Doorstroomfinaliteit domeingebonden Dubbele finaliteit
Leerwerkboek
Kristel Bekers
Gorik Goris
Senne Hendrickx
Kris Merckx
Wim Moreau
Jacky Philips
Bert Struyve
Luc Van den Broeck
Jos van Dooren
o.l.v. Katleen Dillen
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
©VANIN
Doorstroomfinaliteit domeingebonden
Dubbele finaliteit
STORIA HD live 4 –leerwerkboek –leerlinglicentie
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.
Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.
Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0733-5
D/2024/0078/239
Art. 606933/01
NUR 130
Cover- en lay-outconcept: Peer bvba Coverbeeld: Koningin Elizabeth I, door George Gower, 1588
Opmaak: banananas.net
Tekeningen: Katrien Davans
Cartoons: Steven Degryse (Lectrr)
Cartografie: Van Dijk Vormgeving & Kartografie, Van Oort redactie en kartografie, Almere, Rerink kartografie & Vormgeving, Eindhoven
Les 1 Inleiding 4
A Over oude en nieuwe dingen 8
Les 2 De vroegmoderne tijd 10
Ontdekplaat –Welkom in de vroegmoderne tijd
Les 3 Even je geheugen opfrissen 14
B De vroegmoderne tijd breekt aan 21
Les 4 De b oekdrukkunst en het humanisme 22
Ontdekplaat –De boekdrukkunst
Les 5 De renaissance 30
Ontdekplaat –De school van Athene
Les 6 De lange reformatie 40
Ontdekplaat –Het ware en het valse geloof
Ontdekplaat –Het laatste oordeel
Les 7 De barok 51
Onderzo ek 1: kunst, een Vlaams exportproduct 59
Ontdekplaat –Jan van Eyck, portret van Arnolfini en zijn vrouw
Onderzo ek 2: hekserij en heksenvervolging 65
Overzicht B 71
Les 12 Karel V en het Habsburgse Rijk
Ontdekplaat –Karel V
Les 13 Eenheid en scheiding van de Nederlanden
Onderzo ek 4: terreur en tolerantie in de Nederlanden 143
Les 14 Absolutisme en parlementaire
©VANIN
Les 8 De West-Europese ontdekkingen 73
Ontdekplaat –Nova Zembla
Les 9 De Mexica en de conquistadores 84
Ontdekplaat –Inca’s
Les 10 Slavernij in de vroegmoderne tijd 94
Les 11 Handel en handelstechnieken 106
Ontdekplaat –Venetië
Onderzo ek 3: sociale hulp in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd 114 Overzicht C 122
15 Verlichte denkers
Les 16 Revoluties op basis van verlichte ideeën
Onderzo ek 5: de Franse Revolutie, een symbool
E
–Democratie
Uitvouwbare tijdlijn Schema historisch denken
Op verkenning in STORIA HD live
Je vindt de inhoudsopgave van dit leerwerkboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er zijn gepland. In hoeveel groepen zijn ze verdeeld? Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert.
Het leerwerkboek
Alle lessen hebben dezelfde structuur, maar de leerstof wordt op verschillende manieren aangebracht. Tijdens sommige lessen zal je leraar veel vertellen; andere lessen worden grotendeels of volledig opgebouwd aan de hand van verschillende soorten opdrachten. Die opdrachten kun je klassikaal, in groepjes of individueel oplossen. De onderstaande illustraties maken de structuur van elke les duidelijk.
2 Duidelijke lestitels
INLEIDING 1 ©VANIN
10
1 Lesnummer
5 Deze icoontjes geven aan welke domeinen in de les aan bod komen.
6 De tijdlijn situeer t de les in de tijd.
3 Een krachtige inleiding met de historische vragen waarop de les een antwoord geeft.
Slavernij in de vroegmoderne tijd
In de Verenigde Staten hebben veel zwarte burgers het tegenwoordig nog steeds niet gemakkelijk in de samenleving. Vooral racisme en discriminatie bemoeilijken hun kansen. Die zaken vinden grotendeels hun oorsprong in het slavernijverleden van het land.
Waarom bestaat er eeuwenlang slavernij op het Amerikaanse continent? Wat is de rol van de Europeanen in dit verhaal? Hoe zijn die zwarte slaven in Amerika geraakt? Wanneer is er een einde aan die praktijken gekomen? Hoe zit het op dat moment met slavernij en slavenhandel bij andere samenlevingen?
SLAVENHANDEL Kaartnr(s). MODERNE TIJD ATLANTISCHE SLAVENHANDEL
VROEGMODERNE TIJD ±
Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Slavernij is iets van alle tijden en culturen Zowel in de periode van het oude nabije oosten als in de klassieke oudheid zijn slavenarbeid en slavenhandel wijdverspreid, ook in Europa. Tijdens de middeleeuwen –onder invloed van het christendom –verdwijnt de slavernij geleidelijk in WestEuropa, tenminste officieel. In Zuid- en Oost-Europa blijft slavernij wel voortbestaan (al dan niet op beperkte schaal). De slaven in kwestie zijn doorgaans leden van volkeren die door anderen zijn onderworpen (net zoals bijvoorbeeld bij de Romeinen). In de vroegmoderne tijd zullen sommige West-Europese landen (opnieuw) slavernij gaan tolereren. Hoe komt dat?
Aan het einde van de 15e eeuw en het begin van de 16e eeuw koloniseren de Spanjaarden en de Portugezen grote delen van het nieuw ontdekte continent Amerika (zie les 8). Ze onderwerpen er de inlandse volkeren en starten met de ontginning van de Amerikaanse natuurlijke rijkdommen. Ze voeren er ook nieuwe teelten in (onder andere suikerriet) die heel arbeidsintensief zijn.
Om in de mijnen en op de plantages te werken heeft men veel en goedkope werkkrachten nodig. Aanvankelijk wordt de lokale bevolking (‘indianen’) daarvoor tot slavernij gedwongen. Die bevolking is echter niet alleen opstandig, maar ook heel verzwakt en sterk verminderd door allerlei ziekten die door de Europeanen zijn meegebracht. Bovendien moeten onder andere de Spaanse vorsten –onder druk van de Kerk –de ‘indianen’ rechten verlenen. Ze blijven wel tweederangsburgers, maar kunnen toch niet meer schaamteloos uitgebuit worden.
94 LES 10 Slavernij in de vroegmoderne tijd
7 Onder titels leiden de verschillende delen van de les in.
4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat. In het vakje onder de kaart kun je verwijzen naar kaarten uit je historische atlas.
Op 7 juli 2020 wordt in Bristol (Verenigd Koninkrijk) het standbeeld van Edward Colston omvergetrokken en in het water gegooid. Edward Colston (1636-1721) is een Engelse handelaar en politicus uit Bristol. Tijdens zijn carrière raakt hij ook betrokken bij de grootschalige Britse handel in zwarte slaven. Op die manier heeft hij zeker geld verdiend, al is het aandeel van die inkomsten in zijn fortuin onduidelijk. Tijdens zijn leven heeft Colston een deel van zijn fortuin geschonken aan allerlei goede doelen in zijn thuisstad (scholen, ziekenhuizen …). Later wordt hij gezien als een van de mensen die het Verenigd Koninkrijk mee groot gemaakt hebben. Om die redenen wordt in 1895 een standbeeld voor hem opgericht. Rond die tijd is het Verenigd Koninkrijk het machtigste en rijkste land ter wereld en heersen de Britten over een enorm wereldrijk. De actie tegen het standbeeld gebeurt door activisten in de nasleep van de dood van George Floyd in de Verenigde Staten. Floyd is een zwarte man die op 25 mei 2020 sterft na zijn arrestatie door een witte politieagent. De gebeurtenissen zijn gefilmd door omstaanders en leiden tot een golf van protest. Het protest richt zich zowel tegen het geweld van
a In welk tijdvak krijgt Colston een standbeeld in Bristol?
b Onderstreep in de contextinformatie twee mogelijke redenen waarom Colston toen een standbeeld heeft gekregen.
c Waarom zal iemand als Colston in onze huidige westerse samenleving geen standbeeld meer krijgen?
d Bespreek klassikaal wat jouw mening is over hoe we moeten omgaan met dergelijke historische monumenten.
8 Mo eilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard vanaf blz. 188. Als er nog woorden zijn die je niet begrijpt, zoek je de verklaring op in een (online) woordenboek zoals www.woorden.org.
9 De contextinformatie helpt je om de bron te begrijpen.
10 In de rubriek ‘onWAARschijnlijk’ vind je extra informatie over de les: boeiende verhalen die je normaal niet in schoolboeken vindt.
OPDRACHT 10
a Welke historische redeneerwijzen zijn op volgende stellingen van toepassing? Kies uit: perspectief –historische inleving –bedoelde handeling onbedoelde handeling –bewijs.
Stelling Historische redeneerwijze
In 1999 onderzoeken artsen het kruisbeeld en vergelijken het met het lichaam van een pas overleden veertienjarige jongen.
De anatomische gelijkenissen zijn treffend.
De renaissancekunstenaars vinden de middeleeuwse kunst barbaars.
Michelangelo ontleedt lijken om zijn kennis van het menselijk lichaam te vergroten.
Wij moeten begrijpen dat godsdienst en geloof in de vroegmoderne tijd heel belangrijk zijn.
b Voeg de nieuwe historische redeneerwijzen toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn: historische inleving bedoelde en onbedoelde handelingen
ONWAARSCHIJNLIJK!
Het enorme stuk marmer waaruit Michelangelo zijn David maakt, ligt in 1501 al een kwarteeuw in weer en wind op een binnenkoer van de kathedraal in Firenze. In opdracht van het kathedraalbestuur hadden al twee kunstenaars geprobeerd er een David uit te maken.
Die kleine, maar dappere Bijbelse figuur is al een tijdje erg in trek in Firenze. Veel verder dan de benen zijn die beeldhouwers nauwelijks geraakt. Dat vinden de opdrachtgevers zonde. Ze hadden enorm veel geld betaald voor dat felbegeerde witte marmer uit de groeve van Carrara, zo’n 130 km van Firenze, een hele afstand in die tijd. In 1501 nodigen ze opnieuw een aantal kunstenaars uit om het stuk marmer te bekijken. Wonder boven wonder krijgt Michelangelo, nauwelijks 26 jaar oud, de opdracht. Niet veel later begint hij te kappen. Het is een lastig en delicaat werk. Het blok is relatief dun omdat de andere kunstenaars hun beitels er al op losgelaten hebben. Hij moet ook rekening houden met een aantal fragiele breuklijnen (‘aders’). Zo’n drie jaar heeft Michelangelo nodig om David ‘te bevrijden uit het marmer’. Dan blijkt dat het beeld met zijn zes ton te zwaar is om op de kathedraal te plaatsen. Uiteindelijk wordt het voor het Palazzo Vecchio, het ‘stadhuis’, geplaatst als een politiek signaal. Het zelfstandige en onoverwinnelijke Firenze moet niet onderdoen voor Rome of andere steden. Vandaag vind je op die plaats een kopie. De originele ‘reus’ (4,20 m!) kun je langs alle kanten bewonderen in de Galleria dell’Academia.
Michelangelo Buonarotti (1475-1564) is een van de grootste Italiaanse renaissancekunstenaars: schilder, beeldhouwer én architect.
37 B
12 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. Het icoontje verwijst naar de oefeningen op diddit. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.
13 Na enkele onderdelen vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.
14 Op drie plaatsen in het leerwerkboek werken we met een origineel en spannend verhaal van jeugdauteur Dirk Bracke. Daarmee zul je de geschiedenis op een net iets andere manier (her)beleven. Je kunt de verhalen beluisteren bij het onlinelesmateriaal.
15 De QR-codes kun je inscannen. Ze geven toegang tot ondersteunend materiaal.
11 Een schema van de lesinhoud helpt je de les te studeren.
LES 10 SCHEMA
Slavernij
in de vroegmoderne tijd
1 Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Slavernij van alle tijden en culturen
Vroegmoderne tijd West-Europese landen aanvaarden slavernij: ze beginnen op grote schaal in slaven te handelen.
Oorzaak Nood aan arbeidskrachten voor de mijnen en plantages in de Amerikaanse kolonies
2 De ‘duivelse driehoekshandel’
©VANIN
OPDRACHT 3
Miljoenen mensen worden verscheept.
Met onder andere racistische argumenten proberen sommigen die handel goed te praten.
3 Het einde van de Europese slavenhandel
18e eeuw: groeiend verzet tegen de slavernij en slavenhandel
Begin 19e eeuw: Groot-Brittannië verbiedt de handel in de slaven.
Andere landen volgen en ook de slavernij wordt geleidelijk afgeschaft (weliswaar niet enkel uit menslievendheid).
4 Niet-Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Ook in het Ottomaanse Rijk en de rest van de islamitische wereld worden slaven verkocht en gebruikt.
Die slaven komen uit: Afrika Europa: ontvoerd door Noord-Afrikaanse piraten of geroofd uit de Balkan, Rusland en de Kaukasus
Slavernij bestaat ook in Afrika, Azië en bij de niet-Europese samenlevingen in Amerika.
OPDRACHT 4
Het verloop van de ontdekkingen
g Wat is de belangrijkste bekommernis van Miguel? 2
Portugezen, Italianen en Spanjaarden spelen een belangrijke rol in de ontdekkingen van de 14e tot de 16e eeuw. De Portugezen verkennen de Atlantische Oceaan en de kusten van Afrika Ze hopen langs Zuid-Afrika een zeeweg naar Indië te vinden. De Spanjaarden hopen dan weer Indië of China te bereiken door westwaarts te varen
Bekijk de kaart op blz. 77. a Wie bereikt als eerste Indië? Wanneer gebeurt dat? Voor welk land doet hij dat?
b Wanneer heeft de eerste reis van Columbus plaats? Voor welk land vaart hij?
c Magelhaes, een Portugees in Spaanse dienst, zou als eerste om de aarde gevaren zijn. Magelhaes sterft echter op de Filipijnen. Wie zet zijn tocht verder en is werkelijk als eerste om de aarde gevaren?
d Welke ontdekkingsreiziger neemt Brazilië in bezit voor Portugal? In welk jaar gebeurt dat?
e Geef drie andere Europese landen dan Spanje en Portugal, die ontdekkers uitsturen.
f In welk continent heeft Spanje de meeste kolonies? Waar heeft Portugal vooral kolonies?
Beluister het verhaal ‘De oversteek’ van Dirk Bracke en beantwoord de vragen.
a Naar welke windrichting varen ze? b Welk land hopen ze te vinden?
c Na hoeveel weken varen bereiken ze land?
d Was het plan van Columbus in theorie mogelijk?
e Waarom is het in de praktijk toch mislukt?
f Welke historische redeneerwijzen zijn hier van toepassing?
TIP Raadpleeg het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
het onlineleerplatform bij STORIA HD live
Materiaal
Hier vind je het lesmateriaal en de online-oefeningen.
Gebruik de filters bovenaan, de indeling aan de linkerkant of de zoekfunctie om snel je materiaal te vinden.
Lesmateriaal
Hier vind je het extra lesmateriaal bij STORIA HD live, zoals video’s, audio’s, pdf’s, ontdekplaten …
Oefeningen
• De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
• Je kunt hier vrij oefenen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en evaluaties? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
E-book
Het e-book is de digitale versie van het leerwerkboek. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen ...
Meer info over diddit vind je op www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
Geschiedenis studeren: in de klas en thuis
Welkom in de geschiedenislessen van het vierde jaar van het secundair onderwijs. Je ontdekte in de vorige schooljaren al dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren.
Geschiedenis is niet zo moeilijk, als je de lessen op de juiste manier aanpakt. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten in de klas brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen.
In de klas
Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je thuis gemakkelijker de leerstof kunnen instuderen. In de klas doe je het volgende:
- onthoud de titel van de les;
- let op de onder titels: ze vatten de hoofdlijnen van de les samen;
- het is b elangrijk dat je alles begrijpt: woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je immers moeilijk onthouden;
- probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt;
- b estudeer de bronnen en de opdrachten aandachtig;
- zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.
Thuis
Voorbereiden
Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerwerkboek, notities, een te verbeteren test ... Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.
Verkennen
Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de maatschappelijke domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titels en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.
Lezen en begrijpen
Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de bronnen brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. We onderscheiden historische begrippen en structuurbegrippen. Die structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis. Je vindt ze in het oranje in de woordenlijst. Maak per les een woordenlijst met de begrippen die je moet kennen. De uitleg kun je meestal
kopiëren uit de woordenlijst of uit de les. Bekijk vervolgens het schema . Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen. Als je op die manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.
Oefenen
Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden . Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten. Je leert ook om kritisch om te gaan met je bronnen. Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.
Studeren
Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop nog eens alle opdrachten. Let daarbij extra op de titels, zodat je inzicht hebt in de opbouw van de les. Bij een toets of examen is het echter niet voldoende om enkel de informatie van je schema op te schrijven.
Controleren
Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je leerwerkboek. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN. KENNEN geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. KUNNEN somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen. De lijst is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, kruis je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op diddit vind je interactieve opdrachten om KENNEN en KUNNEN verder in te oefenen.
A Over oude en nieuwe dingen
Vorig schooljaar heb je de middeleeuwen bestudeerd. Dit schooljaar staat de vroegmoderne tijd op het programma. Je weet al dat je in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden leert, maar ook hoe die verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen: je leert historisch denken . In dit eerste onderdeel maak je kennis met de vroegmoderne tijd en frissen we de historische vaardigheden nog eens op.
OPDRACHT 1
Zoek bij elke tijd een typische afbeelding op je stickervel.
PREHISTORIE
Je weet al dat je in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden leert, maar ook hoe die verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen. Je leert historisch denken
Neem de uitvouwbare tijdlijn achteraan in je boek. Bestudeer het schema van historisch denken en vul de ontbrekende woorden in de vijf krachtlijnen van historisch denken aan.
• Krachtlijn 1: Historische stellen
• Krachtlijn 2: Een geordend van het verleden opbouwen
• Krachtlijn 3: Kritisch redeneren met en over
• Krachtlijn 4: Tot historische komen
• Krachtlijn 5: Reflecteren over de relatie verleden, en toekomst
MIDDELEEUWEN
2 De vroegmoderne tijd
Dit schooljaar staan de gebeurtenissen en ontwikkelingen tussen ca. 1450 en 1750 centraal. Lange tijd wordt die periode beschouwd als een keerpunt in de Europese geschiedenis, als een bijna totale breuk met de vorige periode en dus als een nieuw begin. Maar de vroegmoderne tijd is lang niet zo ‘nieuw’ als men vroeger weleens liet uitschijnen. Toch hebben zich in die periode een aantal invloedrijke gebeurtenissen en evoluties voorgedaan.
Welke belangrijke veranderingen doen zich voor in de vroegmoderne tijd?
Kaartnr(s).
OPDRACHT 1
Onderzoek aan de hand van de volgende bronnen en opdrachten waarom de vroegmoderne tijd in de Europese geschiedenis als een keerpunt beschouwd kan worden.
Bron 1 Religieuze groepen in West-Europa, Bron 2 Religieuze groepen in West-Europa, ca. 1517 ca. 1600
a Welke belangrijke of opmerkelijke evolutie doet zich tijdens de 16e eeuw voor op godsdienstig vlak?
b No em twee landen of gebieden die rond 1600 niet meer katholiek zijn.
Bron 3 Een wereldkaart uit 1459
Een Europese wereldkaart uit 1459
Deze kaart (op perkament, 2,4 x 2,4 m) is gemaakt door de Venetiaanse monnik Fra Mauro (ca. 1400-1464) in opdracht van de Portugese koning. Het was op dat moment een van de best gedocumenteerde en meest nauwkeurige voorstellingen van de wereld in Europa. Voor het maken van de kaart heeft Fra Mauro verschillende Europese en Arabische bronnen gebruikt. De originele kaart is verloren gegaan, maar een kopie uit diezelfde tijd is bewaard gebleven. Die wordt bewaard in het Museo Correr in Venetië.
a Wat is er opmerkelijk aan de oriëntatie van de kaart uit 1459 (in vergelijking met onze huidige wereldkaarten)?
b Beno em de continenten die op die kaart (bron 3) staan afgebeeld.
c Wat is buiten de oriëntatie het meest opmerkelijke verschil met de kaart uit 1570 (bron 4)?
d Probeer een verklaring te geven voor dat verschil.
©VANIN
e Ho e blijkt uit de manier waarop de wereld op de kaart uit 1570 wordt voorgesteld, dat de maker ervan een Europeaan was?
f Onderstreep in de contextinformatie waarom het werk van Ortelius zo belangrijk is.
Bron 4 Een wereldkaart uit 1570
Een Europese wereldkaart uit 1570
Deze kaart komt uit het werk ‘Theatre, oft toonneel des aerdt-bodems, (…)’ van Abraham Ortelius (1527-1598), een cartograaf uit de Nederlanden. In 1570 publiceert hij de eerste versie van dit werk in het Latijn. Al snel volgen er vertalingen, ook in het Nederlands. Voor dit werk heeft Ortelius talrijke kaarten, ook van anderen, gebundeld, maar hij heeft ze wel allemaal hertekend op dezelfde grootte en geografisch geordend. In die zin kan zijn werk als de eerste ‘moderne atlas’ beschouwd worden. De versie waaruit deze kaart komt, is tot stand gekomen tussen 1571 en 1584 en wordt tegenwoordig bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van Nederland in Den Haag.
OPDRACHT 2
Uit: Andreas Cellarius, Harmonia macrocosmica (…), 1661 Andreas Cellarius (ca. 1595-1665) is een Duitse kosmograaf. Over zijn leven is niet zoveel geweten. Hij is vooral bekend geworden met zijn hemelatlas, en dan vooral vanwege de prachtige afbeeldingen die erin staan. In deze atlas vergelijkt hij onder andere de verschillende modellen voor de kosmos die er op dat moment bestaan. De afbeelding links is het ‘klassieke’ model, dat in die tijd door de Kerk nog altijd als het juiste model wordt voorgesteld. De rechtse afbeelding is gebaseerd op een model ontwikkeld door de Poolse astronoom Nikolaas Copernicus (1473-1543). Die voorstelling, die ook steeds meer wordt verfijnd, krijgt in de loop van de vroegmoderne tijd steeds meer aanhang – vooral omdat er steeds meer bewijs voor wordt gevonden. De Kerk zal zich lang tegen dit copernicaanse model verzetten.
a Wat is volgens bron 5 het centrum van het universum?
b En volgens bron 6?
c Wat is een mogelijke reden waarom Cellarius naast het copernicaanse model nog andere modellen in zijn werk heeft afgebeeld?
©VANIN
Gebruik alle bronnen om de historische vraag van deze les te beantwoorden. Welke belangrijke veranderingen doen zich voor in de vroegmoderne tijd?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egin- en einddatum van de vroegmoderne tijd noemen 2 drie b elangrijke veranderingen die plaatshebben in de vroegmoderne tijd, opnoemen
KUNNEN
1 informatie uit bronnen afleiden 2 bronnen vergelijken
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
1
Even je geheugen opfrissen
De vorige schooljaren leerde je al heel wat over het geschiedkundige onderzoek. Je weet dat een geschiedkundige zich baseert op bronnen om historische vragen te beantwoorden en een beeld te krijgen van het verleden. In deze les frissen we de historische vaardigheden op.
Wat zijn historische vragen? Hoe ordenen we het verleden in het historische referentiekader? Welke beperkingen hebben bronnen? Waarom is de geschiedenis niet hetzelfde als het verleden? Welke historische redeneerwijzen ken je al?
OPDRACHT 1
Kaartnr(s).
KENNISCLIP HISTORISCHE VRAAG
Historisch denken begint met het stellen van historische vragen
Geschiedkundigen stellen en beantwoorden historische vragen . Die vragen gaan over het verleden, over de relatie tussen het heden en het verleden en over geschiedenis. Historische vragen horen bij het vak geschiedenis.
a Vul de verschillende soorten historische vragen aan op de uitvouwbare tijdlijn.
b Zijn deze vragen historische vragen?
• Mo eten we de standbeelden van Leopold II uit het straatbeeld verwijderen?
• Welke gevolgen heeft de opwarming van het klimaat?
• Ho e evolueren de handelstechnieken in de vroegmoderne tijd?
• Hebb en mannen en vrouwen gelijke rechten?
• Geeft deze bron betrouwbare antwoorden op de historische vraag?
• Klopt het b eeld dat de middeleeuwen een duistere periode is?
OPDRACHT 2
Het historische referentiekader
Om je weg te vinden in al die eeuwen geschiedenis, komt het erop aan dat verleden te ordenen in het referentiekader . Dat betekent situeren in de tijd , de ruimte en het maatschappelijk domein
Bekijk de tijdlijn op blz. 8-9. Dat is de meest gebruikte indeling van de geschiedenis in WestEuropa. De jaren waarin we de tijden laten eindigen of beginnen, zijn scharnierdata.
©VANIN
OPDRACHT 3
a Wanneer begint en eindigt de vroegmoderne tijd? Naar welke ‘symbolische’ gebeurtenissen of ‘breukmomenten’ verwijzen deze jaartallen?
Het begin: verwijst naar
Het einde: verwijst naar
b Ho e noemen we de wetenschap die zich bezighoudt met het rangschikken in de tijd van historische gebeurtenissen?
TIP De naam is een samenstelling van de Griekse woorden voor tijd en wetenschap.
c Welk woord is daarvan afgeleid?
a G a eens kijken naar de tijdlijn op blz. 84. Waarom wordt daar een andere tijdlijn gebruikt?
b Welke tijdrekening wordt in deze tijdlijn gebruikt? Verklaar.
OPDRACHT 4
Historische geb eurtenissen kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Weet je nog welke begrippen we gebruiken om een onderscheid te maken op ruimtelijk vlak? Vul bij elke omschrijving het juiste begrip in.
Begrip
Betekenis
verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)
verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)
verwijst naar de staat of het land
verwijst naar het werelddeel
verwijst naar de wereld de stad
het platteland
landinwaarts, niet gericht op de zee in of aan zee
OPDRACHT 5
We maken verder nog onderscheid tussen:
Begrip
OPDRACHT 6
Betekenis
een open landschap of een open samenleving een gesloten landschap of een gesloten samenleving het middelpunt van een gebied aan de rand van een gebied, verwijderd van het centrum
Tot slot ordenen we geschiedenis volgens de maatschappelijke domeinen. Geef bij elke omschrijving het passende domein: politiek, sociaal, economisch of cultureel.
Domein
©VANIN
OPDRACHT 7
KENNISCLIP REFERENTIEKADER
Omschrijving
Dit domein gaat over machthebbers zoals koningen en het grondgebied waarover ze heersen. Het gaat ook over machtsverhoudingen en over rechten en plichten.
Dit domein gaat over de verschillende groepen mensen in de samenleving. Die indeling kan gebeuren op veel manieren: volgens rijkdom, politieke macht, godsdienst ...
Dit domein gaat over wat mensen doen om te (over-)leven.
Economische activiteiten zorgen voor voedsel, kleding, onderdak ... of voor een inkomen om dat aan te schaffen. We doen aan landbouw , handel , nijverheid
Dit domein gaat over kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs ... Ook onze dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, mode en ontspanning behoren tot dit domein.
Synthese: Lees de historische vraag bij elke bron en situeer ze in het referentiekader.*
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
* Dikwijls passen meerdere domeinen. Eén juist antwoord is hier voldoende.
Vraag 1 Hoe wordt het Karolingische Rijk in 843 verdeeld?
Bron 1 Het Verdrag van Verdun
Noordzee
WEST-FRANCIË
Karel de Kale
Vraag 3 Welke kenmerken heeft de Egyptische kunst?
Bron 3 Ramses II
OOST-FRANCIË
Lodewijk de Duitser
MIDDEN-FRANCIË
Keizer Lotharius
grenzen Karolingische Rijk in 840 verdrag van Verdun (843)
Kerkelijke Staat invallen Vikingen invallen Hongaren invallen islamieten
Vraag 2 Wanneer werd de kerncentrale van Doel gebouwd?
Bron 2 De kerncentrale van Doel
De kerncentrale van Doel ligt in de haven van Antwerpen. Ze is gebouwd tussen 1969 en 1988.
©VANIN
Het beeld maakt deel uit van de temp el van Aboe Simbel.
Vraag 4 Hoe maakt Keizer Augustus zichzelf p opulair bij de gewone bevolking?
Bron 4 Keizer Augustus, 1e eeuw n.C.
Vraag 5 Wat zijn de belangrijkste activiteiten van de WIC?
Bron 5 Jan Valckenburgh, opperkoopman van de WIC (ca. 1660)
De West-Indische Compagnie handelde aan de Afrikaanse Goudkust in goud en slaven. Op de achtergrond is Elmina, het grootste Europese fort aan de goudkust, te zien.
KENNISCLIP BRONNEN BEOORDELEN
OPDRACHT 8
Redeneren over bronnen
Bronnen zijn de basis van onze historische kennis. We maken een onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen.
Om een antwoord te vinden op een historische vraag zoeken en selecteren we bronnen . Je weet al uit vorige schooljaren dat je daarmee voorzichtig moet omspringen. Bronnen hebben immers altijd bepaalde beperkingen . Die beperkingen zijn afhankelijk van de historische vraag die je stelt en kunnen te maken hebben met de bruikbaarheid en/of de betrouwbaarheid van de bron. In de loop van het schooljaar zullen we dat regelmatig inoefenen. Je moet er ook rekening mee houden dat de historische bronnen die in de lessen worden gebruikt, dikwijls zijn bewerkt . Dat betekent dat ze niet gelijk zijn aan de originele bron. Bronnen worden ingekort of vertaald, er wordt een titel toegevoegd ... Die ingrepen kunnen de betekenis van de bron beïnvloeden.
Wat wordt er bedoeld met de volgende kritische vragen die je aan bronnen moet stellen? Verbind.
Is de bron bruikbaar?
Is de bron betrouwbaar?
OPDRACHT 9
KENNISCLIP STANDPLAATSGEBONDENHEID
OPDRACHT 10
Geeft de bron een juist antwoord op de historische vraag?
Geeft de bron een antwoord op de historische vraag?
a De b etrouwbaarheid van een bron kun je beoordelen aan de hand van volgende drie elementen. Weet je nog wat ze betekenen? Bespreek klassikaal en noteer ze op de uitvouwbare tijdlijn.
• de standplaatsgebondenheid van de auteur
• het do elpubliek
• de functie en b edoeling
b Weet je nog welke tekstdoelen we onderscheiden?
Een derde kritische vraag die je aan bronnen moet stellen, is:
Is de bron representatief ?
Leg uit met een voorbeeld.
Geeft de bron een antwoord dat algemeen geldt voor die periode?
OPDRACHT 11
In Storia vind je de volgende vermeldingen bij of in de bronnen. Wat betekenen ze? Verbind.
‘Naar ...’
(...)
Het is geen letterlijke weergave van de originele tekst. Het is bijvoorbeeld een samenvatting van de originele bron.
Er wordt maar een stukje van de materiële bron getoond, dus niet de hele bron.
Detail of uitsnede Er is op die plaats tekst aan de originele bron toegevoegd.
[…] Er is op die plaats in de originele tekst een stuk tekst weggelaten.
KENNISCLIP
HISTORISCHE REDENEERWIJZEN
OPDRACHT 12
Geschiedenis is een beeld van het verleden
Geschiedenis is een reconstructie van het verleden. Over sommige periodes uit ons verleden weten we slechts weinig door het gebrek aan bronnen . Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, kan onze kennis over het verleden veranderen. Dat gebeurt ook als de geschiedkundigen een bron anders gaan interpreteren . Dat wil dan zeggen dat ze om de een of andere reden anders gaan denken over de informatie die ze uit een bepaalde bron halen. Het is dus belangrijk om zo veel mogelijk bronnen te gebruiken en te vergelijken om een nauwkeurig beeld te krijgen van het verleden.
Om feiten met elkaar in verband te brengen of om informatie te structureren gebruiken geschiedkundigen typische historische redeneerwijzen
Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord.
• De geschiedenis kan veranderen / blijft hetzelfde.
• Onze kennis over het verleden is volledig / onvolledig.
• Ons eigen standpunt b eïnvloedt wel / niet hoe wij naar het verleden kijken.
• De b eperkingen van bronnen hebben wel / geen invloed op ons beeld van het verleden.
OPDRACHT 13
Overloop op de uitvouwbare tijdlijn de historische redeneerwijzen die je al geleerd hebt. Weet je nog wat ze betekenen?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘breuk’, ‘chronologie’, ‘lokaal’, ‘regionaal’, ‘globaal’, ‘mondiaal’, ‘stedelijke en rurale ruimte’, ‘continentale en maritieme ruimte’, ‘domein’, ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘economisch’ uitleggen
2 de b egrippen ‘primaire bron’, ‘secundaire bron’, ‘tijdvak’ en ‘reconstructie’ uitleggen
3 de zeven tijden met begin- en eindjaar opnoemen
4 de geb eurtenissen waarnaar de scharnierdata 1450 en 1750 verwijzen, opnoemen
5 de vier verschillende maatschappelijke domeinen opnoemen en uitleggen
6 twee beperkingen van bronnen opnoemen
7 de drie elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is, opnoemen
8 het verschil tussen de geschiedenis en het verleden uitleggen
9 de b egrippen ‘open en gesloten ruimte’, ‘centrum en periferie’ en ‘representatief’ uitleggen
KUNNEN
1 een historische vraag herkennen
2 een historische vraag in het referentiekader situeren
3 uitleggen waarom we niet altijd de indeling in zeven tijdvakken gebruiken
4 de historische redeneerwijzen benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
LES 3 SCHEMA
Even je geheugen opfrissen ©VANIN
1 Historisch denken begint met het stellen van historische vragen
Historische vragen zijn:
• vragen over het verleden,
• vragen over de relatie heden-verleden,
• vragen over geschiedenis.
2 Het historische referentiekader
Tijd tijden of tijdvakken
Ruimte een werelddeel, een deel van een werelddeel, een land, een streek, een gemeente
Domein p olitiek, sociaal, economisch, cultureel
3 Redeneren over bronnen
Een bron moet je, in functie van de historische vraag die je stelt, beoordelen op:
• bruikbaarheid = geeft ze een antwoord op de historische vraag?
• b etrouwbaarheid = geeft ze een betrouwbaar antwoord op de historische vraag?
• representativiteit = geeft ze een antwoord dat algemeen geldt voor die periode?
De betrouwbaarheid van bronnen is afhankelijk van:
• de standplaatsgeb ondenheid van de maker (wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, p ersoonlijke kenmerken),
• het do elpubliek,
• de functie of b edoeling van de bron (informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren).
4 Geschiedenis is een beeld van het verleden
De kennis die we hebben van het verleden is bepaald door:
• de b eschikbaarheid van bronnen,
• de interpretatie die we aan de bronnen geven. Gebruik en vergelijk zo veel mogelijk bronnen.
Geschiedkundigen gebruiken historische redeneerwijzen
• om feiten met elkaar in verband te brengen,
• om informatie te structureren
Je hebt in les 2 al gehoord dat de vroegmoderne tijd niet zó nieuw is. Op veel vlakken zijn er weinig verschillen met de middeleeuwen en veranderingen gebeuren langzaam. Maar op cultureel vlak is de vernieuwing toch meer uitgesproken. De opvattingen van de intellectuelen over cultuur en wetenschap veranderen en door de uitvinding van de boekdrukkunst gaat de verspreiding van kennis en ideeën plots veel sneller.
Schrijfzaal in een middeleeuws klooster
De drukkerij in het Plantin Moretusmuseum Links de letterkasten en rechts de drukpersen
OPDRACHT 1
De boekdrukkunst en het humanisme
Tijdens de vroegmoderne tijd wijzigen de opvattingen van de intellectuelen over cultuur en wetenschap. Wij noemen die intellectuelen humanisten
Welke rol speelt de boekdrukkunst in de verspreiding van de ideeën van de humanisten? Wat is het humanisme?
Wie is Erasmus? Welke invloed heeft het humanisme op de wetenschap?
Kaartnr(s).
Stel je even voor. Je krijgt de opdracht om informatie te zoeken over de Guldensporenslag (1302). Welke middelen gebruik jij om gegevens te verzamelen? Vergelijk jouw situatie met die van een jongere rond 1400. Waar zou die zijn informatie kunnen zoeken?
Jouw informatiebronnen Informatiebronnen rond 1400
Televisie en streaming
Gedrukte boeken
Handschriften
Leraar
Internet en sociale media
Mondelinge overlevering
Voorlezen van teksten
Kranten
Gesprek met een ooggetuige
De boekdrukkunst zorgt voor een kennisrevolutie
Wij maken in onze tijd een kennis revolutie mee. We worden overspoeld door informatie, onder andere dankzij het internet. In de 15e eeuw gebeurt er iets gelijkaardigs. De uitvinding van de boekdrukkunst versnelt de verspreiding van kennis en ideeën.
Tijdens de middeleeuwen kopiëren vooral monniken teksten. Dat neemt veel tijd in beslag, waardoor er van vele teksten slechts enkele exemplaren bestaan. Halverwege de 15e eeuw geeft de Duitse goudsmid Gutenberg (ca. 1397-1468) zijn eerste gedrukte boek uit. Hij maakt daarbij gebruik van losse metalen letters, die hij in een vorm plaatst en met inkt bestrijkt. De letters kunnen daarna opnieuw gebruikt worden.
OPDRACHT 2 Bron 1 Handschrift op p erkament
L’Abécédaire de Claude de France, 1505 De hertogin van Bretagne bestelt dit voor haar oudste dochter Claude bij de Italiaanse kunstenaar Claudio Mazzoni.
Bron 2 Bo ekdruk op papier
Erhard Ratdolt, Psalterium puerorum, 1486 of vroeger Ratdolt combineert drukken met losse letters en houtsnedes.
a Welke soort bronnen zijn dit als je meer wilt weten over de boekdrukkunst?
b Ho e kun je zien dat deze boeken voor (rijke) kinderen bedoeld zijn?
c Welke gelijkenissen zijn er nog in de boekdruk in vergelijking met het handschrift?
d Geef drie voordelen van boekdrukken in vergelijking met handschriften.
OPDRACHT 3
Het humanisme kijkt zowel naar het verleden als naar de toekomst
Het humanisme is een beweging van geleerden die in de 14e eeuw in Italië ontstaat en die zich in de 15e en 16e eeuw in heel Europa verspreidt.
Humanisten bestuderen de klassieke oudheid . Het bestuderen van Griekse en Romeinse auteurs gebeurt al sinds de 12e eeuw, maar humanisten gaan verder. Zij proberen zich een volledig en correct beeld te vormen van de klassieke oudheid . Daarom sporen zij oude manuscripten van klassieke auteurs op. Zij vergelijken de verschillende middeleeuwse versies van één oorspronkelijke, verloren tekst met elkaar om zo de fouten te ontdekken en daarna die tekst in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen. Dankzij de boekdrukkunst publiceren humanisten kritische tekstuitgaven van klassieke auteurs.
Humanisten ontwikkelen een persoonlijke visie op mens en maatschappij . Ze willen wantoestanden aanpakken en zij gebruiken teksten en citaten van klassieke auteurs om hun standpunten te verdedigen.
Bron 3 Brief van Laura Cereta
Waar kwam alle grote wijsheid van Tritons dochter Pallas vandaan, die haar in staat stelde zoveel Atheners in de kunsten op te leiden, als het niet was dat ze erin slaagde de mysteries van de geschriften van Apollo, de arts, te ontrafelen tot grote vreugde van iedereen?
Die kleine Griekse vrouwen Phyliasia en Lasthenia waren prachtige bronnen van licht in de wereld van de letteren. Ze vulden me met nieuw leven omdat ze de studenten van Plato belachelijk maakten, die vaak in de knoop raakten over hun argumenten vol verzinsels en met valstrikken. (…)
De hele geschiedenis staat vol met zulke voorbeelden. Mijn punt is dat je niet in staat bent om toe te geven dat de natuur één vrijheid verleent aan alle mensen om – in gelijke mate – te leren.
