Vervlogen

Page 1

vervlogen geuren in kleuren


vervlogen


A ri a ne va n S uc h t e l e n en Liz z ie M a r x

geuren in kleuren Ja ap E v e rt A b r a h a m s e I n e k e H u ys m a n Bi a nc a M . d u M o rt ie r C aro Ve r b eek

Mauritshuis Den Ha ag Wa anders Uitge vers Z wolle




De tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren is mede mogelijk gemaakt door: Stichting Vrienden van het Mauritshuis Dutch Masters Foundation Prins Bernhard Cultuurfonds Stichting Zabawas M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting De tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt door de rijksoverheid: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een indemniteitsgarantie toegekend.


8 Voorwoord Martine Gosselink

Geur, kunst en waarneming 13 25 33 47

Vervlogen – geuren in kleuren. Een inleiding Ariane van Suchtelen Ruiken aan de tijd – wat de neus ons kan vertellen over het verleden Caro Verbeek De Reuk als een van de vijf zintuigen Ariane van Suchtelen Geuren in kunstwerken – het onzichtbare verbeelden Lizzie Marx

Geur en het dagelijks leven 59 65 75 83

‘Wel Rieckend’ in de zeventiende eeuw – over hygiëne en lichaamsgeuren Bianca M. du Mortier Geur en gezondheid Lizzie Marx Stadslucht. Stank als milieuprobleem in de Hollandse steden Jaap Evert Abrahamse Geuren van overzee Lizzie Marx

Parfumerie 101 109

Parfums en ‘secreetboeken’ Lizzie Marx Constantijn Huygens: amateur-parfumeur Ineke Huysman

119 Noten 121 Literatuur 124 Tentoongestelde werken


voorwoord Tijdens de voorbereidingen van Vervlogen – geuren in kleuren overrompelde Ariane van Suchtelen, de conservator van deze tentoonstelling, mij met de kunstwerken die ze wilde opvoeren in dit spektakel van zwemen, luchten en walmen. Ze nam me mee een nieuwe wereld in. De wereld van de geur. Die even groot als ongrijpbaar is. Tijdens onze gesprekken werd ik me bewuster van het menselijk reukvermogen in het algemeen, maar ook van mijn eigen neus en het functioneren ervan. Het begon al met het simpele besef dat het woord ruiken op twee manieren gebruikt wordt. Je kunt actief (aan) iets ruiken, bijvoorbeeld een brandlucht of een roos. Maar je kunt ook tegen iemand zeggen ‘je ruikt’. Dat is dan meestal niet zo positief bedoeld. Dat je aan iets kunt ruiken en naar iets kunt ruiken zegt iets over het alomvattende karakter van het begrip geur. Het lijkt onmogelijk, maar baby’s weten haarfijn de geur van hun moeder te onderscheiden van die van andere moeders. Die geur koppelen ze aan veiligheid, omdat het die ene moeder is die verzorgt en voedt. Het opsnuiven van die geur zorgt voor hechting, die weer belangrijk is om later in het leven in staat te zijn relaties aan te gaan. Deze oerfunctie van geur werkt door als we volwassen worden. We kiezen onze partners immers grotendeels uit op basis van hun feromonen. Een voortplantingsfunctie dus, die neus van ons. Maar ook een waarschuwer. Als we ziekte of dood ruiken, zegt de neus ons: blijf uit de buurt! Maar geeft de neus ons ook een seintje bij ander onheil? Voor mensen met kwaad in de zin? Niet voor niets zijn er veel uitdrukkingen die hieraan refereren: ‘in een slechte reuk staan’, ‘daar zit een luchtje aan’, ‘iemand niet kunnen luchten of zien’. Het reukorgaan begon me steeds meer te fascineren. En ik begreep langzaamaan waarom de neus buiten het gezicht uitsteekt, zoals ons wordt verteld in dit boek: de neusgaten fungeren als poortwachters die nauwgezet alles controleren voordat het onze mond in gaat. Ergens las ik dat we vaak vluchtig aan onze hand ruiken na het geven van een hand, omdat de lichaamsgeur van de ander ons informeert over eventueel aanwezige ziektes, angsten en emoties. Dit alles gebeurt volstrekt onbewust. Alhoewel, een blinde man vertelde me ooit dat zijn geurzin zodanig was ontwikkeld dat hij in staat was andermans angstzweet te ruiken. Maar, bedacht ik me, als onze geur zo’n belangrijke indicator is, waarom boenen we die onder de douche dan zo hardnekkig met allerlei zeepjes weg? Misschien helpt het, naar het zeventiende-eeuwse gebruik om het sap van een artisjok onder de oksels aan te brengen om zweetgeur te

