NOLA HATTERMAN GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
SAMENSTELLING ELLEN DE VRIES
NOLA HATTERMAN GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
SAMENSTELLING ELLEN DE VRIES WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE
Inhoud 6
Woord vooraf Ronald Venetiaan oud-minister van Onderwijs en Volksontwikkeling en oud-president van de Republiek Suriname
11
Woord vooraf Rein Wolfs directeur Stedelijk Museum Amsterdam
13
Inleiding Kunst als levenswerk Nola Hatterman: betwist en bewonderd Ellen de Vries
23
Nola Hatterman: een ‘blanke’? ‘Nee, een “blanke” associeer je naar mijn gevoel met een bepaalde mentaliteit en die is mij vreemd!’ Stephan Sanders
31
84 Lou Drenthe in de spotlights De kracht van het tekstbord Ellen de Vries m.m.v. Eline de Jong
88 De toekomst Na fesie! Marieke Visser
93 ‘De waardering van de kunst begint bij de herkenning’ Ideologieën in de Surinaamse beeldende kunst Priscilla Tosari
103 Afro-Surinaamse schoonheid Power en heldendaden op doek Bart Krieger
‘Prestatie is één van de wapens’ 121 Kleur in nuanceringen Nola Hatterman: Modernist, avonturier, levensgenieter en Een meerstemmig verhaal idealist met een missie over Nola’s werk Esther Schreuder
65
‘We are here because you were there’. Gedeeld verleden, gedeelde kunstgeschiedenis
Marieke Visser
147 ‘Ik vind gekleurde mensen nu eenmaal mooi’ Over Nola Hattermans portretlust
Kitty Zijlmans
76
Uitstapjes naar het surrealisme Jazzzzz
Lizzy van Leeuwen
168 Tijdlijn Ellen de Vries en Myra Winter
Esther Schreuder 176 181 183 184
Literatuur Over de auteurs Dankwoord Colofon
WOORD VOORAF
Binnendringen in het denken en voelen van Nola Hatterman is geen eenvoudige opgave. In de hedendaagse generaties van kunstenaars, kunstcritici en kunsthistorici, ideologen, politici en activisten, zijn er bijna geen mensen meer over die Nola echt hebben meegemaakt. Van de laatste groep van kameraden uit haar Amsterdamse jaren zijn in 2020 nog twee strijdmakkers van toen – de heren dr. Jules Sedney en dr. Eugène Gessel – heengegaan. Vertrokken naar daar waar Nola nu vertoeft, of naar een eigen deel van de kosmos. Het gaat tenslotte om een vrouw die in 1899, dus meer dan een eeuw geleden geboren is. Het eerste deel van haar leven voltrok zich in het koude klimaat van Amsterdam, tenminste voor zover het de natuur betrof. Voor wat de mens ervan maakte, was de stad een heet broeinest van koloniale uitbuiters, nazi’s, Jodenhaters, NSB’ers en jagers op communisten. In dit klimaat van het door de wereldmachten voorbereiden en voeren van de Tweede Wereldoorlog en het kille klimaat van de daarop volgende Koude Oorlog, moesten de progressieve activisten een weg forceren voor hun strijd in het verzet, hun strijd voor de rechten van de vrouw, van de arbeider en van de zwarte mens. De route die Nola in deze woelige sfeer gekozen heeft is welbekend, dankzij het werk van de cultuurhistorici, kunsthistorici en - critici, analisten en schrijvers als Ellen de Vries. Het dilemma dat De Vries in de inleiding van dit boek aangeeft zelf te ondervinden, heeft haar geleid naar het bundelen van de beschouwingen en analyses vanuit een aantal uiteenlopende visies op de drijvende kracht in het leven van Nola en op de geest die zij vereeuwigde in haar schilderstukken. De gebeurtenissen in het leven van Nola en haar waarneembare gewoontes zijn natuurlijk eenvoudig te beschrijven. Bijvoorbeeld de informatie, dat Nola van dansen hield. Ik noem speciaal haar liefde voor de dans, want zo heb ik haar inderdaad voor het eerst mee mogen maken. 0p een dansfeest in een donkere zijsteeg van de Gemenelandsweg aan de rand van Paramaribo. Zij was constant op de dansvloer, nou ja op de aangestampte donkere zandgrond tussen twee woningen op het erf. Zwarte jongemannen met hun bezwete lichamen moedigden elkaar aan. Ga haar halen. Ze danst met iedereen. Dat was niet wat de gevestigde orde van blanken en bruinen en
