwolle
Inhoudsopgave Contents
12
Voorwoord Foreword Marieke Uildriks 18 ‘Als het maar mooi is.’ De collectie Jan van der Togt
en dertig jaar museumgeschiedenis ‘As long as it’s beautiful.’ Jan van der Togt’s collection and thirty years of museum history
Aukje Vergeest
50
De glascollectie van Museum JAN The glass collection at Museum JAN
Titus M. Eliëns
75
Hoogtepunten uit de collectie Highlights of the Collection Aukje Vergeest 118
De belangrijkste technieken om glas te bewerken Main techniques for working with glass
Titus M. Eliëns & Aukje Vergeest
134
Personenregister Index 136
Bibliografie Bibliography
138
Fotoverantwoording Picture credits
139
Colofon Credits
Voorwoord Foreword
Marieke Uildriks Directeur Director Verkoperd staaldraad met een sierlijk haakje en twee strak vormgegeven pootjes. Zo laat het schilderijhaakje zich omschrijven dat de gebroeders Van der Togt in 1923 ontwierpen. Het eenvoudige, effectieve ontwerp was een doorslaand succes. Dit haakje vormde de basis voor Tomado, het bedrijf dat gebruiksvoorwerpen ontwierp met aantrekkelijk design, die voor iedereen te betalen waren. Jan en Wim van der Togt brachten design voor de massa over de drempel en in het hart van de Nederlandse huishoudens. Jan van der Togt investeerde zijn met Tomado verworven kapitaal in een indrukwekkende kunstverzameling. Een collectie die – in lijn met de Tomado-filosofie – gedeeld moest worden met een groot publiek. Nu, dertig jaar later, is zijn museum een begrip in Amstelveen en omstreken. Het is een toegankelijke, vriendelijk plek; een museum voor iedereen. Net als veel van onze bezoekers was ook ik verrast bij mijn eerste bezoek aan Museum JAN (toen nog
Copper plated steel wire with an elegant little hook and two neat pins – the picture hook that the Van der Togt brothers designed in 1923. The simple, effective design was a huge success, and it provided the basis for Tomado, the company that developed attractively designed household items that were affordable for all. Jan and Wim van der Togt brought design to the masses and into the heart of Dutch homes. Jan van der Togt invested the capital he had amassed with Tomado in an impressive collection of art. A collection which – entirely in line with the Tomado philosophy – was to be shared with the general public. Now, thirty years on, his museum is a familiar feature of Amstelveen, and known throughout the wider region. It is an accessible, welcoming place – a museum for all. Like many of our visitors, I too was surprised when I first visited Museum JAN (still known then as Museum Jan van der Togt): such light, such space, such a pleasant atmosphere, and such an extraor-
12
Museum Jan van der Togt): wat een licht, wat een ruimte, wat een prettige sfeer en wat een bijzondere collectie! De diversiteit aan vormen, technieken, kleuren van de permanente glascollectie trof me. Elk object nodigt uit eromheen te lopen om te ervaren hoe de veranderende lichtinval steeds weer een ander schouwspel oplevert. Ik verwonderde me over de ruime, lichte tentoonstellingszalen die je niet vermoedt bij binnenkomst. Zalen die een eervol podium bieden aan kunstenaars. Wat me het meest opviel was de prettige, bijna familiaire sfeer in het museum. Een kop koffie is nooit ver weg binnen de muren van Museum JAN. Medeoprichter van het museum én voormalig directeur Jan Verschoor is een belangrijke spil. Hij woont nog altijd in het belendende woonhuis. Omringd door zijn eigen kunstcollectie vertelde hij me over zijn goede vriend Jan van der Togt en hun gezamenlijke avontuur om een plek te creëren waar mensen van kunst kunnen genieten. De liefde voor het schone in de kunst en het delen ervan zit diepgeworteld in het DNA van het museum, dankzij de inspanningen van Jan van der Togt en Jan Verschoor. Nu bouw ik samen met een gepassioneerd museumteam voort op het fundament van Jan en Jan om een breed publiek op eigentijdse wijze te laten genieten van beeldende kunst en design. Juist in een snel veranderende wereld zijn plekken
13
dinary collection! I was struck by the diversity of forms, techniques and colours in the museum’s permanent glass exhibits. Every object invites you to walk around it and witness how the changing light creates a constantly changing spectacle. I was amazed at the large, light-flooded exhibition spaces that one simply does not expect to find on entering the building. Galleries that are a worthy setting for the art they showcase. What struck me most of all was the pleasant, almost familiar atmosphere in the museum. A cup of coffee is never far away at Museum JAN. Cofounder and former director Jan Verschoor remains an important figure there. He still lives next door. Sitting among his own art collection, he told me all about his good friend Jan van der Togt and the adventure they embarked on when they set out to create a place where people could enjoy art. A love of beauty in art and a desire to share it are in the museum’s DNA, thanks to the efforts of Jan van der Togt and Jan Verschoor. Now, along with an enthusiastic team of museum staff, I am building on the foundations created by Jan and Jan, ensuring that a wide audience can continue to enjoy art and design in a contemporary way. Our rapidly changing world needs places that amaze, inspire and connect. Museum JAN is one of those places. For thirty years, its programme
die verwondering oproepen, inspireren en verbinden onmisbaar. Museum JAN is zo’n plek. De programmering omvat al dertig jaar een breed palet aan disciplines: glaskunst, beeldende kunst, mode, fotografie en design. We tonen gevestigde namen maar ook jong talent – zodat we onze bezoekers, vertrouwd en nieuw, blijven verrassen.
of exhibitions and events has encompassed a broad range of disciplines, including glass art, fine art, fashion, photography and design. We show work by established figures, and also talented newcomers, to ensure that we constantly surprise our visitors – both those returning to the museum and those here for the first time.
Museum JAN is een museum met een verhaal, maar niet eerder werd dat zo uitgebreid beschreven. Met deze publicatie, die het dertigjarig bestaan van het museum markeert, blikken we terug, beschrijven we de huidige collectie en kijken we uit naar een kunstrijke toekomst. Velen zijn wij dank verschuldigd die hebben bijge dragen aan de totstandkoming. Allereerst wil ik de Stichting Vrienden van Museum JAN danken voor hun steun om dit boek mogelijk te maken. De vele betrokken vrienden die het museum rijk is, dragen het museum een warm hart toe; dat was zeer voelbaar gedurende het proces. Graag bedank ik Marloes Waanders die ons met vrolijke kordaatheid op weg hielp om deze publicatie te realiseren. Titus M. Eliëns, voormalig hoofd collecties Kunstmuseum Den Haag en hoogleraar Industriële vormgeving Universiteit Leiden, richtte zijn kennersblik op onze glasverzameling en maakte daarvan een prachtige en heldere beschrijving en plaatste deze binnen de overige Nederlandse glascollecties. Kunsthistoricus Aukje Vergeest dook in het museumarchief en haalde gegevens naar boven die we zelf vergeten waren en zij interviewde Jan Verschoor; dat resulteerde in een levendig stuk over de ontstaansgeschiedenis van het museum en de gehele collectie. Erik en Petra Hesmerg fotografeerden een groot deel van de collectie en brachten deze met hun esthetische blik op fantastische wijze in beeld. Studio Berry Slok, die ook de nieuwe huisstijl van het museum ontwierp, bracht alles samen tot een uitgebalanceerd, fris geheel.
Museum JAN is a museum with a story. But it is a story has never before been told in full. This publication, which marks the museum’s thirtieth anniversary, looks back to the start, describes the current collection, and looks ahead to a future full of art. We owe a large debt of gratitude to those who have helped make the publication of this book possible. First, I should like to thank the Friends of Museum JAN for their support. The many Friends we are so lucky to have hold the museum in great affection, as became very clear while we were putting the book together. I would also like to thank Marloes Waanders, who with good cheer and a firm hand helped us put our book plan into action. Titus M. Eliëns, former Head of Collections at the Kunst museum Den Haag and Professor of the History of Industrial Design at the University of Leiden, cast an expert eye over our glass collection and described it beautifully and clearly in his essay, defining its place among other Dutch glass collections. Art historian Aukje Vergeest explored the museum archives, digging up things we had ourselves forgotten about, and interviewing Jan Verschoor. The result is a fascinating essay about the history of the museum and the entire collection. Erik and Petra Hesmerg photographed a large proportion of the collection, and their aesthetic instincts produced some fantastic images. Studio Berry Slok, which also designed the museum’s new corporate look, took all the contributions and transformed them into a balanced and fresh-looking publication.
