‘How is one to talk about colour? Those who have eyes know just how irrelevant words are to what they see.’Georges Braques in: Julian Barnes Hm, hé, ha: kunst en woorden, 2019, p. 52.
Voor alles: kleur
Bob Buys (1912-1970)
Voorwoord
Ben Huijskens
Voorzitter Stichting Otto B. de Kat www.ottobdekat.nl
het is een wijdopen deur: de kunst van de twintigste eeuw kent een explosie aan vernieuwende stromingen en stijlen. De vernieuwing nam velerlei vormen aan waarvan grofweg - de grote greep is nooit ver weg in de kunstbeschouwing- de ontwikkeling van abstracte(re) kunst en het onnatuurlijke gebruik van kleuren mogelijk de belangrijkste zijn. De klassiek-ambachtelijke nabootsing van de natuur, mimesis, bepaalde niet langer uitsluitend het antwoord op de vraag wat kunst is.
Grenzen werden in die eeuw opgezocht, opgerekt en overschreden. Een schilderij bestaande uit een zwart vierkant, een pissoir op een sokkel in een museum, gedeconstrueerde vormen van bestaande objecten, schilderijen die geen enkele verwijzing meer naar de werkelijkheid bevatten maar toch geacht worden vol betekenis te zitten, een performance als het leeggieten van een flesje limonade in zee--- het kon allemaal niet op. Alsof de wereld van de beeldende kunst verandert in een enorme uitstalling waaruit naar believen kan worden gekozen of genegeerd, bezongen of beschimpt. Grote ophef over kunst is van alle tijden, maar in de vorige eeuw was het elk decennium wel raak.
Stichting Otto B. de Kat heeft als doel Nederlandse schilders en beeldhouwers van de generatie 1900-1920 opnieuw aandacht te geven. Kunstenaars die in hun tijd heel bekend waren, meer of minder abstraherend naar de waarneembare werkelijkheid bleven werken en na de Tweede Wereldoorlog als figuratieve kunstenaars geleidelijk enigszins in de verdrukking en daarmee vergetelheid raakten. Wat voor invloeden ondergingen die kunstenaars in die eeuw van opeenvolgende -ismen en experimenten?
De twintigste eeuw is een eeuw waarin internationale oriëntatie voor bredere groepen uit de samenleving mogelijk werd. Dat gold ook voor de kunstenaars aan wie de stichting inmiddels een monografie heeft gewijd. Voor de een gold die oriëntatie wat meer en expliciet, zoals voor Friso ten Holt, Otto B. de Kat, Theresia van der Pant, Paul Grégoire, Theo Kurpershoek en voor de ander wat minder en implicieter zoals bij Johan Buning of Theodoor Heynes.
Wat geldt in dit verband voor de hoofdfiguur van deze monografie, Bob Buys? Ook Buys was sterk internationaal, meer precies WestEuropees, georiënteerd. Dat gold zowel voor wat hij las als voor wat hij aan werk van andere, met name Franse kunstenaars kende. Hij
bezocht vanaf de jaren dertig zeer regelmatig Parijs, tot aan de jaren zestig het onbetwistbare centrum van de internationale beeldende kunst tot die positie wordt overgenomen door New York. Vanaf 1956 wisselde Buys een actief en sociaal kunstenaarsleven in Amsterdam af met langere periodes van werken en wonen in Frankrijk. In zijn werk zie je onder meer invloeden van Henri Matisse en Albert Marquet.
