Sapiens 6 DDO inkijkexemplaar

Page 1


Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (2u)

6 Sapiens Geschiedenis

©VANIN

Hannes Deryckere

Sofie Dewinkeler

Wim Heylen

Birgit Reusens

Frederik Van den Broeck

Sofie Van Eyken

Bauke Verbergt

Marjolein Wilke

Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens 6 Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.

6 Sapiens

©VANIN

LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 12 MAANDEN NA ACTIVATIE.

!

Doorstroomfinaliteit (2u)

Help, de activatiecode hierboven is al gebruikt!

Krijg je bij het activeren van de bovenstaande code de melding dat de activatiecode reeds in gebruik is? Dan ben je wellicht niet de eerste leerling die met dit leerboek aan de slag gaat. Op vanin.be/leerboeklicentie kun je terugvinden welke stappen je kunt ondernemen of hoe je een nieuwe licentie kunt aankopen.

Tip: Normaal gezien mag je niet schrijven in een leerboek. Per uitzondering mag jij na activatie de bovenstaande activatiecode doorstrepen.

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

De copyrightvermeldingen vind je op p. 264 van dit leerboek.

Eerste druk 2024

ISBN 978-94-647-0476-1

D/2024/0078/152

Art. 605778/01

NUR 130

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick

Zetwerk: Banananas.net

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Inhoud

Starten met Sapiens 6 5

iDiddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 9

Hoofdstuk 1:

De dood van Joris Van Severen 10

Historische vraag 1: Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor? 14

Historische vraag 2: Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie? 16

Historische vraag 3: Waarom werd

Verdinaso-leider Joris Van Severen in mei 1940 gearresteerd en vermoord? 20

Hoofdstuk 2:

De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 28

Historische vraag 1: Vormde D-day een keerpunt in de oorlog? 32

Historische vraag 2: Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting? 37

Uitbreiding 1: Verdient het drama van Meensel-Kiezegem een plaats in de collectieve herinnering? 42

Historische vraag 3: Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning? 45

Uitbreiding 2: Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda? 49

Historische vraag 4: Was het gebruik van atoombommen noodzakelijk om de oorlog versneld ten einde te brengen? 50

Historische vraag 5: Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België? 55

Doorloper:

De Shoah en andere genocides 65

Deelvraag 1: Hoe kwam de Shoah tot stand? 68

Deelvraag 2: Hoe komen genocides tot stand? 72

Deelvraag 3: Welke rol speelden omstanders tijdens de Shoah? 74

Hoofdstuk 3: Naar een bipolaire wereld (1945 - 1960) 80

Historische vraag 1: Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog? 84

Historische vraag 2: Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde? 90

Historische vraag 3: Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa? 94

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Koude Oorlog naar een ‘warmere’ fase? 100

Historische vraag 5: Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog? 106

Uitbreiding 1: Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog? 112

Uitbreiding 2: Hoe raakte Korea betrokken bij de Koude Oorlog? 115

Hoofdstuk 4:

De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog 120

Historische vraag 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af? 124

Historische vraag 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie? 130

Uitbreiding 1: Maakten de Nederlandse troepen structureel gebruik van extreem geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië? 135

Historische vraag 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen? 136

Uitbreiding 2: Welke relatie bouwde Congo onder president Mobutu op met het Westen? 143

Historische vraag 4: Op welke manier beeldt het AfricaMuseum in Tervuren de veranderende blik van de Belgen op het koloniale verleden uit? 143

Hoofdstuk 5: België in de jaren 1960 - 1980 154

Historische vraag 1: Hoe droeg de pil bij tot de emancipatie van de vrouw? 158

Historische vraag 2: Hoe veranderde het Amerikaanse consumentisme het dagelijkse leven van veel Belgen tussen 1950 en 1970? 163

Historische vraag 3: Hoe ontstonden de studentenprotesten in België tijdens de jaren 1960? 167

Historische vraag 4: Hoe evolueerde België tijdens de jaren 1960 en 1990 van een unitaire naar een federale staat? 1 72

Uitbreiding 1: Waarom wordt Jazz Bilzen ‘de moeder van alle festivals’ genoemd? 1 77

Uitbreiding 2: Welke partijen ontstonden in België vanaf eind jaren 1970 als alternatief voor het politieke centrum? 1 79

Doorloper: Klimaatcrisis 182

Deelvraag 1: Wat zijn de principes van een democratische rechtstaat? 183

Deelvraag 2: Waarom heeft België het moeilijk om de klimaatcrisis mee het hoofd te bieden? 187

Deelvraag 3: Op welke manier kun je zelf actie ondernemen in de strijd tegen de klimaatopwarming? 190

Hoofdstuk 6: Naar een multipolaire wereld 194

Historische vraag 1: Wie liet de Berlijnse Muur vallen en beëindigde de Koude Oorlog? 198

Historische vraag 2: Maken recente crisissen de EU sterker of zwakker? 204

Uitbreiding 1: Welke rol speelde Mao in het ontstaan van het moderne China? 212

Historische vraag 3: Wat vertelt de covidpandemie over de Chinese samenleving? 213

Historische vraag 4: Waarom lijkt vrede steeds verder weg in Palestina? 219

Uitbreiding 2: Waarom is het Midden-Oosten een politiek kruitvat? 230

Hoofdstuk 7: Op onderzoek in verleden en heden 234

Starten met Sapiens 6

Welkom bij Sapiens 6. We leggen je graag uit hoe je met dit leerboek aan de slag gaat.

Op weg met Sapiens 6

Het leerboek bestaat uit 7 hoofdstukken, 2 doorlopers en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

©VANIN

Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron.

Aan het begin van elk hoofdstuk vind je een onderzoeksvraag die je kunt beantwoorden met wat je in dit hoofdstuk leert.

In ‘Wat weet je al?’ fris je je kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten.

Nu ben je klaar om Op Onderzoek te gaan. De routekaart toont het pad met historische vragen en uitbreidingsopdrachten.

Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad te volgen. Wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je een omweg nemen via de uitbreidingsvragen op het blauwe pad.

Je onderzoek starten doe je met ‘Situeren in tijd’. Op de tijdlijn staan belangrijke gebeurtenissen en evoluties uit de periode van het hoofdstuk aangeduid. Tijdens je onderzoek maak je regelmatig gebruik van deze tijdlijn.

Nederlands-Indië

Vervolgens doorloop je via opdrachten en bronnenstudie de verschillende historische vragen (en eventuele uitbreidingen) van het hoofdstuk.

Een hoofdstuk eindigt met een Synthese. In de synthese vind je een schema dat de inhouden van de lesteksten bij elke historische vraag beknopt samenvat. Op iDiddit vind je een uitgebreide versie van dat schema.

Daarnaast vind je in de synthese een overzicht van de belangrijkste historische begrippen en structuurbegrippen die in het hoofdstuk aan bod komen.

Op iDiddit vind je de doelen die je zou moeten halen op het einde van het hoofdstuk.

Op het einde van elk hoofdstuk vind je de belangrijkste begrippen nog eens terug. Tot slot sluit je het hoofdstuk af door de onderzoeksvraag te beantwoorden. Het schema in het boek kun je gebruiken om de argumenten voor jouw antwoord te structureren.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je kunt ze gebruiken als hulpmiddel bij moeilijke opdrachten.

2 Handig voor onderweg

tijdlijn voor de onafhankelijkheid van de kolonie werden echter niet gegeven. Pas nadat er in januari 1959 rellen uitbraken in Leopoldstad werd de Belgische regering gedwongen om het proces te versnellen. De Belgische regering organiseerde begin 1960 rondetafelconferenties om de toekomst van Congo te bespreken en een datum voor de onafhankelijkheid vast te leggen. Daarbij slaagde België erin om gunstige voorwaarden voor zichzelf af te dwingen. De Congolese regering verloor bijvoorbeeld haar meerderheidsaandeel in een aantal grote bedrijven waardoor ze veel inkomsten zou mislopen. Ook belangrijke posities in het bestuur bleven in Belgische handen.

In een hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

Historische vraag 1:

Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

Na de nationale verkiezingen die plaatsvonden in mei, werd de kolonie op 30 juni 1960 onafhankelijk. Joseph Kasavubu (Abako) werd president, Patrice Lumumba (Mouvement National Congolais) werd de eerste minister.

2.3 Dekolonisatieprocessen in andere gebieden

Net als in België waren ook andere Europese machthebbers geen voorstander van de dekolonisatie Over het algemeen probeerden zij dan ook de controle over hun koloniale gebieden te behouden en ook na de onafhankelijkheid een sterke (economische, politieke) band met hun voormalige kolonie(s) te bewaren.

Historische vragen herken je aan de groene opmaak.

©VANIN

In sommige gevallen leidde de eis tot onafhankelijkheid tot ware dekolonisatieoorlogen. Nederland stuurde bijvoorbeeld troepen naar Nederlands-Indië nadat daar in 1945 de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Tussen 1945 en 1949 werd in het gebied een onafhankelijkheidsoorlog uitgevochten. Ook Frankrijk voerde tussen 1954 en 1962 oorlog tegen de onafhankelijkheid van Algerije.

Na de Tweede Wereldoorlog verloren verschillende Europese koloniserende landen de grip op hun kolonies Een na een werden zij politiek onafhankelijk van hun kolonisator. Dat proces, waarbij kolonies staatkundig zelfstandig worden, noemen we dekolonisatie

In deze historische vraag bestudeer je de dekolonisatieprocessen die plaatsvonden in Belgisch-Congo en Brits-Indië. Je zoekt een antwoord op de vraag welke rol gekoloniseerde volkeren daarbij speelden en hoe zij erin slaagden de onafhankelijkheid te verwerven.

Historisch denken: structurele en menselijke (f)actoren

Uitbreidingen herken je aan de blauwe opmaak.

Historische vraag 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

Als we proberen te verklaren waarom bepaalde historische gebeurtenissen of fenomenen zich voordeden, kunnen we een onderscheid maken tussen de rol van structuren en de rol van mensen. Je kunt met andere woorden de vraag stellen wie en/of wat verantwoordelijk was voor een historische gebeurtenis of fenomeen.

Uitbreiding 1: Maakten de Nederlandse troepen structureel gebruik van extreem geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië?

Met structurele factoren (wat) bedoelen we bredere maatschappelijke (sociale, politieke, culturele of economische) omstandigheden die mee aan de basis liggen van historische gebeurtenissen. Denk aan een economische crisis of een gewapend conflict.

Na de Tweede Wereldoorlog verloren verschillende Europese koloniserende landen de grip op hun kolonies

In een televisie-interview in 1969 vertelde oud-veteraan Joop Hueting over de gruweldaden die hij en andere militairen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Nederlands-Indië pleegden. Zijn beweringen lokten sterke reacties uit in de Nederlandse samenleving. De Nederlandse overheid zag zich genoodzaakt een onderzoek in te stellen naar het geweld van Nederlandse militairen.

Een na een werden zij politiek onafhankelijk van hun kolonisator. Dat proces, waarbij kolonies staatkundig zelfstandig worden, noemen we dekolonisatie

Bron 6:

Opdrachten

Opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.

In deze historische vraag bestudeer je de dekolonisatieprocessen die plaatsvonden in Belgisch-Congo en Brits-Indië. Je zoekt een antwoord op de vraag welke rol gekoloniseerde volkeren daarbij speelden en hoe zij erin slaagden de onafhankelijkheid te verwerven.

1 In de Grondwet van 1831 werden verschillende vrijheden gegarandeerd. Analyseer de Grondwet en lijst op welke vrijheden typische eisen waren van de katholieken en welke van de liberalen.

Met menselijke actoren (wie) bedoelen we de rol die individuen of bredere groepen in een samenleving spelen bij de verwezenlijking van historische gebeurtenissen. Een groep stakende arbeiders kan bijvoorbeeld sociale hervormingen mee in de hand werken. Historische gebeurtenissen of fenomenen hebben doorgaans niet één maar wel meerdere oorzaken (multicausaliteit). In die veelheid aan oorzaken is er vaak een samenspel tussen structurele factoren en menselijke actoren.

Beargumenteer telkens je keuze.

Historisch denken: structurele en menselijke (f)actoren

2 Bestudeer de primaire bronnen uit de covidpandemie. Op welke manier zijn die zaken in conflict met de Belgische Grondwet van 1831?

Het mag dan ook geen verbazing wekken dat in het midden van de jaren vijftig in België nauwelijks aan een emancipatiepolitiek voor Kongo werd gedacht. Diegenen die daartoe opriepen, waren predikers in de woestijn of werden weggehoond. Dat was onder meer het geval met Jef Van Bilsen toen hij in 1955 uitpakte met zijn dertigjarenplan om Kongo op een grotere zelfstandigheid en een staatkundige associatie met België voor te bereiden. Hoewel Van Bilsen het woord onafhankelijkheid niet gebruikte, had hij de toorn van de toenmalige liberale minister van Koloniën Auguste Buisseret opgewekt. Die dreigde hem als docent aan het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen te ontslaan omdat Van Bilsens ideeën niet overeenstemden met de officiële opvattingen.

Opdrachten

Bron 1:

Uit: Smits, J. (red.) (1993). Gaston Eyskens. De Memoires. Uitgeverij Lannoo.

1 Bestudeer de kaart in bron 1. Welke verschillende dekolonisatiegolven kun je onderscheiden? Situeer ze in tijd en in ruimte.

2 Lees de lestekst op p. 129-130.

a Identificeer de verschillende oorzaken van de dekolonisatiegolven na de Tweede Wereldoorlog.

← Maker onbekend. (1947). Foto genomen in Malang Oost-Java.

Ga naar iDiddit en onderzoek zelf de beweringen van Joop Hueting.

De rode kaders helpen je te denken als een historicus.

Hoofdstuk 4: De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog 135

Art. 6 Er is geen onderscheid van standen in de Staat. De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen kunnen tot de burgerlijke en militaire bedieningen worden toegelaten, behoudens de uitzonderingen die, voor bijzondere gevallen, door een wet kunnen ingevoerd worden.

02i OORZAKEN EN GEVOLGEN

Als we proberen te verklaren waarom bepaalde historische gebeurtenissen of fenomenen zich voordeden, kunnen we een onderscheid maken tussen de rol van structuren en de rol van mensen. Je kunt met andere woorden de vraag stellen wie en/of wat verantwoordelijk was voor een historische gebeurtenis of fenomeen. Met structurele factoren (wat) bedoelen we bredere maatschappelijke (sociale, politieke, culturele of economische) omstandigheden die mee aan de basis liggen van historische gebeurtenissen. Denk aan een economische crisis of een gewapend conflict.

↑ Gaston Eyskens was eerste minister van België in de periode 1949 - 1972. Hij was lid van de Christelijke Volkspartij. In 1973 stapte hij uit de politiek. In 1993, vijf jaar na zijn dood, werden zijn memoires gepubliceerd.

b Maak een onderscheid tussen structurele factoren en menselijke actoren voor de dekolonisatie.

3 De bronnen geven inzicht in de dekolonisatieprocessen in Belgisch-Congo (bron 2 tot en met 6) en Brits-Indië (bron 7 tot en met 10).

Met menselijke actoren (wie) bedoelen we de rol die individuen of bredere groepen in een samenleving spelen bij de verwezenlijking van historische gebeurtenissen. Een groep stakende arbeiders kan bijvoorbeeld sociale hervormingen mee in de hand werken.

Art. 7 De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan alleen in de gevallen voorzien bij de wet, en op de wijze door haar voorgeschreven.

2 Dekolonisatieprocessen

a Welke oorzaken uit de lestekst herken je in de bronnen? Hoe komen die oorzaken precies tot uiting in Belgisch-Congo en in Brits-Indië?

Art. 9 Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan uit kracht van de wet.

b Welke gelijkenissen en verschillen merk je op tussen beide kolonies?

Historische gebeurtenissen of fenomenen hebben doorgaans niet één maar wel meerdere oorzaken (multicausaliteit). In die veelheid aan oorzaken is er vaak een samenspel tussen structurele factoren en menselijke actoren.

c Wie kun je in de bronnen identificeren als leidende figuren of groepen in de onafhankelijkheidsbewegingen?

Art. 10 De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan geschieden dan in de gevallen bij de wet voorzien, en op de wijze door haar voorgeschreven.

2.1 De dekolonisatie van Belgisch-Congo

d Welke argumenten kun je uit de bronnen afleiden om aan te tonen dat gekoloniseerde volkeren de onafhankelijkheid afdwongen?

Art. 14 De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om zijn mening op elk gebied te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens de vervolging van de misdrijven begaan ter gelegenheid van het gebruikmaken van die vrijheden.

Opdrachten

Hoofdstuk 4: De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog 124

Art. 15 Niemand kan worden gedwongen op enigerlei wijze deel te nemen aan handelingen en aan plechtigheden van een eredienst of er de rustdagen van te onderhouden.

1 Bestudeer de kaart in bron 1.

Art. 17 Het onderwijs is vrij; elke preventieve maatregel is verboden; de bestraffing van de misdrijven wordt alleen bij de wet geregeld. Het openbaar onderwijs, op 's Lands kosten gegeven, wordt eveneens bij de wet geregeld.

Hoewel er in Belgisch-Congo grote onvrede was over de bijdrage die de kolonie had moeten leveren tijdens de Tweede Wereldoorlog, ontwikkelde de onafhankelijkheidsbeweging zich in de kolonie pas geleidelijk aan in de loop van de jaren 1950. Een van de redenen waarom de beweging zich niet eerder ontwikkelde, is dat er tijdens de koloniale periode weinig sociale mobiliteit voor de Congolese bevolking mogelijk was. De toegang tot hoger onderwijs werd bewust beperkt door de koloniale overheid en er waren weinig Congolezen die belangrijke posities bekleedden in de administratie, de politiek of het leger. Ook de fysieke mobiliteit van de Congolezen was beperkt.

Welke verschillende dekolonisatiegolven kun je onderscheiden? Situeer ze in tijd en in ruimte.

2 Lees de lestekst op p. 129-130.

a Identificeer de verschillende oorzaken van de dekolonisatiegolven na de Tweede Wereldoorlog.

Art. 18 De drukpers is vrij; de censuur kan nooit ingesteld worden; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.

Daardoor waren contacten tussen de verschillende gewesten van de kolonie bijzonder moeilijk. De uitgestrektheid van het Congolese grondgebied en de grote regionale verschillen maakten het bovendien moeilijk om een nationale onafhankelijkheidsbeweging op gang te krijgen.

b Maak een onderscheid tussen structurele factoren en menselijke actoren voor de dekolonisatie.

3 De bronnen geven inzicht in de dekolonisatieprocessen in Belgisch-Congo (bron 2 tot en met 6) en Brits-Indië (bron 7 tot en met 10).

Art. 20 De Belgen hebben het recht zich te verenigen; dit recht mag niet aan enige preventieve maatregel

OORZAKEN EN GEVOLGEN

Elke historische vraag sluit af met een lestekst die je kunt gebruiken bij het studeren. Je herkent de lestekst aan het pictogram en de lichtrode kantlijn.

Historische begrippen vallen extra op door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan terug bij de synthese en in je Histokit.

a Welke oorzaken uit de lestekst herken je in de bronnen? Hoe komen die oorzaken precies tot uiting in Belgisch-Congo en in Brits-Indië?

b Welke gelijkenissen en verschillen merk je op tussen beide kolonies?

Art. 23 Het gebruik der in België gesproken talen is vrij; het kan slechts bij de wet geregeld worden en alleen voor de handelingen van de openbare overheid en voor de gerechtszaken.

De wens om onafhankelijk te worden ontwikkelde zich in eerste instantie onder de beperkte groep die tot de Congolese elite behoorde. Andere kolonies, en in het bijzonder Ghana, vormden daarbij een belangrijke inspiratiebron. Ook het bezoek aan de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 onafhankelijkheid. Daarbij kwamen Congolezen uit heel het grondgebied met elkaar in contact en werd de mythe van de Europese superioriteit doorprikt.

c Wie kun je in de bronnen identificeren als leidende figuren of groepen in de

d Welke argumenten kun je uit de bronnen afleiden om aan te tonen dat gekoloniseerde volkeren

Art. 25 Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de bij de Grondwet bepaalde wijze. ↑ De Belgische Grondwet vormde een inspiratie voor tal van andere Europese landen omdat ze een vernieuwende liberale inhoud had en ook helder en beknopt geformuleerd was. Dat laatste had ook te maken met de snelheid waarmee de Grondwet was opgesteld. De formulering bleef daardoor vaak kort en vrij algemeen.

Aan het einde van de jaren 1950 klonk de eis om onafhankelijkheid steeds luider. Hoewel de Belgische machthebbers de controle over de kolonie zo lang mogelijk wilden behouden, groeide wel het besef dat de onafhankelijkheid onvermijdelijk werd. Bovendien zagen zij hoe het uitblijven van autonomie in andere kolonies, zoals in Algerije, tot gewelddadige conflicten kon leiden.

De Belgische regering ondernam stappen om de kolonie meer autonomie te verlenen, zoals het organiseren van gemeentelijke verkiezingen in enkele grote steden. Concrete plannen en een

← Maker onbekend. (1930). Mahatma Gandhi tijdens de zoutmars. Mahatma Gandhi was een centrale figuur in de onafhankelijkheidsstrijd in de Britse kolonie BritsIndië. Gandhi studeerde rechten in Engeland en werkte vervolgens als advocaat in Zuid-Afrika, dat door de Britten werd bestuurd. Gandhi stond onder meer bekend omwille van zijn acties van geweldloos verzet, waarmee hij de onrechtvaardigheid van het Britse koloniale beleid aankaartte. Om te protesteren tegen het Britse zoutmonopolie organiseerde hij bijvoorbeeld zoutmarsen waarin hij samen met zijn volgelingen naar de zee wandelde om te tonen hoe mensen er zelf zout konden winnen. Voor die acties werd hij meermaals veroordeeld tot een gevangenisstraf.

↑ Lees de brontekst.

Hoofdstuk 4: De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog 134

Bron 8:

Brug op Imphal-Palel Road weggespoeld.

Bij elke bron vind je een korte uitleg over de bron. Die begint telkens met de bronverwijzing. In je Histokit kun je opzoeken hoe je een bronverwijzing opstelt.

Intern. In de meeste gebieden toont de situatie verbetering, maar een trend lijkt zich af te tekenen waarbij de problemen zich verspreiden naar het platteland in delen van Madras Bengalen en U.P.

Situatie per provincie:

• Bengalen. In Calcutta gaan sporadische aanvallen op enkele essentiële diensten verder. (…) Aanzienlijke rellen Dacca-gebied met inbegrip van schade aan het spoorwegsysteem.

• Centrale Provincies. Situatie verbeterd, behalve in het gebied rond Magpur waar de rellen voortduren.

• Verenigde Provincies. Situatie aanzienlijk verbeterd in stedelijke gebieden, met uitzondering van Benares. (…)

• Madras. Rustig in de stad. In de districten blijven studentenstakingen en demonstraties doorgaan, alsook aanvallen op de communicatie.

• Bihar. Situatie in Patna verbeterd. Geen ernstige verstoringen

De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog
02i
Hoofdstuk 2: Het Congres van Wenen, liberalisme en nationalisme (1815 - 1914) 47
Bron 7:

Histokit

De Histokit helpt je bij moeilijkere opdrachten.

↑ Bekijk de trailer. VAN IN Plus

iDiddit

Sommige inhouden en opdrachten vind je enkel op iDiddit. Je herkent ze aan dit pictogram.

©VANIN

Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit pictogram ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.

Mijn lesmateriaal

Het onlineleerplatform bij Sapiens

Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten en extra oefeningen.

Extra materiaal

Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een audio- of videofragment zijn, een woordenof begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.

Opdrachten

Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Evalueren

Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.

Resultaten

Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.

Notities

Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.

Meer weten?

Ga naar www.ididdit.be

De dood van Joris Van Severen

Hoofdstuk

Van den Berghe, F. (26 oktober 1933). Joris Van Severen. Koekoek. Het interbellum zorgde voor een adempauze na de Grote Oorlog. De jaren 1920 brachten herstel en voorzichtig optimisme, maar rolden evengoed de rode loper uit voor nieuwe politieke experimenten. In Sapiens 5 zag je al dat Stalin, Mussolini en Hitler de democratische krachten in hun land vakkundig de kop indrukten.

In dit inleidende hoofdstuk focus je op België. Het eeuwfeest in 1930 nodigt je uit om de belangrijkste evoluties uit de eerste honderd jaar van België te ontdekken door de bril van Belgische kunstenaars. Vervolgens zoom je steeds dieper in op de jaren 1930 en ontdek je welke thema's de Belgische samenleving in die periode bezighielden. In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de onderzoeksvraag:

Hoe sterk stond de Belgische democratie aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog?

Op onderzoek II

©VANIN

Historische vraag 1: Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor?

I

Wat weet je al?

Herinner je je nog hoe conservatieve en liberale groepen de krachten bundelden om de Belgische Revolutie te doen slagen? Koning Willem I werd onder meer verweten dat hij het Nederlands als bestuurstaal wilde invoeren: ondenkbaar voor de Franstalige elite in het Zuiden. Maar ook na 1830 bleef taal een twistpunt in het jonge koninkrijk België. Samen met het socialisme groeide er een vierde politieke beweging, die in het interbellum aan invloed zou winnen: het Vlaams-nationalisme. Kun je van die drie politieke groepen enkele kenmerken opsommen? Zoek ook over de vierde beweging kenmerken op: wat wilden zij? Is die beweging vandaag nog actief?

Historische vraag 3: Waarom werd Verdinasoleider Joris Van Severen in mei 1940 gearresteerd en vermoord?

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Historische vraag 2: Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie?

Situeren in tijd

Situeren in tijd

Wappers, G. (1835). Episode des journées de Septembre 1830 sûr la place de l’Hotel de ville de Bruxelles (‘Tafereel van de Septemberdagen 1830 op de Grote Markt in Brussel’).

Met felle lichtcontrasten en hevige bewegingen vertelt

Wappers het verhaal van de septemberdagen in 1830 in de straten van Brussel.

Hermans, C. (1874). À l’aube (‘Bij dageraad’).

Hermans neemt ons mee in de vroegste uurtjes van een nieuwe werkdag.

KATHOLIEKEN EN LIBERALEN REGEREN

BELGISCHE REVOLUTIE

INDUSTRIALISERING EN GROEIENDE ARBEIDERSKLASSE

EERSTE INDUSTRIËLE REVOLUTIE

VERLICHTE IDEEËN EN REVOLUTIES

← Boch, A. (1893). Tijdens de elevatie.

Boch weet in haar impressionistische schilderijen een warme en kleurrijke sfeer op te roepen. Hier legt ze het moment vast waarop de kerkgangers het hoofd buigen voor de opgestoken hostie, die het lichaam van Christus voorstelt.

A B

Minne, J. (1927). Loftriptiek over Antwerpen. De grafische werken van Minne verrassen vaak met opvallende lijnen en perspectieven. Met zijn expressionistische stijl wil hij vooral de moderne stad in de kijker zetten. ↑

KATHOLIEKEN REGEREN

OPKOMST SOCIALISME

OPKOMST CHRISTENDEMOCRATIE

VLAAMSE BEWEGING

IMPERIALISME

HEDENDAAGSE TIJD ↑

ACTIVISME

UITBOUW ANTWERPSE HAVEN

HERSTEL EN

Meunier, C. (ca. 1900). Mijnwerker met bijl. Meunier staat bekend om zijn erg realistische beelden van arbeiders.

COALITIEREGERINGEN

FRONTPARTIJ VNV

VERDINASO

TAALWETTEN COLLABORATIE REPRESSIE

UITBOUW WELVAARTSTAAT

GROTE DEPRESSIE

INDUSTRIËLE REVOLUTIE DERDE INDUSTRIËLE REVOLUTIE

CONGO VRIJSTAAT

HEROPBLOEI KATHOLIEKE BELEVING

©VANIN

BELGISCH-CONGO

BELGISCH CONGO

SECULARISERING

← Tytgat, E. (1921). Schommels. Na de Eerste Wereldoorlog zorgen nieuwe wetten voor meer vrije tijd. Tytgat weet het zondagse vertier uit die jaren 1920 erg levendig te verbeelden.

Historische vraag 1:

Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor?

In 1930 vierde België zijn honderdste verjaardag. Het eeuwfeest werd gevierd van de hoofdstad tot in de kleinste dorpen. Voor veel Belgische kunstenaars was het een uitgelezen moment om terug te blikken. Aan de hand van hun beelden, gebouwen en schilderijen zie je hun kijk op de wereld van toen en ontdek je welke boodschap er achter de kunstwerken schuilt.

©VANIN

Opdrachten

1 Bestudeer de zes bronnen rond de tijdlijn op p. 12-13 en bron 1 tot en met 4 op p. 14-15. Contextualiseer de bronnen met behulp van je histokit.

2 Bestudeer de tijdlijn. Leg voor de bronnen die je contextualiseerde in opdracht 1 het verband met een gebeurtenis of evolutie op de tijdlijn. Onderbouw met argumenten.

3 In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) situeer je elke bron? Beargumenteer.

4 Kunst kun je niet los zien van de periode waarin ze gemaakt is. De standplaats, maar evengoed het perspectief van de artiest, zijn er vaak uit af te leiden. Kies drie bronnen uit de zes kunstwerken bij de tijdlijn en uit bron 1 tot en met 4. a Wat vertelt de bron over de tijd en plek (standplaats) waarin de kunstenaar leefde? b Wat vertelt de bron over het standpunt (perspectief) van de kunstenaar?

5 Beantwoord de historische vraag.

Bron 1:

Horta, V. (1885 - 1898). Hotel Van Eetvelde in Brussel. In opdracht van Edmond Van Eetvelde, de gouverneur van Congo Vrijstaat, bouwde Horta dit herenhuis in het centrum van Brussel. Vooral de overdekte wintertuin springt in het oog. Die deed dienst als ontvangstruimte. Het gebruik van staal in golvende en natuurlijke lijnen is typisch voor de art-nouveaustijl.

Bron 2:

← Maquet, H. (1900 - 1903). De Koninklijke Gaanderijen in Oostende.

De Belgische architect Maquet inspireerde zich op het Venetiaanse classicisme om deze monumentale gaanderij te bouwen. Leopold II wilde op die manier de koninklijke chalet aan zee verbinden met een salon vlak bij de Wellington-paardenrenbaan. Net als bij veel andere bouwwerken in opdracht van Leopold werd de gaanderij bekostigd met geld uit zijn kolonie, Congo Vrijstaat.

Van Averbeke, E. (1929 - 1931). Boerentoren in Antwerpen.

Van Averbeke, F., Van Averbeke, R. (1930). IJzertoren in Diksmuide.

In hetzelfde jaar als de Boerentoren verrees in de polders bij Diksmuide de IJzertoren. Dat monument voor de gevallen Vlaamse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hét symbool van meer Vlaamse zelfstandigheid. Het monument was al van bij de inhuldiging omstreden. Op de foto zie je een vliegtuigje naderen dat Belgische vlaggetjes en anti-Vlaamse pamfletten zal uitstrooien over het aanwezige publiek.

©VANIN

Naar aanleiding van de wereldtentoonstelling die in 1930 in Antwerpen zou plaatsvinden, bouwde de Middenkredietbank (de latere KBC) de eerste wolkenkrabber in Europa. Het bouwwerk in artdecostijl was 87,5 meter hoog.

Ga naar iDiddit en lees de tekst over een eeuw Belgische kunst.

Bron 3:
Bron 4:

Historische vraag 2:

Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie?

Het eeuwfeest van België luidde de jaren 1930 in. In die periode was er weinig reden tot vieren. Het trauma van de Grote Oorlog (1914 - 1918) was nog niet helemaal verteerd of er staken al nieuwe uitdagingen de kop op, waaronder een economische crisis. Die crisis werd ‘de Grote Depressie’ gedoopt en begon in 1929 in de VS. Bovendien was er in België ook nog de taalkwestie. Een Franstalige elite bestuurde al honderd jaar het land, waardoor de bestuurstaal het Frans was. Dat was echter niet naar de zin van een groot deel van de Vlamingen. Al in de 19e eeuw bundelde een groep Vlaamse kunstenaars, intellectuelen en politici de krachten in wat later de ‘Vlaamse Beweging’ zou heten. Die beweging ijverde voor meer rechten en een gelijke behandeling van beide landstalen. Hoewel het Nederlands, naast het Frans, in 1898 werd erkend als officiële landstaal, veranderde er in de praktijk weinig. De communautaire breuklijn tussen Vlamingen en Franstaligen bleef een pijnpunt.

Opdrachten

1 Bekijk opnieuw aandachtig de tijdlijn op p. 12-13.

a Welke begrippen verwijzen naar de strijd van de Vlamingen om meer rechten?

b Leg die begrippen uit aan de hand van wat je in bron 1 tot en met 6 op p. 16-19 leest.

2 Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog groeide de frustratie bij veel Vlaamsgezinden.

Zoek in bron 1 tot en met 6 naar verschillende redenen voor die frustratie en lijst ze op.

3 Bestudeer bron 2 tot en met 4.

a Waarom duurde het tot de jaren 1930 voor er nieuwe taalwetten kwamen?

b Nieuwe wetten hebben niet altijd de bedoelde gevolgen.

Zoek in de bronnen naar een voorbeeld dat die uitspraak ondersteunt.

4 Bestudeer bron 5 en 6. Welke elementen op de foto’s en in de tekst doen je besluiten dat de Vlaamse Beweging radicaliseerde in het midden van de jaren 1930?

5 Beantwoord de historische vraag.

Speelden er naast ‘communautaire’ volgens jou nog andere redenen mee? Zo ja, welke?

Bron 1:

©VANIN

02i

02e

LEESSTRATEGIEËN 02f

KIJKSTRATEGIEËN

← Pompsteen Merkem. (rond 1918).

Door de schrijnende leefomstandigheden in de loopgraven en het feit dat veel officieren Frans spraken, groeide de frustratie bij de Vlaamse soldaten. Op deze oude pompsteen in Merkem, vlak bij het front, lieten Vlaamse soldaten in 1918 deze niet mis te verstane boodschap achter: ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht?’ Door het ongenoegen van de soldaten en anderen achter het front ontstond de Frontbeweging, die na de oorlog politiek actief bleef als de Frontpartij.

OORZAKEN EN GEVOLGEN

Bron 2:

Opvallend is dat van de Vlaamse eisen, ondanks de beloften van koning Albert in zijn troonrede eind 1918, heel weinig terechtkwam. Even opvallend was dat daarover weinig gemor te horen viel onder de bevolking. De activistische collaboratie had een sterk anti-Vlaamse stemming gecreëerd. Dat gaf de conservatieven een geschikt argument om het Vlaamsgezinde programma tegen te werken en voor het behoud van de tweetaligheid van Vlaanderen te blijven streven. Hoe dan ook kon geen twijfel bestaan over de prioriteiten van dat moment: het herstel van het land en de sociaaleconomische problemen eisten toen alle aandacht op.

Uit: Reynebeau, M. (2003). Een geschiedenis van België. Lannoo.

©VANIN

Marc Reynebeau is historicus, schrijver en journalist bij onder andere Knack en De Standaard. In zijn stukken is Reynebeau vaak kritisch voor het Vlaams-nationalisme.

Bron 3:

Zijn klinkende verkiezingsoverwinning maakte van August Borms in Vlaamse kringen een echte held. Politiek België wilde zich bij het komende eeuwfeest geen tweede keer door een Vlaamse dwarsligger laten verrassen. De regering zond daarom tijdig signalen uit dat over een en ander misschien toch gepraat kon worden. Het gevolg was een rijke oogst aan nieuwe taalwetten in de jaren 1930.

Naar: Platel, M. (2004). Communautaire geschiedenis van België. Van 1830 tot vandaag. Davidsfonds.

August Borms (1878 - 1946) was vóór de Eerste Wereldoorlog een leraar en veelgevraagd spreker in de Vlaamse Beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij activist en steunde hij volmondig de Duitse ‘Flamenpolitik’, die Vlaanderen meer onafhankelijkheid wilde geven. Na de oorlog werd hij voor zijn politieke activisme ter dood veroordeeld, een straf die later zou worden omgezet in levenslange dwangarbeid.

Borms kwam in 1928 niet in aanmerking voor amnestie (kwijtschelding van straf), maar kwam bij de verkiezingen wel op voor de Frontpartij. Hij won overtuigend, maar mocht zijn zetel in het parlement niet innemen. Een jaar later werd hij toch vrijgelaten.

© Hollandse Hoogte ↑ Maker onbekend. (tussen 1930 en 1946). August Borms.

Bron 4:

De Franstalige kringen die nu zeer waakzaam waren en waarin de anti-Vlaamse reflexen alleen maar sterker werden, deinsden niet terug voor een open boycot van de taalwetten. Zo werden die wetten een nieuwe bron van ontevredenheid en beroering in de reeds zo door de Vlaamse kwestie bewogen Belgische politiek.

De Vlaams-nationalisten die zo lang het Belgische status-quo aanvaard hadden en enkel maar beperkte verbeteringen in het officiële taalgebruik bepleit hadden, begonnen nu het functioneren van de staat, de democratie zelf, in vraag te stellen.

Naar: Ruys, M. (1975). De Vlamingen: een volk in beweging, een natie in wording. Lannoo.

De taalwetten van de jaren 1930 zorgden voor de vernederlandsing van het onderwijs, justitie, het leger en de administratie in Vlaanderen. De universiteit van Gent werd in 1930 integraal Nederlandstalig. Die wetten waren een overwinning voor de zogenaamde ‘minimalisten’ die ervan droomden de Vlaamse eisen binnen de bestaande Belgische staat te realiseren. Voor de ‘maximalisten’ gingen de wetten lang niet ver genoeg.

Manu Ruys was journalist en tot 1997 hoofdredacteur bij De Standaard en Het Nieuwsblad. Ruys geloofde sterk in meer Vlaamse zelfstandigheid. In 1995 ontving hij de Orde van de Vlaamse Leeuw voor zijn bijdrage aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

Bron 5:

Op 7 en 8 oktober 1933 verscheen in de pers de langverwachte stichtingsproclamatie van de nieuwe

Vlaams-nationalistische eenheidspartij:

‘Bij alle overtuigde Vlamingen is het bewustzijn ontwaakt dat alleen de verovering van onze politieke zelfstandigheid samen met de vestiging van de Nederlandse volkseenheid kan leiden tot de gezonde en harmonische ontwikkeling van ons nationaal bestaan.

Het VNV wil met dit grootse doel voor ogen alle Vlamingen opleiden tot volwaardige Dietsers. (…) Wij bestrijden het huidige parlementarisme, dat noodlottig is voor een gezonde inrichting van de maatschappij. (…) Bij de Leider en de hoofdraad berust alle gezag.’ (…)

VNV-leider Staf De Clercq tijdens de Landdag van de partij in Kester, 1934. De Romeinse groet met de uitroep ‘Hou zee’ werd de officiële VNV-groet.

Uit: De Wever, B. (1994). Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en de Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945. Lannoo.

De Frontpartij (zie bron 1) viel in de jaren 1920 uit elkaar. De Vlaams-nationalisten bundelden in 1933 opnieuw de krachten met het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). De onbetwiste leider van de partij was Staf De Clercq. Oorspronkelijk volgde in de stichtingsproclamatie van 10 juli 1933 na de paragraaf over het parlementarisme nog: ‘Wij willen een gezonde en aangepaste volksmedezeggenschap en democratie’. Maar die passage werd uiteindelijk geschrapt.

Afbeelding 1: Maker onbekend. (tussen 1930 en 1940). Toespraak Joris Van Severen. Afbeelding 2: Maker onbekend. (april 1935). Flyer van het Verdinaso voor de verkiezingen in het arrondissement Brussel.

Het Verdinaso was een fascistische beweging rond Joris Van Severen. De beweging zette zich expliciet buiten de Belgische democratie. Van Severen keerde zich tegen politieke partijen en het parlement, dat hij corruptie, traagheid en wanorde verweet.

De Vlaamse Beweging en de jaren 1930 in België

De Eerste Wereldoorlog betekende een keerpunt in de strijd van de Vlaamse Beweging (een verzamelnaam voor alle voorvechters van meer (taal)rechten voor de Vlamingen). Enerzijds kreeg het flamingantisme (Vlaams-nationalisme) een slechte naam door de collaboratie (het zogenaamde activisme) van een deel van de Vlaamse elite. Anderzijds zette de oorlog de taalkwestie op scherp: Vlaamse soldaten voelden zich benadeeld door Franstalige officieren. Bovendien leefde het gevoel bij veel oud-strijders dat België na de oorlog iets mocht terugdoen voor hun offer tijdens die vreselijke loopgravenoorlog.

©VANIN

De Belgische regering hechtte aanvankelijk weinig belang aan de Vlaamse eisen, waardoor de frustraties langs Vlaamse kant nog toenamen. Ook de te strenge straffen voor activisten voedden hun onvrede. Er ontstonden twee stromingen, die tot op heden zichtbaar zijn binnen het Vlaams-nationalisme.

Aan de ene kant had je de ‘minimalisten’. Zij ijverden voor meer taalrechten voor Vlamingen binnen de bestaande Belgische staat. De minimalisten vond je vooral terug in de traditionele partijen (katholieke, socialistische en liberale partij). Binnen die stroming klonk steeds luider de roep om federalisme. Federalisten droomden van politieke autonomie voor Vlaanderen binnen de staatsstructuur van België.

Aan de andere kant stonden de ‘maximalisten’. Zij wilden de Belgische staat begraven en eisten zelfbestuur voor Vlaanderen. Binnen die stroming had je verschillende groepen. Zo pleitten separatisten voor de onafhankelijkheid van Vlaanderen. Nog anderen droomden van een ‘GrootDietse’ staat, waarin alle Nederlandstaligen als één volk zouden samenleven. Of die droom via democratische weg verwezenlijkt moest worden, was nog voer voor discussie.

In het interbellum wonnen de maximalisten steeds meer aanhangers. Dat was het gevolg van de economische crisis en de bijbehorende frustraties onder de bevolking (bv. over werkloosheid, de vele regeringswissels …). De overwinningen van Mussolini en Hitler en de angst voor het opkomende communisme deden de publieke opinie in de jaren 1930 naar rechts opschuiven. Toen de Vlaams-nationalisten zich in 1933 opnieuw verenigden in een politieke partij, was het snel duidelijk dat die niet op democratische leest geschoeid zou zijn. Het VNV werd onder leiding van Staf De Clercq een uitgesproken anti-Belgische partij, die de werking van de democratie openlijk in vraag stelde.

Historische vraag 3:

Waarom werd Verdinaso-leider Joris Van Severen in mei 1940 gearresteerd en vermoord?

Binnen de Vlaamse Beweging was Joris Van Severen een buitenbeentje. Hij begon zijn politieke carrière bij de Frontpartij, maar richtte na 1934 een eigen beweging op: het Verbond van Dietse Nationaalsolidaristen (Verdinaso). Het Verdinaso geloofde dat Vlaanderen zou opgaan in een Groot-Dietse staat onder leiding van koning Leopold III.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, werd Joris Van Severen gearresteerd in Brugge. Tien dagen later, op 20 mei 1940, kwam hij om het leven in het Noord-Franse stadje Abbeville. Verschillende bronnen beschrijven de gruwelijke omstandigheden van zijn dood. Toch blijven er nog vraagtekens. Waarom werd hij gearresteerd? Waarom werd hij aan Frankrijk uitgeleverd? En vooral: wie was schuldig aan zijn moord?

Opdrachten

1 Bekijk bron 1 tot en met 4 aandachtig. Schets de context waarin Joris Van Severen op vrijdag 10 mei 1940 aangehouden werd.

2 Het verleden lijkt vaak een opeenvolging van oorzaken en gevolgen. Ook het verhaal van Van Severen kun je lezen als allerlei gebeurtenissen die noodzakelijk tot zijn dood geleid hebben. Speelt het toeval ook een rol? Bespreek en beargumenteer aan de hand van bron 3 tot en met 7.

3 Beoordeel bron 8 en 9 aandachtig in functie van de historische vraag.

a Welke bron is bruikbaar en betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? Beargumenteer.

b Beschik je over genoeg informatie om de historische vraag te beantwoorden?

Zo niet: welke extra bronnen zouden nuttig kunnen zijn?

4 Vlaeminck is in bron 8 hard voor de Belgische regering. Wat verwijt hij de Belgische regering? Wat zou je zeggen ter verdediging van de regering?

1: Duitse inval en tocht van Joris Van Severen na zijn arrestatie (mei 1940)

©VANIN

Toen nazi-Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenviel, verklaarden de geallieerden (onder leiding van Frankrijk en Engeland) en de asmogendheden (onder leiding van Duitsland en Italië) elkaar de oorlog. België bleef neutraal, maar de kans was groot dat nazi-Duitsland België opnieuw als springplank zou gebruiken om Frankrijk aan te vallen, zoals in de Eerste Wereldoorlog. Dat gebeurde ook op 10 mei 1940, na maanden van 'schemeroorlog'.

De nazi's hadden geleerd uit de stellingenoorlog van 1914 - 1918. Met tanks en gevechtsvliegtuigen konden ze een ware 'Blitzkrieg' of bewegingsoorlog forceren. De geallieerde troepen, die zoals afgesproken het Belgische leger te hulp schoten, lieten zich verrassen door die snelle opmars van de Duitse tanks door de Ardennen en Noord-Frankrijk en raakten rond Duinkerke ingesloten. Op 20 mei was de omsingeling een feit: net op de dag dat Van Severen aankwam in Abbeville, viel die Franse stad in Duitse handen.

Bron

Bron 2:

Bericht aan de bevolking. Opgepast voor parachutisten en saboteurs! Het is mogelijk dat de vijand binnen het land parachutisten afzonderlijk of in groep laat landen om de verkeersmiddelen en de inrichtingen, welke van levensbelang zijn voor leger en land, te saboteren. Het is eenieders plicht de overheden bij te staan om deze parachutisten, alsmede de op ons grondgebied vertoevende vijandelijke agenten op te sporen.

©VANIN

Radiobericht van de N.I.R. (ochtend van 10 mei 1940).

De N.I.R. was een voorloper van de VRT.

Bron 3:

Nu de staat van oorlog is uitgeroepen wordt de aanhouding mogelijk van mensen die de veiligheid van het land in gevaar kunnen brengen. In de voorbije maanden zijn lijsten opgemaakt van vreemdelingen en Belgen die een gevaar kunnen betekenen. De lijsten van verdachten zijn zeer arbitrair en voorlopig. Ze geven de namen van mensen van wie de achtergrond eventueel gecontroleerd zou moeten worden. Dat is niet gebeurd.

Uit: Verleyen, M. & De Meyer, M. (2010). Mei 1940, België op de vlucht. Manteau.

Omdat de opmars van de nazi’s zo snel verliep, leefde de overtuiging dat de Duitsers van binnenuit geholpen waren. Dat leidde tot een angstgolf, ook bij de administratie die de arrestaties moest uitvoeren. Er waren geen duidelijke lijsten met verdachten, waardoor commissarissen en procureurs vrij spel kregen om willekeurig mensen op te pakken. Niet enkel echte spionnen, maar ook veel onschuldigen werden in die meidagen ingerekend.

Bron 4:

Joris Van Severen nam zijn arrestatie zeer kalm op. Gevolgd door een paar gerechtelijke agenten, begaf hij zich nog naar de kelderkeuken om de meid te verwittigen, en haar enkele aanbevelingen te doen. Terug boven gekomen, nam hij zijn hoed en ging afscheid nemen van zijn onthutste vriend, hem zeggend: ‘Ze zullen me niet lang houden, Pol. Binnen enkele uren ben ik wellicht al terug. Het kan niet anders of mijn aanhouding berust op een grove vergissing. Kon ik nu maar eerste minister Pierlot aan de telefoon krijgen: de zaak ware spoedig geregeld.’

Uit: Van Berckel, F. (1960). De tragische dood van Joris Van Severen en Jan Rijckoort (Abbeville, 20 mei 1940). Oranje Uitgaven. ↑

Frans Van Berckel is het pseudoniem van Theo Hosten, een oud-Verdinaso-aanhanger en bewonderaar van Joris Van Severen. Hij bracht die bewuste vrijdag 10 mei 1940 nog een bezoek aan de leider van het Verdinaso in zijn huis in Brugge, enkele uren voor zijn arrestatie.

In tegenstelling tot de meeste andere arrestanten werd Joris Van Severen pas in de namiddag, rond 14.30 uur, gearresteerd. De Gentse procureur-generaal Remy vond de arrestatie niet nodig en stelde huisarrest voor, maar botste op weerstand bij het ministerie van Justitie en de Staatsveiligheid. Er volgden heel wat telefoontjes heen en weer. Pas rond de middag werd het bevel tot arrestatie dan overgemaakt aan de Brugse politie.

Bron 5:

’s Morgens, op zondag 12 mei werd ik opgebeld door de heer P.E. Janson, toenmalige minister van Justitie, die me wenste te spreken. Ik stelde me dadelijk ter beschikking, en ontmoette hem een uur later op het ministerie. Daar werd ik in zijn bureau binnengeleid en was amper gaan zitten toen hij me op de man vroeg: ‘Zeg eens, Borginon, Van Severen: moet ik hem vrijlaten?’ Ik was stomverbaasd te vernemen dat Joris Van Severen was aangehouden, en wees de minister op het onbegrijpelijke, het uitzinnige zelfs van deze maatregel. Had Van Severen immers niet sinds 1934 zijn vroegere, fel anti-Belgische houding afgezworen en was hij niet gaandeweg geëvolueerd naar een vurig Belgisch standpunt?

Ik hoefde niet aan te dringen. De minister had mijn uiteenzetting met de grootste aandacht gevolgd en, het hoofd naar gewoonte ietwat opzij gebogen, liet hij zich ontvallen: ‘Ja, Nothomb had het me al gezegd, maar ik wilde ook uw advies. Ik heb het verstaan, ik ga hem vrijlaten.’

Uit: Borginon, H. (1973). Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940. Nederlandsche Boekhandel. ↑

Hendrik Borginon was een advocaat en Vlaams-nationalistische politicus, eerst voor de Frontpartij en later voor het VNV. Hij vocht als soldaat aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. Als advocaat verdedigde hij na de oorlog enkele bekende activisten en Vlaamsgezinden. Als politicus hoorde hij tot de gematigde federalisten, die droomden van Vlaams zelfbestuur binnen een democratische Belgische staat. Dat bracht hem geregeld in conflict met het VNVpartijbestuur, dat uitgesproken tegen België en de democratie was.

Bron 6:

KABINET VAN DE EERSTE MINISTER - 13 mei 1940.

Beste Vriend,

De zaak waarover je mij gesproken hebt, werd nauwkeurig onderzocht.

De meningen zijn dermate uiteenlopend dat ik, de betrokkene persoonlijk niet voldoende kennend, niet gemeend heb voor het ogenblik te kunnen aandringen op diens vrijlating. Ik betreur ten zeerste U betreffende die zaak geen beter nieuws te kunnen overmaken.

Zeer hartelijk, H. Pierlot.

Uit: Vlaemynck, C. (1977). Dossier Abbeville. Arrestaties en deportaties in mei 1940. Davidsfonds.

Maker onbekend. (1947).

Premier Hubert Pierlot.

©VANIN

Carlos Vlaemynck (1929 - 1988) was een Brugs historicus en docent rechtswetenschappen. Hij schreef enkele boeken over de Tweede Wereldoorlog en de impact ervan op Vlaanderen en Brugge.

Deze brief was het antwoord van eerste minister Pierlot op een brief van baron en senator Pierre Nothomb om Joris Van Severen vrij te pleiten. Nothomb behoorde tot de conservatieve rechterzijde van de katholieke partij. Hij ijverde voor een autoritair katholicisme, waarmee hij in Van Severen een medestander vond aan de andere kant van de taalgrens. De twee raakten bevriend.

Bron 7:

Er was geen vaste lijn merkbaar in de handelswijze van de minister. Het volstond dat Borginon even bij hem aandrong, of (VNV-leider) Staf de Clercq werd in vrijheid gesteld. Hij wist nochtans zeer goed dat De Clercq geld ontving uit Duitsland (…). Integendeel was men er in dezelfde kringen perfect van op de hoogte dat Van Severen nog wel bewondering koesterde voor wat Hitler in zijn land gepresteerd had, maar dat hij geen vertrouwen meer bezat in het nazisme en herhaaldelijk waarschuwde voor het gevaar dat ons evengoed uit het oosten als uit het zuiden (Frankrijk) bedreigde. Niettegenstaande het aandringen van Borginon en anderen bij de minister, bleef Van Severen in de gevangenis. (…)

Had Van Severen kunnen ontsnappen aan minister en procureur, dan was hij waarschijnlijk nog in de gevangenis beland, want hij prijkte al evenzeer op de lijst van aan te houden personen, waarover de Franse inlichtingendienst beschikte. Vanaf 11 mei begonnen ook Franse agenten tot aanhoudingen over te gaan.

Uit: Van Severen, A. (1998). Joris Van Severen, Het verhaal van een leven. Deel 2. Van 1930 tot 1940. Oranje Uitgaven.

©VANIN

Antoon Van Severen is een historicus die een biografie in twee delen schreef over Joris Van Severen. Ondanks het rijke bronnenmateriaal dat hij gebruikt, kan hij zijn sympathie voor het Vlaams-nationalisme en voor het Verdinaso in het bijzonder moeilijk wegsteken.

Bron 8:

Niemand betwist dat een land het recht heeft om in geval van nood alle staatsgevaarlijke personen, zowel eigen landgenoten als vreemdelingen, in preventieve hechtenis te nemen. Het is echter evident dat een dergelijke vrijheidsberoving niet op willekeurige gronden mag geschieden en dat de verantwoordelijke overheid voor een correcte behandeling van de geïnterneerden moet borg staan.

Het gaat in deze immers slechts om ‘verdachten’ en niet om ‘veroordeelden’ die zich reeds hebben schuldig gemaakt. (…)

Maker onbekend. (1942). Premier Pierlot en ministers in Londen.

Premier Pierlot en enkele ministers verbleven in Londen tijdens de Duitse bezetting. Minister Janson bleef in Frankrijk, waar hij gearresteerd werd door de nazi's. Hij stierf in het concentratiekamp van Buchenwald in 1944.

Welnu, het kan niet ontkend worden dat tijdens de meidagen van 1940 de Belgische regering in het algemeen en de minister van Justitie in het bijzonder op dit vlak schromelijk in gebreke zijn gebleven. Heel wat ministers waren er meer op uit om zichzelf en hun familie in Frankrijk in veiligheid te brengen dan wel om hun verantwoordelijkheden tegenover de natie na te komen. (…)

Tenslotte kan niet ontkend worden dat minister Janson volledig gefaald heeft door toe te laten dat de geïnterneerde Belgische onderdanen naar Frankrijk werden gedeporteerd om aldaar aan de Franse autoriteiten te worden uitgeleverd. Dat laatste was trouwens in strijd met de bestaande Belgische strafwetgeving.

Uit: Vlaeminck, C. (1977). Dossier Abbeville. Arrestaties en deportaties in mei 1940. Davidsfonds.

Carlos Vlaemynck (1929 - 1988) was een Brugse historicus en docent rechtswetenschappen. Hij schreef enkele boeken over de Tweede Wereldoorlog en de impact ervan op Vlaanderen en Brugge.

Collectie
CegeSoma –Rijksarchief (OD4)

Bron 9:

Uit deze nuchtere feiten kan een onbevooroordeeld man alleen het besluit trekken dat de regering Pierlot het op Joris Van Severen had gemunt. Niet omdat ze hem van Duitsgezindheid verdacht, maar wel omdat zij een gevaarlijk politiek tegenstander uit de weg wilde ruimen. Want hoe is het anders uit te leggen dat een Staf Declercq en een Paul Collin, die beiden openlijk voor hun Duitse sympathieën uitkwamen, zich in oorlogstijd vrij konden bewegen, terwijl de loyale staatsburger Van Severen achter slot en grendel moest blijven?

Uit: Van Berckel, F. (1960). De tragische dood van Joris Van Severen en Jan Rijckoort (Abbeville, 20 mei 1940). Oranje uitgaven.

©VANIN

Frans Van Berckel is het pseudoniem van Theo Hosten (zie bron 4).

Bron 10:

Toen de Duitse aanval vermoedelijk zijn hoogtepunt had bereikt, en het weer enigszins rustiger werd, zagen wij tot onze grote verbazing de zware houten deuren opengaan. Een gehelmde officier in kakipak verscheen in de opening en beval op strenge toon: ‘Vier mannen van goede wil, vooruit!’

Vier personen, waaronder drie Italianen, die het dichtst bij de ingang zaten, kropen recht en gingen de trap op, vermoedend dat er voedsel zou worden uitgedeeld. (…) Nog maar pas was de deur achter de rug van onze lotgenoten gesloten, of wij hoorden buiten geweerschoten knallen. (…) Het werd ons bang te moede toen wij de officier, ditmaal met revolver, onze schuilplaats voor de tweede maal zagen betreden, en hoorden bevelen dat nog vier van ons zouden buitengaan. (…) Weer smakte achter hen de deur dicht en hoorden wij schieten, het kenschetsend geklikklak van een salvo. Nu was er geen twijfel meer mogelijk: men ging ons als honden neerkogelen. (…)

Maker onbekend. (mei 1940). Massacre d’Abbeville (‘Het bloedbad van Abbeville’).

Op 20 mei 1940 werden er nabij de kiosk van Abbeville 21 gevangenen geëxecuteerd door Franse soldaten. Op de foto zijn de lichamen van Jan Rijckoort, Joris Van Severen, Lucien Monami, René Wéry en de twee Italianen te herkennen.

Joris Van Severen, de leider van het Verdinaso, die een bewonderenswaardige kalmte scheen te hebben bewaard, stond toen recht en ging gewillig naar buiten, na aan degenen die hem omringden te hebben gezegd dat hij een dergelijk afschuwelijke moordpartij niet langer kon laten begaan. Hij verliet de kelder in het gezelschap van een van zijn trouwe medewerkers, de heer Jan Rijckoort, en zou niet meer terugkomen. Zijn poging tot bemiddeling werd met geweerschoten beantwoord.

Uit: Van Gijsegem, M. (1941). Het bloedbad van Abbeville. Het verhaal van de spionnenkoorts en van de moord op Joris Van Severen. Volk en Staat.

Maurits Van Gijsegem was lid van het VNV en zat in de groep van 78 gevangenen waartoe ook Joris Van Severen behoorde. Hij overleefde het bloedbad, omdat een Franse luitenant tussenkwam en de overgebleven gevangenen liet wegvoeren, verder naar het zuiden. Van Gijsegem stapte in de collaboratie na zijn terugkeer naar het bezette België.

Synthese III

Schema

een eeuw Belgische kunst (ca. 1830 - ca. 1930)

Invloed tijd:

- nationalisme

- eerste industriële revolutie + opkomst socialisme

- kolonialisme en imperialisme

- meer vrije tijd en natuurbeleving

- nieuwe materialen dankzij industriële revolutie

- groeiende individualiteit + angst door Eerste Wereldoorlog

- welvaartsstaat

Kunststromingen:

- romantiek

- realisme

- koloniale stijl

- impressionisme

- ar t nouveau

- expressionisme

- modernisme en art deco

België en de Vlaamse Beweging (1830 - 1930)

ontstaan Vlaamse Beweging (19e eeuw) eis: taalrechten in Vlaanderen

flamingantisme of Vlaams-nationalisme Vlaamse oud-strijders

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

onafhankelijk VlaanderenGroot-Dietse staat

1940: start Tweede Wereldoorlog in België

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen:

—cultureel: conservatief, taalkwestie —politiek: bestuurstaal, breuklijn, collaboratie, communautair, communisme, democratie, federalisme, flamingantisme, interbellum, liberalisme, (Vlaams-)nationalisme, separatisme, socialisme, staatsstructuur, zelfbestuur

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – breuk – contextualisering – gevolg – historische context – evolutie – impact –oorzaak – perspectief – revolutie – symboliek – toeval

minimalisten maximalisten 07

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je kunt bronnen in hun context plaatsen en ze linken aan de maatschappelijke domeinen. Je leerde bronnen te bekijken vanuit het perspectief en het standpunt van de maker. Je ging op zoek naar oorzaken en gevolgen van gebeurtenissen en leerde dat toeval ook vaak een rol speelt. Ten slotte beoordeelde je bronnen op hun bruikbaarheid en betrouwbaarheid.

©VANIN

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Herlees de onderzoeksvraag en bepaal welke soort historische vraag het is.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd.

Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag.

Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of argumenten nuanceren? Gebruik het schema om het besluit te formuleren.

Hoe

sterk stond de Belgische democratie aan

de vooravond van de Tweede Wereldoorlog?

Belgische kunstwerken (1830 - 1930)

interbellum

Duitse inval

De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

©VANIN

Hoofdstuk

Maker onbekend. (27 november 1944).

Een langeafstandsraket (V2) slaat in op een van de drukste plaatsen in Antwerpen: het kruispunt van De Keyserlei, de Teniersplaats en de Frankrijklei.

Bij de aanval vielen meer dan honderd doden. Antwerpen was niet de eerste stad die in deze periode zware aanvallen te verduren kreeg. Enkele decennia na het einde van de Eerste Wereldoorlog brak immers de Tweede Wereldoorlog uit. Die oorlog staat bekend als een totale oorlog: hij beperkte zich niet tot de frontlinie, maar hield de volledige samenleving in de ban. In totaal stierven naar schatting 60 miljoen mensen, waarvan het grootste deel burgerslachtoffers waren.

In dit hoofdstuk bestudeer je de verschillende manieren waarop de Tweede Wereldoorlog de levens van gewone mensen beïnvloedde en probeer je een antwoord te formuleren op de vraag:

Op welke manieren raakten burgers betrokken bij de Tweede Wereldoorlog?

I

Historische vraag 1: Vormde D-day een keerpunt in de oorlog?

Historische vraag 2: Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting?

Wat weet je al?

In Sapiens 5 leerde je dat de Eerste Wereldoorlog de machtsverhoudingen in West-Europa sterk veranderde. Ook zag je hoe de economische crisis van de jaren 1930 de democratie onder druk zette en een voedingsbodem vormde voor de opkomst van autoritaire leiders. Wat waren typerende kenmerken van de Eerste Wereldoorlog? Welke autoritaire leiders kwamen op tijdens het interbellum? Hoe probeerden Europese overheden het volk te overtuigen van de noodzaak van de oorlog?

Op onderzoek II

Uitbreiding 1: Verdient het drama van Meensel-Kiezegem een plaats in de collectieve herinnering?

Historische vraag 3: Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning?

Historische vraag 5: Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België?

Uitbreiding 2: Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda?

©VANIN

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Historische vraag 4: Was het gebruik van atoombommen noodzakelijk om de oorlog versneld ten einde te brengen?

Situeren in tijd

Situeren in tijd

©VANIN

11 november 1918: Wapenstilstand, einde van de Eerste Wereldoorlog

januari 1933: Hitler wordt kanselier van Duitsland. 1936: Tijdens de verkiezingen behalen extremistische partijen in België een grote overwinning.

september 1939: Duitsland valt Polen binnen.

Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.

INTERBELLUM 1918

WEIMARREPUBLIEK

juni 1919: Ondertekening van het Verdrag van Versailles

juni 1944: D-day

Maker onbekend. (1940).

Nederlandstalige poster voor de Duitse propagandafilm Der ewige Jude. ↑

april 1941: De Antwerpse ‘Kristallnacht’ vindt plaats na vertoon van de Duitse antisemitische propagandafilm Der ewige Jude

juni 1941: Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen en beëindigt zo het niet-aanvalspact.

mei 1940: Het Belgische leger capituleert.

22 juni 1940: Frankrijk capituleert.

↑ Kudoyarov, B. (1942). Duitse bombardementen in Leningrad (Sovjet-Unie).

december 1941: Japan begint aan een opmars in Azië.

januari 1942: De Wannseeconferentie

MODERNE TIJD

©VANIN

juli 1944: Drama van Meensel-Kiezegem

Maker onbekend. (datum onbekend). Kerkhof in Meensel, ter ere van de slachtoffers. Het ere-kerkhof in Meensel werd opgericht in 1947 om de slachtoffers van de razzia’s te herdenken.

7 mei 1945: Duitsland capituleert.

17 juli - 2 augustus 1945: Potsdamconferentie

15 augustus 1945: Japan capituleert.

6 en 9 augustus 1945: Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki

↑ Caron, G. (6 augustus 1945). De atoombom op de Japanse stad Hiroshima.

Historische vraag 1:

Vormde D-day een keerpunt in de oorlog?

Doorheen de Tweede Wereldoorlog worden sommige politieke beslissingen, militaire operaties of veldslagen als keerpunten beschouwd. D-day is een voorbeeld van zo’n keerpunt. Op die dag landden geallieerde troepen in Normandië. Van daaruit startten ze de bevrijding van (West-)Europa. Aan de hand van tien foto's (bron 1 tot en met 10) en de tijdlijn reconstrueer je in grote lijnen het verloop van de Tweede Wereldoorlog en evalueer je in welke mate D-day werkelijk een keerpunt in de oorlog was.

Opdrachten

1 Combineer elke bron met het juiste bijschrift. Bestudeer daarvoor grondig de foto’s.

a Wat zie je op de foto’s?

b Welke herkenningspunten zijn zichtbaar?

2 Plaats de tien bronnen in chronologische volgorde. Gebruik daarvoor de tijdlijn op p. 30-31.

3 Bewijs aan de hand van de bronnen dat de Tweede Wereldoorlog een echte wereldoorlog was.

4 Bewijs aan de hand van de bronnen dat de Tweede Wereldoorlog een totale oorlog was.

Met andere woorden: hoe zie je dat de oorlog een grote impact had op burgers?

5 De foto’s tonen een aantal belangrijke momenten in de Tweede Wereldoorlog.

a Vanuit welk perspectief zouden die momenten als belangrijk beschouwd worden?

b De oorlog speelde zich ook af in Japan. Zou de Japanse bevolking dezelfde momenten selecteren?

Waarom (niet)?

6 Welk(e) ander(e) moment(en) uit deze selectie zou je als keerpunt(en) kunnen aanduiden in de oorlog?

Beargumenteer je keuze.

©VANIN

Bron 5:
akg-images
Bron 6:
Bron 7:
Bron 8:
Bron 9:
Bron 10:

Bijschriften:

Hoffman, H. (23 juni 1940). Hitler in Parijs. Een deel van Frankrijk werd vanaf juni 1940 bezet door Duitsland, een ander deel werd bestuurd door de autoritaire regering-Pétain, die in verregaande mate samenwerkte met Duitsland.

Sturm, F. (februari 1941). Duitse troepen komen aan in Libië.