Museum JAN is zijn trouwe bedrijfsvrienden en de Gemeente Amstelveen zeer erkentelijk voor hun steun. En specifiek voor deze publicatie gaat onze dank uit naar: de Stichting Jaap Harten Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds – Hugo van Win Glasfonds, de Frans Mortelmans Stichting en het De Gijselaar-Hintzenfonds.
Museum JAN would like to thank its trusty corporate friends and Amstelveen municipal council for their support. In the context of this publication, our thanks go specifically to: the Stichting Jaap Harten Fonds, the Prins Bernhard Cultuurfonds – Hugo van Win Glasfonds, the Frans Mortelmans Stichting and the De Gijselaar-Hintzenfonds.
Tot slot wil ik de medewerkers van het museum bedanken, in het bijzonder het gedreven museumteam: Tomas Hillebrand, Sem van Riel, Sabine Heideveld en Pienk de Gaay Fortman, de betrokken Raad van Toezicht en de onmisbare floormanagers, gastvrouwen en -heren, die het mogelijk maken voor onze bezoekers om na elk bezoek verrijkt en verrast Museum JAN te verlaten.
Finally, I should like to thank the staff of the museum, particularly our passionate team Tomas Hillebrand, Sem van Riel, Sabine Heideveld and Pienk de Gaay Fortman, our committed Supervisory Board and our unmissable floor managers and hosts, who ensure that every visitor leaves Museum JAN with memories of an enriching and fascinating experience.
> Josef Tomečko Zonder titel, ca. 1990 Gegoten en geslepen glas, 35 x 32 x 10 cm (blauw) / 35 x 31 x 7,5 (geel) Josef Tomečko Untitled, c. 1990 Cast and grounded glass, 35 x 32 x 10 cm (blue) / 35 x 31 x 7,5 (yellow)
14
15
De glascollectie van Museum JAN The glass collection at Museum JAN
Titus M. Eliëns Onder de Nederlandse musea neemt Museum JAN een opmerkelijke, zo niet uitzonderlijke plaats in. Het museum is gewijd aan de privécollectie van voormalig Tomado-eigenaar Jan van der Togt welke, zoals kunstrecensent Tracy Metz in NRC Handels blad van 7 december 1991 constateert, ‘idiosyncratisch’ ofwel individueel van samenstelling is. Bepalend voor het verzamelbeleid van Van der Togt was zijn eigen smaak waarbij hij zich niet liet leiden door ook maar enig kunsthistorisch dictaat. Zoals hij zelf onomwonden stelt: ‘Kunst is goed als het invloed heeft op mijn innerlijk. En wat ik mooi vind, wil ik hebben.’ Een dergelijke houding is de luxe die je je als particulier collectioneur kunt veroorloven omdat je aan niemand verantwoording schuldig bent. Het resultaat van deze eigengereide (in de positieve betekenis van het woord) attitude is een kunstcollectie die schilderijen, beelden en glas omvat die op het eerste gezicht geen enkele samenhang lijkt te vertonen. Bij nadere beschouwing echter zien we een verzameling die zich concentreert op twee pijlers:
Museum JAN is unusual – perhaps even unique – among Dutch museums. It is the home of the private collection of the former owner of homeware retailer Tomado, Jan van der Togt. As art critic Tracy Metz remarked in the NRC Handelsblad newspaper on 7 December 1991, the collection is ‘idiosyncratic’ in its composition. Van der Togt’s collection policy was based entirely on his own taste, and not guided by any art historical considerations. As he once put it, quite plainly, himself, ‘Art is good if it affects me emotionally. And if I like something, I want to have it’. This attitude is a luxury that private collectors can afford, as they are not answerable to anyone. Van der Togt’s independence and determination resulted in an art collection encompassing paintings, sculptures and glass, which at first glance seems entirely incoherent. On closer inspection, however, we see that the collection actually concentrates on two main areas: contemporary fine art and contemporary glass art. In this sense, the recent change of name from Museum Jan van der
50
eigentijdse beeldende kunst en contemporaine glaskunst. Om die reden is de recente naams verandering van Museum Jan van der Togt in Museum JAN niet alleen een ode aan zijn stichter én de man die de grote motor achter de realisatie van het museum is, Jan Verschoor, maar heeft de nieuwe naam ook een allegorische betekenis. Museum JAN staat voor het karakter van de ver zameling die als een Januskop twee gezichten heeft: een glasgezicht en een beeldende kunst gezicht. In deze bijdrage staat de glascollectie centraal en de bijzondere positie die deze inneemt binnen de museale glasverzamelingen van Nederland. ‘Wat ik mooi vind, wil ik hebben’ Voordat Jan van der Togt ook maar dacht aan het oprichten van een museum, verzamelde hij al glas. Zo lezen we in het hierboven aangehaalde artikel van Tracy Metz dat hij reeds in de jaren dertig in Venetië zijn eerste stukken glas aankocht. ‘Maar die laat ik thuis staan, want in vergelijking met het werk dat ik daarna heb gekocht, doen ze ouderwets aan.’ Met ‘het werk daarna’ doelt Van der Togt op glas van Nederlandse kunstenaars als A.D. Copier, Bert Frijns, Willem Heesen en Winnie Teschmacher en de bijzondere collectie glas uit Tsjechië en Slowakije. Het is vooral dit laatste onderdeel van zijn verzameling die de glascollectie van Museum JAN haar uitzonderlijke status verleent. Wanneer we de glasverzameling nader bekijken, verraadt zich direct de smaak van galeriehouder Rob van den Doel die Van der Togt tot zijn trouwste klanten mocht rekenen. Met zijn glasgalerie die hij in 1981 aan de Anna Paulownastraat in Den Haag begon, heeft Van den Doel een markerende rol vervuld in de promotie van in eerste instantie eigentijds Nederlands en later Tsjechisch-Slowaaks glas. De vele verkooptentoonstellingen die hij in de loop van de jaren heeft gehouden, liggen aan de basis van menig importante, particuliere glascollectie in Nederland waartoe zeker ook de verzameling van Van der Togt behoort. Het beslissende moment waarop Van der Togt met het glasvirus werd geïnjecteerd, was een glastentoonstelling die Van den Doel in 1985 organiseerde in het gebouw van de verzekeringsmaatschappij de Zwolsche Algemeene te Nieuwegein. Vanaf toen werkte Van der Togt in een hoog tempo aan de opbouw van een representatieve collectie glas uit het voormalige Tsjecho-Slowakije die tegenwoordig de kernverzameling van Museum JAN vormt. Na de oprichting van het museum in 1991 werd hij hierin nauw bijgestaan door Jan Verschoor wiens stempel op de collectie onuitwisbaar is.