Van die twee belangrijke algemene ontwikkelingen binnen de twintigste-eeuwse kunst, abstractie en kleurgebruik, is het laatste in het werk van Buys het belangrijkste. Zijn kijk en gebruik van kleuren sluiten aan bij wat traditioneel gezien wordt als de schoonheid of de esthetiek van een schilderij. In het laatste interview kort voor haar dood uit 2021 zegt kunstenaar Etal Adnan dat we het nooit meer over schoonheid hebben, dat dat geen rol meer speelt in de kunstkritiek. En inderdaad is het heden ten dage populairder om te zeggen dat “kunst moet schuren” dan dat het gaat om schoonheid. Het gaat dan niet uitsluitend om figuratief werk. Adnan zelf bijvoorbeeld maakte sterk vereenvoudigde en geabstraheerde landschappen met felle kleurvlakken die doen denken aan het werk van onder andere De Stael en dat mede was geïnspireerd op het expressionistisch kleurgebruik van Van Gogh. Volgens haar komt de kracht van de natuur, de intensiteit ervan, tot ons via kleur. Het geeft de natuur als het ware een bewustzijn. En óns bewustzijn een beeld van de ware en waardevolle natuur. Dat spoor verder volgend zou je kunnen stellen dat zelfs een op louter esthetiek gericht landschapsschilderij ‘schurend’ is, want een pleidooi voor eerbied voor en behoud van de natuur. In plaats van je er klimaatactivistisch aan vast te lijmen, zou je ook letterlijk, demonstratief naar een dergelijk werk kunnen wíjzen. Mensen Kijk Hiernaar! (hier zie je wat beschermd moet worden).
De auteur Nelleke van Zeeland laat in deze gedegen monografie over Bob Buys uitvoerig en overtuigend zien dat kleur bij Buys de cruciale rol vervult waar hierboven naar verwezen wordt. Het boek en de bijbehorende tentoonstelling is het derde samenwerkingsproject van onze stichting met het Zutphens museum Henriette Polak. Voor de gastvrijheid en vruchtbare samenwerking zijn we directie en medewerkers dankbaar. De uitgave was in de vertrouwd-professionele handen van uitgever Marloes Waanders en vormgever Victor Levie. Grote dank zijn we verschuldigd aan Joke Wolzak, stiefdochter van Bob Buys, zonder wier gulle medewerking we dit boek niet op eenzelfde manier hadden kunnen maken.
Voor alles: kleur
‘mijn voorkeur gaat vooral uit naar de franse schrijvers, hetgeen begrijpelijk is, gezien mijn picturale voorkeur, die ook naar Frankrijk uitgaat’, schreef de Amsterdamse kunstschilder en -criticus Bob Buys in 1947 in een bijdrage in de bundel Pen en penseel: bijzonder nummer van Critisch Bulletin. Hij noemt vervolgens Stendhal (1783 – 1842) en Baudelaire (1821 – 1867), want die hebben ‘heel verstandige dingen gezegd over het schilderen.’1 In het themanummer geven zo’n veertig schrijvers en beeldend kunstenaars een inkijkje in hun literaire en schilderkunstige inspiratiebronnen. Naast Buys leveren onder anderen de schilders Carel Willink en Charley Toorop en de schrijvers Simon Vestdijk en J.C. Bloem een bijdrage. Het is niet verwonderlijk dat Bob Buys deze bronnen aanhaalt. Zo was de analogie tussen de kunsten zoals de relatie tussen woorden en beelden voor Baudelaire een belangrijk thema.2 Als Charles Baudelaire in het prozagedicht De Haven schrijft: ‘De weidsheid van de hemel, de beweeglijke architectuur van de wolken, de wisselende kleuring van de zee en de flikkering van de vuurtorens vormen
Detail Port Vendres 1959
Olieverf op doek, 40 x 50 cm
Particuliere collectie
Havenhoofd met vuurtoren Port Vendres
1955 Aquarel, 15 x 20 cm
Kunsthandel Peter ter Braak