NOLA HATTERMAN
6
Drs. R. R. Venetiaan, oud-minister van Onderwijs en Volksontwikkeling (1973-1980, 19881990) en oud-president van de Republiek Suriname (1991-1996, 2000-2010)
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
zwarten in Paramaribo verlangden van een blanke vrouw in hun stad. In het hete vochtige klimaat van de hoofdstad van Suriname, trof Nola de kille sfeer van afwijzing om haar gedragingen, haar uitgesproken oriëntatie op de zwarte mens en haar linkse sympathieën. Zelfs bij haar Amsterdamse kameraden vond zij niet de warmte die zij deelden in het koude Europa. De kameraden waren nu echtgenoten en huisvaders geworden. Iedereen had zijn eigen maatschappelijke verplichtingen, sommigen waren inmiddels stevig ingebed in de vroeger door hen afgewezen bovenlaag van de samenleving. Over de achtergronden van het ontslag van Nola door het Cultureel Centrum Suriname (CCS) zal nader onderzoek moeten plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor wat door sommigen gezien wordt als breuk tussen Nola en sommige van haar pupillen op grond van verschil in ideologie en artistieke oriëntatie. Ten eerste komt het ontslag in een periode waarin de opleiding van tekenleraren werd opgenomen in een instituut met docenten die beschikten over officieel erkende diploma’s, inclusief erkenning van het pedagogisch en didactisch deel van hun lesbevoegdheid. Nola beschikte niet over die officiële bevoegdheden. Waarom men haar niet gehandhaafd heeft voor de kunstopleiding is een vraag. Er werd op het CCS dat zich moest richten op de bevordering van de Nederlandse cultuur, wel de Surinaamse Academie voor Beeldende Kunsten (SABK) opgericht. Ten tweede is het niet verwonderlijk dat studenten op een kunstopleiding op gegeven moment een eigen weg kiezen. Misschien tot teleurstelling van hun leermeester die op geestverwanten had gerekend. Nola richtte haar eigen Nieuwe School voor Beeldende Kunst (NSBK) en Jules Chin A Foeng zijn eigen Nationaal Instituut voor Kunst en Kultuur (NIKK), een nationalistische en socialistische tegenhanger van de SABK op. De drie instituten hadden – afgezien van de ideologische verschillen – alle tot doel de artistieke en technische vorming van beeldende kunstenaars. Ze vloeiden tenslotte samen in het Nola Hatterman Instituut. Wie lesbevoegdheid wou hebben, ging daarvoor naar het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL). Het CCS heeft aan Nola wel eer laten betonen met een decoratie in 1973 bij de viering van het eeuwfeest van de Hindostaanse immigratie. Bij de viering in 1978 van het jubileum van de Afschaffing van de Slavernij in Suriname, was de Decoratie GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
7
NOLA HATTERMAN
Commissie kennelijk niet bereid mee te werken om haar nogmaals te eren. Op aandringen van de toenmalige minister van Onderwijs en Volksontwikkeling R.R. Venetiaan werd toch achteraf een gebaar gemaakt, zij het niet bij bevordering op een gepast, hoger decoratieniveau. Het is niet zeker of de Commissie in dit geval afkeer toonde ten opzicht van Nola, van haar oriëntatie op de Afrikaanse Surinamers of afkeer ten opzichte van de minister die met de voordracht kwam. Nola bleef Nola Hatterman, ze trok steeds verder op de door haar uitgestippelde weg. Of was er meer sprake van voorbestemming in een route die zij volgde? Met als eindpunt het homogeen zwarte Marrondistrict Brokopondo. De bijdragen in dit boek Nola Hatterman. ‘Geen kunst zonder kunnen’, zijn rijk aan geboden informatie, rijk aan diepgaande analyses, sommige met een scherp oordeel als eindconclusie. De kunstenares Nola zal wel reeds heel vroeg geweten hebben dat haar kunstwerken, inclusief haar levensloop, geen alleeneigendom meer zijn, zodra zij gedeeld zijn met het publiek. Dus lees, leer en oordeel zelf als je dat nodig vindt. Paramaribo, december 2020
Nola met Surinaamse hoofddoek
NOLA HATTERMAN