Uit: Laura Cereta, Brief aan Bibolo Semproni, 1488, in 1640 gepubliceerd Laura Cereta (1469-1499) uit Brescia krijgt basisonderwijs in een klooster en wordt door haar vader, een humanist, verder onderwezen. Dat een meisje in die tijd zo goed onderwezen wordt, is een uitzondering. In deze brief in het Latijn reageert de schijfster op de (waarschijnlijk verzonnen) man Bibilus die weigert toe te geven dat vrouwen intellectueel kunnen zijn en vindt dat ze geen onderwijs moeten krijgen.
De figuren Apollo, Phyliasia en Lasthenia komen uit de Griekse mythologie en literatuur.
a Uit welke periode komen de bronnen die Laura Cereta zelf heeft gebruikt?
©VANIN
b Geef twee kenmerken van het humanisme die je in deze brief vindt.
• Kenmerk 1:
• Kenmerk 2:
c Welke mening verdedigt Laura Cereta?
d Waarom is het werk van Laura Cereta uitzonderlijk?
Men vond teksten van vrouwen niet belangrijk genoeg om te bewaren.
Vrouwen interesseerden zich minder voor de humanistische ideeën.
Vrouwen kregen minder kwalitatief onderwijs.
e Formuleer twee historische vragen die deze bron bij je oproepen. Bespreek klassikaal.
©VANIN
Erasmus wil de maatschappij veranderen
Desiderius Erasmus van Rotterdam (ca. 1466-1536) is een belangrijke humanist uit de Nederlanden . In 1487 doet hij zijn intrede in het klooster. Later grijpt hij de kans om theologie te studeren in Parijs. Al snel bouwt hij een reputatie op als schrijver. Zo verzorgt hij een kritische uitgave van het Nieuwe Testament . Een van zijn meest verkochte boeken is de ‘Adagia’, een boek met duizenden spreekwoorden en citaten uit de klassieke oudheid. Erasmus voegt bij de citaten een verklaring. In Leuven is Erasmus vanaf 1517 betrokken bij de oprichting van het Collegium Trilingue, het Drietalencollege. Daar studeren studenten Grieks, Latijn en Hebreeuws, de talen van de Bijbel en van de klassieke oudheid.
Erasmus pleit voor vrede en verdraagzaamheid . Hij schrikt er niet voor terug om kritiek te leveren op machtsmisbruik en schijnheiligheid , bijvoorbeeld in de Kerk. De kritische Erasmus wil ook hervormingen in de katholieke Kerk, maar van binnenuit.
Bron 4 Erasmus
Hans Holbein de Jonge, Portret van Erasmus, 1523, olieverf op hout, 73 x 51 cm
Er zijn gierige mensen die aarzelen om een goede leraar in dienst te nemen. Bij hen ontvangt de stalknecht meer loon dan de man die hun zoon vormt. Intussen wordt wel veel geld uitgegeven aan grootse feesten. Dag en nacht speelt men het verderfelijke dobbelspel en er gaat veel geld naar jachtpartijen en narren. Alleen daar waar ze een reden zouden kunnen vinden om geld uit te geven, zijn ze gierig. Waren er maar niet zoveel mensen die meer aan weerzinwekkende meiden uitgeven dan aan de opvoeding van hun zoon.
Wanneer men iemand vraagt of hij de dood van zijn zoon zou aanvaarden wanneer hij er honderd paarden voor in de plaats krijgt, dan zal deze, denk ik, tenzij hij helemaal in de war is, antwoorden: zeker niet. Maar waarom zijn paarden dan belangrijker en waarom besteedt men er meer aandacht aan dan aan de eigen zoon? Waarom geeft men meer uit aan een nar dan aan de leraar? Bij andere dingen mag er reden zijn om zuinig te zijn, hier is zuinigheid niet verstandig, maar waanzin.
Uit: Over de opvoeding van kinderen (Libellus novus et elegans D. Erasmi Roterodami de pueris statim ac liberaliter instituendis, 1529)
a Waaraan verspillen gierige mensen soms veel geld volgens Erasmus?
©VANIN
b Waaraan spenderen ze te weinig geld?
c Ben je het eens met de mening van Erasmus?
d Welk kenmerk van het humanisme herken je in deze bron?
In de 16e en 17e eeuw boekt de wetenschap snel vooruitgang
De kritische ingesteldheid van de humanisten beïnvloedt ook de vooruitgang van de wetenschap in de 16e en de 17e eeuw. De meeste wetenschappers zijn niet meer tevreden met het herhalen van gezagsargumenten wanneer ze fouten ontdekken in de wetenschappelijke werken van klassieke auteurs. Ze willen zelf het bronnenmateriaal bestuderen en zich baseren op eigen onderzoek en waarneming. De boekdrukkunst versnelt de vooruitgang in de wetenschap.
Portret van Andreas Vesalius in zijn boek ‘De humanis corporis fabrica’, 1543
©VANIN
Bron 7 Vesalius ontleedt mensen
Bij de meeste dieren bestaat de kaak, aan het uiteinde van de kin, uit twee beenderen, die onderling door een verbinding verenigd zijn waar de kaak scherp eindigt. Bij de mens echter is het been uit één enkel stuk gemaakt en het ziet er aan het uiteinde van de kin breed uit en niet scherp zoals bij de andere dieren. (…) Trouwens wanneer ik vooral op het Cimetière des Innocents van Parijs, maar ook elders, zeer veel onderkaken (…) heb bekeken, heb ik er nooit één aangetroffen die in twee delen verdeeld was. Bij honden echter, runderen en ezels valt de kaak, ook zonder koken, dikwijls uiteen daar zij zwak aaneengehecht is. (…) Galenus en de meeste anderen na Hippocrates die ervaring hadden in de ontleedkunde, beweerden dat de kaak niet uit één been bestaat, maar na koken loskomt aan de uiterste punt van de kin, en dat dit een duidelijke aanwijzing is dat zij samengesteld is.
Andreas Vesalius, De Humanis Corporis Fabrica, boek 1, uitgebracht in het Latijn in 1543, Bazel Andreas Vesalius of Andreas Van Wesele (1514-1564) bestudeert in zijn medische opleiding de werken van de Romeinse arts Galenus. Galenus haalde zijn kennis vaak uit de ontleding van dieren. Het ontleden van mensen was niet toegestaan. Vesalius ontleedt mensen, meestal veroordeelde misdadigers, en merkt dat er fouten in het werk van klassieke auteurs zitten. Dat hij Galenus in twijfel trekt, is voor die tijd heel vernieuwend. Het werk van Vesalius wordt gedrukt en verspreid en zorgt voor een revolutie in de medische wetenschap.
a Ho e is de onderkaak van de mens volgens Galenus opgebouwd?
b Ho e is de onderkaak van de mens volgens Vesalius opgebouwd?
c Vesalius haalt zijn waarnemingen uit een ‘cimetière’ in Parijs. Welke soort plek is dat?
©VANIN
d Bewijs met dit fragment dat Vesalius het gezag van Galenus kritisch bekijkt.
e Welk ander kenmerk van het humanisme herken je in deze bron?
f Waarom boekt de wetenschap in de 16e en 17e eeuw snel vooruitgang?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘humanisme’ en ‘gezagsargument’ verklaren
2 drie voordelen van de boekdrukkunst opsommen
3 vier kenmerken van het humanisme geven en uitleggen
4 de invlo ed van het humanisme en de boekdrukkunst op de wetenschap uitleggen
KUNNEN
1 de inhoud van bronnen analyseren
2 kenmerken van het humanisme herkennen in bronnen
3 verklaren waarom er bijna geen vrouwelijke humanisten bekend zijn
4 een historische vraag formuleren
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De boekdrukkunst en het humanisme ©VANIN
1 De boekdrukkunst zorgt voor een kennisrevolutie
Gutenberg past als eerste de boekdrukkunst in Europa toe in de 15e eeuw. Voordelen van de boekdrukkunst:
• b oeken zijn goedkoper;
• er zijn geen kopieerfouten;
• er kunnen snel veel exemplaren gedrukt worden.
2 Het humanisme kijkt zowel naar het verleden als naar de toekomst
Ontstaan:
Waar? Italië
Wanneer? 14e eeuw
Verspreid over Europa in de 15e en 16e eeuw
Kenmerken:
• studie van en b ewondering voor de klassieke oudheid
• kritische tekstuitgaven van handschriften van klassieke auteurs
• aandacht voor mens en maatschappij
3 Erasmus wil de maatschappij veranderen
Erasmus van Rotterdam: belangrijke humanist uit de Nederlanden
• kritische uitgave van het Nieuwe Testament
• pleit voor vrede en verdraagzaamheid.
• wil de katholieke Kerk van binnenuit hervormen.
4 In de 16e en 17e eeuw boekt de wetenschap snel vooruitgang
• kritische ingesteldheid
• af wijzen van gezagsargumenten
• vertrouwen op eigen waarnemingen bv. Vesalius
De boekdrukkunst
• versnelt vooruitgang in de wetenschap.
±800v.C.
De renaissance
Mode is veranderlijk. Ook kunststijlen evolueren met de tijd. Vorig jaar leerde je hoe in de middeleeuwen de romaanse stijl overgaat in de gotiek. Met torens en andere verticale elementen moeten de gotische kathedralen de aandacht richten naar God en de hemel . Vanaf de 14e eeuw beginnen verschillende kunstenaars een andere kijk op schoonheid te krijgen.
Welke visie hebben die renaissancekunstenaars? Wat zijn de kenmerken van de bouwkunst? Wat zijn de typische elementen van de beeldende kunsten?
Kaartnr(s).
KLASSIEKE KUNST
Welke kunststijlen herken je? Kruis aan.
Bron 1 Timpaan van Amiens
Bron 1
Bron 2
Bron 3
Bron 4
BAROK
RENAISSANCE
GOTISCHE KUNST
ROMAANSE KUNST
Bron 2 Timpaan van Conques
GrieksRomeinsRomaansGotisch
Bron 3 Keizer Augustus
Bron 4 Vaas
OPDRACHT 1
Een nieuwe visie op kunst
Rome is een van de meest bezochte toeristische steden. De meeste toeristen willen de indrukwekkende overblijfselen van het antieke Rome bewonderen. Een soortgelijke fascinatie voelen een aantal Italiaanse kunstenaars in de 14e en 15e eeuw. Ze leven in de tijd van het humanisme: schrijvers en intellectuelen bestuderen en bewonderen klassieke teksten (zie les 4). De kunstenaars worden daardoor beïnvloed en willen de kunst van de klassieke oudheid doen herleven. Ze noemen hun project de renaissance : een wedergeboorte van de klassieke kunst
De zelfbewuste renaissancekunstenaars kijken neer op de kunst van de middeleeuwen. Vanuit hun visie op kunst noemen ze die kunst zelfs barbaars. Zij bedenken ook de naam ‘middeleeuwen’. Vandaag benadrukken we naast de veranderingen ook de continuïteit . Naast een grotere aandacht voor de mens en zijn emoties, blijven bijvoorbeeld middeleeuwse religieuze thema’s belangrijk. Zo is de renaissancekunst het resultaat van een evolutie in de middeleeuwen. Italië en de Nederlanden zijn in de 15e en 16e eeuw belangrijke centra van de renaissance.
Lees de lestekst.
a Waarom bedenken de renaissancekunstenaars de naam ‘middeleeuwen’, denk je?
OPDRACHT 2
b Bij renaissance is er ook continuïteit ten opzichte van de middeleeuwse kunst. Bewijs.
Pantheon, Romeinse tempel, Rome
In haar huidige vorm dateert de constructie uit het begin van de 2e eeuw.
a Zet de cijfers uit de af beeldingen bij de juiste term.
ZuilFriesFronton
Santa Maria Novellabasiliek, Firenze, Italië
De voorgevel is uitgevoerd in wit en donkergroen marmer. Het onderste gedeelte dateert grotendeels uit het midden van de 14e eeuw. Het centrale portaal en de hogere delen zijn vooral het werk van Leon Battista Alberti uit 1460/1470. Achter die façade schuilt een middeleeuwse, gotische kerk.
OPDRACHT 3
b Trek op beide afbeeldingen een lijn vanaf de bovenste punt van het fronton naar beneden. Vergelijk beide helften. Wat zie je?
c Vergelijk beide gebouwen. Wat besluit je over de voorgevel van de Santa Maria Novella?
d Bewijs met concrete elementen dat dit geen slaafse navolging is, maar dat er ook creatief gedacht is.
De bouwkunst
In het eerste deel van de les zag je al dat de bouwkunst heel wat elementen uit de klassieke kunst overneemt. Maar daar blijft het natuurlijk niet bij.
Bron 7 H et Palazzo Farnese, Rome, 16e eeuw
Bron 8 Het Tempietto, Rome, 16e eeuw
a Zet de cijfers van de af beeldingen bij de juiste term.
b Het Tempietto wordt weleens het toppunt van de renaissancebouwkunst genoemd. Alle stijlkenmerken zijn overduidelijk in de verf gezet. Argumenteer met concrete verwijzingen naar de afbeelding.
De klassieke stijlkenmerken
De evenwichtige, meetkundige verhoudingen
De symmetrie
De horizontale lijn
OPDRACHT 4
Bron 9 Christus van Michelangelo
© Gianni Pasquini / AlamyOPDRACHT 5
Christus aan het kruis (uitsnede), ca. 1493, beschilderd hout, 139 x 135 cm Michelangelo Buonarotti (1475-1564) maakt dit beeld uit dankbaarheid voor de overste van het klooster van Santo Spirito in Firenze. Tot 1492 woont de kunstenaar in het stadspaleis van zijn sponsor Lorenzo de Medici. Wanneer die sterft, verleent het klooster hem onderdak. De overste geeft Michelangelo ook de toestemming om lichamen te ontleden van patiënten die in het hospitaal van het klooster overleden zijn. In 1999 onderzoeken artsen het beeld en vergelijken het met het lichaam van een pas overleden veertienjarige jongen. De anatomische gelijkenissen zijn treffend.
a Welke leeftijd heeft Michelangelo wanneer hij het beeld maakt?
b Bewijs dat Michelangelo op een wetenschappelijke manier te werk gaat.
c Ho e ervaar jij de manier waarop Christus is voorgesteld? Let ook op de gelaatsuitdrukking. Onderstreep. eerder dynamisch – heldhaftig – kwetsbaar – eerder statisch – lijdend – uitdrukkingsloos
a Lees eerst de onWAARschijnlijk op blz. 37.
b Wat maakt dit beeld levensecht?
©VANIN
c Waarom is het toch niet realistisch ?
d Verbind de elementen uit de eerste kolom met de overeenkomstige elementen uit de tweede kolom.
geïdealiseerd anatomisch correct natuurgetrouw mooier dan in werkelijkheid
e Bewijs met twee kenmerken dat dit beeld is geïnspireerd op werken uit de klassieke oudheid.
Bron 10 David van Michelangelo
In middeleeuwse schilderijen wordt de mens afgebeeld als figurant of als opdrachtgever op de zijpanelen. In de renaissance laten (rijke) mensen zich vereeuwigen op schilderijen waarop zij het enige onderwerp zijn. Een nieuw genre ontstaat: het portret.
Bron 11 Mona Lisa
Leonardo da Vinci, Mona Lisa, waarschijnlijk tussen 1503-1507, olieverf op hout, Museum Louvre, Parijs Door de bijzondere schildertechniek, maar zeker ook vanwege de geheimzinnige glimlach is dit het beroemdste portret ter wereld.
Bron 12 Federico da Montefeltro
Pierro della Francesca, Portret van Federico da Montefeltro, ca. 1465, olieverf op hout, 47 x 66 cm, Galleria degli Uffizi, Firenze Federico da Montefeltro is hertog van Urbino. In een toernooi heeft hij een houw op zijn neus gekregen en verloor hij zijn rechteroog. Aan zijn hof leven en werken ook kunstenaars uit de Nederlanden. Zij schilderen met trager drogende olieverf en kunnen daardoor meer details schilderen. Dit is het eerste schilderij waarbij Pierro della Francesca die techniek volledig overneemt.
a Welke kenmerken herken je in deze portretten? Onderstreep. aders – anatomisch juist – geïdealiseerd – halfreliëf – houterig – karakter – onbewogen –natuurgetrouw – persoonlijkheid – uitdrukkingsloos – weinig emotie
b Het schilderij in bron 12 is het resultaat van interculturele contacten. Bewijs.
©VANIN
c Ho e creëren de kunstenaars diepte in hun schilderij? Onderstreep. duidelijk afgelijnde figuren – landschap op de achtergrond – opeenstapeling van figuren –schaduwen
OPDRACHT 8
Dirk Bouts, Portret van een man, 1462, olie en tempera op hout, 31,6 x 20,5 cm, National Gallery, Londen
Joachim Patinir, Landschap met de vlucht naar Egypte, 1516-1517, olieverf op hout, 17 x 21 cm, KMSKA Antwerpen
©VANIN
Vergelijk de twee schilderijen. Welke plaats nemen het landschap en de personages in? Welke evolutie zie je? Onderstreep. In de 16e eeuw neemt het landschap een belangrijkere / minder belangrijke plaats in. Het landschap evolueert naar een bijkomstigheid / een afzonderlijk genre.
Bron 15 De sleuteloverdracht van Petrus
Pietro Perugino, De sleuteloverdracht van Petrus, 1481-1482, fresco , 335 x 550 cm, Sixtijnse Kapel, Vaticaanstad
Pietro Perugino schildert het moment waarop Jezus de sleutels van de kerk aan de apostel Petrus geeft. Hij beeldt zichzelf ook af als vijfde persoon rechts op de voorgrond. De voegen tussen de tegels zijn de vluchtlijnen van het lijnperspectief . Die lijnen creëren diepte in het fresco. De vluchtlijnen komen samen in het zogenaamde vluchtpunt
OPDRACHT 9
a Overtrek de voegen en trek de lijnen verder door tot ze ergens in een punt samenkomen. Waar bevindt zich het vluchtpunt?
b Geef nog twee andere elementen die een driedimensionaal effect creëren.
c Teken de symmetrie as. Welke twee zaken bevinden zich op die lijn? Waarom?
d Omrand de volledige groep personen op de voorgrond. Binnen welke geometrische figuur bevinden ze zich?
e Zo ek nog andere typische kenmerken van de renaissancekunst op dit fresco.
f De renaissancekunstenaar is zelfbewust. Bewijs.
Welke historische redeneerwijzen zijn op volgende stellingen van toepassing? Soms kun je twee begrippen combineren bij één uitspraak. Kies uit: continuïteit – verandering – evolutie –revolutie – oorzaak – gevolg – toeval – gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid
Stelling
Vanaf het einde van de middeleeuwen wordt de beeldende kunst steeds meer natuurgetrouw.
Ook in de renaissancekunst blijven religieuze thema’s belangrijk.
Italië en de Nederlanden zijn in de 15e en 16e eeuw belangrijke centra van de renaissance.
Een grotere wetenschappelijke kennis van de anatomie stelt kunstenaars in staat het menselijk lichaam correct weer te geven.
Brunelleschi slaagt erin om in Firenze een koepel met een doorsnede van 45,5 m te bouwen, een geniale prestatie die sinds de Romeinse tijd niet meer vertoond is.
In de middeleeuwen zijn de kunstenaars anonieme ambachtslui.
De landschappen nemen steeds meer plaats in op het schilderij.
Historische redeneerwijze
• b edoelde en onbedoelde handelingen OPDRACHT
a Welke historische redeneerwijzen zijn op volgende stellingen van toepassing? Kies uit: perspectief – historische inleving – bedoelde handeling – onbedoelde handeling – bewijs.
Stelling Historische redeneerwijze
In 1999 onderzoeken artsen het kruisbeeld en vergelijken het met het lichaam van een pas overleden veertienjarige jongen.
De anatomische gelijkenissen zijn treffend.
De renaissancekunstenaars vinden de middeleeuwse kunst barbaars.
©VANIN
Michelangelo ontleedt lijken om zijn kennis van het menselijk lichaam te vergroten.
Wij moeten begrijpen dat godsdienst en geloof in de vroegmoderne tijd heel belangrijk zijn.
b Voeg de nieuwe historische redeneerwijzen toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn:
• historische inleving
ONWAARSCHIJNLIJK!
Het enorme stuk marmer waaruit Michelangelo zijn
David maakt, ligt in 1501 al een kwarteeuw in weer en wind op een binnenkoer van de kathedraal in Firenze. In opdracht van het kathedraalbestuur hadden al twee kunstenaars geprobeerd er een David uit te maken.
Die kleine, maar dappere Bijbelse figuur is al een tijdje erg in trek in Firenze. Veel verder dan de benen zijn die beeldhouwers nauwelijks geraakt. Dat vinden de opdrachtgevers zonde. Ze hadden enorm veel geld betaald voor dat felbegeerde witte marmer uit de groeve van Carrara, zo’n 130 km van Firenze, een hele afstand in die tijd. In 1501 nodigen ze opnieuw een aantal kunstenaars uit om het stuk marmer te bekijken. Wonder boven wonder krijgt Michelangelo, nauwelijks 26 jaar oud, de opdracht. Niet veel later begint hij te kappen. Het is een lastig en delicaat werk. Het blok is relatief dun omdat de andere kunstenaars hun beitels er al op losgelaten hebben. Hij moet ook rekening houden met een aantal fragiele breuklijnen (‘aders’). Zo’n drie jaar heeft Michelangelo nodig om David ‘te bevrijden uit het marmer’. Dan blijkt dat het beeld met zijn zes ton te zwaar is om op de kathedraal te plaatsen. Uiteindelijk wordt het voor het Palazzo Vecchio, het ‘stadhuis’, geplaatst als een politiek signaal. Het zelfstandige en onoverwinnelijke Firenze moet niet onderdoen voor Rome of andere steden. Vandaag vind je op die plaats een kopie. De originele ‘reus’ (4,20 m!) kun je langs alle kanten bewonderen in de Galleria dell’Academia.
Michelangelo Buonarotti (1475-1564) is een van de grootste Italiaanse renaissancekunstenaars: schilder, beeldhouwer én architect.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘revolutie’ en ‘verandering’ uitleggen
2 de b egrippen ‘contrapost’, ‘dynamisch’, ‘natuurgetrouw’, ‘statisch’, ‘idealiseren’ en ‘realistisch’ uitleggen
3 de renaissancekunst vergelijken met kunst uit vroegere periodes: klassieke oudheid en middeleeuwen
4 uitleggen waarom de renaissance in Italië ontstaat
5 de b elangrijkste centra van de renaissancekunst opnoemen
6 aantonen dat de renaissancekunst ook het resultaat is van interculturele contacten
7 het ontstaan en het ho ogtepunt van de renaissance situeren in de historische context en in de tijd
8 vier kenmerken van de bouwkunst geven en uitleggen
9 vier kenmerken van de beeldhouwkunst geven en uitleggen
10 vier kenmerken van de schilderkunst geven en uitleggen
11 twee nieuwe genres in de schilderkunst opnoemen
KUNNEN
1 kunstwerken nauwkeurig observeren en beschrijven
2 typische kenmerken van de renaissance aanduiden op een kunstwerk
3 een kunstwerk herkennen als renaissancekunst
4 argumenteren waarom een kunstwerk tot de renaissance behoort
5 de historische redeneerwijzen ‘oorzaak’, ‘gevolg’, ‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘revolutie’ en ‘gelijktijdigheid’ benoemen
6 de historische redeneerwijzen ‘perspectief’, ‘historische inleving’, ‘bedoelde handeling’ en ‘bewijs’ benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
LES 5 SCHEMA
De renaissance ©VANIN
1 Een nieuwe visie op kunst
Renaissance = wedergeboorte van kunst/cultuur uit de klassieke oudheid
• 14e eeuw: eerst in Italië
• 15e -16e eeuw: hoogtepunt in Italië + Nederlanden
Gelijktijdig en onder invloed van schrijvers en intellectuelen (humanisme)
Zelfbewuste kunstenaars ‘middeleeuwen’
MAAR! Geen volledige breuk:
• continuïteit: religieuze thema’s
• resultaat van een evolutie van in de middeleeuwen
2 De bouwkunst
• klassieke stijlkenmerken: zuilen, frontons, friezen
• symmetrie
• evenwichtige, meetkundige verhoudingen
• horizontale lijnen overheersen
3 De beeldende kunsten: beeldhouw- en schilderkunst
ALGEMEEN
• mens meer centraal
• naakt
• natuurgetrouwe weergave
• anatomisch juist
• idealisering
• juiste verhoudingen
• herkenbare emoties
BEELDHOUWKUNST SCHILDERKUNST
• houding
- dynamisch
- contrapost
• vrijstaande b eelden
• nieuwe genres: portret en landschap
• symmetrische en geometrische opbouw evenwicht en orde
• diepte do or:
- lijnperspectief
- schaduwen
- landschap op achtergrond
De lange reformatie
In de 15e eeuw heeft de katholieke Kerk nog altijd een grote invloed op het kerkelijke leven in West-Europa. Maar die invloed krijgt een flinke deuk in de 16e eeuw. Luther en Calvijn spelen daarbij een belangrijke rol. Sindsdien bestaan naast de katholieke en de orthodoxe Kerken verschillende protestantse Kerken .
Hoe komt er een einde aan de overheersende plaats van de katholieke Kerk? Wat houdt de protestantse reformatie in? Hoe heeft de katholieke Kerk daarop gereageerd?
Kaartnr(s).
PROTESTANTSE REFORMATIE
KATHOLIEKE REFORMATIE
95 stellingen Luther
Hoofdstromingen in het christendom vandaag
KATHOLIEKE REFORMATIE
Noteer volgende woorden op de juiste plaats in het schema: christenen – orthodoxen –katholieken – protestanten – anglicanen.
Op weg naar de reformatie
Rond 1500 zijn de meeste mensen in West-Europa katholiek . In de godsdienstbeleving speelt angst voor zonde , dood en hel een grote rol. De Kerk leert dat gelovigen hun hemel kunnen verdienen door goede werken, de biecht en aflaten . Toch zijn zij heel bang om na de dood in het vagevuur terecht te komen.
Op kerkelijk vlak zijn er veel wantoestanden . De gewone man weet niet veel over het geloof. De levenswijze van de geestelijken is vaak geen voorbeeld voor de gelovigen: ze leven onder andere het celibaat niet na en verwaarlozen de zorg voor de gelovigen. Bovendien is het gezag van de paus ondermijnd door het Westers Schisma (zie STORIA HD live 3). Om de kosten voor de bouw van de nieuwe Sint-Pieterskerk in Rome te bekostigen, verkoopt de paus aflaten.
Toch zijn er in de late middeleeuwen en de eerste helft van de 16e eeuw veel pogingen om de Kerk van hoog tot laag te hervormen . Zo streven de humanisten (zie les 4) vanuit hun belangstelling voor de klassieke oudheid naar een vernieuwing van het christendom gebaseerd op de Bijbel. Daarnaast worden ook kloosterorden opgericht, zoals de jezuïeten in 1534.
2 ©VANIN
OPDRACHT 1
Verbind de groep met de juiste omschrijving(en).
katholieke Kerk
soms slecht opgeleid / weinig inkomsten gelovigen gezag is verminderd – veel geld nodig
gewone priesters afwijkende opvattingen worden bestreden hoge geestelijkheid inkomsten belangrijker dan zorg voor gelovigen pausen onwetend op het vlak van geloof
angst voor zonde, dood en hel
De lange protestantse reformatie (16e-17e eeuw)
In de 16e eeuw komt het tot een breuk binnen het christendom. Het protestantisme wordt een nieuwe belangrijke stroming. Daarbinnen zijn de lutherse Kerk en de gereformeerde Kerken (calvinisme) de twee hoofdrichtingen. Daarnaast ontstaat in Engeland het anglicanisme, dat een tussenpositie inneemt tussen katholicisme en protestantisme.
De monnik Maarten Luther is zoals veel mensen uit zijn tijd bezorgd over hoe hij later in de hemel kan komen. Luther ergert zich aan de aflatenhandel en in 1517 schrijft hij 95 stellingen tegen de aflaten. Luther erkent alleen de Bijbel als richtinggevend. Volgens Luther kan de mens in de hemel komen door op God te vertrouwen. De paus veroordeelt in 1520 een aantal stellingen van Luther, die daarna uit de Kerk wordt gezet. Het onbedoelde gevolg van het conflict met de paus is het ontstaan van de lutherse Kerk
Johannes Calvijn is na Luther de belangrijkste kerkhervormer uit de 16e eeuw. Hij wordt beïnvloed door de nieuwe lutherse leer , maar is veel radicaler . Ook hij erkent alleen de Bijbel als richtinggevend voor het geloof. Hij predikt dat de redding van de mens alleen van God afhangt. God bestemt vrij wie in de hemel of de hel komt.
De Engelse koning Hendrik VIII is gehuwd en wil scheiden , maar dat gaat niet in de katholieke Kerk. Hendrik ziet maar één oplossing: hij roept zichzelf in 1534 uit tot hoofd van de nieuwe anglicaanse Kerk en breekt zo met de katholieke Kerk. Nu kan hij doen wat hij wil. De koning is een tegenstander van het protestantisme, maar na zijn dood komen er protestantse invloeden in de anglicaanse Kerk.
OPDRACHT 2
OPDRACHT 3
Vervolledig het schema bij de inleiding van deze les. Kies uit: lutheranen – gereformeerden.
31 oktober 1517, een mythe?
Bron 1 Luther
Atelier van Lucas Cranach de Oude, Portret van Maarten Luther (uitsnede), olieverf op hout, 1529, Galleria degli Uffizi, Firenze De kunstenaar Lucas Cranach is een aanhanger en vriend van Maarten Luther. In zijn atelier worden vele kunstwerken gemaakt met als doel het lutheranisme te verspreiden.
Bron 2 De 95 stellingen
Ferdinand Pauwels, Luther nagelt de 95 stellingen aan de kerkdeur in Wittenberg (uitsnede), olieverf op doek, 1872, Eisenach, Wartburg-stichting De Vlaming Ferdinand Pauwels schildert een reeks schilderijen over het leven van Luther.
Luther is professor aan de universiteit van Wittenberg. Op 31 oktober 1517 zou hij met een hamer eigenhandig een document met 95 stellingen over de aflaten aan de deur van de kerk van Wittenberg hebben bevestigd. Hij doet dat uit protest tegen de verkoop van aflaten. Zo wordt het verhaal eeuwenlang tot op vandaag verteld. De dag krijgt een grote symbolische betekenis in de protestantse wereld: 31 oktober 1517 wordt gezien als het begin van de reformatie . Tot vandaag is ‘Hervormingsdag’ een van de belangrijkste kerkelijke dagen voor de protestanten. Maar historisch onderzoek heeft intussen aangetoond dat het verhaal hoogstwaarschijnlijk niet klopt. Daarvoor zijn goede argumenten , zoals: 1. Luther heeft tijdens zijn leven nooit over die gebeurtenis gesproken; 2. Luther heeft alleen genoteerd dat hij die stellingen op 31 oktober 1517 per brief aan enkele mensen heeft gestuurd; 3. Het aanhangen van zo’n document was niet de taak van een professor, maar wel van een medewerker van de universiteit; 4. Pas dertig jaar later vermeldt een medewerker het verhaal, maar die was geen ooggetuige.
a Wat heeft Luther volgens de traditie op 31 oktober 1517 gedaan?
©VANIN
b Wat heeft historisch onderzoek intussen aangetoond? Wat zegt dat over bron 2?
c Ho e noemen we een verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd?
d Wie zou het meeste moeite hebben met de nieuwe visie: katholieken of lutheranen? Argumenteer.
e Bewijs met een fragment uit de contextinformatie dat de mythe de historische beeldvorming vervormt.
©VANIN
f Welke functie heeft deze collectieve herinnering voor de lutheranen?
g Geef een voorbeeld van een andere herdenking waar de eigen identiteit wordt gevierd.
OPDRACHT 4
Bron 3 Kunstenaars en de verspreiding van het protestantse gedachtegoed
Lucas Cranach, houtsnede, 1521, British Library, Londen
De boekdrukkunst speelt een belangrijke rol bij het verspreiden van het protestantisme. De ‘Passional Christi und Antichristi’ is een vroegluthers boekje uit 1521. Het bestaat uit dertien paar houtsneden met commentaar. De houtsneden zijn gemaakt door Lucas Cranach de Oudere en voorzien van tekst door een medewerker van Luther. Het boekje contrasteert het lijden van Christus met het leven van de paus: de antichrist.
OPDRACHT 5
a Wat is de bedoeling van het boekje? Kruis de juiste antwoorden aan.
De tegenstelling tussen het leven van Christus en de paus in de verf zetten Aantonen dat de paus een go ede volgeling van Jezus is Beklemtonen dat het lutheranisme juist is Beklemtonen dat de katholieke Kerk fout is
b Vanuit welk perspectief is het boekje geschreven? Onderstreep het juiste antwoord. lutheranisme – katholicisme – calvinisme – anglicanisme
c Vul de tabel aan.
Naar welk evangelieverhaal verwijst de afbeelding links?
Hoe wordt de paus genoemd?
©VANIN
Jezus geselt zichzelf als b oetedoening.
Jezus jaagt de kooplui uit de tempel.
d Lees de onWAARschijnlijk op blz. 49 en verklaar waarom veel mensen aflaten kopen in de vroegmoderne tijd.
e Zijn deze oorzaken structureel of incidenteel ? Onderstreep.
Bron 4 Calvijn over de predestinatie
Wij noemen de predestinatie het eeuwige raadsbesluit van God, waarin Hij bepaalde wat Hij met ieder mens zou doen. Want Hij schept hen niet allemaal in dezelfde toestand, maar voorbestemt sommigen tot het eeuwige leven en anderen tot de eeuwige verdoemenis. Dus volgens het doel waarvoor de mens geschapen is, zeggen wij dat hij voorbestemd is tot de dood of tot het leven (...) Volgens wat de Schrift duidelijk aantoont, zeggen wij dus, dat de Heer eens in zijn eeuwige en onveranderlijke raadsbesluit heeft bepaald, wie Hij tot het heil wilde brengen en wie Hij tot het verderf wilde laten.
Uit: Johannes Calvijn, L’Institution de la religion chrétienne. De la prédestination, Genève, 1541, eigen vertaling
De Fransman Johannes Calvijn (1509-1564) wordt door de Franse koning verbannen nadat hij zich afkeert van het katholicisme. Hij wijkt uit naar Zwitserland, waar hij zijn ideeën neerschrijft en in Genève in de praktijk toepast. Het boek verschijnt eerst in het Latijn en enkele jaren later in het Frans.
a Wat bedoelt Calvijn met de term ‘predestinatie’? Onderstreep het antwoord in de bron.
b Kan de mens de beslissing van God beïnvloeden?
[ Aanvankelijk ] was de opkomst nog klein, maar geleidelijk groeide het aantal aanwezigen tot vijf- à zeshonderd. De opkomst varieert wel naargelang van de weersomstandigheden aangezien men per schip naar ginder trekt. Op zondagen is hun aantal zeker niet kleiner dan driehonderd. Onder hen bevinden zich ook mensen die in dienst staan van de aartshertogen of van de stad (Antwerpen), zoals: tollenaars van de rekenkamer, dekens van de ambachten en gildebroeders. Bij de Antwerpse burgers die aanwezig zijn op de ketterse preken of voor de kerk van Lillo staan, houdt men een omhaling [ geldinzameling ]. Met de opbrengst worden drie schippers betaald om gratis arme Antwerpenaars mee te voeren. Die armen verdienen bovendien nog zes stuivers wanneer ze naar de preek gaan. Het totale aantal schepen liep op tot dertien à vijftien. Op deze vaartuigen worden gedurende bijna de ganse tocht psalmen gezongen. Ook verspreidt men er ketterse boekjes die ter plaatse gelezen konden worden, maar die men ook mee naar huis mocht nemen om ze daar door te nemen of in Antwerpen te verspreiden. In Lillo wordt zowel in de Franse als in de Nederlandse taal gepredikt. Sommige inwoners van Antwerpen laten in Lillo hun kinderen dopen, huwen er of nemen er deel aan het calvinistisch avondmaal .
Uit: De verslagen van Joannes Miraeus aan de paus, 1609 Joannes Miraeus is bisschop van Antwerpen van 1604 tot 1611. De katholieke aartshertogen Albrecht en Isabella regeren dan over de Zuidelijke Nederlanden (zie les 13). Het kleine Fort van Lillo ligt aan de Schelde, dicht bij de Nederlandse grens, en is op dat moment nog in handen van de opstandelingen (calvinisten) . Voor de kleine kerk van Lillo is er een haventje met een pleintje.
a Lees de bron. Wie maakte dit verslag en met welke bedoeling?
©VANIN
b Is hij een voor- of tegenstander van de calvinistische predikanten?
c Zijn er redenen om aan te nemen dat de informatie van de bisschop niet betrouwbaar is?
d Wie gaat er allemaal luisteren naar de predikanten? Onderstreep. arme mensen – rijke mensen – zowel arme als rijke mensen
e Ho e proberen de predikanten arme mensen naar de preken te lokken? Waarom doen die predikanten al die moeite, denk je?
OPDRACHT 7
De lange katholieke reformatie (16e-18e eeuw)
Binnen de katholieke Kerk zijn er altijd al hervormingspogingen geweest, al dan niet met succes. Het Concilie van Trente (1545-1563) verandert de Kerk diepgaand. Die kerkvergadering wil de Kerk herenigen, misbruiken aanpakken en duidelijkheid scheppen over de geloofsleer. Op dat concilie erkent de katholieke Kerk dat zij mee schuldig is aan de wantoestanden in de Kerk, maar de herenigingspogingen leveren niets op. Het concilie beklemtoont naast de Bijbel ook het belang van de kerkelijke traditie. Tot die kerkelijke traditie behoren onder andere de zeven sacramenten , de aflaten, het pauselijk gezag en de heiligenverering.
©VANIN
Om misbruiken tegen te gaan, moeten bisschoppen voortaan een degelijke universitaire vorming hebben. Ze krijgen de verplichting om in hun bisdom te verblijven. De nieuwe priesters moeten voortaan opgeleid worden in seminaries (school voor opleiding van priesters). Hun leven moet een voorbeeld zijn voor de gelovigen. Een belangrijke taak is het geven van onderwijs over het geloof ( catechismus , prediking) aan de gewone gelovigen . Daarnaast worden de oude kloosterorden hervormd en worden er nieuwe opgericht. De belangrijkste nieuwe religieuze orde is die van de jezuïeten. Zij richten zich vooral tot de jeugd en organiseren degelijk (godsdienst)onderwijs.
De besluiten van het Concilie van Trente worden in de decennia en eeuwen daarna in de praktijk omgezet. De uitvoering van de nieuwe regels en structuren wordt een proces van lange duur. Een grote rol is weggelegd voor de bisschoppen: zij moeten erover waken dat die besluiten ook in de praktijk worden toegepast.
Bron 6 De catechismus
Gravure en voorblad van een catechismus uit 1756, Aartsbisschoppelijk archief, Mechelen
Om de mensen vertrouwd te maken met de inhoud van het christelijke geloof stellen zowel katholieken als protestanten catechismussen samen. Er bestaan verschillende soorten: beknopte en uitgebreide catechismussen, en ook uitgaven speciaal voor kinderen en volwassenen. De gravure bij deze catechismus toont extra aan waar het om gaat: door het godsdienstonderwijs de kinderen dichter bij God brengen.
a Wat is een catechismus?
TIP Raadpleeg de woordenlijst.
b Wat is de bedoeling van deze catechismus?
©VANIN
c Is dit een katholieke of protestantse catechismus? Argumenteer.
OPDRACHT 8
Bron 7 De aanstelling van een dorpsscho olmeester
• Dat voor muziek en zang enkel de kinderen in aanmerking zullen komen, welken door de schoolmeester daarvoor nuttig en bekwaam worden geoordeeld (…)
• Dat de scho olmeester gehouden is de H. Geestkinderen [ arme kinderen ] voor niets te onderwijzen (…)
• Dat de scho olmeester door de kinderen geen andere boeken zal laten leren dan deze, welke de heilige katholieke roomse Kerk toelaat en beveelt.
