Rita Van Holder
Een verhaal van geloof, hoop en liefde
Het verhaal van Rita Van Holder, Zieneres van Grimminge
Rita Van Holder
EERST GELOVEN, DAN ZIEN Een verhaal van geloof, hoop en liefde
Het verhaal van Rita Van Holder, Zieneres van Grimminge
COLOFON © 2016 uitgeverij Neno & Rita Van Holder Varenweg 4 – 2820 Rijmenam www.uitgeverijneno.be Eerste druk: oktober 2016 Fotografie: Elke Briers Fotografie en het privé-archief van Rita Van Holder Vormgeving: Frisco bvba (www.frisco.be) Druk: BestinGraphics (www.bestingraphics.be) ISBN: 978-90-8249-154-8 Depot: D/2016/13.447/10 NUR: 728, 402 Uit respect en om de privacy van eenieder te waarborgen, worden in het boek geen namen vermeld, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de betreffende personen. De uitgever heeft ernaar gestreefd om wat betreft fotografie de rechten van derden zo goed mogelijk te regelen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden op het beeldmateriaal, kunnen zich tot de uitgever wenden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUD INLEIDING
HOOFDSTUK 1
De jaren van mijn jeugd
7
10
Het gezin Van Holder
13
Naar de mis en op bedevaart
17
De eerste tekenen
21
HOOFDSTUK 1
Schakel tussen hemel en aarde
30
Mijn gave uit zich, luid en duidelijk
33
Automatisch schrift
37
Een nieuwe start in Geraardsbergen
42
Mijn helpende gave
45
HOOFDSTUK 3
De kapel van Grimminge
56
Een visioen wordt realiteit
59
De kapel krijgt vorm
64
Christoff, ambassadeur van vzw Jemari
74
HOOFDSTUK 4
Het gebed is mijn talisman Helderziend, heldervoelend, helderhorend
82 85
Omgaan met haat, nijd en jaloezie
92
De pijn van mijn gave
94
De kracht van de rozenkrans
99
HOOFDSTUK 5
Laten we gaan voor meer barmhartigheid
104
Wie goed doet, goed ontmoet
107
Elke medaille heeft twee kanten
110
Welzijnswerk in Sri Lanka
113
Het opvanghuis in Grimminge
119
HOOFDSTUK 6
Op pelgrimsreis
122
Naar Lourdes
125
De kapel van de heilige Rita
135
Fรกtima
137
Een bijzondere ontmoeting: Paus Johannes Paulus II
139
AUTOMATISCH SCHRIFT
145
GETUIGENISSEN
179
EPILOOG
197
INLEIDING ‘Eerst geloven, dan zien’, dat zou de titel worden van mijn boek. Nooit heeft daar twijfel over bestaan, de titel was er al nog voor er één letter op papier stond. Ze belichaamt dan ook alles waar ik als zieneres voor sta: geloof in God, bid en vertrouw op Onze-Lieve-Heer, dan komt de rest vanzelf. Dat er ooit een boek zou komen waarin ik mijn verhaal kon vertellen, dat wist ik al 26 jaar geleden. Al was dat toen voor mij niet meteen duidelijk. Ik krijg dan wel de tekenen van gene zijde, zelfs voor mij zijn de betekenissen niet altijd even gemakkelijk te lezen. Daarom wil ik God en alle heiligen, onze engelbewaarders en al onze dierbaren die zijn overgegaan, bedanken voor het geduld dat zij mij hebben gegeven. In 1990 kreeg ik immers via automatisch schrift, waarover ik later in dit boek meer zal vertellen, de boodschap van gene zijde dat mijn verhaal ooit zou worden neergeschreven. Ik ben daar op dat moment en ook later niet echt mee bezig geweest. Ik vertrouwde erop dat Onze-Lieve-Heer op de juiste wijze de juiste mensen op mijn pad zou brengen. Eind 2015 was het zover. Via de ambassadeur van onze vzw, de bekende zanger Christoff, maakte ik kennis met de uitgever van zijn boek ‘Helemaal Christoff ’. Een gesprek volgde. Het vertrouwen was er meteen, het boek kon van start gaan. Al snel werd duidelijk dat dit boek over meer dan louter mijn gave moest gaan. Ik wilde een boek schrijven waar mensen troost uit konden putten. Waarvan mensen kunnen zeggen ‘dat heb ik ook beleefd’. Een boek dat hen een houvast kan bieden op het soms hobbelige pad van het geloof. En ten slotte wilde ik een boek waarin ook Rita Van Holder een plaats en een stem krijgt naast Rita, zieneres van Grimminge. Inleiding
