STORIA HD Live 3 DDO (editie 2024)

Page 1

Doorstroomfinaliteit domeinoverschrijdend
LEERWERKBOEK

Doorstroomfinaliteit domeinoverschrijdend

Leerwerkboek

Kristel Bekers

Gorik Goris

Senne Hendrickx

Rogier Lindemans

Kris Merckx

Wim Moreau

Jacky Philips

Luc Van den Broeck

Jos van Dooren

o.l.v. Katleen Dillen

3
©VANIN

Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.

©VANIN

Doorstroomfinaliteit domeinoverschrijdend

Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.

Auteurs: Kristel Bekers, Gorik Goris, Senne Hendrickx, Rogier Lindemans, Kris Merckx, Wim Moreau, Jacky Philips, Luc Van den Broeck, Jos van Dooren o.l.v. Katleen Dillen

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.

Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.

Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2021

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Eerste druk 2024

ISBN 978-94-647-0685-7

D/2024/0078/218

Art. 606738/01

NUR 130

Cover- en lay-outconcept: Peer bvba

Opmaak: Zyncke

Tekeningen: Katrien Davans

Cartoons: Steven Degryse (Lectrr)

Cartografie: Van Dijk Vormgeving & Kartografie, Van Oort redactie en kartografie, Almere, Rerink kartografie & Vormgeving, Eindhoven

Advies taalkrachtige didactiek: Bert Zurings

3
STORIA HD live 3 –leerwerkboek –leerlinglicentie

I NHOUD

Inleiding 4

A Over oude en nieuwe dingen 9

A1

Even je geheugen opfrissen 10

A2 De middeleeuwen, het begin van 19 een nieuwe samenleving

Ontdekplaat –De Germanen

Onderzo ek 1: een beeld van de 24 middeleeuwen

B De vroege middeleeuwen 29

B1 Het Romeinse Rijk houdt stand in 30 het o osten

Ontdekplaat –De Hagia Sophia

B2 De Franken, nieuwe heersers 37 in het westen

Onderzo ek 2: raadsels rond Karel de 48 Grote

B3 De Vikingen 55

Overzicht B 64

C Op stap do or verschillende tijden 65

C1 De evolutie van de bevolking 66

C2 De Zwarte Dood, een middeleeuwse 72 pandemie

Ontdekplaat –De pest

C3 Landbouw en voedsel 79

Ontdekplaat –Landschap

C4 De standensamenleving 86

Onderzo ek 3: de vrouw in de klassieke 95 oudheid en in de middeleeuwen

Ontdekplaat –De vrouw in de middeleeuwen

C 99

D Niet-westerse samenlevingen 100

D1 De islam 101

E De middeleeuwen van 900 tot 1450

E1 De feo daliteit of het leenwezen 131

E2 De opkomst van de steden in onze 137 gewesten

Ontdekplaat –Kenmerken van steden

E3 De vorsten strijden om de macht 145

Onderzo ek 5: de Normandiërs 160 veroveren Engeland

E4 De Nederlanden

E5 De Guldensp orenslag 178

E6 Oorlog en o orlogsvoering in de 188 middeleeuwen

Ontdekplaat –Wapens en belegering

Overzicht E 200

©VANIN

Ontdekplaat –De islam in Europa

Onderzoek 4: het gouden tijdperk van 110 Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)

D2 China en de Mongolen 118

F1 Kerk en christendom

Onderzo ek 6: misdaad en straf 216

F2 De kruisto chten 224

Onderzo ek 7: Arabische bronnen 233 over de inname van Jeruzalem in 1099

Ontdekplaat –De kruistochten

F3 Toch niet zo duister, die 241 middeleeuwen

F4 Romaanse en gotische kunst 250

Ontdekplaat –Cultuur in de middeleeuwen: b ouwkunst

Onderzoek 8: de Vlaamse Primitieven 258

G1 Beroemde en beruchte

middeleeuwers Woordenlijst

Mijn p ersoonlijk woordenboek

Uitvouwbare tijdlijn

Schema historisch denken

3 INHOUD
Overzicht
130
167
F Cultuur in de middeleeuwen 201
202
G Synthese 264
Overzicht F 263
266
265
272

Op verkenning in STORIA HD live

Je vindt de inhoudsopgave van dit leerwerkboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er zijn gepland. In hoeveel groepen of onderdelen kun je ze onderverdelen? Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert.

Het leerwerkboek

Alle lessen hebben dezelfde structuur, maar de leerstof wordt op verschillende manieren aangebracht. Tijdens sommige lessen zal je leraar veel vertellen; andere lessen worden grotendeels of volledig opgebouwd aan de hand van verschillende soorten opdrachten. Die opdrachten kun je klassikaal, in groepjes of individueel oplossen. De onderstaande illustraties maken de structuur van elke les duidelijk.

2 Duidelijke lestitels

INLEIDING ©VANIN

1 Lesnummer

5 Deze icoontjes geven aan welke domeinen in de les aan bod komen.

3 Een krachtige inleiding met de historische vragen waarop de les een antwoord geeft.

De standensamenleving

Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Iedereen die de wet overtreedt, wordt op dezelfde manier bestraft. In onze grondwet staat letterlijk: ‘Alle Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is in de Staat geen onderscheid van standen.’ Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd behoren de mensen tot een stand. Voor elke stand gelden andere wetten en regels.

Wat wordt er bedoeld met een ‘stand’?

Hoe is de standensamenleving ontstaan? Hoe is ze doorheen de eeuwen geëvolueerd? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?

900 ±500

6 De tijdlijn situeert de les in de tijd.

4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat. In het vakje onder de kaart kun je verwijzen naar kaarten uit je historische atlas.

Kaartnr(s).

MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD 1789 ±1750 ±1450

OPDRACHT 1

Omcirkel telkens het juiste antwoord.

a Wanneer is in West-Europa de standensamenleving ontstaan? Tussen de 6e en de 8e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw – tussen de 10e en 11e eeuw

b Hoelang blijft de standensamenleving in West-Europa ongeveer bestaan?

600 jaar – 900 jaar – 1 200 jaar

De standen hebben eigen rechten en plichten

Zoals je al weet, is iedereen in België gelijk voor de wet. Alle Belgen hebben dus dezelfde rechten en plichten (al is het in werkelijkheid wel iets ingewikkelder). Vanuit een geschiedkundig standpunt

is dat echter nog niet zo heel lang het geval.

Tot aan het einde van de 18e eeuw is de West­Europese samenleving een standensamenleving met drie standen (groepen): de clerus of geestelijkheid geestelijken), de adel (edelen) en de derde stand (alle andere mensen). In zo’n samenleving zijn mensen juridisch (wettelijk) niet gelijk. Met andere woorden, al naargelang de stand waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten (en plichten). Meestal ben je lid van zo’n groep door geboorte

7 Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in.

Doordat er verschillende groepen zijn met verschillende rechten, is er ook een sociale hiërarchie of maatschappelijke rangorde. In zo’n gelaagde samenleving staat de ene groep dus hoger en heeft die meer aanzien dan een andere groep.

Wat is er van toepassing? Zet een kruisje in de tabel. Gelijke rechten Verschillende rechten Afkomst is bepalend Geen maatschappelijke rangorde

Standensamenleving Huidige Belgische samenleving

Bron 1 Het kastensysteem in India

Ze was bijna twintig en werkte op een veld toen vier mannen uit een hogere kaste haar bij de sjaal grepen. Ze verkrachtten haar, braken haar rug en verminkten haar tong. Ze was een dalit, lid van de voormalige ‘onaanraakbaren’. (…) [In het voornamelijk hindoeïstische India] staan zij onderaan de kastenpiramide. Artikels 14 tot 17 uit India’s seculiere grondwet verbieden al sinds 1947 discriminatie tegen dalits. Daar hadden de vier, die vlak bij hun slachtoffer woonden, geen boodschap aan. (…) In landelijk India brokkelt het kastensysteem af. Er is een crisis in de landbouwsector. Traditioneel ‘belangrijke families’ zijn beroofd van hun machtsbasis. Onderwijs voor vrouwen zit in de lift. Mannen van lagere kasten verdienen geld in de stad, meer dan ze in hun dorp kunnen via pietluttige werkjes voor de elite. (…) ‘Politie en grondbezitters gebruiken seksueel geweld om dalits een “politieke” les te leren en de kasten­ en klassenstructuur te versterken. Het is juist het verzet daartegen dat geweld uitlokt.’ Dalits willen in 2020 niet terug naar vroeger. Op hun smartphone zien ze een wereld die vooruitgaat. En artikels 14 tot 17 zijn misschien nog geen realiteit, maar wel springlevend.

Uit: Giselle Nath, Zelfs priester wakkert seksueel geweld tegen lagere kasten aan, in: De Standaard, 01 oktober 2020 Het kastensysteem in India is eeuwenoud en heeft zowel religieuze als sociaaleconomische wortels. De term komt van Portugese ontdekkingsreizigers uit de 16e eeuw. Die gebruikten het woord ‘casta’ (afkomst) om de vele sociale groepen in Indië te benoemen. Die sociale groepen leefden apart van elkaar –in die zin dat er niet onderling werd getrouwd –, hadden hun eigen specifieke beroepen, een bepaalde positie in de samenleving, eigen gebruiken …

a Over welke historische periode gaat de tekst?

b Met welk van de twee systemen vertoont het kastensysteem in India op het eerste zicht het meeste overeenkomst? Vink het juiste antwoord aan. de standensamenleving de huidige Belgische samenleving

87 C op stap Door verschillenDe tijDen

8 Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard vanaf blz. 265. Als er nog woorden zijn die je niet begrijpt, schrijf je ze op in je ‘persoonlijk woordenboek’ op blz. 272 in dit leerwerkboek. De verklaring zoek je op in een (online)woordenboek zoals www.woorden.org. Je kunt ook uitleg vragen aan je leraar.

9 De contextinformatie helpt je om de bron te begrijpen.

4 INLEIDING 86 LES C4 C4
STANDENSAMENLEVING
1
OPDRACHT
2
OPDRACHT 3
1

62

10 In de rubriek ‘onWAARschijnlijk’ vind je extra informatie over de les: boeiende verhalen die je normaal niet in schoolboeken vindt.

11 Een schema van de lesinhoud helpt je de les te studeren.

Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië.

Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar

het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.

Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten. Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen: ONWAARSCHIJNLIJK!

KENNEN

1 de begrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen

2 de begrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’, grafgift, ‘stereotiep’ en ‘stereotypering’ uitleggen

3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren

4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven 5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars

6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

KUNNEN

1 de betrouwbaarheid, de functie en het doelpubliek van een bron beoordelen

2 informatie uit bronnen afleiden

3 een bron in zijn context plaatsen om die bron beter te begrijpen

4 bronnen vergelijken

5 de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten

6 historische vragen stellen

12 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. Het icoontje verwijst naar de oefeningen op diddit. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.

13 Na enkele onderdelen vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.

14 Op drie plaatsen in het leerwerkboek werken we met een origineel en spannend verhaal van jeugdauteur Dirk Bracke. Daarmee (her)beleef je de geschiedenis op een net iets andere manier. Je kunt de verhalen beluisteren bij het onlinelesmateriaal.

15 De QR-codes kun je inscannen. Ze geven toegang tot ondersteunend materiaal.

C4 SCHEMA LES C4 De stanDensamenleving

1 De standen hebben eigen rechten en plichten

GEESTELIJKHEID

Plichten: ­

Rechten:­ADEL Plichten: ­

Rechten:DERDE STAND Plichten:

2 Het ontstaan van de standensamenleving

Grondbezit heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Later is vooral de afkomst bepalend.

3 Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

De steden worden rijk en machtig.

De stedelingen krijgen rechten: zelfbestuur eigen rechtspraak

De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e ­16e eeuw aan macht en aanzien.

4 Het einde van de standensamenleving

In de 18e eeuw vindt men meer en meer dat alle mensen van nature gelijk zijn.

Eind 18e eeuw komt er een einde aan de standensamenleving.

©VANIN

De Franken bekeren zich tot het christendom

De Germaanse stammen aanbidden aanvankelijk verschillende goden. De christelijke Kerk aanbidt slechts één God (monotheïsme). Zij stuurt geestelijken missionarissen genoemd, naar de Germanen en probeert ze zo te christianiseren Geleidelijk aan lukt dat. Ook koning Chlodovech bekeert zich.

De christelijke Kerk behoudt veel van de Romeinse gebruiken het Latijn blijft bijvoorbeeld in het westen de taal van de Kerk. Ze gebruikt ook het schrift om belangrijke beslissingen, gebeurtenissen en ideeën op te schrijven. De Frankische koningen maken dankbaar gebruik van geestelijken om een deel van hun wetten te laten opschrijven. Bisschoppen en abten zijn ook belangrijke raadgevers.

Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de doop van Chlodovech.

a Tegen wie vechten de Franken?

b Welk geloof heeft Clotilde?

c Waarom wil Chlodovech de veldslag winnen?

d Welke belofte maakt Chlodovech?

e Welke twee voordelen krijgt Chlodovech als hij christen wordt?

f Men vecht tijdens een groot deel van de middeleeuwen te voet. Paarden dienen om de krijgers over het slagveld te verplaatsen. Welk historisch foutje staat er dan in het verhaal over de aanval van de Visigoten?

Grootgrondbezit is belangrijk

Grondbezit garandeert rijkdom en macht. In het gebied tussen de rivieren de Loire en de Rijn worden een klein aantal heren eigenaar van uitgestrekte domeinen. De domeinen breiden zich uit ten nadele van de kleine boerderijen. De kleine boeren staan hun grond af in ruil voor bescherming, of omdat hun opbrengsten te laag zijn. Ze hopen een beter leven te hebben als ze werken voor een machtige grondheer.

De meeste boeren zijn horigen in ruil voor een hoeve en de bescherming van de heer moeten ze diensten (zoals de grond van de heer bewerken) en betalingen in natura leveren. Behalve boeren wonen er op het domein ook ambachtslieden zoals een smid, een timmerman, een pottenbakker

... Men streeft lokaal naar een zelfvoorzienende of gesloten economie de opbrengsten van het domein dienen hoofdzakelijk voor de eigen behoeften van de bewoners.

Handelaars leveren producten die een domein niet zelf voorbrengt. Ze verhandelen ook goederen die een heer wenst te verkopen (een deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ...).

5 INLEIDING
B3
LES
94 LES
De standensamenleving
39 B
2 OPDRACHT 2 3 VERHAAL

het onlineleerplatform bij STORIA HD live

Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.

Je kunt vrij oefenen en de leraar kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.

Je kunt kiezen uit:

- oefeningen per les, - oefeningen op ‘het referentiekader’, - oefeningen op ‘werken met bronnen (HD)’, - oefeningen op ‘kennis en begrippen’, - oefeningen op ‘historische redeneerwijzen’.

Hier vind je de opdrachten die de leraar voor jou heeft klaargezet.

Hier kan de leraar taken voor jou klaarzetten.

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten?

Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

Hier vind je het lesmateriaal per les of per leerstofonderdeel (onder andere kennisclips, verhalen van Dirk Bracke en video- en audiobestanden).

Daarnaast zijn er de ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt. Je vindt er bijvoorbeeld allerlei soorten bronnen en filmmateriaal rond een bepaald thema. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit.

Veel plezier!

hem voorbijraasden in de richting van Kortrijk. De stad zou vast geplunderd worden. De omgeving was bezaaid met lijken en dode paarden. Er werd gekreund, om hulp geschreeuwd, hardop gebeden. Een eindje verderop kroop een boogschutter moeizaam weg. Johan hapte naar adem toen hij zag dat de linkerarm van de man ontbrak. Toch probeerde hij op zijn knieën naar de struiken te kruipen om zich te verstoppen. Een soldaat had de man opgemerkt. Zonder aarzelen liep hij op hem af; Johan beet op zijn hand om het niet uit te schreeuwen toen de soldaat het hoofd van de man bij het haar achterover trok en met een haal van zijn mes de keel oversneed. Johans hart sloeg een paar tellen over toen tussen de lijken iemand bewoog en naar het struikenbosje keek. Dan loerde de man rond en kroop voorzichtig in de richting van Johan. Hij komt recht naar me toe, besefte Johan en hij verkrampte van schrik. Ik moet hier weg! Johan spiedde over zijn schouder en hij hapte weer naar adem toen hij achter het struikenbosje beweging zag. Ingesloten, beseft hij. Opeens voelde Johan zich ontzettend stom omdat hij per se het slagveld had willen zien. Ondanks de kou rolden de zweetdruppels over zijn voorhoofd. Hij voelde zijn hart tegen zijn ribben bonzen toen de man kruipend als een regenworm recht naar hem toe bewoog. De jongen

6 LES INLEIDING
HEt ONLINELEErpLatfOrm bIj stOrIa HD LIvE Gotische kerk 15 De lijkenrover DIRK BRACKE Over Jacob van Artevelde en zijn zoon Filips en over de strijd van Gent voor meer vrijheid in de 14e eeuw VERHAAL 1 5 10 20 30 40 45 50 60 70 75 80 Johan huiverde toen hij voorzichtig door de struiken gluurde. Het regende en een kille wind sneed tot op zijn huid. Toch was het niet de koude die hem rillingen bezorgde. Het was afschuwelijk. Ondanks het gevaar kon een jongen van veertien nieuwsgierig zijn, heel nieuwsgierig. Hij had zoveel over de ridders, de koning, de stadsmilities en de oorlog horen vertellen dat hij het moest zien. Het was bijna avond en de veldslag was achter de rug. Daarnet had hij zich nog haastig verstopt toen ridders
zag de angstflits in de ogen van de kerel toen die hem opmerkte. Even bleven ze elkaar beloeren, maar dan besefte Johan dat de kerel ook niet wilde gezien worden en hij wenkte hem met zijn hand. ‘Wat doe je hier?’ vroeg de man verbaasd terwijl hij naast Johan kroop. ‘Alleen maar kijken.’ De man knikte enkel alsof het allemaal geen belang had. Onafgebroken gingen zijn ogen over de omgeving. Ze keken allebei tegelijkertijd op toen een soldaat triomfantelijk schreeuwde en met zijn laars tegen het hoofd van een lijk schopte. Meteen kwamen andere soldaten op hem toegelopen. Ze trokken een bebloed lijk overeind. ‘Ze hebben Filips gevonden’, zei de man. ‘Ik durf wedden dat de Franse koning een beloning geeft aan wie hem onze leider kan bezorgen.’ Alsof ze een dode hond achter zich aan trokken, hadden twee soldaten Filips bij de enkels genomen en ze sleepten hem over de andere lijken weg. ‘Het is allemaal voorbij’, zei de man. Zijn stem klonk somber. ‘De veldslag?’ vroeg Johan een tikkeltje verwonderd, omdat het wel duidelijk was. ‘Ook dat. Maar vooral onze vrijheid. Nu zal de graaf Gent en de andere steden weer onder de duim houden. Belastingen, boetes, zijn rechtspraak, zijn mannetjes in het stadsbestuur, onze duurbevochten rechten kwijt, misschien worden onze muren wel afgebroken … In plaats van vrij te zijn, trekken de graaf en zijn volgelingen weer aan de touwtjes van ons leven.’ ‘We zijn toch nooit vrij’, meende Johan verbaasd. ‘God heeft toch gezegd dat de
©VANIN

Geschiedenis studeren: in de klas en thuis

Welkom in de geschiedenislessen van het derde jaar van het secundair onderwijs. Je ontdekte in de vorige schooljaren al dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren.

Geschiedenis is niet zo moeilijk, als je de lessen op de juiste manier aanpakt. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten in de klas brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen.

In de klas

Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je thuis gemakkelijker de leerstof kunnen instuderen. In de klas doe je het volgende:

- onthoud de titel van de les;

- let op de onder titels: ze vatten de hoofdlijnen van de les samen;

- het is b elangrijk dat je alles begrijpt: woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je immers moeilijk onthouden;

- probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt;

- b estudeer de bronnen en de opdrachten aandachtig;

- zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.

Thuis

Voorbereiden

Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerwerkboek, notities, een te verbeteren test ... Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.

Verkennen

Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de maatschappelijke domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titels en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.

Lezen en begrijpen

Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de bronnen brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. We onderscheiden historische begrippen en structuurbegrippen. Die structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis. Je vindt ze in het oranje in de woordenlijst. Maak per les een woordenlijst met de begrippen die je moet kennen. De uitleg kun je meestal

kopiëren uit de woordenlijst of uit de les. Bekijk vervolgens het schema . Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen. Als je op die manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.

Oefenen

Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden . Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten. Je leert ook om kritisch om te gaan met je bronnen. Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.

Studeren

Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop nog eens alle opdrachten. Let daarbij extra op de titels, zodat je inzicht hebt in de opbouw van de les. Bij een toets of examen is het echter niet voldoende om enkel de informatie van je schema op te schrijven.

Controleren

Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je leerwerkboek. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN. KENNEN geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. KUNNEN somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen. De lijst is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, kruis je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op diddit vind je interactieve opdrachten om KENNEN en KUNNEN verder in te oefenen.

7 INLEIDING
2 ©VANIN

Historisch denken

Je leert in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden, maar ook hoe die verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen: je leert historisch denken We geven je hier een overzicht van de vijf onderdelen van historisch denken. Dat hoef je niet uit het hoofd te leren.

©VANIN

Lees de krachtlijnen van historisch denken.

- Probeer het woord te achterhalen dat in elke krachtlijn ontbreekt.

- Onderstreep de kernwoorden in de uitleg.

HD1 Historische stellen

Historisch denken start met een historische vraag. In het begin van elke les formuleren we de vragen die we tijdens die les zullen onderzoeken. Je vindt ze in het groen in de inleiding. Een historische vraag is gericht op het menselijke verleden en gaat over het verleden, over de relatie heden-verleden, over de manier waarop kennis over het verleden tot stand komt en over het beeld dat we van het verleden hebben.

HD2 Een beeld van het verleden opbouwen

Geschiedkundigen ordenen stukjes geschiedenis in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein (zie les A1). Zo krijg je een beter overzicht en inzicht. Tegelijkertijd leer je historische begrippen en structuurbegrippen (zie woordenlijst) om de kenmerken van de samenlevingen die je bestudeert juist te benoemen.

HD3 Kritisch redeneren met en over

Onze kennis over het verleden leiden we af uit bronnen: we redeneren met bronnen. Daarom is het heel belangrijk om goede bronnen uit te kiezen. Je leert controleren of een bron bruikbaar, betrouwbaar en representatief is: dat is redeneren over bronnen.

HD4 Tot historische komen

Het antwoord op een historische vraag is een samenhangende historische redenering. Typische historische redeneringen zijn: aanleiding – oorzaak – gevolg – toeval , evolutie –revolutie , gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid en continuïteit – verandering . Zo vormen we ons een beeld van het verleden.

HD5 Reflecteren over de relatie verleden, en toekomst

Iedereen kijkt met zijn ogen naar het heden en het verleden: vanuit het eigen perspectief . Dat heet dan standplaatsgebondenheid . We weten bovendien niet alles over het verleden. Je leert ook nadenken over het gebruik van geschiedenis in de samenleving.

8
3 OPDRACHT INLEIDING

A Over oude en nieuwe dingen

In het derde jaar leer je tijdens de geschiedenislessen over de middeleeuwen. Dat tijdvak volgt op de klassieke oudheid – die je vorig schooljaar bestudeerd hebt – en gaat de vroegmoderne tijd vooraf.

In dit eerste onderdeel frissen we de historische vaardigheden op en maak je al even kennis met de middeleeuwen. We gaan na hoe en hoeveel je in je dagelijkse leven met die tijd te maken hebt en wat de belangrijkste kenmerken ervan zijn. In les A1 herhalen we de historische vaardigheden. Zo ben je vanaf les B1 helemaal klaar om de middeleeuwen in te duiken.

OPDRACHT 1

Vul de tijdvakken in op de tijdlijn.

OPDRACHT 2

Bron 1 Europa tussen 500 en 1450

In de geschiedenislessen vertrekken we van een westers of West-Europees perspectief a Kleur West-Europa op de kaart. b Geef vijf hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk in dat gebied liggen.

c Kijk in een historische atlas. Welk groot rijk blijft in Zuidoost-Europa voortbestaan?

d Perspectief is een historische redeneerwijze. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

9 A OvEr OUDE EN NIEUwE DINGEN
± 800 v.C. ± 500 ± 1450 ± 1750 ©VANIN

1

Even je geheugen opfrissen

De vorige schooljaren leerde je al heel wat over het geschiedkundige onderzoek Je weet dat een geschiedkundige zich baseert op bronnen om historische vragen te beantwoorden en een beeld te krijgen van het verleden. In deze les frissen we de historische vaardigheden op.

Wat zijn historische vragen? Hoe ordenen we het verleden in de tijd, de ruimte en het domein? Welke beperkingen hebben bronnen? Waarom is de geschiedenis niet hetzelfde als het verleden? Welke historische redeneerwijzen ken je al?

©VANIN

Kaartnr(s).

OPDRACHT 1

Historisch denken begint met het stellen van historische vragen

Geschiedkundigen stellen en beantwoorden historische vragen . Dat zijn vragen over het verleden, vragen over de relatie heden-verleden, vragen over de totstandkoming van historische kennis en vragen over historische beeldvorming.

a Zijn deze vragen historische vragen?

• Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars?

• Wat zijn de oorzaken van de Europese ontdekkingsreizen?

• Is dit manuscript een bruikbare bron voor onze historische vraag?

• Ho eveel procent van het gezinsbudget wordt besteed aan voedsel?

• Ho e werkt het spijsverteringsstelsel?

• Waarom vieren we op 11 juli de Vlaamse feestdag?

b Voeg de verschillende soorten historische vragen toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

10 LES A1 EvEN j E GEHEUGEN O p fr I ss EN
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD MIDDELEEUWEN ±500 ±1450 ±1750 ±1945 ±800v.C. ±3500v.C.
A1
HISTORISCHE VRAAG
KENNISCLIP

OPDRACHT 2

Het historische referentiekader

Om je weg te vinden in al die eeuwen geschiedenis, komt het erop aan dat verleden te ordenen in het referentiekader . Dat betekent situeren in de tijd , de ruimte en het maatschappelijk domein

a Bekijk de tijdlijn op blz. 10. Dat is de meest gebruikte indeling van de geschiedenis in WestEuropa. De jaren waarin we de tijden laten eindigen of beginnen, zijn scharnierdata. Naar welke ‘symbolische’ gebeurtenissen verwijzen deze jaartallen?

ca. 3500 v.C.:

ca. 800 v.C.:

ca. 500:

ca. 1450:

ca. 1750:

ca. 1945:

b Wat is de duur van de middeleeuwen? Met hoeveel eeuwen en millennia komt dit overeen?

OPDRACHT 3

a Vergelijk met de tijdlijn op blz. 101 en noteer een opvallend verschil.

b Vergelijk de westerse indeling van de geschiedenis met de Chinese indeling hieronder en noteer een verschil en een gelijkenis.

Verschil:

Gelijkenis:

De Chinezen delen hun geschiedenis op volgens de vorstenhuizen of dynastieën die aan de macht zijn. Vanaf 1949 gebruiken ze de christelijke jaartelling, zonder evenwel letterlijk naar Christus te verwijzen. Daarvoor telden ze de jaren van elke regeerperiode telkens opnieuw vanaf 1. Op deze tijdlijn zie je de indeling van het Vroege en Late Keizerrijk.

c Wat kun je besluiten over tijdrekeningen en indelingen van de geschiedenis? TIP Gebruik de woorden ‘tijd’, ‘plaats’ en ‘afspraken’.

11 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
2
206v.C. 220 265 420 581 618 907960 1279 1368 1644
JIN TANG SONG YUAN MING QING SUI HAN 1912 ©VANIN
QIN

OPDRACHT 4

a Historische geb eurtenissen kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Op ruimtelijk vlak maken we een onderscheid tussen globaal , lokaal , regionaal , continentaal en nationaal . Vul die begrippen in bij de juiste omschrijving.

Begrip

KENNISCLIP RUIMTE

OPDRACHT 5

Betekenis

verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)

verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)

verwijst naar de staat of het land

verwijst naar het werelddeel

verwijst naar de wereld

b Om ruimte structuur te geven, maken we ook een onderscheid tussen:

• stedelijke ruimte en rurale ruimte ,

• continentale ruimte en maritieme ruimte

Begrip

©VANIN

OPDRACHT 6

Betekenis de stad

het platteland

landinwaarts, niet gericht op de zee in of aan zee

We maken verder nog onderscheid tussen:

• op en ruimte en gesloten ruimte ,

• centrum en periferie

Begrip

Betekenis

een open landschap of een open samenleving

een gesloten landschap of een gesloten samenleving het middelpunt van een gebied aan de rand van een gebied, verwijderd van het centrum

Tot slot ordenen we geschiedenis volgens de maatschappelijke domeinen.

a Geef bij elke omschrijving het passende domein: politiek, sociaal, economisch of cultureel.

b Zo ek op het stickervel het symbool dat Storia HD voor elk domein gebruikt en kleef het bij de juiste uitleg.

Domein

Omschrijving

Dit domein gaat over machthebbers zoals koningen en het grondgebied waarover ze heersen. Het gaat ook over machtsverhoudingen en over rechten en plichten.

Dit domein gaat over de verschillende groepen mensen in de samenleving. Die indeling kan gebeuren op veel manieren: volgens rijkdom, politieke macht, godsdienst ...

12 LES A1 EvEN j E GEHEUGEN O p fr I ss EN

Dit domein gaat over wat mensen doen om te (over-)leven. Economische activiteiten zorgen voor voedsel, kleding, onderdak ... of voor een inkomen om dat aan te schaffen. We doen aan landbouw , handel , nijverheid

Dit domein gaat over kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs ... Ook onze dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, mode en ontspanning behoren tot dit domein.

©VANIN

OPDRACHT 7

Synthese: Lees de historische vraag bij elke bron en situeer ze in het referentiekader.*

Tijd Ruimte Domein

KENNISCLIP REFERENTIEKADER

Vraag 1

Vraag 2

Vraag 3

Vraag 4

Vraag 5

Synthese: Lees de historische vraag bij elke bron en situeer ze in het referentiekader.*

Vraag 1 Welke dieren staan er afgebeeld op de rotsschilderingen in Lascaux?

Bron 1 Rotsschilderingen

Detail van de rotsschilderingen in Lascaux, Frankrijk, tussen 18 000 en 15 000 jaar oud

Vraag 3 Hoe groot is het Romeinse Rijk bij de dood van keizer Trajanus?

Bron 3 Het Romeinse

Rijk in 117

Vraag 2 Wanneer werd de abdij van Lorsch gesticht?

Bron 2 De abdijpoort van Lorsch

De abdij van Lorsch wordt gesticht in 764 in de Duitse deelstaat Hessen. In de 16e eeuw wordt de abdij gesloten. De restanten zijn sinds 1991 geklasseerd als werelderfgoed.

13 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN

KENNISCLIP BRONNEN BEOORDELEN

Vraag 4 Welke landbouwtechnieken

gebruiken de Egyptenaren?

Bron 4 Grafschildering

Grafmonument van Sennedjem, ca. 1200 v.C. Fragment van de grafschildering, Deir-El-Medina, Egypte

Vraag 5 Welke maatregelen nam Solon toen hij de macht had in Athene?

Bron 5 Aristoteles over Athene

Zodra hij de macht had, bevrijdde Solon de mensen voor eens en altijd. Hij verbood elke lening die een persoon als waarborg had. [ Bij zo'n lening word je een slaaf van de schuldeiser, als je de lening niet kunt terugbetalen. ] Daarbij vaardigde hij wetten uit die schulden kwijtschold.

Vrij naar Aristoteles, De staatsinrichting van Athene, na 33O v.C.

De tekst komt uit de omgeving van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij en zijn studenten zouden het bestuurssysteem van 170 polissen beschreven hebben.

De staatsinrichting of ' grondwet ' van Athene is bewaard gebleven.

OPDRACHT 8

Redeneren over bronnen

Bronnen zijn de basis van onze historische kennis.

Geeft de bron een antwoord dat algemeen geldt voor die periode ? 3

We maken een onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen . Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die rechtstreeks betrokken zijn, bijvoorbeeld ooggetuigen. Secundaire bronnen zijn gemaakt door mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn, vaak in een andere tijd.

Om een antwoord te vinden op een historische vraag zoeken en selecteren we bronnen . Je weet al uit de lessen van vorig schooljaar dat je daarmee voorzichtig moet omspringen. Bronnen hebben immers altijd bepaalde beperkingen . Die beperkingen zijn afhankelijk van de historische vraag die je stelt en kunnen te maken hebben met de bruikbaarheid , de representativiteit en/of de betrouwbaarheid van de bron. In de loop van het schooljaar zullen we dat regelmatig inoefenen. Je moet er ook rekening mee houden dat de historische bronnen die in de lessen worden gebruikt, dikwijls zijn bewerkt . Dat betekent dat ze niet gelijk zijn aan de originele bron. Bronnen worden ingekort of vertaald, er wordt een titel toegevoegd ... Die ingrepen kunnen de betekenis van de bron beïnvloeden.

Wat wordt er bedoeld met de volgende kritische vragen die je aan bronnen moet stellen?

Verbind.

Is de bron bruikbaar?

Is de bron representatief?

Geeft de bron een juist antwoord op de historische vraag?

Geeft de bron een antwoord op de historische vraag? Is de bron betrouwbaar?

14 LES A1 EvEN j E GEHEUGEN O p fr I ss EN
©VANIN

KENNISCLIP STANDPLAATSGEBONDENHEID

OPDRACHT 10 4

Vorig schooljaar leerde je dat de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is van de maker, het doelpubliek en de bedoeling van de bron. Vul het schema aan.

BRON

KENNISCLIP HISTORISCHE REDENEERWIJZEN

OPDRACHT 11

informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren

wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, persoonlijke kenmerken standplaatsgebondenheid

Wat betekenen de volgende vermeldingen bij bronnen? Verbind.

Vertaald

Het is geen letterlijke weergave van de originele tekst. Het is bijvoorbeeld een samenvatting van de originele bron.

‘Naar ...’ Er wordt maar een stukje van de materiële bron getoond, dus niet de hele bron.

(...)

De originele bron is in een andere taal.

Detail Er is op die plaats tekst aan de originele bron toegevoegd.

[…] Er is op die plaats in de originele tekst een stuk tekst weggelaten.

Geschiedenis is een beeld van het verleden

Geschiedenis is een reconstructie van het verleden. Over sommige periodes uit ons verleden weten we slechts weinig door het gebrek aan bronnen . Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, kan onze kennis over het verleden veranderen. Dat gebeurt ook als de geschiedkundigen een bron anders gaan interpreteren . Dat wil dan zeggen dat ze om de een of andere reden anders gaan denken over de informatie die ze uit een bepaalde bron halen. Het is dus belangrijk om zoveel mogelijk bronnen te gebruiken en te vergelijken om een nauwkeurig beeld te krijgen van het verleden.

Om feiten met elkaar in verband te brengen of om informatie te structureren gebruiken geschiedkundigen typische historische redeneerwijzen . De vorige jaren heb je er al een aantal gezien. Die herhalen we hier. In de loop van het schooljaar komen er nog enkele nieuwe bij.

Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord.

• Het verleden kan veranderen / blijft hetzelfde.

• Onze kennis over het verleden is volledig / onvolledig.

• Ons eigen standpunt b eïnvloedt wel / niet hoe wij naar het verleden kijken.

• De b eperkingen van bronnen hebben wel / geen invloed op ons beeld van het verleden.

15 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
OPDRACHT 9
©VANIN

Begrip Betekenis

De gebeurtenis die iets tot gevolg heeft.

De reden waarom iets gebeurt.

Het effect van iets.

Iets wat plaatsvindt zonder bedoeling.

De veranderingen gebeuren geleidelijk.

De veranderingen gebeuren snel.

De dingen blijven hetzelfde.

De dingen veranderen.

©VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ’breuk’, ‘tijd’, ‘duur’, ‘millennium’, ‘eeuw’, ‘tijdrekening’, ‘ruimte’, ‘lokaal’, ‘regionaal’, ‘globaal’, ‘stedelijke en rurale ruimte’, ‘continentale en maritieme ruimte’, ‘domein’, ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘economisch’ uitleggen

2 de b egrippen ‘primaire bron’, ‘secundaire bron’, ‘tijdvak’ en ‘reconstructie’ uitleggen

3 de zeven tijden met begin- en eindjaar opnoemen

4 de geb eurtenissen waarnaar de scharnierdata verwijzen, opnoemen

5 de vier verschillende maatschappelijke domeinen opnoemen en uitleggen

6 drie b eperkingen van bronnen opnoemen

7 de drie elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is, opnoemen

8 de b egrippen ‘open en gesloten ruimte’ en ‘centrum en periferie’ uitleggen

KUNNEN

1 een historische vraag herkennen

2 een geb eurtenis in het referentiekader situeren

3 verschillende tijdrekeningen en indelingen van de geschiedenis met elkaar vergelijken

4 de historische redeneerwijzen: ‘aanleiding’, ‘oorzaak’, ‘gevolg’, ‘toeval’, ‘evolutie’, ‘revolutie’, ‘continuïteit’ en ‘verandering’ benoemen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

16 LES A1 EvEN j E GEHEUGEN O p fr I ss EN
typische, historische
Vul in. OPDRACHT 12
Hoe heten deze
redeneerwijzen?

1 Historisch denken begint met het stellen van historische vragen

Historische vragen zijn:

• vragen over het verleden,

• vragen over de relatie heden-verleden,

• vragen over de totstandkoming van historische kennis,

• vragen over historische beeldvorming.

2 Het historische referentiekader

Tijd

Even je geheugen opfrissen ©VANIN

Ruimte

Domein

aanduiden tijdrekening christelijke, islamitische ordenen tijden of tijdvakken

een werelddeel, een deel van een werelddeel, een land, een streek, een gemeente … stedelijke en rurale ruimte continentale en maritieme ruimte open en gesloten ruimte centrum en periferie

politiek b estuur en grondgebied sociaal verschillende bevolkingsgroepen armo ede en rijkdom economisch ho e voorziet de mens in zijn levensonderhoud? cultureel het streven naar wijsheid en schoonheid go dsdienst, tradities en gewoonten

17 LES A1 SCHEMA A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN

3 Redeneren over bronnen

Bronnen worden ingedeeld in:

• primaire en secundaire bronnen.

Een bron moet je, in functie van de historische vraag die je stelt, beoordelen op:

• bruikbaarheid = geeft ze een antwoord op de historische vraag?

• representativiteit = geeft ze een antwoord dat algemeen geldt voor die periode?

• b etrouwbaarheid = geeft ze een betrouwbaar antwoord op de historische vraag?

De betrouwbaarheid van bronnen is afhankelijk van:

• de standplaatsgeb ondenheid van de maker (wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, p ersoonlijke kenmerken),

• het do elpubliek,

• de functie of b edoeling van de bron (informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren).

4 Geschiedenis is een beeld van het verleden

De kennis die we hebben van het verleden is bepaald door:

• de b eschikbaarheid van bronnen,

• de interpretatie die we aan de bronnen geven.

Gebruik en vergelijk zoveel mogelijk bronnen.

Geschiedkundigen gebruiken historische redeneerwijzen

• om feiten met elkaar in verband te brengen,

• om informatie te structureren

18 LES A1 EvEN j E GEHEUGEN O p fr I ss EN
©VANIN

A2

De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving

In deze les ontdek je hoe de samenleving is ontstaan en welk beeld mensen in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd van de middeleeuwen hebben.

Hoe is de middeleeuwse samenleving ontstaan? Welk beeld hebben mensen in latere tijden van de middeleeuwen?

Kaartnr(s).

OPDRACHT 1

Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving

b In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus, tot troonsafstand. Daardoor houdt het West-Romeinse Rijk officieel op te bestaan. Zijn soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning? 1

Vanaf de 5e eeuw komen er Germaanse koninkrijken in de plaats van het West-Romeinse Rijk. De Germanen brengen nieuwe leefgewoonten naar West-Europa. Maar de klassieke samenleving gaat niet helemaal verloren: sommige Romeinse gebruiken, technieken in de bouw en in de kunst en talen blijven verderleven. Ook de christelijke godsdienst blijft behouden en wordt in de middeleeuwen zelfs heel belangrijk. Bisschoppen en abten worden belangrijke raadgevers van de koningen en de mensen leven op het ritme van de Kerk (zondagsmis, sacramenten , kerkelijk jaar ...). Uit de versmelting van de Germaanse, Romeinse en christelijke cultuur ontstaat dus een nieuwe samenleving. Die middeleeuwse samenleving legt de basis voor onze eigen samenleving.

Bekijk de kaart op de volgende bladzijde.

a Welk volk vestigt zich in onze gewesten ?

19 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
±
±
±
±
±
±
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID
MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD MIDDELEEUWEN
800v.C.
500
1450
1750
1945
3500v.C.
VROEGMODERNE TIJD
©VANIN

OPDRACHT 2

OPDRACHT 2

c Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk deze kaart met een hedendaagse kaart. Welke van de onderstaande hedendaagse landen horen bij het OostRomeinse Rijk? Omcirkel.

Het Oost-Romeinse Rijk is dichter bevolkt en rijker. Het houdt daardoor beter stand. Het West-Romeinse Rijk gaat langzaam ten onder. De bevolking daalt, waardoor er minder belastinginkomsten zijn. De troepen zijn er opstandig. De West-Romeinen proberen het tij nog te keren. Enkele Germaanse stammen mogen zich in het Rijk vestigen op voorwaarde dat ze het helpen verdedigen tegen andere invallers. Germanen krijgen ook belangrijke functies binnen het Romeinse leger. Germanen en Romeinen weten zo samen de Hunnen te verdrijven. Steeds meer grondgebied komt echter onder controle van vooral Germaanse aanvoerders.

België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije

Bron 1 De Germaanse stammen in het West-Romeinse Rijk

De Germaanse stammen in het West-Romeinse Rijk

©VANIN

- Welk volk vestigt zich in onze gewesten?

Je ziet hier enkele typische kenmerken van de middeleeuwen. Hebben ze een Romeinse, een Germaanse of een christelijke oorsprong?

RomeinsGermaansChristelijk

a Grootgrondbezit is de basis van macht en rijkdom.

- In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus, tot troonsafstand. Daardoor houdt het West-Romeinse Rijk officieel op te bestaan. Zijn soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning?

b Rechtspraak en bestuur worden dikwijls mondeling geregeld.

c Het Latijn is de cultuurtaal en de taal van de Kerk.

d Het christendom is een staatsgodsdienst.

e Kaas en melk zijn belangrijke voedingsmiddelen.

- Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk de kaart met een hedendaagse kaart. Welk van de onderstaande hedendaagse landen hoort bij het OostRomeinse Rijk? Omcirkel de juiste namen.

België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije

f Mannen dragen een hemd en een broek.

g Wijn is een populaire middeleeuwse drank.

h De mensen leven op het ritme van de Kerk.

i De mensen spreken er talen zoals Nederlands en Duits.

67574_HD_STORIA 3A_DEEL1.indd 26

OPDRACHT 3

15/02/16

Hoewel de middeleeuwen de basis leggen voor onze eigen samenleving, zijn er toch belangrijke verschillen. Bij welke tijd horen deze uitspraken. Zet een kruisje in de juiste kolom. TIP Lees eerst de onWAARschijnlijk op blz. 22.

Middeleeuwen Hedendaagse tijd

a Er worden veel kathedralen gebouwd.

b Een kunstenaar ondertekent meestal zijn werk niet.

c De meeste mensen werken in de landbouw

d De meeste mensen leren kritisch om te gaan met informatie.

20 LES A2 D E m I DDELEEUwEN , HE t b EGIN vaN EEN NIEUwE sam ENLE vI NG
26 LES B1 DE VAL VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK
15:47

4

De taalgrens is een restant van de Germaanse invallen

Tot vandaag zijn de taalverhoudingen in België een gevolg van de Germaanse invallen. België ligt op de grens van het Germaanse en Romaanse taalgebied . Het Nederlands en het Duits behoren tot de eerste groep. Het Frans maakt deel uit van de tweede groep. Een taalgrens snijdt België in drie stukken. Vroeger dacht men dat het Germaanse taalgebied samenvalt met het gebied dat door Germaanse stammen bezet werd. De realiteit is heel wat ingewikkelder. De Germanen zijn zeer diep Gallië binnengedrongen, maar niet alle Gallo-Romeinen zijn weggetrokken. Soms nemen zij de taal van de invallers over. Soms nemen de invallers de taal van de overwonnenen over. Tussen een duidelijk Germaanstalig gebied en een duidelijk Romaanstalig gebied ontstaat er een gebied met taaleilanden . Men bedoelt daarmee bijvoorbeeld dat in een Germaanstalig gebied er een regio voorkomt waar Romaans gesproken wordt en omgekeerd. Die taaleilanden verdwijnen geleidelijk en het ‘gemengde’ gebied verkleint tot een smalle regio. In 1962 legt België de grens tussen de taalgebieden vast: de taalgrens

a In welke richting schuift de taalgrens op?

b Ho e heeft Calais in het Nederlands?

c Tot wanneer spreekt men in St.-Omaars Nederlands? Zoek op hoe de stad vandaag heet.

Bron 2 De evolutie van de taalgrens

Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd

In de 15e en 16e eeuw hebben Italiaanse geleerden een negatief beeld van de middeleeuwen. Ze bewonderen de klassieke oudheid en beschouwen de duizend jaar geschiedenis tussen hun tijd en het einde van de klassieke oudheid als een cultureel dieptepunt. Het zijn die geleerden die de naam ‘middeleeuwen’ voor die periode bedenken: een voor hen duistere, barbaarse, onbelangrijke ‘tussenperiode’.

In de 19e eeuw ontwikkelt zich naast het negatieve beeld ook een positieve waardering voor de middeleeuwen. Men denkt met heimwee terug aan de middeleeuwse ongerepte natuur, ridderlijkheid, godsdienstigheid, moed, trouw en sociale orde.

De historici in de hedendaagse tijd weerleggen het beeld van de duistere middeleeuwen en ze verwerpen ook de romantische blik waarmee in de 19e eeuw naar de middeleeuwen wordt gekeken. Toch zijn ook hedendaagse historici niet neutraal. Ze kiezen bijvoorbeeld meestal spectaculaire onderwerpen (ketters, heksen, feesten, epidemieën , vorsten ...) om onderzoek naar te doen en boeken over te schrijven. Ook bij de restauratie van middeleeuwse gebouwen zeggen de gemaakte keuzes soms meer over ons beeld van de middeleeuwen dan over de middeleeuwen zelf. Zo houden we bijvoorbeeld de gevels van de kerken en kathedralen mooi wit, terwijl ze in de middeleeuwen beschilderd zijn.

21 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
2
OPDRACHT
3
©VANIN

OPDRACHT 5

Wat verbindt men in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd met de middeleeuwen?

TIP Raadpleeg de lestekst en rangschik de begrippen bij de juiste tijd.

Kies uit: sociale orde – cultureel dieptepunt – spectaculaire onderwerpen – barbaarsheid –donkere tijd – ridderlijkheid – godsdienstigheid.

Vroegmoderne tijd

Moderne tijd Hedendaagse tijd

©VANIN

ONWAARSCHIJNLIJK!

Vele middeleeuwers geloven dat de wereld en het heelal perfect zijn. De middeleeuwse geleerden hechten erg veel belang aan de ‘kosmische orde’. Die orde is voor de middeleeuwers vanzelfsprekend. Daarom is in de middeleeuwen bewaren belangrijker dan vernieuwen, respect belangrijker dan verstand, en de samenleving belangrijker dan het individu. De kathedralen vormen het sluitstuk van de kosmische orde: de verbinding tussen hemel en aarde. In Frankrijk worden er op 100 jaar tijd (tussen 1150 en 1250) maar liefst een tachtigtal kathedralen gebouwd. Het zijn allemaal dingen die wij vanuit onze leefwereld maar moeilijk kunnen begrijpen. Met het ongelukkige gevolg dat we de neiging hebben om de middeleeuwen als een barbaarse periode af te schilderen. Fout dus: de middeleeuwen zijn gewoon anders.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de drie culturen die met elkaar versmelten, opnoemen

2 vier bijdragen van de Germanen en vier bijdragen van de Romeinen aan de middeleeuwse samenleving opnoemen

3 het b elang van de christelijke Kerk in de middeleeuwse samenleving met twee voorbeelden aantonen

4 de evolutie van het beeld van de middeleeuwen in drie stappen uitleggen

5 het ontstaan van de taalgrens in vier stappen uitleggen

KUNNEN

1 informatie uit een historische kaart afleiden

2 de middeleeuwen met de hedendaagse tijd vergelijken

3 het b eeld van de middeleeuwen in een bepaalde periode herkennen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

22 LES A2 D E m I DDELEEUwEN , HE t b EGIN vaN EEN NIEUwE sam ENLE vI NG

De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving

1 Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving

Germaanse invloed

• mondelinge wetten en besluiten

• veeteelt: kaas, melk en vlees

• kleding: broek

• germaanse talen in NW-Europa

Romeinse invloed

• geschreven wetten en besluiten

• druiventeelt: wijn

• technieken voor bouw en kunst

• Romaanse talen in ZW-Europa

• het gebruik van Latijn in de Kerk

Christelijke Kerk

• Bisschopp en en abten zijn belangrijke raadgevers van de koningen.

• De mensen leven op het ritme van de Kerk.

DE SAMENLEVING VAN DE MIDDELEEUWEN

2 De taalgrens is een restant van de Germaanse invallen

Invallen van de Germanen in Gallo-Romeins gebied.

Germaanse talen en Romaanse talen worden vermengd.

Soms nemen de Germanen de Romaanse taal over.

Soms nemen de Gallo -Romeinen de taal over.

Er ontstaan streken met taaleilanden.

Taaleilanden verdwijnen

Taalgrens

3 Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd middeleeuwen

In de 15e en 16e eeuw donker en barbaars (een tussenperiode, vandaar de term ‘middeleeuwen’)

In de 19e eeuw o ok positieve waardering Hedendaagse historici kiezen dikwijls spectaculaire onderwerpen maken keuzes bij restauraties

23 LES A2 SCHEMA A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
©VANIN

BRONNEN

Onderzoek 1:

een beeld van de middeleeuwen

In de vroegmoderne tijd kijken

Italiaanse geleerden neer op de middeleeuwen. Ze bewonderen de klassieke oudheid en beschouwen de duizend jaar geschiedenis tussen hun tijd en het einde van de klassieke oudheid als een cultureel dieptepunt: een donkere periode. In de 19e eeuw ontwikkelt zich naast het negatieve beeld, ook een positieve waardering voor de middeleeuwen. Men denkt dan met heimwee terug aan de middeleeuwse ongerepte natuur, ridderlijkheid, godsdienstigheid, moed, trouw en sociale orde. Hedendaagse historici verwerpen zowel het negatieve als het positieve beeld van de middeleeuwen.

Kaartnr(s).

Hoe kijken we vandaag naar de middeleeuwen?

Bron 1 Wijvenwereld

De middeleeuwen: een donkere periode waarin geweld regeert en mannen de samenleving domineren. Vrouwen komen er amper aan te pas, zo luidt het cliché . Dit boek brengt een ander verhaal. ‘Wijven’, het middeleeuwse woord voor vrouwen, zijn het hoofdpersonage. In de Lage Landen hadden vrouwen veel rechten die ze gebruikten om handel te drijven, hun mening te verkondigen en hun wil door te drukken. ‘Wijvenwereld’ hangt een verrassend beeld op van de late middeleeuwen, de periode tussen 1250 en 1550.

Uit: Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameilieure, Wijvenwereld, 2019

De drie auteurs zijn verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven. Ze vinden dat hedendaagse historici te weinig aandacht hebben voor het gewone leven en meer bepaald voor dat van de vrouw in de middeleeuwen. Deze bron is een stukje uit de tekst op de achterkant van het boek.

24 ONDERZOEK E EN b E ELD vaN DE m I DDELEEUwEN
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD MIDDELEEUWEN ±500 ±1450 ±1750 ±1945 ±800v.C. ±3500v.C.
©VANIN

Bron 2 Uit het woordenboek

mi d∙del∙eeuws (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord)

1 (als) van, uit de middeleeuwen

2 heel erg ouderwets, achterlijk

Uit: Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, onlinewoordenboek

Middle-earth –Shadow of War, 2017, game

In de productinformatie kun je lezen dat het een actiespel is waarin spelers een nieuwe krachtring smeden, vestingen veroveren in grootschalige gevechten en Mordor overheersen met hun eigen persoonlijke orkleger.

Bron 5 De Notre-Dame in Parijs

De kathedraal Notre-Dame in Parijs, gebouwd tussen 1163 en 1345

Assassin’s Creed Valhalla, 2020, game

In de productinformatie kun je lezen dat je in de rol kruipt van Eivor, een dappere Viking in een dynamische en prachtige open wereld die zich afspeelt in de duistere middeleeuwen van Engeland.

Op 15 april 2019 woedt er een hevige brand waardoor het dak en de centrale torenspits instorten. Iedereen is het erover eens dat de kathedraal heropgebouwd moet worden, maar over hoe dat moet gebeuren, lopen de meningen uiteen. De Franse president Emmanuel Macron denkt erover om de kathedraal een 21e-eeuwse renovatie te geven. Anderen vinden dat de Notre-Dame in haar oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Maar welke oorspronkelijke staat dan? Hoort de 19e-eeuwse torenspits daar bijvoorbeeld ook bij? Of de kathedraal haar middeleeuwse kleurenpracht moet terugkrijgen, wordt nauwelijks besproken. Blijkbaar houden we meer van de witte gevels met witte beelden. Op 9 juli 2020 is de knoop doorgehakt: de kathedraal zal volgens de laatste bekende staat worden heropgebouwd, zonder verf en met de 19e-eeuwse torenspits dus.

25 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
Bron 3 Shadow of War Bron 4 Valalla © Warner Bros. Interactive Entertainment, Monolith Productions, IUGO © Warner Bros. Interactive Entertainment, Monolith Productions, IUGO
©VANIN

Bron 7 Reconstructietekening

De torenspits van architect Eugène Viollet-le-Duc op de NotreDame in Parijs, ingehuldigd in 1859

De torenspits komt er ter vervanging van de originele die op het einde van de 18e eeuw op instorten staat, en tussen 1786 en 1792 uit voorzorg wordt afgebroken. De 19e-eeuwse ‘renovaties’ van historische gebouwen krijgen in de hedendaagse tijd veel kritiek van specialisten (archeologen en historici) omdat ze de originele ontwerpen niet hebben nagevolgd.

Grez productions, reconstructie -tekening van de kathedraal Notre-Dame in Parijs, ca. 1550

Grez productions is gespecialiseerd in architecturale 3D-reconstructies van historische sites. Het beeld komt uit de documentaire: Paris au Moyen Âge. In de middeleeuwen ziet de kathedraal er inderdaad heel kleurrijk uit. De exacte kleuren zijn niet precies bekend.

©VANIN

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

2 informatie uit bronnen afleiden

3 aan de hand van op drachten historische beeldvorming evalueren

4 historische bronnen vergelijken

5 een kritische houding t.o.v. populaire geschiedenis aannemen

6 aan de hand van het voorbeeld van de restauratie van de Notre-Dame de invloed van onze standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

26 ONDERZOEK E EN b E ELD vaN DE m I DDELEEUwEN
Bron 6 Torenspits

Naam: Klas: Nr.: Score:

f Waarom doen de spelmakers dat, denk je? OPDRACHT 1

Lees de inleiding. Welk beeld (positief of negatief) heeft men in deze periodes van de middeleeuwen? Leg uit.

vroegmoderne tijd:

mo derne tijd:

Situeer de historische vraag die we in deze les onderzoeken, in het referentiekader.

Bekijk de bronnen waarmee je in deze onderzoeksles zult werken.

Probeer al te achterhalen wat ze vertellen over het hedendaagse beeld van de middeleeuwen: markeer wat je daarover opvalt.

a Heb je al b oeken gelezen, films gezien of games gespeeld die zich volgens jou afspelen in de middeleeuwen? Waarover gingen ze? Welke elementen doen je aan de middeleeuwen denken?

b Heel wat films, boeken en games spelen zich af in de middeleeuwen. Wat kun je daaruit afleiden?

c Denk je dat je leraar geschiedenis daar blij om is? Waarom (niet)?

d Films, games en boeken krijgen een genre toegewezen, bijvoorbeeld ‘historisch’ of ‘ fantasy ’. In de praktijk lopen die twee genres door elkaar. Waar kun je de games uit bron 2 plaatsen? Verbind.

Middle-earth – Shadow of War

Assassin’s Creed Valhalla

Fantasie

Fantasie met middeleeuwse elementen

Historisch

Historisch met fantasie

e Welk beeld van de middeleeuwen schetst de productbeschrijving van ‘Assassin's Creed Valhalla’?

27 A OvE r OUDE EN NIEUwE DINGEN
OPDRACHT
OPDRACHT
OPDRACHT
2
3
4
©VANIN

OPDRACHT 5

g Zo ek in de bronnen nog twee andere voorbeelden die aantonen dat het negatieve beeld van de middeleeuwen tot vandaag doorleeft.

©VANIN

a Welke bronnen zijn bruikbaar om het beeld dat hedendaagse wetenschappers neerzetten van de middeleeuwen, te analyseren?

b Welke kritiek geven de auteurs van ‘Wijvenwereld’ op hun collega-historici?

c Welk beeld van de middeleeuwen schetst ‘Wijvenwereld’?

d Waarom geven hedendaagse specialisten kritiek op 19e-eeuwse renovaties van historische gebouwen?

e Toch doen we dat vandaag ook niet altijd. Bespreek het voorbeeld van de Notre-Dame.

f Onze standplaatsgebondenheid beïnvloedt onze historische beeldvorming. Leg uit.

BESLUIT

Ho e kijken we vandaag naar de middeleeuwen? Onderstreep de juiste antwoorden en vul aan.

In de hedendaagse populaire cultuur zijn de middeleeuwen populair / onpopulair. Maar het negatieve / positieve beeld leeft nog sterk door (bijvoorbeeld: ). Het is b elangrijk dat je kritisch kijkt want populaire media bekommeren zich altijd / niet altijd even erg om de historische betrouwbaarheid.

Hedendaagse wetenschappers proberen een betrouwbaar beeld van de middeleeuwen te geven.

• Historische geb ouwen worden

• Onderzo ekers gaan onwetenschappelijk / wetenschappelijk te werk.

Dat lukt helemaal / niet helemaal. Bijvoorbeeld:

• De middeleeuwse kerken en kathedralen zijn beschilderd / onbeschilderd.

• Onderzo ekers besteden veel / weinig aandacht aan het leven van gewone mensen.

28 ONDERZOEK E EN b E ELD vaN DE m I DDELEEUwEN

BDe vroege middeleeuwen

In dit onderdeel bestudeer je het eerste deel van de middeleeuwen, tussen de jaren 500 en 900. De Germaanse Franken spelen hier een belangrijke rol. Zij stichten een rijk dat je min of meer als de opvolger van het West-Romeinse Rijk kunt beschouwen.

©VANIN

OPDRACHT

Na een veldtocht tegen de moslims in Spanje trekt het leger van de Frankische koning Karel de Grote in 778 over de Pyreneeën. In de bergpas van Roncevalles overvallen Basken, boos over plunderingen, de achterhoede. Roeland, een belangrijke Frankische aanvoerder, biedt met enkele krijgers weerstand. Met zijn jachthoorn waarschuwt hij de rest van het Frankische leger. Dat schiet hem te hulp, maar voor de zwaargewonde Roeland is het te laat. Hij sneuvelt.

Fragment uit een verhaal over een van de krijgstochten van de Franken

Over Karel de Grote en zijn krijgers ontstaan gedichten en gezangen. Dat gebeurt ook na de dood van Roeland. Die verhalen blijven zeer lang populair.

Omcirkel de volgende taferelen op de tekening.

Zet er telkens het juiste cijfer bij.

1 De moslims vallen aan.

2 Roeland blaast op zijn hoorn.

3 Vele moslims sneuvelen.

4 Roeland neemt afscheid van een stervende vriend.

5 De zwaargewonde Roeland doodt een tegenstander met zijn hoorn.

Miniatuur, 13e eeuw

De tekening is eeuwen na de gebeurtenis gemaakt. In deze versie overvallen moslims, in plaats van Basken, de held Roeland.

29 B DE vrOEGE mIDDELEEUwEN
Bron 2 Roeland in een miniatuur Bron 1 Roeland in een verhaal over Karel de Grote

Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten

Je weet al dat het Romeinse Rijk in 395 gesplitst wordt in een westelijk en een oostelijk deel. Het WestRomeinse Rijk houdt in de 5e eeuw op te bestaan. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk houdt nog meer dan 1 000 jaar stand.

Hoe valt het succes van dat rijk te verklaren? Welke contacten blijven er met West-Europa bestaan? Hoe komt er een einde aan het Oost-Romeinse Rijk?

Kaartnr(s).

Constantijn bouwt een nieuwe hoofdstad

De Romeinse keizer Constantijn kiest in het oosten de Griekse stad Byzantium als zijn nieuwe hoofdstad. Byzantium krijgt een nieuwe naam: Constantinopel of ‘stad van Constantijn’. In 330 huldigt de keizer zijn nieuwe hoofdstad in. Het Oost-Romeinse Rijk overleeft de volksverhuizingen van de 5e eeuw dankzij de strategische ligging van Constantinopel en de behendige diplomatie van de keizers. Zo sluit keizer Zeno een overeenkomst met de Ostrogoot Theoderik. Die mag met zijn leger Italië binnenvallen (489), waardoor de plunderende Ostrogoten geen bedreiging meer vormen in het oosten. Verder kent het Oost-Romeinse Rijk niet dezelfde economische en demografische achteruitgang als het West-Romeinse Rijk.

Onder de regering van keizer Justinianus groeien de stad en het rijk. Zijn generaals veroveren zoveel gebieden dat het lijkt alsof ze het oude Romeinse Rijk aan het herstellen zijn. Een aantal van die veroveringen gaan echter na Justinianus weer verloren.

Bekijk de kaart en de foto van de stadsmuren van Constantinopel. Leg in je eigen woorden uit waarom men die stad zo moeilijk kan innemen.

30 LES B1 H E t rO m E IN s E rIj k HOUDt staN D IN HE t OOstEN B1
1 OPDRACHT 1
±500 ±300 JUSTINIANUS 527-565 CONSTANTIJN 307-337
1453
Val van Constantinopel
©VANIN

Bron 1 Constantinopel

OPDRACHT 2 2

Bron 3 De veroveringen van Justinianus

Omcirkel het juiste antwoord. Justinianus controleert een groot deel van de Middellandse Zee. Ja / nee

Bron 2 De muren van keizer Theodosius

Theodosius II laat in de 5e eeuw een derde muur bouwen. Een deel ervan is gerestaureerd.

©VANIN

OPDRACHT 3

Justinianus legt het Romeinse recht vast

Constantinopel is een Griekse stad. De Griekse cultuur domineert het Oost-Romeinse Rijk. In de 6e eeuw spreekt men nog wel Latijn in Illyrië, aan de Adriatische Zee. Uit die streek komt keizer Justinianus. Hij laat het Romeinse recht tussen 528 en 534 officieel vastleggen in wetboeken. Zo’n wetboek heet een codex. Die Codex van Justinianus bestaat uit een leerboek voor studenten, een overzicht van de keizerlijke wetten en opinies van Romeinse rechtsgeleerden over allerlei mogelijke problemen. Het is in het Latijn geschreven. De nieuwe wetten die de keizer later uitvaardigt, de zogenaamde ‘Novellae’, moet hij hoofdzakelijk in het Grieks laten noteren. In de tweede helft van de 11e eeuw bestuderen rechtsgeleerden in West-Europa die codex. Vanaf de 12e eeuw nemen veel West-Europese landen grote delen van dat recht over. Een belangrijk element daarbij is dat het Romeinse recht de almacht van de keizer beklemtoont. De Europese vorsten willen maar al te graag dat principe invoeren.

Bron 4 Voorwoord van keizer Justinianus bij de Digesten

(…) in alles wat er bestaat, kan er niets gevonden worden dat meer aandacht verdient, dan het gezag van de wetgeving. Die wetgeving regelt op een goede manier alle zaken, of het nu over goddelijke of menselijke zaken gaat. Die wetten verdrijven alle onrecht. We hebben

31 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
Hagia Sophia muren van antiek Byzantium

OPDRACHT 4

ondervonden dat de hele wetgeving, die tot ons is gekomen vanaf de stichting van de stad Rome en de tijd van Romulus, enorm verwarrend is. Dat komt omdat die wetgeving tot in het oneindige was uitgebreid. Het is onmogelijk voor een mens om dat allemaal te kennen.

Dat bracht ons ertoe om te beginnen met het onderzoek van welke wetten er werden uitgevaardigd door vroegere (…) keizers, om hun wetteksten te corrigeren en ze samen te brengen in een duidelijke volgorde. (…) Wanneer al het overbodige, de herhalingen en de tegenstrijdigheden zijn verwijderd, kunnen de wetteksten alle mensen helpen om hun ware betekenis te begrijpen.