8


voorkomen. Maar het kan nog paradoxaler. Waarom parfumeren we ons vervolgens, eenmaal schoon uit de douche, met zinnenprikkelende geuren opgebouwd uit ingrediënten uit anale en andere geurklieren van dieren als civetkatten en muskusherten? Dat deze ingrediënten al eeuwenlang gebruikt worden door parfumeurs, blijkt uit Constantijn Huygens’ bonte verzameling recepten voor balsems, poeders, geursnoepjes, geurzakjes, geurballen voor pomanders, geparfumeerde tasjes en handschoenen. Toen Ariane het stadsgezicht van Jan van der Heyden liet zien, met de stinkende Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam – en het openbaar toilet direct naast de wasplaats!, vroeg ik me af of de zeventiende-eeuwer niet gewend was aan die altijd aanwezige stank. Misschien wel zodanig dat hij die uiteindelijk nauwelijks meer rook, je eigen parfum neem je immers na vijf minuten ook al niet meer zo goed waar. Toch moet die grachtenlucht nogal pregnant aanwezig zijn geweest, anders was het stadsbestuur van Amsterdam niet eeuwen in de weer geweest er een oplossing voor te vinden. Gewenning of niet, oude en nieuwe geuren, verleiding en bedwelming, uiteindelijk zijn we als mens in staat duizenden geuren te onderscheiden. Dat maakt de reuk tot het gevoeligste van alle zintuigen. En tegelijkertijd zijn al die duizenden geuren even ongrijpbaar als onzichtbaar. Nogal lastig voor kunstenaars om iets af te beelden wat er wel is maar niet gezien kan worden. Hoe zij deze uitdaging toch op verschillende manieren zijn aangegaan, laat deze tentoonstelling op overtuigende wijze zien. Veel dank zijn wij verschuldigd aan onze bruikleengevers: musea in binnen- en buitenland en enkele particuliere stichtingen die bereid waren hun kostbare kunstwerken tijdelijk aan ons af te staan. Zonder hun generositeit had deze tentoonstelling niet tot stand kunnen komen. Ariane van Suchtelen, die het concept van Vervlogen – geuren in kleuren bedacht en uitwerkte, was de inhoudelijke conservator van de tentoonstelling. Tevens trad zij op als auteur en redacteur van dit boek. Lizzie Marx, promovenda aan Cambridge University met steun van de AHRC Student Development Fund, was onderzoeks- en tentoonstellingsassistent bij het project. Zij is bezig met een proefschrift over de verbeelding van geur in de Nederlandse kunst en deelt in haar bijdragen aan dit boek alvast enkele resultaten van haar onderzoek. Ook de externe auteurs, Jaap Evert Abrahamse, Ineke Huysman, Bianca du Mortier en Caro Verbeek, zijn we bijzonder erkentelijk voor hun inspirerende bijdragen.