7
Het schrijven zelf was voor mij een erg emotioneel proces. Voor het eerst keerde ik intens en bewust terug in de tijd, en blikte ik terug op het leven zoals ik dat tot nu toe heb beleefd en geleefd. Ik geef jullie goede herinneringen mee, en droevige. Het zal duidelijk worden dat ik door mijn gave – helderziend, heldervoelend en helderhorend – bijzonder mooie en buitengewone ervaringen heb mogen meemaken. Evengoed heb ik intens verdriet gekend. Hierdoor maakt het oprecht verdriet van mijn mensen, maar evengoed roddels, achterklap, afgunst en ongeloof mijn gemoed soms heel zwaar. Ik keek terug op relaties en familiebanden, en realiseerde me dat ik deel uitmaak van een hele grote familie. Immers, niet enkel de mensen waarmee ik door bloedbanden verbonden ben, zijn mijn familie. Neen, ook elkeen die ooit mijn pad kruiste en zich met mij verbonden voelt door middel van het geloof, noem ik moeder, vader, broeder, zuster, kind en kleinkind. Dankzij Onze-Lieve-Heer, de engelbewaarders en onze dierbaren die reeds zijn overgegaan, zijn mijn zorgen en verdriet echter nooit een te zware last. Het is dan ook de kracht van mijn gebed die me geleerd heeft het verdriet te dragen en een plaats te geven. Dus, heb ook jij soms twijfels? Aarzel je welke weg je moet gaan? Wel mensen, doe dan zoals ik, en bid. Wees God elke dag dankbaar, dat wij dit alles mogen beleven. En onthoud: ons leven is nooit een waarom, maar altijd een daarom.
Rita Van Holder Oktober 2016
8
Inleiding
HET VERHAAL VAN RITA
HOOFDSTUK 1
DE JAREN VAN MIJN JEUGD
Het gezin Van Holder Ik ben geboren in Ninove, op 4 maart 1954, als derde kind uit een gezin van negen. Zoals ik vernomen heb, verliep de zwangerschap van mijn moeder niet zonder zorgen. Omdat ze zich ongerust maakte, wendde ze zich tot de heilige Rita. Ze bad dagelijks tot haar, in de hoop op een goede afloop en een vlotte bevalling. Ze beloofde daarbij om haar kind, als het een meisje was en gezond en wel ter wereld kwam, Rita te noemen. En zo gebeurde het ook. Na een lange en moeizame bevalling, werd ik geboren en gedoopt als ‘Rita’. We woonden in Lieferinge, deelgemeente van Ninove. Een pittoresk dorpje van in die tijd nog geen driehonderd inwoners. Mijn vader was een hardwerkende fabrieksarbeider, mijn moeder huisvrouw. Wanneer ik vandaag terugkijk op mijn jeugd, besef ik hoe goed het was om daar te wonen. Lieferinge was zo’n typisch dorpje waar er begrip was voor elkaar, waar de handen werden uitgestoken naar elkaar. Waar hulp werd geboden waar hulp nodig was. Dat gemeenschapsgevoel, dat zorgen voor elkaar, dat uitte zich op allerlei manieren. Zo herinner ik me dat de vader van een van mijn klasgenootjes door een ongeval op de boerderij om het leven was gekomen. Hij had een trap gekregen van een paard, met fatale gevolgen. Het hele dorp was begaan met de weduwe en de vier achtergebleven kinderen. Begrijpelijk ook, want plots stond zij er alleen voor, met een gezin en een boerderij die ze moest draaiende houden. Daarom regelde men dat de kinderen van de klas elke woensdagmiddag mee gingen helpen op het veld. Wij vonden dat helemaal niet erg. We werden streng opgevoed door onze moeder, en zagen dit werk, al was het dan serieuze handenarbeid, als een uitje. We voelden ons bijna alsof we mochten gaan spelen. Het is een les die ik nu
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
13
nog dikwijls meegeef met mijn mensen: maak van elke situatie het beste. Wat ook op je weg komt, bid, heb vertrouwen, en ga ervoor.
