Sam Drukker - Onderweg

Page 1




Inhoud

6

Marieke Uildriks Onderweg

9

Pienk de Gaay Fortman ‘De magie van het dode musje’ Een dialoog tussen Sam Drukker en Pienk de Gaay Fortman over het interpreteren van kunst

46

Henk Blanken Ergens moet God op een ladder staan Over de schilder Sam Drukker

138

In het atelier van Sam Drukker

140 141 142 143

Biografie Bibliografie Over de auteurs Colofon



Onderweg

6

Het is hartje zomer 2020 als ik Sam Drukker bezoek in zijn atelier in Amsterdam. Al in de gang staan de schilderijen rijendik tegen de muur. Ook de wanden in het trappenhuis hangen vol; ik sta oog in oog met sprekende portretten, losjes geschilderd, zonder flatterende filters. Ze kijken de beschouwer schuchter of juist uitdagend aan, enkelen wenden hun hoofd af of zijn in gedachten verzonken. In zijn levendige, schetsmatige schilderstijl geeft Drukker hun karakter­trekken weer. Ogenschijnlijk nonchalant weet Drukker trefzeker met schijnbaar minimale inspanning het maximale effect te bereiken. Een rimpel, grijze haar of ander eerlijk kenmerk schuwt hij niet. ‘Volmaakte schoonheid in de mens zit hem in alle onvolmaaktheden’, aldus Drukker. Bij binnenkomst in zijn atelier wordt mijn blik direct getrokken naar de ezel. Daar prijkt Drukkers meest recente schilderij: Plaag (pp. 8, 21). Tegen een intens blauwe achtergrond staat een gebogen man met een lendendoek om, zwaar leunend op een stok. Zijn gezicht is niet goed te zien, maar zijn lichaamshouding spreekt boekdelen; hij lijkt gebukt te gaan onder een zware last. Toch lijkt de last op zijn schouders geen gewicht te hebben, maar boven hem te zweven. Wordt hij belaagd door iets onzicht­baars? Zijn eigen demonen? Waar is hij naar op weg? Het werk raakt me. In een tijd waarin veel – als gevolg van de pandemie – onvoorspelbaar en onzeker is, voel ik net als velen een zwaarte die moeilijk te benoemen is. Die voor iedereen een andere vorm heeft en anders aanvoelt. De een slaat het van zich af en beweegt flexibel mee, de ander gaat eronder gebukt. Een onzekere weg die we met z’n allen inslaan.


Al jaren is de mens het hoofdthema binnen Drukkers werk, maar sinds 2010 is het vooral de zoekende, op drift geraakte mens die op zijn tekeningen en schilderijen verschijnt. Mensen die zijn verdreven, ontheemd, onderweg naar een volgend onbekend hoofdstuk in het leven. Soms letterlijk met de koffer en plastic tassen in de hand. Of alleen hun voeten, die een heel verhaal vertellen. De Minje-serie uit 2014 (pp. 52-67) verbeeldt tien Joodse mannen die de Tweede Wereldoorlog als volwassenen mee­ maakten en overleefden. Na te zijn opgejaagd, moesten zij sinds de bevrijding op zoek naar een plek waar ze weer mens konden zijn. In het atelier ben ik omringd door mensen die onderweg zijn: mannen in roeiboten onder­ weg naar vrijheid, een veilige haven. De feloranje achtergronden daarbij doen me denken aan beelden van stapels zwemvesten op Europese stranden. Het project Verdrijving uit het Paradijs laat eveneens diverse mensen zien die op zoek zijn naar een betere plek. Her en der in het atelier liggen gevonden houten planken en stukken zeildoek of tentzeil, klaar om te worden beschilderd: Drukker ziet overal een potentieel kunstwerk in. Die onconventionele dragers geven zijn werk bovendien karakter en persoonlijkheid, omdat ze zelf al geschiedenis in zich meedragen. Tijdens zijn werkproces – dat hij goed voorbereidt en heel gecontroleerd begint – is hij vaak het meest gelukkig met wat hij onderweg tegenkomt of wat toevallig ontstaat. Bij het Portret van Frank (p. 107), geschilderd op een hergebruikt stuk hout, liet hij bijvoor­beeld al aanwezige, getekende lijnen op het hout zicht­baar. Daarmee worden deze onderdeel van de voorstelling; ze suggereren een soort schiet­schijf, een mikpunt. In zijn subtiele pentekeningen met gewassen inkt wordt de kwetsbaarheid van de geportretteerden haast tastbaar. Drukker komt dicht op de huid, niet alleen letterlijk, omdat veel geportretteerden naakt zijn afgebeeld.

