NOVÉ REALISMY TSJECHO-SLOWAAKS REALISME 1918-1945
Julia Dijkstra (red.) Ivo Habán Anna Habánová
Waanders Uitgevers | Zwolle Museum MORE
INHOUD
4
Woord vooraf Woord vooraf
6
Inleiding
8
Maite van Dijk Dijk
Ivo van de Wijdeven
Landkaart Tsjecho-Slowakije
10
Ivo Habán
Living Apart Together Politiek, taal en etniciteit in de Tsjechische landen en Slowakije
12
Ivo Habán | Anna Habánová
Voorbij het construct van nationale identiteit Echo’s van modern realistische benaderingen in de Tsjechische en Slowaakse kunstwereld 1918 -1945
16
Ivo Habán
Spelden in een hooiberg Modern realistische stromingen in het artistieke leven van de Tsjechische landen en Slowakije 1918 -1945
34
Anna Habánová
Kunstwerken
50
Kunstenaars
124
Julia Dijkstra
Tijdlijn
150
Ivo Habán | Anna Habánová | Julia Dijkstra
Begrippen
164
Personenregister
166
Colofon
168
p. 4 Detail van cat. 26 (p. 78) 5
WOORD VOORAF Museum MORE is het grootste museum voor modern realisme in Europa. De collectie van het museum wordt gevormd door het werk van Nederlandse kunstenaars en met wisselende tentoonstellingen tonen wij hoe breed en rijk het nieuwe realisme zich sinds het begin van de vorige eeuw tot op de dag van vandaag in Europa en wereldwijd manifesteert.
meer aandacht gekomen voor deze periode en zijn de kunstwerken weer uit de depots van de grote en kleine musea gehaald. Wij zijn ongelofelijk trots en dankbaar dat ons museum er met de inspanningen en steun van een grote groep betrokkenen in is geslaagd deze tentoonstelling bijeen te brengen.
Het modern realisme kwam in de jaren 1920 en 1930 in meerdere landen tegelijkertijd tot bloei. In Nederland waren het onder meer kunstenaars als Charley Toorop, Carel Willink, Pyke Koch, Wim Schuhmacher, Raoul Hynckes en Dick Ket die in het interbellum met een realistische stijl een nieuwe weg insloegen, zoals in de presentatie van de vaste collectie van Museum MORE te zien is. De ontwikkeling of terugkeer van de abstracte en kubistische schilderkunst naar een meer realistische benadering voltrok zich echter op vele verschillende manieren in verschillende landen op het Europese continent. Voorbeelden van deze internationale ontwikkelingen toonde het museum reeds met de tentoonstelling For Real (2019), over Britse realisten uit de jaren twintig en dertig. Ook De broers Barraud (2019), de tentoonstelling over de vier Zwitserse broers François, Aimé, Aurèle en Charles Barraud, kan in deze lijn worden gezien. Buiten Europa kende de nieuwe figuratie even eens vele vormen: denk aan kunstenaars als Frida Kahlo, Edward Hopper, Georgia O’Keeffe, Grant Wood, Andrew Wyeth of Tarsila do Amaral.
Het is in eerste instantie dankzij het enthousiasme, doorzettingsvermogen en de expertise van conservator Julia Dijkstra dat de tentoonstelling en dit boek zijn gerealiseerd. Julia heeft intensief samengewerkt met de gastconservatoren dr. Ivo Habán en dr. Anna Habánová. Zij waren de initiators van het gelijknamige internationale onderzoeksproject, dat tussen 2017 en 2019 plaatsvond, en de inhoudelijk inspirators van de huidige tentoonstelling in Museum MORE. Dankzij hun kennis van de onderzochte periode en hun netwerk in de Tsjechische en Slowaakse kunstwereld is het mogelijk geweest om de mooiste kunstwerken uit museale depots, collectiepresentaties en privéverzamelingen op te sporen en te bestuderen. Een groot deel van deze werken is nu te zien in Gorssel en ontsloten in dit prachtige boek. Historicus, journalist en Midden-Europa-kenner Ivo van de Wijdeven heeft daar een heldere inleiding aan toegevoegd over de turbulente politieke en culturele twintigste-eeuwse geschiedenis van Tsjechië en Slowakije.