8
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
9
NOLA HATTERMAN
Anneke van der Feer en Nola Hatterman (rechts) tijdens het inrichten van de voorjaarstentoonstelling van De Onafhankelijken in het Stedelijk Museum, collectie Stedelijk Museum Amsterdam
NOLA HATTERMAN
10
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
WOORD VOORAF
Rein Wolfs, directeur Stedelijk Museum Amsterdam
Er is een bekende foto van Nola Hatterman, uit 1931. De foto is gemaakt in het Stedelijk Museum, tijdens de voorbereidingen van de voorjaarstentoonstelling van kunstenaarsvereniging ‘De Onafhankelijken’. Hatterman staat op een trapje en slaat, in opperste concentratie, een spijker in de muur. Achter haar staat schilder Anneke van der Feer, klaar om het op te hangen werk aan te reiken. Het is een foto die past bij Hatterman, een vrouw van actie, die in 1953 naar Suriname vertrok en daar een kunstopleiding opstartte. Een kunstenaar met uitgesproken opvattingen over kunst, politiek en het bevorderen van artistiek talent. Hattermans werken behoren tot de favorieten van de bezoekers van het Stedelijk. Haar schilderij Louis Richard Drenthe/Op het terras beschouwen we als een hoogtepunt uit de collectie, en haar werk hangt met grote regelmaat op zaal. In de afgelopen decennia is Hattermans status gegroeid van kunstenaar wier werk moest worden opgediept uit stoffige kantoren tot hoogtepunt in museale collecties. Dat is niet in het minst het resultaat van het diepgravende onderzoek van Ellen de Vries, die met veel toewijding heeft gewerkt aan het in kaart brengen van Hattermans leven en werk. Dat werk maakt het voor onderzoekers, kunstenaars en instellingen als het Stedelijk mogelijk om het werk van Hatterman de plaats te geven die het verdient, maar ook om vanuit daar weer verder te kijken – zoals naar ontwikkelingen in de moderne Surinaamse kunst in de tentoonstelling Surinaamse School. Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam, naar Surinaamse kunstenaars die nog niet goed vertegenwoordigd zijn in de collecties van musea, en naar de invloed van kolonialisme en imperialisme op beeldende kunst in de voormalige Nederlandse koloniën. Ik ben dan ook verheugd dat dit boek er nu ligt, met diepgravende bijdragen die het oeuvre van Hatterman vanuit uiteenlopende perspectieven belichten. Amsterdam, november 2020
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
11
NOLA HATTERMAN
Na fesie (De toekomst) (detail)
NOLA HATTERMAN
12
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
INLEIDING
ELLEN DE VRIES
KUNST ALS LEVENSWERK NOLA HATTERMAN: BETWIST EN BEWONDERD
Bijna uitsluitend portretten van zwarte mensen hingen er. Ook ‘het groote portret van den man voor zijn café’. Dat getuigde zowel door zijn expressie als compositie en kleurencombinatie van ‘diepe innerlijke beschaving en smaak’, zoals de recensent van het Algemeen Handelsblad opmerkte in de krant van 8 maart 1939. Dat voorjaar van 1939 vierde de schilderes Nola Hatterman (18991984) triomfen met haar eerste solotentoonstelling bij de Vereniging Oost en West in het Victoria Hotel in Amsterdam. De titel luidde: West-Indische portretten door Nola Hatterman. Journalisten ondervroegen ‘mejuffrouw Hatterman’ over haar voorkeur voor het schilderen van ‘de zwarte mensch’. ‘Wat ik wil is zwarte menschen weergeven in al hun individueele schakeringen en ingeschakeld in de moderne samenleving,’ antwoordde ze met een verwijzing naar de steretype afbeeldingen van ‘West-Indiërs’, waarop het publiek zo vaak was getrakteerd.1 Collega’s die haar doorzaagden over haar keuze, antwoordde ze gevat: waarom schilder jij alleen maar ‘blanken’?2 Hatterman was afkomstig uit een koloniaal milieu en het is niet ondenkbaar dat een schuldgevoel mede ten grondslag lag aan haar kruistocht.3 Ze verzuchtte ooit – doelend op de periode van slavernij – dat er heel wat viel goed te maken.4 Maar ook oprechte bewondering