7

Nog diezelfde inspirerende middag besluiten we een overzichtstentoonstelling te organiseren in Museum JAN: dit werk moet worden getoond. Sam Drukker – Onderweg is het resultaat: ruim 80 tekeningen en schilderijen, gemaakt tussen 2010-2021, die de zoekende mens verbeelden. Onze hartelijke dank gaat uit naar Sam Drukker voor de fijne samenwerking en het tonen van zijn werk in Museum JAN. Mieke Verdegaal zijn we bijzonder erkentelijk voor haar inzet deze tentoonstelling te realiseren. Veel dank zijn wij verschuldigd aan het Joods Historisch Museum, het Drents Museum, het LAM museum en alle particuliere bruikleengevers die bereid waren hun dierbare kunstwerken tijdelijk te missen door ze aan ons uit te lenen. Nu de noodgedwongen museumsluiting achter ons ligt, kunnen bezoekers eindelijk weer kunst beleven. Drukkers doorvoelde portretten nodigen uit tot wat zo gemist is door menig kunst­liefhebber: reflecteren, verwonderen en simpelweg genieten.

Marieke Uildriks

Directeur Museum JAN



‘De magie van het dode musje’ Een dialoog tussen Sam Drukker en Pienk de Gaay Fortman over het interpreteren van kunst

Pienk de Gaay Fortman


In dit interview ontmoet kunstenaar Sam Drukker medewerker Educatie & Rand­ programmering Pienk de Gaay Fortman van Museum JAN in Amstelveen. Vanuit de gezamen­­ lijke overtuiging om met een open, verwon­de­ rende blik naar kunst en de wereld om hen heen te kijken, ontvouwt zich een kunst-filosofisch gesprek over een dode mus, écht goed kijken en de vuistregels die Sam hanteert tijdens zijn masterclasses. En hij geeft een bood­­schap aan de kunstkijker mee: ‘Helaas zijn mensen vaak geneigd om met de literaire inhoud genoegen te nemen.’ Welke alternatieve – of eerder primaire – kijkwijze hij voor ogen heeft, deelt hij tijdens dit openhartige gesprek.

In april 2021 ben ik voor de tweede keer op bezoek in het atelier van Sam Drukker in stads­ deel Oud-West. Vooral in coronatijd is het een privilege om omringd te worden door kersverse kunst waar de geur van terpentineverf nog vanaf komt. Sam verstaat de kunst van gastvrijheid: hij begint vlot te babbelen terwijl hij mij iets te drinken aanbiedt. Ook staan er delicatessen op een tafeltje klaar. Ik vraag hem met welk schilderij hij eerder vanochtend bezig was. Sam vertelt dat hij nadenkt over welke stappen te ondernemen met het werk in wording van Vallende man (2021, p. 75). Vragen als: ‘welk perspectief zal ik kiezen?’, ‘draai ik het schilderij een kwartslag om?’ en ‘welke elementen voeg ik toe om ruimte te suggereren’ passeren de revue. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van vragen die kunst­bezoekers zichzelf méér zouden kunnen stellen, beargumenteert Sam.

Een uitspraak die tijdens het vorige atelierbezoek bij mij is blijven hangen is: ‘Ik waak ervoor dat het verhaal eerst komt.’ Hoe zorg jij ervoor dat jouw kunst (in eerste instantie) vanuit de vorm bekeken wordt? Als mensen communiceren met en over kunst dan gaat het vaak over de anekdote die er vanaf druipt. Terwijl kunst ook communiceert op een abstracte manier. Je kan er bijvoorbeeld voor kiezen om een harmonisch kleurakkoord te laten zien, zoals met een modieuze waaier. Als je daarentegen ook dissonanten in het schilderij verwerkt die schuren, is dat een betekenis die wordt veroorzaakt door beeld. Dát wordt heel vaak vergeten. Helaas zijn mensen vaak geneigd om met de literaire inhoud genoegen te nemen. Wat versta jij dan onder die ‘literaire inhoud’? Zodra je het verhaaltje wat je ziet op kan schrijven of telefonisch kan uitleggen in drie zinnen. Helaas moet ik zeggen dat heel veel kunst­historici met name zo kijken – die kloppen de anekdote los. Bijvoorbeeld ‘Dit is Anna in de keuken en je ziet op de achtergrond Jezus.’ Dan kan je uitgebreid ingaan op het Bijbelse verhaal, maar dat doet tekort aan de schilderkunst. Kortom, je hebt een duidelijke mening over hoe kunst veelal bekeken wordt: kunsthistorisch en verhalend. Maar wat volgens jou eigenlijk het begin vormt, is de combinatie van kleuren en vormen? 10