Vrij vertaald uit: Voorwoord van keizer Justinianus bij de Digesten, december 530 Justinianus legt uit wat hij al gedaan heeft. De ‘Digesten’ zijn een verzameling van teksten van Romeinse rechtsgeleerden.

a Onderstreep twee doelen van wetgeving in het algemeen.

b Justinianus b eschouwt zich als een echte Romein. Toon aan met een voorbeeld uit de bron.

©VANIN

c Wat is het doel van de Codex Justinianus volgens de keizer?

Godsdienst in het Oost-Romeinse Rijk

Het christendom is in het Oost-Romeinse Rijk de staatsgodsdienst. De keizer is het hoofd van de staat én van de Kerk ( caesaropapisme ). Hij is de vertegenwoordiger van God op aarde. De Oost-Romeinen of Byzantijnen menen dat zij het ware geloof (orthodoxie) hebben. De patriarch van Constantinopel staat onder de keizer en leidt de Oost-Romeinse Kerk voor hem. Het Grieks is de taal van de Kerk. In West-Europa wint de bisschop van Rome, de paus , aan macht en aanzien. Hij wordt de leider van de westelijke christelijke Kerk. Die Kerk maakt gebruik van het Latijn.

Geleidelijk aan wordt de kloof tussen de christenen in West-Europa en de christenen in het OostRomeinse Rijk (of Byzantijnse Rijk) groter.

Bron 5 Mozaïek van keizer Justinianus

Mozaïek van keizer

Justinianus met gevolg, afgewerkt in 547, in de kerk van San Vitale in Ravenna, Italië

Ravenna blijft vrij lang in Byzantijnse handen. Generaal Belisarius verovert de stad in 540. Pas in de 8e eeuw geven de Byzantijnen de stad prijs aan de Langobarden. In en rond Ravenna getuigen gebouwen en kunstwerken van dat verleden.

32 LES B1 H E t rO m E IN s E rIj k HOUDt staN D IN HE t OOstEN
3

OPDRACHT 5

a Keizer Justinianus is te herkennen aan zijn purperen mantel en aan een aureool. Waarvoor staat een aureool symbool?

b Wat kun je daaruit besluiten over de Byzantijnse opvattingen over de keizerlijke macht?

©VANIN

Byzantijnse kunst

De Byzantijnse kunst is bekend om zijn mozaïeken, iconen en koepelkerken. De koepelkerken hebben in het midden van het gebouw een koepel. De islam ieten hebben zich bij de bouw van hun moskeeën waarschijnlijk gebaseerd op die koepelkerken.

Bron 6 Icoon

Bron 7 Icoon

Zoek de betekenis van het woord ‘icoon’ in deze context op.

Het einde van het Oost-Romeinse Rijk

De Arabische veroveringen vanaf de 7e eeuw verzwakken het Oost-Romeinse Rijk. Met wisselend succes bevechten de Oost-Romeinen in de volgende eeuwen de Arabische en de Turkse legers. In de 13e eeuw nemen de kruisvaarders Constantinopel in en plunderen ze de stad. Het zal meer dan een halve eeuw duren vooraleer Constantinopel opnieuw heroverd kan worden als hoofdstad. Maar het Oost-Romeinse Rijk is dan al enorm verzwakt. Uiteindelijk veroveren de Turkse Ottomanen Constantinopel in 1453. Griekse vorsten blijven zich op verschillende plaatsen verzetten, maar tevergeefs. De Griekse cultuur blijft in het Ottomaanse Rijk wel bestaan en komt zelfs tot bloei. Vandaag noemen de Grieken de stad nog altijd Constantinopel, maar wij kennen de stad onder de naam Istanboel.

In de 15e eeuw komen veel Oost-Romeinen in Italië en West-Europa terecht. In die periode begint men in plaats van het Oost-Romeinse Rijk ook de naam ‘ Byzantijnse Rijk ’ te gebruiken om een onderscheid te maken met het Romeinse Rijk uit de klassieke oudheid.

33 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
4
5
© imageselect Mozaïek van Jezus met keizer Constantijn IX en keizerin Zoë, Hagia Sophia, Istanboel, 11e eeuw Mozaïek van de maagd Maria, Hagia Sophia, Istanboel, 11e eeuw

Hagia Sophia

In 532 wordt de Hagia Sophia, de Kerk van de Heilige Wijsheid, in Constantinopel volledig verwoest. Keizer Justinianus laat de kerk heropbouwen. De hoofdkoepel van de kerk is 56 m hoog en heeft een diameter van 31 m. Halfkoepels, tongewelven, zware muren en steunpilaren vangen de zijwaartse druk van de hoofdkoepel op.

Nadat de Turken in 1453 Constantinopel veroveren, wordt de Hagia Sophia een moskee. In 1934 wordt het een museum. In 2020 doet de Hagia Sophia opnieuw dienst als moskee en dat op aandringen van de Turkse president Erdoğan.

Bron 9 De reis van Jan van Mandeville

In Constantinopel staat de mooiste kerk van de wereld, die van de heilige Sophia. En voor die kerk staat een beeld van verguld koper van de keizer [ Justinianus ] gekroond te paard. En vroeger droeg hij in zijn hand een vergulde ronde appel, maar die is lang geleden gevallen. Men zegt dat dat betekent dat de [ Oost-Romeinse ] keizer een groot deel van zijn land en heerschappij heeft verloren. Want vroeger was hij keizer van Rome, van Griekenland, van Klein-Azië en van geheel Syrië en van het Joodse land, waar Jeruzalem is, van het land van Egypte, van Arabië en van Perzië. Maar nu heeft hij alles verloren behalve Griekenland alleen en het land dat daartoe behoort. Men heeft dikwijls geprobeerd de appel terug te plaatsen in zijn hand, maar die appel wilde daar niet blijven. Die ronde appel heeft als betekenis de heerschappij die hij had in de wereld die rond is.

Uit: N.A. Cramer, ed., De reis van Jan van Mandeville, naar de Middelnederlandse handschriften en incunabelen, 1908, Leiden Het reisverhaal Jan van Mandeville is oorspronkelijk in het Frans geschreven. De tekst is talloze keren overgeschreven en vertaald, ook naar het Nederlands. Hij schrijft zelf dat hij zijn werk in 1356 heeft geschreven. Een groot deel van zijn verhaal is fictie. In dit geval is het beeld niet van koper, maar van steen, bedekt met bronzen platen. Hieronder kun je het eerste deel van die bron lezen in het Middelnederlands.

Te constantinoplen is die scoonste kerke die in die werelt is die is van sente sophien. Ende voor dese kerke soe staet een beelt van copren vergult ghemaect naden keyser te paerde ghecroont. Ende hi plach te houden in sijn hant enen vergulden ronden appel, mar hi is wt gheuallen, dies is langhe tijt leden. Ende men seyt, dat bediet, dat die keyser heeft verloren een groot deel van sinen lande ende van sijnre heerscapien. (...)

34 LES B1 H E t rO m E IN s E rIj k HOUDt staN D IN HE t OOstEN
Bron 8 De Hagia Sophia
OPDRACHT 6
©VANIN

©VANIN

Tekening van ca. 1430 van het ruiterstandbeeld van keizer Justinianus, geplaatst op een zuil bij de Hagia Sophia Op zijn hoofd heeft de keizer pauwenveren.

a Onderstreep in de bron de gebieden die de Oost-Romeinen in de 14e eeuw volledig verloren hebben.

b Beno em en omschrijf het symbool dat de keizer in zijn linkerhand heeft.

c Waarvan is dat voorwerp het symbool?

d In welk jaar verliezen de Oost-Romeinen Constantinopel? Wat gebeurt er dan met de Hagia Sophia?

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘codex’, ‘icoon’ en ‘rijksappel’ uitleggen

2 drie redenen geven waarom Constantijn van Byzantium zijn hoofdstad maakt

3 verklaren waarom het Oost-Romeinse Rijk de volksverhuizingen overleeft

4 twee belangrijke verwezenlijkingen van Justinianus opnoemen en uitleggen

5 de verhouding tussen de keizer en de orthodoxe Kerk uitleggen

6 drie so orten van Byzantijnse kunstvoorwerpen opnoemen

7 uitleggen hoe er een einde komt aan het Oost-Romeinse Rijk

KUNNEN

1 met b ehulp van een kaart de strategische ligging van Constantinopel uitleggen

2 vragen bij een historische kaart over het Byzantijnse Rijk oplossen

3 informatie opzo eken

4 een kunstvoorwerp met behulp van een observatieschema beschrijven

5 bronnen vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

35 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
Bron 10 Tekening van keizer Justinianus

Het Romeinse Rijk houdt stand in het oosten

1 Constantijn bouwt een nieuwe hoofdstad

Keizer Constantijn kiest in het oosten de Griekse stad Byzantium als zijn nieuwe hoofdstad.

• 330: Constantinopel of ‘stad van Constantijn’ = goed verdedigbaar (stadsmuren)

Oost-Romeinse Rijk overleeft de volksverhuizingen:

• strategische ligging van Constantinopel

• b ehendige diplomatie van de keizer

• niet dezelfde economische en demografische achteruitgang als het West-Romeinse Rijk

Keizer Justinianus (527-565)

• veroveringen: Noord-Afrika, Italië en het zuiden van Spanje

2 Justinianus legt het Romeinse recht vast

Codex Justinianus (528-534): verzameling Romeinse wetteksten bestaat uit

• leerb oek voor studenten

• overzicht keizerlijke wetten

• opinies van Romeinse rechtsgeleerden over allerlei mogelijke problemen

Vanaf de 12e eeuw nemen West-Europese landen grote delen van dat recht over.

3 Godsdienst in het

Oost-Romeinse Rijk

Het christendom is staatsgodsdienst in het Oost-Romeinse Rijk.

Byzantijnse Kerk

Keizer • ho ofd van de staat en van de Kerk

• vertegenwoordiger van God op aarde

Patriarch leidt de Kerk voor de keizer.

Grieks

4 Byzantijnse kunst

mozaïeken, iconen en koepelkerken

5 Het einde van het Oost-Romeinse Rijk

West-Europese Kerk

Bisschop van Rome = de paus

• wint aan macht en aanzien.

Latijn

Justinianus laat de Hagia Sophia (532-537) in Constantinopel heropbouwen.

• Arabieren (vanaf de 7e eeuw) en Turken (vanaf 11e eeuw) veroveren grote delen van het Oost-Romeinse Rijk.

• Turkse Ottomanen veroveren in 1453 Constantinopel.

36 LES B1 SCHEMA LES B1 H E t rO m E IN s E rIj k HOUDt staN D IN HE t OOstEN
©VANIN

De Franken, nieuwe heersers in het westen

De meeste Germaanse rijken in West-Europa verdwijnen na een tijdje. De Franken slagen er wel in om een rijk te stichten dat voor lange tijd blijft bestaan.

Hoe komt het dat het Frankische Rijk blijft bestaan? Wie leidt het rijk? Welke rol speelt de christelijke Kerk bij de Franken? Hoe wordt het rijk bestuurd? Hoe zijn de Franken economisch georganiseerd? Wat gebeurt er op cultureel vlak? Komt er een einde aan het rijk?

Kaartnr(s).

©VANIN

De Merovingers stichten een koninkrijk

De Franken wonen oorspronkelijk langs de Rijn. In de 4e eeuw mogen volledige Frankische stammen zich in de West-Romeinse provincie ‘Belgica’ vestigen. Zij moeten een deel van de Romeinse grens helpen verdedigen tegen andere stammen. Al heel vlug breiden ze hun eigen grondgebied uit.

De Franken vormen aanvankelijk geen politieke eenheid. Het Frankische gebied bestaat uit verschillende koninkrijkjes , die elk bestuurd worden door een familie- of een stamhoofd. Chlodovech (reg. ca. 481-511), het hoofd van de familie van de Merovingers , verovert een steeds groter gebied en schakelt alle andere Frankische koningen uit. Zijn zonen zetten de veroveringen verder. De Merovingers controleren uiteindelijk Gallië en het Rijnland . Dat gebied wordt het Frankische koninkrijk. Vanaf de 6e eeuw beschouwt men alle inwoners van het Frankische Rijk, ongeacht hun taal of afkomst, als Franken.

De koningstitel wordt via erfenis doorgegeven van vader op zoon. We noemen dat een erfelijk koningschap . Bij de Franken erven alle zonen. Het koninkrijk wordt daardoor soms in stukken opgedeeld. Soms slaagt een koning er via oorlog en erfenis in om het volledige koninkrijk weer onder zijn gezag te krijgen.

37 B DE vrOEGE mIDDELEEUwEN
B2
1
751 ±1000 ±900
KAROLINGERS 800 ±480 DE FRANKEN
keizerskroning Karel de Grote
MEROVINGERS

Tekening, 14e eeuw, uit Les Grandes Chroniques de France de Charles V

Dit is een rijk geïllustreerd manuscript gemaakt in opdracht van de Franse koning Charles V tussen 1370 en 1379. Boven de tekening kun je lezen: puis comment il se venga de celui qui le contredist (en hoe hij zich wreekt op diegene die hem tegenspreekt).

De bisschop van de beroofde kerk vraagt aan Chlodovech de vaas terug. Bij het verdelen van de buit vraagt de Frankische aanvoerder zijn mannen om hem de vaas te geven bovenop zijn gewoon deel van de krijgsbuit. De meesten gaan akkoord en juichen hem toe. Eén krijger schiet echter naar voren en slaat de vaas stuk. Terwijl hij dat doet, roept hij: ‘Jij gaat niet meer dan jouw rechtmatig deel ontvangen!’ Chlodovech blijft kalm en zendt de brokstukken naar de bisschop. Later op het jaar houdt hij een wapeninspectie. Hij keurt de bijl van dezelfde krijger af en gooit het wapen op de grond. Terwijl de man het wapen opraapt, splijt Chlodovech zijn schedel met een bijl en roept: ‘Dat is wat jij met de vaas deed in Soissons.’

Bewerking van Gregorius Van Tours, Geschiedenis van de Franken

Gregorius (538-594) komt uit een belangrijke Gallo-Romeinse familie. Hij wordt bisschop van Tours, een zeer belangrijke functie binnen de Kerk en in het Frankische Rijk. Gregorius kent verschillende Merovingische koningen persoonlijk. Zijn werk is een van de weinige geschreven bronnen over de Franken in de 6e eeuw. Gregorius gebruikt zowel persoonlijke ervaringen als bronnen. Voor zaken waar hij zelf weinig van weet, die hij niet zelf heeft meegemaakt of waarover hij geen bronnen vindt, baseert hij zich op geruchten en roddels. Ook al wat christelijk is, vindt hij zeer belangrijk.

a Omcirkel het juiste antwoord en motiveer je antwoord. Bron 1 is een primaire – secundaire bron

Bron 2 is een primaire – secundaire bron.

b Vergelijk bron 1 met het verhaal in bron 2. Wat klopt er niet in bron 1? TIP Let op de wapens.

c Lees de contextinformatie bij bron 2. Waarom moet je kritisch zijn tegenover wat Gregorius schrijft? Kruis aan.

Gregorius durft geruchten en roddels gebruiken. Hij kent Chlodovech persoonlijk.

d Waarom gebruiken historici het werk van Gregorius, zelfs als het niet zo betrouwbaar is?

Onderstreep het antwoord in de uitleg over Gregorius.

38 LES B2 D E fr aN k EN , NIEUwE HEE r s E r s IN HE t wEstEN
Bron 1 Miniatuur Bron 2 Gregorius Van Tours
OPDRACHT 1
©VANIN

De Franken bekeren zich tot het christendom

De Germaanse stammen aanbidden aanvankelijk verschillende goden . De christelijke Kerk aanbidt slechts één God (monotheïsme). Zij stuurt geestelijken , missionarissen genoemd, naar de Germanen en probeert ze zo te christianiseren . Geleidelijk aan lukt dat. Ook koning Chlodovech bekeert zich.

De christelijke Kerk behoudt veel van de Romeinse gebruiken : het Latijn blijft bijvoorbeeld in het westen de taal van de Kerk. Ze gebruikt ook het schrift om belangrijke beslissingen, gebeurtenissen en ideeën op te schrijven. De Frankische koningen maken dankbaar gebruik van geestelijken om een deel van hun wetten te laten opschrijven. Bisschoppen en abten zijn ook belangrijke raadgevers.

Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de doop van Chlodovech.

a Tegen wie vechten de Franken?

b Welk geloof heeft Clotilde?

c Waarom wil Chlodovech de veldslag winnen?

d Welke belofte maakt Chlodovech?

e Welke twee voordelen krijgt Chlodovech als hij christen wordt?

f Men vecht tijdens een groot deel van de middeleeuwen te voet. Paarden dienen om de krijgers over het slagveld te verplaatsen. Welk historisch foutje staat er dan in het verhaal over de aanval van de Visigoten?

Grootgrondbezit is belangrijk

Grondbezit garandeert rijkdom en macht. In het gebied tussen de rivieren de Loire en de Rijn worden een klein aantal heren eigenaar van uitgestrekte domeinen . De domeinen breiden zich uit ten nadele van de kleine boerderijen. De kleine boeren staan hun grond af in ruil voor bescherming, of omdat hun opbrengsten te laag zijn. Ze hopen een beter leven te hebben als ze werken voor een machtige grondheer.

De meeste boeren zijn horigen : in ruil voor een hoeve en de bescherming van de heer moeten ze diensten (zoals de grond van de heer bewerken) en betalingen in natura leveren. Behalve boeren wonen er op het domein ook ambachtslieden zoals een smid, een timmerman, een pottenbakker ... Men streeft lokaal naar een zelfvoorzienende of gesloten economie : de opbrengsten van het domein dienen hoofdzakelijk voor de eigen behoeften van de bewoners.

Handelaars leveren producten die een domein niet zelf voorbrengt. Ze verhandelen ook goederen die een heer wenst te verkopen (een deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ...).

39 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
2 OPDRACHT
3 VERHAAL ©VANIN
2

Bron 3 Schematische voorstelling van een domein

Opmerking: In werkelijkheid liggen de drie delen door elkaar.

a Uit welke drie delen bestaat een domein?

©VANIN

OPDRACHT 4

b Wat is een ‘mansus’?

c Waaruit bestaat een tenure?

d Waar zou de heer van het domein wonen?

e Welk deel van de drie wordt niet bewerkt en mag gebruikt worden om hout te sprokkelen en het vee te laten grazen?

De Karolingers komen aan de macht

De macht van de Merovingische koning neemt vanaf de 7e eeuw af : de koningen organiseren nog maar zelden veroveringstochten en verwerven geen prestige meer op het slagveld. Zij verarmen doordat ze medewerkers voor hun trouw belonen met landerijen en andere rijkdommen. Na verloop van tijd besturen rijke hofmeiers de vorstendommen in plaats van de koningen. Een hofmeier is oorspronkelijk een soort beheerder van de koninklijke bezittingen. In 751 bestijgt een familie van hofmeiers, de Karolingers , de troon. De paus steunt hen in ruil voor hulp tegen de Langobarden, een Germaans volk dat Noord-Italië verovert. De Karolingers versterken het koninklijke gezag en breiden het Frankische Rijk verder uit. In 800 wordt de Karolinger Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond. Het Frankische Rijk wordt daarmee de politieke erfgenaam van het West-Romeinse Rijk.

Bron 4 Het einde van de Merovingers

[ De laatste Merovingische koning ] werd afgezet op bevel van Stephanus, paus in Rome. Zijn haar werd kort geschoren en hij werd in een klooster opgesloten (751). De Merovingers bezaten geen enkel machtsmiddel meer (...). Het enige wat de koning nog overbleef, was dat hij (...) op zijn troon zat om de rol van regeerder te spelen (...) zoals men hem had voorgedaan of zelfs had opgedragen. Behalve die inhoudsloze koningstitel en de krappe vergoeding (...) die de hofmeier hem verleende, had de vorst geen enkel bezit, afgezien van een enkel landgoed met een zeer kleine jaarlijkse opbrengst.

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, inleiding, ca. 830 De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. In zijn werk wil hij vooral Karel ophemelen.

a Op wiens bevel wordt de Merovingische koning afgezet?

40 LES B2 D E fr aN k EN , NIEUwE HEE r s E r s IN HE t wEstEN
OPDRACHT 3 4

b Wat gebeurt er met de afgezette koning?

c Lees de informatie over de auteur. Waarom mag je twijfelen over wat hij in de bron vertelt?

Bron 5 Het Frankische Rijk van de 5e tot de 9e eeuw

a ‘Onze gewesten horen al lang bij het Frankische Rijk.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord.

b Geef drie gebieden of volkeren die door de Karolingers zijn onderworpen.

c Onderstreep de hedendaagse landen die in het Karolingische Rijk liggen (ook al is het maar een klein deeltje).

België – Duitsland – het Verenigd Koninkrijk – Frankrijk – Ierland – Italië – Nederland –Luxemburg – Polen – Spanje

Het bestuur van het Karolingische Rijk

De Frankische koning (of keizer) heeft alle macht en beschouwt het rijk als zijn persoonlijk bezit . Bij zijn dood wordt het rijk verdeeld over al zijn mannelijke erfgenamen. De koning is de hoogste bestuurder, wetgever en rechter . Hij regeert niet vanuit een vaste hoofdstad . Het koninklijk hof verbruikt meer voorraden dan één landgoed kan voortbrengen. De hele hofhouding reist daarom van het ene landgoed naar het andere. Dat is gemakkelijker dan de voorraden te verplaatsen.

Het rijk wordt ingedeeld in gouwen (provincies), waar gouwgraven of hertogen de bevelen van de koning uitvoeren. De Karolingers richten in grensgebieden marken op. Daar gaan Frankische krijgers met hun gezin wonen. Een mark dient om het rijk te beschermen tegen invallers en wordt bestuurd door een markgraaf . Hertogen en markgraven hebben dezelfde taken als een gouwgraaf, maar commanderen ook nog een Frankisch leger. Onder Karel de Grote (768-814) controleren inspecteurs, zendgraven genaamd, of de graven, hertogen en markgraven de bevelen van de koning wel uitvoeren.

Om de rechtspraak te vergemakkelijken laten de Frankische koningen een deel van de wetten en gewoonten opschrijven.

41 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
OPDRACHT 5 5 ©VANIN

• Als iemand een koe of een os steelt, bedraagt het weergeld [ schadevergoeding ] 35 solidi [ goudmunten ].

• Als iemand volgens koninklijke voorschriften gedagvaard wordt [ voor een rechtbank moet verschijnen ] en niet verschijnt, (...) wordt hij, wanneer hij geen aanvaardbare verontschuldigingen kan inroepen, veroordeeld tot het betalen van 600 denarii [ zilvermunten ] of 15 solidi.

• Als iemand een vrij man overvalt en berooft , (...) wordt hij (...) veroordeeld tot het betalen van 2 500 denarii of 62,5 solidi. Maar als een Frank een Romein berooft, (...) wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 30 solidi.

• Als iemand een ander aan het ho ofd verwondt, op een manier dat de hersenen te voorschijn komen, (...) wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 20 solidi.

Een uittreksel uit de Lex Salica Historici vermoeden dat de Salische wet in de 4e eeuw ontstond als een reglement voor Frankische troepen aan de Rijn. De wet wordt later aangepast, uitgebreid en op bevel van Chlodovech omstreeks 507 opgetekend. De originele Salische wet bevat waarschijnlijk 65 artikels.

a Omschrijf in je eigen woorden wat de wet doet.

Een kopie van de Lex Salica uit 793, handschrift van Vandalgrius, bewaard in St. Gallen

©VANIN

b Onderstreep in de wet een fragment dat aantoont dat er geen gelijkheid is tussen Franken en Romeinen.

De Friezen zijn belangrijke handelaars

De meeste handelaars en ambachtslieden werken ook op de velden of hebben een eigen veestapel. De producten die de ambachtslieden voortbrengen (gereedschap, textiel, wapens ...) worden samen met eventuele landbouw overschotten (van de domeinen) verhandeld.

In het noorden van het Frankische Rijk spelen de Friezen een zeer actieve handelsrol. Zij zijn zowel boer of visser, als handelaar. De Friezen stichten bij de monding van Schelde, Maas en Rijn handelsnederzettingen , zoals Dorestad en Tiel. Zij verwerven, met Vikingen als tussenpersonen, allerlei luxegoederen (zijde, peper, ivoor ...) uit het Oost-Romeinse Rijk en het Midden-Oosten. Soms nemen de Friezen deel aan de plundertochten van de Vikingen, en soms worden ze zelf het slachtoffer van de aanvallen van de noorderlingen. In het zuiden van het Frankische Rijk blijven oude steden zoals Marseille en Genua een belangrijke rol in de handel spelen.

42 LES B2 D E fr aN k EN , NIEUwE HEE r s E r s IN HE t wEstEN Bron 6 De Salische wet
OPDRACHT 6 6

OPDRACHT 8

De Rijn spreekt tot de Elzas: ‘Het was een nuttig besluit uw wijn aan de Friezen en andere schippers te verkopen’ (...) Friesland spreekt tot de Elzas: ‘Ik kleed mijn bewoners met bontgekleurde klederen die U nooit bekend geweest zouden zijn [ zonder de Rijn ] (...) In ruil voor uw goud brengen wij schitterende edelstenen.’

Bewerking van de dichter Ermoldus Nigellus, Carmina, 9e eeuw

a Welke rivier is een belangrijke verkeersweg bij die handel?

b In welk hedendaags land ligt de Elzas?

c Geef twee producten die de Friezen verhandelen.

d Geef twee producten uit de Elzas.

Een heropleving van de cultuur

Het Karolingische Rijk telt honderden abdijen . Enkele grote abdijen en het koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de heropleving van de cultuur vanaf de 8e eeuw. Geleerden schrijven er boeken en verzamelen zoveel mogelijk klassieke literatuur. Abdij- en kathedraal scholen onderwijzen de zeven vrije kunsten ( filosofie , redenaarskunde, spraakkunst, meetkunde, rekenkunde, muziek en astronomie). Kunstenaars en bouwmeesters vervaardigen op basis van Romeinse voorbeelden nieuwe beeldhouwwerken en gebouwen. In de gebouwen gebruikt men dikwijls onderdelen van oude Romeinse gebouwen. De heropleving is echter beperkt : buiten het hof en de abdijen zijn weinig geleerden en kunstenaars actief. De zeven vrije kunsten worden slechts gedeeltelijk aangeleerd: in plaats van muziek geeft men bijvoorbeeld zangles, in plaats van astronomie doet men aan kalenderberekeningen ...

Bron 8 De paltskapel in Aken (Duitsland)

Bewijs met twee elementen van het gebouw dat men zich baseert op de klassieke kunst.

43 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN Bron 7
Carmina
OPDRACHT 7
7
©VANIN

OPDRACHT 9

Het Karolingische Rijk valt uiteen

Karel de Grote is net zoals zijn voorgangers een vorst die regelmatig op veroveringstocht vertrekt. Dat zorgt ervoor dat zeer veel krijgers en bestuurders hem trouw blijven. Ze willen immers de kans op een rijke oorlogsbuit niet laten schieten.

Lodewijk de Vrome (reg. 814-840), zoon en opvolger van Karel de Grote, heeft meer interesse voor godsdienstige zaken en verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Hij voert weinig oorlog en controleert de plaatselijke bestuurders minder. De slechte staat van het wegennet en de uitgestrektheid van het rijk bemoeilijken de contacten. De plaatselijke bestuurders doen meer en meer hun zin.

De zonen van Lodewijk maken nog tijdens zijn leven openlijk ruzie over de verdeling van het rijk. Drie jaar na zijn dood komen ze tot een akkoord. In het ‘Verdrag van Verdun’ (843) verdelen zij het Frankische Rijk in drie delen. Het middelste stuk valt later verder uiteen in kleinere vorstendommen. De twee andere delen leggen de basis voor het hedendaagse Frankrijk en Duitsland.

Bron 9 Het Verdrag van Verdun (843) a Wie krijgt wat? Vul de tabel aan.

Karel de Kale

Lotharius

Lodewijk de Duitser

b In welk gebied ligt het grootste deel van onze gewesten?

c Geef de naam van drie buitenlandse groepen die het Frankische Rijk in de 9e eeuw aanvallen.

d Met welk hedendaags land komt West-Francië grotendeels overeen? Onderstreep het juiste antwoord.

België – China – Duitsland – Frankrijk – Italië – Zweden

e Wie van de zonen krijgt de keizerstitel?

44 LES B2 D E fr aN k EN , NIEUwE HEE r s E r s IN HE t wEstEN
8
©VANIN

Waar zijn de Franken gebleven?

Na de 8e eeuw vertalen historici over het algemeen het Latijnse ‘Franci’ in ‘Fransen’. De Franken worden dus Fransen. De inwoners van Oost-Francië noemt men Duitsers, net zoals hun koning Lodewijk door ons ‘de Duitser’ wordt genoemd. De bewoners van de Duitse provincie Frankenland blijft men wel Franken noemen.

Op het vlak van taal zijn de Vlamingen en een deel van de Nederlanders de directe afstammelingen van de Merovingers en Karolingers. Het Nederlands wordt ook wel ‘Neder-Frankisch’ genoemd. In het moderne Arabisch noemt men Europa nog altijd ‘Firanja’, afgeleid van Francia.

©VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘rechtspraak’, ‘filosofie’, ‘handel’ en ‘lokaal’ uitleggen

2 de b egrippen ‘christianiseren’, ‘hofmeier’, ‘gouw’, ‘mark’, ‘gouwgraaf’, ‘markgraaf’, ‘hertog’, ‘domein’ en ‘zelfvoorzienende economie’ uitleggen

3 uitleggen wie de Franken, de Merovingers en de Karolingers zijn en ze in de tijd situeren

4 de rol van de christelijke Kerk in het bestuur uitleggen

5 het economisch systeem van het domein uitleggen

6 de opkomst van de Karolingers schetsen

7 de b estuurlijke organisatie van het rijk uitleggen

8 uitleggen hoe er in het rijk handel gedreven wordt

9 drie voorbeelden van de culturele heropleving onder de Karolingers geven

10 aantonen dat de culturele heropleving haar beperkingen heeft

11 vier o orzaken van de verbrokkeling van het Karolingische Rijk opnoemen

12 de verdeling van het Karolingische Rijk schetsen

13 het ontstaan van ‘Frankrijk’ en ‘Duitsland’ verklaren

14 een p olitiek, sociaal, economisch en cultureel kenmerk van het Frankische Rijk geven

KUNNEN

1 een eenvoudig schema met de structuur van het domein tekenen

2 de veranderingen aan het territorium van het Frankische Rijk schetsen met behulp van een kaart

3 bronnen vergelijken

4 de b etrouwbaarheid, het doel en de bruikbaarheid van een bron om een historische vraag op te lossen inschatten

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

45 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
ONWAARSCHIJNLIJK!

De Franken, nieuwe heersers in het westen

©VANIN

1 De Merovingers stichten een koninkrijk

De Franken = stammen bij de Rijn

• 4e eeuw: volledige Frankische stammen als Romeinse bondgenoten in Belgica

• geen eenheid: verschillende koninkrijkjes o.l.v. verschillende families

De Merovingers = Frankische familie

• Stamho ofd en krijgsheer Chlodovech schakelt alle andere Frankische vorsten uit.

• Ze controleren heel Gallië + Rijnland (5e eeuw).

• Gallo -Romeinen en Franken aanvaarden hen als koning.

• Het koningschap is erfelijk, alle zonen erven.

2 De Franken bekeren zich tot het christendom

Germaanse stammen aanbidden verschillende goden. Christelijke Kerk: monotheïsme

• missionarissen om Germanen te christianiseren Germanen (ook Chlodovech) bekeren zich geleidelijk.

• b ehoud van Romeinse gebruiken: Latijn, schrift Frankische koningen gebruiken geestelijken.

3 Grootgrondbezit is belangrijk

Grondbezit = rijkdom en macht.

Uitgestrekte domeinen tussen Loire en Rijn

• uitbreiding ten nadele van de kleine boerderijen

• Meeste b oeren zijn horigen.

- ho eve + bescherming van de grondheer

- diensten en b etalingen in natura

• een zelf voorzienende of gesloten economie

• drie delen: vroonhof, tenures (mansus + grond) en woeste gronden

4 De Karolingers komen aan de macht

Afname macht Merovingische koning (vanaf 7e eeuw) bestuur in handen van rijke hofmeiers

751: Karolingers, familie van hofmeiers, op de troon

• steun van de paus in ruil voor hulp tegen de Langobarden

46 LES B2 SCHEMA LES B2 D E fr aN k EN , NIEUwE HEE r s E r s IN HE t wEstEN

800: Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond

Frankische Rijk = politieke erfgenaam van het West-Romeinse Rijk

5 Het bestuur van het Karolingische Rijk

Frankische koning of keizer:

• alle macht

• rijk = p ersoonlijk bezit

• opp erste bestuurder, rechter en wetgever

• geen vaste ho ofdstad moet verschillende delen van rijk in het oog houden

rijk ingedeeld in gouwen en marken

plaatselijke bestuurders: gouwgraaf her tog markgraaf (gecontroleerd door zendgraven ) commanderen een Frankisch leger

6 De Friezen zijn belangrijke handelaars

Rol in de handel: Friezen

• verkopen producten van ambachtslieden + landbouwoverschotten;

• stichten in onze streken handelsnederzettingen bij monding grote rivieren;

• verwerven via Vikingen als tussenpersonen luxegoederen uit Midden-Oosten en Oost-Romeinse Rijk.

7 Een heropleving van de cultuur

Abdijen en koninklijk hof culturele heropleving

• geleerden schrijven er boeken

• verzamelen klassieke literatuur

• onderwijzen de ‘zeven vrije kunsten’

• kunstenaars en bouwmeesters: nieuwe gebouwen (naar Romeins voorbeeld)

Beperkingen

• buiten hof en ab dijen weinig geleerden en kunstenaars

• zeven vrije kunsten: slechts gedeeltelijk aangeleerd

8 Het Karolingische Rijk valt uiteen

Lodewijk de Vrome (814-840): zoon en opvolger van Karel de Grote

• verwaarloost het bestuur

• contacten moeilijk de plaatselijke bestuurders doen meer en meer hun zin.

Verdrag van Verdun (843): verdeling van het Frankische Rijk in drie delen: West-Francië = Frankrijk, Midden-Francië, Oost-Francië = Duitsland

47 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
©VANIN

BRONNEN

Onderzoek 2:

raadsels rond

Karel de Grote

De Frankische keizer Karel de Grote blijft tot lang na zijn dood tot de verbeelding spreken. Tot op vandaag beschouwt men hem bijvoorbeeld in Frankrijk, de Benelux en Duitsland als één van de belangrijkste vorsten uit de eigen geschiedenis. Ondanks die populariteit zijn de bronnen niet altijd duidelijk. In dit onderzoek tracht je drie historische vragen op te lossen.

Hoe ziet Karel de Grote er eigenlijk uit? Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont? Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers?

Kaartnr(s).

DE FRANKEN

MEROVINGERS

KAROLINGERS

Hoe ziet Karel de Grote eruit? Bestudeer de bronnen en los daarna op blz. 53 de vragen op.

Bron 1 Relikwieënkast

Afbeeldingen van Karel de Grote op een relikwieënkast waarin zijn beenderen tot vandaag worden bewaard, begin 13e eeuw

Bron 2 Miniatuur

Afbeelding uit Les Grandes Chroniques de France, 13e-14e eeuw

48 ONDERZOEK raaDsELs rOND karEL DE GrOtE
751 1000 900
480
©VANIN

Bron 3 Afbeelding, 15e eeuw

Bron 5 Schilderij

Claudius Jacquand, schilderij van de kroning van Karel tot koning van Italië in 774, 19e eeuw

Bron 4 Tekening, 15e eeuw

Bron 6 Ruiterstandbeeld

Ruiterstandbeeld, brons met restanten van verguldsel, 23,5 cm hoog, 9e eeuw, Louvre, Parijs

Enkele vaststellingen van geschiedkundigen over het standbeeldje:

- Het paard stamt uit de 15e eeuw.

- Het b eeldje is oorspronkelijk verguld.

- De gewoonte van koningen om een rijksappel vast te houden, stamt uit de tijd van Karel de Kale (840-877). De kleinzoon van Karel de Grote is eerder klein en fors gebouwd.

Bron 7 Beschrijving van keizer Karel de Grote

©VANIN

De keizer was sterk en goed gebouwd. Hij was lang en slank, maar niet abnormaal groot, want zijn lengte was zevenmaal die van zijn voeten. De bovenkant van zijn hoofd was rond, hij had een fel doorborende blik en ongewoon grote ogen. Zijn neus was iets langer dan normaal. Hij had een mooie kop met wit haar en een vrolijke en goedgehumeurde uitdrukking. (…) Zijn nek was kort en nogal dik en hij had een buikje, maar door de goede bouw van de rest van zijn lichaam viel dat niet op.

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome.

49 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN

Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont?

In 800 kroont de paus Karel in Rome tot keizer. Hij zou door de paus compleet verrast zijn geweest. Klopt dat wel? Wat zeggen de weinige bronnen waarover we beschikken daarover? Beantwoord de vragen op blz. 54.

Bron 8 De Frankische Rijksannalen

©VANIN

Toen de koning op de heilige dag van de geboorte van de Heer na zijn gebed voor het graf van de zalige apostel Petrus opstond om de mis bij te wonen, plaatste paus Leo een kroon op het hoofd en werd hij daarbij door het volk van Rome toegejuicht: ‘Leve en heil de verheven Karel, de door God gekroonde grote en vrede brengende roomse keizer’.

Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829. Ze vertellen de geschiedenis van de Frankische koningen tussen 741 tot 829. Vier verschillende auteurs werken eraan. Hun namen zijn niet gekend, maar waarschijnlijk zijn het leden van de hofhouding van Karel de Grote. De annalen zijn een van de belangrijkste bronnen voor de politieke geschiedenis van de Karolingische tijd.

Bron 9 Einhard

[ Karel ] kwam daarop naar Rome, om de (...) kerkelijke zaken weer op orde te brengen, en bleef er de hele winter. In die tijd kreeg hij er ook de titel van keizer en Augustus.

Oorspronkelijk had hij daar zo’n hekel aan, dat hij verzekerde, dat hij die keer, al was het nog zo’n belangrijke dag, niet naar de mis zou zijn gegaan als hij de bedoeling van de paus had kunnen vermoeden.

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger, Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk vooral Karel ophemelen. Einhard baseert zich gedeeltelijk op de Rijksannalen, maar was ook aanwezig bij de keizerskroning.

Bron 10 De annalen van de abdij van Lorsch

Daar de almachtige God al de bezittingen [ het Karolingische Rijk ] onder zijn gezag had geplaatst, leek het hun [ de paus en zijn aanhang ] (...) in overeenstemming met het verzoek van het christelijke volk, dat hij er ook de keizerlijke titel zou dragen. Die bede wilde Karel de Grote niet weigeren, maar onderwierp zich aan hun verlangen en ontving de titel van keizer met de wijding door paus Leo.

Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. De annalen gaan over de periode 703-803 en er wordt door vier verschillende auteurs aan geschreven. Eén van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote.

50 ONDERZOEK raaDs E L s r O ND k ar E L DE Gr OtE

Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers?

In het Frankische Rijk kan Karel op de sympathie rekenen van de krijgers, de geestelijken en uiteraard zijn eigen hofhouding. Hoe kijken belangrijke buitenlandse vorsten echter naar Karel? Maak opdracht 3 op blz. 54.

Bron 11 Onenigheid met de Byzantijnen

©VANIN

Karel de Grote draagt na de keizerskroning de titel ‘Imperator’ of ‘Imperator Augustus’. In sommige documenten werd dat: ‘Meest genadige Augustus gekroond door God, grote vredebrengende Imperator die over het Romeinse Rijk regeert, dankzij Gods barmhartigheid ook koning van de Franken en Langobarden’. Als reactie op de keizerskroning van Karel noemt de Byzantijnse keizer zich niet langer ‘Imperator’, maar ‘Imperator van de Romeinen’. Daarmee verwijst hij naar het ganse Romeinse Rijk en zegt hij eigenlijk dat hij boven Karel staat. In 806 komt het tot een oorlog tussen de Byzantijnen en de Franken. Die laatsten veroveren Venetië en delen van het huidige Kroatië. In 812 sluiten de Franken en de Byzantijnen weer vrede. In het Vredesverdrag van Aken aanvaarden de Byzantijnen dat Karel de Grote de titel van ‘Imperator’ voert.

Bewerking van ‘Frieden von Aachen’ op nl.wikipedia.org

De Vrede van Aken wordt gesloten op 12 januari 812 tussen Michael I, keizer van Byzantium, en Karel de Grote.

Bron 12 Munt

Munt van Karel de Grote als imperator

Op de munt staat rechts Imp(erator) Aug(ustus). Op zijn hoofd draagt Karel een lauwerkrans zoals de Romeinse keizers.

In 797 stuurt Karel de Grote de Jood Isaak als gezant naar Aaron (Haroen) al-Rashid, de kalief van Bagdad en de vorst van een groot islamitisch rijk. In 802 is Isaak terug aan het hof van Karel in Aken met geschenken van de kalief waaronder de olifant Aboel Abbas. Een blije Karel de Grote neemt het dier dikwijls mee op zijn reizen. Aboel Abbas sterft in 810 aan een longontsteking nadat hij een rivier heeft moeten overzwemmen.

Wat de Frankische bronnen daarover zeggen:

802 Isaac de Jo od kwam terug met een olifant (…) gezonden door de koning van de Perzen (…) de naam van de olifant was Aboel Abbas.

810 (…) daar stier f de olifant (…) geschonken door de koning van de Saracenen (…)

Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800

In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829.

51 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
Bron 13 De olifant Aboel Abbas

Bron 14 De Perzische koning

Zijn relaties met Aaron, koning van de Perzen, die over bijna het volledige oosten regeerde (…) waren zo vriendschappelijk dat deze prins die belangrijker vond dan die met alle andere koningen en heersers. (…) [ En dat ] wanneer ambassadeurs gezonden door Karel om het meest heilige graf en plaats van de verrijzenis van Onze Heer en Redder [ de Grafkerk in Jeruzalem ] te bezoeken zich bij hem [ de Perzische koning ] aanboden en hun meesters wensen [ die van Karel dus ] uitlegden, hij [ de Perzische koning ] die niet alleen inwilligde [ liet uitvoeren ], maar ook die heilige plek aan hem [ Karel ] gaf. (…) Enkele jaren daarvoor had Karel om een olifant gevraagd en hij stuurde de enige die hij toen had.

Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830

De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk Karel vooral ophemelen.

Bron 15 Tekening

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 bronnen vergelijken

2 historische vragen beantwoorden met behulp van bronnen en opdrachten

3 de b etrouwbaarheid van een bron inschatten

Afbeelding van een Indische olifant in een middeleeuws boek, 12e eeuw Van Aboel Abbas zijn geen tekeningen overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk is het een grijze Indische olifant.

4 de contacten tussen Karel de Grote en buitenlandse vorsten onderzoeken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

52 ONDERZOEK raaDs E L s r O ND k ar E L DE Gr OtE
©VANIN

Naam: Klas: Nr.: Score:

a Welke van de afbeeldingen is het oudst en staat het dichtst bij de tijd van Karel de Grote? Omcirkel het juiste antwoord. bron 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6

b Welke afbeeldingen gaan over een kroning?

c Bekijk de haargroei op de afbeeldingen in bron 1 tot en met 5. Welke overeenkomsten stel je vast?

d Welk verschil stel je vast met de afbeelding in bron 6?

e Onderstreep in bron 7 het fragment over het haar. Wat wordt niet vermeld?

f Onderstreep in bron 7 het fragment over de neus. Vergelijk met alle afbeeldingen en omcirkel het juiste antwoord. Alle af beeldingen komen overeen / niet overeen met de tekst.

g Vergelijk bron 7 met bron 6. Welke beschrijvingen komen overeen met het beeldje?

1 2 3 4

h Lees de contextinformatie bij het ruiterstandbeeld (bron 6). Waarom zou je eraan kunnen twijfelen dat het om Karel de Grote gaat?

i Wat heb je in deze opdracht geleerd over afbeeldingen van historische figuren? Zijn de uitspraken juist of fout?

a De af beeldingen die men van historische figuren maakt, komen niet altijd met de werkelijkheid overeen.

b We weten zeer goed hoe bekende personen uit het verleden eruitzagen.

53 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
OPDRACHT
1 JuistFout
©VANIN

OPDRACHT 2

a Vul de tabel voor elke bron aan. Is de bron primair of secundair? Is de auteur gekend of anoniem?

Primaire bronSecundaire bronAuteur gekendAuteur anoniem

Bron 8

Bron 9

Bron 10

b Ho e groot is de kans dat de auteurs van de bron Karel persoonlijk gekend hebben?

Gekend

Bron 8

Bron 9

Bron 10

Misschien gekendNiet gekend

c Waarom is het feit dat ze Karel persoonlijk gekend hebben, geen garantie dat ze de gebeurtenissen juist weergeven?

OPDRACHT 3

d Bronnen 8 en 10 zijn annalen. Wat bepaalt of er iets in de annalen wordt vermeld. Kruis aan. Het b elang van de gebeurtenis of de persoon Het b elang dat een auteur aan een gebeurtenis of persoon hecht.

e Lees de drie bronnen.

• Uit welke twee bronnen lijkt het alsof Karel door de paus compleet verrast wordt?

• Uit welke bron lijkt het alsof de kroning daarvoor al besproken werd?

f Kun je de historische vraag of keizer Karel echt verrast is door de keizerskroning, beantwoorden? Geef een argument of bewijs voor je je antwoord.

g Argument en bewijs zijn historische redeneerwijzen. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

Bestudeer de bronnen. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.

De Byzantijnen hebb en veel bewondering voor Karel de Grote en erkennen hem onmiddellijk als keizer of imperator.

Pas na een oorlog en na gebiedsverlies erkennen de Byzantijnen Karel als keizer of imperator.

Karel de Grote vindt de titel van keizer niet belangrijk en gebruikt hem niet.

Karel de Grote probeert relaties aan te knopen met de kalief van Bagdad.

De Frankische schrijvers kennen de kalief van Bagdad zeer goed.

De kalief van Bagdad stuurt geschenken naar Karel de Grote.

De Frankische schrijvers maken van Karel de belangrijkste bondgenoot van de kalief.

Buitenlandse vorsten zien Karel als een concurrent of een bondgenoot.

54 ONDERZOEK raaDs E L s r O ND k ar E L DE Gr OtE
©VANIN

B3

De Vikingen

De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld strookt echter niet helemaal met de waarheid. De Scandinavische landen zijn zelfs heel trots op hun Vikingverleden. Je kunt er prachtige musea bezoeken over de Vikingen.

Wie waren de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?

©VANIN

Kaartnr(s).

OPDRACHT 1

De Vikingen zijn Germanen uit het noorden

De Vikingen komen uit Scandinavië , de landen die vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken heten. Tussen 800 en 1050 leven ze in een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze niet alleen Europa afreizen, maar ook verdere gebieden. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika.

Bekijk de kaart op de volgende bladzijde.

a Welke hedendaagse landen zijn in de 8e en 9e eeuw belangrijke Vikinggebieden?

b In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Bespreek klassikaal en vat kort samen.

c Omcirkel het juiste antwoord. De Vikingen leven in een maritieme / continentale ruimte

55 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
1
±1050 ±800

Bron 1 Aanwezigheid van de Vikingen in de 8e-11e eeuw

OPDRACHT 2

Bron 2 Restanten van Skuldelev 2

Bron 3 Reconstructie van het schip

Skuldelev 2 is een van de vijf Skuldelevschepen die in 1962 worden opgegraven in de baai van Roskilde. De Skuldelevschepen worden daar rond het jaar 1070 tot zinken gebracht om de kust te verdedigen tegen invallen vanuit zee. Skuldelev 2 is een eiken langschip: een oorlogsschip van 30 m lang en 3,8 m breed, met een diepgang van slechts 1 m. Het schip bood plaats aan een grote bemanning van ongeveer 65 personen, waaronder 60 roeiers. Dankzij het grote zeil van ca. 112 m² kon het topsnelheden behalen van 20 knopen (36 km/u). Een langschip werd dikwijls versierd met een slangenkop of een draak. Daarom wordt het ook drakar genoemd. De restanten van de Skuldelevschepen staan tentoongesteld in het Vikingschipmuseum in Roskilde in Denemarken. Het hout kreeg een speciale behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.

56 LES B3 D E vI k I NGEN
© Vikingschipmuseum in Roskilde © BELGA / AFP
©VANIN

OPDRACHT 3

a Waarom is het langschip heel geschikt om nieuwe gebieden te verkennen?

b Welke voordelen biedt het langschip nog als je oorlog wilt voeren?

c Waarom versieren de Vikingen de langschepen met slangenkoppen of draken, denk je?

De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars

Het tijdperk van de Vikingen start in veel geschiedenisboeken met de plundering van het klooster op Lindisfarne in 793 n.C. In de daaropvolgende eeuwen zullen de Vikingen nog honderden andere plaatsen aanvallen en plunderen, zelfs grote steden zoals Parijs, Aken en Constantinopel. De Vikingen willen vooral zilver en slaven buitmaken. Aangezien ze zelf nauwelijks schriftelijke bronnen hebben nagelaten, kennen we de geschiedenis van de Vikingen vooral door de getuigenissen van hun slachtoffers, meestal geestelijken , die over de aanvallen vertellen.

Bron 4 Alcuinus van York

Nooit eerder heeft zich zo’n verschrikking voorgedaan in Brittannië als we nu hebben ondergaan van een heidens ras, en niemand hield voor mogelijk dat zo’n inval vanaf zee gedaan kon worden.

Alcuinus van York, leraar aan het hof van Karel de Grote, schrijft in 793 over de aanval op het klooster van Lindisfarne, een eilandje voor de kust van Noordoost-Engeland.

Bron 5 De Angelsaksische kroniek

In 793 n.C. (…) veroorzaakten de aangrijpende aanvallen van heidense mannen een betreurenswaardige ravage in de kerk van God op het Heilige Eiland, door verkrachting en slachting.

Uit: De Angelsaksische kroniek, 9e eeuw

Oorspronkelijk samengesteld op bevel van de Angelsaksische koning Alfred de Grote, in ongeveer 890 n.C. en aangevuld door generaties anonieme schrijvers tot in het midden van de 12e eeuw.

Alfred de Grote staat bekend voor de verdediging van Zuid-Engeland tegen de invallen van de Vikingen.

a Waar ligt Lindisfarne?

b Waarom zijn afgelegen kloosters en abdijen dikwijls het doelwit van de Vikingen, denk je?

57 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
2
©VANIN

c Welke woorden vallen je op wanneer de Vikingen of hun acties beschreven worden? Onderstreep ze in de bronnen.

Bespreek klassikaal wat die woorden betekenen en welk gevoel ze bij jou oproepen.

d Ho e worden de invallers in beide bronnen genoemd?

e Vanuit welk standpunt zijn de twee bronnen geschreven?

f Bevestigen de bronnen elkaar inhoudelijk? Welke bron gebruikt de scherpste bewoording?

g Heb je hier een mogelijke verklaring voor?

OPDRACHT 4

Bron 6 Les barques des Normands Bron 7 Vikinghelm

Vikinghelm, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo

Tekening ‘Les barques des Normands’, getekend door Alphonse de Neuville en gepubliceerd in ‘l’Histoire de France’ geschreven in 1872 door François Guizot, een Franse historicus en politicus De tekening illustreert de belegeringen van Parijs door de Noormannen in 845 en in 885. De Vikinghelm met hoornen en/of vleugels is een verzinsel dat uit de 19e eeuw stamt.

a Uit welke tijd komen de bronnen?

b Welke functie heeft de tekening?

58 LES B3 D E vI k I NGEN
© imageselect
©VANIN

OPDRACHT 5

c Ho e worden de Vikingen uitgebeeld?

d Welk detail klopt er niet op de tekening?

©VANIN

e In welke historische context is bron 6 ontstaan, of met andere woorden: wat is het doel en het doelpubliek van de tekening?

f Waarom is het dus niet onlogisch dat in dit boek de Vikingen op die manier worden afgebeeld?

g Wat kun je besluiten? Kruis de juiste antwoorden aan.

Het b eeld van de plunderende Vikingen ontstaat in de 19e eeuw.

Het b eeld van de plunderende Vikingen wordt versterkt in de 19e eeuw.

De standplaatsgebondenheid van de auteur heeft invloed op de historische beeldvorming.

De Vikingen zijn veel meer dan woeste plunderaars

Niet alle Vikingen gaan op plundertocht. Veel Vikingen komen zelfs nooit buiten Scandinavië, andere reizen enkel voor de handel Archeologische vondsten geven meer informatie over hun samenleving. Er worden bijvoorbeeld scheepsgraven ontdekt met grafgiften die de rijke cultuur en het vakmanschap van de Vikingen illustreren. We weten intussen dat de Vikingen ook heel wat steden hebben gesticht. Opgravingen daar tonen aan dat ze erg succesvolle handelaars zijn met contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland. Recente wetenschappelijke technieken zoals DNA-onderzoek geven ons nog meer details.

Bron 8 Dierenkoppijler

Dierenkoppijler , houtsnijwerk, versierd met zilveren spijkers, uit het begin van de 9e eeuw, ca. 50 cm hoog, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo Dit is een van de opmerkelijke vondsten uit het Osebergschip dat in 1904 in een grote grafheuvel in de provincie Vestfold (Noorwegen) wordt gevonden. In het scheepsgraf worden in 834 twee vrouwen begraven. Het grote aantal grafgiften wijst erop dat het belangrijke personen zijn. Het graf bevat unieke vondsten zoals een volledige houten kar, kledingstukken en vijf prachtige dierenkoppijlers.

59 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
3

OPDRACHT 6

Bron 9 Bronzen weegschaal

Bronzen weegschaal met zeven versierde loden gewichten

De weegschaal is gevonden in een scheepsgraf, ontdekt in 1882 in Kiloran Bay, in Schotland. Het Vikinggraf dateert van ca. 900. De man werd op zijn zijde begraven met de weegschaal tussen zijn hoofd en zijn knieën. Vlakbij liggen ook wapens en gereedschappen.

In totaal zijn er zo al tientallen weegschalen gevonden. De Vikingen gebruikten ze om zilver en soms goud te wegen om de waarde ervan te bepalen.

a Waar worden de voorwerpen gevonden?

©VANIN

b Niet alle Vikingen zijn krijgers. Welke andere beroepen kun je uit de bronnen afleiden?

c Misschien is de handelaar uit bron 2 ook een krijger. Waarom?

Bron 10 Reconstructietekening van een graf

Reconstructietekening door Neil Price, een Britse archeoloog en professor aan de universiteit van Uppsala in Zweden

Dit graf van een Vikingstrijder wordt in 1878 gevonden in Birka, in de buurt van Stockholm. Het bevat wapens, twee geofferde paarden en een bordspel om strijdtactieken te leren. In 2017 bewijst botonderzoek dat het lichaam van een vrouw is, een Vikingstrijdster dus.

60 LES B3 D E vI k I NGEN
© National Museums Scotland © By Þórhallur Þráinsson © Neil Price

OPDRACHT 7

a Omcirkel. Welke soort bron is de reconstructietekening, als je onderzoek doet over de Vikingen?

TIP Raadpleeg de woordenlijst.

Primaire bron – secundaire bron

b Welke wapens herken je op de tekening?

c Meer dan een eeuw lang is men ervan uitgegaan dat dit het graf van een man is. Hoe komt dat?

OPDRACHT 8

Bron 11 Vrt nieuws

Het internationale team met wetenschappers uit 14 landen bracht met de nieuwste technieken het volledige genoom - het geheel aan genetische informatie - in kaart van 442 skeletten uit Vikinggraven. (...) ‘We hebben ontdekt dat de Vikingen wat hun genetische afkomst betreft, niet uitsluitend Scandinaviërs waren, aangezien we genetische invloeden in hun DNA hebben gevonden vanuit Zuid-Europa en Azië die nog nooit eerder overwogen waren’, zei eerste medeauteur professor Maartin Sikora van de Københavns Universitet. (...) Ons onderzoek haalt zelfs het moderne beeld onderuit van de Viking met blond haar, aangezien veel Vikingen bruin haar hadden en beïnvloed waren door de genetische instroom van buiten Scandinavië.’

Uit: Luc De Roy, ‘Vikingen waren niet allemaal Scandinaviërs blijkt uit grootste DNA-onderzoek op skeletten ooit’, vrt nieuws, 20 september 2020

a Welk stereotiep beeld over de Vikingen wordt in dat onderzoek tegengesproken?

b Welke techniek gebruiken de wetenschappers om dit aan te tonen?

c Stereotypering is een historische redeneerwijze. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

De les geeft geen volledig overzicht van onze hedendaagse kennis over de Vikingen. Noteer hier twee historische vragen die onbeantwoord bleven.

61 B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
©VANIN

Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië.

Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.

Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten. Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.

©VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen

2 de b egrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’, grafgift, ‘stereotiep’ en ‘stereotypering’ uitleggen

3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren

4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven

5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars

6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

KUNNEN

1 de b etrouwbaarheid, de functie en het doelpubliek van een bron beoordelen

2 informatie uit bronnen afleiden

3 een bron in zijn context plaatsen om die bron beter te begrijpen

4 bronnen vergelijken

5 de invlo ed van standplaatsgeb ondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten

6 historische vragen stellen

62 LES B3 D E vI k I NGEN
ONWAARSCHIJNLIJK!

LES B3 SCHEMA

De Vikingen

1 De Vikingen zijn Germanen uit het noorden

• Maritieme ruimte: Scandinavië, het hedendaagse Noorwegen, Zweden en Denemarken

• Blo eiperiode: tussen 800 en 1050

• Ze hebb en snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze:

- heel Europa afreizen,

- o ok verdere gebieden verkennen, plunderen en veroveren,

- ca. 1000 Amerika ontdekken.

2 De Vikingen zijn onze geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars

• De Vikingen plunderen kloosters, dorpen en zelfs grote steden in Europa.

• De meeste geschreven primaire bronnen over Vikingen komen van het standpunt van hun slachtoffers, meestal kloosters en abdijen uit het Karolingische Rijk.

Hun standplaatsgeb ondenheid beïnvloedt de historische beeldvorming.

• De Vikingen zelf gebruiken nauwelijks schrift.

3 De Vikingen zijn veel meer dan woeste plunderaars

Het beeld van woeste en plunderende Vikingen is een gevolg van stereotypering.

Archeologische vondsten en wetenschappelijk onderzoek geven meer informatie.

• Veel Vikingen zijn succesvolle handelaars.

• Ze hebb en een rijke cultuur en gespecialiseerde vaklieden.

• Ze stichten handelssteden.

• Ze hebb en contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland.

• Niet alle Vikingen hebben blond haar.

63
B D E vr O EGE m I DDELEEUwEN
©VANIN

De vroege middeleeuwen

Val van het West-Romeinse Rijk (5e eeuw)

Frankische Rijk (5e-9e eeuw)

Politiek: Koning heeft veel macht.

Herstel keizerrijk

B ©VANIN

Karel de Grote 800

Rijk verdeeld in gouwen ambtenaren: graven, hertogen

So ciaal en economisch: Landbouw zeer belangrijk

Grote domeinen tussen Loire en Rijn horigen

gesloten economie

Cultureel: Vermenging Romeinse en Germaanse gewoonten

Christelijke Kerk

De Vikingen (9e-11e eeuw)

Maritieme ruimte: vanuit No ord-Europa verkennen, plunderen en veroveren

De Vikingen zijn niet alleen woeste plunderaars.

Verdrag van Verdun (843)

West-Francië Frankrijk

Midden-Francië

Oost-Francië Duitsland

9e eeuw: groeiende macht voor graven en hertogen

Oost-Romeinse Rijk of Byzantijnse Rijk

Ho ofdstad Constantinopel

Einde: 1453 verovering door de Turken

64 B DE vr O EGE m I DDELEEUwEN
OVERZICHT

COp stap door verschillende tijden

In dit onderdeel leer je meer over het dagelijkse leven van de mensen: over ziekten, honger, landbouw, sociale verschillen ... Die onderwerpen veranderen niet veel in de vroegmoderne tijd, daarom lopen deze lessen door tot in de 18e eeuw. Dit onderdeel gaat dus over sociale en economische geschiedenis in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd .

OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

In dit onderdeel gaan de lessen over de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Vul die twee periodes in op de tijdlijn.

Welke zes onderwerpen horen thuis in het sociaal en economisch domein? Omcirkel.

schilderkunst landbouw oorlogen bevolkingsgroepen wetenschap armoede bestuur leefgewoonten nijverheid bevolkingsgroei godsdienst welvaart

Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw De armen werken met gebogen rug op de wijngaarden van de heer.

65 C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN
± 500 ± 1450 ± 1750 Bron
september ©VANIN
1 De maand

1

De evolutie van de bevolking

Volgens de Verenigde Naties wonen er in 2020 zo’n 7,8 miljard mensen op de wereld. Een kleine 750 miljoen daarvan woont in Europa. Tot in de 19e eeuw wonen er echter minder dan 1 miljard mensen op de wereld. Pas vanaf dan is de bevolking sterk beginnen toenemen.

Welke factoren beïnvloeden de evolutie van de bevolking in het algemeen? Hoe is de bevolking in Europa tussen 500 en 1750 geëvolueerd? Wat heeft die evolutie mee beïnvloed?

Kaartnr(s).

OPDRACHT 1 ±500 ±1450 ±1750 ±1945

Drie getallen bepalen de evolutie van de bevolking

De evolutie van drie getallen beïnvloedt de groei of de daling van de bevolking in een bepaald gebied. Het migratiesaldo is er een van.

a Welke twee andere getallen of cijfers heb je nog nodig om de evolutie van de bevolking (stijging of daling) te bestuderen?

b Welk getal van die drie heeft niet zo’n grote invloed gehad op de evolutie van de Europese bevolking tussen 500 en 1750, denk je?

c Als de Europese bevolking in die periode stijgt, wat is dan de verhouding tussen de twee andere cijfers?

d In welke omstandigheden daalt de Europese bevolking dan in die periode?

66 LES C1 D E E vO LUtI E vaN DE b E vO Lk I NG C1
TIJD MODERNE TIJD MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD ©VANIN
HEDENDAAGSE

De evolutie van de Europese bevolking in Europa tussen 500 en 1750

Wetenschappers die de bevolkingsevolutie tussen 500 en 1750 in Europa willen bestuderen, worden met heel wat problemen geconfronteerd.

In de eerste plaats beschikken ze over weinig kwantitatieve gegevens . Pas vanaf de 18e eeuw zijn er meer volledige cijfers ter beschikking over de omvang van de bevolking, geboortes en sterfgevallen. Voor die informatie is het aantal bronnen van vóór de 18e eeuw eerder beperkt, al hangt het wel af van streek tot streek. Voor veel katholieke landen kunnen wetenschappers bijvoorbeeld voor een groot deel van de vroegmoderne tijd gebruikmaken van parochieregisters. Daarin houden pastoors alle doopsels en overlijdens in hun parochie bij. Voor de eerste eeuwen van de middeleeuwen en voor sommige gebieden zijn er dan weer zo goed als geen gegevens.

In de tweede plaats zijn er weinig kwalitatieve gegevens . Veel beschikbare bronnen over de evolutie van de bevolking voor de 18e eeuw zijn immers niet altijd even betrouwbaar.

Bron 1 De bevolkingsevolutie in Europa tussen het einde van de oudheid en de moderne tijd

©VANIN

Relatief kouder klimaat

Relatief warmer klimaat

Epidemie

Vochtiger klimaat (veel neerslag)

In de 11e eeuw gebruikt de Kerk haar invloed om het aantal oorlogen te doen afnemen. Zo verbiedt ze bijvoorbeeld om te vechten op kerkelijke feestdagen.

De bevolkingsevolutie in Europa tussen ca. 200 en 1900 De cijfers zijn gemiddelden, gebaseerd op schattingen van onderzoekers, zoals de Britse econoom Agnus Maddison. De grafiek geeft de algemene ontwikkeling voor het hele Europese continent weer. In bepaalde streken kan er zich altijd een afwijkende ontwikkeling hebben voorgedaan.