51
Togt to Museum JAN is not only a tribute to the founder and to the man who was the great driving force behind the museum, Jan Verschoor, but also has an allegorical meaning. Museum JAN reflects the nature of the collection which, like Janus, has two faces: a glass face and a fine art face. This essay focuses on the glass, and its unique position among the glass collections of Dutch museums. ‘If I like something, I want to have it’ Jan van der Togt was collecting glass before he ever even considered establishing a museum. Tracy Metz’s article in NRC Handelsblad tells us that he bought his first glass objects in Venice in the 1930s. ‘But those are at home, because they seem old-fashioned compared with the work I bought later’, he said. The ‘later work’ was glass art by Dutch artists like A.D. Copier, Bert Frijns, Willem Heesen and Winnie Teschmacher, and his extraordinary collection of glass from the Czech Republic and Slovakia. It is above all this last group of work that makes Museum JAN’s glass collection so exceptional. If we take a closer look at the glass collection, we can discern the influence of Rob van den Doel. Van der Togt was one of the gallery owner’s most faithful clients. At the glass gallery he launched on The Hague’s Anna Paulownastraat in 1981, Van den Doel played a key role in the promotion of contemporary glass – initially Dutch and later also Czech and Slovak. The numerous commercial exhibitions he organised over the years provided the basis for many important private glass collections in the Netherlands, which certainly includes Van der Togt’s collection. Van der Togt became infected by the glass bug at an exhibition of glass that Van den Doel organised in 1985 at the premises of the Zwolsche Algemeene insurance company in Nieuwegein. Thereafter, Van der Togt quickly built a representative collection of glass from former Czechoslovakia, which is currently the core of Museum JAN’s collection. After the museum was established in 1991, he worked closely with Jan Verschoor, who also left his own indelible mark on the collection. The introduction of Czech and Slovak glass to the Netherlands Until the 1970s, the Dutch were largely unaware of the success of post-war glass art in Czechoslovakia. This changed with the 1975 exhibition. Václav Cígler Glass Objects at Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. As the title suggests, the exhibition was devoted to the work of Václav Cígler, the foremost exponent of innovative glass art in Slovakia. It was organised by curator Bernadine de Neeve,
De introductie van Tsjechisch-Slowaaks glas in Nederland Tot in de jaren zeventig was men zich in Nederland nauwelijks bewust van de hoge vlucht die de naoorlogse glaskunst in Tsjecho-Slowakije nam. Hierin kwam pas enige verandering dankzij de tentoonstelling Václav Cígler glasobjecten die in 1975 in het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen plaatsvond. Zoals de naam al aangeeft, was deze expositie exclusief gewijd aan Václav Cígler, de belangrijkste representant van de vernieuwende glaskunst in Slowakije. De organisator van deze tentoonstelling was conservator Bernadine de Neeve die Van den Doel niet alleen met Cígler in contact zou brengen, maar ook met Stanislav Libenský, vertegenwoordiger van de Tsjechische glaskunst. Terwijl Cígler aan het hoofd stond van de kunstacademie in Bratislava, werd de glasafdeling van de kunstacademie in Praag geleid door Libenský. Al snel na zijn eerste kennismaking met deze twee kunstenaars, zou Van den Doel hun werk in zijn galerie tentoonstellen en ook de
who would not only put Van den Doel in touch with Cígler, but also with Stanislav Libenský, the leading representative of Czech glass art. While Cígler ran the art academy in Bratislava, Libenský headed up the glass department of Prague’s art academy. Soon after meeting these two artists, Van den Doel showed their work at his gallery, as well as introducing to the Netherlands some of the glass objects made by their students and other likeminded artists. If we bear in mind the fact that communist Czechoslovakia was not easily accessible to the free west at that time, Van den Doel’s decision to market Czechoslovakian glass art in the Netherlands certainly suggests a bold and adventurous entrepreneurial spirit.
1 Tentoonstellingszaal in Museum JAN met werk van Stanislav Libenský en Jaroslava Brychtová Exhibition gallery in Museum JAN, with object by Stanislav Libenský en Jaroslava Brychtová
Czech and Slovak glass art The flourishing of glass art in former Czechoslovakia from the 1970s to the end of the twentieth century was rooted in an older tradition. Over the centuries this region has produced some of the finest examples of glassware, which reached
52
glasobjecten van hun leerlingen en geestverwanten in Nederland introduceren. Wanneer we ons realiseren dat het communistische Tsjecho-Slowakije in die jaren voor het vrije westen maar moeilijk toegankelijk was, getuigt de beslissing van Van den Doel om de glaskunst uit dit land op de Nederlandse markt te brengen van een avontuurlijke en gedurfde ondernemingszin.
2 Lubomír Artz Zonder titel, 1982 Gegoten, geslepen en gepo- lijst glas, 26,5 x 35 x 13 cm Lubomír Artz Untitled, 1982 Cast, ground and polished glass, 26,5 x 35 x 13 cm
53
De Tsjechisch-Slowaakse glaskunst De grote bloei die de glaskunst van het voormalige Tsjecho-Slowakije vanaf de jaren zeventig tot het einde van de twintigste eeuw heeft doorgemaakt, is geworteld in een oude glastraditie. In de loop der eeuwen zijn in deze regio de fraaiste voorbeelden van gebruiksglas voortgebracht, culminerend in het vernieuwende glaswerk uit de tijd van de art nouveau en art deco. Een belangrijke rol hierbij heeft de kunstacademie in Praag (Tsjechië) gespeeld waar studenten de vele mogelijkheden leerden kennen die de materie glas bood. Lag de focus oorspronkelijk vooral op gebruiksglas, met de aanstelling van Libenský in 1963 zou de aandacht zich gaan richten op monumentaal glas, dat wil zeggen glas dat toepassing vindt in de architectuur. Een vergelijkbare situatie deed zich voor aan de kunstacademie van Bratislava (Slowakije) waar aan de afdeling Glas in architectuur die in 1965 door Cígler in het leven was geroepen een nieuwe generatie glaskunstenaars werd opgeleid. Onder zijn bezielende leiding ontwikkelde zich hier een geheel eigen, unieke glaskunst die de optische kwaliteiten van glas in een geometrisch-abstracte vormentaal wist te vangen. De minimalistische glasobjecten met hun optische effecten vormen een unieke bijdrage van de Slowaakse glaskunst aan de geschiedenis van Europees glas. Zowel het werk van Libenský als dat van Cígler is verzameld door Van der Togt. Een fraai voorbeeld van een object van Cígler is de glassculptuur die bestaat uit twee aan elkaar gekoppelde, geslepen kegelvormen van verlijmd glas (fig. p. 85). Dit object uit circa 1987 laat zien hoe Cígler de optische kwaliteiten van glas maximaal uitbuit. Welk standpunt je als kijker ook inneemt, de glassculptuur blijft je verrassen in zijn gevarieerde spel van kleur-, lichten spiegelreflexen. Van een geheel andere, beeldende kwaliteit is het werk dat Libenský samen met zijn echtgenote Jaroslava Brychtová in 1991 heeft gerealiseerd. (afb. 1) De in een mal ge-vormde glassculptuur lijkt op een in steen gehouwen rotsblok dat deels glad is gepolijst. De afwisseling van gladde en ruw gelaten vlakken doet geen afbreuk aan de geometrische hoofdvorm van het object en wekt de suggestie van een reusachtige, deels bewerkte briljant. Hoewel Van der Togt dit werk speciaal bij het
a high point in the innovative glass objects of Art Nouveau and Art Deco. The art academy in Prague (Czech Republic) played a key role. Students there were trained to make full use of the enormous potential of glass as a medium. While the focus was initially on utilitarian glassware, Libenský’s appointment in 1963 shifted the focus to monumental glass – glass in architecture, in other words. A similar development occurred at the art academy in Bratislava (Slovakia), where the Glass in Archi tecture department that Cígler established in 1965 trained a new generation of glass artists. Under his passionate leadership, an entirely new and unique form of glass art emerged, in which the optical properties of glass were captured in an abstract geometric form language. Minimalist glass objects with pronounced optical effects are Slovakian glass art’s unique contribution to the history of European glass. Van der Togt collected work by both Libenský and Cígler. One fine example of an object by Cígler is the glass sculpture consisting of two linked, facetcut cones of glued glass (fig. p. 85). This object, made around 1987, highlights how Cígler managed to exploit the optical properties of glass to the full. Whichever angle you view the piece from, the interplay of colour, light and reflective reflexes always surprises. The piece created by Libenský and his wife Jaroslava Brychtová in 1991 (fig. 1) has entirely
different visual properties. The moulded glass sculpture appears to have been hewn from a lump of rock and then partially polished. The alternation of rough and smooth – suggesting a giant, partially cut diamond – does not detract from the basic geometric shape of the object. Although Van der Togt commissioned this work from the artist, he was surprised when it was delivered. According to Verschoor, Van der Togt thought it was broken because up until that point he had mainly collected optical glass, whose meticulous finishing is of an entirely different order to this glass sculpture, which at first glance appears to be unfinished.
kunstenaarsechtpaar had besteld, was het voor hem wel even schrikken toen het object bij hem werd afgeleverd. Volgens Verschoor dacht Van der Togt dat het werk stuk was, omdat hij tot dan toe vooral optisch glas had verzameld dat in zijn geacheveerdheid van een geheel ander karakter is dan deze op het eerste oog onafgewerkte glassculptuur. Twee richtingen Deze twee werken representeren de verschillende benaderingswijzen van glas waarmee Cígler en Libenský hun leerlingen aan de academies in Bratislava en Praag confronteerden. Tot de ‘school’ van Cígler behoren Lubomír Artz, Miloš Balgavý, Bohumil Eliáš, Eva Fišerová, Pavol Hlôška, Andrej Jakab, Juraj Opršal, Josef Tomečko en Ján Zoričák, kunstenaars wier werk door Van der Togt is verzameld. Typerend voor het oeuvre van Lubomír Artz zijn de polyedervormige glasobjecten van geslepen en gelijmd glas, zoals de intrigerende piramidale sculptuur die een ingeslepen kegel omvat. (afb. 2) De vlijmscherpe contouren van het glas verraden het grote vakmanschap van Artz die een meester is in de techniek van het slijpen. Hoe hij briljant scherpe vlakken weet te combineren met een licht gebogen standvlak, laat de driehoekige sculptuur van gekleurd glas zien. (afb. 3) Door de optische werking van het glas zorgt het object voor een caleidoscopische sensatie.