Uit: Schepenbrief met de aanstellingsakte van Herman De Hollander, 1626 In de vroegmoderne tijd legt het dorpsbestuur de voorwaarden voor de betrekking als schoolmeester vast. Herman De Hollander (ca. 1595-1640) is een 17e-eeuwse Nederlandse componist. Hij is ook schoolmeester en organist geweest, eerst in Eindhoven en daarna ook in Ekeren bij Antwerpen. Later is hij actief in Breda.
a Welke beroepen oefende Herman De Hollander uit?
b Vanwaar is hij blijkbaar afkomstig?
c Waaruit blijkt de invloed van de katholieke reformatie ? Onderstreep in de bron.
d Zou dit punt in de akte staan omdat hij af komstig is uit het huidige Nederland? Vind je daarover iets in de contextinformatie?
e Ho e zou je kunnen achterhalen of dit punt speciaal voor hem is toegevoegd?
OPDRACHT 9
De wereldlijke vorsten en de reformatie
Ten aanzien van de reformatie kiezen de wereldlijke vorsten voor het principe één staat , één vorst , één geloof . Het hangt van vorst tot vorst af welke godsdienst in zijn vorstendom toegelaten is. Het Europa van de 16e-17e eeuw kent talrijke godsdienstoorlogen : het is dan nog niet doorgedrongen dat verschillende godsdiensten in respect met elkaar kunnen leven.
Bron 8 De go dsdiensten in Europa na de hervormingen, ca. 1700
Concilie van Trente 1545-1563
a No em vijf gebieden die katholiek zijn gebleven.
b No em vier gebieden die de leer van Luther volgen.
c Welk verband is er tussen politiek en godsdienst? Raadpleeg de lestekst.
Uit angst voor zonde, dood en hel kopen veel mensen in de vroegmoderne tijd aflaten. Om dat te begrijpen moet je weten dat alle mensen toen heel gelovig waren. Bovendien werden ze door de hoge kindersterfte en lage levensverwachting ook veel meer dan wij geconfronteerd met de dood.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘religieuze hervorming’, ‘religieuze breuk’ en ‘traditie’ uitleggen
2 de b egrippen ‘reformatie’, ‘katholieke reformatie’, ‘celibaat’, ‘aflaat’, ‘vagevuur’ en ‘catechismus’ uitleggen
3 de situatie van de katholieke Kerk vóór de protestantse reformatie beschrijven
4 kort de ideeën van Luther en Calvijn uitleggen
5 het ontstaan van het anglicanisme verklaren
6 de houding van de vorsten ten aanzien van de godsdienst uitleggen
7 de twee sporen van het Concilie van Trente uitleggen
8 de drie do elen van het Concilie van Trente uitleggen
©VANIN
Aflaatbrief uit 1418 waarin 100 dagen aflaat wordt verleend aan de bezoekers van het klooster van de Grand-Saint-Bernardpas.
KUNNEN
1 informatie uit een historische bron afleiden
2 het onb edoelde gevolg van de 95 stellingen van Luther benoemen
3 met een voorbeeld aantonen dat mythes de historische beeldvorming kunnen vervormen
4 een voorbeeld van mythevorming van historische gebeurtenissen geven
5 met een voorbeeld de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming aantonen
6 de b etrouwbaarheid van een historische bron beoordelen
7 de functie van collectieve herinnering uitleggen
8 de historische redeneerwijzen ‘structurele en incidentele oorzaken’ benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De lange reformatie ©VANIN
1 Op weg naar de reformatie
Geloven is rond 1500 nog vanzelfsprekend.
Angst voor zonde, dood en hel Hoe kom ik in de hemel?
Wantoestanden:
• onwetendheid over geloof
• levenswandel geestelijkheid geen voorbeeld
• gezag paus verminderd
Toch pogingen tot hervorming
• humanisme streven naar vernieuwing christendom
• oprichting nieuwe kloosterorden
2 De lange protestantse reformatie (16e-17e eeuw)
Luther
• 95 stellingen af laten veroordeeld door paus Luther uit Kerk gezet
• Alleen Bijb el is richtinggevend.
• ontstaan lutherse Kerk = onbedoeld gevolg optreden Luther
Calvijn
• Alleen Bijb el is richtinggevend, maar radicaler dan Luther.
• predestinatie
Hendrik VIII
• breuk met Rome roept zich uit tot hoofd anglicaanse Kerk
3 De lange katholieke reformatie (16e-18e eeuw)
Concilie van Trente (1545-1863)
Verschillende sporen: - intern: hervormen
- extern: tegen het protestantisme
Doel: Kerk herenigen, misbruiken aanpakken, geloofsleer verduidelijken
Beklemtoont belang Bijbel + traditie
Maatregelen zoals oprichting seminaries, beklemtonen geloofsonderricht
4 De wereldlijke vorsten en de reformatie
Principe: één staat, één vorst, één geloof talrijke godsdienstoorlogen
De barok
Je hoeft niet ver te lopen om barokkunst te bewonderen. Ook in onze gewesten is het de toonaangevende stijl tussen ca. 1600 en ca. 1720. In die periode stijgt de vraag naar kunst als nooit tevoren.
Waarom stijgt de vraag naar kunst?
Wat zijn de kenmerken van de barokbouwkunst? Wat typeert de beeldhouwkunst? Hoe herken je een barokschilderij?
Kaartnr(s).
Kunst wordt populair
Rond 1600 nemen kardinalen en pausen in Rome het voortouw om kunstenaars opdrachten te geven voor grote bouwprojecten en voor de decoratie van hun paleizen en kerken. In het kader van de katholieke reformatie willen zij de grootsheid van de katholieke Kerk zichtbaar maken (zie les 6). Elders in Europa volgen bisschoppen en kloosterordes hun voorbeeld. Imposante kerken, beelden en schilderijen moeten tonen dat de katholieke Kerk er staat als nooit tevoren. Met de weelderige en emotionele barokkunst willen geestelijken de mensen (opnieuw) warm maken voor het katholieke geloof. Het Concilie van Trente benadrukt dat, in tegenstelling tot het protestantisme, kunstwerken godsdienstige thema’s kunnen verduidelijken voor de vaak ongeletterde gelovigen. In de kerken verschijnen ook nieuwe, rijkversierde meubels zoals biechten preekstoelen. In onze streken staan de kerken er bovendien door de Beeldenstorm vaak leeg bij. Rijke organisaties , zoals gilden, laten barokkunstenaars grote schilderijen maken voor de versiering van hun altaren en kapellen. In de 17e eeuw streven de vorsten naar meer macht (zie les 14). Met barokkunst willen die absolute vorsten hun onderdanen imponeren. Ze willen hen overtuigen dat zij hun titel, positie en macht verdienen. De Kerk en de vorsten gebruiken de kunst dus als propaganda : ze willen er iets mee bereiken.
OPDRACHT 1
Rijke burgers decoreren hun huizen met schilderijen. De vraag naar kunst is zo groot dat schilders niet alleen meer in opdracht werken. Ze verkopen hun schilderijen nu ook via kunsthandelaars. Mythologische en historische verhalen, markttaferelen, scènes uit het dagelijks leven en stillevens bieden stof tot nadenken of een gespreksonderwerp voor wanneer er bezoek is: deugden (goede eigenschappen), ondeugden (slechte eigenschappen) en/of de eindigheid van het leven op aarde.
Markeer in de tekst in verschillende kleuren:
• de do elstellingen van de geestelijken en van de vorsten (oranje)
• twee redenen waarom rijke burgers kunst kopen (geel)
Onderstreep in de tekst in verschillende kleuren:
• een onbedoeld gevolg van de Beeldenstorm (blauw)
• een verandering in de kunsthandel (groen)
De bouwkunst
OPDRACHT 2
Bron 1 Santa Maria Novellabasiliek, Firenze (Italië) – renaissance
donkergroen marmer. Het onderste gedeelte
Bron 2 Sint-Carolus Borromeuskerk, Antwerpen – barok
14e eeuw. Het centrale portaal en de hogere delen zijn vooral het werk van Leon Battista Alberti uit 1460/1470.
Achter die façade schuilt een middeleeuwse, gotische kerk.
De kerk is gebouwd in zes jaar tijd (1615-1621) in opdracht van de Antwerpse jezuïeten. Architecten zijn de jezuïeten
François d’Aguilon en Pieter Huyssens. De voorgevel is geïnspireerd op de gevel van de Gesù, een jezuïetenkerk in Rome (ca. 1575). De gevel van de kerk past in een vierkant van 33,20 bij 33,20 meter.
a Uit welke eeuw dateert de Sint-Carolus Borromeuskerk?
De barok vloeit voort uit de renaissance kunst: er zijn gelijkenissen, maar ook verschillen.
b Zet de cijfers uit de af beeldingen bij de juiste term.
Beeld Fries FrontonKoepel Zuilen
©VANIN
c Vergelijk beide gebouwen. Welke gelijkenissen zie je?
d Wat besluit je? Onderstreep hieronder wat van toepassing is.
• De barokkerk is soberder / meer versierd.
• Bij de barokkerk is er meer / minder evenwicht tussen horizontale en verticale lijnen.
• In de gevel van de barokkerk is er meer / minder reliëf.
OPDRACHT 3 Bron 3 Palazzo Farnese, Rome
Dit stadspaleis ken je al uit les 5.
Het werd in Rome gebouwd tussen ca. 1541 en 1580 in opdracht van kardinaal Alexander Farnese. Het is ontworpen door Antonio da Sangallo de Jonge. Na zijn dood neemt Michelangelo zijn plaats als architect in. De voorgevel is 57 meter breed en 29 meter hoog.
Vergelijk beide gebouwen.
a Zo ek vier verschillen.
Bron 4 Paleis van Versailles vanaf de ‘Cour de marbre’
Het paleis van Versailles is grotendeels gebouwd in opdracht van de Franse koning Lodewijk XIV tussen ca. 1741 en 1715. Het middelste gedeelte op de afbeelding is ongeveer 70 meter breed.
b Schrijf b oven elke afbeelding de juiste stijl.
De beeldhouwkunst
Ook bij de beeldhouwkunst zijn er gelijkenissen met de renaissancekunst (= continuïteit ). Beeldhouwers blijven op een wetenschappelijke manier werken: de beelden zijn anatomisch correct en lijken levensecht. Maar er zijn ook verschillen (= evolutie , verandering).
OPDRACHT 4 Bron 5 David do or Michelangelo
Bron 6 David do or Bernini
©VANIN
Galleria dell’Accademia, Firenze, Italië
Dit beeld ken je al uit les 5. Michelangelo maakt het tussen 1501 en 1504 in marmer. Het is 4,20 meter hoog.
Galleria Borghese, Rome Gian Lorenzo Bernini maakt dit werk in 1623-1624. Het is gemaakt in marmer en is 1,70 meter hoog.
a Vergelijk beide beelden en onderstreep de juiste woorden.
1 De David van Bernini vertoont meer / minder emoties.
2 In het rechtse beeld is er meer / minder beweging.
3 De David van Bernini is dynamischer / statischer
4 De David van Michelangelo / van Bernini maakt een draaiende beweging (schroefvorm).
5 De b eweging / rust wordt versterkt door wapperende kledij.
b Trek bij bron 6 pijlen naar de plaats waar je de aangeduide kenmerken kunt zien. Zet bij elke pijl het overeenkomstige nummer.
c Schrijf b oven elke afbeelding de juiste stijl.
OPDRACHT 5 Bron 7 De kruisafneming do or Peter Paul Rubens
Tussen 1611 en 1614 maakt Peter Paul Rubens een drieluik in opdracht van het Antwerpse gilde van de kolveniers, een schuttersgilde dat instaat voor de verdediging van de stad. Het moet hun altaar in de O.L.V.kathedraal versieren.
Het middelste paneel (zie afbeelding) meet 4,21 m bij 3,11 m en is geschilderd met olieverf op hout. Het beeldt af hoe de overleden Jezus van het kruis wordt gehaald.
a Verbind met een lijn de hand van de vrouw linksonder met de elleboog van de man rechtsboven.
Die lijn is diagonaal / horizontaal / verticaal.
b Welke kleur overheerst op die lijn? Wat bevindt zich op die lijn?
c Vind je nog soortgelijke lijnen op het schilderij? Waar?
d Welke kleur valt nog op? Waarvoor is ze gebruikt?
e Beschrijf de kleuren van de rest van het schilderij. Wat kun je besluiten?
f Waarom zou Rubens dat zo gedaan hebben?
g Vergelijk het schilderij met de David van Bernini. Welke overeenkomst is er?
Johannes Vermeer schildert dit werk ca. 1660. Het meet 45,5 cm bij 41 cm en is geschilderd in olieverf op doek. Het is een van de topstukken van het Rijksmuseum in Amsterdam.
a Welke voorwerpen herken je op dit schilderij?
b Wat is nieuw aan dit onderwerp?
c Welk kenmerk van de barok herken je?
Aan de Sint-Pietersbasiliek in Rome wordt gebouwd van 1506 tot 1626. Ze is het werk van verschillende architecten. Onder andere Michelangelo werkt eraan mee. Om het project te financieren bereikt de handel in aflaten , die Luther zo bekritiseert, nooit geziene hoogten.
De Sint-Pietersbasiliek is ca. 200 meter lang en op haar breedste punt ca. 150 meter breed. Het ellipsvormige plein is ontworpen door de barokkunstenaar Bernini. Het vormt een mooi geheel met de basiliek, wat typisch is voor de barok. Gebouw en omgeving (pleinen, parken) worden op elkaar afgestemd.
De zuilengalerijen stellen de armen van de kerk voor die de gelovigen omhelzen. Hier vind je nog enkele andere spectaculaire cijfers …
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘continuïteit’, ‘verandering’, ‘evolutie’, ‘onbedoeld gevolg’ en ‘periode’ uitleggen
2 de b egrippen ‘dynamisch’, ‘propaganda’, ‘realistisch’ en ‘statisch’ uitleggen
3 met drie voorbeelden uitleggen waarom barokkunst populair is
4 drie op drachtgevers en het doel van de barokkunst geven
5 drie kenmerken van de bouwkunst geven en uitleggen
8 barokkunst vergelijken met renaissancekunst en met klassieke kunst
KUNNEN
1 kunstwerken nauwkeurig observeren en beschrijven
2 typische kenmerken van de barok aanduiden op een schilderij, beeld, gebouw
3 een kunstwerk herkennen als barok
©VANIN
6 twee kenmerken van de beeldhouwkunst geven en uitleggen
7 twee kenmerken van de schilderkunst geven en uitleggen
4 argumenteren waarom een kunstwerk tot de barok behoort
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De barok ©VANIN
1 Kunst wordt populair
Geestelijken in dienst van katholieke reformatie: imponeren, verduidelijken en bekeren
Vorsten in dienst van absolutisme: imponeren, macht rechtvaardigen en vergroten
Rijke burgers decoratie, om over na te denken en te praten
2 De bouwkunst
Continuïteit met renaissance: elementen uit de klassieke oudheid en symmetrie
Verandering/evolutie:
• evenwicht tussen horizontale en verticale lijnen
• meer b eelden en versieringen
• harmonisch geheel met omgeving: parken en pleinen
• kerken met koepels
• paleizen: reusachtige afmetingen
3 De beeldhouwkunst
Continuïteit met renaissance: anatomisch juist en levensecht
Verandering/evolutie:
• veel beweging: schroefvorm - wapperende kledij
• veel/hevige emoties
4 De schilderkunst
Continuïteit met renaissance: anatomisch juist en levensecht
Verandering/evolutie:
• contrast licht/donker + opvallende kleuren
• diagonale lijnen
BRONNEN
kunst, een Vlaams exportproduct Onderzoek 1:
Vanaf de 15e eeuw spelen onze gewesten een heel belangrijke rol in de Europese kunst. ‘Vlaamse’ kunstenaars worden overal in Europa gevraagd. Die meesters zijn tot op vandaag in de hele wereld bekend . Verschillende Europese en Amerikaanse musea hebben een collectie ‘Vlaamse’ kunst.
Welke waarde heeft de Vlaamse kunst voor de tijdgenoten? Naar welke landen worden de kunstwerken uitgevoerd? Hoe komen ze daar terecht?
Kaartnr(s).
©VANIN
Bekijk de bronnen hieronder en op de volgende bladzijden aandachtig.
Bron 1 De aanbidding van de herders
Hugo van der Goes, De aanbidding van de herders, ca. 1476-1479, olieverf op paneel, middenpaneel 253 x 304 cm, Galleria Degli Uffizi, Firenze
Hugo van der Goes (ca. 1440-1482) is na Van Eyck een van de belangrijkste vernieuwers van de schilderkunst van de 15e eeuw. Hij behoort tot de Vlaamse primitieven
In opdracht van Tomasso Portinari, een Italiaanse bankier in Brugge, maakt hij het drieluik ‘De aanbidding van de herders’. Het schilderij is bedoeld voor de kapel van het hospitaal van Santa Maria Novella in Firenze. Op dat ogenblik is Firenze het centrum van renaissance kunst, maar de Italianen hebben grote bewondering voor het altaarstuk van Van der Goes. Zij zijn onder de indruk van de compositie, de kleurenpracht en het oog voor detail. Onder andere de kunstenaar Botticelli is door hem beïnvloed.
Rogier van der Weyden, De kruisafneming, ca. 1432-1435, olieverf op paneel, 220,5 x 259,5 cm, museum Prado, Madrid
Rogier van der Weyden (Doornik ca. 1399-Brussel 1464) is afkomstig uit Doornik en heet oorspronkelijk Roger de la Pasture. Hij is een belangrijke vertegenwoordiger van de kunst van de ‘Vlaamse primitieven’. Hij trekt naar Brussel en om zich in die Nederlandstalige stad te integreren, verandert hij zijn naam in Van der Weyden.
Rogier wordt de stadsschilder van Brussel en krijgt ook opdrachten van het Bourgondische hof. De figuren op het schilderij worden bijna levensgroot afgebeeld. Het schilderij is eeuwenlang toonaangevend voor het afbeelden van gevoelens in religieuze kunst.
Rond 1548 koopt Maria van Hongarije het werk. Zij is landvoogdes over de Nederlanden en tante van de Spaanse koning Filips II. Filips II leert het schilderij kennen bij een bezoek aan zijn tante en is onder de indruk van de schoonheid ervan. Na de dood van Maria in 1558 erft hij het schilderij.
©VANIN
Tapijt uit wol en zijde met goud- en zilverdraad, ca. 1555, 245,5 x 225 cm, Krakau, Wawelburcht
De Poolse koning Sigismund Augustus II is een groot kunstliefhebber en koopt verschillende reeksen wandtapijten voor zijn paleis. In de 16e eeuw kent de tapijtkunst een grote bloei, met Brussel als toonaangevend centrum. Brusselse wandtapijten staan bekend om hun hoge kwaliteit.
Het renaissancetapijt komt uit een reeks van vijf en is een sierlijk omlijst vlak. In het midden staat een monogram, een figuur met kunstig in elkaar gevlochten beginletters S en A. Dat monogram wordt omringd door twee saters, halfgoden uit de oudheid met het bovenlichaam van een mens en bokkenpoten. Daarboven staat de koningskroon.
Bron 4 Antwerps retabel (middenpaneel)
Onbekend Antwerps kunstenaar, ca. 1490-1500, gepolychromeerde eik, 198,5 x 143,5 x 30,5 cm, Sint-Nikolaaskerk, Folkärna (Zweden)
Vlaamse retabels worden op grote schaal in de 15e en 16e eeuw op bestelling uitgevoerd naar heel Europa. Vlaanderen staat bekend voor zijn houtsnijwerk van grote kwaliteit.
Een retabel is het achterstuk van een altaar en is onderverdeeld in vakken. Daarin worden uit hout gesneden beeldjes geplaatst. Vaak worden die beschilderd en verguld, wat een feestelijk en kleurrijk uitzicht geeft. De bedoeling was vooral om de Bijbelverhalen aanschouwelijk te maken voor de ongeletterde gelovigen.
Vlaamse retabels uit de 16e eeuw zijn nog gotisch van stijl. Op het middenpaneel van het Zweedse retabel staat Jezus centraal met rechts de apostel Johannes en links de heilige Nicolaas. De zijpanelen bevatten de beelden van de twaalf apostelen.
Bron 5 Visioen van Sint-Dominicus
©VANIN
Peter Paul Rubens, Visioen van Sint-Dominicus, ca. 1618-1620, olieverf op doek, 565 x 365 cm, Museum voor Schone Kunsten, Lyon
De Antwerpenaar Peter Paul Rubens (1577-1640) is een van de beroemdste barokschilders. Bij zijn opdrachtgevers zitten vorsten, religieuze orden en rijke burgers. Rond 1618-1820 schildert Rubens dit schilderij in opdracht van de Antwerpse dominicanen. Het is bestemd voor hun kloosterkerk, toegewijd aan de apostel Paulus. Het zeer grote kunstwerk wordt achter het hoofdaltaar opgesteld. Op die manier hebben de kloosterlingen een goed zicht op het schilderij. Het werk stelt een gebeurtenis uit het leven van Dominicus voor. Tijdens de Franse Revolutie eist het Franse leger op vele plaatsen belangrijke kunstwerken op. Ook uit de Antwerpse kloosterkerk worden kunstwerken geroofd, zoals dit schilderij. Het schilderij komt eerst in Parijs terecht en wordt later overgebracht naar het museum van Lyon, waar het zich nog altijd bevindt. Het schilderij is een voorbeeld van roofkunst.
François Duquesnoy, De heilige Andreas, 1629-1633, marmer, 450 cm, Sint-Pietersbasiliek, Vaticaanstad François Duquesnoy (1597-1643) is een belangrijke beeldhouwer die het grootste deel van zijn leven in Italië gewerkt heeft. Daar wordt hij ‘il Fiammingo’ genoemd. In de Sint-Pietersbasiliek te Rome ondersteunen vier grote pijlers de koepel van de kerk. Duquesnoy krijgt de opdracht om voor een van die pijlers een beeld van de heilige Andreas te maken. Dat wijst op de grote faam die de Vlaamse kunstenaar dan geniet in Rome. De apostel Andreas wordt voorgesteld met het X-vormige kruis (andreaskruis) waarop hij volgens de traditie wordt vastgebonden. Rubens was een groot bewonderaar van Duquesnoy.
Bron 7 Vier kariatiden
Artus Quellin, Vier kariatiden, ca. 1650, terracotta, hoogte tussen 84 en 86 cm, Rijksmuseum, Amsterdam
6 De heilige Andreas
Bron 8 Portret van koning Karel I
Antoon van Dyck, Portret van koning Karel I, 1636, olieverf op doek, 84,5 x 99,7 cm, Royal Collection, Windsor Castle
©VANIN
De beeldhouwer Artus Quellin (1609-(?)1668) wordt zoals vele andere kunstenaars ook in Italië opgeleid. Hij krijgt de opdracht de gebeeldhouwde versiering van het nieuwe Amsterdamse stadhuis te maken. Tussen de reliëfs van de ‘vierschaar’, de zogenoemde rechtbank in het stadhuis, plaatst Quellin vier steunende vrouwenbeelden – kariatiden – als symbolen van berouw (met de handen voor het gezicht) en boete (met vastgebonden handen). Die afgebeelde figuren zijn voorstudies voor de marmeren exemplaren in het nieuwe stadhuis van Amsterdam, nu het Paleis op de Dam. De calvinistische Noordelijke Nederlanden doen graag een beroep op katholieke kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden vanwege hun grote bekwaamheid.
Antoon van Dyck (1599-1641) is als schilder een natuurtalent. Na zijn opleiding werkt hij een tijd in het atelier van Rubens. Van Dyck trekt naar Italië en vooral naar Engeland. Daar werkt hij voor de adel. Koning Karel I, een hevige fan, verheft hem in de adelstand. Van Dyck is gespecialiseerd in godsdienstige taferelen en portretten. Dit schilderij van de Engelse koning Karel I in drie verschillende posities werd naar de Italiaanse kunstenaar Bernini gestuurd om een buste van de koning te laten maken.
OPDRACHT 1
Zijn de uitspraken juist of fout? Verbeter indien nodig en noteer ook telkens welke bron(nen) bruikbaar is (zijn) om de stellingen te beoordelen.
BronJuistFout
OPDRACHT 2
a De Vlaamse primitieven gebruiken een gedetailleerde schildertechniek.
Verbetering:
b Vlaamse kunstenaars staan in Europa bekend om de grote kwaliteit van hun werk.
Verbetering:
c Het Vlaamse schilderij in het hospitaal van Firenze oefent in de 15e eeuw veel invloed uit op de Italiaanse barokkunstenaars.
Verbetering:
Vlaamse kunst in Europa
a De Vlaamse kunstwerken worden in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd naar heel Europa geëxporteerd. Waar zijn ze precies terechtgekomen? Noteer telkens in het juiste land het nummer van de besproken kunstwerken.
b Ho e kwamen die kunstwerken daar terecht? Kies uit: aankoop – erfenis – geschenk –diefstal.
• Bron 1:
• Bron 2:
• Bron 3:
• Bron 4:
• Bron 5:
• Bron 6:
• Bron 7:
• Bron 8:
HEDENDAAGSE VERTALING
Vergelijk bron 2 met deze bron.
Van Rogier is oock gheweest te Loven [Leuven] in een Kerck, gheheeten Onse Vrouwe daer buyten [Onze-Lieve-Vrouw-van-Ginderbuiten] , een afdoeninghe des Cruycen, daer twee op twee leeren stonden, en lieten t’lichaem afdalen met eenen lijnen doeck oft dwael: beneden stonden Ioseph van Aromathia, en ander, die het ontfinghen. Beneden saten de Marien seer beweeghlijck, en weenden: alwaer Maria, als in onmacht wesende, was van Ioanne, die achter haer was, opghehouden. Dit principael stuck van Meester Rogier wiert aen den Coningh nae Spaengien gesonden.
Uit: Karel Van Mander, Het schilder-boeck, Haarlem, 1604
c Vergelijk de tekst nauwkeurig met het schilderij. Waaruit kun je opmaken dat de schrijver het schilderij waarschijnlijk zelf niet heeft gezien? OPDRACHT 3
a We weten vandaag maar van drie schilderijen min of meer zeker dat ze door Rogier van der Weyden zijn geschilderd. Waarom is dit dus een belangrijke bron?
b Ho e beoordeelt de kunstschilder Karel van Mander (1548-1606) het schilderij?
©VANIN
ONWAARSCHIJNLIJK!
Enkele ‘Vlaamse’ kunstenaars komen uit het buitenland of zijn geboren in een regio die buiten het eigentijdse Vlaanderen ligt. Waarom spreekt men dan toch van ‘Vlaamse kunst’? De naam Vlaanderen heeft in de vroegmoderne tijd een andere betekenis dan vandaag. Men verwijst ermee naar het graafschap Vlaanderen. Buitenlanders gebruiken de naam ook voor de volledige Nederlanden. Met ‘Vlaamse kunst’ bedoelt men dus ook ‘kunst uit de Nederlanden’. Bovendien liggen de belangrijkste centra van die schilderkunst (Brugge, Brussel en Antwerpen) min of meer in het eigentijdse Vlaanderen. Men mag hier dus gerust van ‘Vlaamse kunst’ spreken.
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 informatie af leiden uit historische bronnen in functie van een historische vraag
2 aangeven welke bronnen bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden
3 bronnen vergelijken om een historische vraag te beantwoorden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
BRONNEN
Onderzoek 2:
hekserij en heksenvervolging
Heksen komen voor in sprookjes uit je kindertijd. Ze duiken ook op in populaire, griezelige filmreeksen. Vandaag vind je nog maar weinig mensen die echt geloven in het bestaan van heksen. Dat is ooit anders geweest. In de vroegmoderne tijd geloven velen in hekserij. Meer nog: heksen worden zelfs vervolgd en terechtgesteld. Het totale aantal slachtoffers van de heksenvervolging door wereldlijke en kerkelijke rechtbanken in Europa wordt geschat tussen de 30 000 en 60 000.
Wat houdt het geloof in heksen in? Hoe verlopen de heksenvervolgingen?
HEKSENVERVOLGING
Kaartnr(s).
©VANIN
Bekijk de bronnen hieronder en op de volgende bladzijden aandachtig.
Bron 1 Een Belgisch volksverhaal
Dat waren mensen en die hadden maar één jongen en die werd zo mager, ze mochten geven al dat ze wilden, hij bleef altijd maar mager. Op ne keer zegt zijn vader: ‘Hoe komt dat nou, ge hebt al wat ge wilt en ge wordt zo mager.’ Hij zei: ‘Ik zou het moeten zeggen, maar ik durf niet want ik mag niet.’
Zijn vader zei: ‘Zeg het maar.’
‘Ik word alle nachten uit mijn bed getrokken en dan, dan moet ik een groot paard vooruittrekken zodat ’t schuim op mijn lijf staat.’ ‘Awel,’ zei de vader, ‘ge verwittigt de smid en ge gaat met dat paard zo vroeg als ge kunt naar de smid en ge laat het beslaan.’ De volgende morgen wilde zijn moeder niet uit haar bed, ze trokken het deksel [de dekens] van haar lijf en ze lag beslagen met hoefijzers aan handen en voeten. Die werd alle nachten in een paard betoverd en deed haar eigen zoon kwaad.
Uit: Alfons Roeck, Belgische sagen en legenden, 1980 Dit verhaal werd opgetekend in Kieldrecht, Oost-Vlaanderen, in 1970. Het hedendaagse beeld van heksen en hekserij is bepaald door het geloof in heksen in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. In die periode geloven de meeste mensen in toverij en magie Als er dingen misgaan, denkt men snel dat er zwarte magie in het spel is. Het zijn dan meestal eenzame en arme vrouwen die van hekserij worden beschuldigd.
Bron 2 Miniatuur van een vliegende heksBron 3 Mechteld ten Ham
Uit: Martin Le Franc, Le Champion des Dames, ca. 1441
Martin Le Franc (1410-1461) is geestelijke en dichter. In ‘Le Champion des Dames’ of ‘De held van de vrouwen’ verdedigt de auteur de vrouw. Dit is de oudste bekende afbeelding van vliegende heksen op een bezem.
Bron 4 Verdorven vrouwen
Zekere verdorven vrouwen, verzocht door de duivel, verleid door begoochelingen en schimmen van demonen, die geloven en openlijk belijden dat ze in het holst van de nacht op bepaalde dieren rijden met Diana (…) en in de nachtelijke stilte over het land vliegen en haar bevelen uitvoeren. (…) De priesters moeten in al hun kerken de mensen er met klem op wijzen dat dit in elk geval onwaar is.
Patrick Beverloo, De heks van ’s-Heerenberg, 2004
Mechteld ten Ham wordt in 1605 door de plaatselijke bestuurders voor hekserij veroordeeld tot de brandstapel. Haar stadsgenoten zien haar als de oorzaak van alle ellende: zieke dieren en mensen, slechte oogsten … Mechteld wil heel graag haar onschuld bewijzen en dringt zelf aan op een proces. Dat loopt fout af: ze blijft drijven tijdens de waterproef en bekent daarna onder foltering.
Bron 5 Beklagenswaardige vrouwen
Het is duidelijk dat slechts beklagenswaardige vrouwen en simpele zielen van mannen in zulke zaken [als hekserij] geloven.
©VANIN
Uit: Regino van Prüm, Canon Episcopi, 906 Regino van Prüm (840-915) is een geestelijke.
Hij is tijdelijk abt van de abdij in Prüm (Eifel, Duitsland) en wordt daarna medewerker en raadgever van de aartsbisschop van Trier. Regino schrijft theologische en historische werken
Fragment van John van Salisbury, 1154 John van Salisbury (ca. 1115-1180) is een filosoof en theoloog die een belangrijke rol speelt in de culturele heropleving van de 12e eeuw.
Bron 6 Toverij van de duivel
God heeft ons in die tijd hier geplaagd met diverse straffen, opdat wij zijn Goddelijke Naam niet zouden vergeten. De vierde plaag was dat op het platteland de beesten, zoals paarden, koeien … met zulke massa stierven, dat veel mensen geruïneerd werden. Ook werd de zuivel bedorven (...) maar samen met andere pastoors ben ik tot de bevinding gekomen dat dit alles alleen maar toverij van de duivel was. En als ik dan de mensen, de zieke beesten, de stallingen en huizen belezen* heb, is het beginnen verbeteren (...) ook heb ik mijn best gedaan om tovenaars en toveressen op te sporen.
©VANIN
* belezen: kwaad of kwade geesten verdrijven door gebeden te lezen op de plaats of bij de persoon waar een probleem of ziekte is.
Henric Costerius, pastoor van Lokeren, 1587
Deze mening van Henric Costerius wordt door veel geestelijken in die tijd gedeeld.
Matthew Hopkins, De opsporing van heksen, 1647
Matthew Hopkins (ca. 1620-1647) benoemt zichzelf in 1644 tot ‘heksenvinder’. Samen met zijn collega John Stearne is hij verantwoordelijk voor de executie van meer dan 100 ‘heksen’ tussen 1644 en 1646. Het tweetal heeft meer beschuldigden naar de galg gestuurd dan alle andere heksenjagers in Engeland in de voorgaande 160 jaar samen. Het levert hen veel geld op, want ze worden betaald voor hun onderzoek. Hoewel foltering volgens de Engelse wet onwettig is, gebruikt Hopkins technieken als slaaponthouding om een slachtoffer te laten bekennen, het afsnijden van de arm van de beschuldigde met een bot mes (als het slachtoffer niet bloedt, wordt het als heks bestempeld) en het vastbinden van slachtoffers op een stoel die in water wordt ondergedompeld (als het slachtoffer blijft drijven, wordt het als heks bestempeld). In 1647 moeten de twee zich voor hun activiteiten verantwoorden voor een rechtbank en ze trekken zich terug uit de heksenjacht. In datzelfde jaar publiceert Hopkins zijn boek: ‘De opsporing van heksen’. Dat wordt nog minstens tot het einde van de 17e eeuw gebruikt als handleiding bij heksenprocessen in Engelse kolonies in Noord-Amerika.
Naam: Klas: Nr.: Score:
OPDRACHT 1
Wat houdt het geloof in heksen in?
a Alle bronnen gaan over magie en hekserij. Welke kenmerken worden aan heksen toegeschreven? Noteer er vier.
b Bekijk bron 3. Denk je dat Mechteld ten Ham tevreden zou zijn met de manier waarop de kunstenaar haar heeft uitgebeeld? Leg kort uit.
OPDRACHT 2
c Ho e evolueert het geloof in heksen doorheen de tijd?
• Rangschik de bronnen chronologisch in de tabel. Noteer het jaartal en het beroep van de auteur. Gelooft de auteur in hekserij?
BronJaarAuteur Gelooft zeker in hekserij ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
• Conclusie: welke evolutie merk je in de denkbeelden over hekserij doorheen de tijd?
Ho e verlopen de heksenvervolgingen?
a Welke bronnen zijn bruikbaar om op die historische vraag te antwoorden?
b Zijn dit primaire of secundaire bronnen voor deze historische vraag?
c Is bron 6 representatief voor deze historische vraag?
d Bekijk de tijdlijn. Wanneer bereikt de heksenvervolging haar hoogtepunt?
In welk tijdvak is dat?
e Wie wordt vooral beschuldigd van hekserij?
f Welke methode gebruiken de rechters en heksenvervolgers om heksen te doen bekennen?
g Kunnen rechtbanken die methode nog aanwenden in de hedendaagse tijd? Raadpleeg eventueel het internet en leg uit.
©VANIN
h Bewijs dat zowel de Kerk als de rechters soms een kritische houding aannemen tegenover de heksenvervolgers. Noteer telkens de bron waarin je het antwoord vindt.
i Welke invloed hebben de boeken van Hopkins en Kramer gehad?
j Over de diepliggender oorzaken van de heksenvervolgingen hebben geschiedkundigen heel wat theorieën. Kruis de elementen aan die je uit dit onderzoek kunt afleiden.
De heksen dienen als zondeb ok voor alles wat misgaat.
Heksenvervolgers proberen er geld mee te verdienen.
Met de heksenprocessen probeert de Kerk haar gezag te verstevigen.
Met de heksenprocessen probeert de overheid haar gezag te verstevigen.
De heksenvervolgingen zijn ingegeven door vrouwenhaat.
Er is een kettingreactie omdat de folteringen telkens nieuwe namen opleveren.
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 nadenken over de hedendaagse populaire beeldvorming van heksen
2 met b ehulp van bronnen historische vragen beantwoorden
3 bronnen chronologisch rangschikken
4 argumenten vinden in bronnen
5 aangeven welke bronnen bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden
6 de representativiteit van een historische bron beoordelen in functie van een historische vraag
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
De vroegmoderne tijd breekt aan
©VANIN
Filosofie en wetenschap
BOEKDRUKKUNST snellere verspreiding ideeën
HUMANISME (Erasmus) kritische ingesteldheid
Het humanisme beïnvloedt de wetenschap. Sommige wetenschappers willen zelf waarnemen en geloven niet langer de klassieke geleerden en de Kerk.
De lange reformatie
16e -18e eeuw: katholieke reformatie
16e eeuw: protestantse reformatie
Kunst
symmetrie, klassieke stijl, horizontale lijn
RENAISSANCE (15e-16e eeuw)
realistisch, anatomisch juist
klassieke stijl, groots, horizontale en verticale lijnen
BAROK (17e-18e eeuw)
beweging, gevoelens
Vlaamse schilderkunst
Vlaamse primitieven (15e eeuw)
Rubens, Van Dyck (17e eeuw)
Vandaag komen we gemakkelijk in contact met andere landen en samenlevingen. In een groot deel van het verleden blijven de verplaatsingen meestal beperkt tot de eigen omgeving. Af en toe trekken er mensen op ontdekkingstocht . In West-Europa nemen dergelijke tochten vanaf het einde van de middeleeuwen steeds meer toe.
Wat zijn de oorzaken van de Europese ontdekkingen? Hoe verlopen die ontdekkingen? Wat zijn de gevolgen van de ontdekkingen? Hoe zullen ze de wereld veranderen?
8 De West-Europese ontdekkingen ©VANIN
Kaartnr(s). atlas
De West-Europese ontdekkingen hebben verschillende oorzaken
Vorsten willen met de opbrengsten van ontdekkingen en kolonies hun macht en invloed uitbreiden . De Portugezen en Spanjaarden hebben met succes grote delen van hun land heroverd op de islamitische Moren. Zij willen die strijd tegen de islamieten verder zetten in Noord-Afrika. De Moren zijn daar te talrijk en te machtig. Daarom zoeken de Portugezen en Spanjaarden naar bondgenoten . Zij hopen ergens in Afrika het legendarische rijk van ‘Pape Jan’ (priester Jan) te vinden. Dat zou een machtige christelijke priester-koning zijn met een groot leger. De Portugezen zijn ook op zoek naar goud en andere rijkdommen om hun oorlogen tegen de islamieten te kunnen betalen.
Naast die politieke redenen zijn er ook economische oorzaken voor de ontdekkingen. West-Europese handelaars kopen bij Arabische kooplui in het Midden-Oosten allerlei dure luxeproducten. De Arabieren halen die in Indië en China. Om zelf meer winst te kunnen maken proberen de Europeanen die tussenhandelaars te vermijden en zelf naar Indië te varen.
De Portugezen maken een nieuw scheepstype dat beter geschikt is voor verre zeereizen: het karveel. Meetinstrumenten helpen om op open zee de weg te vinden. Een kompas wijst altijd naar het (magnetische) noorden. Met een astrolabium bepaal je op welke breedtegraad je zit. Je meet daarvoor het verschil tussen de horizon en de zon op haar hoogste punt (’s middags).
OPDRACHT 1
De kennis over de winden en de zeestromingen in de Atlantische Oceaan neemt toe. Die zorgen ervoor dat men gemakkelijker over de oceaan kan varen. Spaanse en Portugese vissers spelen daar in het begin een belangrijke rol in.