Met de tentoonstelling Nové Realismy in Museum MORE en in deze bijbehorende publicatie wordt nu voor het eerst ter wereld een groots overzicht getoond van het modern realisme in Tsjecho-Slowakije. Ook in de toenmalige jonge republiek Tsjecho-Slowakije, die in 1918 na de Eerste Wereldoorlog werd opgericht, kwamen de nieuwe realismen in de beeldende kunsten tot ontwikkeling. Deze interessante en bijzondere periode in de kunstgeschiedenis is tot nu toe echter volledig onderbelicht gebleven. De kunstwerken waren door de pijnlijke associatie met totalitaire regimes vanaf de Tweede Wereldoorlog in de vergetelheid geraakt. In de afgelopen jaren is er in Tsjechië en Slowakije steeds
Voor de realisatie van de catalogus willen we Marloes Waanders en Loes Visch van uitgeverij Waanders bedanken. Het onderwerp van de tentoonstelling werd eind 2020 met veel enthousiasme en interesse door Marloes ontvangen. De begeleiding van de vormgeving en redactie van de catalogus heeft Loes voor haar rekening genomen. De grafische vormgeving van het boek en de tentoonstelling is door Erlend Schenk verzorgd, Ynte Alkema heeft het ruimtelijk ontwerp voor de tentoonstelling gemaakt. We zijn Aukje Vergeest en Marianne Lahr zeer erkentelijk voor hun kritische blik en scherpe redactie van de teksten. Ook willen wij graag alle collega’s van het MORE-team, in het bijzonder Jeroen
6
Aalbers, Boris Ariaens, Marieke Ensing, Marieke Jooren, Gerrit Peters, Ellen van Slagmaat en Evelien Verheij, bedanken voor hun steun en expertise. Oud-artistiek directeur Ype Koopmans heeft in de beginfase van het project waardevol advies gegeven en meegelezen met de eerste versie van de essayteksten. Onze grote dank gaat uit naar de musea en particulieren uit Tsjechië, Slowakije en Duitsland voor de royale toekenning van bruiklenen: Central Slovakian Gallery (Banská Bystrica); Staatliche Museen zu Berlin, Nationalgalerie (Berlijn); Slovak National Gallery (Bratislava); Moravian Gallery in Brno; Museum in Bruntál (contributory organization); Alšova Jihočeská Galerie (České Budějovice); National Heritage Institute, Regional Historic Sites Management in České Budějovice, Jindřichův Hradec State Castle and Chateau; COLLETT Prague | Munich; Städtische Sammlungen Freital; Kunstsammlung Gera; The Art Gallery Karlovy Vary; Sammlung Frieder Gerlach, Konstanz; East Slovak Gallery (Košice); East Slovak Museum (Košice); GASK – Gallery of the Central Bohemian Region (Kutná Hora); Regional Gallery Liberec; Silesian Museum (Opava); Gallery of Fine Arts in Ostrava; The Gallery of West Bohemia in Pilsen; Prague City Gallery; Jewish Museum in Prague; Museum of Czech Literature (Praag); Museum of Decorative Arts in Prague; National Gallery Prague; Regional Museum at Teplice (contributory organization); Regional Gallery of Fine Arts in Zlín en de verschillende particuliere bruikleengevers die anoniem wensen te blijven. Ook willen we de personen en instellingen bedanken die beeld- en archiefmateriaal voor de catalogus ter beschikking hebben gesteld.