67 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
2 OPDRACHT 2 400 300 200 150 120 100 90 80 70 60 50 40 30 20 2003004005006007008009001000110012001300140015001600170018001900 jaartal 0 aantallen in miljoen 1618-1648 1337-1453 587-591 542-546 INVALLEN GERMANEN INVALLEN ISLAMIETEN STOP INVALLEN 100-JARIGE OORLOG 30-JARIGE OORLOG
1346-1351

a Over de hele periode (500 tot 1750) gezien, hoe is de Europese bevolking geëvolueerd? Duid het juiste antwoord aan. gedaald gestegen min of meer constant gebleven zeer sterk gestegen

b Welk cijfer is dan over de lange termijn meestal het hoogst, het geboortecijfer of het sterftecijfer?

c In welke eeuw vertoont die langetermijnevolutie een opmerkelijke breuk ?

d No em drie factoren die je uit de grafiek kunt afleiden, die de knik kunnen verklaren.

e Zowel voor als na die eeuw evolueert de bevolking dus in dezelfde richting. Toch is er een verschil. Welk verschil zie je tussen de evolutie van de bevolking voor die eeuw en na die eeuw?

f In welke eeuw vindt de Dertigjarige Oorlog plaats?

g Die o orlog wordt vooral uitgevochten in het Duitse Rijk . De strijd kost het leven aan (vermoedelijk) miljoenen mensen. In sommige delen van Duitsland is de bevolking aan het einde van de oorlog met meer dan de helft verminderd. Kun je dat aflezen op de grafiek?

h Wat kun je daaruit besluiten over de evolutie in andere delen van Europa?

i Vanaf wanneer kun je van een echte bevolkingsexplosie spreken in Europa, een spectaculaire stijging van de bevolking op relatief korte tijd?

j Omcirkel de historische redeneerwijze die past.

• Voor de 18e eeuw is er continuïteit / verandering in de evolutie van de Europese bevolking.

• In de 18e eeuw kunnen we spreken van continuïteit / verandering.

68 LES C1 D E E vO LUtI E vaN DE b E vO Lk I NG
©VANIN

Een veelheid aan factoren beïnvloedt de bevolkingsevolutie in Europa

Bron 2 Doopsels en begrafenissen in Eeklo, 1665-1790

Naar: Fernand Braudel, Beschaving, economie en kapitalisme (15e-18e eeuw) Deel 1. De Structuur van het dagelijks leven, 1987 (Nederlandse vertaling van de Franse editie uit 1979) Braudel (1902-1985) is een belangrijke Franse historicus. De grafiek is gebaseerd op parochieregisters.

a Welke primaire bronnen heeft de auteur gebruikt om de grafiek te maken?

b Volgt de bevolkingsevolutie in Eeklo de algemene evolutie in Europa (zie vorige grafiek) voor die periode?

c Welk verschil merk je op tussen beide grafieken? Hoe komt dat?

69 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
3 OPDRACHT 3 300 200 100 50 40 30 20 begrafenissen doopsels 1670809017001020 ? 30405060708090 ©VANIN

OPDRACHT 4

De oorzaken voor de schommelingen van de bevolkingsevolutie kunnen effect hebben op korte termijn of op lange termijn. Kruis aan.

Korte termijn Lange termijn

OPDRACHT 5

Tot en met de 19e eeuw overlijdt nog 50 % van de kinderen voor hun eerste verjaardag.

Doorheen de eeuwen zal de voedselproductie geleidelijk toenemen, maar zeker tot de 18e eeuw zijn er zelden overschotten.

©VANIN

OPDRACHT 6

Misoogst door bijvoorbeeld slecht weer

Epidemie (bijvoorbeeld de pest)

Gebrekkige hygiëne en beperkte medische kennis

Klimaatschommelingen

a Langetermijnoorzaken zijn meestal structureel en kortetermijnoorzaken incidenteel . Zoek de juiste betekenis op in de woordenlijst.

• structurele oorzaak:

• incidentele o orzaak:

b Voeg die historische redeneerwijze toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

Vervolledig het schema op de volgende bladzijde.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘migratiesaldo’, ‘lange- en kortetermijnoorzaken’ en ‘structurele en incidentele oorzaken’ uitleggen

2 drie getallen die no dig zijn om de evolutie van de bevolking te bestuderen, noemen

3 twee problemen voor wetenschappers die de bevolkingsevolutie in het verleden bestuderen, geven

4 de algemene ontwikkeling van de Europese bevolking tussen 500 en 1750 beschrijven

5 vijf langetermijno orzaken die de evolutie van de Europese bevolking hebben beïnvloed, geven

6 drie kortetermijnoorzaken die de evolutie van de Europese bevolking hebben beïnvloed, geven

KUNNEN

1 gevraagde informatie uit een grafiek halen

2 grafieken met elkaar vergelijken

3 de b evolkingsgroei in de middeleeuwen, de vroegmoderne tijd en de moderne tijd vergelijken

4 lange - en kortetermijnoorzaken herkennen

5 structurele en incidentele oorzaken herkennen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

70 LES C1 D E E vO LUtI E vaN DE b E vO Lk I NG

De evolutie van de bevolking

1 Drie getallen bepalen de evolutie van de bevolking

heeft geen al te grote invloed gehad op de algemene evolutie van de Europese bevolking tussen 500 en 1750

2 De evolutie van de Europese bevolking tussen 500 en 1750

Problemen voor onze kennis

• Europese bevolking tussen 500 en 1750

3 Een veelheid aan factoren beïnvloedt de evolutie van de Europese bevolking

Die factoren of oorzaken kunnen onderverdeeld worden in:

71 LES C1 SCHEMA C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
©VANIN

De Zwarte Dood, een middeleeuwse pandemie

In 2020 maakt het coronavirus wereldwijd meer dan 1,6 miljoen slachtoffers. Mondmaskers, quarantaine en lockdown worden dagelijkse kost. Grafieken van het aantal besmettingen en overlijdens beheersen het journaal. Beelden van COVID-19afdelingen in ziekenhuizen confronteren ons met de harde realiteit van ziekte en dood . Dat zijn we in het Westen niet meer gewend, maar eeuwenlang lag ook bij ons de dood altijd en overal op de loer. Ze maakt deel uit van het dagelijkse leven. De schrik zat er vooral in tijdens en na de pestepidemie van het midden van de 14e eeuw: de Zwarte Dood.

Wat weten we over die pandemie?

Hoe verklaren de tijdgenoten die pandemie? Hoe proberen ze zich te beschermen?

©VANIN

Kaartnr(s).

Welke begrippen ken je al?

Noteer bij elke beschrijving het passende begrip. Kies uit: bacterie – corona – epidemie –grafiek – immuniteit – pandemie – quarantaine – vaccin – virus.

Begrip

Beschrijving

Dieren of mensen afzonderen zodat ze anderen niet kunnen besmetten

Een microscopisch klein organisme waarvan er op en in ons lichaam miljarden voorkomen. 99 % ervan is noodzakelijk om gezond te blijven. Als een bacterie op een plaats terechtkomt waar ze niet thuishoort, bijvoorbeeld in de darmen, een wond en/of in het bloed, veroorzaakt ze ziekten. Vandaag kan men die behandelen met antibiotica.

Een middel dat men toedient om dieren of mensen te beschermen tegen een ziekte

Een manier om de evolutie van aantallen (stijging, daling) visueel voor te stellen

72 LES C2 D E ZwartE DO OD, EEN m I DDELEEUws E paN DEm I E C2
MIDDELEEUWEN ±500 1346 1351 ±1450 ±1750 ±1945 MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD ZWARTE DOOD

Een nog kleiner organisme dat geen nuttige bijdrage levert voor de gezondheid en meestal zelfs schadelijk is. Sommige veroorzaken een 'gewone' verkoudheid, andere gevaarlijkere ziekten zoals griep, mazelen of aids. Omdat er steeds nieuwe types ontstaan, moet men iedere keer een geschikt vaccin ontwikkelen. Een virus dat vernoemd is naar de uitstulpingen die aan een kroon doen denken

Een ziekte die zich snel op een grotere schaal verspreidt

Een ziekte die zich snel op wereldschaal verspreidt

©VANIN

OPDRACHT 1

De Zwarte Dood

In het midden van de 14e eeuw raast een pestepidemie door Europa. Historici schatten het aantal pestdoden in West-Europa op ongeveer 40 miljoen. Dat is een derde tot de helft van de totale bevolking. Geen enkele ziekte heeft ooit in zo’n korte tijd zoveel slachtoffers gemaakt. Een besmet persoon sterft enkele dagen na het verschijnen van de eerste symptomen. In onze streken spreken tijdgenoten van 'pestilentie' (de ziekte, plaag) of de 'haastige ziekte'. Later gaat men die grote pestepidemie de Zwarte Dood noemen.

Het herkomstgebied van de pestbacterie bevindt zich in Azië . Daar leeft de bacterie in vlooien op knaagdieren en andere kleine zoogdieren en aangezien er in de 14e eeuw al intensieve handels contacten tussen Azië en Europa zijn, reist de pestbacterie mee richting Europa

Historici stellen hun kennis over de Zwarte Dood nog steeds bij. Ze hebben bijvoorbeeld lang gedacht dat alleen ratten en de rattenvlo de Zwarte Dood verspreid hebben in Europa. Dat idee wordt verlaten, omdat het praktisch niet mogelijk is. Maar hoe is het dan wel gegaan? Waarschijnlijk zijn er ook vlooien en luizen van mens op mens overgesprongen. Menselijke vlooien komen nu gelukkig niet zo veel meer voor, maar in de middeleeuwen is dat wel even anders. Dat komt doordat de mensen op stro slapen en hun kleding veel langer dragen, want kleding is erg duur. Bovendien kunnen vlooien en luizen ook meereizen met handelaars in oude kleren en pelzen. Onderzoek bij recente opgravingen wijst bovendien uit dat besmetting via de lucht wel eens een belangrijkere oorzaak zou kunnen zijn, dan men vroeger dacht. Nu blijkt wel degelijk dat mensen elkaar besmet hebben, zonder toedoen van vlooien.

De pest komt (ook vandaag nog) voor in verschillende vormen. Noteer bij elke beschrijving de passende naam. Kies uit: builenpest – longpest – zwarte pest.

Begrip

Beschrijving

Via besmette speekseldruppel(tje)s infecteren de pestbacteriën de longen. De pestlijder hoest schuim en bloed op. Ademhalen wordt moeilijk.

De pestbacteriën dringen het lymfesysteem binnen. Via de lymfevaten bereiken ze de lymfeklieren. Die ontsteken, zwellen op, gaan etteren en bloeden. De infectie leidt uiteindelijk tot het falen van de organen, met de dood tot gevolg.

De pestbacteriën dringen binnen in de bloedbaan en vergiftigen het bloed. Onderhuidse bloedingen veroorzaken paarse, bijna zwarte vlekken.

73 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
1

OPDRACHT 2

Bron 1 De geografische verspreiding van de Zwarte Dood in Europa

a In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst op in Europa?

b Wat hebben de plaatsen die dat jaar getroffen worden, gemeenschappelijk?

OPDRACHT 3

c In welk jaar bereikt de pest onze streken?

d Welke weg legt de pest af in Europa? Gebruik de windrichtingen om je antwoord concreet en duidelijk te formuleren.

Bron 2 Archeologisch onderzoek

Archeologen onderzoeken een middeleeuws massagraf, 2011, Londen Menselijke overblijfselen in (massa)graven worden in samenwerking met andere wetenschappers zoals biologen onderzocht. Met nieuwe technieken zoals DNA-onderzoek gaat men na of de begraven personen aan de pest gestorven zijn. Dat leidt tot nieuwe inzichten.

74 LES C2 D E ZwartE DO OD, EEN m I DDELEEUws E paN DEm I E
©VANIN

a Toon aan op welke manier we ook vandaag nog meer te weten komen over de Zwarte Dood.

b Zo ek twee voorbeelden van nieuwe inzichten in de lestekst.

Middeleeuwse verklaringen voor de Zwarte Dood

In de middeleeuwen weet men niet wat bacteriën zijn. Mensen verklaren de grote pestepidemie vanuit hun (godsdienstige) visie op het leven en op de wereld (= standplaatsgebondenheid ). Ze zien de pest als een straf van God. Ook verdenkt men de joden ervan de pest te hebben veroorzaakt. In de middeleeuwen hebben de joden een slechte naam. Het idee leeft namelijk dat ze verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.

Bestudeer de volgende bronnen en werken. Lees de informatie. Wat zijn volgens tijdgenoten de oorzaken van de pestepidemie? Noteer ze in het kader op de volgende bladzijde.

Bron 3 Processie van flagellanten

Piérart van Tielt, miniatuur. Uit: Gilles Le Muisit, Kroniek, 1347-1349 Gilles Le Muisit (1272-1352) is abt van de abdij van de Sint-Maarten in Doornik. Zijn kroniek is een geschiedenis van de wereld tot 1349. Omdat hij op dat moment al blind is, dicteert hij zijn werk.

Piérart van Tielt werkt in Doornik. Hij illustreert en kopieert manuscripten

Tijdens de pestepidemie trekken steeds grotere groepen flagellanten van stad naar stad. Ze brengen zichzelf in het openbaar zweepslagen toe. Zo willen ze boeten voor hun eigen zonden en die van anderen.

75 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
2
© imageselect
OPDRACHT 4
©VANIN

Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zoveel mensen dat zoiets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds [ onmiddellijk ], alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord.

Uit: Jan van Boendale, Boek van de wraak van God, ca. 1350 Jan van Boendale (waarschijnlijk ca. 1280-1351) werkt als secretaris en raadgever voor het Antwerpse stadsbestuur. In het boek beschrijft hij hoe God volgens hem de mensen in het verleden en in zijn eigen tijd straft voor hun slechte gedrag.

Oorzaken

Bron 1

Bron 2

Middeleeuwse remedies tegen de pest

Tegen de plotse opkomst en de snelle verspreiding van de Zwarte Dood staat de middeleeuwse mens machteloos. Na die grote epidemie gaan lokale besturen wel maatregelen nemen om zo’n ramp in de toekomst te vermijden. Op 27 juli 1377 vaardigt het bestuur van de republiek Ragusa (nu Dubrovnik, Kroatië) een nieuwe wet uit. Voortaan moeten handelaars drie weken in isolement blijven op een eiland voor de kust. Als ze besmet zijn, sterven ze daar. Zijn ze na die tijd nog in leven, dan vormen ze geen gevaar meer. Nadien nemen andere overheden dat systeem over. Venetië verplicht vanaf 1448 dat schepen veertig dagen buiten de haven moeten blijven liggen alvorens de stad binnen te varen. In het Venetiaans is veertig ‘quarantena’. Dat ligt aan de oorsprong van het woord ‘ quarantaine ’: een verplicht isolement om de verspreiding van een ziekte te vermijden. Ook in onze streken kom je eeuwenlang geen stad binnen zonder attest als bewijs dat je niet besmet bent door een ziekte. Lokale overheden verplichten pestlijders om buiten de stad te gaan wonen. Anderzijds probeert de middeleeuwse mens de pest te ontlopen door te bidden tot bepaalde heiligen, de zogenaamde pestheiligen. Ook die traditie houdt eeuwenlang stand.

76 LES C2 D E ZwartE DO OD, EEN m I DDELEEUws E paN DEm I E
Bron 4 Boek van de wraak van God
3
©VANIN

Bron 5 De snaveldokter

Paul Fürst, afbeelding van een snaveldokter in Rome, 1656 ‘Pestdokters’ steken een mengsel van kruiden en specerijen in een masker met een vogelbek. Die vrijwilligers worden betaald om zieken in quarantaine te plaatsen. Het masker van de snaveldokter wordt nog steeds gedragen tijdens het carnaval van Venetië. Je vindt het trouwens het hele jaar door in de souvenirwinkels in die van oorsprong middeleeuwse stad.

Bron 6 Beeld van een pestheilige

Beschilderd beeld, hout, 101 cm, eerste helft 16e eeuw, Museum Hof van Busleyden, Mechelen Sint-Rochus is een van de vijf ‘pestheiligen’ die in de middeleeuwen worden aanbeden. Volgens de katholieke Kerk zou Rochus van Montpellier (12951327) tijdens een pelgrimstocht naar Rome besmet zijn met de pest. Een engel geneest hem, een hond voorziet hem van het nodige brood. Bij zijn thuiskomst herkennen zijn stadgenoten hem niet meer omdat hij zoveel littekens heeft door de pest. Ze denken zelfs dat hij spioneert voor de vijand. Rochus sterft in de gevangenis.

a Formuleer een historische vraag waarop de bronnen een antwoord bieden.

©VANIN

b Die tradities houden eeuwenlang stand. Dat is dus een voorbeeld van continuïteit / verandering

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘standplaatsgebondenheid’ en ‘verandering’ uitleggen

2 de b egrippen ‘bacterie’, ‘epidemie’, ‘grafiek’, ‘immuniteit’, ‘pandemie’, ‘quarantaine’ en ‘virus’ uitleggen

3 de Zwarte Dood in Europa situeren in de tijd

4 twee middeleeuwse verklaringen voor de pest geven

5 twee middeleeuwse remedies tegen de pest geven

KUNNEN

1 een historische vraag formuleren

2 een voorbeeld van standplaatsgebondenheid geven

3 met twee voorbeelden aantonen dat de kennis van het verleden verandert

4 een kaart interpreteren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

77 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
OPDRACHT 5

De Zwarte Dood, een middeleeuwse pandemie

1 De Zwarte Dood

Midden 14e eeuw: grote pestepidemie

• bacterie

• van Azië naar Europa via handelscontacten

• verspreiding: via knaagdieren en de rattenvlo van mens op mens via vlo oien en luizen / via de lucht

Kennis over het verleden verandert.

2 Middeleeuwse verklaringen voor de Zwarte Dood

Standplaatsgebondenheid

• ‘schuld van de jo den’

• ‘straf van God’

3 Middeleeuwse remedies tegen de pest

• quarantaine

• bidden tot p estheiligen

Continuïteit: blijven eeuwenlang traditie

78 LES C2 SCHEMA LES C2 D E ZwartE DO OD, EEN m I DDELEEUws E paN DEm I E
©VANIN

C3

Landbouw en voedsel

In het Westen is een slanke lijn het schoonheidsideaal, maar het aantal zwaarlijvigen neemt enorm toe. Terwijl er in het Westen veel eten wordt weggegooid, is hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Ook in onze gewesten is voedselvoorziening eeuwenlang een dagelijkse zorg geweest voor het grootste deel van de bevolking. Tot in de vroegmoderne tijd produceert vrijwel iedereen zijn eigen voedsel.

Hoe evolueert de landbouw doorheen de tijd? Hoe evolueren de landbouwtechnieken? Hoe wordt de landbouwproductie verhoogd?

MIDDELEEUWEN

1

Een blik op lange termijn

Tot in de vroegmoderne tijd werkt 80 tot 90 % van de actieve bevolking in de landbouw . De landbouwopbrengsten zijn laag. Met de te kleine opbrengsten, gemiddeld drie- tot viermaal meer dan wat men zaait, dreigt de hongerdood bij elke mislukte oogst. De meeste mensen wonen op het platteland en verbouwen hun eigen voedsel. Dat heet een rurale en agrarische samenleving De eenzijdige voeding, die vooral uit granen bestaat, wordt aangevuld met groenten. Vandaag is de situatie helemaal anders. De meeste Europeanen leven in steden en nog maar weinig mensen werken in de landbouw. Toch zijn de landbouwopbrengsten heel hoog. Wij leven in een stedelijke en industriële samenleving

OPDRACHT 1

Bron 1 De landbouw in België

België 19801990200020102013201620172018

Aantal bedrijven113 88387 18061 92642 85437 76136 88835 91036 158

Oppervlakte cultuurgrond (in ha) 1 418 1211 357 3661 394 0831 358 0191 338 5661 352 9531 329 1531 356 078

Arbeidskrachten 185 134142 272107 39980 94474 51070 993 - -

Uit: Kerncijfers landbouw, statbel.fgov.be, 2019

Statbel is het statistiekbureau van de federale overheid.

a Ho e evolueert de tewerkstelling in de landbouw tussen 1980 en 2016?

79 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
±500 ±1450 ±1750 ±1945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD
Kaartnr(s). VROEGMODERNE TIJD
©VANIN

b Ho e kun je dat verklaren?

c In 2016 zijn er 6 901 298 Belgen tussen 18 en 64 jaar. Hoeveel procent van de actieve bevolking werkt er in de landbouw?

©VANIN

OPDRACHT 2

Bron 2 De gemiddelde opbrengst van tarwe, rogge en gerst in de periode 1150-1800

GRAANOPBRENGSTEN IN EUROPA (IN KG PER KG ZAAD)

Zone 1

Zone 2

Periode

Engeland, NederlandenFrankrijk, Spanje, Italië - 3,2 1150-1199

4,1 - 1200-1249

3,7 - 1250-1299

3,8 4,8 1300-1349

5,1 - 1350-1399

4,6 4,9 1400-1449

5,1 - 1450-1499

7,4 6,7 1500-1549

7,3 - 1550-1599

6,7 - 1600-1649

9,3 6,2 1650-1699 - 6,3 1700-1749 10,1 7,0 1750-1799

Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987

a Als je tussen 1200 en 1249 in de Nederlanden, dus ook in onze streken, een zak graan van 100 kg uitzaait, hoeveel kun je dan gemiddeld oogsten?

b Welke algemene evolutie stel je vast bij de graanopbrengsten in die tabel?

c Vergelijk de opbrengst voor 1500 in Engeland en de Nederlanden met de opbrengst vandaag. De opbrengst voor granen kan vandaag 40 tot 50 keer het uitgezaaide bedragen.

d Vanaf welke periode verandert de opbrengst?

80 LES C3 LaN DbO Uw EN vO EDs E L

a Leg met behulp van dit schema aan je buur uit waarom de landbouw zo lang zo weinig opbrengt.

b Is er dan sprake van continuïteit of verandering ?

©VANIN

OPDRACHT 3

Het gebrek aan mest zal de boer lang parten spelen. In de vroege middeleeuwen oogst men in onze streken slechts drie tot vier keer meer dan wat men gezaaid heeft. Als men op een stuk landbouwgrond een paar jaar na elkaar granen en groenten verbouwt zonder te mesten, daalt de opbrengst; de grond geraakt uitgeput. Daarom verdelen de boeren hun percelen in twee. Het eerste jaar zaait en oogst hij op de eerste helft. De tweede helft laat hij onbewerkt, dat is braakland . In het tweede jaar blijft de eerste helft braak en wordt de tweede helft bebouwd. Door dat ‘ tweeslagstelsel ’ gebruiken de boeren slechts de helft van de gronden.

De eerste grote landbouwvernieuwing is de invoering van het drieslagstelsel vanaf de 8e eeuw. De boeren verdelen hun velden nu in drie delen. Op één deel verbouwt hij wintergraan (rogge of tarwe, die voor de winter worden ingezaaid), op een ander deel zomergraan (haver, gerst of spelt, die na de winter worden gezaaid), het derde deel blijft braak. Het volgende jaar komt op het stuk waar wintergraan stond, zomergraan. Het perceel waar zomergraan stond, blijft braak liggen. En op het stuk dat braak lag, groeit nu wintergraan. Op die manier stijgt de productie gaandeweg.

De tweede vernieuwing is de verspreiding van een nieuw soort ploeg. Al duizenden jaren gebruikt men de ‘schuifploeg’ of ‘zoolploeg’. Die is enkel geschikt om lichtere zandgronden open te scheuren. Net als de schuifploegen zijn de eerste karploegen van hout. Wanneer er voldoende ijzer beschikbaar is, wordt de houten ploegschaar vervangen door een ijzeren. De ijzeren ploegschaar van de karploeg draait de aarde om in plaats van de aarde open te rijten. Op die manier kan men vanaf de 10e eeuw dieper ploegen en het onkruid onderwerken.

De derde grote vernieuwing is de uitvinding van het halster en het gareel en het gebruik van paarden in plaats van ossen. Het halster vervangt het touw dat de hals van het paard dichtknijpt. De druk komt op de borstkas en de schoft van het paard te liggen. Het paard kan nu zijn volle trekkracht gebruiken. De productie kan weer stijgen. Het hoefijzer , dat het houvast van het paard op de grond versterkt, maakt de vernieuwing compleet. Intussen hebben de boeren allerlei houten werktuigen ontwikkeld en verbeterd door ijzer te gebruiken.

Bron 4 Vruchtwisseling

Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft haar eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer

81 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
Bron 3 Een vicieuze cirkel
Vanaf de 8e eeuw verbetert de landbouwtechniek
2

OPDRACHT 4

opnemen omdat de grond vol zit met de eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd.

Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Ze kiezen dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd leren dat principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon.

Bewerking van ‘Vruchtwisseling’ op nl.wikipedia.org

Wikipedia geeft uitgebreid uitleg over dat onderwerp. We hebben de belangrijkste elementen voor je samengevat.

a Wat is braakland ?

b Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond?

c Ho e weten de boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd dat ze gewassen het best afwisselen?

a Waarom stijgt de productie door het drieslagstelsel?

OPDRACHT 5

b Toon aan dat je het drieslagstelsel begrijpt door dit rooster juist aan te vullen.

Jaar 1 braak zomergraan

Jaar 2

Jaar 3

a Zo ek de juiste afbeeldingen op het stickervel.

Schuifploeg of zoolploeg Karploeg

82 LES C3 LaN DbO Uw EN vO EDs E L
©VANIN

OPDRACHT 6

OPDRACHT 7

b erklaar de naam van de karploeg en leg de werking ervan uit.

Br

©VANIN

Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw Een getijdenboek is een gebedenboek. De talrijke miniaturen van bekende kunstenaars maken de getijdenboeken erg kostbaar. Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt, voor een onbekende opdrachtgever.

a Waarom staat er een omheining rond het veld, denk je? Zijn velden nu nog omheind?

b Welke landbouwactiviteiten merk je op?

c Met welke trekkracht wordt de eg getrokken?

Bron 6 Miniatuur

Uit: Het Luttrell Psalter, ca. 1325-1335, British Library, Londen Het psalm boek wordt gemaakt voor Sir Geoffrey Luttrell, een ridder uit Lincolnshire (Engeland). Het is bijzonder omwille van de vele miniaturen van taferelen uit het dagelijkse leven, zoals allerlei landbouwactiviteiten.

a Waarom is het Luttrell Psalter een interessante bron voor de geschiedenis van de landbouw?

b Welke landbouwactiviteit herken je op de bron? Welk werktuig gebruiken de mannen?

83 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN

De productie stijgt

De landb ouwvernieuwing zet in vanaf de 8e eeuw, maar pas vanaf de 10e-11e eeuw begint de trage verspreiding van de technieken.

De verspreiding van peulvruchten (bonen, erwten) en vooral het toenemend verbruik ervan in de 14e eeuw kunnen we de vierde grote vernieuwing in de landbouw noemen. Bonen en erwten zijn vleesvervangers en ook dé ideale groenbemester . Vlinderbloemigen zoals peulvruchten en klaver binden stikstof uit de lucht in de grond en bemesten zo de grond. Zo kunnen zij de oppervlakte braakliggend land verminderen en de productie verhogen. Ook andere vormen van bemesting nemen toe: stadsbeer , mergel en turf worden net als dierlijke mest in de grond ondergewerkt. Door de verspreiding en toepassing van al die technieken stijgt de productie vanaf de 15e eeuw langzaam maar zeker.

In de 17e en 18e eeuw komt de grote doorbraak, waardoor het braakland uit West-Europa verdwijnt. In de Nederlanden en Engeland gaat men op die stukken land rapen en klaver telen. Het vee wordt op stal gekweekt, waardoor er geen mest meer verloren gaat. De vicieuze cirkel is zo doorbroken

De lestekst bespreekt de oorzaken van de productiestijging. Kun jij enkele gevolgen bedenken?

Noteer er twee.

©VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘landbouw’, ‘periode’, ‘continuïteit’, ‘verandering’, ‘ruraal’, ‘agrarische, stedelijke en industriële samenleving’ uitleggen

2 de b egrippen ‘tweeslagstelsel’, ‘drieslagstelsel’, ‘vicieuze cirkel’ en ‘karploeg’ uitleggen

3 vier grote vernieuwingen in de landbouw opnoemen en uitleggen

4 uitleggen waarom de landbouwopbrengsten zo lang zo laag blijven

5 een voorbeeld van continuïteit en twee voorbeelden van verandering in de evolutie van de landbouw geven

KUNNEN

1 tab ellen analyseren en uit de cijfers informatie afleiden

2 informatie af leiden uit bronnen en uit historische illustraties

3 een schema maken van het drieslagstelsel

4 bronnen vergelijken

5 de landb ouwtechnieken en landbouwopbrengsten in de middeleeuwen, vroegmoderne tijd, en moderne tijd vergelijken

6 het heden en het verleden vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

84 LES C3 LaN DbO Uw EN vO EDs E L
3 OPDRACHT 8

Landbouw en voedsel

1 Een blik op lange termijn

Tot in de vroegmoderne tijd

• rurale en agrarische samenleving

• lage landbouwopbrengsten

• vicieuze cirkel

Vandaag

• stedelijke en industriële samenleving

• hoge landbouwopbrengsten

2 Vanaf de 8e eeuw verbeterde de landbouwtechniek

Drieslagstelsel

Karploeg

Halster, gareel, hoefijzer

3 De productie stijgt

10e-11e eeuw: verspreiding landbouwtechnieken

Betere bemesting:

• groenbemesting: peulvruchten, vlinderbloemigen (stikstof)

• stadsb eer: mergel, turf

Vanaf 15e eeuw: stijging productie

17e-18e eeuw grote doorbraak: teelt rapen en klaver dieren op stal vicieuze cirkel doorbroken

85
C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
LES C3 SCHEMA
©VANIN

De standensamenleving

Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Iedereen die de wet overtreedt, wordt op dezelfde manier bestraft. In onze grondwet staat letterlijk: ‘Alle Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is in de Staat geen onderscheid van standen.’ Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd behoren de mensen tot een stand. Voor elke stand gelden andere wetten en regels.

Wat wordt er bedoeld met een ‘stand’? Hoe is de standensamenleving ontstaan? Hoe is ze doorheen de eeuwen geëvolueerd? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?

MIDDELEEUWEN

STANDENSAMENLEVING

Omcirkel telkens het juiste antwoord.

VROEGMODERNE TIJD

a Wanneer is in West-Europa de standensamenleving ontstaan?

Tussen de 6e en de 8e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw – tussen de 10e en 11e eeuw

b Ho elang blijft de standensamenleving in West-Europa ongeveer bestaan?

600 jaar – 900 jaar – 1 200 jaar

De standen hebben eigen rechten en plichten

Zoals je al weet, is iedereen in België gelijk voor de wet. Alle Belgen hebben dus dezelfde rechten en plichten (al is het in werkelijkheid wel iets ingewikkelder). Vanuit een geschiedkundig standpunt is dat echter nog niet zo heel lang het geval.

Tot aan het einde van de 18e eeuw is de West-Europese samenleving een standensamenleving met drie standen (groepen): de clerus of geestelijkheid ( geestelijken ), de adel (edelen) en de derde stand (alle andere mensen). In zo’n samenleving zijn mensen juridisch (wettelijk) niet gelijk . Met andere woorden, al naargelang de stand waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten (en plichten). Meestal ben je lid van zo’n groep door geboorte

86 LES C4 D E staNDEN sam ENLE vI NG
C4
900
500
Kaartnr(s).
±
1789 ±1750 ±1450
1 ©VANIN
OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

Doordat er verschillende groepen zijn met verschillende rechten, is er ook een sociale hiërarchie of maatschappelijke rangorde. In zo’n gelaagde samenleving staat de ene groep dus hoger en heeft die meer aanzien dan een andere groep.

Wat is er van toepassing? Zet een kruisje in de tabel.

Gelijke rechten Verschillende rechten

Afkomst is bepalend Geen maatschappelijke rangorde

Standensamenleving

Huidige Belgische samenleving

OPDRACHT 3

Bron 1 Het kastensysteem in India

Ze was bijna twintig en werkte op een veld toen vier mannen uit een hogere kaste haar bij de sjaal grepen. Ze verkrachtten haar, braken haar rug en verminkten haar tong. Ze was een dalit, lid van de voormalige ‘onaanraakbaren’. (…) [In het voornamelijk hindoeïstische India] staan zij onderaan de kastenpiramide. Artikels 14 tot 17 uit India’s seculiere grondwet verbieden al sinds 1947 discriminatie tegen dalits. Daar hadden de vier, die vlak bij hun slachtoffer woonden, geen boodschap aan. (…)

In landelijk India brokkelt het kastensysteem af. Er is een crisis in de landbouwsector. Traditioneel ‘belangrijke families’ zijn beroofd van hun machtsbasis. Onderwijs voor vrouwen zit in de lift. Mannen van lagere kasten verdienen geld in de stad, meer dan ze in hun dorp kunnen via pietluttige werkjes voor de elite. (…) ‘Politie en grondbezitters gebruiken seksueel geweld om dalits een “politieke” les te leren en de kasten- en klassenstructuur te versterken. Het is juist het verzet daartegen dat geweld uitlokt.’ Dalits willen in 2020 niet terug naar vroeger. Op hun smartphone zien ze een wereld die vooruitgaat. En artikels 14 tot 17 zijn misschien nog geen realiteit, maar wel springlevend.

Uit: Giselle Nath, Zelfs priester wakkert seksueel geweld tegen lagere kasten aan, in: De Standaard, 01 oktober 2020

Het kastensysteem in India is eeuwenoud en heeft zowel religieuze als sociaaleconomische wortels. De term komt van Portugese ontdekkingsreizigers uit de 16e eeuw. Die gebruikten het woord ‘casta’ (afkomst) om de vele sociale groepen in Indië te benoemen. Die sociale groepen leefden apart van elkaar – in die zin dat er niet onderling werd getrouwd –, hadden hun eigen specifieke beroepen, een bepaalde positie in de samenleving, eigen gebruiken …

a Over welke historische periode gaat de tekst?

b Met welk van de twee systemen vertoont het kastensysteem in India op het eerste zicht het meeste overeenkomst? Vink het juiste antwoord aan. de standensamenleving de huidige Belgische samenleving

87 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
©VANIN

OPDRACHT 4

c Geef twee argumenten (uit de tekst of uit de informatie bij de tekst) die je keuze ondersteunen.

HEDENDAAGSE VERTALING

d Toon aan de hand van twee zaken aan dat het systeem in India aan het afbrokkelen is.

Bron 2 Lied voor koning Robert de Vrome

(…) de gemeenschap van gelovigen vormt slechts één lichaam; maar (…) de staat omvat er drie, omdat de andere wet, de menselijke wet, twee andere groepen onderscheidt: edelen en onvrijen (…)

Zij [ de edelen ] vormen de orde [ stand ] van de krijgers en ze beschermen de Kerk: ze zijn de verdedigers van de massa van het volk, (…), en tegelijkertijd zorgen ze voor het heil van allen en van henzelf.

De andere groep is die van de onvrijen: dat is een ongelukkig mensenras, dat niets bezit en zich overal voor moet afbeulen. Rijkdom, kleding, voedsel, alles wordt verzorgd door de onvrijen, zodat geen enkele vrije man zonder hun hulp kan leven. (…)

Dus het huis van God, dat zichzelf presenteert als één lichaam, is in werkelijkheid verdeeld in drie orden [ standen ]: de ene bidt [ de geestelijkheid ], de andere strijdt, de laatste werkt. Die drie naast elkaar bestaande orden kunnen niet worden gescheiden; het is op de diensten verleend door de ene dat de effectiviteit van het werk van de andere twee is gebaseerd: (…)

Door die toestand konden de wetten zegevieren en kon de wereld van vrede genieten. Vandaag de dag worden de wetten afgebroken, de heerschappij van de vrede is voorbij; (…)

Uit: Adalbero Van Laon, Lied voor koning Robert de Vrome, ca. 1027

Adalbero van Laon (ca. 947-1030/31) is een edelman en bisschop. Hij formuleert zijn visie op de samenleving in een lofdicht voor de Franse koning Robert II (972-1031), wiens vader hij eind 10e eeuw mee op de troon heeft geholpen. Het (lange) gedicht, opgesteld in het Latijn, is ook een aanval op het feit dat ook mensen van eenvoudige komaf tot bisschop kunnen worden gewijd.

a Welke taakverdeling ziet Adalbero in de samenleving?

• Geestelijken:

• Edelen (adel):

• Onvrijen (de derde stand):

b Het onderstreepte fragment in de bron toont aan dat de drie standen een onlosmakelijk geheel vormen. Herschrijf de onderstreepte zin zodat de betekenis duidelijk is.

88 LES C4 D E staNDEN sam ENLE vI NG
©VANIN

OPDRACHT 5

c Welke twee bedoelingen heeft Adalbero met die tekst?

d Adalb ero laat zich pessimistisch uit aan het einde van het fragment. Waarom? Kruis aan.

De koning handelt tegen de wil van God.

De edelen misdragen zich.

Mensen van eenvoudige (onvrije) komaf kunnen bisschop worden.

De personages in deze bron symboliseren de drie standen. Hoe kun je elke stand herkennen?

Bron 3 Franse miniatuur, eind 13e eeuw

De drie standen, ingewerkt in de letter C (van ‘Clergie’, clerus) door een anonieme miniaturist, in: Gautier de Metz, L’image du monde, 1265, manuscript op perkament, British Library, Londen

1 tonsuur (= kaalgeschoren bovenkant van het hoofd)

2 3

OPDRACHT 6

SPEL Standenbord

- Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen.

- Jullie krijgen een sp elbord, spelkaarten en een dobbelsteen.

- Tijdens het spel kom je heel wat te weten over de standensamenleving.

OPDRACHT 7

Vul punt 1 van het schema op blz. 94 aan.

Het ontstaan van de standensamenleving

Over hoe die standensamenleving juist ontstaan is, bestaat nog heel wat discussie, maar rond het jaar 1000 is het systeem in grote delen van Europa ingeburgerd. Grondbezit (zeer belangrijk in een landbouwsamenleving) heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van het systeem. Geleidelijk wordt afkomst steeds belangrijker. Wie je ouders zijn, bepaalt (deels) tot welke groep je behoort.

89 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
2 ©VANIN

Lees de lestekst.

a Wat heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van de standensamenleving?

b Wat wordt geleidelijk steeds meer bepalend voor het behoren bij een groep?

Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

Tot en met de 11e eeuw is de Europese samenleving bijna uitsluitend een agrarische samenleving of landbouwsamenleving (zie les C3). De meeste mensen zijn dus boeren en wonen op het platteland. In de tweede helft van de middeleeuwen herleeft de handel en ontwikkelt zich een agrarisch-stedelijke samenleving (zie les E2). Een deel van de vroegere boeren woont nu in steden en leeft niet meer van landbouw , maar van handel en nijverheid . Een kleine groep burgers verwerft daardoor steeds meer rijkdom en is alsmaar meer geschoold

De oude krijgsadel ziet die burgers als een bedreiging en probeert zijn bevoorrechte positie veilig te stellen door het standenverschil meer te gaan beklemtonen. Adellijke voorrechten worden opgeschreven en uitgebreid. Een hele levensstijl wordt exclusief adellijk. Ook de geestelijke stand, die deels uit de adel komt, veroordeelt geregeld de burgers en hun rijkdom.

Bron 4 Engelse preek

God heeft de geestelijken gemaakt, en de ridders en de boeren, maar het is de duivel die de burgers [ rijke stedelingen ] en de woekeraars heeft gemaakt.

Uit: Engelse preek, (vermoedelijk) 14e eeuw

Een preek is een toespraak van een geestelijke waarin een godsdienstige waarheid wordt verkondigd of toegelicht, vaak tijdens een misviering.

a Waaruit blijkt dat sommige geestelijken het moeilijk hebben met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrekken?

b In welke zin vormt die preek ook een bewijs voor die veranderingen?

90 LES C4 D E staNDEN sam ENLE vI NG
OPDRACHT 8 3 OPDRACHT 9 ©VANIN

Bron 5 Commentaren over het koninkrijk Frankrijk

De derde stand omvat de geletterden, die men de ambtsadel noemt, de kooplieden, de ambachtslieden , het volk en de boeren. Zij die tot de ambtsadel behoren [ en bepaalde overheidsfuncties vervullen ], worden daardoor geadeld, en men behandelt hen als edelen tijdens hun leven.

De huidige kooplieden, die de meesters zijn van het zilver, worden in de watten gelegd en vertroeteld; maar ze hebben geen enkele voorrang noch waardigheid, omdat elke vorm van handeldrijven als minderwaardig voor de adel wordt beschouwd. Zodoende worden zij tot de derde stand gerekend; ze betalen belastingen als de niet-edelen en de boeren, de klasse die het slechtst behandeld wordt door zowel de koning als de bevoorrechte groepen. (…) [ Omdat alle hoge functies aan ] geletterde mensen en de ambtsadel worden gegeven, wil iedereen iemand uit zijn familie laten studeren (…)

Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561

Michele Suriano (1519-1574) is ambassadeur van de Venetiaanse Republiek aan het Franse hof. Hij observeert van nabij de toenmalige toestand in Frankrijk.

De zogenaamde ambtsadel ontleent zijn naam aan het lange gewaad dat de mannen dragen als teken dat ze gestudeerd hebben. Tegenover die nieuwe ambtsadel staat de oude ‘zwaardadel’ die zijn adeldom ontleent aan de afstamming van de middeleeuwse krijgsstand. Heel wat leden van de ‘zwaardadel’ zijn tegen de vroegmoderne tijd aanzienlijk verarmd. Sommigen trouwen daarom met mensen uit de rijke klassen van de derde stand. Zo kunnen ze toch aan middelen geraken om hun adellijke levensstijl aan te houden en kunnen de rijke burgers opklimmen tot de adelstand.

a Waaruit blijkt dat de derde stand tegen de 16e eeuw veel diverser is dan rond de 11e eeuw?

b Wat bedoelt de auteur met de kooplieden als ‘meesters van het zilver’, denk je?

c Betekent dat dat de kooplieden daarmee automatisch aan de top van de samenleving staan? Motiveer je antwoord.

d Ho e kunnen kooplieden toch opklimmen in de toenmalige samenleving?

e Wie wordt er bedoeld met de ‘ambtsadel’?

91 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
OPDRACHT 10 ©VANIN

OPDRACHT 11 4

f Wie staat volgens de tekst onderaan het systeem? Markeer in de bron de zin die dat duidelijk verwoordt.

g Denk je dat de tekst een b etrouwbaar beeld van de situatie van de kooplieden in Frankrijk schetst? Argumenteer.

©VANIN

OPDRACHT 12

Beluister het verhaal ‘De lijkenrover’ van Dirck Bracke.

a Tegen wie vecht de stad Gent?

b Waarvoor wordt er gevochten?

c Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?

Het einde van de standensamenleving

Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe.

In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.

Bron 6 John Locke

Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.

Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689

John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.

a Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?

b Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?

92 LES C4 D E staNDEN sam ENLE vI NG
VERHAAL

KENNEN

1 de b egrippen ‘grondwet’, ‘gelaagde samenleving’, ‘(on)gelijkheid’, ‘nijverheid’, ‘agrarische samenleving’ en ‘stedelijke samenleving’ uitleggen

2 de b egrippen ‘standensamenleving’, ‘adel’, ‘geestelijken’ en ‘derde stand’ uitleggen

3 de drie standen opno emen

4 een verschil tussen de standensamenleving en de hedendaagse samenleving geven

5 de taak van elke stand geven

6 een recht van de adel opnoemen

7 twee rechten van de geestelijken opnoemen

8 twee plichten van de derde stand opnoemen

9 uitleggen waarom de standensamenleving naar het einde van de middeleeuwen toe onder druk komt te staan

10 twee redenen geven waarom vanaf de 18e eeuw de kritiek op de standensamenleving toeneemt

11 de o orzaak geven van het officiële einde van de standensamenleving

KUNNEN

1 een standensamenleving herkennen

2 de standensamenleving in de tijd situeren

3 het heden en het verleden vergelijken

4 de standensamenleving in de middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd vergelijken

5 de b etrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

6 informatie uit historische bronnen afleiden

7 informatie uit een sp el afleiden

8 informatie uit een historisch verhaal afleiden

©VANIN

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

93 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN Wat je na deze les moet
kennen en kunnen:

De standensamenleving

1 De standen hebben eigen rechten en plichten

GEESTELIJKHEID

Plichten: -

ADEL

Plichten:

DERDE STAND

Plichten:

Rechten:

Rechten:

2 Het ontstaan van de standensamenleving

Grondbezit heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.

Later is vooral de afkomst bepalend.

3 Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk

De steden worden rijk en machtig.

De stedelingen krijgen rechten:

• zelfbestuur

• eigen rechtspraak

De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien.

4 Het einde van de standensamenleving

In de 18e eeuw vindt men meer en meer dat alle mensen van nature gelijk zijn.

Eind 18e eeuw komt er een einde aan de standensamenleving.

94
LES C4 D E staNDEN sam ENLE vI NG
LES C4 SCHEMA
--
--
-
--
©VANIN

OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

de vrouw in de klassieke oudheid en in de middeleeuwen Onderzoek 3:

Rond 1900 komt er in het westen aandacht voor de emancipatie van vrouwen, in de eerste plaats door de vraag om stemrecht. In de jaren 60 van de 20e eeuw eisen vrouwenbewegingen volledige gelijke behandeling op juridisch en financieel vlak. Sindsdien hebben historici ook aandacht voor de positie van de vrouw in het verleden. In dit onderzoek analyseer je verschillende bronnen.

Wat leren de bronnen over vrouwen in een bepaalde historische context? Welke moeilijkheden en mogelijke valkuilen ontmoeten historici bij hun onderzoek?

Kaartnr(s).

GROEPSWERK – RONDE 1

1 Ga samenzitten in groepen van vier of vijf leerlingen en voer de opdrachten uit.

2 Jullie onderzo eken samen één fiche met bronnen. Lees de bronnen en de contextinformatie.

3 De bronnen geven informatie over vier onderwerpen: huwen, rechtspositie , bewegingsvrijheid en levensverwachting van de vrouw. Elk groepslid is verantwoordelijk voor één onderwerp.

Voor welk onderwerp ben jij verantwoordelijk? Overleg met je groep en omcirkel. huwen – rechtspositie – bewegingsvrijheid – levensverwachting

Over welke periode gaat jullie fiche? Omcirkel. het Oude Griekenland – het Romeinse Rijk – de vroege middeleeuwen – de late middeleeuwen

95 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN
±800v.C. ±500 ±1450 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN
©VANIN

OPDRACHT 4

Zoek en markeer de volgende zaken in jouw fiche.

a Onderstreep in de bron en de contextinformatie aanduidingen over het gebruikte bronnenmateriaal en de moeilijkheden die historici daarbij ondervinden.

b Markeer in de bron en de contextinformatie aanduidingen over de historische context geel.

• tijd en ruimte (waar / rurale of stedelijke ruimte )

• typische kenmerken van de toenmalige samenleving

TIP Denk daarbij o ok aan sociale groepen (arm / rijk / afkomst / standen / klassen …).

c Markeer in de bron en de contextinformatie aanduidingen over de historische redeneerwijzen en samenhang :

• In het groen de woorden die verwijzen naar oorzaak / aanleiding / gevolg.

TIP Let ook op woorden als: zodat, omdat, daarom, daardoor, leidt tot …

• In het rood de woorden die verwijzen naar continuïteit / verandering / revolutie / evolutie

TIP Let ook op woorden als: blijft / niet (gelijk, hetzelfde, bestaan), geen / weinig / wel verandering, ontwikkeling, traditie, wijzigt (niet) …

d Markeer de informatie die je over jouw onderwerp (zie opdracht 1) vindt.

GROEPSWERK – RONDE 2

1 Ga nu samenzitten met je klasgenoten die hetzelfde onderwerp hebben onderzocht als jij.

2 Je zult merken dat jullie elk een andere periode hebben bestudeerd.

3 Je krijgt van je leraar puzzelstukjes met gegevens.

a Leg jullie puzzelstukjes in chronologische volgorde.

b Stel samen jullie onderwerp voor aan de klas.

c Formuleer klassikaal het besluit van dat onderzoek met behulp van het schrijfkader op de volgende bladzijde.

d Wat zou je zelf nog willen weten over vrouwen in de klassieke oudheid en in de middeleeuwen? Stel twee historische vragen.

BESLUIT

Onderstreep wat past en vul aan.

Historisch onderzoek naar vrouwen in de klassieke oudheid en in de middeleeuwen is eenvoudig / moeilijk.

Dat komt vooral door een gebrek aan

Wel staat vast dat wettelijk gezien de samenleving in beide periodes patriarchaal is, dat wil zeggen:

(= continuïteit). Vrouwen worden dus gediscrimineerd. Ze zijn wel / niet vrij en hebben wel / niet dezelfde rechten als mannen.

96 ONDERZOEK D E vr O Uw IN DE k L ass I Ek E OUDHEID EN IN DE m I DDELEEUwEN
OPDRACHT 3
©VANIN

Onderstreep wat past en geef een positief aspect, een voordeel.

Onderstreep wat past en vul aan met informatie over:

1 de rechtspositie

2 de keuzemogelijkheden bij een huwelijk

Onderstreep wat past, vul aan met informatie en situeer in tijd.

De oorzaak ligt in de economische structuur van de samenleving. Beide periodes zijn ruraal / stedelijk (= continuïteit). De vrouw wordt gecontroleerd, maar ook tegen armoede.

In de klassieke oudheid uit zich die afhankelijke positie in het feit dat vrouwen: 1

2 en dat in het bijzonder bij de rijken / armen.

De lage / hoge huwelijksleeftijd versterkt de afhankelijkheid.

In de middeleeuwen staat de vrouw wettelijk nog altijd onder de voogdij van haar man. Historici zien een evolutie naar minder afhankelijkheid.

Oorzaken zijn:

1 Godsdienstig:

©VANIN

Kruis de juiste mogelijkheden aan.

2 Economisch:

Vul het juiste begrip in en kruis de juiste mogelijkheden aan.

Historici moeten opletten voor valkuilen: Mannen zullen altijd de baas zijn.

Vaak zijn vrouwen in de praktijk zelfstandiger dan in de wet voorzien.

Veralgemeningen: er zijn veel verschillen van plaats tot plaats en van p ersoon tot persoon. Vrouwen zijn veel slimmer dan mannen.

Dat historici onderzoek doen naar vrouwen in het verleden is ook belangrijk voor vandaag. Enerzijds leeft hardnekkig het b eeld dat in het verleden alle vrouwen totaal onmondig en onafhankelijk zijn.

Anderzijds mogen we niet met onze eigentijdse bril kijken naar het verleden. We hebben ons eigen oordeel over de positie van de vrouw en dat oordeel is standplaatsgeb onden . De positie van de vrouw hangt samen met de historische context. Elementen die een rol spelen zijn: arm of rijk biologische verschillen demografisch : de levensverwachting van mannen en vrouwen, van welke groep is er een overschot? gezond verstand religie ruraal of stedelijk wetenschappelijke kennis

97 C Op stap DOO r vE r sc H ILLENDE tIj D EN

©VANIN

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 bronnen situeren in tijd en ruimte

2 uit bronnen de historische context afleiden

3 in bronnen oorzaak en gevolg aanduiden

4 in bronnen continuïteit, verandering en evolutie aanduiden

5 mo eilijkheden en valkuilen bij de historische beeldvorming herkennen

6 met voorbeelden aantonen dat vrouwen in de klassieke oudheid en in de middeleeuwen gediscrimineerd worden

7 historische vragen stellen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

98 ONDERZOEK D E vr O Uw IN DE k L ass I Ek E OUDHEID EN IN DE m I DDELEEUwEN
© Lectrr

Op stap door verschillende tijden

Vroege middeleeuwen (500-900)

Invallen + epidemieën

bevolkingsafname tot het jaar 700

Landbouw: primitieve handwerktuigen + laag rendement

Late middeleeuwen en vroegmoderne tijd

Standensamenleving = bevolkingsgroepen met verschillende rechten en plichten

3 STANDEN

GEESTELIJKEN

voorrechten plichten

Langzame bevolkingsgroei vanaf het jaar 700

Pestepidemie (14e eeuw) 1/3 Europese bevolking sterft.

Nieuwe landbouwmethoden stijging rendement vanaf de 15e eeuw

Bevolkingsgroei na 1450

Einde van de vroegmoderne tijd

Grote toename van de bevolking (bevolkingsexplosie)

Technische vernieuwingen (zie volgend jaar)

Afschaffing van de standensamenleving

99 C Op stap DOOr vErscHILLENDE tIjDEN
ADEL DERDE STAND
C ©VANIN
OVERZICHT

DNiet-westerse samenlevingen

De westerse samenleving situeert men in (West­)Europa. Na de Europese kolonisaties in de vroegmoderne en moderne tijd horen ook NoordAmerika en Australië bij de westerse wereld. De meeste lessen gaan over de geschiedenis van de westerse wereld. Maar in dit onderdeel dompelen we jullie onder in de wereld van de islam .

Blauwe moskee, Istanboel, gebouwd tussen 1609 en 1616

De moskee ligt tegenover de Hagia Sophia.

Test je kennis over de islam . Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

a Het heilige boek van de islam:

b Een volgeling van de islam:

c De jaarlijkse vasten periode :

d De stichter van de islam:

e De belangrijkste stad voor de islam:

100 D Niet-westerse sameNleviNgeN
Bron 1 De Blauwe moskee
©VANIN

De islam

De islam is vandaag een van de drie grote monotheïstische wereldgodsdiensten. Ook in Europa leven heel wat aanhangers van die godsdienst.

Wat is kenmerkend voor de islam? Hoe heeft de islam zich over de wereld verspreid? Welke cultuur heeft de islam voortgebracht?

Kaartnr(s).

ISLAMITISCHE TIJDREKENING

De islam

De islam ontstaat in het begin van de 7e eeuw op het Arabische schiereiland. Alles begint bij de Arabier Mohammed (ca. 570-632): in Mekka verkondigt hij het geloof in één God (Allah) en wat de mensen moeten doen om als een goed mens te leven. Bij zijn prediking neemt hij elementen over van het jodendom, het christendom en het meergodendom van de Arabieren. Dat verloopt niet zonder problemen: hij moet in 622 zelfs vluchten van Mekka naar Medina. Die gebeurtenis wordt later het beginpunt van de islamitische tijdrekening . Mohammed krijgt in Medina meer en meer aanhangers. In 630 verslaat hij zijn tegenstanders en maakt hij Mekka tot het godsdienstige centrum van de islam. Na de dood van Mohammed in 632 begint een strijd over zijn opvolging. Er ontstaan binnen de islam twee stromingen met elk hun eigen tradities: de soennieten (de meerderheid) en de sjiieten (de minderheid ). De soennitische opvolger van Mohammed wordt de godsdienstige en politieke leider van de islam.

De Koran is het heilige boek van de moslims . Daarin staat dat Mohammed de tekst krijgt ingegeven door de engel Gabriël. Na de dood van de profeet wordt de tekst van de Koran opgeschreven. Daarnaast is er ook een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen worden toegeschreven. Die verzameling staat bekend als ‘de overlevering’ (Hadith).

Centraal in de islam staat het kennen van God en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God.

Mohammed legt vijf verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis (sjahada), het dagelijkse rituele gebed (salaat), geven aan de armen (zakaat), vasten tijdens de maand ramadan (saum) en de bedevaart naar Mekka (hadj). Moslims houden hun erediensten in de moskee. De imam is de voorganger in het gebed.

101 D Niet-westerse sameN levi N geN
D1
622=1 1
1
©VANIN

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.

b Vul punt 1 van het schema op blz. 109 aan.

Bron 1 De pijlers van de islam

Soera 2: 183, 185

183 U die gelooft, u is voorgeschreven te vasten, zoals is voorgeschreven aan degenen die er voor u waren, opdat u godvrezend zult zijn. 185 De maand Ramadan is het, waarin de Koran is geopenbaard als leidraad voor de mensen en waarin duidelijke blijken van de leidraad en van de gave des onderscheids zijn. Wie van u die maand aanwezig is, moet dan vasten. Maar als iemand ziek is of op reis, dan geldt een aantal andere dagen. God wil het u gemakkelijk maken. Hij wil het u niet moeilijk maken. Hij wil dat u het aantal vol maakt en dat u God verheerlijkt omdat Hij u op de goede weg heeft geleid. Misschien zult u daarvoor dankbaar zijn.

Soera 22: 27, 29

27 En roep de mensen op tot de bedevaart. Zij zullen te voet bij u komen of op allerlei scharminkels [ magere dieren ] van alle bergpassen vandaan. 29 Laat hen dan hun rituelen volbrengen, hun geloften inlossen en een rondgang maken om het aloude huis.

Uit: De Koran, Heilig boek van de islam, vertaald door Eduard Verhoef, Vucht, 3e uitgave, 2019

De Koran bevat 114 soera’s (hoofdstukken) en is oorspronkelijk als voordrachttekst bedoeld. Daarom is hij zo moeilijk uit het Arabisch te vertalen. Een woord kan verschillende betekenissen hebben naargelang van de klemtonen op de letters en de klinkers die aan het stamletterwoord worden toegevoegd.

Welke drie pijlers van de islam ontbreken hier? Raadpleeg de lestekst en omcirkel. ramadan – bedevaart – rituele gebed – aalmoezen geven – geloofsbelijdenis

Bron 2 De geloofsbelijdenis in het Arabisch

©VANIN

‘Ik getuig dat [er] geen godheid is [dan] alleen God en ik getuig dat Mohammed de gezant is van God.’

In tegenstelling tot het Nederlands wordt het Arabisch van rechts naar links gelezen. Het Arabische woord voor God is ‘Allah’. Dat woord komt twee keer in de tekst voor. Omcirkel.

Bekijk bron 3 De Kaäba.

a Wat is kenmerkend aan de kleding van de gelovigen?

b Zoek op waarom dat zo is.

c Wat doen zij?

102 LES D1 De islam
OPDRACHT 1

OPDRACHT 4

Bron 3 De Kaäba

De Kaäba in Mekka tijdens het hoogtepunt van de bedevaart De Kaäba is een klein gebouw van ca. 12 x 10 x 15 m in de grote moskee in Mekka. Het is het centrale heiligdom van de islam en staat bekend als ‘Huis van Allah’. Als onderdeel van de bedevaart naar Mekka lopen de pelgrims zeven keer rond het gebouw. Dat gebeurt tegen de klok in, zodat het hart het dichtst bij het gebouw is. Moslims bidden ook altijd in de richting van de Kaäba, dus in de richting van Mekka.

De Arabieren stichten een groot wereldrijk

Heel snel bouwen de Arabieren een groot rijk uit. Op het Arabische schiereiland is in theorie alleen de islam nog toegestaan. De discriminatie van mensen met een ander geloof is beperkter in de andere veroverde gebieden. Daar kunnen sommige groepen zoals christenen en joden redelijk vrij hun geloof beleven, weliswaar als tweederangspersonen met minder rechten dan moslims en na het betalen van een speciale belasting. Aanhangers van andere godsdiensten hebben de keuze: zich bekeren of omgebracht worden. Toch krijgen die aanhangers vaak dezelfde rechten als christenen en joden.

Bron 4 De evolutie van het Arabische Rijk

Bestudeer aandachtig de kaart en noteer welke gebieden islamitisch geworden zijn.

• bij de do od van Mohammed:

• tussen 632 en 661:

• tussen 661 en 750:

103 D Niet-westerse sameN levi N geN
2
©VANIN

Geef vier Afrikaanse en vier Aziatische landen waar de islam de belangrijkste godsdienst is. TIP Raadpleeg de wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.

• Afrikaanse landen:

• Aziatische landen:

Welke van deze hedendaagse moslimlanden zijn (grotendeels) niet-Arabisch? Omcirkel.

TIP Raadpleeg het internet.

Indonesië – Marokko – Tunesië – Turkije – Iran

De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het westen

Dankzij hun handels activiteiten komen de moslims in contact met andere culturen. Zij nemen kennis uit de toenmalige Griekse, Perzische en Indische wereld over en bouwen erop verder. Bij de overname van de kennis van de Griekse wereld speelt het Syrische christendom een belangrijke rol. Die wetenschappelijke kennis wordt in het Arabisch vertaald en opgeslagen in talrijke bibliotheken met duizenden handschriften. Veel van die kennis wordt ook in de praktijk toegepast. Op het vlak van de wiskunde nemen zij het Indische getallensysteem over. Het teken ‘nul’ noemen de Arabieren ‘al-sifr’. In het Italiaans wordt dat vervormd tot ‘zefero’ en daarvan zijn onze woorden ‘cijfer’ en ‘zero’ afkomstig. De moslims zijn ook op andere terreinen van de wetenschap actief zoals: Griekse filosofie , aardrijkskunde, sterrenkunde, natuurkunde en geneeskunde.

In de 11e-13e eeuw worden veel Arabische werken en Arabische vertalingen van Griekse werken in het Latijn vertaald waardoor ze voor het westen toegankelijk worden. Dat gebeurt vooral in Spanje en Zuid-Italië. De invloed van de Arabische wetenschap op Europa is zeer groot geweest. En we leren nog vele andere zaken via de Arabieren en Turken kennen, zoals katoen (‘qatun’), leer, rijst (‘ruz’), suiker (‘sukkar’), tulpen, koffie en tafeltapijtjes.

104 LES D1 De islam
vandaag
Bron 5 De islamwereld
OPDRACHT 5
3 0 1000 km
OPDRACHT 6
©VANIN

OPDRACHT 7

OPDRACHT 8

De moslims bestuderen ook met aandacht de kennis uit de klassieke oudheid. Ibn Sina (980-1037), bij ons gekend onder de naam Avicenna, is een islamitische geneesheer en filosoof van Perzische afkomst. Hij wordt gezien als de grote filosoof van het oostelijke Arabische Rijk. Hij bestudeert de Griekse filosoof Aristoteles en schrijft een groot werk dat aan hem gewijd is. Hij is vooral in de oosterse wereld als arts bekend gebleven en ontdekt onder meer dat hersenvliesontsteking en tuberculose besmettelijk zijn en dat kanker het hele lichaam kan aantasten. Ibn Rushd (11261198), bij ons gekend onder de naam Averroës, wordt tegenover Ibn Sina de grote filosoof van het westen genoemd. Hij heeft de werken van Aristoteles van commentaren voorzien. De grote commentaren bieden de volledige (vertaalde) tekst in hoofdstukken, afgewisseld door verklaringen.

Prachtige paleizen en moskeeën getuigen van een grote beschaving. Volgens de overlevering verbood Mohammed het afbeelden van mens en dier. Maar er zijn periodes geweest waarin kunstenaars daar geen rekening mee hielden (vooral in Perzië en Indië). Zo zijn er prachtige miniaturen met mensen en dieren bewaard. Kenmerkend voor de islamkunst is het gebruik van meetkundige versieringen en zogenaamde arabesken . Ook de Arabische letterkunde is van hoog niveau. De verhalen van ‘Duizend-en-een-nacht’ behoren vandaag nog altijd tot de meesterwerken van de wereldliteratuur.

a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden. b Vul punt 3 van het schema op blz. 109 aan.

Bron 6 De overdracht van Griekse kennis

De vertalingen naar het Arabisch, uit het Grieks of uit het Syrisch, gebeuren vooral door meertalige Syrische christenen, en ook door joden en anderen. Tot de meest invloedrijke vertalers behoorden Hunayn ibn Ishaq (ca. 808-873) en zijn zoon Ishaq ibn Hunayn (ca. 830910). Zij waren Syrische christenen die ook Grieks en Arabisch studeerden in Alexandrië en Basra. Het Huis van de Wijsheid in Bagdad was een verzamelplaats voor onderzoek en onderwijs, waarin tot 100 vertalers werkzaam waren die ook actief op zoek gingen naar Griekse teksten en waaraan ook een bibliotheek, een hospitaal en een observatorium verbonden waren. (…) Het volstaat te zeggen dat men tegen het midden van de 9e eeuw ongeveer alles van de Griekse wetenschappen had vertaald.

Naar: D. Praet, Islamitische en christelijke middeleeuwse wijsbegeerte: invloeden en polemieken. In: D. Praet en J. Nelis., Islam en christendom, 2018

a Wie speelt een centrale rol bij de vertalingen van Griekse kennis naar het Arabisch?

b Waaruit blijkt dat het vertaalwerk een zeer grote prestatie is?

105 D Niet-westerse sameN levi N geN
©VANIN

OPDRACHT 10

Bron 7 De bibliotheek van Basra

Ontmoeting tussen Abu Zayd en al-Harith in de bibliotheek van Basra, uit: Al-Hariri, Al-Maqamat, Nationale Bibliotheek van Frankrijk, kopie uit 1237, inkt en kleurpigmenten op papier De schrijver Al-Hariri is geboren in 446/1054 en overleed in 516/1122. Hij is vooral bekend door zijn boek ‘Maqamat’. Het is een boek in vijftig delen, geschreven in Arabische verzen. Het werk vertelt het verhaal van al-Harith, een koopman die zich tijdens al zijn reizen mengt met geleerd gezelschap, en Abu Zayd, een smerige schurk die de geleerden overtreft met zijn slimme opmerkingen. De bibliotheek is een plaats waar men discussieert, boeken kopieert en ook becommentarieert.

a In welk hedendaags land ligt de stad Basra?

b Bij het geb oorte- en sterfjaar van Al-Hariri staan telkens twee jaartallen. Leg uit.

©VANIN

c Wat ligt er op de planken?

d Van welk materiaal is de kopie gemaakt? Welk materiaal gebruikte men toen nog in WestEuropa om boeken te schrijven?

e Is het een voorbeeld van gelijktijdigheid of ongelijktijdigheid ?

f Voeg de historische redeneerwijzen ‘gelijktijdigheid’ en ‘ongelijktijdigheid’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

Arabische wetenschappers aan het woord

a Lees deze historische vraag. Klopt het, zoals men vaak leest, dat de Arabieren enkel de Griekse wetenschappen en filosofie vertalen en doorgeven aan het westen, maar dat ze er weinig of niets aan toevoegen?

