DHLOMO
WARMING-UP Het is Sinterklaas-tijd als Darius Dhlomo in 1958 vanuit Zuid-Afrika in Almelo arriveert om voor Heracles te gaan voetballen. Een cultuurshock in velerlei opzicht. Een witte man draagt zijn koffer als hij door een delegatie van het Heracles-bestuur wordt afgehaald op Amsterdam Centraal. En als hij aankomt in Almelo ziet het daar – zoals hij het zich later zal herinneren – ‘wit van de mensen’.
K
omend uit een door en door racistisch land wordt Darius niet veel later geconfronteerd met een mythische witte kindervriend, die het goede en goedgeefsheid vertegenwoordigt. Een ‘goedheiligman’, met aan zijn zijde kielzog een zwarte knecht, die ongehoorzame kinderen bang maakt en straft. Het zal een aantal jaren duren voordat Darius de stereotypische rollen omdraait. In 1965, als hij in de nadagen van zijn sportcarrière als student aan de Sociale Academie aan het werk gaat als jeugdleider in Hengelo, maakt hij daar in een buurthuis z’n opwachting als ‘Zwarte Klaas’. Met in zijn kielzog twee ‘Witte Pieten’. Met deze ludieke actie – die hij later op verschillende plaatsen in het land en ook voor de televisie zal herhalen – is Darius Dhlomo de eerste echte zwarte Sinterklaas in Nederland. Darius Dhlomo mag dan als voetballer in Almelo met open armen worden ontvangen, toch voelt den zwatn zich in de beginjaren soms ‘een wandelende kermis’. Terwijl hij Nederland zijn vele talenten – als voetballer, bokser en jazzmusicus – etaleert, volgt Darius via de media en berichten van familie en vrienden de ontwikkelingen in Zuid-Afrika op de voet. Daar zijn na zijn vertrek door het apartheidssysteem de tegenstellingen tussen zwart en wit steeds meer op scherp gesteld. Treurig dieptepunt is een bloedige botsing tussen zwarte betogers en een witte politiemacht in de township Sharpville in 1960, waarbij tientallen doden vallen door politiekogels. Voor Darius aanleiding om vanuit zijn nieuwe thuisland steeds duidelijker stelling te nemen tegen apartheid. Op zijn geheel eigen manier. Ludiek als het kan – zijn karakteristieke aanstekelijke lach is nooit ver weg – fel en niet mis te verstaan als het nodig is. Zijn optredens als ‘Zwarte Klaas’ zijn typerend voor de manier waarop de maatschappelijk betrokken Darius Dhlomo in het leven staat. Als het om racisme gaat, waarmee hij ook in Nederland wel degelijk te maken krijgt, gaat hij er nooit met gestrekt been in, maar zoekt in het debat altijd de nuance, de verbinding. Op het voetbalveld is dat wel eens anders geweest. Als hij in het shirt van Heracles wordt uitgescholden voor ‘zwarte nikker’, wordt de bokser en misschien ook wel zijn grote voorbeeld de roemruchte krijger Shaka Zulu in hem wakker en trakteert hij de tegenstander op een rechtse directe. En in interviews, opiniestukken, maar ook in talkshows op tv spreekt Darius zich ook wel degelijk klip en klaar uit tegen racisme in het algemeen en tegen apartheid in het bijzonder. Zijn niet aflatende strijd tegen de apartheid in Zuid-Afrika, plus zijn huwelijk met een wit Twents meisje zorgt er voor dat Darius Dhlomo, vanwege de daar geldende apartheidswetten, bijna 35 jaar lang niet terug kan naar zijn geboorteland. Pas nadat Nelson Mandela – tegen wie Darius in zijn jonge jaren in Zuid-Afrika nog heeft gebokst – is vrijgelaten, gloort er hoop op terugkeer. Als er in 1991 algehele
12
WA R M I N G - U P