7
De totstandkoming van de tentoonstelling werd verder gerealiseerd met behulp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tot slot willen wij de ambassadeurs van Tsjechië en Slowakije, mevrouw Kateřina Sequensová en de heer Juraj Macháč, heel hartelijk bedanken voor hun belangstelling voor ons project en bereidheid tot samenwerking. Maite van Dijk Artistiek directeur Museum MORE
INLEIDING De geschiedenis van Tsjecho-Slowakije is in Nederland grotendeels onbekend. Desgevraagd zullen de meeste mensen drie gebeurtenissen kunnen noemen. Allereerst de Praagse Lente in 1968, die eindigde toen de tanks van het Warschaupact tijdens de Koude Oorlog een einde maakten aan het ontluikende ‘socialisme met een menselijk gezicht’ in Tsjecho-Slowakije. Wat verder terug is er de beruchte Conferentie van München in 1938, waar Adolf Hitler in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog toestemming kreeg om het zogeheten Sudetenland te annexeren, zonder dat de Tsjecho-Slowaakse regering daar ook maar iets over te zeggen had. En tot slot weet iedereen natuurlijk te vertellen dat het land niet meer bestaat, maar dat het in de jaren negentig uiteengevallen is in Tsjechië en Slowakije. Nederlanders zijn wat dat betreft geen uitzondering. Vlak voordat hij afreisde naar de Conferentie van München, vatte de Britse premier Neville Chamberlain de kwestie die daar ter tafel lag samen als ‘een ruzie in een afgelegen landje tussen mensen over wie we niets weten’. Het was dus niet verrassend dat Hitler relatief weinig moeite hoefde te doen om Chamberlain, de Franse premier Édouard Daladier en de Italiaanse Duce Benito Mussolini ervan te overtuigen om in te stemmen met zijn eisen. Hoewel Chamberlain bij terugkeer in Londen triomfantelijk claimde dat hij ‘vrede in onze tijd’ had gebracht, bleek het tegendeel waar. Hitlers honger was onverzadigbaar. In maart 1939 lijfde nazi-Duitsland de rest van de Tsjechische landen in als het Protectoraat Bohemen en Moravië, en werd de op instigatie van Hitler uitgeroepen onafhankelijke Slowaakse Republiek een volgzame satellietstaat. Zes maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit. Na de oorlog werd Tsjecho-Slowakije in ere hersteld, maar het land kwam in de Russische invloedssfeer terecht. Een IJzeren Gordijn deelde Europa in tweeën. Daarachter raakte het Oostblok letterlijk en figuurlijk buiten zicht. Tsjecho-Slowakije werd een communistische volksrepubliek, een totalitaire staat. Alleen op momenten als de Praagse Lente kwam de schijnwerper erop te staan.
8
In 1989 viel het IJzeren Gordijn en volgde een politieke omwenteling. In Tsjecho-Slowakije was sprake van een geweldloze ‘fluwelen revolutie’. Ditmaal bleven Russische troepen in hun barakken. Daarna zochten en vonden de landen van Midden- en Oost-Europa een plek in de Europese Unie. Toen dat in 2004 gebeurde, waren Tsjechië en Slowakije al weer meer dan tien jaar van elkaar gescheiden. Ook vóór 1918 maakten Tsjechië en Slowakije beide een geheel eigen ontwikkeling door. De Tsjechische landen Bohemen, Moravië en Silezië maakten sinds de vroege middeleeuwen deel uit van het Heilige Roomse Rijk. Sterker nog, het koninkrijk Bohemen was met de hoofdstad Praag een van de machtigste spelers binnen het rijk, totdat het in 1620 de autonomie verloor als gevolg van de Europese godsdienstoorlogen en samen met Moravië en Silezië tot de erflanden van de Habsburgse keizer ging behoren. Slowaken maakten een