Two ‘schools’ dents at the academies in Bratislava and Prague. The ‘school’ of Cígler includes Lubomír Artz, Miloš Balgavý, Bohumil Eliáš, Eva Fišerová, Pavol Hlôška, Andrej Jakab, Juraj Opršal, Josef Tomečko and Ján Zoričák, artists whose work Van der Togt also collected. The polyhedral glass objects of ground and glued glass, such as the intriguing pyramidal sculpture containing an incised cone, typify the work of Lubomír Artz. (fig. 2) The sharp contours in the glass demonstrate Artz’s great skill in the art of grinding. The triangular sculpture in coloured glass brilliantly combines sharp facets with a slightly curved base. (fig. 3) Thanks to the optical effect of the glass the object creates a kaleidoscopic sensation. The work of Bohumil Eliáš, with its arresting colours, is represented in Museum JAN’s collection by several objects, including the bright blue glass sculpture Penetration from 1992. (fig. 4) The circular object with a diameter of 50 cm consists of several glued layers of glass. A rectangular opening in the centre is like the setting for the choreography of an elegant line drawing. The glass objects of Eva Fišerová show how, in the hands of a sculptor, glass can take on an organic feel. (fig. 5) Her glass sculptures are like objets trouvés that have broken away from a gigantic mass of ice in the Antarctic. Although Fišerová was trained by Cígler and has great respect for him as a teacher, she is in fact one of the students who turned away from optical glass to focus on the sculptural qualities of glass as a medium. Josef Tomečko originally made objects mainly of clear optical glass in a geometric form language, but from the mid-1980s he began to create more organic forms in a striking range of colours. One elegant example is the glass sculpture consisting of two sculptural forms that Van der Togt purchased around 1990 (p. 15) and the 'golden' sculpture. (fig. 6)
3> Lubomír Artz Zonder titel, ongedateerd Verlijmd, verzaagd, geslepen en gepolijst glas, ca. 41,5 x 14,5 x 7 cm Lubomír Artz Untitled, undated Glued, sawn, ground and polished glass, c. 41,5 x 14,5 x 7 cm 4< Bohumil Eliáš Indringing, 1992 Beschilderd, gelaagd glas, metaal, Ø 50 cm, d 12 cm Bohumil Eliáš Penetration, 1992 Cut, glued and enamelled plate glass, Ø 50 cm, d 12 cm
54
55
Van een verpletterende kleurenpracht is het werk van Bohumil Eliáš dat in de collectie van Museum JAN onder meer is vertegenwoordigd met de helblauwe glassculptuur Indringing uit 1992. (afb. 4, p. 54) Het cirkelvormige object met een doorsnede van 50 cm is opgebouwd uit een aantal verlijmde lagen glas. In het middengedeelte is een rechthoekig venster uitgespaard dat het decor lijkt te zijn van de choreografie van een sierlijke lijntekening. Hoe glas in de handen van een beeldhouwer in een organische sculptuur kan veranderen, tonen de glas objecten van Eva Fišerová aan. (zie p. 48-49) Haar glassculpturen doen zich voor als objets trouvés die zich op de Zuidpool van een reusachtige ijsmassa hebben losgemaakt. Hoewel Fišerová door Cígler is opgeleid en groot respect voor hem als leermeester heeft, behoort zij tot die studenten die zich afkeerden van het primaat van optisch glas en koos zij voor de sculpturale kwaliteiten van het medium glas. Josef Tomečko maakte oorspronkelijk vooral objecten van helder optisch glas in een geometrische
5 Tentoonstellingszaal in Museum JAN met werk van Bohumil Eliáš Exhibition space in Museum JAN with work by Bohumil Eliáš 6 Josef Tomečko Zonder titel, ca. 1985-1990 Gegoten glas, ca. 26 cm x 17 x 10 cm Josef Tomečko Untitled, c. 1985-1990 Cast and grounded glass, c. 26 cm x 17 x 10 cm
56
vormentaal, maar begon vanaf de tweede helft van de jaren tachtig ook meer organische vormen in een sprekend kleurenpalet te vervaardigen. Elegante voorbeelden hiervan zijn de twee sculp turale objecten die door Van der Togt rond 1990 zijn aangekocht (zie p. 15), en de goudkleurige sculptuur (afb. 6).
7 Marian Karel Zonder titel, ongedateerd Gegoten en geslepen glas, h 24 cm, Ø 17 cm Marian Karel Untitled, undated Cast and grounded glass, h 24 cm, Ø 17 cm 8 Marian Karel Zonder titel, ca. 1990 Gegoten en geslepen glas, 17 x 17 x 17 cm Marian Karel Untitled, c. 1990 Cast, grounded glass, 17 x 17 x 17 cm
57
Kunstenaars die in Praag bij Libenský zijn geschoold, zijn Marian Karel, Jaroslav Matous, Ivo Roszypal, Gizela Šabóková, Pavel Trnka, Aleš Vašíček en František. Ook zij maken deel uit van de rijke collectie Tsjechisch-Slowaakse glaskunst die Jan van der Togt heeft opgebouwd. Het minimalistische oeuvre van Marian Karel toont aan dat de grenzen tussen beide richtingen minder scherp zijn te trekken dan wij denken. Het glasobject in de vorm van een kegel en de uit rechthoeken opgebouwde sculptuur laten zien hoezeer hij zich laat leiden door de zuiverheid van het materiaal glas en geometrische wetmatigheden. (afb. 7, 8) Van een verrassende, monumentale en sculpturale kwaliteit is het werk van Gizela Šabóková. Haar opake glassculpturen lijken een ontkenning van een van de meest in het oog springende kwaliteiten van glas: transparantie. Met hun massieve, gesloten verschijningsvorm zetten zij de glasliefhebber op het verkeerde been, maar stoten hem of haar zeker niet af. Zoals dit object uit circa 1993 illustreert, blijft Šabóková gevoelig voor de materiële eigenschappen van glas, maar geeft zij er haar
Marian Karel, Jaroslav Matous, Ivo Roszypal, Gizela Šabóková, Pavel Trnka, Aleš Vašíček and František Vízner trained with Libenský in Prague. They too are represented among the rich collection of Czech and Slovak glass art brought together by Jan van der Togt. The minimalist work of Marian Karel demonstrates that it is not as easy as we think to draw a sharp distinction between the two movements. As the glass object in the form of a cone, and the sculpture made of rectangles show, he is guided by the purity of glass and the laws of geometry. (figs. 7, 8) The work of Gizela Šabóková has an astounding monumental and sculptural quality. Her opaque glass sculptures seem to deny one of the most obvious properties of glass: its transparency. Their solid, closed forms may confound glass lovers, but they certainly do not repel them. As in this object made around 1993, Šabóková remains sensitive to the material properties of glass, while giving them an entirely personal interpretation. (fig. 9) Aleš Vašíček plays with glass in a similar way, drawing inspiration from nature. His 1994 Poort (Gateway), made of cast and ground glass, marked the advent of a new approach to the material and its visual qualities. (fig. 10) Museum JAN staged solo exhibitions of the work of Šabóková and Vašíček in 1994 and 1995 respectively. The work of František Vízner contrasts sharply with their monumental glass sculptures. In his work, he seeks to achieve a geometric perfection so great as
geheel eigen interpretatie aan. (afb. 9) Op vergelijkbare wijze speelt Aleš Vašíček met glas waarbij hij zich laat inspireren door de natuur. Zijn Poort van gegoten en geslepen glas uit 1994 vormt de toegang tot een nieuwe, andere benadering van het materiaal en zijn beeldende kwaliteiten. (afb. 10) Zowel aan het werk van Šabóková als dat van Vašíček werd in 1994 respectievelijk 1995 in Museum JAN een tentoonstelling gewijd. In groot contrast met hun monumentale glassculpturen staat het oeuvre van František Vízner die in zijn werk juist de perfectie van de geometrische vorm nastreeft. Op het gevaar af dat zijn glasobjecten ten prooi vallen aan de volmaaktheid die aan een industrieel vervaardigd product ten grondslag ligt, zoals deze impeccabele schaal illustreert (zie p. 2-3). Een onderscheidende collectie De vraag doet zich voor hoe bijzonder de verzameling Tsjechisch-Slowaakse glaskunst is die Van der Togt bijeen heeft gebracht. Wanneer we deze vergelijken met de belangrijkste museale glascollecties van Nederland, te weten die van het Nationaal Glasmuseum, Museum Boijmans Van Beuningen,
to risk them appearing industrially manufactured, as illustrated by this flawless dish (see p. 2-3). A distinctive collection So just how exceptional is the collection of Czech and Slovak glass art that Van der Togt assembled? If we compare it with the most important glass collections at Dutch museums – those of the National Glass Museum, Museum Boijmans Van Beuningen, Kunstmuseum Den Haag and Stedelijk Museum Amsterdam – we can conclude without reservation that this is a unique collection the like of which cannot be seen at any other museum in the Netherlands. The fact that almost the entire collection is on permanent display is in itself exceptional. Although several museums have showcased glass from the Czech Republic and Slovakia in exhibitions, and several pieces have been acquired for museum collections, none has systematically built a collection as Van der Togt did. For that reason alone, his decision to establish a museum for his glass collection was a brilliant one. As a private individual he had his preferences, of course, which implies that his collection does not encompass all the great names of Czech and Slovak glass art.