“Ga je eigen weg. Kijk niet naar wat anderen doen, want dat is niet jouw pad.”
Daar op dat veld leerde ik bovendien een belangrijke les over het leven. Dat kwam zo: we moesten elk drie rijen bieten uitdunnen. De meeste van mijn klasgenoten haastten zich rij per rij vooruit, in de hoop snel van het karwei verlost te zijn. Ik zette me op mijn knieën tussen twee rijen, en werkte eerst links, daarna rechts. Ik ging natuurlijk zo traag als een schildpad vooruit. Maar op het einde van het werk kwam ik per slot van rekening samen met de anderen aan. ‘Haast en spoed is zelden goed’, zegt men weleens, en zo is het ook. Ga je eigen weg. Kijk niet naar wat anderen doen, want dat is niet jouw pad. Toen ik een kleuter was, en ons gezin groeide – elk jaar kwam er een Van Holderke bij – verhuisden we naar een nieuwbouw. Maar ik heb nog heel wat herinneringen aan ons eerste huis. In het bijzonder één bepaalde herinnering, die me ook opnieuw een levensles bracht. Ik was een heel, heel terughoudend kind bij vreemden en op school. Ik durfde niet veel te zeggen. In besloten familiekring liet ik me echter niet doen, en al zeker niet door mijn broers en zussen. Mijn moeder vertelde het ons ook altijd: ‘Je moet je weren in het leven, je moet je maar kunnen verdedigen.’ Dus deed ik dat. Op een bepaalde avond moesten we naar bed, maar we waren nog aan het ravotten. We sliepen met zijn vieren samen in één bed, en er kwam altijd wel wat duw- en trekwerk aan te pas. En ik kan me niet herinneren of we aan het spelen waren, of er ruziegemaakt werd, maar feit was dat ik plots de scherpe punt van een blikken doos in mijn oog kreeg, die op het nachtkastje naast het bed stond. Ik zie de doos nog zo voor me: blinkend en met een
14
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
paardenkop op. Ik huilde van de pijn, deed de ganse nacht geen oog dicht. De volgende morgen rolden de tranen nog over mijn wangen. Ons moeder, die voor ons heel streng was en geen kleinzerigheid kon verdragen, stuurde me toch naar school, maar bond een handdoek rond mijn hoofd, over mijn gekwetste oog. Ik zag eruit als een piraat, en ging zo met mijn broers en zussen mee naar school. Ik had niet zoveel vrienden, maar wat ik toen ervaren heb, is wat een beetje aandacht en liefde met een mens kunnen doen. Wat oprechte interesse en genegenheid kunnen betekenen als je lijdt. Want we liepen de koer van de speelplaats op, en spontaan kwamen alle kinderen op mij afgelopen. Ze waren nieuwsgierig naar wat er gebeurd was, en toonden allemaal mededogen met mijn verdriet en pijn. Ze gaven mij allemaal een hand, alsof ze wilden zeggen ‘we dragen de pijn samen met jou’. Dat is een gevoel dat ik nooit meer vergeet. Het verzacht zoveel pijn wanneer men begrip voor je heeft, wanneer men er voor je is in momenten van zorg en verdriet. En laat die aandacht, dat warm-menselijke, ook niet ophouden wanneer de persoon verlost is van zijn verdriet of pijn. Dat zie je immers ook vaak: mensen zorgen voor elkaar in hoge nood, maar eenmaal die nood voorbij, is het ook gedaan met de aandacht. Nee, dat is niet wat telt. Er blijvend zijn voor elkaar, elkaars pijn mee dragen, dat kan zo zalig zijn.