106 LES D1 De islam
OPDRACHT 9

b Beo ordeel de onderzoekbaarheid van deze historische vraag. Deze vraag is wel / niet onderzoekbaar. Leg uit waarom.

c Lees de bronnen en beantwoord de vragen.

Bron 8 Verslag van een reis naar Egypte

©VANIN

Alle personen die lichamen ontleden zijn het erover eens dat het bot van de onderkaak uit twee delen bestaat die bij de kin aan elkaar vastzitten. (...) Onderzoek van dat deel van de skeletten overtuigde mij ervan dat het bot van de onderkaak één geheel is, zonder verbinding of hechting. Ik heb dit onderzoek een groot aantal malen herhaald, bij meer dan tweehonderd hoofden (...) Ik ben daarbij bijgestaan door verschillende mensen, die hetzelfde onderzoek hebben herhaald, zowel in mijn afwezigheid als in mijn aanwezigheid.

Uit: Abd al-Latif al-Baghdadi, Verslag van een reis naar Egypte, 1191 Abd al-Latif al-Baghdadi (1162-1231) is een geleerde uit Bagdad die vooral boeken over genees–kunde schrijft. In 1191 onderneemt hij een reis naar Egypte en schrijft een verslag over zijn vele waarnemingen. Volgens Galenus, een Griekse-Romeinse arts uit de 2e eeuw, bestaat het bot van de onderkaak uit twee delen. Wat Galenus geschreven heeft, wordt eeuwenlang gewoon aanvaard.

Bron 9 Het alomvattende boek van de geneeskunde

Ik heb verbazingwekkende verhalen gehoord, waaronder het volgende: de arts van (...) schreef voor jicht [ een pijnlijke ontsteking van gewrichten ] een drankje voor dat was bereid met twee mithqals [ 4,5 g ] colchicum, een halve dirham [ 1,5 g ] opium en drie dirhams [ 9 g ] suiker. Het middel zou binnen het uur werkzaam zijn, maar dat moet ik nog controleren.

Uit: Muhammad ibn Zakariyya al-Razi, Het alomvattende boek van de geneeskunde, begin 10ee eeuw Muhammad ibn Zakariyya al-Razi (854-925) is een van de bekendste en invloedrijke artsen uit de geschiedenis. Zijn belangrijkste werk ‘Het alomvattende boek van de geneeskunde’, is een verzameling medische aantekeningen die hij gedurende zijn leven maakt in de vorm van uittreksels uit alles wat hij heeft gelezen, en waarnemingen uit zijn eigen medische ervaring. Het boek wordt in de 13e eeuw in het Latijn vertaald.

Bron 10 De herfsttijloos

De Colchicum autumnale of herfsttijloos is een geneeskrachtige plant.

107 D Niet-westerse sameN levi N geN

- Neemt Adb al Latif de opvattingen van Galenus over? Argumenteer.

- Waaruit blijkt de kritische ingesteldheid van al-Razi?

©VANIN

- Geef nu een antwoord op de historische vraag.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘minderheid’ en ‘filosofie’ uitleggen

2 de b egrippen ‘islam’ en ‘moslim’ uitleggen

3 het ontstaan van de islam uitleggen

4 het ontstaan van de Koran uitleggen

5 de vijf pijlers van de islam opnoemen

6 de b egindatum van de islamitische tijdrekening geven

7 de vorming van het Arabische Rijk uitleggen

8 de bijdrage van de Arabische cultuur aan het westen aantonen

9 vormen van discriminatie illustreren met een voorbeeld

10 kenmerken toelichten van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

KUNNEN

1 informatie uit bronnen afleiden

2 de evolutie van het Arabische Rijk aan de hand van een kaart uitleggen

3 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen

4 historische vragen stellen

5 de westerse en islamitische tijdrekening vergelijken

6 een historische bron contextualiseren in het licht van een historische vraag

7 historische bronnen vergelijken om een historische vraag te beantwoorden

8 de onderzo ekbaarheid van een historische vraag beoordelen

9 historische b eeldvorming evalueren

108 LES D1 De islam

LES D1 SCHEMA

De islam

1 De islam

• Wie? Waar? Wanneer? Mohammed – –

• Mohammed tegenstand vlucht naar Medina ( = begin islamitische tijdrekening) 632 terugkeer wordt centrum islam

• = heilig boek van de moslims

• Islam b etekent: ‘totale overgave aan

• Vijf pijlers van de islam:

1

2 dagelijkse rituele geb ed

3 geven aan de armen

4 vasten

5 b edevaart naar Mekka

2 De Arabieren stichten een groot wereldrijk

Eerste helft 7e eeuw: deel van het Arabische schiereiland

Tweede helft 7e eeuw: hele Arabische schiereiland, NO-Afrika en Midden-Oosten 8e eeuw: NW-Afrika, Iberische schiereiland, deel van Azië

Apart statuut voor niet-moslims in de moslimgebieden redelijk verdraagzaam

3 De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het westen

Moslims nemen kennis over uit

In het vertaald + toegepast in de praktijk

Voorbeelden: wiskunde, Griekse filosofie, aardrijkskunde

11e-13e eeuw: vertaling Arabische kennis in het Latijn grote invloed in Europa

Islamitische kunst

• b ouwkunst: prachtige paleizen en

• b eeldende kunst: - Mohammed verbood het afbeelden van

- arabesken

• letterkunde: hoog niveau, bv. de verhalen van ‘ ’.

109
D Niet-westerse sameN levi N geN
’.
©VANIN

Onderzoek 4:

het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)

Begin 14e eeuw heerst de Malinese koning Mansa Moussa over een groot koninkrijk in West-Afrika. Op verschillende websites noemt men hem ‘de rijkste man die ooit geleefd heeft’. Mansa Moussa’s rijkdom zou geen grenzen kennen. In deze les onderzoek je wat historische bronnen over hem vertellen.

Wie is deze legendarische koning? Over welke primaire bronnen beschikken we?

Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is, gebaseerd?

Bron 1 De rijkste man die ooit leefde BRONNEN

Kaartnr(s).

Amazon-oprichter Jeff Bezos is de rijkste man ter wereld, volgens de Forbes-miljardairslijst van 2019 die deze week is vrijgegeven. Met een geschat vermogen van 131 miljard dollar is hij de rijkste man in de moderne geschiedenis. Maar hij is zeker niet de rijkste man aller tijden. Men neemt aan dat die titel toebehoorde aan Mansa Moussa, de 14e-eeuwse West-Afrikaanse heerser die zo rijk was, dat zijn gulle giften de economie van een heel land verwoestten.

‘Verslagen van tijdgenoten over Moussa’s rijkdom zijn zo ademloos dat het bijna onmogelijk is om een idee te krijgen van ho e rijk en machtig hij werkelijk was’, vertelde Rudolph Butch Ware, universitair hoofddocent geschiedenis aan de Universiteit van Californië, aan de BBC. Mansa Moussa was ‘rijker dan iemand zou kunnen beschrijven’, schreef Jacob Davidson in 2015 over de Afrikaanse koning voor Money.com.

In 2012 schatte de Amerikaanse website Celebrity Net Worth zijn vermogen op 400 miljard dollar, maar economische historici zijn het erover eens dat het onmogelijk is om zijn vermogen vast te pinnen op een getal.

Uit: Naima Muhamud, Is Mansa Musa the richest man who ever lived?, BBC news, 10 maart 2019, eigen vertaling

110 ONDERZOEK het gou D eN tij D p erk vaN maN sa m o ussa i N ma li (14e eeuw)
1235 1312
stichting Koninkrijk Mali
1324 inname Timboektoe 1433
kroning Mansa Moussa bedevaart Mekka
©VANIN

3

Amazon-oprichter Jeff Bezos, de rijkste man in de moderne geschiedenis, 2018

Bron 4 al-Umari over Mansa Moussa en zijn bezoek aan Caïro (1324)

Vanaf het begin van mijn verblijf in Egypte hoorde ik praten over de komst van deze koning Moussa op zijn pelgrimstocht. Ik merkte dat de inwoners van Caïro enthousiast waren om opnieuw te vertellen over de verkwistende uitgaven van de Afrikanen. Ik vroeg de emir Abu (…) en hij vertelde me over de rijkdom, mannelijke deugden, en vroomheid van de koning: ‘Toen ik hem ging ontmoeten namens de machtige sultan al-Malik al-Nasir, bewees hij mij buitengewoon veel eer en behandelde hij mij met de grootste hoffelijkheid. (…) Daarna stuurde hij vele ladingen onbewerkt inheems goud en andere kostbaarheden naar de schatkist van de sultan.

111 D Niet-westerse sameN levi N geN
Bron
2 Jeff Bezos
Bron Het Koninkrijk Mali en de bedevaart van Mansa Moussa (14e eeuw)
Au Au Au Au Au Au Au Z Z Z Z Z Z Au Z
©VANIN

Ik probeerde hem over te halen naar de Citadel te gaan om de sultan te ontmoeten, maar hij weigerde hardnekkig (…) ik realiseerde me dat de audiëntie [ het officiële bezoek aan de sultan ] afschuwelijk voor hem was omdat hij verplicht zou zijn de grond en de hand van de sultan te kussen. (…)

Die man overspoelde Caïro met zijn weldaden. Hij verliet geen emir van het hof, noch de houder van een koninklijk ambt zonder de gift van een lading goud. De inwoners van Caïro maakten onschatbare winsten uit hem. (…) Ze ruilden goud totdat ze de waarde ervan in Egypte verminderden en de prijs ervan deden dalen. (…) Goud had een hoge prijs in Egypte tot zij dat jaar kwamen.’

©VANIN

Uit: al-Umari, Paden van visie in de rijken van de metropolen, 1337-1338 Shibab al-Din al-Umari (1301-1349) is een Arabische historicus, geboren in Damascus. Hij begint zijn carrière als ambtenaar in het Mammelukkensultanaat. Enkele jaren na het bezoek van Mansa Moussa aan Caïro in 1324, trekt ook al-Umari naar de Egyptische stad. Zijn geschriften zijn een belangrijke bron over de bedevaart van Moussa naar Mekka. Hij baseert zich op wat de mensen in Caïro hem vertellen.

Bron 5 Mansa Moussa uitgebeeld in een fragment van de Catalaanse Atlas (1375)

Uit: Cresques Abraham en Jehoeda, Catalaanse Atlas, 1375 De Catalaanse Atlas is een in 1375 door de Spaans-Joodse cartograaf Abraham Cresques (13251387) en zijn zoon Jehoeda Cresques (1350-1427) ontworpen wereldkaart. Die grote en rijk geïllustreerde kaart vormt een hoogtepunt in de middeleeuwse cartografie. Bij de kaart staat het volgende bijschrift: ‘Deze zwarte heer draagt de naam Musa Mali, heer van de zwarte volken van Mali. Zijn land is zo rijk aan goud dat hij de rijkste en meest nobele koning van allen is.’ De kaart wordt in opdracht van het hof van Aragon gemaakt. Het is een geschenk van de troonopvolger en latere koning Johan I (1350-1396) aan de Franse kroonprins Karel (1368-1422).

112 ONDERZOEK het gou D eN tij D p erk vaN maN sa m o ussa i N ma li (14e eeuw)

Mansa Moussa was een goede man en een groot koning, en er worden nog steeds verhalen over zijn gerechtigheid verteld. Hij maakte de bedevaart in 1324 (…) Volgens al-hadj Yunus, de tolk voor deze natie in Caïro, kwam die Mansa Moussa uit zijn land met 80 ladingen goudstof waarbij elke lading drie qintars [ 1 qintar = 50 kg ] woog. In hun eigen land gebruiken ze alleen mannelijke of vrouwelijke slaven voor transport, maar voor verre reizen zoals de pelgrimstocht hebben ze rijdieren (…). De regering van die Mansa Moussa duurde 25 jaar.

©VANIN

De hoofdstad van de mensen van Mali is de stad BNY, een uitgestrekte plaats met gecultiveerd land gevoed door stromend water, zeer dichtbevolkt met drukke markten. Momenteel is het een station voor de handel in karavanen uit de Maghreb, Ifriqiya en Egypte [ Noord-Afrika ], en goederen worden uit alle delen geïmporteerd (…).

Uit: Ibn Khaldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377

Ibn Khaldun (1332-1406) is een belangrijke Arabische geleerde die het grootste deel van zijn leven verschillende heersers van Noord-Afrikaanse moslim staten dient. Tijdens zijn verblijf in Algerije schrijft hij de ‘Al-Muqaddimah’ (‘Inleiding tot de geschiedenis’). Die inleiding beschrijft de geschiedenis van de islam in Noord-Afrika. Khaldun is een zeer zorgvuldige historicus die mondelinge geschiedenissen van Malinese geleerden optekent en ook informatie verzamelt van Arabieren die naar Mali zijn geweest.

Bron 7 Handel brengt welvaart in het Koninkrijk Mali

Aan het begin van de 14e eeuw heeft de uitbreiding van Mali naar de Inlandse Delta, Gao en de oostelijke Songhay-provincies, enorm bijgedragen aan de landbouw , de begrazing, en de jacht- en visbronnen van het rijk. De nieuwe gebieden boden ook extra slaven om te verhandelen, militaire diensten en meer landbouwproductie. Betalingen van nieuwe, ondergeschikte koningen en leiders, en tal van nieuwe, gecontroleerde handelsroutes, verrijkten de schatkist van de overheid.

Tegen het midden van de 14e eeuw, toen Mali het toppunt van zijn imperiale dominantie bereikte, was de trans-Sahara handel enorm in omvang toegenomen. Door de extravagante bedevaart van Mansa Moussa en de daaruit voortvloeiende publiciteit in Caïro, werd Mali bekender in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, en zelfs Europa. Verhalen over de rijkdom van Mali lokten steeds meer Noord-Afrikanen naar handelsondernemingen in de Sahara.

Uit: David Conrad, Rijken uit middeleeuws West-Afrika, 2005, eigen vertaling David Conrad is gespecialiseerd in Afrikaanse geschiedenis. Hij maakt meer dan 35 reizen naar Afrika. Zijn boek ‘Empires of Medieval West Africa’ (‘Rijken uit middeleeuws West-Afrika’) handelt over de geschiedenis van de opeenvolgende rijken van Ghana, Mali en Songhay. Die rijken groeien onder een reeks machtige leiders, waaronder Mansa Moussa.

113 D Niet-westerse sameN levi N geN
Bron 6 Ibn Khaldun over Mansa Moussa

Bron 8 Griots

Veel van wat we weten over het middeleeuwse Mali is te danken aan een fascinatie [ bewondering ] die van ver buiten zijn grenzen komt. Over de opkomst van Mali zwijgen de binnenlandse bronnen, aangezien de sprekers van de regio, de ‘griots’, weinig te zeggen hebben over het middeleeuwse Mali of Mansa Moussa, omdat ze gefocust zijn op Sunjata [ mythische stichter Koninkrijk Mali ]. Dat de griots niets te vertellen hebben, roept veel vragen op aangezien Moussa misschien wel de meest legendarische figuur van Mali is.

Uit: Michael Gomez, Afrikaanse heerschappij: Een nieuwe geschiedenis van rijken in vroeg en middeleeuws West-Afrika, 2018, eigen vertaling Michael A. Gomez is professor geschiedenis aan de universiteit van New York. In zijn boek over middeleeuws West-Afrika ‘African Dominion’ vertelt hij over het belang van de griot: een West-Afrikaanse historicus, verhalenverteller, dichter of muzikant. Eeuwenlang is de geschiedenis van West-Afrikaanse gemeenschappen levend gehouden door de traditie van verhalen en muziek. De griot wordt vaak gezien als een belangrijke persoon vanwege zijn of haar positie als adviseur van de koning. Griots kennen hun oorsprong in het 13e-eeuwse Mali. Tegenwoordig leven ze nog steeds in veel delen van West-Afrika.

Bron 9 Een hedendaagse griot

©VANIN

De hedendaagse Malinese griot Cheick Hamala Diabaté, die 800 jaar mondeling overgeleverde geschiedenis doorgeeft (mondelinge traditie).

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 historische vragen stellen bij een bron

2 de onderzo ekbaarheid van een historische bron beoordelen

3 een historische kaart interpreteren

4 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

5 de representativiteit van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

6 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

7 informatie uit geschreven en nietgeschreven bronnen afleiden

8 historische bronnen vergelijken

9 enkele kenmerken van een nietwesters koninkrijk geven

10 in historische b eeldvorming argumenten benoemen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

114 ONDERZOEK het gou D eN tij D p erk vaN maN sa m o ussa i N ma li (14e eeuw)

Naam: Klas: Nr.: Score:

OPDRACHT 1

Situeer de historische vragen van deze les in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein.

• Tijd:

• Ruimte:

• Domein:

OPDRACHT 2

Lees ter inleiding het ar tikel over Mansa Moussa dat een journaliste op de website van BBC News schreef (bron 1). Beantwoord daarna de vragen.

a Ho e wordt Mansa Moussa in de titel van de bron genoemd?

b Welke argumenten haalt de auteur aan om Mansa Moussa zo te noemen?

OPDRACHT 3

c Welke kanttekening kun je plaatsen bij de uitspraak dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is?

OPDRACHT 4

d In ho everre kunnen we dus de historische vraag ‘Hoe rijk is Mansa Moussa?’ onderzoeken?

a Bestudeer bron 3 t.e.m. 9 en lees de contextinformatie. Onderstreep de woorden die je niet kent en zoek hun betekenis op.

b Wat zijn je eerste indrukken nadat je de bronnen gelezen hebt? Wat valt je op? Denk daar enkele minuten over na en noteer drie zaken die je bijgebleven zijn. Bespreek daarna in groepjes of klassikaal.

a Wie is Mansa Moussa? Hoe wordt zijn karakter omschreven?

b Welke bronnen zijn bruikbaar om de vragen te beantwoorden?

c Zijn dat primaire of secundaire bronnen ? Onderstreep het juiste antwoord. primaire bronnen – secundaire bronnen

115 D Niet-westerse sameN levi N geN
©VANIN

OPDRACHT 5

d Vind je de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de historische vragen? Markeer in de contextinformatie de argumenten voor betrouwbaarheid groen. Onderstreep je besluit. eerder betrouwbaar – eerder onbetrouwbaar.

e Waarom kun je je toch vragen stellen over de representativiteit van de bronnen? TIP Kijk vanuit welk standpunt ze geschreven zijn.

OPDRACHT 6

Bestudeer bron 3 en bron 5 en beantwoord de vragen.

a Geef vier hedendaagse landen die in de 14e eeuw deel uitmaken van het Koninkrijk Mali. TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.

b Welke grondstoffen vind je in het rijk?

c Het Koninkrijk Mali drijft handel met gebieden buiten het rijk. Vanuit welk gebied vertrekken de meeste handelsroutes naar Mali?

a Waaraan dankt Mansa Moussa zijn enorme rijkdom?

OPDRACHT 7

b Welke reis zorgt ervoor dat Mansa Moussa’s bekendheid in de 14e eeuw toeneemt?

c Welke gebeurtenis tijdens die reis zorgt ervoor dat verhalen over de rijkdom van Mali zich verspreiden?

d Waaruit blijkt dat die verhalen ook Europa bereiken?

e Heeft dat bijgedragen tot het beeld dat Mansa Moussa ‘de rijkste man ooit’ is? Omcirkel. ja – neen

Bestudeer de afbeelding van Mansa Moussa bij bron 5 (Catalaanse Atlas) en lees bron 8.

a Ho e wordt Mansa Moussa afgebeeld in de Catalaanse Atlas?

116 ONDERZOEK het gou D eN tij D p erk vaN maN sa m o ussa i N ma li (14e eeuw)
©VANIN

b Stemt dat overeen met de beschrijvingen in bron 4 en bron 6?

c Formuleer twee historische vragen die je met behulp van de Catalaanse Atlas zou kunnen beantwoorden.

d Welke belangrijke rol spelen de griots bij het vastleggen van de West-Afrikaanse geschiedenis?

e Wat vertellen de griots over Mansa Moussa?

f Waarom is dat verrassend?

BESLUIT

Formuleer een kort antwoord op de historische vragen.

a Wie is die legendarische koning?

b Over welke primaire bronnen beschikken we? Noteer het nummer van de bron en de auteur, de nationaliteit en het beroep van de auteur.

BronAuteur

Nationaliteit en beroep

c Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is, gebaseerd?

117 D Niet-westerse sameN levi N geN
©VANIN

D2

China en de Mongolen

In het Verre Oosten bevindt zich vanaf de 3e eeuw v.C. het Chinese keizerrijk . Het heeft zich ontwikkeld uit de stroomcultuur van de Gele Rivier. Ten noorden van dat rijk leven de Mongolen . In de 13e eeuw veroveren ze niet alleen China, maar vormen ze één van de grootste rijken uit de wereldgeschiedenis.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het Chinese keizerrijk op politiek, economisch, sociaal en cultureel domein? Welke gelijkenissen en verschillen zijn er met het Westen? Welke veranderingen brengen de Mongolen? Hoe verlopen de contacten met het Westen?

1

OPDRACHT 1

Kaartnr(s).

OPDRACHT 2

Een andere indeling van het verleden en kijk op de wereld

De Chinezen delen hun geschiedenis anders in dan wij. Zij kennen bijvoorbeeld geen middeleeuwen of vroegmoderne tijd. Ze gebruiken onder andere dynastieën of vorstenhuizen van keizers om hun verleden in te delen. Deze les gaat zo over de Song- en de Yuan-dynastie . Zoals je weet zijn alle indelingen maar hulpmiddelen om je te helpen oriënteren in het verleden.

De Chinezen vinden in het verleden hun cultuur zeer hoogstaand. Ze beschouwen hun land als het ‘Rijk van het Midden’ , het centrum van de wereld, dat omringd wordt door barbaarse volkeren en landen. Naarmate je verder van dat centrum weggaat, neemt de barbaarsheid volgens hen toe.

Vergelijk met onze indeling in zeven tijden.

a Wie regeerde er over China tijdens het Frankische Rijk in Europa?

b In welke van de zeven westerse tijden vallen de Song- en de Yuan-dynastie?

Bron 1 Eenvoudigere voorstelling Chinese geschiedenis

L e gendarische Vorming van het Vroege L ate Republiek VolksR ijk C hinese Rijk Keizerrijk Keizerrijk r epubliek

118 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN
206v.C. 220 265 420 581 618 907960 1279 1368 1644 QIN JIN TANG SONG YUAN MING QING SUI HAN
2100 v.C. 1000 v.C. 206 960 1912 1949 ©VANIN

a Wanneer komt er een einde aan het Chinese keizerrijk?

b In welke van onze zeven tijden gebeurt dat?

c Ho e heet China vandaag?

Bron 2 Het Chinese Keizerrijk onder de Bron 3 Het Chinese Keizerrijk onder de Tang-dynastie (618-907) Song- dynastie (960-1279)

Bestudeer de twee kaarten en omcirkel telkens het juiste antwoord.

• Het Song-rijk b estond voor / na het Tang-rijk.

• Het Song-rijk is groter / kleiner dan het Tang-rijk.

• De ho ofdstad van het Song-rijk is Zhongdu (Beijing) / Hangzhou.

• De Chinese Muur verhindert / verhindert niet dat andere volkeren stukken van China veroveren.

• De Gele Rivier stroomt door het Tang-rijk / Song-rijk.

Een georganiseerde manier van besturen

In 960 bestijgt de eerste Song-keizer de troon. De keizer bestuurt het rijk in naam van de hemelgoden. Hij heeft als ‘zoon des hemels’ dan ook enorm veel macht. De keizer bestuurt het rijk niet alleen: hij heeft veel medewerkers . De meesten zijn ambtenaren . Als je slaagt voor de zeer moeilijke staatsexamens over de Chinese literatuur, mag je ambtenaar worden. Tijdens je loopbaan bekleed je verschillende functies: provinciegouverneur, rechter, inner van belastingen, ingenieur, legeraanvoerder … Voor belangrijke beslissingen moet je altijd wachten op de toestemming van het keizerlijke hof.

De Chinezen hebben strenge wetten . Een gewone Chinees moet daaraan gehoorzamen. De keizerlijke familie en de hoge ambtenaren staan boven die wetten. Zij hoeven er dus niet aan te gehoorzamen.

119 D Niet-westerse sameN levi N geN
OPDRACHT
2 ©VANIN
3

Schilderij, 191 x 169 cm, gemaakt voor 1279, Nationaal museum Taipei

Keizer Tai Zu, de eerste keizer van de Song-dynastie (960976). De kleur geel is een van de keizerlijke symbolen. Daarom draagt de keizer dikwijls gele gewaden.

Detail van de negendrakenmuur, 18e eeuw, keizerlijk paleis, Beijing Een ander symbool van de keizer is een draak met aan elke poot vijf klauwen. In de Chinese mythologie brengt het dier geluk en welvaart

a Onderstreep in de contextinformatie bij elke bron een kenmerk van de Chinese keizer.

Afbeelding van de Jade-keizer op zijn troon, omringd door andere goden, schildering op zijde, datering onbekend De Jade-keizer is een soort van oppergod die in zijn paleis in de hemel verblijft. De hemelgoden beschermen de mensen tegen het kwaad. De keizer regeert namens hen over het rijk. Hij is daarom de ‘Zoon van de hemel’.

b Welke bron komt zeker uit de tijd van de Song-dynastie? Omcirkel. bron 4 – bron 5 – bron 6

c Waarom gebruikt Storia HD ook bronnen uit andere periodes, denk je?

©VANIN

Een bloeiende economie met veel armen

Ongeveer 10 % van de mensen woont in steden . De hoofdstad Hangzhou telt in de 12e eeuw ca. twee miljoen inwoners. De steden en de meeste dorpen zijn ordelijk gebouwd volgens een dambordplan . Op het platteland leven zeer veel arme boeren. Ze betalen hoge belastingen en krijgen veel te lage prijzen voor hun producten. De armsten werken dikwijls op de uitgestrekte landerijen van de grootgrondbezitters. Veel van die rijken hebben hun bezittingen aan de handel te danken. Ze verhandelen zowel landbouw producten (thee, graan, zijde …) als nijverheids producten (textiel, porselein, papier, gietijzer …).

120 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN
Bron
Bron 4 Keizer Tai Zu Bron 5 De negendrakenmuur
6 De Jade-keizer
OPDRACHT 4 3

OPDRACHT 5

Onder de Song-keizers ontwikkelt China een industrie: in grote ateliers maken arbeiders nijverheidsproducten. De arbeiders zijn opgedeeld in groepen. Elke groep is verantwoordelijk voor een ander onderdeel van het productieproces. De ateliers zijn dus voorlopers van de hedendaagse fabrieken.

De Chinezen drijven handel over land en zee met andere landen. Vreemde kooplieden (Perzen, Arabieren, Koreanen …) bezoeken op hun beurt China. Over land wordt er langs de ‘zijderoute’ zeker al vanaf de 2e eeuw v.C. handelgedreven met het Middellandse Zeegebied. Dat gebeurt grotendeels via tussenhandel: langs vaste plaatsen op de route verkoopt de ene koopman de goederen telkens weer door aan een andere. Een Chinees verkoopt bijvoorbeeld aan een Pers, die op zijn beurt aan een Arabier, die aan een Europeaan ... De handel via de zijderoute valt soms voor lange tijd stil door oorlogen en plundertochten van nomadenstammen. Over zee zijn er contacten met Korea, Zuidoost-Azië, Indië ...

Chinees geld

Bron 7 Munten

Het gieten van bronzen munten

©VANIN

OPDRACHT 6

Stempel voor het drukken van papieren geld, waarschijnlijk uit het begin van de 12e eeuw Elk biljet is inwisselbaar tegen munten.

a In West-Europa slaat men munten. Men doet dat door de kenmerken (bijvoorbeeld de afbeelding van een koning) op metalen ronde schijfjes te slaan. Hoe maken de Chinezen hun munten?

b Ho e zorgen de Chinezen ervoor dat men het papieren geld vertrouwt?

Bron 9 De zijderoute

Met de naam ‘zijderoute’ omschrijft men de handelswegen die er zijn tussen China, Indië, Perzië, Arabië en Europa. De naam wordt voor het eerst gebruikt door Europese geleerden in de 19e eeuw. Naast zijde worden er tal van andere producten verhandeld via die handelswegen.

121 D Niet-westerse sameN levi N geN

a Waarom weet niemand in de middeleeuwen wat er met de zijderoute bedoeld wordt?

b De zijderoute bestaat uit één handelsweg. Juist of fout? Motiveer je antwoord.

c Geef minstens zeven hedendaagse landen die je doorkruist als je van Chang’an (Xian) naar Rome reist over de route.

©VANIN

OPDRACHT 7

Een hoogstaande cultuur en wetenschappelijke vooruitgang

De Chinezen geloven dat hemel, mens en aarde met elkaar verbonden zijn. Die drie beïnvloeden elkaar. Een goede Chinees heeft respect voor de ouderen, de voorouders, de keizer (en andere meerderen) en de goden. Hij moet dat respect tonen door zich op de juiste manier te gedragen. Riten of rituelen zorgen ervoor dat hij dat doet. De volledige verzameling aan riten noemen de Chinezen ‘Li’. Voor de juiste gedragsregels baseert men zich op de ideeën van de geleerde Kong Fu Tse (551-479 v.C.) Men weet echter niet meer wat die exact gezegd en geschreven heeft. Latere volgelingen hebben zijn ideeën vermengd met die van andere geleerden, levenswijzen en godsdiensten (o.a. het boeddhisme ). In de ogen van de Chinezen is al wie niet volgens de riten handelt een barbaar. Onder de Song beleeft de Chinese kunst en literatuur een hoogtepunt. Er wordt ook heel wat uitgevonden zoals het papier, de drukkunst, het kompas en het buskruit.

Bron 10 Buskruit

Onder de Song ontwikkelen de Chinezen het buskruit. De tekening toont katapulten die zowel stenen als explosieven wegslingeren.

Omcirkel het juiste antwoord.

Bron 11 Boekdrukkunst

Vanaf ca. 1300 drukken de Chinezen met losse letters die ze bij het zetten selecteren uit roterende zetkasten.

• Zo ek op. In welke eeuw vindt men in West-Europa de boekdrukkunst met losse letters uit? 13e eeuw – 14e eeuw – 15e eeuw – 16e eeuw

• De Chinezen vinden de b oekdrukkunst voor / na West-Europa uit.

• Het buskruit is een Chinese / westerse uitvinding.

122 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN
4

De

Mongolen veroveren China

De Mongolen zijn een volk van nomaden die met hun kudden (paarden, schapen en kamelen) ten noorden van China leven. Omstreeks 1200 verenigt Temoedjin, een stamhoofd, verschillende stammen onder zijn gezag. Zes jaar later geven die hem de titel ‘Djengis Khan’ , wat ‘sterke heerser’ betekent. Hij geeft zijn volk een duidelijke wetgeving en voert een schrift in. Bovendien beschikt hij over een goed georganiseerd en gedisciplineerd leger. De ruiterij vormt de ruggengraat van dat leger.

De Mongolen worden al snel zeer berucht . Ze plunderen, moorden en verkrachten. Volkeren, steden en gebieden die weerstand bieden, worden vernietigd. Wie zich onderwerpt, ontsnapt dikwijls aan dat lot. Bij zijn dood in 1227 heeft Djengis Khan Centraal-Azië en het noorden van China veroverd. Zijn nakomelingen verdelen het rijk onder elkaar, maar aanvaarden één van hen als Groot-Khan, een soort van opperste leider. In 1279 verovert de Groot-Khan Koebilai (1215-1294) het Chinese keizerrijk van de Song. Hij ziet zichzelf als de nieuwe keizer en sticht de Yuan-dynastie .

De snelle Mongoolse veroveringen zorgen voor een heropleving van de internationale handel met het Westen. Binnen het Mongoolse rijk heerst er vrede en staan handelaars onder bescherming van de Khans. De zijderoute herleeft daardoor.

Geef tien hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk binnen het Mongoolse Rijk vallen. Vermeld daarbij ten minste één Europees land.

TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.

Bron 12 Het Mongoolse wereldrijk op het einde van de 13e eeuw

©VANIN

Bron 13 Een Vlaming bij de Mongolen

De Vlaamse monnik Willem van Rubroek reist in 1253-1255 naar het hof van de Groot-Khan Mangu in Karakorum. Willem wil de Mongolen tot het christendom bekeren. Hij krijgt de steun van de Franse koning Lodewijk IX. Willem kan echter niet veel mensen bekeren. Mangu Khan stuurt de monnik terug naar West-Europa met een boodschap aan koning Lodewijk:

Dit is het voorschrift van de eeuwige God: ‘In de hemel is er maar één eeuwige God en op aarde is er maar één heerser: Djengis Khan’ (…) Dit is het woord van de zoon van God dat aan u gericht is. Laat dat gehoord en begrepen worden, wie we ook zijn, Mongool, Naiman,

123 D Niet-westerse sameN levi N geN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5 OPDRACHT 8 OPDRACHT 9

Merkit of Muzelman, overal waar oren kunnen luisteren, en overal waarheen een paard kan lopen. Vanaf het moment dat zij mijn voorschrift horen en het begrijpen, maar het niet willen geloven en tegen ons oorlog willen voeren, zal u horen en zien dat ze ogen hebben maar toch blind zijn. Wanneer ze iets willen vasthouden, zullen ze geen handen meer hebben en wanneer ze willen wandelen, zullen ze geen voeten meer hebben. Dit is de leer van de eeuwige God. Uit de kracht van de eeuwige God, die zich uit in het grote volk van de Mongolen, richt Mangu Khan dat voorschrift aan koning Lodewijk, heer van de Franken, aan alle andere heersers en priesters en aan het grote volk van de Franken, opdat ze onze boodschap zouden begrijpen samen met de leer van de eeuwige God die geopenbaard werd aan Djengis Khan.

Uit: Simon Corveleyn, Het Itinerarium van Willem van Rubroek, Masterproef Vakgroep Letterkunde, UG, 2014

Willem van Rubroek wordt tussen 1210 en 1215 geboren in het dorpje Rubroek bij Kassel (nu Frans-Vlaanderen). Willem wordt franciscaan en studeert in Parijs en Nicosia. Daar in Cyprus maakt hij kennis met de Franse koning Lodewijk IX die hij vervolgens op kruistocht vergezelt. In 1253 trekt Willem dan naar Mongolië. Bij zijn terugkeer moet hij van zijn orde in het MiddenOosten blijven. Daarom schrijft hij in het Latijn een verslag aan de koning. Ca. 1256 is Willem dan toch in Parijs. Daar ontmoet hij de geleerde Roger Bacon. Die is zo onder de indruk dat hij stukken uit het verslag opneemt in zijn eigen boek over de wetenschap, het ‘Opus Majus’. Het verslag zelf geraakt voor lange tijd vergeten en zal pas in de 19e eeuw van geleerden aandacht krijgen. Waar en wanneer Willem van Rubroek stierf, is onbekend.

a Omcirkel het juiste antwoord.

De bron is een primaire bron / secundaire bron over de mening van de Mongolen over West-Europa

b Bespreek wat we weten over de maker van de bron.

c Lees de bron. Zijn de uitspraken juist of fout? Duid aan.

a De Khan sluit een bondgenoot schap met de Franse koning.

b De Mongolen b eschouwen Djengis Khan als de zoon van God.

c De Khan waarschuwt de Europeanen om geen oorlog tegen hen te voeren en niet te proberen om hen bekeren.

JuistFout

d Heeft het reisverslag veel invloed gehad op de tijdgenoten van Willem? Motiveer je antwoord.

China onder de Yuan-dynastie

Koebilai Khan maakt van Beijing de nieuwe hoofdstad van China. De Mongolen behouden grotendeels de Chinese organisatie en manier van besturen. Ze vormen echter een gelaagde samenleving en delen de bevolking in vier groepen in: Mongolen, Gemengden (Perzen, Oeigoeren , Turken …), Chinezen en Zuid-Chinezen. De belangrijkste functies gaan naar de eerste twee

124 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN
6
©VANIN

OPDRACHT 10

groepen. De Mongolen discrimineren de Zuid-Chinezen die ze als minderwaardig beschouwen: ze moeten meer belastingen betalen en krijgen minder ambten. Mongoolse edelen eigenen zich grote landerijen toe waarop een deel van de arme Chinezen als slaven moeten werken.

De Mongolen zijn net zoals de Chinezen tolerant voor vreemde godsdiensten: moslims, christenen, joden, boeddhisten … mogen vrij hun godsdienst belijden.

In de 14e eeuw maken conflicten over de troonsopvolging, economische problemen en opstanden van uitgebuite boeren een einde aan de Mongoolse overheersing. In 1368 beklimt een Chinese rebellenleider als de eerste Ming-keizer de troon. De Mongolen verlaten China en keren terug naar hun steppen. Het Mongoolse Rijk valt verder uit elkaar.

Bron 14 De Italiaan Marco Polo in China

Marco Polo vertelt over de zuidelijke hoofdstad

‘Kinsay’ (Hangzou):

Alle straten in de stad zijn geplaveid met baksteen of steen, net zoals alle belangrijke wegen, zodat je in enkele richting kunt rijden of reizen (…) Elke burger van de stad heeft de gewoonte (…) op zijn huisdeur zijn eigen naam te schrijven, net zoals de naam van zijn vrouw, die van zijn kinderen, zijn slaven en alle inwoners van zijn huis. Als er iemand sterft, wordt de naam uitgewist en als er een kind wordt geboren, wordt die naam eraan toegevoegd. Op die manier kan de heerser het exacte bevolkingsaantal van de stad te weten komen.

Uit: Marco Polo, Il Millionne, ca. 1300

Bron 15 De karavaan van Marco Polo

De karavaan van Marco Polo, detail uit de Catalaanse wereldatlas, 1375

De Venetiaanse handelaar Marco Polo (1254-1324) verblijft tussen 1271 en 1295 in China. Hij beweert in dienst geweest te zijn van de Groot-Khan Koebilai. In Chinese bronnen heeft men wel geen enkel spoor teruggevonden van een Italiaan in dienst van de Khan. Een deel van zijn beschrijvingen zijn zeer goed, andere lijken dan weer overdreven. Zijn verhaal wordt opgetekend door Rustichello van Pisa. Marco Polo zit samen met hem omstreeks 1298 gevangen in een cel in Genua. De eerste versie van het boek verschijnt nog tijdens zijn leven en kent veel succes. Die versie is echter verloren gegaan. Tal van andere versies doen in de middeleeuwen echter de ronde.

a Omschrijf kort met enkele kernbegrippen wie Marco Polo is.

b Het b oek van Marco Polo wordt al van in de middeleeuwen gebruikt als bron om vragen te beantwoorden over het 13e-eeuwse China. Onderstreep vier zaken in de uitleg die zijn boek als minder betrouwbaar doen uitschijnen.

125 D Niet-westerse sameN levi N geN
©VANIN

OPDRACHT 11

c Welke historische vraag zou dat fragment van de bron mogelijk beantwoorden?

d Wat schrijft Marco Polo over de straten in China?

©VANIN

e Waarom valt dat hem op, denk je?

Niet alle Mongolen wonen in de republiek Mongolië. Ook in de Volksrepubliek China is er een gebied waar Mongolen wonen, Binnen-Mongolië genoemd.

Bron 16 Djengis Khan

Het standbeeld van Djengis Khan in de republiek Mongolië

Het in 2008 opgerichte stalen standbeeld is 40 m hoog. De beeldhouwer D. Erdenebileg en de architect J. Enkhjargal ontwierpen het in opdracht van een Mongoolse toeristische organisatie. Het hoort bij een bezoekerscentrum over de Mongoolse geschiedenis en over de levenswijze van de steppevolkeren.

Djengis wordt er voorgesteld als een militair genie en het Mongoolse Rijk als een rijk waar de cultuur, economie en tolerantie bloeiden.

Bron 17 Hoe China Djengis Khan wegschreef uit Franse expo over … Djengis Khan

(…) Marie-Dominique Even, specialist in de Mongoolse geschiedenis (…) valt niet van haar stoel door de houding van China. ‘Het past helemaal binnen het huidige beleid om alles door de molen van het Chinese nationalisme te halen. Net als Tibet en Xinjiang wordt BinnenMongolië, een autonoom gebied, zeer sterk gecontroleerd door de centrale overheid. Die wil de gebieden haar taal en religie, die van de Han [ Chinezen ], opleggen.’ Dat het museum een verhaal vertelt dat breekt met hun nationale verhaal, is onaanvaardbaar voor hen.

Uit: Jolien De Bouw, De Standaard, 15 oktober 2020

Een Frans museum trekt de stekker uit een tentoonstelling over de Mongoolse heerser Djengis Khan. Dat doet het na vergaande bemoeienissen van Beijing, dat steeds harder optreedt tegen etnische Mongolen.

a Welk beeld van het Mongoolse verleden schetst men in bron 16?

126 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN

b Welk beeld van het Mongoolse verleden willen de Chinezen in bron 17 schetsen?

c Welke uitspraak is juist? Kruis aan. Motiveer je keuze.

Het b eeld van het verleden staat vast en verandert niet.

Het b eeld van het verleden wordt beïnvloed door wat men wil vertellen.

©VANIN

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘handel’, ‘nijverheid’ en ‘gelaagde samenleving’ uitleggen

2 de b egrippen ‘dynastie’, ‘Rijk van het Midden’, ‘loonarbeider’, ‘zijderoute’, ‘riten’ en ‘Khan’ uitleggen

3 aan de hand van de westerse en de Chinese geschiedenis aantonen dat de indeling van de geschiedenis slechts een hulpmiddel is

4 twee titels van de Chinese keizer geven

5 drie kenmerken van de Chinese bestuurlijke organisatie geven

6 drie kenmerken van de economie onder de Song geven

7 met twee voorbeelden aantonen dat de Chinezen een technologische voorsprong hebben op het Westen

8 drie kenmerken van de Chinese levensbeschouwing geven

9 uitleggen wie Djengis Khan is en hoe zijn opvolging wordt geregeld

10 aan de hand van de Yuan-dynastie aantonen dat er zowel continuïteit als discontinuïteit in het bestuur is

11 de economische gevolgen van de Mongoolse veroveringen voor het Westen aantonen

12 twee tegengestelde hedendaagse visies op Djengis Khan geven

KUNNEN

1 de Song- dynastie, Djengis Khan en de Yuan-dynastie in de tijd situeren

2 de ligging van China op een blinde wereldkaart aanduiden

3 het Chinese keizerrijk vergelijken met de West-Europese vorstendommen op politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak

4 een historische vraag bij een bron stellen of herkennen

5 met b ehulp van opdrachten nadenken over historische bronnen

6 b etrouwbaarheid van een bron nagaan

7 nadenken over het gebruik van de geschiedenis en het beeld dat iemand van het verleden schetst

8 een historische kaart analyseren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

127 D Niet-westerse sameN levi N geN

China en de Mongolen

LES D2 SCHEMA ©VANIN

1 Een andere indeling van het verleden en kijk op de wereld

Indeling in dynastieën (vorstenhuizen) deze les gaat over de Song- en de Yuan-dynastie

China = Rijk van het Midden, centrum van de wereld andere volkeren = barbaren

2 Een georganiseerde manier van besturen

De Chinese keizer heeft veel macht ‘zoon des hemels’

• Hij b estuurt met ambtenaren: afzetbaar, afhankelijk van de keizer moeilijke staatsexamens verschillende bevoegdheden en functies tijdens carrière voor belangrijke beslissingen wachten op toestemming van de keizer en zijn medewerkers

• Strenge wetten, maar keizer en hoge ambtenaren staan boven die wetten.

3 Een bloeiende economie met veel armen

De Chinese steden 10 % van de Chinese bevolking ordelijk gebouwd volgens een dambordplan

Het Chinese platteland veel arme boeren betalen hoge belastingen + krijgen te lage prijzen voor hun landbouwproducten

Rijken

• grootgrondbezitters: de armsten werken op hun landerijen

• o.a. rijkdom verworven via handel

- landb ouwproducten: thee, graan, zijde …

- nijverheidsproducten: textiel, porselein, papier … vervaardigd in grote ateliers

Handel met andere landen + bezoek vreemde kooplieden

• ‘Zijderoute‘

- handel met Middellandse Zeegebied

- via tussenhandel

- soms hinder van de nomadenstammen

128 LES D2 Chi Na eN D e m o N g oleN

4 Een hoogstaande cultuur en wetenschappelijke vooruitgang

Chinese godsdienst

• hemel, mens en aarde beïnvloeden elkaar

• ‘Li’ gedragsregels, riten de geleerde Kong Fu Tse Wie niet volgens de riten handelt = een barbaar.

Onder de Song beleeft de Chinese kunst en literatuur een hoogtepunt.

Chinese uitvindingen: kompas, papiergeld, boekdrukkunst, buskruit …

5 De Mongolen veroveren China

ca. 1200: Temoedjin verenigt verschillende nomadenstammen onder zijn gezag. Djengis Khan (‘sterke heerser’)

• nomadenstammen = Mongolen

• duidelijke wetgeving + een schrift

• go ed georganiseerd leger strenge discipline beweeglijke Mongoolse ruiterij (pijl en b oog)

• plunderen, moorden en verkrachten (zeker bij wie weerstand biedt)

Do od van Djengis Khan (1227): gans Centraal-Azië onderworpen

Opvolgers: Groot-Khan = opperste leider over reusachtig Mongools rijk

• heropleving internationale handel door vrede en bescherming handelaars

• westerlingen zoeken contact met Mongolen handel + bondgenoten tegen islam

Voorbeelden: Willem van Rubroeck, Marco Polo

Koebilai Khan verovert in 1279 China Yuan-dynastie

6 China onder de Yuan-dynastie

Hoofdstad = Beijing

Mongolen behouden een groot deel van de Chinese instellingen.

Rassenwetten hoge ambten voor Mongolen en niet-Chinezen discriminatie van de Zuid-Chinezen grote landerijen voor Mongoolse edelen

Tolerant voor vreemde godsdiensten

Einde Mongoolse overheersing

Oorzaken: conflicten over troonsopvolging, economische problemen, opstanden van uitgebuite b oeren.

1368: Mongolen verdreven uit China Ming-dynastie

Het Mongoolse Rijk valt verder uit elkaar.

129 D Niet-westerse sameN levi N geN
©VANIN

EDe middeleeuwen van 900 tot 1450

In dit onderdeel nemen we de draad weer op bij het uiteengevallen Karolingische Rijk (zie les B2) en overlopen we verder de politieke geschiedenis van West­Europa. Op deze bladzijde stellen we je de hoofdrolspelers van het verhaal voor.

Noteer de begrippen bij de juiste bron. Kies uit: vorst − adel − kerk − steden.

Bron 1 Filips VI, koning van Frankrijk van 1328 tot 1350

Bron 2 Abt en bisschop op een glasraam in de kathedraal van Grenoble

Bron 4 De graslei, het middeleeuwse hart van Gent

Bron 3 Ridder in volledig harnas

130 E De miDDeleeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

De feodaliteit of het leenwezen

In de 9e eeuw valt het Karolingische Rijk verder uit elkaar. Er ontstaan verschillende vorstendommen. Om hun rijk te besturen en te controleren maken de vorsten gebruik van het leenwezen Die praktijk komt voort uit een ouder systeem: de vazalliteit.

Wat is de vazalliteit? Hoe werkt het leenwezen? Heeft het systeem ook nadelen?

VAZALLITEIT ONTSTAAN LEENWEZEN

MACHTELOZE

FRANSE KONING

Kaartnr(s).

©VANIN

MACHTELOZE KEIZER VAN

HET DUITSE RIJK

De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen

De vazalliteit wortelt in een ver verleden. Al bij de Germanen en de Romeinen bestaat het gebruik dat ‘zwakkere’ vrije mannen dienaars worden van ‘sterkere’.

Tijdens de onveilige vroege middeleeuwen nemen rijke grootgrondbezitters armere vrije mannen in krijgsdienst om hun bezittingen te beschermen. Dat gebruik heet vazalliteit . Bij de vazalliteit zweert een vrije man (de vazal) trouw aan een rijke machtige heer. Die overeenkomst houdt zowel voor de heer als voor de vazal plichten en rechten in. Dikwijls verblijven de vazallen bij de heer. Hij zorgt voor hun levensonderhoud, een paard en een wapenuitrusting. De heer trekt met zijn schare vazallen ten strijde. Ook heren met kleine domeinen en zelfs met grotere of meerdere bezittingen zoeken steun bij nog machtigere heren en worden hun vazal.

Om de krijgs- en andere diensten van hun vazallen te vergoeden en zo in hun levensonderhoud te voorzien, krijgen de vazallen een of meer domeinen in leen . Zo ontstaat de feodaliteit . Vazallen worden voor hun trouw en hun dienst beloond met een ‘leen’ (Latijn: ‘feodum’). De heer die het leen geeft, heet de ‘ leenheer ’, de vazal die het leen ontvangt, de ‘ leenman ’.

131 E De miDDeleeuweN vaN 900 tot 1450 E1
1 900 700 1200 1250 1500

HEDENDAAGSE VERTALING

Bron 1 Een vrij man verklaart zich vazal van een heer

Omdat het aan allen ten zeerste bekend is hoe weinig ik bezit om mij te voeden en te kleden, heb ik een beroep gedaan op uw goedgunstigheid (...) om mij aan u te mogen (...) onderwerpen aan uw bescherming (...) dat u mij zult bijstaan en onderhouden, zowel in levensmiddelen als in kleding (...). En zolang ik leef, zal ik u moeten dienen en gehoorzamen voor zover het een vrij man betaamt; op geen enkel tijdstip van mijn leven zal ik gemachtigd zijn mij te onttrekken aan uw dienstbaarheid en gezag, maar ik zal al de dagen van mijn leven moeten blijven onder uw macht en bescherming. (...)

©VANIN

OPDRACHT 2

Een voorbeeld van een afspraak tussen een vazal en zijn heer, midden 8e eeuw Mogelijk is de tekst nog ouder. De woorden worden uitgesproken op een plechtige eedaflegging.

a Waarom verklaart iemand zich vazal?

b Noteer de plichten van de heer in je eigen woorden.

c Noteer de plichten van een vazal.

d Ho e lang duurt de overeenkomst?

Het leenwezen dient om het rijk te besturen

In ruil voor een eed van trouw krijgt een vazal van de koning (een kroonvazal ) een of meerdere ‘ lenen ’. Een leen bestaat oorspronkelijk uit een domein of een kleiner landgoed. Dat is een grondleen . Na de dood van de vazal wordt het leen weer bezit van de koning. De ‘kroonvazallen’ beginnen eind 9e eeuw op hun beurt lenen uit te delen aan ‘lagere’ leenmannen (die op hun beurt weer stukken verder ‘verlenen’). Er ontstaan ook ambtslenen en geldlenen . In ruil voor een eed van trouw krijgt de leenman dan geld of een ambt. Het recht om een gebied voor de koning te besturen is zo’n ambt. Het leenwezen wordt dus een systeem om een land te besturen

Bestudeer het schema op de volgende bladzijde.

a Wat zijn kroonvazallen?

b ‘De achtervazallen geho orzamen de koning.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord.

c Geef drie so orten lenen.

d Wat heeft een graaf in leen van de koning?

132 LES E1 De feo Da liteit of het leeNwezeN
OPDRACHT
2
1

OPDRACHT 3

e Waarom deelt de koning lenen uit, denk je?

Bron 2 Schema

keizer / koning kroonvazallen

leenmannen

achtervazallen

achterleenmannen

achter-achtervazallen

achter-achterleenmannen

©VANIN

Legende

trouw en gehoorzaamheid

ambt met gebied: bijvoorbeeld graaf, hertog zonder gebied: bijvoorbeeld een functie aan het hof leen geld grond

Het leenwezen

Het geven en krijgen van leen gebeurt tijdens een plechtigheid: de leenhulde. Naargelang het land kan de volgorde van de handelingen verschillen. De onderstaande middeleeuwse tekeningen stellen die handelingen voor.

Bron 3 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw

Bron 4 Middeleeuwse tekening, 14e eeuw

Bron 5 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw

133 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450

OPDRACHT 4

a Zet bij elke tekening de juiste letter. Kies uit:

A De leenman knielt voor de leenheer en zweert aan hem een eed van trouw. Aanvankelijk gebeurt dat door zijn handen in die van de heer te leggen. Later kan dat ook door de rechterhand op te steken.

B De leenheer geeft hem een voorwerp dat het leen voorstelt. Dat kan van alles zijn: een stok, een document, een ring, een kluit aarde …

C De leenheer en leenman b ezegelen hun verbond met een kus en/of omhelzing.

b Bekijk de tekeningen. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan. Motiveer je keuze.

Een koning kan zowel leenheer als leenman zijn.

Een geestelijke kan ook een leen geven.

De strijd om de macht tussen de vorst en de edelen

In de 9e en 10e eeuw slagen de vorsten er niet altijd in hun grondgebied te beschermen tegen invallen (van bijvoorbeeld de Vikingen). In tijd van nood zoekt de bevolking dan vooral bescherming bij de graaf of een andere plaatselijke heer. Als beschermer wint hij het vertrouwen van de bevolking. Hij krijgt meer macht en invloed en begint zijn ‘leen’ als eigen bezit te beschouwen. Bovendien zorgt hij ervoor dat een zoon of een ander familielid zijn leen erft. Sommige leenmannen zweren trouw aan verschillende leenheren. Daardoor willen ze niet zomaar naar één leenheer luisteren. Door dat alles verliest de vorst de controle over zijn koninkrijk. De kroonvazallen gedragen zich in hun eigen gebieden als minikoningen. Dat gebeurt in Frankrijk tussen 900 en 1200 en in het Duitse Rijk vanaf 1250.

De meeste vorsten trachten hun macht te herstellen. Ze eisen dat iedereen hun wetten, hun besluiten en hun rechtspraak opnieuw respecteert. Dat heet centraliseren . Ze proberen te profiteren van ruzies tussen de leenmannen. Door nieuwe belastingen te heffen, beschikken de vorsten ook over meer geld en invloed.

6 De Magna Carta

Jan, bij Gods genade koning van Engeland, heer van Ierland, hertog van Normandië en Aquitanië, graaf van Anjou, aan de aartsbisschoppen (…) graven, baronnen, (…) rechters (…) en alle ambtenaren en getrouwen, onze groet (…)

2 Als een van onze graven of baronnen, of een ander die van ons direct een militair leen houdt, overlijdt, en zijn erfgenaam op dat moment meerderjarig is en verheffingsgeld schuldig is, zal hij zijn erfenis hebben tegen het aloude verheffingsgeld; namelijk, de erfgenaam of de erfgenamen van een graaf tegen honderd pond voor de volledige grafelijke baronie; de erfgenaam of de erfgenamen van een baron tegen honderd pond voor een volledige baronie; de erfgenaam of de erfgenamen van een ridder tegen ten hoogste 100 schellingen voor het ganse ridderleen. En wie minder schuldig is, geve minder, volgens de oude leengewoonte.

134 LES E1 De feo Da liteit of het leeNwezeN
3
Bron JuistFout
©VANIN

Uit: de Magna Carta van 1215

Koning Jan ondertekent onder dwang dit charter (document). Voordien had koning Jan enorme sommen geëist van de erfgenamen van graven en baronnen. De Magna Carta, de Latijnse benaming voor het ‘Grote Charter’, probeert de macht van de koning aan banden te leggen. Die 100 pond waarvan sprake is in de bron, komt ruwweg overeen met het jaarinkomen uit de erfenis.

Zoek op. Wat is de bijnaam van de koning? Van welke koning is hij de broer?

©VANIN

OPDRACHT 5

Bron 7 Het feodale Frankrijk in de 11e eeuw

Brugge Antwerpen

VLAANDEREN

Seine

NORMANDIË

BRETAGNE

Schelde

VERMANDOIS VALOIS

Parijs

Loire

SANCERRE

SAINTONGE ANGOULEME LIMOUSIN AUVERGNE PERIGORD

Garonne Rhône Rijn

GASCOGNE

Luik

Keulen

a Vergelijk het kroondomein met de lenen van de kroonvazallen. Wat stel je vast?

Trier

Lyon

ROUERGUE GEVAUDAN

TOULOUSE GOTIË

verbrokkelde Frankrijk Frans kroondomein huidige Franse staatsgrens leen NORMANDIË 0 100 km

ROUSSILLON

BARCELONA

Arles

Middellandse Zee

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het b egrip ‘centraliseren’ uitleggen

2 de b egrippen ‘vazalliteit’, ‘feodaliteit’, ‘leen’, ‘leenheer’, ‘leenman’, ‘leenhulde’, ‘vazal’ en ‘kroondomein’ uitleggen

3 de uitbreiding van de vazalliteit naar de feodaliteit uitleggen

4 drie so orten lenen uitleggen

5 drie o orzaken voor de aantasting van de koninklijke macht opnoemen en uitleggen

b Geef vijf lenen uit het no orden van Frankrijk.

KUNNEN

1 met b ehulp van een kaart de machteloosheid van de Franse koning uitleggen

2 informatie uit bronnen afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

135 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
MAINE
BLOIS
CHAMPAGNE GATINAI AUXERRE
ANJOU POITOU
TOURRAINE MARCHE BOURBON NEVERS BOURGONDIË

De feodaliteit of het leenwezen

1 De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen

Vazalliteit : vazal = vrije man in dienst van machtige heer

Rechten en plichten

heer vazal: onderhoud / bescherming vazal heer: dienen en gehoorzamen

Feodaliteit = vazalliteit + leen

Leenheer geeft leen aan vazal = leenman.

Leenwezen = feodaliteit leen leenheer leenman

trouw

2 Het leenwezen dient om het rijk te besturen

Verschillende soorten lenen:

• ambt met gebied: graaf, hertog, markgraaf kroonvazallen

• ambt zonder gebied: functie aan het hof

• grondleen

• geldlenen

Vanaf de 9e-10e eeuw ontstaat de piramide van leenmannen.

3 De strijd om de macht tussen de vorst en de edelen

• 9e-10e eeuw: invallen koning biedt geen bescherming, graven en andere leenmannen wel

• lenen er felijk

• Leenmannen lenen verschillende leenheren / koningen verzwakken van de macht van de koning

Vorsten trachten hun macht te herstellen:

• eisen respect voor hun besluiten, wetten en rechtspraak = centralisering;

• profiteren van ruzies tussen de leenmannen;

• meer geld en invlo ed dankzij nieuwe belastingen.

136 LES E1 SCHEMA LES E1 De feo Da liteit of het leeNwezeN
©VANIN

De opkomst van de steden in onze gewesten

In onze gewesten woont tot de 10e eeuw meer dan 90 % van de mensen op het platteland . In de 15e eeuw woont 30 % tot 40 % van de mensen in de stad .

Waarom en waar ontstaan of herleven steden? Hoe beschermen de stedelingen zich? Hoe voorzien ze in hun onderhoud? Wie heeft de macht in de stad?

Kaartnr(s).

±500 ±1750 ±1945

HEDENDAAGSE

Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw

OPDRACHT 1

b Waarom zijn Gent, Brussel, Leuven, Zoutleeuw en Maastricht beter geschikt voor de handel? 1

In onze gewesten raken de oude Gallo-Romeinse steden vanaf de 4e eeuw in verval. Door handel en nijverheid herleven of ontstaan de meeste steden vanaf eind 9e eeuw. Veel steden in Vlaanderen en Brabant groeien in de buurt van een burcht . Zo’n burcht bestaat uit een omheining, een kerk en een versterkte woning voor de vorst. De omheining is dikwijls een (burcht)gracht , een hoge aarden omwalling of beide. Later komt er vaak een hoge stenen muur Rond en in de burcht wonen handelaars en handwerkers. Zij zoeken daar veiligheid en bescherming.

De meeste steden hebben een haven (in het Latijn: ‘portus’) vandaar de naam ‘poorter’ voor de inwoners van een stad.

Bestudeer de kaarten op de volgende bladzijde en beantwoord de vragen.

a Waarom zijn waterwegen zo belangrijk voor de handel, zeker in de middeleeuwen?

137 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
E2
TIJD
TIJD
TIJD MIDDELEEUWEN ±900 OPKOMST STEDEN ±
©VANIN
MODERNE
VROEGMODERNE
1450

OPDRACHT 2

c En Brugge?

d Welke vier Vlaamse steden hebben meer dan 35 000 inwoners?

Bron 1 Handelsroutes (1100-1400)

Bron 2 Vlaanderen omstreeks 1300

TIP Bekijk de legende van de kaart. 2

De stad wordt een burcht in het groot

De steden groeien ( verandering ), maar de zoektocht naar veiligheid blijft ( continuïteit ).

Bestudeer de kaart op de volgende bladzijde. Vergeet de legende niet! Beantwoord de vragen en voer de opdrachten uit.

a Schrijf bij het oudste gedeelte van de stad de hoofdletter A.

b Wat zie je in het oudste deel en wat stelt het voor?

Wat zie je?

Wat stelt het voor?

Op de werf worden schepen geladen en gelost.

het steen, een overblijfsel van de burchtmuur

138 LES E2 De opkomst vaN De steDeN iN oNze gewesteN
©VANIN

De kaart is een hedendaagse tekening van een plattegrond van Antwerpen ca. 1200. Een rui is een waterloop. De poorten zijn versterkt met zware deuren, stenen muren en torens. Ze worden bewaakt en zijn ’s nachts gesloten.

a Schrijf bij het tweede oudste gedeelte de hoofdletter B.

b Ho e noemen sommige Antwerpenaars dat oude gedeelte van de stad (zie legende)?

c De ruienstad is dus omringd do or ruien. Zijn de ruien een natuurlijke waterloop?

d Schrijf bij het jongste gedeelte de ho ofdletter C.

e Opnieuw is de stad uitgebreid en opnieuw is dat gedeelte beschermd door een gordel van water. Wat hebben de inwoners nog gedaan om zich beter te beschermen? Leg mondeling uit waarom dat een betere bescherming is.

f Wat heeft Antwerpen, net als bijna alle steden, later nog gebouwd om zich nog beter te beschermen?

139 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
Bron 3 Antwerpen ca. 1200 A B C ©VANIN

OPDRACHT 3

De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum

Wij weten al dat verbeteringen in de landbouw zoals het drieslagstelsel en ijzeren ploegen (zie les C3) zorgen voor voedseloverschotten die op de lokale markten verkocht worden. Vooral de groeiende steden worden zo bevoorraad. Ook de bevolking groeit (zie les C1). Wie op het platteland geen werk vindt, kan werk zoeken in de steden en verhuizen. De migratie naar de steden is begonnen.

De langeafstandhandel herleeft in de 12e en 13e eeuw. Daarover leer je volgend jaar meer. Het voornaamste product dat kooplieden uit Vlaanderen en Brabant verkopen, zijn dikke geweven stoffen om kleding te maken, toen meestal Vlaamse lakens genoemd. Die lakens worden gemaakt door ambachtslieden . Ambachtslieden in de lakennijverheid werken dus voor de export. Er zijn ook ambachtslieden zoals bakkers en beenhouwers die voor de plaatselijke markt werken. Kooplieden en ambachtslieden verenigen zich in gilden , de handwerklieden zoals bakkers, beenhouwers of wevers in ambachtsgilden, ook ambachten genoemd. Alleen leden van een gilde mochten het beroep van die gilde uitoefenen. Elke ambachtsgilde stelt in een ‘ keure ’ regels op om de kwaliteit te garanderen en het werk onder de ambachtslieden te verdelen

In kleinere steden werken vier ambachten aan het laken: spinners, wevers, volders, ververs . Na het weven komt het laken bij de voller of volder. Die zorgt ervoor dat de duizenden kleine draadjes met elkaar vervilten. Dat doet hij door het laken in water met boter, urine of volaarde in kuipen te weken en er met blote voeten op te trappelen. De laatste bewerking is het verven van de lakens. In de lakenhalle verzamelt, controleert en verhandelt men de lakens. Dan pas zijn ze klaar voor de export.

Bron 4 De lakenhalle in Ieper

De gerestaureerde lakenhalle van Ieper

De oorspronkelijke lakenhalle wordt gebouwd tussen ca. 1230 en 1304. Het belfort is 70 m hoog en een teken van de macht van de burgerij.

De fundamenten van de lakenhalle van Poperinge

De lakenhalle wordt in de tweede helft van de 13e eeuw gebouwd. De halle is 42 m lang en wordt in 2010 blootgelegd tijdens de heraanleg van de markt.

Bron 5 De lakenhalle in Poperinge

140 LES E2 De opkomst vaN D e steD eN i N o Nze gewesteN
3
© ARCHEO 7
©VANIN

OPDRACHT 4

a Waarvoor dienen de lakenhallen?

TIP Raadpleeg de lestekst.

b Waarvan zijn de lakenhallen symbool?

Bron 6 De keure van de volders van Brugge

Een knaap [ jongeman ] die van buiten de stad [ Brugge ] is en die wil leren vollen, die moet drie jaar leren en op het einde van die drie jaar dan mag hij kiezen of hij knaap [ gezel ] of meester wordt.