Libië was een kolonie van bondgenoot Italië. Italië had geprobeerd om vanuit Libië Egypte te veroveren om controle te krijgen over het Suezkanaal. Onder leiding van Erwin Rommels ‘Afrikakorps’ slaagden Italië en Duitsland erin om de geallieerde troepen in NoordAfrika terug te dringen.

Maker onbekend. (7 december 1941). Japanse aanval op de Amerikaanse militaire haven in Pearl Harbor, Hawaï.

Japan, bondgenoot van Duitsland, voerde een verrassingsaanval uit en vernietigde een groot deel van de Amerikaanse vloot. Als gevolg van de aanval verklaarde de VS de oorlog aan Japan, Duitsland en hun bondgenoten.

Fox, S. (5 november 1942). Landing van de geallieerde troepen in El Alamein, in de Egyptische woestijn.

In 1942 voerden geallieerde troepen een succesvolle tegenaanval uit op de Duitse en Italiaanse troepen. Rommels troepen moesten zich terugtrekken tot in Tunesië.

Sargent, R. (6 juni 1944). Geallieerde troepen komen aan op de kust van Normandië.

De bevrijding van Europa startte in Frankrijk vanuit Normandië.

Maker onbekend. (3 september 1944). Geallieerde troepen bevrijden Brussel.

Vanuit Brussel zetten de troepen verder koers richting Duitsland. Ondertussen rukten Sovjettroepen op vanuit het oosten.

Maker onbekend. (januari 1943). Soldaten in Stalingrad.

Aan het begin van de oorlog hadden Hitler en Stalin een niet-aanvalspact gesloten, maar in juni 1941 viel Duitsland toch de Sovjet-Unie binnen, waarop die zich aansloot bij de geallieerden. Duitse troepen veroverden aanvankelijk terrein, maar na een lange strijd om de stad Stalingrad werden de Duitse troepen in januari 1943 toch verslagen en heroverden Russische troepen stilaan het grondgebied.

Maker onbekend. (27 januari 1945). Bevrijding van het kampencomplex Auschwitz-Birkenau in Polen. Het kampencomplex Auschwitz-Birkenau bestond uit concentratie- en vernietigingskampen waarin Joden massaal vermoord werden. Ook vanuit Mechelen vertrokken treintransporten naar het kamp, waar meer dan één miljoen mensen omkwamen. In de maanden daarop bevrijdden Amerikaanse en Britse troepen ook andere concentratiekampen. De foto’s gingen de wereld rond.

Maker onbekend. (28 januari 1945).

Amerikaanse troepen bereiden zich voor op de bevrijding van de laatste dorpen in de provincie Luik. Op 16 december 1944 verrasten Duitse troepen de geallieerden toen ze probeerden om via de Belgische Ardennen Brussel en Antwerpen te bereiken (het Ardennenoffensief). Het duurde weken om de Duitse troepen volledig terug te dringen. De gevechten verwoestten enkele Waalse gemeenten en maakten duizenden slachtoffers, onder wie ook burgers. In sommige gemeenten werden krijgsgevangenen en inwoners massaal vermoord.

Maker onbekend. (13-14 februari 1945). Uitgebreide luchtaanval (tapijtbombardement) in Dresden.

De Duitse stad Dresden werd volledig vernietigd bij de geallieerde luchtaanval. Bij de aanval stierven tientallen duizenden burgers.

1 Het verloop van de Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

Op 3 september 1939 verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland nadat het onder leiding van Hitler Polen was binnengevallen. Eerder dat jaar had Duitsland, in strijd met het Verdrag van Versailles, Oostenrijk geannexeerd en Tsjecho-Slowakije bezet. Kort voor de inval in Polen sloot Hitler een niet-aanvalspact met Jozef Stalin en maakten ze afspraken over de verdeling van het Poolse grondgebied. Duitsland en de Sovjet-Unie bezetten grote delen van Oost-Europa, de Balkan en de Baltische Staten.

In april en mei 1940 richtte Duitsland zich op West-Europa. Met behulp van tanks, infanterie en luchtaanvallen vielen Duitse troepen in sneltempo achtereenvolgens Noorwegen, Denemarken, België, Luxemburg, Nederland en Frankrijk binnen. De Duitse successen zetten Italië en Japan ertoe aan om zich bij Duitsland aan te sluiten. Samen vormden ze de asmogendheden. Japan was net als Duitsland sterk anticommunistisch en zag in de oorlog een kans om haar grondgebied uit te breiden en de dominantie van de VS in de regio van de Grote Oceaan tegen te gaan. De oorlog breidde zich verder uit in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Azië.

Japan voerde aanvallen uit op eilanden in de Grote Oceaan en Azië. Het boekte onder meer successen in Singapore, de Filipijnen en Indonesië. Na de Japanse verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis in Pearl Harbor in december 1941 sloot de VS aan in de oorlog.

In juni 1941 opende Duitsland de aanval op het Oosten: tijdens Operatie Barbarossa verbrak Hitler het niet-aanvalspact met Stalin en viel hij de Sovjet-Unie binnen. Op die manier wilde Duitsland onder meer de ‘lebensraum’ uitbreiden en de toevoer van grondstoffen veiligstellen. Duitse troepen boekten aanvankelijk succes aan het oostfront en bereikten in 1942 Moskou en Stalingrad.

Als gevolg van het verbreken van het niet-aanvalspact keerde de Sovjet-Unie zich tegen Duitsland. Samen met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië vormden zij de belangrijkste landen van het geallieerde kamp. Ze kregen steun van verschillende andere landen, waaronder China, België, Nederland, Polen en Noorwegen.

Vanaf eind 1942 keerde het tij op verschillende fronten. Geallieerde troepen boekten succes in Noord-Afrika en Amerikaanse troepen wonnen terrein in Azië. Ondertussen won de Sovjet-Unie in 1943, na extreem lange en bloederige gevechten, de slag om Stalingrad en stopte zo de Duitse opmars in het Oosten.

1.1 De Shoah

Het naziregime geloofde in de superioriteit van de Germaanse volkeren, die tot het zogenaamde ‘Arische’ ras behoorden. Om meer ruimte te creëren voor dat Arische ras (lebensraum) moesten de veroverde gebieden in Europa ‘gezuiverd’ worden. Hoofdzakelijk Joden, maar ook Roma, homoseksuelen of mensen met een mentale beperking, werden daarom vervolgd. Al in het interbellum vaardigde Hitler wetten uit die Joden uitsloten uit de samenleving. Aan het begin van de oorlog werden Joden verzameld in getto’s en massaal geëxecuteerd.

Plannen voor een ‘definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’ (Endlösung) werden onder meer besproken op de Wannseeconferentie in januari 1942. In (Oost-)Europa werden zes vernietigingskampen gebouwd waarin Joden en andere vervolgde groepen op industriële wijze massaal vermoord werden. Vanuit heel Europa werden treintransporten georganiseerd om slachtoffers vanuit getto’s of vanuit de vele concentratie- en werkkampen naar die kampen te vervoeren. Daar werden ze in gaskamers vermoord en werden hun lichamen verbrand.

Maker onbekend. (1941). Massamoord op Oekraïense

Joden door Duitse Einsatzgruppen.

De Einsatzgruppen waren mobiele paramilitaire groepen die uitgestuurd werden om moorden te plegen. Zij waren voornamelijk actief aan het oostfront.

De gebeurtenissen zijn erkend als een genocide omdat het ging om een systematische en doelbewuste uitroeiing van (een deel van) een etnische, religieuze of nationale groep (meer daarover in doorloper 1). De genocide op het Joodse volk staat vandaag bekend als de Shoah of de Holocaust.

1.2 Het einde van de oorlog

Vanaf 1943 waren de geallieerden duidelijk aan de winnende hand. Toch zou de oorlog nog twee jaar doorgaan. In juni 1944 landden geallieerde troepen in Normandië om van daaruit de bevrijding van Europa in te zetten. Die bevrijding verliep moeizaam en ging op sommige plaatsen gepaard met bloedige gevechten. Ondertussen rukten de Russische legers vanuit het Oosten op naar Berlijn. In mei 1945 capituleerde Duitsland. Een definitief einde aan de oorlog kwam er pas toen ook Japan enkele maanden later capituleerde. Dat gebeurde na een Amerikaanse aanval met atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki.

©VANIN

Photo12/Ann
Ronan

Historische vraag 2:

Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting?

Tijdens de oorlog werd België door Duitsland bezet en werd de Belgische samenleving ingezet om de Duitse oorlogsdoelstellingen te behalen. De Belgen gingen op verschillende manieren om met die bezetting. Een minderheid van de bevolking werkte actief mee met de bezetter (collaboratie) en een andere minderheid verzette zich tegen het bezettingsregime (verzet). De meerderheid van de Belgen koos voor accommodatie en legde zich neer bij de bezetting.

Opdrachten

1 In bron 1 tot en met 5 zie je verschillende manieren waarop de Belgische bevolking reageerde op de Duitse bezetting.

a Beargumenteer voor elke bron waarom ze een voorbeeld van accommodatie, verzet of collaboratie is.

b Omschrijf welke verschillende vormen de collaboratie en het verzet aannamen.

2 Toon aan de hand van de bronnen dat de grens tussen accommodatie en collaboratie niet altijd even duidelijk was.

3 Bron 2 en 3 zijn geschreven door leiders van belangrijke collaborerende en verzetsorganisaties.

a Omschrijf welk motief voor verzet of collaboratie de auteurs van beide bronnen aangeven.

b Beargumenteer waarom de motieven in die bronnen al dan niet representatief zijn voor alle leden van het verzet of de collaboratie. Gebruik ook andere bronnen om je antwoord te onderbouwen.

4 Vergelijk bron 2 en 3.

©VANIN

02g BRONNEN CONTEXTUALISEREN

02h

a Vergelijk van beide bronnen de standplaatsgebondenheid van de auteur, de informatie waarop hij zich baseert, zijn doel en zijn doelpubliek. Omschrijf de belangrijkste verschillen tussen beide.

b Leg uit welke invloed die verschillen hebben op de inhoud van de bronnen.

c Formuleer bij beide bronnen een nieuwe onderzoekbare historische vraag waarvoor de bron heel betrouwbaar is.

5 De bronnen die je bij deze historische vraag bestudeert, zijn eerst door de handen van de auteurs van dit leerboek gegaan. Bij bron 2 en 4 pasten zij de originele bronnen aan.

a Welke aanpassing aan de originele bronnen werd gedaan?

b Waarom zouden de auteurs die aanpassing hebben gemaakt?

c Waaraan merk je dat de auteurs de originele bron zo accuraat mogelijk wilden presenteren?

Bron 1:

BRONNEN BEOORDELEN 01

HISTORISCHE VRAGEN

02h

BRONNEN BEOORDELEN

← Koenraad Tinel en Simon Gronowski in de Canvasdocumentaire

Oorlogskinderen van Marianne Soetewey uit 2012.

Bekijk een fragment uit de documentaire.

Bron 2:

Wij hebben vertrouwen in den Führer

(…) Duitschland is onzen vijand niet. Wij hebben vertrouwen in den Führer. Wij twijfelen er niet aan of wat hij zal doen, zal goed gedaan zijn. Goed voor ons Volk, voor heel ons Volk.

De bestemming van het Vlaamsche Volk is Nederlandsch, dus Germaansch

Ons Volk heeft zijn bestemming terug gevonden. De bestemming van het Vlaamsche volk is Nederlandsch, dus Germaansch. De frontsoldaten van 1914 - 1918, de aktivisten en de na-oorlogsche Vlaams-Nationalisten hebben daar rusteloos voor gevochten, 26 jaar aan een stuk. (…)

Vlaanderen moet inschakelen in de nieuwe orde

(…) Vlaanderen moet inschakelen in de nieuwe orde, geboren uit de nationaal-socialistische revolutie. (…) Daarom bestaat de taak der Beweging in: het opwekken en het versterken van het volksbewustzijn in Vlaanderen; in het opvoeden aller volksgenooten in nationaal-socialistischen geest, tot dienende ondergeschiktheid der persoonlijke belangen en der groepsbelangen, aan het welzijn der Volksgemeenschap; in het omzetten dezer volksverbondenheid in de politieke, kultureele en sociale ekonomische ordening. Heb vertrouwen!

(…) Joden kunnen geen volksgenooten zijn; kunnen dus niet als volksgenooten behandeld worden. Er werd enkele dagen geleden een statuut voor de Joden opgemaakt. Het heeft in de breede lagen der bevolking een groote opluchting teweeggebracht. Ons volk kan er alleen wel bij varen.

Uit: De Clercq, S. (13 november 1940). Toespraak voor de VNV-leiding. Volk en Staat.

©VANIN

Maker onbekend. (datum onbekend).

Staf De Clercq.

Op 10 november 1940 hield Staf De Clercq, leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), een toespraak gericht aan de VNV-leiding. De speech werd vervolgens gepubliceerd in het VNV-blad Volk en Staat. De Clercq had eerder dat jaar al de medewerking van het VNV aangeboden aan het Duitse bestuur.

Bron 3:

(…) Vanaf dat ogenblik, vanaf die eerste dag reeds was ik het eens met mijzelf. Ondanks het Duitse gesnoef over het ‘Duizendjarige Rijk’, ondanks de golf van defaitisme die het land overspoelde, was de taak voor ieder bewust antifascist klaar en duidelijk, namelijk: ‘te redden wat er te redden viel’; maar dan van achtergebleven wapens en materiaal en… van ontwrichte en los rondlopende kameraden om de strijd verder te zetten en als jonge arbeidsmilitant, als Leuvenaar, Vlaming en Belg te vechten tot de uiteindelijke overwinning op het fascisme of… tot het bittere eind. (…)

Met een paar kameraden uit de jeugdbeweging (…) begonnen wij onmiddellijk systematisch het slagveld rond Leuven naar achtergebleven wapens af te zoeken. (…) Einde juni hadden wij buiten onze circa 285 kg T.N.T., in totaal 8 machinegeweren (…), 27 geweren van verschillend type (…) en reusachtige hoeveelheden geweerkogels, poeders, obussen, allerhande munitie (…).

Voor einde juni 1940 gingen wij over tot de oprichting van het R.A.F.F. (Revolutionair Anti-Fascistisch Front) waarvan ikzelf en nog een kameraad uit Kessel-Lo de leiding hadden. (…) Als jonge arbeidsmilitanten beseften wij meteen dat de oude B.W.P. (Belgische werkliedenpartij) had afgedaan en dat een nieuwe, clandestiene, maar revolutionaire socialistische partij diende heropgebouwd te worden. (…) In de zomer van 1940 verscheen onze eerste gedrukte illegale krant op duizenden exemplaren: ‘Morgenrood’. (…). Aan de verspreiding van ‘Morgenrood’ namen zowel socialisten als communisten deel. (…)

Uit: Van Brussel, L. (1977). Partizanen in Vlaanderen. Met actieverslag van korps 034-Leuven. Acco.

Louis Van Brussel was een communistische verzetsstrijder die een leidinggevende functie had binnen de Gewapende Partizanen. In België bestonden verschillende verzetsgroepen die elk een eigen specialisatie en actieterrein hadden. De Gewapende Partizanen (later herdoopt tot het Belgische Partizanenleger) stonden vooral bekend om het plegen van aanslagen en sabotagedaden. Na de oorlog was er, zeker in Vlaanderen, weinig aandacht voor de verwezenlijkingen van het verzet tijdens de oorlog.

Bron 4:

We zijn tot het besluit gekomen dat wij zowel vanuit sociaal als vanuit economisch oogpunt ons gesteld zien tegenover de noodzaak aan onze economie te werken en deze te organiseren. (…) Economisch gezien zouden de gevolgen van een openlijk verzet tegen de bezetter niet minder katastrofaal zijn. Vermits immers de bezetter de zaken die hij van ons verlangt broodnodig heeft, zal hij beslist voor geen enkel middel terugdeinzen om zich de ononderbroken levering van het geëiste te verzekeren. De bevolking zou met hongersnood bedreigd worden (…). Aan het werk blijven, ook als daar de bezetter baat bij heeft, betekent altijd kiezen voor een geringer kwaad. (…) Wat voor werk mogen we aanvaarden? (…) Wat ons betreft, wij hebben slechts als enige en absolute grens kunnen vastleggen: wapens en munitie in de meest strikte zin. (…) Van nature zal deze manier van handelen het zoeken naar compromissen in de hand werken bij hen, wier zin voor ethiek te onderontwikkeld is (…). Daarom is het aangewezen door een lichte bijsturing, van onze medeburgers eerbied te eisen voor enerzijds een grondbeginsel, anderzijds voor een bepaalde tucht. Onze huidige aktiviteit mag niet door winstbejag worden bepaald. (…)

Iedere individueel te ondernemen levering aan de bezetter van produkten die rechtstreeks bijdragen tot de voortzetting van de krijgsverrichtingen moet zonder meer worden geweigerd. (…)

Uit: De Launay, J., Offergeld, J. (1983). Belgen en bezetters: het dagelijkse leven tijdens de bezetting 1940 - 1945. Soethoudt.

In bezet België werd het Galopin-comité samengesteld uit invloedrijke leiders uit de financiële en industriële sector. Zij ontwikkelden richtlijnen voor bedrijven over de productie tijdens de Duitse bezetting. Niet alle bedrijfsleiders hielden zich aan de richtlijnen van de doctrine. In deze nota uit 1 juli 1942 licht Alexandre Galopin de richtlijnen voor de economische productie toe.

Bron 5:

Maker onbekend. (1935).

Hubertina Aretz.

In het lazaret waar ik werkte ontmoette ik een soldaat uit Berlijn. Een zeer braaf man. Hij heeft mij verteld over de gruwelijke behandeling van de Joden in Breendonck. (…) Wat de Joden geleden hebben is met geen pen te beschrijven, daarom heb ik mij voor de Joden opgeofferd. (…) Na zovele jaren alleen gewerkt te hebben werd ik in 1943 opgemerkt door de weerstand. Ik aanvaardde lid te worden van een geheime organisatie: nl. het “Komitee ter verdediging van de Joden”. (…) Dit Komitee kreeg geld van het OF (Onafhankelijkheidsfront). Toen ik vernam dat dit geld van Rusland kwam, schrok ik heftig. (…) Ik heb mij er bij neergelegd. (…) Het Rode kruis en ook de andere instanties bezorgden pakjes van 2 kg voor elk joods echtpaar, en dit elke maand. De Joden moesten dus in het geheim opgespoord en bezocht worden. Rantsoenzegels werden nagemaakt. Het was een zware verantwoordelijkheid.

Uit: Aretz, H. (datum onbekend). Oorlogsdagboek. Geciteerd in: Van den Wijngaert, M., De Wever, B., Luyten, D., Maerten, F., Nefors, P., Vandeweyer, L., & Beyen, M. (2004). België Tijdens de Tweede Wereldoorlog. Standaard Uitgeverij.

©VANIN

Dit fragment is afkomstig uit het oorlogsdagboek van Hubertina Aretz. Hubertina werd geboren in Duitsland, maar was van Nederlandse afkomst. Al in het interbellum werd ze in Duitsland veroordeeld omdat ze hulp had geboden aan Joden. Tijdens de oorlog verbleef ze eerst in Nederland en later in België. Ze werd in 1944 gearresteerd en verbleef tot het einde van de oorlog in een concentratiekamp.

2 Bezet België (1940 - 1944)

2.1 Het bezettingsregime

In mei 1940 viel Duitsland België binnen. De Belgische regering vluchtte naar Londen om aan de zijde van de geallieerden mee te strijden tegen Duitsland. Eind mei capituleerde het Belgische leger en werd de democratische rechtstaat vervangen door een militair bestuur. Belgische topambtenaren behielden daarbij nog enige ruimte om het land te besturen. Toch had het bezettingsregime een grote invloed op het dagelijkse leven in België. Een direct gevolg van de bezetting was bijvoorbeeld de rantsoenering van voedsel. Daarnaast werd de Belgische economie volledig ingeschakeld in de Duitse oorlogsvoering. In 1942 werd bovendien de verplichte tewerkstelling ingevoerd. Om weerstand bij de Belgische bevolking in te dijken maakten de Duitsers gebruik van propaganda in combinatie met een strenge censuur, strikte ordehandhaving en hardhandige repressie.

Lokale machthebbers kozen voor ‘de politiek van het minste kwaad’ (accomodatie). In een poging om een volledige machtsovername te vermijden en het belang van de Belgische bevolking te verdedigen werkten ze in beperkte mate samen met de Duitse bezetter. In realiteit was hun bewegingsruimte beperkt en konden zij de besluiten van de bezetter zelden volledig tegenhouden.

2.2 De houding van de Belgische bevolking

De Belgische bevolking reageerde verschillend op de bezetting. De meerderheid van de Belgen koos voor accommodatie. Zij redeneerden dat ze zich het best konden neerleggen bij de bezetting.

Een minderheid van de bevolking collaboreerde. Zij kozen er vrijwillig voor om samen te werken met de bezetter om de doelstellingen van het naziregime mee te verwezenlijken. De collaboratie nam verschillende vormen aan en kon meer of minder verregaand zijn. Economische collaboratie, waarbij ondernemers bijvoorbeeld goederen produceerden voor het Duitse leger, gebeurde vaak uit winstbejag. Politieke en culturele collaboratie had doorgaans een ideologische grondslag (zie hoofdstuk 1). In zowel Vlaanderen als Wallonië bestonden politieke partijen en andere organisaties die zich konden vinden in de autoritaire, fascistische en anticommunistische ideologie. In Vlaanderen was het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) de voornaamste collaboratiebeweging. Andere collaborerende organisaties waren DeVlag en de Algemeene SS-Vlaanderen, die wilden dat België deel zou uitmaken van Duitsland. De Waalse partij Rex streefde naar een fascistische Belgische staat en vormde de belangrijkste collaborerende partij in Wallonië. Ze werkten allen samen met de Duitse bezetter in de hoop na de oorlog hun politieke plannen te kunnen realiseren. Politieke collaboratie ging vaak hand in hand met andere vormen van collaboratie, zoals militaire collaboratie. Duizenden Belgen deden dienst aan het Duitse oorlogsfront of in bezette gebieden. Militaire collaboratie had niet altijd een ideologisch motief, maar gebeurde ook uit financiële redenen of uit zin voor avontuur.

Een ander deel van de bevolking weigerde zich neer te leggen bij de bezetting en verzette zich tegen de Duitse overheerser. Tegen 1944 bestond er over heel België een netwerk van verzetsgroepen, waarvan sommige nauw samenwerkten met de Britten. Over het algemeen was het verzet sterker aanwezig in Wallonië. Daar behaalden socialistische en communistische partijen die zich verzetten tegen het fascisme al voor de oorlog bijzonder sterke resultaten bij de verkiezingen. Verzetslui deelden vaak patriottische en antifascistische waarden, maar hadden daarnaast uiteenlopende motieven. Zo was een deel van de Franstalige hogere middenklasse bij het verzet betrokken omwille van sterke anti-Duitse sentimenten. Extreem-linkse communisten waren evenzeer sterk vertegenwoordigd in het verzet. In de loop van de oorlog verhardde het bezettingsregime. Dat versterkte de anti-Duitse gevoelens en zette nog meer mensen ertoe aan om in het verzet te gaan. Toen in 1942 bijvoorbeeld de verplichte tewerkstelling werd ingevoerd, groeiden de verzetsbewegingen sterk aan met werkweigeraars en sympathisanten.

De acties van het verzet waren heel uiteenlopend: clandestiene kranten verspreiden, hulp bieden aan Britse soldaten, inlichtingen verzamelen voor de geallieerden, transporten boycotten, enzovoort. In België versnelde de ondersteuning van verzetsgroepen het bevrijdingsproces op het einde van de oorlog.

Van Immerseel, F. (datum onbekend). Rekruteringsaffiche voor de Algemeene SS Vlaanderen. De Algemeene SS was een militaire beweging die meestreed aan het oostfront of in België bewakings- en opsporingsopdrachten uitvoerde.

Uitbreiding 1:

Verdient het drama van Meensel-Kiezegem een plaats in de collectieve herinnering?

In 1944 werd in het Vlaams-Brabantse dorp Meensel-Kiezegem een Vlaamse collaborateur vermoord. Als reactie daarop voerden Duitse soldaten en Vlaamse collaborateurs twee razzia’s uit. Vier dorpelingen werden ter plaatse vermoord en nog eens 91 andere werden als gijzelaars getransporteerd naar een van de Duitse concentratiekampen. Een groot deel van hen overleefde het verblijf in de kampen niet. De gebeurtenissen bleven tot lang na de oorlog nazinderen in het dorp. Ze staan omwille van het extreme geweld bekend als ‘het drama van Meensel-Kiezegem’.

In deze opdracht onderzoek je of de gebeurtenissen een plaats verdienen in de bredere collectieve herinnering.

Opdrachten

1 Beargumenteer op basis van bron 1 tot en met 5 in welke mate de gebeurtenissen tijdens het drama van Meensel-Kiezegem uniek of net typerend waren voor de spanningen tussen de collaboratie en het verzet tijdens de oorlog.

2 Bron 2, 3 en 4 hebben expliciet tot doel een bepaalde herinnering aan het drama van MeenselKiezegem te creëren.

a Vergelijk voor bron 3 en 4 het doel en het doelpubliek, de informatie waarop ze zich baseren en de standplaatsgebondenheid van de auteurs.

b Evalueer op basis daarvan de betrouwbaarheid van bron 3 en 4 om informatie te geven over de gebeurtenissen in Meensel-Kiezegem.

3 Lees bron 2 en 3.

a Is een canon een drager van culturele of sociale collectieve herinnering? Welke functies van collectieve herinnering herken je?

b Omschrijf hoe de commissieleden hun keuze motiveren om het drama van Meensel-Kiezegem in de canon op te nemen.

c Omschrijf de argumenten die je zelf zou kunnen bedenken voor het opnemen van die gebeurtenis.

d Bekijk op de website van Belgium WWII de tijdlijn van belangrijke gebeurtenissen die betrekking hadden op België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Kies één andere gebeurtenis die volgens jou ook een plaats moet krijgen in de canon van Vlaanderen en beargumenteer je keuze.

e Vergelijk de argumenten die je gebruikte bij deelopdracht c en d en benoem de criteria die je hebt gehanteerd om je antwoord te onderbouwen. Wat kun je daaruit afleiden over criteria van historische betekenisgeving?

©VANIN

02h

BRONNEN BEOORDELEN 05

COLLECTIEVE HERINNERING ↑

Bekijk de tijdlijn op de website van Belgium WWII.

Bron 1:

← De Wilde, M. & Productiekern Wereldoorlog II. (1988). De Tijd der vergelding: Terreur in het dorp. BRT. In 1982 zond de nationale omroep de eerste historische documentairereeks van journalist Maurice De Wilde uit. De Wilde stond bekend om zijn confronterende interviewstijl en ging taboes niet uit de weg. De reeks De Nieuwe Orde doorbrak de stilte die in veel Vlaamse huishoudens leefde rond thema’s als collaboratie, verzet en het leven onder de Duitse bezetting. De reeks gaf zo aanleiding tot een breder politiek en maatschappelijk debat.

In de reeks De Tijd der Vergelding (1988) ging De Wilde in op de aanslagen en represailles die plaatsvonden tijdens en na de oorlog.

©VANIN

↑ Bekijk een fragment uit de reeks.

Bron 2:

Een vast recept voor zo'n canon is niet voorhanden (…) Toch zal men van een canon verwachten dat die, behalve accuraat, voldoende relevant en representatief is. De commissie heeft die eigenschappen nagestreefd door op zoek te gaan naar aspecten van het verleden die gevolgen hebben tot vandaag, zichtbaar zijn gebleven in de publieke ruimte, bepalend zijn geweest voor structuren of ideeën, nog altijd ontroering of bewondering kunnen opwekken of soms eerder controverse en zelfs afkeer. (…)

Het gebruik van de canon

De commissie heeft zich van meet af aan gericht op een zo breed mogelijk publiek, mensen die in Vlaanderen of in België wonen of om welke reden dan ook in Vlaanderen geïnteresseerd zijn. (…) Toch zijn er een drietal domeinen waar de canon een meer voor de hand liggende rol kan spelen: het onderwijs, inburgering en integratie en erfgoed en toerisme.

Uit: Canoncommissie (2023). De Canon van Vlaanderen: verantwoording. Canon van Vlaanderen. www.canonvanvlaanderen.be ↑

In 2023 werd de Canon van Vlaanderen gepubliceerd, een lijst van zestig onderwerpen die als belangrijk worden beschouwd in de geschiedenis van Vlaanderen. Op de website geven de commissieleden in een rapport toelichting over de selectie van de gebeurtenissen.

Bron 3:

De razzia kwam er nadat drie verzetsleden op 30 juli 1944 een collaborateur uit het dorp hadden doodgeschoten. Zijn moeder zwoer de dood van haar zoon te wreken. Door haar contacten met de Duitse bezetter kon ze bijna vierhonderd man op de been krijgen om het dorp – waar ze zelf woonde – ‘een lesje te leren’. De gevolgen waren desastreus.

Niet enkel in Meensel-Kiezegem, maar in heel het land sloeg de Duitse bezetting diepe wonden. De Tweede Wereldoorlog was niet alleen een militair maar ook een ideologisch conflict. De kloof tussen verzet en collaboratie zou nog decennialang doorwerken.

Uit: Canoncommissie (2023). Het drama van Meensel-Kiezegem. De Tweede Wereldoorlog. Canon van Vlaanderen. www.canonvanvlaanderen.be

Het drama van Meensel-Kiezegem werd opgenomen in de Canon van Vlaanderen

Bron 4:

Beste lezer, (…)

Dit boek is een getuigenis van de tragische lijdensweg van de slachtoffers uit Meensel-Kiezegem op een boogscheut van de historische bevrijding die zij nooit zouden beleven. De mannen en vrouwen die in dit verhaal een rol spelen zijn geen oorlogshelden of -heldinnen. Zij zijn het slachtoffer geworden van een onvoorstelbare menselijke tragedie (…). In de namiddag van zondag 30 juli 1944 werd door onbekenden op het grondgebied van Meensel-Kiezegem een dodelijke aanslag gepleegd op Gaston Merckx (…). De vijandelijke bezetter en zijn handlangers voerden op barbaarse wijze twee bloedige vergeldingsacties uit. (…) Beide acties illustreren op tragische wijze hoe, vooral na de landing van de geallieerde bevrijdingstroepen, de strijd tussen de weerstanders en de vijandelijke bezetter met groeiende verbetenheid werd gevoerd. Vooral in de streek van Leuven werd de jacht op gekende en vermoedelijke collaborateurs opgevoerd. (…) De bezetter en vooral zijn handlangers (…) sloegen terug met vergeldingsacties. (…)

Over de oorlogsgebeurtenissen in Meensel-Kiezegem verschenen meerdere artikels en reportages in de media. Vele daarvan brachten ons halve waarheden, zelfs verzinsels en dikwijls verkleurde versies die absoluut niet overeenstemden met wat wijzelf hadden gezien, gehoord en meegemaakt. De rechtzetting hiervan beschouwen wij als een dankbare plicht tegenover de slachtoffers. (…) de ervaringen van onze gevangenschap hebben wij verrijkt door informatie uit meerdere documentatiecentra. Inzage van procesbundels en het lezen van boeken over collaboratie en verzet verruimden ons inzicht (…).

Uit: Van Laere, S., Craeninckx, F. & Craeninckx, J. (2004). Een klein dorp, een zware tol. Het drama van collaboratie en verzet in MeenselKiezegem. Manteau.

Dit boek werd geschreven door journalist Stefaan Van Laere, in samenwerking met Jozef en Frans Craeninckx. Zij maakten het drama van Meensel-Kiezegem op zestienjarige leeftijd zelf mee. Ze werden als gijzelaars gevangengenomen, maar werden tijdens een transport bevrijd voor ze in een concentratiekamp aankwamen.

Bron 5:

Aanvankelijk gaf het Nationaal Commando der Gewapende Partizanen het bevel goedgekozen doelwitten te kiezen, later kwam het bevel tot een systematische liquidering van collaborateurs. (…) Vóór 22 juni 1941 werd er in bezet België door het verzet geen politieke moord begaan. In de tweede helft van 1941 werden maar enkele geïsoleerde moorden gepleegd. Vanaf 1942 begon een continue reeks. De bezetter reageerde met de executie van gijzelaars.

(…) In Vlaanderen waren de eerste vergeldingsmoorden het werk van de Vlaamse SS'er Robert Verbelen. Zijn groep bestond uit leden van de Germaanse-SS Vlaanderen en de DeVlag en vermoordde zesendertig mensen die ervan werden verdacht de terreur van het verzet te steunen. (…) Het VNV (…) ging pas tijdens de laatste maanden van de bezetting over tot moord op politieke tegenstanders. Op het terrein vielen acht slachtoffers.

©VANIN

Het gebeurde in de provincie Limburg waar toen een sfeer van burgeroorlog heerste. Het zou onjuist zijn de oorsprong van het politieke geweld te zoeken bij de eerste politieke moord van het verzet. De bezetting zelf en het structurele geweld van een nationaal-socialistische bezetter lagen vanzelfsprekend aan de basis van het geweld. Wie zich verzette werd beschouwd als een potentiële vijand en riskeerde zijn leven. Het VNV had van in den beginne de oorlog verklaard aan al degenen die een teken van verzet zouden geven tegen de Duitse bezetter en zijn politieke medestanders.

Uit: De Wever, B. (1994). Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945. Lannoo. ↑

Bruno De Wever is als historicus onder meer gespecialiseerd in de geschiedenis van de Vlaamse beweging en collaboratie en verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Historische vraag 3:

Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning?

Om de oorlog te winnen zetten de geallieerden en de asmogendheden alle middelen in. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog raakten zo ook hun koloniale gebieden betrokken in de oorlog.

In deze historische vraag onderzoek je welke bijdrage de gekoloniseerde bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde aan de geallieerde overwinning.

©VANIN

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 7 en lijst de verschillende manieren op waarop de kolonies van de geallieerden bijdroegen aan de oorlog. Verbind elk aspect aan een of meerdere maatschappelijke domeinen.

2 Bron 1, 2 en 3 schetsen elk een ander beeld van de Congolese bijdrage aan de oorlog en vooral van de mate waarin de Congolezen zelf achter die bijdrage stonden.

a Vergelijk de drie bronnen en verklaar de verschillen inzake de Congolese bijdrage.

b Beargumenteer welke bron je het minst betrouwbaar vindt om de historische vraag te beantwoorden.

3 Bron 1 tot en met 7 geven inzicht in de contacten tussen de westerse kolonisatoren en de nietwesterse kolonies tijdens de Tweede Wereldoorlog.

a Vergelijk het beeld dat bron 4 en 5 daarover schetsen. Waarin verschillen beide bronnen?

Hoe kun je die verschillen verklaren?

b Hoe merk je in de bronnen dat er in de contacten tussen kolonisator en kolonie sprake was van een ongelijke machtsverhouding? In welke bronnen merk je dat de koloniale ideologieën tijdens de Tweede Wereldoorlog nog sterk aanwezig waren?

c Toon aan de hand van de bronnen aan dat de koloniale machtsverhoudingen tijdens de oorlog soms voorzichtig in vraag gesteld werden.

Bron 1:

In mijn oordeel was de zwaarste verplichting gelegen in het leveren van een bepaalde hoeveelheid rubber, een product dat doorging als onontbeerlijk voor de oorlogsvoering. Toen de opdracht vanwege de Belgische regering in Londen doorgegeven werd aan de inheemse bevolking ging er een vloed van schrik en afschuw door het Evenaarswoud. De herinnering aan de vreselijke rubberperiode van de Onafhankelijke Congostaat (…) was nog levendig bij de mensen. (…) Ondertussen moesten de mensen steeds verder van huis en dieper het woud in, om nog lianen te vinden. Zo gingen ze zelfs zoeken op plaatsen die anders zorgvuldig vermeden werden (…) vooral wegens de aanwezigheid van de beruchte tseetseevliegen. Een van de ergste gevolgen van de toestand kwam nu uitgerekend uit die hoek: meer en meer gevallen van slaapziekte. (…) In volle oorlog stak ze weer de kop op en dat in een vrij snel tempo.

Uit: Hulstaert, G. (1983). Herinneringen aan de oorlog. In: Belgisch-Congo tijdens de Tweede Wereldoorlog. Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen.

Gustaaf Hulstaert leefde tijdens de Tweede Wereldoorlog als missionaris in Belgisch Congo.

Bron 2:

Op dit moment neemt Congo met al zijn kracht deel aan de oorlogsinspanningen van België en de Verenigde Naties. De Afrikanen zijn even begaan met de uiteindelijke overwinning van vrijheid en recht in de wereld als de Belgen, of zelfs meer. De Congolezen hebben weinig te verwachten van de aanhangers van de rassenideologie en dat weten ze.

Congo’s aandeel in de oorlogsinspanningen is volledig en zonder voorbehoud. Alle lof gaat uit naar de blanke en zwarte kolonialen die zoveel toewijding en ijver hebben getoond. Ze hebben zich aan het militaire front onderscheiden door de Britten te helpen om de Italianen uit Ethiopië te verdrijven en hopen vurig dat ze dat ook elders kunnen doen. (…)

Er is nog niet veel gezegd over de toekomst (…). In veel koloniale landen zijn vrede, gerechtigheid en medische zorg alleen verzekerd door de aanwezigheid van Europees bestuur. Een terugtrekking van blanken uit Congo zou gevolgd worden door complete anarchie (…). De rol van de kolonisator brengt een verantwoordelijkheid met zich mee die niet zomaar kan worden afgeworpen.

Uit: De Vleeschauwer, A. (1943). Belgian Colonial Policy. Belgian Information Center New York. archive.org

Albert De Vleeschauwer was de Belgische minister van Koloniën tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze brochure werd opgesteld en verspreid in de Verenigde Staten. De brochure geeft een breed overzicht van het Belgische koloniale beleid sinds het begin van de kolonisatie. In de conclusie gaat De Vleeschauwer in op de actuele situatie en blikt hij vooruit op de toekomst van Belgisch Congo.

Bron 3:

De Congolezen van hun kant waren veel meer dan passieve toeschouwers bij conflicten die zich ver van hun land afspeelden. Inderdaad, ze kregen een actieve rol toebedeeld, met name als producenten van grondstoffen die onontbeerlijk bleken voor het verloop van deze oorlogen. Deze rol – waarin ze letterlijk gedwongen werden – maakte hen ook tot oorlogsslachtoffers, want voor deze gigantische productie-inspanning betaalden ze een hoge tol. De rol van de Congolezen als militaire actoren was beperkter, vooral in de Tweede Wereldoorlog.

Maar in het collectieve geheugen hadden de gevechten waaraan ze hebben deelgenomen en waarin Congolese levens zijn opgeofferd – offers die in de ogen van de Congolezen onvoldoende werden erkend door een ronduit ondankbaar België – deze soldaten een heldenstatus opgeleverd (…).

Uit: Vantemsche, G. (2020). De twee wereldoorlogen: een keerpunt in de geschiedenis van Congo en de Congolezen? In: Goddeeris, I., Lauro, A. & Vantemsche, G. (red.). Koloniaal Congo: een geschiedenis in vragen. Uitgeverij Polis.

Dit boek werd geschreven door verschillende historici en andere wetenschappers. Het boek probeert inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek naar het koloniale verleden toegankelijk te maken voor een breed publiek.

©VANIN

Bron 4:

← Little, W. (tussen 1939 en 1946). Together. Ministry of Information.

Deze poster werd tussen 1939 en 1946 verspreid door het Britse Ministry of Information en maakte deel uit van de reeks ‘Unity of Strength’. Op de poster zijn verschillende delen van het Britse rijk vertegenwoordigd, waaronder Canada, Australië, Groot-Brittannië, Brits-Indië en Zuid-Afrika.

Bron 5:

Ras was een bepalend element in het bevel en de orde van de Britse Afrikaanse koloniale strijdkrachten. Officieren waren witte mannen. De Zuid-Afrikaanse verdedigingstroepen weerspiegelden de discriminerende patronen van blanke dominantie die in de Unie heersten. (…) Niet-Europeanen konden nooit officier worden (…) en in de koloniale legers van voor 1939 was de hoogste rang die een Afrikaan kon bereiken die van onderofficier. In die tijd was het gebruikelijk dat Afrikaanse troepen altijd geleid werden door een blanke. De oorlogsjaren en de rekrutering van goed opgeleide Afrikanen daagden het koloniale beleid en de koloniale praktijk uit en brachten verandering in Soedan en West-Afrika, maar minder in Oost-, Centraal- en Zuidelijk Afrika. Ondanks het feit dat ze uitgesloten waren van de officiersrangen, hadden senior Afrikaanse onderofficieren aanzienlijke invloedrijke posities in de koloniale strijdkrachten. Ze bekleedden sleutelposities als tussenpersonen, onderhandelaars en vertalers tussen officieren en de gewone soldaten (…).

Naar: Killingray, D., & Plaut, M. (2010). Fighting for Britain: African Soldiers in the Second World War. Boydell & Brewer.

©VANIN

Maker onbekend. (1942). Britain’s second front. Ahmedabad Press. British Library. Deze anti-Britse poster uit 1942 werd verspreid in Brits-Indië. Daar groeide de beweging die ijverde voor een onafhankelijk land sterk tijdens de oorlog, onder meer omdat het land door de Britten mee in de oorlog betrokken raakte. De poster stelt de onafhankelijkheidsbeweging voor als een tweede front waarop de Britten moeten vechten.

← Alcante, D., Bollee, L., & Rodier, D. (2020).

De Bom. Scratch Books.

Deze graphic novel werd ontwikkeld door twee scenaristen en een illustrator, in samenwerking met journalisten. Het boek vertelt het verhaal van de totstandkoming van de atoombom.

Lees

Bron 6:
Bron 7:
hier twee pagina’s uit de graphic novel.

3 Koloniale gebieden tijdens de Tweede Wereldoorlog

3.1 De bijdrage van de kolonies

Toen Italië en Japan zich aansloten bij de asmogendheden, breidde de oorlog zich uit naar verschillende continenten. Japan probeerde haar grondgebied uit te breiden in Azië en met de Italiaanse intrede in de oorlog veranderden de machtsverhoudingen op het Afrikaanse continent. Zowel Duitsland als Italië hadden immers kolonies in Afrika, net als Groot-Brittannië, Frankrijk en België.

In de koloniale gebieden werden rekruteringscampagnes opgezet om extra soldaten te ronselen voor de koloniale legers. In Belgisch Congo kende de Force Publique tijdens de oorlog meer dan een verdubbeling van het aantal manschappen. Zij werden hoofdzakelijk ingezet buiten Congo, aan oorlogsfronten in Afrika en in het Midden-Oosten. Aan Europese fronten werden ze bewust niet ingezet. De Belgische machthebbers vreesden immers dat de aanwezigheid van koloniale troepen het koloniale gezag zou ondermijnen. Het Brits-Indische leger groeide tijdens de oorlog tot een omvang van meer dan twee miljoen manschappen. Zij vochten wel mee op oorlogsfronten over de hele wereld.

De koloniale troepen van de geallieerden speelden een cruciale rol in de overwinning. In 1942 slaagden ze er bijvoorbeeld in om de Duits-Italiaanse opmars in Egypte te stoppen. Die overwinning vormde een keerpunt in de oorlog. Het inschakelen van koloniale legers was overigens geen nieuw gegeven. Ook tijdens de Eerste Wereldoorlog speelden koloniale troepen een belangrijke rol. De koloniale bevolking deed niet alleen dienst als strijdkracht, maar ook als werkkracht. Belgisch Congo leverde bijvoorbeeld grondstoffen zoals palmolie, tin, koper en rubber. Het leverde ook uranium, dat essentieel was voor de ontwikkeling van kernwapens. Vanuit Brits-Indië werden miljoenen tonnen steenkool aangeleverd, die noodzakelijk waren voor de Britse fabrieken.

©VANIN

← Maker onbekend. (datum onbekend).

Troepen uit de Congolese Force Publique tijdens de Tweede Wereldoorlog.

3.2 De impact in de kolonies

De inschakeling van koloniale gebieden in de oorlogsindustrie had een grote impact in de kolonies. Om aan de grote vraag naar grondstoffen te voldoen moesten Congolezen vanaf 1942 bijvoorbeeld 120 dagen per jaar verplichte arbeid verrichten. Steeds meer Congolezen werden onder dwang

Bekijk hier de kaart van de wereld in 1937.
© mccool

gerekruteerd of opgevorderd om in Europese bedrijven te werken. Ook in andere Afrikaanse kolonies, zoals in het Britse Kenia, was er sprake van verplichte arbeid. De grote vraag naar landbouwproducten en grondstoffen zorgde er bovendien voor dat voedsel steeds duurder werd en dat de levensstandaard daalde. De context van de oorlog maakte de kolonies ook kwetsbaar voor hongersnoden.

In sommige koloniale gebieden had de oorlog een meer directe impact. Hun grondgebied werd de inzet van de strijd tussen de geallieerden en de asmogendheden. In januari 1942 viel Japan bijvoorbeeld Nederlands-Indië binnen. Nederlands-Indië capituleerde enkele maanden later. Tot het einde van de oorlog leefde de bevolking van Nederlands-Indië onder Japanse bezetting. Miljoenen mensen werden verplicht om dwangarbeid te verrichten. Ook in andere kolonies, zoals in BritsBirma, werden verschillende veldslagen uitgevochten.

3.3

Weerstand

In verschillende kolonies kwam er weerstand tegen de gevolgen van de oorlog. In Belgisch Congo braken doorheen de oorlog verschillende stakingen en rellen uit onder mijn- en dokwerkers. In de koloniale legers was bovendien regelmatig sprake van muiterij. In sommige gevallen grepen lokale leiders de oorlog aan als een kans om zich te verzetten tegen de koloniale overheersing. Toen Japan Nederlands-Indië bezette, kreeg het aanvankelijk steun van een deel van de lokale bevolking. Die houding veranderde naarmate de gruwelen onder het Japanse bezettingsregime toenamen. Door de oorlog groeide de bestaande onafhankelijkheidsbeweging in Brits-Indië ook sterk aan. De ervaringen van de Tweede Wereldoorlog zorgden er in verschillende kolonies, zoals in Brits- en Nederlands-Indië, mee voor dat die landen na de oorlog politiek onafhankelijk werden (dekolonisatie).

Uitbreiding 2:

Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda?

In Sapiens 5 zag je hoe Europese overheden via verschillende kanalen propaganda verspreidden om de kolonisatie te legitimeren. Je zag ook dat propaganda gebruikt werd tijdens de Eerste Wereldoorlog en door de totalitaire regimes die tijdens het interbellum opkwamen. In het propagandamateriaal werd gebruikgemaakt van bepaalde strategieën, zoals zwart-wittegenstellingen of wij-zij-denken. Ook in de Tweede Wereldoorlog nam oorlogspropaganda een belangrijke plaats in.

← Schweitzer, H. (1943). Der ist schuld am Kriege!

Ga naar iDiddit en onderzoek aan de hand van propagandamateriaal via welke strategieën geallieerde en Duitse overheden tijdens de Tweede Wereldoorlog het volk aan hun kant probeerden te krijgen.

Historische vraag 4:

Was het gebruik van atoombommen noodzakelijk om de oorlog versneld ten einde te brengen?

Hoewel Duitsland in mei 1945 capituleerde, weigerde Japan hetzelfde te doen. De geallieerden eisten immers een onvoorwaardelijke overgave, waarbij Japan geen inspraak zou hebben in de naoorlogse maatregelen. Japan vreesde onder meer dat de geallieerden de Japanse keizer zouden afzetten. Die vormde een belangrijke figuur in de Japanse nationale identiteit. Bovendien werd overgave in de Japanse cultuur als oneervol beschouwd. De Amerikaanse president Truman gaf zijn goedkeuring om op 6 en 9 augustus twee atoombommen te lanceren op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki. Ondertussen voerden Russische troepen een succesvol offensief uit om Japanse gebieden in China te heroveren. Bij het gebruik van de atoombommen werden de steden volledig verwoest en bij de aanvallen stierven honderdduizenden mensen. De beelden van de verwoestingen en de slachtoffers gingen de wereld rond en lieten geleidelijk aan vragen rijzen. Was het gebruik van de atoombommen wel verantwoord? Hadden ze de oorlog werkelijk sneller beëindigd? Was er geen alternatief? Onder historici werd over die vragen decennialang gedebatteerd.

In deze opdracht formuleer je zelf een antwoord op de vraag of het gebruik van atoombommen noodzakelijk was om de oorlog versneld ten einde te brengen.

Opdrachten

1 Wat zeggen bron 1 tot en met 6 over het gebruik van de atoombommen: welke rol speelden ze in het beëindigen van de oorlog?

2 Welke van de bronnen is niet bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? Formuleer zelf een onderzoekbare historische vraag waarvoor de bron wel bruikbaar is.

3 Bron 2 en 3 zijn allebei afkomstig van president Truman, maar schetsen toch een ander beeld van zijn opvattingen over het gebruik van de atoombom.

a Welke verschillen in het standpunt van Truman merk je op tussen beide bronnen?

b Hoe kun je die verschillen verklaren vanuit de context, het doel en het doelpubliek van de bronnen?

c Beargumenteer welke van de twee bronnen je het meest betrouwbaar vindt om het standpunt van president Truman over het gebruik van de atoombommen te achterhalen.

4 Welk standpunt neemt Howard Zinn (bron 5) in ten aanzien van het gebruik van de atoombommen?

Hoe onderbouwt hij zijn standpunt?

5 Welke punten van kritiek uit Sam Wineburg (bron 6) op het werk van Howard Zinn? Welke criteria voor een kwaliteitsvolle historische beeldvorming kun je daaruit afleiden?

©VANIN

HISTORISCHE VRAGEN

02g

BRONNEN CONTEXTUALISEREN

02h

BRONNEN BEOORDELEN

Tomatsu, S. (1961). Hibakusha Tsuyo Kataoka. Deze foto maakt deel uit van een fotoreeks van de Japanse fotograaf Shomei Tomatsu en toont een van de slachtoffers van de atoombom in Nagasaki. De slachtoffers van de atoombommen die de explosie overleefden, worden ‘Hibakusha’ genoemd. Velen van hen liepen ernstige brandwonden op en stierven later aan kanker als gevolg van de blootstelling aan radioactieve straling.

Bron 2:

Pictorial Press. (1945). De verwoeste Japanse stad Hiroshima na de atoombom.

©VANIN

Zestien uur geleden liet een Amerikaans vliegtuig een bom vallen op Hiroshima, een belangrijke Japanse legerbasis. (…) De Japanners begonnen de oorlog vanuit de lucht bij Pearl Harbor. Ze zijn vele malen terugbetaald. En het einde is nog niet in zicht. In hun huidige vorm zijn deze bommen nu in productie en er zijn nog krachtigere vormen in ontwikkeling. (…) Vóór 1939 geloofden wetenschappers dat het theoretisch gezien mogelijk zou zijn om atoomenergie vrij te maken, maar in de praktijk vond niemand een manier om dat te doen. Tegen 1942 wisten we echter dat de Duitsers koortsachtig aan het werk waren om een manier te vinden om atoomenergie toe te voegen aan de andere oorlogsmachines waarmee ze hoopten de wereld te kunnen onderwerpen. Maar ze faalden. (…) De slag om de laboratoria hield voor ons grote risico's in, net als de gevechten in de lucht, op het land en op zee, en we hebben nu deze slag gewonnen, net zoals we de andere gevechten hebben gewonnen. (…) We zijn nu bereid om elke bovengrondse vestiging in Japan, in elke stad, sneller en volledig uit te roeien. We zullen hun dokken, fabrieken en communicatiemiddelen vernietigen. Om het Japanse volk te sparen van de totale vernietiging werd in Potsdam het ultimatum van 26 juli afgekondigd. Hun leiders verwierpen dat ultimatum onmiddellijk. Als ze onze voorwaarden nu niet accepteren, kunnen ze een regen van verwoesting uit de lucht verwachten, zoals die nog nooit op deze aarde is gezien. (…)

Naar: Truman, H. (6 augustus 1945). Speech van president Truman aan de Amerikaanse bevolking. National Archives. Washington.

Dit fragment is afkomstig uit een speech waarin de Amerikaanse president Harry Truman zich op 6 augustus 1945 richtte tot de Amerikaanse bevolking. Truman kwam aan de macht na de dood van president Roosevelt. Hij was op het moment van deze speech nog maar enkele maanden aan de macht. Pas toen hij president werd, leerde Truman over het bestaan van het geheime project voor de ontwikkeling van atoombommen. Truman stond bekend als een sterke anticommunist.

Bron 1a: ©
Pictorial Press,
Pictorial Press Ltd
Bron 1b:

Bron 3:

Beste Dick,

Ik heb uw telegram van 7 augustus met veel belangstelling gelezen.

Ik weet dat Japan een verschrikkelijk wrede en onbeschaafde natie is in oorlogsvoering, maar ik kan mezelf er niet toe brengen te geloven dat, omdat zij beesten zijn, wij ons op dezelfde manier moeten gedragen.

Ikzelf betreur dat het nodig is om hele bevolkingen uit te roeien vanwege de eigenwijsheid van hun leiders en, ter informatie, ik ben niet van plan dat te doen tenzij het absoluut noodzakelijk is. Ik ben van mening dat de Japanners snel zullen opgeven als de Russen de strijd aangaan.

Mijn doel is om zoveel mogelijk Amerikaanse levens te redden, maar ik voel ook medeleven voor de vrouwen en kinderen in Japan.

Hoogachtend, Harry S. Truman.

Naar: Truman, H. (9 augustus 1945). Brief aan Richard Russell. National Archives. Washington.

©VANIN

↑ Zoom in en lees het originele telegram.

In deze brief, geschreven op 9 augustus 1945, antwoordt de Amerikaanse president Truman op een bericht van de Amerikaanse senator Richard Russell. In het telegram had Russell ervoor gepleit om zo veel atoombommen te gebruiken als nodig zou zijn om Japan tot overgave te dwingen.

Bron 4:

Op basis van het beschikbare bewijs is het duidelijk dat de twee atoombommen op Hiroshima en Nagasaki niet doorslaggevend waren om Japan tot overgave te bewegen. Ondanks hun vernietigende kracht waren de atoombommen niet voldoende om de Japanse diplomatie een andere wending te geven. De Sovjetinvasie was dat wel. Zonder de deelname van de Sovjet-Unie aan de oorlog zouden de Japanners doorvechten tot talrijke atoombommen, een succesvolle geallieerde invasie van de thuiseilanden, of voortdurende luchtbombardementen, in combinatie met een zeeblokkade, hen niet langer in staat stelden om dat te doen.

Naar: Hasegawa, T. (2006). Racing the Enemy. Stalin, Truman, and the Surrender of Japan. Harvard University Press.

Tsuyoshi Hasegawa is een Amerikaans-Japanse professor geschiedenis die zich specialiseert in de relaties tussen Japan, de Sovjet-Unie en de VS in de 20e eeuw.

Bron 5:

De US Strategic Bombing Survey, in 1944 opgericht door het ministerie van Oorlog, moest de resultaten van de luchtbombardementen evalueren. Ze ondervroeg honderden Japanse burgers en militaire leiders na de Japanse overgave en bracht na de oorlog verslag uit van haar bevindingen: “Na een gedetailleerd onderzoek van alle feiten (…) kan de Inspectiedienst met stelligheid verklaren dat Japan zich zeker zou hebben overgegeven voor 31 december 1945 en naar alle waarschijnlijkheid al voor 1 november 1945, zelfs als er geen atoombommen waren gegooid (…).”

©VANIN

Maar konden de VS-leiders dat in augustus 1945 al weten? Het antwoord op die vraag is ondubbelzinnig: ja. De Japanse geheime code was gekraakt en alle Japanse berichten werden onderschept. Men wist dat de Japanners hun ambassadeur in Moskou de opdracht hadden gegeven verkennende gesprekken op te starten met de geallieerden over een vredesverdrag. (…) Op 13 juli zond minister van Buitenlandse Zaken Shigenori Togo een telegram naar zijn ambassadeur in de Sovjet-Unie: “(…) onvoorwaardelijke overgave is de enige hinderpaal voor vrede”. (…) Indien de VS geen onvoorwaardelijke overgave hadden geëist, als ze één enkele Japanse voorwaarde hadden geaccepteerd (dat de keizer, een sacrale figuur in Japan, zijn troon mocht behouden), waren de Japanners akkoord gegaan met een onmiddellijke stopzetting van de vijandelijkheden.

Uit: Zinn, H. (2017). Geschiedenis van het Amerikaanse volk. EPO.

De Amerikaanse professor geschiedenis Howard Zinn schreef in 1980 het invloedrijke boek A People’s History of the United States. In het boek probeert Zinn een alternatief te bieden voor het traditionele verhaal van de Amerikaanse geschiedenis, dat volgens hem te eenzijdig is. Hij besteedt daarbij veel aandacht aan de acties en het verzet van gewone mensen en onderdrukte groepen.

Bron 6:

Zinn stelt vragen waarop het antwoord altijd ‘ja’ is, en krijgt zo altijd wat hij wil. Hij argumenteert daarbij dat geschiedenis altijd partijdig is, omdat een historicus zelf kiest welke feiten hij uitlicht of weglaat. Prima, maar dat kan alleen op voorwaarde dat de informatie die de historicus weglaat niet essentieel is voor het begrijpen van de informatie die wél opgenomen is. (…)

Iedereen die de afweging probeert te maken tussen een onderhandelde vrede en een onvoorwaardelijke overgave, doet aan ‘tegenfeitelijke geschiedenis’. Dat is een gedachte-experiment waarbij iemand zich probeert voor te stellen hoe het verleden zou verlopen zijn als de dingen niet waren gebeurd zoals ze gebeurd zijn. De bouwstenen van zo’n tegenfeitelijke geschiedenis zijn ‘als’, ‘zou’ en ‘kon’. Zij tonen aan hoe bescheiden en voorzichtig iemand moet zijn die probeert om zich een ander verloop van het verleden voor te stellen. Wanneer Zinn echter aan tegenfeitelijke geschiedenis doet, lijkt hij dingen te weten die niemand anders weet. Zinn lijkt niet alleen zeker te zijn over het verleden dat echt gebeurd is, maar ook over het verleden dat niet gebeurd is. Het lijkt erop dat Zinns beeld van het verleden vaststaat en dat niets, – ook geen nieuw bewijs, nieuw onderzoek, de ontdekking van nieuwe documenten of onthullingen die historische figuren op hun sterfbed maken – dat beeld kan veranderen. In de meer dan 20 jaar sinds de oorspronkelijke publicatie van Zinns boek bleef zijn verhaal vrijwel onaangetast, ondanks tientallen jaren van indrukwekkend nieuw onderzoek. In de nasleep van Hirohito's dood in 1989, bijvoorbeeld, werd de stilte eindelijk doorbroken. In Japan kwam er een vloedgolf van memoires, dagboeken en onthullingen over de oorlogsjaren naar boven, sommige zelfs vanuit de naaste omgeving van de keizer. Die werken, net zoals de voordien nog onvertaalde Japanse documenten, hebben het begrip van historici over de laatste dagen van de oorlog getransformeerd. Toch komen die nieuwe inzichten niet aan bod in het werk van Zinn.

Naar: Wineburg, S. (2018). Why learn history (when it’s already on your phone). University of Chicago Press. ↑

De Amerikaanse onderwijskundige Sam Wineburg, die zich specialiseerde in geschiedenisonderwijs, uitte sterke kritiek op het boek van Zinn (bron 5).

4

Al lang voor het einde van de oorlog onderhandelden de grootste geallieerde mogendheden (de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie) over het naoorlogse Europa. Op de conferentie van Potsdam, in juli en augustus 1945, werden onder meer afspraken gemaakt over de demilitarisering van Duitsland en de bestraffing van Duitse oorlogsmisdadigers. Europa werd verdeeld in twee invloedssferen: de ene onder invloed van het Westen, de andere onder invloed van de Sovjet-Unie. Duitsland werd verdeeld in vier bezettingszones die onder controle zouden staan van Frankrijk, de VS, GrootBrittannië en de Sovjet-Unie.

Hoewel de oorlog in Europa tijdens de conferentie van Potsdam ten einde was, bleven de gevechten in Azië doorgaan. Om Japan tot overgave te dwingen verwoestte het Amerikaanse leger met atoombommen twee Japanse steden. Op 15 augustus capituleerde Japan. Hoewel historici er lang van overtuigd waren dat het gebruik van de atoombommen Japan tot overgave dwong, wordt die visie sterk in vraag gesteld. Sommige historici wijzen op het belang van de gelijktijdige opmars van Russische troepen in China. Volgens die historici speelde de Russische dreiging een grotere rol in de Japanse overgave dan de atoombommen.

4.1 Wapenwedloop

De ontwikkeling van nieuwe wapens en de wapenwedloop vormden belangrijke elementen in de oorlog. In de lucht- en zeemacht werden doorheen de oorlog grote technologische vernieuwingen doorgevoerd. Zo werden nieuwe types vliegtuigen ontwikkeld, konden duikboten steeds langer onder water blijven en werd er nieuwe technologie ontwikkeld om vijandelijke aanvallen sneller te lokaliseren en gecodeerde berichten te ontcijferen. Ook nieuw was de ontwikkeling van rakettechnologie en atoombommen. In Duitsland werd al sinds de jaren 1930 gewerkt aan een technologie die het mogelijk zou maken om via atoomkernsplitsing extreem krachtige bommen te ontwikkelen. In de jaren 1940 begonnen ook Amerikaanse wetenschappers de technologie te bestuderen (het geheime Manhattanproject). Ze slaagden er als eerste in een atoombom te ontwikkelen. Na de oorlog zette de atoombomwedloop zich verder en slaagden steeds meer landen erin om atoombommen te ontwikkelen.

4.2

Massavernietiging

De Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door massavernietiging en massamoorden, ook op burgers. Dat gebeurde niet alleen in de verschillende vernietigingskampen die het naziregime inrichtte. Ook andere legers, zoals dat van de Sovjet-Unie, maakten zich schuldig aan massamoorden en systematische verkrachtingen om gemeenschappen volledig te ontwrichten.

©VANIN

De wetenschappelijke en technologische vooruitgang die de ontwikkeling van nieuwe wapens aanstuurde, maakte massavernietiging mee mogelijk en zorgde ervoor dat de Tweede Wereldoorlog een stuk dodelijker was dan de Eerste Wereldoorlog. Met de uitvinding van langeafstandsraketten werd het bijvoorbeeld mogelijk om steden vanop afstand te bombarderen. Naast het gebruik van atoombommen waren ook tapijtbombardementen een nieuw gegeven. Daarbij werd een groot aantal bommen gebruikt om een gebied gelijkmatig te bombarderen. Ze gingen doorgaans gepaard met hoge aantallen burgerslachtoffers. Tapijtbombardementen werden onder meer gebruikt door de geallieerden aan het einde van de oorlog.

4.3 Na de oorlog

De conferentie van Potsdam werd gedomineerd door de VS en de Sovjet-Unie. De VS had als enige land economisch kunnen profiteren van de oorlog en had als eerste een succesvol atoomwapen ontwikkeld. De Sovjet-Unie controleerde dan weer een groot deel van Europa en haar Rode Leger leek onoverwinnelijk. De conferentie van Potsdam zette de krijtlijnen uit voor het naoorlogse Europa, maar was geen echt vredesverdrag. Bovendien waren er geen definitieve afspraken gemaakt over een economisch herstelplan of een langetermijnoplossing voor Duitsland.

Het geallieerde bondgenootschap viel na de conferentie van Potsdam al snel uit elkaar. Ideologische verschillen tussen de twee grootmachten zorgden voor spanningen en verhinderden dat er verdere afspraken werden gemaakt. Het einde van de Tweede Wereldoorlog leidde dan ook een nieuw tijdperk in waarin de VS en de Sovjet-Unie als belangrijkste grootmachten tegenover elkaar kwamen te staan. Europa verdween naar de achtergrond.

Historische

vraag 5:

Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België?

De Shoah heeft vandaag een centrale plaats in de collectieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Dat is niet altijd zo geweest. Aanvankelijk hadden burgers, beleidsmakers en historici weinig belangstelling voor de gebeurtenissen. Geleidelijk aan veranderde dat.

In deze historische vraag bestudeer je hoe de collectieve herinnering aan de Shoah in België evolueerde tussen 1945 en vandaag. De oorzaken en het verloop van de Shoah kun je na dit hoofdstuk bestuderen in de eerste doorloper.

↑ Maker onbekend. (25 juli 1945). De ‘Big Three’, Churchill, Truman en Stalin, op de conferentie van Potsdam.
© IanDagnall Computing

Historisch denken: historische betekenisgeving

Historische betekenisgeving gaat over de vraag welke historische gebeurtenissen, ontwikkelingen of individuen uit het verleden als belangrijk worden beschouwd. Het antwoord daarop kan verschillen tussen individuen en groepen naargelang de context, de standplaatsgebondenheid en het perspectief dat ze innemen. In Sapiens 4 bestudeerde je bijvoorbeeld de historische betekenis van Napoleon en zag je dat er daarover verschillende opvattingen bestonden. Er zijn dan ook geen strikte richtlijnen om te bepalen hoe belangrijk een historische gebeurtenis is.

Algemeen kun je wel een aantal aspecten in rekening nemen. Enerzijds kan de impact van een historische gebeurtenis een rol spelen. Vormde de gebeurtenis een keerpunt in de geschiedenis? Had de gebeurtenis een impact op een grote groep mensen? Werd de gebeurtenis in het verleden als belangrijk beschouwd? Of had ze een impact op de lange termijn? Ervaren we vandaag nog de gevolgen ervan? Anderzijds kun je kijken naar de betekenis die vandaag door groepen of individuen aan een gebeurtenis wordt gegeven. Een gebeurtenis kan bijvoorbeeld betekenisvol zijn omdat ze aansluit bij een collectieve of persoonlijke identiteit.

©VANIN

Opdrachten

1 Maak een schematische samenvatting of mindmap van de evolutie die historicus Tony Judt (bron 1) schetst over de collectieve herinnering aan de Shoah en de oorzaken daarvoor.

2 Je kunt een onderscheid maken tussen culturele en sociale collectieve herinnering.

a Welke bronnen geven inzicht in de sociale collectieve herinnering en welke in de culturele collectieve herinnering?

b Welke dragers van collectieve herinnering herken je in de bronnen?

c Welke functies van collectieve herinnering herken je in de bronnen?

3 Beargumenteer op basis van de andere bronnen hoe representatief bron 3 is voor de bredere omgang met de Shoah in de Joodse gemeenschap.