De meeste middeleeuwse Europeanen geloven dat de aarde een bol is. Ze zijn dus niet bang om van de aarde te vallen. Vele geleerden en zeelui vrezen echter dat de oceanen te groot zijn om over te steken. Sommigen denken dat er bij de evenaar een vreselijke hitte heerst die mens en schip doet opbranden. In de 14e-15e eeuw vertrekken toch enkele avonturiers op reis. Zij geloven geleerden die beweren dat de aarde niet zo groot is en dat je de oceanen kunt oversteken
©VANIN
Ze willen ook de gebieden verkennen waarover in wonderlijke verhalen verteld wordt, verhalen ook van reizigers uit andere tijden. Veel avonturiers hopen ook schatten te vinden. Sommigen keren terug en zorgen er met hun verhalen voor dat weer anderen op ontdekkingstocht vertrekken.
Economische oorzaken
Bron 1 Eerste reis van Vasco da Gama
Uit het land van Callicut of Alta India komen de specerijen die in het Oosten en het Westen, in Portugal en waar ook ter wereld gebruikt worden, samen met vele soorten edelstenen. Kruidnagels worden vanuit een eiland, met de naam Malakka, naar deze stad gebracht. De Mekkaschepen vervoeren deze specerijen (…)
Uit: Verslag van de eerste reis van Vasco da Gama, 1497-1499
De auteur van dit handgeschreven verslag is niet bekend. Het verslag werd in de 19e eeuw ontdekt in de bibliotheek van Porto. Sommigen denken dat Alvaro Velho, een soldaat die meereisde met Vasco da Gama, het geschreven heeft. Anderen denken dat ridder João de Sá de schrijver is. Die is secretaris van de expeditie van Vasco da Gama naar Indië. Hij wordt een belangrijke figuur van de Portugese koninklijke organisatie die de koloniale handel regelt. Hij sterft in 1514.
Bron 2 No otmuskaat Bron 3 De handel in sp ecerijen
Deze kaart is gemaakt op basis van het verdere verslag van Vasco da Gama.
De karavaanweg is een weg waarlangs grote groepen van reizende mensen – meestal handelaars – trekken.
a Welke twee groepen hebben de specerijenhandel grotendeels in handen?
b Welke Europeanen brengen de specerijen naar Europa?
c Kruis in de onderstaande lijst die zaken aan die de specerijen voor de Europeanen zo duur maken.
De vele handelaars die erbij betrokken zijn
De tol die betaald moet worden
De lange weg die de producten moeten afleggen
De tijd die het kost om de specerijen te kweken
d Ho e zouden de Europese handelaars zelf meer winst kunnen maken?
OPDRACHT 2
Enkele vernieuwingen maken de ontdekkingsreizen mogelijk
Bron 4 Het karveel
De foto toont een nagebouwd karveel. Tot op vandaag weet men niet zeker hoe een karveel eruitzag. De recon structie is gemaakt op basis van enkele onvolledige wrakken.
Bron 5 Het astrolabium
Een astrolabium, 16e eeuw
a Bekijk bron 4. Welke voordelen heeft een schip met grote zeilen en een groot ruim?
b Is bron 4 helemaal betrouwbaar als je wilt weten hoe het karveel eruitzag? Leg uit.
c Bekijk nu bron 5. Zoek in de lestekst wat de functie is van een astrolabium.
OPDRACHT 3
Het verloop van de ontdekkingen
Portugezen, Italianen en Spanjaarden spelen een belangrijke rol in de ontdekkingen van de 14e tot de 16e eeuw. De Portugezen verkennen de Atlantische Oceaan en de kusten van Afrika
Ze hopen langs Zuid-Afrika een zeeweg naar Indië te vinden. De Spanjaarden hopen dan weer Indië of China te bereiken door westwaarts te varen .
Bekijk de kaart op blz. 77.
a Wie bereikt als eerste Indië? Wanneer gebeurt dat? Voor welk land doet hij dat?
b Wanneer heeft de eerste reis van Columbus plaats? Voor welk land vaart hij?
c Magelhaes, een Portugees in Spaanse dienst, zou als eerste om de aarde gevaren zijn. Magelhaes sterft echter op de Filipijnen. Wie zet zijn tocht verder en is werkelijk als eerste om de aarde gevaren?
d Welke ontdekkingsreiziger neemt Brazilië in bezit voor Portugal? In welk jaar gebeurt dat?
e Geef drie andere Europese landen dan Spanje en Portugal, die ontdekkers uitsturen.
f In welk continent heeft Spanje de meeste kolonies? Waar heeft Portugal vooral kolonies?
OPDRACHT 4
Beluister het verhaal ‘De oversteek’ van Dirk Bracke en beantwoord de vragen.
a Naar welke windrichting varen ze?
b Welk land hopen ze te vinden?
c Na ho eveel weken varen bereiken ze land?
d Was het plan van Columbus in theorie mogelijk?
e Waarom is het in de praktijk toch mislukt?
f Welke historische redeneerwijzen zijn hier van toepassing? TIP Raadplee g het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
g Wat is de belangrijkste bekommernis van Miguel?
Bron 7 Het leven aan boord van een ontdekkingsschip
Op woensdag 20 november 1520 verlieten we de zeestraat en voeren we de Stille Oceaan op, waar we drie maanden en twintig dagen verbleven zonder proviand of andere verversingen aan boord te nemen. We aten slechts verpulverde beschuit vol wormen die stonk naar de urine van ratten die ervan hadden gevreten. En we dronken verontreinigd, geel water. We aten ook runderhuiden, die door de zon, regen en wind zeer hard waren geworden. We dompelden ze eerst vier tot vijf dagen in zee, braadden ze kort op kolen en aten ze zo op. En van de ratten, die voor een halve dukaat per stuk werden verkocht, konden sommigen van ons niet genoeg krijgen.
Afgezien van de genoemde kwalen was nog het ergste dat het tandvlees in boven- en onderkaak van de meeste mannen opzette, zodat ze niet konden eten. En zo stierven 29 van onze mannen (…) Maar afgezien van de doden kregen 25 of 30 van onze mannen allerlei kwalen in de armen, benen of andere lichaamsdelen, zodat er nog maar weinig gezonden overbleven. Dankzij de Heer werd ik echter niet ziek.
Uit: Antonio Pigafetta, Magelhaes’ reis om de wereld. Verslag van een ooggetuige, ca. 1522
Antonio Pigafetta (1491-1534) is een Italiaanse edelman en geleerde uit Vicenza. Hij neemt als assistent van Magelhaes deel aan de expeditie. Hij verzamelt tal van gegevens over de streken die zij bezoeken. Hij behoort tot 18 van 250 bemanningsleden die de wereldreis overleven. Hij schrijft een verslag voor keizer Karel V. Dat wordt overgeschreven en verspreid naar andere Europese hoven. Het verschijnt in 1536 zelfs in druk.
a Verklaar waarom er aan boord ziekten uitbreken.
b Onderstreep de juiste antwoorden en beoordeel de betrouwbaarheid van deze bron om vragen over het leven aan boord van een ontdekkingsschip te beantwoorden.
• Dit is een primaire / secundaire bron over de ontdekkingsreizen.
• De auteur is een o oggetuige / geen ooggetuige.
• De b edoeling van de bron is informeren / overtuigen.
• Het verslag is aanvankelijk bedoeld voor iedereen / voor Karel V.
• De bron is dus eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar.
c De zeelui lijden aan scheurbuik. Zoek informatie over die ziekte op. Duid in de tekst twee symptomen van de ziekte aan.
d Wat is de oorzaak van de ziekte?
e Ho eveel bemanningsleden van Magelhaes overleven de tocht rond de wereld?
f Ho e kun je aan de hand van deze bron verklaren dat Magelhaes beroemd wordt als de eerste die om de wereld is gevaren en dat terwijl hij onderweg is gestorven?
Bron 10 Brief aan de her tog van Milaan
Aan mijn zeer doorluchtige en voortreffelijke Heer (…) Zijn Engelse gezellen vertelden dat zij zoveel vis vingen dat dit koninkrijk niet langer IJsland nodig heeft. Met dat land is er een uitgebreide handel in vis, in wat ze stokvis [ gedroogde en gezouten kabeljauw ] noemen.
Maar meester Zoanne heeft zijn gedachten op belangrijkere zaken gericht. Hij denkt (…) dat als hij verder (…) trekt, hij tegenover een eiland Cipango komt, gesitueerd bij de evenaar. Hij gelooft dat daar zich alle specerijen en juwelen van de wereld bevinden. Hij verklaart dat hij ooit in Mekka was waar de specerijen met karavanen uit verre landen arriveren. Hij had geïnformeerd van waar ze kwamen en waar ze geteeld werden. Ze zeiden dat ze het niet wisten want dat zo’n goederen met andere karavanen van verre landen naar hen werden gebracht (…) Daaruit leidde hij af dat als oosterse mensen vertellen dat die zaken uit verre streken komen en als je ervan uit gaat dat de aarde rond is je via het noorden en het westen daar ook moet geraken. Die route zou niet meer kosten dan wat er nu betaald wordt, en ik geloof dat ook (…)
Zijne Majesteit (…) heeft zoveel vertrouwen in hem omdat hij al veel bereikt heeft, dat hij hem zeer goed beloond heeft, zoals meester Zoanne me zelf heeft verteld. Er wordt verteld dat Zijne Majesteit enkele schepen voor hem gaat uitrusten en hem naar dat land gaat sturen om een kolonie te stichten, zo hopen zij een grotere depot van specerijen op te richten in Londen dan in Alexandrië (…)
Ik heb ook gesproken met een Bourgondiër die meester Zoanne vergezeld heeft en opnieuw met hem wil vertrekken omdat de Admiraal (de titel die de meester gekregen heeft) hem een eiland gegeven heeft, een ander eiland heeft hij gegeven aan zijn barbier die hem ook vergezelde (…)
Uit: Brief van Raimondo da Soncino aan Ludovico Sforza, hertog van Milaan, 1497 Raimondo da Soncino verblijft als vertegenwoordiger van de hertog van Milaan aan het Engelse hof. Hij houdt zijn baas op de hoogte van wat zich daar afspeelt. Iets wat elke diplomaat doet. De brief is oorspronkelijk in het Noord-Italiaans geschreven.
a Onderzo ek hoe betrouwbaar bron 10 is om vragen over de Europese ontdekkingen te beantwoorden.
• Wie is de auteur van de bron?
©VANIN
• Aan wie en met welke bedoeling is de brief geschreven?
• Onderstreep in de tekst de bronnen die de auteur heeft geraadpleegd.
Besluit: de bron is eerder betrouwbaar / eerder onbetrouwbaar.
b Waarom is dit in elk geval een belangrijke bron over de ontdekkingsreis van John Cabot?
c Geef drie voordelen die Cabot en de Engelsen hopen te krijgen met de ontdekkingsreizen.
d Ho e wil John Cabot in Azië geraken?
©VANIN
OPDRACHT 7
e Welk deel van Amerika heeft John Cabot ontdekt?
Verschillende monumenten in Canada, Engeland en Venetië eren John Cabot. Het laatste monument werd opgericht in 1997. Hij wordt telkens voorgesteld als de ontdekker van NoordAmerika.
f Waarom gaan sommige mensen daarmee niet akkoord, denk je?
g Voor welke historische vraag/vragen zijn bronnen 8 en 9 betrouwbare bronnen?
Ho e kijkt men in de 20e eeuw naar de ontdekkingsreizigers?
Ho e heeft John Cabot eruitgezien?
Ho e worden de ontdekkingsreizigers herdacht in de 20e eeuw?
Heeft John Cabot Noord-Amerika ontdekt?
De ontdekkingen en de kolonisaties veranderen de wereld
De ontdekkingen zorgen ervoor dat de Europeanen een ander beeld van de wereld krijgen: in de 18e eeuw beseft men dat de aarde zes continenten telt. Er blijken ook nog meer samenlevingen te bestaan. Nieuwe planten en dieren worden ontdekt. De Europese handel maakt kennis met nieuwe producten (suikerriet, aardappelen, tomaten, tabak, cacao ...) en groeit uit tot een heuse wereldhandel . De koloniale machten gebruiken de inheemse volkeren als goedkope arbeidskrachten . Portugal en Spanje, en later ook de andere Europese landen, brengen slaven uit West-Afrika naar hun Amerikaanse kolonies. De kolonies en hun opbrengsten maken de Europese landen machtig . Als ze oorlog voeren, proberen ze dan ook kolonies van elkaar af te pakken. Enkele West-Europese landen zullen zo een groot koloniaal rijk uitbouwen. Omdat het land via zeewegen met de kolonies contact houdt, spreekt men ook wel van een maritiem rijk. Andere landen zoals Rusland en het Ottomaanse Rijk koloniseren grotendeels over land. Omdat die verbindingen over land en rivieren verlopen, spreekt men over continentale rijken.
Formuleer zelf twee historische vragen over de gevolgen van de ontdekkingsreizen. Bespreek klassikaal.
OPDRACHT 9
Enkele gevolgen van de ontdekkingen en kolonisaties zijn positief. Anderen zijn dan weer negatief. Sommige zijn geen van beide. Schrijf de gevolgen die je in de lestekst vindt in de juiste rij in de rechterkolom. Je moet aan je leerkracht kunnen uitleggen waarom je ze daar plaatste.
Positief Negatief
©VANIN
Geen van beide
G eschiedkundigen onderscheiden bedoelde en onbedoelde handelingen
a Zo ek in de woordenlijst de betekenis van die historische redeneerwijzen op.
b Geef voor beide historische redeneerwijzen een voorbeeld uit deze les.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘maritiem’, ‘continentaal’ en ‘kolonialisme’ uitleggen
2 de b egrippen ‘kolonie’ en ‘plantage’ uitleggen
3 de West-Europese ontdekkingen in tijd en ruimte situeren
4 de strijd van Spanje en Portugal tegen Engeland, Frankrijk en Nederland verklaren
5 een Portugese en een Spaanse ontdekkingsreiziger opnoemen
6 het verschil tussen de Spaanse en Portugese kolonies uitleggen
7 p er maatschappelijk domein een oorzaak en gevolg van de ontdekkingen geven
KUNNEN
1 vijf ontdekkingsto chten met behulp van een kaart beschrijven
2 de b etrouwbaarheid van bronnen in functie van een historische vraag onderzoeken
3 de historische redeneerwijzen ‘toeval’ en ‘onbedoeld gevolg’ benoemen
4 een historische vraag formuleren
5 de historische redeneerwijzen ‘bedoelde en onbedoelde handelingen’ benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
LES 8 SCHEMA
De West-Europese ontdekkingen ©VANIN
1 De West-Europese ontdekkingen hebben verschillende oorzaken
Politiek Portugezen en Spanjaarden strijd tegen de islamieten op zo ek naar bondgenoten (‘Pape Jan’)
Economisch West-Europese handelaars willen zelf naar Indië geraken (specerijen).
Cultureel Vernieuwingen: nieuw scheepstype, oriëntatie op zee (o.a. kompas), kennis van winden en stromingen op zee Zin in avontuur avonturiers
- geloven dat aarde niet zo groot is.
- willen gebieden uit wonderlijke verhalen verkennen.
- willen schatten vinden.
2 Het verloop van de ontdekkingen
Portugal verkent de Atlantische Oceaan en de Afrikaanse kusten. op zo ek naar de zeeweg naar Indië via Afrika 1498: Vasco da Gama bereikt Indië. richt vooral handelsposten op.
Spanje op zo ek naar een westelijke weg naar Indië Columbus 1492: denkt Indië bereikt te hebben. blijkt later ‘Nieuwe Wereld’ Amerika richt grote kolonies op met plantages en mijnen.
3 De gevolgen van de ontdekkingen
Portugal + Spanje verdelen de wereld buiten Europa onder elkaar. (Verdrag van Tordesillas, 1494)
Engeland + Frankrijk + Nederland einde 16e eeuw: macht over de zeeën + stichten ook kolonies.
4 De ontdekkingen en de kolonisaties veranderen de wereld
Ontdekkingen kolonialisme
De Europeanen krijgen een ander b eeld van de wereld. maken kennis met nieuwe dieren, planten en beschavingen. De Europese handel nieuwe producten wereldhandel
Inheemse volkeren worden goedkope arbeidskrachten + ontstaan slavenhandel
West-Europese landen worden machtig: stichten een maritiem rijk.
OPDRACHT 1
De Mexica en de conquistadores
Ontdekkingsreizigers noemen de autochtonen die ze in Amerika aantreffen ‘indianen’ . Ze denken immers dat ze in Indië zijn aanbeland.
De oorspronkelijke inwoners noemen zichzelf ‘de mensen’, ‘het volk’ ...
Het gaat om verschillende volkeren, waarvan sommige goed georganiseerde rijken uitbouwen.
Deze les gaat grotendeels over de Mexica in Midden-Amerika .
Hoe komen de ‘indianen’ in Amerika terecht? Wie zijn de Mexica? Hoe is hun rijk georganiseerd? Wat gebeurt er met hen na de Spaanse verovering?
Bron 1 Ontstaan van landb ouw en steden 1
Kaartnr(s).
De ‘indianen’ komen als eersten naar Amerika
De eerste ‘indianen’ trekken ongeveer 24 000 jaar geleden van Siberië (Azië) naar Alaska (Amerika). Geleidelijk aan verspreiden die nomaden zich verder over Amerika . Omstreeks 7000 v.C. schakelen sommige stammen van jacht en voedselpluk over op landbouw . Ze worden ook sedentair . De boeren ontwikkelen verschillende groenten en fruit (tomaten, pompoenen, aardappelen …). Vooral de maïsplant is heel belangrijk. Maïs kan voor alles en nog wat gebruikt worden (brood, bier, hoofdmaaltijd …) en is gemakkelijk in gedroogde toestand te bewaren.
Welke gelijkenissen en verschillen zie je tussen de ‘indianen’ van Midden-Amerika en andere samenlevingen? Bestudeer de onderstaande tijdlijnen en vul de tabel aan. In de tabel staan drie gebieden. Als in een gebied iets voor het eerst in de geschiedenis gebeurt, dan schrijf je daar een 1. Komt het op de tweede plaats, dan schrijf je een 2 ...
Nabije Oosten
OPDRACHT 2
Bron 2 De materiaaltijden
Sommige ‘indianen’ kennen na verloop van tijd koper, maar gebruiken het vrijwel niet.
Nabije Oosten
Centraal-Europa
Onze gewesten
Midden-Amerika
©VANIN
steentijd kopertijd bronstijd ijzertijd
Ontstaan landbouwOntstaan stedenGebruik van ijzer
Onze gewesten
Nabije Oosten
Midden-Amerika
Dit zijn dus drie voorbeelden van (historische redeneerwijze)
De Mexica stichten een stad
In streken waar de boeren veel voedsel produceren, groeit de bevolking aan en ontstaan er stadstaten . In Midden-Amerika gebeurt dat vanaf 1400 v.C. Een stadstaat bestaat uit een woonkern met daarrond landbouwgronden . Sommige steden worden groot en machtig en proberen andere stadstaten te onderwerpen. In de Mexicaanse geschiedenis zijn er zo verschillende steden en volkeren die achtereenvolgens grote delen van Mexico controleren.
De Mexica stichten in de 14e eeuw bij het Texcocomeer de stad Tenochtitlan . Van daaruit starten ze een heuse veroveringstocht . Ze werken daarvoor samen met twee andere steden.
Bron 3 De Mexica stichten Tenochtitlan
Uit: Codex Mendoza, ca. 1542
De ‘Codex Mendoza’ bestaat uit beeldschrift met commentaar in het Spaans ernaast geschreven. Hij wordt gemaakt door Mexica onder toezicht van geestelijken. Het boek is bedoeld voor keizer Karel V, maar bereikt hem nooit. Franse piraten kapen het schip waarin het zich bevindt. Het boek komt in de 17e eeuw uiteindelijk in Engeland terecht.
OPDRACHT 3
a Volgens de legende stichten de Mexica de stad op de plaats waar de goden hun een voorteken geven. Zoek het voorteken op de tekening en omcirkel het.
b Heeft de bron haar doelpubliek bereikt? Ja / nee
c Beo ordeel de bron op haar betrouwbaarheid om vragen over de Mexica te beantwoorden.
d Een verslagen stad krijgt een brandende tempel als symbool. Hoe wordt een overwinning van de Mexica ook nog afgebeeld?
a Do or de adelaar in het midden van de tekening.
b Do or een krijger van de Mexica die een andere krijger verslaat.
Het rijk en de samenleving van de Mexica
Verslagen vijanden moeten een jaarlijkse schatting betalen: een hoeveelheid producten (huiden, edelstenen, katoen, voedsel, koper, goud ...) en een aantal mensen. Die mensen worden als slaaf ingezet of aan de goden geofferd. Uit angst voor zware straffen en nog zwaardere schattingen gehoorzamen de meesten. Steden en stammen die volgzaam zijn, kunnen beloond worden met een vermindering van de schatting. De stadstaten mogen zichzelf blijven besturen. Omstreeks 1519 bestaat het rijk van de Mexica uit drie hoofdsteden (onder andere Tenochtitlan) en 370 onderworpen steden.
De samenleving is gelaagd: ze bestaat uit verschillende standen (familie van de gebieder , edellieden, gewone mensen, slaven) en beroepen (krijgers, priesters, handelaars, ambachtslieden, kunstenaars, boeren ...). Gewone mensen kunnen opklimmen door zich moedig op het slagveld te gedragen of priester te worden. De meeste slaven zijn krijgsgevangenen of maken deel uit van de jaarlijkse schatting. Ze hebben nog een redelijke vrijheid. Ze mogen zich bijvoorbeeld vrijkopen en hebben recht op privébezit. De kinderen van een slaaf zijn vrij.
De ‘gebieder’ staat aan het hoofd van het rijk. Een ‘eerste minister’ en vier legeraanvoerders helpen hem bij het bestuur. Een hele reeks van ambtenaren (rechters, politie, belastinginners, opzichters ...) voert de bevelen uit. De hoogste functie van het rijk is niet volledig erfelijk. Als de gebieder sterft, kiest een raad van priesters, krijgers en edelen uit zijn familie een opvolger. Die familie bestaat uit honderden leden. Heel dikwijls probeert een gebieder via omkoping en afpersing ervoor te zorgen dat zijn favoriete zoon hem na zijn dood kan opvolgen. Heel dikwijls bepaalt de gebieder ook wie er opvolgt in andere stadstaten Afgewezen kandidaten, zowel in Tenochtitlan als elders, organiseren soms opstanden. Historici denken daarom dat de mensenoffers ook een politieke functie hadden: om mogelijke tegenstanders en hun aanhangers uit de weg te ruimen.
Lees de lestekst en vergelijk enkele kenmerken van de samenleving van de Mexica met de Europese samenlevingen in de vroegmoderne tijd.
Mexica
Politiek
Sociaal standensamenleving Cultureel
Europese rijken
o.l.v. een koning
1 go d
Volgende afbeeldingen komen uit boeken zoals de ‘Codex Mendoza’. Zet bij elke afbeelding de juiste groep. Kies uit: boer – edelman – handelaar – krijger– slaaf.
Bron 4 Het rijk van de Mexica in 1519
a Opzo ekopdracht: op de plaats van Tenochtitlan ligt de huidige hoofdstad van Mexico. Hoe heet die stad en hoeveel inwoners telt ze vandaag?
b Het rijk van de Mexica is kleiner / groter dan het huidige Mexico.
c Welk ander ‘indianenvolk’ woonde ook nog op het grondgebied van het huidige Mexico?
OPDRACHT 7
De economie van de Mexica
Bron 5 Drijvende landbouweilanden
©VANIN
Bron 6 Boomstamkano (stenen replica)
De Mexica irrigeren niet alleen droge stukken land, maar maken in het meer drijvende landbouweilanden (‘chinampas’). Op rieten vlotten die in de meerbodem verankerd zijn, gooien ze vruchtbaar slib uit het meer. Eén gezin dat zeven weken boert, heeft genoeg eten voor een heel jaar. De Mexica hebben dus veel tijd om te oefenen als ambachtsman of krijger.
Onderstreep telkens het juiste antwoord.
• De landb ouw van de Mexica heeft hoge / lage opbrengsten.
• Het meer heeft vruchtbaar / onvruchtbaar slib.
• Een lid van de Mexica heeft geen / veel tijd om zich als krijger te oefenen.
De godsdienst
De Mexica hebben veel goden. Ze offeren mensen aan die goden.
Bron 7 Mensenoffers
De indianen brachten de ongelukkigen naar de top van de grote tempel (...) We zagen dat ze pluimen op de hoofden van veel van onze mannen zetten en ze dwongen ze te dansen voor Huitzilopochtli (zonne- en oorlogsgod) met een soort waaiers in hun hand en toen ze hadden gedanst, werden ze op hun rug over een of andere smalle steen gelegd die als offerplaats diende. Met stenen messen sneden ze hun borstkas open, trokken hun kloppend hart eruit en hielden het op voor hun afgodsbeelden daar, en de lichamen schopten ze de trap af. De indiaanse slagers die beneden stonden te wachten, hakten hun armen en voeten af.
Uit: Bernal Diaz del Castillo, De ware geschiedenis van de verovering van Nieuw-Spanje, 1568 De conquistador Del Castillo (1492-1581) neemt deel aan de beslissende veldslag om Tenochtitlan. Hij wordt later gouverneur van Guatemala. In 1568 schrijft hij een werk over de verovering omdat hij vindt dat er veel onwaarheden worden verteld. Hij publiceert het echter niet. Het wordt in de 17e eeuw in zijn archief ontdekt. Het geldt als een belangrijke bron voor de Spaanse verovering van Mexico.
Bron 8 Illustraties uit de 16e eeuw, gemaakt op vraag van de Spanjaarden
a Onderstreep in bron 7 wie Huitzilopochtli is.
©VANIN
De schedelmuur wordt ontdekt bij opgravingen in de buurt waar de grote tempel van de Mexica stond. Archeologen ontdekken de laatste decennia bij opgravingen op oude sites van de Mexica steeds meer menselijke resten van geofferden.
b Bekijk bron 8. Waar gaat het hart van een geofferde naartoe? Wat gebeurt er met een ander gedeelte van het lichaam?
Hedendaagse b ewonderaars van de ‘indianen’ zeggen soms dat bronnen 7 en 8 niet juist zijn.
c Waarom zou je kunnen twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze bronnen?
d Met welke bedoeling zouden de Spanjaarden onwaarheden vertellen?
e De laatste decennia is er meer duidelijkheid gekomen. Leg uit.
OPDRACHT 8
De Spanjaarden stichten Nieuw-Spanje
Spaanse avonturiers zoeken naar schatten en rijkdommen . Op vrij korte tijd slagen die conquistadores erin om grote gebieden in Amerika te veroveren . In twee jaar tijd verovert Hernan Cortez zo het rijk van de Mexica (1519-1521). Hij beschikt over niet meer dan duizend soldaten. De Spanjaarden hebben daarbij enkele voordelen (zie opdracht 8).
De veroveringsoorlogen van de conquistadores maken veel slachtoffers . De ‘indianen’ blijken ook niet opgewassen tegen Europese ziekten zoals de mazelen, de pokken, de griep en de pest. Volledige steden en stammen sterven uit . Dat versnelt de nederlaag tegen de Spanjaarden.
De Spanjaarden stichten in Midden-Amerika een nieuwe kolonie: Nieuw-Spanje . De vicekoning en zijn medewerkers komen in de plaats van de gebieder. Het Spaans wordt de bestuurstaal. Missionarissen bekeren de onderworpen volkeren tot het katholicisme . De conquistadores roven alle goud en zilver . De beste landbouwgronden gaan naar Spaanse grootgrondbezitters. ‘Indianen’ moeten dwangarbeid verrichten op plantages en in mijnen . Een aantal missionarissen verzet zich daartegen met succes
De ‘indianen’ worden weer vrij en krijgen vooral de slechtere landbouwgronden. Op de plantages en in de mijnen worden zwarte slaven ingezet. De macht en rijkdom in de kolonie zijn vooral in handen van de Spanjaarden en hun afstammelingen. De meeste ‘indianen’ zijn arm. In 1821 wordt de kolonie onafhankelijk van Spanje. Het nieuwe land noemt zich ‘Mexico’, daarmee verwijzend naar de Mexica.
Bron 10 Een gevecht tussen Spanjaarden en Mexica (rechts)
©VANIN
Uit: De codex van Lienzo de Tlaxcala, ca. 1552
De Tlaxcala zijn vijanden van de Mexica. Het document komt ca. 1552 in Spanje terecht.
De tekening laat vier voordelen zien die de Spanjaarden op hun tegenstanders hebben. Welke?
TIP Let onder andere op de dieren.
Bron 11 Brief aan de franciscanen
De bewoners van dit land zijn tamelijk goed van karakter en gedrag, een feit dat ze zeer geschikt en geneigd maakt om ons geloof te aanvaarden. (…) Het is onmogelijk iets van hen te bekomen door vriendelijkheid of goedheid. Dit kwaad is niet zozeer aan hun karakter maar eerder aan hun gewoonten toe te schrijven: ze hebben nooit geleerd te handelen uit liefde voor de deugd, maar alleen uit schrik en door dwang. Alle offers die ze doen, zoals hun eigen kinderen doden of verminken, doen ze uit angst en niet uit liefde voor hun godheden. (…) Deze goden hadden ook een groot aantal geestelijken of priesters, die zich alleen met het vlees van kinderen voedden en hun bloed dronken (…) De meeste van die priesters leidden een leven van ontucht. (…) Maar God zij dank, een menigte indianen hebben dit pad al verlaten en zich tot het christendom bekeerd.
Uit: Pieter van Gent, Brief aan de franciscanen in Vlaanderen, 1529, vertaald uit het Spaans
Bron 12 Brief aan Karel V
Aangezien deze indianen uit Nieuw-Spanje uw onderdanen zijn, past het en is het rechtvaardig dat ze als zodanig beschermd worden. Nu sterven ze van honger en worden ze uitgeroeid. De Spanjaarden die hier aangeland zijn, hebben hen van hun eigendommen beroofd, ze tot slaven gemaakt. Uwe Majesteit zelf heeft daar groot voordeel uit getrokken (…) Als dienaar van uwe Majesteit en als degene die de indianen het best kent, (…) waarschuw ik uwe Majesteit dat, als hij er niet over waakt dat de belasting betaald wordt zoals in Spanje, alleen op basis van eigen bezit, en indien men de indianen niet vrijstelt van verplichte karweien, het land verloren is. Binnen de dertig jaar zal deze streek zo ontvolkt zijn als de eilanden. Als men hun daarentegen de vrijheid terug schenkt en de vrijstelling van dienst, dan zal het land herleven.
©VANIN
Uit: Pieter van Gent, Brief aan keizer Karel V, 1552, vertaald uit het Spaans Pieter van Gent (ca. 1480-1572) is geboren in Idegem of Aaigem en waarschijnlijk verwant aan keizer Karel V. Hij studeert in Leuven of Parijs. In Gent treedt hij toe tot de kloosterorde van de franciscanen. In 1522 gaat hij als missionaris naar het pas veroverde Mexico. Hij leert de taal van de Mexica. Hij richt een school, ziekenhuizen en kunstateliers op. Pieter verdedigt de inheemse bevolking tegen de uitbuiting door de Spanjaarden. Pieter is populairder bij de ‘indianen’ dan bij de kolonisten. Hij heeft contact met keizer Karel V en diens opvolger, Filips II. Nadat ook andere geestelijken de uitbuiting aangeklaagd hebben, verbiedt de keizer dwangarbeid voor de ‘indianen’. Pieter weigert de functie van aartsbisschop van Mexico. Hij wordt in 1988 zalig verklaard.
Standbeeld van Pieter van Gent, 1976, Mexico-Stad Het standbeeld wordt in 2020 weggehaald, zogezegd voor restauratie.
a Beo ordeel de standplaatsgebondenheid van Pieter van Gent om vragen over de Mexica te beantwoorden. Onderstreep de zaken die op hem betrekking hebben. missionaris – ooggetuige – contact met het Spaanse hof – Vlaming – buit ‘indianen’ uit – schrijft geruime tijd na de feiten – geleerde – avonturier – overtuigd christen – ‘indiaan’ – onderdrukt
b Welk beeld hebben de geestelijken van de ‘indianen’ in de 16e eeuw? Verklaar dat beeld. In welke mate verschilt dat met het beeld dat we vandaag hebben?
c Do et Pieter van Gent in bron 12 een beroep op mensenrechten of op iets anders? Waarom zou hij dat doen?
©VANIN
d Naar aanleiding van de 500e verjaardag van de Spaanse verovering van Tenochtitlan werd in 2020 in Mexico-Stad het standbeeld van Pieter van Gent verwijderd. Is dat terecht? Haal uit de bronnen en de contextinformatie zowel argumenten voor als tegen.
Voor
Tegen
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 het b egrip ‘gelaagde samenleving’ uitleggen
2 de b egrippen ‘indiaan’, ‘gebieder’ en ‘conquistadores’ uitleggen
3 het ontstaan van stadstaten uitleggen
4 het b elang van maïs aantonen
5 p er domein kenmerken van de samenleving van de Mexica geven
6 kenmerken van verschillende samenlevingen vergelijken
7 verklaren waarom de conquistadores Midden-Amerika kunnen veroveren
8 p er domein een kenmerk van Nieuw-Spanje geven
9 drie gevolgen van de contacten tussen de Mexica en de Spanjaarden opnoemen
KUNNEN
1 het rijk van de Mexica en de Spaanse veroveringen in tijd en ruimte situeren
2 op drachten bij historische kaarten oplossen
3 bronnen ontleden om een historische vraag te beantwoorden
4 historische bronnen beoordelen op hun betrouwbaarheid in functie van een historische vraag
5 historische b eeldvorming over ‘indianen’ beoordelen en vergelijken met vandaag
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De Mexica en de conquistadores
1 De ‘indianen’ komen als eersten naar Amerika
‘Indianen’ = nomaden van Siberië (Azië) naar Alaska (Amerika): 24 000 jaar geleden
Sommigen schakelen over van jacht en voedselpluk naar landbouw (ca. 7000 v.C.) en worden sedentair.
verschillende soorten groenten en fruit maïs veel voordelen
2 De Mexica stichten een stad
Veel voedsel bevolking groeit stadstaten (Mexico: ca. 1400 v.C.)
14e eeuw: stichting van de stad Tenochtitlan bij het Texcocomeer
3 Het rijk en de samenleving van de Mexica
Politiek verovering van een groot rijk verslagen vijanden schatting betalen: producten en mensen (offers) als je trouw en volgzaam bent: soms minder betalen gebieder = ho ofd van het rijk
Economisch irrigatie + drijvende landbouweilanden hoge landb ouwopbrengsten
GEVOLG: voldoende tijd voor ambachten en krijgskunsten
Cultureel veel goden die gevoed moeten worden met mensenoffers
Sociaal gelaagde samenleving met verschillende standen en beroepen
4 De Spanjaarden stichten Nieuw-Spanje
Conquistadores = Spaanse veroveraars en avonturiers veroveren het rijk van de Mexica.
Nieuw-Spanje (Spaanse kolonie)
Politiek • Vicekoning en medewerkers besturen.
Economisch
©VANIN
• Conquistadores roven al het goud en zilver.
• b este landbouwgrond naar Spaanse grootgrondbezitters
• ‘indianen’ dwangarbeid op plantages en in mijnen gestopt na verzet door missionarissen
Cultuur • Missionarissen b ekeren ‘indianen’ tot katholicisme.
Sociaal • gelaagde samenleving: Spanjaarden en hun afstammelingen / ‘indianen’ / zwarte slaven
• 1821 Nieuw-Spanje wordt Mexico.
10 Slavernij in de vroegmoderne tijd
In de Verenigde Staten hebben veel zwarte burgers het tegenwoordig nog steeds niet gemakkelijk in de samenleving. Vooral racisme en discriminatie bemoeilijken hun kansen. Die zaken vinden grotendeels hun oorsprong in het slavernijverleden van het land.
Waarom bestaat er eeuwenlang slavernij op het Amerikaanse continent? Wat is de rol van de Europeanen in dit verhaal? Hoe zijn die zwarte slaven in Amerika geraakt? Wanneer is er een einde aan die praktijken gekomen?
Hoe zit het op dat moment met slavernij en slavenhandel bij andere samenlevingen?
SLAVENHANDEL Kaartnr(s).
VROEGMODERNE TIJD
ATLANTISCHE SLAVENHANDEL
©VANIN
MODERNE TIJD
Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Slavernij is iets van alle tijden en culturen . Zowel in de periode van het oude nabije oosten als in de klassieke oudheid zijn slavenarbeid en slavenhandel wijdverspreid, ook in Europa. Tijdens de middeleeuwen – onder invloed van het christendom – verdwijnt de slavernij geleidelijk in WestEuropa, tenminste officieel. In Zuid- en Oost-Europa blijft slavernij wel voortbestaan (al dan niet op beperkte schaal). De slaven in kwestie zijn doorgaans leden van volkeren die door anderen zijn onderworpen (net zoals bijvoorbeeld bij de Romeinen). In de vroegmoderne tijd zullen sommige West-Europese landen (opnieuw) slavernij gaan tolereren . Hoe komt dat?
Aan het einde van de 15e eeuw en het begin van de 16e eeuw koloniseren de Spanjaarden en de Portugezen grote delen van het nieuw ontdekte continent Amerika (zie les 8). Ze onderwerpen er de inlandse volkeren en starten met de ontginning van de Amerikaanse natuurlijke rijkdommen. Ze voeren er ook nieuwe teelten in (onder andere suikerriet) die heel arbeidsintensief zijn. Om in de mijnen en op de plantages te werken heeft men veel en goedkope werkkrachten nodig. Aanvankelijk wordt de lokale bevolking (‘indianen’) daarvoor tot slavernij gedwongen. Die bevolking is echter niet alleen opstandig, maar ook heel verzwakt en sterk verminderd door allerlei ziekten die door de Europeanen zijn meegebracht. Bovendien moeten onder andere de Spaanse vorsten – onder druk van de Kerk – de ‘indianen’ rechten verlenen. Ze blijven wel tweederangsburgers, maar kunnen toch niet meer schaamteloos uitgebuit worden.
Op 7 juli 2020 wordt in Bristol (Verenigd Koninkrijk) het standbeeld van Edward Colston omvergetrokken en in het water gegooid. Edward Colston (1636-1721) is een Engelse handelaar en politicus uit Bristol. Tijdens zijn carrière raakt hij ook betrokken bij de grootschalige Britse handel in zwarte slaven. Op die manier heeft hij zeker geld verdiend, al is het aandeel van die inkomsten in zijn fortuin onduidelijk. Tijdens zijn leven heeft Colston een deel van zijn fortuin geschonken aan allerlei goede doelen in zijn thuisstad (scholen, ziekenhuizen …). Later wordt hij gezien als een van de mensen die het Verenigd Koninkrijk mee groot gemaakt hebben. Om die redenen wordt in 1895 een standbeeld voor hem opgericht. Rond die tijd is het Verenigd Koninkrijk het machtigste en rijkste land ter wereld en heersen de Britten over een enorm wereldrijk. De actie tegen het standbeeld gebeurt door activisten in de nasleep van de dood van George Floyd in de Verenigde Staten. Floyd is een zwarte man die op 25 mei 2020 sterft na zijn arrestatie door een witte politieagent. De gebeurtenissen zijn gefilmd door omstaanders en leiden tot een golf van protest. Het protest richt zich zowel tegen het geweld van de Amerikaanse politie tegenover zwarten als tegen het blijvende racisme in de hele Amerikaanse samenleving. Vooral de in 2013 opgerichte Black Lives Matter (BLM)-beweging neemt daarbij het voortouw. De protesten blijven bovendien niet beperkt tot de Verenigde Staten alleen, maar verspreiden zich over de hele (westerse) wereld.
a In welk tijdvak krijgt Colston een standbeeld in Bristol?
b Onderstreep in de contextinformatie twee mogelijke redenen waarom Colston toen een standbeeld heeft gekregen.
©VANIN
c Waarom zal iemand als Colston in onze huidige westerse samenleving geen standbeeld meer krijgen?
d Bespreek klassikaal wat jouw mening is over hoe we moeten omgaan met dergelijke historische monumenten.
OPDRACHT 3
a Welke stelling omschrijft het best het begrip ‘slaaf’?