En die van de stad is en wil leren vollen, die moet twee jaar leren en op het einde van die twee jaar, dan mag hij kiezen of hij gezel wordt of meester. En als zij [ de knapen ] gezel willen worden, zullen zij 10 s. [ moeten ] geven. Van die som zal de graaf een derdedeel krijgen, de stad het ander derdedeel en het ambacht het derde derdedeel.

De leerjongen [ of gezel ] die meester wil worden moet onmiddellijk 30 s. betalen, de helft krijgt de graaf, de stad eenvierde en het ambacht het [ andere ] vierde … Elke meester mag maar één leercnape [ leerjongen ] hebben in één jaar behalve als die leerjongen sterft (…) En die toch meer dan één leerjongen heeft, moet de laatste ontslaan met een boete van 20 s. (…)

De meester die zijn leerjongen minder geeft dan het rechtmatige loon, moet 5 s. [boete] betalen.

Uit: De keure van de volders van Brugge, ‘Dits van den vulres’, 1284 Vertaald uit het Middelnederlands. ‘s.’ staat voor ‘solidus’, de solidus is een geldstuk, in het Nederlands ‘schelling’. Vollen is van wol vilt maken.

a Ho elang duurt de leertijd voor een Bruggeling? En voor iemand van buiten de stad?

b Waarom is dat verschil er?

c Waarom mag de meester niet meer dan één leerjongen hebben?

d Waarom zal de graaf blij zijn als er steeds meer lakens verkocht worden?

e Waarom wordt niet elke leerjongen na de leertijd meester?

141 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

OPDRACHT 5

De kooplieden regeren de stad

Op het platteland hebben de edelen het voor het zeggen of de abt op de landgoederen van de abdij . In de beginnende steden is de heer van het domein waarop de stad groeit, de baas. Later, met de hulp van de landsheer – de koning, de graaf of de bisschop – krijgen de steden stadsrechten zoals het recht om een stadsmuur te bouwen, zelf recht te spreken en de stad te besturen.

Meestal besturen de schepenen en één, soms twee, burgemeester(s) de stad. De schepenen spreken ook recht in naam van de vorst of de landsheer. De vertegenwoordiger van de heer – schout, meier of baljuw genoemd – zorgt voor het bijeenroepen van de schepenen en het uitvoeren van de straf (zie onderzoek: misdaad en straf).

In de middeleeuwse stedelijke samenleving is er veel ongelijkheid . Tot in de 13e eeuw besturen kooplieden met toestemming van de vorst de steden. In veel steden komen de ambachtsgilden vanaf eind 13e eeuw in opstand en komt er in de 14e eeuw inspraak in het bestuur van sommige steden.

Bron 7 De keure van Gent (1191)

1 De burgers van Gent moeten hun vorst en vriend (de graaf van Vlaanderen) boven elke andere prins getrouw zijn, zolang hij hen volgens recht en rede behandelt.

2 De stad mag der tien schepenen aanduiden die over alle zaken zullen beslissen.

3 De Gentenaren moeten voor hun vorst aan geen enkele militaire tocht deelnemen tenzij op zee.

(…)

30 Wanneer te Gent een persoon aangetroffen werd die schadelijk is voor gans de stad, dan zal hij uit de stad verbannen worden (...), naar het oordeel van de schepenen.

Uit : Alb ert Eugene Gheldolf, Histoire constitutionelle et administrative de la ville de Gand, 1846 Deze bron is een bewerking van de originele versie.

a Onderstreep het fragment dat aantoont dat de Gentenaars de vorst niet meer onvoorwaardelijk moeten gehoorzamen.

b Welke twee taken hebben de schepenen?

©VANIN

c Wat schiet er nog van de verplichte krijgsdienst over?

142 LES E2 De opkomst vaN D e steD eN i N o Nze gewesteN
4

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘nijverheid’, ‘handel’, ‘migratie’, ‘stedelijke samenleving’ en ‘ongelijkheid’ uitleggen

2 de b egrippen ‘poorter’, ‘Vlaams laken’, ‘gilde’, ‘ambacht’, ‘schepen’ en ‘stadsrecht’ uitleggen

3 uitleggen waar en waarom de steden herleven vanaf het einde van de 9e eeuw

4 uitleggen hoe de stedelingen zich beschermen

5 twee ambachten opnoemen die voor de export werken

6 drie ambachten opno emen die voor de lokale markt werken

7 twee stadsrechten opnoemen en uitleggen

8 uitleggen hoe een middeleeuwse stad bestuurd wordt en hoe dat evolueert

KUNNEN

1 de historische groei van een stad van een plattegrond aflezen

2 informatie uit bronnen afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

143 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

De opkomst van de steden in onze gewesten ©VANIN

1 Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw

Waarom?

• do or de opkomst van handel en nijverheid

Waar?

• op het kruispunt van water- en landwegen

• bij een burcht voor veiligheid

2 De stad wordt een burcht in het groot

Verandering : groei

Continuïteit : de zoektocht naar veiligheid grachten, omwallingen, stadsmuren

3 De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum

Verbeteringen in landbouw voedseloverschotten steden groei bevolking migratie naar steden

Vanaf de 12e-13e eeuw: langeafstandhandel

Onze gewesten exporteren Vlaams laken. spinnen weven vollen verven

Gilden en ambachtsgilden

4 De kooplieden regeren de stad

De steden krijgen stadsrechten.

• b estuur: schepenen en burgemeester

• rechtspraak: schepenen

• macht tot de 13e eeuw: kooplieden vanaf 14e eeuw inspraak ambachten

144 LES E2 SCHEMA LES E2 De opkomst vaN D e steD eN i N o Nze gewesteN

De vorsten strijden om de macht

Tegenwoordig hebben de meeste Europese vorsten vrijwel geen politieke macht meer. Bovendien zijn er niet zoveel koningen meer in het huidige Europa. Tijdens de middeleeuwen zijn er veel meer vorsten in Europa. In tegenstelling tot wat vaak geloofd wordt, is hun macht dan verre van onbeperkt.

Welke beperkingen voor de koninklijke macht bestaan er in de middeleeuwen? Hoe proberen sommige vorsten hun macht uit te breiden? Hoe is dat proces in de belangrijkste Europese ‘staten’ verlopen?

INVESTITUURSTRIJD

Kaartnr(s).

a In welke tijd hebben de koningen in Europa de meeste macht?

b Welke evolutie in verband met de macht van de koningen merk je doorheen de middeleeuwen?

145 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450 E3
1066 1075 1122 1214 1215
Slag bij Hastings Slag bij Bouvines Magna Carta Bron 1 Monarchie en macht in Europa
OPDRACHT 1 ±1450 ±1750 ±1945 MONARCHIE: DOMINANTE REGERINGSVORM MONARCHIE: NIET DOMINANT VEEL MACHT VOOR DE KONINGEN MINDER MACHT VOOR DE KONINGEN MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJDMODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD
©VANIN

Uitdagingen en kansen voor een sterke koninklijke macht

Rond het jaar 1000 worden de meeste vorsten in Europa door hun belangrijkste vazallen beschouwd als een ‘primus inter pares’ (de eerste onder de gelijken). Aan het koningschap is dus in de meeste gevallen geen al te groot gezag verbonden. Ongeveer vanaf de 11e eeuw zullen sommige Europese vorsten hun macht vergroten . Dat wordt aanvankelijk wel enkel ingegeven door belangen op korte termijn: het uitbreiden van het eigen grondgebied. Dat doel proberen ze te verwezenlijken door onder andere een slimme huwelijkspolitiek, maar evenzeer door het gebruik van geweld of door het (terug)kopen van leengebieden. Staatsvorming , de uitbouw van een sterke en moderne staat, is op dat moment (nog) geen concrete doelstelling. Naarmate het eigen grondgebied van een vorst uitbreidt, ontstaat echter ook de behoefte om meer controle (macht) uit te oefenen over dat grondgebied. Bij hun pogingen om de greep op hun gebieden te versterken, stuiten veel vorsten vaak op verzet van allerlei personen of groepen: lokale edelen, andere vorsten, de Kerk … Territoriale uitbreiding en bestuurlijke centralisatie maken uiteindelijk deel uit van een lang en moeizaam proces, een proces dat sterk beïnvloed wordt door de financiële mogelijkheden van de koning (geld is macht). Bovendien zullen niet alle vorsten slagen in de ambitie om hun grondgebied en macht uit te breiden.

Lees de lestekst grondig.

a Onderstreep. Is deze stelling juist of fout?

‘Rond het jaar 1000 hebben de Europese vorsten veel macht.’

b Onderstreep in de lestekst het antwoord op deze vragen en schrijf het nummer van de vraag in de kantlijn naast het antwoord.

1 Wat is het aanvankelijke doel van sommige vorsten bij hun streven naar meer macht?

2 Ho e proberen ze dat doel te verwezenlijken?

3 Wie verzet zich allemaal tegen de uitbreiding van die vorstelijke macht?

4 Wat heeft een koning zeker nodig om zijn macht te kunnen uitbreiden?

De Capetingers leggen de basis voor een sterke monarchie in Frankrijk

In 987 komt in Frankrijk een nieuwe dynastie op de troon, de Capetingers . Zij slagen er al vrij snel in om het koningschap erfelijk te maken. Bovendien laten ze zich, zoals in het ‘Oude Testament’, tot koning zalven. Die zalving met ‘heilige olie’ geeft hun functie een soort goddelijk karakter De koning is geen gewone mens meer en er wordt zelfs geloofd dat hij daardoor tot mirakels in staat is.

Gedurende de rest van de 13e eeuw versterken de Capetingers verder hun macht binnen Frankrijk én Europa. Niet alleen weten ze de macht van het paus dom in te perken (zie les F1), ze roepen ook een aantal centrale instellingen in het leven die het bestuur over hun groeiende staat moeten vergemakkelijken. Het Parlement van Parijs (hoogste gerechtshof) is daar een voorbeeld van. De Franse koningen doen ook steeds meer een beroep op geschoolde burgers, die als betaalde ambtenaren in hun dienst werken.

Een aparte instelling die ook rond die tijd wordt opgericht, is de Staten-Generaal . Dat is een vergadering waarin vertegenwoordigers zetelen van de verschillende standen uit het hele land. De oprichting van die instelling is belangrijk omdat de koning meer financiële middelen nodig heeft om het bestuur van zijn groeiende staat te bekostigen. De vele privileges die de adel , de clerus en de steden op dat moment genieten, maken het de koning namelijk onmogelijk om vrijblijvend

146 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht
1
2 ©VANIN
OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

nieuwe of extra belastingen te heffen. Enkel met toestemming van de verschillende standen kan hij dat doen. Daarom moet de koning op bepaalde momenten de standen bijeenroepen en hen om steun vragen. In ruil voor extra geld kan de Staten-Generaal echter bepaalde wederdiensten vragen. Hoewel die instelling geen echte wetten kan opstellen, vormt ze wel een zekere rem op de groei van de koninklijke macht.

Aan het begin van de 14e eeuw bereikt de koninklijke macht in Frankrijk een voorlopig hoogtepunt

2 De strijd om de macht in Frankrijk

Deze kaart toont de veranderende territoriale invulling in Frankrijk in de 11e, 12e en 13e eeuw. De graven van Anjou, vazallen van de Franse koning, worden vanaf de 12e eeuw bekend als het geslacht of het huis van Plantagenet. Die familie slaagt er niet enkel in om de controle te verwerven over heel wat andere Franse leengebieden, maar uiteindelijk ook om het koninkrijk Engeland onder haar gezag te brengen. Rond 1200 strekt het Angevijnse Rijk (afgeleid van Angers, de hoofdstad van Anjou) zich uit van de grens van Schotland tot aan de Pyreneeën. In 1214 vindt er nabij het plaatsje Bouvines een belangrijke veldslag plaats waarbij de Plantagenets tegenover de Capetingers staan.

a Denk je dat de eerste Capetingers machtige vorsten zijn? Motiveer je antwoord.

©VANIN

b Welke Franse gebieden krijgen de Plantagenets nog in handen, behalve Anjou? Noteer er vier.

c Waarom is het onvermijdelijk dat de Capetingers in conflict komen met de Plantagenets?

d Welke veldslag zal een beslissende rol spelen in de machtsstrijd tussen de Capetingers en de Plantagenets?

147 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
Bron

OPDRACHT 4

e Wie komt er als overwinnaar uit de strijd? Motiveer je antwoord.

Bron 3 Het leenrecht en de leenhulde

Maar stel dat een baron uit het koninkrijk Frankrijk in opstand komt tegen de koning. Wanneer die baron zijn leenmannen beveelt hem te helpen tegen de koning, zijn zij dan verplicht hem te gehoorzamen? Stellig lijkt dat zo, omdat zij de genoemde baron moeten helpen krachtens hun eed en het zou voorzeker erg zijn de [ feodale ] trouw te schenden (…). Zij hebben aldus in het algemeen beloofd dat zij de genoemde baron zouden bijstaan tegen om het even wie. Maar toch is dat niet zo, omdat de baron, die in opstand komt tegen de koning, lijkt te handelen tegen de Lex Julia Maiestatis, omdat het is alsof hij de dood van de magistraat van het Romeinse volk lijkt te beramen, of juister, dat hij rechtstreeks lijkt te handelen tegen de vorst, want de koning van Frankrijk is een vorst binnen zijn koninkrijk, die in wereldlijke aangelegenheden geen meerdere erkent (…). Daarom, aangezien de genoemde baron een zo ernstige misdaad begaat, omdat hij majesteitsschennis pleegt, zijn zijn leenmannen niet gebonden hem te helpen. Ook de band van het sacrament [ de feodale eed ] verplicht hen daartoe niet, aangezien er geen verbintenis is (tot het stellen) van schanddaden.

Uit: Jean de Blanot, Tractatus super feudis et homagiis (Verhandeling over het leenrecht en leenhulde), 1256

Jean de Blanot (voor 1230-ca. 1281) is een Franse jurist. Hij studeert recht aan de universiteit van Bologna. Daar schrijft hij – in het Latijn – een werk waarin hij het Romeinse Recht zoals opgetekend onder keizer Justinianus (6e eeuw) becommentarieert. Het werk kent een grote verspreiding en wordt in de 16e eeuw zelfs meermaals in druk uitgegeven. De bovenstaande bron maakt deel uit van dat werk.

De Lex Julia Maiestatis verwijst naar de Romeinse wetten die gaan over misdaden ten opzichte van onder andere de keizer.

a Waarom moeten de leenmannen van een baron normaal gezien hun heer helpen?

b In welk geval mag dat echter niet? En waarom niet?

c Waarop baseert Blanot zich voor die stelling?

d Is de bron representatief? Vertegenwoordigt ze dus een visie over het leenrecht die een ruime verspreiding kende of zou kennen of eerder de geïsoleerde mening van één persoon?

Ja, zijn mening wordt duidelijk gedeeld door anderen, want zijn tekst kende een grote verspreiding.

Neen, het is de mening van één persoon. Hij staat alleen met zijn opvatting.

148 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht
©VANIN

OPDRACHT 5

De Engelse koningen moeten inspraak toestaan

Na het vertrek van de Romeinen en de komst van Germaanse stammen (vooral de Angelen en de Saksen) valt het grondgebied van het huidige Engeland langzaam uiteen in verschillende rivaliserende vorstendommen . Die rijkjes hebben aanvankelijk zwaar te lijden onder de invallen van Vikingen (zie les B3). Het verzet tegen de Vikingen leidt uiteindelijk tot de vorming van één Engels koninkrijk

Rond het midden van de 11e eeuw beweert Willem van Normandië , de hertog van Normandië, dat zijn oom, de Engelse koning, hem als troonopvolger heeft aangewezen. Dat is echter niet naar de zin van de Angelsaksische adel die geen ‘buitenlander’ op de troon wil. Na de dood van zijn oom steekt Willem toch het Kanaal over om zijn kroon dan maar met geweld te bemachtigen.

Na de Slag bij Hastings in 1066 kan Willem dan ook de Engelse troon bestijgen (zie Onderzoek: de Normandiërs veroveren Engeland). Willem lokt veel Normandische edelen naar zijn nieuwe koninkrijk om zo het Angelsaksische verzet te onderdrukken. In ruil krijgen de Normandische edelen van Willem grote stukken grond. Die liggen verspreid over het hele land zodat geen enkele vazal over een een groot aaneengesloten gebied kan beschikken. Niemand kan dus Willems positie bedreigen. Bovendien legt Willem ook de basis van een centrale administratie . Hij laat het zogenaamde ‘ Domesday Book ’ opstellen. Dat is een oplijsting van alle onroerende bezittingen in het land. Dat maakt het gemakkelijker om belastingen te innen. Daarnaast benoemt Willem ook speciale vertegenwoordigers of ‘ sheriffs ’ in de verschillende graafschappen (‘shires’). Zij moeten belastingen innen, de orde bewaren, rechtspreken ...

In 1154 komt de eveneens ‘Franse’ dynastie van de Plantagenets op de troon. Zij proberen de koninklijke macht nog te versterken, door onder andere ook centrale bestuursinstellingen in het leven te roepen.

Bron 4 De Magna Carta

Jan, door de genade van God koning van Engeland, heer van Ierland, hertog van Normandië en Aquitanië, graaf van Anjou aan de aartsbisschoppen, bisschoppen , abten , graven ... en gelovigen, onze groet.

Dat allen weten dat, onder goddelijke ingeving, voor het heil van onze ziel en dat van al onze voorvaderen en opvolgers, tot eer van God en het welzijn van de heilige Kerk, voor het welzijn ook van ons rijk ...

Wij hebben ons allereerst tot God bekend en door deze voor ons liggende oorkonde voor ons en onze erfgenamen voor eeuwig bevestigd:

Art. 1 Dat de Engelse Kerk vrij is, dat ze over al haar rechten beschikt en dat haar vrijheden ongeschonden moeten blijven (…) de vrijheid die beschouwd wordt als de voornaamste en noodzakelijkste voor de Engelse Kerk, is de vrijheid van verkiezing.

Art. 12 Er zal in ons land geen belasting geheven worden tenzij om ons (de koning) vrij te kopen, om onze oudste zoon tot ridder te slaan en onze oudste dochter voor de eerste keer uit te huwelijken. In die gevallen moet de belasting binnen de redelijke perken blijven.

Art. 13 De stad Londen zal al haar oude rechten en vrijheden zowel te land als op zee behouden. Daarenboven erkennen wij dat alle andere steden, dorpen en havens hun privileges en oude gebruiken behouden.

Art. 39 Geen enkel vrij man mag gevangengenomen, opgesloten, beroofd, verbannen of op

149 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
3
©VANIN

een andere wijze benadeeld worden; wij zullen geen man arresteren of over hem beschikken dan bij regelmatig vonnis door zijns gelijken en volgens de gewoonte van het land.

Art. 60-61 Om een algemene raad van het koninkrijk te vormen, zullen wij de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten, hertogen en grote baronnen door bijzondere brieven met ons zegel verzegeld, laten samenroepen en daarbij zullen wij, door onze sheriffs en baljuws al onze vazallen laten oproepen. Zij zullen vrij 25 baronnen verkiezen die alle middelen zullen aanwenden om de vrede en de door ons erkende vrijheden te eerbiedigen. Indien wij of onze officier van justitie of onze baljuw of een van onze onderdanen, onze plicht verzuimen (...) en indien wij het misbruik binnen de 40 dagen niet tegengaan (...) zullen de 25 baronnen en het gemeenschappelijke land het recht hebben ons met alle middelen schade toe te brengen door onze kastelen, domeinen en bezittingen te overmeesteren (...) tot wij ons naar hun zin gebeterd hebben.

Uit: De Magna Carta, 1215 Jan I (reg. 1199-1216) is de derde koning uit het Huis Plantagenet. Hij is absoluut niet populair. Men verwijt hem te regeren zonder veel inspraak te dulden en daarbij allerlei rechten te negeren, iets wat trouwens ook geldt voor zijn voorgangers. Van hen heeft hij ook het conflict met de Franse koningen geërfd. Dat conflict eindigt voor hem met de dramatische nederlaag in de Slag bij Bouvines (1214). Daardoor is de positie van de koning aanzienlijk verzwakt en kunnen zijn belangrijkste leenmannen hem tot een reeks toegevingen dwingen, wat resulteert in wat later bekend zal worden als de Magna Carta Libertatum (Grote Oorkonde der Vrijheden). De oorspronkelijke tekst is in het Latijn opgesteld. De Magna Carta wordt nog in hetzelfde jaar nietig verklaard door de paus (van wie de koning enkele jaren eerder een vazal is geworden). De beloofde raad van baronnen wordt aanvankelijk niet in het leven geroepen. Dat leidt tot een opstand tegen de koning. Zijn opvolgers zullen steeds meer verplicht worden het advies in te winnen van een raad van (hoge) edelen en geestelijken . Uit die raad ontstaat uiteindelijk het Engelse Parlement (vergelijkbaar met de Staten-Generaal in Frankrijk). Geleidelijk aan krijgen ook vertegenwoordigers van de stedelijke burgerij zitting in het Parlement. Om die reden wordt de vergadering in de 14e eeuw opgesplitst in twee kamers, later bekend als het Hogerhuis (House of Lords) en het Lagerhuis (House of Commons). In de zogenaamde Angelsaksische landen (landen met een sterke historische en culturele band met Engeland zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) wordt tegenwoordig een groot belang gehecht aan de Magna Carta.

a Bekijk de kaart bij opdracht 3. Welke titels van de Engelse koning, zoals vermeld in de b ovenstaande bron, zijn op dat moment niet meer realistisch?

b Geef drie rechten die de koning in de Magna Carta belooft te eerbiedigen. Wat betekent dat voor de koninklijke macht?

c Ho e wil de Magna Carta in de toekomst nieuwe misbruiken voorkomen?

d Heeft de koning zich aanvankelijk aan zijn beloftes gehouden? Motiveer je antwoord.

150 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht
©VANIN

OPDRACHT 6

e Met welke instelling zullen de Engelse koningen uiteindelijk wel rekening moeten houden?

Lees eerst b eide bronnen.

Bron 5 Een historicus over de Magna Carta

In [ de Magna Carta ] erkende [ koning Jan I ] dat hij zich aan bepaalde regels moest houden en dat zijn vrije onderdanen zekere rechten hadden. Daardoor wordt de Magna Carta door velen gezien als de allereerste aanzet tot wat wij tegenwoordig de rechtsstaat noemen, en duikt die middeleeuwse tekst vaak op in allerlei actuele discussies.

Een argeloze lezer zou kunnen denken dat die Magna Carta uit 1215 een soort middeleeuwse variant is van de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ die de Verenigde Naties in 1948 aannamen. Dat is echter een mythe die door Britse politici als [ toenmalig premier ] David Cameron graag in stand wordt gehouden. Weliswaar valt niet te ontkennen dat het document een bescheiden rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het recht en in de ontwikkelingen in de relatie tussen staat en bevolking. Maar de Magna Carta moet vooral worden gezien in de context van het feodale Engeland van achthonderd jaar geleden. Bovendien was de Magna Carta lang niet zo uniek als de Britten graag pretenderen. (…)

Wie de 3 500 woorden tellende Magna Carta leest en iets verwacht dat op de ‘Déclaration des droits de l’homme et du citoyen’ uit 1789 lijkt, zal worden teleurgesteld. In onze moderne ogen is die beroemde Magna Carta een merkwaardig allegaartje van bepalingen waarin allerlei zaken worden geregeld als de houtkap, eigendomsrechten, de schuld van een overledene die geld van joden had geleend, en de scheepvaart op de Theems, die niet gehinderd mocht worden door zogenoemde ‘visweren’ – dat wil zeggen, rijen takken die de vis in de richting van fuiken moesten leiden.

Niettemin staat er een aantal bepalingen in die passen in de latere ontwikkeling in de richting van een rechtsstaat. (…) Ook staan er garanties in met betrekking tot de rechtspraak Vanuit ons perspectief is de belangrijkste passage uit de tekst artikel 39 – de nummering dateert overigens pas uit 1759 – die luidt: ‘Geen vrij man zal worden gearresteerd, of gevangengezet, of onteigend, of verbannen, of op welke manier dan ook vernietigd, noch zullen we tegen hem optreden, noch anderen daartoe aanzetten, behalve door middel van het wettig oordeel van zijn gelijken of de wet van het land.’

Dat wordt wel gezien als het begin van wat de Engelsen de ‘rule of law’ noemen, de heerschappij van de wet, en wat wij doorgaans vertalen met de term ‘rechtsstaat’. Latere pleitbezorgers van de rechtsstaat hebben dan ook vaak naar dat artikel verwezen, maar daarbij moeten wel enkele kanttekeningen worden geplaatst. Om te beginnen is hier en ook elders in de Magna Carta alleen sprake van ‘free men’, wat wil zeggen dat de rechten en vrijheden niet golden voor ruim de helft van de bevolking. Bovendien wordt iedereen berecht door zijn ‘gelijken’ (in het Engels: ‘peers’), wat wil zeggen dat edelen alleen door edelen berecht konden worden. Van gelijkheid voor de wet – een van de fundamenten van de rechtsstaat – was dus beslist geen sprake. De Magna Carta kwam op voor de rechten van de adel en de Kerk, en het moderne begrip ‘burger’ bestond nog helemaal niet.

Uit: Rob Hartmans, Magna Carta: Curieus allegaartje, in: Historisch Nieuwsblad, maart 2015 Rob Hartmans is een Nederlandse historicus en journalist.

151 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

Bron 6 Een rechtsprofessor over de Magna Carta

Op het moment dat de Magna Carta, het Engelse Grote Vrijheidscharter, zich opmaakt om haar 800e verjaardag te vieren, is het gepast om de vraag te stellen wat er eigenlijk in [ het document ] staat. Het antwoord blijkt in overeenstemming te zijn met de legende. Wat er in de Magna Carta staat is het beginpunt het moderne rechtsdenken.

Het Grote Charter zette de krijtlijnen uit die gedurende 800 jaar de wetgevende ontwikkeling in Engeland, Amerika en over de hele wereld hebben vormgegeven. Als een schijnend licht dat de middeleeuwse duisternis doordrong, verlichtte de Magna Carta het belang van rechtsbeginselen, eerlijke procedures, proportionele bestraffing, officiële verantwoordingsplicht en respect voor de menselijke waardigheid. Het was tegengesteld aan elk ouder juridische document.

Uit: Vincent R. Johnson, The Magna Carta and the Expectations It Set for Anglo-American Law, in: San Antonio Lawyers, maart-april 2015

Vincent Johnson is een rechtsprofessor aan de St. Mary’s University, een katholieke privé-instelling voor hoger onderwijs in San Antonio, Texas (VS). Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de Magna Carta.

a Zijn de bronnen historische bronnen of historische werken?

b Beide bronnen dateren uit hetzelfde jaar. Waarom is dat niet toevallig , denk je?

©VANIN

c Hebb en beide auteurs dezelfde visie op het document?

d Welke auteur beschouwt de Magna Carta het meest als een echt historisch keerpunt? Waarom?

e Ho e blijkt uit de tekst van die auteur dat hij een negatief beeld heeft van de middeleeuwen? Duid aan in de bron.

f No em een mogelijke reden waarom de auteur de Magna Carta zo belangrijk vindt. TIP Herlees de contextinformatie bij de Magna Carta.

g Onderstreep in de bron twee redenen waarom de andere auteur de Magna Carta niet als een middeleeuwse voorloper van moderne mensenrechtenverklaringen beschouwt.

152 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht

OPDRACHT 7

De macht en onmacht van de Duitse keizer

Na het Verdrag van Verdun (843) komt het politieke zwaartepunt in Europa te liggen bij het OostFrankische (of later Duitse) Rijk . Het vroegere Middenrijk en heel wat gebieden in oostelijk Europa worden geleidelijk bij het Duitse Rijk gevoegd. Bovendien slagen veel Duitse koningen erin om zich ook de keizerstitel toe te eigenen. Omdat grote delen van Italië dan tot het rijk behoren en de keizers in Rome worden gekroond, spreekt men na verloop van tijd over het Heilige Roomse Rijk . De Duitse keizers beschouwen zichzelf ook als dé leiders van het christelijke Europa.

©VANIN

Tussen 919 en 1024 regeert de dynastie van de Ottonen over het rijk. Om de invloed van hun leenmannen te breken, gaan zij de Kerk betrekken bij het bestuur van hun rijk. Hoge geestelijken besturen in naam van de koning grote delen van het land. Zij zijn geletterd en mogen geen officiële nakomelingen krijgen. Daardoor kunnen zij hun politieke macht niet doorgeven aan een erfgenaam. Om er zeker van te zijn dat de bisschoppen en dergelijke doen wat de koning hen opdraagt, is het natuurlijk wel belangrijk dat de koning zélf bepaalt wie er bisschop mág worden. Dat Ottoonse stelsel of de Rijkskerk versterkt de koninklijke macht aanzienlijk.

Bron 7 Dictatus papae

De paus heeft gezegd:

3 dat hij alleen bisschopp en kan ontslaan en weer kan aannemen.

8 dat hij alleen gerechtigd is de keizerlijke insignia [ waardigheidstekens ] te dragen.

9 dat alle vorsten enkel de voeten van de paus kussen. [ dat betekent dat alle vorsten ondergeschikt zijn aan de paus ]

12 dat het hem is to egestaan keizers af te zetten.

18 dat geen vonnis dat door hem is uitgesproken door iemand anders kan worden herroepen en hijzelf de enige is die een vonnis kan herroepen.

19 dat hij do or niemand berecht mag worden.

25 dat hij zonder syno de bisschoppen kan ontslaan of herbenoemen.

27 dat hij gelovigen kan ontslaan van hun eed aan slechte mensen.

Uit: Gregorius VII Dictatus papae, 1075 (?) Steeds meer historici twijfelen aan de datering van het document. Zij menen dat de tekst pas later en door iemand anders is opgesteld. In de loop van de 9e eeuw zijn de Kerk en het pausdom in een lange periode van crisis terechtgekomen. Wereldlijke vorsten (keizers, koningen, graven ...) hebben een grote greep op de Kerk gekregen en gebruiken en misbruiken de Kerk en het geloof voor hun eigen belangen. Tijdens de 10e eeuw ontstaat er binnen de Kerk een beweging die daar een einde aan wil maken. In de 11e eeuw komen er mannen uit die hervormingsbeweging op de pauselijke troon. Een van hen is Gregorius VII (paus 1073-1085). Het document is misschien niet van zijn hand, maar vertolkt wel zijn mening. Gregorius zal in de daaropvolgende jaren serieus in conflict komen met de toenmalige heerser over het Duitse Rijk, Hendrik IV.

153 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
4

Bron 8 Brief aan Gregorius VII

Hendrik, niet wederrechtelijk, maar door heilige aanstelling Gods, koning, aan Hildebrand [ de echte naam van paus Gregorius VII ], niet meer paus, maar valse monnik

Dergelijke toespraak hebt gij tot uw schaamte wel verdiend, gij die geen enkele trap in de Kerk zijt voorbijgegaan, zonder die deelachtig te maken aan verwarring in plaats van eer en aan lastertaal in plaats van zegening (…)

En wij althans hebben dat verdragen omdat wij de eer van de apostolische stoel [ het pausdom ] zochten te vrijwaren. Maar gij hebt gemeend dat onze nederigheid vrees was en derhalve hebt gij er niet voor teruggedeinsd tegen de koninklijke macht zelf, ons door God verleend, vijandig op te treden. Gij hebt het aangedurfd te dreigen ons die [ macht ] af te nemen: alsof wij van u het koningschap gekregen hebben, alsof het koningschap en het keizerschap in uw en niet in Gods hand lag. Onze heer Jezus Christus heeft ons tot het koningschap geroepen, u echter niet tot de pauselijke macht. Gij immers zijt deze trappen opgeklommen door kuiperijen … Geld hebt gij bekomen; door het geld, aanzien; door het aanzien, wapens; dankzij de wapens hebt gij de zetel van de vrede beklommen, en van op de zetel van de vrede hebt gij de rust verstoord …

Gij, derhalve, (…) naar het oordeel van al onze bisschoppen en het onze vervloekt, kom eraf, verlaat de apostolische stoel, die gij u hebt aangematigd.

Uit: Hendrik IV, Brief aan Gregorius VII, 1076 Hendrik IV (1050-1106) wordt in 1056 op jonge leeftijd koning van Duitsland. De brief is een reactie op de eisen van paus Gregorius VII. In 1084 wordt Gregorius door Hendrik uit Rome verjaagd. Een door Hendrik aangestelde tegenpaus kroont Hendrik daarop tot keizer. In 1105 wordt Hendrik door zijn eigen zoon tot aftreden gedwongen.

a Kan het systeem van de Rijkskerk op de goedkeuring van de paus rekenen? Motiveer je antwoord.

b Welke stelling is volgens bron 7 juist? Kruis aan.

Paus en keizer zijn gelijkwaardig.

De keizer staat boven de paus.

De paus staat b oven de keizer.

Waarop heb je je voor dat antwoord gebaseerd. Duid de zinnen in de bron aan.

c Tussen paus en keizer ontstaat er een hevig conflict. Die strijd wordt bekend als de Investituurstrijd. Zoek op wat het woord ‘investituur’ betekent.

d Omcirkel de nummers van de bepalingen die de paus tijdens het conflict kan (en zal) gebruiken tegen de keizer.

154 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht
©VANIN

OPDRACHT 8

e Van wie beweert Hendrik (bron 8) dat hij zijn koningstitel heeft gekregen?

f Ho e blijkt uit de inleiding van die bron dat de koning Gregorius VII niet meer als de rechtmatige paus beschouwt? Geef twee argumenten

g Waarom meent Hendrik dat Gregorius geen paus meer kan zijn?

h Wat zal de echte reden geweest zijn waarom Hendrik die brief heeft geschreven?

i Wie komt er in het conflict tussen Hendrik en Gregorius als overwinnaar uit de bus?

Bron 9 Het Concordaat van Worms

In de naam van de Heilige en Ondeelbare Drievuldigheid, ik, Hendrik [ V ], door de genade Gods keizer Augustus der Romeinen, voor de liefde van God en voor de Heilige Roomse Kerk en voor onze meester paus Calixtus [ II ], en voor de genezing van mijn ziel, laat ik aan God, en aan de Heilige Apostelen van God, Petrus en Paulus, en aan de Heilige Katholieke Kerk, elke investituur met ring en kromstaf over; en beloof ik dat in alle kerken die er zijn in mijn koninkrijk of keizerrijk dat er canonieke [ volgens de wettelijke regels van de Kerk ] verkiezingen [ van bisschoppen ] (…) en wijdingen vrij zullen zijn. (…)

Ik, bisschop [ van Rome = paus ] Calixtus [ II ] (…) sta u toe, mijn waarde zoon, Hendrik (…), dat de verkiezingen der bisschoppen en abten van het Duitse Rijk (…) in uw tegenwoordigheid zullen plaatsvinden, zonder simonie en zonder geweld; zodat wanneer er onenigheid rijst tussen de betrokken partijen, U, [ in overleg ] (…), de toestemming en de steun mag geven aan die partij die het meeste recht heeft. Dat de gekozene van u de regaliën ontvangt zonder enige dwang, door het overhandigen van de scepter, en dat hij de plichten, die hij tegenover u moet nakomen, volbrengt.

Uit: Concordaat van Worms, 1122

De oorspronkelijke tekst is opgesteld in het Latijn. Een concordaat is een overeenkomst of een verdrag tussen de Kerk (de paus) en een staat.

Hendrik V (ca. 1081-1125) is de zoon van Hendrik IV. In 1098 heeft zijn vader hem medekoning gemaakt. Zeven jaar later steunt hij een opstand tegen zijn vader en wordt hij de enige Duitse koning. In 1111 wordt hij tot keizer gekroond.

Calixtus III is paus van 1119 tot 1124. Na zijn verkiezing tot paus moet Calixtus eerst nog afrekenen met een door Hendrik V benoemde tegenpaus die op dat moment Rome in handen heeft. In 1120 wist Calixtus Rome te veroveren en de tegenpaus te verjagen.

155 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

a Zijn er formuleringen in de bron waarin Hendrik aan het woord is waaruit je kunt afleiden wie die fase van het conflict tussen paus en keizer heeft gewonnen? Motiveer je antwoord.

b Wie mag er de bisschoppen kiezen (= investituur met ring en kromstaf)?

c Kan de keizer bisschoppen nog steeds een bestuurlijke functie geven (= investituur met scepter)?

d Zullen de keizers nog geneigd zijn dat te doen in de toekomst? Motiveer je antwoord.

OPDRACHT 9

Bron 10 Het Duitse Rijk in 1035 Bron 11 Het Duitse Rijk in 1526

a Wat is het meest opmerkelijke verschil tussen beide kaarten?

b Wat betekent die evolutie voor de macht van de Duitse keizer, denk je?

c Welke dynastie of familie regeert in 1526 over het Duitse Rijk?

d Hun keizerlijke macht zal eerder beperkt zijn, maar toch zullen ze nog veel macht hebben binnen het Rijk. Waarom?

156 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht
©VANIN

De eerste tegenstanders tijdens de investituurstrijd zijn de Duitse koning Hendrik IV en paus Gregorius VII. In 1076 zal de paus de koning excommuniceren. Dat betekent dat Hendrik IV uit de katholieke Kerk wordt gestoten en dat geen enkele christen hem nog hoeft te gehoorzamen. Onder meer de leenmannen van de koning profiteren daarvan om zich tegen hem te verzetten en hun eigen macht uit te breiden. Hendrik komt helemaal alleen te staan. Hij ziet geen andere keuze dan zich met de paus te verzoenen. Die verblijft op dat moment in een burcht bij het Italiaanse Canossa. Drie dagen lang smeekt Hendrik (volgens eigentijdse bronnen) in een boetekleed en op blote voeten aan de poorten van de burcht om vergiffenis. Aanvankelijk wil de paus daar niets van weten. Op aandringen van zijn gastvrouw (en minnares?) Mathilde van Toscane zal de paus Hendrik uiteindelijk toch ontvangen en vergeven. Sindsdien staat de uitdrukking ‘naar Canossa gaan’ voor ‘openlijk boete doen / door het stof kruipen’.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘staatsvorming’ en ‘veranderende territoriale invulling’ uitleggen

2 de b egrippen ‘Capetingers’, ‘Plantagenets’, ‘Slag bij Bouvines’, ‘Staten-Generaal’, ‘Slag bij Hastings’, ‘Domesday Book’, ‘sheriff’, ‘Magna Carta’, ‘parlement’, ‘Heilige Roomse Rijk’, ‘Rijkskerk’, ‘investituurstrijd’, ‘Concordaat van Worms’ en ‘Habsburgers’ verklaren en in de tijd situeren

3 twee specifieke redenen geven die de macht van de eerste Capetingers bevorderen

4 uitleggen waarom Capetingers en Plantagenets met elkaar in conflict komen

5 twee zaken opnoemen die de macht van de Capetingers in de 13e eeuw nog meer versterken

6 twee manieren geven waarop Willem de Veroveraar zijn macht over Engeland versterkt

7 drie b epalingen uit de Magna Carta opnoemen die de koninklijke macht beperken

8 uitleggen hoe de Ottonen hun macht over het Duitse Rijk versterken

9 verklaren waarom het Ottoonse stelsel tot een conflict met de paus leidt

10 de gevolgen van dat conflict voor de vorstelijke macht in Duitsland uitleggen

KUNNEN

1 uit een historische kaart de sterkte en zwakte van een vorst afleiden

2 de evolutie van de koninklijke macht in Frankrijk, Engeland en het Duitse Rijk tijdens de tweede helft van de middeleeuwen vergelijken

3 informatie uit bronnen en kaarten halen en ze met elkaar vergelijken

4 verschillende visies op het verleden herkennen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

157 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
ONWAARSCHIJNLIJK!
©VANIN

De vorsten strijden om de macht

1 Uitdagingen en kansen voor een sterke koninklijke macht

Aanvankelijk meeste vorsten weinig macht (‘primus inter pares’)

Vanaf de 11e eeuw sommige vorsten streven naar meer macht.

MAAR!

verzet van

• adel

• andere vorsten

• Kerk

2 De Capetingers leggen de basis voor een sterke monarchie in Frankrijk

987: nieuwe dynastie in Frankrijk: Capetingers

Aanvankelijk weinig macht

Vanaf de 11e eeuw pogingen om hun macht te versterken leenmannen, vooral de Plantagenets

1214: Slag bij Bouvines

Capetingers worden de machtigste vorsten van West-Europa.

In de 13e eeuw versterken de Capetingers verder hun macht:

• breken de pauselijke macht

• centrale bestuursinstellingen

Probleem: geldnood oprichting Staten-Generaal

rem op de koninklijke macht

158 LES E3 De vorsteN strij D eN om D e maC ht LES E3 SCHEMA
©VANIN

3 De Engelse koningen moeten inspraak toestaan

1066: Slag bij Hastings

Willem van Normandië (of de Veroveraar) wordt koning van Engeland.

versterkt zijn macht:

• verdeelt verspreide landerijen onder zijn leenmannen.

©VANIN

• stelt sp eciale vertegenwoordigers aan: sheriffs.

• ‘Domesday Bo ok’: inventaris van alle onroerende bezittingen (handig voor het heffen van b elastingen)

1154: nieuwe dynastie: Plantagenets

1214: Slag bij Bouvines 1215: Magna Carta rem op de koninklijke macht

eind 13e eeuw: oprichting Parlement verdere rem op de koninklijke macht

4 De macht en onmacht van de Duitse keizer

In de 10e eeuw: Oost-Francië Duitse Rijk

o.l.v. de Ottoonse keizers

willen de macht van hun leenmannen breken door de Rijkskerk = systeem waarbij de keizer de door hem benoemde bisschoppen betrekt bij het bestuur (door hen bv. leengebieden toe te kennen).

paus

investituurstrijd

1122: Concordaat van Worms de keizer mag de bisschoppen niet meer benoemen.

Tegen de 15e eeuw: Duitse Rijk totaal verbrokkeld

Nieuwe dynastie: Habsburgers

159 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450

1

Onderzoek 5:

de Normandiërs veroveren Engeland

In het jaar 1066 verslaan de Normandiërs de troepen van de Engelse koning Harold. Hun hertog Willem verovert zo het koninkrijk Engeland. Een groot deel van het verhaal staat afgebeeld op een middeleeuws ‘wandtapijt’, het Tapijt van Bayeux, dat veel weg heeft van een hedendaags stripverhaal.

Hoe is koning Harold gesneuveld? Welk historisch beeld schetst het Tapijt van Bayeux over de verovering? Hoe bloedig is de Slag bij Hastings volgens tijdgenoten?

ENGELAND

Een korte historische schets

Kaartnr(s).

NORMANDISCHE KONINGEN

Slag bij Hastings 1154

Willem volgt in 1035 zijn vader op als hertog van Normandië. Omdat zijn ouders niet getrouwd zijn, noemt men hem Willem de Bastaard. Veel edelen weigeren hem daarom te erkennen als hertog. Hij overwint hen echter in verschillende veldslagen. In 1053 huwt hij Mathilde, de dochter van de machtige graaf van Vlaanderen.

De Angelsaks Edward de Belijder is familie van Willem en wordt koning van Engeland met steun van de Normandiërs. Daarvoor regeerde een Deense koning even over Engeland. Edward zou zeer gelovig geweest zijn, vandaar zijn bijnaam: de ‘Belijder’ of ‘Confessor’.

Koning Edward heeft geen zoon als opvolger. Hij zou de troon daarom aan Willem beloofd hebben. Vele Angelsaksische edelen beschouwen echter Harold Godwinson, een rijke en machtige graaf, als de enige waardige opvolger. Als Edward begin 1066 sterft, kronen ze Harold daarom tot koning. Koning Harold moet al zeer vlug ten strijde trekken. De Deense koning wil Engeland opnieuw bij zijn rijk voegen en valt het noorden binnen. Harold verslaat de Denen, maar moet dan naar het zuiden trekken. Daar is Willem van Normandië geland wiens leger uit Normandiërs, Fransen, Bretoenen en Vlamingen bestaat. In de buurt van de stad Hastings komt het tot een veldslag met de troepen van Harold. Harold sneuvelt en de Angelsaksen worden verslagen. Willem bestijgt de Engelse troon. Sindsdien heet hij ‘Willem de Veroveraar’.

160 ONDERZOEK D e NormaN D i ërs verovereN eN gelaN D
1066
©VANIN

BRONNEN

Onderzoek

Bron 1 Zeven scènes uit het ‘Tapijt van Bayeux’ TIP Bij elke afbeelding staat een vertaling van het Latijnse opschrift.

Het Tapijt van Bayeux is ongeveer 70 m lang en 0,5 m breed. Het gaat niet om een echt tapijt, maar om een borduurwerk om op te hangen. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk 7 à 8 m langer. Het wordt waarschijnlijk gemaakt tussen 1066 en 1084 in de omgeving van Canterbury (Engeland). Sommigen denken echter dat het in Normandië is gemaakt. Men weet ook niet wie de opdrachtgever is. Men twijfelt tussen Odo, bisschop van Bayeux en halfbroer van Willem, en Mathilde van Vlaanderen, de vrouw van Willem. Oorspronkelijk krijgt het de naam ‘Het Doek van de Verovering’. Zulke kunstwerken zijn in de 11e eeuw populair om een verhaal aan het grotendeels ongeletterde volk te vertellen. Dat van Bayeux is een van de weinige dat is blijven bestaan. Het wandtapijt bevindt zich vandaag in een museum in het gelijknamige Normandische stadje.

©VANIN

1 Koning Edward

Koning Edward roept Harold bij zich. Uit de volgende taferelen blijkt dat hij naar Normandië moet reizen.

3 Hier zetelt Harold koning van de Angelsaksen

Edward sterft en Harold wordt tot koning gekroond. Het tapijt suggereert dat de kroning gebeurde door aartsbisschop Stigant van Canterury. Hij staat rechts van de nieuwe koning. Die bisschop is door de paus uit de Kerk gestoten. Daarmee suggereert het tapijt dat de kroning onwettelijk is. Waarschijnlijk is het in werkelijkheid de bisschop van York die Harold gekroond heeft.

2 Waar Harold de eed aflegt voor hertog Willem

Harold belandt aan het hof van Willem. Op de afbeelding staat hij tussen twee relikwieën kasten en zweert hij trouw aan de hertog. Willem zit links op zijn troon en heeft zijn zwaard vast. Dat geldt als een symbool van macht. De figuur achter hem houdt zijn vinger rechtop wat wijst op hoe ernstig is wat er gebeurt. Of Harold gewoon trouw zweert aan Willem of dat hij hem erkent als toekomstig koning is niet zeker.

161 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
2

4 M annen kijken met verbazing naar de ster

Vlak na de kroning passeert een komeet. Die zal in de 18e eeuw gekend worden als de komeet van Halley. Omdat ze geen komeet kennen, noemen de mensen uit de 11e eeuw dat een ster. Het geldt als voorteken voor belangrijke gebeurtenissen.

©VANIN

5 Her tog Willem steekt in een groot schip over en landt bij Pevensy (Zuid-Engeland)

Willem verzamelt een leger, laat schepen bouwen en steekt over naar Engeland. Het schip in het midden wordt gefinancierd door zijn vrouw Mathilde. In de top van de mast staat een gouden kruis, een geschenk van de paus die daarmee erkent dat Willem recht heeft op de troon. De Normandiërs meren in Zuid-Engeland aan. Als Willem verneemt dat Harold met een leger nadert, komt het bij het stadje Hastings tot een veldslag.

6 Hier vallen Engelsen en Franken in de strijd

Het Angelsaksische leger neemt positie in op een heuvel. De Normandiërs proberen het te verslaan met aanvallen van de ruiterij die geholpen worden door boogschutters en voetvolk Velen sneuvelen.

7 Hier sneuvelt Koning Harold Bij de zoveelste Normandische stormloop sneuvelt Harold. Sterft hij door een pijl in het oog of wordt hij neergehaald door een ruiter? De rest van zijn leger slaat op de vlucht. Willem wint en wordt later in Londen tot koning gekroond. Waarschijnlijk stond dat op het laatste stuk van het tapijt dat verloren is gegaan.

162 ONDERZOEK D e NormaN D i ërs verovereN eN gelaN D

Bron 2 De Angelsaksische kroniek uit de 12e eeuw

1051 Graaf Willem kwam van overzee (…) en de koning [ Edward de Belijder ] ontving hem en veel van zijn gezellen op gepaste wijze, en liet hem weer gaan.

1066 Graaf Willem kwam van Normandië naar Pevensy op Sint-Michielsmis, en van het ogenblik dat ze verder konden oprukken, bouwden zij een kasteel bij Hastings. Koning Harold werd daarvan op de hoogte gebracht en hij verzamelde een groot leger en hij trok tegen hem op (…).

©VANIN

En Willem trof hem bij verrassing voordat hij zijn leger in slagorde kon opstellen. Desondanks vocht de koning hard tegen hem, met mannen die hem overtuigd steunden, en er waren zware verliezen aan beide zijden.

Daar werd koning Harold gedood en graaf Leofwine, graaf Gryth zijn broer, en vele goede mannen, en de Fransen bleven baas over het slagveld (…).

Bewerking van de Angelsaksische kroniek, versie D, ca. 1070

De Angelsaksische kroniek is een verzameling van annalen die in het Oud-Engels gebeurtenissen in Engeland beschrijven. De gewoonte zou ontstaan zijn aan het hof van Alfred de Grote in de 9e eeuw. Er bestaan negen verschillende manuscripten of versies van. Die versie is waarschijnlijk geschreven in Noord-Engeland (York en/of Worcester) en vermeldt als enige de Slag bij Hastings. De schrijvers zijn meestal geestelijken

Bron 3 Een gedicht uit de 11e eeuw

Voor de slag

Willem vertelt aan een gezant van Harold:

Ik heb de jeugd verlaten, noch heb ik lichtzinnig naar een koningschap gestreefd

Dat, na de dood van mijn voorouders, mij met recht verschuldigd is

Op het slagveld

Harold werd gedood

Toen de hertog de koning boven op de steile heuvel zag staan

Diens zwaar belaagde mannen worden in stukken gehakt

De hertog beveelt Eustace van de Franken om het slagveld schoon te vegen

Als een tweede Hector, de edele erfgenaam van Ponthieu

Hugh vergezelt hem altijd klaar om zijn plicht te doen

Vierde is Gilfard, vernoemd naar zijn vader

Hoewel vele anderen aansloten, dit waren de besten

Harold moet de weg van het vlees gaan

De eerste verbrijzelt zijn borst met een lans dwars door het schild

De tweede verbrijzelt met een zwaard het hoofd onder de helm

De derde rukt met speren de darmen uit de buik

De vierde hakt een been af bij de heup

Het gerucht ‘Harold is dood’ verspreidt zich over het slagveld

De verslagen Engelsen stoppen met vechten en vragen om genade

Guy van Amiens, Lied van de triomferende Normandiërs (Carmen de Haestingae Proelio), ca. 1070

Bisschop Guy van Amiens (1014-1075) zou het Latijnse gedicht niet lang na de slag geschreven hebben. Hij is de oom van Guy van Ponthieu, een van de belangrijkste vazallen van Willem. De bisschop is zelf niet op de slag aanwezig, maar zou tal van getuigen gesproken hebben bij een bezoek aan Engeland. Hij verblijft dan aan het hof van Mathilde van Vlaanderen, de koningin en vrouw van Willem de Veroveraar. Een deel van het gedicht is verloren gegaan en de overblijvende versie bestaat uit 835 lijnen. De enige nog bestaande kopie bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel.

163 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450

4 Een kroniek uit de 12e eeuw

In de veldslag blonken beide leiders uit door hun moed. Harold, niet tevreden met de rol van generaal die anderen aanmoedigt, deed gretig mee als gewone soldaat. Hij sloeg voortdurend in op elke vijand die op hem afkwam, niemand kon hem onbestraft benaderen, menig paard en ruiter werden onmiddellijk met een slag geveld. Zo werd hij vanop lange afstand (…) met een vijandelijke dodelijke pijl gedood. Toen hij op de grond lag, sloeg een van de Normandische krijgers hem met een zwaard in zijn zij. Voor die schandelijke en lafhartige daad verbande Willem die uit zijn leger.

Uit: William of Malmesbury, De daden van de koningen van de Engelsen (Gesta Regum Anglorum), 1125 William (1095-1143) heeft een Normandische vader en een Engelse moeder. Hij wordt op jonge leeftijd monnik in de abdij van Malmesbury. Die abdij beschikt over een uitgebreide bibliotheek. William schrijft verschillende historische werken in het Latijn. Zijn geschiedenis van de Engelse koningen schrijft hij op vraag van Matilda van Schotland, de koningin en vrouw van Hendrik I van Engeland (een zoon van Willem de Veroveraar).

De paus wil dat de Normandiërs boete doen voor de vele doden die er tijdens de Slag van Hastings zijn gevallen. Daarom laat Willem de Veroveraar op de plaats van de veldslag vanaf 1070 een abdij bouwen. De vandaag nog zichtbare gebouwen en ruïnes stammen uit latere periodes.

©VANIN

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 de Normandische verovering van Engeland in de tijd situeren

2 bronnen selecteren, bestuderen en vergelijken om een historische vraag te beantwoorden

3 de context (doel, achtergrond, maker ...) van een bron geven

4 de b etrouwbaarheid van een bron inschatten om een historische vraag te beantwoorden

5 verschillen en gelijkenissen tussen bronnen vaststellen en proberen te verklaren

6 niet b edoelde informatie in een bron herkennen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

164 ONDERZOEK D e NormaN D i ërs verovereN eN gelaN D
Bron Bron 5 Battle Abbey

Naam: Klas: Nr.: Score:

OPDRACHT 1

a Waar en wanneer speelt de Slag van Hastings zich af?

b Wat is het doel van de strijd?

c Wie vecht tegen wie in de Slag van Hastings? Vul de tabel aan.

Aanvoerder

Samenstelling leger

d Onderstreep in de laatste regel van de lestekst de naam van de winnaar.

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

Bestudeer de bronnen waarmee je in deze onderzoeksles zult werken.

Los de vragen op met behulp van de informatie in de bronnen.

a Welke ongeschreven bronnen over de Slag van Hastings en de Normandische verovering van Engeland vind je hier?

b Ho e is koning Harold gesneuveld? Ga op zoek naar verschillen en gelijkenissen in de bronnen. Hoe ga je te werk?

• Selecteer de bronnen die je gaat gebruiken om de vraag te beantwoorden. Neem een apart blad om je antwoorden te noteren.

• Geef voor elke bron de achtergrond van de maker of opdrachtgever en waar ze gemaakt is.

• Argumenteer per bron of je ze betrouwbaar vindt om de vraag te beantwoorden.

• Geef p er bron kort weer hoe Harold sneuvelt.

• Noteer hier een mogelijke verklaring voor de verschillen en de gelijkenissen.

c Welk historisch beeld schetst het Tapijt van Bayeux (bron 1) over de verovering?

• Waar en wanneer is de bron gemaakt?

• Wie is de opdrachtgever?

• Waarvoor dient de bron?

165 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

d Het Tapijt van Bayeux wil bewijzen dat Willem de rechtmatige troonopvolger is. Omcirkel in de zeven scènes van bron 1 vier elementen die dat moeten aantonen.

e Geef twee overeenkomsten tussen het verhaal van het tapijt en bron 3.

TIP Kijk nog eens goed naar scène 6 in bron 1.

©VANIN

f Welke niet door de makers bedoelde informatie kunnen historici ook uit de afbeeldingen halen, denk je?

g Ho e bloedig is de Slag bij Hastings volgens tijdgenoten? Bestudeer bron 1 tot en met 5.

• Onderstreep in elke bron de gegevens die de vraag helpen beantwoorden.

• Formuleer een antwoord op de vraag met behulp van de gegevens uit de bronnen.

166 ONDERZOEK D e NormaN D i ërs verovereN eN gelaN D

De Nederlanden

Je weet al dat het Karolingische Rijk uiteenvalt (zie les B2). Uiteindelijk blijven er in de 10e eeuw twee rijken van dat Karolingische Rijk over: Frankrijk en het Duitse Rijk. De verzwakking van de vorstelijke macht (zie les E1) zorgt ervoor dat ook in onze gewesten plaatselijke bestuurders zich meer en meer als onafhankelijke vorsten gedragen.

Hoe ontwikkelen de belangrijkste graafschappen en hertogdommen zich in onze gewesten? Hoe proberen de graven en hertogen het bestuur in onze gewesten te organiseren? Hoe proberen de Bourgondische hertogen nadien de verschillende gewesten te verenigen en het bestuur te centraliseren?

EUROPA 1050 ±900 ONTWIKKELING VAN DE GEWESTEN

Rijks-Vlaanderen

Vlaanderen en Brabant worden machtig

Kaartnr(s).

In Frankrijk ontwikkelt het graafschap Vlaanderen zich tot een van de belangrijkste gewesten. De eerste Vlaamse graaf Boudewijn ‘met de ijzeren arm’ (9e eeuw), trouwt met de dochter van de Franse koning. Zijn zoon, Boudewijn II, verdrijft de Vikingen en onttrekt zijn gewest aan de controle van de Franse koning. Hij breidt zijn grondgebied tevens verder uit. Zijn opvolgers zetten die politiek verder. In 1047 krijgt graaf Boudewijn IV het gebied rond de stad Ename. Hij wordt daardoor ook leenman van de Duitse keizer. Voortaan bestaat het graafschap uit twee delen: Kroon-Vlaanderen (Frankrijk) en Rijks-Vlaanderen ( Duitse Rijk ). De Schelde vormt de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk. De Vlaamse graven aarzelen niet om hun twee leenheren tegen elkaar uit te spelen.

De stad Brugge ontwikkelt zich tot een van de belangrijkste Europese havens en financiële centra. Vlaanderen exporteert vooral laken (wollen stof). Dat textiel vormt een bron van rijkdom, maar zorgt ook voor problemen. De wol komt immers uit Engeland, de aartsvijand van Frankrijk. Vlaanderen kiest dikwijls partij voor de Engelsen of weigert de Fransen te steunen. Daardoor breekt de Vlaamse graaf zijn eed van trouw aan zijn leenheer, de Franse koning. Zeker vanaf de 13e eeuw leidt dat tot zware conflicten wanneer de Franse koningen de macht in hun koninkrijk proberen te centraliseren (zie les E5).

Het hertogdom Brabant ontstaat in de 11e-12e eeuw uit de samensmelting van een aantal

167 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450 E4
FILIPS DE GOEDE (1419-1467) STANDENVERTEGENWOORDIGINGEN 1288
1302
Gulden sporenslag Woeringen
1
©VANIN

OPDRACHT 1

kleinere gewesten: het graafschap Leuven, het graafschap Brussel en het markgraaf schap Antwerpen. Een grote gebiedsuitbreiding vindt plaats in 1288. Hertog Jan I wint dan de slag van Woeringen (bij de Duitse stad Keulen). Daardoor kan hij het hertogdom Limburg aanhechten en verwerft hij controle over de belangrijke handels route Brugge-Keulen. Tussen die twee hertogdommen bevindt zich het graafschap Loon , dat in de 14e eeuw wordt aangehecht door het prins bisdom Luik.

a Van welke eeuwen zie je hier de politieke indeling van de Nederlanden?

b Wat bedoelen we met ‘de Nederlanden’?

OPDRACHT 2

c Welke drie gewesten liggen grotendeels in het gebied dat nu Vlaanderen is?

Bron 1 De Nederlanden in de 13e en de 14e eeuw

d Welk van die drie gewesten behoort in de middeleeuwen grotendeels bij het koninkrijk Frankrijk?

e Geef de naam van het graafschap waarvan het grondgebied overeenkomt met onze huidige provincie Limburg.

Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.

a De leenmannen proberen hun eigen macht uit te breiden door: andere gebieden te veroveren. altijd trouw te blijven aan hun leenheer. eerder de belangen van het eigen gebied te verdedigen in plaats van de belangen van de leenheer.

b De graven en hertogen in de Nederlanden treden als bijna onafhankelijke vorsten op door: b ondgenoot schappen te sluiten met buitenlandse vorsten. in eigen naam o orlog te voeren tegen andere vorsten. altijd hun leenheer te steunen in zijn buitenlandse p olitiek. soms in opstand te komen tegen de eigen leenheer.

168 LES E4 De NeD e rlaN D eN
©VANIN

Bron 2 De Slag bij Woeringen in 1288

Uit: Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten (1316-1350). Manuscript uit de eerste helft van de 15e eeuw, Koninklijke Bibliotheek, Brussel

De schrijver noemt zichzelf een Antwerpse stadsklerk. Hij beschrijft in rijm de daden van de Brabantse hertogen. Yeesten zijn (helden)daden. Tijdens de Slag bij Woeringen vecht de Brabantse hertog Jan I samen met zijn bondgenoten tegen onder andere de aartsbisschop van Keulen en de graaf van Luxemburg. De graaf sneuvelt.

Bron 3 Wapenschilden

Hertogdom Brabant

Hertogdom Limburg

Hertogdom Luxemburg

a Bekijk de wapenschilden op de tekening. Hoe zie je dat de Brabanders winnen?

b Zoek hertog Jan I op de afbeelding. Wat is hij aan het doen?

Op de grond ligt er onder andere een verslagen Luxemburger.

De standenvertegenwoordigingen beperken de vorstelijke macht

De vorsten proberen het bestuur van hun gewesten te organiseren. Zij kunnen met de inkomsten uit hun domeinen de oorlogen en bouwprojecten niet meer betalen. Daarom leggen zij vanaf de 13e eeuw buitengewone belastingen op. Die zware belastingen leiden vaak tot ergernis. De steden zetten, met de steun van adel en geestelijkheid, de vorsten onder druk om ‘staten’ of standenvertegenwoordigingen (zie les C4) op te richten, zoals bijvoorbeeld de Staten van Brabant.

169 E De miDDeleeuweN vaN 900 tot 1450
OPDRACHT 3
2
©VANIN

OPDRACHT 4

Daarin zetelen vertegenwoordigers van de drie standen : geestelijken , edelen en stedelingen. Hun belangrijkste taak is om de jaarlijkse beden waar de vorst om verzoekt, goed of af te keuren. In Vlaanderen zijn er ook statenvergaderingen en daar is de rol van de steden nog belangrijker. Gent, Brugge en Ieper voeren er het hoge woord. Vanaf het midden van de 14e eeuw wordt daar het Brugse Vrije (de streek rond Brugge) aan toegevoegd. In meer landelijke gewesten spelen adel en geestelijkheid nog een belangrijke rol in de statenvergaderingen.

Het feit dat de standen inspraak krijgen in het bestuur van de verschillende gewesten leidt ertoe dat de vorsten er niet in slagen de volledige (absolute) macht naar zich toe te trekken.

Lees de lestekst aandachtig en beantwoord dan de volgende vragen.

a Wat hebben de vorsten nodig?

b Ho e heet het verzoek van de vorst aan de staten om nieuwe belastingen te krijgen?

c Wat willen geestelijkheid, adel en steden in ruil?

d Onderstreep in de lestekst welke groepen er in de statenvergaderingen zetelen.

OPDRACHT 5

Bron

4 Het Charter van Kortenberg

1 Ten eerste zullen wij of onze erfgenamen nooit meer binnen ons land belastingen of beden opleggen, tenzij bij ridderslag, huwelijk of gevangenschap.

3 Verder zullen wij (…) al onze vrije steden bevestigen in hun vrijheden en rechten die zij vanouds in hun bezit hebben, en wij garanderen dat onze goede lieden in alle geschillen zullen gevonnist worden volgens hun eigen stadsrecht.

4 Verder zullen wij, op algemeen advies van ons land, vier ridders kiezen, de geschiktste en de verstandigste die men binnen de landsgrenzen vinden kan, en dat om het belang van het land te dienen; daarnaast drie goede lieden van Leuven, drie goede lieden van Brussel, één goede man van Antwerpen, één van ’s-Hertogenbosch, één van Tienen en één van Zoutleeuw.

5 Degenen die op die manier verkozen worden, zullen om de drie weken in Kortenberg vergaderen en bevoegd zijn om na te gaan en te weten te komen of er in het land enig verzuim is in bepaalde zaken (...)

9 Als de hogervermelde ridders en goede lieden in Kortenberg enige uitspraak zouden doen, een regeling treffen of een beslissing nemen, en wij of onze opvolgers of zelfs iemand anders die beslissing niet zouden naleven of verwerpen, zo stemmen wij en onze opvolgers erin toe, dat men binnen het land geen enkel vonnis meer zou vellen en de dienst mag weigeren tot op het ogenblik dat de beslissing wordt nageleefd en uitgevoerd wordt.

Uit: Het Charter van Kortenberg, 1312

De Brabantse hertog Jan II (1294-1312) moet opboksen tegen de steden, die steeds machtiger worden en zelfbewuster optreden. De hertog is ziek en heeft een minderjarige opvolger. Jan II moet toegevingen doen.

170 LES E4 De NeD e rlaN D eN
©VANIN

a Wat mogen de Brabantse hertogen niet meer doen?

b Welke twee groepen krijgen meer macht door het charter?

c Onderstreep in de bron een voorbeeld van die macht.

d Welke twee steden zijn volgens de bron de belangrijkste van het hertogdom?