amnestie is verleend aan alle tegenstanders van het apartheidsregime in binnenen buitenland, komt er ook voor Darius een einde aan zijn onvrijwillige ‘ballingschap’. Hij vertrekt in 1992 met hooggestemde verwachtingen. Misschien gaat hij zich wel definitief vestigen in Zuid-Afrika. Om te helpen met de wederopbouw van zijn geboorteland en een bijdrage te leveren aan het verzoeningsproces tussen de diep verdeelde witte en zwarte bevolking. Maar nog tijdens de emotionele trip, waarbij hij als sportheld en verloren zoon wordt onthaald, dringt het besef door bij Darius dat een definitieve terugkeer er niet in zit. Hij treft niet alleen een totaal veranderd land en volk aan, ook hij zelf is veranderd. Verwesterd, vernederlandst. Teveel een Tukker geworden, zelfs. Een zwarte Tukker, zoals hij zelf zegt, die een aantal jaren met trots het zwart-wit van Heracles droeg. Maar vervolgens ook de kleuren van andere clubs verdedigde en die geleidelijk aan leerde niet zwart of wit te denken, maar – zoals Frank Boeijen zingt – in de kleur van z’n hart. Als Darius Dhlomo in 2015 overlijdt keert hij, op zijn uitdrukkelijke laatste wens, toch nog definitief terug naar Zuid-Afrika. Na een imponerende afscheidsceremonie, met de allure van een staatsbegrafenis, wordt een deel van zijn as bijgezet in het graf van zijn zus op een begraafplaats in een voorstad van Durban. Een klein deel van zijn as blijft in zijn tweede vaderland, bij zijn dochters. Postuum wordt hem een hoge presidentiële onderscheiding toegekend, voor zijn verdiensten op het gebied van sport en cultuur. Hoewel hij zelf de publiciteit bepaald niet schuwde, blijven de vele talenten van Darius Dhlomo tijdens zijn leven toch wat onderbelicht. Zo moet hij genoegen nemen met een rol in de schaduw van zijn land- en teamgenoot, wiens korte voetbalcarrière in Almelo dankzij een boek van Tom Egbers werd opgeblazen tot welhaast mythische proporties: Steve Mokone, alias De Zwarte Meteoor. In 2022 krijgt Darius alsnog de hoofdrol die hem toekomt als zijn kleurrijke levensverhaal de leidraad vormt voor verschillende projecten van Cultuurbeweging GelijkSpel, waarmee thema’s als inclusiviteit en diversiteit onder de aandacht van een groot publiek worden gebracht.
13
EERSTE HELFT Darius Themba Mfana Dhlomo, het zesde kind in het gezin van een autospuiter en een wasvrouw, is geboren op 9 augustus 1931 in Durban, Zuid-Afrika. Zijn ouders doen er alles aan om hun kinderen vooruit te helpen in de wereld. Vader Elias werkt in een garage en staat ook, net als het hele gezin, thuis aan de tobbe, om zo wat extra’s te verdienen door de was te doen voor witten. Thuis wordt Zoeloe gesproken, maar moeder Paulinah Sitole heeft zichzelf Engels geleerd, vooral om gemakkelijker contacten te kunnen leggen. Ook met witten, want daar kunnen haar kinderen, hoopt ze, later misschien weer hun voordeel mee doen.
Zuid-Afrika, Durban, Baumannville De Dhlomo’s hebben het geluk dat ze zijn terechtgekomen in een gedeelte van de stad met eenvoudige arbeidershuisjes die schoon en licht zijn en zelfs voorzien van stromend water en een wc in de tuin. Deze wijk, Baumannville, vormt een betrekkelijke oase in het centrale deel van Durban, de grote havenstad aan de Indische Oceaan. Een lutherse dominee zwaait er de scepter en drukt ook zijn stempel op het gezin Dhlomo. Bijvoorbeeld als het gaat om de naamgeving van de kinderen. De man is ooit onder de indruk geraakt van het verhaal over de Perzische koning Darius I die vijf eeuwen voor het begin van de christelijke jaartelling zijn rijk hervormde, maar wel de verschillende provincies hun eigen bestuursvorm en tradities gunde. Op aanraden van de dominee krijgt het zesde kind van de Dhlomo’s bij de doop de naam van die vroege heerser uit een verre wereld. Darius zal zijn naam later eer aandoen. Hij zal een organisator worden, heersen op verschillende terreinen – het veld, de mat, het podium – en zijn grenzen verleggen, tot in Europa. En hij draagt zijn Zoeloe-namen ‘Themba’ en ‘Mfana’ met zich mee.