een prisma dat buitengewoon geschikt is om de ogen te behagen, zonder ze te vervelen’, dan is het niet moeilijk daar een schilderij van de haven van Port Vendres, die tweede thuisbasis van Buys, bij voor te stellen.3 Ook het door Baudelaire beschreven genot om ‘je blik in de onmetelijkheid van de hemel en de zee te verdrinken. Eenzaamheid, stilte, onvergelijkelijke zuiverheid van het azuur!’ is een karakterisering die naadloos bij de kleurrijke, verstilde Franse kustgezichten van Buys aansluit.4 De twee dominante genres in het omvangrijke oeuvre van Bob Buys zijn het landschap en het portret, maar hij had een sterke voorkeur voor het landschap. In een interview uit 1970 biechtte hij zelfs op het maken van portretten ‘vrij vervelend’ te vinden.5 Aan de vele portretten van zijn hand is echter niet te zien dat hij ze met enige tegenzin gemaakt zou hebben. De series portretten die hij maakte van zijn tweede vrouw Jeanne en danseres Maria Petrelli Ruiz tonen het tegendeel, namelijk dat hij door deze vrouwen sterk werd geïnspireerd. Buys heeft slechts een enkel uitstapje naar een stilleven of een interieur gemaakt. Het liefst werkte hij en plein air. In een landschap, met name het Franse landschap, kon hij zich verliezen. Hij werd gegrepen door de kleuren, het licht en de grillige vormen van rotsachtige bergen. In en rond Port Vendres, waar hij vanaf het eind van de jaren vijftig van de twintigste eeuw een onderkomen had, was hij bijzonder productief. Een groot deel van zijn oeuvre is dan ook in die regio gemaakt en bestaat uit haven- en kustgezichten. Hoewel de liefde voor het Franse landschap groot was en hij zeer regelmatig in Port Vendres verbleef, speelde het grootste deel van Buys’ sociale leven zich af in en rond Amsterdam. Hij was er geboren en getogen en schilderde daar diverse portretten en stadsgezichten. Hij was actief binnen verschillende verbanden. Zo was hij lid van kunstenaarsverenigingen zoals Arti et Amicitiae en een frequent bezoeker van Sociëteit De Kring. Verder was hij bestuurslid van de Hollandse Aquarellistenkring en mede door zijn werk als kunstcriticus bezocht hij regelmatig tentoonstellingen in de regio. Ook werd Buys meermaals gevraagd zitting te nemen in jury’s. Om het werk van Bob Buys – in brede zin – te kunnen duiden, moet dus de blik zowel op het Franse platteland als op Amsterdamse culturele kringen worden gericht. In beide gebieden speelde kleur een hoofdrol: in Frankrijk waren dit letterlijk de intense kleuren die hij waarnam in het landschap, in Amsterdam vooral het kleurrijke culturele leven.
Maria Petrelli met spiegel 1951 Olieverf op doek, 66 x 56 cm Particuliere collectie
Jeanne 1960 Aquarel, 36 x 40 cm Particuliere collectie
Kunstenaar in wording
barthold buys werd geboren op 24 maart 1912 in amsterdam. Zijn vader Arend Buys (1881 – 1964) was een geboren Rotterdammer die op jonge leeftijd met zijn gezin naar Amsterdam verhuisde en daar boekdrukker was. Op 20 april 1911 trouwde hij met Maria Helena de Rooij (1884 – 1963) in Watergraafsmeer.6 Ze betrokken een woning in Amsterdam-Oost, de Eerste Atjehstraat 148, 1 hoog. In 1915 verhuisden ze naar de Sperwerlaan 38 in Amsterdam-Noord. Barthold, kortweg Bob, zou nog twee broertjes en een zusje krijgen: Arend (geboren 14 mei 1914), Teun (geboren 5 februari 1920) en Maria Helena (geboren 24 juni 1921).
Het gezin was socialistisch (SDAP) en betrokken bij de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Het doel van de AJC was om de arbeidersjeugd te ontwikkelen en te verheffen, onder andere door kunst en cultuur.7 Enkele latere collega’s van Buys, zoals grafisch ontwerper Dick Dooyes (1909 – 1998) en schilder Wim Oepts (1904 – 1988), waren ook lid van de AJC.8 Kunst en cultuur waren voor de sociaaldemocratie, net als onderwijs, volkshuisvesting en arbeidsvoorwaarden, belangrijke
Uitnodiging
Santee Landweer, 1940
Collectie Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), Den Haag
instrumenten van verheffing. Voor de Amsterdamse SDAP-wethouder Emanuel Boekman (1989 – 1940) was cultuurpolitiek dan ook onderdeel van sociale politiek. Cultuurpolitiek had voor de SDAP een groot en integraal bereik en omvatte niet alleen het verbeteren van de materiële positie van de arbeider, maar zeker ook de culturele leefomstandigheden.9 Het gezin waarin Bob Buys opgroeide, had deze socialistische waarden hoog in het vaandel staan.