Een slaaf is een p ersoon die voor een heel laag loon werkt voor iemand anders en moeilijk van job kan veranderen. Een slaaf is een p ersoon die verbonden is aan de grond waarop hij woont, maar die hij niet bezit. In ruil voor het gebruik van die grond moet hij de eigenaar ervan van dienst zijn. Een slaaf is een p ersoon die niet vrij is, amper of geen rechten heeft en als eigendom wordt beschouwd van iemand anders.
In het hedendaagse debat over de slavernij stellen sommige mensen dat het woord ‘slaaf’ beter vervangen kan worden door de uitdrukking ‘tot slaaf gemaakte persoon’.
b Waarom zal die uitdrukking voor hen de voorkeur wegdragen, denk je?
c Wat is jouw mening over deze kwestie? Bespreek klassikaal.
De ‘duivelse driehoekshandel’
L ees of bekijk alle bronnen bij deze opdracht en beantwoord de vragen. Schrijf nadien op een afzonderlijk blad zelf een korte lestekst over de Europese slavenhandel.
Bron 2 De drieho ekshandel
a Naar welk continent brengen de Europeanen de meeste slaven?
b In welke sectoren worden de meeste slaven tewerkgesteld? Onderstreep. industrie – plantages – scheepsbouw – mijnbouw – visserij
OPDRACHT 4
c Met welke producten keren de slavenhandelaars terug naar Europa?
d Welke oceaan is de draaischijf van die Europese slavenhandel?
e Bekijk de Europese handel tussen de continenten. Waarom spreekt men van driehoekshandel, denk je?
f Naar waar en door wie werden er ook veel Afrikaanse slaven vervoerd?
Bron 3 Menselijke koopwaar
De mensen werden beschouwd als koopwaar, die men ruilde voor Europese producten. Het kwam er dus op aan zulke waren uit te zoeken, die de zwarten nodig hadden of wensten. Dat waren in de eerste plaats alle soorten geweren en kruit, tabak, aarden pijpen, brandewijn, katoen en allerlei snuisterijen (spiegels, messen, naalden ...).
De Afrikanen (...) waren eraan gewoon geraakt die waren van de Europeanen te betrekken. Daarom probeerden ze zich andere waren te verschaffen om te ruilen, want geld hadden ze niet. Alle gevangenen van kleine oorlogen werden verhandeld ofwel aan zwarte slavenhandelaars, ofwel rechtstreeks aan de Europese slavenschepen. Als de stamhoofden echter gebrek hadden aan dergelijke oorlogsbuit, dan pakten zij eenvoudig die onderdanen op die zij het best konden missen. Het kwam ook voor dat de vader zijn kinderen, de man zijn vrouw en de ene broeder de andere broeder naar de slavenmarkt sleepte. Bij zulke rooftochten ontbrak het natuurlijk niet aan gruwelijkheden van allerlei aard. Maar het moet worden toegegeven dat de Europeanen met hun vraag naar dergelijke koopwaar de aanleiding vormden voor al deze ellende.
Uit: Joachim Nettelbeck, Memoires, 1821-1823
Joachim Nettelbeck (1738-1824) is een Duitse avonturier en zeeman. Als 11-jarige maakt hij – aanvankelijk als verstekeling – een reis mee aan boord van een Hollands slavenschip. Later, in de jaren 1770, maakt hij opnieuw een aantal van dergelijke reizen mee, maar ditmaal als eerste stuurman. In zijn ‘Memoires’ – geschreven nadat de meeste Europese landen de slavenhandel officieel hadden verboden – neemt hij afstand van die slavenhandel. Hij voegt er wel het volgende aan toe: ‘Vijftig jaar geleden was en gold deze kwaadaardige mensenhandel als een handel zoals een andere, zonder dat men veel nadacht over de wettigheid of onwettigheid ervan. Wie daarbij betrokken was, wachtte een harde en zware dienst, maar ook een acceptabele winst. Barbaarse wreedheid tegen de aangekochte mensenlading was daarbij geen noodzakelijke voorwaarde en vond waarschijnlijk slechts in geïsoleerde gevallen plaats; ook heb ik van mijn kant nooit daartoe geadviseerd of geholpen.’
a Waarom werken de Afrikanen zelf mee aan die slavenhandel?
b Wat doen sommige stamhoofden als ze geen krijgsgevangenen hebben?
c Wie heeft volgens de auteur de meeste schuld aan die handel: de Afrikanen of de Europeanen? Onderstreep het juiste antwoord en motiveer met een tekstfragment (duid aan in de tekst).
d Lees de contextinformatie bij de bron. Nettelbeck heeft deze tekst bijna 50 jaar na de feiten geschreven. Welke evolutie (verandering) heeft zijn beschrijving beïnvloed?
e Ho e blijkt dat die evolutie een invloed heeft gehad?
OPDRACHT 5
Bron 4 Een winstgevende handel
Alleenlijk zal ik hier aanmerken, dat er vele bedryven plaats hebben, welke ongeoorloofd zouden schynen, indien er geen byzonder voordeel in te vinden was. Getuige zy hier van de slavenhandel, dien men alleen door het voordeel, ’t welke dezelve aan de kooplieden toebrengt, van onwettigheid kan vryspreken.
Uit: David Henri Gallandat, Noodige onderrichtingen voor de slaaf-handelaren, 1769
David Henri Gallandat (1732-1782) is een Zwitser van geboorte, maar verhuist op zijn 14e naar Vlissingen. Als scheepsdokter maakt hij een aantal reizen mee aan boord van Zeeuwse slavenschepen.
a Ho e zou Gallandat de slavenhandel normaal beoordelen?
b Waarom heeft hij er uiteindelijk toch geen probleem mee?
Gallandat geeft in zijn werk de lezers allerlei adviezen voor hoe ze slaven onderweg moeten behandelen en verzorgen: voldoende eten en drinken (in de mate van het mogelijke), voldoende verse lucht …
c Geeft hij die adviezen alleen uit humanitaire overwegingen, denk je? Argumenteer.
Soo seg ick / dat de Inboorlingen of Negers, Negros soo als ick haar voortaan sal noemen (vermits het woord van Neger of Niger, Swart beteekend / en Negers, Swarten,) alle en geene uytgesonderd van een schelachtigen en bedriegelijken Aart syn / op wien men sig selden mag verlaten. Zy en sullen geen gelegentheyd om een Europiaan, ja om malkander te bedriegen, laten voorby gaan; (…)
Eten de negers des gering en weynig / zy suypen des te overvloediger (…)
In den beginnen van desen brief heb ik UE gesegt / dat de Negers geheel luy, en niet wel aan ’t werken te krijgen sijn / dies sy ook seer weynig Konsten en Handwerken onder haar hebben (…)
Over ‘mulatten’, kinderen van Europeanen en Afrikanen:
Dit geele gebroed is / jong zijnde / niet seer mooy, en oud geworden sijnde / sou men’er de Kinders meede konnen na Bed toe jagen
Uit: Willem Bosman, Nauwkeurige Beschryving van de Guinese Goud- Tand- en Slaave-kust (…), 1703 Willem Bosman (1672-na 1703) is handelsagent van de West-Indische Compagnie (WIC). Dat is een ‘Nederlandse’ vennootschap die zich vooral met de handel van slaven bezighoudt. In dienst van de WIC verblijft hij 14 jaar in Fort Elmina, een belangrijke (slaven)handelspost in het huidige Ghana. In 1702 keert hij terug naar de Verenigde Provinciën, waar hij zijn boek publiceert. Van zijn verdere leven is niets geweten. De tekst is eigenlijk een bundeling van de vele brieven die hij aan zijn neef doorheen de jaren heeft geschreven. Bovenstaande fragmenten komen uit zijn negende brief. Het boek wordt in de 18e eeuw meermaals herdrukt en ook vertaald naar het Frans, het Duits, het Italiaans en het Engels.
De meningen die in deze tekst verkondigd worden, zijn in die tijd geen uitzondering.
a Welk beeld hangt Bosman op van Afrikanen in bron 5?
b Mag een dergelijke mening tegenwoordig nog verkondigd worden? Motiveer je antwoord.
c Bestaan dergelijke meningen nog?
d Waarom maakten opvattingen als die van Bosman de slavenhandel meer aanvaardbaar?
e Wat zou een mogelijke reden zijn waarom de tekst hier in zijn originele vorm is gebracht en niet in een hedendaagse vertaling, denk je?
f Is dit een representatieve bron voor het beeld dat de Europeanen in de vroegmoderne tijd hebben van Afrikanen?
Het Britse slavenschip ‘Brookes’
©VANIN
Deze tekening wordt in 1788 gepubliceerd door de afdeling in Plymouth van de Maatschappij voor de Afschaffing van de Slavenhandel. Die vereniging is in 1787 mee opgericht door Thomas Clarckson (1760-1846), een van de belangrijkste stemmen tegen de slavenhandel in GrootBrittannië. Voor zijn verzet tegen die slavenhandel wordt hij in Liverpool – een van de belangrijkste havens voor de Britse slavenhandel en de thuisbasis van het schip ‘Brookes’ – zelfs aangevallen en bijna vermoord door zeelui die betaald zijn door slavenhandelaars.
De tekening wordt vervolgens op grote schaal gekopieerd en verspreid. Tegenwoordig is het een van de meest gebruikte afbeeldingen om de gruwel en de onmenselijkheid van de slavenhandel aan te tonen. De tekening leert bijvoorbeeld dat het schip in theorie 454 slaven kon vervoeren, maar dat er in werkelijkheid soms meer dan 600 slaven aan boord waren.
OPDRACHT 8
a Ho e blijkt uit deze tekening dat winstbejag dé drijfveer was van de slavenhandelaars?
b Zowel in het verleden als tegenwoordig is er kritiek op de afbeelding omdat er fouten en onnauwkeurigheden in zouden zitten. Waarom was een volledig juiste voorstelling misschien niet het belangrijkste doel van de makers?
©VANIN
De volgende dag werden mijn zuster en ik gescheiden [ nadat ze door zwarte slavenjagers werden ontvoerd ]. Zij werd van mij afgerukt en onmiddellijk weggedragen terwijl ik achtergelaten werd in een verwarring die niet te beschrijven is. [ De auteur zou zijn zus nooit meer weerzien. ] Ik huilde en jammerde voortdurend en gedurende een aantal dagen at ik niets behalve wat zij in mijn mond propten. (…)
[ Na een aantal keer te zijn doorverkocht wordt uiteindelijk de kust bereikt. ] Het eerste wat ik zag toen ik aankwam aan de kust was de zee met een slavenschip dat daar voor anker lag en wachtte op een lading. Dit vervulde mij met verbazing die weldra omsloeg in ontzetting toen ik aan boord werd gebracht. Ik werd onmiddellijk door een paar bemanningsleden beetgepakt en heen en weer geschud om te zien of ik gezond was en ik was er nu van overtuigd dat ik terecht was gekomen in een wereld van boze geesten die mij zouden doden. (…)
Toen ik het schip rondkeek (…) en een menigte zwarte mensen zag die aaneengeketend waren, terwijl elk van hun gelaatstrekken wanhoop en verdriet uitdrukte, twijfelde ik niet meer aan mijn lot. (…)
Weldra was ik benedendeks gebracht, en daar kregen mijn neusgaten een begroeting zoals ik nog nooit in mijn leven had meegemaakt. Door de verfoeilijke stank samen met het huilen werd ik zo ziek en beroerd dat ik niet kon eten (…) Ik verlangde nu naar de laatste vriend, de dood, om mij te verlossen; maar spoedig boden twee witte mannen mij etenswaren aan, en toen ik weigerde te eten, hield een van hen mij vast bij de handen en legde mij over de windas, en bond mijn voeten terwijl de andere mij zwaar geselde.
Uit: Olaudah Equiano, Het interessante verhaal over het leven van Olaudah Equiano of Gustavus Vassa, de Afrikaan, 1789 Olaudah Equiano (ca. 1745-1797) is volgens zijn eigen zeggen geboren in het huidige Benin als zoon van een lokale leider. Zijn vader houdt en verkoopt ook slaven. Die slaven zijn ‘krijgsgevangen, of eigen mensen die waren veroordeeld voor ontvoering, of overspel, of misdaden die we afschuwelijk achten’. Ze worden verkocht voor zaken als geweren, buskruit … Equiano wordt evenwel als kind ontvoerd en zelf als slaaf verkocht. Hij belandt eerst in Amerika. Daar wordt hij niet tewerkgesteld op een plantage of in de mijnen, maar dient hij persoonlijk zijn meester. Hij krijgt ook de kans om te leren lezen en schrijven. Na daar nog een paar maal te zijn doorverkocht, en ondertussen de naam Gustavus Vassa te hebben gekregen, weet hij zich vrij te kopen –iets wat eerder uitzonderlijk is. Hij vestigt zich vervolgens in Londen, waar hij mee campagne zal voeren tegen slavenhandel en slavernij. Om die campagne kracht bij te zetten publiceert hij zijn levensverhaal, een van de eerste werken geschreven door een Afrikaan dat in Europa is gepubliceerd.
OPDRACHT 9
a Wat is het belangrijkste verschil tussen het getuigenis in deze bron en de vorige bronnen (Nettelbeck, Gallandat, Bosman …)?
b Onderstreep twee passages in de tekst die duidelijk maken dat de slavenhandel onmenselijk en gruwelijk was.
c Lees het eerste deel van de contextinformatie bij de bron en vergelijk dat met de tekst van Nettelbeck (bron 3). Spreken de teksten elkaar tegen of niet? Argumenteer.
d Kun je de tekst van Equiano als een representatieve bron beschouwen als je meer wilt weten over het lot van de meeste slaven? Markeer de argumenten voor je antwoord in de contextinformatie bij de bron.
Bron 8 De slavenhandel in cijfers
Regio 1451-16001601-17001701-18101811-1870Totaal
eilanden
1 3416 3951 8989 910
Jaarlijks gemiddelde 1,813,458,131,623,6
De slavenhandel in cijfers De cijfers zijn in duizendtallen.
a In welke eeuw begint de handel in zwarte slaven naar Amerika?
b Tot in welke eeuw neemt de slavenhandel drastisch toe?
c In welke periode krijgt de handel af te rekenen met een scherpe daling?
OPDRACHT 10
Het einde van de Europese slavenhandel
In de loop van de 18e eeuw – onder andere onder invloed van de Verlichting (zie les 15) – gaan er steeds meer stemmen op om aan die onmenselijke praktijken een einde te maken . Vooral in Groot-Brittannië, waar zich een beginnend ‘democratisch’ systeem begint te vormen, laten de tegenstanders van de slavenhandel en de slavernij steeds luider van zich horen. Tijdens de Franse Revolutie (vanaf 1789 – zie les 16) worden de eerste wettelijke maatregelen tegen de slavenhandel en de slavernij genomen. Met de uitvoering van die maatregelen loopt het echter vaak mis en soms worden ze zelfs teruggedraaid.
In 1807 verbiedt Groot-Brittannië als een van de eerste landen ter wereld de handel in slaven (binnen het Britse Rijk). Geleidelijk volgen de andere Europese landen. De handel wordt aanvankelijk echter nog overgenomen door harde zakenlui en piraten. Wanneer later ook de slavernij meer en meer wordt verboden, valt die handel geleidelijk stil.
Niet alleen menslievendheid ligt aan de basis van het verbod op slavenhandel en slavernij, maar ook het feit dat slavenarbeid niet langer rendabel blijkt. Dankzij de bevolkingstoename zijn gewone arbeidskrachten goedkoper. Ook de uitvinding van allerlei machines maakt grootschalige slavenarbeid steeds meer overbodig.
Vandaag verbieden talrijke wetten en verklaringen (mensenrechten) de slavernij. Maar in de praktijk worden wel nog steeds miljoenen mensen in slavernij gehouden.
Lees de lestekst en beantwoord dan de vragen.
a Onderstreep in de tekst een algemene reden waarom mensen zich in de 18e eeuw tegen slavenhandel en slavernij beginnen te verzetten.
b Onderstreep ook een specifieke reden waarom die tegenstanders aanvankelijk vooral in Groot-Brittannië van zich laten horen.
c De Britse overheid verbiedt in 1807 de slavenhandel. Maar wat is dan nog altijd niet verboden?
d Valt met het verbod op de slavenhandel die handel ook effectief stil? Argumenteer.
e Waarom wordt in de 19e eeuw slavenarbeid minder rendabel?
OPDRACHT 11
Niet-Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Niet alleen de Europeanen hebben miljoenen Afrikaanse slaven geroofd, gekocht en weggevoerd. Onder andere in het Ottomaanse Rijk en de hele islamitische wereld bestaan in de vroegmoderne tijd ook bloeiende slavenmarkten waar op grote schaal Afrikanen worden gekocht en verkocht. Over de juiste omvang van die handel bestaan voorlopig weinig exacte gegevens. Voorzichtige schattingen komen voor die periode toch op enkele miljoenen uit.
Naast Afrikaanse slaven worden tussen de 16e en 19e eeuw ook heel wat Europeanen door islamitische slavenhandelaars verhandeld. Recent onderzoek stelt dat tussen 1530 en 1780 meer dan één miljoen Europeanen door hen zouden zijn ontvoerd en als slaaf verkocht. Daarnaast worden er ook honderdduizenden (miljoenen?) mannen, vrouwen en kinderen vanuit de Balkan, Rusland en de Kaukasus als slaaf naar het Ottomaanse Rijk afgevoerd.
Ook in Afrika , Azië en bij de niet-Europese samenlevingen in Amerika komt slavernij in die tijd vaak op grote schaal voor.
Lees de lestekst en beantwoord de vragen.
a Wie – naast de Europeanen – handelt er ook in Afrikaanse slaven?
b Onderzo ek naar artikels over de handel in Europese (christelijke) slaven door moslims zijn vaak omstreden. Waarom is aandacht voor dit onderwerp zo gevoelig, denk je?
©VANIN
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘slaaf’ en ‘slavernij’ uitleggen
2 het b egrip ‘driehoekshandel’ uitleggen
3 de werking van de driehoekshandel uitleggen
4 een manier no emen waarop men de slavenhandel goedpraat
5 twee redenen noemen – buiten elementaire mensenrechten –die mee verklaren waarom slavenhandel en slavernij door de Europeanen worden afgeschaft
6 drie gebieden no emen waar islamitische slavenhandelaars slaven gingen zoeken
7 het verhaal van de slavernij in een breder perspectief plaatsen (zowel voor als na de vroegmoderne tijd)
KUNNEN
1 de b etrouwbaarheid van historische bronnen beoordelen
2 gevraagde informatie uit bronnen halen
3 bronnen vergelijken om een historische vraag te beantwoorden
4 b espreken hoe we omgaan met collectieve herinnering
5 de opvattingen over slavernij in de vroegmoderne tijd vergelijken met de hedendaagse opvattingen
6 de representativiteit van historische bronnen beoordelen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
1 Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Slavernij van alle tijden en culturen
Vroegmoderne tijd West-Europese landen aanvaarden slavernij: ze beginnen op grote schaal in slaven te handelen.
Oorzaak
• No od aan arbeidskrachten voor de mijnen en plantages in de Amerikaanse kolonies
2 De ‘duivelse driehoekshandel’
EUROPA
ATLANTISCHE OCEAAN
Europese producten Amerikaanse producten slaven
AMERIKA
Miljoenen mensen worden verscheept.
Slavernij in de vroegmoderne tijd ©VANIN
AFRIKA
Met onder andere racistische argumenten proberen sommigen die handel goed te praten.
3 Het einde van de Europese slavenhandel
18e eeuw: groeiend verzet tegen de slavernij en slavenhandel
Begin 19e eeuw: Groot-Brittannië verbiedt de handel in de slaven.
Andere landen volgen en ook de slavernij wordt geleidelijk afgeschaft (weliswaar niet enkel uit menslievendheid).
4 Niet-Europese slavenhandel in de vroegmoderne tijd
Ook in het Ottomaanse Rijk en de rest van de islamitische wereld worden slaven verkocht en gebruikt.
Die slaven komen uit:
• Afrika
• Europa: ontvoerd door Noord-Afrikaanse piraten of geroofd uit de Balkan, Rusland en de Kaukasus
Slavernij bestaat ook in Afrika, Azië en bij de niet-Europese samenlevingen in Amerika.
11
Handel en handelstechnieken
Een degelijke Hollandse fiets wordt gemaakt uit Turks staal, krijgt wielen uit Duitsland, banden uit Indonesië, verlichting uit Taiwan en een bel uit Bulgarije. Wij drijven dus handel met zowat de hele wereld. Dat was in de middeleeuwen wel anders. Veel hedendaagse handelstechnieken bestaan al verschillende eeuwen. Ze zijn dikwijls ontstaan om concrete problemen op te lossen.
Hoe evolueert de handel tot de 13e eeuw? Hoe gaat die evolutie verder tussen 1200 en 1600? En daarna tussen de 16e tot de 18e eeuw?
Kaartnr(s).
VROEGMODERNE TIJD
OPDRACHT 1
Handel tot de 13e eeuw
In de vroege middeleeuwen was de langeafstandshandel beperkt tot enkele luxeproducten zoals specerijen, stoffen en zout. Vanaf de 12e eeuw herleeft die handel door de opkomst van de steden en de jaarmarkten . De jaarmarkten van Champagne groeien uit tot het belangrijkste handelscentrum. In de jaarmarktsteden Bar-sur-Aube, Troyes, Provins en Lagny-sur-Marne ontmoeten kooplieden uit Vlaanderen en Brabant Italiaanse kooplieden. Maar ook Duitse en Engelse handelaars komen met hun producten naar die jaarmarkten. Elke jaarmarkt duurt 3 tot 7 weken. De handelaars reizen van de ene naar de andere jaarmarkt.
Handel in het middeleeuwse Europa
a Bekijk de kaart op blz. 107. Twee streken in Europa tellen veel steden en handelaars. Welke?
b Omcirkel ze op de kaart in het blauw.
c Waar halen de Italianen hun producten? Omcirkel op de kaart in het rood.
OPDRACHT 2
Maritieme handel neemt de rol van de jaarmarkten over (13e-16e eeuw)
In de 13e eeuw neemt de maritieme handel de rol van de jaarmarkten over. In de laatste decennia van de 12e eeuw varen Duitse kooplieden Brugge binnen. Duitse kooplieden en steden verenigen zich in de Duitse Hanze om samen veilig te reizen en gunstige prijzen af te dwingen. Vanaf eind 13e eeuw lossen en laden schepen uit Genua en Venetië goederen in Brugge , de noordelijke wereldhaven . Brugge is het kruispunt tussen de Duitse Hanze, Italië en Engeland, dat wol levert voor de steden. Eind 15e eeuw neemt Antwerpen die rol over.
Welke voordelen biedt de handel over zee?
OPDRACHT 3
Nieuwe handelstechnieken
Bestudeer het schilderij en beantwoord de vragen.
Bron 2 De geldwisselaar en zijn vrouw
Quinten Metsijs, De geldwisselaar en zijn vrouw, 1514, olieverf op paneel, 70 x 67 cm, Louvre, Parijs
In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd zijn er veel verschillende munten in omloop.
De waarde ervan wordt bepaald door het gewicht aan edelmetaal waaruit ze zijn vervaardigd.
De geldwisselaar wisselt geld, leent geld, bewaart geld en schrijft geld over naar andere rekeningen.
Hij laat zich betalen door interest te vragen op de som die hij wisselt, leent of overschrijft.
Zo wordt de basis van het moderne bankieren gelegd.
a Ho e stelt de geldwisselaar de waarde van de verschillende munten vast?
b Wat doet een geldwisselaar nog? Noem twee andere diensten.
c De geldwisselaar do et dat niet gratis. Hoe laat hij zich betalen?
d Het schilderij to ont tot welke klasse de wisselaar behoort. Hoe zie je dat?
De wisselaar behoort tot de hogere / lagere klasse.
Aan Franciscus van Prato en Co in Barcelona.
In naam van God Vandaag, 3 december 1399
Betaal op vertoning van deze brief onmiddellijk volgens het bankgebruik* aan Johannes Gharone** 550 schilden tegen 1035 denieren per schild voor de rekening van Antonio Solella. Zet de betaling en de kosten op onze rekening op het moment van betaling. Albert en Bernard Alberti en Co. te Brugge
Ontvangen vandaag 11 januari 1400
* binnen de 30 à 60 dagen
** handelsp artner van Solella
a Vul de namen op het schema aan. geld
Brugge geld
Barcelona
b Wie betaalt het bedrag cash uit? Waar gebeurt dat?
c Wie ontvangt het cash geld?
d Welke twee munten worden vermeld?
e Waarom maakt zo’n wisselbrief de handel en het geldverkeer veiliger?
f Welk extra voordeel biedt de wisselbrief nog?
g De wisselbrief is gebaseerd op onderling vertrouwen. Van welk hedendaags betaalmiddel is het bijgevolg de voorloper?
OPDRACHT 5
De handel wordt wereldhandel (16e-18e eeuw)
Door de ontdekkingen en de kolonisaties verandert de handel grondig. Spanje, Portugal en later Nederland, Frankrijk en Engeland halen producten uit hun kolonies in Azië, Amerika en Afrika. De Atlantische Oceaan wordt de draaischijf van die handel. In de 16e eeuw is Antwerpen het centrum van de intercontinentale handel . Later nemen Amsterdam (17e eeuw) en Londen (18e eeuw) de fakkel over. De mondialisering brengt nieuwe uitdagingen en nieuwe oplossingen. Lange reizen waren heel duur (aankoop en uitrusting van het schip) en niet zonder risico (schipbreuk, piraterij). Om die risico’s te beperken en spreiden, bedenken de ondernemers allerlei systemen. Eerst is er de ‘commissiehandel’ : handelaars gaan samenleggen om één expeditie te bekostigen. De eventuele winst wordt dan verdeeld onder diegenen die hebben samengelegd. Na verloop van tijd streeft men naar vormen van meer langdurige samenwerking. Zo ontstaat de naamloze vennootschap (nv): een organisatie waarbij verschillende mensen elk een deel van het startkapitaal van een onderneming betalen. Ze kopen een of meer aandelen . Hoe meer aandelen je hebt, hoe meer inspraak, en vooral, hoe meer (eventuele) winst. Aangezien je de andere aandeelhouders meestal niet persoonlijk kent, noemt men dat een ‘naamloze’ vennootschap. Je mag trouwens je aandelen vrij verkopen aan andere geïnteresseerden. (De aandelen staan niet op naam.) Hoe meer winst de vennootschap maakt, hoe meer je aandeel waard wordt.
De bekendste nv in de vroegmoderne tijd is de (Nederlandse) Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Meer en meer spreekt men van ‘ handels kapitalisme ’: de winst die men uit de handel boekt, zal men herinvesteren om nog meer winst te boeken. Dat doet men in ondernemingen of bedrijven waarmee men meestal zelf geen persoonlijke band heeft.
a Wat zijn de risico’s en nadelen voor de handelaars van die intercontinentale handel?
b Welke oplossing wordt daarvoor bedacht?
OPDRACHT 6
Bron 4 In Antwerpen verhandelde goederen in de 16e eeuw
Land of streek van herkomstBelangrijkste producten
Portugal + kolonies
Spanje + kolonies
Frankrijk
Engeland
Duitse Rijk
Baltische landen
Italië
Specerijen, edelstenen, suiker
Goud, zilver, edelstenen, verfstoffen, specerijen, wijn …
Wijn, graan, zout, textiel, verfstoffen …
Wol, laken
Textiel, wijn, koper, kwik
Graan, hout, pelzen, vis
Zijde, wijn, specerijen
De Antwerpse beurs is gebouwd in 1531-1532 en dat, zoals de tekst links vermeldt, ‘ten dienste van alle naties en taalgebieden’.
a Samen met de naamloze vennootschappen ontstaan ook de beurzen. Wat kunnen handelaars allemaal doen in die beursgebouwen?
b Je ziet en ho ort op het nieuws dikwijls informatie over de beurzen. Over welke soort informatie gaat het dan meestal?
c Ho e noemt men de 20 belangrijkste Belgische aandelen?
Verbind de begrippen die bij elkaar horen.
lokale handel
betalingsopdracht
naamloze vennootschap
maritieme handel
jaarmarkt
commissiehandel
kapitalisme
intercontinentale handel
aandelen
Champagne
wisselbrief
economisch systeem dat streeft naar winst
plaatselijke markten
wereldhandel
handelaars financieren samen een expeditie
handel over zee
Onze huidige bankbiljetten
(‘papieren geld’) bestaan eigenlijk nog niet zo lang in Europa.
Ze werden voor het eerst gedrukt in Engeland in de 18e eeuw.
Men beloofde toen dat de waarde die op het papier stond, effectief in goud te verkrijgen was. Heb je er ooit al bij stilgestaan dat iedereen papieren geld aanvaardt, terwijl het papier op zichzelf (bijna) niets waard is? Op een Brits bankbiljet staat ‘Ik beloof de drager dezes de somma van … te betalen.’ Alles draait dus om vertrouwen. Sommigen spraken daarom vroeger van een ‘promesse’, omdat het eigenlijk een betalingsbelofte is. De oudste papieren ‘bankbiljetten’ stammen uit het 7e-eeuwse China. Maar opmerkelijk genoeg heeft men zelfs een soort ‘biljetten’ teruggevonden die dateren van de 2e eeuw voor onze jaartelling in Mesopotamië! Het gaat dan wel niet over papieren geld, maar over kleitabletten.
©VANIN
Ze lijken voor de rest wel sterk op het concept van papieren geld. Zo staat er op een van die tabletten dat ‘de drager aan het einde van de reis een hoeveelheid zilver moet krijgen’ (in ruil voor het tablet). Hopelijk waren de portefeuilles toen wat groter dan nu.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘handel’, ‘kapitalisme’, ‘maritiem’ en ‘mondialisering’ uitleggen
2 de b egrippen ‘jaarmarkt’, ‘wisselbrief’, ‘intercontinentale handel’, ‘maritieme handel’, ‘commissiehandel’, ‘wereldhandel’, ‘nv’ en ‘handelskapitalisme’ uitleggen
3 de evolutie van de langeafstandshandel van jaarmarkten tot intercontinentale handel schetsen
4 twee voordelen van de maritieme handel opnoemen
5 twee voordelen van de wisselbrief noemen en uitleggen
6 de invlo ed van de ontdekkingen op de handel uitleggen
7 de rol van de beurs uitleggen
8 het ontstaan en de werking van een nv uitleggen
9 voor de 16e, 17e en 18e eeuw het centrum van de wereldhandel geven
KUNNEN
1 een historische kaart lezen en interpreteren
2 geschreven en getekende bronnen ontleden
3 een voorbeeld geven van hedendaagse handelstechnieken die in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd zijn ontstaan
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Handel en handelstechnieken ©VANIN
1 Handel tot de 13e eeuw
Vroege middeleeuwen beperkte langeafstandshandel: luxeproducten
Vanaf de 12e eeuw herleeft langeafstandshandel: jaarmarkten van Champagne
2 De maritieme handel neemt de rol van de jaarmarkten over (13e-16e eeuw)
Duitse Hanze, Genua en Venetië, Engeland overzee naar Brugge: wereldhaven
Handelstechnieken:
• geldwisselaar
• wisselbrief = veilig
3 De handel wordt wereldhandel (16e-18e eeuw)
• Intercontinentale handel met de Atlantische Oceaan als draaischijf
• Systemen om kapitaal te verzamelen en risico’s te spreiden (commissiehandel, nv)
• Opkomst van de beurs als ontmoetingsplaats (Antwerpen 16e eeuw, Amsterdam 17e eeuw, Londen 18e eeuw)
• Verdere ontwikkeling van het handelskapitalisme
Onderzoek 3:
sociale hulp in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd
©VANIN
Sociale hulp biedt steun aan mensen die dat nodig hebben. Meestal gaat het om armen , zieken , werklozen , bejaarden , andersvaliden ... De hulpverlening kan verschillende vormen aannemen: voedsel, medische verzorging, onderdak, geld ... In deze les vergelijk je de hedendaagse sociale hulp met die van de middeleeuwen en vroegmoderne tijd.
Wie zorgt er voor sociale hulp? Hoe bestrijdt men armoede? Hoe verlopen de opname en de verzorging in een ziekenhuis?
Kaartnr(s).
De verleners van sociale hulp
Vandaag heeft België een sociale zekerheid : armen, zieken, gehandicapten, werklozen, bejaarden ... kunnen een beroep doen op verschillende organisaties: OCMW , ziekenfondsen, VDAB ... De overheid organiseert of betaalt de meeste van die instellingen en organisaties.
Zij haalt haar geld bij de burgers die belastingen en sociale bijdragen betalen. Elke Belg mag een beroep doen op die hulpverlening. Dat geldt ook voor vreemdelingen, behalve wanneer ze zonder papieren in België verblijven. Zij hebben echter wel recht op onderwijs en dringende medische hulp.
Vóór de 12e-13e eeuw is er nauwelijks sprake van een georganiseerde hulpverlening. Familie, buren of vrienden helpen de behoeftigen. Kloosters delen voedsel uit aan armen en zieken. Vanaf de 12e-13e eeuw trekken steeds meer mensen van het platteland naar de steden . Velen moeten er voor een heel laag loon werken. Bovendien zijn de prijzen van (voedings)producten er aan de hoge kant. Ziekten, ongevallen, werkloosheid, stijgende prijzen ... duwen hen nog verder in de ellende. De kloosters willen of kunnen niet langer als enige aan sociale hulp doen. In de steden komt de hulpverlening daardoor in handen van geestelijken, privépersonen, ambachten en stadsdiensten. De hulp wordt bijna uitsluitend met schenkingen gefinancierd. Als er weinig schenkingen binnenkomen, draait de hulpverlening op een laag pitje. Enkel bij ernstige problemen
BRONNEN
zoals een zware epidemie of een grote hongersnood springt de overheid financieel bij. Men waakt erover dat er geen vreemdelingen ‘misbruik maken’ van de hulpverlening. Je bent al een vreemdeling als je van een ander dorp of andere stad komt. In de 12e-18e eeuw beschouwt men hulpverlening als een gunst, niet als een recht.
Bron 1 Monniken delen brood uit
Middeleeuwse versiering van een document uit 1354
Bron 2 Hedendaagse armo ede
In België leeft 14,8 % van de bevolking in armoede. Voor Vlaanderen is dat 9,8 %. In Wallonië gaat het om 18,3 % en in Brussel om 31,4 % van de bevolking.
Uit: Het ‘Jaarboek over armoede en uitsluiting’ van de Universiteit Antwerpen, 2020
©VANIN
2
De bestrijding van de armoede
De armen ontvangen af en toe steun van ‘armentafels’ , een organisatie geleid door enkele vrijwilligers uit de rijkere klassen. Die ‘armenmeesters’ verdelen giften onder de armen . Tot in de 15e eeuw kopen de armenmeesters met de schenkingen vooral brood . Af en toe krijgen de armen ook wat vlees of nieuw schoeisel. In de daaropvolgende eeuwen deelt men geld uit of krijg je een penning waarmee je een brood kunt afhalen. Al die schenkingen stellen weinig voor.
De giften gaan meestal naar arme familieleden van de schenkers of naar verarmde stedelingen.
De allerarmsten krijgen zelden steun.
BRONNEN
Hieronder vind je twee bronnen uit de 15e eeuw. Het gaat om ‘haardtellingen’. Men telde letterlijk hoeveel haarden een wijk of dorp bezat. Een gebouw kon verschillende haarden hebben.
Bron 3 Armo ede in 1496
Volgens een haardtelling uit 1496 telde de Brusselse wijk Sint-Pieters ter Ziekelieden 79 bewoonde haarden, 31 onbewoonde en 35 arme haarden.
Uit: Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, registers, 45795, Brussel
TIP Tel bij de berekening in opdracht 4 de onbewoonde haarden niet mee.
Bron 4 Armo ede in 1469
In 1469 liet Karel de Stoute in de meeste gewesten van de Bourgondische staat haardtellingen uitvoeren. Volgens deze haardtelling uit 1469 telde Steenkerke 58 haarden: 4 ‘hiritiers’ (haarden van mensen die grond hadden geërfd), 11 haarden van mensen zonder grond, 11 van armen die leefden van de armendis en 32 haarden van pachters.
Uit: Algemeen Rijksarchief, Rekenkamers, registers, 45795, Brussel
©VANIN
TIP Tel bij de berekening in opdracht 4 de mensen zonder grond en die leven van de armendis bij elkaar op.
Bron 5 Ieperse armenpenning uit 1695
3
De opname en het verblijf in een ziekenhuis
De eerste gasthuizen ontstaan in de 12e-13e eeuw om de groeiende groep van arme reizigers en pelgrims op te vangen. Die krijgen voor een beperkte tijd (meestal drie dagen) voedsel, onderdak en verzorging. Na verloop van tijd komen ook gewonde en zieke stedelingen naar het gasthuis.
Het personeel, meestal geestelijken, heeft geen echte medische opleiding gekregen.
Zij verwerven hun kennis in de praktijk. Een universitair geschoolde geneesheer laat zich nauwelijks zien. De arme patiënten kunnen hem toch niet betalen. Een chirurgijn verricht de meeste operaties. Je wordt chirurgijn door jarenlang een meester-chirurgijn te assisteren en na het afleggen van een meesterproef (een soort van examen). De ziekenzusters en -broeders bereiden , vooral op basis van kruiden , zelf de medicijnen . Elk hospitaal heeft daarom een kruidentuin. In de vroegmoderne tijd beperkt de dagelijkse wasbeurt zich tot de handen van de zieke . De geringe medische kennis en de gebrekkige verzorging zorgen ervoor dat de overlevingskans vrij klein is. Het gasthuispersoneel wil vooral de ziel van de patiënt redden
Die moet meermaals per dag bidden. Hij doet dat zowel voor zijn eigen ziel als voor de zielen van de weldoeners van het gasthuis.
Bron 6 Het Gasthuis in Geel BRONNEN
Gasthuis met gebouwen van de 15e tot de 20e eeuw, Geel Vandaag is het een museum.
Bron 7 Statuten van het Geelse gasthuis
Over de soort zieken die men zal ontvangen (...), gebaseerd op de oude statuten van Willem van Henegouwen (1286) (...):
- Wanneer men zieken ontvangt, zal men hen doen biechten (...) Wie zich daar niet aan wil onderwerpen, hoeft men niet te aanvaarden en te verzorgen.
- De zieken moeten aan de moeder (overste van de zusters) al hun bezittingen overhandigen: kleding, geld en aanverwanten. Zij krijgen die terug als ze genezen. Wanneer ze sterven, krijgt het gasthuis die bezittingen (...) Wanneer een zieke niet in het gasthuis, maar elders wil sterven, dan moet hij zijn onkosten betalen. Zij worden van zijn bezittingen afgetrokken. De rest krijgt hij terug.
- Het gasthuis stond o orspronkelijk open voor allerlei zieken van verschillende dorpen en heerlijkheden (...) Vanaf nu staat het gasthuis enkel open voor de inwoners van de Geelse Vrijheid.
Uit: De statuten van het Geelse gasthuis, 1553
Robert de Croy, bisschop van Kamerijk, voert dit reglement op 20 februari 1553 in. Het volledige document bestaat uit 84 puntjes en is geschreven in het Nederlands van die tijd.
Bron 8 Ziekenhuisopname in de 21e eeuw
Wat je nodig hebt om opgenomen te worden in een ziekenhuis:
- identiteitskaart of geldige verblijfsvergunning;
- verwijsbrief arts;
- naam en adres van je huisarts;
- blo edgroepkaartje;
- medische do cumenten en lijst medicijnen die je neemt (indien nodig).
- Woon je in het buitenland? Als je in de EU woont, moet het ziekenhuis je ziekteverzekeringskaart en/of garantieverklaring hebben. Voor overige landen is een formulier van het buitenlandse ziekenfonds of verzekering en/of een garantieverklaring nodig.
De kosten van een ziekenhuisopname worden verdeeld onder jou en je ziekenfonds.
Het ziekenhuis rekent de kosten die de verplichte ziekteverzekering (verzekering voor geneeskundige verzorging) draagt, rechtstreeks aan je ziekenfonds aan.