4 De collectieve herinnering aan de Shoah kent in verschillende landen een eigen evolutie. Analyseer aan de hand van bron 4 tot en met 7 hoe de Shoah in verschillende perioden werd herinnerd in België. Beargumenteer in welke mate die herinnering de grote lijnen volgt die in bron 1 worden geschetst.

05

COLLECTIEVE HERINNERING

02g

BRONNEN CONTEXTUALISEREN

02h

BRONNEN BEOORDELEN

5 De bronnen halen verschillende redenen aan waarom de Shoah een betekenisvolle historische gebeurtenis is.

a Welke redenen komen in de bronnen aan bod?

b Kun je zelf nog andere redenen bedenken?

c Lees het kader historisch denken. Welke criteria voor historische betekenisgeving herken je in de bronnen en in je eigen antwoord?

Bron 1:

Wie terugkijkt, valt vooral het universele karakter van de veronachtzaming op. De Holocaust van de Joden werd niet alleen uit het geheugen verbannen op plaatsen waar men heel goede redenen had er niet aan te denken (…), maar ook in (…) Groot-Brittannië, waar men voor het overige met trots en zelfs enige nostalgie op de oorlogsjaren terugkeek. (…) Voor de meeste Europeanen ging de Tweede Wereldoorlog niet om de Joden (behalve daar waar zij ergens de schuld van kregen), en elke gedachte dat het Joodse lijden het grootst was geweest, stuitte op grote weerzin. De Holocaust was slechts een van de vele dingen die de mensen wilden vergeten. (…) Met hun compromissen met fascistische bestuurders en bezettende legers, hun collaboratie met oorlogsinstanties en heersers en hun vernederingen, materiële problemen en persoonlijke tragedies hadden miljoenen Europeanen allemaal hun eigen zeer legitieme redenen zich van het recente verleden af te wenden (…).

Net als in Duitsland kwam de belangstelling voor het mistige verleden in Nederland op gang door rechtszaken van de vroege jaren zestig in Israël en Duitsland. En net als elders waren de naoorlogse babyboomers nieuwsgierig naar het recente verleden en behoorlijk sceptisch over de verhalen die hun verteld of juist niet verteld waren door de ‘zwijgende generatie’ van hun ouders. De sociale veranderingen van de jaren zestig droegen bij aan het slechten van de muur van officiële stilte over de bezetting (…). Tegen het einde van de twintigste eeuw leek de Holocaust zich een centrale plek te hebben verworven in de identiteit en het geheugen van West-Europa. (…)

In de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw waren overal in West-Europa, van Stockholm tot Brussel, plaquettes, gedenktekens en musea ter ere van de slachtoffers van het nazisme opgericht. Soms waren dat (…) aangepaste en ‘verbeterde’ versies van bestaande locaties, maar er is ook veel nieuw. (…) De expliciete boodschap van deze laatste ronde van gedenktekens contrasteert fel met de ambiguïteit en dubbelzinnigheid van een eerdere generatie in steen uitgehouwen monumenten. Het gedenkteken in Berlijn (…) is het meest uitgesproken van allemaal: het gedenkt bepaald niet heel algemeen de ‘slachtoffers van het nazisme’ maar is, in alle openheid, een ‘gedenkteken voor de vermoorde joden van Europa’.

Uit: Judt, T. (2013). Na de oorlog. Een geschiedenis van Europa sinds 1945. Olympus.

©VANIN

Bron 2: ← ‘Voorbij de stilte’ (2019). Aflevering 6 uit: Kinderen van de Holocaust. Canvas. In de documentairereeks Kinderen van de Holocaust komen Joodse getuigen aan het woord die op verschillende manieren slachtoffer werden van de Shoah. Ze verloren familieleden in de kampen, werden zelf gearresteerd of moesten onderduiken om aan vervolging te ontsnappen. ↑ Bekijk een fragment uit de reeks.

Bron 3:

Gedurende zestig jaar heb ik amper gesproken over het drama van mijn jeugd. Dat was de enige manier om verder te leven: door steeds opnieuw die tragische gebeurtenissen op te rakelen, dreigde ik mijn evenwicht te verliezen en weg te zinken in een depressie. Ik voelde me ook schuldig: waarom waren zij dood en leefde ik?

(…) Na de oorlog was het verhaal van de overlevenden niet om aan te horen. Het was de zwijgende generatie. Ik sprak er niet over, maar het was geen geheim. Mijn naasten waren op de hoogte, al kenden ze alleen de hoofdlijnen: ik was van de trein gesprongen, ik had mijn familie verloren. Ik heb de gebeurtenissen in mijn geheugen verstopt, wilde het verleden de rug toekeren. (…)

De wreedheid van gisteren moet bekend zijn om de democratie van vandaag te verdedigen. Democratie is een gevecht van elke dag. (…) De herinnering wordt levend gehouden door getuigen, maar die zijn met het verstrijken van de tijd steeds minder talrijk. Daarom wordt ze door historici op papier gezet.

Waarom ik het stilzwijgen heb doorbroken

Om het negationisme te bestrijden (…)

Om de helden te bedanken die hun leven hebben gewaagd om me te redden (…)

Om hulde te brengen aan de slachtoffers van de gruweldaden (…)

Uit: Gronowski, S., Tinel, K., & Van Reybroeck, D. (2013). Eindelijk bevrijd. Geen schuld, geen slachtoffer. Hannibal.

Simon Gronowski is een Belgische Jood die in 1943, op elfjarige leeftijd, samen met zijn moeder en zus op een treintransport richting Auschwitz werd gezet. Toen de trein vertraagde door een actie van het verzet, kon Gronowski uit de trein ontsnappen. Gronowski ontwikkelde vele jaren na de oorlog een hechte vriendschap met Koenraad Tinel die opgroeide in een collaborerend gezin dat volledig achter de nazi-ideologie stond. Tinel deed na de oorlog afstand van die ideologie.

Bron 4:

Maker onbekend. (1958). Herdenkingsplechtigheid aan de Dossinkazerne. Deze foto werd genomen aan de Dossinkazerne in Mechelen. Vanuit de Dossinkazerne vertrokken tijdens de Tweede Wereldoorlog treintransporten naar concentratie- en vernietigingskampen. In 1958 werd voor het tweede jaar op rij een herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de Joodse gemeenschap.

© Kazerne Dossin, Fonds Nobels

Bron 5:

Geachte "Rechtvaardigen" van België, Geachte familie, Excellentie, Dames en heren, Vandaag wordt het rapport van SOMA (CEGES) over de verantwoordelijkheden van Belgische overheden in de Holocaust als boek voorgesteld. Dat rapport stelt dat de overheden te volgzaam waren. Meer nog, in een heel aantal gevallen werkten ze zelfs mee aan de deportatie en de vervolging van de Joden in België gedurende de nazibezetting. Het is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van ons land. En we willen deze bladzijde niet zomaar omslaan. Ik wil vandaag de excuses herhalen die ik in 2002 in Mechelen uitsprak naar aanleiding van zestig jaar deportatie van Joden uit België, excuses die ik herhaalde in 2005 in Yad Vashem, in Jeruzalem, voor de hele internationale gemeenschap. (…) Alleen de nadruk leggen op fouten en misstappen, is echter onrechtvaardig voor zeer veel andere landgenoten. Belgen die wel opgekomen zijn voor hun Joodse medemens. (…) Al deze "Rechtvaardigen" zijn immers een voorbeeld. Een voorbeeld voor iedereen. Zij zijn de gezichten van de boodschap dat we "in naam van de tolerantie, geen enkele intolerantie mogen tolereren". Daarom deze herdenkingsplaat. Hier in het centrum van onze hoofdstad. (…) En ik wil dan ook de drie Gemeenschappen oproepen om de ellende van de Shoah, de verantwoordelijkheid van zovelen, maar ook de moed van deze mensen nog nadrukkelijker in het onderwijs op te nemen. We moeten immers aan elke generatie en aan elk kind steeds opnieuw weer duidelijk maken wat onze morele opdracht is. Waar we als mensen tot mensen toe verplicht zijn.

Uit: Verhofstadt, G. (8 mei 2007). Toespraak Verhofstadt – de rechtvaardigen. News Belgium. news.belgium.be

©VANIN

Dit fragment is afkomstig uit een toespraak gegeven door toenmalig eerste minister Guy Verhofstadt op een plechtigheid voor de Joden en de zogenaamde ‘Rechtvaardigen’ van België.

Bron 6:

Bron 7:

De Vlaamse regering gelooft al meer dan 10 jaar sterk in dit project met internationale ambities. (…) Met dit museum, memoriaal en documentatiecentrum zullen we bijdragen aan de studie en bezinning over mechanismen van uitsluiting, onverdraagzaamheid en racisme in de samenleving, en tot versterking van de democratie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Kazerne Dossin een volwaardige plaats zal innemen in de lijst van internationale Holocaustmusea, en in de bredere kring van herinneringsmusea.

Uit: Departement Kanselarij & Buitenlandse Zaken. (23 november 2012). Opening van Kazerne Dossin in Mechelen. www.fdfa.be

In 2012 opende in Mechelen de Kazerne Dossin. Vooraf vond een internationale persconferentie plaats waarin Vlaams minister-president Kris Peeters de functie van het museum toelichtte.

Bierwerts, W. (1997). Herdenkingsmonument voor de gedeporteerde Joodse bevolking in Antwerpen. Dit monument bevindt zich op de Belgiëlei in Antwerpen. Het monument kwam er in 1997 op initiatief van het Forum der Joodse Organisaties en de stad Antwerpen. Het werd ontworpen door beeldhouwer Willem Bierwerts.

5 De herinnering aan de Shoah

5.1 De herinnering aan de Shoah in West-Europa

De herinnering aan de Shoah kent in elk land een eigen verloop. In West-Europese landen onderscheiden historici wel een algemene evolutie. Onmiddellijk na de oorlog was er in de collectieve herinnering vooral aandacht voor de gebeurtenissen in het eigen land. Als Joodse slachtoffers een plaats kregen in de herinnering, dan was dat vooral in een nationaal kader. Joodse slachtoffers vormden dan een van de voorbeelden van het leed dat het land was aangedaan.

Vanaf de jaren 1960 kwam er geleidelijk aan meer aandacht voor de Shoah. Het scharniermoment was de internationale media-aandacht voor het proces tegen nazitopman Adolf Eichmann en de processen tegen verschillende Auschwitz-bewakers. Tijdens de processen getuigden overlevenden van de concentratiekampen openlijk over hun ervaringen. Bovendien vroeg de Joodse gemeenschap in die periode zelf meer aandacht voor de Shoah en kwam er meer historisch onderzoek dat verschillende facetten van de oorlogstijd blootlegde. In de loop van de jaren 1970 - 1980 nam de belangstelling voor de Shoah onder de brede bevolking steeds verder toe. Aangrijpende televisiereeksen maakten de Shoah tastbaar voor mensen over de hele wereld. Ondertussen lag de oorlog ook wat verder terug in de tijd en stelde een nieuwe generatie vragen die de stilte doorbraken.

Treister, K. (1990). Holocaustmonument in Florida. Dit monument werd opgericht in 1990, op initiatief van een vereniging van overlevenden van de Holocaust.

©VANIN

Vanaf de jaren 1990 kreeg de Shoah een permanente plaats in de collectieve herinnering. Dat is onder meer zichtbaar in de vele Holocaustmusea en -monumenten die werden opgericht. De herinnering aan de Shoah kreeg daarbij een politieke functie. Ze diende vooral als een waarschuwing voor de volgende generaties en om te reflecteren over universele thema’s zoals tolerantie, racisme en discriminatie. De Shoah diende ook als een bindmiddel voor de Europese eenheid. Het werd voorgesteld als een moreel dieptepunt waartegen de moderne Europese democratieën zich succesvol hadden afgezet.

© Bert Hoferichter

5.2 De herinnering aan de Shoah in België

In België was er aanvankelijk weinig aandacht voor de unieke ervaringen van de Joodse gemeenschap. Het land worstelde met de heropbouw en de sterke verdeeldheid die de oorlog met zich had meegebracht. Onmiddellijk na de oorlog brak in België een zogenaamde repressie los die wilde afrekenen met mensen die tijdens de oorlog gecollaboreerd hadden. Die repressie gebeurde in eerste instantie op de straten. De bevolking kwam zelf in actie tegen (vermeende of echte) collaborateurs door huizen te plunderen en collaborateurs op te sluiten of zelfs te vermoorden. Bij de terugkeer van de regering startte een tweede repressiegolf waarin collaborateurs gerechtelijk vervolgd werden. In Vlaanderen werd, in tegenstelling tot Wallonië, al snel gepleit voor amnestie voor collaborateurs. Naast die communautaire breuklijn kwam in het amnestiedebat ook een ideologische breuklijn naar voren. Christendemocraten (vooral Vlamingen) waren eerder voorstander van amnestie terwijl (Waalse) liberalen en socialisten zich er eerder tegen verzetten.

Die verdeeldheid uitte zich ook in de herinnering aan de oorlog die zich in de verschillende landsdelen ontwikkelde. In Vlaanderen werd vanuit de Vlaamse Beweging sterk de nadruk gelegd op de repressie. Die had volgens hen een anti-Vlaams karakter. Aan Waalse zijde werd vooral de rol in het verzet benadrukt. In beide gevallen was de herinnering dus bijzonder eenzijdig, want in beide landsdelen was er sprake geweest van collaboratie én verzet. Voor de Joodse slachtoffers was er in die periode weinig aandacht.

Geleidelijk aan kwam er in België meer belangstelling voor de Shoah. In 1995 werd de negationismewet ingevoerd. Die wet maakt het strafbaar om de Shoah te ontkennen, te minimaliseren, te rechtvaardigen of goed te keuren. Daarnaast vond, in opdracht van de federale regering, tussen 2004 en 2006 een onderzoek plaats dat aantoonde dat de Belgische overheden actief meewerkten aan de discriminatie van de Joodse bevolking. In Antwerpen nam de politie bijvoorbeeld deel aan anti-Joodse razzia’s. Pas vanaf 1942, toen de eerste massale deportaties begonnen en de verplichte tewerkstelling werd ingevoerd, verliep de samenwerking in sommige steden minder vlot.

Vandaag neemt de Shoah een centrale plaats in de herinnering aan de oorlog in. In de Mechelse Dossinkazerne werd een memoriaal, museum en onderzoekscentrum opgericht dat de Holocaust en de mensenrechten bestudeert.

Synthese III

Schema

verloop van de Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

asmogendheden

- Duitsland

- Italië

- Japan

1939 - 1942: successen asmogendheden

geallieerden

- Groot-Brittannië

- Frankrijk

- vanaf 1941: Sovjet-Unie

- vanaf 1941: VS

1942 - 1945: successen geallieerden

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

wapenwedloop:

- vooruitgang oorlogstechnologieën

- gebruik atoombommen

einde oorlog in 1945

kenmerken van de Tweede Wereldoorlog

massavernietiging:

- Shoah / Endlösung: Holocaust

- massavernietigingswapens

totale oorlog en wereldoorlog:

- mondiale betrokkenheid

- oorlogsvoering: land, zee, lucht

Duitse bezetting

impact kolonies

- bezetting

- strijdkrachten koloniale legers

- werkkrachten oorlogseconomie

- inzet kolonies

- groot aantal burgerslachtoffers

België tijdens de Tweede Wereldoorlog

verzet, collaboratie en accomodatie

collectieve herinnering

kolonies tijdens de Tweede Wereldoorlog

weerstand van de koloniale bevolking

impuls voor onafhankelijksbewegingen

- dalende levensstandaard en hongersnood

einde Tweede Wereldoorlog: geallieerde overwinning

juli - augustus 1945: Conferentie van Potsdam afspraken in verband met Duitsland (demilitarisering + verdeling in bezettingszones) maar: geen vredesverdrag of langetermijnoplossing

nieuwe machtsverhoudingen

Oost vs. West start Koude Oorlog

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen: —cultureel: censuur, ideologie, propaganda —economisch: dwangarbeid, levensstandaard, oorlogsindustrie —politiek: accomodatie, amnestie, annexatie, autoritaire leider, bezetting, breuklijn, capitulatie, collaboratie, communautair, communisme, dekolonisatie, democratie, fascisme, grootmacht, interbellum, invloedssfeer, kolonie, negationismewet, onafhankelijkheidsbeweging, oorlogsmisdaad, patriottisme, razzia, rechtstaat, repressie, verzet, wapenwedloop —sociaal: concentratiekamp, discriminatie, genocide, getto, mensenrechten, racisme, superioriteitsgevoel, tolerantie, vernietigingskamp, werkkamp, wij-zij-denken

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – beeldvorming – collectieve herinnering – contextualisering – continent –doel – erfgoed – gevolg – (niet-)Westers – perspectief – representativiteit – (r)evolutie –scharniermoment – standplaatsgebondenheid – voedingsbodem – vooroordeel

HISTORISCHE

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je dacht na over manieren waarop historische betekenis wordt toegeschreven aan gebeurtenissen of ontwikkelingen uit het verleden en analyseerde hoe de beeldvorming in historische bronnen mee bepaald wordt door aspecten zoals de standplaatsgebondenheid van de auteur, het doel en het doelpubliek. Daarnaast bestudeerde je kritisch hoe historische gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog een plaats krijgen in de collectieve herinnering. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 56.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.

Op welke manieren raakten burgers betrokken bij de Tweede Wereldoorlog? →

Actieve vervolging van groepen burgers:

Om te beginnen

Impact van het bezettingsregime, bijvoorbeeld in België:

Daarnaast

Impact in de koloniale gebieden door:

Bovendien

Veel burgerslachtoffers door:

Ten slotte

Besluit

Doorloper

De Shoah en andere genocides

©VANIN

Maker onbekend. (rond 1933). Poort van het concentratiekamp van Dachau.

Op de poort van het concentratiekamp van Dachau staat de slogan ‘Arbeit macht frei’ (‘Arbeid bevrijdt’).

Die slogan werd voor het eerst gebruikt in Dachau in 1933, maar werd later ook overgenomen in andere concentratie- en vernietigingskampen zoals dat van Auschwitz-Birkenau. De slogan heeft een cynische betekenis. Het idee dat werk zou leiden tot vrijheid was volledig in contrast met de werkelijkheid. De gevangenen in de kampen moesten onder onmenselijke omstandigheden werken, waarbij velen van hen stierven door uitputting, ziekte en mishandeling of werden vermoord.

Deze doorloper bestudeert het verloop van de Shoah en andere genocides. We starten met de Shoah en de manier waarop die tot stand kwam. Daarnaast zoomen we in op de verklaringen: in welke omstandigheden beginnen genocides, welke stappen worden daarbij gevolgd en welke rollen nemen mensen op tijdens zo’n genocide? We illustreren daarbij de achterliggende processen aan de hand van andere genocides uit de 20e eeuw.

Hoe konden genocides zoals de Shoah plaatsvinden?

Situeren in tijd

1933: Hitler komt aan de macht. Via propaganda en de eerste anti-Joodse maatregelen wordt het antisemitisme in de Duitse samenleving aangewakkerd en worden de Joden het slachtoffer van discriminatie en uitsluiting.

15 september 1935: De Neurenberger rassenwetten leggen vast wie Joods is en wie niet (zie afbeelding). Joden worden ook steeds meer rechten ontzegd: zo zijn ze niet langer staatsburgers, mogen ze niet meer huwen met niet-Joden en verliezen ze burgerrechten zoals stemrecht.

AAnti-Joodse maatregelen in de bezette gebieden: In de bezette gebieden starten de nationaalsocialisten al snel met de registratie van Joden. Joden moeten voortaan speciale identiteitspapieren hebben en een gele Davidster op hun kleding dragen. Daarnaast worden de Joden meer en meer beperkingen opgelegd en worden ze uit het openbare leven uitgesloten.

©VANIN

Maker onbekend. (14 april 1941). De Antwerpse Kristallnacht.

Op 14 april 1941 vindt de Antwerpse Kristallnacht plaats. Ook in de bezette gebieden met een Joodse bevolking neemt het geweld tegen hen toe. Op de foto is de brandende synagoge aan de Van Nestlei te zien.

FASE 1:

9-10 november 1938: Tijdens de Kristallnacht (‘nacht van het gebroken glas’) worden de ruiten van heel wat Joodse winkels ingegooid, gevels beklad en begraafplaatsen en synagoges vernield. Die gebeurtenis wordt gezien als de eerste pogrom onder nationaalsocialistisch bestuur.

1 september 1939: Duitse inval in Polen. Begin Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945).

tweede helft 1941: Endlösung der Judenfrage: In deze fase besluit het nazibestuur een versnelling hoger te schakelen in de vervolging en uitroeiing van de Joden. Wellicht omdat de werkwijze van de Einsatzgruppen veel logistieke en mentale problemen met zich meebrengt.

december 1941: Hitler spreekt in een vergadering over de ‘Judenfrage’. Zoals Goebbels in zijn dagboek noteert, wil Hitler dat hij het probleem definitief oplost.

De Neurenberger rassenwetten. (1935).
MAATREGELEN IN DUITSLAND
↑ AKG Images. (1938). Kristallnacht.
© AKG Images
DE SHOAH

vanaf het einde van 1939: Al snel na de Duitse bezetting van Polen worden getto’s opgericht om deportatie naar werk- en concentratiekampen in het oosten te vergemakkelijken. De omstandigheden in de getto’s zijn onmenselijk.

Suzin, L. (1943). Herdenkingsmonument voor de opstanden in het getto van Warschau. In april 1943 verzetten Poolse Joden in dit getto zich tegen de nazi's. De opstand wordt brutaal neergeslagen en een maand na het uitbreken worden alle overlevende bewoners gedood of gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen.

Einsatzgruppen: De Einsatzgruppen zijn mobiele paramilitaire groepen die massa-executies uitvoeren op Joden, Roma, Sinti en politieke tegenstanders van het nationaalsocialisme.

EMaker onbekend. (1941). Einsatzgruppen executeren knielende burgers in de Sovjet-Unie.

FASE 2: MAATREGELEN EN ACTIES IN DE DOOR DUITSLAND BEZETTE GEBIEDEN

©VANIN

FASE 3: ENDLÖSUNG

TWEEDE WERELDOORLOG

januari 1942: Wannseeconferentie: Organisator Reinhard Heydrich licht topfunctionarissen van ministeries en bestuursorganen in over de politiek tegenover de Joden en de noodzaak mee te werken aan de moord op alle Europese Joden.

1942 - 1943: Aktion Reinhard: Genoemd naar Reinhard Heydrich, een van de architecten achter de laatste fase van de Shoah waarin de eerste vernietigingskampen (Belzex, Sobibor en Treblinka) worden opgericht en gebruikt.

1943 - 1945: Ontdekking en bevrijding kampen: Het concentratiekamp Majdanek in Polen wordt bevrijd door het Sovjetleger. De snelle opmars van de Sovjets naar het kamp voorkomt dat de nazi’s het kamp volledig kunnen vernietigen, waardoor veel bewijsmateriaal van hun misdaden bewaard blijft. In 1945 worden heel wat kampen bevrijd door geallieerde troepen.

november 1945 - augustus 1946: Tijdens de processen van Neurenberg worden 24 mannen berecht voor het Internationaal Militair Tribunaal. Twaalf van hen krijgen de doodstraf voor hun aandeel in de Shoah. ↑

Woudhuyzen, L. (4 december 1945). Herman Göring en Rudolf Höss op de beklaagdenbank tijdens het proces van Neurenberg. Göring en Höss waren belangrijke figuren binnen het naziregime en waren betrokken bij de planning en uitvoering van de Shoah.

DE SHOAH
DE SHOAH

Deelvraag 1:

Hoe kwam de Shoah tot stand?

De Shoah of Holocaust is een van de donkerste pagina’s uit de Europese geschiedenis. Ze vindt haar oorsprong in een diepgeworteld antisemitisme dat al eeuwen in Europa aanwezig was en regelmatig opflakkerde. De omstandigheden van de jaren 1930, zoals de economische crisis, de machtsovername van Hitler en de sociaaleconomische spanningen, wakkerden dat antisemitisme opnieuw in alle hevigheid aan. De Joden werden daarbij stelselmatig geviseerd, uitgesloten en gediscrimineerd. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, schakelden de nazi’s nog een versnelling hoger. Naar schatting meer dan zes miljoen Joden werden zo het slachtoffer van de systematische vervolging en uitroeiing door de nationaalsocialisten.

Opdrachten

1 Lees bron 1 en 2.

Om de massale vervolging en vernietiging van de Joden en andere volkeren tijdens de Tweede Wereldoorlog te benoemen hanteren we vandaag de term ‘Holocaust’.

a Wat zijn de argumenten en redenen om die term te gebruiken?

b Wat zijn de argumenten en redenen om andere termen te gebruiken?

Wat zijn die andere termen en wat betekenen ze?

c Waarom ligt het gebruik van de ‘juiste’ term zo gevoelig bij bepaalde groepen?

2 Lees bron 3.

a Situeer dit fragment in tijd, ruimte en context. Gebruik daarvoor de tijdlijn (fase 1).

Welke anti-Joodse maatregelen en acties waren op dat moment al genomen tegen de Joden?

b De stappen uit het schema uit de histokit zijn toepasbaar op dit fragment.

Koppel elke stap aan een illustratie op de tijdlijn.

3 Lees bron 4 en gebruik de tijdlijn.

a Welke evoluties in de aanpak van de Jodenververvolging worden beschreven in bron 4?

b Welke problemen bracht die werkwijze met zich mee en tot welke ‘oplossingen’ zou dat leiden?

©VANIN

02j

VERALGEMENEN EN STEREOTYPEREN

4 Over het startpunt van de doelbewuste en systematische uitroeiing van de Joden op grote schaal zijn er onder historici verschillende meningen. Sommige historici zien de Wannsee-conferentie in januari 1942 (zie tijdlijn) als startpunt van de systematische vernietiging van de Joden. Andere historici beweren dat die vroeger startte, wellicht in 1941 al. Bewijs met elementen uit bron 4 waarom die bron eerder past bij de visie die 1941 als startpunt van de Endlösung ziet.

5 Lees bron 5.

a Situeer dit fragment in tijd en ruimte. Gebruik daarvoor de tijdlijn.

b Welke anti-Joodse maatregelen werden aan de Antwerpse Joden opgelegd in 1941?

Lijst ze kort op. Welke (uitsluitings)mechanismen zie je hier terugkomen?

6 Lees bron 6 en bekijk bron 7.

Beide bronnen beschrijven de transporten naar vernietigingskampen zoals Belzec en Auschwitz.

Vergelijk beide fragmenten op het gebied van perspectief.

a Op welke manier beschrijven beide fragmenten de werkwijze bij aankomst en tijdens het verblijf in de kampen?

b Verklaar de verschillen in beide fragmenten vanuit de standplaatsgebondenheid van de getuigen.

c Zijn deze bronnen representatief voor de werkwijze in de vernietigingskampen? Waarom wel/niet? Gebruik je voorkennis en de tijdlijn.

02j

VERALGEMENEN EN STEREOTYPEREN

Bron 1:

Judeocide

De termen ‘Shoah’ (catastrofe) en ‘Holocaust’ (brandoffer) hebben een letterlijke betekenis en zouden daarmee van toepassing kunnen zijn op elke tragische gebeurtenis of vernietiging, zoals ze dat honderden jaren voor de anti-Joodse campagne van de nazi’s deden. Het ontbreken van een ondubbelzinnige vakterm die de aard van de gebeurtenissen alleen al in zijn betekenis kan verduidelijken, bracht de Amerikaans-Joodse historicus Arno Mayer ertoe om in 1988 de term judeocide te lanceren, omdat hij vond dat die de essentie van de gebeurtenissen die hij vertegenwoordigde adequaat weergaf: de moord op de Joden. Hij meende dat deze nieuwe term de tragedie van het Joodse volk opnam in de bredere context van genocide. Michman heeft wel kritiek op het gebruik van deze term. Hij ziet de gebeurtenissen van de Shoah als meer dan alleen het laatste en meest gruwelijke gedeelte: de moord op het Joodse volk. Hij vindt dat er behoefte is aan een bredere term die ook de wens van de nazi’s behelst om de ‘Joodse geest’ te doden.

Moord op Joden

Meestal denken we bij de term ‘Holocaust’ ook aan andere slachtoffers van de nazi-ideologie: zoals Roma, mensen met lichamelijke of cognitieve handicaps, homoseksuelen en anderen. Deze benadering is nooit overgenomen in het Hebreeuwse discours over dit onderwerp, noch in de Joodse wereld. (…)

Deze term vergemakkelijkt een brede, uitgebreide discussie over dit onderwerp tussen mensen die misschien verschillende perspectieven hebben. Michman zelf geeft – bij gebrek aan beter – de voorkeur aan de term ‘Shoah’: ‘Dan is het duidelijker dat we het over de vervolging van de Joden hebben en niet over andere groepen, waar we natuurlijk aandacht aan moeten besteden, maar dat is een ander verhaal volgens mijn interpretatie.’

Naar: Hummelen, J. (21 september 2022). Gebruik je ‘Holocaust’ of ‘Shoah’? www.holocausteducatie.nl ↑

De tekst is gebaseerd op een podcast gemaakt door Dan Michman. Hij is hoofdonderzoeker aan Yad Vashem. Dat is een herdenkingsmonument (1953) in Jeruzalem, opgericht voor de slachtoffers van de Holocaust. Het is niet alleen een gedenkplaats, maar ook een belangrijk documentatie- en educatief centrum. De naam ‘Yad Vashem’ is afgeleid van een vers uit het Bijbelboek Jesaja en betekent letterlijk ‘een gedenkteken en een naam’.

Bron 2:

Historici schatten dat tussen de 200.000 en 500.000 Roma en Sinti door de nazi’s en hun aanhangers werden vermoord. Velen werden gevangengezet, gebruikt als dwangarbeiders of onderworpen aan gedwongen sterilisatie en medische experimenten. In het begin van de jaren ’90 introduceerde Roma-geleerde en activist Ian Hancock de term Porajmos (ook gespeld als Porrajmos), wat ‘verslinden’ of ‘vernietiging’ betekent in sommige dialecten van de Romani-taal Romanes, voor de vervolging van de Roma en Sinti tijdens de naziperiode. (…)

De ervaring van de Roma en Sinti bevolking in Europa heeft parallellen met die van het Joodse volk. Beide bevolkingsgroepen waren op grond van hun ras het doelwit en hadden eerder eeuwen van discriminatie geleden. (…) Ondanks de genocide die door het naziregime tegen Roma en Sinti mensen werd gepleegd, werden hun ervaringen pas volledig erkend door de West-Duitse regering in 1981 en wordt de genocide nu pas breder bekend.

Naar: Holocaust Memorial Day Trust. (2015). The Roma Genocide.

Bron 3:

‘We zijn heel tolerant tegenover de Joden geweest’, verklaarde Goebbels in 1934, toen hij op het punt stond een campagne te beginnen die de Joden uit het burgerlijke en openbare leven beoogde te verwijderen.

‘Maar als ze denken dat we ze kunnen blijven toestaan het Duitse volk op Duitse bodem kunst aan te bieden; als ze denken dat ze redactiebureaus kunnen blijven pijnigen en voor Duitse kranten schrijven; als ze pronkerig de Kurfürstendamm blijven overschrijden alsof er niets is gebeurd, dan doen ze er goed aan deze woorden als een laatste waarschuwing te beschouwen.’ (…) Goebbels legde de verantwoordelijkheid voor het handhaven van de vrede direct bij de Joden en besloot: ‘Als de Joden niet naar deze waarschuwing luisteren, zullen ze zichzelf de schuld moeten geven van alles wat er met ze gebeurt.’

Medio 1935 hadden de Joden in Duitsland hun hele emancipatie ongedaan zien maken. Hun situatie was nog nooit zo beroerd geweest. Overal in Duitsland werden bordjes met teksten als ‘Joden niet gewenst’, ‘Joden worden niet bediend’, ‘verboden voor Joden en honden’, ‘de Joden zijn ons ongeluk’ opgehangen. Zelfs activiteiten die niet uitdrukkelijk waren verboden bleken voor hen ontoegankelijk, omdat ‘Arische’ Duitsers zich aan de algemene manier van denken conformeerden. Theaters weigerden Joden kaartjes te verkopen, bibliotheken en musea weigerden hun de toegang, winkeliers joegen hen weg. De wettelijke aanname dat iemand onschuldig is tenzij het tegendeel wordt bewezen, een grondbeginsel van het burgerlijk recht, gold niet meer voor Joden. ‘Van iedere Duitse burger mag men aannemen dat hij fatsoen heeft,’ verklaarde het officiële juridische tijdschrift van de nazi’s, ‘maar van Joden, als vijanden van ons ras, moet men het tegendeel verwachten.’

Uit: Dwork, D. & Pelt, R.J. (2002). De Holocaust. Een geschiedenis. Boom

©VANIN

Bron 4:

Voor Berlijn was het een kwestie van statistiek. Elke dode telde. De nazi’s blonken uit in het boekhouden van moord. Regelmatig stuurden de Einsatzgruppen en de Duitse politiefunctionarissen officiële rapporten waarin ze hun prestaties inzake moord opschreven. Aanvankelijk is er in de rapporten sprake van slachtoffers als ‘Joden’, ‘Jodinnen’ en ‘Joodse kinderen’, en vervolgens als ‘comm. functionarissen’, ‘Russ. comm.’, en ‘Lith. comm.’. Stilaan verdwenen Russische en Litouwse communisten uit de boekhouding. Hele Joodse gemeenschappen werden nu doelwit. De slachtingen werden genocide. Volgens een verslag van SS-Standartenführer Karl Jäger die aan het hoofd stond van een Einsatzkommando 3 (EK3): 'Vandaag kan ik bevestigen dat ons doel, het oplossen van het Joodse probleem in Litouwen, door EK3 is bereikt,' verklaarde hij trots. Een simpel woordje bevestigde dat het klaar was om te beginnen: ‘Vernichtung’. Ook al was dit systeem goed georganiseerd en gestroomlijnd, ‘de acute stress veroorzakende aard van het werk’ kon men niet over het hoofd zien. Deze Aktionen waren verschrikkelijk voor de mannen, stelde Jäger vast. Overbelaste zenuwen leidden tot ongehoorzaamheid, dronkenschap en zenuwinzinkingen. Himmler en Heydrich zagen zich gezamenlijk voor de taak een minder persoonlijke manier voor het vermoorden van massa’s mensen te vinden, en dat moest vlug gebeuren.

Uit: Dwork, D. & Pelt, R.J. (2002). De Holocaust. Een geschiedenis. Boom.

Bron 5:

Antwerpenaren beweren ze vaak te kennen, ‘de Joden’, maar dat is niet echt zo. Daarvoor is de diaspora te gediversifieerd. Antwerpen telt drie door de stad erkende Joodse religieuze gemeenschappen: de overwegend liberale Shomre Hadas, de streng religieuze Machsike Hadas en de veel kleinere Portugese ritus (…) Die enorme verscheidenheid belet de Joden niet om tegenover de buitenwereld één groep te vormen. Tijdens de bezetting zijn ze nog meer dan voorheen op elkaar aangewezen. Opgezweept door de militanten van de Volkswering zijn in april 1941, op paasmaandag, honderden Antwerpenaars, vaak in burgerpak en op hun paasbest, door het Jodenkwartier getrokken. Ze hebben er een spoor van vernieling achtergelaten. De pogrom duurde tot diep in de nacht. Daarop kreeg de Joodse gemeenschap van de Antwerpse burgemeester tussen zeven uur ’s avonds en zeven uur ’s ochtends huisarrest aangesmeerd. Enkele maanden geleden heeft de bezetter een uur respijt gegeven, maar voor de Joden blijft het een penibele regeling. Zeven dagen per week, tweeënvijftig weken per jaar zitten ze ’s avonds in hun woning opgesloten, zonder veel afleiding of vertier. In juni 1941 moesten de Joden ook hun radio’s inleveren. Het is stil in de Joodse huizen.

Uit: Van Goethem, H. (2019). 1942. Het jaar van de stilte. Polis.

Bron 6:

Getuigenissen uit het dagboek van de Duitse onderofficier Wilhelm Cornides. Op zijn weg naar Chelm, maakte hij op 30 augustus 1942 een tussenstop in de Galische stad Rawa Ruska. Toen hij de volgende dag door de straten wandelde, zag hij een trein met transport het station binnenrijden. De dag daarna raakte hij op de trein naar Chelm aan de praat met een vrouw en een lid van de spoorwegpolitie.

‘De transporten, vertelde ze, kwamen dagelijks langs, soms zaten er zowel Duitse Joden als Ostjuden in. De man van de spoorwegpolitie die de trein moest begeleiden, kwam bij hen zitten. "Weten de Joden dan wat er met hen gebeurt?" vroeg ik aan beiden. De vrouw antwoordde: "Die van ver komen zullen wel van niets weten. Maar hier in de buurt weten ze het al. Dan proberen ze er tussenuit te knijpen, als ze merken dat er iemand voor ze komt. (…)" We kwamen langs kamp Belzec. (…) Je kon duidelijk een sterke zoetige geur onderscheiden. "Ze stinken al", zei ze. "Ach, onzin, dat is alleen maar het gas", zei de politieman lachend. We waren intussen zo’n honderdvijftig meter verder gereden, en de zoetige geur veranderde in de sterke stank van iets wat brandde. "Dat is van het crematorium", zei de politieman. Een stukje verder hield de omheining op. Ervoor kon je een wachthuisje en een legerkamp van de SS zien. Er liep een dubbelspoor het kamp in. Het ene spoor splitste zich van de hoofdlijn af. Het andere liep over een draaischijf voor locomotieven van het kamp naar een rij schuren, ongeveer tweehonderd meter ervandaan. (…) SS-bewakers met het geweer onder de arm stonden erbij. Een van de schuren was open. Het was duidelijk te zien dat hij tot het dak met bundels kleren was gevuld. Na aankomst in Chelm, verder ging hij die dag niet, knoopte Cornides een gesprek aan met een politieman en vroeg hem of hij wist hoe de Joden nu eigenlijk gedood werden? "Men vertelt ze dat ze moeten worden ontluisd, en dan moeten ze hun kleren uittrekken. Dan komen ze in een ruimte, waar ze om te beginnen een sterke luchtstroom krijgen die al met een kleine dosis gas is vermengd. Dat is genoeg om ze bewusteloos te maken. De rest komt daarna. Daarna worden ze direct verbrand."

Uit: Dwork, D. & Pelt, R.J. (2002). De Holocaust. Een geschiedenis. Boom.

Bron 7:

↑ Bekijk een kort filmpje van de stichting Auschwitz.

← Stichting Auschwitz. (2016). Gedeporteerd van Mechelen naar Auschwitz. Getuigen vertellen.

Deelvraag 2:

Hoe komen genocides tot stand?

Meteen na de Tweede Wereldoorlog begon men, als reactie op de Shoah, genocides te bestuderen. Intussen kijkt men ook naar andere voorbeelden van genocides die gepleegd werden in de 20e en 21e eeuw. Wetenschappers doen onderzoek dat gericht is op het begrijpen van de oorzaken, het verloop en de gevolgen van genocides. Daarnaast proberen ze patronen en waarschuwingstekens te identificeren. In deze deelvraag gaan we in op die elementen. We passen ze toe op de Shoah. Op iDiddit staat materiaal waarmee je de patronen ook kunt toepassen op genocides uit de tweede helft van de 20e eeuw.

Opdrachten

1 Lees bron 1 en gebruik de tijdlijn en de bronnen uit deelvraag 1. Verwijs naar concrete gebeurtenissen en maatregelen en beargumenteer zo dat de Shoah en de Porajmos voldoen aan de definitie/criteria van een genocide.

2 Bestudeer het model van Stanton (bron 2). Daarin leer je wat de tien stappen van een genocide zijn. Koppel de foto’s en hun bijbehorende gebeurtenis op de tijdlijn aan de juiste stap.

Maak op iDiddit extra oefeningen over de Rwandese genocide en de genocide tijdens de Balkanoorlog.

©VANIN

Bron 1:

Het woord ‘genocide’ werd voor het eerst gebruikt door de Poolse advocaat Raphael Lemkin in 1944. Het bestaat uit het Griekse voorvoegsel genos, wat ras of stam betekent, en het Latijnse achtervoegsel cide, wat doden betekent. (…) Genocide werd voor het eerst erkend als een misdrijf onder het internationaal recht in 1946 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het werd als een op zichzelf staand misdrijf vastgelegd in het ‘Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide van 1948’ (het Genocideverdrag). Het verdrag is door 153 staten geratificeerd (stand april 2022).

Artikel II: In dit Verdrag betekent genocide “elk van de volgende daden gepleegd met de bedoeling een nationale, etnische, raciale of religieuze groep als zodanig geheel of gedeeltelijk te vernietigen”, meer bepaald:

• het doden van de leden van de groep;

• het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;

• het opzettelijk opleggen aan de groep van levensomstandigheden die bedoeld zijn om de fysieke vernietiging ervan geheel of gedeeltelijk te bewerkstelligen;

• het opleggen van maatregelen die bedoeld zijn om geboorten binnen de groep te voorkomen;

• het gewelddadige overbrengen van kinderen uit de groep naar een andere groep.

Naar: United Nations. (jaar onbekend). Genocide.

De Poolse jurist Raphael Lemkin verloor in de Shoah 49 familieleden. Na de oorlog maakte hij een documentaire over de nazimisdaden. In 1944 introduceerde hij de term 'genocide' in het boek Axis Rule in Occupied Europe. Hij bereidde ook mee het Genocideverdrag (1948 - Verenigde Naties) voor. Sindsdien valt een genocide, volgens het internationaal recht, onder de noemer ‘misdrijven tegen de menselijkheid’.

Doorloper: De Shoah en andere

Bron 2: De tien stappen van een genocide

Stap 1: Classificatie

De verschillen tussen mensen worden niet gerespecteerd. Er is een verdeling tussen ‘wij’ en ‘zij’ (wij-zij-denken) die kan worden uitgevoerd met behulp van stereotypen of door mensen die als anders worden beschouwd uit te sluiten.

Stap 6: Polarisatie

Propaganda wordt verspreid om het verschil tussen de ‘in-group’ en de ‘out-group’ te vergroten.

Stap 7: Voorbereiding

Daders plannen de genocide. Ze gebruiken vaak eufemismen om hun echte bedoelingen te verhullen. Ze creëren angst voor de slachtoffergroep en bouwen een leger en wapenarsenaal uit.

Stap 2: Symbolisatie

Dit is een visuele manifestatie van haat. De leden van de ‘zij-groep’ moeten verplicht visuele symbolen dragen die erop wijzen dat ze ‘anders’ zijn.

Stap 5: Organisatie

Genocides zijn altijd doelbewust gepland van bovenaf. Haatregimes nemen daarbij allerlei beslissingen die de vernietiging van een volk stap voor stap in gang zetten.

Stap 8: Vervolging

Slachtoffers worden geïdentificeerd op grond van hun etniciteit of religie en er worden dodenlijsten opgesteld. Mensen worden soms gescheiden in getto’s, gedeporteerd of uitgehongerd en hun eigendommen worden vaak weggenomen.

Stap 3: Discriminatie

De dominante groep ontzegt bepaalde groepen hun burgerrechten of zelfs hun burgerschap.

©VANIN

Een genocide gebeurt nooit zomaar. Een reeks omstandigheden valt voor of wordt gecreëerd om een klimaat te scheppen waarin een genocide kan plaatsvinden. De stappen kunnen simultaan of in een andere volgorde plaatsvinden.

Naar: Stanton, G. (2022). De tien stappen van een genocide.

Stap 4: Ontmenselijking of dehumanisatie

Degenen die als ‘anders’ worden beschouwd, worden behandeld zonder enige vorm van mensenrechten of persoonlijke waardigheid. Daarbij wordt vaak de link met ongedierte gelegd.

Stap 9: Uitroeiing

De haatgroep vermoordt de geïdentificeerde slachtoffers in een opzettelijke en systematische campagne van geweld. Miljoenen levens worden zo vernietigd of onherkenbaar veranderd door genocide.

Stap 10: Ontkenning

De daders of latere generaties ontkennen het bestaan van een misdrijf.

Dr. Gregory H. Stanton, president van Genocide Watch, ontwikkelde de 'tien stappen van een genocide'.

Deelvraag 3:

Welke rol speelden omstanders tijdens de Shoah?

In gewelddadige conflicten zijn er altijd rechtstreekse en onrechtstreekse betrokkenen. Binnen het onderzoek rond de Shoah doken al snel de termen slachtoffers, daders, omstanders en redders op. De fascinatie rond het gedrag van mensen tijdens een genocide leeft ook vandaag onder wetenschappers en het grote publiek.

In deze deelvraag onderzoeken we de rollen en de motieven om een specifieke rol op te nemen.

Opdrachten

©VANIN

1 Lees bron 1. Heel wat mensen ‘kozen’ om niet te handelen. Ze worden ook wel eens ‘omstanders’ genoemd.

a Wat waren de persoonlijke motieven voor mensen om niet te handelen tegen de uitsluiting en vervolging van de Joden?

b Welke maatschappelijke verklaringen stimuleerden dat omstandersgedrag?

2 Lees de oorlogsportretten in bron 2 tot en met 6.

a Zoek meer info online over begrippen en gebeurtenissen die je nog niet kent.

b Gebruik de tijdlijn en situeer elk portret in de juiste tijd (fase) en ruimte.

c Plaats bij elk portret de rol die aan bod komt.

Kies uit: omstander / dader / redder.

d Vat bij elk portret samen:

- Wat hield die rol concreet in (acties, keuzes …)?

- Wat waren de motieven van de betrokkenen om die rol op te nemen?

- Wat waren de (eventuele) risico’s en gevolgen van het opnemen van die rol?

Bron 1:

Gewone mensen gedroegen zich op verschillende manieren. In Duitsland, en in de door Duitsland bezette gebieden, namen veel individuen die geen ijverige nazi's waren, in verschillende mate deel aan de genocide.

Overal stonden getuigen aan de zijlijn die de actieve deelnemers aan vervolging en geweld toejuichten. De meesten bleven echter zwijgen. We noemen hen ook wel eens ‘omstanders’. Verschillende motieven beïnvloedden de reacties op de Jodenvervolging en creëerden een klimaat van passiviteit of apathie. Motieven varieerden van geloof in de nazi-ideologie tot angst en eigenbelang. De nazi-propaganda-inspanningen versterkten bijvoorbeeld al lang bestaande antisemitische vooroordelen en brachten veel mensen ertoe de Joden als ‘buitenaards’ te beschouwen. De censuur van de overheid verhinderde dat afwijkende stemmen werden gehoord, en weinig Duitsers hadden de moed zich publiekelijk uit te spreken tegen de vervolging van Joden. (…) De druk om zich aan het gezag te onderwerpen en wetten en decreten te gehoorzamen was aanwezig, zelfs zonder de extra intimidatie door nazi-activisten. Veel mensen wilden hun baan beschermen of hun carrière vooruithelpen. Voor veel Duitsers hadden hun levensonderhoud en het welzijn van hun gezinnen eenvoudigweg een veel hogere prioriteit dan een groep die een klein deel van de bevolking vertegenwoordigde en die voortdurend werd gedemoniseerd als een ‘gevaarlijke bedreiging’. (…)

Naar: United States Holocaust Memorial Museum. (jaar onbekend). How and why did ordinary people across Europe contribute to the persecution of their Jewish neighbors? / Bystanders. (‘Hoe en waarom droegen gewone Europese mensen bij aan de vervolging van hun Joodse buren? / Omstanders.’)

ONLINE ZOEKEN

Bron 2:

Portret van Raymond Verhage en Julia Verhage-Leenknecht

In 1939 woonden Raymond en Julia Verhage in Kortrijk. Het echtpaar baatte een café uit dat werd gerund door Julia, terwijl haar man in een fabriek werkte. Eind maart 1943 kwam een jonge vrouw met een baby ten einde raad het café binnen en vroeg Julia of ze een kamertje, of zelfs een zolder, te huur wist in de buurt. Julia besefte al snel dat dit een Joodse vrouw was die hulp nodig had, en zonder enige vragen te stellen nam Julia Léa Obstfeld (geboren Zwaaf) en haar anderhalfjarige zoon Norbert uit Antwerpen in huis.

Zij nemen grote risico’s. De kans is groot dat ze verraden worden. Daarom doen ze alsof Léa en Norbert familieleden uit Moeskroen zijn. En er zijn ook meer monden te voeden. Léa blijft werken onder een valse identiteit en draagt bij aan het huishoudbudget. De familie kan soms rekenen op hulp van de buren of van het verzet.

Maker onbekend. (jaartal onbekend). Raymond op de foto met zijn dochter Mona en Norbert.

Op 19 oktober 1987 erkende Yad Vashem Raymond Verhage en Julia Verhage-Leenknecht als Rechtvaardigen onder de Volkeren.

Naar: Brulard, M. (jaar onbekend). Een nieuwe familie. Yad Vashem. (1987). Verhage Raymond & Julie (Leenknecht).

©VANIN

De officiële titel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ wordt toegekend door het herdenkings- en documentatiecentrum Yad Vashem aan niet-Joden die met gevaar voor eigen leven Joden hebben gered tijdens de Shoah. Meer dan 1500 Belgische burgers kregen de titel. In 2007 werd door de eerste minister en de minister van Landsverdediging een herdenkingsplaat in de Albertinatuin aan de Kunstberg te Brussel ingehuldigd ter ere van die ‘Rechtvaardigen’.

Bron 3:

↑ Maker onbekend. (jaar onbekend). Kurt Gerstein.

Portret van Kurt Gerstein

Kurt Gerstein was een Duitse protestant die in maart 1941 vrijwillig had dienstgenomen bij de SS, en zijn positie gebruikte om informatie te verzamelen over de genocide op de Joden, in de hoop de buitenwereld daarvan in kennis te kunnen stellen. Begin 1941 werd Gerstein benoemd tot hoofd van de Ontsmettingsdiensten van de Waffen-SS. Hij had zich gespecialiseerd in ontsmettingsapparatuur en in de zuivering van drinkwater voor soldaten. Ook werd hij als deskundige op het gebied van blauwzuur en gifgassen beschouwd. Om die reden werd Gerstein uitgekozen naar Belzec te gaan. De autoriteiten van het kamp en hun meerderen hoopten dat hij voorstellen zou kunnen doen voor schonere en snellere alternatieven voor hun systemen van koolmonoxidevergiftiging. Men had Gerstein niet verteld waar hij naartoe ging. Er was hem enkel opgedragen 100 kilo van het gas Zyklon B (blauwzuur) op te halen dat in Auschwitz zo doeltreffend was gebleken.

Uit: Dwork, D. & Pelt, R.J. (2002). De Holocaust. Een geschiedenis. Boom

Kurt Gerstein werkte hierna in het kamp van Belzec en verzamelde gegevens over de uitroeiing van de Joden. Hij stierf op 5 juli 1945 in Parijs, maar het was niet duidelijk of het om moord of zelfmoord ging. Gerstein werd na de Tweede Wereldoorlog postuum veroordeeld voor zijn bijdrage aan de massavernietiging van de Joden in Belzec, later werd hij wel gerehabiliteerd.

Bron 4:

Portret van Rudolf Höss

De autobiografie met het levensverhaal van Höss, onder zijn eigen werktitel Mein Psyche: Leben und Erleben, is een van de meest boeiende bronnen voor het beantwoorden van de vraag: ‘Wat is de interactie van (omgevings)factoren en actoren die geleid hebben tot het daderschap van de Holocaust?’

Want Höss toont erin dat hij de wortels van zijn kwaad, zowel tijdens de oorlog als op het moment dat hij zijn autobiografie schrijft, zowel bewust als onbewust, voor een deel zelf al inziet, maar voor een deel ook niet: ‘Ja, ik was hard en streng – zoals ik het nu zie, dikwijls te hard en te streng. (…) Doch ik was nooit wreed – nooit heb ik mij tot mishandeling verlaagd. Er is veel gebeurd in Auschwitz, zogenaamd in mijn naam, op mijn bevel, waar ik niets van wist en dat ik nooit geduld zou hebben. Doch is het in Auschwitz gebeurd en ik ben ervoor verantwoordelijk. (…) Ik ben nu aan het eind van mijn leven gekomen (…) Twee leidsterren had ik, die mijn leven richting gaven (…): mijn vaderland en later ook mijn gezin. Hoe benijd ik mijn kameraden, die een eerlijke soldatendood mochten sterven. Ik was onbewust een radartje in de grote vernietigingsmachinerie van het Derde Rijk geworden. De machine is kapotgeslagen, de motor is vergaan en ik moet mee. (…) De openbaarheid mag gerust in mij voortaan het bloeddorstige beest, de wrede sadist, de moordenaar van miljoenen zien – want anders kan de grote massa zich de commandant van Auschwitz immer niet voorstellen. Die zou toch nooit begrijpen dat ook hij een hart had, dat hij niet slecht was.’ Rudolf Höss, Krakau, februari 1947.

Bron 5:

©VANIN

← Maker onbekend. (april 1947). Rudolf Höss. Op de foto zie je Rudolf Höss, de kampcommandant van Auschwitz, tijdens zijn proces in Neurenberg (1947). Onder zijn leiding werden in dat kamp minstens 1,1 miljoen Joden vermoord. Höss stond bekend om zijn efficiënte organisatie en de systematische wijze van de massamoorden, vooral na de introductie van Zyklon B. Na de oorlog werd Höss gearresteerd, berecht en veroordeeld voor zijn misdaden. Hij werd opgehangen nabij Auschwitz in 1947. In gevangenschap schreef hij een autobiografie waarop dit fragment is gebaseerd.

Portret van Irma Grese en andere kampbewakers en -bewaaksters

Van de 37 000 SS-bewakers die actief deelnamen aan het dagelijkse lijden, de martelingen en de dood van de geïnterneerden, bestond ongeveer 10 procent uit vrouwelijke opzichters. Irma Grese, bekend als het 'mooie beest' van Belsen, was volgens de aanklacht tegen haar tijdens het proces van Belsen in 1945 een van de 'meest sinistere en gehate figuren' van de kampen. Getuigen beweerden dat ze vrouwen sloeg totdat ze instortten. (…) Hoe kwamen die bewakers, door voormalige gevangenen omschreven als ‘sadisten’ en ‘beesten’, ertoe om die misdaden tegen de menselijkheid te begaan? (…)

De beruchte Irma Grese werkte op een melkveebedrijf nadat ze op 15-jarige leeftijd het huis verliet. Voordat ze de kampen binnengingen, waren deze vrouwen in alle opzichten gewone vrouwen die een gewoon leven leidden. Velen waren niet eens lid van de nazipartij.

Doorloper: De Shoah en andere

Uit: Busch, C. (2023). De duivel in elk van ons. Borgerhoff & Lamberigts.
PAP / Alamy
Stock
Photo

In tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de mannelijke SS-bewakers, die vurig geloofden in de ideologische en raciale overtuigingen van de nazi's, was minder dan 5 procent van de vrouwelijke bewakers formeel lid van de nazipartij. Voor sommigen was de aantrekkingskracht van een stabiele, goedbetaalde baan, compleet met uniform en accommodatie, voldoende. Vrouwelijke bewakers verdienden ongeveer 185 Rijksmark, aanzienlijk meer dan het gemiddelde loon van vrouwen van dezelfde leeftijd in een ongeschoolde fabrieksbaan, 76 RM. (…) Wat de redenen ook waren om bewaker te worden –financieel, een drang naar avontuur of dienstplicht – de nazi-ideologie was wijdverbreid en de mishandeling van 'staatsvijanden' was aan de orde van de dag. Als overwegend jonge, Arische vrouwen tussen de 17 en 45 jaar (volgens strikte toelatingscriteria) waren deze vrouwen opgegroeid te midden van het nazisme; velen waren lid geweest van de Bund Deutscher Mädel (Liga van Duitse Meisjes) en waren opgegroeid met nazipropaganda.

Maker onbekend. (september 1945). Irma Grese en andere beklaagden op het proces van Belsen. Centraal zie je Irma Grese op het proces van Belsen in september 1945. Grese stond net als andere kampbewakers van Bergen-Belsen terecht voor oorlogsmisdaden. In haar rol als kampbewaakster had ze gruwelijke feiten gepleegd. Ze kreeg de bijnaam ‘het bloedmooie beest’.

Naar: Wilmott, L. (2015). Irma Grese and Female Concentration Camp Guards. History Today.

Bron 6: ↑ Maker onbekend. (2015). Robert Kanfer op latere leeftijd.

©VANIN

Portret van Robert Kanfer

De meesten van de 191.000 Oostenrijkse Joden woonden in Wenen, waar zij tien procent van de bevolking uitmaakten. Na Warschau en Boedapest vormden de Joden van Wenen de grootste Joodse gemeenschap in Europa. Mannen van de SA en andere nazi's trokken Joodse mannen en vrouwen van de straat en dwongen ze latrines van barakken schoon te maken, of het plaveisel te schrobben met hun blote handen, en, in enkele gevallen, gewoon 'voor de grap', met hun eigen ondergoed of tandenborstels. Robert Kanfer was toen acht jaar. Hij herinnerde zich 'deze gebeurtenissen waar vrouwen werden meegenomen om de straat te schrobben' levendig, omdat zijn moeder zich onder hen bevond.

Vanuit ons raam kon je de Sobieskiplatz in het negende district zien, een van de pleinen waar de Oostenrijkse nationalen hun Kruckenkreuz, het Oostenrijkse kruis, op hadden geschilderd.

Ze [de nazi's] begonnen Joodse vrouwen te verzamelen om dit van de straat te schrobben. De nazi-familie van naast ons, de vrouw, mevrouw Mihokovic, kwam naar mijn moeder en zei: 'Kom naar onze flat want niemand zal je in ons huis zoeken.' Mijn moeder was bang en zei: 'Nee, ik blijf liever in mijn eigen huis.' Tegenover ons woonde een arme, ongetrouwde vrouw met twee kinderen (...). Ze stond op dat ogenblik

op straat en – blijkbaar had mijn moeder het raam open gelaten – ze zei [tegen de SA] 'Jullie hebben mevrouw Kanfer vergeten! Dus kwamen ze en haalden haar op en ze ging naar beneden. Ik herinner me dat mijn moeder huilde toen ze terugkwam, omdat ze zich voor dat schrobben schaamde. En de vrouw van naast ons zei: 'Mevrouw Kanfer, u hoeft zich toch niet te schamen?’

Uit: Dwork, D. & Pelt, R.J. (2002). De Holocaust. Een geschiedenis. Boom.

Robert Kanfer werd in 1930 geboren in een Weens-Joods gezin en ervoer de nazi-vervolging uit de eerste hand. Op achtjarige leeftijd verliet hij Wenen met een kindertransport. Hij bracht de oorlogsjaren door in Engeland, waar hij werd opgenomen door een gezin en geïnteresseerd raakte in architectuur. Pas in 1950 keerde hij terug naar Wenen. Hij ontwierp een tentoonstelling over de rol van Oostenrijk in de Holocaust. Die was van 1978 tot 2013 te zien in het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau.

Synthese

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen:

—cultureel: censuur, ideologie, propaganda

—politiek: oorlogsmisdaad, overheid

—sociaal: antisemitisme, burgerrechten, concentratiekamp, discriminatie, genocide, getto, mensenrechten, vernietigingskamp, werkkamp, wij-zij-denken

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: (historische) context – doel – evolutie – gevolg – interpretatie – motief – perspectief –representativiteit – standplaatsgebondenheid – stereotype

Herlees de onderzoeksvraag waaraan je in deze doorloper werkte. Denk terug aan alle elementen die je nodig hebt om die vraag te beantwoorden. Bekijk het argumentatieschema en vul de ontbrekende woorden aan. Beantwoord de onderzoeksvraag.

Hoe konden genocides zoals de Shoah uitbreken?

Doorloper: De Shoah en andere

- wint aan populariteit, vaak door omstandigheden

- vaak in periodes van politieke, economische en/of sociale instabiliteit

(raciale) ideologie

Vertegenwoordigers van die ideologie komen aan de macht.

op legitieme of illegitieme manier

- Geminoriseerde groepen worden uitgesloten uit het openbare leven en verliezen bepaalde burgerrechten.

- Wij-zij-denken wordt versterkt door uiterlijke symbolen en ontmenselijking van de ‘zij’.

Ze voeren een beleid gericht op uitsluiting en disciminatie.

Beleid schakelt een versnelling hoger. Genocide wordt gepland.

Het beleid zet in op de vervolging en uiteindelijk de systematische uitroeiing van die groepen.

©VANIN

tien stappen van een genocide (Stanton)

Er komt geen tot weinig tegenreactie van de samenleving. Heel wat burgers werken mee aan de vervolging en de uitroeiing.

VERKLARINGEN

ideologische motieven

ideologische motieven

persoonlijke motieven

maatschappelijke omstandigheden (crisis, censuur …) en tijdsgeest

persoonlijkheid

persoonlijke motieven

maatschappelijke omstandigheden (crisis, censuur en propaganda …) en tijdsgeest

ideologische / religieuze motieven

persoonlijke motieven

Naar een bipolaire wereld (1945 - 1960)

Schraudenbach, K. (1945). Stall for curlers on the Stachus. Süddeutsche Zeitung Photo. Een vrouw verkoopt krulspelden op de Karlsplatz in München net na de Tweede Wereldoorlog.

Op de achtergrond is te zien hoe de stad grotendeels in puin ligt. Net als alle grote Duitse steden werd München getroffen door heel wat bombardementen.

Hoofdstuk

Deze foto werd genomen op het moment dat de heropbouw van Duitsland en de rest van Europa nog moest beginnen. Met die heropbouw startte de naoorlogse periode. Het was een uitdagende tijd voor Europa en de wereld, waarin zowel conflicten als samenwerkingsverbanden centraal stonden.

In dit hoofdstuk ga je op zoek naar een antwoord op de onderzoeksvraag:

Betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog het begin van een nieuwe wereld?

I

Historische vraag 1: Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog?

Historische vraag 2: Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde?

Wat weet je al?

In hoofdstuk 2 leerde je hoe de Tweede Wereldoorlog verliep. Herinner je je nog hoe twee van de belangrijkste hoofdrolspelers, namelijk de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, bij het conflict betrokken raakten en hoe hun verstandhouding was?

Verder leerde je in Sapiens 5 over de begrippen kapitalisme en communisme. Wat waren de belangrijkste kenmerken van beide ideologieën?

Op onderzoek II

Historische vraag 3: Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa?

Uitbreiding 1: Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog?

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Koude Oorlog naar een 'warmere' fase?

©VANIN

Uitbreiding 2: Hoe raakte Korea betrokken bij de Koude Oorlog?

Historische vraag 5: Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog?

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Situeren

in tijd

Situeren in tijd

6 en 9 augustus 1945: Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki

maart 1946: Winston Churchill houdt zijn IJzeren Gordijn-rede.

Maker onbekend. (1946). Winston Churchill Speaks at Westminster College in Fulton.

1940

MODERNE TIJD

DE TWEEDE WERELDOORLOG

april 1949: Oprichting van de NAVO (NoordAtlantische Verdragsorganisatie)

1945

maart 1947: De Amerikaanse president Harry Truman kondigt de Trumandoctrine af.

juni 1947: De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Marshall lanceert het Marshallplan.

juni 1948 : Blokkade van Berlijn

1949: China wordt communistisch onder Mao Zedong.

©VANIN

mei 1949: Stalin heft de blokkade van Berlijn op.

1950

DE KOREAANSE OORLOG

1955

← Maker onbekend. (datum onbekend). Vlag van de NAVO. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) werd opgericht in 1949 als een militaire alliantie tussen twaalf Noord-Amerikaanse en Europese landen. Binnen de context van de Koude Oorlog beloofden de lidstaten elkaar (militaire) hulp.

← Ivey, J.B. (1949). Delivery. Washington Star.

Tijdens de blokkade van Berlijn sneed Stalin de toegangswegen tot Berlijn af. Daarom legden de VS en Groot-Brittannië een luchtbrug aan om de westelijke zones van Berlijn te bevoorraden.

Het plan van Stalin had gefaald en Duitsland bestond vanaf toen uit twee delen: de BRD en de DDR.

mei 1949: Oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD)

oktober 1949: Oprichting van de Duitse Democratische Republiek (DDR) B

1951: Verdrag van Parijs. De EGKS komt tot stand. ↑

oktober 1956: De Hongaarse opstand breekt uit.

Maker onbekend. (1950). De tandem Schuman-Monnet

De mannen op deze foto zijn Robert Schuman en Jean Monnet.

Samen waren ze de drijvende kracht achter de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS).

1953: Dood van Stalin. Nikita Chroesjtsjov volgt hem op.

1955: Het Warschaupact wordt opgericht.

juni 1956: De Poolse opstand breekt uit.

februari 1956: Chroesjtsjov houdt zijn ‘Secret Speech’ op het 20e Congres van de Communistische Partij. ↑

Maker onbekend. (1956). Nikita Khrushchev's Speech at the 20th Congress of the Communist Party of the Soviet Union

Deze toespraak staat bekend als de ‘Geheime Toespraak’ omdat hij achter gesloten deuren werd gehouden, weg van de publieke aandacht. In de toespraak veroordeelt Chroesjtsjov de misdaden van zijn voorganger, Joseph Stalin, en onthult hij schokkende feiten over Stalins regime.

1960 1965 1970 1975 1990

HEDENDAAGSE

1963: Start ontwapeningsverdragen

1962: Cubacrisis

1957: Lancering Spoetnik I

1968: Tetoffensief (Vietnamoorlog)

1969: Maanlanding

NASA. (1969). Buzz Aldrin op de maan met Apollo 11.

Historische vraag 1:

Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog?

De Koude Oorlog was een tijd van zware spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en duurde van het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991.

Tijdens die periode was er geen directe militaire confrontatie tussen de twee grootmachten, niet op hun eigen grondgebied en ook niet in Europa. Daarom spreken we over een 'Koude Oorlog'. Het conflict was gebaseerd op politieke, economische en ideologische tegenstellingen tussen het kapitalistische blok (de VS) en het communistische blok (de Sovjet-Unie).

In deze historische vraag ga je op zoek naar de oorzaken van dat conflict.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en bron 2. Historici zijn het niet altijd eens over de start van de Koude Oorlog. Verschillende beginpunten worden naar voren geschoven: de Russische Revolutie, de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, de afkondiging van de Trumandoctrine en de bijbehorende containmentpolitiek. Zoek in de twee bronnen welk beginpunt naar voren wordt geschoven en geef een argument voor elk mogelijk beginpunt.