voor mensen met een andere kleur speelde daarin mee, zoals is af te leiden uit haar herinneringen aan de Indische kinderen uit haar jeugd op wie ze zo graag wilde lijken. Hatterman propageerde in Nederland een zwart schoonheidsideaal in een tijd waarin dat niet gebruikelijk was. Toch waren Surinaamse schildersmodellen destijds zeer geliefd. Zij waren des schilders ‘nieuwigheid’, merkte de kunstrecensent Albert Plasschaert op in De Groene Amsterdammer van april 1930. Voor Hatterman waren het geen anonieme passanten; schildersmodellen werden vrienden, soms minnaars, maar het was de musicus Louis Richard (Lou) Drenthe (19011990), de deftige heer op haar meest fameuze schilderij Op het terras,5 die haar de ogen opende voor de misstanden in de kolonie Suriname. Tot medio jaren ‘20 combineerde ze haar
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
13
NOLA HATTERMAN
INLEIDING
schildersbestaan met een toneelcarrière, maar koos toen definitief voor de beeldende kunst. Hatterman maakte in de jaren ’30 kennis met zwarte, Surinaamse communistisch gezinde activisten als Anton de Kom en Otto Huiswoud en sloot een bondgenootschap met jonge Surinaamse studenten als Eddy Bruma, Eugène Gessel, Hein Eersel en Jules Sedney die na de Tweede Wereldoorlog de oceaan overstaken om in Amsterdam te komen studeren. Allen waren voorvechters van een onafhankelijk Suriname. Binnen de drukbezochte Vereniging Ons Suriname vormde dat een vast gespreksonderwerp. Was het niet dáár, dan ontmoette Nola Hatterman ze wel op de bijeenkomsten van de culturele beweging Wie Eegie Sanie (Ons eigen ding), dat herwaardering voor de eigen cultuur en geschiedenis hoog in het vaandel droeg. Soms vonden die bijeenkomsten plaats in haar huis aan de Falckstraat in Amsterdam. ‘Wij waren Surinamers en Suriname betekende alles voor ons’, vatte ze het kernachtig samen. Het was Anton de Koms boek Wij slaven van Suriname, dat haar op het idee bracht voor haar vierluik over slavernij en marronage.6 Met nieuwe staatkundige vernieuwingen in het vooruitzicht – binnenlandse autonomie in 1954 – reisde ze in 1953 in het kielzog van de Surinaamse studenten die terugkeerden naar hun moederland naar Suriname. Eugène Waaldijk stak haar in De West Indiër van april 1953, kort voor haar vertrek, vele veren op de hoed.7 Ze is een ‘blanke’ die de ‘gekleurde mentaliteit’ kent, die zwarte mensen mooi vindt ‘en met haar penseel hun harten weet te beroeren… welk een grote blanke! Haar werk is daarom een voor eeuwig geschilderd visum geworden, tot iedere gekleurde gemeenschap’, aldus de schrijver, die tevens voorzitter was van de Vereniging Ons Suriname. Gessel constateerde in 2016 in een terugblik nuchter: ‘We zagen in Nola een welkome medewerkster die onze staatkundige ideeën onderschreef en haar isolement in Nederland door deze keus als uitdaging heeft aanvaard.’ Sedney, die het in 1969 bracht tot premier van Suriname, bewonderde in retrospectief haar moed om zich uit te spreken voor de zwarte mens en diens strijd.8 Noch Waaldijk noch Hatterman kon vermoeden dat de eeuwigheidswaarde van
NOLA HATTERMAN
haar visum beperkt houdbaar was. In het postkoloniale debat dat nu in Nederland woedt hebben begrippen als appropriatie, geprivilegieerdheid, witte dominantie en superioriteitswaan hun intrede gedaan. Anno nu zou Hatterman wellicht hoon ten deel zijn gevallen in haar geboortestad Amsterdam. Zeer denkbaar is evenwel, dat – had ze nu geleefd, – ze vooraan had gelopen bij de Black Lives Matter-protesten. Eenieder die het gewaagd had ook maar de eerste medeklinker van het n-woord uit te spreken, zou ze er vast en zeker van langs hebben gegeven. Om over Zwarte Piet nog maar te zwijgen, die was sinds de onafhankelijkheid van 1975 al een ongewenste vreemdeling in Suriname. Hatterman begon met lesgeven. Aanvankelijk kon Hattermans werk in Suriname rekenen op bijval en waardering. Maar eind jaren ’60 en