Sterker nog, het moment dat ik viel voor de schilderkunst was dat helemaal niet inhoudelijk. Tijdens mijn opleiding kwam mijn docent Ben van Voorn de academie binnen met een dood musje. Pootjes omhoog, borst naar boven stekend. Dat gingen wij realistisch aquarel­leren, terwijl het grootste deel van de studenten conceptuele kunst maakte. Toen zag ik het musje met zijn donzen veertjes, waarvan je weet dat het – toen het nog leefde – warm en superzacht was. En als ik mijn vinger erin zou steken, dan zou ik botjes voelen en misschien wel luizen en viezigheid. Zo kwam er een waaier van gevoelens bij mij op. Dus door heel goed te kijken ontvang ik visuele informatie. Ik had toen geen taal ter beschikking, maar toon, ritme, warm-koud, textuur en compo­sitie. Door te blijven oefenen, slaagde ik erin om waarnemingen te repro­ duceren. En dat is de crux waardoor ik dacht ‘wauw, ik wil schilderen’. Het gaat wel over het verhaal, maar in dit geval het abstracte verhaal.

11

Als ik het zo hoor heeft het ook te maken met de potentie om je in de beelden die jij vastlegt te verbeelden. Heb jij daarnaast bepaalde theorieën, concepten of inspiratie die jij vooraf­ gaand aan jouw kunst met jou meedraagt? Voor, tijdens en na de academie vind ik het belangrijk dat het verhaal op de eerste plaats komt. Dat was tegenover de conceptuele aanpak. Wij hadden een aquarel gemaakt van een vis, niet zozeer goed en vrij truttig. Mijn klasgenoot Theo Leijdekkers had een vis op een paneel gespijkerd. Hij zei provocerend: ‘Dus jullie willen een vis laten zien?’ Dat waren gevechten op de academie die speelden. Het gaat niet zozeer om het verhaal van de vis, maar om de magie van de vertaling naar verf – dat is wat mij interes­ seerde. Dus de theorie die ik had, was heel visueel gericht. Ik had super veel inspiratie­bronnen, zoals het landschap van de Haagse School. Toen ik ontdekte dat daarna de Amsterdamse School kwam met mensen en de stad van Amster­­­ dammers toen dacht ik van: ‘wauw, mijn hart gaat kloppen van Breitner en Israëls.’ Deze inspi­ratie was voor mij van nog groter belang. Ik weet nog dat ik als kind voor het schilderij Hoedenwinkel (1893) van Israëls stond. Het toont een donkere, regenachtige middag met een hoedenwinkel op de Nieuwendijk met allemaal warm licht op de hoeden dat reflecteert op de natte straat. Ik was helemaal betoverd en dacht: ‘Dat wil ik.’ Ik hou van de winter met Sinterklaas en kerstmis, maar het is ook dat je dat warme licht weerspiegeld ziet in de straat – dat vind ik fantastisch.


Zittende bokser, 2018 olieverf op hout, 76 × 59 cm collectie kunstenaar

76


Twee boksers, 2019 olieverf op doek, 50 × 35 cm collectie kunstenaar

77


Man met paarse broek, 2019 olieverf op doek, 80 × 80 cm collectie kunstenaar

78


Man in witte bloes, 2020 olieverf op doek, 70 × 70 cm collectie kunstenaar

79



Antonio Garcia Lopez, 2017 olieverf op hout, 45 × 45 cm collectie kunstenaar

81



Jan Cremer, 2014 olieverf op doek, 125 x 93 cm collectie kunstenaar

83

Matthijs Röling, 2012 olieverf op doek, 80 × 55 cm collectie Drents Museum



Lena, 2014 olieverf op hout, ø 37 cm collectie kunstenaar

85


Vrouw in zwarte jurk, 2016 olieverf op doek, 80 × 50 cm particuliere collectie

86


87


Vrouw in zwarte jurk, 2018 olieverf op doek, 125 × 200 cm collectie kunstenaar

88


Vrouw in zwarte jurk, 2018 olieverf op doek, 125 × 200 cm particuliere collectie

89


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.