Baumannville, Durban, Zuid-Afrika: de plek waar Darius Dhlomo opgroeide.
16
EERSTE HELFT
Ook die passen bij de mfana, de jongen. Geloof, hoop en vertrouwen – vertalingen van het woord themba – zijn hem van nature eigen. Darius leert Durban en omgeving goed kennen, in al hun facetten. Hij gaat er zes jaar naar de lagere school, daarna naar de Inkamana Highschool in Vrijheid en doet een vooropleiding om rechten te kunnen gaan studeren in Fort Harare. Omdat hiervoor uiteindelijk het geld ontbreekt, besluit hij leraar te worden en daarvoor gaat hij naar het St. Francis College. Behalve zijn opvoeding, zijn opleidingen en zijn kennis van het Engels draagt Darius ook de lange traditie en de trots met zich mee van de Dhlomo’s, die behoren tot de Zoeloe’s. Vol geloof, hoop en vertrouwen stapt de jongen, mfana, Darius verder de wereld in.
Een Zoeloe In Darius’ omgeving wordt vaak verteld over Shaka Zulu1. In de negentiende eeuw onderwierp deze roemruchte koning en militair leider de omringende volkeren, waardoor een tamelijk ontwrichte situatie ontstond en sommige volkeren, of delen ervan, wegvluchtten. Volgens de overlevering doodde Darius’ grote held, nog geen twintig jaar oud, met zijn blote handen zelfs eens een luipaard. Shaka’s wil om te winnen en strategisch inzicht spreken de jonge Darius aan. De verhalen over Shaka Zulu neemt hij gretig in zich op en later probeert hij de levensfilosofie en de nieuwe gevechtsstrategieën van deze koning toe te passen in zijn eigen leven, vooral in de sport. Als voetballer en bokser bestudeert hij nauwlettend het voetenwerk van zijn tegenstanders, waarmee deze hem – indachtig de krijgsfilosofie – hun zwakte tonen. Van Shaka heeft Darius ook de ijzeren wil om te winnen, maar altijd met het besef dat je een gevecht of een wedstrijd kunt verliezen. En dat je van je verliezen kunt leren door ze grondig te analyseren. Het belangrijkste wat hij in zijn jeugd meekrijgt vanuit de Zoeloe-cultuur is respect en zelfrespect. Deze waarden worden gevoed door de rol die enkele leden van de familieclan spelen in zwart Zuid-Afrika.
Darius en de Dhlomo’s De oorsprong van de Dhlomo-clan ligt in de ‘vallei van de duizend heuvels’ tussen Durban en Pietermaritzburg, waar de rivieren de Umgeni en de Msunduzi elkaar ontmoeten. De familienaam Dhlomo is ontleend aan een gebied in de vallei, genaamd eMae khabeleni. Letterlijk: ‘plaats of huis van de Makhabela’, oftewel Dhlomoland. Daar, in een huis met de Zoeloe-naam Abendlu Encane, ‘Klein Huis’, stond de grootvader van Darius, een priester, met zijn dertien vrouwen aan de basis van de Dhlomo-clan.
17
Durban, een stad als een mozaïek
D
urban, de hoofdstad van de provincie Natal, telt in de jaren van Darius’ jeugd tussen de drie- en vierhonderdduizend inwoners. De stad is Engels georiënteerd vanwege de settlers uit het begin van de negentiende eeuw. Ongeveer een derde van de bevolking behoort in die tijd tot de witten, die bijna allemaal Europese wortels hebben; verder zijn er Aziaten, zwarten en kleurlingen. In de voorstad Durban North mogen geen niet-witten wonen en ook in het voorname Berea, gebouwd op de heuvels, zijn ze niet echt welkom. De havenstad aan de Indische Oceaan, in het zuidoosten van Zuid-Afrika, kent veel handel en industrie en is ook het spoorwegknooppunt voor een omvangrijk gebied. Bovendien wordt Durban steeds belangrijker als badplaats, met name in het winterseizoen. Het klimaat is mediterraan. De zomers zijn er heet en vochtig, maar ondanks het risico op malaria trekt de stad ook in die periode steeds meer toeristen.
West Street in Durban.