9 Gizela Šabóková Rode tempel, 1992 Gegoten glas, ca. 44 x 40 x 31 cm Gizela Šabóková Red Temple, 1992 Cast glass, c. 44 x 40 x 31 cm 10 Aleš Vašíček Poort, 1994 Gegoten en geslepen glas, 37 x 31 x 7 cm Aleš Vašíček Gateway, 1994 Cast and ground glass, 37 x 31 x 7 cm
58
11 Ontwerp Andries Copier, uitvoering Bernard Heesen, de Oude Horn Kom, 1990 Geblazen glas, h 23 cm, Ø 21 cm Design Andries Copier, execution Bernard Heesen, de Oude Horn Bowl, 1990 Blown glass, h 23 cm, Ø 21 cm 12 Ontwerp Andries Copier, uitvoering Bernard Heesen, de Oude Horn Kom, 1990 Geblazen glas, h 19 cm, Ø 20 cm Design Andries Copier, execution Bernard Heesen, de Oude Horn Bowl, 1990 Geblazen glas, h 19 cm, Ø 20 cm
Kunstmuseum Den Haag en Stedelijk Museum Amsterdam, kan zonder enige terughoudendheid worden geconstateerd dat het om een unieke verzameling gaat die in geen enkel ander Nederlands museum is te zien. Uitzonderlijk is ook het feit dat nagenoeg de complete collectie permanent op zaal is te bewonderen. Hoewel er in het verleden door verschillende musea middels tentoonstellingen incidenteel aandacht is besteed aan glas uit Tsjechië en Slowakije en er enkele stukken museaal zijn gecollectioneerd, is het nooit zo systematisch verzameld als Van der Togt dat heeft gedaan. Alleen al om die reden is het een gouden greep van hem geweest om een museum voor zijn glascollectie in het leven te roepen. Als particulier kende hij uiteraard zijn voorkeuren, wat impliceert dat niet alle grote namen van de Tsjechisch-Slowaakse glaskunst zijn vertegenwoordigd. Zo ontbreken bijvoorbeeld Jan Frydrych, Štěpán Pala, Zora Palová en Askold Žačko. In het geval van Žačko is dit overigens te wijten aan de beschadiging van een kunstwerk dat oorspronkelijk deel uitmaakte van de verzameling, maar vanwege deze schade aan de kunstenaar is geretourneerd. Deze relatieve incompleetheid doet echter niets af aan het generale beeld van de collectie van Van der Togt die de twee beeldbepalende richtingen representeert die de Tsjechisch-Slowaakse glaskunst in de laatste decennia van de twintigste eeuw heeft gekend. Geduchte concurrentie Als collectioneur heeft Van der Togt een geduchte concurrent gehad in het echtpaar Jonker-Zaremba dat in dezelfde jaren galerie Van den Doel frequenteerde als Van der Togt. Net als Van der Togt
59
It does not for example include work by Jan Frydrych, Štěpán Pala, Zora Palová or Askold Žačko. In Žačko’s case, incidentally, this is due to the fact that an artwork that once formed part of the collection was damaged, and was therefore returned to the artist. However, the fact that it is incomplete in this sense does not detract from the general impression that the Van der Togt collection represents the two defining movements in Czech and Slovak glass art in the late twentieth century. Tough competition As a collector, Van der Togt faced tough competition from Sam Jonker and Valentine Zaremba, a couple who frequented Van den Doel’s gallery in the same period. Like Van der Togt, Jonker was an important figure in the private sector, as a member of the board of insurance company NationaleNederlanden, where he became vice-chairman in 1990. He and his partner Valentine Zaremba mainly collected glass art by Cígler and like-minded artists. They showed very little interest in the work of the Libenský ‘school’. They were also very selective about the Slovak glass they collected. Their collection policy focused on the work of Cígler, Artz, Balgavý, Fišerová, Frydrych, Hlôška, Pala, Palová and Tomečko. They had a close personal relationship with most of these artists, an important factor in their purchasing decisions. In 2005 their collection was presented to the general public for the first time at Gemeentemuseum Den Haag, now known as Kunstmuseum Den Haag. Cígler himself designed the exhibition, which was entitled Thinking in Glass – Václav Cígler and His School. The crystalline clarity of the exhibition architecture
speelde Sam Jonker een belangrijke rol in het bedrijfsleven als lid van de raad van bestuur van Nationale-Nederlanden, van welk bedrijf hij sinds 1990 vicevoorzitter was. Samen met zijn partner Valentine Zaremba verzamelde hij vooral de glaskunst van Cígler en zijn geestverwanten. Voor het werk van de ‘school’ van Libenský hadden zij nauwelijks enige belangstelling. En ook in het collectioneren van het Slowaakse glas waren zij selectief. Hun verzamelbeleid concentreerde zich op het werk van Cígler, Artz, Balgavý, Fišerová, Frydrych, Hlôška, Pala, Palová en Tomečko. Met de meesten van deze kunstenaars onderhielden zij een warme, persoonlijke band wat een belangrijke drijfveer is geweest in hun verzamelkeuze. In 2005 werd hun collectie voor het eerst aan het grote publiek getoond in het Gemeentemuseum Den Haag, het tegenwoordige Kunstmuseum Den Haag. Het ontwerp van de expositie Gedachten in Glas – Václav Cígler en zijn school was van de hand van Cígler die in een glasheldere tentoonstellingsarchitectuur de optische rijkdom van de Slowaakse glaskunst voor het voetlicht bracht. Omdat Jonker en Zaremba net als Van der Togt het grote belang van hun bijzondere glascollectie inzagen, hebben zij hun privéverzameling ondergebracht in de Stichting Modern Glas. Deze Stichting heeft op haar beurt de collectie in langdurig bruikleen gegeven aan het Kunstmuseum Den Haag en het Nationaal Glasmuseum in Leerdam. Op deze wijze zijn de
perfectly showcased the optical richness of Slovak glass art. Like Van der Togt, Jonker and Zaremba realised how important their extraordinary glass collection was, and they too set up a foundation, Stichting Modern Glas, to administer it. The foundation has given the collection to Kunstmuseum Den Haag and the National Glass Museum in Leerdam on long-term loan. The two most important private collections of Czech and Slovak glass have thus been preserved for the Netherlands, and as such fill a sizeable gap in the nation’s glass collection.