9


Speciaal voor de tentoonstelling zijn diverse geuren gebrouwen, die de bezoeker kan ruiken tijdens het kijken naar de geëxposeerde kunst. Hierbij is dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van kunst- en geurhistorica Caro Verbeek. De geuren, die werden gemaakt door parfumeurs van International Flavors & Fragrances onder leiding van Bernardo Fleming, worden niet alleen in de tentoonstelling aangeboden, maar ook in een aparte geurrondleiding door de vaste collectie van het museum, waarin de verschillende geurthema’s verder worden uitgediept en aangevuld. Na afloop van de tentoonstelling zal deze speciale rondleiding in aangepaste vorm blijven bestaan. Daarmee hopen we meer en andere publieksgroepen te kunnen bedienen, zoals mensen met een zintuiglijke beperking. Alle leden van de projectgroep van Vervlogen – geuren in kleuren, onder leiding van projectmanager Hedwig Wösten, hebben bijgedragen aan de succesvolle totstandkoming van de tentoonstelling. De vormgeving was in handen van OPERA Amsterdam, daarbij geadviseerd door Studio Louter. Voor het ontwerp was het cruciaal dat we de geuren ‘corona-proof’ aan de bezoekers konden aanbieden. Daarvoor heeft de vormgever een vernuftig systeem bedacht, waarbij geurmoleculen vrijkomen in een trechter die wordt bediend met een voetpompje. Gert Jan Slagter tekende voor de aantrekkelijke vormgeving van dit boek, dat werd uitgegeven door Waanders Uitgevers. De geurende boekenlegger maakt dat er ook tijdens het lezen wat te ruiken valt. De tentoonstelling is mede tot stand gekomen dankzij de genereuze steun van de Stichting Vrienden van het Mauritshuis, de Dutch Masters Foundation, het Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Zabawas en de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting. Vervlogen – geuren in kleuren geeft woorden en beelden aan het onzichtbare, ongrijpbare en vluchtige fenomeen geur, dat tegelijkertijd aards is en van cruciaal belang in ons dagelijks sociaal verkeer. Ik wens u een prettige reis langs deze bedwelmende beelden en verhalen, liefst met uw ogen én neusvleugels wijd open. marti ne g o ss e li n k Directeur

10


geur, kunst en waarneming



Vervlogen – geuren in kleuren Een inleiding Ariane van S uchtelen

Voor een moment wanen we ons werkelijk getuige van het tafereel dat ons door Pieter de Hooch wordt voorgetoverd: de verstilde rust van twee vrouwen bij een geopende linnenkast in een schoongepoetst huis (detail links; p. 53). Schijnbaar realistische voorstellingen van het dagelijks leven in de zeventiende eeuw bieden soms de illusie dat we een kijkje in die verdwenen wereld kunnen nemen. De frisse lucht van schone was en een gedweilde tegelvloer komt je bijna tegemoet, zo sterk is de suggestie van geur. Zouden we dit schilderij op een andere manier beleven wanneer we de linnenkast tijdens het kijken letterlijk kunnen ruiken? Een belangrijke eigenschap van geur is dat het een gevoel van fysieke aanwezigheid kan oproepen – alsof we er zelf bij zijn. Het kijken en het ruiken kunnen elkaar versterken tot een intense ervaring. Speciaal voor de tentoonstelling zijn historische geuren gereconstrueerd die de bezoeker bij het aanschouwen van toepasselijke voorstellingen kan ruiken. Kunnen we ruiken aan het verleden en aan de kunst van het verleden? Geuren hebben een directe invloed op onze emoties en kunnen doordringen tot de diepste lagen van ons (onder)bewustzijn – ons geheugen voor geur is sterk en intuïtief. De ontelbare geuren die ons omringen kunnen we niet zien, alleen maar ruiken. Een eindeloos spectrum van al dan niet herkenbare geuren dringt bij ons binnen, variërend van aangenaam en aantrekkelijk tot weerzinwekkend of angstaanjagend. De tentoonstelling Vervlogen – geuren in kleuren gaat over de verbeelding van geur en reuk in de kunst van de zeventiende eeuw, over geuren van het verleden, over de rol van geur in verhalen, over de suggestie van geur in kunstwerken en over zintuiglijke waarneming. De beleving van een geur is cultureel bepaald en sterk gebonden aan tijd en plaats, maar ook aan de persoonlijke leefwereld en achtergrond van degene die de geur opsnuift. Sociale positie speelt een belangrijke rol. Welke betekenis hechtte men indertijd aan geuren en welke associaties riepen ze op? Kunnen we de reuk inzetten om het verleden dichter op de huid te komen? En wat kan geurhistorisch onderzoek ons aan verhalen en inzichten bieden?