Naar: www.azsintjan.be en www.inami.fgov.be
Bron 9 Een Parijs gasthuis
Miniatuur uit 1482 die de opvang in het hospitaal van Parijs voorstelt
Bron 10 Het Brugse Sint-Janshospitaal in de 18e eeuw
Schilderij van de Brugse schilder Jan van Beerblock (1739-1806), olie op doek, 82 x 153 cm, 1778
Bron 11 De chirurgijn
©VANIN
Uit: Jan en Caspar Luyken, Spiegel van het Menselyk Bedryf, ca. 1690
Jan (1649-1712) en Caspar (16721708) Luyken, vader en zoon, zijn Amsterdamse etsers en dichters. Ze maken een boek met prenten van beroepen en zetten daar telkens een rijm bij.
OPDRACHT 1
Lees de lestekst bij punt 1 en bekijk bron 1 aandachtig. Vul de tabel aan.
TIP Onderstreep eerst in de tekst de mogelijke antwoorden.
Vandaag
Middeleeuwen en vroegmoderne tijd
OPDRACHT 2
Wie geeft de hulp?
Hoe wordt de hulp betaald?
Voor wie is de hulp NIET bestemd?
Heb je in de meeste gevallen recht op hulp?
Wat is dat, arm zijn?
a Over de definitie van armoede bestaat veel discussie. Je leest hier een aantal definities. Geef aan of je ermee akkoord gaat of niet.
Akkoord Niet akkoord
OPDRACHT 3
a Je b ent arm als bijna je hele inkomen naar voedsel, onderdak, kleding en verwarming gaat.
b Je b ent arm als je je geen luxe kunt veroorloven.
c Je b ent in België ‘arm’ als je minder dan 60 % verdient van het gemiddelde inkomen van alle Belgen. (In 2018 geldt dat voor 16,4 % van de Belgen. Ze hebben een maandelijks netto-gezinsinkomen dat lager ligt dan 1 230 euro.)
d Armo ede is het gebrek aan vrijheid om het soort leven te leiden dat je wilt.
b Welke van die vier definities zou jij toepassen om de armoede in het verleden te onderzoeken? Omcirkel de letter voor die definitie.
a Welke bronnen uit dit onderzoek zijn geen primaire bronnen over sociale hulp in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd?
b Welke soort bronnen zijn het wel?
c Welke bedoeling hebben die bronnen in dit onderzoek?
OPDRACHT 8
b Beschrijf met je eigen woorden wat je ziet. Let daarbij op de zaal, de bedden, het personeel en de zieken.
©VANIN
SYNTHESE
De verzorging in het gasthuis van de 12e-18e eeuw
a Onderstreep in de lestekst bij punt 3 twee voorbeelden van gebrekkige verzorging.
b Wat wil men in een gasthuis vooral redden?
c Uit welke mensen bestaat het personeel van een gasthuis? Bekijk ook bron 11.
d Het gedichtje in bron 11 geeft ook wat kritiek op de chirurgijn. Leg uit.
Schrijf zelf met b ehulp van de bronnen en de antwoorden een korte tekst waarin je de sociale hulp uit de 12e-18e eeuw vergelijkt met die van vandaag. Je hebt daarbij aandacht voor de hulpverleners, de armoedebestrijding en de opname in een ziekenhuis.
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 een def initie van armoede bespreken
2 het aantal armen b erekenen
3 bronnen met elkaar vergelijken
4 een tab el aanvullen op basis van informatie uit bronnen
5 een tekening beschrijven
6 de so ciale hulp in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken met die in de hedendaagse tijd
7 op basis van een onderzo ek van bronnen een korte synthese schrijven
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
OVERZICHT C
Europa met de wind in de zeilen
VOOR HET JAAR 1000: WEINIG HANDEL
NA HET JAAR 1000: BEVOLKINGSSTIJGING heropleving handel
Italiaanse steden Vlaamse en Brabantse steden (luxeproducten) (lakennijverheid)
jaarmarkten van Champagne (12e maritieme handel (13e -16e eeuw)
15e-16e eeuw Spanje en Portugal
17e-18e eeuw
Engeland, Frankrijk, Nederland
stichting van kolonies in Amerika, Afrika en Azië MIJNEN EN PLANTAGES
Gevolgen: 1 nieuwe handelsproducten
2 no od aan arbeidskrachten SLAVENHANDEL
3 wereldhandel (16e-18e eeuw) ho ofdplaats: Antwerpen (16e eeuw)
Amsterdam (17e eeuw)
Londen (18e eeuw)
ONDERGANG VAN DE
D Politiek met grote gevolgen
Als je naar het buitenland gaat, steek je een staatsgrens over. Europa telt verschillende landen, regio’s en grenzen . Die laatste vallen dikwijls niet samen met een rivier of gebergte. Ze lopen kriskras door Europa. Dat komt omdat ze het resultaat zijn van afspraken door de geschiedenis heen . In heel veel gevallen leiden oorlogen ertoe dat de verliezers grondgebied moeten afgeven aan de winnaars. In de middeleeuwen was er de machtsstrijd tussen de vorst en de lokale heren, die uiteindelijk door de vorsten werd gewonnen. In de vroegmoderne tijd zullen de vorsten hun macht verder versterken. Maar dat lukt niet overal even goed.
Stadhouder Willem II wilde van de Noordelijke Nederlanden een monarchie maken met hemzelf als koning. Na zijn dood kwamen de Staten-Generaal in 1651 bij elkaar in de ridderzaal in Den Haag. Het gewest Holland wilde niets weten van opvolging. De machtige Hollandse burgers kregen hun zin.
Wat zijn de Staten-Generaal?
12
Karel V en het Habsburgse Rijk
In de vroegmoderne tijd zijn de Habsburgers een van de machtigste adellijke families in Europa. De in Gent geboren Karel V zal over een gigantisch groot rijk regeren.
Hoe bouwen de Habsburgers en Karel V hun rijk in Europa uit?
Hoe probeert Karel V zijn rijk te besturen? Wat gebeurt er daarna met het rijk?
Habsburgers verwerven Oostenrijk regering Karel V splitsing Spaanse en Oostenrijkse familietak
Kaartnr(s).
uitsterven Spaanse Habsburgers
Oostenrijkse Habsburgers verliezen hun troon
1
Karel V en zijn rijk waar de zon nooit ondergaat
Karel V wordt in 1500 in Gent geboren. Zijn ouders noemen hem naar zijn overgrootvader, de Bourgondische hertog Karel de Stoute. Zijn overgrootmoeder, Margaretha van York, draagt de kleine Karel in haar handen naar de kerk om gedoopt te worden. Karel zal door zijn afstamming vele gebieden erven . De Nederlanden worden zo een uithoek van het grote Habsburgse Rijk
Bron 1 Het rijk van Karel V
a Bestudeer de historische kaart hiernaast. Kijk goed naar de legende en vergelijk die met de stamboom van Karel V op de volgende bladzijde.
b Kruis telkens het juiste antwoord aan.
• De jonge Karel erft een gebied dat versnipperd is over Europa. aaneengesloten is.
• In de gebieden die Karel V erft, spreken de mensen alleen Duits. alleen Spaans. een heleb oel talen.
• De verschillende gebieden van Karel V horen samen, omdat ze een gemeenschapp elijke geschiedenis hebben. al die landen met elkaar handeldrijven. ze dezelfde vorst hebben.
Bestudeer de oorkonde en het tapijt van Karel V. Los daarna de vragen op.
Bron 3 Titels van Karel V bij oorkonden
De officiële titel van keizer Karel V in 1521 geeft enig idee van de verspreiding van de Habsburgse bezittingen:
Karel, bij de gratie Gods, gekozen Heilige Roomse keizer, voor altijd Vergroter van het Rijk etc., Koning in Duitsland, van Castilië, Aragón, León, beide Siciliën, Jeruzalem, Hongarije, Dalmatië, Kroatië, Navarra, Granada, Toledo, Valencia, Galicië, de Balearen, Sevilla, Sardinië, Córdoba, Corsica, Murcia, Jaén, de Algarve, Algeciras, Gibraltar en de Canarische Eilanden, en ook de Eilanden van de Indiën, en het vasteland van de Oceaan etc; Aartshertog van Oostenrijk, Hertog van Bourgondië, Lorreinen, Brabant, Stiermarken, Karinthië, Krain, Limburg, Luxemburg, Gelre, Württemberg, Calabrië, Athene, Neopatras etc., Graaf van Vlaanderen, Habsburg, de Tirol, Gorizia, Barcelona, Artois en Bourgondië; Paltsgraaf van Henegouwen, Holland, Zeeland, Ferrette, Kiburg, Namen, Roussillon, Cerdagne, en Zutphen; Landgraaf in de Elzas, Markgraaf van Oristano, Goceano, en van het Heilige Roomse Rijk; vorst van Zwaben, Catalonië, Asturias etc; Heer van Friesland, van de Windische Mark, of Pordenone, Vizcaya, Molins, Salins, Tripoli, en Mechelen …
Uit: Martyn Rady, De Habsburgers. De opkomst en ondergang van een wereldmacht, 2020 In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd maakt men oorkonden. Dat zijn schriftelijke documenten of bewijsstukken van een afspraak. Bij het begin van de oorkonden van Karel V worden steeds zijn titels opgesomd, al bestaan er wel regionale en tijdsgebonden verschillen. Bron 4 toont je hoe zo’n oorkonde eruitziet.
Bron 4 Oorkonde van Karel V
Oorkonde waarbij Karel V de geneesheer Cornelis van Baersdorp en zijn broer Willem in de adelstand verheft, 1556, 65 x 85 cm, Universiteitsbibliotheek, Gent
Bron 5 Tapijt Karel V
Willem de Pannemaker, ca. 1540-1555, 201 x 172 cm, Rijksmuseum, Amsterdam
Willem de Pannemaker (actief 1535-1578) is een tapijtwever in Brussel en voert opdrachten uit voor verschillende pausen en talloze vorstenhuizen, waaronder ook dat van de Habsburgers. Op het tapijt zie je tussen een groot aantal planten en bloemen een gekroonde, tweekoppige adelaar die het wapenschild van Karel V draagt. De tweekoppige adelaar refereert aan het Heilige Roomse Rijk, waarvan Karel V de keizer is. Het wapenschild verwijst onder meer naar zijn heerschappij over het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen. Tapijten als deze worden waarschijnlijk gebruikt bij feestelijkheden.
OPDRACHT 2
c Waarom zou Karel V een enorme opsomming van titels in zijn oorkonden opnemen en zijn wapenschild tonen op een tapijt? Kruis de juiste antwoorden aan.
Om te tonen ho e machtig hij is.
Om mensen te b ekeren tot het christendom.
Omdat hij het mo et van de Franse koning.
Om te laten zien welke gebieden hij bezit.
d Karel V omschrijft zichzelf als ‘Koning van de Indiën’. Welk gebied wordt daar eigenlijk mee bedoeld?
TIP Denk aan de lessen over de ontdekkingsreizen.
e Beargumenteer waarom het rijk van Karel V ook wel ‘het rijk waar de zon nooit ondergaat’ wordt genoemd.
Karel V probeert zijn gebied te besturen
Na de dood van zijn grootvader Maximiliaan is Karel kandidaat om keizer te worden van het Heilige Roomse Rijk . Zeven Duitse keurvorsten moeten daarover beslissen. Ook de Franse koning Frans I wenst keizer te worden en stelt zich kandidaat. Karel V probeert, net zoals Frans I, de keurvorsten om te kopen. Uiteindelijk stuurt Karel V ook een leger naar de omgeving van Frankfurt, waar de zeven vorsten verzamelen. In 1519 kiezen de Duitse keurvorsten Karel V als keizer.
Karel V probeert in zijn rijk een centralisatiepolitiek te voeren. Het bestuur en de wetgeving van het rijk worden daarbij zo veel mogelijk verenigd. Op die manier wil Karel V meer macht naar zich toe trekken. Dat heeft ook gevolgen voor de Nederlanden. De afzonderlijke provincies worden door de centralisatiepolitiek van Karel V stilaan één staat.
Binnenlandse en buitenlandse problemen
Karel V krijgt tijdens zijn heerschappij af te rekenen met heel wat verzet. Zo zijn er buitenlandse vorsten die zich bedreigd voelen door hem en weigeren lokale machthebbers afstand te doen van hun privileges.
Bestudeer de bronnen op de volgende bladzijden en onderzoek met welke binnenlandse en buitenlandse problemen Karel V geconfronteerd wordt.
Bron 6 De Gentenaars do or keizer Karel gestraft in 1540
© Art World / Alamy
Bron 7 Blo edplakkaat
Ets van Simon Fokke, ca. 1782-1784, 8,8 x 11 cm, Rijksmuseum, Amsterdam
In de 18e eeuw maakt de Nederlandse ontwerper en graveur Simon Fokke (1712-1784) een prent over de knieval van de Gentenaars voor keizer Karel na de opstand van 1539-1540. De aanleiding voor de opstand zijn de hoge belastingen die in 1537 worden opgelegd om de oorlogen van Karel V te financieren. De kopstukken van de Gentse opstand verontschuldigen zich in de hoop een straf te ontlopen en wijzen op hun oude privileges. Zij worden echter onthoofd.
Wij bevelen en verbieden: dat niemand (…) zal mogen drukken, schrijven, overschrijven, in zijn bezit hebben, ontvangen, dragen, bewaren, verbergen, verzwijgen, noch verkopen, kopen, schenken, uitdelen, of verspreiden in kerken, straten of op andere plaatsen, enig boek of geschrift van de hand van Maarten Luther, (…) Johannes Calvijn, of van andere ketters en slechte en valse sekten die veroordeeld zijn door de Heilige Kerk. (…) Eveneens verbieden wij alle leken en anderen om met elkaar de Heilige Schrift in het openbaar of in het geheim te bespreken, met name wat betreft twijfelachtige of moeilijke zaken, tenzij zij godgeleerden zijn.
Karel V, Bloedplakkaat, 1550
Met zijn Bloedplakkaat uit 1550 probeert Karel V niet-katholieke gelovigen in zijn rijk te vervolgen. Plakkaten zijn besluiten van de overheid die in de vorm van een aanplakbiljet of via een omroeper op de trappen van het stadhuis aan de bevolking worden bekendgemaakt. Ketters krijgen door het Bloedplakkaat de doodstraf. Als ze afstand doen van hun geloofsovertuiging, worden mannen gedood met het zwaard. Vrouwen worden levend begraven. Houden ze toch vast aan hun geloof, dan volgt de brandstapel. Op die manier zal volgens de katholieke Kerk de ziel schoongebrand worden.
a Met welke binnenlandse problemen wordt Karel V geconfronteerd?
b Ho e reageert Karel V op die problemen?
c Denk je dat bron 6 een betrouwbare weergave is van wat er zich dan afspeelt? Geef één argument.
Bron 8 De triomfen van Karel V
Miniatuur van Simonzio Lupi, ca. 1556-1575, 18 x 26 cm, British Library, Londen De bron maakt deel uit van een reeks van 12 miniaturen die de triomfen van Karel V tonen. Filips II, de zoon van Karel V, is de opdrachtgever. Op de miniatuur zie je in het midden Karel V op zijn troon zitten. Naast hem staan zijn voornaamste vijanden: de Ottomaanse sultan Süleyman I, paus Clemens VII, de Franse koning Frans I, de hertog van Kleef, de hertog van Saksen en de landgraaf van Hessen. Gedurende zijn regeerperiode voert Karel V geregeld oorlogen. Het zal de keizerlijke schatkist uiteindelijk ruïneren.
d Wie is de maker van de bron? In opdracht van wie schildert hij de miniatuur?
e Ho e geeft de maker van de bron de verhouding weer tussen keizer Karel V en zijn vijanden?
f Waarom zou de maker van de bron die verhouding zo weergeven?
g Wordt Karel V op een betrouwbare manier uitgebeeld door de maker van de bron? Geef één argument.
h Bekijk de kaart bij opdracht 1 opnieuw. Waarom zou de Franse koning zich bedreigd voelen door de macht van Karel V?
OPDRACHT 3
De Oostenrijkse en de Spaanse Habsburgers
Jarenlang voert Karel V oorlog om zijn macht te versterken en opstanden te onderdrukken. In 1555 doet hij vermoeid troonsafstand en verdeelt hij zijn bezittingen. Zijn zoon Filips II krijgt onder andere Spanje, de Nederlanden, zijn Italiaanse gebieden en vooral de Amerikaanse kolonies Ferdinand, de broer van Karel, bestuurt de Oostenrijkse gebieden (eigenlijk al sinds 1522) en krijgt later ook de keizerstitel. Daardoor splitst de Habsburgse familie zich in een Spaanse en een Oostenrijkse tak.
De Spaanse Habsburgers voeren in de 17e en de 18e eeuw oorlogen tegen protestantse vorsten, Engeland, Frankrijk en het Ottomaanse Rijk. Die oorlogen betalen ze met zilver uit Amerika, maar de uitgaven zijn veel groter dan de inkomsten. In de 17e eeuw brokkelt de Spaanse macht af. In 1700 overlijdt de mentaal en lichamelijk gehandicapte Karel II kinderloos. Zo sterven de Spaanse Habsburgers uit.
De Oostenrijkse Habsburgers bouwen vooral in Centraal-Europa een sterk rijk op. Dat rijk blijft voortbestaan tot het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918.
Bron 9 Het rijk van de Oostenrijkse Habsburgers aan het einde van de vroegmoderne tijd
OPDRACHT 4
Vergelijk deze kaart met een hedendaagse politieke kaart van Europa. Welke vijf landen liggen grotendeels in het rijk van de Oostenrijkse Habsburgers? Omcirkel ze.
Oostenrijk – Spanje – Tsjechië – Frankrijk –
Slowakije – Hongarije – België
Lees de onWAARschijnlijk op de volgende bladzijde.
Welk verband bestaat er tussen de stamboom van Karel II en de ziektes waaraan hij lijdt?
Filips II 1527-1598
Filips III 1578-1621
Anna van Oostenrijk (achternicht) 1549-1580
Karel II heeft een enorm misvormd hoofd. Zijn Habsburgse kin steekt zo ver naar voren dat zijn twee rijen tanden elkaar niet kunnen raken. Daardoor kan hij moeilijk zijn eten kauwen. Zijn tong is zo groot dat hij ook niet normaal kan spreken. Karel II is bovendien mentaal gehandicapt. Tijdens zijn korte leven evolueert hij in feite van een langdurige kinderlijkheid naar een voortijdige seniliteit. Zijn familie en omgeving willen in de eerste plaats zijn leven rekken en besteden weinig aandacht aan enige opvoeding of aangepaste begeleiding. Hij kan amper lezen of schrijven. Hij wordt gevoed door zoogsters totdat hij een jaar of vijf is en hij loopt pas wanneer hij al bijna volgroeid is. Zelfs dan kan hij niet normaal wandelen, waardoor hij vaak valt.
Filips IV 1605-1665
Margaretha van Oostenrijk (achternicht) 1584-1611
©VANIN
Karel II 1661-1700
Maria Anna van Oostenrijk (nicht) 1634-1696
Zijn moeder bestuurt daarom – ook na zijn meerderjarigheid het Spaanse Rijk. De hoop dat Karel ondertussen alsnog voor een opvolger zal zorgen, blijkt al snel ijdel te zijn. Hij trouwt wel tweemaal, maar beide huwelijken blijven kinderloos –ondanks verwoede pogingen van het hof om de koning bij zijn ‘taak’ te helpen. In de loop der jaren gaat de toestand van Karel er alleen maar op achteruit: hij raakt bijna helemaal verlamd, verliest al zijn haren en tanden en wordt uiteindelijk ook nog blind en doof.
Karel sterft in 1700 op 38-jarige leeftijd.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 het b egrip ‘centralisatiepolitiek’ uitleggen
2 drie er fgebieden van Karel V opnoemen
3 met twee verklaringen aantonen dat er weinig samenhang is tussen de gebieden van Karel V
4 twee vijanden van Karel V opnoemen
5 een binnenlands en buitenlands probleem voor Karel V bij het bestuur opnoemen
6 het verdwijnen van de Spaanse Habsburgers verklaren
KUNNEN
1 informatie uit kaarten halen
2 kaarten vergelijken
3 informatie uit geschreven en visuele bronnen afleiden
4 de b etrouwbaarheid van een bron inschatten
5 de b edoelingen van de maker van een bron inschatten
6 een argumentatie opbouwen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Karel V en het Habsburgse Rijk
1 Karel V en zijn rijk waar de zon nooit ondergaat
Karel V bouwt een enorm rijk uit, vooral dankzij erfenissen.
Zijn b elangrijkste gebieden bevinden zich in:
• Oostenrijk
• Spanje
• de Nederlanden
2 Karel V probeert zijn gebied te besturen
Karel V probeert een centralisatiepolitiek te voeren.
• Hij wordt keizer van het Heilige Roomse Rijk.
• Hij zorgt voor meer eenheid binnen de Nederlanden.
Karel V moet afrekenen met binnenlandse problemen.
• Hij wil de katholieke Kerk beschermen tegen het protestantisme.
• Lokale machthebbers verzetten zich tegen de centralisatiepolitiek (bv. Gent).
Karel V moet afrekenen met buitenlandse problemen.
• Oorlog met Frankrijk
3 De Oostenrijkse en de Spaanse Habsburgers
Karel V verdeelt zijn bezittingen:
Oostenrijkse en Spaanse Habsburgers
De Spaanse Habsburgers sterven in 1700 uit.
De Oostenrijkse Habsburgers bouwen in Centraal-Europa een sterk rijk op (tot in 1918).
13
Eenheid en scheiding van de Nederlanden
Je weet al dat de Nederlanden onder leiding van de Bourgondische hertogen in de 15e eeuw uitgroeien tot een statenbond. Van les 12 onthoud je dat de Habsburgers een centralisatiepolitiek voeren, ook in de Nederlanden. Op het einde van de 16e eeuw bestaan er echter twee staten: de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In deze les onderzoek je hoe Karel V de Nederlanden probeert te besturen en waarom dat niet zo eenvoudig is.
Onder zijn zoon Filips II breekt een opstand uit.
Hoe bestuurt Karel V de Nederlanden? Wat zijn de oorzaken van de opstand? Hoe verloopt de opstand? Welke gevolgen heeft die opstand voor de inwoners van de Nederlanden en voor de Nederlanden in het algemeen?
©VANIN
1
Karel V bestuurt de Nederlanden
Kaartnr(s).
OPDRACHT 1
Keizer Karel V van Habsburg regeert in de eerste helft van de 16e eeuw over de Nederlanden. Onze gebieden vormen nog geen hechte staat . De Nederlanden bestaan uit een reeks gewesten (hertogdommen, graafschappen …) die allemaal eigen regels en manieren van besturen hebben. Keizer Karel V en andere vorsten proberen de macht te centraliseren , terwijl de geestelijkheid, de adel en de steden in de verschillende gewesten hun macht proberen te behouden. Dat leidt tot conflicten. De gewesten gehoorzamen wel dezelfde vorst en erkennen het gezag van enkele centrale instellingen zoals de Staten-Generaal . In die instelling zetelen de vertegenwoordigers uit de gewesten van de Nederlandse hoge adel, de steden en de geestelijkheid. Wanneer de vorst belastingen wil heffen, moet hij daarvoor van de Staten-Generaal de goedkeuring krijgen. Karel V is dikwijls afwezig. Een landvoogd (es) vervangt hem dan als ‘Heer der Nederlanden’.
Lees de lestekst aandachtig en vul punt 1 van het schema op blz. 141 aan.
Bekijk de kaart en lees deze bron. Beantwoord dan de vragen.
Bron 1 Filips II in de Nederlanden
In 1549 stelt keizer Karel zijn zoon Filips II voor aan zijn toekomstige Nederlandse onderdanen. Die ontvangen Filips II en zijn gevolg met grootse ceremonies en feesten. Er worden zelfs leeuwen- en stierengevechten gehouden. Twee Spaanse hovelingen beschrijven die gebeurtenissen. Zij schrijven over het enorme bierverbruik en over de korte rokken die ‘slechts’ tot de enkels komen.
In die periode vormen Vlaanderen, Brabant, Henegouwen en Artesië het economische hart van de Nederlanden, gevolgd door Utrecht, Holland en Zeeland. De Noordelijke Nederlanden zijn afgescheiden van het Zuiden door moerassen en grote rivieren.
Vanuit Brussel bereikt men sneller Parijs of Keulen dan Amsterdam. De Nederlanden tellen ca. drie miljoen inwoners en zijn het meest verstedelijkte gebied van Noordwest-Europa. 25 steden tellen meer dan 10 000 inwoners, waaronder Antwerpen met meer dan 80 000 mensen. Engeland heeft in die periode maar vier steden met meer dan 10 000 inwoners.
Uit: Geoffrey Parker, The Dutch Revolt, Harmondsworth, 1979, eigen vertaling
Bron 2 De Nederlanden in 1549
a Omcirkel de namen van twee rivieren die de Noordelijke Nederlanden van de Zuidelijke Nederlanden scheiden.
IJzer – Schelde – Maas – Samber – Rijn
b Markeer op de kaart de namen van de gewesten die volgens de bron het belangrijkst zijn.
c Omcirkel de steden in de Nederlanden die in 1549 minstens 10 000 inwoners tellen.
Antwerpen – Amsterdam – Parijs – Gent – Lier – Utrecht – Atrecht
©VANIN
OPDRACHT 3
De Nederlanden komen in opstand
Er zijn verschillende redenen waarom er in de Nederlanden een opstand uitbreekt. Keizer Karel wordt opgevolgd door zijn zoon Filips II . Hij verblijft vooral in Spanje en wil – nog meer dan zijn vader – zo veel mogelijk macht naar zich toe trekken: Filips streeft naar absolute macht . Hij zal dan ook proberen om de macht van de Staten-Generaal te breken.
Filips beschouwt zichzelf ook als de beschermer van het katholicisme. Daarom wil hij de protestanten streng vervolgen. Dat zorgt voor het grootste ongenoegen. Antwerpen bijvoorbeeld vreest dat belangrijke protestantse handelaars uit schrik zullen wegblijven.
De Nederlanden worden bovendien geteisterd door een economische crisis en hongersnood
In augustus en september 1566 raast de Beeldenstorm door de Nederlanden. In veel steden durven de bestuurders geen einde te maken aan de vernielingen. Filips II vindt dat de Nederlandse edelen gefaald hebben. Hij stuurt de Spaanse hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden. Alva richt een speciale rechtbank (de Raad van Beroerten ) op om de beeldenstormers te veroordelen. Zij laat ruim 1 000 mensen terechtstellen en krijgt daarom de bijnaam Bloedraad . Alva lokt ook enorm protest uit wanneer hij nieuwe belastingen wil invoeren. De Nederlandse prins Willem van Oranje neemt de leiding van een opstand. Dat betekent de start van een oorlog die 80 jaar zal duren (1568-1648).
Beluister het verhaal ‘Het altaar’ van Dirk Bracke en beantwoord de vragen.
De plundering van een kerkinterieur
Gravure van Frans Hogenberg, 1566
OPDRACHT 4
a Waarover is het volk ontevreden? Geef drie redenen.
OPDRACHT 5
b Wie is volgens Floris verantwoordelijk voor de economische crisis?
c Wat moet er volgens de predikant uit de kerken verwijderd worden?
Lees de volgende bron. Die helpt je een antwoord te vinden op de historische vraag: ‘Wat zijn de oorzaken van de Beeldenstorm?’
Bron 4 De ambtenaar Viglius schrijft aan een vriend in Spanje:
Ieper is, net als andere steden, in beroering omwille (...) van het gepeupel [het gewone volk] dat binnen en buiten de stad met duizenden naar hagenpreken [protestantse preken] gaat. Die mensen zijn bewapend alsof ze een grote militaire actie gaan ondernemen. Het is te vrezen dat de eerste klap zal vallen op het hoofd van de kloosters en de geestelijkheid en dat het vuur, eens aangestoken, zich zal verspreiden. Aangezien de handel begint te verminderen omwille van deze onlusten vrees ik dat een aantal werkmensen, gedreven door de honger, zich zal aansluiten, in de hoop een deel van de eigendommen van de rijken te verwerven.
Uit: Viglius, Brief van 2 augustus 1566
De Fries Viglius (Wigle van Aytta) is jurist. Van 1549 tot 1569 is hij een belangrijke katholieke ambtenaar in Brussel.
a Markeer een culturele reden voor het oproer in Ieper.
b Onderstreep een economische reden voor het oproer in Ieper.
c Duid hieronder drie correcte redenen aan waarom deze bron tamelijk betrouwbaar is.
Viglius is een katholiek die kritiek geeft op de acties van protestanten.
Viglius is een tijdgenoot die in de Nederlanden woont.
Viglius schrijft een persoonlijke brief aan een vriend (doelpubliek). Hij heeft geen reden om te liegen.
Viglius heeft een hoge functie in het bestuur. Hij beschikt over veel informatie.
Viglius is een aanhanger van Filips II.
Lees de lestekst aandachtig en vul punt 2 van het schema op blz. 141 aan.
OPDRACHT 6
De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) leidt tot de scheiding van de Nederlanden
De opstandelingen veroveren in 1572 een aantal steden. Filips II vervangt Alva, maar de Nederlanden lijken in 1576 aan de winnende hand. De protestantse en katholieke leiders in de Nederlanden sluiten met elkaar een vredesverdrag: de Pacificatie van Gent . Ze doen Filips II een vredesvoorstel: ze beloven de opstand te stoppen als de Spaanse troepen de Nederlanden verlaten en er een einde komt aan de godsdienstvervolging. Filips II aanvaardt dat niet en stuurt Alexander Farnese (1578) om de Nederlanden te heroveren. Farnese vindt steun bij veel katholieken die vinden dat de protestanten te machtig worden. De opstandige gewesten zeggen nu hun trouw aan de koning op. Farnese slaagt er nog in om de Zuidelijke Nederlanden, met onder andere Antwerpen (1585), te heroveren, maar de noordelijke gewesten blijven onafhankelijk. De Nederlanden zijn nu in twee delen gescheiden . Veel mensen uit de Zuidelijke Nederlanden vluchten naar het noorden.
De opstandige gewesten zeggen in 1581 hun trouw aan Filips II op. Zij vaardigen het ‘ Plakkaat van Verlatinghe’ uit. Lees de bron en beantwoord de vragen.
Bron 5 De Staten Generaal van de Verenigde Nederlanden
Iedereen weet dat een Prins van het land door God is aangesteld tot leider van zijn onderdanen. Hij moet hen beschermen tegen elke onrechtvaardigheid, overlast en geweld. (…) De onderdanen zijn niet door God gemaakt ten voordele van de Prins. Zij moeten hem niet altijd onderdanig gehoorzamen of als slaven dienen. De Prins is er voor zijn onderdanen. Hij moet ze rechtvaardig en redelijk regeren. Wanneer hij dat niet doet, (…) maar hen probeert te onderdrukken (…), hen commandeert en behandelt als slaven, dan is hij geen Prins meer. Hij moet dan beschouwd worden als een tiran. Zijn onderdanen hebben dan het recht (…) hem niet meer als een Prins te erkennen. Zij mogen hem verlaten. (…) Wij verklaren hierbij de koning van Spanje [Filips II] vervallen van zijn heerschappij (…) en bezittingen in deze [Neder] landen.
Uit: Het Plakkaat van Verlatinghe, 1581
a Geef twee eigenschappen van een goede vorst.
b Welk recht hebben de onderdanen als de vorst slecht regeert?
c Een ‘plakkaat’ is een wettekst. Omschrijf met je eigen woorden de betekenis van ‘Plakkaat van Verlatinghe’ in deze bron.
©VANIN
OPDRACHT 7
Lees de lestekst aandachtig en vul punt 3 van het schema op blz. 142 aan.
De Tachtigjarige Oorlog veroorzaakt migratie
Na de Val van Antwerpen in 1585 zijn de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden gescheiden. Veel mensen vluchten. Daarvoor hebben ze verschillende redenen.
OPDRACHT 8 Bron 6 Hans Mar tens, een Antwerpse vluchteling
Abraham Vinck, Portret van Hans Martens (ca. 1555-1613) en zijn zoon David (1605-1665), 1612, olieverf op doek, 123 x 100 cm, Centraal Museum, Utrecht
Als een van de weinigen in zijn familie wordt Hans Martens protestant en daarom verlaat hij Antwerpen. In 1580 trouwt hij in Amsterdam met Mayken Provoost, de dochter van een Antwerpse koopman. Zij overlijdt in 1584 en hij hertrouwt in 1585 met Maycken Baccher, afkomstig uit Poperinge. In 1581 wordt hij burger in Amsterdam. Hij wordt een rijke handelaar.
Ook zijn zoon David trekt weg om economische redenen.
Hij zou in Marseille handel drijven in linnen en katoen en hij zou er in op dracht van de Staten-Generaal van de (Noordelijke) Nederlanden de functie van consul vervullen.
Een andere zoon, Carel, verhuist naar Utrecht in 1628 en krijgt er een belangrijke bestuurlijke functie. Jacques Martens schrijft over zijn halfbroer Hans Martens dat hij ‘altijd aan zijn kinderen gezegd heeft dat hij tot de belangrijkste families van Antwerpen behoorde, maar dat de vervolging hem geleerd heeft om het belang van die afkomst onbelangrijk te vinden en zich bescheiden en stilletjes te gedragen’.
In 1585 wordt Antwerpen ingenomen door het leger van de Spaanse koning Filips II. Voor handelaars wordt het een stuk moeilijker om via de Schelde en de Noordzee hun goederen in en uit te voeren. Men schat het aantal vluchtelingen uit het zuiden op meer dan 150 000. Die mensen geven de Noordelijke Nederlanden een enorme economische impuls.
Bron 7 Migratie naar het noorden StadJaartalBevolkingBevolking
Voor de cijfers van de Hollandse steden beschikken we over een volkstelling uit 1622. Die cijfers zijn dus exact. De andere cijfers zijn schattingen. De totale bevolking in de Nederlanden in 1549 wordt geschat op ongeveer 3 miljoen mensen.
a Markeer in de contextinformatie bij bron 6 twee redenen waarom mensen vluchten.
OPDRACHT 9
b Welke stad is in de 17e eeuw de belangrijkste stad van de Noordelijke Nederlanden?
c Ho eveel mensen zijn er tussen 1585 en 1622 naar deze stad gemigreerd?
Beluister het verhaal van Matthijs De Schutter. De personages in het verhaal zijn verzonnen, maar het verhaal zou echt gebeurd kunnen zijn.
©VANIN
OPDRACHT 10
De scheiding van de Nederlanden
Filips II slaagt er niet in de Noordelijke Nederlanden te heroveren. Er komt pas een einde aan de vijandelijkheden wanneer Spanje vrede sluit met de nieuwe staat van de Verenigde Provinciën in 1648. Die vrede noemen we de Vrede van Münster
Bron 8 Kaart van de Nederlanden in 1648
OPDRACHT 11
Het grootste deel van onze huidige provincie Limburg maakt deel uit van het Prinsbisdom Luik. Dat blijft zo tot de Franse Revolutie in de 18e eeuw.
De scheiding van de Nederlanden heeft belangrijke gevolgen. Bekijk alle informatie en de kaart van de Nederlanden. Noteer bij elk kenmerk of het bij de Noordelijke Nederlanden (NN) of de Zuidelijke Nederlanden (ZN) hoort. republiek katholiek overwegend protestants, calvinistisch handelsmogendheid
blijft onder gezag van de Spaanse koning economische achteruitgang na 1585
veel macht voor de Staten-Generaal en dan vooral voor Holland
Lees de lestekst aandachtig en vul punt 5 van het schema op blz. 142 aan.
OPDRACHT 13
Welke historische redeneerwijzen zijn op volgende stellingen van toepassing? Soms kun je twee begrippen combineren bij één uitspraak.
TIP In het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn vind je het overzicht van de historische redeneerwijzen.
• Karel V is dikwijls afwezig. Hij laat zich vervangen door een landvoogd.
• Filips II wil, nog meer dan zijn vader, zo veel mogelijk macht naar zich toe trekken.
• Veel mensen uit het Zuiden vluchten naar het Noorden. gevolg van de 80-jarige Oorlog
Welke historische redeneerwijzen zijn op volgende stellingen van toepassing?
• Karel V probeert de macht te centraliseren. handeling
• Filips II wil de protestanten streng vervolgen. oorzaak van de opstand
• In 1566 worden de Nederlanden bovendien geteisterd door een hongersnood. oorzaak van de opstand
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘staatsvorming’, ‘bestuurlijke organisatie’ en ‘migratie’ uitleggen met voorbeelden uit de les
2 de b egrippen ‘Beeldenstorm’, ‘calvinisten’, ‘Staten-Generaal’, ‘landvoogd(es)’ en ‘Raad van Beroerten/Bloedraad’ uitleggen
3 aantonen dat onze gewesten geen hechte staat vormen
4 voor elk domein een oorzaak van ontevredenheid over het beleid van Filips II geven
5 het uitbreken van de Beeldenstorm uitleggen
6 verklaren waarom Filips II troepen stuurt
7 twee redenen voor het verzet tegen Alva geven
8 het vredesvoorstel van 1576 uitleggen
9 de redenen voor migratie naar het noorden verklaren
10 het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ verklaren
11 het uiteenvallen in twee gebieden verklaren
12 drie kenmerken van de Noordelijke Nederlanden in de 17e eeuw geven
13 drie kenmerken van de Zuidelijke Nederlanden in de 17e eeuw geven
KUNNEN
1 informatie uit bronnen afleiden
2 informatie uit historische kaarten afleiden
3 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen
4 de historische redeneerwijzen ‘oorzaak’, ‘(onbedoeld) gevolg’, ‘aanleiding’ en ‘evolutie’, benoemen
5 de historische redeneerwijzen ‘bedoelde handeling’ , ‘structurele en incidentele oorzaak’ benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Eenheid en scheiding van de Nederlanden
1 Karel V bestuurt de Nederlanden
Keizer Karel V is de vorst in de Nederlanden in de eerste helft van de 16e eeuw.
Bestuur
• De vorst wordt in de Nederlanden vertegenwoordigd door MACHTSSTRIJD
• moeten de vorstelijke belastingen goedkeuren.
In deze instelling zetelen de vertegenwoordigers van de verschillende gewesten: , en
2 De Nederlanden komen in opstand
is de vorst in de Nederlanden in de tweede helft van de 16e eeuw.
Oorzaken van de opstand tegen Filips II:
Politiek
Economisch
Cultureel
De protestanten verzetten zich tegen de katholieke verering van beelden. Dat leidt tot: (1566).
De hertog van Alva wordt de nieuwe landvoogd. Hij neemt strenge maatregelen, die de bereidheid om in opstand te komen vergroten:
• Alva probeert nieuwe op te leggen. Zo kan Filips II de StatenGeneraal omzeilen en zijn macht versterken.
• Oprichting van een uitzonderingsrechtbank: de (Bloedraad) om de protestanten te vervolgen.
Er breekt een opstand uit onder leiding van
3 De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) leidt tot de scheiding van de Nederlanden
Protestantse en katholieke leiders in de Nederlanden sluiten in 1576 de . Ze beloven de vorst trouw op twee voorwaarden:
• de Spaanse troepen moeten de Nederlanden verlaten;
• er mo et een einde komen aan de godsdienstvervolging.
Filips II aanvaardt de vrede niet.
Alexander Farnese verovert Antwerpen in 1585.
Hij slaagt er niet in de te veroveren.
4 De Tachtigjarige Oorlog veroorzaakt migratie
Redenen om te vluchten en te verhuizen naar de Noordelijke Nederlanden:
• go dsdienstige reden: vervolging van de protestanten in de Zuidelijke Nederlanden;
• economische redenen: moeilijkheden om handel te drijven vanuit het zuiden.
Omvang van de migratie van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden (eind 16ebegin 17e eeuw): 150 000 mensen
5 De scheiding van de Nederlanden
Vrede van Münster in 1648
Scheiding van de Nederlanden:
Politiek
• No orden: (republiek)
• Zuiden: onder gezag van Cultureel (godsdienst)
• No orden: overwegend calvinistisch
• Zuiden: katholiek
Bron 2 Homofobie
Van de overheid verwacht je dat ze homofobie niet alleen in Polen of Hongarije bestrijdt, maar ook bij ons.