3 ©VANIN

De Raad van Kortenberg zal op het einde van de 14e eeuw verdwijnen. De Staten van Brabant hebben dan de belangrijkste taken van die Raad overgenomen.

De Bourgondische hertogen vormen een statenbond

In de 14e en 15e eeuw proberen de Bourgondische hertogen de Nederlanden uit te bouwen tot één staat. Ze moeten bij die staatsvorming rekening houden met de belangen van de afzonderlijke gewesten.

In 1363 schenkt de Franse koning Jan II het vrijgekomen hertogdom Bourgondië aan zijn zoon Filips de Stoute . De koning heeft daardoor aan zijn oostgrens een leenman die hij volledig kan vertrouwen. Edelen huwen hun kinderen en familieleden vaak uit om de macht van de familie te vergroten. Koning Charles V, de opvolger van Jan II, laat een huwelijk regelen tussen Filips de Stoute, zijn jongste broer, en Margaretha van Male, de dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. De Franse koning hoopt op die manier het machtige en rijke Vlaanderen in de Franse invloedsfeer te krijgen. Wanneer in 1384 Lodewijk van Male sterft, zijn het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Bourgondië verenigd door het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male.

Aanvankelijk bemoeien de Bourgondische hertogen zich vooral met de Franse politiek. Dat verandert wanneer hertog Jan zonder Vrees in 1419 vermoord wordt, met medeweten van het Franse koningshuis. Zijn zoon Filips de Goede richt zijn aandacht meer op de Nederlanden. Vooral door diplomatie en koop worden grote delen van de huidige Benelux ingelijfd. Filips probeert centrale instellingen op te richten die gezag uitoefenen over al zijn Nederlandse gewesten. Rekenkamers controleren zo de financiën van de verschillende gewesten.

De aparte standenvertegenwoordigingen van zijn gewesten komen in 1464 voor het eerst bijeen in een Staten-Generaal . Voor de adel sticht hij de prestigieuze ‘Orde van het Gulden Vlies’. Hij voert een gemeenschappelijke munt in. De steden en de gewesten verzetten zich dikwijls tegen de nieuwe instellingen. Ze vrezen immers hun rechten te verliezen. Om zichzelf en het Bourgondische hof nog meer luister te geven, steunt Filips de Goede talloze kunstenaars, zoals de ‘Vlaamse Primitieven’.

Karel de Stoute volgt in 1467 zijn vader Filips de Goede op. Karel droomt ervan om de Bourgondische gebieden in het zuiden met de Nederlanden in het noorden te verenigen. Een poging om het opstandige Lotharingen te onderwerpen wordt hem uiteindelijk fataal. In 1477 sneuvelt hij bij Nancy. Zijn twintigjarige dochter Maria volgt hem op. Zij krijgt af te rekenen met een hele reeks problemen: de Franse koning verovert het hertogdom Bourgondië en bedreigt de Nederlanden. Nederlandse steden en gewesten maken gebruik van de zwakke positie van de hertogin om haar macht in te perken. Zij moet een aantal toegevingen doen. Maria huwt

171 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450

OPDRACHT 6

Maximiliaan van Habsburg , hertog van Oostenrijk en zoon van de Duitse keizer. Die stuurt troepen om de Nederlanden tegen Frankrijk te beschermen. Maria sterft in 1482 na een val van haar paard. Onze gewesten komen daardoor in handen van de Habsburgers.

Hoe zouden de tijdgenoten in 1467 het beleid van Filips de Goede beoordelen? Laten we ons even voorstellen dat we op de Vrijdagmarkt in Gent staan in juni van dat jaar.

Bron 5 De Vrijdagmarkt

Zijn deze uitspraken juist of fout?

©VANIN

Uit: Ons Erfgoed. Gent van toen en nu Vrijdagmarkt, Gent, 19e eeuw

OPDRACHT 7

a Filips de Go ede richt rekenkamers op die de uitgaven van de verschillende gewesten controleren.

b Filips de Go ede heeft geen belangstelling voor kunst.

c Filips de Go ede verenigt gewesten zoals Vlaanderen, Holland, Zeeland en Brabant in een statenbond.

d Filips de Go ede richt de Staten-Generaal op. Die moet de belastingen die de her tog vraagt, goed- of afkeuren.

e Filips de Go ede is de broer van Karel de Stoute.

Bron 6 De Bourgondische huwelijkspolitiek

Uit: Les Grandes Chroniques de France (manuscript Bibliothèque nationale de France), gemaakt tussen 1400 en 1425 in Parijs De Franse koningen laten hun daden opschrijven en dat verhaal kunnen we lezen in de ‘Grote kronieken van Frankrijk’. Je ziet het huwelijk tussen Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij huwen in 1369 in Gent. De ‘P’ op de mantel van Filips de Stoute verwijst naar ‘Philippe’ en de bloemen zijn margrietjes die verwijzen naar Margaretha of ‘Marguerite’.

a Op welke manier proberen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen hier hun macht uit te breiden?

172 LES E4 De NeD e rlaN D eN
JuistFout

OPDRACHT 8

b Geef drie gebieden die daardoor onder controle van het paar (zullen) komen.

c Welk onbedoeld gevolg had het huwelijk?

TIP Raadpleeg de lestekst.

©VANIN

d Voeg deze historische redeneerwijze toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

Bron 7 Stamboom van de Bourgondische hertogen

II

el V (Charles V)

Lodewijk van Male laanderen 1346-1384

Margaretha van Male gravin van Vlaanderen en Artesië Franche Comté, Nevers en Rethel 1384-1405

Jan Zonder Vrees 1404-1419

Filips de Goede 1419-1467 koopt graafschap Namen (1429) er hertogdommen Brabant en Limburg er graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland (1427-1433) koopt / er hertogdom Luxemburg (1443-1451)

Ka el de Stoute 1467-1477 verwer hertogdommen Lotharingen en Gelre (1473)

Maximiliaan van Oostenrijk Habsburg

Maria van Bourgondië 1477-1482

173 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
Jan de Goede koning van Frankrijk 1350-1364 Ka Filips de Stoute Hertog van Bourgondië 1363-1404

OPDRACHT 9

a Uit welk land zijn de Bourgondiërs afkomstig?

b Geef een vorstendom dat ze erven.

c Geef een vorstendom dat ze kopen.

Bron 8 De Bourgondische gewesten

a Waarom wil Karel de Stoute Lotharingen bezitten? TIP Let op de ligging van het gebied.

b Waarom zijn zowel de Franse koning als de Duitse keizer niet gelukkig met de groeiende macht van de Bourgondiërs?

174 LES E4 De NeD e rlaN D eN
©VANIN

Filips de Goede probeert bij zijn onderdanen een samenhorigheidsgevoel op te roepen. Leg in je eigen woorden uit waarom hij de volgende twee maatregelen neemt.

a Hij voert een gemeenschappelijke munt in.

b Hij richt de Staten- Generaal op.

Als de macht van de Bourgondische hertogen groeit, betekent dat dat de macht van de steden en gewesten vermindert. Gent komt in opstand. In 1453 verslaat Filips de Goede het Gentse leger.

Bron 9 Filips de Goede in Gent

Miniatuur uit de ‘Privilegiën en statuten van Gent’, kort na 1453 , Österreichische Nationalbibliothek, Wenen

Het manuscript is gemaakt in opdracht van Filips de Goede. Je ziet op de afbeelding dat de Gentenaren knielen voor Filips de Goede en hem de vaandels (vlaggen) van hun stedelijke ambachten overhandigen.

Uit de houding en de kleding van de Gentenaren blijkt dat zij zich onderwerpen. Juist / fout. Geef daarvoor twee argumenten of bewijzen.

175 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
OPDRACHT 10
©VANIN
OPDRACHT 11

Bron 10 Maria van Bourgondië, hertogin van 1477 tot 1482

Anoniem portret, laatste kwart 15e eeuw, kasteel van Gaasbeek (olieverf op hout, 52 x 32 cm)

Waarom kun je er niet zeker van zijn dat het portret van Maria klopt met de werkelijkheid?

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘vertegenwoordiging’, ‘staatsvorming’ en ‘centralisatie’ of ‘centralisatiepolitiek’ uitleggen

2 de b egrippen ‘bede’, ‘standenvertegenwoordiging’, ‘Staten’ en ‘Staten-Generaal’ uitleggen

3 de p olitieke ontwikkeling van Vlaanderen en Brabant schetsen

4 het ontstaan en de rol van de standenvertegenwoordiging verklaren

5 de rol van de Staten-Generaal in de bestuurlijke organisatie van de Nederlanden uitleggen

6 de b edoeling van Charles V met het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male uitleggen

7 het onb edoelde gevolg van het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male van Bourgondië uitleggen

8 drie maatregelen die Filips de Goede neemt om de Nederlanden te verenigen, toelichten

9 telkens een kenmerk van de politiek van Filips de Goede, Karel de Stoute en Maria van Bourgondië geven

10 het b elang van het jaar 1477 voor het Bourgondische Rijk aantonen

KUNNEN

1 Vlaanderen, Brabant, Loon en Limburg op een historische kaart situeren

2 de huidige grenzen vergelijken met die van de middeleeuwse vorstendommen

3 informatie uit een stamb oom kunnen afleiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

176 LES E4 De NeD e rlaN D eN
OPDRACHT 12
©VANIN

De Nederlanden

1 Vlaanderen en Brabant worden machtig

• Het gezag van de vorst (leenheer) verzwakt vanaf de 9e eeuw.

• Graven en hertogen (leenmannen) in de Nederlanden proberen hun eigen macht uit te breiden.

• Belangrijke vorstendommen in de 13e eeuw in het gebied dat nu Vlaanderen is:

- de graafschappen

- het her togdom

• Vlaanderen

• Lo on

• Brabant

• Het graafschap Vlaanderen bestaat uit:

- Kroon-Vlaanderen = leen van de Franse koning,

- Rijks-Vlaanderen = leen van de Duitse keizer.

2 De standenvertegenwoordigingen beperken de vorstelijke macht

In de 14e eeuw ontwikkelen zich standenvertegenwoordigingen.

• vertegenwoordigers van: - geestelijkheid

- adel

- derde stand / steden

• Zij kunnen de buitengewone belastingen (= beden) van de vorsten goed- of afkeuren. In ruil voor die belastingen krijgen ze toegevingen van de vorst.

3 De Bourgondische hertogen vormen een statenbond

Filips de Stoute : wordt hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen.

Filips de Goede verenigt de meeste Nederlandse gewesten.

Bourgondische hertogen proberen de macht te centraliseren door:

• een gemeenschapp elijke munt,

• controle op de uitgaven van de verschillende gewesten door de rekenkamers,

• oprichting van de Staten- Generaal met vertegenwoordigers van de verschillende gewesten.

Andere middelen om de samenhorigheid van de Nederlanden te versterken zijn:

• de oprichting van een ridderorde: de Orde van het Gulden Vlies,

• huwelijkspolitiek.

Karel de Stoute sneuvelt in 1477 en Maria van Bourgondië volgt hem op:

• Franse koning verovert Bourgondië.

• Nederlandse gewesten willen centrale macht beperken.

Maria van Bourgondië huwt met Maximiliaan van Habsburg

De familie van de Habsburgers doet zijn intrede in de Nederlanden.

177 LES E4 SCHEMA E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

De Guldensporenslag

Op 11 juli viert Vlaanderen zijn nationale feestdag. Op die dag, in 1302 , vechten het Franse en het Vlaamse leger, samen met hun bondgenoten, tegen elkaar. In de 19e eeuw groeit er opnieuw belangstelling voor die historische veldslag.

Wat zijn de oorzaken van die veldslag en wat zijn de gevolgen?

Hoe kijken mensen in de moderne en de hedendaagse tijd terug naar de Guldensporenslag? Welk beeld hebben zij van die veldslag?

PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN

Kaartnr(s).

KLASSIEKE OUDHEID

MIDDELEEUWEN

1302

Gulden sporenslag

De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning

HEDENDAAGSE TIJD

MODERNE TIJD

VROEGMODERNE TIJD

De graaf van Vlaanderen is een leenman van de Franse koning , maar toch stelt hij zich op als een bijna onafhankelijke vorst. Na 1000 vergroot de Franse monarchie haar macht. Verschillende lenen (zie les E1) komen opnieuw onder rechtstreekse controle van de Franse koning als deel van het kroondomein (zie les E3). In de 13e eeuw wil de Franse koning meer controle krijgen over het rijke graafschap Vlaanderen. Dat leidt tot conflicten.

De Vlamingen kiezen bij conflicten tussen Frankrijk en Engeland vaak de kant van de Engelsen. Die leveren immers de wol die nodig is voor de laken nijverheid. De Franse koning Filips IV de Schone wil altijd nieuwe inkomsten en zet de Vlaamse graaf Gwij van Dampierre onder druk.

Wanneer Gwij (Guy) van Dampierre in 1297 zijn eed van trouw opzegt en steun zoekt in Engeland, breekt er oorlog uit. De Vlaamse graaf verliest en wordt gevangengenomen.

Vlaanderen wordt bezet. Het verscherpt de tegenstellingen tussen het gewone volk en de rijke stedelingen (patriciërs en een deel van de adel ). Die laatsten zoeken steun bij de Franse koning. Filips IV steunt hen omdat hij in hen nuttige bondgenoten tegen de Vlaamse graaf ziet. De aanhangers van de Franse koning worden leliaards genoemd (naar de lelie op het koninklijke wapenschild). Het volk, de stedelijke ambachten voorop, kiest de zijde van graaf Gwij. Zijn aanhangers gaan de geschiedenis in als klauwaards (naar de klauwende leeuw in het wapenschild van de graaf).

178 LES E5 De g u lD eN s poreN s lag
±
±
±
±
E5
800v.C.
500
1450 ±1750 ±1945
3500v.C.
1
©VANIN

OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

Brugge wordt het centrum van het verzet. Het volk heeft er zwaar te lijden onder de door de koning opgelegde belasting. De leiders van de opstand zijn figuren uit het volk, met onder andere de wever Pieter de Coninck.

Lees de lestekst en vul bij elk standpunt de juiste groep of persoon in.

Kies uit: de ambachten – de Franse koning – de Vlamingen – de Vlaamse graaf – de handelaars.

De eigen autonomie verdedigen

Nieuwe inkomsten verkrijgen uit Vlaanderen

Steun zoeken bij de Franse koning tegen de graaf en tegen de ambachten

Steun zoeken bij de Vlaamse graaf tegen de patriciërs

Bron 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302

Toon met behulp van de kaart aan dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Geef twee concrete argumenten .

OPDRACHT 3

Vul punt 1 van het schema op blz. 187 aan.

De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302

In de nacht van 17 op 18 mei 1302 brengen volksbendes in Brugge veel leliaards en Fransen om het leven. Die gebeurtenis gaat de geschiedenis in als de Brugse metten . De koning vreest een algemene opstand en stuurt een leger naar Vlaanderen. De kern van de Franse troepenmacht bestaat uit 2 500 goed geoefende adellijke ruiters. Dat moet de Fransen een beslissend voordeel geven, aangezien een ruiterleger superieur wordt geacht ten opzichte van het voetvolk . Het ‘Vlaamse’ volksleger telt bijna uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf . Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf.

179 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
2 ©VANIN

OPDRACHT 4

Op 11 juli 1302 staat het Vlaamse leger opgesteld achter beken en greppels voor de muren van Kortrijk op een veld: de Groeningekouter. De Franse bevelhebber Robert d’Artois volgt de raad niet op om rustig af te wachten. De Vlamingen kunnen immers niet eindeloos lang in volle zon op een aanval wachten en zouden uiteindelijk hun sterke posities moeten verlaten. Robert d’Artois kiest voor de aanval. Kort voor het middaguur breekt de hel los. De Fransen voeren met hun ruiters aanvallen uit, maar tegen alle verwachtingen in houden de Vlamingen stand. Met hun pieken en goedendags (steekwapens en slagwapens) werpen de Vlamingen honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook Robert d’Artois overleeft het bloedbad niet. Na enkele uren vluchten de Fransen weg. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten, vandaar de benaming: Guldensporenslag

Het graafschap Vlaanderen blijft voorlopig onafhankelijk . De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 het Verdrag van Athis-sur-Orge. Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen . Vlaanderen ontsnapt wel aan de aanhechting bij het Franse kroondomein.

a Lees de lestekst en b estudeer de kaart.

Bron 2 De Guldensporenslag

b Zijn de volgende stellingen juist of fout?

©VANIN

JuistFout

a De Vlamingen vangen de Franse aanval op achter twee beken.

b Het Vlaamse leger steunt vooral op ruiters.

c Het Franse leger steunt vooral op ruiters.

d Achter de Vlamingen heb je de Leie en aan hun rechterflank Kortrijk.

e Brabanders vechten mee aan Franse kant.

180 LES E5 De g u lD eN s poreN s lag

Bron 3 Een Gentse monnik (een franciscaan) over de Guldensporenslag

Ik zou een verhaal geven van feiten waarbij ikzelf aanwezig was of die ik gezien heb of met zekerheid heb horen vertellen van personen die erbij aanwezig waren. (…) Mijn bedoeling is de feiten zeer scherpzinnig en nauwgezet in detail uit te schrijven. Ik begon hieraan in het jaar 1308 in het minderbroederklooster van Gent, waar ik toen deel van uitmaakte. (...)

Toen de Fransen in het Vlaamssprekende gedeelte van Vlaanderen binnenrukten, wilden ze hun wreedheid tonen en de Vlamingen schrik aanjagen. Ze spaarden geen vrouwen, kinderen of bejaarden. Ze sloegen iedereen dood die ze konden vinden. Tot zelfs de heiligenbeelden in de kerken sloegen ze het hoofd af, alsof het levende mensen waren en ze hakten er ook andere ledematen van af. Dat feit schrikte de Vlamingen niet af. Het bezielde hen. Ze werden erdoor nog kwader, meer verontwaardigd en woedend, waardoor ze vastbesloten waren om vreselijk hard te vechten. (...)

Aldus, door God die alles bepaalt, stortte de krijgskunst ineen. De beste ridders met de krachtigste paarden verloren de strijd. Zij stonden tegenover wevers, (…), gewone stedelingen en voetvolk uit Vlaanderen. Die waren wel goed bewapend en dapper en ze werden door bekwame leiders geleid. De schoonheid en macht van het sterkste leger veranderde daar in een mesthoop. De glorie van de Fransen werd daar mest en wormen. De Vlamingen waren immers verbitterd door de wreedheid die de Fransen hadden getoond tussen Rijsel en Kortrijk en daarom spaarden ze de bezwijkende Fransen niet. Ze maakten hen en hun paarden op wrede wijze af, totdat ze absoluut zeker waren van de overwinning. De Vlaamse leiders hadden immers voor de slag bevolen dat al wie onder het gevecht één of ander kostbaar voorwerp rooft of een edelman, hoe voornaam ook, gevangenneemt dadelijk door zijn makkers zou gedood worden. [ De schrijver verwijst naar de gewoonte om ridders en edelen gevangen te nemen en voor hen losgeld te vragen. ]

Vertaald uit: Annales Gandenses, 14e eeuw

In deze Latijnse kroniek beschrijft een Gentse monnik de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen van 1296 tot in 1310. De auteur begint te schrijven vanaf 1308 op enkele stukken perkament die overblijven. De monnik kiest partij voor de klauwaards.

Dit zijn mogelijke vragen om de bruikbaarheid, de betrouwbaarheid en de representativiteit van de bron vast te stellen. Denk aan de onderzoeksvragen: jullie onderzoeken wat er voor en tijdens de Guldensporenslag is gebeurd.

a Omcirkel het juiste antwoord. Het is een primaire / secundaire bron.

b Waar haalt de auteur zijn informatie vandaan? Onderstreep in de bron.

c Wat is zijn bedoeling?

d Is hij onpar tijdig of niet? Argumenteer waarom.

181 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
OPDRACHT 5 ©VANIN

e Wat is je conclusie over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van de bron?

f Wat zou je kunnen en moeten doen om de betrouwbaarheid van de ‘Annales Gandenses’ te beoordelen en te onderzoeken of onze Gentse monnik de waarheid vertelt? Denk even als een geschiedkundige of een journalist.

g Voor welke historische vraag is het een representatieve bron? Kruis aan.

Wat is het standpunt van de klauwaards ten opzichte van de Guldensporenslag?

Wat is het standpunt van de Fransen of de leliaards ten opzichte van de Guldensporenslag?

h Welke informatie haal je uit de bron? Geef twee concrete zaken.

De Guldensporenslag gerecupereerd

Iedere Vlaming kent de Guldensporenslag. Die slag is een onderdeel geworden van onze collectieve herinnering . Mensen verwijzen vaak naar het verleden vanuit bijvoorbeeld een gevoel van nationale trots. Het Verdrag van Athis-sur-Orge herinneren we ons bijvoorbeeld veel minder. Historische gebeurtenissen worden soms gebruikt om aan te tonen dat we gelijk hebben. De Guldensporenslag krijgt zo doorheen de tijd verschillende betekenissen. In de 19e eeuw krijgt de jonge Belgische staat (ontstaan in 1830) af te rekenen met een dreigende Franse buur: de Fransen willen België onder controle krijgen. De schrijver Hendrik Conscience gebruikt in zijn boek ‘De Leeuw van Vlaanderen’ de feiten uit 1302 om aan te tonen dat onze gewesten in het verleden met succes de Fransen bestreden.

Het boek van Conscience wordt echter door veel Vlamingen anders geïnterpreteerd. De Belgische Nederlandstaligen, die men vanaf de 19e eeuw ‘Vlamingen’ noemt, worden namelijk gediscrimineerd. De Franstalige burgerij heeft de macht. Het boek van Conscience en de Guldensporenslag geven de Vlamingen moed om die discriminatie aan te pakken. Conscience en zijn vrienden willen meer taalrechten voor de Nederlandstaligen in België. Later wordt de veldslag een symbool voor de emancipatie van de Nederlandstaligen in een door Franstaligen beheerst België. En vandaag vieren we de feestdag van de Vlaamse Gemeenschap op 11 juli, de datum van de Guldensporenslag.

182 LES E5 De g u lD eN s poreN s lag
3
©VANIN

HEDENDAAGSE VERTALING

Schilderij van de Antwerpse kunstenaar Nicaise de Keyser (1813-1887), 5 x 6 m

Het origineel is vernietigd door een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat is een kleinere kopie van Hendrik De Pondt (Stedelijke musea Kortrijk, olieverf op doek, afmetingen: 76,5 x 105,5 cm). Nicaise stelt het schilderij tentoon tijdens het salon van Brussel in 1836. Op het doek zie je hoe de Franse legeraanvoerder wordt gedood.

a Uit welke eeuw stamt het schilderij?

©VANIN

b Beschrijf de af beelding in enkele zinnen in je eigen woorden. Let daarbij op de emoties en de gezichtsuitdrukkingen.

Bron 5 Conscience over de Guldensporenslag

De Fransen gebruikten een goed middel om zich alles te bezorgen en zich tezelfdertijd bij de Vlamingen hatelijk te maken. Elk ogenblik vertrokken er grote benden soldeniers uit de verschansing, om het land af te lopen en alles te roven, te plunderen of te vernielen. Die boze krijgsknechten hadden de bedoeling van hun veldheer Robrecht d’Artois ten volle begrepen; om ze uit te voeren, begingen zij de gruwelijkste misdaden, welke men in de oorlog plegen kan. Ter teken van verwoesting, waarmee zij het land van Vlaanderen bedreigden, hadden zij allemaal kleine bezems aan hun speren gehangen; daarmee wilden ze te kennen geven, dat zij kwamen om Vlaanderen te keren [schoon te vegen] en te zuiveren. Inderdaad, zij verzuimden niets om dit voornemen te volbrengen; na weinige dagen stond er in het ganse zuidelijke gedeelte van het land geen enkel huis, niet één kerk, of slot, of klooster, ja zelfs geen boom meer recht ...

Uit: Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen, 1838 Meer informatie over de bron vind je in de lestekst.

183 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
Bron 4 De Slag der Gulden Sporen
OPDRACHT 6

OPDRACHT 7

a Is het b oek voor of na het schilderij van Nicaise De Keyser geschreven?

b Omcirkel het juiste antwoord. Conscience is voor / tegen de Vlamingen. TIP Bekijk de lestekst.

c Vergelijk met de tekst van de Gentse monnik (zie opdracht 5). Welk beeld geven ze beide van de Fransen?

©VANIN

Bron 6 Koning Albert richt zich tot de Vlamingen

Aan mijn volk!

Ween niet mijn volk, mijn trouwen.

Ween niet Uw Koning leeft!

Ik weet dat God ons eenmaal

Ons Vlaanderen Wedergeeft.

Al is het thans vermorzeld, Vertrapt, verscheurd, vernield.

De Vlaamsche Leeuw is levend

Met leeuwenkracht bezield

Houdt moed, mijn trouwe natie en nooit de plicht verzaakt!

Eens zal verlossing komen.

Ook uw Koninginne waakt!

Prentbriefkaart, augustus 1914, bij het begin van de Eerste Wereldoorlog

Hoe gebruikt koning Albert de Vlaamse geschiedenis en de Guldensporenslag?

De Walen krijgen de opdracht om zich de 600 Franchimontezen te herinneren die zich in Luik verzetten tegen Karel de Stoute.

België is bekend om zijn striptekenaars die de geschie denis vaak in hun verhalen verweven.

De Guldensporenslag is een dankbaar onderwerp.

Bron 7 Een stripverhaal uit 1950

Bob De Moor, De Leeuw van Vlaanderen, als reeks verschenen in het stripweekblad Kuifje, 1949-1950

Het verhaal – met als hoogtepunt de Gulden sporenslag – is gebaseerd op het werk van Conscience.

184 LES E5 De g u lD eN s poreN s lag

R. Matton en C. Verhaeghe, Kroniek der Guldensporenslag, deel 3: De Lente. Kortrijk 1995

In de jaren ’90 (20e eeuw) verschijnt de ‘Kroniek der Guldensporenslag’ van Ronny Matton en Christian Verhaeghe. In vier delen vertellen ze het verhaal van de Franse koning Filips de Schone die in zijn nachtmerries ziet wat er met zijn leger zal gebeuren in 1302.

a Lees de volgende omschrijvingen. Duid aan of ze bij de tekening van De Moor of bij de tekening van Matton en Verhaeghe passen.

De MoorMatton en Verhaeghe dapper

Vlaamsgezind wreed en bloeddorstig

185 E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450 Bron 8 Een stripverhaal uit 1995
©VANIN

kritisch tegenover het nationale verleden verheerlijken van het nationale verleden

tegen oorlog

De Fransen zijn de vijand.

De Vlamingen zijn even erg als de Fransen.

avontuurlijk

b Vat de boodschap van De Moor in een zin samen.

©VANIN

c Vat de boodschap van Matton en Verhaeghe in een zin samen.

d Leg uit: De twee stripverhalen geven een verschillend beeld van de Vlamingen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 het b egrip ‘monarchie’ en ‘collectieve herinnering’ uitleggen

2 de b egrippen ‘patriciërs’, ‘kroondomein’, ‘klauwaard’ en ‘leliaard’ uitleggen

3 de o orzaken van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf uitleggen

4 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen

5 de overwinning van de Vlamingen verklaren

6 twee bepalingen uit het Verdrag van Athis-sur-Orge geven

7 aantonen dat in de 19e eeuw en in de 20e eeuw de Guldensporenslag een andere betekenis krijgt

8 de Brugse metten verklaren

KUNNEN

1 historische vragen beantwoorden

2 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag

3 informatie uit bronnen en kaarten afleiden

4 bronnen vergelijken

5 de invlo ed van de eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op de historische beeldvorming van de Guldensporenslag analyseren

6 de historische b etekenis die doorheen de tijd gegeven wordt aan de Guldensporenslag analyseren

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

186 LES E5 De g u lD eN s poreN s lag

De Guldensporenslag

1 De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning + + leliaards klauwaards

Franse troepen bezetten het graafschap Vlaanderen.

Centrum van het verzet: Brugge

2 De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302

Brugse metten

Het Vlaamse en het Franse leger

• Vlaamse leger steunt op voetvolk.

• Franse leger steunt op ruiterij.

Leger van de Vlaamse graaf verslaat het Franse leger op 11 juli 1302.

Verdrag van Athis-sur-Orge

• Vlaanderen moet een zware belasting betalen.

• Graafschap blijft Frans leen, maar onder controle van een graaf.

3 De Guldensporenslag gerecupereerd

De Guldensporenslag in onze collectieve herinnering Hendrik Conscience schrijft in 19e eeuw ‘De Leeuw van Vlaanderen’.

Do el: duidelijk maken dat België niet onder Franse controle mag komen.

Vlaamse beweging verwijst naar het boek.

Reden: Om hun verzet duidelijk te maken tegen de discriminatie van Nederlandstaligen do or Franstaligen in België.

Vlaanderen viert zijn feestdag op 11 juli.

187 LES E5 SCHEMA E De mi DD e leeuweN vaN 900 tot 1450
©VANIN

1

Oorlog en oorlogsvoering in de middeleeuwen

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beleven we hier in West-Europa een onafgebroken periode van vrede. Voor de meesten van ons is oorlog – gelukkig maar – dan ook iets dat veraf staat van ons dagelijks leven. We kennen oorlog alleen maar via de media of van films, series, games … Lange tijd, en dus ook in de middeleeuwen, is oorlog hier echter de regel en vrede de uitzondering. In deze les onderzoek je hoe oorlogen verlopen in de middeleeuwen.

Wie zijn de strijders? Hoe wordt er gevochten en met welke wapens? Hoe probeert men zich te beschermen? Welke evoluties doen er zich voor in de middeleeuwse oorlogsvoering?

Kaartnr(s).

Karel de Grote roept zijn vazallen te wapen

Elk sterk leger heeft nood aan manschappen, wapens en bevoorrading. Na de val van het West-Romeinse Rijk zijn er in West-Europa geen goed georganiseerde staten meer die met belastinginkomsten een groot staand leger kunnen betalen. Karel de Grote probeert rond 800 op zijn manier zo’n sterke staat op te bouwen. Hij doet daarbij een beroep op zijn vazallen (zie les E1) die hem troepen leveren. Hij beschikt zo over een zware cavalerie van Frankische edelen. Toch zal in de loop der eeuwen de infanterie ( voetvolk ) een belangrijkere rol spelen dan de dure ruiterij.

OPDRACHT 1

Lees de bron en beantwoord de vragen.

Bron 1 Keizer Karel aan abt Fulrad

Laat het geweten zijn aan jou dat we hebben besloten onze algemene vergadering dit jaar te houden in het oostelijke gedeelte van Saksen, bij de rivier Bode, in een plaats die Strassfurt wordt genoemd. Daarom hebben we je bevolen de 17e juni naar die plaats te komen met al jouw mannen, goed gewapend en voorbereid opdat je in staat zou zijn om van daaruit in elke

188 LES E6 O O r lO g en OO r lO gsvO e ring in de middeleeuwen E6
±800v.C. ±500 ±1450 ±1750 KLASSIEKE OUDHEID MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD
©VANIN

richting te gaan die wij bevelen, met wapens, voedsel en kleding, meer bepaald dat elke ruiter zal beschikken over een lans, een tweesnijdend zwaard, een dolk, een boog en een tas met pijlen. In jouw karren breng je allerlei nuttige zaken zoals bijlen (…) en ijzeren werktuigen die nodig zijn in een leger. In de karren neem je ook voedselvoorraden voor drie maanden mee. Die drie maanden beginnen te tellen vanaf het moment van de vergadering. Verder breng je kleding mee voor een half jaar. We bevelen jou om er zorg voor te dragen dat, door welk deel van ons rijk jouw reis je ook mag voeren, dat je niets anders [van de bevolking] neemt behalve voeder, hout en water. Laat de mannen van elk van jouw vazallen marcheren met de karren en de ruiters. Laat hun leider altijd bij hen blijven tot ze de vermelde plaats bereiken, opdat de afwezigheid van een heer de mannen geen gelegenheid zou geven om ergens kwaad te doen.

(…) Let erop dat je geen onachtzaamheid betoont indien je in onze gunst wenst te staan.

Vrije vertaling van een niet-gedateerde brief, waarschijnlijk uit 806, van Karel aan abt Fulrad (Karoli Magni Capitularia)

Vermoedelijk betreft het hier Fulrad (midden 8e eeuw-826), die in 806 abt van de abdij van SaintQuentin in Picardië is. Hij is een neef en raadgever van Karel de Grote en vergezelt hem in 806 tijdens een veldtocht tegen de opstandige Saksen. Capitularia zijn wetten en bevelen uitgevaardigd door Karel de Grote. Heel wat van die capitularia hebben betrekking op oorlogsvoering en wapentuig.

a Is het een bruikbare bron om een van de historische vragen van deze les te beantwoorden? Motiveer je antwoord.

b Welke bronnen zijn ook nuttig om daarover iets te weten te komen?

c Karel de Grote is zeer precies in wat hij van zijn vazal verlangt.

• Karel wil dat Fulrad en zijn mannen gewapend naar Strassfurt komen. Waar ligt die plaats?

In het o osten van

• Onderstreep in de bron de vijf soorten wapens die de ruiters moeten meenemen.

• Voor hoeveel maanden moet Fulrad voedsel meebrengen?

• Voor hoeveel maanden moet Fulrad kleding meebrengen?

d Als je kijkt naar wie Fulrad is, waarom kan het ons dan raar lijken dat hij opgeroepen wordt om mee te strijden?

189 E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450
©VANIN

OPDRACHT 2

Ridders bewapenen zich

De gewapende ruiters van de Karolingische vorsten krijgen vaak gronden en bezittingen waardoor ze de zware kosten voor het onderhoud van paarden, bewapening en manschappen kunnen betalen. In de 12e eeuw is de ridderstand uitgegroeid tot een aparte groep met een eigen erecode. Tot het begin van de 14e eeuw dragen de ridders vooral een maliënkolder . Dat beschermende vest (kolder) dragen ze als pantser. Het bestaat uit metalen ringetjes die in elkaar zijn gesmeed of geklonken. In de 14e eeuw bieden de maliën onvoldoende bescherming tegen nieuwe wapens zoals de pijlen van kruisbogen en ‘longbows’. Metalen borstplaten, been- en armbeschermingen verhogen de veiligheid. In de loop van de 15e eeuw krijg je dan het harnas zoals wij dat kennen. Een metalen helm beschermt het hoofd.

De ridders beschermen zich verder met een schild . Als aanvalswapens gebruiken ze lansen, zwaarden, knotsen, strijdhamers, bijlen …

Bron 2 Normandische ridder uit de 11e eeuw

Bron 3 Italiaanse wapenrusting, eind 14e eeuw

©VANIN

4 Engels harnas

Engels harnas, op maat gemaakt voor koning Hendrik VIII (reg. 1509-1547), 187,5 x 129,2 cm, 35,33 kg, 1540, Royal Armouries, Tower of London

Doorheen zijn lange regering wordt Hendrik steeds dikker en dikker en moeten er telkens nieuwe harnassen gemaakt worden. Het harnas is waarschijnlijk bedoeld voor toernooien.

De Royal Armouries is een van de oudste nog bestaande musea in Europa. De zogenaamde Line of Kings waar het harnas tegenwoordig ook deel van uitmaakt, gaat terug tot de 17e eeuw. Aanvankelijk dient de collectie vooral als propaganda. Met de collectie harnassen willen de Engelse koningen, wier gezag in de 17e eeuw wordt betwist, hun grootsheid aantonen. Daardoor zijn delen van de collectie soms gefantaseerd. Onderdelen uit verschillende periodes worden bij elkaar gestoken en toegedicht aan belangrijke koningen uit de Engelse geschiedenis. Vanaf de 19e eeuw begint men de collectie een wetenschappelijk verantwoorde basis te geven.

a Bekijk de wapenrustingen. Geef een nadeel van het Engelse harnas tegenover de maliënkolder.

190 LES E6 OOrlOg en OOrlOgsvOering in de middeleeuwen
2
Bron

b Wapenuitrusting voor het publiek tentoonstellen is een oud gebruik. Het doel van dat soort tentoonstellingen is wel veranderd. Wat is het verschil tussen onze eigen tijd en het verleden?

c Willen hedendaagse bezoekers van dat soort wapencollecties vooral wetenschappelijk geïnformeerd worden?

Burchten en kastelen bieden bescherming

Vanaf de 10e eeuw worden op vele plaatsen ‘ mottekastelen ’ gebouwd. Het belangrijkste kenmerk van die versterkingen is dat er een houten burcht met een houten omwalling wordt gebouwd op een, al dan niet kunstmatige, heuvel. Daarbij is er vaak een voorburcht, ook met een houten omwalling. Beide burchten zijn met elkaar verbonden door een versterkte houten trap. Vanaf de 11e eeuw bouwen heren stenen donjons of slottorens. Al snel krijg je kastelen met hogere muren en slotgrachten. Die kastelen zijn beter bestand tegen belegeringstuigen, brandstichting en ondermijning. De hogere muren maken het aanvallers moeilijker om de wallen met ladders te beklimmen. Ca. 1200 beginnen belegeraars krachtigere katapulten (trebuchets) te gebruiken die de rechthoekige torens en hoge muren kunnen beschadigen. Al snel merk je dat kasteelheren, maar ook steden, ronde torens beginnen te bouwen. De muren krijgen een lichte helling waardoor de impact van de afgevuurde projectielen kleiner wordt.

Versterkingen

Donjon van Loches 11e eeuw, departement Indre-et-Loire, Frankrijk, gebouwd door Fulco III Nerra, graaf van Anjou

De rechthoekige donjon is 36 m hoog en vormt de kern van het kasteel van Loches. De oudste delen van het kasteel gaan terug tot de 9e eeuw. Het kasteel staat op een rots en domineert de stad. In de 12e eeuw komt het in handen van de Engelse koningen. Het wordt geregeld belegerd door de Fransen. Uiteindelijk komt het in Franse handen en wordt het fort verder versterkt tot een van de belangrijkste burchten van het Franse koninkrijk. In latere eeuwen wordt het deels verbouwd tot een meer luxueus verblijf. In de 18e eeuw dient het fort als gevangenis. Tijdens de Franse Revolutie raakt het bouwwerk zwaar beschadigd, maar vanaf de 19e eeuw begint men met restauratiewerken. Vandaag is het een museum.

191 E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450
3
OPDRACHT 3 Bron 5 Donjon van Loches
©VANIN

Bron 6 Saint-Sylvain d’Anjou

Bron 7 Kasteel van Falaise

Saint-Sylvain d’Anjou, departement Maine-et-Loire, Frankrijk

De site is een reconstructie van een burchttype dat veelvuldig voorkwam in de streek tussen de 9e en de 11e eeuw. De huidige constructie is gebouwd tussen 1986 en 1992.

Kasteel van Falaise, departement Calvados, Normandië, Frankrijk Het kasteel heeft drie donjons. Het is in de 12e eeuw gebouwd in opdracht van de Engelse koningen die dan ook over Normandië heersen. In de 13e eeuw komt het kasteel in handen van de Franse koningen. Zij laten de 35 m hoge, ronde donjon bouwen. In de loop van de vroegmoderne tijd verliest het zijn militaire betekenis en raakt het in verval. Vanaf de 19e eeuw begint men het complex te restaureren.

Zet deze versterkingen in de juiste chronologische volgorde. (Kastelen worden vaak aangepast. Het laatste of jongste architecturale kenmerk telt hier.) Geef telkens één argument om jouw keuze te verantwoorden.

b Bron

c Bron

192 LES E6 O O r lO g en OO r lO gsvO e ring in de middeleeuwen
a Bron
©VANIN

a Geef de naam van dit wapen.

b Wat is het doel van dit wapen?

Bron 9 Middeleeuwse afbeelding

Detail uit de zogenaamde Morgan Bible, midden 13e eeuw, Pierpont Morgan Library, New York Het nu onvolledige manuscript op perkament is eigenlijk een soort prentenboek met allerlei scènes uit het ‘Oude Testament’. Alle zaken op de afbeeldingen (mensen, gebouwen …) zijn echter getekend in de stijl van de 13e eeuw. De algemene opvatting is dat het manuscript is opgedragen aan de Franse koning Lodewijk IX (reg. 1226-1270) die grote bekendheid verwerft als kruisvaarder. Dat de scènes in de Bijbel allemaal gesitueerd zijn in het Heilige Land en vaak over veroveringen gaan, kan daarmee te maken hebben.

c Is wat er op bron 9 te zien is historisch correct? Motiveer je antwoord.

©VANIN

d Is bron 9 betrouwbaar als je iets wilt weten over de 13e-eeuwse oorlogsvoering?

De Honderdjarige Oorlog raast door Frankrijk (1337-1453)

Gedurende meer dan honderd jaar zijn er in Frankrijk oorlogen tussen de Engelse en de Franse koningen . Beide partijen willen grondgebied veroveren en maken aanspraak op het Franse koningschap. In de eerste fase van de oorlog overwinnen de Engelsen keer op keer sterkere Franse ridderlegers . De Engelse koning zet daarbij boogschutters in om Franse aanvallen af te slaan. De effectiviteit van de schuttersmilities hangt af van hun training en van hun aantallen. Duizenden gedisciplineerde boeren-boogschutters bieden de Engelsen een tactisch voordeel.

De Franse koning wijzigt noodgedwongen zijn tactiek. Hij probeert een confrontatie te vermijden door zijn troepen terug te trekken in versterkte steden en kastelen . Engelse legers trekken plunderend door Frankrijk. Men spreekt van ‘chevauchées’. Men hoopt, soms met succes, om het Franse leger te verleiden tot een veldslag door verwoestingen aan te richten op het platteland en door dorpen en onversterkte steden te vernietigen. De Franse koning reageert daarop door

193 E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450 Bron
Reconstructietekening
8
OPDRACHT 4 4

OPDRACHT 5

midden 14e eeuw massaal kastelen te bouwen en steden te ommuren. Als een Engels leger in aantocht is, trek je de bevolking terug binnen de wallen, met al hun voorraden en je legt de omgeving in de as, zodat de aanvallende troepen zich niet kunnen bevoorraden. Je legt hinderlagen voor plunderende troepen en je valt bevoorradingskonvooien aan.

Die tactiek komt in het gedrang wanneer in de 15e eeuw legers kanonnen beginnen te gebruiken om burchten en steden aan te vallen. Oorlogsvoering groeit in de 14e en 15e eeuw uit tot een enorm dure onderneming. Koningen, vorsten en steden steken zich in de schulden om hun soldaten te betalen, te zorgen voor bevoorrading en wapens te kopen. Steeds grotere legers en hun dure uitrusting overstijgen de financiële draagkracht van lokale vorsten en steden. De enigen die (soms) over voldoende geldelijke middelen beschikken zijn koningen . Sommigen van hen zullen hun macht in de loop van de vroegmoderne tijd flink zien toenemen.

Bron 10 De nood aan geoefende boogschutters

De Engelse koningen beseffen dat ze nood hebben aan geoefende boogschutters. Edward III (1327-1377) maakt zich daarover zorgen en reageert.

‘Vanwege de koning aan de sheriff van Kent, gegroet

Terwijl het volk van ons koninkrijk, zowel edelen als niet-edelen, vroeger (…) gewoon was de kunst van het boogschieten te oefenen, wat tot eer en nut was voor heel ons koninkrijk, voor het voeren van oorlogen (…), kent het dat hulpmiddel niet meer.

En tegenwoordig, terwijl ze het boogschieten hebben laten varen, geeft het volk zich over aan het steengooien en stokgooien, aan stokgevechten en hanengevechten. Ze bezondigen zich aan andere schandelijke of minder nuttige spelen.

Door dat alles zou het koninkrijk weldra niet meer beschikken over boogschutters.

Wij, die daarvoor een oplossing willen aanreiken, schrijven jou voor om in de plaatsen in jouw graafschap (…) waar dat mogelijk is, in het openbaar te doen verkondigen dat iedereen in het graafschap, die gezond is, op feestdagen, telkens als hij vrijaf zou hebben, bogen en pijlen en metalen projectielen in zijn spellen gebruikt en daarbij de kunst van het boogschieten leert kennen en inoefent.

Aan allen en iedereen verbieden wij het gooien van stenen, stokken of stukken metaal (als spel). Als ze zich daarvoor inspannen of zich inlaten met handbal, ‘voetbal’, ‘stokspelen’, stokgevechten of hanengevechten, of andere nutteloze spelen die niets waard zijn, zullen ze daarvoor gevangenisstraf krijgen.’

Koning (Edward III), 1 juni (1363), Westminster, Engeland Edward III is via zijn beide ouders verwant aan het Franse koningshuis. Zo is zijn moeder de zus van de Franse koning Karel IV (reg. 1322-1328). Die is kinderloos overleden. De Franse kroon gaat vervolgens naar een neef. Edward eist echter een aantal jaar later toch de Franse kroon op. Dat leidt tot het langdurige conflict met Frankrijk. Die proclamatie wordt ook verzonden naar de andere sheriffs in Engeland. Een sheriff is een lokale vertegenwoordiger van de Engelse koning. Engelse graafschappen worden ook wel ‘shires’ genoemd, vandaar shire-reeve (of sheriff), vertegenwoordiger in de shire.

194 LES E6 O O r lO g en OO r lO gsvO e ring in de middeleeuwen
©VANIN

Bron 11 De slag bij Crécy (1346)

Nabij dit plaatsje in Noord-Frankrijk vindt de eerste grote veldslag in de Honderdjarige Oorlog plaats. Een veel kleiner Engels leger behaalt een klinkende overwinning op een veel groter Frans (ridder)leger. Bij de slag – een van de eerste veldslagen waarbij ook vuurwapens zijn ingezet –spelen de Engelse boogschutters een doorslaggevende rol. Een geoefende schutter kan met zijn ‘longbow’ zo’n tien pijlen per minuut afschieten. Tot op meer dan 200 m kunnen die pijlen een harnas doorboren. Onderzoekers schatten dat er tijdens de slag misschien wel tot zo’n half miljoen pijlen zijn afgeschoten. De verliezen onder de Fransen zijn dan ook catastrofaal. Over het aantal slachtoffers bestaat echter veel onduidelijkheid. De meeste bronnen uit die tijd spreken enkel over de adellijke slachtoffers, niet over de gewone soldaten. Feit is dat zeker duizenden Fransen moeten zijn gesneuveld. De Engelse verliezen liggen veel lager.

Detail uit Loyset Liédet, Bataille de Crécy. In: Jean Froissart, Chroniques (Gruuthuse manuscript), midden jaren 1470, Manuscript op perkament, Bibliothéque Nationale de France Jean Froissart (ca. 1337-1405) is een kroniekschrijver uit het graafschap Henegouwen. Hij treedt in 1362 in dienst van Filippa van Henegouwen, de echtgenote van de Engelse koning Edward III. Zijn belangrijkste werk, zijn kroniek , schrijft hij tijdens het laatste kwart van de 14e eeuw. Daarin beschrijft hij de gebeurtenissen tussen 1327 – de kroning van Edward III – en het begin van de 15e eeuw. Hij baseert zich daarvoor op eerdere kronieken en ooggetuigenverslagen. Hij heeft echter vooral oog voor de heldendaden en de moed van de koningen en de adel . Die groep vormt tenslotte zijn lezerspubliek. Er worden verschillende kopieën van zijn werk gemaakt. Het bekendste is de versie die is gemaakt voor Lodewijk van Gruuthuse, een belangrijke en rijke edelman uit Brugge die in dienst stond van de Bourgondische hertogen . Voor het versieren van het manuscript worden beroemde boekverluchters aangetrokken, waaronder Loyset Liédet (ca. 1420-na 1484). Zoals dan de gewoonte is, beelden zij de zaken uit in een eigentijdse stijl. De bombarde (kanon) links op de afbeelding is het symbool van de familie Gruuthuse. Het is meermaals afgebeeld in de marges van het manuscript. Het manuscript zal later in handen komen van de Franse koningen.

195 E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450
©VANIN

a Waarom verliest de ruiter aan belang in de veldslagen van de 14e eeuw?

b Edward III wil geoefende boogschutters. Hoe realiseert hij die wens?

©VANIN

c Welk wapen gebruikt het voetvolk van het Franse leger (in dit geval Genuese troepen) op de af beelding?

d Bekijk bron 11 iets nauwkeuriger. Wat doen de Engelse boogschutters als de vijand genaderd is?

e Als je op basis van middeleeuwse bronnen meer informatie wilt vinden over de slag, welke informatie zul je moeilijk kunnen vinden?

f Ho e komt dat? Lees eventueel de contextinformatie over Jean Froissart.

g Is de af beelding van Liédet een historisch correcte weergave van de slag?

OPDRACHT 6

Bron 12 Koning Jan II over de Vrede van Bretigny

Omwille van de vermelde oorlogen werden vele bloedige veldslagen uitgevochten. Mensen werden afgeslacht en kerken werden geplunderd. Lichamen werden vernietigd en zielen gingen verloren. Meisjes en maagden werden verkracht, respectabele vrouwen en weduwen werden onteerd. Steden, heerlijkheden en gebouwen werden in brand gestoken. Overvallen, aanrandingen en hinderlagen werden uitgevoerd op de wegen. Vanwege al die zaken heeft het recht gefaald, het christelijke geloof verkilde en de handel is verwoest. En zo vele andere slechte zaken en afschuwelijke daden zijn voortgekomen uit deze oorlogen dat ze niet kunnen worden vermeld, geteld of neergeschreven.

De Franse koning Jan II over de Vrede van Bretigny Tijdens de Slag bij Poitiers (1356), die voor de Fransen al even rampzalig is verlopen als die bij Crécy, wordt de Franse koning Jan II door Engelsen gevangengenomen. In 1360 sluiten de Engelse koning en zijn gevangen rivaal een verdrag dat (tijdelijk) een einde maakt aan de strijd, de Vrede van Brétigny. Jan II komt vrij maar dient daarvoor een enorme som losgeld te betalen aan de Engelsen. Het zou hem heel veel moeite kosten om dat bedrag bij elkaar te krijgen. Bovendien krijgen de Engelsen een groot deel van Frankrijk in bezit. In de bron legt Jan II uit waarom hij het verdrag aanvaardt.

196 LES E6 O O r lO g en OO r lO gsvO e ring in de middeleeuwen

OPDRACHT 7

a Ho e noemen we de plundertochten van een ruiterleger tijdens de Honderdjarige Oorlog? Zoek het antwoord in de lestekst.

b Leid uit de bron af wat het opzet van die plundertochten is.

©VANIN

c Waarom zou het vredesverdrag geen einde maken aan het lijden van de Franse bevolking?

De opkomst van de steden, maakt die (soms rijke) steden een populair doelwit tijdens oorlogen.

Bron 13 Inname van Caen door de Engelsen in 1346

Bron 14 Inname van Duras door de Fransen in 1377

Beide afbeeldingen komen ook uit het het 15e-eeuwse Gruuthuse manuscript (Kronieken van Froissart) en zijn eveneens van de hand van Liédet en zijn medewerkers.

Welke ‘nieuwigheid’ wordt er tegen het einde van de 14e eeuw gebruikt bij belegeringen?

197 E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450

Jeanne d’Arc speelt een belangrijke rol in de Honderdjarige Oorlog. Het zestienjarig boerenmeisje beweert door God te zijn aangezet om Frankrijk te redden. Ze slaagt erin om de Franse kroonprins te overtuigen van haar zaak. Die geeft haar de toestemming om te proberen met een leger de stad Orléans te ontzetten. Die stad wordt op dat moment namelijk belegerd door de Engelsen. Jeanne d’Arc weet de Engelsen daar te verdrijven. Die gebeurtenis levert haar de bijnaam ‘de Maagd van Orléans’ op. Na de ontzetting van Orléans weet ze de kroonprins te overtuigen om zich in Reims te laten kronen, ook al ligt de stad in vijandig gebied. De tocht naar Reims verloopt echter zonder noemenswaardige problemen. In 1429 wordt Karel daar tot koning gewijd (als Karel VII). Jeanne wil nu ook Parijs van de Engelsen bevrijden, maar verliest steun aan het Franse hof. De aanval op de hoofdstad mislukt. Niet veel later wordt Jeanne door de Bourgondiërs gevangengenomen. Die ‘verkopen’ haar aan de Engelsen. Daarmee is haar lot bezegeld. De Engelsen beschuldigen Jeanne van hekserij. Na een proces wordt ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Jeanne d’Arc sterft in 1431 op de brandstapel in Rouen.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘maliën’, ‘longbows’, ‘motte’, ‘donjon’, ‘trebuchet’, ‘chevauchée’ verklaren

2 de mobilisatie van het Karolingische leger uitleggen

3 de verplichtingen van een Karolingische vazal uitleggen

4 de evolutie in de bewapening van een ridder uitleggen

5 de evolutie in de architectuur van vestingen herkennen

6 de evolutie van de gevechtstactieken tijdens de Honderdjarige Oorlog uitleggen

KUNNEN

1 bronnen analyseren

2 bronnen beoordelen op hun bruikbaarheid

3 b eperkingen van bronnen inzien

4 aan de hand van af beeldingen de evolutie van de bewapening van ridders beschrijven

5 de evolutie van de architectuur van vestingen op afbeeldingen aantonen

6 afbeeldingen met elkaar vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

198 LES E6 O O r lO g en OO r lO gsvO e ring in de middeleeuwen
ONWAARSCHIJNLIJK! ©VANIN

Oorlog en oorlogsvoering in de middeleeuwen

1 Karel de Grote roept zijn vazallen te wapen

Karel de Grote doet een beroep op vazallen.

Zij leveren hem:

• troepen (ruiters en voetvolk),

• voedsel en voorraden,

• wapens,

• paarden voor een beperkte tijd.

2 Ridders bewapenen zich

• maliënkolder = beschermend vest uit metalen ringetjes

• harnas (in de 15e eeuw)

• wapens: schild, lans, zwaard, knots, strijdhamer, bijl …

3 Burchten en kastelen bieden bescherming

Vanaf de 10e eeuw mottekastelen

een houten burcht met een houten omwalling op een heuvel

Evolutie: Vanaf de 11e eeuw stenen donjons of slottorens

Ca. 1200 krachtiger katapulten (trebuchets)

4 De Honderdjarige Oorlog raast door Frankrijk (1337-1453)

• boogschutters

Belang van ruiterij vermindert.

• ‘chevauchées’

plunder tochten met een ruiterleger om het land te verwoesten steden en muren omwallen

• kanonnen

b elangrijk vanaf 15e eeuw

199 LES E6 SCHEMA E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450
©VANIN

OVERZICHT E

De middeleeuwen van 900 tot 1450

LEENWEZEN

Vorst

Graven en hertogen

STEDEN

Steden: opkomst vanaf ca. 1000

Op het einde van de middeleeuwen winnen de vorsten deze machtsstrijd. De hedendaagse Europese landen krijgen vorm.

DE NEDERLANDEN

In de Nederlanden regeren de Bourgondiërs

DE GULDENSPORENSLAG

11 juli 1302 realiteit en collectieve herinnering

DE HONDERDJARIGE OORLOG

in Frankrijk tussen 1337 en 1453 Engelse boogschutters Franse ridderlegers

200
E d e m iddeleeuwen van 900 tOt 1450 ©VANIN

FCultuur in de middeleeuwen

In dit onderdeel bestudeer je de culturele geschiedenis van de middeleeuwen: de geschiedenis van de katholieke Kerk, de kruistochten en de kunst.

Het Breviarium Mayer van den Bergh, ca. 1500, Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen Het gebedenboek is afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en bevat een 80-tal miniaturen , 149 decoratieve randversieringen en talloze versierde initialen. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst (in Europa in 1439) worden boeken met de hand geschreven. We spreken van handschriften of manuscripten. In de vroege middeleeuwen worden handschriften voornamelijk gekopieerd in kloosters, later ook in professionele ateliers in de steden. De teksten worden verlucht (versierd) met miniaturen, randversieringen en versierde beginletters. Hoe meer versieringen, hoe duurder het manuscript wordt. Vanaf de 13e eeuw wordt het bezitten van een kostbaar manuscript zoals dit een echt statussymbool, zoals nu bijvoorbeeld een dure auto dat is.

201 F cultuur in de middeleeuwen
Bron 1 Een manuscript of handschrift
© imageselect ©VANIN

Kerk en christendom

Vorig jaar heb je geleerd hoe het christendom in de 1e eeuw ontstaan is en zich verspreid heeft over het Romeinse Rijk. Het ‘succesverhaal’ van de Kerk gaat ook in de middeleeuwen voort. Je kunt tussen 1000 en 1500 niet om de Kerk heen.

Hoe krijgt de Kerk in die periode macht en invloed? Hoe ontstaat de breuk met de orthodoxe Kerk? Hoe ontwikkelt de katholieke Kerk zich verder? Met welke problemen heeft zij af te rekenen?

Kaartnr(s).

Test je kennis over de Kerk in de middeleeuwen. Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.

Kies uit: commune – abdij – kardinaal – klooster – paus – celibaat – schisma – bisschop –concilie – abt – monogamie.

Let op: verschillende begrippen kunnen bij één bepaalde omschrijving passen en andere staan er te veel.

a Hier leven paters of zusters

b De grote baas van de rooms-katholieke Kerk

c Het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen

d Een breuk , scheuring in de Kerk

e Een b elangrijke vergadering van kerkleiders zoals bisschoppen

f Een geestelijke die aan het hoofd staat van een bisdom

202 LES F1 Ker K en christendO m F1
±800v.C. ±500 ±1450 ±1750 ±1945 ±3500v.C. PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID VROEGMODERNE TIJD MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD MIDDELEEUWEN ©VANIN

OPDRACHT 1 2

Het kloosterleven verspreidt zich in Europa

Het kloosterleven is tijdens de oudheid in de Egyptische en Syrische woestijn ontstaan. Van daaruit wordt het ook in Europa bekend. Benedictus van Nursia (480-547) brengt eenheid in het westerse kloosterleven. Hij leeft oorspronkelijk als kluizenaar , maar sticht daarna een klooster in Montecassino (Italië). Voor die kloostergemeenschap schrijft hij een regel , een soort huisreglement, die uitblinkt in eenvoud en gematigdheid. Het benedictijnse kloosterleven verspreidt zich daarna overal in het westen van Europa.

Bron 1 De regel van Benedictus

Wij zijn van mening dat twee gekookte gerechten aan tafel altijd voldoende zijn voor de dagelijkse maaltijd. (...) Dat met het oog op ieders zwakheden, zodat iemand die misschien van het ene niet kan eten, zijn maaltijd kan doen met het andere. Twee gekookte gerechten zijn dus voor alle broeders toereikend en als er fruit of jonge groenten voorhanden zijn, kan er nog een derde bij gegeven worden. Een pond brood, ruim gewogen, is per dag voldoende, zowel wanneer er één maaltijd is, als wanneer er middagmaal en avondmaal is. (…) In geval er bijzonder zwaar werk geweest is, wordt aan het oordeel en de bevoegdheid van de abt overgelaten om, zo nodig, iets meer te geven, als maar vóór alles onmatigheid vermeden wordt, zodat nooit een monnik onpasselijk wordt. (…) Allen moeten zich ten slotte volstrekt onthouden van het vlees van viervoeters, behalve de zieken die erg zwak zijn.

Uit: Benedictus, Regel voor monniken, hoofdstuk 39 (over de maat van het voedsel)

a Waaruit bestaat de voeding van de monniken?

b Waarop moet bij de maaltijd altijd gelet worden?

c Wat eet een monnik bijna nooit?

d Welke gevolgen heeft de samenstelling van het dieet voor de landbouwactiviteiten van het klooster?

De Kerk wint aan macht en aanzien

Het kerkelijke leven is in de 9e-10e eeuw in verval . De kloosterregels worden slecht nageleefd. Het wereldlijke gezag bemoeit zich met kerkelijke aangelegenheden en omgekeerd.

In 910 wordt de abdij van Cluny opgericht. Zij wordt het uitgangspunt van een religieuze hervorming . Oorspronkelijk gaat het om een kloosterhervorming . Om de abdij te vrijwaren van de inmenging van buitenaf, wordt zij onder het directe toezicht van de paus gesteld. De kloosterregel van Benedictus wordt opnieuw strikt nageleefd. Op korte tijd krijgt Cluny veel succes. Rond 1100 telt de abdij over heel Europa meer dan 1 400 ondergeschikte kloosters. Door het succes worden de kloosters heel rijk en verwatert geleidelijk aan de oorspronkelijke bezieling.

203 F cu ltuur in de middeleeuwen
1
©VANIN

OPDRACHT 2

De kloosterhervorming van Cluny groeit ook uit tot een kerkhervorming . Een van de ideeën daarbij is dat de Kerk boven de staat verheven is. Paus Nicolaas II (paus 1059-1061) beslist als eerste dat de de keizer niet langer de pauskeuze mag beïnvloeden. Paus Gregorius VII (paus 1073-1085) voert een krachtig hervormingsbeleid, dat later bekend wordt als de ‘Gregoriaanse Hervorming’ . De paus wil de Kerk losmaken van wereldlijke inmenging en uitbouwen onder het gezag van de paus. Landheren en vorsten kunnen nog wel kandidaten voordragen voor geestelijke ambten, maar de aanstelling van geestelijken mag alleen nog door kerkleiders gebeuren. De Duitse keizers gaan met die maatregel niet akkoord. Zij gebruiken de Kerk al een hele tijd om het keizerrijk te controleren en te besturen (zie ook les E3). Gregorius is ook de eerste paus die een kruistocht naar Jeruzalem wil organiseren.

De Kerk blijft lange tijd een eenheid , ondanks de eigen ontwikkeling in het oosten en westen vanaf de klassieke oudheid. Toch zijn er geregeld ook meningsverschillen. Zo heeft de Kerk in het oosten – met aan het hoofd de patriarch van Constantinopel – moeite met de voorrangspositie van de bisschop van Rome (paus). Andere discussies gaan over geloofskwesties zoals het gebruik van het juiste soort brood in de eucharistieviering of het celibaat. In 1054 gaan Latijnse onderhandelaars naar Constantinopel, maar hun onhandige optreden zorgt voor een zoveelste conflict. Later wordt het jaar 1054 genoemd als het beginjaar van het schisma , de breuk tussen oost en west in de Kerk. In feite gaan de westerse en de oosterse Kerk geleidelijk aan een eigen weg: enerzijds de Latijnse of rooms-katholieke Kerk met Rome als centrum , en anderzijds de Griekse of oosters-orthodoxe Kerk met Constantinopel als centrum. Pas in de 15e eeuw is de breuk volledig en definitief.

Bron 2 De schenkingsakte van het graafschap Hoei

In de naam van de heilige en onverdeelbare Drievuldigheid, Otto, door de goddelijke genade koning. Door deze geschreven akte verlenen wij aan de bisschop Notker en aan al zijn opvolgers het gedeelte van het graafschap Hoei, gelegen in het dorp zelf en daarbuiten. De bisschop mag het naar eigen goeddunken vrij schenken aan een van zijn ridders of vrienden. Alles wat uit dat graafschap aan onze schatkist toekwam, zal voortaan aan de bisschop worden afgestaan ...

Fragment uit Otto III, Schenkingsakte van het graafschap Hoei, 7 juli 985. In: Die Urkunden der deutschen Könige und Kaiser - Monumenta Germaniae Historica, 1888 Otto III wordt in 980 geboren. Hij wordt na de dood van zijn vader, Otto II, in 983 op driejarige leeftijd tot koning van Duitsland verkozen en in 996 gekroond tot rooms-Duitse keizer. Tijdens zijn minderjarigheid wordt het rijk eerst door zijn moeder, keizerin Theophanu (ca. 960-991), en daarna door zijn grootmoeder Adelheid van Bourgondië (ca. 931-999) bestuurd.

a Wat verkrijgt de bisschop van Otto III?

©VANIN

b Van wie krijgt hij dat gebied?

c Heeft Otto III zelf die b eslissing genomen?

204 LES F1 Ker K en christendO m

d Aan wie zou de bisschop eerder gehoorzamen: de paus of de keizer? Onderstreep je antwoord en motiveer.

OPDRACHT 3

Bron 3 De oprichting van de abdij van Cluny

Ik, Willem, graaf en hertog , bij de gratie Gods, na rijpe overweging en verlangend iets te doen voor mijn eeuwig heil (…) schenk een deel van mijn goederen. (…) Om er een blijvende daad van te maken zal ik op eigen kosten een gemeenschap van monniken ondersteunen. (…) Daarom draag ik aan de heilige apostelen, Petrus en Paulus, de bezittingen over waarover ik beschik, de stad Cluny, (…) samen met alles wat erbij hoort, de dorpelingen, inderdaad, de kapellen, de horigen van beide geslachten, de wijnstokken, de velden, de weiden, de bossen, de wateren en hun uitgangen, de molens en de inkomsten, wat er gecultiveerd wordt en wat niet, alles in zijn geheel. Er moet te Cluny een klooster gebouwd worden. (...) Er moeten monniken in gemeenschap leven volgens de regel van de heilige Benedictus. Zij moeten die goederen in bezit nemen, ze behouden en ze voor altijd besturen. Maar zij mogen hun lofzangen en smeekbeden in dat eerbiedwaardige huis van gebed niet verwaarlozen. (...) Wij willen ook dat men juist hier alle dagen tegenover de armen, de behoeftigen, de vreemdelingen en de pelgrims de werken van barmhartigheid beoefent.