Bob ging vanaf 1929 naar het Rijksinstituut tot Opleiding van Teekenleeraren in Amsterdam, gevestigd in het gebouw van het Rijksmuseum. Zijn vader Arend was amateurschilder en zal zijn zoon hebben gesteund in deze keuze.10 Zijn studie verliep zonder noemenswaardige obstakels.11 In 1931 moest hij zich echter, net als iedere achttienjarige jongeman, aanmelden voor de militaire dienst. Hij kreeg in eerste instantie één jaar uitstel, naar alle waarschijnlijkheid omdat hij nog studeerde.12 In 1933 behaalde hij, keurig binnen vijf jaar, zijn akten voor Middelbaar Onderwijs en Nijverheid voor tekenen. Daarna moest hij alsnog zijn dienstplicht vervullen.
Illustrator
Als kunstenaar gebruikte hij de vrije uurtjes van zijn diensttijd om zijn collega-soldaten vast te leggen. Vele tekeningen maakte hij van de dienstplichtigen, vaak tijdens de loze momenten waarin ze met elkaar praatten of een potje schaakten of kaartten. Zijn zogenoemde mobilisatieschetsen werden in 1940 in Kunsthandel Santee Landweer in Amsterdam tentoongesteld.13 De tekeningen brachten een vrijwel onbekend deel van de diensttijd in beeld. ‘Deze mobilisatieschetsen zijn als de bladen uit een getekend dagboek. Losse invallen, op verschillende momenten van de dag, in veranderlijke stemmingen, op het papier gezet. Zij geven uiteraard den soldaat niet bij zijn arbeid. Men kan nauwelijks verwachten dat korporaal Buys zijn ransel vult met tekenbehoeften. Maar hij tekende zijn kameraden tijdens de uren van ontspanning, rustend, lezend, schrijvend, kaartend, schakend. Het is alles vlot en met lichte hand gedaan, en geeft een goede kijk op Buys’ bekwaamheid’, zo meldde een van de opvallend talrijke recensies over de expositie.14 De aquarellen zijn helder van kleur, met veel blauwen en grijzen en enkele donkere contrasterende elementen. De volumes zijn in deze werken zeer schetsmatig weergegeven: nooit met doorlopende, maar juist met vaak onderbroken lijnen, en slechts spaarzaam de vorm afbakenend. De snelheid van de schetsende hand is erin terug te zien. In 1934 ging Buys met groot verlof en zat zijn dienstplicht erop.
Soldaat ca. 1933 Aquarel, 29 x 20 cm Kunsthandel Peter ter Braak
Soldaat ca. 1935 Pen op papier, 23 x 30 cm Particuliere collectie
Soldaten ca. 1935 Aquarel, 21 x 30 cm Particuliere collectie
Guy de Maupassant La maison tellier, Haarlem (De Librije) 1946
Halbo Kool
Rond het eeuwige vuur in de Rode Nederzetting, Amsterdam (N.V. De Arbeiderspers) 1947
Alexandre Dumas
De drie musketiers, Amsterdam (Bigot &Van Rossum) 1941
Tom Bouws
De veilige weg: een boek over veilig verkeer, z.p. (A.N.W.B.) 1938
Dat Buys een goede illustrator was, bewees hij ook later nog. Hij verzorgde verscheidene illustraties (verluchtingen) van romans, zoals bij de uitgaven van Alexandre Dumas’ De drie musketiers, J.F. Oltmans’ De schaapherder, Bosboom Toussaints Majoor Frans, Ivan Toergenjevs Een koning Lear van de steppe en Chevalier de Seignalts Casanova.15 Een bijzondere uitgave was De veilige weg: een boek over veilig verkeer uit 1938.16 Dit boek volgde het format van de bekende Verkade-albums en was een plakboek voor 56 plaatjes die uitleg over de verkeersregels illustreerden. De bonnetjes konden worden gespaard bij de filialen van Carels broodfabrieken en voor fl. 0,55 of 60 extra ‘Bons’ kon het album worden bijgekocht. De tekeningen van Buys geven aan de hand van de belevenissen