13

Een manifest

Ook al is geur het onderwerp van de tentoonstelling en valt er van alles te ruiken, het zijn de kunstwerken die het verhaal voor een belangrijk deel dragen. Dat is de paradox van een beeldende-kunstexpositie over een ongrijpbaar fenomeen als geur. Essentieel is echter dat beeldende kunst in staat is meer op te roepen dan alleen de zichtbare wereld – het draait ook om illusie en suggestie. En ons geurgeheugen is gevoelig voor suggestie – we hebben als het ware een mentaal reukvermogen waaraan kunst kan appelleren. De tentoonstelling opent met het zelfportret van de Utrechtse schilder Johannes van Wijckersloot: een schilderij dat bijna als een schilderkunstig manifest kan worden gelezen (afb. 1; p. 51, afb. 4). Het is een ingewikkelde voorstelling, met rebus-achtige verwijzingen naar de vijf zintuigen, waarbij geur een belangrijke plaats inneemt. De boodschap luidt dat een goede schilder in staat moet zijn alle zinnen van de kijker te beroeren en alle facetten van de zintuiglijke waarneming uit te beelden. De jongeman die rechtsonder op het vel van de handtrommel is afgebeeld, knijpt zijn neus dicht tegen de stank die opstijgt van een smeulend touw dat voor de trommel ligt. De weergegeven geur beweegt zich moeiteloos van de ene imaginaire werkelijkheid naar de andere. De gehele voorstelling – die nog niet tot in alle details is ‘gekraakt’ – kan worden beschouwd als een lofzang op de schilderkunst die in staat is om al het ondermaanse te verbeelden, hoe vluchtig ook. We kunnen de stank van het brandende touw bijna ruiken.

Thema’s en invalshoeken

De invalshoeken van de tentoonstelling zijn zowel kunsthistorisch als meer algemeen historisch van aard. De oneindigheid van het onderwerp is begrensd door een selectie van schilderijen, prenten en andere werken uit de periode die in het Mauritshuis centraal staat: de Nederlandse zeventiende eeuw (met uitstapjes naar de late zestiende en vroege achttiende eeuw). Na de opmaat met het zelfportret van Van Wijckersloot gaan we kijken naar prenten en schilderijen die de Reuk als een van de vijf zintuigen verbeelden (zie pp. 32-45). Het ruiken wordt hierin



Geur en gezondheid Liz zie Mar x

Op 19 december 1601 spoelde een kolossale potvis aan op het strand van Beverwijk (afb. 1). Terwijl het dode dier daar lag te ontbinden, kwamen veel mensen op het spektakel af. Velen beschouwden de stranding van de potvis als een slecht voorteken en zagen een verband met het feit dat Amsterdam in 1601 en 1602 door de pest werd geteisterd.1 Pestuitbraken kwamen toentertijd nog regelmatig voor in de Nederlanden, tot de laatste grote uitbraak in 1668. Door de snelle groei van de steden – met een vervijfvoudiging van de bevolking aan het eind van de zeventiende eeuw – werd de behuizing voor wonen en werken steeds krapper, met onvermijdelijke gezondheidsrisico’s tot gevolg.2 Men veronderstelde dat ziektes werden veroorzaakt door stilstaand water of rottend materiaal en zich verspreidden door kwalijk riekende lucht. Een beeld hiervan wordt geschetst in een Leids pamflet uit 1642: ‘de drappiers, kammers ende spinners, die alle de woll met olie, pisz ende ander stinckent vet handelen, ’t welck de lucht alrede so heeft geïnfecteert, dat gy niet en kunt door hare straeten gaen sonder een vuile en stinckende lucht in te haelen’.3 Op het platteland was de lucht frisser, al werden moerassig gebied en stilstaand water liefst gemeden vanwege de ongezonde dampen die daaruit zouden opstijgen.