“Er blijvend zijn voor elkaar, elkaars pijn mee dragen, dat kan zo zalig zijn.”
Ook vandaag ervaar ik nog dat er heel veel mensen zijn waar niemand aandacht voor heeft. Die niemand hebben om hun zorgen mee te delen. Aan hen wil ik zeggen: doe zoals ik in het verleden heel
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
15
vaak gedaan heb en ook nu nog elke dag doe: bid. Geef je zorgen en lasten af aan God onze hemelse vader, aan moeder Maria of aan een andere dierbare die reeds is overgegaan en waar je soms nog zoveel verdriet om hebt. Praat tegen hen, vertel hen je verdriet en zorgen, en je zal verlost zijn. Ik weet het, want ik heb het zelf zo vaak gedaan. Door je verdriet met God te delen, maak je het jezelf mogelijk om het te blijven dragen. Mijn meter zei altijd tegen ons ‘Bid menneke, en Jezus zal er wel voor zorgen’. En inderdaad, ik heb altijd gebeden, en Jezus, tot op heden, zorgt nog altijd voor mij. Wij waren een groot gezin: vader, moeder en negen kinderen, vier jongens en vijf meisjes. Wij kinderen hadden toenertijd veel aan elkaar, de Van Holders waren een echte kudde. We waren meestal alleen met ons moeder. Mijn vader zagen we niet veel, hij werkte van zes uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds in de fabriek. Hij zorgde voor zijn gezin, zorgde ervoor dat we een dak boven ons hoofd hadden en dat we aan eten en drinken nooit iets tekort zijn gekomen. Ons moeder, een hardwerkende huisvrouw die negen kinderen heeft opgevoed. Als kind sta je daar niet bij stil, je vindt dat normaal want je hebt nooit iets anders gekend. Maar eens je ouder wordt, zelf aan het werk bent en zelf een gezin hebt, dan pas besef je wat je ouders allemaal voor je gedaan en opgeofferd hebben. Ik kan met de hand op het hart niet zeggen of ik het zou gekund hebben, negen kinderen op de wereld zetten en grootbrengen. Ons moeder was ook streng voor ons. Ik herinner me dat ik op een gegeven moment tegen haar zei dat ik mij zo moe voelde. Ze stuurde me toch naar school, ook de volgende dagen, terwijl ik bleef klagen over vermoeidheid. Tot ik op een morgen wakker werd, zo geel als een peer. De dokter werd erbij geroepen, en vertelde me dat ik geelzucht had, en niet naar school kon. Maar het was te laat, geelzucht is besmettelijk in de weken vooraleer je geel wordt, er was in onze klas dus bijna geen enkel kind die niet door mij besmet was geraakt. De dokter vroeg me of ik me de voorbije periode niet moe en futloos
16
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
had gevoeld. Waarop mijn moeder de bedenking maakte ‘ze zal dan toch ziek geweest zijn’. Als kind komt zoiets heel hard aan. Je richt je als kind immers toch altijd tot je moeder, zij wordt verondersteld een onvoorwaardelijke bron van liefde en troost te zijn. En om dan aan haar te vertellen wat de waarheid is, en te merken dat ze je niet gelooft omdat ze niks aan je ziet, dat is hartverscheurend. Ik draaide me om, weg van haar, en begon intens te wenen. Wat sommige mensen in hun innerlijke dragen, dat ziet een ander dus zeker niet altijd. Zelfs geen moeder. En dat kan ook heel pijnlijk zijn. Nu nog voel ik het verdriet van toen, al ben ik mijn moeder ergens ook dankbaar. Ze heeft ons door haar strenge opvoeding immers geleerd om niet thuis te blijven voor futiliteiten.