minder bewogen geschiedenis door: vanaf 907 maakte Slowakije deel uit van het koninkrijk Hongarije. Via dynastieke en politieke verwikkelingen kwamen de Tsjechische landen en Slowakije uiteindelijk terecht in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. En net als veel andere Europese volkeren raakten in de loop van de negentiende eeuw ook de Tsjechische en Slowaakse intellectuele elites in de ban van het romantisch nationalisme en de daaruit voortvloeiende wens om meer autonomie. In 1918 greep het driemanschap Tomáš Garrigue Masaryk, Edvard Beneš en Milan Štefánik, twee Tsjechen en een Slowaak, de kans die de ineenstorting van OostenrijkHongarije aan het einde van de Eerste Wereldoorlog bood om hun droom van het ‘tsjechoslowakisme’ te verwezenlijken. Vooral Masaryk propageerde op basis van het feit dat het Tsjechisch en het Slowaaks zeer nauw aan elkaar verwant zijn dat de Tsjechen en Slowaken één volk vormden. Het idee van een onafhankelijk Tsjecho-Slowakije kon tegen het einde van de oorlog rekenen op steun van de Britten, Fransen en Amerikanen. Het steunen van nieuwe staten als Tsjecho-Slowakije, Polen en
Joegoslavië in hun onafhankelijkheidsstreven was een uitstekende manier om de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en het Duitse keizerrijk een spaak in de wielen te steken, zowel tijdens de oorlog als daarna. Op 18 oktober 1918 riep Masaryk de onafhankelijkheid van de Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek uit. Het multi-etnische karakter van de nieuwe staat was een erfenis van de geschiedenis van de Tsjechische landen en Slowakije. Masaryk werd de eerste president van een parlementaire democratie, waarin Tsjechen, Slowaken, Duitsers, Hongaren, Roethenen/Oekraïners en Polen vreedzaam samenleefden. Dat was opmerkelijk, want de eerste levensjaren van de jonge republiek waren chaotisch. Op 11 november 1918 kwam er met een wapenstilstand officieel een einde aan de Eerste Wereldoorlog, maar terwijl aan het westfront de kanonnen zwegen, bleef het aan het oostfront nog lang onrustig. De nieuwe staten die waren verschenen op de kaart van Europa streden met elkaar om een plaats onder de sterren. Uiteindelijk werden de grenzen van Tsjecho-Slowakije bezegeld met het Verdrag van Versailles met Duitsland, het Verdrag van Saint-Germain met Oostenrijk en het Verdrag van Trianon met Hongarije. Vooral Duitsland en Hongarije bleven wrok koesteren en zouden hun revanchisme uiteindelijk botvieren na de Conferentie van München. Toen waren beide buurlanden na een politiek tumultueuze periode inmiddels al verworden tot dictaturen. Tsjecho-Slowakije onderscheidde zich echter tot de tweede helft van de jaren dertig door een grote mate van politieke stabiliteit. Gezien de ingewikkelde uitgangs positie als multi-etnische staat mag dat een prestatie van formaat worden genoemd. Vertegenwoordigers van alle politieke stromingen, religieuze denominaties en etnische groepen namen deel aan het parlementaire proces. Of ze nu voorstander waren van de Eerste TsjechoSlowaakse Republiek of niet. De Tsjecho-Slowaakse regering slaagde er met doelgericht handelen ook snel in om de economische malaise te boven te komen die de Eerste Wereldoorlog
9