13 Willem Heesen Anemonen, 1991 Geblazen en handgevormd glas, h. ca. 25 cm Willem Heesen Anemones, 1991 Blown and hand-shaped glass, h c. 25 cm
Dutch glass art As I noted at the beginning of this essay, Van der Togt also bought work by Dutch glass artists. Here, too, he was guided by gallery owner Van den Doel, who organised many sales exhibitions featuring Dutch glass art. The undisputed highlight of the collection is the versatile work of Copier, the doyen of twentieth-century Dutch glass art. In 1914, at the age of thirteen, Copier went to work at the glass factory in Leerdam, where he became artistic director in 1927. Apart from his designs for domestic glassware, like his famous Gilde drinks service of 1930, Copier also produced an inexhaustible stream of designs for unique items and for studio glass, which were executed by the glassblowers of Leerdam. After he retired from the factory he collaborated with internationally renowned glass
60
twee belangrijkste particuliere verzamelingen Tsjechisch-Slowaaks glas voor de glascollectie Nederland behouden gebleven en hebben zo het grote hiaat opgevuld dat in deze nationale glas verzameling bestond. De Nederlandse glaskunst Zoals aan het begin van dit essay al is opgemerkt, behoorde ook het werk van Nederlandse glas kunstenaars tot het verzamelgebied van Van der Togt. Ook hierin liet hij zich leiden door galerie houder Van den Doel die vele verkoopexposities op dit gebied heeft georganiseerd. Onbetwist hoogtepunt van de collectie is het veelzijdige oeuvre van Copier, de nestor van de twintigste-eeuwse Neder landse glaskunst. In 1914 trad Copier als dertien jarige jongen in dienst van de Glasfabriek Leerdam waar hij in 1927 de artistieke leiding kreeg. Afgezien van zijn ontwerpen voor gebruiksglas als het beroemde drinkservies Gilde uit 1930, heeft Copier een onuitputtelijke stroom schetsen voor unica en studioglas gemaakt die door de glas blazers van Leerdam werden uitgevoerd. Na zijn pensionering bij deze fabriek werkte hij samen met internationaal vermaarde glaskunstenaars met wie hij de mooiste glasobjecten heeft gerealiseerd. Zo was hij vanaf 1977 met de regelmaat van de klok te gast bij de glasstudio de Oude Horn in Acquoy van Willem Heesen. In 1990 bijvoorbeeld, Copier was toen inmiddels 89 jaar oud, ontsproten naar zijn ontwerp aan de blaaspijp van Heesen de oranjerode kom met een huid van opgelegde glasslierten
14 Ontwerp Andries Copier, uitvoering Petr Novotný (1952), Nový Bor Vaas, 1986 Geblazen glas, 23 x 24 x 28 cm Design Andries Copier, execution Petr Novotný (1952), Nový Bor Vase, 1986 Blown glass, 23 x 24 x 28 cm 15 Ontwerp Andries Copier, uitvoering Nový Bor Zonder titel, 1988 Geblazen en geslepen glas, 24 x 35 x 28 cm Design Andries Copier, execution Nový Bor Untitled, 1988 Blown and ground glass, 24 x 35 x 28 cm
61
artists, making the most exquisite glass objects. From 1977 onwards he would for example visit Willem Heesen’s de Oude Horn glass workshop in Acquoy on a regular basis. In 1990, when Copier was 89, he designed the orange-red bowl with decorative strands of glass applied to its surface, and the light-blue bowl with dark blue accents, both of which were blown by Heesen. (figs. 11, 12) In the same year, Copier, Heesen’s son Bernard and worldfamous Italian glass artist Lino Tagliapietra created a number of pieces in the filigree glass technique for which Tagliapietra is known, again at de Oude Horn. (p. 89) This was not in fact the first time that Copier collaborated with Tagliapietra, as the delicate vase they made in Murano in 1985 illustrates. (p. 86) The hand of master glassblower Tagliapietra can be seen in both the shape and decoration of the object. In the Czech Republic, Copier had his designs executed by Petr Novotný in Nový Bor, the famous centre of glassmaking industry. These designs include the elegant glass object from 1986, with its sculpted contours, out of which the body emerges like a shell. (fig. 14) There are also a large number of works by Willem Heesen in the collection of Museum JAN. Like Copier, he too worked at the glass factory in Leerdam, leaving in 1977 after thirty years there in order to establish his own glass workshop. Nature is an important influence in his work, as evidenced by this bowl, whose transparent surface includes ribbons of yellow glass that appear to float beneath. (fig. 16) His glass sculptures made
en de lichtblauwe kom waarop diepblauwe glas accenten zijn aangebracht. (afb. 11, 12) In datzelfde jaar realiseerde Copier in de Oude Horn met zoon Bernard Heesen (1958) en de wereldberoemde Italiaanse glaskunstenaar Lino Tagliapietra een aantal werken in het voor Tagliapietra zo karakteristieke filigraanglas (p. 89). Dit was overigens niet de eerste keer dat Copier met Tagliapietra samenwerkte, zoals de delicate vaas illustreert die zij in 1985 op Murano vervaardigden. (p. 86) Zowel qua vorm als versiering verraadt het object de hand van meesterglasblazer Tagliapietra. In Tsjechië liet Copier zijn ontwerpen uitvoeren door Petr Novotný (1952) in het glascentrum Nový Bor. Een voorbeeld hiervan is het elegante glasobject uit 1986 met zijn geschulpte contouren waarvan het lichaam zich als een schelp ontvouwt. (afb. 14) Ook het oeuvre van Willem Heesen is met een groot aantal voorbeelden in de collectie van Museum JAN vertegenwoordigd. Net als Copier is hij werkzaam geweest bij de Glasfabriek Leerdam waar hij in 1977 na een werkzame periode van dertig jaar vertrok om zijn eigen glasstudio te beginnen. De natuur speelt in zijn werk een grote rol, zoals deze kom bewijst waarvan de transparante huid is voorzien van gele slierten glas alsof het een onderwaterspel betreft. (afb. 16) Intrigerend zijn de glassculpturen die zijn opgebouwd uit aan elkaar gesmolten stukken gebogen glas. Een voorbeeld hiervan is de serie Anemonen uit 1991 waarin Heesen optimaal gebruikmaakt van de pasteuze eigenschappen van glas. (afb. 13, 17) Een van de weinige Nederlandse kunstenaars die met optische effecten in glas werkt, is Winnie Teschmacher. Het spreekt voor zich dat Van der Togt ook haar werk heeft aangekocht. Zoals het monumentale kunstwerk van gebogen glasplaten dat door de toepassing van één rood element de kijker visueel verrast. Het werken met vlakglas vormt het uitgangspunt voor Bert Frijns in wiens glasobjecten de cirkel en het vierkant de beeldbepalende elementen zijn. Hij maakt royale schalen, vazen en kommen waarvan hij de vormgeving ‘aantast’ door minimale ingrepen als de deuk in de hoge kom in de museumcollectie (zie p. 96). Een aantrekkelijke zwerfkei in de collectie is het glasobject van Mieke Groot uit 1991. (zie p. 72-73) Het werk is representatief voor haar gegoten glassculpturen uit die periode die zijn opgebouwd uit glazen bouwstenen. Een avalanche aan glastentoonstellingen Na het overlijden van Van der Togt in 1995 is in de loop van de jaren met name de collectie Neder lands glas substantieel uitgebreid. Dit is niet in het laatst te danken aan de actieve Stichting Vrienden die in 1999 is opgericht en die vele aankopen op
of fused pieces of curved glass are intriguing, as can be seen in this 1991 object in which Heesen exploits the paste-like properties of glass. (fig. 13, 17) One of the few Dutch artists to use optical effects in glass is Winnie Teschmacher. As might be expected, Van der Togt also bought her work, including the monumental artwork of curved glass plates, with a single red element that introduces a visual surprise for the viewer. Bert Frijns starts with plate glass, and the look of his finished works is defined by circles and squares. He creates large dishes, vases and bowls, in designs with slight ‘impairments’, like the dent in the high-sided bowl in the collection (see p. 96). One attractive outlier in the collection is the glass object by Mieke Groot from 1991, a typical example of her cast glass sculptures from that time made of glass bricks. (see p. 72-73)
16 Willem Heesen Kom, 1991 Geblazen glas, h 20,5 cm, Ø 22 cm Afkomstig uit collectie Lia Kraan, schenking Stichting Jan Verschoor Willem Heesen Bowl, 1991 Blown glass, h 20,5 cm, Ø 22 cm From the collection of Lia Kraan, gift from Foundation Jan Verschoor 17 Willem Heesen Anemoon, 1991 Geblazen en handgevormd glas, h ca. 25 cm Willem Heesen Anemone, 1991 Blown and hand-shaped glass, h c. 25 cm