2 Bestudeer bron 3 en 4.

a Wat bedoelde Churchill met de term ‘IJzeren Gordijn’?

b Welke landen behoren tot het communistische blok? Welke landen behoren tot het kapitalistische blok?

c Waarom is Joegoslavië anders ingekleurd? Zoek dat eventueel online op.

3 Bestudeer bron 6 en vergelijk met de info uit bron 4, 5, 7 en 8. Welke veranderingen brengt de tekenaar in beeld op het vlak van de verstandhouding tussen het kapitalistische blok en het communistische blok gedurende de periode 1917 - 1946? Schrijf per tekening een korte toelichting.

Argumenteer met de info die je haalt uit bron 5 tot en met 8.

4 Bestudeer bron 4, 5, 7 en 8.

In het debat over de oorzaken van de Koude Oorlog komen verschillende standpunten naar voren: een orthodoxe visie en een revisionistische visie.

a Haal uit de lestekst op p. 88-89 het belangrijkste kenmerk van elk van die visies.

b Welke bronnen lijken de orthodoxe visie te onderbouwen? Welke de revisionistische?

Onderbouw je antwoord met de info die je uit de bronnen haalt.

c Trek een besluit nadat je bron 4, 5, 7 en 8 hebt bestudeerd. Zoek gelijkenissen en verschillen in de mogelijke verantwoordelijkheid van beide blokken voor het uitbreken van de Koude Oorlog.

Bron 1:

©VANIN

Argumenteer je besluit. 04 ONLINE OPZOEKEN 03

SPOTPRENTEN

← Het boek De erfenis van 1947 vertelt het verhaal van het jaar 1947, een scharnierjaar waarin zich een wereldorde vormde die gedurende decennia de wereldpolitiek zou bepalen. De auteurs maken gebruik van uiteenlopende historische bronnen, waaronder memoires van de belangrijkste hoofdrolspelers, dagboeken van burgers, krantenverslagen en vrijgegeven CIA-documenten en brengen zo het verhaal van dat jaar.

Beluister het fragment uit de podcast Voorproevers

Bron 2:

Het begrip Koude Oorlog werd officieel gelanceerd in 1947 door de Amerikaanse financier Bernard Baruch tijdens een redevoering over de plannen van president Truman om Griekenland en Turkije te hulp te snellen. De journalist Walter Lippman populariseerde de term als titel van een belangrijke artikelenreeks en zijn boek The Cold War, A Study in US Foreign Policy (1947). Maar zowel Baruch als Lippman hadden de uitdrukking opgevangen in Washington, waar ze van 1946 tot het spraakgebruik van enkele politici en commentatoren, waaronder Herbert Swoop, was gaan behoren. (…)

“Voor mij is het duidelijk dat de Koude Oorlog begon met de Russische Revolutie in 1917. Toen kondigde het conflict zich aan als een strijd om de werelddominantie tussen beide ideologieën. Ook André Fontaine koos dit beginpunt. (…)”

Uit: Vanden Berghe, Y. (2008). De Koude Oorlog, een nieuwe geschiedenis (1917-1991). Acco.

Dit boek brengt een overzicht van feiten, achtergronden en verbanden eigen aan de Koude Oorlog. De Koude Oorlog wordt daarbij gezien als een doorlopend proces van de eerste spanningen tussen Oost en West in 1917 tot de ontbinding van de Sovjet-Unie in 1991.

Bron 3: Het IJzeren Gordijn tijdens de Koude Oorlog (1955)

©VANIN

De Sovjet-Unie wantrouwde het Westen omdat het land in 150 jaar tijd al verschillende keren door een westers land was aangevallen. De’ buitenwereld’ was politiek-economisch totaal tegengesteld en het land had in tegenstelling tot de VS nog geen atoombom. Daardoor groeide bij Stalin de behoefte aan controle over gebieden die van strategisch belang werden geacht. Stalin kreeg invloed in Oost-Europese landen, wat leidde tot sovjetgeoriënteerde regeringen in die regio (= satellietstaten). Samen met de Sovjet-Unie vormde die groep landen het communistische blok.

Bron 4:

“Van Stettin aan de Oostzee tot Triëst aan de Adriatische Zee is er een IJzeren Gordijn neergelaten over het vasteland van Europa. Achter deze denkbeeldige lijn liggen alle hoofdsteden van de vroegere staten van Centraal- en Oost-Europa. Warschau, Berlijn, Praag, Wenen, Boedapest, Belgrado, Boekarest en Sofia, al deze beroemde steden en de bevolking rond deze steden liggen binnen wat ik de Sovjetinvloed moet noemen, en alle zijn op de een of andere manier onderhevig aan een toenemende mate van beheersing vanuit Moskou. Alleen Athene, Griekenland met haar roemrijke verleden, is vrij om te beslissen over haar toekomst (…). De communistische partijen, die heel klein waren in al deze oostelijke staten van Europa, zijn gestegen tot een hoogte en macht die hun aantallen te boven gaan, en zij proberen overal totalitaire controle te krijgen. (…)

Naar: Churchill, W. (5 maart 1946). Fultonspeech van Winston Churchill over het IJzeren Gordijn.

Op 5 maart 1946 hield Winston Churchill (de voormalige premier van het Verenigd Koninkrijk) een toespraak op een universiteit in Fulton, Missouri, in de Verenigde Staten. In die speech liet hij onder meer de woorden ‘Iron Curtain’ (IJzeren Gordijn) vallen. Daarmee bedoelde hij de scheiding tussen het kapitalistische Westen en het communistische Oosten, die kenmerkend zou worden voor de decennia van de Koude Oorlog. In de toespraak waarschuwt Churchill, die premier was van Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog, voor de opkomst van het totalitarisme in Oost-Europa.

Bron 5:

In de grond van de zaak stellen Churchill en zijn kornuiten in Engeland en de Verenigde Staten de niet-Engelssprekende naties een soort ultimatum: erken onze heerschappij vrijwillig en dan zal alles in orde zijn: zo niet dan is oorlog onvermijdelijk. Maar de naties hebben tijdens een vijf jaar durende oorlog hun bloed vergoten voor hun vrijheid en onafhankelijkheid, en niet om de nazi-heerschappij te verwisselen voor die van Churchill. Het is daarom waarschijnlijk dat de niet-Engels-sprekende naties, die ook de overgrote meerderheid van de wereldbevolking vormen, niet akkoord gaan met deze nieuwe slavernij (…) Churchill beweert dat Warschau, Berlijn, Praag, Wenen, Boedapest, Belgrado, Boekarest en Sofia, dat al deze beroemde steden en hun bevolking onder Russische invloed staan en alle in de een of andere vorm onderhevig zijn, niet alleen aan Russische inmenging, maar ook in toenemende mate aan controle door Moskou. Churchill typeert dit alles als grenzeloze ‘expansieve tendenties’ van de Sovjet-Unie. Het is niet erg moeilijk hier aan te tonen dat Churchill hier grof en zonder pardon zowel Moskou als ook de aan de Sovjet-Unie grenzende landen belastert.

Naar: Pravda. (14 maart 1946). Stalin, Interview, on Churchill’s Iron Curtain Speech.

Op 13 maart 1946 reageerde de leider van de Sovjet-Unie, Jozef Stalin, op de redevoering van Churchill. Dat deed hij in een interview in de Pravda, de krant van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie.

©VANIN

Bron 6:

Weisz, V. (datum onbekend). De Russische beer.

Op deze cartoon staan Winston Churchill en de 'Russische beer' afgebeeld.

De beer staat hier op het puin van de oorlogen.

Bron 7:

Bron 8:

©VANIN

← Maker onbekend. (1947) President Truman kondigt de Trumandoctrine af Op 12 maart 1947 hield de Amerikaanse president Harry S. Truman een toespraak voor het Amerikaans Congres. Die toespraak wordt gezien als de aankondiging van de Trumandoctrine. In die doctrine beloofde Truman Amerikaanse steun aan landen die bedreigd werden door het communisme. Het werd de basis voor het Amerikaanse buitenlandse beleid van containment voor de komende decennia en leidde in 1949 tot de oprichting van de NAVO. ↑

Bekijk het fragment van de Trumandoctrine.

De buitenlandse politiek van de Verenigde Staten (…) wordt in de naoorlogse periode gekenmerkt door een streven naar wereldheerschappij. Dit is de werkelijke betekenis van de vele uitspraken van president Truman en andere vertegenwoordigers van de Amerikaanse heersende kringen; dat de Verenigde Staten het recht hebben om de wereld te leiden. Alle krachten van de Amerikaanse diplomatie – het leger, de luchtmacht, de marine, de industrie en de wetenschap – staan in dienst van dit buitenlands beleid. (…) Tijdens de Tweede Wereldoorlog (…) bedachten (Amerikaanse leiders) dat de Verenigde Staten van Amerika hun belangen het beste konden najagen als zij directe deelname aan de oorlog konden vermijden en pas op het allerlaatste moment (…) zouden meedoen. Zo dachten zij dat de belangrijkste concurrenten van de Verenigde Staten in de oorlog zouden worden geplet of sterk verzwakt.

Naar: Novikov Telegram. (1946).

Dit is een telegram van de Russische ambassadeur in de VS aan de Sovjetleiders in september 1946.

1 Van bondgenoten tot rivalen

1.1. De start van de Koude Oorlog

De Koude Oorlog was een tijd van geopolitieke, economische en ideologische spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De strijd duurde van het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Over het startpunt van het conflict is er onder historici geen eensgezindheid. Er worden verschillende beginpunten naar voren geschoven: de Russische Revolutie (1917), de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (1945) en de afkondiging van de Trumandoctrine en de bijbehorende containmentpolitiek (1947).

Het eerste startpunt gaat helemaal terug tot aan de Russische Revolutie in 1917. Die Revolutie leidde tot de oprichting van de Sovjet-Unie, het eerste land met een communistisch regime. Het communisme stond lijnrecht tegenover het kapitalisme. De ideologische tegenstellingen tussen het kapitalistische Westen (de VS en Europa) en de communistische Sovjet-Unie waren een belangrijke bron van spanning. De gebeurtenissen die na de Revolutie volgden, zoals de eenzijdige Sovjet-Russische terugtrekking uit de Eerste Wereldoorlog, versterkten dat wederzijdse wantrouwen.

Andere historici zijn eerder van mening dat de Tweede Wereldoorlog het begin van het conflict vormde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bundelden de VS en de Sovjet-Unie de krachten tegen nazi-Duitsland. Maar tijdens de Conferentie van Potsdam in juli 1945 verslechterde de verstandhouding tussen de VS en de Sovjet-Unie. De grote mogendheden waren het oneens over de vredesregeling met Duitsland en over de nieuwe machtsverhoudingen in Europa. Het overwonnen Duitsland werd verdeeld onder de geallieerden. Er kwamen in totaal vier bezettingszones: een Amerikaanse, een Britse en een Franse zone in het westen en een Sovjetzone in het oosten. Hetzelfde gebeurde met Berlijn, dat onder toezicht van dezelfde vier grootmachten in vier sectoren werd verdeeld. Daardoor werden meteen ook twee grote invloedssferen gecreëerd. De drie westelijke zones in Duitsland en de drie westelijke sectoren in Berlijn kenden een vrijemarkteconomie. De Sovjetzone en de Sovjetsector waren communistisch en hadden een planeconomie.

← De kaart toont de verdeling van Duitsland en Berlijn vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Zowel de westelijke mogendheden als de Sovjet-Unie streefden naar meer invloed en wilden de eigen politieke en economische belangen in het naoorlogse Europa veiligstellen. De argwaan tegenover elkaar en de behoefte naar controle over gebieden van strategisch belang namen verder toe. Dat resulteerde in de vorming van een fysieke barrière door de Sovjet-Unie, het ‘IJzeren Gordijn’, zoals Churchill het zou noemen.

Een ander beginpunt dat naar voren wordt geschoven, is de Trumandoctrine uit 1947. Met die doctrine wilde Truman de Europese samenwerking stimuleren om zo een dam op te werpen tegen de communistische expansie. Dat principe wou hij concreet realiseren door een containmentpolitiek. Dat is een strategie die het communisme zou afblokken of indammen met alle mogelijke middelen op economisch, diplomatiek en militair vlak, zonder directe militaire confrontaties. Het wederzijdse wantrouwen tussen de VS en de Sovjet-Unie was de voedingsbodem voor het ontstaan van de bipolaire wereld.

1.2 Verantwoordelijkheid voor het conflict

De vraag naar het startpunt van de Koude Oorlog heeft ook geleid tot verschillende interpretaties over welk blok mee verantwoordelijk was voor het ontstaan van het conflict.

Volgens het ‘orthodoxe’ (traditionele) standpunt werden de spanningen van de Koude Oorlog hoofdzakelijk toegeschreven aan de agressieve expansiepolitiek van de Sovjet-Unie onder leiding van Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog. De bezetting van de Oost-Europese landen (satellietstaten) en de pogingen om zijn invloed uit te breiden werden gezien als provocerende acties.

Een tweede visie is die van het revisionisme. Revisionisten benadrukken vaak de impact van westerse mogendheden, met name de Verenigde Staten, in het escaleren van de spanningen. In die visie vormde de Trumandoctrine met de politiek van containment een bedreiging voor de Sovjet-Unie.

©VANIN

In de jaren 1970 -1980 kwam er een consensusvisie, namelijk het postrevisionistische standpunt. Daarbij werd een middenweg gezocht tussen de orthodoxe en de revisionistische visie. Het erkende de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van beide kanten, dus zowel van de Verenigde Staten als van de Sovjet-Unie, bij het ontstaan en voortzetten van de Koude Oorlog.

Maker onbekend. (1945). De bemanning van Enola Gay, het vliegtuig dat de atoombommen op Hiroshima in Japan liet vallen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Over het algemeen is het belangrijk dat we erkennen dat de Koude Oorlog het resultaat was van een complexe reeks gebeurtenissen en interacties tussen verschillende landen en actoren. Het is moeilijk om de schuld toe te wijzen aan één specifieke partij en historici hebben verschillende standpunten ingenomen op basis van hun interpretaties van de beschikbare feiten en documentatie.

Historische vraag 2:

Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde?

Na de verwoesting van de Tweede Wereldoorlog begon in de tweede helft van 1945 de heropbouw van Europa. Heel wat Europese landen hadden niet de financiële middelen om dat volledig op eigen houtje te realiseren. De Verenigde Staten kwamen in de loop van 1947 over de brug met financiële hulp voor Europa, in de vorm van het Marshallplan. In deze historische vraag ontdek je welke rol het Marshallplan speelde bij die heropbouw en bij de vorming van een nieuwe bipolaire wereldorde.

Opdrachten

©VANIN

1 Bekijk bron 1. Gebruik het fragment uit de toespraak van George Marshall om deze vragen op te lossen.

a Wat is het doel van de Amerikaanse hulp volgens Marshall?

b Waarom past dat binnen de containmentpolitiek van de Amerikanen?

c Wie kan er gebruik van maken en wie niet?

d Welke eisen stelt Marshall in ruil voor de Amerikaanse hulp?

2 Vergelijk bron 2 met bron 3. Beide cartoons zijn een beschuldiging aan het adres van de andere grootmacht

a Waarvan wordt de Sovjet-Unie beschuldigd in bron 2?

b Waarvan worden de Verenigde Staten beschuldigd in bron 3?

c Hoe kun je die wederzijdse beschuldigingen verklaren vanuit de standplaatsgebondenheid van de auteurs en de tijdschriften waarin ze verschenen?

3 Over de impact van het Marshallplan bestaat onder historici al decennialang discussie. De Verenigde Staten propageerden lang het idee dat zij Europa er snel weer bovenop kregen via hun financiële hulp. Die beeldvorming is echter selectief en onvolledig.

a Waarom is die visie selectief en onvolledig volgens bron 4? Beargumenteer.

b In de jaren 1990 en begin 21e eeuw (na het einde van Koude Oorlog) ontstond er een meer genuanceerde visie op de impact van het Marshallplan. Waarom gebeurde dat toen pas?

Bron 1:

Het is logisch dat de Verenigde Staten alles moeten doen wat zij kunnen om te helpen bij het herstel van de normale economische gezondheid in de wereld. Zonder kan er geen politieke stabiliteit en geen verzekerde vrede zijn. Ons beleid is niet gericht tegen welk land of welke doctrine dan ook, maar tegen honger, armoede, wanhoop en chaos. Het doel ervan zou de heropleving van een werkende economie in de wereld moeten zijn, zodat er politieke en sociale omstandigheden kunnen ontstaan waarin vrije instellingen kunnen bestaan. (…) Elke hulp die deze regering in de toekomst kan verlenen, zou eerder een remedie dan een louter verzachtend middel moeten zijn. Elke regering die bereid is te helpen bij de taak van herstel zal, daar ben ik zeker van, volledige medewerking vinden van de kant van de regering van de Verenigde Staten. Elke regering die manoeuvreert om het herstel van andere landen te blokkeren, kan van ons geen hulp verwachten. Bovendien zullen regeringen, politieke partijen of groepen die proberen de menselijke ellende in stand te houden om er politiek of anderszins van te profiteren, op tegenstand van de Verenigde Staten stuiten. (…)

Het is al duidelijk dat, voordat de regering van de Verenigde Staten veel verder kan gaan in haar pogingen om de situatie te verlichten en de Europese wereld op weg naar herstel te helpen, er enige overeenstemming tussen de Europese landen moet zijn ten aanzien van hun behoeften en het aandeel dat die landen zelf zullen leveren aan de hulp die onze regering zal verlenen, willen onze maatregelen het beoogde resultaat hebben. (…) Het zou noch passend noch doeltreffend zijn als deze regering zich ertoe zou verbinden eenzijdig een programma op te stellen dat bedoeld was om Europa economisch op de been te brengen. Dat is de zaak van de Europeanen. Het initiatief moet, denk ik, uit Europa komen.

Naar: Marshall, G. (5 juni 1947). The ‘Marshall Plan’ speech at Harvard University. OECD.

Op 5 juni 1947 hield George Marshall, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, een toespraak aan de universiteit van Harvard. Die toespraak vormde de aanzet voor het naoorlogse Europese hulpprogramma, algemeen bekend als het Marshallplan.

Bron 2:

©VANIN

Bron 3:

Illingworth, L.G. (23 maart 1948). (Titel onbekend). Daily Mail. Leslie Gilbert Illingworth (1902 - 1979) was een bekende Britse cartoonist bij de conservatieve krant de Daily Mail. De spotprent verscheen naar aanleiding van de reactie van Stalin en de OostEuropese landen op het Marshallplan.

↑ Roth, P. (1947). (Titel onbekend). Krokodil. Op de zak aan de hengel staat in cyrillische letters het woord ‘leningen’. Krokodil was een Russisch satirisch tijdschrift waarin vaak de spot werd gedreven met het kapitalistische blok.

Bron 4:

Na de Sovjetweigering [om deel te nemen aan het Marshallplan] werd het plan door het Congres goedgekeurd en tussen 3 april 1948 en 30 juni 1950 vloeide ongeveer 13 miljard dollar in de vorm van hulp en leningen naar West-Europa, met inbegrip van West-Duitsland en West-Berlijn. (…) Op die manier werd het nijpende dollartekort in Europa opgelost en hadden de Europeanen toegang tot de overvloedige Amerikaanse markt. Ook werd de inter-Europese handel verder geliberaliseerd. Dat leidde mee tot een spoedig herstel en een grotere welvaart. Toch moet worden aangestipt dat het economische herstel in de meeste Europese landen al in 1946 begonnen was en misschien ook zonder het Marshallplan, wat later, zou zijn gelukt. In de lente van 1947 hadden alle Europese landen hun vooroorlogse productiepeil bereikt. Er waren slechts drie uitzonderingen: de drie westerse bezettingszones van Duitsland, Nederland en Italië. Volgens sommige historici is het economische herstel van West-Duitsland en West-Europa niet uitsluitend te danken aan het Marshallplan. Het plan had volgens hen vooral een psychologische waarde: in West-Europa groeide de overtuiging dat ze even welvarend konden worden als Amerika én het plan creëerde zo een optimistische sfeer omdat de West-Europeanen zich gesterkt voelden nu het machtigste land ter wereld het economische herstel op zich had genomen.

Ook voor de Verenigde Staten viel het plan goed mee: er werd voor meer dan 13 miljard dollar in Amerika besteld. Amerikaanse producten overspoelden West-Europa.

Uit: Vanden Berghe, Y. (2008). De Koude Oorlog, een nieuwe geschiedenis (1917-1991). Acco.

Yvan Vanden Berghe is emeritus hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en schreef meerdere wetenschappelijke werken over de Koude Oorlog.

2 Het Marshallplan (1947) en het ontstaan van de bipolaire wereldorde

2.1 Het Marshallplan en de economische deling van Europa

Het Marshallplan, officieel bekend als het Europese Herstelprogramma (ERP), was een Amerikaans initiatief om Europa te helpen bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het plan werd in 1947 voorgesteld door de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall en duurde van 1948 tot 1951. De financiering werd gebruikt voor de heropbouw van infrastructuur en industrieën en de stabilisering van de Europese munten. Over de impact bestaat discussie, maar algemeen wordt aangenomen dat het zorgde voor een versneld economisch herstel in Europa.

Daarnaast hoopte men met het plan ook politieke doelstellingen te realiseren. Een van de hoofddoelen was het voorkomen van de verspreiding van het communisme in West-Europa, vooral in landen als Frankrijk en Italië, waar de communistische partijen sterk stonden. Door de economieën van de West-Europese landen te versterken hoopte de VS de aantrekkingskracht van het communisme te verminderen. Dat alles paste binnen de Amerikaanse containmentpolitiek. Bovendien legde het Marshallplan de basis voor een verdere samenwerking tussen de Europese landen. Om hulp te ontvangen moesten de West-Europese landen samenwerken, wat de verbondenheid versterkte.

© Album / Fine Art Images ↑ Maker onbekend. (1947) Affiche Marshallplan.

Niet alleen de banden tussen de West-Europese landen werden sterker, ook de politieke, economische en culturele verbondenheid tussen de Verenigde Staten en West-Europa werd steeds hechter. West-Europa kwam zo in het kapitalistische blok terecht. Dat was erg tegen de zin van Stalin. Terwijl het Marshallplan aanvankelijk openstond voor heel Europa én de Sovjet-Unie, ging die laatste er uiteindelijk niet op in. De Oost-Europese landen die eerst gretig wilden ingaan op het aanbod, zouden onder druk van Stalin afzien van deelname. Stalin zag in het Marshallplan immers een poging om zijn invloed in Oost-Europa te ondermijnen. Hij richtte een eigen economische ‘hulporganisatie’ op om de landen in het communistische blok te ondersteunen bij de heropbouw: de COMECON.

2.2 Het begin van de Europese samenwerking

De samenwerking die ontstond uit het Marshallplan, effende uiteindelijk de weg voor meer georganiseerde inspanningen voor Europese integratie, zoals de oprichting van de EGKS (de Europese Gemeenschap voor Kolen en Stalen) in 1951. De architecten achter dat plan waren Robert Schuman en Jean Monnet. Zij creëerden een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en een supranationale organisatie met verschillende instellingen. Dat was een belangrijke stap in de Europese heropbouw, omdat kolen en staal destijds cruciale grondstoffen waren voor de (wapen)industrie. De oprichting van de EGKS had dan ook een meervoudig doel. Ten eerste was het bedoeld om de economische groei, werkgelegenheid en levensstandaard na de Tweede Wereldoorlog te bevorderen. Daarnaast wilde het de historisch rivaliserende landen Frankrijk en Duitsland laten samenwerken om zo een duurzame vrede in Europa tot stand te brengen. Wie zelf geen controle had over de productie van staal en kolen, zou immers geen oorlog kunnen beginnen. De oprichtende leden waren zes Europese landen: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Met de oprichting van de EGKS werd een proces op gang gebracht dat uiteindelijk zou leiden tot de Europese Unie zoals we die vandaag kennen.

2.3 De politieke deling van Duitsland

©VANIN

Het Marshallplan werd ook aangeboden aan de bezettingszones in Duitsland. Toen in de westerse bezettingszones in juni 1948 een gemeenschappelijke munt, de Duitse Mark, werd ingevoerd, reageerde Stalin furieus. Als reactie startte hij de blokkade van Berlijn, waarbij de toegangswegen naar de westerse zones werden afgesneden. Het was niet Stalins bedoeling om de bevolking uit te hongeren. Met de blokkade hoopte hij vooral dat de Berlijners in alle zones de kant van de Sovjet-Unie zouden kiezen als hij ze de nodige voorraden, zoals steenkool, zou leveren.

Een hoop die al snel als sneeuw voor de zon verdween toen de Britten en de Amerikanen een luchtbrug inlegden om hun zones in de stad via de lucht te bevoorraden. In mei 1949 moest Stalin zijn beleg opgeven. Hij had gegokt en verloren. In diezelfde maand ontstond uit de westelijke zones de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Aanvankelijk was het de bedoeling dat dat een tijdelijke staat zou zijn, in afwachting van een vereniging. Maar in oktober volgden de communisten in het oosten met een eigen staat: de Duitse Democratische Republiek (DDR).

Maker onbekend. (tussen 1948 en 1949). Luchtbrug tijdens de Berlijnse blokkade.

Het Marshallplan en de daaropvolgende gebeurtenissen zijn dus niet alleen belangrijk geweest voor de heropbouw van en de verbondenheid binnen Europa. Ze zorgden er ook mee voor dat Europa uiteenviel in twee invloedssferen: de kapitalistische en de communistische invloedssfeer. Niet alleen de Koude Oorlog was daarmee een feit, maar ook de bipolaire wereldorde.

Historische vraag 3:

Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa?

In de naoorlogse periode kwamen de meeste Europese landen, door de groeiende spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, in het kapitalistische blok (invloedssfeer) of in het communistische blok terecht. De ideologische ideeën van kapitalisme en communisme leidden in beide blokken tot andere maatschappelijke en economische systemen. Die ideeën en systemen hadden een grote invloed op het dagelijkse leven van de burgers.

In deze historische vraag onderzoek je wat de verschillen en gelijkenissen waren tussen het leven in het kapitalistische en communistische blok.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 8.

a Gaat het hier over het leven in het kapitalistische of het communistische blok?

b Binnen welk (deel)domein kun je de bron plaatsen?

c Trek per domein een conclusie: welke gelijkenissen en welke verschillen tussen het leven in beide blokken kun je uit de bronnen afleiden?

2 Bestudeer de spotprent in bron 9.

a Wat is de boodschap van de cartoonist?

b Zoek meer informatie over de figuren op de spotprent en over wat er zich tussen hen afspeelde in 1948.

Maker onbekend. (1958). Auto’s van het type Trabant P5O verlaten de fabriek in Zwickau. ‘Trabant’ was de merknaam van een serie modellen uit de OostDuitse autofabriek beheerd door de staat. Het was een auto voor het volk en vaak ook de enige beschikbare en betaalbare optie in die periode. De auto moest tonen dat de DDR meeging in de technologische vooruitgang die in 1957 in de Sovjet-Unie de eerste satelliet leverde.

Maker onbekend. (1948). Geld wisselen op de zwarte markt in Berlijn. In 1948 werd Berlijn door de blokkade afgesloten van bevoorrading. Maar die blokkade was niet zo hermetisch als vaak wordt gedacht en er ontstond een bloeiende zwarte markt die de stad en haar inwoners voorzag van (levensnoodzakelijke) goederen.

©VANIN

Afbeelding 1: Maker onbekend. (1950). Auto’s op de Champs Elysées in Parijs. Afbeelding 2: Maker onbekend. (1950). SuperMAG in Rennes. Twee foto’s uit het dagelijkse leven in de jaren 1950 in Frankrijk. Op afbeelding 1 zie je auto’s op de Champs Elysées in Parijs met op de achtergrond de Arc de Triomphe. Op afbeelding 2 zie je enkele vrouwen aan de SuperMAG, een groot kledingwarenhuis in de Franse stad Rennes. Grootwarenhuizen en supermarkten maakten in de 20e eeuw hun intrede in Europa. Europa volgde daarmee het voorbeeld van de Verenigde Staten.

Bron 1:
© INTERFOTO Bluebird
Bron 2:
Bron 3:

Bron 4: Levensstandaard

Bron: Bolt, J. & J., Luiten van Zanden, J. (2020). Maddison style estimates of the evolution of the world economy. A new 2020 update. Maddison Project Database.

Economische groei

Bron: Bolt, J. & J., Luiten van Zanden, J. (2020). Maddison style estimates of the evolution of the world economy. A new 2020 update. Maddison Project Database.

Bron: https://data.worldbank.org/

Bron 5: ↑

Maker onbekend. (jaren 1950). Baden am Flakensee. De inwoners van Oost-Berlijn brachten hun vrije tijd door aan het meer Flakensee in de huidige Duitse deelstaat Brandenburg.

Bron 6:

Willa, J. (1949). Mensen bij de opening van de eerste winkel van de Handelsorganisation in Oost-Berlijn. De HO (Handelsorganisation) was opgericht door en stond onder controle van het communistische bestuur.

Zulke warenhuizen vond je later in verschillende steden in de DDR.

©VANIN

Maker onbekend. (1954). Filmster en zangeres Marilyn Monroe bezoekt de Amerikaanse troepen in Korea (februari 1954) en treedt voor hen op. Het bezoek aan Korea was een tussenstop op weg naar haar huwelijksreis in Japan met haar nieuwe echtgenoot, honkbalspeler Joe DiMaggio. Monroe was in deze periode een van de populairste figuren in de entertainmentwereld.

Maker onbekend. (1959). Winkeldame in een Britse platenwinkel.

Een winkeldame in een Britse platenwinkel staat naast de wekelijkse hitlijst (This week’s Top Twenty). De popmuziek en platenwinkels kenden een groeiende populariteit in de jaren 1950 en 1960.

frontalvision.com
© Bettmann / Contributor
Bron 7:
© akg-images
Bron 8: ↑
© ThislifeThen, thislife pictures

©VANIN

← Collins, J. (1948). Wants to paddle his Own Canoe.

De man in de voorste kano is de leider van Joegoslavië, Tito. In 1948 kwam het tot een breuk tussen Stalin en Tito. De eigenzinnige en in eigen land populaire Tito was aanvankelijk nochtans een overtuigd stalinist.

3 Het dagelijkse leven in het kapitalistische en het communistische blok

3.1 Het kapitalistische blok

Tijdens de Koude Oorlog kende West-Europa een kapitalistisch systeem. Ondersteund door het Marshallplan konden de meeste West-Europese landen in de jaren 1950 een opmerkelijke economische groei optekenen. De vrijemarktprincipes hadden immers innovatie gestimuleerd, een boost betekend voor heel wat bedrijven en gezorgd voor de introductie van veel nieuwe producten. De levensstandaard en levensverwachting onder de bevolking stegen dan ook aanzienlijk en lagen daarmee hoger dan in het communistische blok.

Naast de nadruk op vrijemarktprincipes kozen heel wat West-Europese landen voor de (verdere) ontwikkeling van de welvaartsstaat met een uitgebreid sociaal zekerheidssysteem en collectieve goederen, zoals betaalbaar en toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg. Op die manier probeerden ze de sociale ongelijkheid in West-Europa te verkleinen.

Op politiek vlak droegen de West-Europese landen democratie hoog in het vaandel. Na de oorlog ontstonden (meestal) stabiele meerpartijenstelsels. Samenwerking stond daarbij centraal: binnen de nationale politiek, met andere sociale partners zoals werkgeversorganisaties en vakbonden (sociaal overleg), of met andere landen (aanzet tot meer Europese samenwerking). De burgers in West-Europa beschikten daarbij over burgerrechten zoals stemrecht en vrije meningsuiting. De media kenden persvrijheid.

Op cultureel vlak bloeide West-Europa in de jaren 1950 op. Er was een opleving van de kunst, muziek en literatuur. De popcultuur deed zijn intrede, met rock-’n-roll, cinema, televisie en jeugdsubculturen.

Bron 9:
© Gift of John CollinsThe Gazette

3.2 Het communistische blok

In de jaren 1940 en 1950 leefden de meeste burgers in Oost-Europa onder een communistisch regime. Hun economieën waren planeconomieën. De staat nam de controle over de belangrijkste industrieën en bedrijven en stelde vijfjarenplannen op om de economische groei te sturen. Hoewel dat in sommige landen aanvankelijk tot industrialisering en modernisering leidde, mondde het op lange termijn ook vaak uit in inefficiëntie en stagnatie. De economische groei was relatief laag, net als de algemene levensstandaard. Tussen de landen waren er wel verschillen merkbaar.

Onderwijs en gezondheidszorg werden vaak gratis aangeboden door de staat, en er werd veel nadruk gelegd op de gelijkheid van alle burgers. Dat resulteerde in verbeteringen op het gebied van alfabetisering en gezondheidszorg voor velen. Maar de vrijheid van meningsuiting en andere burgerlijke vrijheden werden vaak ingeperkt.

Op politiek vlak hadden de meeste communistische landen een éénpartijstelsel waarbij de communistische partij de ultieme macht had. Oppositiepartijen werden vaak verboden of sterk ingeperkt. Censuur was wijdverspreid en de media stonden onder strakke staatscontrole. Om hun macht te behouden gebruikten veel regimes repressieve tactieken. Geheime politiediensten hielden de bevolking nauwlettend in de gaten. Mensen konden worden gearresteerd, gevangengezet of zelfs geëxecuteerd op basis van vermeende tegenstand tegen het regime. Het culturele leven in die landen was sterk beïnvloed door staatsinterventie. Kunst, literatuur en muziek moesten in overeenstemming zijn met de ideologie van de staat. Veel kunstenaars en intellectuelen voelden zich onderdrukt en beperkt in hun expressie, terwijl anderen de nieuwe ideologie omarmden en werken produceerden die de communistische idealen prezen. De vrijetijdsbeleving in die decennia was nog niet zo onderhevig aan beperkingen.

Naar het einde van de jaren 1950 en zeker in de decennia die daarop volgden, werd de mate waarin de overheid ingreep op het maatschappelijke en persoonlijke leven van mensen wel steeds groter. De kloof tussen West en Oost zou dan ook steeds verder toenemen.

3.3 Een derde weg?

In de klassieke opvatting viel na de Tweede Wereldoorlog de wereld uiteen in twee blokken. Er zijn echter landen die in de jaren 1940 en 1950 geen kant kozen of die kozen voor een tussenweg, zoals Joegoslavië onder Tito. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog leek het erop dat Joegoslavië deel zou uitmaken van het communistische blok, aangezien Tito de leider was van de Communistische Partij van Joegoslavië en sterke banden had met de Sovjet-Unie. In 1948 kwam het tot een breuk tussen Tito en Stalin, waardoor Joegoslavië uit de invloedssfeer van de Sovjet-Unie werd gedreven. Na die breuk volgde Joegoslavië een pad van ‘non-alignment’ of niet-gebondenheid. Tito werd een belangrijke leider van de beweging van niet-gebonden landen, de landen die tot het kapitalistische noch tot het communistische blok wilden behoren tijdens de Koude Oorlog.

Historische vraag 4:

Hoe evolueerde de Koude oorlog naar een ‘warmere’ fase?

De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie streefden naar militaire dominantie door middel van militaire bondgenootschappen en een constante wapenwedloop. Beide landen ontwikkelden en produceerden enorme hoeveelheden wapens. Het ging dan om conventionele maar ook om nucleaire wapens. Hoewel er geen directe confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie plaatsvond op hun eigen of op Europees grondgebied, waren er in die periode wel verschillende conflicten die de Koude Oorlog ‘warm(er)’ maakten. De twee grootmachten raakten betrokken bij conflicten zoals de Koreaanse Oorlog, de Cubacrisis en de Vietnamoorlog. De Hongaarse en de Poolse opstand zorgden dan weer voor militaire confrontaties in het communistische blok zelf.

In deze historische vraag onderzoek je hoe de Koude Oorlog evolueerde naar een ‘warmere’ fase.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2.

a Welke verschillen tussen beide grootmachten kun je afleiden uit de grafiek in de periode tussen 1950 en de jaren 1960? Kun je daar een verklaring voor geven?

b Zoek op internet de definitie op van een ‘wapenwedloop’. Was de wapenwedloop in de jaren 1950 en 1960 een oorzaak of een gevolg van de Koude Oorlog?

2 Bestudeer bron 2 en gebruik bron A op de tijdlijn op p. 82-83.

a Situeer de prent in tijd en ruimte. Gebruik daarvoor de tijdlijn.

b Wat wil de tekenaar zeggen met zijn prent?

c Beoordeel de bron in functie van de historische context.

3 Bestudeer bron 3.

a Zoek op wie Nikita Chroesjtsjov was. Situeer op de tijdlijn.

b De speech van Chroesjtsjov gaf aanleiding tot opstanden in verschillende landen in het communistische blok. Kunnen we daar spreken van bedoelde of onbedoelde gevolgen?

Motiveer je antwoord aan de hand van argumenten uit de bronnen.

4 Bestudeer bron 4.

©VANIN

↑ Ontdek de vernietigingskracht van verschillende atoombommen.

BRONNEN CONTEXTUALISEREN

Fritz Behrendt geeft met deze spotprent kritiek op het Westen en de VN naar aanleiding van de Hongaarse opstand van 1956.

a Welke kritiek geeft de maker op het Westen? Hoe laat hij dat in deze prent zien?

b Welke kritiek geeft hij op de VN?

Zoek meer info op over het ontstaan en de doelstellingen van de VN na de Tweede Wereldoorlog.

c Bestudeer de achtergrond van de maker. Hoe speelt zijn standplaatsgebondenheid een rol in de kritiek die hij geeft? Leg uit en onderbouw met wat je ziet in bron 6.

5 Bekijk eerst het beeldfragment over de Cubacrisis (bron 5).

Los daarna opdracht a en b op met bron 6 en 7.

OORZAKEN EN GEVOLGEN 02h

BRONNEN BEOORDELEN

a Bron 6 en 7 geven een visie over het verloop en de afloop van eenzelfde gebeurtenis: de Cubacrisis. Bespreek twee gelijkenissen en twee verschillen over de visie op het verloop en de afloop van de Cubacrisis.

b Kun je daar ook een verklaring voor geven? Onderzoek elementen als de standplaatsgebondenheid van de maker, het perspectief van de maker, het doelpubliek, de functie en het beoogde effect van de bron. 03 SPOTPRENTEN 02g

6 Bestudeer bron 8. Zoek in de lestekst de definitie/omschrijving van het begrip ‘Mutual Assured Destruction’ (MAD = wederzijdse gegarandeerde vernietiging).

a Maak de link met de spotprent.

Welke boodschap wil de cartoonist meegeven in verband met de Cubacrisis?

b Wat zou het verband kunnen zijn tussen het MAD-principe en de Cubacrisis?

Gebruik in je argumentatie de begrippen ‘oorzaak’ en ‘gevolg’.

Bron 1:

31 255 atoomwapens (VS, 1967)

40 195 atoomwapens (USSR, 1986)

2 atoomwapens (VS, 1945)

atoomwapens van de VS

Bron 2:

atoomwapens van de Sovjet-Unie

Bron 3:

Bekijk het fragment uit In Europa.

Russische atoomwapens na 1991

← Illingworth, L.G. (rond 1949). Atlantic Pact. Daily Mail

De prikkeldraad vormt de woorden ‘Atlantic Pact’ (Atlantisch Verdrag).

Encirclement! = Omsingeling! / Warmongers! = Oorlogsstokers!

Het Atlantisch Verdrag werd gezien als de voorloper van de NAVO, ofwel de NoordAtlantische Verdragsorganisatie. Dat westerse militaire bondgenootschap werd opgericht in 1949.

← De Brouwer, S. & van Broekhoven, R. (2007 - 2009). In Europa, de geschiedenis op heterdaad betrapt, serie met Geert Mak.

In 1956, drie jaar na Stalins dood, werd er een geheime toespraak van de nieuwe Sovjetleider Chroesjtsjov gelekt. In de toespraak deed hij voor het eerst een boekje open over de immense terreur en moordpartijen die werden goedgepraat onder Stalins regime. In het communistische Hongarije pikten andersdenkenden het niet meer. Een grote opstand tegen de communistische regering was het gevolg. Toen de opstandelingen verkondigden dat ze uit het militair bondgenootschap van de communistische staten (het Warschaupact) wilden stappen, sloegen de communisten met de hulp van sovjettanks genadeloos terug. Ver tot in de provincies van Hongarije werd er gedemonstreerd.

Bron 4:

Behrendt, F. (1956). Dit is een zuiver Hongaarse aangelegenheid.

In de deuropening staat Anastas Mikojan, vertegenwoordiger van de Sovjet-Unie. Het engeltje links staat voor de Verenigde Naties en de andere personen links stellen westerse landen voor. Op de vlag op de grond staat: 'Hongarije’. De man rechts is Michail Soeslov, die samen met Mikojan in Hongarije leidinggaf aan de Sovjettroepen.

Ondanks meerdere oproepen om te komen helpen werden de Hongaren door het Westen op militair vlak niet gesteund.

Als kind van Duits-Joodse ouders die in 1937 uit afkeer van het Hitlerbewind Berlijn verlieten, kwam Behrendt in Amsterdam terecht.

Tijdens de oorlog ontwikkelde hij een diepe overtuiging dat hij er moest staan voor de onderdrukten. De laatste weken voor de bevrijding zat hij vanwege deelname aan het verzet in de dodencel van de SS. Na de oorlog, in 1947, vertrok hij naar het Joegoslavië van Tito, waar hij aan het hoofd van een jeugdbrigade aan de wederopbouw meehielp. Drie jaar later belandde hij wegens 'titoïstische sympathieën' in een DDR-gevangenis. Aan die ervaring hield hij een grote afkeer van het stalinistische communisme over.

Bron 5:

Bekijk een fragment over de Cubacrisis.

Bron 6:

In weerwil van de juichende tonen waarop dit drama meestal beschreven wordt, is het echter best mogelijk er enkele kritische kanttekeningen bij te maken. Was het nu werkelijk nodig om Chroesjtsjov in het openbaar te vernederen? Op het moment dat de raketten ontdekt waren, hadden de Amerikanen toch kunnen beginnen met de Russen hun ontstemming in het geheim mee te delen? Dan had er onderhandeld kunnen worden en in het geval dat de Russen niet hadden willen toegeven, was het nog altijd mogelijk geweest een ultimatum te stellen. Door zijn ultimatum direct op televisie te presenteren, liet Kennedy Chroesjtsjov de keuze tussen capitulatie en wereldoorlog. Gelukkig koos Chroesjtsjov voor het eerste. (…) Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er, om het Amerikaanse prestige te beschermen, nodeloos hoog spel gespeeld is. De Europese bondgenoten, die wel ingelicht maar niet geraadpleegd waren, realiseerden zich door deze crisis nog eens dat zij bij een wereldoorlog betrokken konden raken zonder dat zij daar zelf ook maar de minste zeggenschap over hadden.

Uit: Van Rossem, M. (2005). De Verenigde Staten in de twintigste eeuw. SDU Uitgeverij. ↑

Historicus Maarten van Rossem was bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. In zijn boek De Verenigde Staten in de twintigste eeuw laat Van Rossem zien hoe het Amerikaanse politieke systeem en de Amerikaanse cultuur in de afgelopen honderd jaar zijn gegroeid en veranderd. Het handboek heeft aandacht voor de vele verrassende facetten van de Amerikaanse samenleving en ontluistert ook heel wat mythen die door veel Amerikanen nog steeds gekoesterd worden.

Bron 7:

Het einde van de Cubacrisis was een mijlpaal in de geschiedenis. Voor het eerst in de geschiedenis beloofden de Amerikanen plechtig dat zij een van de buurlanden niet zouden aanvallen en dat zij zich niet zouden mengen in de binnenlandse aangelegenheden van dat land. Het was een bittere pil voor de Verenigde Staten (…) Wij zijn waardig opgetreden en hebben de Verenigde Staten gedwongen te demobiliseren en Cuba te erkennen, niet juridisch maar wel feitelijk. Cuba bestaat nog steeds dankzij het verstandige beleid van de Sovjet-Unie bij het terugdrijven van de Verenigde Staten. Ik ben trots op wat wij gedaan hebben. Terugkijkend op deze episode ben ik trots op mijn volk, op het gevoerde beleid en op de diplomatieke overwinning die wij hebben behaald.

Uit: Chroesjtsjov, N. (eind jaren 1960). Chroesjtsjov over de Cubacrisis.

Eind jaren 1960, enkele jaren nadat hij was afgetreden als partijleider van de Sovjet-Unie, verschenen de memoires van Nikita Chroesjtsjov in de Verenigde Staten.

← Behrendt, F. (1971). Der Nächste bitte, Zwanzig Jahre Weltgeschehen in 160 politischen Karikaturen: Für alle Fälle. Amstelveen

In oktober 1962 illustreerde de cartoonist Behrendt de ernst van de Cubaanse rakettencrisis en de houding van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, die zich voorbereidden op het ergste (‘voor het geval dat …’).

©VANIN

Naar een ‘warme’ fase in de Koude Oorlog

De Koude Oorlog vertaalde zich op militair vlak in een constante competitie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hoewel er geen rechtstreeks militair treffen plaatsvond tussen de grootmachten op hun eigen grondgebied, laaiden er in de jaren 1950 en later ook in de jaren 1960 regelmatig conflicten op die een bedreiging vormden voor de wereldvrede. De Koude Oorlog werd ‘warmer’.

4.1 De wapenwedloop

In 1945 gebruikten de Verenigde Staten atoombommen om de steden Hiroshima en Nagasaki in Japan te vernietigen. Vier jaar later, in 1949, bleek dat ook de Sovjet-Unie in staat was om een atoombom te produceren en tot ontploffing te brengen. Die gebeurtenissen leidden tot een wapenwedloop waarbij beide machtsblokken elkaar probeerden te overtreffen door steeds meer kernwapens te produceren. Dat resulteerde in toenemende spanningen. Zo ontstond een dure machtsstrijd om steeds geavanceerdere kernwapens. Ook op het gebied van de ruimtevaartontwikkeling brak een space race uit waarbij de VS en de Sovjet-Unie elkaar beconcurreerden om als eerste raketten, satellieten en mensen in de ruimte te brengen.

Bron 8:

4.2 Vorming van militaire bondgenootschappen

Uit angst dat het communisme zich verder zou verspreiden, beslisten Frankrijk, Groot-Brittannië, België, Nederland en Luxemburg om hun krachten te bundelen. Op 17 maart 1948 ondertekenden ze het Pact van Brussel (de voorloper van de NAVO). Met die overeenkomst wilden ze werk maken van een militaire alliantie in West-Europa. Naar aanleiding van de blokkade van Berlijn waren de Verenigde Staten bereid om zich met de West-Europeanen te engageren in één militair bondgenootschap: de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).

©VANIN

Die organisatie werd op 4 april 1949 opgericht en telde oorspronkelijk twaalf leden. Het voornaamste uitgangspunt van de NAVO werd vastgelegd in Artikel 5, dat stelde dat een gewapende aanval op een of meer van de lidstaten werd beschouwd als een aanval op allen. Daaruit volgde dat de lidstaten zich verplichtten tot wederzijdse bijstand en samenwerking bij de verdediging tegen een dergelijke aanval. De Sovjet-Unie en haar satellietstaten in OostEuropa zagen de oprichting van de NAVO in 1949 als een bedreiging. Daarom richtten ze zelf een militaire organisatie op: het Warschaupact. Het was wachten tot 1955 en een nieuwe leider, Nikita Chroesjtsjov, voor dat bondgenootschap in werking trad.

4.3 Het Warschaupact grijpt in

In 1953 stierf Stalin. De nieuwe Sovjetleider, Nikita Chroesjtsjov, hield in 1956 een toespraak waarin hij uiterst kritisch was over Stalin als leider en de stalinistische onderdrukking (‘the Secret Speech’). Dat opende de deur voor kritiek op communistische regimes elders in Oost-Europa.

In landen als Polen en vooral Hongarije kwamen mensen in opstand. Aanvankelijk leek de Hongaarse communistische regering toe te geven aan de eisen van de opstandelingen, maar toen greep Chroesjtsjov militair in met de troepen van het Warschaupact. De Hongaarse opstandelingen hoopten dat het Westen zou ingrijpen en een tegenaanval zou lanceren, maar de vrees voor een directe confrontatie met de Sovjet-Unie weerhield het Westen daarvan. De aanwezigheid van sovjettanks en de westerse angst voor escalatie stonden een eigen koers van de satellietstaten in de weg.

4.4

De Koude Oorlog wordt warmer

De vorming van de NAVO, de opstanden in Hongarije en Polen en de niet-aflatende bewapeningswedloop zetten in de jaren 1950 heel wat druk op de ketel. In Azië kwam het zo tot enkele ‘warme’ conflicten die proxyoorlogen werden genoemd.

Toen in 1949 China communistisch werd onder Mao Zedong, vreesden de Amerikanen voor een domino-effect. Die vrees werd versterkt toen Noord-Korea in 1950 Zuid-Korea binnenviel, wat leidde tot een conflict dat eindigde met een wapenstilstand in 1953. In de jaren 1960 verschoof de strijd naar Vietnam. Ook de VS raakte betrokken uit angst voor een verdere verspreiding van het communisme in die regio. Ondanks hun inzet verloren de Verenigde Staten de oorlog in Vietnam, waardoor het land communistisch werd.

4.5 De Cubaanse rakettencrisis: op het randje van een nucleaire oorlog?

Het meest gespannen en ‘heetste’ moment van de Koude Oorlog vond plaats in 1962, toen Amerikaanse spionagevliegtuigen ontdekten dat de Sovjet-Unie kernraketten aan het plaatsen was op Cuba, vlak bij de Amerikaanse kust. Dat resulteerde in een onmiddellijke confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, met het dreigende vooruitzicht van een mogelijke kernoorlog.

Op het laatste moment bereikten beide leiders een overeenkomst die een directe confrontatie vermeed. Die gebeurtenis veroorzaakte wereldwijd een gevoel van dreiging en leidde tot protesten tegen de wapenwedloop, vooral in West-Europa.

©VANIN

Afbeelding 1: Phelps Cushing, C. (1962). Cuban Missile Crisis Photograph. Afbeelding 2: Kaart van de locatie van Cuba en het bereik van de raketten.

Tegelijkertijd betekende het bezit van kernwapens, als die gebruikt zouden worden, dat ze rekening moesten houden met een vergelding van de tegenstander. Die militaire situatie stond bekend als het principe van wederzijdse afschrikking (MAD of Mutual Assured Destruction) waarbij men beseft dat een militair, nucleair treffen enkel nog kan leiden tot de vernietiging van (delen van) elkaars invloedssfeer en territorium. Hoewel er tijdens de Koude Oorlog nooit kernwapens zijn ingezet, was de algemene perceptie destijds dat de wereld op de rand van een catastrofe stond.

Historische vraag 5:

Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog?

Tijdens de Koude Oorlog kwam het nooit tot een rechtstreekse militaire confrontatie tussen de twee grootmachten, de VS en de Sovjet-Unie. Toch braken er gewapende conflicten uit tussen landen in hun invloedssfeer. De grootmachten steunden elk hun eigen bondgenoten met financiële en diplomatieke steun en met wapenleveringen. Op die manier namen ze onrechtstreeks deel aan de oorlog. Zulke oorlogen noemen we proxyoorlogen. De Vietnamoorlog (1955 - 1975) is een typisch voorbeeld. De VS nam uiteindelijk toch actief deel aan de Vietnamoorlog door Amerikaanse troepen naar Vietnam te sturen, waardoor de grens tussen een ‘warme’ oorlog en een ‘proxyoorlog’ flinterdun werd.

De Vietnamoorlog was ook een van de eerste oorlogen waarin de media in het algemeen (krantenartikelen, radioreportages, fotojournalistiek) en televisie in het bijzonder (nieuwsuitzendingen en tv-reportages van commerciële mediabedrijven als CBS, NBC en ABC) een belangrijke rol speelden.

In deze historische vraag onderzoek je wat het gevolg daarvan was voor de vorming van de publieke opinie en het verloop van de oorlog.

Opdrachten

1 Bestudeer de kaart en het bijschrift in bron 1.

a Leid af waarom de verdeling van Vietnam in 1954 de typische logica van de Koude Oorlog volgde.

b Raadpleeg de tijdlijn en leid af waarom president Eisenhower net dan de dominotheorie lanceerde.

2 Lees bron 2 en het bijschrift. Herbekijk ook bron 1 uit historische vraag 4. Bouw een historische redenering op. Toon aan dat het sterk toegenomen wapenarsenaal van de VS toch geen voordeel in de oorlog bood.

3 Bestudeer bron 3.

a Vergelijk de twee fragmenten op het vlak van inhoud (wat je ziet) en op het vlak van filmtechnieken (camerastandpunt, geluidsband …).

©VANIN

KIJKSTRATEGIEËN

b De twee fragmenten zijn met verschillende doelen gemaakt. Vergelijk die doelen en koppel ze aan het perspectief van de opdrachtgever of de maker. Beargumenteer of er sprake is van propaganda

c Welke verschillende impact kunnen de beelden uit de twee fragmenten hebben op de kijkers en dus op de publieke opinie?

4 Bestudeer bron 4.

a Op welke manier herken je in de speech van Johnson (fragment 1) de typische Koude Oorlogsretoriek?

b Vaak wordt staatspropaganda gelinkt aan dictatoriale regimes terwijl objectieve informatie wordt gelinkt aan democratieën. Bewijs aan de hand van de memoires van de Amerikaanse president Nixon (fragment 2) dat de realiteit soms anders is.

c Welke gevolgen had de aanwezigheid van journalisten op het oorlogsterrein voor de publieke opinie?

5 Bestudeer bron 5. Televisieankers en nieuwspresentatoren zoals Walter Cronkite werden nationale bekendheden en vertrouwde gezichten die avond na avond via het scherm de Amerikaanse huiskamers binnenkwamen. Welke invloed hadden zij op de publieke steun voor de oorlog?

6 Bestudeer de foto’s van bron 6.

a De oorspronkelijke foto werd rechts bijgesneden voor ze gepubliceerd werd.

Waarom denk je dat die beeldmanipulatie gebeurde?

b Zoek en noteer een reden waarom die foto een iconisch beeld van de Vietnamoorlog werd.

c Ook vandaag worden we overspoeld met oorlogsfoto’s.

Waarom is het heel belangrijk dat je de maker, zijn perspectief en de context van de foto’s kent?

Bron 1:

← Tijdens de dekolonisatieperiode na de Tweede Wereldoorlog vocht ook de Franse kolonie Indochina (het huidige Laos, Cambodja en Vietnam) van 1946 tot 1954 een aanslepende onafhankelijkheidsstrijd met Frankrijk uit. Frankrijk werd verslagen. Op de internationale Conferentie van Genève (1954) werd beslist om Vietnam tijdelijk te verdelen en het pas na verkiezingen te herenigen. Het noorden kwam onder toezicht van de communistische leider Ho Chi Minh, het zuiden onder het bestuur van een Zuid-Vietnamese stroman van Amerika. Maar feitelijk kwamen zo twee aparte staten tot stand. Noord-Vietnam werd gesteund door de USSR, Zuid-Vietnam door de VS. Volgens de zogenaamde dominotheorie, gelanceerd door de Amerikaanse president Eisenhower in 1954, zouden de landen van Zuidoost-Azië als dominostenen een voor een in handen van het communisme vallen als er niet werd ingegrepen door het kapitalistische blok.

↑ Bekijk ook de kaart van de machtsblokken in de jaren 1960. Maker onbekend. (tussen 1963 en 1975) Amerikaanse soldaten tijdens de Vietnamoorlog.

In 1957, enkele jaren na de Conferentie van Genève, brak de Vietnamoorlog uit in Zuid-Vietnam. De westersgezinde regering werd bestreden door de Vietcong, die ook in ZuidVietnam het communisme wilde vestigen om zo Vietnam te herenigen.

De Vietcong kreeg steun van Noord-Vietnam, en dus onrechtstreeks ook van de Sovjet-Unie. De VS steunde de Zuid-Vietnamese regering en stuurde vanaf 1963 troepen naar Zuid-Vietnam. Toch bleek hun goed uitgeruste troepenmacht niet opgewassen tegen de guerrillatactiek van de Vietcong: de rebellen kenden de streek door en door, verstopten zich in de dichtbegroeide jungle, groeven zich in en kwamen onverwachts tevoorschijn. Uiteindelijk dropten de Amerikaanse vliegtuigen Agent Orange in de jungle. Agent Orange was de codenaam voor een ontbladeringsmiddel. Daarmee wilden de Amerikaanse vliegeniers de schuilplaats van de guerrillastrijders lokaliseren. Tussen 1962 en 1971 gebruikte het Amerikaanse leger 70 miljoen liter chemische wapens, waaronder ook napalm of brandbommen. Niet enkel het milieu, maar ook onschuldige en ongewapende burgers werden getroffen. Tot vandaag worden er in Vietnam kinderen met een afwijking geboren door het gebruik van die chemische wapens.

Bron 3:

← Daniels, M. (2005). Enemy Image. De beelden van het eerste fragment zijn gemaakt in 1965 in opdracht van het Pentagon, de officiële militaire staf van de VS. Het tweede fragment is gefilmd door onafhankelijke journalisten die ter plaatse de toestand gingen opmeten.

Bekijk twee fragmenten

Bron 2:

Bron 4:

Fragment 1:

President Johnson: ‘Why are we in Vietnam? America had no choice, because North Vietnam and Communist China sought to “conquer the South, to defeat American power, and to extend the Asiatic dominion of communism. An Asia so threatened by Communist domination would certainly imperil the security of the United States itself.’

In dezelfde speech beschrijft hij de Vietcong als volgt: ‘Simple farmers are the targets of assassination and kidnapping. Women and children are strangled in the night because their men are loyal to their government. And helpless villagers are ravaged by sneak attacks.’

Uit: Johnson, L.B. (28 juli 1965). The President’s News Conference: Why Are We in Vietnam? Public Papers of the Presidents of the United States.

Fragment 2:

President Nixon: ‘Modern presidents must have specialized talents at once more superficial and more complicated than those of their predecessors. They must try to master the art of manipulating the media not only to win politics but in order to further their programs they believe in; at the same time they must avoid at all costs the charge of trying to manipulate the media.’

Uit: Roselle, L. (2006). Media and the Politics of Failure, Great Powers, Communication strategies, and Military Defeats. Palgrave Macmillan.

De twee Amerikaanse presidenten in functie tijdens de Vietnamoorlog zijn aan het woord. Fragment 1 komt uit de speech ‘Why are we in Vietnam?’ van president Lyndon Johnson op 26 april 1965. Hij was aanvankelijk vicepresident van president J.F. Kennedy onder wiens legislatuur de Vietnamoorlog begonnen was. Toen die in 1963 werd vermoord, nam Johnson van 1963 tot 1969 automatisch het ambt van president over. Fragment 2 komt uit de memoires van president Richard Nixon (1969 - 1973) onder wiens leiding het Amerikaanse leger in Vietnam capituleerde in 1973.

Bron 5:

‘Tonight, we’d like to sum up our findings in Vietnam, an analysis that must be speculative, personal, subjective. Who won and who lost in the great Tet Offensive? I’m not sure. The Vietcong did not win by a knockout, but neither did we. (…) It seems now more certain than ever, that the bloody experience of Vietnam is to end in a stalemate. To say that we are closer to victory today is to believe, in the face of the evidence, the optimists who have been wrong in the past. To say that we are mired in stalemate seems the only realistic, if unsatisfactory conclusion. (…) It is increasingly clear to this reporter that the only rational way out will be to negotiate. Not as victors, but as an honorable people who lived up to their pledge to defend democracy, and did the best they could.’

Uit: Cronkite, W. (27 februari 1968). Fragment van een speciale nieuwsuitzending op de nieuwszender CBS. ↑

Na het Tetoffensief (1968) van de Vietcong werd de situatie voor Zuid-Vietnam en zijn Amerikaanse bondgenoot uitzichtloos. Zij sloegen hard terug. Journalisten als Walter Cronkite onderzochten in Vietnam de situatie ter plaatse, en berichtten over hun bevindingen. President Johnson was verbijsterd toen hij de conclusie van Cronkite hoorde. Verslagen zou de president tegen zijn woordvoerder hebben gezegd: ‘If I’ve lost Cronkite, I’ve lost the country.’

↑ Bekijk het fragment met Walter Cronkite.

Ut, N. (1972). Jonge slachtoffers van een napalmbombardement in Zuid-Vietnam.

Afbeelding 1: Foto van Nick Ut (fotograaf in dienst bij het Amerikaanse persagentschap AP). Centraal staat de negenjarige Phan Thi Kim Phuc. Napalm werd in de Vietnamoorlog veelvuldig gebruikt door het Amerikaanse en Zuid-Vietnamese leger. Nadat Nick Ut de foto had genomen, legde hij zijn camera neer, wikkelde het meisje in een deken en bracht haar weg voor medische hulp. Ze overleefde.

Dit beeld werd een iconische foto van de gruwelen tijdens de Vietnamoorlog en staat in heel de wereld in het collectieve geheugen gegrift. Zeker in de Verenigde Staten wakkerde het beeld mee het groeiende verzet tegen de aanslepende oorlog in Vietnam aan.

Afbeelding 2: De oorspronkelijke foto werd bijgesneden voor ze werd gepubliceerd: het rechtse gedeelte van de foto, waarop een fotograaf in beeld staat, is afgesneden.

5 De Vietnamoorlog (1964 - 1973)

©VANIN

5.1 Aanloop tot de Vietnamoorlog

Tijdens de dekolonisatieperiode na de Tweede Wereldoorlog vocht ook de Franse kolonie

Indochina (het huidige Laos, Cambodja en Vietnam) van 1946 tot 1954 een aanslepende onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk. Frankrijk werd verslagen. Laos en Cambodja werden terug onafhankelijke koninkrijken. Maar in Vietnam was de strijd het hevigst geweest onder leiding van de nationalistische en communistische Ho Chi Minh. Op de internationale Conferentie van Genève werd dan ook beslist om het land tijdelijk te verdelen in afwachting van verkiezingen. Het doel was de ‘twee Vietnams’ na de verkiezingen te herenigen. Maar feitelijk ontstonden er zo twee aparte staten: Noord-Vietnam, een communistische dictatuur onder leiding van Ho Chi Minh en Zuid-Vietnam, een kapitalistische dictatuur onder leiding van een stroman van de VS. Volgens de zogenaamde dominotheorie, gelanceerd door de Amerikaanse president Eisenhower in 1954, zouden de landen van Zuidoost-Azië als dominostenen een voor een in handen van het communisme vallen als het kapitalistische blok niet ingreep.

Bron 6:
Alamy
hemis.fr, Hemis

5.2 Kenmerken van de Vietnamoorlog

De Vietnamoorlog was een proxyoorlog. De twee vijandige blokken van de Koude Oorlog waren onrechtstreeks bij de Vietnamoorlog betrokken omdat ze elk een deel van de Vietnamese strijdende partijen steunden zonder dat er op hun eigen grondgebied werd gevochten. Toen in 1964 Amerikaanse soldaten in Zuid-Vietnam landden, nam een van beide partijen toch actief deel aan de oorlog, waardoor de grens tussen proxyoorlog en een rechtstreekse oorlog dunner werd.

In de Vietnamoorlog stond het best uitgeruste hightech-leger van de VS tegenover de communistische guerrillastrijders van de Vietcong. Toch werd duidelijk dat een traditionele conventionele strijdmacht niet opgewassen was tegen de guerrillatactieken van de Vietcongstrijders. In talrijke proxyoorlogen op alle continenten wordt die tactiek tot vandaag gebruikt.

De Vietnamoorlog was een gruwelijke oorlog. Chemische middelen zoals ontbladeringsbommen (Agent Orange) en napalmbommen (brandbommen) werden ingezet en spaarden het milieu in de jungle en de plaatselijke bevolking niet. Wraakacties door beide partijen leidden tot ongeziene wreedheden. Het Tetoffensief (1968), waarbij de Vietcong een tijdelijke wapenstilstand verbrak en Amerikaanse soldaten vermoordde, werd in datzelfde jaar gevolgd door het bloedbad van My Lai. Amerikaanse soldaten, die er in eerste instantie van overtuigd waren dat het dorp vol guerrila's zat, executeerden er vrijwel alle dorpelingen, onder wie ongewapende burgers, vrouwen, baby's en kinderen die nog niet zelfstandig konden lopen. Aan beide zijden werden mensenrechten systematisch geschonden en werden misdaden tegen de menselijkheid gepleegd.

Ten slotte was de Vietnamoorlog een oorlog waarin televisie een cruciale rol speelde in de vorming van de publieke opinie en in het verloop en de afloop van de oorlog.

5.3 Rol van de media tijdens de Vietnamoorlog

De Johnson- en Nixon-administraties voerden systematisch campagnes om het publiek van het belang van de militaire inmenging in de Vietnamoorlog te overtuigen: in naam van de vrijheid en de democratie moesten ze de uitbreiding van het communisme een halt toeroepen. Naarmate de oorlog vorderde, trok de strijd steeds meer de belangstelling van nieuwsredacties in de VS en de rest van de wereld. Vanaf 1965 hadden alle grote kranten, persbureaus en omroepen een eigen kantoor in Saigon. Ook onafhankelijke journalisten trokken ten velde om verslag uit te brengen van de situatie daar. Het nieuws van de Vietnamoorlog werd dagelijkse kost in Amerikaanse huiskamers.

↑ Maker onbekend. (1968). Foto van het bloedbad in My Lai.

Naarmate de oorlog uitzichtlozer werd, nam de scepsis onder de Amerikaanse journalisten in het veld toe. De correspondenten stelden vast dat de militaire strategie van Washington faalde en dat het guerrillaleger van communistische boeren, de Vietcong, niet te verslaan was. Ze ontkrachtten de leugens van de officiële woordvoerders. Ze berichtten over de harde omstandigheden waarin de jonge Amerikaanse soldaten moesten vechten en over de gruwelen van de oorlog. Soms werden ze zelfs bedreigd door hun redactiechefs of geïntimideerd door de Amerikaanse overheid.

Toen de onmacht van de Amerikanen tijdens het Tetoffensief en hun wraakactie in My Lai (1968) bekend werden, kenterde de publieke opinie in het Westen. Anti-Vietnamactivisten verenigden zich en hielden publieke protesten. Intussen werd hun aanhang steeds groter. Ook Vietnamese en buitenlandse reporters trokken het land in. Steeds meer Zuid-Vietnamezen kregen sympathie voor de Vietcong en raakten ervan overtuigd dat ze beter af waren onder een communistisch regime dan onder een corrupt regime dat gesteund werd door de VS. Uiteindelijk gaf Nixon toe aan het protest tegen zijn beleid en capituleerde de VS in 1973.