had veroorzaakt. Het land bleef gevrijwaard van de hyperinflatie die voor grote economische problemen in de buurlanden zorgde. De nieuwe republiek was snel financieel gezond en als politiek stabiel en van oudsher sterk geïndustrialiseerd lagelonenland was Tsjecho-Slowakije aantrekkelijk voor investeerders. Vooral de middenklasse en de lagere arbeidersklasse in de Tsjechische landen konden daar de vruchten van plukken. Tsjecho-Slowakije groeide uit tot een politiek, sociaal en economisch succesverhaal. Maar het was niet al goud wat er blonk. Het onderwijsstelsel dat in de jaren twintig in ijltempo uit de grond was gestampt – bedoeld om het tsjechoslowakisme te promoten – fungeerde in de praktijk als een broedplaats voor Duits en Slowaaks nationalisme. En toen Tsjecho-Slowakije niet gespaard bleef voor de gevolgen van de wereldwijde economische crisis, begon het multietnische bouwwerk door sociaaleconomische onrust te wankelen. Het Sudetenland en Slowakije werden relatief zwaar getroffen door de crisis en daar klonk de roep om autonomie steeds luider. Adolf Hitler speelde daar handig op in om zijn eigen droom van revisie van de naoorlogse vredesverdragen te verwezenlijken. Hij had er nooit een geheim van gemaakt dat hij de Tsjechische landen wilde toevoegen aan zijn toekomstige Derde Rijk. Toen tijdens de Conferentie van München bleek dat de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog niet langer garant wilden staan voor die verdragen, viel het fundament weg waar Tsjecho-Slowakije op was gebouwd. De Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek heeft net iets meer dan twintig jaar bestaan en vormde als moderne en goed functionerende parlementaire democratie een gunstige uitzondering in Midden-Europa tussen beide wereldoorlogen. Dat maakt de in Nederland onder belichte periode tussen 1918 en 1945 bijzonder, een periode waar Museum MORE nu de schijnwerper op zet. Ivo van de Wijdeven
Tussen 1918 en 1945 veranderen de Europese lands grenzen meerdere keren. Het is onmogelijk om al deze veranderingen in één overzichtskaart te vatten. Voor deze publicatie is daarom een kaart gemaakt die de grenzen van (Centraal) Europa weergeeft, zoals deze er voor het grootste gedeelte onder de besproken periode uitzagen. De rode lijn in de overzichtskaart rechtsboven laat de grenzen van de uiteenvallende dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije rond 1918 zien. De kaart van Tsjecho-Slowakije is gebaseerd op de s ituatie rond 1930 (zie afb. 1.1.). Deze kaart geeft de grenzen van TsjechoSlowakije in de periode tussen 1918 en 1938 goed weer. Eind jaren dertig veranderen de grenzen, als het land wordt opgedeeld in het Protectoraat Bohemen en Moravië, de Rijksgouw Sudetenland en de Slowaakse Republiek. Voor de namen van de hoofdsteden is gekozen om de hedendaagse Nederlandse benamingen aan te houden. Voor de steden in Tsjecho-Slowakije worden alle namen genoemd die in de periode 1918-1945 werden gebruikt, beginnend bij de hedendaagse benaming van de betreffende plaats.
Wroclaw/Breslau
Dresden
Liberec/Reichenberg Ústí nad Ladem/Aussig Jablonec/Gablonz Teplice/Teplitz
Praha/Prag
Karlovy/Karlsbad
BOHEMEN
Nürnberg
ˇ Plzen/Pilsen
Olomouc/Olmütz
MORAVIË Brno/Brünn
ˇ Ceské Budejovice/Budweis ˇ
München Bratislava/Pressburg/Pozsony
Tsjecho-Slowakije 1918 -1938 10
Londen
Parijs
Amsterdam
Berlijn
Warschau
Gorssel Brussel
Kiev Praag
Luxemburg
Wenen Boedapest
Bern
Boekarest
Beograd
Sofia
SILEZIË
Rome
Lvóv/Lemberg
Krakow/Krakau
Opava/Troppau Ostrava/Ostrau
KARPATO-ROETHENIË
ˇ Zilina Zlín
SLOWAKIJE
ˇ Uzhorod/Ungvár/Ungwar
Kosice/Kaschau/Kassa ˇ ˇ
Komárno/Komorn/Komárom
Taalkundige meerderheden: Tsjechisch of Slowaaks Duits Hongaars Roetheens