Uit: Oprichtingsoorkonde Abdij van Cluny, 909/910 (bewerking en vereenvoudiging) Willem I van Aquitanië (875-918), bijgenaamd de Vrome, wordt na de dood van zijn vader heerser over Auvergne en Limousin. In 909 roept hij zichzelf uit tot hertog van Aquitanië. Zijn gebied strekt zich uit over een groot deel van het huidige Frankrijk. In 909/10 sticht hij ook de abdij van Cluny. Officiële middeleeuwse documenten zijn in het Latijn opgesteld. Omdat het om officiële documenten gaat, wordt vaak een plechtige taal gebruikt met ingewikkelde zinnen. Er is een groot tijdsverloop tussen de tijd van het document en vandaag, daarom is het soms ook moeilijk om te begrijpen wat er bedoeld wordt.

a Waarom is de bron een bewerking van de oprichtingsakte?

b De b ezittingen die Willem weggeeft, worden geschonken aan de heilige apostelen, Petrus en Paulus. Wat betekent dat?

c Welk persoonlijk belang streeft hertog Willem na?

d Onderstreep twee stukjes in de bron die duidelijk maken hoe de monniken in Cluny mo esten leven.

205 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

©VANIN

De abdij van Cluny

In Bourgondië ligt het oude stadje Cluny. Eeuwenlang staat hier de grootste kerk van het westen. De romaanse kerk is 150 m lang. Tijdens de Franse Revolutie wordt de indrukwekkende abdijkerk gesloopt. Slechts een klein stukje van de kruisbeuk is overgebleven (zie foto). Maar zelfs dat beperkte restant geeft ons nog een goed beeld van wat er ooit gestaan heeft. De orde van Cluny verspreidt zich tussen 900 en 1200 over een groot deel van West-Europa.

Bron 5 De kloosterstichtingen van Cluny

Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.

a De ab dij van Cluny was heel groot.

b De ab dij van Cluny was niet bijzonder groot.

c Cluny heeft minder dan 30 andere abdijen of kloosters gesticht.

d Cluny heeft meer dan 40 andere abdijen of kloosters gesticht.

e Een groot deel van de kerk is bewaard gebleven.

f Een klein deel van de kerk is bewaard gebleven.

206 LES F1 Ker K en christendO m
OPDRACHT 4
JuistFout
© EBASCOL / Shutterstock.com

OPDRACHT 5

Bron 6 De verschillen tussen de oosterse en de westerse Kerk (9e eeuw)

Paus Nicolaas had dankbaar de inlichtingen van Hincmar ontvangen; hij drukte er zijn voldoening over uit. Vervolgens deed hij hem een andere brief sturen, zoals ook aan de andere aartsbisschoppen van het koninkrijk van Karel, om mede te delen dat de Griekse keizers en de bisschoppen van het oosten de H. Roomse Kerk belasteren, ja zelfs geheel de Kerk van de Latijnse ritus, onder voorwendsel dat wij vasten op de sabbat (zaterdag), dat wij leren dat de H. Geest uit de Vader en de Zoon voortkomt, dat wij het huwelijk aan de priesters verbieden, dat wij verbieden aan de priesters om catechumenen te zalven op het voorhoofd (H. Vormsel); dat de Grieken zelfs zeggen dat wij de H. Olie maken met water uit een Latijnse stroom. Zij verwijten ons verder dat wij niet zoals zij geen vlees eten de acht weken vóór Pasen, en geen eieren of kaas eten de zeven weken vóór Pasen. Zij zeggen ook dat wij met Pasen, zoals de joden, een lam offeren op hetzelfde altaar en op dezelfde wijze waar wij het lichaam van Onze-Lieve-Heer opdragen en zij verwijten onze geestelijken zich de baard te scheren ...

©VANIN

OPDRACHT 6

Uit: F. Grat, J. Vielliard, S. Clemancet, Annales de Saint-Bertin, 1964, Parijs vertaling en bewerking

De ‘Annales Bertiniani’ zijn annalen geschreven in de periode 830 tot 882 in de abdij van SintBertijn in het Franse Saint-Omer. Ze zijn geschreven door meerdere schrijvers. Annalen zijn een vorm van geschiedschrijving waarin men gebeurtenissen heel beknopt en op strikt chronologische wijze jaar voor jaar beschrijft.

a Wie belastert volgens paus Nicolaas de westerse Kerk?

b Welke verschillen tussen oost en west vind je in de bron? Onderstreep er twee.

a Zoek het grote verschil.

Bron 7 De Haga Sophia Foto 1 Foto 2

De Hagia Sophia in Constantinopel

De Hagia Sophia in Constantinopel (nu Istanboel) is eeuwenlang een van de grootste kerken in de wereld. In 1453 wordt de stad ingenomen door de Ottomanen (Turken). Daarmee komt een einde aan het Byzantijnse Rijk. Dat komt nu in handen van moslims . De kerk wordt een moskee. Tussen 1934 en 2020 is de moskee een museum. Maar sinds 2020 vinden er opnieuw ook religieuze plechtigheden plaats.

207 F cultuur in de middeleeuwen

b Welke van beide foto’s is veranderd met een fotobewerkingsprogramma? Wat is er veranderd?

c Welke foto geeft het best de situatie uit de middeleeuwen weer? Motiveer.

De Kerk heeft grote invloed in Europa

De macht en het prestige van de Kerk groeien naar een hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw Europa is rijk bezaaid met kloosters. Er ontstaan nieuwe kloosterorden . Dat gebeurt gedeeltelijk als een reactie op de vervlakking in het navolgen van de regel van Benedictus in Cluny en op de macht en de rijkdom van de geestelijkheid. Zo sticht Bruno van Keulen in de bergen bij Grenoble de orde van de kartuizers , een orde van kluizenaars. Die mensen leven in afzonderlijke cellen en komen alleen samen voor de misviering en de gebedsdiensten in de kloosterkerk.

De kloosterorde der cisterciënzers is opgericht in het Franse Cîteaux in 1098. Zij wil de sobere regel van Benedictus opnieuw in alle strengheid naleven. Wanneer Bernardus in de orde intreedt en later abt van Clairvaux is geworden, wordt hij de woordvoerder van de nieuwe orde. Als Bernardus van Clairvaux (1090-1153) is hij een toonaangevende geestelijke in heel Europa. Bij zijn dood telt de orde al meer dan 300 kloosters, waaronder de Ter Duinenabdij van Koksijde. De kloosters liggen afgelegen en het monnikenleven is er streng. De monniken moeten eten wat zij zelf produceren. In de Lage Landen houden de cisterciënzers zich intensief met landontginning en dijkaanleg bezig.

Norbertus van Gennep (ca. 1080-1134) sticht in het begin van de 12e eeuw de orde van de norbertijnen (of premonstratenzers). Ook hij wil terug naar de eenvoud van het evangelie. De orde houdt zich naast het gebed ook bezig met de pastorale zorg in parochies. In onze gewesten ontstaan al in de 12e eeuw verschillende norbertijnerabdijen.

De benedictijnerorde en alle vertakkingen ervan vormen typische plattelandskloosters: naast het bidden werken de monniken vooral op het land. Het westerse christendom kent ook typische stadsorden zoals de dominicanen en franciscanen

Die nieuwe orden komen tot bloei op het moment dat de middeleeuwse steden zich sterk ontwikkelen. Franciscus van Assisi (1182-1226) ligt aan de basis van een armoedebeweging die teruggrijpt naar het evangelie. Kenmerkend is de beleving van het evangelie, vooral van de evangelische armoede. Het grote aantal volgelingen op korte tijd maakt een goede organisatie noodzakelijk en de beweging krijgt een orderegel.

Dominicus (1170-1221) komt in Zuid-Frankrijk in contact met de katharen . Net als zij trekt hij in armoede en al predikend rond. De paus keurt het initiatief van die ‘predikheren’ goed. In hun regel legt hij de nadruk op de studie van de geloofsinhoud en de verplichting tot armoedebeleving.

208 LES F1 Ker K en christendO m
3 ©VANIN

OPDRACHT 8

Bron 8 Cisterciënzers in de 13e eeuw

Miniatuur op perkament, Noord-Duitsland, 13e eeuw. Uit: Alexander Bremensis, Expositio in Apocalypsim, universiteitsbibliotheek, Cambridge

De cisterciënzers staan bekend om hun inzet voor het handwerk en het voorzien in het eigen onderhoud. De belangrijkste taak van de monniken is deelname aan de gebedsdiensten van de gemeenschap. Daarnaast is er binnen de abdij een aparte gemeenschap van lekenbroeders die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het beheer van het land en de dieren. Elke abdij bestaat zo uit twee afzonderlijke, maar elkaar aanvullende groepen die in gemeenschap leven.

a Lees eerst de contextinformatie bij de bron. Identificeer de twee groepen. Wat doen zij?

b De bron is een goede illustratie van de leuze uit de regel van Benedictus en van de cisterciënzers. Leg uit.

Zo ek op het internet vijf nog bestaande norbertijnerabdijen in Vlaanderen, die werden gesticht in de 12e eeuw.

OPDRACHT 9

Bron 9 De regel van de minderbroeders

Dit is de regel en de levenswijze van deze broeders: leven in gehoorzaamheid, in kuisheid en zonder eigendom, en de leer en de voetstappen van onze Heer Jezus volgen die zegt: Als je onverdeeld goed wilt zijn: ga alles verkopen wat je hebt en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan om Mij te volgen. (Mt 19:21; vgl. Lc 18:22) (…)

[ De broeders ] mogen helemaal geen geld ontvangen, zelf niet en ook niet door een tussenpersoon. Maar als dingen ontbreken die

209 F cu ltuur in de middeleeuwen
7
OPDRACHT
©VANIN

voor het leven noodzakelijk zijn, mogen de broeders die aannemen vanwege hun nood zoals de andere armen. Geld blijft hiervan uitgezonderd. (…)

En alle broeders dragen goedkope kleren en met Gods zegen kunnen zij die oplappen met zakkengoed of andere stukken stof, want de Heer zegt in het evangelie: Wie kostbare kleding dragen en in weelde leven en wie in zachte stoffen gekleed gaan, vind je in paleizen. (Lc 7:25; Mt 11:8)

Uit: Regel van de minderbroeders, 1209

De eerste versie van de regel van de minderbroeders, waarmee Franciscus met zijn eerste elf broeders naar Rome trok om bij de paus goedkeuring te vragen en die ook mondeling te ontvangen, stamt uit 1209.

a Wat is kenmerkend voor de regel van de franciscanen?

b Verklaar de naam ‘bedelmonniken’.

c Onderlijn in de bron de verwijzingen naar het evangelie volgens Lucas en Mattheus.

Een Kerk in crisis

Paus Bonifatius VIII (paus 1294-1303) slaagt er niet langer in de Europese vorsten aan zijn gezag te onderwerpen. De Franse koning Filips de Schone komt openlijk in opstand en heft zelf belastingen op de eigen Franse geestelijkheid. Na de dood van de paus organiseert Filips de verkiezing van een Franse paus die zich in Avignon vestigt. Van 1309 tot 1377 verblijven de pausen daar en niet langer in Rome. Maar het wordt nog erger: in 1378 wordt een Italiaan (Urbanus VI) tot paus gekozen. De Franse kardinalen reageren met de verkiezing van een tegenpaus (Clemens VII), die zich opnieuw in Avignon vestigt.

Het zogenaamde ‘ Westers schisma ’ is een feit. De twee pausen beschouwen zichzelf als de echte geestelijke leider en veroordelen elkaars beslissingen. Er komen bisdommen met twee bisschoppen, abdijen met twee abten, parochies met twee priesters ... Op een concilie in Pisa in 1409 kiest men een nieuwe paus. De twee andere pausen weigeren echter af te treden en zo heeft men ... drie pausen. Na veel getouwtrek en gepalaver kiest het Concilie van Konstanz in 1417 Martinus V tot nieuwe en enige paus. Hij wordt door iedereen erkend en zetelt weer in Rome.

De schade toegebracht aan het kerkelijke leven is echter groot. Ook op andere vlakken is er een groot kerkelijk verval : vorsten benoemen weer bisschoppen, kerkelijke ambten worden gekocht, priesters leven het celibaat niet na ...

Reacties kunnen niet uitblijven. Die worden ook gevoed door de slechte levensomstandigheden van de gewone man. In Engeland neemt Oxford-professor John Wycliff (1328-1384) de pausen van Avignon scherp onder vuur. Hij verwerpt het gezag van de paus, de kloosterorden, het celibaat ... Niet de paus, maar de Bijbel moet worden nagevolgd. Wycliff heeft succes bij de kleine man. Rome veroordeelt hem als een ketter. Johan Huss van de universiteit van Praag heeft

210 LES F1 Ker K en christendO m
4 ©VANIN

soortgelijke ideeën. Hij eindigt in 1415 op de brandstapel. Maar zijn aanhangers geven niet op. De strijd van de Duitse keizer tegen de hussieten duurt uiteindelijk nog twintig jaar. In Firenze (Italië) heeft de dominicaan Savonarola veel kritiek op de rijkdom van de Kerk en de steden. Hij slaagt er zelfs in de stad een tijd op een streng christelijke manier te besturen. Ook hij eindigt op de brandstapel (in 1498). De eenheid en het algemene vertrouwen in de Kerk worden zo definitief gebroken. In de 16e eeuw ligt de Duitse monnik Maarten Luther mee aan de basis van een scheiding in de westerse Kerk.

©VANIN

Bron 10 Het pauselijke paleis van Avignon

Bron 11 Petrarca over de pausen in Avignon

Nu leef ik in Frankrijk, het Babylon van het westen. Tijdens haar reizen ziet de zon niets afschuwelijker dan deze plaats aan de boorden van de wilde Rhônerivier (…) Hier regeren de opvolgers van de arme vissers uit Galilea; zij zijn vreemd genoeg hun oorsprong vergeten. Ik ben verbaasd, als ik aan hun voorgangers denk, om die mannen te zien, overladen met goud en gekleed in purperen gewaden (…) om de luxueuze paleizen te zien en de hoogten gekroond met forten, in plaats van een omgedraaide boot om als schuilplaats te dienen. In plaats van heilige eenzaamheid vinden wij een misdadige gastheer (…), in plaats van eenvoud, losbandige banketten, in plaats van vrome bedevaarten , ongeoorloofde luiheid, in plaats van de blote voeten van de apostelen, vliegen de sneeuwwitte renpaarden van de rovers ons voorbij…

Uit: Petrarca, brief aan een vriend, tussen 1340-1353. In: J.H. Robinson, Readings in European History, 1904, Boston

Francesco Petrarca (1304-1374) is een Italiaanse geleerde en dichter. Hij brengt als katholiek en verdediger van het pausschap een groot deel van zijn leven door in dienst van de Kerk. Hij is beroemd om zijn poëzie, maar ook om zijn brieven aan vrienden, kardinalen en bisschoppen. Het verblijf van de pausen in Avignon wordt soms aangeduid als ‘de Babylonische gevangenschap van het pausschap’. Dat is een verwijzing naar de ballingschap in Babylon van de joden uit Jeruzalem in de 6e eeuw v.C.

a Welke stad bedoelt Petrarca met de ‘plaats aan de Rhônerivier’?

b Wie zijn de opvolgers van de ‘arme vissers uit Galilea’?

211 F cu ltuur in de middeleeuwen
OPDRACHT 10

c Welke kritiek geeft Petrarca hier?

Bron 12 Het Concilie van Konstanz (1414-1418)

5e zitting (6 april 1415): Op wettige wijze bijeengekomen onder leiding van de Heilige Geest (...) krijgt het (concilie) onmiddellijk zijn macht van Christus; en iedereen van welke staat of waardigheid dan ook, zelfs pauselijk, is verplicht eraan te gehoorzamen in die zaken die betrekking hebben op het geloof, de uitroeiing van het genoemde schisma en de algemene hervorming van de genoemde Kerk van God in hoofd en leden.

39e zitting (9 oktober 1417): Het veelvuldig houden van een algemeen concilie is het middel bij uitstek om het erfgoed van de Heer te onderhouden . Zij roeit de doornen en wortels uit van ketterijen, dwalingen en scheuringen. Zij verbetert afwijkingen, hervormt wat vervormd is, brengt een overvloedige oogst voort in de wijngaard van de Heer.

Uit: Council of Constance 1414-1418, in Papal Encyclicals Online, eigen vertaling

a Aan wie kent het concilie het hoogste gezag toe: aan de paus of aan het algemene concilie? Welke motivering wordt gegeven?

b Welke opdracht krijgen de volgende concilies mee?

Bron 13 Pauselijke brief

Wij bevelen dat alle prelaten en geestelijken (...) kleding dragen die past bij het heilige karakter van hun ambt. Geen gouden ceinturen, geen zijden sjerpen en mijters. Alle geestelijken moeten een duidelijk zichtbare tonsuur dragen. De zadels, teugels of borstriemen van hun paarden mogen niet versierd zijn met gouden, zilveren of metalen figuurtjes. (...) Kardinalen mogen geen pronkerige jachtpartijen houden met een groot gezelschap en een grote meute honden. Ook als ze gasten hebben, moeten ze sobere maaltijden gebruiken. Er moeten vrome verhalen voorgelezen worden. Ze mogen geen concerten of wereldse liederen ten gehore laten brengen en geen fabels laten opzeggen door hofnarren.

Uit: Paus Sixtus IV, Pauselijke brief, 1474

Sixtus IV (paus 1471-1484) behoort tot een invloedrijke Italiaanse adellijke familie en is lid van de franciscanerorde. Sixtus gedraagt zich meer als een Italiaanse vorst dan als een paus.

©VANIN

a Sixtus IV wil duidelijk de wantoestanden tegengaan. Geef drie voorbeelden van het buitensporige leven van sommige geestelijken.

212 LES F1 Ker K en christendO m
OPDRACHT 11
OPDRACHT 12

b Lees de to elichting over Sixtus IV. Welk element uit zijn biografische achtergrond heeft wellicht bijgedragen tot het ontstaan van die brief?

c Waarom kun je hem ook een hypocriet noemen?

©VANIN

OPDRACHT 13

Bron 14 De aanklacht van Savonarola (1498)

Doet boete want het Rijk Gods is nabij (…) Gij geestelijken, gij bisschoppen, laat uw bezittingen, laat uw praal, uw smulpartijen en feestmalen (…) Gij monniken, laat uw overvloed aan gewaden en zilvergerei, laat uw rijke abdijen en bezittingen (…) Leg U toe op de eenvoud en leef zoals de eerste monniken (…) van het werk van uw handen (…) Gij bedelmonniken, maak uw pijen smaller en van ruwe stof. Merkt gij dan niet dat gij met uw overbodige luxe de aalmoezen van de armen wegneemt? Gij kooplieden, stop met uw woeker! Herstel het onrecht en geef het vreemde bezit terug, anders verliest gij alles. Gij allen, die in weelde leeft, schenk ervan aan de armen.

Vrije bewerking van een preek van Savonarola

Die preken zijn vaak heel lang met verwijzingen naar de Bijbel en naar actuele gebeurtenissen. Vele burgers en geestelijken hebben sympathie voor zijn ideeën, maar hij is een doorn in het oog van de machthebbers. Na een schijnproces wordt hij samen met twee volgelingen veroordeeld, opgehangen en aansluitend verbrand in 1498.

Bron 15 De executie van Savonarola

a Aan wie is bron 14 gericht?

Tekening van de executie van Savonarola en zijn twee medewerkers in 1498, door een onbekende kunstenaar

213 F cu ltuur in de middeleeuwen

b Wat is de overeenkomst met de tekst van Petrarca?

c Tot welke orde behoort Savonarola?

ONWAARSCHIJNLIJK!

©VANIN

Francesco is de zoon van Petrus van Bernardone, een rijke laken koopman uit Assisi. In zijn jeugdjaren leeft hij als een wildebras. Wanneer hij ongeveer 20 jaar is, wordt hij na een veldslag gevangengenomen. Wanneer hij vrijkomt, wordt hij ziek. Na zijn genezing wordt hij erg geraakt door de melaatsen die in die tijd uitgesloten worden uit de samenleving. Hij bekeert zich tot een leven van gebed, armoede en dienstbaarheid aan de armen. Vader Bernardo is bang dat zijn zoon als een dorpsgek zal worden beschouwd. Het conflict tussen vader en zoon kent in 1205 een hoogtepunt. Op het plein bij de bisschop trekt Franciscus zijn kleren uit, legt ze aan de voeten van zijn vader (die de kleren betaald had) en zegt volgens de overlevering: ‘Nu kan ik werkelijk zeggen: Onze Vader in de hemel’. Daarna krijgt hij meteen de mantel van de bisschop om zich heen. Al heel vlug krijgt Franciscus volgelingen. Er doen vele verhalen over hem de ronde, onder andere dat hij met de dieren kon spreken. Twee jaar na zijn dood wordt hij heilig verklaard. Zijn feestdag is 4 oktober, bij jullie wellicht beter bekend als Werelddierendag.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘religieuze hervorming’ en ‘religieuze breuk of schisma’ uitleggen

2 de b egrippen ‘abdij’, ‘klooster’, ‘celibaat’, ‘kluizenaar’, ‘concilie’, ‘paus’, ‘bisschop’ en ‘minaret’ verklaren

3 het b elang van de hervorming van Cluny aantonen

4 de scheuring tussen de o osterse en de westerse Kerk uitleggen

5 het ontstaan van nieuwe kloosterorden vanaf de 11e eeuw verklaren

6 met twee voorbeelden het verval van de Kerk vanaf de 14e eeuw aantonen

7 het succes van nieuwe ketterijen aantonen

8 de drie p eriodes waarin men de kerkelijke geschiedenis vanaf 900 kan indelen, opnoemen

KUNNEN

1 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen

2 informatie af leiden uit historische bronnen

3 af beeldingen met elkaar vergelijken

4 feiten uit het heden en het verleden met elkaar vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

214 LES F1 Ker K en christendO m

Kerk en christendom

1 Het kloosterleven verspreidt zich in Europa

Benedictus eenheid in westerse kloosterleven vanaf 6e eeuw

2 De Kerk wint aan macht en aanzien

Verval Kerk door inmenging wereldlijk gezag

Reactie 10e eeuw = succesvolle kloosterhervorming (o.l.v. Cluny)

Kloosterhervorming wordt kerkhervorming: Gregoriaanse Hervorming Kerk losmaken van wereldlijke inmenging

Do el Kerk uitbouwen onder het gezag van de paus

Kerk in oost en west: geleidelijk groeiende meningsverschillen

1054 breuk 15e eeuw breuk volledig

westen: Rooms-katholieke Kerk

o osten: Oosters-orthodoxe (Byzantijnse) Kerk

3 De Kerk heeft grote invloed in Europa

12e-13e eeuw

vervlakking naleving regel Benedictus

Nieuwe kloosterorden: reactie op macht en rijkdom geestelijkheid

Cisterciënzers streng kloosterleven veel succes Franciscanen en dominicanen in steden / nadruk op evangelische armoede

4 Een Kerk in crisis

14e eeuw: pausen in Avignon

Westers schisma westerse Kerk verdeeld: twee pausen

Concilie Konstanz: opnieuw één paus (1417)

Er komen reacties op het verval van de Kerk (o.a. Savonarola). Maar eenheid en vertrouwen in Kerk definitief gebroken.

215 LES F1 SCHEMA F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

Onderzoek 6:

Misdaad en straf

De middeleeuwen worden dikwijls als een gewelddadige periode voorgesteld. In populaire media zoals films zien we barbaarse misdadigers en wrede rechtbanken die pijnlijke lijfstraffen bedenken of gruwelijk folteren om bekentenissen af te dwingen.

Kaartnr(s).

Klopt dat beeld met de werkelijkheid? Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp? Hoe evolueert de rechtspraak in de vroegmoderne tijd? Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?

BRONNEN

Bron 1 Pijnkelder

De pijnkelder van de Gevangenpoort in Den Haag De Gevangenpoort is van 1420 tot 1828 een belangrijke gevangenis in Holland. De gevangenen verblijven er in afwachting van hun proces. Als ze de misdaad niet bekennen, worden ze gemarteld in de pijnkelder. Peter Paalvast (Universiteit Leiden) berekende dat dat voor de periode 1465-1474 maximaal 9 keer per jaar gebeurde, voor de periode 1585-1594 maximaal 3,6 keer per jaar, tussen 1625-1634 maximaal 2,5 keer per jaar en tussen 1744 en 1753 maximaal 4,8 keer per jaar. Gevangenisstraffen komen vanaf de 13e eeuw voor, maar blijven zeldzaam. Vandaag is de Gevangenpoort een museum met een grote collectie van martel- en strafwerktuigen afkomstig uit heel Nederland.

216 ONDERZOEK m i sdaad en straf
±500 ±1450 ±1750 ±1945 HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD MIDDELEEUWEN
© keeshageman
VROEGMODERNE TIJD
©VANIN

Bron 2 De Decamerone

Toen Folco, Ughetto en hun vrouwen de dood van Restagnone vernamen, konden ze niet vermoeden dat hij door zijn geliefde vergiftigd was. Samen met Ninetta weenden ze bittere tranen, waarna ze hun vriend, bij wijze van ultieme hulde, met veel eerbetoon naar zijn laatste rustplaats begeleidden. Weinige dagen later echter wilde het lot dat de gifmengster wegens een ander misdrijf in de boeien werd geklonken. Nadat zij met de pijnbank had kennisgemaakt, bekende ze aldra [ snel ], naast andere boosaardige praktijken, ook haar medeplichtigheid aan de moord op Restagnone, waardoor diens ontijdige [ vroege ] dood meteen in een heel ander daglicht kwam te staan.

Uit: Giovanni Boccaccio, Decamerone, ca. 1353. Vertaald door Frans Denissen. De ‘Decamerone’ is een verhalenbundel geschreven in 1348. Het fragment dat je net hebt gelezen, komt uit een verhaal over ontrouw en jaloezie, maar we komen ook heel wat te weten over 14e-eeuwse gewoonten in verband met misdaad en straf.

Bron 3 Gerechtszwaard

Het gerechtszwaard van de beul van Breda, gebruikt tot in 1792

Het gerechtszwaard is een tweesnijdend zwaard zonder punt. Terdoodveroordeelden uit de adel worden onthoofd met het zwaard. Dat wordt gezien als een eervolle straf.

Bron 4 Edelen in de rechtbank

In Romagna, Italië, werden edelen in de 15e eeuw niet gestraft voor hun misdaden. (…) In Venetië leveren de rechtbankverslagen slechts één veroordeling van een edelman op wegens diefstal. In het 13e-eeuwse Engeland is er niet één enkele ridder of heer te vinden tussen de 3 500 vervolgde moordenaars. (…) Een van de hoofdredenen dat edelen niet vervolgd werden, was hun sociale macht over de instrumenten van het gerechtelijk systeem. De plaatselijke bevolking was bang om hen aan te klagen of tegen hen te getuigen.

Uit: Trevor Dean, Misdaad in de middeleeuwen, 2004 Trevor Dean is hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in Londen.

217 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

Bron 5 Detail van schilderij ‘Zeven Hoofdzonden’

Onbekende meester, Zeven Hoofdzonden (detail), ca. 1500, 120 x 150 cm, Museo del Prado, Madrid. (Tot in 2015 wordt het schilderij toegeschreven aan Hieronymusch Bosch.)

In het detail wordt de hel afgebeeld. We zien hoe zondaars er worden gestraft voor de zeven hoofd zonden : woede, afgunst, hebzucht, gulzigheid, luiheid, wellust en ijdelheid. Dat onderwerp komt heel vaak voor in de kunst van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.

Bron 6 Het godsoordeel

Wij straffen mensen, hier, op aarde, terwijl in de middeleeuwen God niet alleen het rijke assortiment van straffen in de hel in petto had, maar ook in kon grijpen in de uitvoering van een vonnis hier op aarde, meestal binnen twee seconden. Dat betekende veel voor de praktijk van het recht: elke misdadiger moest uiteindelijk bestraft worden, zo niet hier, dan toch zeker in het hiernamaals.

Uit: Anna Adamska, Stromen bloed en afgehakte ledematen, in Madoc (tijdschrift over de middeleeuwen), 2010

Dr. Anna Adamska is onderzoeker aan de universiteit van Utrecht. Ze verwijst in het fragment naar het godsoordeel dat tot in de 13e eeuw gebruikt wordt.

Bron 7 Detail van Duits wandtapijt

©VANIN

Duits wandtapijt (detail), ca. 1490, Victoria and Albert Museum, Londen Een geestelijke hoort de biecht van een zuster. Vanaf de vroege middeleeuwen gebruiken geestelijken daarvoor in heel Europa een boeteboek. Dat is een lijst van zonden met de daarbij voorgeschreven boetedoening: meestal een periode van vasten, het opzeggen van psalmen of het geven van aalmoezen . Bij zware zonden horen zware straffen zoals pelgrimstochten, lange periodes van ballingschap of levenslange boetedoening in een klooster.

218 ONDERZOEK m i sdaad en straf
© imageselect

Bron 8 De schandpaal

De schandpaal, re-enactment op het Dickensian Festival in Grassington, Verenigd Koninkrijk, 2011.

Re-enactment betekent dat historische gebeurtenissen worden nagespeeld.

De schandpaal wordt tot ver in de 18e eeuw gebruikt om kleinere misdrijven te bestraffen.

De overtreder wordt op een marktdag een bepaald aantal uren vastgemaakt: iedereen heeft dan het recht om hem of haar te bekogelen met modder, eieren

De aard van de straf en/of speciale merktekens maken voor iedereen duidelijk waarvoor de veroordeelde gestraft is. Alleen de zwaarste misdadigers krijgen merktekens voor het leven, zoals brandmerken, verminkingen van oren, lippen, tong en amputaties. Straffen en executies hebben in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd ook een voorbeeldfunctie: het publiek ziet wat er gebeurt met misdadigers en blijft zo hopelijk op het rechte pad.

Bron 9 Geschiedenis in onze hedendaagse taal

Deze uitdrukkingen verwijzen naar het verleden.

- zich geradbraakt voelen

- de digitale schandpaal

- iemand de genadeslag to ebrengen

- iemand af beulen

- iemand het vuur aan de schenen leggen

- iets of iemand aan de kaak stellen

- voor galg en rad opgroeien

- een blok aan het b een hebben

©VANIN

Bron 10 Strafwerktuig

Houten blok met beugel en ketting, strafwerktuig, ca. 1700, 16 x 17,5 x 45,8 cm, tentoongesteld in de Gevangenpoort, Den Haag

219 F cu ltuur in de middeleeuwen
© imageselect

Bron 11 Het strafwetboek van Karel V

In 1532 werd door Karel V de ‘Constitutio Criminalis Carolina’ ingevoerd [ in het Heilige Roomse Rijk ]. Dat wetboek bepaalde dat moord, brandstichting, valsmunterij, verraad, godslastering, tovenarij, hekserij, verkrachting, abortus, valsheid in geschrifte, diefstal met geweld of op de openbare weg en diefstal vanaf de derde veroordeling, voortaan met de doodstraf zouden worden bestraft. (…) Radbraken, verdrinking, vierendelen, onthoofden, levend verbranden, aan de galg hangen, waren slechts enkele van de vele voorbeelden. De exacte uitvoering van die straffen stond niet nauwkeurig beschreven in één of andere wet, maar was in grote mate afhankelijk van de ‘vindingrijkheid’ van de rechters en de beul.

Uit: Richard Evans, Rituals of retribution: capital punishment in Germany 1600-1987, 1996, eigen vertaling

Lijfstraffen en executies worden al vanaf de 13e eeuw door beroepsbeulen in het openbaar voltrokken, dikwijls tijdens grote evenementen zoals jaarmarkten. In de vroegmoderne tijd gebruiken de vorsten de openbare terechtstellingen om hun macht te demonstreren. De ‘Constitutio Criminalis Carolina’ toont hoe misdaad bestraffen meer en meer een openbare zaak wordt, in plaats van een privézaak. Het is ook niet langer nodig dat er iemand een aanklacht doet om een onderzoek naar een misdaad op te starten.

©VANIN

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 de bruikbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

2 de b etrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

3 de representativiteit van een bron in functie van een historische vraag beoordelen

4 informatie uit bronnen afleiden

5 historische bronnen vergelijken

6 aan de hand van op drachten historische beeldvorming evalueren

7 misdaad en straf in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken

8 misdaad en straf in de middeleeuwen en vandaag vergelijken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

220 ONDERZOEK m i sdaad en straf

Naam: Klas: Nr.: Score:

OPDRACHT 1

a Welke functie heeft de Gevangenpoort in Den Haag tussen 1420 en 1828?

b Ho e dikwijls wordt er in de pijnkelder gemarteld tussen 1465 en 1753?

c Kun je op basis van die cijfers besluiten dat er meer gemarteld wordt in de middeleeuwen dan in de vroegmoderne tijd?

d Welke functie heeft de Gevangenpoort vandaag?

e Wat kun je daaruit afleiden over de betrouwbaarheid van de tentoongestelde stukken in de collectie? Leg uit.

f Waarom geeft de Gevangenpoort ongewild toch een verkeerd beeld van misdaad en straf in de middeleeuwen aan de museumbezoekers?

OPDRACHT 2

a Vergelijk bron 3 en bron 4. Wat kun je uit beide bronnen afleiden?

b Welk verschil merk je op tussen beide bronnen?

OPDRACHT 3

a Wat staat zondaars te wachten volgens het schilderij in bron 5?

b Is het schilderij representatief, d.w.z. denken veel mensen er zo over in die tijd? Waarom (niet)?

221 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

c Wat heeft de Kerk te maken met misdaad en straf in de middeleeuwen? Gebruik drie bronnen.

d Het go dsoordeel blijft doorleven in het duel. Wat is een duel? Raadpleeg de woordenlijst.

a Welke twee doodstraffen staan er in de gezegden en spreekwoorden van bron 9?

Horen deze stellingen bij de middeleeuwen? Onderstreep. Uit welke bron leid je dat af? OPDRACHT 4 OPDRACHT 5

b No em nog vier andere doodstraffen die opgesomd staan in de ‘Constitutio Criminalis Carolina’?

c Situeer de ‘Constitutio Criminalis Carolina’ in het referentiekader.

d Waarom besteden de vorsten in de vroegmoderne tijd veel aandacht aan misdaad en straf?

e Zo ek op het internet in welk jaar de doodstraf in België voor het laatst werd uitgevoerd. Welke bron heb je daarvoor geraadpleegd?

Middeleeuws?Bron

a Veel straffen hebben een voorbeeldfunctie: openbare bestraffing moet mensen afschrikken. ja / nee

b Op enbare en private vervolging van misdaad bestaan naast elkaar: veel misdrijven worden buiten het gerecht om opgelost door private wraaknemingen en overeenkomsten. ja / nee

c Do or te biechten en te boeten vermijden mensen straf in de hel. ja / nee

d Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verbiedt foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende straffen of behandelingen. ja / nee

e De meest voorkomende straffen zijn geldboetes en gevangenisstraffen. ja / nee

222 ONDERZOEK m i sdaad en straf
©VANIN

OPDRACHT 6

Middeleeuws?Bron f Edelen worden minder zwaar gestraft dan gewone mensen. ja / nee g Rechtbanken kunnen een onderzoek starten zonder dat het slachtoffer eerst een aanklacht indiende. ja / nee

Welke bronnen zijn bruikbaar voor de historische vragen die we onderzochten?

• Historische vraag 1: Klopt het beeld van de gewelddadige middeleeuwen met de werkelijkheid?

• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dit onderwerp?

• Historische vraag 3: Hoe evolueert de rechtspraak in de vroegmoderne tijd?

• Historische vraag 4: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?

OPDRACHT 7

Formuleer op elke vraag een kort antwoord.

• Historische vraag 1: Klopt het beeld van de gewelddadige middeleeuwen met de werkelijkheid?

• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp?

• Historische vraag 3: Hoe evolueert de rechtspraak in de vroegmoderne tijd? Geef drie antwoorden.

• Historische vraag 4: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag? Geef er drie.

223 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

1

De kruistochten

Iedereen kent wel het woord ‘kruistochten’. Misschien heb je zelfs al een film gezien of een boek gelezen over de kruistochten . Maar wat zeggen historici over dit onderwerp?

Wat ging er vooraf aan de kruistochten? Welke motieven hebben de kruisvaarders? Wat is er gebeurd tijdens de kruistochten? Wat zijn de gevolgen geweest?

©VANIN

OPDRACHT 1

Wat voorafging

Kaartnr(s).

MIDDELEEUWEN

HEDEN

MODERNE TIJD

VROEGMODERNE TIJD

In het tweede jaar heb je geleerd dat het christendom in de 1e eeuw ontstaan is in Palestina. Van daaruit heeft het zich verspreid over het hele Romeinse Rijk en ook daarbuiten. In de 7e eeuw ontstaat op het Arabische schiereiland een nieuwe godsdienst, de islam . Op korte tijd veroveren de Arabieren een groot rijk . De christelijke wereld en de moslimwereld zijn de volgende drie eeuwen regelmatig met elkaar in conflict . In de 11e eeuw begint in het westelijke deel van de Middellandse Zee de herovering van moslimgebieden in Spanje en Zuid-Italië (Sicilië) door de christenen. In het oostelijke Middellandse Zeegebied bedreigen de Seltsjoeken (Turken) vanaf de tweede helft van de 11e eeuw het Byzantijnse Rijk : dat rijk verliest een groot deel van Klein-Azië . In 1071 veroveren de Turkse (soennitische) Seltsjoeken Jeruzalem op de sjiitische Fatimiden. Als reactie op de bedreiging door de Seltsjoeken roept de Byzantijnse keizer het westen te hulp. De eerste oproep blijft zonder gevolg … Pas na een tweede keer heeft hij succes: het westen gaat in op de vraag tot hulp en start de eerste kruistocht.

Lees de lestekst en zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde (nummer ze van oudst naar recentst).

Begin herovering moslimgebieden do or christenen

Ontstaan islam

De eerste kruisto cht

Ontstaan christendom

Byzantijnse keizer roept westen te hulp.

Seltsjo eken bedreigen Byzantijnse Rijk.

224 LES F2 d e K ru istO chten
F2
±800v.C. ±500 ±1450 ±1750 ±1945 ±3500v.C.
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN KLASSIEKE OUDHEID
TIJD
DAAGSE

OPDRACHT 2

Motieven voor de kruistochten

In de wereldopvatting van de middeleeuwer is Jeruzalem het centrum van de wereld. De stad is de plaats waar Jezus van Nazareth gekruisigd, gestorven en begraven is. Op het Concilie van Clermont in 1095 houdt paus Urbanus II een belangrijke toespraak . Hij roept de christenen in West-Europa op om hun geloofsbroeders in het oosten te helpen in hun strijd tegen de Seltsjoeken. Tegelijk doet hij een oproep om Jeruzalem te bevrijden van de moslims . Met zijn oproep tot een kruistocht werpt Urbanus II zich op als leider van de westerse christenheid, boven de politieke leiders. De toespraak vormt de aanleiding tot de eerste kruistocht.

Godsdienstige motieven spelen een hoofdrol: door op bedevaart naar Jeruzalem te gaan kunnen de deelnemers een aflaat verkrijgen en zo hun hemel verdienen . Dat de kruisvaarders vooral op rijkdom uit zijn, is een fabeltje.

Duizenden mensen gaan enthousiast op de oproep van de paus in, zonder goed te weten waar ze aan beginnen.

1 Wereldkaart

a Waar ligt Jeruzalem op deze kaart?

b Wie staat er bovenaan de kaart?

Wereldkaart uit Psalterium, hoogte 9,5 cm, ca. 1260, British Library, Londen

Deze Engelse kaart is een typische 'mappa mundi' (wereldkaart) die niet alleen de geografische en historische kennis laat zien, maar die ook in het kader van de Bijbelse geschiedenis plaatst. Op de kaarten van de christelijke middeleeuwen staat het oosten bovenaan de kaart. Jezus Christus verschijnt dus in het oosten. Hij geeft een zegen met zijn rechterhand. Jeruzalem ligt in het centrum, de Rode Zee is rood gekleurd en de Britse eilanden liggen linksonder.

c Waaraan kun je zien dat het niet de bedoeling was om een aardrijkskundige kaart te maken?

225 F cu ltuur in de middeleeuwen
Bron
2
©VANIN

OPDRACHT 4

Bron 2 Kaart van Jeruzalem

a Golgota is de plaats waar Jezus gekruisigd is. Hoe wordt die plaats op de kaart aangeduid?

b Waar ligt Golgota? Omcirkel het juiste antwoord.

NW – NO – ZW – ZO

c Identif iceer de twee grote figuren te paard onderaan op de kaart.

Kaart van Jeruzalem, uit Psalmboek, NoordwestFrankrijk of Vlaanderen, eind 12e eeuw, Koninklijke

Bibliotheek, Den Haag

Oude kaarten zijn vaak anders ge oriënt eerd dan onze kaarten. Als je de betekenis van het woord ‘Oriënt’ kent, weet je waar het noorden op deze kaart ligt. Ken je de betekenis? Oriënt is ‘oosten’. Het noorden ligt aan de linkerkant.

Bron 3 Pelgrims in Jeruzalem

Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem. Uit: Le Livre des merveilles, les histoires écrites par Marco Polo. Manuscript geïllustreerd door de Meester van Boucicaut en de Meester van Bedford, 1410, Nationale Bibliotheek, Parijs

226 LES F2 d e K ru istO chten
OPDRACHT 3
©VANIN

OPDRACHT 5

Na de kruistochten gaan de bedevaarten naar Jeruzalem verder. Wat moeten de bezoekers aan de ingang van de Heilig Grafkerk doen?

Het verloop van de kruistochten

Een eerste golf mensen vertrekt al in het voorjaar van 1096 . Dat is de zogenaamde volkskruisto cht . Die tocht loopt op een complete mislukking uit. De eigenlijke kruistocht, de zogenaamde ridderkruistocht , begint in de zomer van dat jaar. De leiding is in handen van een aantal edelen (onder andere Godfried van Bouillon) en de pauselijke afgevaardigde. Na een lange tocht bereiken zij Jeruzalem en veroveren de stad in 1099

Een belangrijke reden waarom de kruisvaarders succes hebben en erin slagen om Jeruzalem te veroveren, is de verdeeldheid binnen de moslimwereld . De verovering van de stad leidt ook nauwelijks tot reacties in het grote moslimrijk. Er worden vier kruisvaarderstaatjes opgericht, maar de meeste kruisridders gaan terug naar huis. In de kruisvaardergebieden zijn de christenen vrij verdraagzaam tegenover moslims en joden. Die krijgen een positie die vergelijkbaar is met de positie van christenen en joden in islamgebieden: moslims mogen hun geloof belijden maar hebben dan minder rechten.

De tegenreactie van de moslimwereld komt slechts langzaam op gang. Geleidelijk aan heroveren de moslims meer en meer gebieden die de kruisvaarders hadden ingenomen. In 1187 verslaat de Koerd Saladin (Salah el-Din) het kruisvaarderleger en herovert Jeruzalem . De vierde kruistocht bereikt nooit Palestina, en eindigt met de plundering van Constantinopel in 1204. In 1291 verliezen de christenen hun laatste stukje grond in de streek. De islam heeft het pleit gewonnen. Maar de droom om Jeruzalem te heroveren, blijft in het westen nog lang verderbestaan.

Een oorlog is altijd gruwelijk en op het vlak van geweld moeten christenen en moslims tijdens de kruistochten voor elkaar niet onderdoen. Toch hebben de christenen en moslims in die periode meer met elkaar in vrede geleefd dan in oorlog.

Beluister het verhaal ‘De lans’ van Dirk Bracke.

Hieronder lees je een aantal uitspraken over de tekst. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.

JuistFout

©VANIN

a De kruisvaarders hebben veel honger geleden.

b Zij twijfelen soms aan hun onderneming.

c Dat ze de lans vinden, geeft hun moed om verder te doen.

d De kruisvaarders zijn alleen in geld geïnteresseerd.

227 F cu ltuur in de middeleeuwen
3
VERHAAL

Bron 4 Uit de memoires van Usama ibn Munqidh

Toen ik Jeruzalem bezocht, had ik de gewoonte om de al-Aqsamoskee binnen te gaan. Aan de zijkant daarvan bevindt zich een kleine gebedsruimte waarvan de Franken [ de vaak gebruikte naam voor kruisvaarders bij toenmalige moslims ] een kerk hadden gemaakt. Toen ik nu de alAqsamoskee betrad, waar mijn vrienden de Tempeliers zaten, stelden zij mij die gebedsplaats ter beschikking om er mijn gebeden te doen. [ Moslims bidden in de richting mekka. ] Op een dag ging ik naar binnen, zei de openingsformule Allah akbar en ging staan om mijn gebed te beginnen, toen een Frank mij van achteren vastpakte en mijn gezicht naar het oosten keerde, terwijl hij zei: 'Zo moet je bidden.' Onmiddellijk kwamen enkele Tempeliers tussenbeide. Zij namen hem vast en verwijderden hem, terwijl ik me omkeerde om mijn gebed af te maken. Maar, gebruikmakend van een ogenblik dat zij niet opletten, pakte hij mij opnieuw van achteren vast, draaide mijn gezicht naar het oosten en herhaalde: 'Zo moet je bidden.' Opnieuw kwamen de Tempeliers tussenbeide, verwijderden hem, en verontschuldigden zich bij mij: Het is een vreemdeling die onlangs uit het Frankenland gekomen is.

Uit: Usama ibn Munqidh, Het boek van leren door voorbeeld. ca. 1183 Usama ibn Munqidh (1095-1188), is een dichter, militair en politicus. Zijn belangrijkste overgeleverde werk is zijn autobiografie ‘Kitab al-I’tibar’ (‘Het boek van leren door voorbeelden’). Dat boek bevat levendige beschrijvingen van het dagelijkse leven in Syrië en van zijn ontmoetingen met kruisvaarders; sommigen beschouwt hij zelfs als zijn vrienden. Het boek is bedoeld als een geschenk voor Saladin.

a De Frank draait Usama naar het oosten. Waarom vergist hij zich?

b Geeft de bron informatie waarom hij Usama naar het oosten draait?

c Wat zou een reden kunnen geweest zijn?

d Kunnen wij op basis van de bron zeggen dat moslims vrij hun geloof kunnen beleven tijdens de periode van de kruistochten? Waarom (niet)? Beargumenteer je antwoord.

e Welke historische vraag zou je aan de bron kunnen stellen?

228 LES F2 d e K ru istO chten
OPDRACHT 6 ©VANIN

Bron

Terwijl de overwinnaars in hoog tempo de veroverde stad plunderden, die hun volgens het oorlogsrecht was toegevallen, begon abt Martinus aan zijn eigen buit te denken. Uit vrees met lege handen te staan terwijl ieder ander rijk werd, besloot hij zijn gewijde handen voor roof te gebruiken. Omdat hij het ongepast vond met diezelfde handen wereldlijke buit aan te raken, dacht hij na hoe hij voor zichzelf een deel van die relikwieën van heiligen bijeen kon krijgen. Die waren er in grote aantallen. (…) Martinus, (…) koos een heel afgelegen gewijde plek die de voorwerpen leek te herbergen die hij zo vurig wenste. [ Martinus bedreigde een oude priester die hem een kistje vol relikwieën toonde ]. Toen hij dat zag, stak de abt haastig en begerig zijn beide handen erin en zowel hij als de kapelaan vulden de plooien van hun pij met heilig roofgoed.

Uit: Gunther van Pairis, Geschiedenis van Constantinopel, ca. 1208 De Vierde Kruistocht (1202-1204) wordt oorspronkelijk gestart om Jeruzalem te heroveren via een inval in Egypte. In plaats daarvan geraken de westerse kruisvaarders niet verder dan Constantinopel, hoofdstad van het Byzantijnse Rijk. De stad wordt op gruwelijke wijze geplunderd in april 1204. Tijdens die plundering verliest Constantinopel heel veel relikwieën. De meeste schrijvers zwijgen over de roof of minimaliseren die. Een uitzondering is het verslag van abt Martinus van Pairis van de plundering. Martin was de abt van het cisterciënzerklooster van Pairis in de Elzas. Het verslag is opgetekend door de monnik Gunther van Pairis in zijn Geschiedenis van Constantinopel uit ca. 1208.

a Ho e wordt de plundering gerechtvaardigd?

b Waarom zwijgen de meeste schrijvers over de roof?

c Ho e kun je te weten komen of je antwoord op de vorige vraag juist is?

De gevolgen van de kruistochten

Historici verschillen nogal van mening over de gevolgen van de kruistochten. Het gezag van de paus als leider van de westerse christenheid wordt versterkt . De economie wordt nog internationaler : Italiaanse steden zoals Genua en Venetië beheersen de handel met het oosten Het westen leert de Arabische levenswijze en cultuur beter kennen . Maar het komt niet tot een echte uitwisseling. Het is giswerk of bijvoorbeeld de spitsboog, heraldische wapenschilden en andere oosterse culturele uitingen via de kruistochten tot ons zijn gekomen.

Het moderne Midden-Oosten komt niet voort uit die middeleeuwse oorlogen. Toch roepen de kruistochten in de Arabische wereld vandaag vaak heel emotionele reacties op. Het gaat al lang niet meer om het verleden zelf: de kruistochten worden gebruikt en misbruikt om hedendaagse conflicten in de streek te rechtvaardigen.

229 F cu ltuur in de middeleeuwen
5 De plundering van Constantinopel in 1204
OPDRACHT 7 4 ©VANIN

a De kruisto chten hebben heel wat onbedoelde gevolgen . Welk gevolg kun je als ‘ bedoeld ’ benoemen?

b Bedo elde en onbedoelde gevolgen zijn historische redeneerwijzen. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.

Bron 6 De kruistochten toen en nu

Meer dan in het westen zijn in het oosten de kruistochten levendig aanwezig. Het is onzin om te zeggen dat iedere Arabier in de Levant na een kwartier direct over het onrecht van de kruistochten begint te spreken; zoals hier willen de meeste mensen daar gewoon een beetje gelukkig zijn en in vrede leven (...) Saladin is voor velen in de regio wel een groot voorbeeld, zowel bij de gewone man als bij politici. (...) Herinneringspostzegels verwijzen soms naar de geschiedenis en illustreren daarmee dat de gememoriseerde gebeurtenis nog betekenis heeft: Zo worden in 1987 o.a. in Jordanië, Egypte, Saoedie-Arabië en Jemen postzegels uitgegeven die de Slag bij Hattin uit 1187 herdenken. Bij mijn weten zijn er geen herinneringspostzegels in de westerse wereld uitgegeven in 1999 die de inname van Jeruzalem herdenken.

Uit: J. Philips, Godfried van Bouillon vs. Saladin: de schurk vs. de held? In: Hermes, 2011 De auteur, een leraar geschiedenis, schrijft voor Hermes, het tijdschrift van de Vlaamse Vereniging voor Leraren Geschiedenis. Enkele maanden voor de inname van Jeruzalem in 1187 werden de kruisvaarders verpletterend verslagen in Hattin. Daarmee was het lot van de stad bezegeld.

a Op welke historische vraag geeft deze bron een antwoord?

b Zijn er redenen om aan te nemen dat de bron een betrouwbaar antwoord geeft op deze vraag?

c Herinneringsp ostzegels illustreren dat de gebeurtenis die herdacht wordt nog altijd betekenis heeft. Leg uit aan de hand van de kruistochten.

230 LES F2 d e K ru istO chten
OPDRACHT 8 OPDRACHT 9 ©VANIN

De westerse bronnen die de inname van Jeruzalem in 1099 beschrijven, zijn heel plastisch in hun taalgebruik. Volgens een anonieme schrijver is die inname zo bloedig ‘dat de onzen tot hun enkels in het bloed waadden…’. Bij een andere auteur klinkt het dan weer: ‘Indien je hier zou geweest zijn, dan zouden je voeten tot aan de enkels rood gekleurd zijn met het bloed van de verslagenen’. En bij een derde auteur wordt het nog spectaculairder: ‘Als ik het vertel, zult u het niet geloven. Laat het volstaan om te zeggen dat de ridders … tot aan hun knieën in het bloed reden en tot aan de teugels van een paard’. De paarden die toen gebruikt werden, zouden wij vandaag paardjes of pony’s noemen, zo klein waren ze, maar dan nog is die laatste beschrijving toch wel echt spectaculair. Kun jij berekenen hoeveel bloed er nodig zou zijn om tot je enkels of je knieën in het bloed te staan of te rijden? Bereken het maar eens voor een oppervlakte van 10 vierkante meter … In heel de omgeving van Jeruzalem woonden niet zoveel mensen. Overdrijven konden ze wel, die schrijvers van toen… Maar geef toe, hun beschrijvingen spreken tot de verbeelding.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘tijdrekening’, ‘periode’, ‘westers’ en ‘niet-westers’ uitleggen

2 de b egrippen ‘islam’, ‘Klein-Azië’ en ‘motief’ uitleggen

3 de aanleiding, bedoelde gevolgen en onbedoelde gevolgen van de kruistochten benoemen

4 de voorgeschiedenis van de kruistochten uitleggen

5 de eerste kruisto cht vanaf de toespraak van paus Urbanus schetsen

6 het verdere verloop van de westerse aanwezigheid in het Midden-Oosten uitleggen

7 de gevolgen van de kruistochten opnoemen

8 verschillen in interpretatie van de kruistochten tussen vroeger en nu opnoemen

9 kenmerken van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen toelichten

KUNNEN

1 een symb olische kaart analyseren

2 informatie uit historische bronnen afleiden

3 de b etrouwbaarheid van een historische bron beoordelen in functie van een historische vraag

4 bronnen met elkaar vergelijken om een historische vraag te beantwoorden

5 de kruisto chten bestuderen vanuit verschillende perspectieven

6 historische vragen stellen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

231 F cu ltuur in de middeleeuwen
ONWAARSCHIJNLIJK!
©VANIN

De kruistochten

1 Wat voorafging

• 7e eeuw: Arabieren veroveren Palestina.

• 11e eeuw: In Spanje en Zuid-Italië b eginnen christenen de moslims terug te dringen.

• 11e eeuw: Seltsjo eken zijn bedreiging voor Byzantium Byzantium verliest een deel van Klein-Azië oproep voor hulp Byzantijnse keizer aan paus geen gevolg nieuwe oproep eerste kruistocht

2 Motieven voor de kruistochten

1095 Oproep paus Urbanus voor kruistocht

Byzantijnen help en tegen Seltsjoeken

Jeruzalem bevrijden

Massale reactie

Kruistocht = middel om hemel te verdienen

3 Het verloop van de kruistochten

• b egin 1096: volkskruistocht mislukking

• zomer 1096: ridderkruisto cht Jeruzalem veroverd in 1099

Oprichting kruisvaarderstaten

Langzame reactie moslimwereld

Christenen verliezen gebieden.

1187: Saladin, inname Jeruzalem

Vierde kruistocht eindigt met plundering Constantinopel in 1204.

1291: Het westen is helemaal verdreven.

4 De gevolgen van de kruistochten

• Het gezag van de paus wordt versterkt.

• Economie wordt nog internationaler: Genua en Venetië.

• Westen leert Arabische cultuur beter kennen maar geen echte uitwisseling.

• Kruisto chten roepen vandaag nog emotionele reacties op. gebruik en misbruik van geschiedenis

232
LES F2 d e K ru istO chten
LES F2 SCHEMA
©VANIN

BRONNEN

Onderzoek 7:

Arabische bronnen over de inname van Jeruzalem in 1099

Er zijn weinig historische gebeurtenissen waarover zoveel geschreven is als de kruistochten. Een gebeurtenis die vandaag nog tot de verbeelding spreekt, is de inname van Jeruzalem door de kruisvaarders in juli 1099. In het verleden hebben westerse historici vooral aandacht besteed aan westerse bronnen. In deze les bekijken we het onderwerp vanuit het andere standpunt.

Wat zeggen Arabische bronnen over het aantal slachtoffers bij de inname van de stad in 1099?

KRUISTOCHTEN NAAR HET MIDDEN-OOSTEN

Kaartnr(s).

Bronnen uit de 12e eeuw

De bevrijding van Jeruzalem met de grafkerk is het einddoel van de kruisvaarders in 1099. Wanneer zij naar Jeruzalem trekken, komen zij in het Midden-Oosten in een onbekend gebied terecht. Zij weten weinig of niets over de bewoners en de machthebbers. Het omgekeerde is ook waar: de moslims weten in het begin niet wie de kruisvaarders zijn, wat die daar doen en wat hen drijft. Zij noemen de kruisvaarders vaak ‘Franken’.

Moslimtijdgenoten zien de inname van Jeruzalem in 1099 als een lokale gebeurtenis zonder veel betekenis. Voor de tijdgenoten is de inname van de stad niet anders dan wat in de decennia daarvoor gebeurde. De stad is toen verschillende keren ingenomen:

- In 1073 veroveren Seltsjoeken (soennitische Turken) Jeruzalem op de Fatimiden (sjiieten uit Egypte).

- In 1077 komt de bevolking van Jeruzalem in opstand en neemt de stad in handen, maar de stad wordt daarna terug ingenomen door de Seltsjoeken.

- In 1098 veroveren de Fatimiden Jeruzalem opnieuw op de Seltsjoeken.

- In 1099 veroveren westerse kruisvaarders Jeruzalem op de Fatimiden.

233 F cu ltuur in de middeleeuwen
1271
1095
©VANIN

Bron 2 Ibn al-Qalānisī

De Heilig Grafkerk in Jeruzalem De Heilig Grafkerk is de plaats waar volgens de traditie Jezus begraven werd. Het is voor christenen een van de heiligste plaatsen. De kerk is sinds de 4e eeuw een belangrijke bedevaart plaats. Op de plaats van de huidige kerk hebben meerdere kerken gestaan die tijdens oorlogen en branden verloren gaan. De Heilig Grafkerk wordt in de 11e eeuw compleet verwoest. Het huidige gebouw stamt uit de 12e eeuw.

De Franken vielen de stad aan en namen er bezit van. Een aantal inwoners trok zich terug in de Toren van David en velen werden gedood. De joden verzamelden zich in de synagoge en ze hebben die boven hun hoofd verbrand.

Uit: Ibn al-Qalānisī, Voortzetting van de kroniek van Damascus, ca. 1140-1150

De historicus Ibn al-Qalānisī is afkomstig uit Damascus (Syrië) waar hij als ambtenaar werkt. Er is weinig gekend over zijn leven. Hij schrijft een groot deel van zijn kroniek in dezelfde tijd als al-Azīmī of iets later. Hij noemt bijna nooit zijn bronnen, maar die lijken voor het grootste deel afkomstig te zijn uit Syrië en Egypte. Als ambtenaar had hij waarschijnlijk toegang tot officiële archieven en oudere kronieken. Zoals al-Azīmī is ook hij geen ooggetuige.

De Toren van David is een oude verdedigingstoren van de stad.

Bron 3 Mohammed al-Azīmī

492 Vervolgens richtten [ de Franken ] zich naar Jeruzalem en namen het in uit de handen van de Egyptenaren [ sjiitische Fatimiden ]. Godfried nam er bezit van en ze verbrandden de synagoge.

Uit: Mohammed al-Azīmī , De geschiedenis van Aleppo, ca. 1143-1144

De kroniek ‘De geschiedenis van Aleppo’ van al-Azīmī, is de oudst bewaarde Syrische bron over de kruistochten. De schrijver heeft het grootste deel van zijn leven in Aleppo doorgebracht. Hij voltooit het werk in 538/1143-44. Hij is geen ooggetuige van de gebeurtenissen. Het jaar 492 is november 1098 - oktober 1099 in de westerse tijdrekening . Godfried van Bouillon is een van de leiders van de kruistocht. Een synagoge is de plaats waar joden hun godsdienstige plechtigheden houden.

234 ONDERZOEK ar abische br O n nen Over de inname van Jeruzalem in 1099
Bron 1 De Heilig Grafkerk
©VANIN

In het jaar 491 verschenen de Franken. Ze vielen aan en namen Antiochië en Tripoli in. In het jaar 492 namen ze bezit van Jeruzalem en het nabijgelegen Tyrus en Akko.

Uit: Ibn al-Azraq al-Fāriqī, Ahmad, De geschiedenis

Mayyafariqin en Āmid, ca. 1164-1176

Ibn al-Azraq al-Fāriqī is een van de latere Syrische auteurs die over de kruistochten schrijft. Hij beschrijft heel kort de gebeurtenissen. Uiteraard is hij ook geen ooggetuige.

Het jaar 491 is december 1097 - oktober 1098 in de westerse tijdrekening 491. Antiochië, Tripoli, Tyrus en Akko zijn kustplaatsen aan de Middellandse Zee.

Bronnen uit de 13e eeuw

In de 12e eeuw zijn er regelmatig conflicten tussen de plaatselijke machthebbers, tussen moslims en christenen, maar het grootste deel van de tijd leven zij in vrede naast elkaar. Er zijn weinig onderlinge contacten. In de 13e eeuw verandert de situatie in het Midden-Oosten. Saladin wordt de nieuwe leider in het gebied en hij slaagt erin om de moslimwereld te verenigen. Het leger van Saladin verovert Jeruzalem in 1187: de moslimwereld heeft de kruisvaarders verslagen. De verovering van Jeruzalem in 1099 door de kruisvaarders wordt nu gezien als een botsing tussen de Franken en de moslimwereld als geheel.

Bron 5 Ibn Wasil

Nadat ze bezit hadden genomen van Ramla belegerden ze Jeruzalem en vielen [ de stad ] aan. Ze namen haar in bezit, verzamelden de joden van de stad in een synagoge en staken die in brand. Ze doodden meer dan 70 000 moslims ...

Uit: Ibn Wasil, De geschiedenis van Salihi, ca. 1240

De historicus Ibn Wasil wordt geboren in een middenklasfamilie in de Syrische stad Hama. Hij is actief in het onderwijs maar ook in de politiek.

Ramla is een belangrijke handel sstad in de 11e eeuw, het ligt 50 km ten noordwesten van Jeruzalem.

Bron 6 Ibn al-Athir

De heilige stad werd langs de noordkant ingenomen, op vrijdagochtend, zeven dagen van Sha’ban. De bevolking sloeg dadelijk op de vlucht. De Franken bleven een week in de stad, de moslims uitmoordend. Een groep moslims verschanste zichzelf in de toren van David en vocht drie dagen door. De Franken gaven hen vrijgeleide (…). De Franken hielden hun woord, en de groep vertrok ‘s nachts naar Asjkelon. De Franken hebben meer dan 70 000 mensen gedood in de al-Aqsamoskee, waaronder een groot aantal moslimimams en -geleerden, en ook vrome en ascetische mannen (…)

235 F cu ltuur in de middeleeuwen Bron 4 Ibn al-Azraq al-Fāriqī
©VANIN

Uit: Ibn al-Athîr, De volledige geschiedenis, ca. 1231

Ibn al-Athîr is een zeer belangrijke Arabische (of Koerdische?) moslimhistoricus. Hij brengt zijn wetenschappelijke loopbaan door in Mosoel en bezoekt vaak Bagdad. Hij reist ook een tijd mee in het gezelschap van Saladin en is zo getuige van de inname van Jeruzalem in 1187. Daarna verblijft hij ook in Aleppo en Damascus en overlijdt in Mosoel. Zijn hoofdwerk is een geschiedenis van de wereld ‘al-Kamil fi at-Tarikh’. Daarvoor verzamelt hij het materiaal uit oude bronnen en tijdens zijn reizen. Ibn al-Athîr neemt zijn bronnen niet letterlijk over, maar bewerkt ze. Zijn geschiedenis is een geschiedenis van de machthebbers, zij zijn het die in zijn ogen de geschiedenis maken. Vanuit zijn eigen tijd kijkt hij naar het verleden. Hij ziet de verovering van Jeruzalem in 1099 als een aanslag van de Franken op de hele moslimwereld en niet als een lokaal conflict. Hij schrijft het boek rond 1231.

Sha’ban is de achtste maand van de islamitische kalender. Asjkelon is een kuststad op ongeveer 75 km ten westen van Jeruzalem. De al-Aqsamoskee is de belangrijkste moskee van Jeruzalem, gelegen op het Tempelplein waar ook de rotskoepel staat.

Bron 7 Zittende man (mogelijk Saladin)

Bron 8 Ibn Kahldun

©VANIN

Uit: al-Jazari, Automata, kopie uit 1354, Freer Gallery of Art, Washington D.C.

Wanneer tijdgenoten spreken over hun (…) legers, en wanneer zij zich bezighouden met discussies over moslim- of christelijke soldaten, (…), blijken zij over het algemeen te overdrijven, de grenzen van het gewone te overschrijden en te bezwijken voor de verleiding van het sensatiezuchtige (…) . De reden is eenvoudig. Het is het gemeenschappelijke verlangen naar sensatiezucht, het gemak waarmee men een hoger cijfer kan noemen (…).