18
EERSTE HELFT
Een bijzonder gedeelte wordt gevormd door de enclave Baumannville, in het begin van de twintigste eeuw gesticht in een moerasachtig gebied ten zuiden van de rivier de Umgeni, in de oostelijke Vlei, op nog geen kilometer van de zee en vlak bij een vliegveld. Het gebied is iets minder dan veertig hectare groot en heeft de vorm van een vijfhoek, met aan de oostkant barakken die toebehoren aan de uitgever van het Indian Magazine. In het zuiden staan gebouwen van de spoorwegen, met opslagplaatsen voor steenkool; aan de westkant loopt de spoorlijn naar het noorden en in dat noorden ligt een braakliggend stuk grond dat eigendom is van de stad. Je kunt er alleen komen vanaf de zuidkant via de winderige Bulldog Road, en via het noorden, waar een weg vlak langs de gebouwen van de uitgever loopt. Er wonen ongeveer achthonderd mensen. Ze vormen een eiland vol Afrikaanse families in een archipel van duizenden Indiërs, en van Afrikaanse werklieden die in omringende barakken wonen, vooral aan de Somtseu Road. De stichting van Baumannville was een belangrijk moment in de geschiedenis van Durban. Zo lieten de stadsbestuurders zien dat ze zwarten accepteerden als stedelingen en niet langer als louter losse arbeidskrachten die zelf maar in hun onderdak moesten voorzien met allerlei primitieve bouwsels tot gevolg, overal buiten de stad. Het voordeel voor de gevestigde orde was bovendien dat de ongeregelde groepen mensen ook beter onder controle waren te houden. Eerst kreeg een grote groep ongetrouwde mannen een eigen plek, Somtseu geheten. Een paar jaar later, in 1915 en 1916, werden er op initiatief van het vooraanstaande gemeenteraadslid J.M.L. Baumann ook huizen gebouwd voor gezinnen. Het begin van Baumannville, zoals het eerste blok van zesendertig huizen en daarna ook de rest ging heten, lag vlak bij Somtseu. Het beleid van het stadsbestuur was erop gericht om hier – in hun ogen – fatsoenlijke gezinnen uit verboden of overvolle gebieden te vestigen. Het ging meestal om mensen met enige opleiding. Sommigen waren leraar of vertaler en gingen trouwen als ze een gezin wilden stichten. In 1928 stonden er honderdtwintig volledig ingerichte huizen. Later werden nog een kinderverblijf en een wasserij gebouwd. Hier en daar was een tuintje aangelegd. De eerste huizen werden gebouwd van rode baksteen; de latere waren wit – al bleven ze dat meestal niet lang, vanwege de dampen vanaf het spoorwegcomplex. Maar Baumannville bleef een plaats van hoop op vooruitgang.
19
Darius (bovenste rij, tweede van links) en leden van zijn clan, omstreeks 1950.
De jongste van deze echtgenotes, MaGasa, was een tante van de befaamde componist Reuben T. Caluza. Haar zoon Elias was de vader van Darius. Elias’ vrouw Paulinah werd evenals hij geboren in Kranskop, een klein plaatsje niet ver buiten Durban. Wanneer precies, dat was beiden onbekend, want hun geboortepapieren zijn verloren gegaan, evenals de datum van het huwelijk. De vele kinderen van de priester-grootvader gingen heel verschillende wegen. Darius’ vader Elias werd autospuiter. Twee van zijn broers, of eigenlijk halfbroers, Robert Dhlomo (1901) en Herbert Dhlomo (1903), gaven in de jaren veertig als journalist, schrijver en dichter voor het eerst een eigen, zelfbewuste stem aan de zwarte voorhoede van het moderne Zuid-Afrika. Thuisbasis van de Dhlomo-clan was een nederzetting bij Pietermaritzburg, de toenmalige hoofdstad en tweede stad van Natal, ten noordwesten van Durban. Ze kwamen terecht in een omgeving waar muziek, literatuur en onderwijs een belangrijke rol speelden. Herbert was een multitalent. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer kreeg hij de smaak van het lezen te pakken. Shakespeare had zijn bijzondere belangstelling. Hij vertolkte diens stukken op het toneel, maar ontpopte zich ook als zanger, pianist en violist én als sportman. Samen met zijn broer maakte Herbert, na een carrière in het onderwijs en het bibliotheekwezen, een tijdlang deel uit van de leiding van de Zoeloe-krant Ilanga Lase Natal, ‘de Zon van Natal’, die later fuseerde met The Bantu World in Johannesburg. Voor de krant schreef Herbert onder meer essays over de overgang van de traditionele zwarte Afrikaanse cultuur naar de