Penetrante pestlucht

In 1682 schilderde Theodoor van der Schuer (16341707) voor de bestuurskamer van het Pesthuis in Leiden een indringende voorstelling van pestlijders (afb. 2). Een vrouw met bleek gezicht en een verontrustende zweer op haar borst ligt in de ziekenzaal met andere patiënten. Twee verplegers die binnenkomen om de zieken te verzorgen, houden hun mond en neus bedekt. Het is een reactie op de penetrante lucht die de zieken verspreiden, maar het zou ook een maatregel kunnen zijn om de eigen gezondheid te beschermen – volgens de medische theorie van die tijd was de stank van de patiënten de grootste besmettingsbron van de pest en dus bijzonder gevaarlijk. Anderzijds konden bepaalde geuren naar men dacht ook helende eigenschappen bezitten. De glazen fles naast de zieke vrouw bevatte waarschijnlijk een krachtig mengsel van rozenwater en azijn

65

waarin andere aromatische ingrediënten waren opgelost. Er werd aangeraden zo’n geurverspreider naast het bed van een pestlijder neer te zetten om de lucht van schadelijke geuren te zuiveren.4 In de zeventiende eeuw meende men dat het huis van ziektes kon worden ontsmet door geurstoffen in het haardvuur te strooien of geurpastilles (aromatische ingrediënten gebonden in een soort gom) te laten branden. Een driedelige wierookbrander uit 1678, toegeschreven aan de Haagse zilversmid Mattheus Loockemans (1649-1719) (afb. 3), was bestemd voor de Engelse woning van Hans Willem Bentinck, de latere Earl of Portland.5 Een geurpastille kon boven gloeiende kolen worden verhit, waarna de geparfumeerde rook door het opengewerkte zilverwerk omhoog steeg. Wijder verspreid dan deze luxueuze wierookbrander was het gebruik van de pomander, een bolvormig juweel gevuld met geurige ingrediënten die onder meer bescherming zouden bieden tegen de pest en andere ziektes. Een Friese zilveren pomander zal speciaal voor dit doel zijn gebruikt. Niet alleen heeft het de vorm van een doodshoofd, maar als het wordt opengeklapt lezen we een huiveringwekkende inscriptie gegraveerd op het binnenklepje: ‘heeden leven/ Morgen doot’ (afb. 4-5).6 Vooral tijdens pestuitbraken moet een dergelijke boodschap duidelijk zijn geweest.7

Het anatomisch theater

Michiel van Mierevelt (1566-1641) en zijn zoon Pieter (1596-1623) schilderden een potpourri van geuren in De anatomische les van dr. Willem van der Meer (afb. 6). Van der Meer, hoofdman van het Delftse chirurgijnsgilde, staat met zijn scalpel in de hand nadat hij de buik van het lijk heeft opengesneden. In het anatomisch theater moesten geurstoffen de aanwezigen beschermen tegen de veronderstelde schadelijke lijklucht en er tevens voor zorgen dat de sfeer van wetenschappelijkheid niet door bederf werd verstoord. Toehoorders wapenen zich tegen de stank met aromatische stoffen, zoals twee heren die een brandend wierookstaafje vasthouden (tweede van links en derde van rechtsonder). Pieter van Mierevelt heeft zichzelf rechts in profiel afgebeeld met een kruidentakje en de man rechtsvoor heeft


66


1 Jan Saenredam, Gestrande potvis bij Beverwijk, 1602. Gravure, 411 x 597 mm. Rijksmuseum, Amsterdam

67


2 Theodoor van der Schuer, Pestlijders in een gasthuis, 1682. Doek, 134,9 x 163,2 cm. Museum De Lakenhal, Leiden

4 Friesland, Pomander in de vorm van een doodskop, 1600-1620. Zilver, h. 2,6 cm. Fries Museum, Leeuwarden (geschenk Joost Hiddes Halbertsma)