5.4 Het Vietnamsyndroom

©VANIN

← Adams, E. (1 februari 1968). Executie van de Vietcongstrijder Nguyen Van Lem.

Dit is een iconisch beeld tijdens de Vietnamoorlog, vastgelegd door de fotojournalist Eddie Adams enkele dagen na het Tetoffensief in Saigon (1 februari 1968). Het is een heel direct beeld, genomen één seconde voor de executie van de gevangen Vietcongstrijder Nguyen Van Lem die in zijn hoofd geschoten werd door brigadier-generaal Nguyen Ngoc Loan.

Na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen (1973) ging de oorlog verder tussen Noord- en Zuid-Vietnam. In 1975 werden de twee Vietnams herenigd onder communistisch bestuur. Op 27 januari 1973 werden de vredesakkoorden in Parijs getekend. Nixon was zijn belofte van ‘Peace with Honour’ (vrede op eerbare wijze) niet nagekomen en de VS zou het litteken van de Vietnamoorlog nog lang met zich meedragen. Dat oorlogstrauma, het zogenaamde Vietnamsyndroom, leidde tot een collectieve onbereidheid om nog troepen uit te zenden naar een conflictgebied in het buitenland. ‘No more Vietnams’ werd het motto. Tegelijkertijd leefde het idee in het Pentagon dat de Vietnamoorlog was verloren door een interne vijand: de media.

Uitbreiding 1:

Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog?

De ruimtewedloop ging van start met de lancering van de Spoetnik door de Sovjet-Unie op 4 oktober 1957 en sloeg de wereld met stomheid. Die satelliet, die in een baan om de aarde cirkelde, verontrustte de Amerikanen mateloos, niet in het minst omwille van zijn militaire implicaties. In één klap leek de Sovjet-Unie het strategische en kwetsbare evenwicht tussen het communistische blok en het kapitalistische blok te hebben veranderd.

Kort na de lancering van de Spoetnik startten de Verenigde Staten in 1958 een eigen ruimteprogramma. De VS dacht dat de Sovjet-Unie een agressieve politiek op het oog had. Daardoor vreesde de VS dat de technologische kloof tussen beide landen steeds groter zou worden. Als reactie dreven de Amerikanen hun raketproductie op, ook al was daar geen rationele verklaring voor. De ‘space race’ woedde in alle hevigheid. In deze uitbreiding onderzoek je hoe de ruimtewedloop tot stand kwam en of er ook winnaars waren.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2.

Beide bronnen zijn krantenartikelen die de lancering van de Spoetnik in 1957 op de voorpagina brachten. Vergelijk de krantenartikelen. Welke verschillen zie je? Verklaar die verschillen.

2 Bestudeer bron 1 tot en met 9.

a Een wedloop is een competitie waarbij deelnemers strijden om als eerste een specifiek doel te bereiken of een bepaalde prestatie te voltooien. Pas die definitie toe op de ruimtewedloop.

b Kies een perspectief en bestudeer de bronnen vanuit het perspectief van dat land (de VS of de Sovjet-Unie).

c Rangschik de bronnen chronologisch.

d Bereid een klasdiscussie voor op basis van argumenten uit de bronnen om aan te tonen waarom jouw gekozen land de ruimtewedloop zou gewonnen hebben. Overtuig de tegenpartij.

3 Waarom zijn de ruimtewedloop en wapenwedloop tijdens de Koude oorlog zo nauw met elkaar verbonden?

Wat hebben beide aspecten met elkaar te maken? Verklaar je antwoord en staaf met informatie uit drie bronnen die daarvoor bruikbaar zijn.

©VANIN

Bron 1:

← Maker onbekend. (6 oktober 1957).

Voorpagina Komsomolskaya Pravda. Komsomolskaya Pravda beschreef Spoetnik als ‘de overwinning van de Sovjetmacht’. Op 4 oktober 1957 bracht een Semjorkaraket de satelliet met succes in een baan om de aarde vanaf de lanceerbasis van wat nu Baikonoer in Kazachstan is. Tot dan toe was het project in het diepste geheim uitgevoerd. Nu het een succes was, maakte het persagentschap TASS het wereldwijd bekend. En ook de Pravda zette de Spoetnik prominent op de voorpagina.

Maker onbekend. (5 oktober 1957). Voorpagina van de Morning Democrat.

Voorpaginaberichtgeving over de lancering van Spoetnik. Iowa, Verenigde Staten.

Maker onbekend. (3 november 1957). Laika, de eerste hond in de ruimte.

Maker onbekend. (29 juli 1958). Affiche voor het ruimtevaartprogramma

Door de lancering van de Spoetnik dachten de Amerikanen dat ze achterlagen in de bewapeningswedloop. President Eisenhower wilde het ruimtevaartprogramma daarom een duwtje geven. Dat leidde tot de oprichting van de NASA in 1958.

Maker onbekend. (1961) Ham, de eerste chimpansee in de ruimte.

©VANIN

Laika, het eerste dier ooit dat naar de ruimte werd gestuurd, maakte een baan om de aarde in de Spoetnik II op 3 november 1957.

In 1961 stuurden de Amerikanen een chimpansee de ruimte in. De NASA koos voor het vijf jaar oude mannetje Ham. Dankzij Ham ontdekten de Amerikanen dat apen niet alleen als passagier in de ruimte kunnen reizen, maar ook in staat zijn om er taken uit te voeren. Zo werd Ham bijvoorbeeld getraind om een hendel te bedienen, wat de chimpansee ook in de ruimte lukte. Zijn vlucht duurde slechts 16 minuten, en hij overleefde de landing. Zijn latere levensjaren bracht hij door in een dierentuin.

Bron 2:
Bron 3: ↑
Bron 5:
Bron 4: ↑

Bron 6:

Ivanvosky, O. & Evgeny, A.S. (12 april 1961). Yuri Gagarin en de lancering van Vostok 1. De eerste bemande ruimtevlucht. Collage van zeldzame foto's van kosmonaut Yuri Gagarin die aan boord gaat van het ruimtevaartuig Vostok 1 en de historische lancering van de eerste bemande ruimtevlucht op 12 april 1961 vanaf Baikonur Cosmodrome Site No.1 om 9:07 uur Moskou tijd (607 UTC), Sovjet-Unie.

Bron 7:

Roscosmos. (16 juni 1963). Valentina Tereshkova, de eerste vrouw in de ruimte met Vostok 6. Sovjetkosmonaut Valentina Tereshkova was de eerste vrouw in de ruimte. Op de foto zie je Tereshkova tijdens voorbereidingen voor haar vlucht op Vostok 6 in de SovjetUnie.

Bron 8:

©VANIN

Bekijk een fragment uit Mannen op de maan.

VRT. (21 juli 1970). Panorama: Mannen op de maan. Met de Apollo 11, onderdeel van het Apolloprogramma van de NASA, realiseerde de VS de eerste succesvolle bemande maanlanding. Neil Armstrong ging de geschiedenisboeken in als de eerste man op de maan. Hij sprak de beroemde woorden: ‘That’s one small step for man, but a giant leap leap for mankind.’ (‘Dit is een kleine stap voor de mens, maar een grote sprong voor de mensheid.’). Buzz Aldrin volgde hem vijftien minuten later vanuit de maanlander van de Apollo 11. Samen verbleven ze korte tijd op het maanoppervlak. Daar maakten ze een foto van de eerste voetafdruk en plantten ze de Amerikaanse vlag. Naast Armstrong en Aldrin was er nog een derde astronaut aan boord van de Apollo 11: Michael Collins. Hij zette echter nooit zelf voet op de maan.

Bron 9:

NASA. (15 juli 1975). De koppeling van de Apollo en de Sojoez-ruimtecapsules. Het Apollo-Sojoez-testproject was een bijzondere samenwerking tussen twee vijanden in de ruimte. Op 15 juli 1975 lanceerden de Russen het Sojoez-ruimteschip vanaf het kosmodroom Bajkonoer. Een aantal uur later werd er een Amerikaanse Apollo-raket gelanceerd vanaf het John F. kennedy Space Center in Florida. In 1975 was de Koude Oorlog nog in volle gang. Dat maakte de samenwerking tussen de Russen en de Amerikanen zo bijzonder.

Twee dagen na de lancering koppelden de twee ruimteschepen aan elkaar en schudden de Russische kosmonauten en de Amerikaanse astronauten elkaar de hand, op 222 kilometer hoogte. Het werd het allereerste samenwerkingsproject in de ruimte tussen Amerika en de Sovjet-Unie en wordt beschouwd als het einde van de ruimtewedloop.

Uitbreiding 2:

Hoe raakte Korea betrokken bij de Koude Oorlog?

Niet alleen in Europa namen na de Tweede Wereldoorlog de spanningen toe, ook de regio rond Korea raakte betrokken bij de groeiende vijandschap tussen het kapitalisme en het communisme. Korea, een voormalige kolonie van Japan, werd door de geallieerden na de oorlog verdeeld in twee stukken. De 38e breedtegraad vormde daarbij de scheidingslijn tussen het Noorden, dat in handen was van de Sovjet-Unie, en het Zuiden, dat door de Verenigde Staten werd bezet.

← Spencer, Maj. R.V. (9 juni 1951). Koreaanse vluchtelinge draagt haar broertje in Haengju, Korea. UAF. (Navy).

Onderzoek op iDiddit hoe Korea betrokken raakte bij de Koude Oorlog.

Synthese III

Schema

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

KOUDE OORLOG (Tweede Wereldoorlog - 1991) = geopolitiek conflict tussen het kapitalistische blok (o.l.v. VS) het communistische blok (o.l.v. SU)

©VANIN

START KOUDE OORLOG: verschillende visies

Russische Revolutie (1917): ontstaan communistische SU na Tweede Wereldoorlog (1945): - Duitsland + Berlijn verdeeld

- spanningen tussen de drie kapitalistische zones en de communistische zone

 IJzeren Gordijn

Trumandoctrine (1947): - VS - containmentpolitiek

- belofte tot militaire steun

VERANTWOORDELIJKHEID KOUDE OORLOG: verschillende visies

orthodoxe visie: agressieve expansiepolitiek van SU

revisionistische visie: containmentpolitiek VS

postrevisionistische visie: aandeel beide partijen

ECONOMISCH naar bipolaire wereldorde: het Marshallplan (1948)

VS: Marshallplan

Doel:

- economisch: hulpplan van VS voor Europese economische heropbouw

- politiek: containment tegen verdere verspreiding communisme in Europa

ontstaan van EGKS (1951) in West-Europa: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) = start van samenwerking tussen de Europese staten en de voorloper van de Europese Unie

reactie Sovjet-Unie:

COMECON: economisch hulpplan voor OostEuropa (satellietstaten)

POLITIEK naar bipolaire wereldorde: harde confrontatie (1948)

invoering Duitse Mark (1948) in westelijke zones Duitsland + West-Berlijn → Russische blokkade van Berlijn → Britse en Amerikaanse luchtbrug naar West-Berlijn → oprichting BRD (West-Duitsland) → oprichting DDR (communistisch)

MILITAIR naar bipolaire wereldorde: NAVO en Warschaupact

bipolaire spanningen → wapenwedloop (conventioneel en nucleair)

militaire bondgenootschappen

NAVO (1949)

- VS + Europese lidstaten

- collectieve veiligheid kapitalistisch blok

militaire confrontaties:

- proxyoorlogen (bv. Korea, Vietnam)

- opstanden in satellietstaten: Hongarije, Polen

- Cubacrisis (1962): de wereld op de rand van de kernoorlog

Warschaupact (1955)

- SU + satellietstaten

- collectieve veiligheid communistisch blok

©VANIN

kapitalistisch blok:

politiek: meerpartijenstelsel economisch: vrije markt

sociaal: welvaartsstaat / sociale ongelijkheid cultureel: culturele vrijheid

kenmerken blokken

communistisch blok:

politiek: één partij: communistische partij economisch: planeconomie

sociaal: sociale gelijkheid cultureel: staatsideologie- en cultuur (censuur)

niet-gebonden landen (bv. Joegoslavië)

Indochinese dekolonisatieoorlog tegen

Frankrijk (1946 - 1954)

Vietnam: noorden: communistisch zuiden: kapitalistisch

1 proxyoorlog

Vietnamoorlog (1957 - 1975)

Vietnamoorlog (1957 - 1975):

Zuid-Vietnamese Vietcong (steun Noord-Vietnam, USSR)

Zuid-Vietnamese regering (steun, ook militair, van VS)

Kenmerken Vietnamoorlog:

2 Amerikaanse strijdmacht versus guerrillatactiek Vietcong

3 gruwelijke oorlog:

- militair: Tet-offensief, bloedbad My Lai

- milieu : ontbladeringsbommen

- hoge tol burgerbevolking: napalm

- schendingen mensenrechten

4 cruciale rol media (televisie): officiële berichtgeving Pentagon: propaganda ‘overwinning’

reportages ter plaatse (onafhankelijke journalisten): ware toedracht

 publieke opinie  capitulatie VS (1973)

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen: —cultureel: censuur, ideologie, propaganda —economisch: gemeenschappelijke markt, innovatie, kapitalisme, levensstandaard, planeconomie, vrijemarkteconomie —politiek: alliantie, capitulatie, communisme, dekolonisatie, democratie, domino-effect, geopolitiek, grootmacht, guerrillatactiek, IJzeren Gordijn, invloedssfeer, luchtbrug, onafhankelijkheid, overheid, protest, proxyoorlog, repressie, satellietstaat, supranationale organisatie, wapenwedloop —sociaal: bipolaire wereldorde, burgerrechten, (on)gelijkheid, levensverwachting, mensenrechten, vakbond, welvaartsstaat, werkgelegenheid

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – beeldvorming – breuk – historische context – contextualisering – continent –factor – gevolg – impact – intern – interpretatie – karikatuur – kettingreactie –manipulatie – onbedoeld gevolg – oorzaak – perspectief – revolutie – voedingsbodem

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde bronnen bestuderen over het leven in het kapitalistische en het communistische blok en je hield daarbij rekening met de standplaatsgebondenheid van de makers. Je bestudeerde bronnen over de start van de Koude Oorlog en militaire conflicten benaderd vanuit verschillende invalshoeken (multiperspectiviteit). Tijdens het bestuderen van de opkomst van de bipolaire wereld heb je vastgesteld dat naast verandering ook continuïteit aanwezig bleef. Bij het analyseren van de factoren die hebben bijgedragen aan de spanningen en conflicten tussen de VS en de Sovjet-Unie bestudeerde je oorzaak- en gevolgrelaties tussen gebeurtenissen.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.

Betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog het begin van een nieuwe wereld? →

Verandering:

Wat veranderde er na de Tweede Wereldoorlog …

Continuïteit:

Wat veranderde er niet of slechts beperkt na de Tweede Wereldoorlog …

… op politiek vlak?

… op sociaal vlak?

… op cultureel vlak?

… op economisch vlak?

Trek een BESLUIT:

De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog

↑ Lucas, H. (2020). Gent verwijdert buste van Leopold II.

Hoofdstuk

In juni 2020 werd in Gent het borstbeeld van Leopold II in het Zuidpark verwijderd. Ook in andere Belgische en Europese steden veroorzaken koloniale standbeelden vaak controverse. In debatten over die standbeelden horen we de oproep tot een 'dekolonisering' van de publieke ruimte en van de brede samenleving. Hadden de voormalige kolonies hun onafhankelijkheid dan niet verworven op het einde van de jaren 1980?

In dit hoofdstuk bestudeer je de dekolonisatie die plaatsvond na de Tweede Wereldoorlog en ga je na hoe de nieuwe staten hun eigen koers probeerden te varen. Je zoekt daarbij een antwoord op de vraag:

Is de dekolonisatie volledig afgerond?

I

Wat weet je al?

In Sapiens 4 en 5 zag je hoe verschillende Europese landen gebieden in onder meer Afrika, Azië en Amerika in bezit namen.

Ze installeerden er koloniale besturen.

Je bestudeerde de beeldvorming rond Paul Panda Farnana en de impact die de kolonisatie had op de Congolese bevolking.

Beantwoord deze vragen:

- Hoe zagen de machtsverhoudingen tussen koloniserende en gekoloniseerde volkeren er doorgaans uit?

- Wat waren de kenmerken van het koloniale bestuur in Belgisch-Congo?

- In hoofdstuk 2 zag je dat de koloniale overheersing tijdens de Tweede Wereldoorlog voorzichtig in vraag werd gesteld. Door wie gebeurde dat?

Op onderzoek II

©VANIN

Historische vraag 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

Historische vraag 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?

Uitbreiding 1:

Maakten de Nederlandse troepen structureel gebruik van extreem geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië?

Historische vraag 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?

Uitbreiding 2:

Welke relatie bouwde Congo onder president Mobutu op met het Westen?

Historische vraag 4:

Op welke manier beeldt het AfricaMuseum in Tervuren de veranderende blik van de Belgen op het koloniale verleden uit?

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Situeren in tijd

Situeren in tijd

Wereldtentoonstelling 1897: koloniale tentoonstelling in het ‘Koloniënpaleis’ (vandaag: Afrikapaleis) in Tervuren

Belgisch-Congo

1910: Inhuldiging museum voor Belgisch-Congo in Tervuren

↑ Maker onbekend. (1897). Affiche koloniale tentoonstelling in Tervuren © Rui Vale Sousa © Imageselect/Zoom Historical

1885 - 1908: Onafhankelijke Congostaat (Congo Vrijstaat)

1908 - 1960: Belgisch-Congo

1858 - 1947: Koloniale overheersing Brits-Indië

augustus 1947: Brits-Indië wordt opgesplitst in twee onafhankelijke staten: India en Pakistan. Miljoenen mensen slaan op de vlucht.

30 juni 1960: Oprichting van de Republiek Congo

©VANIN

1947 - nu: Sinds de opdeling staan India en Pakistan geregeld op voet van oorlog met elkaar. De inzet blijft het grensgebied: vooral rond de regio Kasjmir blijft de spanning groot. In de jaren 1970 ontwikkelde India een atoombom. Pakistan antwoordde met een eigen atoomprogramma, dat in de jaren 1990 tot een atoombom leidde.

MODERNE TIJD
© Margaret Bourke-White/The LIFE Picture Collection/Shutterstock

1960 - 1965: Congo-crisis

Maker onbekend. (1 december 1960). De arrestatie van Lumumba, de eerste democratisch verkozen premier van Congo. Enkele weken later wordt hij vermoord.

1971: Congo wordt Zaïre.

1965 - 1997: Mobutu aan de macht

2003 - nu: Aanslepend en ‘vergeten’ conflict in Oost-Congo: miljoenen doden en vluchtelingen sinds het begin van de eeuw

← Tsongo, E. (2023). Inwoners verlaten hun dorp in Oost-Congo na een clash tussen het Congolese leger en M23-rebellen.

1994: Rwandese genocide

1997: Kabila aan de macht. Zaïre wordt DRC.

1996 - 1997: Eerste Congolese burgeroorlog

← Herman, Y. (2024). Lukaku vraagt aandacht voor conflict in Oost-Congo. Romelu Lukaku, die Congolese roots heeft, vraagt tijdens een wedstrijd aandacht voor het langdurige conflict in Oost-Congo. De vingers tegen de slaap wijzen op het geweld, de hand op de mond klaagt aan dat zovelen zwijgen, zodat het conflict vergeten dreigt te worden. In Congo is het ‘wapengebaar’ intussen bekend als protest tegen de oorlog.

1998 - 2003: Tweede Congolese burgeroorlog

HEDENDAAGSE TIJD

17 augustus 1945: Soekarno en Hatta, twee leiders van de onafhankelijkheidsbeweging, roepen de onafhankelijkheid van Indonesië uit.

september 1945 - december 1949: Indonesische onafhankelijkheidsoorlog

C.J. (1947). Militaire kolonne tijdens de eerste politionele actie.

2017: De Nederlandse overheid trekt 4,1 miljoen euro uit voor een grootschalig onderzoek naar het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog.

↑ Taillie,

Historische vraag 1:

Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

Na de Tweede Wereldoorlog verloren verschillende Europese koloniserende landen de grip op hun kolonies Een na een werden zij politiek onafhankelijk van hun kolonisator. Dat proces, waarbij kolonies staatkundig zelfstandig worden, noemen we dekolonisatie.

In deze historische vraag bestudeer je de dekolonisatieprocessen die plaatsvonden in Belgisch-Congo en Brits-Indië. Je zoekt een antwoord op de vraag welke rol gekoloniseerde volkeren daarbij speelden en hoe zij erin slaagden de onafhankelijkheid te verwerven.

Historisch denken: structurele en menselijke (f)actoren

Als we proberen te verklaren waarom bepaalde historische gebeurtenissen of fenomenen zich voordeden, kunnen we een onderscheid maken tussen de rol van structuren en de rol van mensen. Je kunt met andere woorden de vraag stellen wie en/of wat verantwoordelijk was voor een historische gebeurtenis of fenomeen.

Met structurele factoren (wat) bedoelen we bredere maatschappelijke (sociale, politieke, culturele of economische) omstandigheden die mee aan de basis liggen van historische gebeurtenissen. Denk aan een economische crisis of een gewapend conflict.

Met menselijke actoren (wie) bedoelen we de rol die individuen of bredere groepen in een samenleving spelen bij de verwezenlijking van historische gebeurtenissen. Een groep stakende arbeiders kan bijvoorbeeld sociale hervormingen mee in de hand werken.

Historische gebeurtenissen of fenomenen hebben doorgaans niet één maar wel meerdere oorzaken (multicausaliteit). In die veelheid aan oorzaken is er vaak een samenspel tussen structurele factoren en menselijke actoren.

Opdrachten

©VANIN

1 Bestudeer de kaart in bron 1.

Welke verschillende dekolonisatiegolven kun je onderscheiden? Situeer ze in tijd en in ruimte.

2 Lees de lestekst op p. 129-130.

a Identificeer de verschillende oorzaken van de dekolonisatiegolven na de Tweede Wereldoorlog.

b Maak een onderscheid tussen structurele factoren en menselijke actoren voor de dekolonisatie.

3 De bronnen geven inzicht in de dekolonisatieprocessen in Belgisch-Congo (bron 2 tot en met 6) en Brits-Indië (bron 7 tot en met 10).

a Welke oorzaken uit de lestekst herken je in de bronnen?

Hoe komen die oorzaken precies tot uiting in Belgisch-Congo en in Brits-Indië?

b Welke gelijkenissen en verschillen merk je op tussen beide kolonies?

c Wie kun je in de bronnen identificeren als leidende figuren of groepen in de onafhankelijkheidsbewegingen?

d Welke argumenten kun je uit de bronnen afleiden om aan te tonen dat gekoloniseerde volkeren de onafhankelijkheid afdwongen?

02i
OORZAKEN EN GEVOLGEN

4 Als we geschiedenis schrijven, maken we vanuit het heden een reconstructie van het verleden. Daarbij wordt de realiteit van het verleden soms vereenvoudigd. In die reconstructie wordt de dekolonisatiegolf doorgaans na de Tweede Wereldoorlog gesitueerd (zie ook de lestekst).

Evalueer op basis van de bronnen in welke mate dat een juiste weergave van het verleden is.

Bron 1: ↑

Bekijk de kaart van de dekolonisatiegolven.

Bron 2:

Bekijk een fragment uit Histories: Het rijk van de stilte.

©VANIN

Bron 3:

Wij vragen aan de Europeanen om hun houding van misprijzen en van raciale segregatie op te geven, de voortdurende kwellingen waaraan wij worden blootgesteld te vermijden. Wij vragen hen ook om hun neerbuigende houding, die onze eigenwaarde schaadt, te verlaten. Wij houden er niet van om altijd als kinderen te worden behandeld.

Wij stellen met voldoening vast dat steeds meer Europeanen bereid zijn om geleidelijk aan de verantwoordelijkheden die de Congolezen aankunnen, over te dragen. Ook gaan verschillende Europeanen, gemotiveerd door een oprechte geest van rechtvaardigheid, akkoord om de rijkdom meer te delen met de Congolezen (…) Helaas stuiten die Europeanen maar al te vaak op het onbegrip van hun landgenoten.

Naar: Maker onbekend. (1960). Document 1: manifeste de ‘Conscience Africaine’ 1956. Chronique de Politique Étrangère.

↑ Manifest in het tijdschrift Conscience Africaine. (1956). KMMA.

In het katholieke Congolese tijdschrift Conscience Africaine uit de Equateur-regio verscheen in juli-augustus 1956 een speciale uitgave met daarin een manifest over de toekomst van (Belgisch-)Congo.

Bron 4:

Bron 5:

← Pot, H. (26 januari 1960). Patrice Lumumba bij de onderhandelingen over de Congolese onafhankelijkheid in Brussel.

Lumumba had tijdens de koloniale periode de status van ‘évolué’ verkregen. Évolués waren Congolezen die zich in zo’n sterke mate hadden kunnen aanpassen aan de Belgische (Europese) levenswijze in de ogen van de koloniale overheid, dat ze een hogere status kregen in de koloniale samenleving. In de jaren 1950 zette Lumumba zich steeds meer in voor de politieke onafhankelijkheid van Belgisch-Congo. Hij onderhield contacten met leiders van onafhankelijkheidsbewegingen in verschillende landen en toonde veel sympathie voor de ‘beweging van niet-gebonden landen’ (zie historische vraag 3).

Daardoor werd hij in het Westen als een grote bedreiging beschouwd. Lumumba werd leider van de Mouvement National Congolais, een politieke partij die streefde naar een eengemaakt, onafhankelijk Congo. Na de verkiezingen in juni 1960 werd Lumumba eerste minister van de onafhankelijke Republiek Congo.

MNC (Mouvement National Congolais) Patrice Lumumba 23.44 %

Parti Solidaire Africain

Abako (Alliance des Bakongos)

©VANIN

Antoine Gizenga 12.54 %

Joseph Kasavubu 9.47 %

Conakat (Conféderation des Associations Tribales du Katanga)Moïse Tshombe4.71 %

Bron: Cijfergegevens nationale verkiezingen in Belgisch-Congo. (1960).

Deze tabel toont de grootste partijen bij de eerste nationale verkiezingen in Belgisch-Congo in de aanloop naar de onafhankelijkheid in 1960. In de jaren voordien waren over het hele land tientallen nieuwe politieke partijen ontstaan. België stuurde naar aanleiding van de verkiezingen een nieuwe minister voor algemene zaken in Afrika naar Congo. Die mengde zich sterk in de regeringsvorming. Hoewel de partij van Patrice Lumumba de meeste stemmen kreeg, werd niet hij, maar wel Joseph Kasavubu president. Dat gebeurde na inmenging van de Verenigde Staten en België.

Bron 6:

↑ Bekijk hier een fragment uit Kinderen van de kolonie.
© Nationaal Archief, CC0

Bron 7:

← Maker onbekend. (1930). Mahatma Gandhi tijdens de zoutmars.

Mahatma Gandhi was een centrale figuur in de onafhankelijkheidsstrijd in de Britse kolonie BritsIndië. Gandhi studeerde rechten in Engeland en werkte vervolgens als advocaat in Zuid-Afrika, dat door de Britten werd bestuurd. Gandhi stond onder meer bekend omwille van zijn acties van geweldloos verzet, waarmee hij de onrechtvaardigheid van het Britse koloniale beleid aankaartte. Om te protesteren tegen het Britse zoutmonopolie organiseerde hij bijvoorbeeld zoutmarsen waarin hij samen met zijn volgelingen naar de zee wandelde om te tonen hoe mensen er zelf zout konden winnen. Voor die acties werd hij meermaals veroordeeld tot een gevangenisstraf.

©VANIN

Brug op Imphal-Palel Road weggespoeld.

Intern. In de meeste gebieden toont de situatie verbetering, maar een trend lijkt zich af te tekenen waarbij de problemen zich verspreiden naar het platteland in delen van Madras Bengalen en U.P. Situatie per provincie:

• Bengalen. In Calcutta gaan sporadische aanvallen op enkele essentiële diensten verder. (…) Aanzienlijke rellen Dacca-gebied met inbegrip van schade aan het spoorwegsysteem.

• Centrale Provincies. Situatie verbeterd, behalve in het gebied rond Magpur waar de rellen voortduren.

• Verenigde Provincies. Situatie aanzienlijk verbeterd in stedelijke gebieden, met uitzondering van Benares. (…)

• Madras. Rustig in de stad. In de districten blijven studentenstakingen en demonstraties doorgaan, alsook aanvallen op de communicatie.

• Bihar. Situatie in Patna verbeterd. Geen ernstige verstoringen van de kolenvelden. Sporadische aanvallen op het E.I.spoorwegsysteem gaan door. Er zijn tekenen dat mensen beginnen te beseffen dat het de troepen menens is. Vliegtuigen die over de verstoorde gebieden vliegen hebben een goed effect.

Uit: Maker onbekend. (19 augustus 1942). Telegram aan Britse minister van oorlog The National Archives.

In dit telegram wordt verslag gedaan aan het Britse ministerie van Oorlog over verschillende acties die in de zomer van 1942 plaatsvonden over het hele grondgebied van Brits-Indië. In de zomer van 1942 had Gandhi de ‘Quit India’campagne gelanceerd waarin hij de Britten opriep om het land onmiddellijk te verlaten. Hoewel Gandhi bekendstond om zijn geloof in de kracht van geweldloze acties en van burgerlijke ongehoorzaamheid, lokte zijn oproep een golf van protesten en aanvallen op de Britse infrastructuur uit.

Dinodia Photos RM,
Dinodia Photos
Bron 8:

Bron 9:

De Britse regering in India heeft het Indische volk niet alleen beroofd van zijn vrijheid, maar heeft zich ook gebaseerd op de uitbuiting van de massa's en heeft India economisch, politiek, cultureel en spiritueel geruïneerd. Wij zijn dan ook van mening dat India de Britse band moet verbreken en Purna Swaraj of volledige onafhankelijkheid moet bereiken.

Uit: Buettner, E. (2016). Europe after Empire. Decolonization, Society, and Culture. Cambridge University Press.

©VANIN

Dit statement werd in 1929 geuit door het Indian National Congress (INC). Het INC was in 1885 opgericht als een orgaan waarin vertegenwoordigers uit de verschillende provincies uit Brits-Indië hun adviezen en kritieken op het beleid konden uiten. De Britten hoopten dat ze via de oprichting van het INC de onvrede in de kolonie een plaats konden geven en zo langer hun macht konden vasthouden. Het INC vertegenwoordigde aanvankelijk vooral de elite, maar groeide vanaf de jaren 1915, mede onder impuls van Mahatma Gandhi, uit tot een massapartij. Hoewel het INC de hele samenleving probeerde te vertegenwoordigen, waren de hindoes sterk in de meerderheid. Moslims voelden zich als grootste religieuze minderheid onvoldoende vertegenwoordigd.

Bron 10:

Als de Britse regering werkelijk de vrede en het geluk van de mensen op dit subcontinent wil veiligstellen, dan is de enige mogelijke weg om een eigen thuisland voor hindoes en moslims toe te laten door Indië te verdelen in autonome nationale staten. (…) Het is een droom dat de hindoes en de moslims ooit een gemeenschappelijke nationaliteit zouden kunnen ontwikkelen. (…) Hindoes en moslims behoren tot twee verschillende religieuze filosofieën, sociale gebruiken en literatuur. Ze trouwen niet met elkaar, ze eten niet samen en behoren effectief tot twee verschillende beschavingen, die voornamelijk gebaseerd zijn op tegenstrijdige ideeën en opvattingen. Om zo’n twee naties samen te brengen onder één staat, met de ene in de minderheid en de andere in de meerderheid, kan enkel leiden tot groeiende ontevredenheid (…).

Uit: Jinnah, M.A. (1940). Toespraak van Muhammad Ali Jinnah aan de Moslimliga.

Jinnah was vanaf 1913 voorzitter van de Moslimliga. De Moslimliga werd in 1906 opgericht om de belangen van moslims in Brits-Indië te verdedigen. Deze speech werd gegeven op een bijeenkomst van de Moslimliga in 1940 en staat bekend als de ‘Twee Staten-speech’.

1

Oor zaken van de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog

In de periode tussen het einde van de Tweede Wereldoorlog en het einde van de jaren 1960 werden de meeste kolonies in Azië, Afrika en het Midden-Oosten onafhankelijk. De dekolonisatie startte in Azië en verspreidde zich vervolgens richting het Midden-Oosten en Afrika. De onafhankelijkheidsstrijd van één kolonie vormde daarbij vaak een bron van inspiratie voor andere kolonies. Een eerdere dekolonisatiegolf had al plaatsgevonden in de 18e en 19e eeuw toen verschillende kolonies in Midden- en Zuid-Amerika onafhankelijk werden.

©VANIN

Hoewel elk land zijn eigen dekolonisatieproces doormaakte, lagen aan de basis ervan vaak gemeenschappelijke oorzaken. Die waren enerzijds verbonden aan de internationale context en anderzijds aan ontwikkelingen in de kolonies zelf.

1.1 Internationale ontwikkelingen

Na de Tweede Wereldoorlog bleven de Europese landen verzwakt achter. De oorlog had een zware materiële en menselijke tol geëist en de prioriteit van de Europese machthebbers lag dan ook vooral bij de heropbouw van de eigen samenleving. De overzeese aanwezigheid in de kolonies was duur en daarom niet altijd een prioriteit. Daardoor verzwakte de positie van de metropolen in de kolonies.

De oorlog veranderde ook de globale machtsverhoudingen. De Verenigde Staten en de SovjetUnie, beiden gekant tegen Europees imperialisme, traden naar voren als belangrijkste nieuwe grootmachten. Zij kozen vaak de kant van de kolonies in hun strijd voor onafhankelijkheid. Het onafhankelijk worden van voormalige kolonies had voor hen immers verschillende voordelen. De nieuwe staten brachten nieuwe afzetmarkten en handelsmogelijkheden met zich mee. Ook de Koude Oorlog speelde een rol. Door de ex-kolonies te steunen probeerden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hun invloedssferen uit te breiden (zie hoofdstuk 3).

1.2 Ontwikkelingen in de kolonies

In de kolonies deden zich verschillende ontwikkelingen voor die de dekolonisatie in de hand werkten. Die ontwikkelingen deden zich vaak al langer voor, maar de Tweede Wereldoorlog zorgde voor een stroomversnelling. De grote bijdrage die de kolonies in de oorlog hadden geleverd, deed bij verschillende volkeren namelijk de verwachting ontstaan dat die inspanningen beloond zouden worden, bijvoorbeeld door meer autonomie voor de kolonie. Bovendien doorprikte de oorlog het idee van de westerse superioriteit.

Er had ook een sterke uitwisseling plaatsgevonden tussen de gekoloniseerde en koloniserende landen. Beloftevolle studenten uit de kolonies hadden bijvoorbeeld in Europa kunnen studeren en kwamen zo rechtstreeks in contact met westerse idealen en denkwijzen, zoals het principe van zelfbeschikkingsrecht voor volkeren, de idealen van de verlichting en de werking van de democratie. De kloof tussen die westerse idealen en de praktijk van de koloniale overheersing werd steeds duidelijker.

Die culturele uitwisseling speelde een bijzonder belangrijke rol in de onafhankelijkheidsstrijd. Er ontstond immers een koloniale elite die het voortouw nam in die strijd. Hoewel Europese machthebbers graag verkondigden dat zij de onafhankelijkheid ‘verleend’ hadden aan hun kolonies, kwam die er in de realiteit voornamelijk onder druk van de kolonies zelf. De ontwikkelingen die in de kolonies hadden plaatsgevonden en de internationale context waarin dat gebeurde, maakte het voor Europese machthebbers onmogelijk om hun greep op de kolonies te behouden.

Tot slot ontstond er in de kolonies ook een sterkere onderlinge verbondenheid. Die was nodig om een gemeenschappelijke strijd mogelijk te maken. Buitenlandse studieverblijven of internationale bijeenkomsten vormden vaak de plaats waar koloniale elites vanuit verschillende kolonies, of vanuit verschillende uithoeken van een kolonie, met elkaar in contact kwamen en ervaringen konden uitwisselen. In sommige kolonies leidde die verbondenheid tot het ontstaan van nationale bewegingen, in andere kolonies speelden religieuze, sociale of etnische kenmerken een belangrijkere rol. Er ontstonden daarnaast ook bewegingen die de landsgrenzen overstegen. Verschillende Afrikaanse landen verenigden zich bijvoorbeeld in hun strijd voor onafhankelijkheid van het Westen. Voor de charismatische leiders, die vaak in Europa gestudeerd hadden, was een belangrijke rol weggelegd: zij moesten ervoor zorgen dat grote groepen mensen zich achter de onafhankelijkheidsstrijd schaarden. Zij slaagden erin om de strijd te laten uitgroeien tot een breed gedragen beweging die druk kon uitoefenen op de Europese machthebbers.

Historische vraag 2:

Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?

Hoewel de meeste kolonies in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog onafhankelijk werden, verliepen de dekolonisatieprocessen vaak moeizaam. Dat kwam onder meer doordat verschillende actoren, zowel binnen als buiten de kolonie, heel uiteenlopende visies hadden over de noodzaak van dekolonisatie of over de toekomst van het nieuwe land.

In deze historische vraag bestudeer je hoe Belgen en Congolezen aan het einde van de jaren 1950 naar de dekolonisatie keken.

Opdrachten

1 Reconstrueer in het schema enkele belangrijke stappen in het dekolonisatieproces in BelgischCongo op basis van bron 1 tot en met 6 en bron 2 tot en met 5 van de vorige historische vraag.

2 De rellen die in januari 1959 in Leopoldstad plaatsvonden, versnelden het dekolonisatieproces.

a Hoe merk je aan de timing van bron 4 dat de rellen (bron 3) een katalysator vormden voor de dekolonisatie?

b Was het versnellen van de dekolonisatie een bedoeld of onbedoeld effect van de rellen? Beargumenteer op basis van de bronnen.

c Waaraan merk je in bron 4 dat de Belgen de onafhankelijkheid nog wilden uitstellen?

het schema.

02i
OORZAKEN EN GEVOLGEN ↑ Bekijk

3 De bronnen geven inzicht in de manier waarop Belgen enerzijds en Congolezen anderzijds naar de onafhankelijkheid keken.

a Hoe representatief is bron 2 om een beeld te krijgen van de manier waarop de Congolezen naar de onafhankelijkheid van Belgisch-Congo keken?

Gebruik ook bron 4 uit de vorige historische vraag om je antwoord te onderbouwen.

b In hoeverre is het standpunt van Van Bilsen (bron 1) representatief voor de manier waarop de Belgische elite de toekomst van Belgisch-Congo zag?

Gebruik ook andere bronnen om je antwoord te onderbouwen.

4 Lees bron 5.

a Hoe omschrijft Boudewijn het proces naar onafhankelijkheid? Hoe betrouwbaar is die beeldvorming? Beargumenteer op basis van de bronnen.

b Hoe merk je in de speech van Boudewijn dat de koloniale denkpatronen aan het einde van de jaren 1950 nog sterk aanwezig waren?

c Boudewijn en Lumumba schetsen een heel ander beeld van de onafhankelijkheid. Hoe kun je dat verschil verklaren vanuit de standplaatsgebondenheid, het doel en het doelpubliek van beide sprekers? 02g BRONNEN CONTEXTUALISEREN 02h BRONNEN BEOORDELEN

Bron 1: Het ontvoogdingsplan

Kongo en Ruanda-Urundi ontsnappen niet aan het wereldwijd emancipatieproces der niet-autonome gebieden waartoe zij worden gedreven door binnen- en buitenlandse krachten. Indien we onbevangen de wetten van onze tijd aanvaarden en tijdig tegemoet komen aan de verlangens onze Afrikaanse volkeren, kunnen we het tempo van de ontvoogding en de richting ervan regelen.

De geschiedenis der kolonisatie toont ons overduidelijk dat de emancipatiefase de moeilijkste en gevaarlijkste is in de ontwikkeling der overzeese landen en van hun betrekking met het Moederland. De grootste fout der koloniale mogendheden is toegevingen te doen wanneer het niet anders meer kan, in plaats van tijdig progressieve hervormingen door te voeren.

Uit: Van Bilsen, J. (1955). Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika. Tijdschrift voor Sociale Cultuur.

©VANIN

In 1955 publiceerde Jef Van Bilsen een artikel waarin hij de onafhankelijkheid van Congo tegen 1985 vooropstelde. Van Bilsen vertelde later dat hij met die publicatie de Belgische regering, parlementsleden, partijen en politieke klasse probeerde te overtuigen om een nieuw koloniaal beleid uit te werken. Van Bilsen werkte jarenlang als correspondent in Congo, doceerde aan de koloniale hogeschool en werkte in de jaren 1950 ook als kabinetsmedewerker.

Bron 2:

Wij, van onze kant, wij wensen niet mee te werken aan de uitvoering van dit plan, maar enkel en alleen aan de afschaffing ervan, want de toepassing ervan zou voor Congo alleen maar tot meer vertraging leiden. In essentie gaat het louter weer om dat eeuwige wiegeliedje. Ons geduld is meer dan op. Omdat de tijd rijp is, moeten ze ons vandaag nog die ontvoogding toekennen in plaats van haar nog eens dertig jaar uit te stellen. Late emancipaties heeft de geschiedenis nooit gekend, want als het uur gekomen is, wachten de volkeren niet meer.

Uit: Van Reybrouck, D. (2011). Congo. Een geschiedenis. De Bezige Bij.

De Franse vertaling van het dertigjarenplan van Van Bilsen (bron 1) had een grote impact in Congo. Het plan werd onder meer opgepikt door het katholieke Congolese tijdschrift Conscience Africaine dat een manifest schreef waarin zij hun visie op de onafhankelijkheid uiteenzetten. In augustus 1956 publiceerde de politieke partij ABAKO een tegenmanifest als reactie op het manifest van het Congolese tijdschrift Conscience Africaine. Daarin namen zij een veel radicaler standpunt in.

Bron 3:

Op zondag 4 januari 1959 brak in Leopoldstad de hel los. Die dramatische gebeurtenissen hebben beslist een katalyserende rol gespeeld in het streven naar onafhankelijkheid. Gedurende een week stond de hoofdstad in rep en roer en beleefden de blanken bange dagen. (…) De aanleiding tot de spectaculaire opstand was de annulering van een geplande bijeenkomst van de Abako. (…) Niets was met voorbedachte rade gebeurd, er zat geen planning in die opstand die niets van een revolutie had!

Uit: Etambala, Z.A. (1999). Congo '55-'65 van koning Boudewijn tot president Mobutu. Lannoo.

C. (1959). De nasleep van de rellen in Léopoldville. AfricaMuseum/KMMA.

Historicus Zana Etambala geeft zijn mening over de rellen in Leopoldstad. Etambala was geboren in Kinshasa en kwam als student naar België. Hij was als historicus (verbonden aan de KU Leuven en UGent) lang de enige Congolese stem in het Belgische discours over het Belgische koloniale verleden.

Bron 4:

Het uiteindelijk doel van ons streven is, in voorspoed en vrede, de Kongolese bevolkingen te leiden op de weg naar de onafhankelijkheid, zonder uitstel maar ook zonder onbezonnen overhaasting.

In een beschaafde wereld is de onafhankelijkheid een statuut dat vrijheid, orde en vooruitgang in zich verenigt en waarborgt. Ze is niet te bereiken zonder:

1 hechte en evenwichtige instellingen;

2 een voldoend aantal ervaren ambtenaren;

3 een stevig gevestigde sociale, economische en financiële organisatie in handen van bekwame technici;

4 een intellectuele en morele vorming van de bevolking, zonder welk een democratisch stelsel slechts spot, bedrog en dwingelandij kan zijn.

Wij willen deze voorwaarden, die de grondslag zijn van een werkelijke onafhankelijkheid, met de meeste zorg verwezenlijken in een hartelijke en geestdriftige samenwerking met onze Afrikaanse bevolkingen (…)

Uit: Radiotoespraak van koning Boudewijn. (13 januari 1959).

©VANIN

In deze radiotoespraak van 13 januari 1959 kondigde Boudewijn de onafhankelijkheid van Congo aan ‘zonder uitstel maar ook zonder onbezonnen overhaasting’. Hij vond dat er aan enkele voorwaarden moest worden voldaan voor Congo onafhankelijk kon worden.

Lamote,

Bron 5:

Fragment 1: Toespraak koning Boudewijn Mijnheer de president, Heren, Toen Leopold II het grote werk aanvatte dat vandaag zijn bekroning vindt, is hij niet naar hier gekomen als veroveraar maar als brenger van de beschaving. (…) Congo heeft spoorwegen gekregen, allerlei zee- en luchtvaartlijnen, die door uw bevolkingen met mekaar in contact te brengen, hun eenheid hebben bevorderd en de landen verruimd hebben naar de wereld. (…) Wij zijn verheugd dat wij op deze wijze aan Congo – ondanks de grootste moeilijkheden – de onontbeerlijke middelen gegeven hebben die aan de basis liggen van een land dat op weg is naar ontwikkeling. De grote onafhankelijkheidsbeweging die gans Afrika meesleept, heeft bij de Belgische bewindsvoerders, het grootste begrip gevonden. Ten overstaan van het eensgezinde verlangen van uw bevolkingen, hebben wij niet geaarzeld om U vanaf nu deze onafhankelijkheid toe te kennen. (…) Moge God Congo beschermen!

©VANIN

Bekijk een fragment van de speech van Lumumba.

← Maker onbekend. (1 juli 1960). Koning Boudewijn luistert naar de speech van Patrice Lumumba op de dag van de onafhankelijkheid.

Fragment 2: Toespraak Congolese eerste minister Lumumba Mannen en vrouwen van Congo, In naam van de Congolese regering groet ik u (…)

Voor de onafhankelijkheid van Congo (…) zal geen Congolees die naam waardig ooit kunnen vergeten dat het door te vechten was dat deze is gewonnen, een strijd van dag tot dag (…). Wij zijn trots op deze strijd, van tranen, van brand en van bloed, tot in de diepten van ons zijn, want het was een edele en juiste strijd, en onontbeerlijk om een eind te maken aan de vernederende slavernij die ons met geweld werd opgelegd. (…)

Maar wij, die de stem van uw verkozen vertegenwoordigers het recht hebben gegeven ons geliefde land te leiden, wij die in ons lichaam en in ons hart onder de koloniale onderdrukking hebben geleden, wij vertellen u zeer luid, dat alles is voortaan beëindigd. De Congolese Republiek is afgekondigd, en ons land is nu in de handen van zijn eigen kinderen. (…)

Op dit vlak heeft België, eindelijk de stroom van de geschiedenis accepterend, niet geprobeerd om zich tegen onze onafhankelijkheid te verzetten en is bereid geweest om ons hun hulp en vriendschap te bieden (…). Van onze kant zullen wij, terwijl wij waakzaam blijven, onze vrij gegeven verplichtingen naleven.

Toespraken van de Belgische koning Boudewijn en de Congolese eerste minister Lumumba bij de onafhankelijkheid van Congo. (30 juni 1960).

Op de plechtigheid aan de vooravond van de Congolese onafhankelijkheid gaven koning Boudewijn en president Kasavubu beiden een speech, waarvan de teksten al op voorhand circuleerden. Premier Lumumba was niet tevreden met de onkritische speech van Kasavubu en nam op de plechtigheid onverwachts het woord.

© Belga

Bron 6:

Het mag dan ook geen verbazing wekken dat in het midden van de jaren vijftig in België nauwelijks aan een emancipatiepolitiek voor Kongo werd gedacht. Diegenen die daartoe opriepen, waren predikers in de woestijn of werden weggehoond. Dat was onder meer het geval met Jef Van Bilsen toen hij in 1955 uitpakte met zijn dertigjarenplan om Kongo op een grotere zelfstandigheid en een staatkundige associatie met België voor te bereiden. Hoewel Van Bilsen het woord onafhankelijkheid niet gebruikte, had hij de toorn van de toenmalige liberale minister van Koloniën Auguste Buisseret opgewekt. Die dreigde hem als docent aan het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen te ontslaan omdat Van Bilsens ideeën niet overeenstemden met de officiële opvattingen.

Uit: Smits, J. (red.) (1993). Gaston Eyskens. De Memoires. Uitgeverij Lannoo.

Gaston Eyskens was eerste minister van België in de periode 1949 - 1972. Hij was lid van de Christelijke Volkspartij. In 1973 stapte hij uit de politiek. In 1993, vijf jaar na zijn dood, werden zijn memoires gepubliceerd.

2 Dekolonisatieprocessen

2.1 De dekolonisatie van Belgisch-Congo

Hoewel er in Belgisch-Congo grote onvrede was over de bijdrage die de kolonie had moeten leveren tijdens de Tweede Wereldoorlog, ontwikkelde de onafhankelijkheidsbeweging zich in de kolonie pas geleidelijk aan in de loop van de jaren 1950. Een van de redenen waarom de beweging zich niet eerder ontwikkelde, is dat er tijdens de koloniale periode weinig sociale mobiliteit voor de Congolese bevolking mogelijk was. De toegang tot hoger onderwijs werd bewust beperkt door de koloniale overheid en er waren weinig Congolezen die belangrijke posities bekleedden in de administratie, de politiek of het leger. Ook de fysieke mobiliteit van de Congolezen was beperkt. Daardoor waren contacten tussen de verschillende gewesten van de kolonie bijzonder moeilijk.

De uitgestrektheid van het Congolese grondgebied en de grote regionale verschillen maakten het bovendien moeilijk om een nationale onafhankelijkheidsbeweging op gang te krijgen.

De wens om onafhankelijk te worden ontwikkelde zich in eerste instantie onder de beperkte groep die tot de Congolese elite behoorde. Andere kolonies, en in het bijzonder Ghana, vormden daarbij een belangrijke inspiratiebron. Ook het bezoek aan de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 gaf een impuls aan het streven naar onafhankelijkheid. Daarbij kwamen Congolezen uit heel het grondgebied met elkaar in contact en werd de mythe van de Europese superioriteit doorprikt.

Aan het einde van de jaren 1950 klonk de eis om onafhankelijkheid steeds luider. Hoewel de Belgische machthebbers de controle over de kolonie zo lang mogelijk wilden behouden, groeide wel het besef dat de onafhankelijkheid onvermijdelijk werd. Bovendien zagen zij hoe het uitblijven van autonomie in andere kolonies, zoals in Algerije, tot gewelddadige conflicten kon leiden.

2.2 1960: onafhankelijkheid

De Belgische regering ondernam stappen om de kolonie meer autonomie te verlenen, zoals het organiseren van gemeentelijke verkiezingen in enkele grote steden. Concrete plannen en een

tijdlijn voor de onafhankelijkheid van de kolonie werden echter niet gegeven. Pas nadat er in januari 1959 rellen uitbraken in Leopoldstad werd de Belgische regering gedwongen om het proces te versnellen. De Belgische regering organiseerde begin 1960 rondetafelconferenties om de toekomst van Congo te bespreken en een datum voor de onafhankelijkheid vast te leggen. Daarbij slaagde België erin om gunstige voorwaarden voor zichzelf af te dwingen. De Congolese regering verloor bijvoorbeeld haar meerderheidsaandeel in een aantal grote bedrijven waardoor ze veel inkomsten zou mislopen. Ook belangrijke posities in het bestuur bleven in Belgische handen.

Na de nationale verkiezingen die plaatsvonden in mei, werd de kolonie op 30 juni 1960 onafhankelijk. Joseph Kasavubu (Abako) werd president, Patrice Lumumba (Mouvement National Congolais) werd de eerste minister.

2.3 Dekolonisatieprocessen in andere gebieden

Net als in België waren ook andere Europese machthebbers geen voorstander van de dekolonisatie. Over het algemeen probeerden zij dan ook de controle over hun koloniale gebieden te behouden en ook na de onafhankelijkheid een sterke (economische, politieke) band met hun voormalige kolonie(s) te bewaren.

In sommige gevallen leidde de eis tot onafhankelijkheid tot ware dekolonisatieoorlogen. Nederland stuurde bijvoorbeeld troepen naar Nederlands-Indië nadat daar in 1945 de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Tussen 1945 en 1949 werd in het gebied een onafhankelijkheidsoorlog uitgevochten.

Ook Frankrijk voerde tussen 1954 en 1962 oorlog tegen de onafhankelijkheid van Algerije.

©VANIN

Uitbreiding 1:

Maakten de Nederlandse troepen structureel gebruik van extreem geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië?

In een televisie-interview in 1969 vertelde oud-veteraan Joop Hueting over de gruweldaden die hij en andere militairen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Nederlands-Indië pleegden. Zijn beweringen lokten sterke reacties uit in de Nederlandse samenleving. De Nederlandse overheid zag zich genoodzaakt een onderzoek in te stellen naar het geweld van Nederlandse militairen.

← Maker onbekend. (1947). Foto genomen in Malang, Oost-Java.

Ga naar iDiddit en onderzoek zelf de beweringen van Joop Hueting.

Historische vraag 3: Waarom slaagde bijna geen enkele

ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?

Eind jaren 1980 hadden de meeste gekoloniseerde gebieden zich afgescheurd van hun metropool. De dekolonisatie, die begonnen was in Amerika op het einde van 18e eeuw, leek voltooid. De onafhankelijkheid bleek evenwel mooier op papier dan in werkelijkheid. In veel gevallen was de overdracht van de macht slecht voorbereid en te snel uitgevoerd, met alle gevolgen van dien. Bovendien wilden Europese landen hun invloed niet helemaal kwijt.

In dit deel bestudeer je de krachten die achter de schermen van de dekolonisatie tot vandaag werkzaam bleven.

Opdrachten

©VANIN

1 Vergelijk bron 2 en 3. Waarin verschilt de boodschap van Nehru met die van Boumedienne twintig jaar later? Waarop wijst dat verschil?

2 Wat is er sinds de speech van Boumedienne veranderd aan ‘de economische wereldorde’ zoals hij ze beschreef in 1974? Staaf je antwoord met bron 9 en 10. Zoek op VRT NWS eventueel voorbeelden uit de actualiteit.

3 Grondstoffen kunnen een middel zijn om welvaart en vrede op te bouwen, maar evengoed een vloek. Gebruik bron 4 tot en met 8 om die uitspraak te onderbouwen.

4 Om de onder zoeksvraag te beantwoorden kun je interne en externe oorzaken onderscheiden. Interne oorzaken vind je in binnenlandse aangelegenheden, externe oorzaken situeren zich in het buitenland. Zoek in bron 1 tot en met 5 naar voorbeelden van beide oorzaken.

5 ‘Neokolonialisme’ is een begrip dat gebruikt wordt om aan te tonen dat rijke landen en buitenlandse bedrijven ook na de dekolonisatie de ex-kolonies bleven exploiteren. Ondanks de onafhankelijkheid blijven ze die landen als cultureel minderwaardig en politiek afhankelijk beschouwen en zien ze hen als economisch wingewest.

a Zoek in de bronnen voorbeelden van praktijken die je als ‘neokoloniaal’ kunt beschouwen. Deel je voorbeelden op per maatschappelijk domein.

b De meeste bronnen zijn opgesteld vanuit het standpunt van een niet-westerse auteur. Vanuit westers perspectief kan het neokolonialisme als een aanklacht voelen. Kun je argumenten bedenken vanuit dat (westerse) perspectief die de ‘neokoloniale’ voorbeelden uit de bronnen kunnen uitleggen en de aanklacht kunnen weerleggen?

c Standplaatsgebondenheid speelt in deze discussie dus een rol. De standplaats van de auteurs, maar ook die van jou. Bespreek met je klasgenoten of er argumenten te vinden zijn om ‘neokoloniale’ praktijken te veroordelen, los van je standplaats. Denk aan morele argumenten (goed-kwaad) of systeemkritiek.

d Bespreek met de klas bij wijze van voorbeeld het thema ‘ontwikkelingssamenwerking’: het geven van steun (geld, projecten, voedselhulp, medische bijstand …) om landen in het Globale Zuiden te helpen in hun ‘ontwikkeling’. Volgens bron 10 is het voortbestaan ervan problematisch. Ben je het daarmee eens? Wat is een haalbaar en rechtvaardig alternatief?

Bron 1:

Bekijk een fragment over de 70e verjaardag van de Indiase en Pakistaanse onafhankelijkheid.

Bekijk een kaart van het voormalige Brits-Indië.

©VANIN

De Britten besloten Brits-Indië in 1947 onafhankelijkheid te geven. Dat ging niet zonder slag of stoot. Om de spanningen tussen hindoes en moslims ‘definitief’ te regelen kreeg sir Cyril Radcliffe van de Britse regering de opdracht een kunstmatige grens vast te leggen tussen een aparte hindoestaat (India) en twee moslimstaten (het huidige Pakistan in het westen en Bangladesh in het oosten). De Radcliffe-lijn zorgde voor bijzonder veel verwarring en conflict, omdat moslims en hindoes door elkaar en verspreid woonden: dat was territoriaal moeilijk af te bakenen. Bovendien was het grote gebied opgedeeld in tientallen prinsdommen, die plots een keuze moesten maken voor een van de landen. Extremistische groepen zaaiden terreur onder andersgelovigen, wat leidde tot de verhuizing van bijna 15 miljoen mensen. Meer dan 200 000 mensen vonden de dood in de conflicten die volgden op de verdeling van de Britse kolonie.

Bron 2:

Wij zijn vastbesloten ons op geen enkele manier te laten domineren door om het even welk land of continent. We zijn geen jaknikkers. (…) Wij zijn grote staten in de wereld en willen vrij leven zonder van wie ook bevelen te krijgen. De vriendschap van de grote mogendheden is belangrijk voor ons, maar in de toekomst zullen we met hen alleen samenwerken op voet van gelijkheid. Daarom verheffen wij onze stem tegen de overheersing en het kolonialisme waaronder velen van ons lange tijd hebben geleden. Daarom moeten we erover waken dat geen enkele andere vorm van overheersing ons bedreigt. Wij willen bevriend zijn met West en Oost, met iedereen.

Uit: Nehru, J. (1955). Speech op de Conferentie van Bandung.

Maker onbekend. (1955). Wereldleiders op de Conferentie van Bandung. Op deze foto, genomen in Bandung (1955), staat Nehru links, met naast hem de presidenten Kwame Nkrumah (Ghana), Gamal Abdel Nasser (Egypte), Sukarno (Indonesië) en Josip Tito (Joegoslavië).

Fragment uit de speech van Jawaharlal Nehru op de Conferentie van Bandung. Nehru was de eerste premier van India en had een sleutelrol gespeeld in de strijd om de onafhankelijkheid van zijn land tegen de Britten. In april 1955 kwamen 29 landen uit Azië en Afrika samen op de Conferentie van Bandung (Indonesië). De leiders van die landen hoopten een ‘derde’ weg te vinden, onafhankelijk van het westerse en het communistische blok.

Bron 3:

In de wereld waarin we leven zijn alle hefbomen van de economie in handen van een minderheid van hoog ontwikkelde landen. Door haar overwicht bepaalt die minderheid de verdeling van de grondstoffen in functie van haar eigen behoeften. Door die situatie ontstaat een allesoverheersend systeem waardoor de enen almaar rijker worden en anderen vervallen in steeds meer armoede.

Door hun machtspositie in de productie en hun monopolie op vlak van kapitaal en diensten, hebben de ontwikkelde landen de prijzen altijd in hun voordeel bepaald. (…) Dat is de basis van de economische wereldorde op dit ogenblik. In de ogen van de meerderheid van de wereldbevolking blijft deze situatie even onrechtvaardig en verouderd als het koloniaal systeem waaruit ze is ontstaan.

Uit: Boumedienne, H. (1974). Discours sur le nouvel ordre économique international. UGTA. ↑

Fragment uit de speech van de Algerijnse president Boumedienne in de speciale VN-vergadering over grondstoffen en ontwikkeling in april 1974.

Boumedienne had enkele jaren na de onafhankelijkheid van Algerije (1962) de macht gegrepen, uit onvrede met het beleid van de eerste president. Boumedienne schafte de grondwet en het parlement af, nationaliseerde de olievelden (die nog in Franse handen waren) en begon een dictatuur van dertien jaar, tot aan zijn dood in 1978.

Bron 4: 1 2

©VANIN

Afbeelding 1: Bettman. (1975). President Boumedienne met Saddam Hoessein en Mohammed Reza, de sjah van Iran. Afbeelding 2: Badrfar, M. (1985). Iraanse soldaat met gasmasker tijdens de Iraans-Irakese oorlog (1980 - 1988). Op de eerste afbeelding zie je Boumedienne tussen Mohammed Reza (links), de sjah (koning) van Iran, en de Iraakse vice-president (en latere dictator) Saddam Hoessein (rechts) tijdens een conferentie van de OPEC (Organisatie van Olie-exporterende Landen) in 1975. In de jaren 70 kwam een Noord-Zuiddialoog tot stand, nadat Arabische landen in de OPEC de olieprijs hadden opgedreven en de uitvoer van aardolie naar het Westen hadden beperkt. Dat was een reactie op de situatie in Israël, dat steun kreeg van het Westen (zie hoofdstuk 6). Het gevolg was een wereldwijde economische crisis. Ex-kolonies ontdekten dat grondstoffen een wapen konden zijn om het rijke Noorden onder druk te zetten. Een groep van ontwikkelingslanden (de zogenaamde Groep van 77) droomde van een nieuwe wereldorde waar de welvaart eerlijker verdeeld zou worden.

Eind jaren 1970 greep Saddam Hoessein de macht in Irak en werd de sjah verdreven door een revolutie in Iran. Tussen beide landen brak een erg bloedige oorlog uit (1980 - 1988). Het conflict zorgde voor onenigheid in de OPEC en verdeelt tot vandaag de landen in het Midden-Oosten (zie hoofdstuk 6).

Afbeelding 1: Affiche van de Katangese afscheuring. (1960). KMMA.

Afbeelding 2: Mwando, D.B. (2005). Peinture: Discours de Lumumba. KMMA.

Premier Lumumba kreeg al snel af te rekenen met buitenlandse en binnenlandse oppositie: zo scheurde de zuidoostelijke provincie Katanga zich enkele weken na de onafhankelijkheid af van de nieuwe republiek (afbeelding 1). Katanga kreeg daarbij de steun van België, dat op die manier hoopte de grondstofrijke regio te kunnen blijven controleren. In heel Congo braken onrusten uit. Veel Belgen vluchtten het land uit, uit angst voor opstanden (afbeelding 2).

Lumumba wendde zich tot de Verenigde Staten en het Westen, met de vraag om steun. Toen er weinig reactie kwam op zijn vraag, riep hij de hulp in van de Sovjet-Unie. Daarop spoorden België en de VS de Congolese president aan om zijn premier te ontslaan. Toen Lumumba als reactie op zijn beurt de president afzette, greep kolonel Mobutu de macht, opnieuw gesteund door dezelfde twee westerse landen. Mobutu liet Lumumba arresteren en leverde hem over aan het opstandige bewind van Katanga. Op 17 januari 1961 werd Patrice Lumumba er vermoord.

Bij zijn moord waren verschillende Belgen betrokken, rechtstreeks en onrechtstreeks.

Dominique Bwalya Mwando is een Congolese schilder, zanger, muzikant en performer. Zijn werken gaan over de maatschappij, het milieu en het dagelijkse leven in de Democratische Republiek Congo.

Bron 6:

©VANIN

← Izquierdo, R.M. (2014) African resources. Internationale instellingen zoals de Wereldbank zien in ontginning van grondstoffen de oplossing voor armoede in het Globale Zuiden. In de praktijk blijkt al te vaak het omgekeerde waar: hoewel de ontginning van natuurlijke rijkdommen wel bijdraagt aan economische groei, (tijdelijke) werkgelegenheid en staatsinkomsten, blijkt uit onderzoek dat staten met grote grondstoffenreserves net minder economisch ontwikkeld zijn, meer autoritair, meer gevoelig voor corruptie en conflict, en minder stabiel dan grondstofarme landen. Dat fenomeen staat bekend als de grondstoffenvloek.

Ramses Morales Izquierdo is een Cubaanse tekenaar. Hij woont sinds 2016 in Zwitserland.

Bron 7:

De nieuwe Afrikaanse politieke elite nam de facto de positie van kolonisator over. Dit wil overigens niet zeggen dat er in het dekolonisatieproces geen Afrikaanse leiders waren die het algemene belang wilden dienen. Deze leiders werden echter door zowel interne als externe druk tegengewerkt. Intern waren er afscheidingsbewegingen, voor wie het gebrek aan nationaal bewustzijn in de zwakke en net onafhankelijke staten een vruchtbare voedingsbodem was. Extern speelde de dynamiek van de Koude Oorlog een cruciale rol. Terwijl Afrikaanse staten op papier van hun oude kolonisators onafhankelijk werden, moesten hun nieuwe leiders in de praktijk kiezen tussen de twee dominante invloedssferen. Zo werden de nieuwe onafhankelijke staten proeftuinen en satellieten van óf de Sovjet-Unie óf de Verenigde Staten. (…)

Hoewel men sinds het einde van de Koude Oorlog spreekt van een democratische golf op het Afrikaanse continent, kan men met recht de vraag stellen hoe democratisch deze golf daadwerkelijk is. Zijn bijvoorbeeld de verkiezingen – die inmiddels in vrijwel alle landen worden gehouden – écht democratisch te noemen als de zittende leiders alle financiële middelen naar zich toe trekken, de oppositie intimideren en de vrijheid van meningsuiting beperkt blijft? Worden verkiezingen niet slechts strategisch ingezet door de zittende leiders om hun macht te legitimeren en consolideren? (…)

Deze praktijken hebben in de afgelopen zestig jaar tot een situatie geleid waarin een kleine groep van de Afrikaanse elite, net als de kolonisator, schatrijk werd, terwijl zij het continent en haar grondstoffen in de uitverkoop zette. Recent werd dat pijnlijk geïllustreerd door de Luanda Leaks. Deze reeks journalistieke publicaties onthulde hoe de voormalige Angolese presidentsdochter Isabel dos Santos zichzelf met miljarden verrijkte via schimmige financiële constructies, terwijl de meerderheid van de Angolese bevolking onder de armoedegrens leefde. (…)

Het afgelopen decennium werd gekarakteriseerd door verschillende (jonge) protestbewegingen die het corrupte karakter van de Afrikaanse politiek uitdaagden. (…) Het is de vraag of deze nieuwe protestbewegingen, anders dan antikoloniale groeperingen, erin zullen slagen om bij te dragen aan de structurele menselijke ontwikkelingen op het Afrikaanse continent.

Uit: Kiza Magendane, K. (april 2020). Afrika na de kolonisatie: succesverhaal of mislukking?