An ‘avalanche’ of glass exhibitions Since Van der Togt’s death in 1995 the museum’s collection of Dutch glass, in particular, has grown substantially. This is thanks in no small part to the Friends of the Museum, established in 1999, which has financed many of the glass acquisitions. This focus on Dutch glass, in particular, is also reflected in the large number of exhibitions devoted to the
62
63
108
Barbara Nanning (1957) Verre églomisé, 2018 Geblazen, gesneden, handgevormd glas, verguld (23,5 karaats goud), 32 x 28 x 19 cm
In 1979 studeerde Barbara Nanning af op de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, in de richting keramiek. Sindsdien ontwikkelde zij zich als veelzijdig kunstenaar, die zichzelf vooral beschouwt als ruimtelijk vormgever. Ze maakte niet alleen grensverleggende keramische objecten, maar richtte zich ook op installaties en vanaf 1994 omarmde ze de glaskunst. Voortdurend vernieuwt ze zichzelf. Om kennis te maken met de verschillende bewerkingstechnieken van glas maakte Nanning onder andere reizen naar Japan en Tsjechië: gieten, samensmelten en vervormen maar ook het ver zagen, slijpen en vergulden. Sinds 2001 reist ze zelfs elk jaar naar Novy Bor in Tsjechië, om daar met behulp van de gespecialiseerde glasblazers en slijpers haar kunstobjecten te realiseren en te decoreren. De basis voor haar inspiratie ligt, zoals ze zelf zegt, in een ‘microscopische kijk op de natuur. Iedere vorm van leven kan verbeeld worden als cellen die zich groeperen en samenklonteren. Wat ik doe is de essentie van beweging en groei vastleggen’.* Haar hele oeuvre kenmerkt zich door groepen of series werken waarin ze experimenteert met verschillende technieken, vormen en kleuren. Ook deze schaal maakt deel uit van een serie, de verres églomisés. De titel is ontleend aan de Franse vakterm voor het vergulden van glas met bladgoud. Dunner dan flinterdunne blaadjes bladgoud – 0.1 mikron – worden op het glas ‘geplakt’ en daarna ter bescherming een paar keer dun gelakt. Nanning verguldde zo de binnenkant van deze gelobde kom, daarmee de lokkende, welvende binnenkant accentuerend. Het glanzende goud steekt af tegen de meer ingetogen, matte buitenkant. De vorm van de kom doet enigszins denken aan haar keramieken objecten uit 1988, toen ze experimenteerde met het winden van touw om de nog natte klei, waardoor organische welvingen en uitstulpingen ontstonden. Barbara Nanning schonk dit object in 2020 aan Museum JAN, ter gelegenheid van het dertigjarig jubileum van het museum in 2021. Werk van Nanning is vertegenwoordigd in veel collecties in binnen- en buitenland. Ze exposeerde op tientallen exposities – van Boston, Den Haag en Münster tot Taiwan, Seoul en Tokio – won vele prijzen en realiseerde daarnaast enkele monumentale installaties in Japan en in Nederland. Ook verschenen verschillende monografieën over haar werk. * www.barbarananning.nl (Videofilm en tekst bij Verre églomisé)
109
Barbara Nanning (b. 1957) Verre églomisé, 2018 Blown, cut, hand-shaped glass, gilded (23.5 carat gold), 32 x 28 x 19 cm
Barbara Nanning graduated from the Gerrit Rietveld Academy in Amsterdam in 1979, specialising in ceramics. Since then she has evolved into a versatile artist, who regards herself above all as a ‘spatial designer’. She not only makes groundbreaking ceramic objects, she also produces installations, and in 1994 she turned her hand to glass art. Nanning is an artist who constantly reinvents herself. Nanning travelled to several countries to learn the various glassworking techniques, including Japan and the Czech Republic, where she learnt to cast, fuse and deform, and also to saw, cut and gild glass. Since 2001 she has been to Nový Bor in the Czech Republic every year to make and decorate her art objects in collaboration with the town’s specialist glassblowers and cutters. She says that the basis of her inspiration is a ‘microscopic view of nature. Every form of life can be represented as cells that group and cluster. What I do is to capture the essence of movement and growth’.* Her entire body of work features groups or series in which she experiments with different techniques, forms and colours. This dish is also part of a series, the Verres églomisés. The title is a French term for gilding glass using gold leaf. Microscopically thin gold leaf – just 0.1 micron thick – is ‘stuck’ to the glass, and then several thin layers of lacquer are applied to protect it. Nanning used this technique to gild the inside surface of the lobed bowl, accentuating the enticing, undulating internal form. The gleaming gold contrasts with the more restrained, matt exterior. The shape of the bowl is somewhat reminiscent of her 1988 ceramic objects, made when she was experimenting with winding rope around wet clay to create organic curves and protuberances. Barbara Nanning donated this object to Museum JAN in 2020, to mark the museum’s thirtieth anniversary in 2021. Nanning’s art features in many collections in the Netherlands and abroad. She has shown work at dozens of exhibitions, from Boston, The Hague and Münster to Taiwan, Seoul and Tokyo. She has also received many awards and created several monumental installations in Japan and the Netherlands. A number of monographs have been published on her work. * www.barbarananning.nl (Video and text on Verres églomisés)
Aleš Vašíček (1947) Aarde, Water, Lucht, 1991 Gegoten glas, ca. 34 x 55 x 44 cm / h 38, Ø 78 / Ø 60, d 9 cm
Aleš Vašíček (b. 1947) Earth, Water, Air, 1991 Cast glass, c. 34 x 55 x 44 cm / h 38, Ø 78 cm / Ø 60, d 9 cm
Aleš Vašíček werd geboren in Ostrava, Tsjechië, op 15 kilometer van de Poolse grens. Hij volgde, zoals velen van zijn generatie, de Specialized School for Glassmaking in Železný Brod en vervolgens de Academie voor Toegepaste Kunst in Praag, waar hij les kreeg van Stanislav Libenský. Aanvankelijk maakte hij minimalistische glassculpturen in een perfect uitgebalanceerde compositie, maar stapte al snel over op geometrische vormen. Zijn glassculpturen hebben vaak één kleur en bevatten contrasterende elementen: gladde en gepolijste vlakken tegenover ruwe, onbewerkte delen – de invloed van Libenský is daar aan af te lezen. Geometrische vormen combineert hij met organische structuren. Ook speelt hij met transparantie en opaciteit van glassoorten; bij het gieten houdt hij rekening met licht, schaduwwerking en reflectie. Zijn beelden zijn tegelijk krachtig en elegant; ook lijken ze een soort oerkracht uit te stralen. Ook deze serie Aarde, Water, Lucht bestaat uit stukken in één kleur; door te spelen met de dikte van het glas ontstaan prachtige schakeringen in het licht. Op de blauwe sculptuur (Lucht) heeft Vašíček de witte resten van de gipsen mal waarin het object gegoten is, laten zitten. De serie is gemaakt in opdracht van Jan van der Togt, en behoort tot de grootste werken van de kunstenaar.
Aleš Vašíček was born in Ostrava in the Czech Republic, 15 kilometres from the Polish border. Like many of his generation, he attended the Specialized School for Glassmaking in Železný Brod and then the Academy of Applied Art in Prague, where he was taught by Stanislav Libenský. He started out making minimalist glass sculptures with perfectly balanced composition, but soon switched to geometric shapes. His glass sculptures are often monochrome and include contrasting elements, smooth and polished surfaces juxtaposed with rough, unworked areas, clearly demonstrating Libenský’s influence. He combines geometric shapes with organic structures, and also plays with the transparency and opacity of different types of glass. During the casting process Vašíček always considers the effect of light, shade and reflection. His sculptures are both powerful and elegant, and appear to exude some kind of primal force. The Earth, Water, Air series is also monochrome. Varying the thickness of the glass creates beautiful nuances of light, however. The blue sculpture (Air) still shows the white residue from the plaster mould in which the object was cast. The series was commissioned by Jan van der Togt, and is one of the artist’s largest works.