11
Pools
LIVING APART TOGETHER Politiek, taal en etniciteit in de Tsjechische landen en Slowakije Ivo Habán | Anna Habánová
12
Om de kunstgeschiedenis in Tsjecho-Slowakije tussen 1918 en 1945 inzichtelijk te maken, is het noodzakelijk te beginnen met een schets van de algemene nationale, maatschappelijke en politieke stand van zaken in de betreffende regio’s in deze periode. In veel opzichten bepaalde deze context namelijk ook de situatie en leefomstandigheden van de modern realisten, die veelal tot de minderheden in Tsjecho-Slowakije behoorden en op wier artistieke productie deze publicatie en tentoon stelling zich richt. Tsjecho-Slowakije – of voluit: de Eerste TsjechoSlowaakse Republiek – werd aan het einde van de Eerste Wereldoorlog opgericht als parlementaire democratie, met Tomáš Garrigue Masaryk als eerste president en Praag als nieuwe hoofdstad. Het einde van de oorlog had namelijk ook het einde van het Oostenrijk-Hongaarse Rijk ingeluid; de overwinnaars van de oorlog maakten tijdens de vredesonderhandelingen in Parijs een nieuwe verdeling van het grondgebied van Centraal-Europa. De grenzen van het onafhankelijke Tsjecho-Slowakije werden vastgelegd in de Verdragen van Versailles, Saint-Germain en Trianon. De nieuwe republiek omvatte de Tsjechische landen (Bohemen, Moravië, Silezië) en Slowakije. In de jaren twintig en dertig werd de oriëntatie en bewegingsruimte van de Tsjecho-Slowaakse regering in grote mate bepaald door een aanhoudende ‘dreiging’, voornamelijk vanuit de omliggende Duitstalige gebieden en in mindere mate vanuit Hongarije. Daarmee had de nieuwe republiek sinds haar oprichting te maken. Op het politieke wereldtoneel betekende dit dat de Tsjecho-Slowaken zich voornamelijk op Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten richtten. In de Centraal- en Oost-Europese context mondde dit uit in een nauwe samenwerking met zowel het Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen als met Roemenië, een alliantie die in 1920/21 werd geformaliseerd in de zogenoemde ‘Kleine Entente’. De politieke oriëntatie van Tsjecho-Slowakije had ook directe gevolgen voor de ontwikkeling van de beeldende kunsten binnen de eigen landsgrenzen. Die had namelijk niet alleen grote invloed op de voorkeuren en de receptie van de kunst en stromingen, zowel door de nieuwe staat 1.1. Nationale bevolkingskaart van de Republiek TsjechoSlowakije, volgens de volkstelling van 1 december 1930. Gepubliceerd door het Vojenský zeměpisný ústav [Militair Geografisch Instituut] in 1938. Schaal 1:750 000. Kaartencollectie, Faculteit der Wetenschappen, Charles University in Praag.
13
als haar inwoners, maar ook op de organisatie van tentoonstellingen in b innen-en buitenland, evenals op het aanknopen van artistieke contacten door kunstenaars en de onderlinge beïnvloeding. De eerste maanden van de nieuwe staat werden getekend door separatistische pogingen van de Duitstalige grensgebieden, die onafhankelijk wilden zijn van Tsjecho-Slowakije en aansluiting zochten met Oostenrijk. Ook speelden er grensconflicten met Polen en vooral met Hongarije, dat het verlies van ‘Opper-Hongarije’/Slowakije betreurde. Deze werden pas beëindigd in 1920 en bekoelden voor lange tijd de wederzijdse betrekkingen. De Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek had van het Oostenrijk-Hongaarse imperium een aantal problemen geërfd, zoals de multinationale bevolkingssamenstelling, de onevenredig