Uit: De Morgen, 13 september 2021
Bron 3 Het handvest van de grondrechten van de Europese Unie
Artikel 21
Iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, is verboden.
Het handvest is sinds 2009 juridisch bindend voor de instellingen van de EU en voor de lidstaten van de EU.
Bron 4 Op de brandstapel
Ets van Jan Luyken (1649-1712), Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet Vier dopers worden naar de brandstapel geleid. Onder de tekening staat ‘Christiaan Langedul en drie anderen verbrand in Antwerpen in 1567’.
Bron 5 Enkele cijfers over terechtstellingen vanwege het geloof
In Antwerpen waren 231 van de in totaal 337 terechtgestelde protestanten aanhangers van het anabaptisme , in Gent 146 op 252, in Brugge 47 op 70, in Kortrijk 25 op 41, in Zeeland 33 op 55. (…)
Men vergeet vaak dat zowat twee derde van alle terechtgestelde protestanten in Vlaanderen, Antwerpen en Zeeland anabaptisten waren.
Uit: Johan Decavele, De eerste protestanten in de Lage Landen. Geloof en Heldenmoed, 2004 Johan Decavele is historicus, gespecialiseerd in de religieuze geschiedenis van de Nederlanden in de 16e eeuw.
Het aantal, inclusief de niet-dopers, wordt tegenwoordig op ca. 2 000 becijferd. Het overgrote deel behoorde overigens tot de dopers.
Uit: Samme Zijlstra, Om de ware gemeente en de oude gronden. Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675, 2000
©VANIN
Slachtoffers van oorlogsgeweld, muiterijen, Beeldenstorm … zijn hier niet inbegrepen. Het gaat om mensen ‘veroordeeld tot de dood door een rechtbank’.
Ca. 1600 stopt de overheid het terechtstellen van protestanten. Ze worden vanaf de 17e eeuw gestraft met verbanning, gevangenisstraf of geldboetes. Bron 6 Terechtstellingen
Bron 7 De oudejaarsrede 1574 van Willem van Oranje
‘De koning bedriegt zichzelf als hij denkt dat hij de besluiten van het Concilie van Trente (…) hier zal kunnen doen aannemen. Hij zou veel beter de plakkaten intrekken of matigen.’
Willem verklaart [ in zijn oudejaarsrede hierboven ] openlijk dat hij voor de vrijheid van godsdienst is, hij wil katholiek blijven maar hij kan niet goedkeuren dat de vorsten willen heersen over het geweten van de mensen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst afnemen.
Uit: Jan van Wagenaar, Vaderlandse historie, vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, 1752
Jan van Wagenaar (1709-1773) is een doopsgezinde historicus. In de Nederlanden zorgt de vervolging van protestanten voor groot ongenoegen (zie les 13). De Raad van State beslist om de graaf van Egmond naar de koning te sturen om hem op de hoogte te brengen van de gevaarlijke toestand. Op 31 december 1564 vergadert de Raad van State om de brief voor Egmond op te stellen. Willem van Oranje houdt daar deze beroemde toespraak. We kennen die toespraak omdat er een korte samenvatting van is gemaakt.
Bron 8 Willem van Oranje
Willem van Oranje, door Adriaen Thomasz Key, 1580
Willem van Oranje (1533-1584) wordt geboren in Dillenburg (Duitsland). Zijn ouders worden luthers. Wanneer hij pas 11 jaar oud is, wordt hij erfgenaam van het kleine prinsdom Orange (in Frankrijk) en van het grootste bezit aan gronden en goederen in de Nederlanden. Hij wordt zo de voornaamste edelman in de Nederlanden. Daarom wordt hij (verplicht) katholiek opgevoed in Brussel aan het hof, ver weg van zijn protestantse ouders. Bij het aantreden van Filips II in 1556 wordt Willem van Oranje lid van de Raad van State en een van de raadgevers van de koning. Later wordt hij stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Hij maakt een einde aan de Beeldenstorm in Antwerpen en stopt de vervolging van de protestanten. Hij probeert vrede te sluiten tussen katholieken en protestanten. Die eerste religievrede mislukt. In 1573 wordt Willem calvinist
Bron 9 De tweede Antwerpse religievrede van 29 augustus 1578
Die van de nieuwe gereformeerde religie mogen in Antwerpen in alle vrijheid hun religie beleven. Prediken, zingen, het Avondmaal vieren, huwelijken, doopsels … zijn toegelaten. Dat mag alleen in: het huis met de naam ‘van Aken’, het huis met de naam ‘de Leguit’, en ‘’t Suikerhuis’ (…) en in de kapel van het kasteel*.
Voorlopig mogen zij de kerkhoven rond de parochiekerken gebruiken om hun doden te begraven zonder prediking of gezang en buiten de uren van de voornaamste kerkdiensten in die kerken (…)
Het is verboden aan beide religies [ calvinisten en katholieken ] de diensten van de andere religie te beletten of te verstoren of andere geestelijke of gewijde plaatsen te plunderen of te beschadigen of beelden te breken of te beschadigen.
* D e kapel van het kasteel is de kapel van de citadel die Alva in het zuiden van de stad heeft gebouwd om Antwerpen te bedwingen.
Uit: Pieter Christiaensz Bor, Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen, beroerten, en borgerlyke oneenigheden, vrije vertaling
De auteur is de geschiedschrijver Pieter Bor (1559-1635).
Van 1578 tot 1585 zijn de calvinisten in Antwerpen aan de macht in de ‘calvinistische republiek’ Willem probeert een tweede religievrede te sluiten. Enkele dagen later krijgen ook de lutheranen gebouwen toegewezen, de wederdopers vallen uit de boot, maar worden verder met rust gelaten. Ook deze religievrede mislukt. In 1581 wordt de katholieke religie verboden.
Bron 10 Monniken op de brandstapel
Frans Hogenberg, Brugse monniken op de brandstapel, 1578
Die monniken worden door de calvinisten, die in 1578 de macht hebben in Brugge, tot de brandstapel veroordeeld voor ‘sodomie’, zoals homoseksualiteit dan genoemd wordt. Heel waarschijnlijk is de echte reden voor de veroordeling van deze katholieke paters niet sodomie, maar hun verzet tegen de calvinisten. Tientallen homoseksuelen worden in de 16e eeuw in de Nederlanden op de brandstapel omgebracht.
In 1658 stopt men in de Zuidelijke Nederlanden met het terechtstellen van homoseksuelen, in de Republiek pas in 1803. Terechtstellingen ‘vanwege het geloof’ stoppen eind 16e eeuw in de Nederlanden.
Naam: Klas: Nr.: Score:
OPDRACHT 1
Situeer de historische vragen van dit onderzoek in het referentiekader.
• Tijd:
• Ruimte:
• Domein:
OPDRACHT 2
Lees bron 1, bron 2 en bron 3 over terreur en vervolging vandaag en beantwoord de vragen.
a Wat betekent ‘homofobie’?
TIP Raadplee g de woordenlijst.
b Wat moet de Belgische overheid volgens bron 2 doen?
c Wat betekent ‘lgbt’? Onderstreep het antwoord in bron 1.
d Wat is een lgbt-vrije zone? Welke mensen zijn daar niet welkom?
e Wat hebben de Poolse regio’s of provincies gedaan die hun gebied uitriepen tot lgbt-vrije zone? Waarom?
f Wie wordt er in deze bronnen vervolgd? Waar gebeurt dat?
g Welke overheden vervolgen in deze bronnen en welke overheden bestrijden die vervolging?
h Vermeldt artikel 21 van het handvest van de grondrechten van de Europese Unie (bron 3) letterlijk het verbod op discriminatie vanwege seksuele gerichtheid? Ja / nee
i Vermeldt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dat ook letterlijk? Raadpleeg de beknopte versie via de QR-code. Ja / nee
j No em minstens één mensenrechtenorganisatie die opkomt voor mensen die vervolgd worden vanwege hun geloof, hun politieke overtuiging of hun seksuele voorkeur. TIP Raadplee g het internet.
OPDRACHT 4
Onderzoek aan de hand van bron 4 tot en met 6 de situatie in de Nederlanden in de 16e eeuw.
a Zo ek in de woordenlijst wat ‘terechtstelling’ betekent.
b Welke groep protestanten wordt het meest vervolgd? Onderstreep. lutheranen – calvinisten – anabaptisten
c Ho e noemt men die meest vervolgde groep nog?
TIP Raadplee g de woordenlijst.
d Wie vervolgt de protestanten?
Willem van Oranje komt op voor tolerantie. Lees bron 7 en beantwoord de vragen.
a Over welke koning heeft Willem van Oranje het hier?
b Wanneer vergaderde het Concilie van Trente?
TIP Raadpleeg les 6.
c Wat zijn die ‘plakkaten’?
d Onderstreep telkens het juiste antwoord. De plakkaten van Karel V en Filips II verbieden / aanvaarden het protestantisme. Filips II is voor / tegen vrijheid van geloof of godsdienst.
e Waarvoor pleit Willem?
OPDRACHT 5
Bestudeer bron 8 en 9.
a Wie bedoelt men met ‘die van de nieuwe gereformeerde religie’ en wie zijn ‘zij’ in de zin: ‘Voorlopig mogen zij de kerkhoven (...)’? Onderstreep. katholieken – lutheranen – dopers – calvinisten
b Wat is het Avondmaal bij de calvinisten?
c Onderstreep in de tekst de zinnen die aantonen dat er tussen katholieken en protestanten geen vrede was.
d Toon aan dat Willems eigen religieuze evolutie meegespeeld kan hebben om te pleiten voor religievrede en tolerantie.
TIP Raadplee g de contextinformatie bij bron 8.
BESLUIT
Bestudeer bron 10 en vergelijk de vervolging van homoseksuelen in de 16e eeuw in de Nederlanden met de vervolging vandaag in Polen. Wat is gelijk? Wat is verschillend?
Vandaag in Polen
Worden homoseksuelen vervolgd?
Wat is de straf?
Wie vervolgt?
Ja Nee
Brandstapel
Verbannen of verjaagd Gevangenis
Formuleer op elke historische vraag een kort antwoord.
In de 16e eeuw in de Nederlanden
Ja Nee
Brandstapel
Verbannen of verjaagd Gevangenis
a Historische vraag 1: Wie wordt in de 16e eeuw in de Nederlanden vervolgd, wie vervolgt en waarom?
b Historische vraag 2: Is er verschil met terreur en vervolging vandaag?
c Historische vraag 3: Zijn er in de 16e eeuw in de Nederlanden ook mensen die pleiten voor tolerantie?
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 historische vragen situeren in tijd, ruimte en domein
2 historische bronnen analyseren
3 met b ehulp van bronnen een verschil en een gelijkenis geven tussen de vervolging vandaag in de wereld en die in de 16e eeuw in de Nederlanden
4 met b ehulp van bronnen een verschil en een gelijkenis geven tussen de redenen voor vervolging vandaag in Polen en de Nederlanden in de 16e eeuw
5 met b ehulp van bronnen continuïteit en/of verandering
aantonen in de houding van de overheid tegenover andersdenkenden en anders-zijn in de Nederlanden van de 16e eeuw en vandaag
6 bronnen vergelijken en informatie afleiden uit bronnen om historische vragen te beantwoorden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
14 Absolutisme en parlementaire monarchie
Wij leven in een democratie . In WestEuropa heeft de bevolking inspraak en rechten. Dat is niet altijd zo geweest. In de vroegmoderne tijd streven de vorsten naar absolute macht.
Wat bedoelen zij met absolute macht? Hoe verkrijgt de Franse koning Lodewijk XIV die macht? Waarom slagen de Engelse vorsten er niet in om evenveel macht te krijgen?
Kaartnr(s).
LODEWIJK XIV
a Welke standen betalen in de middeleeuwen geen belastingen?
b Welk systeem leidt er in de middeleeuwen toe dat de koningen de controle verliezen over de plaatselijke edelen?
c Welke stadsrechten maken de middeleeuwse steden zelfstandiger tegenover de vorsten?
Een absolute vorst heeft alle macht
In de late middeleeuwen proberen de vorsten hun macht meer te centraliseren . Zij eisen respect voor hun besluiten, wetten en rechtspraak. Die evolutie zet zich door in de vroegmoderne tijd. Dan streven de koningen van Spanje, Frankrijk, Portugal en de Duitse vorsten zelfs naar absolute macht . Zij geloven dat ze hun macht van God gekregen hebben en beschouwen zich als zijn plaatsvervangers op aarde. Zij menen dat zij zich alleen moeten verantwoorden bij God. Een absoluut vorst maakt de wetten, bestuurt het land en spreekt recht . Er is dus geen scheiding der machten . De koning staat boven de wet : hij moet zijn eigen wetten niet naleven. Alle onderdanen , ook de adel en de geestelijken, moeten de vorst gehoorzamen en dienen. Ze hebben geen inspraak. Kritiek geven is levensgevaarlijk . Er is geen vrije meningsuiting. Die staatsvorm noemt men de absolute monarchie of het absolutisme
De koninklijke macht is in de eerste plaats heilig, dan vaderlijk, dan onbeperkt. De vorsten handelen als dienaren van God en als zijn plaatsvervangers op aarde. Door hen oefent Hij zijn heerschappij uit. Wij zien dus dat de koninklijke troon niet de troon van een mens is, maar de troon van God zelf (...)
De koningen moeten hun macht in eerbied uitoefenen en deze uitsluitend uitoefenen in het belang van de algemeenheid. Want daar deze macht van de hemel komt, mogen zij daarom niet geloven dat ze erover kunnen beschikken als heren en dat ze naar willekeur mogen regeren (...)
Daarom past het dat de koningen het gezag dat God hun verleend heeft, met schroom uitoefenen en dat zij bedenken, welke vreselijke godslastering zij begaan, wanneer zij een gezag dat van Hem komt, misbruiken (...)
Het vorstelijk gezag is onbeperkt. De vorst hoeft aan niemand rekenschap te geven over hetgeen hij besluit. God alleen kan over de besluiten van de heersers en over hun persoon oordelen. De onderdanen zijn de vorst onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd (...)
De vorst moet zijn gezag aanwenden om de valse godsdiensten in zijn rijk uit te roeien. Men kan strengheid gebruiken, maar mildheid is te verkiezen.
Uit: Jacques Bénigne Bossuet, Politique tirée des propres paroles de l’Écriture Sainte, 1679, gepubliceerd in 1709
Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704) is bisschop, predikant en schrijver. Van 1670 tot 1680 verblijft hij aan het Franse hof. Daar is hij de privéleraar van het zoontje van Lodewijk XIV, ‘Le Grand Dauphin’. Hij onderwijst hem Frans, Latijn, filosofie en geschiedenis. Zijn leerling zal trouwens nooit koning worden. Nog tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV overlijdt hij op 49-jarige leeftijd aan de pokken.
Bron 2 Portret van Bossuet
©VANIN
a Onderstreep in de bron de antwoorden op de volgende vragen en zet het overeenkomstige nummer in de kantlijn.
1 Van wie krijgen de koningen hun macht?
2 Bij wie mo et de koning zich verantwoorden voor zijn bestuur?
3 Ho e groot is de vorstelijke macht?
4 Ho e moeten de onderdanen zich gedragen tegenover de vorst?
Hyacinthe Rigaud schildert het portret (2,4 x 1,64 m) van Bossuet in 1702.
OPDRACHT 2
b Juist of fout? Verklaar je antwoord met elementen uit de bron.
a De koning mag zijn macht misbruiken.
b De koning moet rekening houden met het algemeen belang.
c Op go dsdienstig vlak heeft de koning geen macht.
Lodewijk XIV verkrijgt absolute macht in Frankrijk
De Franse koning Lodewijk XIV (1643-1715) is het bekendste voorbeeld van een absoluut vorst.
In 1660 sterft zijn eerste minister en leermeester, kardinaal Mazarin. Vanaf dan begint hij te regeren als een absoluut vorst. Hij omringt zich met bekwame medewerkers . Minister Colbert zorgt voor een efficiëntere inning van de belastingen en investeert in de Franse nijverheid Dat levert extra inkomsten op. Met dat geld financiert de koning een beroepsleger en de ambtenaren die voor hem werken. Zo maakt hij zich los van de adel, die voordien het leger en de administratie vormde en de koning onder druk kon zetten. Speciale ambtenaren controleren of de plaatselijke bestuurders overal in het land de koninklijke bevelen opvolgen. Lodewijk ziet zichzelf als de zon, het centrum van het land. De ‘Zonnekoning’ verplicht de hoge adel om bij hem te komen wonen. Als hovelingen moeten ze een strikt hofceremonieel volgen. Alles draait rond de aanbidding van de koning . Wie in zijn gunst komt, wordt beloond met grote sommen geld en erefuncties: (wijn)schenker, drager van de koninklijke wandelstok … Voorrechten behoren dan ook tot de mogelijkheden: mogen zitten terwijl de koning eet, het ontwaken van de koning bijwonen … De adel is afgeleid en verliest zo alle interesse voor de echte politieke macht . Voor zijn hofhouding laat Lodewijk XIV in Versailles een nieuw paleis bouwen.
Bestudeer het schema op de volgende bladzijde.
a Wie betaalt de meeste belastingen? Tot welke stand behoren zij?
b Wie ontvangt het meeste belastinggeld?
c Waarin investeert de staat?
d Wat is het effect van die investeringen op de belastingontvangsten?
e Waar geeft de koning nog veel geld aan uit?
f Wie heeft er het meeste voordeel bij? Wie helemaal niet?
OPDRACHT 3
g Geef vier domeinen waarvoor de overheid vandaag belastinggeld gebruikt.
h Wie heeft daar voordeel bij?
INKOMSTEN
KONING
ADEL
UITGAVEN
©VANIN
* INVESTERINGEN DO OR DE ST AAT handelsvloot, kanalen, we gen
BURGERS NIJVERHEID HANDEL
BOEREN
ALLERLEI o.a. kunst, wetenschappen
* Zie wo ordenlijst
Beluister het verhaal van Dirk Bracke over het leven aan het hof van Versailles.
a Geef argumenten voor volgende stellingen.
• Het paleis van Versailles is rijkelijk versierd.
• De hoge adel wordt elke avond beziggehouden met allerlei vertier.
• In Versailles bestaan er allerlei erefuncties.
• De koning wil de adel kalm houden met voorrechten en erefuncties.
©VANIN
• Het paleis van Versailles heeft ook negatieve kanten.
b Verklaar: ‘Versailles is een gouden kooi voor de adel.’
Bron 3 Zicht op het paleis van Versailles vanaf de Places des Armes
Schilderij van Pierre-Denis Martin,1722, 139 x 150 cm, The Met Fifth Avenue, New York Metalen hekken schermen het paleiscomplex met zijn drie voorpleinen af. Achteraan in het midden, centraal in het paleis, bevindt zich de slaapkamer van Lodewijk XIV.
TIP Sur f naar Versailles met Google Maps.
4
Bron
OPDRACHT 5
Anonieme tekening, niet gedateerd, 27,2 x 17,8 cm, Bibliothèque nationale de France, Parijs Aan het Franse hof worden balletvoorstellingen gehouden. Ook leden van de koninklijke familie treden mee op. In zijn allereerste rol speelt Lodewijk op veertienjarige leeftijd in een gouden kostuum de zon. Later wordt het zijn symbool en noemt hij zich de ‘Zonnekoning’.
a Welke positie bekleedt de zon in het zonnestelsel?
b Waarom kiest Lodewijk XIV als koning de zon als symbool?
TIP Denk aan wat je weet over zijn politieke visie/macht.
Vergelijk het absolutisme met onze hedendaagse parlementaire monarchie.
De Engelse koningen moeten hun macht delen met het parlement
Ook de Engelse koningen willen absolute macht. Dat brengt hen in conflict met het parlement . In dat parlement zitten vertegenwoordigers van de adel, de geestelijkheid en de rijke burgerij. Er breekt een burgeroorlog uit tussen het leger van de koning en dat van het parlement. In 1649 laat het parlement koning Karel I Stuart onthoofden . De macht komt in handen van de aanvoerder van het parlementaire leger, Cromwell . Die regeert als een echte dictator.
Na zijn dood mogen de Stuarts terugkeren. Omdat zij opnieuw het absolutisme willen invoeren, komt het in 1688 tot een politieke revolutie : de Roemrijke Revolutie . De Stuarts worden van de macht verdreven. Willem III van Oranje wordt de nieuwe koning. Die moet in 1689 de Declaration of Rights ondertekenen. Daarin staat dat de koning zijn macht moet delen met het parlement De koning bestuurt het land, maar het parlement maakt de wetten . Deze staatsvorm noemt men de parlementaire monarchie . Een echte democratie is Engeland nog niet: alleen mensen met een groot inkomen of veel grond mogen stemmen. Het overgrote deel van de Engelsen heeft dus geen inspraak in het bestuur van het land.
De monarchie is het hoogste goed op aarde. Want koningen zijn niet alleen Gods plaatsvervangers op aarde. Ze zitten op Gods troon en worden zelfs goden genoemd door God zelf. (…) Koningen worden terecht goden genoemd omdat ze een soort goddelijke macht op aarde uitoefenen. Wel beschouwd komen de aan God toegeschreven eigenschappen overeen met die van de persoon van de koning. God heeft de macht te scheppen of te vernietigen, voor zijn plezier te maken of ongedaan te maken, om leven te geven of ter dood te brengen, om allen te berechten. Hij moet door niemand berecht worden of aan niemand rekenschap geven. Voor zijn plezier kan Hij lage zaken op een hoger niveau brengen of hoge zaken verlagen. En aan God zijn [de mensen] lichaam en ziel verschuldigd. En diezelfde macht hebben koningen. Ze maken of kraken hun onderdaan. Ze hebben de macht om op te tillen of te verlagen, te oordelen over leven en dood, over al hun onderdanen en in alle gevallen. Ze moeten aan niemand rekenschap geven, alleen aan God. Ze hebben de macht lage zaken op een hoger niveau te tillen en hoge zaken te verlagen, en hun onderdanen te behandelen zoals mannen die aan het schaken zijn, als pionnen om een bisschop of een ridder te nemen. Zij kunnen hun onderdanen prijzen of kleineren.
Uit: Uittreksel uit een toespraak van James I, 1610, moderne vertaling James I (koning van Engeland en Schotland 1603-1625) richt zich tot het Engelse parlement. In de 13e eeuw wordt in Engeland een parlement opgericht. In die instelling zetelen vertegenwoordigers van de adel, de geestelijken en de rijke burgerij. De Engelse koningen moeten rekening houden met dat parlement.
a Vergelijk deze uitspraak met de opvattingen van Bossuet en die van Lodewijk XIV. Wat stel je vast? Welk soort vorst wil James I zijn? Onderstreep in bron 5 bewijs daarvan.
©VANIN
b Waarom leidt een dergelijke houding in Engeland tot problemen?
Bron 6 Portret van James I (detail)
Schilderij van Daniël Mijtens, 1621 (148 x 100 cm), National Portrait Gallery, Londen
Uitsnede van nieuwsprent, uitgegeven door Frans van Beusekom, 1648, 42 x 52 cm
Van deze gedrukte prent zijn verschillende exemplaren bewaard, onder andere in het Rijksmuseum van Amsterdam en in de Royal Collection Trust in Londen. De afbeelding is een uitsnede uit een nieuwsprent. Ze toont de onthoofding van de Engelse koning Karel I, voor het paleis van Whitehall in Londen, op 30 januari 1649.
Van Beusekom werkt in Amsterdam vanaf 1647. Daar geeft hij deze prent uit, waarschijnlijk op basis van ooggetuigenverslagen. Nieuwsprenten zijn afbeeldingen met onderschrift die in vrij grote oplagen worden gedrukt. Ze worden vrij goedkoop verkocht in winkels, markten en door rondreizende verkopers. Ze informeren over (recente) gebeurtenissen op een beeldende en verhalende manier.
Onder de prent staat deze tekst: ‘Het droevige schouwspel van de wrede dood en onthoofding van de grote en machtige Koning Karel Stuart, Koning van Engeland, Schotland en Ierland, beschermer van het geloof. In openlucht onthoofd voor zijn eigen Koninklijk Paleis in Londen op dinsdag 10 februari 1649 tussen twee en drie uur in de namiddag.’
a Slaagt Karel I Stuart, zoon van James I, erin de droom van zijn vader waar te maken? Verklaar je antwoord.
b Wat is het doel en het doelpubliek van de prent?
TIP Raadpleeg de contextinformatie bij de bron.
c Wat vindt de auteur van de bron over de gebeurtenis?
©VANIN
OPDRACHT 8
Bron 8 De Declaration of Rights
1 De koning mag geen wetten of de uitvoering van wetten tegenhouden zonder de toestemming van het parlement.
5 De onderdanen mogen de koning petities aanbieden en kunnen daarvoor niet vervolgd worden.
8 De verkiezing van leden van het parlement dient vrij te zijn.
9 Het parlement heeft de vrijheid van woord en parlementsleden kunnen niet vervolgd worden om wat ze in het parlement zeggen.
Bewerking van de Declaration of Rights, 1689
Deze tekst is een uittreksel en een vrije vertaling.
Bewijs met twee voorbeelden dat de Declaration of Rights het vorstelijk absolutisme in Engeland onmogelijk maakt. Onderstreep ze in de tekst.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘democratie’, ‘evolutie’, ‘politieke revolutie’ en ‘staatsvorm’ uitleggen
2 de b egrippen ‘absolutisme’ en ‘parlementaire monarchie’ uitleggen
3 vier kenmerken van de absolute monarchie opnoemen
4 vier b estuurlijke maatregelen opnoemen die Lodewijk XIV in staat stellen zonder de adel te regeren
5 uitleggen hoe Lodewijk XIV de adel afleidt
6 de titel ‘Zonnekoning’ verklaren
7 uitleggen waarom het absolutisme in Engeland problemen geeft
8 het ontstaan van de burgeroorlog in Engeland verklaren
9 de b etekenis van de Declaration of Rights uitleggen
10 aantonen dat Engeland in 1689 nog geen echte demo cratie is 11 de absolute monarchie en de parlementaire monarchie vergelijken
KUNNEN
1 kenmerken van absolutisme en parlementaire monarchie in bronnen vinden
2 een schema ontleden
3 het absolutisme met de hedendaagse parlementaire monarchie vergelijken
4 het do el en het doelpubliek van een bron geven
5 argumenten vinden voor stellingen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Lodewijk XIV en Versailles
Lodewijk XIV brengt het Franse hof over van het Louvre in Parijs naar Versailles, ten zuidwesten van Parijs. Daar heeft zijn vader al een jachtslot. Dat laat hij uitbreiden tot een enorm paleiscomplex.
In dit spel voer je een historisch onderzoek uit. Je zoekt antwoorden op volgende historische vragen:
1 Waarom onderneemt Lodewijk XIV dat project?
2 Ho e ziet het dagelijks leven in Versailles eruit?
Spelregels
- Vorm groepjes van drie of vier personen.
- Schud de kaarten en leg ze op een stapel.
- Neem uit je p ennenzak/boekentas/handtas iets wat als pion kan dienen.
- Neem telkens het bovenste kaartje en bestudeer het aandachtig: voor- en achterkant.
- Bespreek voor welke van onderstaande uitspraken de informatie bruikbaar is. Leg de kaartjes per uitspraak op aparte stapels.
- Verschuif na elk kaartje je pion in de goede richting: meer juist / minder juist.
- Op het einde van het sp el kun je de aparte stapels kaartjes nog eens doornemen.
- Iedereen akkoord over de plaats van de pionnen? Kleur dan de vakjes onder de pionnen definitief in.
De koning leidt een luxeleventje.
Het paleis in Versailles toont de grootheidswaanzin van Lodewijk XIV aan. Juist
Versailles is een onderdeel van een strategie.
Juist
Einde
- Bespreek de resultaten van jullie onderzoek met de andere groepjes.
- Gebruik de informatie op de kaartjes om te argumenteren.
Absolutisme en parlementaire monarchie
1 Een absolute vorst heeft alle macht
Koning:
• plaatsvervanger van God
• macht van Go d gekregen
• alleen verantwoording aan God
• b estuurt + maakt wetten + spreekt recht A geen scheiding der machten
• staat b oven de wet
Onderdanen:
• mo eten gehoorzamen geen vrijheid
• geen kritiek mogelijk geen vrije meningsuiting
staatsvorm: absolute monarchie
2 Lodewijk XIV verkrijgt absolute macht in Frankrijk
1653 1715
Bestuur t efficiënt en zonder adel:
• b ekwame medewerkers: beroepsleger en (betaalde) ambtenaren
• b etere inning belastingen
• meer inkomsten
• investeringen in de nijverheid
Adel in Versailles verliest aandacht voor politiek:
• voorrechten, erefuncties, geld
• vermaak
• aanbidden koning
staatsvorm: absolute monarchie
3 De Engelse koningen moeten hun macht delen met het parlement
1603 1648
Stuar ts: vorstelijk absolutisme burgeroorlog Karel I parlement
1649: Karel I onthoofd + Cromwell aan de macht dictator
1660 1688
Stuarts: vorstelijk absolutisme 1688: Roemrijke Revolutie
Willem III van Oranje
1689: Declaration of Rights: Verdeling macht:
• koning bestuurt (uitvoerende macht)
• parlement maakt wetten (wetgevende macht)
staatsvorm: parlementaire monarchie
MAAR: inspraak beperkt tot adel, geestelijken en rijke burgerij geen echte democratie
Politiek met grote gevolgen
HABSBURGSE RIJK
MACHTIGSTE EUROPESE RIJK IN DE 16E EEUW
Habsburgse vorsten huwen, erven en veroveren vorstendommen; ze bezitten kolonies in Amerika, Afrika en Azië.
Keizer Karel V en koning Filips II willen het katholieke geloof beschermen.
Binnenlands + buitenlands verzet tegen de macht van de Habsburgers oorlog
VORSTEN
vanaf de 10e -11e eeuw macht bedreigd door leenstelsel
12e -15e eeuw: sommige vorsten krijgen meer macht. vanaf de 16e eeuw: vorsten streven naar absolute macht.
Absolutisme
De vorst heeft alle macht.
De vorst heeft zijn macht van God ontvangen.
De onderdanen zijn dienaars van de vorst.
Voorbeelden: Filips II van Spanje en Lodewijk XIV van Frankrijk
Tegenstand: de edellieden en de rijke burgerij (uit de steden) willen inspraak.
Engeland parlementaire monarchie
De macht wordt gedeeld tussen de koning en het parlement (adel en rijken).
DE NEDERLANDEN (ONZE GEWESTEN)
maken deel uit van het Frankische Rijk (5e-9e eeuw).
b estaan vanaf de 10e-11e eeuw uit verschillende vorstendommen.
15e eeuw: de Bourgondische hertog controleert de meeste vorstendommen en probeert een beetje meer eenheid te scheppen.
16e eeuw: keizer Karel V probeert van de Nederlanden één staat te maken.
GODSDIENSTOORLOG + VERZET TEGEN FILIPS II
17e eeuw: twee Nederlanden : Noord (protestants) en Zuid (katholiek)
E
Het einde de vroegmoderne tijd
Er komt stilaan een einde aan de tijd . Enkele revoluties brengen grondige veranderingen in alle domeinen van de geschiedenis. Tijd om de dit tijdperk op een rijtje te zetten. We beginnen het overzicht in de middeleeuwen; je zult meteen begrijpen waarom.
OPDRACHT
Vul in: centralisatie – standenmaatschappij – landbouwmaatschappij – God en geloof –humanisme – machtsstrijd tussen vorst en adel –
TIP Sommige woorden moet je tweemaal invullen.
Politiek Sociaal EconomischCultureel
Middeleeuwen
Vroegmoderne
tijd
16e eeuw
17e eeuw
18e eeuw
Franse & Amerikaanse Revolutie
Franse & Amerikaanse Revolutie
Bron 1 De Staten- Generaal, 1815
Verlichting
Industriële Revolutie
Bron 2 Zicht op Gent, 1837
OPDRACHT 2
a Wat vinden de verlichte filosofen onaanvaardbaar?
b De verlichte filosofen analyseren hun (18e-eeuwse) samenleving. Tegen welke ‘onredelijke’ situaties zullen ze zich verzetten? Geef twee belangrijke voorbeelden.
c Wat zijn de drie belangrijkste uitgangspunten (kenmerken) van de Verlichting?
Bron 1 Immanuel Kant – Wat is Verlichting?
Verlichting is het bevrijden van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuld heeft. Onmondigheid is het onvermogen zijn verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. Deze onmondigheid is eigen schuld wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand, maar wel in gebrek aan moed en wilskracht, het zijne te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Heb de moed je eigen verstand te gebruiken! Durf te denken!’ is aldus de kernspreuk van de Verlichting (...) Voor deze Verlichting wordt niets anders geëist dan vrijheid en dan nog wel de onschadelijkste onder alle [vrijheden] , wat alleen vrijheid kan heten, namelijk: in alle gevallen openbaar gebruik te maken van zijn verstand.
Uit: Immanuel Kant, Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? In: Berlinische Monatsschrift, december 1784
Het begrip ‘Verlichting’ is niet uitgevonden door historici. De Duitse filosoof Kant en zijn tijdgenoten waren er zich sterk van bewust dat er zoiets bezig was als ‘de Verlichting’. In een artikel uit 1784 formuleert hij heel helder een antwoord op de vraag wat de Verlichting is.
a Wat is volgens Kant de kernspreuk van de Verlichting?
Bron 2 Kant
b Aan wie richt Kant deze oproep? Onderstreep. alle mensen – de wetenschappers
c Wat is noodzakelijk voor deze Verlichting?
Johan Gottlieb Becker, Portret van Immanuel Kant, 1768, olieverf op doek, SchillerNationalmuseum, Marbach am Neckar, Duitsland
OPDRACHT 3
De Verlichting in de praktijk
Overal in Europa ontstaan ontmoetingsplaatsen waar mensen kennis uitwisselen en discussies voeren. Alle mogelijke onderwerpen komen aan bod en standenonderscheid speelt daarbij geen rol. Intelligentie en goede conversatie : daar gaat het om. De positieve wetenschappen , zoals fysica, scheikunde en biologie, kennen een grote ontwikkeling. Ook de menswetenschappen, zoals geschiedenis en filosofie, maken zich los van de godsdienst.
Bron 3 Bijeenkomst in een salon
Lezing van een tragedie van Voltaire in de salon van Madame Geoffrin, schilderij door Anicet Lemonnier, 1812, olieverf op doek, 129,5 x 196 cm, Château de Malmaison Adellijke en burgerlijke dames (en soms heren) ontvangen thuis in hun salons gasten om gesprekken op niveau te voeren.
a Wat valt je op aan de ruimte?
b Welke soort personen zijn aanwezig en wat doen ze?
c Wat is de taak van de vrouwen?
d Kun je op basis van dit schilderij zeggen dat mannen en vrouwen toen als gelijken werden behandeld? Is de bron met andere woorden representatief ? Leg uit.
OPDRACHT 5
Bron 4 De encyclop edie
De Encyclopédie van Diderot en D’Alembert (17511772) is de eerste grote encyclopedie zoals we die tot in de hedendaagse tijd kennen.
a Welke drie groepen tellen het grootste aantal kopers?
b Wie koopt de encyclopedie zeker niet? Geef daarvoor twee redenen.
De Verlichting omvat alle aspecten van het leven
De verlichte filosofen trekken zich het lot van de gewone mensen wel aan. Ze geloven dat de mens met de rede (ratio) de wereld kan veranderen en verbeteren . Ze denken na over alle aspecten van het leven.
Op politiek vlak willen ze machtsmisbruik uitschakelen door de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht te scheiden en (cijns)kiesrecht in te voeren. Ze willen ook een scheiding van Kerk en staat. Dat wil zeggen dat de Kerk en de politieke overheid zich niet met elkaar mogen bemoeien. Op sociaal vlak pleiten ze voor juridische gelijkheid. Op economisch vlak ijveren ze voor een zo groot mogelijke vrijheid. Op cultureel vlak zien we het ontstaan van de eerste grote encyclopedieën. Daarin worden de resultaten van de wetenschappelijke vooruitgang gebundeld.
De verlichte filosofen vinden dat ook het gewone volk onderwijs moet volgen. Daarom pleiten ze voor de oprichting van armenscholen. De Verlichting levert zo een belangrijke bijdrage aan onze ideeën over vrijheid, democratie , gelijkheid, rationaliteit ...
Bron 5 John Lo cke over het bestuur
(...) van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk, zonder rangverschil of onderschikking. Men kan niemand zijn vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid ontnemen zonder zijn eigen instemming. (...) De vrijheid van mensen (...) houdt in dat ze alleen die wetten moeten respecteren die ze zelf ingevoerd hebben en dat ze niet eender wie moeten gehoorzamen. Telkens als de machthebbers (...) het volk proberen te onderwerpen aan willekeurig gezag, brengen ze zichzelf in een staat van oorlog met het volk. Het volk heeft dan het recht zich te verzetten.
Uit: John Locke, Two treatises of government, 1704
De Engelsman Locke (1632-1704) heeft filosofie, natuurwetenschappen en geneeskunde gestudeerd. Hij speelt een belangrijke rol in de vernietiging van het absolutisme in Engeland.
Bron 6 John Lo cke
Gotfrey Kneller, Portret van John Locke, 1697, olieverf op doek, 76 x 64 cm, Hermitage SintPetersburg, Rusland
OPDRACHT 6
a Is John Lo cke een voor- of tegenstander van de standensamenleving? Motiveer je antwoord.
b Wat kan men niemand ontnemen, zonder zijn eigen instemming?
c Aan welke wetten moet het volk gehoorzamen?
d Welk recht heeft het volk als zijn rechten en vrijheden niet gerespecteerd worden?
Bron 7 Montesquieu over de scheiding der machten
Er zijn in elke staat drie soorten machten: de wetgevende, de uitvoerende (...) en de rechterlijke aangaande de zaken die van het burgerlijk recht afhangen (...) Men noemt deze laatste de macht om recht te spreken (...) Als (...) in dezelfde persoon of instelling van de regering de wetgevende macht verenigd is met de uitvoerende, dan is er geen vrijheid (...) er is ook geen vrijheid als de macht om te oordelen niet gescheiden is van de wetgevende en de uitvoerende (...)
Uit: Charles-Louis de Secondat, graaf de Montesquieu, De l’esprit des Lois, 1748
Montesquieu (1689-1755) bekleedt in Bordeaux enkele politieke ambten. Hij neemt ontslag uit zijn functies om door Europa te reizen. De Britse parlementaire monarchie beïnvloedt zijn ideeën.
a Welke zijn de drie politieke machten?
b Waarom moeten die gescheiden zijn?
Bron 8 Montesquieu
Anoniem portret van Charles de Montesquieu, gemaakt tussen 1753 en 1794, paleis van Versailles
OPDRACHT 7
De invloed van de Verlichting op politiek, sociaal, economisch en wetenschappelijk vlak
Je bent intussen al heel wat te weten gekomen over de Verlichting. Probeer klassikaal deze tabel verder aan te vullen.
De situatie in de 18e eeuw
De verlichte ideeën
Politiek De scheiding der machten
Het (cijns)kiesrecht
Kerk en staat gescheiden
OPDRACHT 8
Sociaal Standenmaatschappij
Economisch In handen van de koning
Onderwijs Voor de elite
Worden de ideeën van de Verlichting vandaag nog in de praktijk gebracht? Schrijf een korte tekst waarin je je antwoord motiveert.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘democratie’ uitleggen
2 de b egrippen ‘kritisch denken’, ‘rationaliteit’, ‘scheiding der machten’ en ‘scheiding van Kerk en staat’ uitleggen
3 de drie kenmerken van de Verlichting uitleggen
4 de Verlichting in de praktijk beschrijven
5 de invlo ed van de Verlichting op politiek, sociaal, economisch en wetenschappelijk vlak aantonen
KUNNEN
1 heden en verleden met elkaar vergelijken
2 bronnen ontleden en vergelijken
3 de ideeën van een verlichte filosoof uit een bron afleiden
4 informatie uit grafieken afleiden
5 nadenken over de representativiteit van een bron
6 hedendaagse to epassingen van verlichte ideeën geven
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Verlichte denkers
1 Wat is de Verlichting?
Kenmerken: vrijheid, gelijkheid, rationaliteit absolutisme, standenmaatschappij ...