begin jaren ’70 kwam de jongere generatie kunstenaars mede onder invloed van hun opleiding in Europa en de wereldwijde studenten- en protestbewegingen in opstand tegen het gevestigde kunstklimaat, dat Hatterman en haar opleiding belichaamden. Haar nadruk op techniek en haar afkeer van abstractie – ‘geklodder’ – leidden tot protest.9 Binnen het nieuw ontwaakt nationalistisch bewustzijn stond bovendien haar positie als ‘buitenlandse’ directeur ter discussie. Een beeldenstorm deed de kunstwereld op zijn grondvesten schudden. Die maakte dat er in Suriname ook wat viel te kiezen als het ging om kunstonderwijs. Ook haar (politieke) banden met vooral de Afro-Surinaamse bevolkingsgroep – stammend uit de Amsterdamse periode waarin strijd tegen discriminatie en kolonialisme hen samenbond10 – leidde hier en daar tot wrevel bij de jongere generatie die juist het multiculturele karakter van de Surinaamse samenleving wilde benadrukken. Of de vraag onder Surinamers toen ooit aan de orde is geweest of Hatterman wel zwarte mensen ‘mocht’ schilderen, weet ik niet, maar het lijkt mij sterk. In de jaren ’50 was het de nationalistische dichter Dobru in Suriname die de loftrompet over haar stak. Waaldijks woorden weerklonken in die van Dobru, toen hij over Nola’s eerste tentoonstelling in Paramaribo opmerkte, dat het tot Nola Hatterman had geduurd voordat Surinamers
de schoonheid van de Afro-Surinamer ontdekten. Voordien was sprake van een karikatuur. ‘Nola’s eerste tentoonstelling was voor velen een openbaring.’ Eindelijk waren Afro-Surinamers ‘mooi.’ Hij zal andere Surinaamse kunstschilders daarmee ongetwijfeld tekort hebben gedaan, maar het tekende zijn waardering voor haar. In 1971 zou hij het voor haar opnemen, toen het bestuur van het Cultureel Centrum Suriname haar ontsloeg vanwege haar hoge leeftijd, haar vermeende verouderde lesmethoden en de voortdurende (school) strijd met enkele van haar oud-leerlingen onder wie Jules Chin A Foeng en Ruben Karsters. Dobru: ‘Nola Hatterman is niet iedereen. Nola heeft geschiedenis gemaakt in ons land, wat de schilderkunst aangaat.’ En hij berispte de geldschieter van de kunstopleiding: de Nederlandse Stichting voor Culturele Samenwerking met Suriname en de Nederlandse Antillen (Sticusa). ‘Alsof de Stikusa [sic] hier voor ons moet bepalen wat voor ons land goed is. In elk geval heeft al het goede werk dat Nola voor onze kultuur heeft verricht, de heren van het CCS-bestuur niet eens ertoe kunnen verleiden haar behoorlijker te behandelen.’11 Nola ging niet bij de pakken neerzitten, maar stichtte een particuliere school, De Nieuwe School voor Beeldende Kunst, waar nog talloze kunstenaars zouden worden opgeleid. Verschillende Surinaamse professionals en collega’s traden op als docent. Een van hen was de medeoprichter van de school, de balletdanser Percy Muntslag, die er de lessen bewegingsleer en -expansie verzorgde.
14
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
Toen de ideologische strijdbijlen al lang begraven waren, Suriname het koloniale juk van zich had afgeschud en de banden met Sticusa waren verbroken,12 ontving Hatterman in 1978 een ridderorde voor haar verdiensten op cultureel gebied. Het was onderwijsminister Ronald Venetiaan, de latere president, die haar de onderscheiding opspelde. Anno 2020 is Hatterman bijgezet in de annalen van de Surinaamse (kunst) geschiedenis. Dat laat zich misschien het best aflezen aan de naamgeving van een van de twee kunsacademies in Paramaribo: de Nola Hatterman Art Academy (voorheen het Nola Hatterman Instituut), die nog steeds
INLEIDING
Meisje, 1935 of eerder olieverf op doek, 60 x 50 cm collectie Stedelijk Museum Amsterdam
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
15
NOLA HATTERMAN
Stilleven met rode kam (detail)
NOLA HATTERMAN
56
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
57
NOLA HATTERMAN
STILLEVENS