ontplooide infrastructuur, de ongelijke mate van industrialisatie evenals de ongelijkmatige bevolkingsdichtheid [1.1.] . Dankzij het kunstmatige concept van Tomáš Garrigue Masaryk om van de Tsjechische landen en Slowakije één republiek te maken met één officiële taal – in de praktijk het Tsjechisch in de Tsjechische landen en het Slowaaks in Slowakije – was het ternauwernood gelukt een etnische meerderheid van ‘Tsjecho-Slowaken’ te vormen in de nieuwe multinationale staat. De ruim drie miljoen Duitsers vormden een minderheid, maar tevens de tweede grootste gemeenschap. In de grensgebieden van Tsjecho-Slowakije woonden bovendien driekwart miljoen Hongaren, Joden en Polen en in Karpato-Roethenië ruim een half miljoen mensen, voornamelijk Roethenen. Voor de Tsjechen en Slowaken was er echter geen andere reële optie om een zelfstandige staat op te richten. Bij de volkstelling in Tsjecho-Slowakije was het mogelijk om voor de Joodse nationaliteit te kiezen om het Duitstalige bevolkingsaandeel statistisch terug te dringen. Historisch gezien werd het deel uitmaken van een regio (bijvoorbeeld Bohemen, Moravië, Silezië, Slowakije/Opper-Hongarije) als belangrijker ervaren dan het maken van een onderscheid op basis van taal of religie. In de loop van de negentiende eeuw maakte deze houding echter plaats voor een meer nationalistische blik. Deze tendens zette zich gedurende het hele interbellum voort en leidde uiteindelijk tot het einde van de Eerste Tsjecho-Slowaakse Republiek in 1938, tot de bezetting door nazi-Duitsland in de daaropvolgende jaren, het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en uiteindelijk ook tot vergelding: eind mei 1945 werd de etnisch Duitse en Hongaarse bevolking uit TsjechoSlowakije verdreven.
[26] Oldřich Kerhart (1895 –1947) In het café | 1922 olieverf op doek | 76 × 57 cm The Art Gallery Karlovy Vary
78
[27] Jan Kojan (1886 –1951) Vrouw van de kunstenaar (Jelizaveta Kojanová) | 1925 olieverf op doek | 100 × 88 cm Alšova jihočeská galerie
79
[28] Pravoslav Kotík (1888 –1970) Dorst | 1922–1923 olieverf op doek | 95 × 115 cm The Art Gallery Karlovy Vary
80
[29] Pravoslav Kotík (1888 –1970) Metselaars | 1923 olieverf op doek | 110 × 81 cm Museum of Czech literature
81
[30] Alfred Kunft (1892–1961) Glasfabriek in Květné | 1926 olieverf op doek | 168 × 148 cm Regional Gallery Liberec
82
[31] Alfred Kunft (1892–1961) Panorama met rivier Labe (Elbe) | 1941 olieverf op doek | 76 × 90 cm particuliere collectie
83
[32] Kamil Lhoták (1912–1990) Twintigste-eeuws landschap | 1942 olieverf op doek | 60 × 100 cm Regional Gallery Liberec
84
[33] Ladislav Majerský (1900 –1965) Man en vrouw in de drukkerij | 1935 brons | 73 × 54 cm Slovak National Gallery
85
[34] Ladislav Majerský (1900 –1965) Man bij de boekbindmachine | 1935 brons | 73 × 55,3 cm Slovak National Gallery
86
[35] Milada Marešová (1901–1987) Café in Praag | 1924 olieverf op doek | 30 × 40 cm The Gallery of West Bohemia in Pilsen
87
[36] Milada Marešová (1901–1987) Treinstation | 1927 olieverf op doek | 41 × 57 cm COLLETT Prague | Munich
88
[37] František Viktor Mokrý (1892–1975) Moeder | 1923 olieverf op doek | 67,5 × 78,5 cm Regional Gallery of Fine Arts in Zlín
89
[38] Erwin Müller (1893–1978) Meisje in het atelier | circa 1928 olieverf op doek | 69 × 55 cm particuliere collectie, Praag
90
[39] František Muzika (1900 –1974) Fabriek in Vrané | 1921 olieverf op doek | 90 × 65 cm Moravian Gallery in Brno
91