20
EERSTE HELFT
moderne tijd. De al genoemde Reuben Caluza, een tantezegger van Darius’ moeder, gold daarbij als een rolmodel. Caluza was in eigen land al een gevierde Zoeloe-componist toen hij een studiereis naar Amerika maakte. Terug in Durban was hij als musicus volledig ‘herboren’. Ver weg van zijn vaderland had hij de rijkdom, de betekenis, de boodschap, de grote variatie en het eminente belang van de traditionele Afrikaanse muziekvormen opnieuw ontdekt, terwijl hij tegelijkertijd moderne compositietechnieken bestudeerde. Herbert Dhlomo had een zwakke gezondheid en verbleef vanaf 1953 vanwege hartproblemen regelmatig in het ziekenhuis. Na een hartaanval kwam hij op 23 oktober 1956 te overlijden. In zijn korte leven had hij zo’n vijftien toneelstukken, honderden gedichten en talrijke artikelen en essays geschreven. Geschriften die onmiskenbaar hebben bijgedragen aan het zelfbewustzijn van de generatie zwarte Zuid-Afrikanen die opgroeide in het midden van de twintigste eeuw. Een generatie die zich uiteindelijk, mede geïnspireerd door mannen als Herbert en Robert Dhlomo, zou weten te bevrijden van het juk van de apartheid. Darius ziet zijn beide halfooms als helden, die hem sterken in zijn zelfbewustzijn. In Baumannville vindt het gezin waarin hij opgroeit een bedding om zich te ontwikkelen en vooruit te komen in de wereld, al sukkelen vader en moeder Dhlomo regelmatig met hun gezondheid. Zij overlijden relatief kort na elkaar: eerst, in 1948, vader Elias en daarna, in 1952, moeder Paulinah. De zes kinderen hebben dan hun weg al gevonden. De oudste drie zijn jongens. Cleopas werkt net als zijn vader in een autogarage. Levi wordt dominee. Harry is erg goed in zwemmen en cricket en wordt zwemtrainer. Na deze drie jongens worden er twee meisjes geboren, Irmgard en Myrna, die beiden werk vinden in de verpleging. Dan volgt Darius. Irmgard heeft al vroeg de rol van haar moeder aangevuld en overgenomen. Zij is de motor van het gezin en stimuleert haar broers en zus om opleidingen te volgen en kansen te grijpen.
Alleen bang voor kikkers Dagelijks moet Darius als kind met zijn vriendjes lopend, dwars door een witte buurt, naar de zwarte lagere school. ‘s Morgens heen, ‘s middags weer terug. Het is de kortste weg. Waar wel een ‘prijs’ voor moet worden betaald. Voortdurend moeten de zwarte jongens zich de pesterijen en soms ook handtastelijkheden van witte jongens in de buurt laten welgevallen. Tot Darius er op een goede dag genoeg van heeft. Met zijn vriendjes beraamt hij – naar zijn grote voorbeeld Shaka Zulu – een krijgsplan. Als ze uit school de vaste route door de witte buurt naar huis nemen, verbergen ze heimelijk een houten knuppel onder hun kleding. Wanneer een groep witte jongens hen zoals gebruikelijk vlak voor de grens van hun territorium opwacht om een robbertje te vechten, doen de zwarte jongens
21
Shaka Zulu
I