Vašíček woont en werkt tegenwoordig in Praag en zijn werk is vertegenwoordigd in verschillende musea met belangrijke glascollecties in onder andere Barcelona, Lausanne, New York, Parijs en Yokohama.
Vašíček currently lives and works in Prague, and his work features at several museums with important glass collections, including those in Barcelona, Lausanne, New York, Paris and Yokohama.
110
111
112
Jan Verschoor (1943) Zonder titel, 1980 Brons, 45 x 56 x 42 cm
Jan Verschoor volgde een opleiding aan de Gooische Academie in Laren en de Rijksacademie in Amsterdam. Daar onderwezen onder anderen de beeldhouwers Piet Esser en Cor Hund hem in de figuratieve, realistische traditie. Technische vaardigheden leerde hij daarna in de ateliers van verschillende kunstenaars. Wat er komt kijken bij het productieproces van bronzen beelden leerde hij bijvoorbeeld bij Mari Andriessen en Charlotte van Pallandt. Gaandeweg ging hij ook werken in polyester, een relatief nieuw materiaal dat hij vooral verwerkte in opdrachten voor televisie- en theaterproducties. Ook maakte hij monumentale werken in opdracht van gemeenten en bedrijven. Verschoor is gefascineerd door verschillende materialen: de eigenschappen en de mogelijkheden van brons, koper en marmer, maar ook hout, aluminium en kunststof. In zijn vrije werk richt hij zich op volledige abstractie. Perfecte afwerking staat bij hem centraal; zijn beelden zijn gladgepolijst en vloeiend van vorm en van alle kanten te bekijken. Ook bij dit beeld is dat het geval. Verschoor maakte verschillende beelden met in en uit elkaar draaiende lintachtige structuren, waar een enorme veerkracht en schwung vanuit gaat. Industrieel en kunstliefhebber Jan van der Togt kocht zijn eerste Verschoor in 1977 – het was een eerste in de lange reeks die nog zou volgen. De kennismaking met Jan van der Togt in 1977 had grote gevolgen voor Verschoor: de rest van zijn leven stond in het teken van diens collectie, de oprichting van het Museum Jan van der Togt, waarvan hij eerst beheerder en vervolgens bijna 25 jaar lang directeur was. Via hem raakt Verschoor overigens ook in de ban van glas, koopt stukken aan voor het museum en gaat er zelf mee werken. Zijn belang voor het Museum Jan van der Togt is zo groot dat in de naamsverandering die het Museum JAN recent onderging niet alleen Jan van der Togt, maar ook Jan Verschoor wordt geëerd.
113
Jan Verschoor (b. 1943) Untitled, 1980 Bronze, 45 x 56 x 42 cm
Jan Verschoor trained at the Gooi Academy in Laren and the Rijksacademie in Amsterdam. There, he was schooled in the realistic figurative tradition by Piet Esser, Cor Hund and others, and subsequently honed his technical skills in the workshops of various artists. He learned how to cast bronze statues, for example, from Mari Andriessen and Charlotte van Pallandt. Gradually, he also started working in polyester, a relatively new material that he used mainly in work for television and theatre productions. Verschoor also produced monumental sculptures commissioned by local authorities and companies. Verschoor is fascinated by different materials: the properties and possibilities of bronze, copper and marble, and also of wood, aluminium and plastic. His autonomous work is completely abstract. His main concern is the finishing, his sculptures polished until their surface gleams and their forms flow. They can be viewed from all sides, and this one is no exception. Verschoor has produced several sculptures with intertwining ribbon-like structures, which give an impression of great buoyancy and momentum. Industrialist and art lover Jan van der Togt bought his first Verschoor in 1977 – the first in a long series. Verschoor’s first meeting with Jan van der Togt in 1977 was to have major consequences. The rest of his life was devoted to Van der Togt’s collection and the establishment of Museum Jan van der Togt, where he was initially custodian, and then director, a post he held for almost a quarter of a century. It was through his association with Van der Togt that Verschoor came to love glass, buying pieces for the museum and even working in glass himself. He has been so important to Museum Jan van der Togt that the recent change of name to Museum JAN is a tribute not only to Jan van der Togt, but also to Jan Verschoor.
Ossip Zadkine (1890-1967) De drie gratiën, 1950 Brons, 77 x 35 x 18 cm
De van oorsprong Russische kunstenaar Ossip Zadkine vertrok al vroeg uit zijn vaderland en volgde een arts and craftsopleiding in Engeland, waarna hij in 1910 naar Parijs vertrok. Daar werd hij opgenomen in het kunstenaarsmilieu in Montparnasse, reden waarom hij besloot zich daar te vestigen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij naar de Verenigde Staten vanwege zijn Joodse afkomst. Na zijn terugkeer naar Europa zag hij vanuit een trein de verwoesting die Rotterdam had getroffen. Later legde hij die vast in zijn beroemde monument De verwoeste stad, ter herdenking aan het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940. Zadkine groeide uit tot een van de meesters van de moderne westerse beeldhouwkunst. Zijn beelden zijn figuratief, maar ook geabstraheerd; bovendien hebben ze kubistische en expressionistische kenmerken. De kunstenaar genoot in het naoorlogse Nederland een enorme populariteit; hij exposeerde in alle grote musea met moderne kunst en kreeg opdrachten voor monumenten, steden en bedrijfsgebouwen. In 1954 bezocht Jan van der Togt samen met architect Hugh Maaskant de beeldhouwer in zijn Parijse atelier. Ze wilden hem vragen een gevelkunstwerk te maken voor de nieuwe Tomadofabriek in Etten-Leur. Zadkine had daar wel oren naar en bezocht op zijn beurt de bouwplaats in Etten-Leur. In 1955 werd zijn gestileerde reliëf met fabrieksarbeiders aan de voorkant van de fabriek gemonteerd (zie p. 21). Voor zijn eigen collectie kocht Jan van der Togt dit beeld De drie gratiën, waarschijnlijk op de grote overzichtstentoonstelling die in 1954 in het Gemeentemuseum in Arnhem werd gehouden. Er bestaat ook een kleinere ebbenhouten versie van dit beeld, die zich bevindt in een particuliere collectie op Curaçao.
Ossip Zadkine (1890-1967) The Three Graces, 1950 Bronze, 77 x 35 x 18 cm
Artist Ossip Zadkine was born in Russia, but left his fatherland at a young age to train in arts and crafts in England, before leaving for Paris in 1910. There, he became part of the artists’ colony in Montparnasse, and decided to settle there. In view of his Jewish background, he fled to the United States during the Second World War. After returning to Europe he saw the devastation in Rotterdam while travelling through the city by train. He later recorded this in his famous monument The Destroyed City, erected to commemorate the bombing of Rotterdam on 14 May 1940. Zadkine became one of the masters of modern western sculpture. His work is both figurative and abstracted, and it also features cubist and expressionist elements. He was hugely popular in the post-war Netherlands, exhibiting in all the major museums of modern art, and receiving commissions for monuments, public spaces and corporate buildings. In 1954 Jan van der Togt and architect Hugh Maaskant visited the sculptor at his Paris workshop to ask him to create a sculpture for the façade of the new Tomado factory in Etten-Leur. Zadkine was interested, and he visited the construction site in Etten-Leur. In 1955 his stylised bas-relief of factory workers was mounted on the front of the factory (see p. 21). Jan van der Togt bought The Three Graces for his own collection, probably at the major retrospective held in 1954 at the municipal museum in Arnhem. There is also a smaller version of this sculpture in ebony, which is in a private collection in Curaçao.
114
115
116
117
De belangrijkste technieken om glas te bewerken Main techniques for working with glass Glas Glas bestaat uit een mengsel van zand, kalk en soda, dat bij een temperatuur van circa 1450˚C vloeibaar wordt en in verschillende vormen te manipuleren is. Met speciaal gereedschap kan het eenmaal afgekoelde glas worden gedecoreerd, gegraveerd, gezaagd, gelijmd en geslepen.
Glass Glass is made of sand, lime and soda heated to approx. 1450˚C so that it becomes molten and can be manipulated into a host of different shapes. Once cooled, glass can be decorated, engraved, cut, ground and glued using a variety of special tools.
118
119