Stilleven met appel, 1935 schilderij, 60 x 75 cm collectie Stedelijk Museum Amsterdam
NOLA HATTERMAN
58
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
STILLEVENS
Stilleven (met borstplaat), 1929 olieverf op doek, 65 x 50 cm collectie Museum Arnhem (in bruikleen van Stedelijk Museum Amsterdam)
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
59
NOLA HATTERMAN
STILLEVENS
Vuurpijlen in glazen vaas, 1928 olieverf op doek, 61x 45 cm collectie Stedelijk Museum Amsterdam
NOLA HATTERMAN
60
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
STILLEVENS
Stilleven met appels, 1941 Olieverf op doek, 51 x 65 cm collectie Stedelijk Museum Amsterdam
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
61
NOLA HATTERMAN
STILLEVENS
NOLA HATTERMAN
62
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
STILLEVENS
Stilleven met tulpen, 1932 olieverf op doek, 100 x 80 cm collectie Stedelijk Museum Amsterdam
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
63
NOLA HATTERMAN
NOLA HATTERMAN
64
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
KITTY ZIJLMANS
GEDEELD VERLEDEN, GEDEELDE KUNSTGESCHIEDENIS
‘WE ARE HERE BECAUSE YOU WERE THERE’ 1
Originele inkt-tekening van illustratie voor het tijdschrift Soela, 1962, nr 3 collectie familie Baag
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
65
In de voorbereiding van deze publicatie werd ik regelmatig verrast door zip-bestanden met foto’s van onlangs opgedoken werk van Nola Hatterman.2 Het bestaande oeuvre was redelijk omvangrijk, maar er was dus nog veel meer: voornamelijk werken op papier, een stortvloed van portretten, tekeningen van koppen, (naakt)figuren, landschappen, stillevens, schetsen, aquarellen, met flarden van tekeningen of blaadjes zo uit het tekenalbum gescheurd, soms duidelijk aangevreten door vocht. Ook zaten er schetsboekjes tussen met daarin tekeningen, dagboekfragmenten en gedichten. Scrollend door de ongesorteerde afbeeldingen en de toevallige ordening bracht het me de ideeën van de Duitse kunsthistoricus en cultuurtheoreticus Aby Warburg (1866-1929) in herinnering. Op losse panelen (her)schikte Warburg niet alleen een enorme hoeveelheid afbeeldingen van kunstwerken, artefacten en gebouwen uit culturen over de hele wereld, maar ook grafieken en illustraties uit kranten en tijdschriften. Hij sorteerde associatief op vorm, kleur en beeldritme, zonder zich te bekommeren om kunsthistorische kaders, chronologie, tijdperken, culturen of stijl. In deze Mnemosyne Beeldatlas liet hij zich vrijelijk leiden door vormovereenkomst. Hij vroeg zich af of er uit de opdoemende verbanden nieuwe categorieën zouden zijn te destilleren. Ook zo’n computerscherm vol met thumbnails van werken heeft soms dat effect. Nu suggereer ik niet dat deze toevallige ordeningen te vergelijken zijn met Warburgs labyrint van beeldstructureringen, maar wel wat de kracht is van ordeningen die niet gedicteerd zijn door vooraf bepaalde structuren, zelfs niet binnen het oeuvre van één kunstenaar. Ook het verhaal van Nola Hatterman valt op vele manieren te vertellen. Of omdat nieuw gevonden werk aanleiding geeft tot een nieuwe lezing van haar kunstenaarschap, of, en daarop richt ik mij in deze bijdrage, omdat haar werk en persoon in nieuwe verbanden opnieuw kan en moet worden bekeken vanuit de idee van een gedeeld verleden, als ‘intersecties’ van perspectieven op haar werk(zaamheden). Wat is Hattermans plaats in de kunstgeschiedenis? En welke kunstgeschiedenis bedoelen we dan? Hatterman figureert niet in algemene
NOLA HATTERMAN
GEDEELD VERLEDEN, GEDEELDE KUNSTGESCHIEDENIS
kunsthistorische overzichtswerken, ook niet in die van Nederland, voor zover die er al zijn. Wel zien we haar genoemd in boeken en catalogi die specifiek over Suriname gaan, zoals Beeldende Kunst in Suriname. De twintigste eeuw. Kunsthistorica Lia Ottes schreef in 1999 een doctoraalscriptie over haar leven en werk, in 2002 in bewerkte vorm verschenen in Desipientia, Myra Winter publiceerde in 2003 een mooi artikel in de bundel Kunsten in Beweging 1900-1980 en in 2008 verscheen een biografie van Hattermans leven van publicist Ellen de Vries.3 Onder de huidige roep om meerstemmige vertellingen, om mét en niet over ‘de ander’ te