2 De Verlichting in de praktijk
Ontmoetingsplaatsen
• waar over alle mogelijke onderwerpen gediscussieerd wordt
• zonder standenonderscheid
De wetenschappen kennen een belangrijke ontwikkeling.
3 De Verlichting omvat alle aspecten van het leven
De verlichte filosofen geloven dat met de rede de wereld kan worden verbeterd.
De verlichte ideeën
Politiek De scheiding der machten Het (cijns)kiesrecht
Sociaal Iedereen gelijk voor de wet
Economisch Een zo groot mogelijke vrijheid
Onderwijs Ook onderwijs voor het gewone volk (bv. armenscholen)
De Verlichting levert een belangrijke bijdrage aan onze ideeën over vrijheid, democratie, gelijkheid, rationaliteit ...
OPDRACHT 1
Revoluties op basis van verlichte ideeën
Mensen die zich verzetten tegen het absolutisme , de standensamenleving, de voor rechten van de adel en geestelijk heid, de armoede ... maken dankbaar gebruik van de ideeën van de Verlicht ing (zie les 15). Soms gebruiken ze geweld om aan de macht te komen en veranderingen door te voeren. Men spreekt dan van een revolutie . Op het einde van de 18e eeuw breken er in Noord-Amerika en Frankrijk revoluties uit.
Waarom breekt de Amerikaanse Revolutie uit en hoe verloopt die verder? Waarom breekt de Franse Revolutie uit en welke gevolgen heeft ze in 1789?
Kaartnr(s).
De Britse kolonisten in Amerika wensen meer inspraak
In de 18e eeuw zijn er in Noord-Amerika Spaanse, Franse en Britse kolonies . Vooral de dertien Britse kolonies, gelegen langs de oostkust, zijn redelijk dichtbevolkt. Zij spelen een belangrijke rol in de Britse handel en nijverheid . Groot-Brittannië legt de Noord-Amerikaanse handelaars strenge regels op en verhoogt bovendien de belastingen. De kolonisten eisen daarom eigen vertegenwoordigers in het Britse parlement. De Britse regering gaat niet in op die eis van de kolonisten. De kolonies verklaren zich daarom op 4 juli 1776 onafhankelijk en vormen de Verenigde Staten van Amerika. Het komt tot een oorlog tussen de Amerikanen en de Britten. Met Franse steun winnen de VS die oorlog. De Amerikaanse grondwet maakt van de VS een federale republiek en organiseert de staat op basis van de scheiding der machten . De verkiezingen (o.a. voor het parlement) gebeuren op basis van cijnskiesrecht.
a Bekijk de kaart op de volgende bladzijde en arceer de dertien Britse kolonies. Wie woont er vooral in die Britse kolonies? Kruis aan. geïmmigreerde Britten ‘indianen’
b Markeer de producten die de kolonies exporteren geel en de producten die ze importeren groen. katoen – textiel – tabak – suikerriet – meubels
OPDRACHT 2
Bron 1 Het No ord-Amerikaanse continent in 1763
©VANIN
In de tweede helft van de 18e eeuw groeit de ontevredenheid in de Amerikaanse kolonies. Wat de oorzaak daarvan was, kun je onderzoeken aan de hand van onderstaande bron.
Bron 2 De wijze mannen van Gotham en hun gans
William Humphrey, De wijze mannen van Gotham en hun gans, 1776, 36 x 25 cm, British Museum, Londen
Deze spotprent toont de Britse ministers die hun vette gans (de Amerikaanse kolonies) slachten. Op de achtergrond zie je een man met een mand eieren weglopen. Vooraan ligt een zak eieren met daarop ‘taxes’ geschreven. Verder zie je ook een hond plassen op de kaart van Noord-Amerika. De titel van de prent verwijst naar het dorpje Gotham. In een Britse legende worden de inwoners van het dorp afgeschilderd als gekken.
OPDRACHT 3
a Waarom worden de kolonies voorgesteld als een gans met gouden eieren?
b Wat doen de Britse ministers met de gans?
c Wat is de boodschap van de cartoonist?
©VANIN
d Een b elangrijke oorzaak van ontevredenheid in de Amerikaanse kolonies kun je van de zak op de voorgrond aflezen. Welke?
De slogan van de opstand
Wat eisen de kolonisten? Vertaal de slogan.
OPDRACHT 4
Bron 3 Onaf hankelijkheidsverklaring Verenigde Staten (1776)
Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend: dat alle mensen als gelijken zijn geschapen (...). Om die rechten te verzekeren, worden er regeringen onder de mensen aangesteld. Hun macht is gebaseerd op de toestemming van degene die zij besturen. Wanneer een regering geen rekening houdt met de rechten, mag het volk haar veranderen of afschaffen en een nieuwe regering aanstellen. Men wijzigt geen regering op basis van kleine redenen, maar na een lange reeks van misbruiken (...)
Derhalve maken wij, vertegenwoordigers van de VS, in algemeen congres verenigd (...), bekend en verklaren wij plechtig, in naam en bij het gezag van het grote volk van deze koloniën, dat deze verenigde Koloniën zijn, en bij rechte behoren te zijn, vrije en onafhankelijke staten (...)
Uit: De onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten van Amerika, 4 juli 1776
De advocaat, filosoof en planter Thomas Jefferson (1743-1826) schrijft in opdracht van een vergadering (congres) van de dertien kolonies de onafhankelijkheidsverklaring.
OPDRACHT 5
a Op welke ideeën is de tekst duidelijk gebaseerd?
b Onderstreep daarvan minstens twee voorbeelden.
Lees de lestekst.
a Zo ek de betekenis van deze woorden op in de woordenlijst.
• republiek :
2 ©VANIN
• federale staat :
• cijnskiesrecht :
b Ondanks het feit dat volgens de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring ‘alle mensen gelijk geschapen zijn’, zijn er veel mensen die aanvankelijk geen stemrecht hebben. Ga op zoek naar drie voorbeelden.
De Fransen wensen meer vrijheid en gelijkheid
Net als in Noord-Amerika ontstaat er ook in Frankrijk een revolutie. De ongelijkheid van de standensamenleving zorgt voor toenemend verzet.
Koning Lodewijk XVI roept in mei 1789 de Staten-Generaal bij elkaar om nieuwe belastingen te kunnen heffen. Omdat hij weigert een deel van zijn macht af te staan, besluit de derde stand op eigen houtje de staat te hervormen. Ze stichten ‘de Nationale Vergadering ’. In de kaatsbaan van Versailles zweren ze niet uit elkaar te gaan voordat Frankrijk een grondwet heeft.
Op 14 juli 1789 bestormen woedende Parijzenaars de Bastille, een koninklijke gevangenis.
Op het platteland plunderen boze boeren de paleizen van de adel.
Een machteloze Lodewijk XVI schikt zich naar de Nationale Vergadering. Op 4 augustus 1789 beslist men daar een einde te maken aan de standenmaatschappij . Enkele weken later volgt de ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’.
De monarchie blijft behouden, maar moet zich houden aan de nieuwe wetten. Ook de Kerk komt volledig onder controle van de Franse staat.
OPDRACHT 7
Bron 4 De inkomsten en uitgaven van het koninkrijk Frankrijk
De andere uitgaven omvatten onderwijs, armenzorg, ziekenhuizen ...
©VANIN
a Ho e staat het Franse koninkrijk er financieel voor? Onderstreep: goed / slecht
b Motiveer je antwoord met twee feiten.
c Waaraan besteedt men weinig geld?
d Voor welke standen zijn de hofuitgaven vooral bestemd, denk je?
e Wat zijn de voornaamste inkomsten?
f Welke stand zorgt voor die inkomsten, denk je?
Bron 5 Sp otprent: de drie standen
Anoniem, 1789, 18 x 14 cm, Musée Carnavalet, Parijs Het onderschrift van de spotprent luidt: ‘We moeten hopen dat het spel snel zal eindigen’.
Wat is de boodschap van de cartoonist?
OPDRACHT 8
Jacques-Louis David, De eed van de kaatsbaan, 1791-1792, 65 x 88 cm, Musée Carnavalet, Parijs
De Franse schilder David sloot zich aan bij de revolutionairen en werd zelfs de huisschilder van de Franse Revolutie.
a Ho e toont David dat er ook geestelijken en edellieden aan de grondwet meewerken?
b Geef twee elementen uit het schilderij die de opwinding die op dat moment heerst, moeten illustreren.
c Denk je dat het schilderij een waarheidsgetrouwe weergave is van wat er toen gebeurde? Verklaar je antwoord.
OPDRACHT 9
De slogan van de Franse Revolutie
a Wat eisen de opstandelingen? Vertaal de slogan.
b Van welke ideeën herken je de invloed?
OPDRACHT 11
Bron 7 De graanprijs in Parijs
Uit: Jacques Godechot, La prise de la Bastille, 1985 Jacques Godechot (1907-1989) is een Frans historicus die zich specialiseert in de Franse Revolutie.
a Verklaar aan de hand van de grafiek waarom de opstand op 14 juli 1789 uitbreekt.
b Wat vieren de Fransen vandaag op 14 juli, ter herinnering aan het uitbreken van de Franse Revolutie?
Bron 8 De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger
1 De mensen worden vrij en gelijk in rechten geboren en blijven dat.
2 De regering moet de volgende rechten beschermen: vrijheid, bezit, veiligheid en verzet tegen onderdrukking.
3 De o orsprong van alle soevereiniteit komt van het volk.
4 Vrijheid bestaat hierin dat men alles kan doen wat een ander niet schaadt.
6 De wetten worden geschreven door de vertegenwoordigers van het volk. (…)
De wet moet voor iedereen op dezelfde wijze gelden.
7 Je mag alleen maar gearresteerd worden als je iets gedaan hebt dat volgens de wet niet mag.
Uit: De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, 26 augustus 1789
De Verklaring wordt in 1791 ook opgenomen in de Franse grondwet en dient als voorbeeld voor latere mensenrechtenverklaringen zoals de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ van de Verenigde Naties en het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ van de Raad van Europa.
a Bewijs met twee voorbeelden dat deze bron gebaseerd is op de verlichte ideeën.
b Waaruit bestaat de gelijkheid?
De hedendaagse democratische rechtsstaat
De Amerikaanse en Franse Revolutie zetten belangrijke stappen in de richting van de hedendaagse democratische rechtsstaat. In een democratie heeft het volk politieke macht via het kiesrecht
De burgers kiezen, door hun stem uit te brengen, wie een zetel krijgt in het parlement. De scheiding der machten en de grondwet beschermen de democratie en de rechten en vrijheden van de burgers. Zij hebben bijvoorbeeld de vrijheid om hun mening te uiten en het recht om te betogen. In een rechtsstaat is iedereen gelijk voor de wet en ook de overheid moet de wetten respecteren.
a Geef vier b elangrijke kenmerken van een democratische rechtsstaat
©VANIN
b Ho e kun jij zelf je verantwoordelijkheid nemen binnen de democratische rechtsstaat?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘revolutie’, ‘republiek’, ‘monarchie’, ‘democratische rechtsstaat’ en ‘grondwet’ uitleggen
2 de b egrippen ‘cijnskiesrecht’ en ‘federale staat’ uitleggen
3 het jaar van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en de begindatum van de Franse Revolutie opnoemen
4 het b elang van de kolonies voor Groot-Brittannië uitleggen
5 een o orzaak van het ongenoegen in de kolonies geven
6 met een concreet voorbeeld aantonen dat de Amerikanen zich baseren op de Verlichting
7 vier o orzaken van het ongenoegen in Frankrijk geven
8 met één concreet voorbeeld aantonen dat de Fransen zich baseren op de Verlichting
9 vier kenmerken geven van de democratische rechtsstaat
KUNNEN
1 diagrammen, grafieken en afbeeldingen ontleden
2 in de Amerikaanse
Onafhankelijkheidsverklaring en de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger de ideeën uit de Verlichting terugvinden
3 de b etrouwbaarheid van een bron onderzoeken
4 uitleggen hoe je zelf je verantwoordelijkheid kunt nemen binnen de democratische rechtsstaat
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Revoluties op basis van verlichte ideeën
1 De Britse kolonisten in Amerika wensen meer inspraak
18e eeuw: 13 Britse kolonies aan de oostkust van Noord-Amerika
De Britse kolonisten komen in opstand
• o.a. vanwege de hoge belastingen
• onder invlo ed van de Verlichting
De kolonies verklaren zich onafhankelijk (4 juli 1776).
Ze stichten de Verenigde Staten van Amerika.
In de Amerikaanse grondwet worden verlichte ideeën opgenomen:
• de scheiding der machten
• de verkiezingen op basis van cijnskiesrecht
2 De Fransen wensen meer vrijheid en gelijkheid
De oorzaken van de Franse Revolutie:
• de f inanciële situatie van het Franse koninkrijk is heel slecht;
• de adel en de geestelijken leven erg luxueus, maar weigeren belastingen te betalen;
• het volk leeft in armoede en door misoogsten is er hongersnood;
• de Verlichting.
Op 14 juli 1789 begint de Franse Revolutie.
Slogan: ‘Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’
De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger = afschaff ing van de standenmaatschappij
De monarchie blijft behouden, maar moet zich houden aan de nieuwe wetten. = afschaff ing van het absolutisme
3 De hedendaagse democratische rechtsstaat
• Scheiding der machten, kiesrecht en de grondwet
• De rechtbanken waken over de naleving van de wetten.
BRONNEN
de Franse Revolutie, een symbool Onderzoek 5:
De Franse Revolutie maakt vanaf 1789 een einde aan allerlei eeuwenoude structuren en instellingen: het vorstelijk absolutisme , de standenmaatschappij, de resten van het leenstelsel, de gilden en ambachten, de katholieke staatsgodsdienst. Na 1789 volgt een periode van binnenlandse strijd tussen koningsgezinden, gematigde en radicale revolutionairen en buitenlandse oorlogen tegen de andere West-Europese landen. De revolutie eindigt pas tien jaar later met de staatsgreep van Napoleon.
Hoe kijken tijdgenoten naar de Franse Revolutie? Hoe wordt de Franse Revolutie vandaag herinnerd?
©VANIN
Kaartnr(s).
Bekijk de bronnen op deze en de volgende bladzijden aandachtig.
Bron 1 Engelse kranten over de Franse Revolutie
De Fransen moeten weten dat de meeste Engelse kranten de mening van de Engelse regering verkondigen: ze hebben ofwel directe banden met de regering, ofwel moeten ze de bevelen van de regering opvolgen. Ze moeten ook weten dat die kranten de Franse Revolutie voortdurend aanvallen, omdat ze het Engelse volk willen bedriegen. Maar omdat de waarheid altijd bovenkomt, hebben die leugens nu al niet langer het gewenste effect.
Uit: Thomas Paine, The Rights of Man, 1791 Thomas Paine (1737-1809) is een Engels-Amerikaanse filosoof, die een belangrijke rol heeft gespeeld in de Amerikaanse en de Franse Revolutie. Wanneer de Engelse regering hem vanwege zijn revolutionaire ideeën wil arresteren, vlucht hij naar Frankrijk. Daar verzet Paine zich tegen het bloedvergieten en de terechtstelling van Lodewijk XVI. In 1793 wordt hij daarom door de radicale revolutionairen gevangengezet en enkele maanden later ter dood veroordeeld. Thomas Paine ontsnapt op het nippertje aan de guillotine
Bron 2 Nederlandse karikatuur
De soldaat met het spit, anonieme Nederlandse karikatuur, ca. 1795, Musée de l’Histoire vivante, Montreuil
De Europese absolute vorsten kijken verbijsterd naar de gebeurtenissen in Frankrijk. Ze vrezen dat de revolutionaire ideeën zich verder door Europa zullen verspreiden. Ook Frankrijk stuurt aan op een oorlog. In 1792 nemen de Fransen de wapens op tegen een bondgenootschap van Europese landen: Oostenrijk, Pruisen en vanaf 1793 ook Nederland, Groot-Brittannië, Spanje en nog enkele andere kleinere landen. De Fransen hopen op steun (voor de revolutie) van het volk uit die landen, maar die komt er maar in beperkte mate. Na een moeizame start boekt Frankrijk toch snel belangrijke overwinningen, zoals de verovering van de Oostenrijkse Nederlanden (het latere België) in 1794 en de onderwerping van Nederland in 1795. In 1797 komt Frankrijk als grote winnaar uit de strijd.
Bron 3 De terechtstelling van Lodewijk XVI
De terechtstelling van Lodewijk XVI, ingekleurde anonieme gravure uit 1793, Musée Carnavalet, Parijs Eerst hebben de gematigde revolutionairen de macht: zij willen een parlementaire monarchie , met politieke macht voor de rijke burgerij. In 1792 grijpen meer radicale revolutionairen de macht. Zij willen dat de revolutie meer macht geeft aan het volk: ze stichten een republiek en veroordelen Lodewijk XVI ter dood. De terechtstelling vindt plaats op 21 januari 1793. Onder deze gravure kun je lezen dat de koning vastberaden en moedig het schavot is opgestapt en dat hij heeft geprobeerd om het volk toe te spreken. Overstemd door luid tromgeroffel kunnen enkel de mensen op de voorste rijen nog horen: ‘Burgers, ik vergeef mijn vijanden, ik sterf onschuldig.’
Bron 4 Een gevel in Parijs
Bron 5 De Franse euromunt
Je hebt al geleerd dat de slogan ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’ zijn oorsprong vindt in de Verlichting . Tijdens de Franse Revolutie bestaan er verschillende versies van, maar de link met de Franse republiek wordt dan al gelegd. In de 19e eeuw zal de slogan daarom regelmatig uit het straatbeeld verdwijnen en weer opduiken naargelang de Franse staatsvorm – keizerrijk, republiek, monarchie – van gedaante verwisselt. In de hedendaagse tijd is de slogan officieel een van de belangrijkste symbolen van de Franse republiek: je vindt hem terug op de gevels van officiële gebouwen, op de munten van 1 en 2 euro, en in het logo van de Franse Republiek.
6 O fficieel logo van de Franse Republiek
Bron 7 Nationale feestdag
©VANIN
Vuurwerk aan de Eiffeltoren op 14 juli 2018 in Parijs De Fransen herdenken op hun nationale feestdag de bestorming van de Bastille. Overal in Frankrijk wordt op die dag vuurwerk afgestoken en natuurlijk ook aan de Eiffeltoren, die gebouwd werd in 1889 voor de honderdste verjaardag van de Revolutie. 14 juli 1789 is de geschiedenis ingegaan als een belangrijke mijlpaal op de weg naar democratie . Ook in de rest van Europa is de Franse Revolutie een symbool geworden van vrijheid en mensenrechten. In de Engelstalige wereld wordt 14 juli ‘Bastille Day’ genoemd.
Allons enfants de la Patrie, le jour de gloire est arrivé !
Contre nous de la tyrannie
L’étendard sanglant est levé.
L’étendard sanglant est levé :
Entendez-vous dans les campagnes
Mugir ces féroces soldats ?
Ils viennent jusque dans vos bras
Égorger vos fils, vos compagnes !
Aux armes, citoyens,
Formez vos bataillons.
Marchons, marchons !
Qu’un sang impur
Abreuve nos sillons !
Eerste strofe en refrein van het Franse volkslied
La Marseillaise wordt geschreven in 1792, als strijdlied van de Franse soldaten. Het lied is meteen een groot succes en wordt van 1795 tot 1799 en daarna vanaf 1879 het nationale volkslied. In 2005 is het volkslied verplichte leerstof geworden.
Bron 9 Tweehonderd jaar eed van de kaatsbaan
Geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting, maar verplicht om stap voor stap antwoorden te bedenken op onvoorziene situaties, heeft de Grondwetgevende vergadering (…) de basis gelegd van de Republiek, waarvan wij de erfgenamen zijn. (…) De republiek is geen lege vorm. Ze bevat een geheel van instellingen, rechtsregels en verplichtingen die wij de democratie noemen (…) Overal waar mensen vechten voor onafhankelijkheid, voor zelfbeschikkingsrecht , voor de opkomst van de arme landen, voor de vrijheid om te denken, voor de gelijkheid van de rechten, horen we de boodschap van de Franse Revolutie en iedereen in de wereld weet dat.
François Mitterrand, toespraak ter gelegenheid van de 200e verjaardag van de eed van de kaatsbaan, op 20 juni 1989
François Mitterrand (1916-1996) is een Franse politicus van de socialistische partij en president van Frankrijk tussen 1981 en 1995. In 1989 wordt de 200e verjaardag van de Franse Revolutie uitgebreid gevierd. Mitterrand houdt deze toespraak in de kaatsbaan in Versailles, precies 200 jaar nadat de Staten-Generaal op die plek hebben gezworen dat ze niet uit elkaar zullen gaan voor het land een grondwet heeft.
De oorspronkelijke titel van La Marseillaise was ‘Chant de guerre pour l’Armée du Rhin’. Het lied kreeg zijn huidige naam omdat het voor het eerst werd gezongen door vrijwilligers uit Marseille die gevolg hadden gegeven aan de oproep om het land te verdedigen tegen de Pruisen en de Oostenrijkers. De laatste zin van het refrein, ‘Qu’un sang impur abreuve nos silons’, krijgt vandaag veel kritiek. ‘Onzuiver bloed’ kan als racistisch of extreem nationalistisch beschouwd worden, maar in 1792 gaat het enkel over de Pruisische vijand.
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
Naam: Klas: Nr.: Score:
Bestudeer bron 1.
a Welke mening kun je lezen in de Engelse kranten over de Franse Revolutie?
b Ho e komt dat, volgens de auteur van de bron?
c Gelo oft het Engelse volk die leugens volgens de auteur van de bron? Onderstreep in de bron waar je dat kunt lezen.
ja / nee
Bestudeer bron 2.
a Beschrijf wat je ziet op de tekening.
b Verklaar die elementen.
c Wat is de boodschap van de karikatuur?
d We hebben te weinig informatie om de precieze bedoeling van de bron te achterhalen. Welke drie belangrijke elementen ontbreken in de contextinformatie?
OPDRACHT 3
Bestudeer bron 3.
a Wat zie je op de tekening?
b Welke bedoeling heeft deze tekening? Kruis het juiste antwoord aan.
Gravures kunnen in veel exemplaren worden afgedrukt. De tekening dient om informatie te geven.
Gravures zijn duur. De tekening dient om te verkopen.
c Onderstreep.
Het opschrift onder de tekening is eerder positief / eerder negatief over de koning.
d Tot welke partij behoort de tekenaar zeker niet? Onderstreep. de koningsgezinden / de gematigde revolutionairen / de radicale revolutionairen
e Waarom staan er zoveel soldaten rond het schavot, denk je?
OPDRACHT 6
OPDRACHT 7
a Op welke manieren blijft de Franse Revolutie vandaag aanwezig in het leven van de Fransen? Geef drie voorbeelden. OPDRACHT 4 OPDRACHT 5
Maak een synthese van de meningen van tijdgenoten over de Franse Revolutie. Geef telkens kort uitleg en noteer in welke bron(nen) je die mening hebt gevonden.
a Wat is de mening van de Fransen?
• Koningsgezinden:
• Gematigde revolutionairen:
• Radicale revolutionairen:
b Wat is de mening van het buitenland?
• De Europese absolute vorsten:
• De Europese bevolking:
Bestudeer bronnen 4, 5 en 6.
a Wanneer is de slogan ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid’ ontstaan?
b Wat gebeurt er met de slogan in de 19e eeuw?
c Wat gebeurt er met de slogan in de hedendaagse tijd?
Ho e kijken we vandaag terug naar de Franse Revolutie?
a Wat is de mening van de Fransen zelf?
b Wat is de mening in de rest van Europa?
b Waarom verwijzen de Fransen vandaag nog naar de revolutie, denk je?
Bestudeer bronnen 4 tot en met 9.
a Waarom wordt de Franse Revolutie in 1989 uitgebreid herdacht?
b Welke bedoelingen heeft Mitterrand met zijn speech op 20 juni 1989? Kruis aan.
Hij wil dat de Fransen trots zijn op hun land.
Hij wil aantonen dat een parlementaire monarchie de beste staatsvorm is.
Hij wil dat de Fransen op nationalistische partijen stemmen.
Hij wil dat alle Fransen zich met de democratische waarden verbonden voelen.
Hij wil zichzelf en de ideeën van zijn par tij in het verlengde van de revolutie plaatsen.
c Welke uitspraak van Mitterrand is duidelijk overdreven? Onderstreep ze in de bron.
d In welke periode wordt de Franse Revolutie het meest in de verf gezet door de Fransen? Onderstreep en leg uit hoe dat komt. in de moderne tijd / in de hedendaagse tijd
e Vat de oorsprong, functie en vorm van de collectieve herinnering aan de revolutie in het hedendaagse Frankrijk samen.
• Oorsprong:
• Functie:
• Vorm:
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 aangeven welke bronnen bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden
2 informatie uit bronnen afleiden
3 de invlo ed van standplaatsgeb ondenheid op de historische beeldvorming inzien
4 de functie van een bron achterhalen
5 de b etekenis die vandaag aan de Franse Revolutie wordt gegeven, uit bronnen afleiden
6 met een voorbeeld uitleggen waarom mensen verwijzen naar het verleden
7 de o orsprong, functie en vorm van de collectieve herinnering aan de Franse Revolutie uitleggen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
Het einde van de vroegmoderne tijd
BEVOLKINGSTOENAME (vanaf 1450)
VERLICHTE IDEEËN
- vrijheid - gelijkheid - tegen absolutisme - tegen standen - scheiding Kerk en staat
BEVOLKINGSEXPLOSIE
INDUSTRIALISATIE
REVOLUTIES
Noord-Amerika Frankrijk VS (1776) 1789-1799
MODERNE SAMENLEVING (1800-1945)
Woordenlijst
We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen. Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje. Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het blauw.
aanleiding: historische redeneerwijze: gebeurtenis die een feit of fenomeen het meest rechtstreeks doet ontstaan; ze verklaart waarom een feit of fenomeen op dat bepaalde moment plaatsvindt.
absolutisme: onbeperkte vorstelijke macht
aflaat: kwijtschelding van straf voor de zonde die men hier of in het hiernamaals nog zou moeten ondergaan
ambtenaar: iemand die werkt voor en betaald wordt door de overheid
anabaptisten: dopers of wederdopers = doopsgezinden. Protestantse geloofsgroep die onder andere de doop voor volwassenen voorstaat.
anatomie: opbouw van het menselijk lichaam
argument : historische redeneerwijze: een reden of uitleg voor iets
avondmaal: in de protestantse Kerken een van de twee sacramenten. Tijdens het avondmaal worden het lijden en het sterven van Jezus Christus herdacht door het eten van brood en het drinken van wijn, zoals Jezus deed op de dag voor zijn lijden en sterven (het Laatste Avondmaal).
bedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn met opzet veroorzaakt.
bedoelde handeling : historische redeneerwijze: de actie gebeurt met opzet.
Beeldenstorm: in 1566 plunderen vooral calvinisten kerken en kloosters en vernielen zij religieuze voorwerpen, die ze beschouwen als afgoderij.
bewijs : feit of redenering waaruit blijkt dat iets waar of juist is
biecht: sacrament in de katholieke Kerk waarbij de priester de zonden vergeeft
Bloedraad: de Raad van Beroerten; uitzonderingsrechtbank ingesteld door Alva, voor de vervolging van protestanten
breedtegraad: dient om de positie op de aarde te bepalen. Het gaat om een denkbeeldige lijn die horizontaal over de aarde loopt of een denkbeeldige horizontale cirkel die dwars door de aardbol gaat. De evenaar is de bekendste breedtegraad.
breuk: (symbolisch) moment waarop belangrijke veranderingen gebeuren
calvinisten: volgelingen van Calvijn, die zich van de katholieke Kerk hebben afgescheurd
calvinistische republiek: in heel wat steden in Vlaanderen kwamen in de jaren 1576-1585 de calvinisten aan de macht. Zij regeerden zonder de toestemming van de koning, vandaar ‘republiek’. Veel calvinisten wilden ook geen koning meer, zij waren republikeins gezind.
catechismus: overzicht van de christelijke leer in vragen en antwoorden
celibaat: het ongehuwd zijn van priesters en kloosterlingen
centralisatiepolitiek: de vorst probeert zo veel mogelijk macht naar zich toe te trekken.
centraliseren: zie centralisatiepolitiek
ceremonie: plechtige gebeurtenis
chronologie: de wetenschap die zich bezighoudt met het rangschikken in de tijd van historische gebeurtenissen
cijns: belasting op het gebruik van landbouwgrond, molen … door de boer te betalen aan de heer
cijnskiesrecht: kiesstelsel waarbij enkel de rijken stemrecht hebben.
commissiehandel: handelaars gaan samenleggen om een (eenmalige) expeditie te bekostigen en zo het risico te spreiden. Later wordt dat permanent met de oprichting van de naamloze vennootschap.
concilie: belangrijke vergadering van kerkleiders
conquistadores: letterlijk ‘veroveraars’, naam voor de avonturiers die delen van Amerika voor de Spaanse koning veroveren.
Zij hopen heel rijk te worden en hebben vooral interesse in het edelmetaal van de ‘indianen’. Hun leiders zijn dikwijls verarmde edellieden.
continentaal: verwijst naar het werelddeel
continuïteit: historische redeneerwijze: wat wezenlijk hetzelfde blijft, niet verandert.
contrapost: typische houding in de beeldhouwkunst; een staande persoon heeft het bekken licht gekanteld, het rechterbeen is gestrekt, het linker- gebogen, de linkerarm is gebogen, de rechterarm gestrekt.
democratie: het volk heeft de meeste macht.
directe belastingen: belastingen op inkomen
directe oorzaak: feit/fenomeen dat een ander feit/fenomeen rechtstreeks doet ontstaan
doopsgezinden: zie anabaptisten
dopers: zie anabaptisten
Duitse Hanze: samenwerkingsverband van Duitse kooplieden en steden om hun handelsactiviteiten te beschermen en uit te breiden
dynamisch: in de kunst, een uitdrukking van beweging
evolutie: historische redeneerwijze: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd, zie verandering
exporteren: uitvoeren
federale staat: staat waarin de macht verdeeld wordt tussen een nationale regering en de regeringen van verschillende deelstaten (regio’s)
fresco: muurschildering; de verf wordt aangebracht op natte muurbepleistering.
gebieder: hoofd van het Mexicarijk
gelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn dezelfde op hetzelfde moment.
geometrisch: met aandacht voor, opgebouwd volgens meetkundige vormen (driehoek, rechthoek …)
gereformeerde religie: geloof van de calvinisten
gewest: gebied met een (gedeeltelijk) eigen bestuur
gezagsargument: argument waarbij je verwijst naar personen met gezag, om het argument geloofwaardig te maken
grondwet: wet die bepaalt wie de macht heeft in een staat en vaak de rechten en plichten van de burgers weergeeft
guillotine: valbijl, onthoofdingswerktuig ingesteld tijdens de Franse Revolutie; genoemd naar de Franse arts J.J. Guillotin
handel: het kopen en verkopen van producten
hel: bevindt zich in het middeleeuwse wereldbeeld in het middelpunt van de aarde. Dat is de plaats waar mensen voor altijd afgescheiden zijn van God.
hemel: bevindt zich in het middeleeuwse wereldbeeld ver boven de aarde. Het is de plaats waar God woont. In de hemel zijn betekent bij God zijn.
historisch werk: het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat na de feiten met behulp van bronnen en andere werken is gemaakt
historische bron: voorwerp uit het verleden of getuigenis over het verleden
hofceremonieel: geheel van rituelen, regels en gebruiken aan het hof
hofhouding: alle mensen die aan het hof van een vorst wonen en een taak hebben op het vlak van het huishouden, het onderhoud van de gebouwen, de medische en godsdienstige zorg en de ontspanning van de vorst
homofobie: angst (fobie) voor (homo)seksuelen, maar wordt ook wel gebruikt als synoniem voor homohaat
idealiseren: iets mooier/beter voorstellen dan in werkelijkheid
importeren: invoeren
incidentele oorzaak : historische redeneerwijze: een eenmalige gebeurtenis, zoals een handeling van mensen (bv. een moordaanslag of een demonstratie) of een natuurverschijnsel (bv. een misoogst, een overstroming of een epidemie). Incidentele oorzaken werken op korte termijn.
indirecte belastingen: belastingen op producten
indirecte oorzaak: feit/fenomeen dat een ander feit/fenomeen onrechtstreeks doet ontstaan
inquisitie: rechtbank van de katholieke Kerk, die ketters (mensen die afwijken van het zuivere geloof) opspoort en veroordeelt
intercontinentale handel: de handel tussen verschillende continenten (werelddelen); ontstaat vanaf de vroegmoderne tijd, ten gevolge van de ontdekkingen en kolonisaties
jaarmarkt: jaarlijks terugkerende markt, die enkele weken kon duren
kapitalisme: investeringen (in de handel) zijn gericht op het boeken van zo veel mogelijk winst.
katholieke reformatie: de hervormingen van de katholieke Kerk in de vroegmoderne tijd
kolonialisme: proberen om in andere gebieden kolonies te stichten om er zelf voordeel uit te halen
kolonie: een gebied dat onderworpen is aan een ander land
koloniseren: een gebied tot een kolonie maken
kritisch: onafhankelijk van anderen, op een wetenschappelijke manier denkend en oordelend
kritisch denken: onafhankelijk van anderen denken en oordelen
landbouw: akkerbouw en veeteelt
landvoogd: vertegenwoordiger (plaatsvervanger) van de vorst
lijnperspectief: techniek om een driedimensionaal gegeven op een plat vlak realistisch weer te geven. Lijnen die in realiteit evenwijdig lopen, laat men samenkomen in een vluchtpunt aan de horizon.
lutheranen: volgelingen van Luther die zich van de katholieke Kerk hebben afgescheurd
magie: bepaalde handelingen of rituelen die leiden tot een gewenst resultaat; bij goede doeleinden spreekt men van witte magie en bij slechte doeleinden van zwarte magie.
manufactuur: werkplaats, waar op grotere schaal producten worden gemaakt, bijvoorbeeld kant; voorloper van de fabriek
maritiem: aan of op zee
maritieme handel: handel over de zee
missionarissen: zendelingen, dikwijls geestelijken die proberen mensen tot het christendom te bekeren
monarchie: staat met aan het hoofd een koning (erfelijk, regeert tot zijn dood)
mondialisering: proces waarbij de economie op wereldwijde schaal plaatsvindt
naamloze vennootschap: samenwerkingsverband tussen (anonieme) vennoten die een deel van het kapitaal van de onderneming hebben betaald, door het aankopen van aandelen
nijverheid: het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiks- en luxevoorwerpen
OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. Verleent financiële steun, huisvesting, verzorging, opvang ...
onbedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn niet met opzet veroorzaakt.
onbedoelde handeling : historische redeneerwijze: de actie gebeurt toevallig.
ongelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn verschillend op hetzelfde moment.
oorzaak: historische redeneerwijze: feit/ fenomeen dat een ander feit/fenomeen doet ontstaan
oriëntatie: je positie of plaats bepalen ten opzichte van een vast punt, bijvoorbeeld een bepaalde windrichting (doorgaans het noorden)
palazzo: letterlijk ‘paleis’; een heel grote woning voor de rijke burgers in de Italiaanse steden
parlementaire monarchie: de vorst deelt zijn macht met een parlement.
periode: bepaalde tijdsduur die duidelijk of minder duidelijk is afgebakend
perspectief : historische redeneerwijze: standpunt waaruit iemand naar iets kijkt; beïnvloed door de standplaatsgebondenheid
politieke revolutie: verandering in het politieke systeem, bijvoorbeeld meer inspraak voor het volk of het afzetten van de vorst, meestal als gevolg van een (gewelddadige) opstand
primaire bron: bron gemaakt door iemand die rechtstreeks betrokken is, bijvoorbeeld een ooggetuige
©VANIN
plakkaat: affiche met wetteksten die in de 16e eeuw en later door de overheid in de Nederlanden aangeplakt wordt om zo wetten bekend te maken. De geletterden kunnen die dan voorlezen aan de analfabeten.
plantage: een hoeve met uitgestrekte landerijen
propaganda: middel om mensen te beïnvloeden; om ze te overtuigen van bepaalde ideeën
Raad van Beroerten: zie Bloedraad
rationaliteit: rede; logisch (wetenschappelijk) nadenken
realistisch: overeenkomstig met de werkelijkheid
rechtsstaat: een staat waarin iedereen op een gelijke manier voor een rechtbank behandeld wordt en waarin de rechtbanken erover waken dat de grondrechten en de wetten door iedereen, ook door de overheid, gerespecteerd worden.
reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets wat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld
reformatie: kerkhervorming in de 16e eeuw onder leiding van Maarten Luther en Johannes Calvijn
religievrede: toestand van vrede op het vlak van religie. Een overeenkomst die de vrede tussen de verschillende religies moest verzekeren. In de Nederlanden en Duitsland werden religievredes gesloten in de 16e en 17e eeuw.
renaissance: letterlijk ‘wedergeboorte’; beweging die de cultuur/kunst van de klassieke oudheid wil doen herleven.
Hoogtepunt: 15e en 16e eeuw in Italië en de Nederlanden
representativiteit : een bron is representatief als ze algemeen geldend is voor die periode
republiek: staat met aan het hoofd een president (gekozen voor een bepaalde periode)
revolutie: historische redeneerwijze: de veranderingen gebeuren snel
sacramenten: bepaalde rituelen in de katholieke Kerk (doopsel, vormsel, huwelijk, priesterwijding, biecht, ziekenzalving, eucharistie)
scheiding der machten: de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht zijn verdeeld over verschillende personen of politieke instellingen.
secundaire bron: bron gemaakt door iemand die niet rechtstreeks betrokken is; vaak in een andere tijd
staat: land
staatsvorm: manier waarop de staat georganiseerd wordt, hoe de bevoegdheden/ taken verdeeld zijn
standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen.
Staten-Generaal: vergadering met vertegenwoordigers uit de drie standen (edelen, geestelijken en steden) uit de meeste Nederlandse provincies
statisch: in de kunst: weinig of geen uitdrukking van beweging
structurele oorzaak : historische redeneerwijze: diepliggender kenmerken van een samenleving. Structurele oorzaken werken op lange termijn.
symmetrisch: beide helften van een voorwerp zijn gelijk.
terechtstelling: het uitvoeren van de doodstraf op bevel van een rechtbank
terreur: schrikbewind; onrechtmatig gebruik van geweld
tijdrekening: manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald vertrekpunt
toeval: historische redeneerwijze: iets wat plaatsvindt zonder bedoeling
tolerantie: verdraagzaamheid, het toestaan van anders-zijn, anders-denken
traditie: gebruiken en gewoonten die van de ene generatie op de andere worden doorgegeven
vagevuur: wachtplaats voor wie niet onmiddellijk in de hemel mag
VDAB: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, helpt werkzoekenden aan werk.
verandering: historische redeneerwijze: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk
Verlichting: filosofische beweging in de 18e eeuw, met als belangrijkste principes vrijheid, gelijkheid en rationaliteit
verstekeling: persoon die illegaal en vaak verborgen meereist aan boord van een schip of een ander transportmiddel
Vlaamse primitieven: groep ‘Vlaamse’ kunstschilders in de 15e, begin 16e eeuw. Hun werk wordt tot de noordelijke renaissance gerekend.
vluchtlijnen: lijnen die in de realiteit evenwijdig lopen, laat men in een tekening naar een punt samenkomen om diepte te creëren.
vluchtpunt: punt aan de horizon waar lijnen die in realiteit evenwijdig lopen, visueel samenkomen
wederdopers: zie anabaptisten
wisselbrief: betalingsopdracht van een persoon (of bedrijf) om een andere persoon (of een ander bedrijf) geld te betalen. Het systeem vermijdt dat cash geld over een lange afstand moet worden getransporteerd.
zelfbeschikkingsrecht: volkeren mogen zelf bepalen door wie en hoe ze bestuurd worden.
zonde: het vrijwillig en bewust kiezen voor het kwade