van de hoofdpersoon (die toevallig ook Bob heet) verkeerslessen aan de lezer. ‘Een nuttig verkeersboek van groote opvoedkundige waarde’, aldus De Gooi- en Eemlander.17 Voor de AJC maakte Buys de illustraties bij de publicatie Rond het eeuwige vuur 18 In de jaren dertig tekende hij ook portretten en maakte hij pentekeningen van het noorden van Amsterdam, zoals het AmsterdamRijnkanaal bij Schellingwoude. De tekeningen van Buys variëren erg in stijl: soms zijn het lijntekeningen die doen denken aan de tekeningen van Henri Matisse (1869 – 1954), soms zijn het donker gearceerde tekeningen die meer het karakter hebben van een ets of gravure. Dat Buys het werk van Matisse erg waardeerde en het hem inspireerde, blijkt bijvoorbeeld uit zijn nagelaten tekeningen. In een van de vele mappen bevindt zich tussen schetsen van zijn eigen hand een stapeltje reproducties van portrettekeningen door Matisse. Allemaal in zijn kenmerkende stijl met vloeiende, summiere lijnen en contouren.19 Ook recensenten brengen Buys gedurende zijn carrière met Matisse in verband; ze zien de overeenkomsten niet alleen in tekeningen, maar ook in latere schilderijen. Zo wordt zijn liggende figuur op een sofa door Hans Redeker (1918 – 1992) qua kleur vergeleken met een vroege odalisk van Matisse.20 Kasper Niehaus (1889 – 1974) schrijft in 1941 over Buys: ‘Thans aarzelt en weifelt hij soms nog en gaat zelden consequent tot het uiterste. Henri Matisse, wiens invloed ook in enkele teekeningen alleen in lijnen duidelijk wordt, zal hem ongetwijfeld verder kunnen helpen op dezen weg naar de bewustwording.’21 Het maken van illustraties zal gunstig zijn geweest voor zijn inkomsten, maar paste ook goed bij de gedachten van Buys over kunst en de toegankelijkheid daarvan. Door illustraties in boeken bereikten zijn tekeningen een ander publiek dan de reguliere museum- en galeriebezoekers. Hij vond het belangrijk dat veel mensen met kunst in aanraking konden komen en niet zouden worden afgeschrikt door
Portret van een vrouw 1944
Pen op papier, 50 x 32 cm Particuliere collectie
Noord Hollands
Kanaal ca. 1935
Oost-Indische inkt op papier, 20 x 26,9 cm Collectie Stadsarchief Amsterdam
Schellingwoude ca. 1935
Oost-Indische inkt op papier, 19,9 x 26,6 cm Collectie Stadsarchief Amsterdam
Clubhuis roei- en zeilvereniging De Amstel 1941 Aquarel, 22,5 x 29,6 cm Collectie Stadsarchief Amsterdam
De Amstel met Carré en Amstelhotel 1935-1940 Olieverf op paneel, 55 x 65 cm Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
drempels en al te verheven kunst. In een interview kenmerkte hij zijn eigen werk door ‘gemakkelijk begrijpelijkheid’, wat aangaf dat hij toegankelijkheid buitengewoon belangrijk vond. Dat nam niet weg dat hij bij zijn publiek wel degelijk wilde appelleren aan het gevoel en een eigen interpretatie van een werk hoopte los te maken.22
Twee jaar na het beëindigen van zijn militaire dienst trad Buys in het huwelijk. Op 1 april 1936 trouwde hij in Amsterdam met Martha Heller (1912 – 1994). Martha kwam uit een middenstandsgezin: haar vader Hendrik Heller (1881 – 1962) was een Amsterdamse bakker en haar moeder Trijntje Kok (1883 – 1963) een strijkster uit de Beemster. Na het huwelijk woonde het stel respectievelijk op de Herengracht 598, Amstel 268 huis (vanaf 1938), in de Roelof Hartstraat 84, 4 hoog (vanaf mei 1939) en Kerkstraat 178, 3 hoog (vanaf juli 1940).