Naar de mis en op bedevaart Het geloof en gebed namen in ons gezin een belangrijke plaats in. Ik bewaar er ook bijzonder mooie herinneringen aan. Tijdens de week gingen we elke dag om zeven uur ’s morgens naar de mis, voor de school begon. Elke avond, voor het slapengaan, terwijl moeder ons klaarmaakte voor ons bed, moesten we bidden. Drie Onzevaders of drie Weesgegroeten. Waar wordt tegenwoordig nog op die manier gebeden? Veel te weinig, terwijl het zo eenvoudig en zo simpel is. Het gebed geeft zoveel kracht en energie. Ik ben er mijn ouders en mijn meter en peter nog altijd dankbaar voor. Vandaag is het voor mij dan ook geen enkele moeite om elke dag de rozenkrans te bidden. Integendeel, de rozenkrans is mijn talisman. Mijn medicijn, mijn
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
17
wapen, mijn antidepressivum. Het is dat wat ik probeer terug te brengen in de huiselijke kringen: bid gewoon, en je zal je lasten kunnen dragen.
“Bid gewoon, en je zal je lasten kunnen dragen.”
Wanneer iemand overleden was, dan baden we voor het goed overgaan van die persoon. We baden voor de zielen, en dan voor alle heiligen. Het waren er heel veel, ik herinner me nog dat we dikwijls meer dan een uur aan het bidden waren. Als kind maakt zoiets natuurlijk indruk. Ik herinner me nog dat ik een keer aan mijn moeder vroeg hoeveel lievevrouwkes er zo eigenlijk waren. ‘Zwijgen en verder bidden’, was haar antwoord. Nu weet ik natuurlijk dat er maar één moeder Maria is, maar als kind hoor je al die namen voorbijkomen: maagd van de onbevlekte ontvangenis, moeder van zeven smarten, altijd durende bijstand… Toch heeft geen enkele broer of zus van mij die vraag ooit gesteld. Misschien dan al een voorteken van mijn latere levenspad? De nachtmis was een ander jaarlijks ritueel. Eerst moesten we natuurlijk naar bed, van zeven tot elf uur slapen. Dan opstaan, ons klaarmaken, tegen twaalf uur naar de mis, terugkomen en meteen opnieuw het bed in. En op zondag gingen we dan naar de hoogmis. Zondag was voor ons kinderen een hoogdag in meer dan één betekenis, want we mochten vooraf eerst allemaal langs ons meter gaan. Daar kregen we elk drie frank pree, waarmee we dan snoep mochten gaan kopen. Je kan je voorstellen dat we er elke week als de kippen bij waren om op bezoek te gaan bij ons meter. Toch hangt er ook een droevige herinnering vast aan die zondagen bij haar. Ik wilde altijd als eerste bij haar op bezoek. Ik wist namelijk dat er onenigheid in de familie was. Als kind weet je er nooit het fijne van, maar voel je wel aan wanneer er verdriet heerst in je familie. En ik wilde op mijn eigen, kinderlijke manier mijn meter troosten en er voor haar zijn. Ik hield haar dan aan de praat over
18
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
de snoep die ik zou gaan kopen, zodat ze niet zou zien dat de familie aan haar venster passeerde zonder eens binnen te komen. Nu nog voel ik de pijn die zij toen had. Als kind dacht ik ‘ze is haar verdriet vergeten, want ik ben hier bij haar’, maar in haar hart was de pijn er natuurlijk nog altijd. Met de pree die ik van mijn meter kreeg, kocht ik snoepgoed om uit te delen. Maar diegenen die ik het aanbood, wilden het niet. Opnieuw een les geleerd, tot op vandaag een waarheid als een ander: liefde is niet te koop. Het braafst was ik elk jaar gedurende de maand mei. Wanneer ik goed geluisterd had en niet ongehoorzaam was geweest, mocht ik namelijk mee met ons meter op bedevaart naar Neigem, een dorpje verder dan Lieferinge. We gingen er naar de kapel van Bevingen. Een mooi Maria-oord, mijn meter en ik deden er gans de rozenkrans. En dat was, zeker in de ervaring van een kind, een lange weg om te gaan.