In 2009 kwam Kiza Magendane als vluchteling vanuit Congo naar Nederland. Hij is politicoloog, ondernemer, columnist en schrijver.

Bron 8:

©VANIN

← RAID. (12 mei 2021). Congo n'est pas à vendre.

‘Le Congo n’est pas à vendre’ is een coalitie van zestien Congolese en internationale organisaties die onderzoek doen naar corruptie. In hun vizier staat onder andere Dan Gertler (vooraan op de afbeelding), een Israëlische zakenman en vertrouweling van de voormalig Congolese president Joseph Kabila (achter Gertler op de afbeelding).

Kabila en Gertler verdeelden de winsten uit honderden Congolese mijnen onder elkaar, geld dat de Congolese staatskas, en dus de bevolking, misliep.

Bron 9:

Als je het hele verhaal vertelt, lijkt dat meer op een overval: je haalt alles eruit, de familie die je hebt overvallen is extreem arm, generatie op generatie, en af en toe gooi jij als overvaller nog eens een centje naar daar. Daarover gaat het! (…)

Waarom we er in het Westen nooit toe komen dat hele verhaal te vertellen? Als je dat oprecht doet, valt alles uit elkaar. Zeker het kapitalisme. Dat is gebouwd op racisme, op slavernij, op kolonisatie. Als je dat allemaal uitlicht, is het kapitalisme helemaal geen superieur model. Het wordt verkocht als het model dat het grootste aantal mensen welvaart zal brengen, maar dat klopt alleen maar als je naar de welvaartstaat in het Westen kijkt. Als je dan uitzoomt naar heel de wereld, tot op de dag van vandaag, moet je vaststellen dat er geen meerderheid op deze planeet is die voordeel heeft gehaald uit kapitalisme. Het Westen is een kleine 12 procent van de mensheid. (…) Ik stel vast dat ontwikkelingssamenwerking in eerste instantie bestaat om onze aanwezigheid in die landen te blijven verzekeren. Voor mij is ontwikkelingshulp de voortzetting van een koloniaal systeem. Ik geef dus les over een systeem dat absoluut niet neutraal is en dat ik het liefst zou willen afschaffen.

Fragment uit de podcast Zwijgen is geen optie met Olivia Rutazibwa. Olivia U. Rutazibwa is doctor in de politieke wetenschappen en docente Internationale Ontwikkelingssamenwerking aan de University of Portsmouth (Verenigd Koninkrijk). Ze werd geboren in Brussel, heeft Rwandese ouders, groeide op in Antwerpen en woont intussen in het Verenigd Koninkrijk. De laatste jaren focust ze in haar onderzoek op de ethische kant van het westerse buitenlandbeleid in het Globale Zuiden.

Bron 10:

De meest spectaculaire Chinese samenwerking speelt zich af in het lievelingsproject van Xi Jinping: het tien jaar oude Belt and Road Initiative, ook bekend als de Nieuwe Zijderoute. Dit ‘project van de eeuw’ – woorden van Xi – is een gigantisch geheel van infrastructurele werken, dat van het naoorlogse Marshallplan een dwerg maakt. Het omvat nu veertienduizend projecten in 165 landen, vooral in Azië en Afrika. Ze worden gefinancierd door China en vaak door Chinezen uitgevoerd. Ze moeten niet alleen de economische maar ook de geopolitieke macht van China wereldwijd versterken. Amerika, Europa en Japan hebben gereageerd met eigen ontwikkelingsprogramma’s, maar vergeleken met de Nieuwe Zijderoute stellen die niet zo veel voor. Veel landen van het Mondiale Zuiden moeten niets hebben van de als paternalistisch en hypocriet ervaren voorwaarden die aan westerse projecten zijn verbonden. China daarentegen praat niet over democratie, mensenrechten of corruptiebestrijding. Het Westen geeft een arm land dat om hulp vraagt eerst een preek. China geeft ze een vliegveld. Dit alles wil niet zeggen dat de Nieuwe Zijderoute over rozen gaat. China heeft aan zo’n 150 ontwikkelingslanden in totaal bijna een biljoen dollar geleend, en veel landen kunnen hun schuld niet betalen. Acht dreigen erin te stikken of vast komen te zitten in een ‘schuldenvalstrik’, die van hen Chinese vazalstaten zou maken.

Uit: Van der Putten, J. (augustus 2023). De Chinese droom: Xivilisation? De Groene Amsterdammer.

3 Een derde weg

Toen na de Tweede Wereldoorlog een dekolonisatiegolf door Azië trok, zorgde dat aanvankelijk voor veel optimisme. De Conferentie van Bandung (1955) was het startschot van een brede beweging van ex-kolonies. Een steeds groter wordende groep van ongebonden landen zag het licht: ze wilden niet langer politiek en economisch afhankelijk zijn van het kapitalistische Westen, maar weigerden evengoed steun uit de communistische wereld (de Sovjet-Unie en China). De vrees zat er immers in dat de nieuwe grootmachten de ex-kolonies in hun invloedssfeer zouden trekken. Liever dan dat neokolonialisme kozen ze een ‘derde’ weg. Ze zouden bekend worden als de ‘Derde Wereld’. Vandaag roept die term vooral beelden van armoede, burgeroorlogen en dictaturen op. Het ideaal van Bandung lijkt ver weg. Waarom liep het toch vaak mis voor die landen?

3.1 E xterne factoren

Enerzijds was er de economische realiteit. De kapitalistisch georiënteerde wereldhandel bleek erg taai: het koloniale systeem waarbij het zuidelijk halfrond van de planeet de grondstoffen leverde voor het noordelijk halfrond, bleef grotendeels behouden. Tot vandaag bouwen veel landen in het Globale Zuiden hun welvaart op grondstoffen zoals ertsen, katoen, koffie of cacao. Omdat die landen zich moeilijk verenigen – en door het rijke Noorden uit elkaar gespeeld worden – krijgt de concurrentie vrij spel en blijven de prijzen van die grondstoffen laag. Gemeenschappen kunnen er nauwelijks een menswaardig bestaan opbouwen.

Daarnaast bleek de lokroep van de twee machtsblokken uit het Noorden toch te verleidelijk. Om aan de macht te komen (en te blijven) gingen politieke leiders in de Derde Wereld in zee met een westers of communistisch regime, dat hun wapens en financiële steun beloofde. Die steun ging behoorlijk ver: staatsgrepen werden gesponsord, dictaturen geheim of openlijk gesteund, tegenstanders vermoord en verkiezingen vervalst. Van een sterk blok van ongebonden landen bleef in de jaren 1960 niet veel meer over.

3.2 Interne factoren

©VANIN

Dat brengt ons bij de interne situatie in veel ex-kolonies. Democratie en vrijheid moesten in veel landen wijken voor de willekeur van een elite, die dankzij de steun uit het rijke Noorden in het zadel bleef. Machthebbers investeerden liever in het behoud van hun macht dan in het welzijn van hun bevolking. Het gevolg was dat de kloof tussen een rijke elite en de arme massa elk jaar groeide. Opstanden en burgeroorlogen zorgden voor jarenlange ellende en stilstand. Toen het communistisch blok in de jaren 1990 in elkaar klapte, kwam er opnieuw een golf van optimisme op gang: het kapitalisme en de liberale democratie zouden iedereen welvaart brengen. Vers geld werd in de economieën van landen in het Zuiden gepompt. In ruil verwachtten internationale organisaties, zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), dat die landen zouden evolueren naar liberale democratieën met een kapitalistisch vrijemarktsysteem. Landen staken zich in grote schulden om het statuut van ontwikkelingsland te kunnen afschudden. Het tegendeel gebeurde: de afhankelijkheid van het rijke Noorden bleef. De realiteit is dat er vandaag nauwelijks vooruitgang is geboekt. De nasleep van de covid-pandemie en de klimaatverandering stellen de kloof tussen rijk en arm in de wereld op scherp: die is groter dan ooit. Aan de andere kant groeit de invloed van niet-westerse groeilanden zoals India, Brazilië, Indonesië, Rusland en China elk jaar. De vraag is of hun houding tegenover de zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ erg verschilt van die van hun westerse voorgangers.

Uitbreiding 2:

Welke relatie bouwde Congo onder president Mobutu op met het Westen?

De eerste jaren na de onafhankelijkheid werden in Congo gekenmerkt door politieke chaos. Na vijf woelige jaren pleegde Mobutu Sese Seko, een voormalige stafchef van het leger, een staatsgreep. Met de steun van het Westen bleef hij 32 jaar aan de macht. Pas in de jaren 1990 kwam er een einde aan de dictatuur van Mobutu.

← Kightlinger, J.E. (10 oktober 1973). Mobutu op bezoek bij de Amerikaanse president Nixon. National archives and Records Administration.

Ga naar iDiddit en onderzoek welke relatie Mobutu doorheen die periode met het Westen onderhield.

Historische vraag 4:

Op welke manier beeldt het AfricaMuseum in Tervuren de veranderende blik van de Belgen op het koloniale verleden uit?

Het AfricaMuseum is een museum over Midden-Afrika en over de Belgische koloniale geschiedenis. Het bewaart een grote collectie culturele voorwerpen die vooral tijdens de Belgische koloniale periode werd weggehaald. Het merendeel van de voorwerpen komt uit de huidige Democratische Republiek Congo. Het idee voor een permanente expositie groeide tijdens de talrijke wereldtentoonstellingen die op het einde van de 19e eeuw in ons land werden georganiseerd. Zo kon je in 1897 in het park van Tervuren al terecht in het Koloniënpaleis, dat een echte etalage was van de verwezenlijkingen én economische en wetenschappelijke mogelijkheden in de kersverse kolonie. Aan de vijvers vergaapten bezoekers zich aan drie nagebouwde Congolese dorpen. 267 Congolezen stonden er maandenlang te kijk, zeven van hen overleefden het niet.

In 1910 opende het museum in het gebouw dat we vandaag kennen. Welk beeld kreeg je er van Congo? En hoe evolueerde de collectie mee met de veranderingen in de wereld en in de samenleving?

Opdrachten

1 Bekijk bron 1 tot en met 4. Welk beeld van de Congolese inwoner en zijn samenleving wilde het museum lange tijd uitstralen?

2 Vergelijk de foto in bron 1 met de werkelijkheid in Congo zelf. Wat besluit je?

3 In bron 4 staat historicus Maarten Couttenier stil bij het effect dat de Congolese onafhankelijkheid (1960) had op het museum.

a Wat stelt hij vast?

b Wat zegt dat over de manier waarop men in de Belgische collectieve herinnering naar het koloniale verleden keek?

c ‘Het museum vertelt evenveel over de eigen, Belgische cultuur als over de andere, Congolese cultuur.’

Wat bedoelt Couttenier daarmee?

4 Bekijk het fragment in bron 5. Waarom veranderde het beeld over Congo in de Belgische samenleving nauwelijks in de decennia na de dekolonisatie?

5 De grondige renovatie van het museum (sinds 2018) wilde een start maken met de ‘dekolonisering’ van het museum.

a Wat wordt daarmee bedoeld?

b Waarom is dat voor het museum best een moeilijke oefening?

c Geef enkele aanpassingen die deze dekolonisering duidelijk maken.

d Volgens critici en velen in de Congolese diaspora gaan die aanpassingen niet ver genoeg.

Bron 1:

©VANIN

Hun stemmen lees je in bron 7 en 8. Bedenk enkele argumenten vanuit hun perspectief.

Michel, F. (1893). Originele foto getrokken in Congo. Deze foto van François Michel werd genomen in Congo in 1893. In 1897 werd de foto gepubliceerd in de gids van de wereldtentoonstelling in Tervuren. De stippellijn geeft aan hoe de foto werd bijgesneden voor die gids.

Bron 2:

Maker onbekend. (1936). Geschiedeniszaal Africamuseum. De geschiedeniszaal van het museum in 1936, voorheen gereserveerd voor de afdeling Etnografie. Vitrines gaven een overzicht van de belangrijkste stappen in het ontstaan van de Belgische kolonie: de zogenaamde ontdekkingsreizen tussen 1877 en 1885, de Stanley-expeditie, de oprichting van de Onafhankelijke Congostaat, de Arabische campagne en de Eerste Wereldoorlog. Belgische officieren en soldaten werden als helden voorgesteld aan de hand van foto's, dagboeken en medailles. De 'Arabische' tegenstander werd afgebeeld als de agressor door wapens, kogels en slavenkettingen te tonen. Vlaggen en kleding van ‘Arabieren’ werden tentoongesteld als oorlogstrofeeën.

Bron 3:

©VANIN

Afbeelding 1: Vandyck, J-M. (1976). Mal van een vrouw gemaakt door Arsène Matton. De Belgische beeldhouwer Arsène Matton werd in 1911 naar de kolonie gestuurd om gipsen afgietsels te maken van Congolezen. De mallen deden dienst voor ingekleurde bustes en bronzen versies. Op de foto zie je gepatineerde gipsen buste nummer 31 van de hand van Matton. Het koperen label vermeldt in twee talen: Boseka. Vrouw van den stam der Bangala. Geboren te Makanza (Nieuw-Antwerpen). District der Bangala. Zending Arsène Matton. 1911.

Afbeelding 2: Inforcongo. (1953). Zaal voor prehistorie en antropologie. KMMA.

Directeur Frans M. Olbrechts toont de beelden en afgietsels van Matton aan Congolese bezoekers in de zaal voor prehistorie en antropologie van het Museum voor Belgisch-Congo in 1953. De beelden zijn verwijderd van hun oorspronkelijke sokkels en werden op langwerpige kasten geplaatst.

Bron 4:

Als men vandaag de permanente collectie bezoekt, is het alsof men weer in een koloniale tijd belandt. Zodra men uit de draaideur aan de ingang komt, krijgt men onwillekeurig een soort ‘er was eens-gevoel’. (…) De opstellingstechnieken in het hele museum doen sterk verouderd aan en werden sinds de onafhankelijkheid van Congo in 1960 amper herzien. Door die verwaarlozing is het museum van Tervuren een soort ‘museum in een museum’ geworden dat zijn eigen geschiedenis toont. Het is daarom meteen een ‘historisch’ museum, waar je haast zintuiglijk contact hebt met het verleden. Het Tervurense museum geeft immers een beeld van de denkbeeldige ‘andere’ dat typerend was voor het koloniale tijdperk. Men kan er als het ware door de bril van de eerste curatoren en bezoekers meekijken en nagaan hoe Congo werd gerepresenteerd. Het werd ook stilaan duidelijk dat de tentoonstelling niet enkel een al dan niet getrouw beeld van de ‘andere’ cultuur schetst, maar ook veel vertelt over de ‘eigen’ cultuur. De overdreven aandacht voor wapens bijvoorbeeld zegt misschien evenveel over Europa als over Afrika, en misschien wel meer.

Uit: Couttenier, M. (2005). Congo vergeten en herinnerd: het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika van Tervuren en het geheugen van Congo. Ons Erfdeel.

©VANIN

Afbeelding 1: Allorge, L. (2011). Opgezette dieren in het savanne-diorama in AfricaMuseum. Afbeelding 2: Van de Vijver, J. (2019). ‘België schenkt de beschaving aan de Congo’ van Arsène Matton. KMMA

Bron 5: ↑

Bekijk het fragment uit Kinderen van de kolonie

← Kinderen van de kolonie is een zesdelige documentaire-reeks waarin twintig getuigen terugblikken op ons koloniale verleden en op de manier waarop de koloniale erfenis hun leven heeft bepaald.

1 2

De grondige renovatie van het AfricaMuseum (2014 - 2018) was de aanleiding voor een debat over de ‘dekolonisering’ en het racistische karakter van het gebouw en haar collectie.

©VANIN

Van de Vijver, J. (2019). Zicht vanuit het nieuwe onthaalpaviljoen. KMMA.

In de nieuwe vleugel (van architect Stéphane Beel) naast het oorspronkelijke gebouw nodigt het raamwerk de bezoeker uit om het museumgebouw uit 1910 te ‘kaderen’. Neem even afstand, beschouw het gebouw in zijn historische context.

Samba, C. (2002). Réorganisation. KMMA. Net voor hij het oorspronkelijke gebouw betreedt, staat de bezoeker voor de muurtekening van Chéri Samba. Het werk toont het debat tussen de medewerkers van het museum en de mensen uit Congo of van Congolese origine. Moesten beelden die de Afrikanen als primitief, wild of onderdanig afbeelden, uit de vaste collectie gehaald worden?

Gevaert, A. (2023). ‘Let's talk about racism’ Sensibilisering rond racisme in het AfricaMuseum. In de ondergrondse gang richting museum houdt een muur met opvallende uitspraken ons een spiegel voor. Het zijn racistische uitspraken die mensen van kleur herkennen. Of het nu alledaags, verinnerlijkt of institutioneel racisme is, het snijdt diep en heeft altijd negatieve gevolgen.

Van de Vijver, J. (2019). Gesloten beeldendepot AfricaMuseum. KMMA. Het museum koos ervoor de problematische beelden niet zomaar te verwijderen: ze vertellen immers hoe heel lang naar de volkeren in Afrika werd gekeken. Het compromis tussen weghalen en behouden werd een aparte ruimte, waar de omstreden en racistische beelden apart werden gezet, maar nog steeds bezocht konden worden. Het probleem met die opstelling was dat de individuele bezoeker (zonder gids) nog steeds te weinig context kreeg om ze juist te kunnen lezen. De ruimte werd in 2023 gesloten voor het publiek, in afwachting van een plek in het museum waar de beelden met de nodige context tentoongesteld kunnen worden.

Bron 6:
©
BELGA

Bron 7:

De Afrikaanse gemeenschap in België is verdeeld. Een deel wil het museum afbreken, een tweede groep zegt dat het beter is om het museum te laten voortbestaan, zonder de objecten. En dan is er de groep, waartoe ik mezelf reken, die zegt dat we het museum moeten behouden. Hoewel het museum een funeste rol heeft gespeeld tijdens de kolonisatie, moet het blijven bestaan om nu in de omgekeerde richting te werken. Dekoloniseren. (…)

Kolonisatie is een ideologie, een bepaalde visie op de wereld. Ik leg het altijd uit aan de hand van een bezoek aan een winkel. Je hebt het gevoel dat jij degene bent die kiest, als je je winkelmandje vult. Maar iemand heeft al een selectie in het aanbod gemaakt. Zo is het ook met het verhaal dat in het museum werd verteld. Dekolonisatie is die visie doorbreken door de volledige geschiedenis te onderwijzen aan kinderen, Afrika de juiste positie te geven in het gesprek.

Uit: Post, J. & Tylzanowski, V. (5 december 2018). Interview met Billy Kalonji in BRUZZ.

©VANIN

Billy Kalonji is een van de stichtende leden en voorzitter van het Comraf, voluit het Comité Koninklijk Museum MiddenAfrika - Afrikaanse verenigingen. Dat orgaan vertegenwoordigde de diaspora en adviseerde het museum tijdens de renovatie.

Bron 8:

Het AfricaMuseum is daarom nog steeds een haast gewelddadig gebouw. Niet enkel omwille van de koloniale kennis die het herbergt, maar ook omdat niet al die kennis aan België toebehoort. Ondanks samenwerkingsprojecten met musea in Afrika zelf, moeten studenten van het continent nog steeds vaak naar hier komen om hun eigen geschiedenis te bestuderen.

En ook wij, de Afro-diaspora, moeten soms de verplichte trip met tram 44 naar Tervuren nemen om te leren over ons land van herkomst. Het AfricaMuseum is niet van ons, het is niet voor ons en het is vooralsnog slechts af en toe door ons. Geen van de soms geslaagde, soms onhandige ingrepen ter dekolonisatie van het museum zal dat verhelpen.

Uit: Debeuckelaere, H. (2 maart 2020). ‘Ik bezocht het AfricaMuseum en dat is en blijft een ongemakkelijke ervaring.’ www.vice.com

Heleen Debeuckelaere is historica en schrijfster. Haar moeder werd als metis (kind van een witte vader en zwarte moeder) in de Belgische kolonie Rwanda geboren maar na de dood van haar vader in een weeshuis ondergebracht. Na de dekolonisatie werd ze naar België overgebracht, waar ze opgroeide in een pleeggezin.

4 De dekolonisatie van het AfricaMuseum

4.1 Het AfricaMuseum tijdens de koloniale periode

Wereldtentoonstellingen die sinds het midden van de 19e eeuw in Europese steden werden georganiseerd, ademden het koloniale superioriteitsgevoel uit. Niet enkel waren ze een uithangbord voor de technologische en wetenschappelijke vooruitgang die men in Europa geboekt had, ze waren een uitgelezen kans om de massa te laten kennismaken met zogenaamde ‘inferieure’ rassen. Mensenzoos met native Americans of Afrikanen werden een echte traditie op de wereldexpo’s. Ook lang nadat de rassentheorie als onwetenschappelijk in de vuilnisbak beland was, bleven ze bestaan. Op de laatste grote expo in België, die van 1958 in Brussel, werden Congolozen nog schaamteloos tentoongesteld.

Naar aanleiding van de wereldtentoonstelling in Brussel (1897) groeide in de entourage van koning Leopold II het idee om een permanente tentoonstelling over de kolonie te bouwen. Het werd uiteindelijk het museum in Tervuren, dat een jaar na de dood van Leopold ingehuldigd werd. Het doel van dat majestueuze bouwwerk was om mogelijke investeerders voor de kolonie aan te trekken, maar evenzeer om de Belgen uit te leggen dat het ‘noeste beschavingswerk’ in MiddenAfrika noodzakelijk was. Het museum werd het paradepaardje van de propagandamachine achter de kolonisatie.

4.2 Het AfricaMuseum na de onafhankelijkheid van Congo

Vreemd genoeg veranderde die visie niet grondig na de onafhankelijkheid van Congo in 1960. Hoewel het museum wel van naam veranderde, bleven de collectie en de opstelling in de ruimtes lange tijd quasi hetzelfde. Koloniale (en dus racistische) denkbeelden bleven dominant. Het zou nog veertig jaar duren voor het museum het aandurfde zichzelf in vraag te stellen.

Het typeert de manier waarop de Belgische samenleving na 1960 omging met het ‘verlies’ van de kolonie. In veel kringen werd de dekolonisatie van Congo gezien als een mislukking. De chaos waarmee de onafhankelijkheid van ‘onze modelkolonie’ gepaard was gegaan, stond in schril contrast met de verwachtingen vooraf. België had immers gehoopt om ook na de onafhankelijkheid een belangrijke rol te blijven spelen in Congo. Nu dat mislukt was, wilde men het koloniale hoofdstuk uit onze geschiedenis het liefst zo snel mogelijk ‘vergeten’. Het resultaat was dat de vooroordelen en stereotypen uit die periode nog lang bleven bestaan in het collectieve geheugen. Aangezien de migratie van Congolezen naar België tijdens de koloniale tijd werd afgeremd door de Belgische overheid, was er ook geen grote Congolese gemeenschap (de diaspora) die een tegenstem kon bieden.

©VANIN

4.3 Het AfricaMuseum vandaag

Pas rond het jaar 2000 kwam er stilaan beweging. Enkele kritische boeken in binnen- en buitenland brachten de discussie op gang: hoe groot was de verantwoordelijkheid van België geweest bij de moord op Lumumba? Erkent de Belgische regering het aangedane leed en de plunderingen? En wat staat daar dan tegenover? Ook in het museum in Tervuren klonken stemmen die de collectie, de gebruikte taal en de toekomst van het museum in vraag durfden te stellen.

©VANIN

De renovatie van het museum (2018) staat symbool voor de inhaalbeweging die in de Belgische samenleving bezig is. Er wordt samengewerkt met mensen en verenigingen uit de Afrikaanse diaspora's en met Congolese kunstenaars en wetenschappers, en moeilijke thema’s als racisme en roofkunst worden niet langer uit de weg gegaan.

Er is een stap gezet, maar de weg is nog lang. De dekolonisering van de geesten is een proces dat minstens even moeizaam verloopt als de politieke en economische dekolonisatie uit de voorbije eeuwen. Beiden zijn ook onlosmakelijk verbonden. Een volwaardige dekolonisering vraagt niet alleen een politieke en economische onafhankelijkheid, maar vereist ook het in vraag stellen van diepgewortelde vooroordelen en racisme.

Synthese III

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Schema

©VANIN

oorzaken dekolonisatie na de

Internationaal

Na de Tweede Wereldoorlog:

1 verzwakking Europese metropolen

2 nieuwe grootmachten VS en Sovjet-Unie gekant tegen Europees imperialisme

In kolonie zelf

Tijdens de Tweede Wereldoorlog:

1 koloniale steun aan Europese metropolen

2 eis meer autonomie na Tweede Wereldoorlog

3 groeiend zelfbewustzijn in kolonies en ontstaan koloniale elite

Na de Tweede Wereldoorlog:

1 groeiende verbondenheid binnen kolonie: gemeenschappelijke strijd

2 ontstaan nationale en internationale verzetsbewegingen

3 rol charismatische leiders

Casus: Belgisch-Congo

vóór jaren 1950: proces traag op gang door:

- beperkte sociale en fysieke mobiliteit

- uitgestrektheid Congo en regionale diversiteit

jaren 1950:

- Congolese elite in verzet: geïnspireerd door andere kolonies

- Wereldtentoonstelling 1958

- Belgische regering remt onafhankelijkheid af.

ca. 1960:

- stroomversnelling door onder andere rellen Leopoldstad

- rondetafelconferentie: Belgische regering wil economische en politieke voordelen behouden.

←→ Congo eist volledige onafhankelijkheid.

1960: nationale verkiezingen in Congo: onafhankelijkheid erkend (president Kasavubu en premier Lumumba)

Andere kolonies

- grote weerstand bij Europese machthebbers tegenover dekolonisatie

- pogingen om controle over ex-kolonies te behouden na onafhankelijkheid

- in sommige gevallen zelfs dekolonisatie-oorlogen:

bv. Nederlands-Indië (1945 - 1949) bv. Frans-Algerije (1954 - 1962)

Tweede Wereldoorlog
dekolonisatieproces na de Tweede Wereldoorlog

dekolonisatie: een derde weg?

Conferentie van Bandung (1955): unie ongebonden landen doel: - onafhankelijke koers tijdens Koude Oorlog - vermijden van neokolonialisme → autonomie (politiek en economisch)

©VANIN

mislukt tijdens Koude Oorlog (jaren 1960) door: externe factoren:

economisch: grondstoffenstroom van Zuiden naar Noorden bleef (lage prijzen door vrije concurrentie) → armoede (Zuiden)

politiek: leiders (Zuiden) uitgespeeld door twee machtsblokken (Noorden) → financiële en militaire steun aan corrupte leiders (Zuiden)

interne factoren:

politiek:

- Machtsgeile elite (Zuiden) is speelbal van, rijke Noorden.

- Eigenmacht van leiders is belangrijker dan welzijn bevolking.

- interne verdeeldheid

burgeroorlogen

blijvende afhankelijkheid na Koude Oorlog (jaren 1990) door:

internationale steun (Internationaal Monetair Fonds) om liberale democratieën en vooral vrijemarktsystemen te installeren → schuldenberg Globale Zuiden / armoede

midden 19e eeuw tot 1960 (koloniale periode) wereldexpo’s gekenmerkt door:

- racisme

- koloniale superioriteit

- koloniale propaganda bv. Koloniënpaleis Leopold II Tervuren

groeiende afhankelijkheid van nieuwe niet-westerse groeilanden (India, Rusland, China)

dekolonisatie van het AfricaMuseum in Tervuren?

1960 - 2000 (na onafhankelijkheid Congo)

Museum Tervuren blijft gekenmerkt door:

- vooroordelen

- stereotypering van Congolezen

- afwezigheid Congolese stem

2000 - nu

Museum Tervuren herzien:

- kritische stemmen

- discussies

- ook stem van Congolezen en mensen uit diaspora

←→ Ondanks pogingen is de dekolonisatie nog niet voltooid.

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen:

—cultureel: diaspora, propaganda

—economisch: afzetmarkt, groeiland, kapitalisme, vrijemarkteconomie

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—politiek: communisme, dekolonisatie, dekolonisering, democratie, dictatuur, grootmacht, imperialisme, invloedssfeer, kolonie, liberalisme, metropool, neokolonialisme, onafhankelijkheid, onafhankelijkheidsbeweging, overheid, zelfbeschikkingsrecht

—sociaal: migratie, racisme, rassentheorie, sociale mobiliteit, superioriteitsgevoel, verlichting

©VANIN

07

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je bestudeerde de oorzaken van de dekolonisatieprocessen na de Tweede Wereldoorlog en analyseerde verschillende perspectieven op die dekolonisatie. Je bestudeerde ook hoe de collectieve herinnering over de koloniale periode evolueerde doorheen de tijd. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 124. 06

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – beeldvorming – continent – extern – gevolg – collectieve herinnering –historische context – continuïteit – intern – menselijke factor – onbedoeld gevolg – oorzaak – perspectief – representativiteit – revolutie – standplaatsgebondenheid – stereotype – structurele factor – subcontinent – symboliek – veralgemening – voedingsbodem – vooroordeel – (niet-)westers

STRUCTUURBEGRIPPEN

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.

Is de dekolonisatie volledig afgerond? →

Besluit

België in de jaren 1960 - 1980

VRT. (tussen 1960 en 1969). Paula Sémer in Brussel. Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be.

Hoofdstuk

©VANIN

Op zaterdag 31 oktober 1953 keken enkele honderden gezinnen naar de allereerste Vlaamse televisie-uitzending. De jonge actrice Paula Sémer (1925 - 2021) groeide uit tot een televisieberoemdheid. Ze werd het gezicht van programma’s voor en door vrouwen. In haar programma’s haalde Sémer onderwerpen als seksualiteit, borstkanker en anticonceptie uit de taboesfeer. Ook achter de schermen bleef ze strijden voor de emancipatie van vrouwen. Jaren voor #MeToo getuigde ze al openlijk over seksisme en ongewenste intimiteiten in de wereld van de televisie.

De wereld buiten de televisie was ook volop aan het veranderen. Mondiaal braken er protesten uit door een jonge generatie die vreedzaam in opstand kwam tegen politieke beslissingen en maatschappelijke problemen in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog.

Ze wilden verandering en ook in België werd er geopperd voor een ommekeer.

In dit hoofdstuk bestudeer je hoe de maatschappelijke en politieke veranderingen tot stand kwamen en hoever die gingen in België.

Hoe surfte België mee op de golven van verandering (1960 - 1980)?

Op onderzoek II

©VANIN

Historische vraag 1: Hoe droeg de pil bij tot de emancipatie van de vrouw?

Wat weet je al? I

In Sapiens 5 bestudeerde je een aantal groepen die zich in de 19e en 20e eeuw hadden geëmancipeerd. Welke groepen waren dat en wat was hun motief?

Wat zou emancipatie kunnen betekenen? In hoofdstuk 3 van Sapiens 6 leerde je over de Vietnamoorlog als proxyoorlog. België behoorde tijdens de Koude Oorlog tot het kapitalistische blok en stond onder invloed van de Verenigde Staten, maar niet iedereen aanvaardde die Amerikaanse dominantie zonder enige vorm van kritiek.

Historische vraag 2: Hoe veranderde het Amerikaanse consumentisme het dagelijkse leven van veel Belgen tussen 1950 en 1970?

Historische vraag 3: Hoe ontstonden de studentenprotesten in België tijdens de jaren 1960?

Historische vraag 4: Hoe evolueerde België tijdens de jaren 1960 en 1990 van een unitaire naar een federale staat?

Uitbreiding 2:

Welke partijen ontstonden in België vanaf eind jaren 1970 als alternatief voor het politieke centrum?

Uitbreiding 1: Waarom wordt Jazz Bilzen ‘de moeder van alle festivals’ genoemd?

Situeren in tijd

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Situeren in tijd

31 oktober 1953: Allereerste Vlaamse televisie-uitzending

↑ VRT. (rond 1955). Testbeeld VRT.

Televisiezenders zenden in de beginjaren slechts enkele uren per dag uit. De rest van de tijd moet de kijker het stellen met een testbeeld. Dat kun je je vandaag nog moeilijk voorstellen!

begin 1960: De Belgische dokter Ferdinand Peeters bepaalt de juiste samenstelling van de anticonceptiepil.

Maker onbekend. (1961). Dr. Ferdinand Peeters achter zijn bureau in het ziekenhuis.

©VANIN

HEDENDAAGSE TIJD

december 1957: Supermarché Delhaize opent de eerste supermarkt.

Delhaize. (1957). Delhaize opent eerste supermarkt van België aan het Brusselse Flageyplein in Brussel. De winkel ligt langs een tramroute en beschikt over parkeerruimte. Winkelen in een supermarkt wordt een beleving waarbij de klant zelf een winkelkarretje kan nemen en kan kiezen uit duizend en een producten, die in bulk worden ingekocht en dus goedkoper zijn. Op 4 augustus 1930 ging in Queens, New York (VS) al de eerste supermarkt open, genaamd King Kullen.

1962: Vastlegging taalgrens

← KADOC KU-Leuven. (1962). Vlaamse manifestanten ontmoeten tegenbetogers tijdens de Tweede Vlaamse Mars op Brussel. Een steeds groter wordende groep Vlamingen vraagt om een taalgrens in België. Die taalgrens moet ervoor zorgen dat Vlaanderen niet verder zal ‘verfransen’. Franstaligen zullen daardoor niet mogen stemmen in Vlaanderen en zullen niet meer bediend worden in het Frans in Vlaamse gemeenten. In de zogenaamde Marsen op Brussel van 1961 en 1962 betogen duizenden Vlamingen voor de vastlegging van de taalgrens.

©VANIN

1965: Eerste editie Jazz Bilzen

1968: Encycliek Humanae Vitae

HEDENDAAGSE TIJD

1969: Woodstock

↑ Wadleigh, M. (1969). Openluchtfestival Woodstock in Bethel, ten westen van New York City. Bijna een half miljoen jonge Amerikanen gaan naar het Woodstock-festival, dat tegen de achtergrond van de Vietnamoorlog het hoogtepunt van de hippiebeweging in de muziekgeschiedenis wordt. Deze foto staat op de hoes van de soundtrack van het festival. Het Woodstock Couple wordt een iconisch beeld voor de flowerpowergeneratie.

1970: Eerste staatshervorming

1979: Ontstaan van de partijen Agalev (nu: Groen) en Vlaams Blok (nu: Vlaams Belang)

Historische vraag 1:

Hoe droeg de pil bij tot de emancipatie van de vrouw?

Al even lang als mensen baby's proberen te krijgen, proberen ze ook aan geboortebeperking te doen. De oude Egyptenaren bijvoorbeeld brachten bij de vrouw gedroogde krokodillenuitwerpselen in als een soort pessarium. Hoewel anticonceptie officieel verboden was in grote delen van de wereld en door onder meer de Kerk als een zware zonde werd beschouwd, waren er aan het begin van de 20e eeuw veel mensen bekend met condooms, coïtus interruptus en periodieke onthouding.

Hoewel ook abortus verboden was, zochten mensen doorheen de geschiedenis naar (gevaarlijke) middeltjes om een zwangerschap illegaal af te breken. Het gebrek aan een efficiënte geboorteregeling bepaalde in alle gevallen het lot van de vrouw: zij was verantwoordelijk voor het opvoeden van de kinderen en werd zo uitgesloten van onder meer hoger onderwijs of een eigen carrière.

In deze historische vraag bestudeer je hoe de pil vanaf begin jaren 1960 het leven van heel wat vrouwen veranderde.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 4.

a Hoe veranderde de houding van de Belgische bevolking tegenover het gebruik van de pil bij vrouwen in de jaren 1960 en 1970? Hoe kun je dat verklaren?

b Welke houding nam de kerkleiding aan ten opzichte van de pil?

c Hoe kun je de verschillende opvattingen verklaren vanuit de standplaatsgebondenheid?

2 Bestudeer bron 5 tot en met 8.

a Wat is de belangrijkste kritiek op de maatschappelijke positie van vrouwen?

b Welke groep(en) nam(en) het initiatief in die emancipatiebewegingen?

c Welke bronnen zou je nog meer nodig hebben om de verandering in de jongerencultuur te bestuderen?

Hoewel de pil anno 2024 nog steeds het meest gebruikte anticonceptiemiddel is, beslissen steeds meer vrouwen om andere wegen te verkennen. Bestudeer bron 9 en 10 op iDiddit en kom meer te weten over de kritiek op de pil.

Bron 1:

↑ Bekijk een fragment uit Wij, vrouwen.

VRT. (2022). Wij, vrouwen, aflevering 1.

Aan de hand van getuigenissen en archiefbeelden wordt in Wij, vrouwen de evolutie van de positie van vrouwen in onze samenleving geschetst. Op de foto zie je Nelly Maes, een voormalige Vlaamse politica. Zij en tal van andere vrouwen getuigen over hun seksuele opvoeding en beleving in de jaren 1960.

Bron 2:

De herderlijke brief van Emiel Jozef De Smedt, bisschop Brugge. (8 december 1953).

Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be. Een herderlijke brief is een brief van een bisschop aan zijn gelovigen.

Bron 3:

Ik ben blij dat mijn ouders niet naar de paus (en naar hun ouders) geluisterd hebben. Als zij in de lente van 1960 geen zonde hadden begaan, zat ik hier nu niet te schrijven. Ze zijn er wel voor ‘gestraft’. Het huwelijk was ‘van moetes’, en wel zo snel mogelijk. Om de familie de schande te besparen (…) moesten mijn ouders verhuizen naar Antwerpen. (…)

Amper twintig en brutaal weggerukt uit hun vertrouwde omgeving om in de grote stad een zaak op te zetten, zonder enige kennis of ervaring. (…) Ik vraag mij nog altijd af hoe ze dat toen hebben klaargespeeld. Ik weet alleen dat mijn zusje en ik zijn opgegroeid in welvaart en voorspoed, zoals de meeste Belgen van onze generatie. Elke dag vlees op tafel, snoep en speelgoed à volonté, drie weken vakantie in een hotel of een pension. Lieve, mijn zus, is dertien maanden na mij geboren. De pil was in 1962 nog een nieuwigheid maar wel uitgevonden door een Turnhoutse dokter, Ferdinand Peeters. (…) Hij verdeelde zijn pil (Anovlar) via de gynaecologen, (…) met een doktersbriefje. De gynaecoloog van mijn moeder maakte daar geen probleem van. Zij had alle begrip voor haar verzuchtingen. Ik kreeg nog borstvoeding, de winkel draaide goed en mijn moeder had geen zin om een ‘slavin’ te worden (eigen woorden!). Ze was nochtans streng christelijk opgevoed. Een paar jaar daarvoor dacht ze nog dat God de wereld in vijf dagen had geschapen, en dat zondaars naar de hel gingen. Ze had als godvrezend meisje honderden keren gebiecht. (…) Mijn moeder heeft de pil nooit ervaren als een zonde. (…) De pil was het sluitstuk van de emancipatie die ze in versneld tempo had doorgemaakt, van vroom, onschuldig meisje in de jaren vijftig naar (letterlijk) zelfstandige onderneemster in de sixties. Mijn moeder had geen zin in de onvermijdelijke ‘opeenvolgende geboorten’ van de paus en koos resoluut voor haar eigen dromen. Jarenlang de primus op school en toch niet mogen studeren. Onvoorzien zwanger en meteen moeten trouwen. Over de pil kon ze eindelijk zelf beslissen. Het was haar lichaam, haar leven, en daar had de Kerk zich niet mee te bemoeien. Mijn moeder heeft nooit meer teruggekeken. De pil heeft haar en ons leven een richting uit geduwd die tien jaar daarvoor nog ondenkbaar was. In plaats van een kroostrijke familie zijn we een gezinnetje van de nieuwe tijd geworden, met ‘gemiddeld’ twee kinderen.

Uit: Michiels, K. (2017). 1968: biografie van een mythisch jaar. Lannoo.

©VANIN

Karel Michiels (geboren in 1960) was freelance journalist en schreef over thema’s zoals de groene beweging, cannabis en kruidengeneeskunde.

Bron 4:

(…) En omdat velen bij hun poging om de kunstmatige methoden van geboortebeperking te rechtvaardigen een beroep doen op de eisen ofwel van de echtelijke liefde ofwel van verantwoord ouderschap, is het noodzakelijk deze twee belangrijke beginselen van het huwelijksleven duidelijk te omschrijven en in het juiste licht te plaatsen.

Deze liefde is tenslotte vruchtbaar, omdat zij immers niet in de gemeenschap van de echtgenoten kan blijven opgesloten, maar zich wil verwijden en nieuwe levens wil verwekken. Door hun innerlijke aard zijn het huwelijk en de huwelijksliefde gericht op gezinsstichting. Van het huwelijk zijn de kinderen waarlijk een uitmuntend geschenk en zijzelf dragen bij tot het welzijn van de ouders. (…)

Uit: Paus Paulus VI. (1968). Encycliek Humanae Vitae.

Een encycliek is een document waarin de paus zijn gedachten uiteenzet. Humanae Vitae bracht in 1968 het antwoord van de kerkleiding op de vraagstukken rond (kunstmatige) geboortebeperking. Volgens de vele critici die ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk te vinden waren, ontzegde paus Paulus VI gehuwden daarmee het gebruik van anticonceptie.

Bron 5:

Sleen, M. (1970). De Mooiste Avonturen van Nero: De Dolle Dina’s. Standaard Uitgeverij. Marc Sleen werd met zijn reeks De avonturen van Nero een van de bekendste stripauteurs ooit in Vlaanderen. In het album De Dolle Dina’s (1970) dreef Sleen de spot met de Nederlandse feministische beweging Dolle Mina’s. Die beweging werd in de jaren 1970 ook populair in België.

Bron 6:

Een leuke job?

©VANIN

© Stichting Marc Sleen

Paula Sémer: (…) ‘Ik deed het graag, omroepen, maar na een tijdje wilde ik meer. Alleen mocht je als vrouw niet deelnemen aan de interne examens. Ik heb drie jaar gewacht op een openbaar examen, waar iedereen aan mocht deelnemen. Nadien ben ik mijn vrouwenprogramma’s beginnen te maken.’

Die veroorzaakten nogal wat ophef: u praatte daarin over seksualiteit, bracht een bevalling in beeld ... Allemaal ongezien in die tijd.

Paula Sémer: ‘Eigenlijk was dat allemaal heel braaf, hoor. (…) Na Penelope [het eerste programma van Paula Sémer] maakte ik Het gelukkige gezin, een reeks over de voorbereidingen op het huwelijk. Dat was van bij de eerste aflevering prijs. Ik had een panel samengesteld, met onder meer de Gentse moraalfilosoof Jaap Kruithof. Op het einde van die aflevering zei hij iets in de trant van: “De jeugd moet tijd en ruimte krijgen om elkaar te leren kennen, en ze moeten toegang hebben tot contraceptie voor voorhuwelijkse betrekkingen.”

Ik hoorde hem dat zeggen, live op televisie, en dacht: oh nee. En ja hoor, het werd een enórm schandaal. Twee jaar nadien kwamen er nóg reacties. Er kwam zelfs een petitie om mijn ontslag te vragen. Onlangs sprak ik een dokter. Hij zei: “Ik heb die petitie destijds getekend, ik heb er nog altijd spijt van.”’

Uit: Roels, E. (8 juni 2021). ‘Tegenstand heeft me altijd gemotiveerd. Ik zweeg en dacht: wacht maar vriend.’ De Morgen.

Televisiepionier Paula Sémer (1925 - 2021) maakte taboedoorbrekende programma’s en werd in 2023 opgenomen in de Canon van Vlaanderen.

Campagnebeeld van de eerste Vrouwendag. (11 november 1972).

Op 11 november 1972 organiseerde het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) (vandaag Furia) in Brussel de allereerste nationale vrouwendag, V-dag. ‘De letter V staat voor vrouw, vrijheid, verzet en hopelijk ook voor victorie’, aldus de organisatoren. Het was het begin van een jaarlijkse traditie die tot vandaag in stand wordt gehouden. De eerste Vrouwendag in Brussel lokte naar schatting 10 000 vrouwen. De Bond van 20 oktober 1972 somt de punten op waarover gediscussieerd wordt: ‘seksualiteit, geboortebeperking, abortus, huisvesting en materiële voorzieningen, werk, loon, dubbele moraal, echtscheiding, huwelijk, gezin, huisvrouw, thuisvrouw …’.

Pas in juli 1973 werden de wettelijke beperkingen op anticonceptie opgeschort. Anticonceptiva, met uitzondering van condoom en pessarium, werden opgenomen in de lijst van geneesmiddelen. Informatie verspreiden over de middelen kon zonder gevaar voor vervolging. Ondanks dat alles bleef anticonceptie een moeilijk bespreekbaar thema.

1 Vrouwenemancipatie in België

De Scheirder, K. (2019). Paula Marckx en haar dochter Alexandra tijdens de veertigste verjaardag van het arrestMarckx.

Paula Marckx kon bij de geboorte van haar dochter Alexandra haar niet zomaar haar achternaam geven. Paula was niet gehuwd en moest bijkomende handelingen verrichten om wederzijdse wettelijke rechten te hebben tussen moeder en kind, vooraleer haar dochter haar naam mocht dragen en dezelfde rechten kon hebben als een kind dat in een getrouwd gezin geboren werd. Die vorm van discriminatie tussen getrouwde vrouwen en alleenstaande, ongehuwde vrouwen vond Marckx onaanvaardbaar.

Ze vocht dat in 1974 aan bij de toenmalige Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. In 1979 gaf het Europees Hof voor de Rechten van de Mens haar gelijk. Acht jaar later stemde het Belgische Parlement een wet die de discriminatie moest afschaffen.

©VANIN

1.1 De eerste feministische golf in België (eerste helft 20e eeuw)

De emancipatie van vrouwen in België werd een lange en moeizame strijd. Zowel binnen het huwelijk als in het publieke leven waren de rechten van de vrouw zeer beperkt. Al aan het einde van de 19e eeuw streden vrouwen binnen de drie zuilen (de liberale, de socialistische en de katholieke zuil) en aparte organisaties voor meer rechten voor de vrouw, vooral op het vlak van onderwijs en stemrecht. Hoewel vrouwen na de Eerste Wereldoorlog gemeentelijk stemrecht verwierven, bleven hun rechten over het algemeen zeer beperkt.

De Tweede Wereldoorlog zorgde voor een versnelling. In 1948 kregen vrouwen in België eindelijk stemrecht. Dat kwam er mede onder druk van feministische organisaties als bijvoorbeeld de Katholieke Arbeiders Vrouwengilden (nu Femma).

Bron 7: ↑
Bron 8:
© ID / Joris Herregods

1.2 De tweede feministische golf in België (jaren 1960 - 1970)

Onder internationale impuls ontstonden in de jaren 1960 en 1970 ook in België nieuwe en beter georganiseerde vrouwenorganisaties, elk gekenmerkt door een eigen stijl of politieke strekking. Via politieke participatie hoopten die feministische organisaties hun belangen beter vertegenwoordigd te zien: gelijk loon voor gelijk werk, meer en betere kinderopvang, meer vrouwen in topfuncties en alle diverse beroepen …

©VANIN

Hoog op de agenda stond het thema relaties en seksualiteit. Grote gezinnen waren in de katholieke wereld het ideaal. Seksueel contact kon volgens de katholieke moraal enkel binnen het huwelijk en moest gericht zijn op voortplanting. Open communicatie over liefde en lust was taboe. Jongens en meisjes kregen hun opvoeding grotendeels in parallelle werelden: ze volgden les in aparte scholen, gingen naar aparte jeugdbewegingen en konden enkel door stiekeme blikken met elkaar in contact komen.

In de loop van de jaren 1960 veranderde er veel op dat vlak: meisjes en jongens begonnen steeds meer met elkaar om te gaan en seksualiteit werd langzaam zichtbaar in het straatbeeld en uitgaansleven. Een groot gezin, gepromoot door de Kerk, vond steeds minder gehoor bij jongeren. Bovendien hadden de jongeren een bredere keuze aan voorbehoedsmiddelen, dankzij bijvoorbeeld de uitvinding van de pil in 1962. De jonge vrouw kreeg meer grip op de keuze of en wanneer ze kinderen zou krijgen. Tegen 1970 gebruikte twee derde van de getrouwde vrouwen de pil of andere contraceptiva. Maar niet iedere ouder stond te springen om zijn kind voorbehoedsmiddelen te geven. Veel ongewenste zwangerschappen eindigden in illegale abortus. Bij een ongewenste zwangerschap buiten een officieel huwelijk was trouwen de enige aanvaarde oplossing. Ondanks het feit dat abortus officieel verboden was en volledig tot de taboesfeer behoorde, werd ze in de praktijk veel uitgevoerd.

Door het gebruik van anticonceptie gingen er veel deuren open voor vrouwen. Ze konden verder studeren, een beroep uitoefenen, ook buiten het gezin een maatschappelijke rol vervullen en meer individuele keuzes maken.

1.3 De reactie van de kerkleiding (1968)

In 1968 publiceerde paus Paulus VI zijn brief Humanae Vitae (‘Over het menselijk leven’). De paus, een autoriteit voor vele honderden miljoenen gelovigen, richtte zich tegen seksualiteit om de seksualiteit en hield een pleidooi voor trouw in het huwelijk. De ‘natuurlijke methoden’ voor geboorteregeling (periodieke onthouding of coïtus interruptus) waren toegelaten en werden bestempeld als ‘verantwoord ouderschap’. Niet-natuurlijke ingrepen, zoals abortus, de pil, het condoom of sterilisatie bleven problematisch voor de kerkleiding. Velen, vooral jongeren, vonden het schrijven van de paus vrouwonvriendelijk, niet mee met de tijd en betuttelend. Het dreef hen verder af van de Kerk in het sterk gelovige Vlaanderen, waar de secularisatie steeds dieper doorwerkte. Massaal protest tegen de standpunten van de kerkleiding volgde. Dokters die de pil voorschreven (voor 1973) of abortussen uitvoerden (voor 1990) riskeerden gerechtelijke vervolging. Pas in 1973 werd het wettelijk verbod op de verspreiding en de reclame voor voorbehoedsmiddelen opgeheven. De eerste abortuswet in België kwam tot stand in het begin van de jaren 1990.

Historische vraag 2:

Hoe veranderde het Amerikaanse consumentisme het dagelijkse leven van veel Belgen tussen 1950 en 1970?

De jaren 1950 in België worden wel eens gekenmerkt door de onderdanigheid en onmondigheid van de jeugd, de bevoogding en bemoeizucht van de Katholieke Kerk, de taboes op seksualiteit en de vastgeroeste rollenpatronen tussen mannen en vrouwen.

Maar de jaren 1950 kondigden ook een keerpunt aan met de Expo 58 (waarvoor het Atomium werd gebouwd). Betekende dat het begin van een zinderende, zonovergoten toekomst? Zeker niet meteen, zo zou achteraf blijken. Een economische opbloei in België bleef op korte termijn uit. De vrij onverwachte onafhankelijkheid van (Belgisch-)Congo (1960) zorgde ook op politiek vlak voor onzekerheid. Toch was het ook het begin van iets nieuws: in België brak het Amerikaanse consumentisme door. Mede door het Marshallplan kwam Europa naast economisch ook cultureel steeds meer onder invloed van die grootmacht. In deze historische vraag bestudeer je in hoeverre dat het dagelijkse leven in België bepaalde.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 tot en met 6.

a Welke bronnen zijn bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden?

b Welke informatie bieden de bruikbare bronnen die je selecteerde?

2 Reclame voor een bepaald product of dienst geeft vaak een goed beeld van de maatschappij waarin de reclame tot stand komt.

©VANIN

02h

BRONNEN BEOORDELEN

a Welke van de bronnen dragen bij aan de beeldvorming van het traditionele rollenpatroon dat in de jaren 1950 gold: de man gaat buitenshuis werken en de vrouw werkt thuis?

b Lees het kader historisch denken op p. 165. Wordt in bron 3 en 4 het product of eerder het gevolg voor de consument in de boodschap opgenomen?

3 Bron 6 gaat in op de kritiek op het consumentisme. Wat leert de bron ons over de tijdsbesteding aan huishoudelijke en gezinstaken door huisvrouwen in Nederland tussen 1955 en 1984?

← Maker onbekend. (1959). Richard Nixon en Nikita Chroesjtsjov op de American National Exhibition in Moskou. Op de American National Exhibition in Moskou discussieerden de Amerikaanse vicepresident Richard Nixon en de Sovjet-Russische partijleider Nikita Chroesjtsjov tijdens het ‘Keukendebat’ over de superioriteit van het kapitalisme dan wel het communisme. Volgens Chroesjtsjov was het een kwestie van tijd voor de inwoners van de Sovjet-Unie zouden beschikken over dergelijke huishoudtoestellen, die het dagelijks leven een stuk makkelijker zouden maken.

Bron 1:

Bron 2:

De koelkast maakte de kortdurende bewaring gemakkelijker, maar diende natuurlijk niet om levensmiddelen voor een langere tijd goed te houden. Tot de jaren vijftig kon je producten enkel lang bewaren door ze te steriliseren in glazen bokalen (‘wecken’), of door ze ouderwets te zouten, te roken, of ze in te maken in azijn of suiker. Dat had zijn beperkingen. Je kon het alleen toepassen met vlees, vis, groenten en fruit, je was er een tijd mee bezig, de bewaartermijn was beperkt, de versheid verminderde en de smaak veranderde, bij de ene methode meer dan bij de andere. Vooral plattelandsgezinnen die zelf groenten en fruit kweekten en dieren slachtten, gebruikten deze technieken om overschotten voor enige tijd op te slaan. Ze deden het uit noodzaak.

©VANIN

In de sixties deed de diepvriezer zijn intrede, en daarmee de methode van invriezen. Je kon zo ineens gemakkelijker, langer en meer voedsel bewaren, bovendien met behoud van versheid en smaak.

Uit: De Rynck, K. (2022). De Golden Sixties: Hoe het dagelijks leven in België veranderde tussen 1958-1973. Manteau.

← Maker onbekend. (1950). Reclame voor een Tupperwareparty.

Plastic potjes van het merk Tupperware in allerlei vormen en kleuren kon men enkel kopen op een Tupperware party. Op zo’n party demonstreerde een verkoopster de plastic producten bij iemand thuis. En zo ontstond er een nieuw beroep. In 1961 waaide de trend over naar Europa, met de bouw van de fabriek in Aalst als gevolg.

← KADOC-KU Leuven. (rond 1950). De elektrische stofzuiger.

De stofzuiger: mensen vonden het een wonderlijke uitvinding. De eerste prototypes werden uitgevonden in de Verenigde Staten in de jaren 1860. Begin 20e eeuw waren daar al modellen beschikbaar die op elektriciteit werkten.

Bron 3: ©
Bron 4:

Bron 5:

Om zeven uur liep de wekker af en om kwart over zeven zaten we met zijn allen aan tafel voor een beker melk en boterhammen. We aten veel witte boterhammen. Ontbijtgranen heb ik thuis nooit gezien. Nochtans waren die onder de naam ‘granula’ al in 1863 uitgevonden door de Amerikaan James Caleb Jackson en hadden zijn landgenoten John Harvey en Will Keith Kellogg al in 1898 ontdekt dat geroosterde maïsvlokken, de zogenaamde cornflakes, best lekker waren met een glas koude melk en een ‘gezonder’ alternatief vormden voor de vette maaltijden die de Amerikanen meestal naar binnen werkten. Kellogg’s stak al in de jaren 1920 over naar Europa, maar in België duurde het nog ongeveer vijftig jaar voordat ontbijtgranen mode werden. Ik heb mijn eerste cornflakes in Engeland gegeten, tijdens een schoolreis halfweg de jaren 1970. Tegenwoordig hebben bijna zeven op de tien Belgische gezinnen ontbijtgranen in huis, in één op de tien gezinnen worden ’s ochtends enkel cornflakes (Crispies, Pops, Cruesli…) of muesli gegeten.

Uit: Musschoot, D. (2020). Toen het geluk nog heel gewoon was: Hoe het Vlaamse gezin in honderd jaar helemaal veranderde. Lannoo.

Bron 6: Huishoudtechnologie en tijdsbesparing voor de vrouw

TABEL 2 Tijdsbesteding aan huishoudelijke en gezinstaken door Nederlandse huisvrouwen met kinderen in uren per week in 1955, 1964 en 1984 1955 1964 1984 verzorgen van

Historisch denken: Reclame als historische bron

Uit: Stokvis P.R.D. (2001) ‘Huisvrouwelijke’ arbeid. Technologie en tijdsbesparing sinds het Interbellum. ugp.rug.nl

Doorheen de tweede helft van de 20e eeuw is reclame langzamerhand overgeschakeld van het verkopen van producten naar het verkopen van verlangens. Pas als er een verlangen is losgemaakt bij de consument, zal hij overwegen dat verlangen te vervullen door een product te kopen. Het verklaart waarom in de moderne reclame niet langer het product zelf wordt aangeprezen, maar wel het effect dat de aankoop ervan zou kunnen hebben op het leven van de consument. In plaats van zeep wordt schoonheid verkocht en in plaats van een auto prestige. Consumptiegoederen worden een middel om die imaginaire droomwereld te bereiken.

Meccano. (jaar onbekend). Handleiding voor uitrustingen nummer 4 tot 6.

Bovendien is er sprake van stereotypering waarbij rollenpatronen gekoppeld worden aan een bepaald product. Zo worden jongens in de reclame voor Meccano voorgesteld als toekomstige arbeiders of ingenieurs. Bij het gebruik van reclameaffiches als historische bron moet je daarmee rekening houden.

© collectie Huis van Alijn
2

De doorbraak van het Amerikaanse consumentisme

2.1 Marshallplan en consumentisme

De definitieve doorbraak van het Amerikaanse consumentisme hangt samen met het prestige van de Verenigde Staten in het Westen als overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog. De VS verleende economische steun (via het Marshallplan) aan West-Europa voor de heropbouw. De voorwaarde daarbij was dat de West-Europese landen die hulp kregen hun markten moesten openstellen voor de Amerikaanse markt. Daardoor werden de Verenigde Staten cultureel meer bepalend.

Tal van huishoudtoestellen, goederen of diensten die in de VS al bestonden, werden te koop aangeboden aan de (rijkere) middenklasse in Europa. De wasmachine, de stofzuiger, de koelkast en de diepvriezer waren waarschijnlijk de belangrijkste bijdragen van de American Way of Life aan het leven van de Belgische huisvrouw. Zij zag haar huishoudelijke taken zo een stuk verlicht en er kwam meer tijd vrij voor andere taken of ontspanning.

Een comfortabel ingerichte woning met een wagen voor de deur werd het na te streven ideaal. De eerste supermarkten deden hun intrede aan de rand van de steden, waar veel parkeerruimte beschikbaar was. Zo’n levensstijl valt onder de noemer van het consumentisme en hangt samen met het economische principe van de vrijemarkteconomie. Dat economische systeem is gebaseerd op constante economische groei, waarbij er steeds meer geproduceerd en dus geconsumeerd wordt. Consumentisme werd daarom een doel op zich en werd, onder invloed van reclame, gekoppeld aan ‘geluk’.

Opmerkelijk is dat de Belgische economie een trage groei kende omdat ze aanvankelijk onvoldoende op die nieuwe consumptie inspeelde, maar lang zou dat niet duren. Reclame overtuigde de consumenten ervan dat het noodzakelijk was om veel te consumeren. Meer en meer bracht dat voor een – weliswaar nog beperkte – groep van Belgen een steeds luxueuzer leven met zich mee.

2.2. Kritiek

Tegelijk kwam er ook kritiek op de consumptiemaatschappij. Volgens de kritische stemmen was materialisme geen garantie meer op geluk of een betere toekomst. Het kon zelfs nefast zijn voor de toekomst. Zij zochten naar alternatieven waarin juist kleinschaligheid en respect voor de leefomgeving centraal stonden.

Roberts, H.A. (1960). Jongen die glas melk omstoot terwijl hij met zijn linkerhand naar een koekje grijpt. Met zijn zorgvuldig in scène gezette foto’s verbeeldde Roberts de optimistische kijk op de Amerikaanse samenleving van het interbellum en de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Zijn kijk was gebaseerd op een overvloed aan voeding en consumptieartikelen.

Historische vraag 3:

Hoe ontstonden de studentenprotesten in België tijdens de jaren 1960?

Ga jij weleens betogen? Eind jaren 1960 gingen er heel wat jongeren in België demonstreren, net als hun generatiegenoten in de Verenigde Staten of elders in de wereld. Dat deden ze om uiteenlopende redenen, maar wat hen verbond was de roep om verandering. Door het globale karakter van de protesten inspireerden jongeren elkaar in de vragen die zij stelden bij de wereld die ze van hun ouders zouden erven. Of toch niet?

In deze historische vraag trek je mee de straat op met Vlaamse studenten in de jaren 1960 en onderzoek je wat hen dreef om op straat te demonstreren.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2.

a Was ‘Leuven Vlaams’ in 1968 een Vlaams of eerder een internationaal geïnspireerd studentenprotest? Denk daarbij aan hun standplaatsgebondenheid.

b Neem de tijdlijn op p. 156-157 erbij. Wanneer werd de taalgrens in België vastgelegd? Wat betekende dat voor de universiteit van Leuven tot 1968?

2 Vergelijk bron 3 tot en met 6.

a In hoeverre kwamen studenten in andere westerse landen omwille van dezelfde reden op straat?

b Wat heb je nodig om de representativiteit van bron 4 in te schatten?

Bron 1:

Maker onbekend. (1968). Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

De Leuvense universiteit bestond uit een Vlaamse en een Franstalige afdeling. Na het vastleggen van de taalgrens in 1962 lag de universiteit in het Nederlandstalige taalgebied. Moest de universiteit niet definitief splitsen in twee aparte universiteiten? Daarover liepen de meningen uiteen. Er heerste onrust aan Vlaamse zijde: men vreesde dat de ‘logica van de taalgrens’ niet toegepast zou worden in Leuven, en dat Franstaligen niet alleen rechten zouden blijven opeisen, maar ze ook zouden willen uitbreiden.

In januari 1968 sloeg de vlam in de pan met massaal protest van de Vlaamse studenten. Die lanceerden de slogans ‘Leuven Vlaams’ en ‘Walen buiten’ (ook al waren veel Franstalige studenten afkomstig uit de Vlaamse bourgeoisie). De meubels en de documenten van de universiteitsrector belandden op de straatstenen en werden verbrand. De ordediensten traden hardhandig op.

Bron 2:

De directe aanleiding voor de studentenopstanden was vrijwel zonder uitzondering lokaal van aard. De Leuvense studenten vonden de oorlog in Vietnam verschrikkelijk, maar hun toorn richtten ze toch vooral op de religieuze en academische leiders van hun katholieke universiteit en het censurerende al te kwistig met de wapenstok slaande staatsapparaat. Ze adopteerden het strijdlied ‘We Shall Overcome’ om hun vastberadenheid uit te drukken, maar ook omdat ze er – als relatief arme Vlamingen in een francofone eliteomgeving – net als de activisten van de Amerikaanse Burgerrechtenbeweging van overtuigd waren aan de juiste kant van de geschiedenis te staan. Een werkgroep van veelal linkse Vlaamsgezinden wees erop hoe zowel het Franstalige als het Amerikaanse ‘neo-kapitalisme’ Vlaanderen structureel in een staat van ‘semikolonialisme’ brachten. (…)

Het einddoel, aldus Paul Goossens toen hij als Leuvens boegbeeld de generatiegenoten in Brussel toesprak, was een massale mobilisatie tegen de ‘burgerlijke, sociale structuren’. En die structuren, zo werd hun steeds duidelijker, waren overal ter wereld waarneembaar. In oktober zetten studenten het Leuvens rectoraat [daar waar het bestuur van de universiteit, de rector, zetelt] onder druk om een zogenaamde Mexico-motie te ondertekenen, uit solidariteit met de Latijns-Amerikaanse generatiegenoten die het in de aanloop naar de Olympische Spelen van Mexico-Stad [in 1968] ongekend zwaar te verduren kregen.

Uit: Buelens G. (2018) De jaren zestig: een cultuurgeschiedenis. Ambo/Anthos.

In 1968 zouden de studentenprotesten in Leuven zich niet enkel richten op het afronden van ‘Leuven Vlaams’, maar ook op de vraagstukken die wereldwijd leefden onder invloed van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.

← Maker onbekend. (28 maart 1965). Manifestanten met gasmaskers op de AntiAtoommars in Brussel.

De marsen, die georganiseerd werden door het Nationaal Comité Anti-Atoommars, vonden tussen 1962 en 1969 zes keer plaats en werden geleidelijk aan betogingen tegen de oorlog in Vietnam.

©VANIN

Bron 3:

← Kroon, R. (19 april 1967). Studentenprotest in Den Haag.

Deze studenten steunden de Verenigde Staten bij hun oorlog in Vietnam.

©VANIN

← Picasso, P. (1969). Tekening: Mars tegen de dood, mars op Washington.

Meer dan 500 000 mensen marcheerden in Washington naar het Capitool (het Congres of Amerikaanse parlement) om te protesteren tegen de Amerikaanse betrokkenheid bij Vietnam. Tegen het einde van 1969 waren ongeveer 45 000 Amerikanen gedood in het conflict.

De novemberdemonstratie werd gelijktijdig gehouden met andere demonstraties over de hele wereld. Sinds 1966 waren er al kleinere demonstraties geweest, maar de mars in 1969 toonde aan dat de anti-oorlogsbeweging meer omvatte dan alleen gepolitiseerde jongeren.

← Maker onbekend. (rond 1970). Vietnam protest.

Veel actievoerders waren overtuigd dat actie voeren tegen het gezag en de autoritaire structuren kon bijdragen aan persoonlijke bevrijding en een nieuwe samenleving. Het ontstaan en de ontwikkeling van de protesten was bepaald door de eigen nationale, historische gebeurtenissen en beïnvloed door de Amerikaanse burgerrechtenbeweging en de mondiale protesten tegen de oorlog in Vietnam. In de Verenigde Staten vermengde het protest van de burgerrechtenbeweging zich met de anti-Vietnamprotesten. Arme zwarte Amerikanen voelden zich eveneens het slachtoffer van de oorlog. Meer dan 300 000 zwarte Amerikanen dienden in Vietnam. In 1965 bestond 31 % van de grondtroepen in Vietnam uit Afro-Amerikanen, terwijl het percentage Afro-Amerikanen slechts 12 % van de algemene bevolking was. Alle soldaten die het geluk hadden de oorlog te overleven, worstelden nog jarenlang met posttraumatische en fysieke gevolgen van hun diensttijd in Vietnam.

Naar: African American Veterans Monument. (2022). Stories of war: Vietnam war.