5 Dezelfde pomander geopend, met op de klep: ‘heeden leven Morgen doot’

3 Den Haag, waarschijnlijk Mattheus Loockemans, Wierookbrander, 1678. Zilver, h. 35,6 cm. Portland Collection, Engeland

68


6 Michiel en Pieter van Mierevelt, De anatomische les van dr. Willem van der Meer, 1617. Doek, 144 x 198 cm. Museum Prinsenhof, Delft

een lauriertakje in de hand. Naast het lijk brandt een geparfumeerde kaars en er komt wierookdamp van een vuurtestje dat op de rand van de balustrade staat.8 Enkele van de inzichten die Van der Meer bij zijn ontledingen opdeed, besprak hij in een briefwisseling met de medicijnenstudent Johan Neander. De brieven werden gepubliceerd in Neanders boek Tabacologia, dat in 1622 in het Latijn verscheen en waarvan in 1626 een Franse vertaling uitkwam. Van der Meer schreef dat Pieter Pauw, de oprichter van het Leidse Theatrum Anatomicum (1597), had

69

beweerd dat hij bij een ontleding van een zware roker roetachtige tabaksporen had ontdekt in de hersenen. Maar Van der Meer, zelf een verklaard voorstander van tabak, meende Pauws claim te kunnen weerleggen aan de hand van zijn eigen ontledingen van overleden rokers, uitgevoerd tussen 1615 en 1618.9 Van der Meer had een dergelijke roetachtige stof nooit aangetroffen – zijn anatomische studies zouden juist de geneeskrachtige werking van tabak aantonen.


70


7 Jan Steen, Het doktersbezoek, c.1665-1668. Paneel, 60,5 x 48,5 cm. Mauritshuis, Den Haag

De baarmoeder als reukorgaan

Detail van afb. 7

In de vroegmoderne tijd was de neus niet het enige orgaan waarvan men dacht dat het gevoelig was voor geur. Vrouwen zouden een tweede reukorgaan hebben: de baarmoeder. Dit idee bestond al in het oude Egypte en werd verder uitgedragen door de Griekse geneeskundige Hippocrates en zijn volgelingen. Men meende dat de onrustige baarmoeder van een zieke vrouw haar natuurlijke positie in het bekken kon verlaten om te gaan ‘dwalen’ in het lichaam, met schadelijke gevolgen voor andere organen. De aangedane baarmoeder zou allerlei symptomen veroorzaken, zoals sufheid, flauwvallen, sterke stuiptrekkingen, excessief lachen of huilen en zelfs krankzinnigheid.10 ‘Minnekoorts’, de melancholie veroorzaakt door gefrustreerde liefde, zou de baarmoeder ziek maken. Hoewel een blijvende remedie voor deze ziekte werd geboden door het huwelijk (ofwel geslachtsgemeenschap), was er ook een medicijn voor de korte termijn. De baarmoeder – aangetrokken door prettige geuren en afgestoten door stank – kon met behulp van aromatherapie weer in de juiste positie worden gemanoeuvreerd. Dit kon men doen door aroma’s zoals muskus (een afscheiding van het muskushert), laurier en kruidnagels in een wierookbrander te verhitten onder de rokken van de patiënt. De dampen konden zo het lichaam binnendringen en opstijgen naar de baarmoeder. Van bovenaf kon de baarmoeder juist bereikt worden door de vrouw te laten ruiken aan asafoetida (duivelsdrek, een plant uit Iran), een pas gedoofde kaars of de rook van brandend mensen- of geitenhaar.11 Op Het doktersbezoek van Jan Steen (16261679) ontvangt een vrouw een kwakzalver aan haar ziekbed (afb. 7). Een smeulend blauw lint in