Mijn meter en peter zaliger van vaderszijde. Met mijn meter had ik een bijzonder innige band,
gedurende haar hele leven. Zij was een luisterend oor en een bron van inspiratie voor mij.
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
19
Als kind mocht ik niet veel weg van huis, dus het was elk jaar opnieuw een geweldig evenement voor mij. Toch was er nog een andere reden waarom ik graag meeging naar Neigem. Elk jaar passeerden we ongeveer dezelfde plaatsen rond hetzelfde uur. En elk jaar stond daar langs de kant van de weg ook een jongen. Of hij het was die mij toen inspireerde, of het toch vooral de rozenkrans was, dat herinner ik me niet meer. Feit is dat ik die jongen nooit gesproken heb, maar gaandeweg, jaar na jaar, wel de kracht van het afleggen van de rozenkrans en het bidden ervan heb leren ervaren. Was die jongen misschien een engel, voor mij op aarde geplaatst, om mij te leren bidden? Zo zie je, God heeft het altijd goed met ons voor. Op de een of andere manier loodst hij ons altijd opnieuw naar het gebed. We mochten ook met ons meter mee op bedevaart naar Halle. De hele maand mei worden daar ter ere van Onze-Lieve-Vrouw bedevaarten gedaan. Je kon er de Kruisweg doen, zowel de grote als de korte weg. En wanneer wij dat gedaan hadden, de rozenkrans dwars door de weiden, en daarna de dienst in de Onze-Lieve-Vrouwkerk van Halle, dan ging mijn meter met mij een tasje koffie drinken. Wat voelde ik me groot op die momenten, dat ik samen met haar een tas koffie mocht drinken. Tegelijk leerde ze me zo dat we eerst dienen te werken, en daarna pas de vreugde komt. Mijn meter en ik hadden een innerlijke band waar niemand weet van had, en tot op heden weten slechts heel weinig mensen hoe sterk onze band precies was. Toen ik begon te werken, deed ik elke morgen een stopke bij haar. Ze gaf me een kruisje en de woorden ‘wees voorzichtig’ en ik kon verder. Ook ’s avonds kon ik niet naar huis zonder bij haar langs te gaan voor een knuffel en een kus. Dan had zij ook haar gemoedsrust. Een uit de duizend, dat was ons meter. Zij hielp waar er hulp nodig was, en bad heel vaak. Ze vertelde ons altijd, wanneer er een zorg was en wanneer
20
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
we met ons verdriet bij haar te rade gingen: ‘zo je de rust wilt, bid nog een Onzevader’. Dat is dan ook het allerbelangrijkste dat ze me heeft meegegeven. Dat we moeten leven met rust in ons innerlijke. Daarom dat ik ook dagelijks mijn gebed doe, en dat ik tegen hierboven zeg ‘ik geef het in jullie handen’.
“Daarom dat ik ook dagelijks mijn gebed doe, en dat ik tegen hierboven zeg ‘ik geef het in jullie handen’.”