In de extra opdracht op iDiddit onderzoek je hoe de zwarte burgerrechtenbeweging de echte inspiratie was voor de globale protestbewegingen.

Bron 4:
Bron 5:
© Album / Fine Art Images
Bron 6:

3 Studentenprotesten in het Westen in de jaren 1960 - 1970

Jongeren en studenten uit de late jaren 1950 en jaren 1960 waren de eersten voor wie de welvaartsstaat en de democratie een evidentie waren. Onder jongeren, vooral onder studenten, groeide een politiek bewustzijn: zij gebruikten hun rechten en vrijheid om hun ongenoegen te uiten over de consumptiemaatschappij die het kapitalisme met zich meebracht en het politieke systeem dat ze te burgerlijk vonden. Ze vonden dat het te weinig solidariteit vertoonde en zagen zichzelf er niet in vertegenwoordigd. Ze wilden verandering.

Veel van die jongeren waren ervan overtuigd dat actie voeren tegen het gezag en de autoritaire structuren kon bijdragen aan een persoonlijke bevrijding en een nieuwe samenleving. Zowel de ontwikkelingen in eigen land als internationale ontwikkelingen zoals de Amerikaanse burgerrechtenbeweging en de mondiale protesten tegen de oorlog in Vietnam inspireerden hen om actie te voeren. Al snel werden ook bruggen geslagen naar de onafhankelijkheidsbewegingen buiten het Westen die de onafhankelijkheid nastreefden.

3.1 Protest in het Westen

In heel wat landen kwamen studentenprotesten op gang die studenten over de grenzen heen inspireerden. In navolging van acties van de belangrijke ‘nieuwe studentenbeweging’ in WestDuitsland, protesteerden studenten in heel Europa tegen het autoritaire, kapitalistische systeem en tegen het bezit van atoomwapens.

Ook op de koloniale mentaliteit en het geweld in de dekolonisatieoorlogen kwam openlijk kritiek. Zo demonstreerden Franse studenten eind jaren 1950 tegen het geweld van hun overheid in de Algerijnse oorlog. Tijdens die studentenprotesten werd politiegeweld gebruikt, waardoor de publieke opinie de zijde van de studenten koos. Hun protest breidde daar uit naar alle sociale lagen en mondde uit in een algemene staking op 13 mei, waaraan miljoenen mensen deelnamen. In open vergaderingen, in cafés en op straat werd radicale kritiek geuit op de bestaande samenleving en gehoopt op een linkse omwenteling. Die kwam er niet. President De Gaulle wist de macht te houden.

Europese studenten gaven ook kritiek op de autoritaire structuren van de universiteiten. In Italië bijvoorbeeld braken in het hele land stakingen uit en werden gebouwen van universiteiten bezet. De studentenprotesten breidden uit met massademonstraties tegen de Vietnamoorlog. Het ongenoegen evolueerde op korte tijd tot anti-autoritarisme en tot een aanvechting van het globale systeem.

Tijdens hun bezetting van universiteitsgebouwen en hun acties ontwikkelde zich onder de studenten een soort ‘tegencultuur’: jongeren droomden van een samenleving waarin solidariteit onder alle burgers vooropstond en waarbij het belang van de gemeenschap dat van het individu oversteeg. Ook maatschappelijke taboes rond het huwelijk en het gezin werden doorbroken. Ze experimenteerden bijvoorbeeld in heel Europa met de ‘vrije liefde’, waarbij ze samenleefden in communes en seks hadden met meerdere partners. Desondanks bleef de traditionele relatie tussen man en vrouw domineren.

3.2 Protest in België

In België escaleerde het protest aan de katholieke universiteit van Leuven in 1968, wat uitmondde in de zogenaamde 'mei-revolutie'. De aanleiding was de nog steeds behouden tweetaligheid van de universiteit die in Vlaanderen lag. Nochtans was sinds 1963 de taalgrens in België vastgelegd waardoor Nederlands de onderwijstaal moest zijn in Leuven .

De splitsing van de Leuvense universiteit had tot gevolg dat de Franstalige afdeling werd overgeheveld naar Louvain-la-Neuve in Wallonië. Omdat de Belgische bisschoppen dat weigerden en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan hun beslissing eisten, kwamen in 1966 ook studenten in actie. Hun agenda was niet zozeer Vlaams-nationalistisch, maar vooral gevuld met democratische, antiklerikale en anti-autoritaire eisen, onderbouwd met linkse maatschappijvisies. Onder druk van het protest lieten de bisschoppen, traditioneel belangrijke bestuurders van de Leuvense katholieke universiteit, de verdere beslissing over aan de politiek. Maar toen bleek dat de Franstaligen toch in Leuven wilden blijven, brak in januari 1968 een tweede Vlaamse studentenrevolte uit. Het protest duurde drie weken en leidde tot de val van de Belgische regering, tot de splitsing van de universiteit en tot de verhuizing van de Franstalige Leuvense afdeling naar Wallonië (Louvain-la-Neuve).

De beweging hernam het volgende academiejaar in Leuven. Hoewel het aanvankelijke mobilisatiethema medezeggenschap was, verbreedde het eisenplatform zich snel tot globale maatschappijkritiek via de thema’s ‘burgerrechtenbeweging’ en ‘Vietnam’. De meest radicale betogers breidden hun acties uit naar fabrieken, klaagden de onderdrukking van de arbeiders aan en organiseerden stakingen ter emancipatie van de arbeiders.

©VANIN

Aspenslagh, J. (1968). De Meredith-mars van Oostende naar Leuven.

Historische vraag 4:

Hoe

evolueerde

België tijdens de jaren 1960 en 1990 van een unitaire naar een federale staat?

Sedert haar ontstaan was België een unitaire staat: alle macht werd centraal uitgeoefend door één Belgisch parlement en één Belgische regering. Vandaag is het land een federale staat. De macht om beslissingen te nemen in België behoort niet langer exclusief toe aan de Belgische regering en het parlement. De leiding over het land is nu in handen van verschillende partners, die onafhankelijk hun bevoegdheden uitoefenen in hun domeinen. Hoe is het na 1945 zover kunnen komen?

Opdrachten

©VANIN

1 Bestudeer bron 1 tot en met 3.

Waarom kondigde de Belgische eerste minister in 1970 het einde aan van het unitaire België?

2 Bestudeer bron 4 tot en met 7.

Hoe vormden de opeenvolgende staatshervormingen België in 1993 om tot een federale staat?

3 Vergelijk bron 6 met bron 8 en bestudeer op iDiddit de kaart van België na 1919.

a Gaan de staatshervormingen niet ver genoeg of is ons land door alle hervormingen onbestuurbaar geworden?

b Waarom zou een Vlaams-nationalistische politicus de complexe structuur van België aanklagen?

Bron 1:

Voor de oorlog was de verhouding tussen Leopold III en de politieke elite al niet optimaal. Ministers en gewezen ministers wezen erop dat Leopold zijn persoonlijke machtspositie wou versterken. (…) Van de omgeving van de koning werd ook gezegd dat hij geen sterke democratische instelling had en de Nieuwe Orde niet ongenegen was. (…) Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht ontstond dan het grote conflict tussen de regering en de koning. De koning stond op het standpunt dat het Belgische leger niet buiten de eigen landsgrenzen mocht worden ingezet en dat ons land geen verplichtingen had tegenover de geallieerden. Tijdens het ultieme onderhoud (…) poogden eerste minister Pierlot en minister van Buitenlandse Zaken Spaak tevergeefs de koning te overreden om de regering naar Frankrijk te volgen. (…) Men kon niets anders dan concluderen dat Leopold overtuigd was van de Duitse overwinning, de nederlaag van de geallieerden en van het einde van de oorlog. (…) De koning zelf was tijdens de bezetting het voorwerp van talrijke verdachtmakingen, zeker nadat de oorlogskansen gekeerd waren. (…) De koning heeft onbetwist een aantal daden gesteld die in hoge mate ontstemming verwekten. Dat was het geval met het onderhoud dat Leopold met Hitler had in Bechtesgaden op 19 november 1940 en zeker met het huwelijk van Leopold met Lilian Baels [een Vlaams burgermeisje] in december 1941. De man in de straat onthaalde het koninklijk huwelijk op zeer gemengde gevoelens. Het tastte immers het beeld van de ‘koning-krijgsgevangene’ aan.

Uit: Eyskens, G. & Smits, J. (1993). Gaston Eyskens. De memoires. Lannoo.

Gaston Eyskens was in 1950 eerste minister tijdens de koningskwestie, een politiek conflict tussen koning Leopold III en de regering over de vraag of Leopold III de troon na 1945 mocht behouden. Daarover werd een volksraadpleging gehouden. Ongeveer 57 % van de Belgen stemde voor de terugkeer van Leopold, zo'n 42 % stemde tegen. De resultaten waren echter regionaal sterk verschillend. In Vlaanderen was 72 % voor de terugkeer. In Brussel (52 %) en vooral in Wallonië (58 %) stemde een meerderheid tegen. De koningskwestie legde een grote kloof bloot tussen Vlaanderen en Wallonië over de rol van de koning. Er braken rellen uit. Koning Leopold III deed troonsafstand in 1950.

2:

Maker onbekend. (1961). André Renard spreekt demonstranten toe aan een socialistisch volkshuis. Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be

De invloedrijke Waalse socialistische vakbondsleider André Renard sprak de massa arbeiders toe in de periode december 1960 - januari 1961. Ze protesteerden tegen de Eenheidswet van de regering van Gaston Eyskens. Die Eenheidswet bestond uit een groot pakket besparingen. Renard was fel gekant tegen de Eenheidswet en was de voortrekker van een grote staking die vijf weken duurde en vooral in Wallonië een succes was. Tijdens de staking kwam het vaak tot incidenten tussen stakers en ordediensten. Er vielen zelfs vier doden. Vakbondsleider Renard was grote voorstander van economisch zelfbestuur voor Wallonië om de industriële neergang van Wallonië te stoppen. Meer zelfbestuur zou Wallonië in staat brengen om meer te investeren in de economie.

©VANIN

Bron 3:

De unitaire staat, met zijn structuren en zijn werkwijze zoals die thans door de wetten nog geregeld zijn, is door de gebeurtenissen achterhaald. De gemeenschappen en de gewesten moeten hun plaats vinden in de vernieuwde staatsstructuren die beter aangepast zijn aan de eigen toestanden van het land.

Uit: Parlementaire handelingen van de Kamer. (18 februari 1970).

Op 18 februari 1970, enkele jaren na ‘Leuven Vlaams’, sprak Gaston Eyskens de Kamer van Volksvertegenwoordigers toe als eerste minister en kondigde het akkoord van de eerste staatshervorming aan. Die staatshervorming bracht België een stap dichter bij een federale staat.

Bron 4:

← Zamboni, G. (1981). De eerste Vlaamse regering legt de eed af na de tweede staatshervorming van 1980. Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be.

Na de tweede staatshervorming legde de eerste Vlaamse regering de eed af in het federale parlement. De Vlaamse regering werd bevolkt door ministers uit alle grote politieke partijen en kreeg een voorzitter (die later de naam ‘ministerpresident’ kreeg). De eerste voorzitter was christendemocraat Gaston Geens. Pas vanaf 1996 zou er een rechtstreeks verkozen Vlaams parlement bestaan.

Bron
© Belga

Bron 5:

Wij hebben onze revolutie. Want het is er een: een gecentraliseerde (…) staat ombouwen tot een verregaande gefederaliseerde staat, om maar niet te zeggen een confederale staat [een confederale staat is een doorgedreven vorm van federalisme waarbij de deelstaten helemaal loskomen van de federale overheid en als autonome deelstaten dan onderling een verdrag afsluiten om samen te werken]. Dat is een revolutie. En sommigen zeggen wel eens humoristisch dat we dat gevecht hebben gevoerd via het Staatsblad [waarin alle wetten worden gepubliceerd]. Dat is juist. Maar ik zou zeggen: godzijdank, er zijn geen zonen of dochters van ons volk moeten geofferd worden.

Uit: Parlementaire handelingen van de Kamer over de vierde staatshervorming. (1995).

In 1995 sprak Hugo Schiltz in de Kamer van Volksvertegenwoordigers over de eerste rechtstreekse verkiezingen voor een Vlaams Parlement. Schiltz was een van de architecten van de staatshervormingen en boegbeeld van de Volksunie, de Vlaams-nationalistische politieke partij.

Bron 6:

©VANIN

Deze kaart geeft België weer zoals het er sinds de staatshervorming van 1995 uitziet.

Bron 7:

← Maeterlinck, N. (2012). Koning Albert II en Elio di Rupo tekenen de staatshervorming. Koning Albert II en eerste minister Elio di Rupo tekenden in 2012 het akkoord van de zesde staatshervorming. Die staatshervorming droeg nog meer bevoegdheden over naar de deelstaten.

©VANIN

Bron 8:

Een bus naar het station nemen, dat is een Vlaamse bevoegdheid. De trein vanuit het station is federaal.

Verkeersveiligheid is Vlaams, maar handhaving van de verkeersveiligheid is federaal. De maximumsnelheid is Vlaams, behalve op de autostrades, dat is federaal. Maar als er wegenwerken zijn, dan is het terug een Vlaamse bevoegdheid.

Uit: Weyts, B. (2019). Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts over de staatsindeling.

In 2019 illustreert politicus Ben Weyts van de Vlaams-nationalistische partij N-VA dat de hele staatsindeling complex is geworden.

4 Het ontstaan van het federale België

4.1 De drie breuklijnen

De geschiedenis van België kort na de Tweede Wereldoorlog kende drie breuklijnen: de sociaaleconomische, de levensbeschouwelijke en de communautaire of Vlaams-Waalse breuklijn.

De sociaaleconomische breuklijn had in de 19e en 20e eeuw onder andere geleid tot hevige sociale conflicten en een felle strijd, het ontstaan van vakbonden en sociale wetten, en het ontstaan van de verzorgingsstaat in België in de periode van de Tweede Wereldoorlog.

De levensbeschouwelijke breuklijn had lang de politiek bepaald in de 19e eeuw en onder meer geleid tot de fameuze schoolstrijden tussen enerzijds het katholieke scholennetwerk (in de handen van de Kerk) en anderzijds het staatsonderwijs (georganiseerd door de staat). Het discussiepunt was dus de vraag wie het onderwijs moest organiseren. Ruim tien jaar na de Tweede Wereldoorlog leek die breuklijn tot een rustpunt te komen met de invoering van het zogenaamde Schoolpact (1958), dat bepaalde dat België in de eerste orde twee grote onderwijsnetten kende, en dat beide een financiering kregen: het vrije, katholieke onderwijs en het staatsonderwijs.

© Belga

De Vlaams-Waalse breuklijn was na de Eerste Wereldoorlog duidelijk vergroot en manifesteerde zich sterk enkele jaren na de bevrijding. De Koningskwestie in 1950 legde een tweespalt bloot tussen enerzijds de stedelijk-industriële delen en anderzijds de landelijk-agrarische delen van België. Dat leek ergens op een botsing tussen het Zuiden en het Noorden van het land.

Die tegenstelling werd duidelijker in de jaren 1960, toen velen de Belgische staat wilden hervormen. Wallonië was lange tijd welvarend omwille van haar industrie en vroeg economische autonomie, net op het moment dat de Waalse industrie een snelle neergang kende.

©VANIN

Uit de felle strijd over de Eenheidswet (1960 - 1961) bleek dat Wallonië zelf haar economische problemen wou aanpakken. In Vlaanderen was er dan weer onder leidende politici steeds meer de wens naar culturele autonomie, een drang die te verklaren was door de lange achterstelling van het Nederlands in België. Vanaf 1966 was er zo de strijd voor ‘Leuven Vlaams’, tegen een tweetalige universiteit van Leuven waar Frans nog dominant was. Eerder, tijdens de taalkwestie in 1962 en 1963, was de Nederlands-Franse taalgrens vastgelegd. Die moest praktisch regelen dat de voertaal in het onderwijs, het bestuur en de rechtspraak dezelfde was als de streektaal.

4.2 Staatshervormingen maken van België een federaal land

De politieke gebeurtenissen uit de sixties leidden tot de eerste staatshervorming (1970), en dat was behoorlijk revolutionair. België was immers sinds 1831 unitair: er was één centrale overheid, die alle bevoegdheden had. In 1970 ontstonden door de eerste staatshervorming drie ‘cultuurgemeenschappen’ (Nederlandstalig, Franstalig en Duitstalig) en twee gewesten (Vlaams en Waals). Later ontstond er een derde gewest: het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gemeenschappen kregen wat men noemde ‘persoonsgebonden’ bevoegdheden zoals cultuur en taal, de gewesten zouden later ‘plaatsgebonden’ (vooral economische) bevoegdheden krijgen. Om de machtsverhoudingen tussen Vlamingen en Franstaligen te garanderen werd er bijvoorbeeld afgesproken dat beiden evenveel ministerposten kregen in de Belgische regering.

1970 was het beginpunt van een steeds verdergaand proces van federalisering: steeds meer bevoegdheden van de unitaire overheid vloeiden naar de regio’s. Na de tweede staatshervorming (1980) kreeg elke gemeenschap en elk gewest een ‘parlement’ en ‘regering’. In Vlaanderen werden gewest en gemeenschap samengevoegd in één Vlaamse overheid, in Franstalig België koos men ervoor om een Waals Gewest en een Franse Gemeenschap te behouden. Bevoegdheden zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu en werkgelegenheid vloeiden naar de gewesten. Tijdens de derde staatshervorming (1988 - 1989) werd het onderwijs overgedragen naar de gemeenschappen en ontstond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Steeds meer federalisering dus, maar een federale staat bleef uit: de Belgische overheid had nog steeds de meerderheid van de financiële middelen. En er waren wel regionale parlementen, maar die werden niet rechtstreeks verkozen. En zo leidde elke nieuwe staatshervorming tot nieuwe kwesties.

De vierde staatshervorming (1993) maakte van België echt een federale staat. De grondwet werd aangepast naar de nieuwe realiteit en de gewesten en gemeenschappen kregen steeds meer bevoegdheden en financiële middelen. De regionale parlementen konden vanaf toen ook rechtstreeks verkozen worden.

Eerste minister Jean-Luc Dehaene zei in 1993 dat het federale ‘dak op het huis’ stond, maar al snel bleek dat ook dat geen eindpunt zou worden. De federale staat werd steeds meer ‘gedecentraliseerd’ en er gingen steeds meer macht en middelen naar de deelstaten. In de vijfde (2001 - 2003) en zesde staatshervorming (2011 - 2014) zouden steeds meer bevoegdheden (zoals landbouw en buitenlandse handel), financiële middelen en fiscale autonomie (de mogelijkheid om belastingen te heffen) naar de deelstaten gaan.

Sinds de laatste staatshervorming is België dus een behoorlijk complex land geworden, met typisch unitaire aspecten op het Belgische niveau (defensie, grote delen van de sociale zekerheid en buitenlandse zaken, monarchie), maar ook typische federale aspecten (ruime bevoegdheden voor de deelstaten) en aspecten die nog meer decentralisatie in de hand werken: de gewesten en gemeenschappen zijn haast onafhankelijke deelstaten in België. De financiële middelen van de deelstaten zijn groter dan die van de federale overheid. De complexe regeringsvorming (op federaal niveau) heeft de voorbije vijftien jaar aangetoond dat België het eindpunt in haar staats(her)vorming nog niet bereikt heeft.

©VANIN

Uitbreiding 1:

Waarom wordt Jazz Bilzen
‘de moeder van alle festivals’ genoemd?

In de jaren 1960 lokten niet alleen protestmarsen veel volk, ook festivals kregen steeds meer bezoekers. In Europa vond in 1965 een eerste meerdaags jazz-, pop- en rockfestival plaats: Jazz Bilzen. De festivalcultuur waaide ook over naar de Verenigde Staten, waar ze in de zomer van 1969 Woodstock hadden. Eén weekend lang veranderden talloze muzieklegendes en 400 000 feestvierders een melkveebedrijf in Bethel (New York) in een walhalla van de popcultuur. Hoewel een paar weken eerder het Harlem Cultural Festival doorheen New York City trok en bijna net zo veel fans had, bleef het decennialang relatief onbekend. Woodstock daarentegen kreeg een legendarische status. Waar komt de festivalcultuur precies vandaan? En waarom zijn de festivals van Woodstock en Werchter veel bekender dan die van Harlem en Bilzen?

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2.

a Waarom kleurt Woodstock en niet het Harlem Cultural Festival het collectieve geheugen wanneer we terugdenken aan het einde van de jaren 1960?

b Waarom ligt de herinnering aan het Harlem Cultural Festival vandaag gevoeliger dan die aan Woodstock?

2 Bestudeer bron 3 en 4.

Waarom kleurt Rock Werchter en niet Jazz Bilzen het collectieve geheugen?

Still uit Summer of Soul (... Or, When The Revolution Could Not Be Televised). (2 juni 2021).

Summer Of Soul is een documentaire over het legendarische Harlem Cultural Festival uit 1969, dat de Afro-Amerikaanse muziek en cultuur vierde en de zwarte trots en eenheid bevorderde. Op de foto zien we Sly Stone tijdens een optreden waarin hij de Afro-Amerikaanse gemeenschap belichaamt. In oktober 1969 plaatste schrijver Raymond Robinson een vraag op de pagina's van de New York Amsterdam News, de belangrijkste zwarte krant van de stad. ‘Het Harlem Cultural Festival van 1969 was inderdaad een betekenisvol geheel,’ schreef Robinson, ‘maar werd het volledig gewaardeerd?’

Still uit Summer of Soul (... Or, When The Revolution Could Not Be Televised). (2 juni 2021).

Ook Nina Simone trad in 1969 op tijdens het Harlem Cultural Festival. Simone was een burgerrechtenactiviste die met haar nummers expliciet de gesegregeerde samenleving bekritiseerde. Ook haar optreden is te zien in de documentaire Summer of Soul. Het heeft vijftig jaar geduurd voor de documentaire over de opleving van de Afro-Amerikaanse cultuur en muziek op tv en in de bioscoop te zien was. Toen was er nauwelijks media-aandacht voor.

↑ Bekijk een optreden van Nina Simone.

©VANIN

← Schoubs, J. (1973). Visit Bilzen. Festivalgangers voor Jazz Bilzen.

In 1973 bestempelde de krant Het Belang van Limburg Jazz Bilzen als ‘Woodstock in miniatuur’, met een verwijzing naar het legendarische hippiefestival. Herman Schueremans, een Belgische concertpromotor en bekend van het festival Rock Werchter, stelde ooit: ‘Bilzen was een openbaring en ik stal er met mijn ogen. In Bilzen zijn er ook fouten gemaakt en ik heb daar veel van geleerd. De Demer ontspringt in de buurt van Bilzen en mondt uit in Werchter, zo is het ook met de festivals gegaan.’

Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be

Bron 1:
Bron 2:
Bekijk de trailer van Summer of Soul
Bron 3:

Bron 4:

Torhout/Werchter groeide snel uit tot het bekendste muziekfestival van het land, maar de echte pionier van de zomerfestivals in Vlaanderen was Jazz Bilzen. Dat meerdaagse evenement vond voor het eerst plaats in 1965 en programmeerde jazz, folk, rock en pop. Al vlug trok Jazz Bilzen elk jaar tot 15.000 toeschouwers, het merendeel van hen tieners en twintigers.

De opkomst van zulke jongerenfestivals in de jaren 1960 paste in de tijdgeest. Door de toegenomen welvaart beleefden de babyboomers – de generatie die kort na de Tweede Wereldoorlog werd geboren – een jeugd met ongekende mogelijkheden. Ze konden langer studeren en hadden meer geld en vrije tijd dan hun ouders. Onder meer via muziek zetten zij zich af tegen de normen van toen – netheid, discipline, onthouding en een strikte scheiding tussen jongens en meisjes.

Oudere generaties keken aanvankelijk met onbegrip naar de muziekfestivals, waar jongeren het recht opeisten om volgens hun eigen waarden en normen van hun vrijheid te genieten. Toch nam de populariteit van festivals alleen maar toe en de muzikale tegencultuur groeide zelfs uit tot een winstgevende markt voor ondernemers. Jazz Bilzen verdween, maar nieuwe successen zoals Tomorrowland zetten Vlaanderen blijvend op de kaart als festivalregio.

Uit: Canon van Vlaanderen. (2023). Rock Werchter.

Het kleine Bilzen, gelegen in de provincie Limburg op het kruispunt tussen enkele welvarende landen, was een internationale trekpleister. Als internationale topbands daar één keer optraden, hoefden ze niet meermaals door Europa te trekken om een internationaal publiek te bereiken. Jarenlang kon de organisatie een straffe affiche samenstellen. Desondanks kwam het festival in een vicieuze cirkel terecht van minder volk, minder geld en minder kwalitatieve affiches, die op hun beurt nog minder volk lokten. Dat betekende uiteindelijk het einde van het festival in 1981.

Uitbreiding 2:

Welke partijen ontstonden in België vanaf eind jaren 1970 als alternatief voor het politieke centrum?

Bestudeer op iDiddit hoe vanaf de jaren 1970 twee nieuwe politieke partijen de aanval inzetten op de macht van de traditionele partijen.

← Hilz, P. (24 november 1991). Vlaams Blok in Antwerpen tijdens Zwarte Zondag.

Tijdens de nationale verkiezingen van 1991 behaalde het Vlaams Blok zijn eerste overwinning. Zo brak extreemrechts door in Vlaanderen. In kiesarrondissement Antwerpen werden ze zelfs de grootste partij.

Synthese III

Schema

vrouwenemancipatie in België

eerste feministische golf (19e eeuw - interbellum): druk vrouwenorganisaties uit alle zuilen eis om meer rechten voor de vrouw:

- politieke rechten (stemrecht)

- onderwijs

resultaat: vrouwenstemrecht (1948)

tweede feministische golf (jaren 1960 - 1970) druk nieuwe vrouwenorganisaties voor vrouwenrechten:

- gelijk loon, betere kinderopvang, toegang beroepsleven

- gelijkwaardige relaties en seksuele bevrijding

- open communicatie over seksualiteit

- meer gemengd onderwijs

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

resultaat:

- gebruik voorbehoedsmiddelen zoals de pil (1968)

- geboorteregeling: minder grote gezinnen

- meer seksuele vrijheid

reactie kerkleiding (1968): Seksualiteit moet op voortplanting gericht blijven, enkel natuurlijke geboorteregeling toegestaan en abortus is onbespreekbaar.

doorbraak Amerikaans consumentisme

Marshallplan (1947): Amerikaanse producten op West-Europese markten (elektrische huishoudtoestellen …) gevolg Europese levenswijze = consumentisme

- meer luxe en comfort  meer vrije tijd

- supermarkten ingeburgerd

- ontstaan consumptiemaatschappij (reclame creëert behoeften)

kritiek:

- materialisme geen garantie op geluk

- pro kleinschaligheid

- respect leefomgeving

studentenprotesten in het Westen in de jaren 1960 - 1970

Wie?

jongeren en studenten uit linkse antiautoritaire hoek met internationale banden

Hoe?

- demonstraties, stakingen

- bezetting universiteiten / fabrieken

Inspiratie?

Waartegen?

- consumptiemaatschappij en kapitalisme

- autoritair (burgerlijk) politiek systeem

- inmenging en geweld Vietnamoorlog

- atoombewapening

- autoritair bestuur universiteit / houding Kerkbestuur (bv. Leuven-Vlaams)

- traditionele gezinsvorm en seksualiteit

Burgerrechtenbeweging in VS, bevrijdingsbewegingen in ex-kolonies en internationale protesten tegen Vietnamoorlog

federaal België

drie breuklijnen (19e eeuw)

- sociaaleconomische breuklijn

- levensbeschouwelijke breuklijn

- Vlaams-Waalse breuklijn

resultaten (20e eeuw)

- verzorgingsstaat

- vrij onderwijsnet en officieel onderwijsnet

- staatshervormingen

Staatshervormingen: van unitaire staat naar federale staat (1970 - …)

Deelstaten:

- plaatsgebonden bevoegdheden in de gewesten

- persoonsgebonden bevoegdheden in de gemeenschappen

Federale staat

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

©VANIN

Je leerde in dit hoofdstuk de volgende historische begrippen: —cultureel: levensbeschouwing, secularisatie, taalkwestie —economisch: consumptiemaatschappij, globalisering, kapitalisme, vrijemarkteconomie —politiek: breuklijn, communautair, communisme, dekolonisatie, federalisme, grootmacht, onafhankelijkheid, onafhankelijkheidsbeweging, overheid, protest, staatshervorming —sociaal: burgerrechten, emancipatie, superioriteitsgevoel, vakbond, verzorgingsstaat, welvaartsstaat

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: beeldvorming – collectieve herinnering – contextualisering – extern – intern – mondiaal –motief – regionaal – representativiteit – standplaatsgebondenheid – stereotype

HISTORISCHE BEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je dacht na over reclame als een historische bron. Daarbij stond je niet alleen stil bij de consumptiemaatschappij op zich, maar ook bij de traditionele rollenpatronen die in de jaren 1950 naar voren kwamen. Herlees en studeer het kader historisch denken op p. 165.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.

Hoe surfte België mee op de golven van verandering (1960 - 1980)? → Argumenten pro Argumenten pro België surfte mee op de golven van verandering. België voer een eigen koers.

Besluit

Doorloper Klimaatcrisis

©VANIN

Maker onbekend. (2021). Simon Kofe, de minister van Justitie, Communicatie en Buitenlandse Zaken van Tuvalu, geeft een verklaring voor de klimaattop COP26 terwijl hij in de oceaan in Funafuti staat. De laatste jaren wordt het steeds duidelijker dat ons klimaat aan het veranderen is. Extreme weersomstandigheden, smeltende ijskappen, verstoorde ecosystemen, stijgende zeespiegels … Dat alles zorgt wereldwijd voor veel bezorgdheid.

De klimaatveranderingen staan centraal in heel wat wetenschappelijke, politieke en maatschappelijke discussies.

In deze doorloper zie je dat de aanpak van de klimaatcrisis een gezamenlijke inspanning van individuen, gemeenschappen, overheden en bedrijven over de hele wereld vereist. Daarnaast ga je na welke rol België in dat verhaal speelt.

Hoe biedt een democratische rechtstaat als België een antwoord op de uitdagingen van de klimaatveranderingen?

Deelvraag 1:

Wat zijn de principes van een democratische rechtstaat?

In 1954 schreef de Britse Nobelprijswinnaar William Golding het boek Lord of the Flies. Het boek gaat over een groep Britse jongens die gestrand zijn op een onbewoond eiland en over hun pogingen om zich te organiseren. De jongens worden verscheurd tussen rationeel of emotioneel zijn, moreel of immoreel zijn, tussen kiezen voor zichzelf of kiezen voor de groep.

Opdrachten

1 Bekijk het filmfragment bij bron 1 uit Lord of the Flies van William Golding.

a Welke acties nemen de jongens om het leven op het eiland te regelen?

b Wat is het verschil in de manier van besturen? Bekijk bron 2.

c Wat zijn de principes van een democratische rechtstaat?

2 Bekijk bron 3, 4 en 5.

a Wie maakt in België de grondrechten? Wie kijkt erop toe?

b Wat zijn de drie machten? Hoe controleren ze elkaar?

c Wat zijn de verschillen tussen de theorie en de praktijk van de scheiding der machten in België?

3 Bestudeer bron 2 en lees bron 6 en 7. Wanneer een land wil toetreden tot de Europese Unie, is een van de voorwaarden dat het land een democratische rechtstaat is. Als landen die lid zijn de principes van zo’n staat schenden, komen ze onder vuur te liggen en kan de EU maatregelen opleggen. Welke principes van de rechtstaat worden (potentieel) geschonden door Hongarije?

4 Je gaat met je klas op eindejaarsreis en krijgt een budget van 950 euro per leerling. Je mag zelf kiezen waar je naartoe gaat en wat je doet. Op welke manieren kom je tot een beslissing?

Bron 1: ↑ Bekijk een fragment uit de film Lord of the Flies

Hook, H. (1990). Lord of the Flies.

Bron 2:

GRONDRECHTEN

Dat zijn rechten en vrijheden, ingeschreven in de Grondwet van het land, die voor elke burger erg belangrijk zijn, zoals het verbod op discriminatie op basis van godsdienst of ras, maar ook vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging …

LEGALITEITSBEGINSEL

SCHEIDING DER MACHTEN (trias politica)

De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht moeten van elkaar gescheiden en onafhankelijk zijn. Elke macht heeft zijn eigen taak. Op die manier kunnen ze elkaar controleren en verbeteren. Die verdeling van de macht wordt vastgelegd in de Grondwet.

DEMOCRATISCHE RECHTSTAAT

Ieder optreden van de overheid moet gebaseerd zijn op rechtsregels die voor iedereen in elke situatie gelden. Ook de drie machten zijn zelf onderworpen aan die regels. Daarnaast is het verboden om wetten met terugwerkende kracht toe te passen om zo iemand te straffen voor een handeling die op het moment van handelen nog niet strafbaar was.

©VANIN

ONAFHANKELIJKE RECHTSPRAAK

Rechtspraak moet onafhankelijk en onpartijdig zijn zodat iedereen een eerlijk proces krijgt. Rechters worden daarom voor het leven benoemd door politieke organen, zoals de Hoge Raad voor Justitie en de minister van Justitie. Ze kunnen de aanpak van de regering aanvechten en kunnen niet ontslagen worden als de regering niet akkoord gaat met hun beslissingen.

De Hoge Raad voor Justitie is een orgaan buiten de rechterlijke, wetgevende en uitvoerende macht.

De Raad werd opgericht om externe controle te hebben op de werking van de rechterlijke orde.

Bron 3: Grondwet van België

Zeven ministers moeten Nederlandstalig zijn en zeven Franstalig (de premier niet inbegrepen). benoemt

Voor handelingen van de koning is een tegentekening van een minister nodig.

Koning der Belgen premier ministers federale regering

Kamer van Volksvertegenwoordigers = eerstgeboren nakomeling in directe lijn van Leopold I

Als de koning jonger dan 18 is, dan installeert het parlement een regent.

constructieve motie van wantrouwen

voorstellen

federaal parlement beperkt veto

kiezen voor 5 jaar

Belgische mannen en vrouwen die minstens 18 jaar oud zijn.

Senaat

regeringen van de gewesten en gemeenschappen

De vijftig gekozen senatoren, ingedeeld in taalgroepen, coöpteren nog tien senatoren. ↑

Naar: Van Dijk, Z. (2022). Grafische voorstelling van de Grondwet van België, met de veranderingen van 2014.

parlementen van de gewesten en gemeenschappen

Elke vijf jaar kiezen de Belgische burgers 150 volksvertegenwoordigers voor de Kamer. Samen met de Senaat vormen zij het federaal parlement. In het parlement worden er politieke fracties gevormd en de meerderheid in de Kamer vormt de regering. Die bestaat uit zeven Franstalige ministers, zeven Nederlandstalige ministers en de premier. De regering doet wetsvoorstellen en koppelt die terug naar het parlement. Zij stemmen dan voor of tegen de wetten.

Bron 4:

Bron 5:

©VANIN

← Vlaams Parlement. (datum onbekend). Bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten.

België werd vanaf 1970 omgevormd tot een federale staat waarin de gewesten en gemeenschappen steeds meer bevoegdheden en financiële middelen kregen. De gemeenschappen zijn bevoegd voor persoonsgebonden materies zoals cultuur, onderwijs, welzijn, gezondheid, sport en taal. De grondgebonden materies zoals milieu, ruimtelijke ordening, wonen, mobiliteit, infrastructuur, economie en werkgelegenheid behoren tot de bevoegdheden van de gewesten.

Hoge Raad voor Justitie

Wetgevende macht federaal parlement

Kamer van Volksvertegenwoordigers Senaat

controleren controleren legt verantwoording af en kan het parlement ontbinden met een motie van wantrouwen

Uitvoerende macht

koning en ministers

burgers kiezen ↑

In België worden de grondrechten vastgelegd door de Belgische Grondwet.

Rechterlijke macht rechters

Bron 6:

Artikel 2

De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

Uit: Europese Unie. (1993). Verdrag betreffende de Europese Unie.

©VANIN

Als een land wil toetreden tot de Europese Unie, moet het voldoen aan een reeks politieke en economische voorwaarden. Elk Europees land dat die criteria eerbiedigt en uitdraagt, kan het lidmaatschap aanvragen. Die vereisten werden in 1993 bepaald op de bijeenkomst van de Europese Unie in Kopenhagen en worden daarom ook wel de ‘Criteria van Kopenhagen’ genoemd.

Bron 7:

Geen geld voor Hongarije én geen stemrecht meer in EU?

Geduld van Europees Parlement met Viktor Orbán is op

Het Europees Parlement roept de Europese Commissie in een resolutie op geen Europese subsidies uit te keren aan Hongarije. Het vraagt de 26 andere EU-lidstaten ook om te bekijken of ze het stemrecht van het land kunnen afnemen. Dat de Hongaarse premier Viktor Orbán weigert een steunpakket van 50 miljard euro voor Oekraïne goed te keuren, zet veel kwaad bloed in het halfrond.

De onvrede in het Europees Parlement over Hongarije en premier Viktor Orbán is al jaren groot, maar nu lijkt het geduld helemaal op. Dat Orbán nog altijd een beslissing blokkeert over 50 miljard euro steun aan Oekraïne, heeft volgens de resolutie die het parlement goedkeurde mogelijk grote strategische implicaties voor de Europese Unie.

Op 1 februari is er een extra Europese top, waarop de overige 26 landen hopen om die steun aan Oekraïne goed te keuren. De resolutie die het Europees Parlement vandaag goedkeurde, verhoogt de druk op Orbán om zijn veto op te heffen. De resolutie werd goedgekeurd door 345 parlementsleden, er waren 104 tegenstemmen en 29 onthoudingen.

Er waren veel parlementsleden afwezig (wat gebruikelijk is bij stemmingen op donderdag, de laatste dag van de zittingsweek in Straatsburg). Van de aanwezige Belgen stemde iedereen, behalve de drie parlementsleden van Vlaams Belang, voor de resolutie.

Orbán lijkt niet onder de indruk. Nog voor de stemming over de resolutie herhaalde hij op X zijn standpunt over de hulp aan Oekraïne: die moet niet voor vier jaar worden toegekend (zoals de andere 26 landen dat willen), maar wel jaar per jaar.

"Hybride electorale autocratie"

Het is zeker niet de eerste resolutie over Hongarije. Volgens het Europees Parlement is het land het voorbije decennium onder leiding van Orbán en zijn Fidesz-partij van een democratie veranderd in een “hybride electorale autocratie”.

De rechten van minderheden, LGBTQIA+, migranten en asielzoekers worden niet beschermd, de rechterlijke macht is niet meer onafhankelijk, onafhankelijke media zijn buitenspel gezet, er wordt niet opgetreden tegen corruptie en misbruik van Europese subsidies.

De plaspauze van Orbán

Om al die redenen blokkeerde de EU tot nu toe ruim 30 miljard euro subsidies voor Hongarije, dat een van de grootste ontvangers is van geld van de belastingbetalers uit andere lidstaten. Tegelijk blokkeerde de Hongaarse regering regelmatig verschillende Europese beslissingen. Zo lag Hongarije dwars voor sommige sancties tegen Rusland, en tegen de invoering van een minimumbelasting voor multinationals.

Na lang onderhandelen gaf Orbán telkens toe, vaak nadat hij toegevingen in andere dossiers had verkregen. In december vorig jaar blokkeerde hij als enige de beslissing om onderhandelingen met Oekraïne over EU-lidmaatschap op te starten.

Een dag later viel de beslissing toch, Orbán verliet even de vergadering van regeringsleiders (op vraag van de Duitse bondskanselier Olaf Scholz) zodat de beslissing zonder hem genomen kon worden. Orbán stemde in met deze bijzondere manier van werken, waardoor hij kon blijven zeggen dat hij niet achter de toetreding staat.

Uit: Heirbaut, R. (18 januari 2024). Geen geld voor Hongarije én geen stemrecht meer in EU? VRT.

Deelvraag 2:

Waarom heeft België het moeilijk om

de klimaatcrisis mee het hoofd te bieden?

Het klimaat beroert de gemoederen. Dagelijks worden we geconfronteerd met de gevolgen van de opwarming van de aarde. Toch is het niet vanzelfsprekend om dat probleem aan te pakken. Ga na wie er bevoegd is om maatregelen ter ondersteuning van het klimaat te nemen, waar het fout loopt en wat anders zou kunnen.

Opdrachten

1 Ga op zoek naar maatregelen die de verschillende overheden in België nemen om om te gaan met de gevolgen van de klimaatverandering. Gebruik het schema op p. 193. a Wat wordt er gedaan op elk niveau?

b Zoek online op waarom een gemeente wel deelfietsen kan aanbieden, maar niet kan beslissen om de maximale belastingvrije fietsvergoeding per kilometer te verhogen.

2 Welke gevolgen heeft de staatsstructuur voor de aanpak van het klimaatprobleem?

3 Bestudeer bron 1 tot en met 3. Ook op mondiaal gebied worden er inspanningen gedaan. Jaarlijks vindt er in het najaar een klimaatconferentie of COP plaats, waar heel wat landen vertegenwoordigd zijn, zo ook de EU en haar 27 lidstaten. Toch zijn er ook tegenstrijdigheden. Welke spanning is er tussen het economische eigenbelang en het ecologische wereldbelang?

4 Bekijk de afbeeldingen bij bron 4. Klimaatjongeren laten op verschillende manieren zien dat er actie ondernomen moet worden. Bespreek de manieren van actievoeren en het effect dat ze hebben.

5 Lees de quotes van Belgische politici bij bron 5.

a Waarom is het belangrijk om gebruik te maken van je stemrecht in de strijd tegen de klimaatverandering?

b Op welk niveau (lokaal - nationaal - internationaal) heeft dat stemrecht het meeste effect? Waarom?

Bron 1:

“Na een jaar van recordtemperaturen en een ongekende reeks ongunstige klimaatgebeurtenissen die lokale gemeenschappen over de hele wereld rechtstreeks hebben getroffen, markeert de COP28 een belangrijke stap voorwaarts voor de regeringen van de wereld in de richting van een transitie weg van alle fossiele brandstoffen. Toch zal er een toekomstige fase nodig zijn waarin die volledig worden afgeschaft. Het Global Stocktakeresultatenrapport erkent de noodzaak van diepgaande, snelle en duurzame vermindering van de uitstoot van broeikasgassen om de doelstelling van het klimaatverdrag van Parijs van 1,5°C in dit kritieke decennium binnen bereik te houden. Die noodzaak moet nog altijd worden vertaald in een grotere inzet van alle partijen, want we zijn bezorgd dat het uiteindelijke akkoord de essentiële rol van subnationale overheden in de klimaatactie niet erkent, waardoor bestuur op meerdere niveaus eerder een belofte dan een verplichte vereiste wordt.”

Naar: Martin, D. (13 december 2023). Officiële verklaring van de EU-delegatie na afloop van de COP28 in Dubai.

In het najaar van 2023 vond in Dubai de 28e klimaatconferentie plaats. Na lange discussies werd uiteindelijk in het slotakkoord voor de allereerste keer vermeld dat men weg wil van fossiele brandstoffen en dat men streeft naar een nul-uitstoot in 2050. Landen als Rusland, Australië en de VS stonden de voorbije klimaatconferenties op de rem bij het doorvoeren van maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen verminderen.

Bron 2:

De Organisatie van Olie-Exporterende Landen is een samenwerking uit 1960 tussen dertien landen die olie uitvoeren. Samen sturen ze de prijs van de olie door het aanbod aan te passen aan de vraag. Economen beschouwen de OPEC als een kartel, een groep die samenwerkt om onderlinge concurrentie te verminderen.

Bron 3:

Bron 4: 1

Bron 5:

← Pett, J. (2019). Cartoon Climate summit. (‘Cartoon over de klimaattop’). USA Today.

↑Afbeelding 1: Papadopoulos, K. (2019). Spijbelende klimaatjongeren betogen in het Jubelpark.

Afbeelding 2: Maker onbekend. (14 oktober 2022). Twee meisjes gooien een blik tomatensoep over Zonnebloemen van Vincent van Gogh in The National Gallery in Londen.

De actie ging uit van Just Stop Oil. Die groep wil dat de Britse regering stopt met het goedkeuren van nieuwe licenties voor de ontginning van olie en gas.

Afbeelding 3: Reuters. (2020). Commissievoorzitter Ursula von der Leyen en klimaatactiviste Greta Thunberg over de crisisbehandeling voor klimaatverandering in de EU.

“Tuurlijk word ik niet vrolijk van gascentrales. Maar iedereen vergeet de zeven olympische zwembaden aan kernafval.” – Tinne Van der Straeten, minister van Energie (Groen, 2021)

“Ik ken de oplossingen voor het klimaatprobleem. Alleen weet ik niet hoe ik dan nog herkozen raak.” – Bruno Tobback (Socialistische Partij, 2007)

“De economie klimaatneutraal maken, maar tegelijk specifiek beleid ontwikkelen voor werknemers in getroffen sectoren.” – Zakia Khattabi, minister van Milieu (Ecolo, 2023)

“Met absurde eisen krijg je mensen niet mee. Ik vind het onmenselijk om aan een bejaarde te vragen om holderdebolder zijn stookolieketel te vervangen.” – Zuhal Demir, Vlaams minister van Omgeving (N-VA, 2023)

Deelvraag 3:

Op welke manier kun je zelf actie ondernemen in de strijd tegen de klimaatopwarming?

Er wordt op verschillende niveaus aan het klimaat gewerkt, maar ook zelf kun je daar invloed op hebben. Onderzoek in deze deelvraag wat jij kunt doen.

Opdrachten

©VANIN

1 Onder zoek bron 1 tot en met 6.

a Welke initiatieven kun je als burger nemen om de klimaatopwarming tegen te gaan?

Zoek online eventueel nog initiatieven op.

b Welke initiatieven kun je op school of thuis nemen ter ondersteuning van het klimaat?

c Welke valkuilen zijn er bij die initiatieven?

2 Bestudeer bron 7. Welke actoren of maatschappelijke spelers zijn er nodig om een klimaatrechtvaardig beleid uit te stippelen?

Bron 1:

Bron 2:

← Bernetti, M. (2021). Fast fashion in de Atacamawoestijn in Chili.

De Atacama-woestijn in Chili wordt gebruikt als stortplaats voor ‘fast fashion’. Bij de productie van die kledij worden er veel broeikasgassen uitgestoten en dat voor kledingstukken die maar een paar keer gedragen worden.

Poore, J. & Nemecek, T. (2018). Impact van voedsel verminderen op het milieu via producenten en consumenten. Science. Er komen steeds meer alternatieven op de markt voor dierlijke producten. Toch kunnen ook die nieuwe producten een aanzienlijke impact op het milieu hebben.

Voedsel Anders. (2023). Campagne ‘Februari zonder supermarkt’.

Als je lokaal koopt, worden er minder broeikasgassen uitgestoten. De korte keten zorgt ervoor dat transport herleid wordt tot een minimum. Daarnaast zijn er ook minder tussenpersonen betrokken bij de verkoop waardoor de winst van de boeren kan stijgen.

Repair Cafés zijn gratis toegankelijke bijeenkomsten waar materiaal en gereedschap aanwezig is om alle mogelijke reparaties uit te voeren op bijvoorbeeld kleding, meubels, elektrische apparaten, fietsen, speelgoed … Daarnaast zijn er ook vrijwilligers met kennis van zaken. In plaats van dingen weg te gooien worden je spullen hersteld en wordt ook de kennis die nodig is om die herstellingen uit te voeren doorgegeven. Zo beperken ze de uitstoot van CO2. Er komt immers CO2 vrij als je nieuwe dingen maakt, maar ook als je oude producten recycleert.

Als je aan autodelen doet, leen je een auto of stel je je eigen voertuig ter beschikking van anderen. Je kiest bewust wanneer je een auto nodig hebt en gebruikt die als aanvulling op de fiets, bus, trein … Elke deelwagen vervangt heel wat particuliere wagens. Daardoor zijn er minder auto’s op straat en is er dus ook minder uitstoot.

©VANIN

Bron 6:

Klimaatzaak haalt slag thuis in beroep: rechter verplicht overheid om uitstoot broeikasgassen sneller naar beneden te halen

Het Brusselse Hof van Beroep verplicht de Belgische staat, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de uitstoot van broeikasgassen sneller te reduceren. Die moeten in 2030 55 procent lager liggen dan in 1990. Het hof oordeelt dat de overheden tot nu toe onvoldoende maatregelen hebben genomen om de mensenrechten van de burgers te beschermen.

Uit: Merckx, V. (30 november 2023). Klimaatzaak haalt slag thuis in beroep. VRT.

Negen jaar geleden daagde vzw Klimaatzaak de Belgische overheid voor de rechter. De vzw vertegenwoordigt ongeveer 58 000 mede-eisers die vinden dat de overheden niet voldoende doen om de klimaatverandering tegen te gaan en zo het leven van hun burgers ondermijnen.

Bron 3: Bron 4:
Bron 5:

Bron 7:

religie

kunstenaars

non-profit

multinationals

vakbonden lokale ondernemingen

burgers

supranationale instellingen (bv. Europese Unie)

©VANIN

nationale en lokale politiek

justitie

media

onderwijs en wetenschap

Niet alleen de burgers hebben een verantwoordelijkheid om een klimaatrechtvaardig beleid uit te stippelen. Volgens deze infographic spelen ook andere actoren of maatschappelijke spelers mee. De lijnen tonen de invloed die ze op elkaar hebben.

Synthese

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen: —politiek: democratie, fractie, grondrechten, rechtspraak, rechtstaat, staatsstructuur

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – extern – gevolg – impact – lokaal – mondiaal

©VANIN

06

HISTORISCHE BEGRIPPEN

07

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in deze doorloper denken als een historicus. Je leerde historische bronnen interpreteren en actualiseren. Daarnaast voerde je een (online) bronnenstudie uit en combineerde je bewijzen uit verschillende bronnen met elkaar.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Herlees de onderzoeksvraag waaraan je in dit hoofdstuk werkte. Verzamel alle elementen die je nodig hebt om de vraag te beantwoorden. Kun je zelf nog argumenten toevoegen of nuanceren? Formuleer een besluit met behulp van het argumentatieschema hieronder.

Hoe biedt een democratische rechtstaat als België een antwoord op de uitdagingen van de klimaatveranderingen?

Naar een multipolaire wereld

Whyte, S. (2007). Graffiti op de muur in Betlehem, de Westelijke Jordaanoever.

De val van de Berlijnse Muur (1989) markeerde het einde van de Koude Oorlog. De vrijheid had het gewonnen van de onderdrukking en van de dwang van het communisme. Even verkeerde de westerse wereld in de waan dat de geschiedenis nu wel geschreven was.

©VANIN

Hoofdstuk

Maar het kan verkeren. In de 21e eeuw verschenen er opnieuw muren, steeds hogere en langere.

Dit keer werden die gebouwd door datzelfde ‘vrije’ Westen. Om zich tegen migratie te wapenen trokken de VS en de Europese Unie muren op aan hun grenzen. Dat gebeurde ook in Palestina, waar Amerika’s bondgenoot Israël deze muur van acht meter hoog bouwde op de Westelijke Jordaanoever, rond de Palestijnse gebieden. Wat was er aan de hand? Was de vrijheid opnieuw in gevaar?

En wie was de vijand dan?

In dit hoofdstuk zoek je een antwoord op de vraag:

Waarom lijkt de Koude Oorlog terug van weggeweest?

Op onderzoek II

©VANIN

Historische vraag 1: Wie liet de Berlijnse Muur vallen en beëindigde de Koude Oorlog?

I

Wat weet je al?

In hoofdstuk 3 onderzocht je hoe de wereld na de Tweede Wereldoorlog onder controle kwam van de twee winnaars: de VS en de Sovjet-Unie. Er ontstond een bipolaire wereldorde, waarin twee kampen lijnrecht tegenover elkaar stonden. Niettemin ontwaakten ook nieuwe machtsblokken, die de bipolaire orde uitdaagden. Die nieuwe spelers staan in dit hoofdstuk centraal. Kijk eens naar de wereld van vandaag: over welke wereldspelers hebben we het?

Historische vraag 2: Maken recente crisissen de EU sterker of zwakker?

Uitbreiding 1: Welke rol speelde Mao in het ontstaan van het moderne China?

Historische vraag 3: Wat vertelt de covidpandemie over de Chinese samenleving?

Historische vraag 4: Waarom lijkt vrede steeds verder weg in Palestina?

Uitbreiding 2:

Waarom is het Midden-Oosten een politiek kruitvat?

Situeren in tijd

Beantwoord de onderzoeksvraag van dit hoofdstuk.

Situeren in tijd

Einde Koude Oorlog

1961: Bouw van de Berlijnse Muur

← Maker onbekend. (1961 - 1989). Berlijnse muur in de Amerikaanse sector.

1985: Gorbatsjov wordt Sovjetleider.

©VANIN

1989: Val van de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn

Midden-Oosten

1967: Zesdaagse

Oorlog: Israël bezet het hele historische Palestina.

/ Fine Art Images

1978: Start Islamitische Revolutie in Iran

← Maker onbekend. (1979). Terugkeer van ayatollah Khomeini.

De terugkeer van de geestelijke leider ayatollah Khomeini was het startschot van de Islamitische Revolutie in Iran.

TIJD

China

9 september 1967: Dood Chinese leider Mao Zedong

Harris, B. (juni 1989). Protest in Hongkong twee dagen na het bloedbad in Beijing. ↑

Europese Unie

1 juli 1967: De Europese Gemeenschappen (EG) = EGKS + EEG + Euratom

1989: Studentenprotest op het Plein van de Hemelse Vrede

14 juni 1985: Verdragen van Schengen

oktober 1990: Voormalig Oost-Duitsland wordt lid. SOVJET-UNIE

© BRIAN HARRIS

1990: Oost- en WestDuitsland herenigd

1991: De Sovjet-Unie valt uit elkaar in tientallen republieken, waaronder Rusland.

1990 - 1991: Irak valt Koeweit aan. Tussen de VS en Irak breekt de Golfoorlog uit.

2000: Poetin volgt Jeltsin op als president van Rusland.

2022: Rusland valt Oekraïne aan.

©VANIN

2001: Aanslagen op WTC-torens

← Maker onbekend. (11 september 2001). Aanslagen op WTC in New York.

Maker onbekend. (ca. 2023). Een kind protesteert tegen de oorlog in Oekraïne.

2001 - 2009: VS voert oorlog tegen 'schurkenstaten' zoals Afghanistan en Irak.

2014 - 2018: Burgeroorlog in Syrië en IS-kalifaat

1997: Groot-Brittannië draagt Hongkong over aan China.

1992: Het Verdrag van Maastricht: De Europese Gemeenschap wordt de Europese Unie.

1 januari 2002: De euro wordt gelanceerd.

HEDENDAAGSE TIJD

RUSLAND EG

RUSLAND EUROPESE UNIE

London, T. (juni 2016). Boris Johnson spreekt op een Vote Leaveevenement in Oost-Londen.

2013: Xi Jinping nieuwe president Volksrepubliek China

2013: Nieuwe Zijderoute

2019: Covid-19

2020: Veiligheidswet in Hongkong

23 juni 2016: Brexitreferendum: De Britten verlaten de Europese Unie.

© Tommy London

Historische vraag 1:

Wie liet de Berlijnse Muur vallen en beëindigde

de Koude Oorlog?

De bouw van de Berlijnse Muur was in de eerste plaats een maatregel tegen migratie. Elk jaar vluchtten immers honderdduizenden uit het communistische Oostblok via West-Berlijn naar het ‘vrije Westen’. De Muur belette komende generaties om dat nog te doen. Toch hield dat velen niet tegen om hun kans te wagen. Het verhaal van de drie broers Ingo, Holger en Egbert is zeker een van de spectaculairste. Met een luchtmatras en een houten stamper wist Ingo in 1975 de grens met West-Duitsland over te steken. De stamper gebruikte hij om het mijnenveld af te ‘tasten’, met de luchtmatras peddelde hij de grensrivier de Elbe over. In 1982 was het aan zijn broer Holger. Hij schoot met een boog een touw over de Berlijnse Muur. Aan dat touw zat een stalen kabel. Toen die kabel eenmaal opgespannen was, rolde hij zichzelf met een katrol van Oost- naar West-Berlijn. In 1987 vlogen beide broers met een mini-vliegtuigje naar Oost-Berlijn om er hun broer Egbert te gaan halen. Ook dat lukte. Twee jaar later viel de Muur.

Opdrachten

1 De Koude Oorlog eindigde in 1991, met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.

a Gebruik alle bronnen om de oorzaken van het einde van de Koude Oorlog te zoeken.

Lijst de oorzaken op.

b Bekijk de oorzaken uit de vorige vraag. Op welke manier(en) zou je ze kunnen ordenen?

Overleg met elkaar.

c Zou je zeggen dat een revolutie een einde maakte aan de Koude Oorlog, of was het eerder een evolutie? Zoek argumenten.

d Speelde toeval een rol bij het einde van de Koude Oorlog? Bespreek.

2 Zoek argumenten in bron 1 en bron 3 tot en met 9. Wat speelde een hoofdrol bij het beëindigen van de Koude Oorlog: de druk van de massa (het volk) of de beslissingen van individuen?

3 Bestudeer bron 8. De geschiedenis wordt geschreven door de winnaars. Op het einde van de 20e eeuw overheerste in het Westen optimisme: na de Koude Oorlog leek met het liberalisme en de democratie het hoogtepunt van de geschiedenis aangebroken.

a Hoe relativeert Geert Mak die kijk op de geschiedenis?

b Overloop kort de hoogtepunten uit de recente geschiedenis. Welke gebeurtenissen uit de eerste decennia van de 21e eeuw temperen ook het optimisme van na de Koude Oorlog? Bespreek.

Bron 1:

©VANIN

Bekijk het journaal van 26 juni 2004.

← De bouw van de Muur kwam er tijdens een van de ‘koudste’ periodes van de Koude Oorlog, die min of meer samenviel met het presidentschap van John F. Kennedy (1961 - 1963). Kennedy had de handen al vol omdat hij het communisme in Cuba en Vietnam moest inperken. Een conflict in Europa kon hij missen als kiespijn. De bouw van de Muur was dus een berekende maar slimme zet van Nikita Chroesjtsjov. Tegelijk speelde Kennedy de Muur slim uit als een symbool van de communistische terreur op de bevolking en een teken dat het communisme eigenlijk aan de verliezende hand was.

02k
BEWIJS

Bron 2:

van de Berlijnse muur. (13 augustus 1961).

Ik zal het nooit vergeten, die 12e augustus van 1961. Ik was achttien. Die nacht werd het plots onrustig in de stad: mensen werden tegengehouden, stadsbussen mochten niet verder rijden, de U-bahn werd stilgelegd. Ik stond erbij toen in de Oranienburgerstrasse rollen prikkeldraad werden uitgelegd en arbeiders heel snel een muurtje begonnen te metselen. Ondertussen speelden zich ongelooflijke taferelen af: hoe twee vrienden aan de oostkant staan, ze nemen snel afscheid, eentje springt met een flinke aanloop het westen in, de andere gaat een oostleven tegemoet. (…) Je wist niet beter of je moest een beslissing nemen voor het leven, voor altijd. Er was bijna geen Duitse familie of er waren broers en zussen, opa’s en oma’s, neven en nichten aan de andere kant van de Muur.

Anonieme getuigenis van een Oost-Berlijnse jongeman.

Uit: Mak, G. (2004). In Europa. Reizen door de twintigste eeuw. Atlas Contact. ↑

©VANIN

In de nacht van 12 op 13 augustus 1961 begon de DDR (Oost-Duitsland) met de bouw van de Berlijnse Muur. Geleidelijk werd heel West-Berlijn omringd door een muur van twee meter hoog. Op die manier wilde de DDR garanderen dat hun burgers niet zouden vluchten naar het vrije Westen. ↑

Bron 3:

President Ronald Reagan (links), die de verkiezingen in 1981 had gewonnen met een sterk anticommunistisch discours, zag een kans om de Koude Oorlog te beëindigen. Daarvoor gebruikte hij een wortel-en-stok-strategie: terwijl hij aan de ene kant blufte met een ruimteschild dat alle Sovjetraketten zou tegenhouden, startte hij aan de andere kant onderhandelingen over ontwapening. Het werkte: gesprekken tussen beide heren leidden tot een aanzienlijke verbetering van de relaties tussen Oost en West. ©

Nelson, M. (1992). Ronald Reagan en Michail Gorbatsjov op de ranch in Santa-Barbara. Onder de nieuwe Sovjetleider Michail Gorbatsjov (rechts) waaide een nieuwe wind door de Sovjet-Unie. Niet alleen wilde hij de Sovjet-Unie politiek en economisch hervormen, hij zocht ook toenadering tot de Amerikanen.

Bouw
© Belgaimage/AP (1961)
Belgaimage/AFP-ARCHIVE

Bron 4:

Zelf besefte Gorbatsjov niet dat zijn gemorrel aan het haperende Sovjetsysteem de complete machine zou laten exploderen. De motor van het hele proces was de ‘glasnost’, de openheid waarmee Gorbatsjov het Sovjetsysteem probeerde te genezen. Na de beschamende pogingen van Moskou om de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl in april 1986 geheim te houden, kwam Gorbatsjov tot de conclusie dat er van de noodzakelijke hervormingen weinig zou komen zonder eerlijker te zijn over de gebreken van het systeem. Met de glasnost zette hij de sluizen open voor een vloedgolf van verhalen over misstanden die tot dan toe altijd werden verzwegen.

Uit: Lanting, B. (30 augustus 2022). Hoe de glasnost van Gorbatsjov de brandstof werd voor de vernietiging van de Sovjet-Unie. De Volkskrant.

Bron 5:

Door de veralgemeende economische stagnatie en de zichtbare achteruitgang vergeleken bij het Westen, waar vooral de economische dynamiek van de Europese Gemeenschap [de latere EU] opviel, hechtte de publieke opinie in Oost-Europa geen geloof meer aan de optimistische slogans van hun communistische regimes. Ze werden er gefascineerd door de westerse consumptiemaatschappij en hadden daar over het algemeen te rooskleurige gedachten over. In ieder geval was het algemene verlangen om toegang te krijgen tot deze consumptiegoederen een van de voornaamste oorzaken van de gebeurtenissen uit 1989. Vrijwel niemand, ook de kopstukken van de communistische partijen niet, geloofde nog in het communisme.

Uit: Vanden Berghe, Y. (2002). De Koude Oorlog, een nieuwe geschiedenis. (1917-1991). Acco Uitgeverij.

Bron 6:

Bekijk een fragment uit Terzake over de Berlijnse Muur.

← 9 november 1989 werd een historische dag. Door een reeks gebeurtenissen en toevalligheden verdween een grens die bijna 30 jaar lang families en vrienden had gescheiden.

← Maker onbekend. (9 november 1989). Val van de Berlijnse Muur.

Nadat het uitreisverbod voor DDR-burgers wordt afgeschaft, ontstaat er een stormloop op de Muur en het IJzeren Gordijn. De grenswachters grijpen niet in, de Berlijnse Muur valt. Een jaar later zijn de BRD en DDR opnieuw verenigd tot één land: de Bondsrepubliek Duitsland.

Bron 7:

Vandaag kan ik u het volgende meedelen: de Sovjet-Unie heeft besloten haar strijdkrachten in te krimpen. In overleg met onze bondgenoten in het Warschaupact hebben we besloten om zes tankdivisies terug te trekken uit de DDR, Tsjecho-Slowakije en Hongarije en deze in 1991 te ontbinden. (…) De Sovjetstrijdkrachten in die landen worden met 50 000 man verminderd en hun bewapening met 5000 tanks. Alle resterende Sovjetdivisies op het grondgebied van onze bondgenoten zullen gereorganiseerd worden. (…)

©VANIN

We hebben het in de eerste plaats over een consistente vooruitgang richting het sluiten van een verdrag over een reductie van 50 procent in strategische offensieve wapens, met behoud van het ABM-verdrag; over het uitwerken van een verdrag voor de eliminatie van chemische wapens - hier, zo lijkt het ons, hebben we de voorwaarden om van 1989 het beslissende jaar te maken.

Uit: Gorbatsjov, M. (7 december 1988). De redevoering van voorzitter Michail Gorbatsjov voor de Algemene Vergadering van de VN in New York. ↑

Waar zijn voorgangers het Warschaupact gebruikten om landen in Oost-Europa in het gareel te houden, koos Gorbatsjov voor een nieuwe weg. Gorbatsjovs relatie met het Oostblok kreeg later de naam ‘Sinatradoctrine’, naar het lied

I Did it My Way van Frank Sinatra. Hij riep de bondgenoten van het Oostblok immers op om hun eigen weg naar het communisme te vinden, los van de Sovjet-bemoeienis. Hij ontketende zo de krachten die in het ‘wonderjaar’ 1989 tot verschillende omwentelingen zouden leiden (zie bron 9).

Bron 8:

De val van de Muur had voor het Westen gigantische gevolgen. Er was in 1989 een belangrijke tegenstander weggevallen, een permanente tegenstander waardoor het kapitalisme altijd wat in balans was gebleven. (…) Onder invloed van een nieuwe generatie economische adviseurs richtten politici, overal in Europa, zich steeds meer naar de wensen van de financiële markten in plaats van de behoeften van hun achterban. (…) Het ééngemaakte Duitsland gold in de jaren negentig als de ‘zieke man van Europa’. Hier ging tussen 1998 en 2005 de rood-groene regering van socialistische kanselier Gerhard Schröder aan de slag. De arbeidsmarkt werd geliberaliseerd, in de uitkeringen werd fors gesneden, er werden activeringsprogramma’s opgezet voor werklozen, tegelijk werden lonen laag gehouden zodat de concurrentiekracht van de Duitse industrie snel verbeterde. In de slotfase van het hele project werden de uitkeringen tot een absoluut minimum teruggebracht, miljoenen gepensioneerden belandden op de rand van de armoedegrens. De sociaaldemocratische kiezers zouden het Schröder nooit vergeven. (…)

Zo werden overal in Europa samenlevingen gekneed naar het model van een ‘markt’. Iedere burger zou zich voortaan moeten gedragen als een berekenende homo economicus, ook op terreinen waar vanouds andere waarden de boventoon voerden. De Amerikaanse politicologe Wendy Brown sprak van een onwrikbare economisering van alles en iedereen, van de staat tot en met de menselijke ziel, een proces dat op den duur ieder democratisch debat kapot sloeg.

Uit: Mak, G. (2019). Grote Verwachtingen. In Europa 1999-2019. Atlas Contact.