71

een vuurtest die op de grond staat, verspreidt een doordringende lucht. Er is wel verondersteld dat het brandende lint bedoeld zou zijn als zwangerschapstest: als de vrouw gevoelig was voor die lucht, dan was ze in verwachting. Het is echter waarschijnlijker dat het moest dienen om de vrouw uit haar flauwte (een symptoom van minnekoorts) te wekken en om de rusteloze baarmoeder via de neus weer terug te jagen naar haar natuurlijke positie.12 In een bijzonder anatomisch uitklapboek wordt de geurgevoeligheid van de baarmoeder verbonden aan de voortplanting (afb. 8 en 9). Johann Remmelin (1583-1632), stadsanatoom van de Duitse plaats Ulm, maakte het oorspronkelijk in het Latijn geschreven boek in 1613 samen met graveur Lucas Kilian (15791637). Het verscheen in nog minstens vijf andere talen en voor het eerst in het Nederlands in 1634. Het boek is een anatomieles op papier: de weergegeven lichamen kunnen worden ontleed door één voor één de uitgeknipte organen eruit te lichten en te bekijken. Voor de vrouwelijke anatomie stond Eva model, herkenbaar aan de slang met een appeltak aan haar voeten. Tussen haar benen verspreidt een brandende feniks een dikke rookwolk. Volgens Ovidius bouwde de mythische vogel feniks om de vijfhonderd jaar een nest van kaneel, mirre en andere specerijen, dat hij verbrandde zodat uit de sterk geurende rookwolk een nieuwe feniks werd geboren.13 In Remmelins anatomische prent stijgen uit de brandstapel van de feniks zoete geuren op, die goed als aromatische damptherapie voor de baarmoeder zouden kunnen fungeren. De rook van de feniks tussen Eva’s benen zou haar baarmoeder in optimale positie voor de voortplanting kunnen brengen. Dit motief kan illustreren dat de vrouw, gerepresen-


8, 9 Johann Remmelin en Lucas Kilian, Pinax microcosmographicus: het lichaam van Eva, 1667. Gravure, 485 x 335 mm. Rijksmuseum, Amsterdam (rechts is het vrouwenlichaam deels geopend)

teerd door Eva, zich kan voortplanten (opnieuw worden geboren als de vogel feniks) door nageslacht te creëren in haar geparfumeerde baarmoeder.14 Een zeldzame illustratie van een aromatische rooktherapie is te vinden in De tien vermakelikheden des houwelyks, een satirisch boek dat in 1678 werd gepubliceerd door de Amsterdamse schrijver en boekverkoper Hieronymus Sweerts. De openingsprent van een van de hoofdstukken toont een vrouw die een dergelijke behandeling ondergaat,

gezien de dikke rookwolken die onder haar rokken vandaan komen (afb. 10). In de begeleidende tekst wordt geschreven dat vroedvrouwen zoveel aromatische behandelingen toepassen dat ze een gevaar vomen voor de patiënt: ze ‘brengen ’t bed en huys zo vol stank en damp, datze eerder de gezonde luchtgaten verstoppen, als de verstopte openen en gesont maken zouden.’15 Uit Sweerts’ boek blijkt dat tegen het eind van de eeuw het op drift raken van de baarmoeder niet meer serieus werd genomen – de

72


10 Hieronymus Sweerts, De tien vermakelikheden des houwelyks, 1678, tegenover p. 60. Gravure, 65 x 115 mm. Bibliotheek, Universiteit van Amsterdam

behandelingen met stank en damp door vroedvrouwen werden als kwakzalverij voorgesteld.16 Alhoewel aromatherapie voor de baarmoeder in de westerse geneeskunde heeft afgedaan, leven dergelijke ingrepen tot op de dag van vandaag voort onder het mom van cosmetische behandelingen.17 In de zeventiende eeuw geloofde men dat geuren een krachtige werking op het lichaam hadden. Zo werd gedacht dat geurstoffen een direct effect op de baar-

73

moeder hadden en dat ze het lichaam van de vrouw gereed konden maken voor de voortplanting. Men geloofde dat aromatische mengsels verspreid in de lucht door een wierookbrander of een pomander, bescherming boden tegen ziektes en dat het inademen van besmette lucht tot de dood kon leiden. Recent heeft de Covid19-pandemie ons gedwongen tot een hernieuwd bewustzijn van de gevaren van ziekteverspreiding via de lucht. Maar de ziektedragers worden nu herkend als micro-organismen, niet als geuren.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.