De eerste tekenen Zoals ik eerder al vertelde, was ik als kind verlegen en teruggetrokken wanneer ik niet in mijn dagdagelijkse omgeving was. Misschien voorvoelde ik op een of andere manier al zaken die anderen niet opmerkten? Misschien was ik toen al gevoelig voor signalen, al was ik me er op dat moment nog niet van bewust? Feit is dat er in mijn herinneringen een aantal voorvallen zijn die me op weg zetten naar het pad dat ik tot op heden nog bewandel. Voorvallen die ik graag voor de eerste keer, op deze pagina’s, met jullie deel. Een van mijn klasgenootjes kreeg leukemie. Hij was verzot op champignons en wij, als zijn klasgenoten, wilden iets voor hem doen. Op een dag stonden we vroeger op dan anders, om stokjes in de grond te plaatsen, zodat we de volgende dag de champignons zouden kunnen plukken. Uiteraard vroeg ik ’s avonds in mijn gebed een goede gezondheid en veel champignons voor mijn klasgenootje – in mijn kinderlijke onschuld geloofde ik dat hij daarmee zou
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
21
kunnen genezen. De kracht van mijn gebed gaf me ook de moed om ’s morgens zo vroeg op te staan om te gaan zoeken naar champignons. Misschien was het al het een en ander dat in mij wakker werd. En wat zagen we de volgende morgen? We hadden stokjes gezet in de hoop van enkele champignons te vinden, maar in plaats daarvan konden we emmers en emmers vol plukken. Zijn moeder bleef maar bakken, en hijzelf, hij was zo gelukkig. Hoe ziek hij ook was, de glimlach stond telkens op zijn gezicht gebeiteld. Wij voelden wel dat hij zou geroepen worden naar Onze-Lieve-Heer, en wisten dat hij een hele grote fan was van Rik Van Looy. Wij, onze stoute schoenen aangetrokken, schreven een brief naar Rik Van Looy, over de toestand van onze klasgenoot. Die grote wielrenner, de Keizer van Herentals, heeft toen zijn wereldkampioenentrui naar dat kind gestuurd. Hij was zelfs van plan om persoonlijk langs te komen. Die dag heeft mijn klasgenoot jammer genoeg niet meer mogen meemaken. De dag voordien was hij naar gene zijde overgegaan. Dat Van Looy zou komen, dat besefte hij ook niet meer zo goed. Maar die trui, die heeft hij lang kunnen zien hangen. Toen het moment van de begrafenis daar was, werd mij door de hoofdmeester op school gevraagd of ik het kruis kon dragen in de processie, die van bij mijn klasgenootje thuis tot aan de kerk zou gaan. Iedereen vond dat logisch, ik kreeg toch al verwijten en grappen toegesmeten dat ik maar best nonneke kon worden en noem maar op. Ik wilde dat graag doen, en hoewel ik natuurlijk verdriet had om het verlies van mijn klasgenoot, was ik diep vanbinnen ook blij. Ik voelde aan dat ik geen verdriet meer moest hebben. Dat hij tevreden was, dat hij naar zijn bestemming was. Maar leg dat maar eens uit als je zelf nog een kind bent. Ik heb dan de pech gekend dat er een foto werd genomen, waar ik – met het kruis – al lachend op stond. Ik heb daar toenertijd verwijten rond gekregen die onterecht waren, en te hardvochtig voor een kind. Mijn opluchting en
22
Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
blijdschap golden de zielenrust van mijn klasgenoot, ze waren geen uitingen van leedvermaak. Ik had alle respect voor het intense verdriet van zijn ouders, familie, vrienden en zijn klasgenoten, waartoe ik uiteindelijk ook mezelf rekende. De verwijten hebben me diep pijn gedaan, ik maakte voor de eerste keer ook mee hoe mensen reageren wanneer ze geconfronteerd worden met iets dat ze niet begrijpen. Zij zagen mijn gave niet. Ik op dat moment uiteindelijk ook niet, maar ik voelde ze wel, ik voelde de kracht van hierboven in mij.
“Ik maakte voor de eerste keer mee hoe mensen reageren wanneer ze geconfronteerd worden met iets dat ze niet begrijpen.” Omdat Lieferinge zo klein was,
vond het vormsel er maar om de twee jaar plaats. Mijn moeder had me naar de pastoor gestuurd om te vragen of ik toch dit jaar nog kon gevormd worden, zogezegd omdat mijn kleren anders te klein zouden zijn. Waarop zijn antwoord al lachend was: 'Je zal volgend jaar toch niet in je blootje moeten lopen?' Toch kreeg ik van hem de toestemming, en is mij het heilig vormsel toegediend in Geraardsbergen. Hoofdstuk 1 - De jaren van mijn jeugd
23