spreken, de kunstgeschiedenis, musea en archieven te dekoloniseren, het Nederlandse slavernijverleden te erkennen, institutioneel racisme onder ogen te zien en de uitstraling van de Black Lives Matter-beweging, moet er opnieuw gekeken worden naar de kunstgeschiedenis van Nederland. En wel als een kunsthistorie die is gevormd door eeuwenlange uitwisseling met en input van andere culturen, inclusief de eeuwenlange transfer van cultuurproducten, kunstwerken, ideeën en mensen – met als zwart dieptepunt de transAtlantische slavenhandel, zoals uitvoerig belicht in de onlangs uitgekomen bundel De Slavernij in oost en west (2020).4 In deze
bijdrage ga ik in op kunstgeschiedschrijving tussen verschillende culturen in, met Hatterman als ijkpunt. Nola Hatterman was een kunstenares die in 1899 in Nederland werd geboren en in 1953 naar Suriname vertrok waar ze tot haar dood is gebleven. Ze hield hartstochtelijk veel van het land en zijn bewoners, zoveel wordt duidelijk uit De Vries’ portret van de kunstenares. Zij is ‘kind’ van twee van culturen5 en daarmee ook een schakel tussen de landen, maar zo vinden we haar niet terug in kunsthistorische vertellingen. Suriname speelt geen rol in de kunstgeschiedenis van Nederland en dat zou wel het geval moeten zijn. In mijn bijdrage
66
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
Atelier aan de Falckstraat 9, Amsterdam collectie familie Baag
NOLA HATTERMAN
GEDEELD VERLEDEN, GEDEELDE KUNSTGESCHIEDENIS
aan deze publicatie wil ik dit perspectief exploreren aan de hand van een aantal concepten, waaronder de histoire croisée. Hatterman is maar matig bekend in Nederland en verdient meer aandacht. Zij is een belangrijke schakel geweest tussen Nederland en Suriname, een gebied dat eeuwenlang onder de koloniale macht van Nederland gebukt ging. Er is in Nederland verbluffend weinig aandacht voor de kunst van de voormalige koloniën – dit gaat evenzeer op voor het Caribisch gebied en Indonesië – terwijl die gebieden eeuwenlang nolens volens met elkaar, weliswaar in een asymmetrische verhouding, verbonden zijn geweest. Waarom zien we deze gedeelde geschiedenis niet terug in de kunstmusea en de kunstgeschiedenis? Onze kunst (wie is ‘ons’?) vinden we in kunstmusea, die van hen (‘de ander’) in musea van volkenkunde. Ook al ressorteren deze musea in Nederland sinds enige tijd onder de titel Nationaal Museum van Wereldculturen, daarmee is de scheiding tussen ‘wij’ en ‘zij’ nog niet opgeheven, omdat in deze musea de Europese culturen ontbreken. Voorts vinden we tegenwoordig slechts mondjesmaat wat (moderne en hedendaagse) kunst van kunstenaars uit Indonesië, het Caribisch gebied en Suriname in de kunstmusea. De eeuwenlange verbondenheid van deze gebieden met Nederland – niet omdat zij daarom gevraagd hadden destijds – impliceert een gedeeld verleden, een gedeelde geschiedenis en derhalve ook een gedeelde kúnstgeschiedenis. Hatterman is exemplarisch voor deze vervlechting. Zij had oprechte belangstelling voor Suriname en zijn cultuur, en als persoon en in haar werk is zij voor de kunstgeschiedenis van Suriname, maar ook voor die van Nederland van belang geweest. Met het belichten van haar artistieke werk en rol als kunstdocent, met als uitgangspunt een histoire croisée – waar twee partijen elkaar ontmoeten veranderen beide partijen – kan een meer inclusieve kunstgeschiedenis tot stand worden gebracht. Dat betreft zowel het aandeel van de vrouw (Nola Hatterman is een case in point, zij was in de woorden van Myra Winter een ‘trait d’union, de luchtbrug die Surinaamse kunstenaars naar Nederland en Europa bracht’6), als die van de voormalige koloniën.