Buys illustreerde in 1941 drie dichtbundels voor zijn vrouw: De wandelaar van Martinus Nijhoff, Parken en woestijnen van M. Vasalis en O ud zeer van Jan Greshoff. Dat deze bundels haar zeer dierbaar waren, bleek uit het feit dat ze ze vaak bij zich droeg.23 Buys maakte de bundels persoonlijk door subtiele, rake lijntekeningen die hij met waterverf inkleurde. Het illustreren van zo’n uitgave was ook een goede manier om toch aan het tekenen te blijven in tijden van papierschaarste.24 Over Martha Heller en dit huwelijk is weinig bekend, behalve dat het huwelijk kinderloos bleef en het op 24 april 1945 tot een scheiding kwam. Martha Heller trouwde in 1956 opnieuw, in Parijs, met de Fransman André Brodart (1906 – 1982). Ze bracht de laatste jaren van haar leven door in het Grill’s Hofje en stierf in 1994 in Amsterdam.25
Eerste exposities
Samen met Wim Oepts en Frits Sieger (1925 – 2013) had Buys in het najaar van 1937 zijn eerste echte expositie, in het nieuw geopende Atelier De Brug in Amsterdam. Hij toonde er aquarellen van het water in Amsterdam (het IJ) en Parijs (de Seine). Bij de opening schreef schilder en journalist Kasper Niehaus, in lijn met de opvatting van Buys, over het belang van de toegankelijkheid van kunst: ‘Er schijnt in onzen dag werkelijk iets te haperen aan het contact tusschen kunst of kunstenaar en publiek. Aan wie de schuld? Aan de kunst, die soms niet meer rust op een algemeenen grondslag van verstandhouding en slechts voor enkele hoogmoedige ingewijden begrijpelijk is? Of aan het publiek, dat, schade lijdend aan z’n ziel, zich meer interesseert voor de nieuwigheden van onzen tijd, z’n technische wonderen, dan voor de problemen der bruin- of blauwschilders,
Bob Buys en Martha Heller op hun trouwdag, 1 april 1936
Martinus Nijhoff
De wandelaar, geïllustreerde gedichtenbundel Particuliere collectie
Affiches Santee Landweer 1950, 1948, 1958
Particuliere collectie
Cézanne-vereerders en cubisten, die, het dient gezegd, daarbij soms een air aannemen of zij het koninkrijk redden?’26 Niehaus verwierp elitaire kunst, of misschien beter: elitair gedrag rond kunst. Hij riep vervolgens op de kunst weer bruggen te laten bouwen tussen mensen. In deze exposerende kunstenaars in de nieuw geopende galerie zag hij de eerste bruggenbouwers.27 In 1938 exposeerde Buys voor het eerst in Galerie Santee Landweer, toen gevestigd aan Keizersgracht 463, de galerie waar hij de decennia daarna met enige regelmaat zijn werk zou tonen. De kunsthandel was in 1925 opgericht door Dick Santee Landweer (1904 – 1933) en bracht overwegend figuratieve kunst, vaak uit Nederland en Frankrijk. In de jaren dertig waren er bijvoorbeeld tentoonstellingen met werk van Henri de Toulouse-Lautrec (1864 – 1901), Odilon Redon (1840 –1916), Jeanne Oosting (1898 – 1994) en Leo Gestel (1881 – 1941). Nadat Santee Landweer in 1933 was verongelukt, zette zijn vriend Coenraad Pieter Baron van der Feltz (1902 – 1978) de galerie voort.28 Ook toen rond 1950 – vooral door het terugvallen van de internationale handel – de economische omstandigheden voor de kunsthandel in zijn algemeenheid minder waren, bleef Santee Landweer succesvol. Buys had er ten minste tien keer een expositie. De laatste tentoonstelling aldaar van werk van Bob Buys was een herdenkingstentoonstelling in 1972, met een inleiding door Jaap Ploos van Amstel (1926 – 2022). De kunsthandel sloot zes jaar later zijn deuren, na het overlijden van Van der Feltz.29
De tentoonstellingen met werk van Buys in Santee Landweer werden meestal positief, maar toch zelden zonder kritische noot bekeken. In 1938 werd het kleurgebruik in zijn werk in positieve zin vergeleken met de ‘warmgevoeligen kleur-toon’ van de Franse fauvist André Derain (1880 – 1954) en zijn picturale oplossing waarbij een schip als het ware ‘oplost’ in een havengezicht met de composities van Anton Mauve (1838 – 1888).30 Het kleurgebruik van Buys valt op en spreekt aan, maar de compositie en ontwikkeling van het werk blijft vaak wat achter.
Herengracht bij de Amstel hartje winter 1936 Aquarel, 37 x 50 cm Particuliere collectie
Gezicht op de Blauwbrug ca. 1948
Olieverf op doek, 55 x 59,5 cm Particuliere collectie
Kade met boten 1946 Aquarel, 26,5 x 36 cm Particuliere collectie