n het begin van de negentiende eeuw vormde de stam van de Zoeloes nog slechts een relatief onbeduidende bevolkingsgroep in zuidelijk Afrika. Onder stamhoofd en koning Shaka Zulu (circa 1787-1828) werd hun rijk door verovering en assimilatie echter enorm vergroot. Een kleine stam van circa 1.500 mensen groeide zo uit tot een grote natie van uiteindelijk miljoenen mensen. De strijd kostte echter vele honderdduizenden mensen het leven. Ook in de eigen gelederen vielen de nodige slachtoffers, want Shaka kende geen genade voor mannen die in zijn ogen laf waren geweest tijdens een gevecht. Als krijgsheer rustte hij zijn krijgers uit met wapens die pasten bij zijn ideeën. Hadden de Zoeloe-strijders aanvankelijk grote schilden en meerdere speren (assegaaien) die ze van een grote afstand naar hun tegenstanders wierpen, Shaka rustte hen uit met slechts één korte steekspeer, zodat ze altijd een wapen in handen hadden, terwijl hun tegenstanders zonder stonden, nadat ze hun speer hadden weggeworpen. Die strategie dwong de Zoeloe-krijgers tot man-tegen-man-gevechten en het nauwlettend bestuderen Shaka Zulu in de verbeelding. van de tegenstander. Door te kijken naar de stand van de voeten zochten ze naar de zwakke plekken in de verdediging. Shaka’s manschappen moesten hun leren schoeisel afzweren en lopen en vechten op blote voeten. Ze droegen kleine schilden om hun snelheid en wendbaarheid te vergroten. Wie na een veldslag zonder speer terugkeerde, werd zonder pardon gedood. In oktober 1827 overleed Shaka’s moeder Nandi. Het verlies was voor haar zoon ondraaglijk. Shaka kondigde een jaar van strikte rouw af, eerst nog in zijn eigen woongebied en daarna voor zijn gehele rijk. In die periode mochten geen gewassen worden gezaaid en mocht geen melk worden gedronken, hoewel dit het hoofdvoedsel van de Zoeloes was. Geen vrouw mocht zwanger worden op straffe van de dood. Degenen die niet genoeg rouwbeklag toonden werden gedood. Vele duizenden lieten het leven in dit duistere tijdperk – vermoedelijk ook de reden voor Shaka’s gewelddadige dood, een jaar later. Hij werd vermoord door zijn halfbroers Dingane en Mhlangana. Shaka’s koninkrijk bleef bestaan tot de oorlog met de Britten en ook zijn krijgskunst leefde voort, zoals ook nog weer eens bleek toen in 1879 de Engelsen werden verslagen in de historische Slag bij Isandlwana.
22
EERSTE HELFT
aanvankelijk net alsof ze op de vlucht slaan. Totaal onverwacht echter houden ze de pas in, halen hun knuppels tevoorschijn en gaan in de tegenaanval. De overdonderde witte jongens krijgen een flink pak slaag en blazen de aftocht. Voortaan kunnen Darius en zijn medescholieren ongehinderd en met opgeheven hoofd door vijandelijk gebied naar school. Op aanraden van zijn moeder gaat Darius veel om met oudere vriendjes, omdat hij het juist met kinderen van zijn eigen leeftijd nogal eens aan de stok krijgt. Hij moet zijn agressie – of is het levensdrift? – blijkbaar kwijt. Toch wordt later, als hij naam begint te maken als bokser, over hem gezegd dat hij vecht als een tijger, maar dat hij buiten de ring nog geen vlieg kwaad zou doen. Met zijn vriendjes is hij in zijn vroege jeugd regelmatig te vinden in het buurthuis in Baumannville. Want de zwarte arbeiders krijgen niet alleen een fatsoenlijke behuizing, er wordt ook voor gezorgd dat zij en hun kinderen zich in hun vrije tijd kunnen ontspannen. Zo worden er films gedraaid – meestal Amerikaanse muziek- en sportfilms – waaraan de zwarte jeugd zich kan vergapen. Het zijn vooral zwarte Amerikaanse zangers als king of the juke-box Louis Jordan, Nat King Cole en Louis Armstrong of de boksers Joe Louis en Joe Wallcott die rolmodellen worden voor Darius. Er gaat een wereld voor hem open. Zwarten, die sterren zijn! Helden, die respect afdwingen. Ook bij witten. Niet met de nek worden aangekeken, vernederd en achtergesteld, zoals hij – ondanks zijn relatief bevoorrechte positie – van kind af aan vrijwel dagelijks aan den lijve ervaart.
Foto van Ernest Cole van de dagelijkse segregatie door apartheid in Zuid-Afrika.
23