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
Vluchtende slavin (ook wel Moeder van Boni), 1967 olieverfschilderij, 193 x 100 cm collectie Republiek van Suriname, foto William Tsang
67
NOLA HATTERMAN
NOLA HATTERMAN
114
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
Zonder titel en jaartal (vermoedelijk Frans Guyana) (detail)
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
115
NOLA HATTERMAN
STADSGEZICHTEN
Kreek in Brokopondo, 1982 olieverf op doek, 39 x 29 cm particuliere collectie
Stadsgezicht Paramaribo (achter Fort Zeelandia) 39 x 29,4 cm particuliere collectie, foto Fritz Arntzen
Zonder titel en jaartal (vermoedelijk Frans Guyana) krijt?, 47,5 x 35,7 cm collectie familie Baag
NOLA HATTERMAN
116
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
STADSGEZICHTEN
Londen, 1950 aquarel, 52,4 x 44,3 cm collectie familie Baag
Palais de danse (Scheveningen), ca. 1951 tekening, 46,7 x 57,9 cm collectie familie Baag
Falckstraat 1-9, 1946 potloodtekening, 48,5 x 63,5 cm
Nieuw Stadsgedeelte (ook wel Stadsgezicht), 1931 lithografie, 38,7 x 59,8 cm
collectienr. 010097015101, collectie Stadsarchief Amsterdam
collectie Rijksprentenkabinet van het Rijksmuseum Amsterdam
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
117
NOLA HATTERMAN
STADSGEZICHTEN
Stadsgezicht, zonder titel of jaartal tekening, 48,4 x 33,4 cm collectie familie Baag
NOLA HATTERMAN
118
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
STADSGEZICHTEN
Stadsgezicht, zonder titel en jaartal aquarel, 65 x 50 cm collectie familie Baag
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
119
NOLA HATTERMAN
NOLA HATTERMAN
120
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
MARIEKE VISSER
Ouroe sabieman foe liba. In hedendaags Sranantongo: owru sabiman fu liba. De Nederlandse vertaling daarvan luidt: de oude wijze man van de rivier. Niet veel mensen kennen hem, deze owru sabiman. Voor mij is hij een vertrouwd gezicht. Van boven mijn bureau kijkt hij in de verte, dwars door de muren heen, naar de Surinamerivier die langs ons huis in Boxel stroomt. Hij kijkt niet blij, maar ook niet onvriendelijk. Je ziet dat hij geen makkelijk leven achter de rug heeft. Maar hij is er. Hij lijkt te zeggen: ‘Mi de (Ik ben er). I’m sill standing.’ In 1950, of 1959, het jaartal op het schilderij is niet goed te ontcijferen, is hij vereeuwigd door Nola Hatterman. Op een ongedateerde foto van Nola’s werkruimte aan de Falckstraat in Amsterdam is dit schilderij te zien. Als ze het in Suriname heeft geschilderd, in 1959, dan is het daarna dus enige tijd in Nederland geweest. Maar misschien was het een portret van een van de Surinaamse passanten die in 1950 bij Nola over de vloer kwamen toen ze nog in Nederland woonde. Hoe het ook zij, rond 1980 kwam Nola met het schilderij bij mijn vader, Hans Visser, op kantoor. Die was toen directeur van het ingenieursbureau ILACO Suriname, gevestigd aan de Dr. J.C. de Mirandastraat 13 te Paramaribo. In die tijd woonde de inmiddels 80-jarige Nola al lang in Brokopondo en kwam ze af en toe naar de stad, ook om wat geld te verdienen met de verkoop van originele werken en van reproducties. Voor 500 Surinaamse guldens kocht mijn vader het portret. De oude wijze man zwierf weer verder. Van Suriname ging hij, in de voetsporen van mijn ouders, naar Nederland, daarna naar Bangladesh en Cambodja en toen weer terug naar Nederland. De laatste jaren hing hij in mijn moeders slaapkamer in Arnhem, waar zij in een onderonsje met hem besloot dat het tijd was voor hem om terug te keren naar de rivier. En zo kwam hij, de laatste keer dat mijn moeder in Suriname bij ons kwam, tevoorschijn uit haar koffer, eindelijk weer thuis, bij de Sranan liba. Enkele jaren na zijn terugkeer bel ik met mijn moeder, Frauke Visser-Laß, en vraag haar naar haar indrukken. ‘Er zit iets diepzinnigs in’, zegt mama. ‘Je ziet niet alleen de buitenkant, maar ook het innerlijk, de innerlijke wijsheid.’ Mijn zusje Eline vult aan: ‘Ik zie een bozige, treurige blik, vol zwaarte. Maar toch ook berusting en veerkracht. En trots!’ En dan vertelt Eline
EEN MEERSTEMMIG VERHAAL OVER NOLA’S WERK
KLEUR IN NUANCERINGEN
Stilleven (detail) collectie familie Baag
GEEN KUNST ZONDER KUNNEN
121
NOLA HATTERMAN