Uit: Ibn Kahldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377, eigen vertaling Ibn Kahldun (1332-1406) is een moslimgeleerde die op verschillende wetenschappelijke terreinen actief is. Hij wordt soms de vader van de moderne geschiedschrijving genoemd. Zijn belangrijkste werk is ‘al-Muqaddimah’ (‘Inleiding tot de geschiedenis’) uit 1377.

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 bronnen vergelijken

2 het tegenstrijdige karakter van twee bronnen verklaren

3 de eigen standplaatsgeb ondenheid of die van anderen toelichten

4 je inleven in historische fenomenen en afstand doen van je eigen waarden- en normenkader

5 de b etrouwbaarheid van bronnen onderzoeken

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

236 ONDERZOEK ar abische br O n nen Over de inname van Jeruzalem in 1099

Naam: Klas: Nr.: Score:

Situeer de historische vraag uit de inleiding in het referentiekader.

Tijd:

Ruimte:

Domein:

2

Zijn de bronnen 2, 3, 4, 5 en 6 primair of secundair voor ons onderzoek? Leg uit waarom. OPDRACHT 1

Lees de inleidende teksten en de bronnen. Duid aan welke woorden je niet begrijpt en zoek de betekenis ervan op.

a De bronnen staan gegroepeerd in bronnen uit de 12e eeuw en bronnen uit de 13e eeuw. Bij de bronnen staat er telkens een inleidende tekst. Wat is de bedoeling daarvan?

b Welke bronnen zijn bruikbaar om de historische vraag van dit onderzoek te beantwoorden? Leg uit waarom.

OPDRACHT 3

c Vervolledig aan de hand van de bronnen de legende bij de kaart van Jeruzalem.

Vereenvoudigd stadsplan van Jeruzalem in 1099

237 F cu ltuur in de middeleeuwen
1 2 3 4
4 3 2 1
OPDRACHT
©VANIN

OPDRACHT 4

a Wat zeggen de bronnen over het aantal slachtoffers bij de inname van de stad? Plaats de geschreven bronnen in chronologische volgorde. Vul in wanneer de bron geschreven is en noteer bij elke bron het aantal slachtoffers.

Bron Bron Bron Bron Bron

OPDRACHT 5

b Welk groot verschil is er tussen de bronnen uit de 12e eeuw en die uit de 13e eeuw?

c Wat zegt Ibn Kahldun (bron 8) over het noemen van grote aantallen?

a Vergelijk bron 2 en bron 6. Zijn de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de historische vraag?

Bron 2

Bron 6

Wie is de auteur?

Wanneer is de bron gemaakt?

Is hij een ooggetuige?

Is hij een tijdgenoot?

Is er een groot tijdverschil met de gebeurtenissen die hij beschrijft?

Waar heeft hij de bron gemaakt?

Wat is zijn beroep?

Heeft hij andere bronnen gebruikt?

Wat is het doelpubliek?

Wat is de bedoeling van de bron? Omcirkel.

Hoeveel moslims worden gedood?

Waar worden zij gedood?

informeren / ontspannen / ontroeren

informeren / ontspannen / ontroeren

238 ONDERZOEK ar abische br O n nen Over de inname van Jeruzalem in 1099
©VANIN

b Zo ek op voor hoeveel personen er plaats is in de al-Aqsamoskee.

c Welke belangrijke gebeurtenis voor Jeruzalem heeft er plaatsgevonden op het eind van de 12e eeuw?

©VANIN

d Welke bron is volgens jou het meest betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? Geef drie argumenten

OPDRACHT 6

a Hieronder volgen een aantal stellingen. Zijn ze juist of fout? Kruis aan.

a In 1099 veroveren de kruisvaarders Jeruzalem op de moslims.

b In 1187 veroveren de moslims Jeruzalem op de kruisvaarders.

c De Arabische kronieken uit de 12e eeuw besteden geen aandacht aan het aantal slachtoffers.

d De Arabische kronieken uit de 12e eeuw beschrijven de inname van Jeruzalem als een geb eurtenis zonder grote betekenis.

e De Arabische auteurs uit de 12e eeuw vonden het niet de moeite om de aantallen slachtoffers te no emen.

f De Arabische kronieken uit de 13e eeuw besteden geen aandacht aan het aantal slachtoffers.

g De Arabische auteurs uit de 13e eeuw vonden het waarschijnlijk niet de mo eite om het aantal slachtoffers te noemen.

h Het is pas na de verovering van Jeruzalem door de moslims in 1187 dat de Arabische kronieken aantallen vermelden.

i Na de verovering van Jeruzalem door de christenen in 1187 geven zij een andere betekenis aan de inname in 1099.

j In de 13e eeuw zien Arabische auteurs de inname van Jeruzalem in 1099 als een conflict tussen de hele moslimwereld en de Franken.

b Als de stelling fout is, motiveer dan hieronder waarom.

239 F cu ltuur in de middeleeuwen
JuistFout

Beantwoord de historische vraag van dit onderzoek: vervolledig de tekst over de inname van Jeruzalem in 1099. In deze les onderzochten wij

De vroegste Arabische kronieken besteden aandacht aan de inname van Jeruzalem in 1099. Zij noemen aantallen. Het is voor hen een conflict. In de eeuw wordt de inname van de stad in 1099 gezien als een conflict van de kruisvaarders met de hele . Kroniekschrijvers spreken dan over 70 000 doden, maar dat aantal is zeker

Wij weten dus niet hoeveel er gevallen zijn 1099, maar in ieder geval veel dan 70 000.

240 ONDERZOEK ar abische br O n nen Over de inname van Jeruzalem in 1099
BESLUIT ©VANIN

Toch niet zo duister, die middeleeuwen

In het begin van het schooljaar stelde je vast dat de middeleeuwen nog vaak afgeschilderd worden als een onbeschaafde tijd, beheerst door ziekten en geweld. Dat cliché ontstaat in de vroegmoderne tijd bij intellectuelen en kunstenaars met een passie voor de cultuur van de klassieke oudheid. Die visie is eenzijdig. De 12e eeuw is zelfs een tijd van culturele bloei op het vlak van onderwijs, wetenschappen en literatuur.

Waar en hoe wordt de jeugd opgeleid?

Wat bestuderen de wetenschappers?

Waarover schrijven middeleeuwse auteurs?

1000

HEROPLEVING HANDEL

universiteiten

Het onderwijs evolueert

1100

Kaartnr(s).

SCHOLEN IN STEDEN / LITERATUUR IN VOLKSTAAL / HOOFSE EPIEK

CULTURELE BLOEI

1224-1274

Thomas van Aquino

1300

1225-ca. 1300

Jacob van Maerlant

In de middeleeuwen gaan de meeste kinderen niet naar school . Alles wat ze moeten kunnen, leren ze van hun ouders of mensen uit het dorp. Beroepen gaan over van generatie op generatie. De meeste mensen zijn analfabeet . Dat blijft nog lange tijd het geval, ook lang na de middeleeuwen. Aanvankelijk is het onderwijs beperkt tot de hogere standen : adel en geestelijkheid. In de lagere jaren leren die kinderen lezen, schrijven en rekenen. Om in de mis te kunnen bidden en zingen, leren ze ook een beetje Latijn. Wat ze leren, is dus vooral gericht op de godsdienst. Omdat er geen schoolboeken zijn, moeten ze veel vanbuiten leren. Om dat te vergemakkelijken, gebeurt dat vaak op rijm. Oudere leerlingen studeren in abdijen kathedraal scholen de zeven vrije kunsten (artes liberales). Dat zijn filosofie (dialectica), redenaarskunst (retorica), spraakkunst (grammatica), meetkunde (geometrica), rekenkunde (aritmetica), muziek (musica) en astronomie (astronomia). Ook dat onderwijs staat in dienst van de religie . Het moet de mens in staat stellen tekens van God (bijvoorbeeld in de natuur) te interpreteren en zijn geheimen te doorgronden.

In de 11e-12e eeuw verandert het onderwijs. Door de heropleving van de handel en van de steden groeit de vraag naar ambtenaren, boekhouders, vertalers ... Er ontstaan nieuwe

241 F cu ltuur in de middeleeuwen F3
1 ±
±
±
©VANIN

OPDRACHT 1

opleidingen in gespecialiseerde kennis en vaardigheden: boekhouden, correspondentie, vreemde talen, recht. De kathedraalscholen winnen nog aan belang. Ze leiden niet alleen geestelijken op, maar ook leken uit de burgerij. De naambekendheid van het schoolbestuur en de docenten trekken hen aan. Vanaf 1100 ontstaan in Europa de eerste universiteiten . De basis van de universitaire opleiding blijven de zeven vrije kunsten . Wie de graad van ‘magister artium’ behaalt, kan doorstromen naar een studie in een hogere faculteit. Daar studeer je theologie , geneeskunde of rechten.

©VANIN

OPDRACHT 2

De universiteit van Leuven is de eerste universiteit van onze gewesten. Leuven lijdt onder de ondergang van de laken nijverheid en kan die nieuwe bron van inkomsten goed gebruiken. Op het einde van de 15e eeuw is de universiteit van Leuven de tweede grootste van Europa. Die van Parijs is de grootste. In het onderwijs nemen boeken een steeds belangrijkere plaats in.

Lees de lestekst.

a Welke stand geniet aanvankelijk geen onderwijs?

b Onderstreep in de lestekst twee voorbeelden die aantonen dat het onderwijs in dienst staat van de godsdienst.

c Vanaf wanneer verandert dat? Onderstreep in de lestekst waarom.

Bron 1 Europese universiteiten met hun oprichtingsjaar

Voor 1300 1300-1400 1401-1500

Palencia 1208

Valladolid 1346

Salamanca 1243

Coimbra 1308

Lissabon 1290

Glasgow 1450

Aberdeen 1494

St. Andrews 1411

Noordzee

Cambridge 1233

Oxford 1167

Caen 1437

Nantes 1461

Angers 1337

Poitiers 1431

Bordeaux 1441

Cahors 1332

Toulouse 1233

Huesca 1354

Zaragoza 1474

Alcalá 1499

Sevilla 1254

0 500 km

Sigüenza 1489

Leuven 1425

Trier 1473

Parijs 1150

Orléans 1235

Bourges 1464

Dôle 1422

Valence 1459

Orange 1365

Perpignan 1350

Lérida 1300

Valencia 1500

Uppsala 1477

Kopenhagen 1478

Rostock 1419

Keulen 1388

Mainz 1476

Greifswald 1456

Leipzig 1409

Erfurt 1379

Heidelberg 1385

Freiburg 1455

Grenoble 1339

Avignon 1303

Aix 1409

Montpellier 1289

Barcelona 1450

Palma 1483

Praag 1347

Ingolstadt 1472

Tübingen 1477

Basel 1459

Turijn 1405

Vercelli 1228

Pavia 1361

Piacenza 1248

Reggio 1188

Pisa 1343

Florence 1349

Siena 1357

Middellandse Zee

Wenen 1365

Treviso 1318

Padua 1222

Ferrara 1391

Ravenna 1085

Bologna 1088

Arezzo 1215

Perugia 1308

Rome 1303

Napels 1224

Salerno 1211

Krakau 1364

Bratislava 1467

Boeda 1389

Pécs 1467

Catania 1444

a Uit welke eeuw dateren de oudste Italiaanse, Franse, Engelse en Duitse universiteiten?

b Waar vind je de eerste universiteit van de Nederlanden? In welke eeuw wordt die gesticht?

242 LES F3 tO c h niet zO duister, die middeleeuwen

Bron 2 Aula in Salamanca

Aula (lesruimte) aan de universiteit van Salamanca in Spanje

Bron 4 De overdracht van Arabische kennis

Bron 3 Aula in Parijs

Laurentius a Voltolina, miniatuur, tweede helft 14e eeuw

Heinrich von Friemar, een Duitse monnik en theoloog, onderwijst in het begin van de 14e eeuw Arabische filosofie aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs. Voor die gelegenheid draagt hij een tulband.

De reconquista door de katholieken van Noord-Spanje bereikte een eerste hoogtepunt met de herovering van Toledo in 1085, dat in de twaalfde eeuw een belangrijk centrum zou worden voor de transfer van Arabische kennis naar de Latijnse wereld. (…) In de eerste fase vertaalde men de Arabische auteurs: hun inleidingen en commentaren op Griekse filosofen en hun eigen bijdragen. In een tweede fase begon men ook de werken van de Griekse denkers te vertalen waarop de moslims hadden verdergebouwd. Mensen kwamen naar Toledo om er Arabisch te leren en vertalingen te maken. Vanuit Toledo vertrokken ook vertalers naar andere delen van Europa. Het Sicilië en Zuid-Italië van Frederik II Hohenstaufen (1194-1250) was een meertalig en multicultureel centrum van kunst en wetenschap, waar Arabieren, Byzantijnen en Latijnsprekende Duitsers elkaar ontmoetten. Michaël Scotus (†1236) was, zoals zijn naam doet vermoeden, van Keltische oorsprong. Hij werkte een tijdlang in Toledo en vertrok uit Spanje om aan het hof van Frederik II de grote commentaren van Averroës (Ibn Rushd) op Aristoteles (de ‘Fysica’, ‘Over de ziel’ …) naar het Latijn te vertalen: een reusachtig werk met een enorme impact op het westerse denken. Die vertalingen werden verspreid naar de Europese universiteiten. (…) Wel moet men daaraan toevoegen dat men vanaf de twaalfde eeuw ook al vertalingen maakte rechtstreeks van het Grieks naar het Latijn (…) Het westen heeft dus lang niet alles te danken aan de Arabieren en aan Latijnse vertalingen van Arabische vertalingen van Griekse wetenschappers en filosofen. Er waren andere vertalingen beschikbaar en er was de neiging om zelf Grieks te leren. De westerse wijsbegeerte was zich trouwens ook al opnieuw zelfstandig aan het ontwikkelen vóór dergelijke vertalingen beschikbaar werden. (…)

©VANIN

Uit: D. Praet, Islamitische en christelijke middeleeuwse wijsbegeerte: invloeden en polemieken, 2018 Danny Praet studeert klassieke talen en filosofie. Aan de universiteit van Gent doceert hij onder andere geschiedenis van de filosofie van de klassieke oudheid en van de middeleeuwen.

243 F cu ltuur in de middeleeuwen
OPDRACHT 3

OPDRACHT 4

a Vergelijk bron 2 en 3. Wat stel je vast?

b Beschrijf de houding van de studenten.

c Geef twee verklaringen waarom de monnik een tulband draagt.

d Met welke wetenschappelijke kennis komen de christenen in het westen via de Arabieren in contact?

e In welke gebieden komt het westen in contact met de wetenschappelijke kennis van de Griekse oudheid en die van de Arabieren?

f Onderstreep in de tekst twee argumenten die de volgende stelling staven. ‘Het westen heeft dus lang niet alles te danken aan de Arabieren en aan Latijnse vertalingen van Arabische vertalingen van Griekse wetenschappers en filosofen’.

Bron 5 De artes liberales of vrije kunsten

Zoek in de lestekst op welke de ‘vrije kunsten’ zijn. Vul aan bij de passende nummers.

TIP Bij elke tekening vind je rechts de oplossing, maar wel in middeleeuws handschrift! Spraakkunst (grammatica) staat niet op deze pagina.

Uit: Thomasin von Zerclaere, Der Welsche Gast, ca. 1256 Von Zerclaere (ca. 1186-ws.1238) is een geleerde en dichter uit het Duitse Rijk

244 LES F3 tO c h niet zO duister, die middeleeuwen
1 2 3 4 5 6 dialectica musica astronomia ©VANIN

OPDRACHT 5

De wetenschappelijke kennis vergroot

Ook vóór de reconquista kennen middeleeuwse geleerden een deel van de ideeën uit de klassieke oudheid. Maar de meesten van hen belijden een autoriteitsgeloof. Dat wil zeggen dat ze niet twijfelen aan wat er in de Bijbel en in de klassieke teksten staat. Kritisch denken wordt afgewezen. In de stedelijke cultuur van de 12e eeuw kent de studie van de klassieke auteurs een nieuwe impuls. Via de reconquista in Spanje, de kruistochten en handelscontacten met de moslim wereld in Spanje, Sicilië, Zuid-Italië en het Midden-Oosten (her)ontdekken geleerden een aantal Griekse en Arabische filosofische en wetenschappelijke geschriften. Die werken worden gekopieerd en vertaald in het Latijn. Enkele belangrijke West-Europese vertalers, zoals Willem van Moerbeke, vertalen Griekse teksten rechtstreeks naar het Latijn. Daardoor vergroot de wetenschappelijke kennis . De dominicaan Thomas van Aquino (1224-1274) bestudeert het werk van de Griekse filosoof Aristoteles. In zijn belangrijkste werk ‘Summa theologica’ stelt van Aquino dat er geen tegenstelling hoeft te zijn tussen filosofie en theologie. Hij hecht veel belang aan de observatie van de natuur. Onder zijn impuls ontwikkelt het natuurwetenschappelijke denken zich sterk. De Vlaming Willem van Moerbeke maakt voor hem een vertaling van de werken van Aristoteles, rechtstreeks uit het Grieks, dus zonder Arabisch tussenstadium. De hele middeleeuwen door blijft het Latijn echter de taal van de wetenschappen in West-Europa. De wetenschappelijke studie van het recht boekt enorme vooruitgang door de kennismaking met het ‘Corpus Iuris Civilis’, het wetboek van de Byzantijnse keizer Justinianus uit de 6e eeuw.

Bron 6 Het labyrint in de kathedraal van Chartres

a Wat is een labyrint?

b Welk verhaal uit de klassieke oudheid gaat over een labyrint?

c Wat kun je besluiten over de kennis van de klassieke oudheid in de middeleeuwen?

245 F cu ltuur in de middeleeuwen
2
©VANIN

Lees de lestekst en beantwoord de vragen.

a Wat belemmert de wetenschappelijke vooruitgang? Leg uit.

b Welke ontwikkelingen liggen aan de basis van de verruiming van de wetenschappelijke kennis vanaf de 12e eeuw? Onderstreep met rood in de lestekst.

c Onderstreep in de lestekst twee verdiensten van Thomas van Aquino.

Literatuur in het Latijn en de volkstaal

Lange tijd is schrijven bijna uitsluitend het werk van geleerden, ambtenaren of kloosterlingen. Heiligenlevens loven het voorbeeldige leven van mensen die later heilig verklaard zijn. Ze moeten mensen aansporen een even christelijk leven te leiden. Kronieken vertellen de ‘geschiedenis’ van een bepaald gebied of de wereld. Ze zijn een mengeling van historische gebeurtenissen, geruchten en ‘wonderen’. De auteurs beginnen hun verhaal meestal met het scheppingsverhaal. Die twee genres blijven heel de middeleeuwen door bestaan. Tot in de 13e eeuw is Latijn de meest gebruikte taal in de literatuur.

In de Angelsaksische wereld begint men al vrij vroeg in de volkstaal te schrijven. Elders begint dat pas in het begin van de 12e eeuw. Oude, voordien mondeling overgeleverde heldenverhalen worden opgeschreven en groeien uit tot de zogenaamde ridderepiek . Een van de oudste heldenverhalen is het ‘Roelandslied’. Een ander bekend voorbeeld is ‘Karel ende Elegast’. Beide verhalen zijn ontstaan in de periode van Karel de Grote. Hij wordt geprezen als heldhaftige voorvechter van het christendom. In de ridderepiek is feodale trouw de meest gewaardeerde deugd en spelen mannen de hoofdrol.

Dat is helemaal anders in de hoofse epiek . Die ontstaat in Zuid-Frankrijk. Vanaf de 12e eeuw schrijven troubadours er liederen en gedichten over smachtende en onbevredigde liefdes. Daarin wordt ‘hoofsheid’ als levenshouding aangemoedigd met name: welgemanierdheid, fijngevoelige liefde, edelmoedigheid, nederigheid, vrijgevigheid …

Binnen de dierenepiek is ‘Van den Vos Reynaerde’ zeer bekend. Het werk heeft scherpe kritiek op de adel en de clerus en vormt een aanklacht tegen de menselijke ondeugden.

Religieuze verhalen sporen mensen aan tot een godsvruchtige levenshouding. In het 13e-eeuwse ‘Beatrijs’ bezwijkt een non voor de aardse liefde van een jongeling en ontvlucht het klooster

Na pijnlijke omzwervingen keert ze vol berouw terug naar het klooster. Niemand heeft haar verdwijning opgemerkt, omdat de Maagd Maria de hele tijd haar plaats ingenomen heeft.

Onderstreep in de lestekst:

• met groen een voorbeeld van continuïteit en van verandering ,

• met blauw twee middeleeuwse literaire genres in het Latijn,

• met rood vier literaire genres in de volkstaal.

246 LES F3 tO c h niet zO duister, die middeleeuwen
OPDRACHT 6 3 OPDRACHT
©VANIN
7

OPDRACHT 9

Bron 7 De hoofse levensstijl

- Ho ogmoedigheid moet men altijd verafschuwen. Wees nederig, en dat met mate. Te veel nederigheid is dwaas.

- Wees niet te veel in jezelf gekeerd of al te familiair. Ik wil er dit mee zeggen: aan het eerste pleegt men een hekel te hebben, het laatste acht men ongepast.

- Wie minachtend spreekt over vrouwen, is een onbeschaafde boerenkinkel. We zijn immers allemaal uit vrouwen geboren.

- Wees verstandig en snel in het begrijpen van wat anderen zeggen. Wees terughoudend in het doorvertellen van wat mensen je toevertrouwd hebben: dan handel je juist.

- Als je voor iemands deur staat, dan moet je niet onverwachts naar binnen gaan zonder je aanwezigheid kenbaar te maken; dat zou incorrect zijn. Klop, kuch of spreek, dat is mijn raad.

Uit: Het Boec van Seden, 13e eeuw Het werk geeft aanbevelingen over hoe iemand zich (hoofs) moet gedragen. Het is geschreven in het Middelnederlands, de volkstaal in onze gewesten. Het is gebaseerd op een oudere tekst in het Latijn en is een vertaling naar het hedendaagse Nederlands.

Onderstreep in de bron vier kenmerken van een hoofse levensstijl.

Bron 8 Jacob van Maerlant over Aristoteles

Die eerste die es Aristoteles, [ es = is ]

Die te rechte de-erste wel es, [ te rechte = terecht ]

Want hi van alre philosophien, [ alre = alle ]

Van alre natuerliker clerghien, [ clerghien = geleerden ]

Boven allen heidenen die oyt waren

Draghet crone in der scaren. [ draghet = dragen; scaren = groep ]

Uit: Jacob van Maerlant, Spieghel Historiael Van Maerlant (ca. 1225-1300) schrijft wetenschappelijke en religieuze werken. Hij vertaalt belangrijke Latijnse werken in de volkstaal, het Middelnederlands, en becommentarieert ze met aanvullingen en verduidelijkingen. Zo maakt hij belangrijke Latijnse werken bereikbaar voor een breder (adellijk!) publiek. Zijn ‘Spieghel Historiael’ is een kroniek, een geschiedkundig werk.

a Wat vindt de auteur van Aristoteles?

b Onderstreep in de contextinformatie bij de bron waarom van Maerlant vandaag beschouwd wordt als een belangrijke Middelnederlandse auteur.

247 F cu ltuur in de middeleeuwen
OPDRACHT 8
©VANIN

KENNEN

1 de b egrippen ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘verandering’, ‘multicultureel’ en ‘filosofie’ uitleggen

2 de b egrippen ‘autoriteitsgeloof’, ‘dierenepiek’, ‘hoofse epiek’, ‘kroniek’, ‘reconquista’, ‘ridderepiek’, ‘troubadour’ en ‘vrije kunsten’ uitleggen en in de tijd situeren

3 het onderwijs voor en na de 11e eeuw vergelijken (doel, vakken, leerlingen, soorten scholen)

4 verklaren waarom het onderwijslandschap vanaf de 11e eeuw verandert

5 het ontstaan en de organisatie van de universiteiten uitleggen

6 de o orzaken van de culturele bloei in de 12e eeuw geven

7 het verschuivend belang van het Latijn en de volkstaal in de cultuur van de middeleeuwen uitleggen en situeren in de tijd

8 twee voorbeelden geven van geleerden die literairwetenschapelijk werk leverden

9 vier genres van middeleeuwse literatuur in de volkstaal opnoemen en van elk een voorbeeld geven

KUNNEN

1 op een kaart informatie afleiden over de verspreiding en datering van de middeleeuwse universiteiten

2 bronnen vergelijken

3 uit een tekst informatie halen over de invloed van de Arabieren op de wetenschappen in de middeleeuwen

4 uit een af beelding afleiden dat het in de middeleeuwen niet ontbrak aan kennis van de klassieke oudheid

5 in een bron de kenmerken van de hoofse levensstijl terugvinden

©VANIN

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

248 LES F3 tO c h niet zO duister, die middeleeuwen
kennen
Wat je na deze les moet
en kunnen:

LES F3 SCHEMA

Toch niet zo duister, die middeleeuwen ©VANIN

1 Het onderwijs evolueert

Grootste deel bevolking: geen onderwijs, analfabeet

Voor 11e eeuw

Wie? Adel en geestelijkheid

Waar? Abdij- en kathedraalscholen

Wat?

• Lagere jaren: lezen, schrijven, rekenen, eerste beginselen Latijn

• Hogere jaren: zeven vrije kunsten

Waarom? Godsdienst

Oorzaak verandering: opkomst en bloei van de steden

2 De wetenschappelijke kennis wordt groter

Na 11e eeuw

Geestelijken, leken uit burgerij

Steden, kathedraalscholen en (vanaf 1100) universiteiten

• Bo ekhouden, correspondentie en vreemde talen (in steden)

• Zeven vrije kunsten (in kathedraalscholen)

• Theologie, geneeskunde, rechten (in universiteiten)

• Handel (voor steden)

• Wetenschappen (in kathedraalscholen en universiteiten)

Autoriteitsgeloof = geen twijfel over Bijbel en teksten klassieke oudheid

12e eeuw: hernieuwde studie van de klassieke auteurs

Oorzaken: 1 reconquista in Spanje + kruistochten

2 handelscontacten met de moslimwereld

(her)ontdekking Griekse en Arabische filosofische en wetenschappelijke geschriften

Wetenschappelijke kennis vergroot.

Latijn = taal van de wetenschappen doorheen de middeleeuwen (= continuïteit)

3 Literatuur in het Latijn en de volkstaal

Continuïteit

Verandering vanaf begin 12e eeuw

Taal Latijn volkstaal bv. Middelnederlands

Genres • heiligenlevens

• kronieken

• ridderepiek • dierenepiek

• ho ofse epiek • religieuze verhalen

249
F cu ltuur in de middeleeuwen

Romaanse en gotische kunst

Vanaf de 4e-5e eeuw kent WestEuropa een culturele en technische achteruitgang. Toch bewonderen wij vandaag honderden prachtige middeleeuwse kerken

Hoe is dat mogelijk? Hoe evolueert de bouwkunst? Hoe evolueert de beeldhouwkunst?

Kaartnr(s).

De Kerk is opdrachtgever van romaanse en gotische kunst

In de 7e en 8e eeuw wordt West-Europa door monniken bekeerd tot het christendom (zie les F1). Men bouwt opnieuw kerken. Kleine kerken krijgen een houten onderdak dat steunt op stevige, dikke muren met kleine ramen.

Kloosters bouwen op het platteland vanaf de 10e eeuw steeds grotere, bredere romaanse kerken. Vanaf ca. 1150 bouwen bisschoppen en poorters in de steden gotische kathedralen en parochiekerken.

Bron 1 Het grondplan van grote romaanse en gotische kerken

Ca. 1000 beginnen vooral de kloosters grotere kerken te bouwen.

a Welk christelijk teken zie je in het grondplan?

b Waarvoor dient een kerk in de eerste plaats?

250 LES F4 r O maanse en g Otische Ku nst 900 1000 1200 F4
500 1400 1100 1300
ROMAANSE KUNST GOTISCHE KUNST
OPDRACHT 1 N Z WO 1450
1
KOOR SCHIP X
©VANIN

OPDRACHT 2

c Waar staat het (hoofd)altaar? Zet een kruisje op die plaats op het grondplan.

d In welke windrichting staat het hoofdaltaar?

e Waarom?

OPDRACHT 3

Romaanse kloosterkerken op het platteland en gotische kathedralen in de stad

Om de ruimte te overdekken bouwen de monniken, zoals de Romeinen, tongewelven die steunen op dikke muren. Steunberen beletten dat het dak en het tongewelf de muren naar buiten duwen.

De ramen hebben meestal rondbogen en zijn klein. Vooral in het noorden zijn de romaanse kerken daarom dikwijls somber en donker . En God is licht, zegt de Bijbel. Er moet dus meer licht in de kerken komen. Door nieuwe technieken kunnen vanaf ca. 1150 de kerken hoger en de ramen groter gemaakt worden. Dat is het begin van de gotische stijl

Waar komt de naam van deze kunststijlen vandaan? Verbind.

Romaanse stijl

Gotische stijl

De bouwvakkers nemen enkele bouwtechnieken zoals het tongewelf en de rondbogen van de Romeinen over.

In de vroegmoderne tijd vindt men de stijl barbaars. De naam verwijst naar de Goten, een van de barbaarse stammen die in de 4e eeuw het Romeinse Rijk zijn binnengevallen (zie les A2).

Bron 2 Abdij kerk in Conques (schip)

Bron 3 Kathedraal in Amiens (schip en gewelf)

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch

b Waar komt het meeste licht binnen? Omcirkel.

bron 2 – bron 3

251 F cu ltuur in de middeleeuwen
2
3 1 3 2 ©VANIN

OPDRACHT 4

c Zet de cijfers uit de af beelding bij de juiste term.

Bron 4 Conques (westgevel)

Bron 5 Amiens (westgevel)

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch

b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.

Roosvenster Timpaan

c Voor welk gebouw gelden de onderstaande kenmerken?

Sobere aankledingKantwerk in steen Spitsbogen Rondbogen

Kerkenbouwers zorgen voor meer licht zonder dat het dak instort

De Romeinen gebruiken tongewelven (zie opdracht 6, bron 8), kruisgewelven en steunberen om grote kerken te kunnen bouwen. In de vroege middeleeuwen is die kennis verdwenen. De romaanse bouwvakkers herontdekken die technieken al doende. Gotische bouwvakkers slagen erin om met nieuwe technieken nog grotere kerken te bouwen. Zij vangen vanaf 1160 de druk van het dak en de gewelven op door luchtbogen en steunberen. Binnenin vervangen ze het kruisgewelf door het kruisribgewelf en (bundel)pijlers (zie opdracht 6, bron 9).

252 LES F4 r O maanse en g Otische Ku nst
3 2 1
©VANIN

OPDRACHT 5

GROEPSWERK

1 Ga samenzitten in groepen van drie of vier leerlingen en voer de opdrachten uit.

2 Los op drachten 4, 5, 6 en 7 op.

3 Gebruik de kaartjes met extra info van je leraar.

Veel succes!

Bron 6 Abdij van Vézelay (schip)

Bron 7 Saint-Pierre, Bourges (schip)

a Onderstreep telkens wat juist is.

• Het koor in bron 6 is romaans / gotisch. Het schip in bron 6 is romaans / gotisch.

• In bron 7 is het koor romaans / gotisch, het schip is romaans / gotisch.

b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.

253 F cu ltuur in de middeleeuwen
Koor Tongewelf / kruisgewelf BundelpijlerGordelboogKruisribgewelf 2 1 4 2 1 3 5 ©VANIN

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch

b Zet de letters en cijfers uit de tekeningen bij de juiste term.

Bron 8

SteunbeerSchip TongewelfZijbeukBuitenmuur

Bron 9

LuchtboogSpuwerKruisribgewelfSteunbeerPinakel

Bron 10 Kathedraal Saint-Etienne, Bourges

Bron 11 Kathedraal Notre Dame de Nazareth, Vaison-la-Romaine

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch

254 LES F4 r O maanse en g Otische Ku nst Bron
Bron
8
9
OPDRACHT 6
OPDRACHT
a a a a c b e d d 3 5 3 2 2 1 4 1 5 2 1 4 3 ©VANIN
7

8

b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.

SpitsboogPinakelLuchtboogRondboogSteunbeer

Timpanen en beeldhouwkunst

Middeleeuwse beelden zijn meestal versieringen van muren : de beelden zijn niet vrijstaand, ze hangen vast aan de muur. Een mooi voorbeeld van die beeldhouwkunst vinden we in de timpanen : ronde of spitse bogen boven de ingang van een kerk. De beelden zijn aanvankelijk erg onrealistisch , maar worden in de gotiek al wat natuurlijker . De beelden komen ook meer en meer van de muren los te staan

Bron 12 Timpaan van Conques Bron 13 Timpaan van Amiens

a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch

b Voor welke van beide kerken en timpanen zijn de volgende uitspraken geldig? Bekijk zeker ook de andere bronnen van Conques en Amiens in deze les. Zet een kruisje in de juiste kolom.

1 Het beeldhouwwerk zit nog vast in het achterliggende vlak.

2 De beelden komen vrij uit het achterliggende vlak.

3 De beelden staan vrij in een nis

4 Dit timpaan heeft het meest realistische / natuurgetrouwe beeldhouwwerk.

5 Het onderwerp op het timpaan is het Laatste Oordeel.

6 Westgevel, torens, ramen e.d. zijn bekleed met kantwerk van steen.

7 Deze kerk is soberder afgewerkt.

255 F cu ltuur in de middeleeuwen
4
1213
OPDRACHT
©VANIN

Vergelijk gotische met romaanse kerkgebouwen. Wat is er veranderd? Wat is gebleven? Rangschik in de juiste kolom: het koor is oostwaarts gericht – de lichtinval – de opdrachtgever –de kruisvorm van het grondplan – de steunberen – het gewelf – de bogen – de beelden.

Continuïteit

Verandering

©VANIN

ONWAARSCHIJNLIJK!

Kijk eens go ed naar het figuurtje links op de foto. Lijkt het niet op een punker? Het lijkt haast of deze duivel weggelopen is uit een of andere strip of tekenfilm. Niet zo dus! Hij werd gebeeldhouwd in de 12e eeuw en staat in het timpaan van de abdijkerk van Conques (zie vorige bladzijde).

Als je het timpaan aandachtig bestudeert, bemerk je resten van kleuren. Vandaag vinden veel toeristen de romaanse en gotische kerken juist mooi vanwege de naakte kleur van de steen, zowel binnen als buiten.

Maar romaanse en gotische kerken én veel timpanen en andere beelden waren gekleurd. Water en wind hebben de meeste kleuren van de romaanse en gotische kerken weggehaald. Binnen verdwenen heel wat muurschilderingen onder een kalklaag.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

KENNEN

1 de b egrippen ‘continuïteit’ en ‘verandering’ uitleggen

2 van b eide stijlen drie kenmerken van de bouwkunst geven

3 van b eide stijlen twee kenmerken van de beeldhouwkunst geven

4 de oriëntering / b ouw van het koor naar het oosten verklaren

5 het verband tussen stijl en druk verklaren

6 twee voorbeelden geven van continuïteit en twee van verandering

KUNNEN

1 romaanse en gotische kerken en elementen van elkaar onderscheiden

2 op af beeldingen de elementen ‘tongewelf’, ‘kruisgewelf’, ‘kruisribgewelf’, ‘pijler’, ‘rondboog’, ‘spitsboog’, ‘steunbeer’, ‘luchtboog’, ‘timpaan’ aanduiden

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

256 LES F4 r O maanse en g Otische Ku nst
BESLUIT

Romaanse en gotische kunst

ROMAANS

GOTISCH

11e-12e eeuw vanaf 1150-15e eeuw koor oostwaarts koor oostwaarts platteland: kloosters stad: bisschopp en en stadsbestuur dikke muren en kleine ramen grote ramen

Opvang druk

Opvang druk tongewelven / kruisgewelven kruisribgewelf rondboog spitsboog muren en pijlers pijlers steunb eren steunb eren en luchtbogen

Timpanen en beeldhouwkunst onderwerp dikwijls het Laatste Oordeel stenen bijbel

Beeldhouwwerk

Beeldhouwwerk minder natuurgetrouw meer natuurgetrouw soberder kantwerk van steen beelden vast in het vlak los van het vlak

257 LES F4 SCHEMA F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

BRONNEN

Onderzoek 8:

Primitieven

de Vlaamse

Uit les E4 weet je dat de Bourgondische Nederlanden in de 15e eeuw een geduchte macht vormen. De rijkdom en weelde in Bourgondisch Vlaanderen biedt voor kunstenaars unieke kansen. De term ‘Vlaamse Primitieven’ is oorspronkelijk een letterlijke vertaling van de Franse benaming ‘les primitifs flamands’, waarbij het Franse ‘primitif’ in de betekenis van ‘vroeg, eerst’ te begrijpen is.

Welke kenmerken heeft de kunst van de Vlaamse primitieven? Welke waarde heeft die Vlaamse kunst voor tijdgenoten?

©VANIN

Bron 1 De maand oktober

Uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry, 29 x 21 cm, 15e eeuw Vorsten, edelen, geestelijken en rijke kooplieden bestellen kunstwerken, zoals verluchte (geïllustreerde) manuscripten . Het getijdenboek is gemaakt in opdracht van de hertog van Berry, zoon van de Franse koning Jean II en broer van de Bourgondische hertog Filips de Stoute. Vanaf ca. 1350 laten de kunstschilders en boekverluchters stilaan de idealisering van de gotiek los en wordt een evolutie ingezet naar een meer realistische afbeelding van de werkelijkheid. Op de kalender miniatuur zie je hoe het land wordt bewerkt. Het kasteel op de achtergrond is het Louvre. De Vlaamse Primitieven laten zich inspireren door de Vlaamse en Noord-Franse miniaturen zoals deze.

258 ONDERZOEK de v l aamse Primitieven
Kaartnr(s).
900 500 1100 1300 ROMAANSE KUNST GOTISCHE KUNST VLAAMSE PRIMITIEVEN 1450 1000 1200 1400 1500

Rogier van der Weyden, De kruisafneming, olieverf op houten paneel, 220 x 260 cm, 1438 Rogier Van der Weyden (ca.1399-1464) is afkomstig uit Doornik. Hij vestigt zich in Brussel, waar hij rond 1436 stadsschilder wordt. Rogier Van der Weyden is een van de belangrijkste Vlaamse Primitieven. In zijn eigen tijd is hij in heel Europa bekend. Hij krijgt opdrachten van verschillende leden van het Bourgondische hof. De kruisafneming vormt het middenpaneel van een drieledig altaarstuk (een drieluik of triptiek). De twee zijpanelen zijn verloren geraakt. De personages op het schilderij zijn bijna levensgroot afgebeeld.

Bron 3 Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw

Jan van Eyck, Portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw, olieverf op houten paneel, 82 x 60 cm,1434

Jan Van Eyck wordt beschouwd als de belangrijkste kunstschilder van de Vlaamse Primitieven. Tijdens zijn leven al is hij een van de beroemdste schilders van Europa. Zijn verfijnde olieverftechniek en levensechte weergave zal in heel Europa navolging krijgen. 16e-eeuwse Italiaanse bronnen noemen Jan van Eyck als de uitvinder van de olieverf. Hedendaags onderzoek heeft aangetoond dat dit niet klopt. Maar Jan van Eyck heeft de techniek wel verbeterd en beroemd gemaakt. Van Eyck werkt voor Filips de Goede en onderneemt voor hem ook verscheidene diplomatieke missies. Arnolfini is een succesvolle Italiaanse bankier die zich in 1421 in Brugge vestigt.

259 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

Bron 4 Portinari-triptiek

Hugo van der Goes, Portinari-triptiek, ca. 1470, tentoongesteld in de Galleria degli Uffizi, Firenze De in Brugge gevestigde Florentijnse familie Portinari bestelde bij Hugo van der Goes een altaarstuk voor een Florentijnse kerk. Het schilderij maakte veel indruk en beïnvloedde de kunst van de Florentijnse schilders, zoals Botticelli.

De aanbidding van Het Lam gods door Jan en Hubert Van Eyck

Jodocus Vijd en Elisabeth Borluut, een kinderloos echtpaar uit de Gentse burgerij, bestellen het altaarstuk voor een altaar in de Sint-Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal). Het volledige kunstwerk bestaat uit 26 grote en kleine schilderijen. De verlossing van de mensheid door het offer van Christus (gesymboliseerd door het lam) vormt het centrale thema van het schilderij. Het meesterwerk wordt rond 1432 voltooid. In 1934 worden twee panelen gestolen. De dieven proberen losgeld te verkrijgen. Om hun eis kracht bij te zetten, laten ze één paneel terugvinden.

Maar de overheid weigert met geld over de brug te komen. Het andere paneel is, ondanks alle speuracties, tot vandaag spoorloos.

Wat je na dit onderzoek moet kunnen:

KUNNEN

1 de Vlaamse Primitieven situeren in tijd en ruimte

2 kunstwerken aandachtig bekijken en vergelijken

3 de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven herkennen

4 vier kenmerken van het werk van de Vlaamse Primitieven op een afbeelding aantonen

5 de evolutie naar meer realisme uitleggen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.

260 ONDERZOEK de v l aamse Primitieven
ONWAARSCHIJNLIJK!
©VANIN

Naam: Klas: Nr.: Score:

OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

a Verklaar de term 'Vlaamse Primitieven'. Onderstreep de juiste antwoorden. Primitief verwijst naar: vroeg – eenvoudig – eerst – onontwikkeld – gebrekkig.

b Situeer de Vlaamse Primitieven in de tijd en de ruimte.

Bekijk bron 1.

a Is dat een voorbeeld van de kunst van de Vlaamse Primitieven? Leg uit.

b Welk verband is er met de kunst van de Vlaamse Primitieven?

c Geef twee elementen die die miniatuurtekening realistisch maken.

d Kijk go ed naar het paard en de man op de voorgrond. Welke techniek gebruikt de schilder om diepte weer te geven?

e Vergelijk deze bron met de kalenderminiatuur op p. 83. Wat valt er je op?

f Ho e kun je dat verklaren?

OPDRACHT 3

Bekijk bron 2. Waaruit blijkt de zin voor detail en realisme?

OPDRACHT 4

Bekijk bron 3.

a Welke indruk maakt Jan van Eyck op zijn tijdgenoten?

b Waarom wordt van Eyck zo gewaardeerd?

261 F cu ltuur in de middeleeuwen
©VANIN

OPDRACHT 5

c Jan Van Eyck schildert heel nauwkeurig en heeft veel aandacht voor details. Geef daarvan twee voorbeelden.

d Geef vier technieken die Van Eyck gebruikt om het schilderij diepte te geven.

BESLUIT

e Welke eeuwenoude legende over Jan van Eyck wordt door hedendaags onderzoek tegengesproken?

Bekijk bron 4.

a Wie bestelt dat werk en welke bestemming had het?

b Welke indruk maakt het Vlaamse kunstwerk? Leg uit.

c Wat kun je zeggen over de kleuren die de Vlaamse Primitieven gebruiken? Bekijk ook nog eens de twee vorige bronnen.

Formuleer op elke vraag een kort antwoord.

• Historische vraag 1: Welke kenmerken heeft de kunst van de Vlaamse Primitieven?

• Historische vraag 2: Welke waarde heeft de Vlaamse kunst voor tijdgenoten?

262 ONDERZOEK de v l aamse Primitieven
©VANIN

Cultuur in de middeleeuwen

KERK

De Kerk is machtig en invloedrijk.

Ho ogtepunt: 11e, 12e eeuw

KRUISTOCHTEN

Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem

Standb eeld van Saladin in Damascus

MIDDELEEUWSE CULTUUR

ROMAANS

11e -12e eeuw

GOTISCH

12e -15e eeuw

wetenschappen, literatuur en kunst

VLAAMSE PRIMITIEVEN

15e eeuw

263 F cu ltuur in de middeleeuwen
OVERZICHT F
©VANIN

GSynthese

Naar goede ‘Storiagewoonte’ vind je in dit onderdeel enkele opdrachten die het referentiekader en de belangrijkste vaardigheden herhalen. Ook je kennis over de middeleeuwen wordt opgefrist. Veel plezier!

OPDRACHT

Bron 1 De leenhulde verbindt leenheer en leenman plechtig

Bron 3 De burcht ‘Krak van de Ridders’ (Syrië, 12e-13e eeuw) is het best bewaarde kruisvaarderkasteel

Bron 2 Twee mannen bewerken de grond met hak en spa

Bron 4 Hoofdportaal van de abdij kerk in Conques (12e eeuw)

Geef aan de hand van de bronnen enkele belangrijke politieke, sociale, economische en culturele kenmerken van de middeleeuwen.

• Politiek:

• Economisch:

• Sociaal:

• Cultureel:

264 G sYnthese
©VANIN

WEBQUEST

Beroemde en beruchte middeleeuwers

De lessen in dit boek focussen op de ‘grote lijnen’ van de geschiedenis. Tijdens deze les krijg je de kans om het leven van enkele beroemde middeleeuwers wat van dichterbij te bekijken. We stellen Chlodovech, Karel de Grote, Godfried van Bouillon, Jan Zonder Vrees en Jeanne d’Arc voor.

Wie is jouw personage?

Kaartnr(s).

©VANIN

Zoek op internet informatie over je personage. Ga kritisch om met de sites waarop je terechtkomt. Wikipedia is meestal een betrouwbare bron. Zorg dat je al deze puntjes in je tekst of presentatie verwerkt.

Verwerk de onderstaande puntjes in je tekst of in je presentatie.

Tijd

Duid geboorte- en sterfdatum aan op een tijdlijn. Duid op de tijdlijn minstens twee algemene, belangrijke gebeurtenissen aan die tijdens het leven van je personage plaatsvinden.

Ruimte In welk rijk leeft je personage? Duid dat rijk op een historische kaart aan.

Domein In welk domein kun je je personage situeren?

Stamboom Geef belangrijke informatie over voorouders en/of kinderen van je personage.

Levensloop Geef de naam, nationaliteit en het beroep van je personage.

Samengevat

Noem enkele belangrijke feiten uit het leven van je personage.

Herhaal kort waarom je personage historisch belangrijk is. Probeer uit elk van de voorgaande antwoorden een element te gebruiken in je samenvatting.

Wat je na deze les moet kunnen:

KUNNEN

1 informatie op het internet zoeken

2 een personage situeren in de tijd, de ruimte en het domein

3 historische gegevens selecteren en ordenen

4 gebeurtenissen op een tijdlijn plaatsen

Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

265 G sYnthese
G1
±800v.C. ±500 ±1450 ±1750 ±1945 ±3500v.C.
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN
VROEGMODERNE
MODERNE TIJD HEDENDAAGSE TIJD MIDDELEEUWEN
KLASSIEKE OUDHEID
TIJD

Woordenlijst ©VANIN

We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen. Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje. Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het blauw.

aalmoes: geld of andere materiële hulp voor armen

aanleiding: historische redeneerwijze: gebeurtenis die een feit of fenomeen het meest rechtstreeks doet ontstaan. Ze verklaart waarom een feit of fenomeen op dat bepaald moment plaatsvindt.

abdij: geheel van gebouwen waar monniken of nonnen samen leven, bidden en werken

abt: leider van een klooster, als het om een vrouw gaat spreekt men van een abdis

adel: een van de drie standen; de edelen

aflaat: kwijtschelding van de boetedoening (straf) voor de zonden

agrarische samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw

ambachtslieden: oefenen als beroep een handwerk (ambacht) uit, bijvoorbeeld slager, bakker, smid, timmerman, wever ...

arabesk: sierlijke decoratie, bestaande uit een slingerende basislijn

argument: historische redeneerwijze: reden of uitleg voor iets

autonomie: zelfstandigheid

autoriteitsgeloof: er kan niet getwijfeld worden aan de Bijbel of aan de overgeleverde kennis uit de klassieke oudheid. Kritisch denken wordt afgewezen.

ballingschap: gedwongen verblijf elders dan waar men thuis is – zie ook ‘verbanning’

bedevaart: reis naar een plaats die een bijzondere betekenis heeft binnen een godsdienst

bedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn met opzet veroorzaakt

belfort: vooral in de steden in de Zuidelijke Nederlanden; wachttoren met klokken, aan of bij een stadhuis of markthal; symbool van de stedelijke macht

belegering: een stad of een burcht omsingelen en afsnijden van de buitenwereld met de bedoeling om de inwoners uit te hongeren tot ze zich overgeven

biecht: een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk

bisdom: een aantal christelijke geloofsgemeenschappen die het kerkelijke gebied van een bisschop vormen

bisschop: geestelijke aan het hoofd van een bisdom

bondgenoot: een medestander, iemand die je helpt

borduren: techniek waarbij met een naald en garen op textiel versieringen worden aangebracht

braakland: akkerland waarop niet wordt gezaaid, zodat de grond zich kan herstellen en vruchtbaar blijft

breuk: (symbolisch) moment waarop er belangrijke veranderingen gebeuren

cavalerie: soldaten te paard (synoniem: ruiterij)

celibaat: het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen

centraliseren: de vorst neemt de macht in handen; de centralisatie van de macht verloopt geleidelijk; op het einde van de middeleeuwen houden de meeste vorsten de touwtjes stevig in handen.

266 WOORDENLIJST

centrum: het middelpunt van een gebied; het middelpunt van de politieke, economische en/of culturele macht

christianiseren: bekeren tot het christelijke geloof

clerus: de geestelijke stand; in ruime betekenis kerkelijke personen, in strikte betekenis mannen die een wijding ontvangen hebben in de katholieke Kerk

cliché: iets dat dikwijls wordt gezegd; een afgezaagde uitdrukking

collectieve herinnering: herinnering die een groep mensen gezamenlijk heeft; door verhalen van ouders, leerkrachten, media; dat speelt een belangrijke rol bij de vorming van culturele identiteit.

concilie: belangrijke vergadering van kerkleiders

continentaal: verwijst naar het werelddeel

continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee

continuïteit: historische redeneerwijze: wat wezenlijk hetzelfde blijft, niet verandert

demografisch: in verband met samenstelling en evolutie van het bevolkingsaantal

derde stand: ongeveer 95 % van de bevolking behoort tot de derde stand, de meeste mensen werken in de landbouw en zijn arm, maar ook de rijke handelaars en ambachtslieden in de steden behoren tot de derde stand

dierenepiek: middeleeuwse literatuursoort, met dieren in een hoofdrol, met scherpe kritiek op adel en clerus en de menselijke ondeugden

directe oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen rechtstreeks doet ontstaan

tijd de controle over zijn rijk omdat hij belangrijke ambtslenen aan geestelijken geeft. Die hebben geen erfgenamen en zo krijgt de keizer altijd zijn lenen terug.

duivel: de verpersoonlijking van het kwade

duur: tijdsduur; lengte in tijd gemeten, hoelang iets duurt

©VANIN

discriminatie: het ongelijk behandelen van personen bijvoorbeeld omwille van hun geslacht, ras of godsdienst

Duitse Rijk: dat rijk ontstaat door de samenvoeging van Oost-Francië en enkele vorstendommen uit Midden-Francië.

De Duitse koning voert ook dikwijls de (Frankische) keizerstitel. Hij houdt lange

eeuw: periode van 100 jaar

emancipatie: het ijveren voor gelijke rechten en gelijkheid in een maatschappij

epidemie: besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt en waardoor een groot deel van de bevolking getroffen wordt

evolutie: historische redeneerwijze: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd – zie ‘verandering’

fantasy: genre gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden

feodaliteit: bestuursvorm waarbij de leenheer zijn leenmannen persoonlijk afhankelijk maakt door lenen te geven. Daarbij wordt ook een deel van het bestuur en de rechtspraak mee geleend.

filosofie: wetenschap die systematisch fundamentele en kritische vragen stelt over o.a. de mens en de samenleving, kennis en waarheid, goed en kwaad en daarop met het verstand algemene antwoorden probeert te formuleren.

flagellant: middeleeuwse boetedoener die zich geselt, vaak in het openbaar

geestelijke: iemand die een kerkelijke wijding heeft ontvangen. Reguliere geestelijken leven volgens de kloosterregel, seculiere geestelijken leven ‘in de wereld’.

gelaagde samenleving: samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren; bijvoorbeeld de standenmaatschappij

gelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn dezelfde op hetzelfde moment

267 WOORDENLIJST

gesloten ruimte: kan verwijzen naar een gesloten landschap of naar een gesloten samenleving

getuigenis: verklaring die men aflegt

gewest: gebied met een (gedeeltelijk) eigen bestuur

gilde: vereniging van kooplieden en/of ambachtslieden

globaal: verwijst naar de wereld

godsoordeel: een proef om door goddelijke tussenkomst de waarheid aan het licht te brengen zoals bijvoorbeeld de waterproef: wanneer iemand die in het water wordt gegooid blijft drijven, is die persoon gered

gouwgraaf: bestuurt een gouw (= een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst

grafgift: voorwerp dat aan de overledene wordt meegegeven in het graf

grondwet: de basiswet van een land. Daarin staan de rechten, plichten en vrijheden van de burgers, van de overheid en hoe het bestuur van het land is georganiseerd.

Guldensporenslag: na de strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger worden op het slagveld 500 paar gulden sporen verzameld van gesneuvelde ’Franse’ ridders. Pas in de 19e eeuw spreekt men daarom over de Guldensporenslag.

handel: het kopen en verkopen van producten

hel: de plaats waar iemand voor altijd afgescheiden is van God

hemel: de plaats waar God verblijft

hertog: bestuurt een mark (= een ‘provincie’ met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger

hoofse epiek: middeleeuwse literatuursoort met als onderwerp de hoofse levensstijl: welgemanierdheid, fijngevoelige liefde, edelmoedigheid, nederigheid, vrijgevigheid ...

incidentele oorzaak: historische redeneerwijze: een eenmalige gebeurtenis, zoals een handeling van mensen (bijvoorbeeld een moordaanslag of een demonstratie) of een natuurverschijnsel (bijvoorbeeld een misoogst, een overstroming of een epidemie). Incidentele oorzaken werken op korte termijn.

indirecte oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen onrechtstreeks doet ontstaan

industriële samenleving: de productie gebeurt met machines, veel mensen werken in de industrie in plaats van in de landbouw

infanterie: soldaten die te voet vechten (synoniemen: voetvolk, voetsoldaten)

in natura betalen: met producten of arbeid betalen

islam: godsdienst ontstaan in de 7e eeuw; de gelovigen heten moslims of islamieten.

justitie: de rechterlijke macht

Karolingers: een dynastie van Frankische koningen die regeert van de 8e tot de 10e eeuw; Karel de Grote is de belangrijkste van die koningen.

katharen: christelijke groepering uit de 12e-13e eeuw in Zuid-Frankrijk die zich afzette tegen de leer van de katholieke Kerk. Zij werd wegens ketterij door de kerk bestreden en uitgeroeid.

kathedraal: kerk van een bisschop

keure: 1. reglement van een ambachtsgilde; 2. stadsrechten die de landvorst aan de stad verleent

©VANIN

hofhouding: iedereen die bij een machtige vorst of geestelijke leeft en dikwijls voor hem of haar werkt

hofmeier: opzichter over een hofhouding

Klein-Azië: schiereiland in het uiterste westen van Azië; deel van het huidige Turkije

klooster: gebouw of gemeenschap van mensen die hun leven aan God wijden

268 WOORDENLIJST

kluizenaar: iemand die alleen en in afzondering leeft

kompas: navigatie-instrument, de draaiende naald wijst het noorden aan

kritisch: onafhankelijk van anderen, op een wetenschappelijke manier denkend en oordelend

kroniek: middeleeuws chronologisch verslag van belangrijke gebeurtenissen

kroondomein: het gebied dat onder de rechtstreekse heerschappij van de koning staat

kroonvazal: rechtstreekse leenman van de vorst

Kroon-Vlaanderen: Vlaanderen ten westen van de Schelde. De Vlaamse graaf heeft dit gebied in leen van de Franse koning.

laken: geweven wollen stof

lakenhalle: stedelijk gebouw dat diende als opslagplaats en verkoopruimte voor o.a. lakenstoffen; werd ook gebruikt als vergaderplaats of als rechtbank.

landbouw: akkerbouw en veeteelt

leen: de leenman krijgt een leen in ruil voor trouw aan de leenheer

leenwezen: zie feodaliteit

lekenbroeder: kloosterling die geen wijding krijgt en minder verplichtingen heeft dan de monniken

Levant: naam voor een deel van Zuidwest-Azië, ten oosten van de Middellandse Zee

lokaal: verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)

manuscript: letterlijk: handschrift; geschreven (en dus niet gedrukte of getypte) tekst

maritieme ruimte: aan of op zee

mergel: gemalen lichtgeel gekleurde mergelsteen / mergelkalk

Merovingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 5e tot de 8e eeuw; Chlodovech is de belangrijkste van die koningen.

metten: gebeden ’s nachts of in de vroege ochtend; de ‘Brugse metten’ verwijzen dus naar een gebeurtenis op een zeer vroeg tijdstip.

migratie: het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere, met het doel in die nieuwe streek te gaan leven

migratiesaldo: het verschil tussen het aantal mensen dat wegtrekt uit het gebied en het aantal dat er zich vestigt; is het saldo positief, dan vestigen er zich meer mensen dan er wegtrekken, en omgekeerd.

millennium: periode van 1 000 jaar

minaret: moskeetoren

minderheid: de kleinste groep mensen

miniatuur: afbeelding bij middeleeuwse handschriften, als versiering van een letter of van de tekst

mis: ook eucharistie genoemd, een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk

missionaris: (in zijn oude vorm) iemand die door de katholieke Kerk naar een ander gebied wordt gezonden om dat gebied te bekeren tot het christendom

monarchie: bestuursvorm waarbij één persoon de macht heeft, dikwijls een koninkrijk

mondelinge traditie: het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie

monnik: iemand die in een klooster een teruggetrokken leven leidt

moslim: aanhanger van de islam

©VANIN

markgraaf: bestuurt een mark (= een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger.

motief: reden die tot een handeling aanzet, drijfveer

multicultureel: met verschillende culturen

269 WOORDENLIJST

mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd

nationaal: verwijst naar de staat of het land

nijverheid: het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiks- en luxevoorwerpen

nis: uitsparing of holte in een muur

Oeigoeren: Turks volk uit Centraal-Azië. Het Mongoolse schrift is gebaseerd op het Oeigoerse schrift.

onbedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn niet met opzet veroorzaakt

ongelijkheid: personen en/of groepen zijn niet gelijk. Afhankelijk van de ruimte en de tijd gaat het over ongelijkheid of het vlak van rechten/plichten, bezit, politieke inspraak.

ongelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn verschillend op hetzelfde moment

onroerende goederen: stukken grond en gebouwen

oorzaak: historische redeneerwijze: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen doet ontstaan

open ruimte: kan verwijzen naar een open landschap of naar een open samenleving

patriarchale samenleving: ongelijke

samenleving waar mannen de macht hebben en de vrouwen ondergeschikt zijn aan de man

paus: het hoofd van de rooms-katholieke Kerk

perceel: deel akkerland

periferie: aan de rand van een gebied; aan de rand van de politieke, economische en/of culturele macht (die ze moeten ondergaan)

poorter: iemand die het recht heeft om binnen de muren (de poorten) van een stad te wonen

preek: toelichting op de Bijbelverhalen die gelezen worden tijdens de mis

prelaat: belangrijke geestelijke

©VANIN

periode: bepaalde tijdsduur die duidelijk of minder duidelijk is afgebakend

perspectief: (historische redeneerwijze) standpunt waaruit iemand naar iets kijkt; beïnvloed door de standplaatsgebondenheid

primaire bron: bron gemaakt door iemand die rechtstreeks betrokken is, bijvoorbeeld een ooggetuige

psalm: lied uit het Bijbelboek ‘Psalmen’

rechtspositie: rechten en plichten van iemand

rechtspraak: het officiële toezicht op de naleving van de wet

reconquista: de christelijke herovering van Spanje op de moslims (1063-1492)

reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld

regionaal: verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)

relikwie: overblijfsel van het lichaam van een heilige of voorwerp dat met het lichaam van de heilige in contact is geweest

revolutie: historische redeneerwijze: de veranderingen gebeuren snel

Rijks-Vlaanderen: Vlaanderen ten oosten van de Schelde, de Vlaamse graaf heeft dat gebied in leen van de Duitse Keizer. Het gebied is een deeltje van het Heilige Roomse Rijk.

rurale ruimte: het platteland

sacrament: bepaalde godsdienstige handeling in de katholieke Kerk

Saracenen: oude naam voor moslims

scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde

schepenen: in de middeleeuwen in de eerste plaats zij die rechtspreken; meestal terzelfdertijd ook bestuurders van de stad

270 WOORDENLIJST

schip: middenbeuk van een kerk

schisma: scheuring binnen de Kerk

secundaire bron: bron gemaakt door iemand die niet rechtstreeks betrokken is; vaak in een andere tijd

staatsvorming: het uitbouwen van een sterke staat met een goed uitgebouwd centraal bestuur

stadsbeer: ontlasting van mens en dier uit de stad wordt verzameld in karren en schepen en naar het platteland vervoerd

stand: sociale klasse, in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is de bevolking verdeeld in drie standen: de geestelijken, de adel en de derde stand

standenmaatschappij: samenleving waarin mensen andere rechten en plichten hebben, naargelang van de stand waartoe ze behoren

standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen

staten: standenvertegenwoordiging, elk graafschap of elk hertogdom had zijn eigen ‘staten’ met vertegenwoordigers van de drie standen, bijvoorbeeld de staten van Vlaanderen

Staten-Generaal: vergadering met vertegenwoordigers van alle Bourgondische staten, opgericht door Filips de Goede

stedelijke ruimte: de stad

stedelijke samenleving: de samenleving in de steden, met handel en nijverheid. Tot ca. 1800 blijven de steden een onderdeel van de agrarische samenleving.

structurele oorzaak: historische redeneerwijze: dieperliggende kenmerken van een samenleving. Structurele oorzaken werken op lange termijn.

theologie: wetenschap die God en de godsdienst bestudeert

tijdrekening: een manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald vertrekpunt

©VANIN

steen: de woonhuizen in de middeleeuwse steden zijn van hout en leem. Rijkere stedelingen bouwen later huizen in steen. Zo een huis wordt meestal ‘steen’ genoemd.

stereotiep: historische redeneerwijze: veralgemeend beeld, dat door veel mensen wordt gebruikt

stereotypering: bepaalde kenmerken worden toegeschreven aan een hele groep

toeval: historische redeneerwijze: iets dat plaatsvindt zonder bedoeling

troubadour: minnezanger, middeleeuwse muzikant-dichter

turf: gedroogde stukken veen (samengedrukte plantenresten) die als meststof of brandstof worden gebruikt

vazalliteit: systeem waarbij een gewone man (de vazal) trouw zweert aan een rijke heer.

De vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud.

veranderende territoriale invulling: de politieke macht in een bepaald gebied verandert. In de eerste helft van de middeleeuwen zien we dat politieke macht versnippert, in de tweede helft van de middeleeuwen wordt die tendens omgedraaid.

verandering: historische redeneerwijze: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk

verbanning: de veroordeelde krijgt voor een bepaalde periode geen toegang meer tot een bepaald gebied. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is dat een zware straf omdat de getroffene wordt afgesneden van familie, vrienden en broodwinning.

Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan bijna alle landen lid zijn. Zij werken samen op het vlak van vrede en veiligheid, de mensenrechten, welvaart en welzijn.

vertegenwoordiging: de persoon of groep die iemand vertegenwoordigt, dat wil zeggen die optreedt in zijn plaats

vesting: burcht of versterkte stad

vicieuze cirkel: probleem waar men niet meer uitgeraakt

271 WOORDENLIJST

voetvolk: soldaten te voet

voogd: persoon die officieel instaat voor de persoon en de goederen van iemand die onbekwaam wordt geacht om dat zelf te doen

vrije kunsten: of ‘artes liberales’, de zeven vakken die in de middeleeuwen onderwezen worden in abdij- of kathedraalscholen en de lagere jaren van de universiteit, namelijk filosofie (dialectica), redenaarskunst (retorica), literatuur, meetkunde (geometrica), rekenkunde (aritmetica), muziek en astronomie

welvaart: het economisch goed hebben, voldoende financiële middelen hebben om in je behoeften te voorzien: voldoende voedsel, kleding, een leefbare woning; ook toegang tot goede gezondheidszorg en onderwijs

welzijn: zich mentaal goed voelen, voldoende sociale contacten en ondersteuning hebben om je goed te voelen, gelukkig te zijn

westers: West-Europees (vandaag vallen ook Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland onder dat begrip)

wijsbegeerte: synoniem voor filosofie

wintergraan: graan zoals winterrogge en wintertarwe dat in de herfst wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst

©VANIN

wraakneming: iemand straffen die jou iets heeft aangedaan

zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen

zomergraan: graan zoals zomerrogge, zomergerst en haver dat in de lente wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst

zondaar: iemand die een zonde begaat zonde: vrijwillige fout tegenover God en de medemens

Les Mijn persoonlijk woordenboek

272 WOORDENLIJST

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.