Met Grote Verwachtingen schreef historicus Geert Mak een vervolg op zijn gelauwerde overzicht van de 20e eeuw: In Europa (zie bron 2). Hij spaart zijn kritiek op de Europese leiders en de Europese Unie niet, al blijft hij een vurig voorstander van samenwerking en solidariteit tussen de Europese landen.

Bron 9: Het wonderjaar 1989

← PAP. (1989). Staking van vakbond Solidarnosc. Na talrijke stakingen onder leiding van de vakbond Solidarnosc vinden in Polen de eerste (gedeeltelijk) vrije verkiezingen plaats. Tegen de zomer kent het land een regering met een niet-communistische premier.

©VANIN

← Bouvet, E. (1989). Hongaarse grenswachters knippen het IJzeren Gordijn door.

De Hongaarse regering is de eerste om reizen naar het Westen voor haar burgers opnieuw mogelijk te maken. Grenswachters beginnen daarop het IJzeren Gordijn open te knippen. Duizenden DDR-burgers profiteren daarvan om naar het Westen te vluchten.

← Maker onbekend. (1989). De Baltische Weg.

De Baltische Weg is een vreedzame demonstratie die tegelijkertijd wordt gehouden in de drie Baltische landen: Estland, Letland en Litouwen. Ongeveer twee miljoen mensen (een kwart van de bevolking) vormen een menselijke keten van Tallinn via Riga naar Vilnius, een afstand van bijna 600 kilometer. Daarmee eisen ze onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie.

← Maker onbekend. (1989). Gorbi, Gorbi hilf uns!

Naar aanleiding van de veertigste verjaardag van de DDR brengt Gorbatsjov een bezoek aan Oost-Duitsland. Tijdens zijn bezoek roepen het volk en de stoet soldaten niet de naam van hun leider Honecker maar die van de Sovjetleider, van wie ze hervormingen verwachten.

← Maker onbekend. (November 1989). Studentenprotest Praag. Na de akkoorden van Helsinki (1975) werden in het hele Oostblok mensenrechtenorganisaties opgericht, zoals Charta 77 in Praag. In 1989 mondt een vreedzaam studentenprotest uit in massaal volksprotest, geleid door Charta 77. Eind december valt het communistische regime van Tsjecho-Slowakije.

← SPUTNIK. (19 augustus 1991). Verhindering tanks door burgers in Moskou.

In de Sovjet-Unie wil Gorbatsjov de centrale macht geleidelijk verplaatsen naar de deelrepublieken. Een groep hardliners uit de communistische partij is daartegen en probeert een staatsgreep te plegen. De coup mislukt. Boris Jeltsin, de president van deelrepubliek Rusland, wint aanzien. Eind 1991 houdt de Sovjet-Unie officieel op te bestaan: de deelrepublieken worden onafhankelijke staten.

mei 1989
augustus
© picture alliance / Contributor
© Imageselect / PAP / Alamy Stock Photo
© Imageselect / IMAGO / SNA

Bekijk het dossier Rusland na het Sovjettijdperk op iDiddit. Steeds meer stemmen spreken over de terugkeer van de Koude Oorlog. Welke rol speelt Poetin in dat verhaal? Welke rol speelt het Westen?

Mammadov, A. (2022). Meeting met Russische president Vladimir Poetin.

1 Hoe de Sovjet-Unie de Koude Oorlog en zichzelf verloor

Achteraf bekeken lijkt het einde van de Koude Oorlog een haast onvermijdelijke opeenvolging van gebeurtenissen die wel moesten eindigen met de val van het communisme in Europa. Maar klopt dat wel? We zetten alles nog eens op een rijtje en slaan de brug met de recente gebeurtenissen in Rusland en Oekraïne.

1.1 De Berlijnse Muur (1961)

We beginnen in 1961, toen Sovjetleider Chroesjtsjov aan de leiders van de DDR het bevel gaf om iets te doen aan het ‘lek’ in het IJzeren Gordijn. Honderdduizenden waren het communisme immers al ontvlucht via het kapitalistische en liberale West-Berlijn. Dat was een doorn in het oog van de hele communistische wereld. Een muur rond West-Berlijn bleek de oplossing. Het lek was daarmee gedicht. Bovendien kon West-Berlijn daardoor haar rol als uithangbord van de westerse levensstijl niet meer spelen: uit het zicht, uit het hart, hoopte het DDR-regime. Met de Muur viel de emigratie inderdaad quasi stil.

Opeenvolgende VS-presidenten, van Kennedy tot Reagan, veroordeelden de Muur wel, maar wilden er geen oorlog voor riskeren: de vrees voor een kernoorlog zat er dik in. Chroesjtsjov had dus juist gegokt. Maar moreel had het communisme wel een deuk gekregen. Dat werd ook na 1975 duidelijk, toen alle Europese landen de akkoorden van Helsinki tekenden. Dat de naoorlogse grenzen in Europa erin erkend werden, leek een overwinning voor de Sovjets, maar die mispakten zich op het onderdeel over mensenrechten: alle landen beloofden er immers de mensenrechten binnen hun grenzen te respecteren. Het gaf een stok achter de deur voor heel wat burgerinitiatieven en organisaties die het gebrek aan rechten en inspraak in het Oostblok aanklaagden. Die initiatieven, zoals Charta 77 in Praag, werkten als een sluipend gif, dat het communisme in veel Oost-Europese landen uiteindelijk de kop zou kosten.

1.2 Val van de Berlijnse Muur, einde van de Sovjet-Unie (1989 - 1991)

Toen Michail Gorbatsjov in 1985 de leiding kreeg over de Sovjet-Unie, erfde hij een imperium in verval. Met veel ambitie zette hij een programma van hervormingen in gang, met ‘glasnost’ (openheid) en ‘perestrojka’ (herstructurering) als slogans. Zijn voornemen om zich terug te trekken uit Oost-Europa en elk regime er de vrijheid te laten het communisme op zijn eigen manier te realiseren, zette een domino-effect in gang. De val van de Berlijnse Muur in november 1989 werd het symbolische hoogtepunt. Tegen het einde van dat wonderjaar was haast elk communistisch regime in het voormalige Oostblok gevallen. Verkiezingen gaven het startschot voor een snelle liberalisering en democratisering. In 1991 hield ook de Sovjet-Unie op te bestaan.

De Russen bekeken die gebeurtenissen met een mengeling van hoop en frustratie. Hervormingen werden er toegejuicht, maar het verdwijnen van het Sovjetimperium sloeg diepe wonden. Ook in de Russische Republiek zelf viel in 1991 het communisme. De jaren 1990 brachten toenadering tot het Westen en de vrije markt, maar ook veel chaos. De eerste vrij verkozen president van het ‘nieuwe’ Rusland was Jeltsin. Hij wou Rusland inrichten als een liberale republiek, maar ondanks de vele leningen en steun uit het Westen, slaagde hij er niet in het land economisch terug op de rails te krijgen. De kroonjuwelen van de Russische economie (olie, gas, mijnen) kwamen in handen van een groep gewiekste en corrupte zakenlieden, die op korte tijd schatrijk werden. Achter de schermen deelden die zogenaamde oligarchen de lakens uit.

1.3 Rusland onder Poetin (2000 - heden)

Toen Vladimir Poetin in 2000 de sterke man werd in Rusland, had hij één doel voor ogen: de ‘schande van 1991’ uitwissen en van Rusland opnieuw een sterk imperium maken. Oligarchen werden aan zijn macht onderworpen, westerse steun werd afgebouwd en maakte plaats voor een erg nationalistisch en antiliberaal discours. De Koude Oorlog leek wel terug van weggeweest.

Bij de val van de Sovjet-Unie was een ‘neutrale’ zone tussen de westerse NAVO-landen en de Russische Republiek afgesproken. In de praktijk lonkten landen als Oekraïne meer naar het Westen. De recente gebeurtenissen in Oekraïne kunnen dan ook in het licht van Poetins ‘restauratiepolitiek’ gezien worden. Om de macht van zijn land te herstellen moet de groeiende invloed van het Westen (lees: de NAVO en de EU) gestopt worden. Dat het grote en economisch sterke Oekraïne kandidaat is om lid te worden van beide organisaties, overtuigde Poetin om de spierballen te laten rollen: aanvankelijk subtiel, via zogenaamde hybride oorlogvoering, maar sinds de bezetting van de Krim (2014) en de inval in Oekraïne (2022) ook met militaire middelen.

Historische vraag 2:

Maken recente crisissen de EU sterker of zwakker?

← Florez, G. (2016). Verliefd in Calais.

©VANIN

↑ Bekijk het fragment uit Verliefd in Calais.

Dit is een reportage van regisseur Florez en zijn crew over het vluchtelingenkamp in Calais. Hij legt het dagelijkse leven, de frustratie en de wanhoop vast. In een klein, onmogelijk liefdesverhaal komt alles samen.

Veel vluchtelingen in de kampen in Calais en Duinkerke willen koste wat het kost naar Groot-Brittannië. Familie in Groot-Brittannië, de taal en betere kansen op juiste papieren en werk overtuigen hen ervan om door te reizen. In Groot-Brittannië doet men er echter alles aan om hen te stoppen omdat het als asielzoeker illegaal is om door te reizen naar een ander Europees land. Meer dan 30 000 migranten staken in 2023 in bootjes illegaal het Kanaal over naar Engeland. De opvangcrisis woedt vandaag nog steeds in alle hevigheid en is slechts een van de vele uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd. In deze historische vraag ga je op zoek naar de kansen en uitdagingen van de Europese Unie.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2 en zoek op de site de doelstellingen en waarden op van de EU.

a Wat is het verband tussen de waarden van de EU en het lied ?

b Is de EU altijd even trouw aan haar eigen waarden?

Gebruik argumenten uit bron 2 om je antwoord te onderbouwen.

2 Bestudeer bron 3 tot en met 10. Vaak spreekt men van twee kampen met een andere kijk op het bestaan en de werking van de EU: het pro-EU-kamp, dat de Europese Unie steunt vanwege de voordelen, en de eurosceptici, die kritisch staan tegenover de EU en soms pleiten voor vertrek.

Ga naar de website van de Europese Unie.

©VANIN

a Zoek in bron 5 de redenen waarom de meeste Britten uiteindelijk kozen om uit de EU te stappen.

b Welke bronnen kun je plaatsen bij het perspectief van het pro-EU-kamp ?

c Welke bronnen kun je plaatsen bij het perspectief van de eurosceptici of het anti-EU-kamp?

d Zoek voor elk perspectief argumenten (uit de bronnen) die dat perspectief mee onderbouwen.

3 Lees bron 11. De opdeling in pro-EU en anti-EU is heel zwart-wit. Kritische stemmen over de EU zijn niet noodzakelijk stemmen tegen de EU.

a Welke verschillende visies op de EU schuift de auteur naar voren?

b Wat geeft de auteur als mogelijke oplossing om burgers positiever tegenover de EU te laten staan?

c Bedenk twee nuances bij het antwoord dat je gaf bij opdracht 2d over het pro- en het anti-EU-kamp.

4 Bestudeer bron 12. Welke uitdagingen voor de EU worden besproken? En welke kansen komen aan bod?

5 Ga naar iDiddit en bereid met je klas een debat voor.

Ga eerst naar iDiddit en onderzoek hoe de Europese eenmaking tot stand kwam.

Bron 1:

Duitse tekst:

Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elysium!

Wir betreten feuertrunken, Himmlische, Dein Heiligtum.

Deine Zauber binden wieder, Was die Mode streng geteilt, Alle Menschen werden Brüder.

Nederlandse vertaling:

Vreugde, schitterende godenvonk, dochter uit Elysium!

Wij betreden met vurige hartstocht, hemels wezen, jouw heiligdom!

Jouw toverkrachten verbinden weer wat gewoonte strikt verdeeld heeft, Alle mensen worden broeder.

Uit: Visser, Y. & Visser, L. (2019). Volkslied van Europa – ‘Ode an die Freude‘.

In 1972 koos de Raad van Europa het lied Ode an die Freude van Ludwig van Beethoven als volkslied. De Europese vlag werd al in 1955 aangenomen. Hoewel het volkslied officieel geen tekst heeft, wordt vaak de tekst gebruikt die Beethoven in zijn symfonie heeft verwerkt. Het lied wordt gespeeld tijdens officiële EU-plechtigheden en evenementen met een Europees karakter.

Bron 2:

Griekenland is de belangrijkste toegangspoort voor mensen die via Turkije Europa trachten te bereiken. Veel vluchtelingen en migranten maken met de boot de oversteek van het Turkse vasteland naar de dichtbijgelegen Griekse eilanden in de Egeïsche Zee. Wanneer ze daar stranden, worden ze door de autoriteiten vastgehouden. De meesten van hen zijn op de vlucht voor oorlog en geweld, uit landen als Syrië, Afghanistan, Irak, Congo of Iran. Sinds de migratiedeal tussen Turkije en de EU in maart 2016, worden vluchtelingen en migranten, op hun route via Griekenland, vastgehouden op zogeheten hotspot-eilanden. Daar moeten ze verplicht blijven wachten op de uitkomst van hun asielprocedure. Ze mogen niet van het eiland weg zolang de procedure loopt. Ondertussen stopt de instroom van nieuwe vluchtelingen niet. De eilanden raken overbevolkt (…) Alessandro Barberio werkt als klinisch psychiater in het vluchtelingenkamp van Moria. Elke dag ziet hij hoe de omstandigheden in het overvolle kamp verslechteren.

‘In 14 jaar als klinisch psychiater heb ik nog nooit zoveel mensen zien lijden aan ernstige geestelijke gezondheidsproblemen als hier in Lesbos. De grote meerderheid vertoont psychotische tekenen, kampt met zelfmoordgedachten of heeft zelfs al pogingen ondernomen. (…) Tussen de asielzoekers zitten mensen die zowel in hun land van herkomst als tijdens hun reis extreme vormen van foltering en geweld hebben meegemaakt. (…) Hier worden ze gedwongen te leven in een context die geweld in al zijn vormen stimuleert –inclusief seksueel geweld, dat zowel kinderen als volwassenen treft.

(…) Het valt mij op dat Lesbos steeds meer op een ouderwets psychiatrisch gesticht begint te lijken.’

Uit: Barberio, A. (2018). Overbevolking in het vluchtelingenkamp van Moria. Artsen Zonder Grenzen.

De migratiedeal tussen de EU en Turkije (maart 2016) omvatte de terugkeer van illegale migranten van de Griekse eilanden naar Turkije, financiële steun voor Turkije voor de opvang van vluchtelingen, en gesprekken over visumvrij reizen voor Turkse burgers naar de EU. Sommigen beschouwen de deal als een effectieve maatregel om de vluchtelingenstroom te beheersen, terwijl anderen kritiek uiten op de humanitaire gevolgen en de impact ervan op de rechten van vluchtelingen.

Bron 3a:

©VANIN

← Het Schengengebied is een zone zonder grenscontroles tussen de meeste landen die deel uitmaken van de EU, evenals enkele niet-EU-landen zoals Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein. De Schengenzone is vernoemd naar het Schengenakkoord, dat in 1985 werd ondertekend in het Luxemburgse dorp Schengen. Binnen het Schengengebied kunnen burgers, goederen, diensten en kapitaal vrij reizen zonder dat er grenscontroles plaatsvinden tussen de deelnemende landen.

Bron 3b:

← Vos, H. & Speybrouck, S. (2021). Het mirakel van Schuman: Een markt: de zaak van de opblaaspop.

↑ Luister naar de podcast Het mirakel van Schuman

Bron 4a:

Roamingkosten binnen EU vallen weg - wat betekent dat concreet voor u?

Na tien jaar van bakkeleien mogen -vanaf vandaag- telecomoperatoren in de Europese Unie niets extra meer aanrekenen voor roaming. Dat zijn extra kosten wanneer u mobiel surft, belt of sms't in het buitenland. De dure factuur na een vakantie moet daarmee tot het verleden behoren dankzij een Europese wet. Voor operatoren gaat dan weer een melkkoe op stal. We zetten kort op een rij wat de wet voor u concreet betekent.

Wat treedt er vandaag juist in werking?

U kunt in het buitenland bellen, sms'en of surfen alsof u thuis bent, dus aan hetzelfde tarief als in België. U betaalt geen roamingkosten meer. "Roaming like at home" geldt in de hele Europese Unie, inclusief de eilanden die bij een lidstaat horen. Met drie andere landen is een overeenkomst gesloten: IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. Zwitserland en Turkije doen niet mee. Het Verenigd Koninkrijk (voor de Brexit) voorlopig nog wel.

Uit: Cardoen, S. & Paelinck, G. (2017). Roamingkosten binnen EU vallen weg – wat betekent dat voor u? VRT.

Bron 4b:

← VRT. (2024). Dit hebben we allemaal aan Europa te danken. ↑ Ontdek wat we allemaal aan Europa te danken hebben.

©VANIN

Bron 5:

↑ Bekijk een fragment over de Brexit.

← VPRO. (2020). Brexit: gewonnen en alles kwijt. In 2016 stemden de Britten ‘Leave’: Ze wilden weg uit de EU. Daarmee kwam na 47 jaar een einde aan het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de EU. Het was de eerste keer in de geschiedenis van de EU dat een lidstaat zich terugtrok uit de Unie. Het campagneteam van het leavekamp overtuigde een grote groep ontevreden Britten ervan dat Europa de schuld van al hun ellende was. Pas nu ontdekken veel Brexitstemmers dat ze misbruikt zijn voor de machtsspelletjes van de politieke elite.

Bron 6:

← Lectrr. (2018). Artikel 7.

De Visegrád-landen, bestaande uit Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije, vormen een politieke alliantie binnen de EU met vergelijkbare standpunten en belangen. Ze werken samen op gebieden zoals regionale samenwerking, economische ontwikkeling en migratie, en worden gezien als een stem die de belangen van CentraalEuropa vertegenwoordigt. Ondanks dat ze profiteren van hun EUlidmaatschap, hebben ze ook conflicten met de EU over migratiebeleid, democratische normen en soevereiniteit, waarbij ze kritiek uiten op beleidsmaatregelen die hun nationale soevereiniteit zouden aantasten.

Bron 7:

← Balazs, A. (jaar onbekend). Fietstoren van in Tiszafüred.

Een schildpaddenmuseum dat nog geen dag open is geweest, een onvindbare en dus onbekende bobbaan, een fietspad dat te gevaarlijk is om op te fietsen ... Europese subsidies worden in Hongarije niet altijd even doordacht besteed, blijkt uit een reis door het oosten van het land.

Ontdek op iDiddit meer voorbeelden van subsidies die niet voor de juiste doeleinden gebruikt zijn.

©VANIN

Bron 8:

(...) Kan u, eerst, nog eens uitleggen wat fout loopt in Hongarije?

"Eigenlijk ben ik gekant tegen het trekken van rode lijnen. Alsof het probleem opgelost zou zijn als je een van de klachten oplost; (…) Uit mijn rapport blijkt dat alles samenhangt: kranten verliezen hun onafhankelijkheid, rechters worden met pensioen gestuurd om vriendjes van Viktor Orbán te benoemen, de academische vrijheid wordt aan banden gelegd, niet-gouvernementele organisaties worden 'agenten van het buitenland' genoemd, minderheden worden gediscrimineerd, oppositiepartijen wordt het werken moeilijk gemaakt en de kieswet is veranderd. Dat heeft Viktor Orbán op een paar jaar tijd allemaal gedaan. Verandering en verbetering zie ik niet. De Centraal-Europese Universiteit heeft ondertussen beslist om naar Wenen te verhuizen. Er is een administratieve rechtbank opgezet waarin nieuwe rechters benoemd kunnen worden die de regering gunstig gezind zijn. Onlangs is ook een artikel in de grondwet opgenomen waardoor dakloosheid strafbaar wordt gemaakt. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft moeten ingrijpen in een zaak waarbij vluchtelingen in detentie van wie de asielaanvraag is afgewezen, voedsel wordt ontzegd. Mensen worden uitgehongerd om hen ertoe te drijven vrijwillig weg te gaan. Slechts weinigen weten daarvan aangezien ngo's de toegang tot die detentiecentra wordt ontzegd. Eerlijk gezegd zie ik de toestand alleen maar verergeren." (…)

Uit: Van Lancker, A. (2019). Judith Sargentini: ‘EVP wordt gegijzeld door rechts’. www.sampol.be

Judith Sargentini is een Nederlandse politica en voormalig lid van het Europees Parlement (EP). Ze was lid van GroenLinks en van de Europese Vrije Alliantie. Ze schreef het verslag over de situatie van de rechtstaat en de grondrechten in Hongarije, dat in 2018 werd aangenomen door het Europees Parlement. Sargentini staat bekend om haar inzet voor mensenrechten, democratie en de rechtstaat.

Viktor Orbán is premier van Hongarije sinds 2010 en wordt gekenmerkt door zijn nationalistische beleid, zijn autoritaire tendensen en zijn verzet tegen de liberale democratische waarden. Hij staat bekend om zijn controversiële politiek, waarbij hij de persvrijheid beperkt, de macht van de regering versterkt en een ‘illiberale democratie’ promoot.

Bron 9:

← De videoclip van het nummer La Crise van Daan uit 2013 moest met Griekse ondertitels verspreid worden. Het nummer met Grieks deuntje raakte tot in Griekenland via een dj. Maar veel Grieken hadden geen idee waar Daan het over had en dachten dat hij met hen spotte. Een vertaling drong zich op.

De Griekse economische crisis begon in 2009 door een groot begrotingstekort. Dat leidde tot een vertrouwenscrisis op de financiële markten. De oorzaken waren hoge overheidsschulden, economische zwakheden en de financiële crisis van 2008. Internationale financiële steun en bezuinigingsmaatregelen werden ingevoerd om de diepe recessie en schuldencrisis aan te pakken. De euro was deels een oplossing door lagere rentetarieven en gemakkelijkere leningen, maar verergerde ook de situatie door gebrek aan hervormingen. De crisis resulteerde in hoge werkloosheid, armoede, loon- en pensioenverlagingen, belastingverhogingen, emigratie en sociale spanningen.

©VANIN

Waem, D. (2014). Europarlementariër Hans Van Baalen (VVD) samen met zijn fractieleider Guy Verhofstadt toen hij zijn steun uitsprak aan de pro-Europese betogers in de Oekraïense hoofdstad Kiev tijdens de Maidanrevolutie.

Ze kregen allebei heel wat kritiek op hun optreden. Er werd hen verweten dat ze extra olie op het vuur hadden gegooid in het binnenlandse conflict, en dat in naam van de Europese Unie.

De Maidanrevolutie, ook bekend als Euromaidan, vond plaats in Oekraïne van eind 2013 tot begin 2014. De revolutie begon vanwege ontevredenheid omdat de Russisch-gezinde president een associatieovereenkomst met de EU had geweigerd, ten gunste van nauwere banden met Rusland. Het leidde tot zijn afzetting en er werd een interimregering gevormd. De EU steunde de interimregering, hielp bij de politieke hervormingen en bood economische steun, wat resulteerde in een associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. De Maidanrevolutie wordt gezien als een keerpunt in de verhoudingen tussen Rusland en het Westen, waarbij Moskou de acties van de EU en de VS in Kiev als een uitbreiding van de invloedssferen beschouwt, en de afzetting van de president als een 'coup'. Dat leidde tot de annexatie van de Krim door Rusland en steun aan de separatisten in Oost-Oekraïne (2014).

Bron 11: ↑

Lees het artikel over kritiek op de EU.

Bron 12: ↑

Bekijk het fragment. Heeft de EU nog een toekomst?

← VRT. (2022). Wat verwachten de Europeanen van de EU?Heeft de EU nog een toekomst?

In Terzake geeft presentatrice Annelies Beck het woord aan vier Europeanen. Wat verwachten zij van de Europese Unie?

Bekijk de videoclip van La Crise van Daan.
Bron 10:
Belgaimage/BELGA

2 De Europese Unie

Het Verenigd Europa is vandaag een belangrijke speler in de multipolaire wereld. Na de Tweede Wereldoorlog tot nu voltrok zich een langzaam proces waarin zelfstandige Europese staten bevoegdheden afstonden aan een Europese Unie met supranationale instellingen.

2.1 Het ontstaan en de groeipijnen van Europa

De Europese Unie ontstond uit de behoefte aan vrede en samenwerking na de verwoestende Tweede Wereldoorlog. De basis werd gelegd in 1951 met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, die de economische samenwerking bevorderde tussen zes landen die eerder vijanden van elkaar waren. Die onderlinge samenwerking was bovendien een voorwaarde van de Verenigde Staten voor hun financiële steun (Marshallplan: zie hoofdstuk 3) voor de wederopbouw van Europa. Door samenwerking zouden de West-Europese democratieën bovendien sterker staan tegenover de machtige Sovjet-Unie. In de daaropvolgende decennia werden meer instellingen en verdragen gevormd en sloten meer landen zich aan. Dat leidde in 1993 tot de vorming van de Europese Unie (EU) met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht. In de decennia die volgden op de val van het communisme traden ook OostEuropese landen toe tot de EU. De EU is inmiddels uitgegroeid tot een politieke en economische unie, waarbij in 2024 27 lidstaten zijn aangesloten en waain de onderlinge Europese integratie sterk is verdiept.

2.2 Successen van de EU ...

↑ Schulze-Vorberg, R. (22 september 1984). Bondskanselier Kohl en president Mitterand in Verdun.

Sinds haar oprichting heeft de EU een reeks successen geboekt die haar rol en invloed op het continent hebben versterkt. Vrede en stabiliteit stonden aan de basis van de EU, als antwoord op de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. Decennialang heeft de EU vrede en stabiliteit op Europees grondgebied weten te handhaven.

Een ander belangrijk succes is de economische integratie. Door de creatie van een interne markt is het vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen mogelijk geworden. Dat heeft bijgedragen aan economische groei en welvaart in de regio.

© Régis
BOSSU

Bovendien was de uitbreiding van de EU een opvallend succes. Wat begon als een handvol landen, heeft zich uitgebreid tot een grotere unie, waarbij de democratische waarden en instellingen in elke nieuwe lidstaat, vooral in voormalige Oostbloklanden, bevorderd werden.

Ook op vlak van de wereldwijde klimaatcrisis oogstte de EU successen. De EU speelt in de wereld een voortrekkersrol om die urgente kwestie aan te pakken en legde met de Green Deal duidelijke doelstellingen vast om de klimaatopwarming onder de twee graden te houden tegen het einde van de eeuw.

2.3 Euroscepsis

Ondanks haar vele successen kampt de EU ook met moeilijkheden. Verschillende factoren hebben geleid tot euroscepsis binnen de EU. Ten eerste is er een dalend vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen (zie grafiek). Een veelvoorkomende zorg is het democratisch tekort binnen de EU: besluiten lijken vaak ver boven de hoofden van de burgers genomen te worden. De werking van de Europese instellingen is voor de burgers niet altijd even transparant.

Ook de Europese mechanismen om de democratische rechtstaat in alle lidstaten te beschermen stonden meermaals onder druk. Hongarije en Polen bijvoorbeeld namen het niet altijd zo nauw met de principes van de rechtstaat en de democratie. Toen daar de onafhankelijkheid van de rechtspraak, de persvrijheid en rechten van minderheden werden ingeperkt, rees de vraag hoe doeltreffend de EU kan optreden om de democratische waarden in haar lidstaten te bewaken. Terwijl sommigen de EU juist beschouwen als een krachtige hefboom om in die landen de democratie te handhaven, twijfelen de Europese sceptici aan de effectiviteit ervan en waarschuwen ze voor mogelijke verdere polarisatie binnen Europa.

Ten derde heeft de economische crisis van 2008 sterk bijgedragen tot meer ‘scepticisme’ ten aanzien van de EU. Europa koos voor sterke bezuinigen, wat leidde tot het verlies van banen, economische onzekerheid en onvrede over het EU-beleid.

©VANIN

en EU-landen, 2023, in %

Naar: Eurobarometer. (2023). Grafiek over vertrouwen in de EU-instellingen.

De aanhoudende migratiecrisis raakte evenmin opgelost: Het Europese migratiepact veroorzaakte onenigheid over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen EU-lidstaten bij het opvangen en herplaatsen van migranten. Sommige lidstaten pleitten voor een eerlijkere verdeling terwijl anderen zich verzetten tegen verplichte opvangquota. Er waren en zijn meningsverschillen over de vereisten en procedures voor het verlenen van asiel.

De hamvraag rees of de EU wel voldoende samenhang, daadkracht en efficiënte coördinatie bezit om een consensus inzake belangrijke vraagstukken te bereiken. Dat dit niet altijd zo was, werd pijnlijk duidelijk toen de EU niet in staat was het vertrek in 2020 van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, bekend als de Brexit, te voorkomen.

Verder baart de sociale ongelijkheid binnen de EU zorgen: de economische integratie heeft niet alle lidstaten gelijkwaardig bedeeld, wat leidde tot socio-economische ongelijkheid tussen landen en binnen sommige lidstaten. Dat werd onmiskenbaar duidelijk in 2010 met de Griekse financiële crisis. Ten slotte blijft de vraag of de EU haar rol zal blijven kunnen spelen op het wereldtoneel en of ze in staat is een stevige gemeenschappelijke positie in te nemen in veranderende omstandigheden, terwijl ze blijft streven naar vrede, stabiliteit en welvaart voor haar burgers. Alleszins hebben ook de Russische annexatie van de Krim (Oekraïne) in februari en maart 2014, en de inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022, verder geleid tot verdeeldheid binnen de EU.

Duidelijk is dat de euroscepsis allerlei vormen kan aannemen: de harde vorm, zoals bij de Brexit, waarbij lidstaten er radicaal voor kiezen de EU te verlaten vanwege onvrede over het EU-beleid, immigratie en soevereiniteitskwesties. Of zachtere vormen waarin slechts bepaalde aspecten van de samenwerking in Europa bekritiseerd worden.

©VANIN

Uitbreiding 1:

Welke rol speelde Mao in het ontstaan van het moderne China?

← Maker onbekend. (jaren 1950). Chinese affiche waarop te zien is hoe er op mussen wordt gejaagd.

De affiche gaat over de vier-plagen-campagne in China in de jaren 1950. Mussen werden gezien als een van de plagen die de landbouw bedreigden.

Mao Zedong riep het volk op om op de mussen te jagen, wat resulteerde in een massale uitroeiing. Dat leidde echter tot een ecologisch onevenwicht, waardoor insectenplagen ernstige schade aan landbouwgewassen veroorzaakten, wat uiteindelijk een van de factoren was die leidden tot de Grote Chinese Hongersnood.

Ga naar iDiddit en onderzoek welke rol Mao nog speelde in de opbouw van het moderne China.

Historische vraag 3:

Wat vertelt de covidpandemie over de Chinese samenleving?

Zakenreizen zijn niet zonder risico. De eerste bekende COVID-19-patiënt in Europa was een 56-jarige man uit Beieren, Duitsland. Hij was kort daarvoor teruggekeerd van een zakenreis naar de regio Wuhan in China, waar het virus voor het eerst werd geïdentificeerd. Het geval leidde tot maatregelen om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

©VANIN

Vanaf het ontstaan van communistisch China in 1949 onder leiding van Mao Zedong tot kort na zijn dood in 1976 was reizen vanuit het kapitalistische Westen naar China onmogelijk. In 1978 veranderde dat toen zijn opvolger Deng Xiaoping de ‘opendeurpolitiek’ instelde. Sindsdien groeide de Chinese economie en China’s invloed op het vlak van de wereldhandel, het buitenlandbeleid, de 5G-netwerken en de infrastructuur. In deze historische vraag onderzoek je wat de covidpandemie vertelt over de Chinese samenleving na Mao.

Opdrachten

1 Bestudeer bron 1 en 2.

a Wat wordt bedoeld met mondkapjesdiplomatie?

b Hoe gebruikte China de covidpandemie om zijn greep op Europa te verstevigen?

c Wat is het Belt and Road Initiative? Welke voordelen biedt die strategie voor China? Zijn er ook nadelen aan verbonden?

d Bedenk een aantal redenen waarom westerse landen niet blij zijn met de steeds dominantere positie van China op economisch vlak.

2 Bestudeer bron 4 tot en met 7.

a Zoek op de tijdlijn welke belangrijke gebeurtenissen zich gelijktijdig voordeden in 1989.

b Zie je een verband tussen de protesten waarvan sprake is in bron 4 en de andere gebeurtenis(sen) in 1989? Plaats beide gebeurtenissen in de historische context.

c Vergelijk in bron 4 de aanpak van de Chinese overheid met die in bron 5 tot en met 7. Is er fundamenteel iets veranderd in de aanpak ? Onderbouw je antwoord met argumenten uit de bronnen.

d Onder zoek de oorzaken en gevolgen van de sociale onrust en politieke onderdrukking in China aan de hand van de bronnen. Zet in een schema.

3 Bestudeer bron 3, 6 en 7. Bekijk en beredeneer vanuit het perspectief van China of vanuit het perspectief van het Westen.

a Bekijk het vanuit het perspectief van het Westen: analyseer China's rol in de wereldeconomie, de uitdagingen waarmee het land wordt geconfronteerd en de acties die de regering onderneemt. Geef redenen voor de manieren waarop westerse landen die aspecten beoordelen en argumenteer je standpunten met info uit de bronnen.

b Bekijk het nu vanuit het perspectief van China: analyseer de huidige positie van het land in de wereldeconomie, de problemen waarmee het wordt geconfronteerd en de maatregelen die de regering neemt. Beschrijf hoe Chinese burgers die kwesties zien en waarom. Argumenteer met info uit de bronnen.

Bron 1:

↑ Bekijk een fragment uit De Afspraak

Bron 2a:

← VRT. (2020). De Afspraak: geopolitiek spel Rusland en China tijdens coronacrisis. De coronacrisis van 2020 illustreert de snel veranderende internationale betrekkingen en machtsverhoudingen en benadrukt de rol van crisissen bij het uitoefenen van soft power. Terwijl de Verenigde Staten hun rol als wereldleider terughoudend vervulden en zich vooral op binnenlandse zaken concentreerden, sprong China in het ontstane vacuüm. Ze hielpen andere landen met beschermende materialen, zoals medische apparatuur en mondkapjes, waarin China marktleider was geworden. Dat initiatief omvatte hulp aan zwaar getroffen landen zoals Italië en aan Aziatische landen zoals Cambodja, die ook betrokken zijn bij China's Belt and Road Initiative (mondkapjesdiplomatie).

©VANIN

↑ Bekijk een fragment over het Belt and Road Initiative.

Bron 2b:

← CGTN. (2018). President Xi Jinping: Why I proposed the Belt and Road. Tijdens een bezoek aan Kazachstan in 2013 introduceerde Xi Jinping, de huidige leider van China, het concept: één gordel, één weg. Later kreeg dat de naam ‘Gordel- en Weginitiatief’ (Belt and Road Initiative of BRI). De term ‘Nieuwe Zijderoute’ wordt ook veel gebruikt. Met dat begrip bedoelt men een netwerk van routes over land: spoor, snelwegen, gaspijpen en internetconnecties, samen met Special Economic Zones en soepele grensovergangen.

De Nieuwe Zijderoute loopt van China naar het Westen via de voormalige Sovjet-vazalstaten en zuidwaarts via Pakistan, India en Zuidoost-Azië. De Gordel zijn de maritieme routes met havens in de Indische Oceaan, Zuidoost-Azië en zelfs in Oost-Afrika. De kaart van de Beltand Road-route maakt in één oogopslag duidelijk waar het over gaat en hoe die route van mondiaal belang is.

Bron 3:

Uitsplitsing per land van de mondiale koolstofemissies voor 2023

China

India

Verenigde Staten

Rusland

Indonesië

Brazilië

EU27

Japan

Duitsland

Zuid-Korea

Canada

territoriale emissies (GtCO2) emissies op basis van consumptie (GtCO2)

Verenigde

India 9,5 %

Staten 14,4 %

Rusland 5,8 %

Indonesië 5,8 %

Brazilië 5,5 %

Bron: Sigma Earth. (2023). Uitsplitsing per land van de mondiale koolstofemissies voor 2023.

China 31,8 %

©VANIN

andere landen 13 %

EU27 4,9 % Japan 3,5 % Zuid-Korea 1,9 %

(…) Op die top in Glasgow kondigden China en de Verenigde Staten tot ieders verrassing een gezamenlijk plan aan: de twee grootste vervuilers ter wereld zouden de inspanningen om hun CO2-uitstoot naar beneden te krijgen versnellen. (…) Intussen is China ‘de grootste vervuiler van de planeet’ geworden. Zo stootte het land vorig jaar maar liefst 11 336 megaton CO2 uit. Ter vergelijking, ons land stootte 96 megaton uit, dat is ongeveer evenveel als China op 3 dagen. Ter nuance: als we de cijfers berekenen per inwoner dan heeft een gemiddelde Belg nog altijd een grotere CO2-voetafdruk dan een gemiddelde Chinees. (…) Vanaf de jaren 2000 werden de Chinese steden elke winter in een wolk van smog gehuld en dat leidde tot gemor onder de stadsbevolking. Er is meer: ‘Als je kijkt naar de kaarten die de gevolgen van klimaatverandering aanduiden, dan staat China daar altijd op als risicogebied’, zegt Ardi Bouwers, sinoloog aan de universiteit van Amsterdam en consultant bij China Circle. ‘Soms gaat dat gepaard met extreme hitte en droogte, dan weer met extreme regenval.’ Sinds 2011 heeft de Chinese overheid de strijd tegen klimaatverandering opgenomen in haar langetermijnplannen. Daarbij stelt ze zich tot doel om tegen 2060 ‘CO2-neutraal’ te zijn. Een belangrijke kanttekening is dat de uitstoot tot 2030 nog zal groeien om daarna in snel tempo af te nemen. De afgelopen decennia heeft China een enorme weg afgelegd als het gaat om de ontwikkeling van groene energie. Maar om aan de groeiende Chinese energievraag te voldoen is dat niet voldoende, zegt Johny Browaeys, een bio-ingenieur die 20 jaar in China heeft gewoond: ‘Ze bouwen nucleaire centrales, zonneparken en windmolenparken. Die laatste twee sectoren groeien meer dan waar dan ook in de wereld. En toch is dat niet genoeg, en dus hebben ze nog steenkoolcentrales nodig.’ ‘China opent twee steenkoolmijnen per week. Dat is waanzinnig’, zegt Ardi Bouwers, ‘maar China is natuurlijk ook nog altijd de fabriek van de wereld.’ (…) ‘China heeft mij altijd verbaasd door de snelheid waarmee ze zaken gedaan krijgen’, zegt Johny Browaeys, ‘de huidige klimaatdoelen zijn opgenomen in de grondwet en moeten dus worden uitgevoerd, anders zou president Xi Jinping gezichtsverlies leiden. Dat gebeurt met harde hand, maar ook met stimulansen: bedrijven die investeren in vernieuwende groene technologie krijgen volop subsidies.’ Ook op die manier helpt China de rest van de wereld om zijn klimaatdoelen te bereiken. ‘Het is nog maar een paar jaar geleden dat wij in Vlaanderen zaten te bakkeleien over de subsidies aan de zonnepanelensector’, zegt Delbeke. ‘Nu is dat allemaal niet meer nodig omdat ze zo goedkoop zijn geworden en ze zijn zo goedkoop omdat China ze ons levert.’ (…)

Uit: De Vos, V. (26 november 2023). Grootste uitstoter van CO2 én grootste investeerder in groene technologie: kan China het klimaat redden? VRT.

Bron 4:

Widener, J. (april 1989). Een Beijing-demonstrant blokkeert het pad van een tankkonvooi langs de Avenue of Eternal Peace bij het Tiananmenplein. In het jaar 1989 vonden grote veranderingen plaats in de wereld. Mensen in verschillende communistische landen eisten meer bewegingsvrijheid. In november viel uiteindelijk de Berlijnse Muur. De protesten in Beijing en honderden andere Chinese steden vanaf april 1989 baarden de Chinese leiders grote zorgen omdat naast studenten ook andere groepen zich aansloten bij de demonstraties: eerst docenten en journalisten, daarna ook artsen, ambtenaren, arbeiders en boeren. De Chinese autoriteiten reageerden de eerste weken met een mix van verzoenende en strenge maatregelen. Uiteindelijk won de angst voor complete anarchie het en namen de leiders in Beijing – met de steun van de leider achter de schermen, Deng Xiaoping – het besluit dat de demonstraties moesten worden gestopt, indien nodig met de inzet van het leger.

Bron 5:

©VANIN

↑ Bekijk een fragment over het covidbeleid in China.

Bron 6:

← VRT. (2022). Journaal: protest in China tegen streng covidbeleid. In China nam het protest tegen het bijzonder strenge zero-covidbeleid van de overheid toe. De protesten braken uit na een brand in een flatgebouw in Ürümqi dat door de quarantaine was afgesloten. In een hele reeks steden kwamen mensen op straat om hun ongenoegen te uiten tegen de strenge lockdown. Opvallend is dat het protest zich ook meer en meer tegen de communistische partij van China begon te keren.

↑ Bekijk een fragment uit China voorbij de muur.

← De Vos, V. & Van de Weghe, T. (25 februari 2024). China voorbij de muur: Welke lessen heeft China geleerd uit de coronapandemie? Vier jaar geleden veroverde een nieuw virus uit China in een razend tempo de hele wereld. In China hielden de strenge covidmaatregelen nog tot begin 2023 aan. Heeft China lessen getrokken uit de pandemie of kan het opnieuw gebeuren? En hoe is het land al dan niet veranderd?

© Archive Photos / Contributor

Bron 7:

← Terzake. (september 2020). Het bezoek van VRT NWS aan een heropvoedingskamp in de Chinese provincie Xinjiang. ↑ Bekijk een fragment uit Terzake

← Maker onbekend. (1 oktober 2020). Tibetanen, Oeigoeren, Mongolen en Hongkongers samen op de Global Day Of Action in Amsterdam. Vertegenwoordigers van de Oeigoeren riepen op om een einde te maken aan de dwangarbeid in Oost-Turkestan (Chinees: Xinjiang) en de kampen te sluiten waarin meer dan één miljoen Oeigoeren opgesloten zitten. Mongolen demonstreerden voor het gebruik van de eigen taal. En Hongkongers riepen op tot de vrijlating van gevangenen en het terugdraaien van de National Security Law. (Die is sinds 30 juni 2020 van kracht in Hongkong. De wet richt zich op het onderdrukken van activiteiten die door de Chinese regering als subversief, separatistisch, terroristisch of samenzweerderig worden beschouwd. Ze stelt strenge straffen voor overtredingen en heeft geleid tot bezorgdheid over de beperking van vrijheden en de autonomie van Hongkong.)

©VANIN

3 De Chinese samenleving na Mao

3.1 De economische vooruitgang en de gevolgen sinds 1978

Na Mao Zedongs dood in 1976 werd Deng Xiaoping in 1978 door de communistische partij als nieuwe leider naar voren geschoven. Hij introduceerde de marktwerking en opende de economie met zijn opendeurbeleid. Dat leidde tot verregaande markteconomische hervormingen (de ‘Vier Moderniseringen’), gericht op landbouw, industrie, defensie, technologie en wetenschap. Hoewel die hervormingen economisch succesvol waren, nam de kloof tussen stad en platteland toe, net als de ongelijkheid tussen arm en rijk.

De tegenstellingen binnen China nemen nog steeds toe. Er is sprake van een kloof tussen generaties, tussen stad en platteland en tussen arm en rijk. Als gevolg van de snelle economische groei (die nu aan het afvlakken is door onder andere de vastgoedcrisis en de bevolkingsafname als gevolg van het strenge zerocovidbeleid) telt China inmiddels veel superrijke mensen. Het land heeft de meeste miljardairs na de VS en die zijn in China vaak jonger dan 45 jaar.

Xi Jinping (de nieuw verkozen Chinese leider sinds 2012) zag in 2013, tijdens een bezoek aan Kazakhstan en Indonesië, dat China een nieuwe leidinggevende rol kon spelen. Geïnspireerd door de oude Zijderoute, die Azië en Europa verbond, startte hij de Nieuwe Zijderoute, ook wel bekend als het Belt and Road Initiative (BRI). Als een parelsnoer kan China havens aaneenrijgen en spoorwegen bouwen om zo Azië te verbinden met Europa. Hoewel Xi Jinping spreekt van een winwinsituatie, is de vraag in hoeverre daar echt sprake van is. China zou arme landen onnodig in de

schulden steken, schulden die zij onmogelijk kunnen afbetalen. Veel projecten zouden geplaagd worden door corruptie, of schadelijk zijn voor het milieu en de lokale bevolking. Er is sprake van neokolonialisme: het BRI zou bedoeld zijn om de macht van China uit te breiden en de wereld afhankelijk te maken.

↑ Maker onbekend. (2018). Een zonnepark met in de verte windmolens in China.

De economische groei in combinatie met de bevolkingsdruk geeft ook problemen. China kampt met heel wat milieuproblemen. De belangrijkste energiebron voor de industrie is namelijk het sterk vervuilende steenkool. Bovendien zorgen fabrieken voor smog boven de steden en voor rivier- en grondvervuiling. Onder druk van de bevolking legde China daarom afgelopen decennia een enorme weg af in de ontwikkeling van groene energie. Het land kan zich stilaan wereldleider noemen op het vlak van duurzame energie. In het transitieverhaal en de omslag naar groene energie en in de strijd tegen de klimaatverandering speelt China dan ook een cruciale rol.

3.2 De Chinese politiek vanaf 1978: een ommekeer?

Toen na de dood van Mao (1976) de deur van de Communistische Volksrepubliek China op een kier werd gezet, was driekwart van de Chinese plattelandsbevolking nog uitgesproken arm. Een hogere levensstandaard was dan ook een belangrijk doel van alle politieke en economische hervormingen in de jaren die volgden. Maar midden jaren 1980 stokte de groei. Veel mensen begonnen zich zorgen te maken over de inflatie (waardoor ze minder konden kopen met hun inkomen) en over de corruptie van het regime. Steeds meer mensen durfden zich heel voorzichtig uit te spreken over het gebrek aan democratie. Ook in de top van de Chinese Communistische Partij rommelde het. Toen in 1989 de hervormingsgezinde premier van China werd vervangen door een conservatieve premier, barstten op het Tienanmenplein in Beijing hevige protesten uit.

Wat begon als een rouwprocessie, groeide uit tot langdurige demonstraties, waarbij studenten, intellectuelen en vakbondsleiders hun visie op de toekomst van China uitten. Toen de autoriteiten niet toegaven aan de eisen van de demonstranten, werden de protesten grimmiger. Eind mei reden tanks het plein op en werden de protesten met geweld neergeslagen. De Chinese regering meldde 241 doden, maar andere bronnen spraken van mogelijk duizenden slachtoffers. De gebeurtenissen stuurden een schokgolf door Europa en de VS.

Een ander bewijs dat China strakke controle wilde behouden, blijkt uit het verhaal van Hongkong. Op 1 juli 1997 werd Hongkong formeel overgedragen aan China door de Britse koloniale autoriteiten. Volgens die overeenkomst, ook bekend als de Basic Law, mocht Hongkong zijn eigen politieke en juridische systeem behouden tot 2049. Die autonomie was van groot belang voor de internationale zakenwereld, die vertrouwde op het liberale rechtssysteem van Hongkong. Beijing probeerde herhaaldelijk wetten door te voeren in het Hongkongse parlement om meer Chinese controle te krijgen, maar werd geconfronteerd met massale protesten in 2003, 2014 en 2019. Uiteindelijk werd op 1 juli 2020 de Nationale Veiligheidswet van kracht. Die maakte een voortijdig einde aan het systeem van 'één land, twee systemen' en de Chinese regering kreeg zo meer controle over Hongkong.

Voorbeelden van politieke onderdrukking vinden we ook terug bij minderheidsgroepen zoals de Oeigoeren vandaag. De Oeigoeren leven voornamelijk in de autonome regio Xinjiang, in het noordwesten van China. Ze vormen met 11 miljoen mensen zowat 45 procent van de bevolking in die regio. Al jaren stuurt de Chinese overheid Oeigoeren naar heropvoedingskampen om meer grip te krijgen op het gebied. Zo probeert China sinds 2017 de strijd op te voeren tegen wat het land de ‘radicale islam’ noemt. Maar mensenrechtenorganisaties verzamelden getuigenissen waaruit blijkt dat het eerder om concentratiekampen gaat waar de Oeigoeren gefolterd worden. Er zouden naar schatting één tot twee miljoen Oeigoeren opgesloten zitten.

3.3 China vandaag

Het leven van Chinese jongeren is de laatste 25 jaar ingrijpend veranderd. De opendeurpolitiek van Deng Xiaoping en de daarmee gepaarde economische hervormingen hebben ervoor gezorgd dat Chinese jongeren tegenwoordig ook op New Balance en Nike rondlopen, Hollywoodfilms kijken en Disneyland (in Shanghai) kunnen bezoeken. Tegelijkertijd kun je het leven van Chinese jongeren niet helemaal los zien van een dominant politiek systeem. Die filtert informatie op het internet en stimuleert graag nationalistische gevoelens onder jongeren.

Xi ambieert China als leidende macht in de wereld te kunnen positioneren tegen 2040, wanneer de Communistische Volksrepubliek China haar eeuwfeest viert. Intussen zijn er sterk toenemende spanningen tussen de Verenigde Staten en China (de ruling power en de rising power). Die handelsoorlog ontwikkelt zich tot een technologische oorlog en misschien wel tot een nieuwe ‘koude oorlog’. De komende jaren zal duidelijk worden of China zijn langetermijndoelen op economisch en politiek vlak kan bereiken.

Historische vraag 4:

Waarom lijkt vrede steeds verder weg in Palestina?

Migratie is een erg beladen woord in Israël en Palestina. Het roept pijnlijke herinneringen op voor zowel Joden als Palestijnen. Antisemitisme en vervolging dreven Joodse families in het verleden op de vlucht. Ook miljoenen Palestijnen dragen sinds het ontstaan van Israël in 1948 het statuut van ‘vluchteling’.

De Palestijnse journalist Sami Al-Ajmiri uit Gaza zag bij de inval van het Israëlische leger in oktober 2023 de verhalen die hij kende van zijn ouders en grootouders terug werkelijkheid worden: net als in 1948 werden Palestijnse huizen verwoest en moesten duizenden gezinnen vluchten. Voor Sami en zijn gezin braken donkere tijden aan. De gedachte misschien naar Egypte te moeten vluchten, maakte hem angstig. Hij heeft in Gaza een eigen huis, met slaapkamers voor zijn dochters, hij heeft er werk en een auto. En vooral, enige vorm van autonomie en waardigheid. ‘Terug naar een tent, dat is de nachtmerrie van elke Palestijnse vluchteling.’

Opdrachten

1 Vergelijk bron 1 en 2. Formuleer op basis van deze teksten de belangrijkste reden dat dit conflict al lang aansleept en moeilijk op te lossen is.

2 Onder zoek de beide kanten van de tijdlijn in bron 3: ze geven twee perspectieven op dezelfde periode.

a Welk perspectief lees je links en welk perspectief lees je rechts? Waaruit leid je dat af?

©VANIN

b Hoe verklaar je die verschillen?

c Taal is een machtig wapen om een bepaald standpunt te ‘framen’ voor de lezer of toehoorder. Hoe zie je dat in de woorden die beide kanten gebruiken om gebeurtenissen te benoemen en uit te leggen?

3 Veel conflicten escaleren omdat er steeds opnieuw en feller gereageerd wordt op acties van de andere kant. Die groeiende ‘sneeuwbal’ van actie en reactie zie je ook in het Israëlisch-Palestijns conflict.

a Stel aan de hand van één of meerdere bronnen een schema op van actie en reactie.

b Rangschik actie en reactie chronologisch.

c Vermeld bij elke actie en reactie de betrokken partij.

4 Veel waarnemers opperen dat dit conflict een ongelijke strijd is. Haal uit bron 5 en 6 en bron 8 tot en met 11 informatie die die stelling bevestigt of tegenspreekt. Neem een onderbouwd standpunt in.

5 Bron 7 en 11 verwijten de Israëlische overheid een strategie van ‘normvervaging’ en ‘ontmenselijking’.

a Welk doel heeft die strategie?

b Bekijk de tien stappen van Stanton nog eens in de Doorloper over genocide (p. 73). Hoewel je met het begrip ‘genocide’ voorzichtig moet omgaan, herken je sommige stappen wel in de manier waarop Israël de Palestijnen behandelt. Welke?

c Waarom is het extra ironisch of zelfs pijnlijk dat net de Joodse staat Israël die verwijten krijgt?

Bron 1:

Het land van Israël is de geboorteplaats van het Joodse volk. Daar is zijn geestelijke, godsdienstige en nationale identiteit gevormd, daar is de Bijbel geschreven en aan de wereld geschonken. (…) De voorbije holocaust, die miljoenen Joden heeft omgebracht in Europa, heeft aangetoond dat het gebrek aan vaderland en onafhankelijkheid van het Joodse volk moet worden opgelost door de oprichting van een Joodse staat.

Uit: Ben-Gurion, D. (1948). De onafhankelijkheidsverklaring van Israël door David Ben-Gurion, de eerste premier van Israël.

In de 19e eeuw klonken binnen de Joodse diaspora stemmen om een veilig thuisland te stichten voor het Joodse volk. Die nationalistische beweging kreeg de naam zionisme, naar de berg Zion. In de Bijbel staat die berg zo goed als synoniem voor Jeruzalem. In mei 1948 kwam de zionistische droom uit, toen Israël opgericht werd in het historische Palestina. David Ben-Gurion was geboren in het Russische deel van Polen en verhuisde al in 1906 naar Palestina. Als overtuigd zionist en politiek en (para)militair leider werd hij de logische eerste premier.

Bron 2a:

Art. 1: Palestina is het geboorteland van het Palestijns-Arabische volk en een ondeelbaar stuk van het Arabische thuisland. (…)

Art. 3: Alleen het Palestijnse volk heeft recht op zijn geboorteland. Na zijn bevrijding zal het er onbeperkt zijn zelfbeschikkingsrecht uitoefenen.

Art. 4: De Palestijnse identiteit gaat over van ouders op kinderen. De zionistische bezetting noch de verspreiding van de Palestijnen kunnen deze identiteit wegnemen. (…)

Art. 9: Gewapende strijd is de enige manier om Palestina te bevrijden. (…)

Art. 19: De verdeling van Palestina in 1947 en de vestiging van de staat Israël zijn volkomen illegaal.

Naar: Arafat, Y. (1964). Het oprichtingshandvest van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO.

©VANIN

De Palestijnse Bevrijdingsorganisatie verenigt sinds 1964 Palestijnen die streven naar een eigen staat. Aanvankelijk eisten ze heel Palestina terug, maar later veranderde de PLO die eis in een eigen staat in de door Israël bezette gebieden. Waar de organisatie eerst geloofde in gewapende strijd om dat doel te bereiken, evolueerde dat meer en meer naar een politieke dialoog. De politieke tak van de PLO is voornamelijk in handen van Fatah, een politieke partij die vooral sterk staat op de Westelijke Jordaanoever.

Bron 2b:

Associated Press. (14 november 1974). Waarschuwing van Yasser Arafat in de VN. In november 1974 waarschuwde PLO-leider Arafat de westerse landen in de Algemene Vergadering van de VN dat de olijftak (vredessymbool) die hij in zijn hand had even snel terug het pistool van de vrijheidsstrijder zou kunnen worden. Die jaren werd de wereld geregeld opgeschrikt door terreuraanslagen en gijzelingen door gewapende Palestijnse groeperingen. De bekendste is de gijzeling van en de moord op elf Israëlische atleten op de Olympische Spelen van München, eerder dat jaar.

Bron 3:

Maker onbekend. (tussen 1916 en 1918).

Arabische soldaten tijdens de Arabische Opstand.

1917: Britten en Fransen verdelen het

Midden-Oosten onder elkaar na de Eerste Wereldoorlog, ondanks beloftes aan de Arabieren van een eigen Arabisch koninkrijk. Palestina komt onder Brits mandaat.

1921 - 1939: Volksopstanden: Palestijnse bewoners komen geregeld op straat tegen de toenemende Joodse migratie en het geweld van zionistische groepen in Brits-Palestina. De Britten onderdrukken de opstand en arresteren de leiders.

Maker onbekend. (1948). Jaramana, Arabisch trainingskamp in Damascus, Syrië.

1882: oprichting van Rishon Le Zion, eerste zionistische nederzetting in Palestina

©VANIN

1948: Nakba of ‘catastrofe’: Israëlische kolonisten en soldaten verdrijven 750 000 Palestijnen uit hun dorpen, duizenden worden vermoord. Een 500-tal dorpen wordt van de kaart geveegd, ondanks de belofte van de VN dat de Palestijnen veilig mogen terugkeren. Ze starten een bestaan als vluchtelingen in een thuisland dat nu gecontroleerd wordt door Israël en de Arabische buurlanden.

1917: Balfourverklaring: Na druk gelobby van zionistische groepen in de VS, Rusland en Groot-Brittannië belooft de Britse regering een ‘nationaal tehuis voor Joden’ in Palestina. De Volkenbond erkent in 1922 de nood aan een Joods thuisland in Brits-Palestina.

1919 - 1939: Aliya of ‘opgang’: Duizenden Joden verhuizen naar Brits-Palestina, op de vlucht voor onderdrukking en antisemitisme in Europa. De Britten geven hen de mogelijkheid om land te verkrijgen, zich politiek en militair te organiseren en nederzettingen op te richten

1942 - 1945: Zo’n zes miljoen Joden komen om in de Shoah, georganiseerd door nazi-Duitsland.

1947: Het VN-verdelingsplan voorziet de oprichting van een Joodse staat. De Arabieren verwerpen het, waardoor een burgeroorlog uitbreekt: de Onafhankelijkheidsoorlog. Arabische troepen en vrijwilligers vallen zionistische gemeenschappen aan.

1948: Israël wordt onafhankelijk en wordt snel erkend door een groot aantal landen, waaronder de VS. De Arabische buurlanden vallen de jonge staat aan, maar verliezen. Israël controleert nu het grootste deel, Egypte controleert Gaza en Jordanië de Westelijke Jordaanoever.

1956 - 1967: Voortdurende aanvallen en slachtpartijen van het Israëlische leger op Palestijnse dorpen. De PLO wordt opgericht.

1967 - 1987: Het overige Palestijnse land wordt militair bezet en systematisch volgebouwd met Israëlische nederzettingen, wat indruist tegen het internationaal recht. De Palestijnse gemeenschap wordt systematisch gediscrimineerd.

1987 - 1993: Eerste Intifada: Grote volksopstand in de bezette gebieden. Het Israëlische leger onderdrukt de opstand hard. Hamas wordt opgericht en roept om een jihad (heilige oorlog) tegen de zionistische bezetters.

1993 - 1995: Oslo-akkoorden: De Palestijnen krijgen gedeeltelijke autonomie in delen van de bezette gebieden. Die stukken liggen sterk versnipperd en bevatten niet de beste landbouwgrond.

2002: Tweede Intifada en start bouw afscheidingsmuur rond Palestijnse gebieden tot diep in de Westelijke Jordaanoever. Gemeenschappen worden gescheiden van elkaar, het leven wordt nog moeilijker.

2005 - 2006: Israël trekt zich terug uit Gaza, maar sluit de toegangswegen, de havens en het luchtruim af. Hamas blijft ijveren voor de rechten van de bevolking en wint de verkiezingen.

2008 - 2021: De toestand in de Gazastrook blijft schrijnend. Om Israël en de internationale gemeenschap tot actie aan te zetten, worden geregeld raketten afgevuurd op Israëlische doelwitten.

1967: Zesdaagse Oorlog: Preventieve aanval op de buurlanden, die een nieuw offensief plannen. Bezetting van bufferzones om Israëls veiligheid te garanderen. De bezetting biedt economische kansen aan de hele regio, maar de weerstand en de terreur van onder andere de PLO en andere organisaties bemoeilijken die ontwikkeling.

Associated Press

Maker onbekend. (6 juni 1967). Een dode Egyptische soldaat en een uitgeschakelde Egyptische tank in de Sinaïwoestijn.

1987 - 1993: Opstanden in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Israëlische troepen moeten tussenkomen om de veiligheid van de burgers te verzekeren.

©VANIN

2023: Met een totale vernietigingsoorlog valt Israël de Gazastrook opnieuw binnen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen burgers en strijders.

Naar: Adwan, S. (2003). Learning each other’s historical narrative: Palestinians and Israelis.

2000 - 2005: Het toenemend aantal zelfmoordaanslagen op Israëlische doelwitten vraagt om een strategische terugtrekking uit Gaza en om de bouw van een Veiligheidsmuur rond de Palestijnse wijken.

2006: Terreurgroep Hamas grijpt de macht in de Gazastrook. Israël plaatst het gebied onder een economisch embargo.

2008 - 2023: Geregelde raketaanvallen en terreuracties uit Gaza bedreigen de omliggende Israëlische steden en dorpen. Om de terreur van Hamas te stoppen worden verschillende lucht- en grondaanvallen op de Gazastrook uitgevoerd.

Bron 4: 1947: VN-verdelingsplan

1949: Israël na de Onafhankelijkheidsoorlog / Nakba

©VANIN

1967: na de Zesdaagse Oorlog

1993: na de Oslo-akkoorden

Bron 5:

↑ Luister naar de podcast Bjorn in the USA.

← Soenens, B. (2024). Bjorn in the USA – De heftige relatie tussen Israël en de VS. Deel 1. Sinds de oprichting van Israël heeft het land een machtige en trouwe bondgenoot in de VS. De aanwezigheid van veel Joden in de VS speelt daarbij een rol, maar ook de strategische ligging van Israël als ‘westers baken’ in het economisch erg belangrijke Midden-Oosten. De EU steunt Israël vooral om historische redenen (de Shoah), maar is de laatste decennia wel erg kritisch voor de manier waarop Israël de rechten van de Palestijnen schendt. De steun van de Arabische wereld aan de Palestijnen is de laatste decennia serieus bekoeld, zeker na enkele mislukte oorlogen. De solidariteit is groot, maar de meeste landen willen hun goeie economische banden met het Westen niet op het spel zetten. Dat geldt ook voor China. De meeste steun komt van Iran, dat bewegingen als Hamas en Hezbollah (in Libanon) bewapent en financiert.

©VANIN

Bron 6:

↑ Bekijk een fragment uit To die in Jerusalem.

← Medalia, H. (2007). To die in Jerusalem.

To Die in Jerusalem is een documentaire uit 2007 over de gevolgen van een zelfmoordaanslag in Jeruzalem (29 maart 2002) voor de families van het 17-jarige Israëlische slachtoffer Rachel Levy en de 18-jarige Palestijnse zelfmoordterroriste Ayat al-Akhras. In het fragment spreken de moeders van Rachel en Ayat met elkaar, via satelliet.

Bron 7:

Het ironische is dat Israël met zijn oorlog Hamas net sterker maakt en mogelijk ook het draagvlak voor dit gedachtegoed vergroot. Een voorbeeld uit het verleden is het verhaal van Abdel Aziz al-Rantisi, een van de sterkhouders van Hamas die Israël in 2004 doodde. Hij was een jongetje van negen toen Israël in 1956 een heel aantal mannen, waaronder zijn oom, standrechtelijk heeft geëxecuteerd. Hij heeft dat gezien en heeft zich later aangesloten bij Hamas. (…)

Naast de vernietiging van infrastructuur zie ik vanaf 2008-2009, bij de eerste Gaza-oorlog, een nieuwe ontwikkeling: het viseren van burgers. Vanaf dat moment is Israël ook de Dahiya-doctrine, ontwikkeld in de oorlog met Libanon in 2006, beginnen toe te passen. Volgens die militaire afschrikkingsdoctrine mag het disproportionele schade toebrengen aan zijn tegenstander om zijn eigen soldaten te beschermen. Dat is natuurlijk het internationaal recht op zijn kop.

We zagen sindsdien dat de staat Palestina niet alleen onmogelijk werd gemaakt, maar ook dat Israël de Palestijnse burgers niet spaart. Palestijnse burgers zijn zogenaamd medeplichtig aan wat Hamas en andere gewapende groepen doen, of verzetten zich er onvoldoende tegen. Vandaar dat bepaalde politici, zoals Israëlisch president Herzog, zeggen dat er geen onschuldigen zijn in Gaza. Dat is een dieptepunt en een echte normvervaging.

Uit: Belorf, K. (20 november 2023). Interview met Brigitte Herremans. www.dewereldmorgen.be

Brigitte Herremans is onderzoekster mensenrechten aan de Universiteit Gent. Ze werkte als experte Midden-Oosten bij Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen. Ze studeerde Oosterse Talen en Culturen (Arabisch en Bijbels Hebreeuws) en Internationale Politiek. Het respect voor het internationaal recht loopt als een rode draad door haar werk rond Israël en de Palestijnse gebieden en de bredere regio.

Bron 8:

← Vranckx, R. (2023). De eeuwige oorlog: Israël en de Palestijnse gebieden, deel 2. ↑ Bekijk een fragment uit De eeuwige oorlog.

Ishtayeh, N. (2022). Een Israëlische nederzetting in Nablus op de Westelijke Jordaanoever. Onder premier Benjamin Netanyahu groeide het aantal Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever sterk. De toename van de nederzettingen zorgt voor een omknelling van de Palestijnse dorpen en gronden die ertussen liggen. Door de bouw van de muur rond die Palestijnse gebieden ontstaan er een soort van geïsoleerde reservaten of ‘bantoestans’, zoals in Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid. Het leven wordt er systematisch moeilijk gemaakt.

Bron 9:

Sinds 1967 controleert Israël de watervoorraden in de bezette Westelijke Jordaanoever. Het eigent zich meer dan 80% van de aquifer toe, een gedeelde grondwatervoorraad onder Israël en de Westelijke Jordaanoever. Het is de enige watervoorraad voor de Palestijnen, slechts een van de vele voor Israël. Israël eigende zich ook het volledige Palestijnse deel van de rivier de Jordaan toe. Israël gebruikt Palestijns water om de Israëlische nederzettingen in de bezette Westelijke Jordaanoever bijvoorbeeld te voorzien van zwembaden, rijkelijk besproeide groene grasperken en grote geïrrigeerde boerderijen.

Dit contrasteert enorm met omliggende Palestijnse dorpen die dagelijks worstelen om aan hun waterbehoeften te voldoen. In sommige delen van de Westelijke Jordaanoever gebruiken de Israëlische kolonisten tot 20 keer meer water dan de naburige Palestijnse dorpen. De inwoners van sommige Palestijnse dorpen moeten rondkomen met amper 20 liter per persoon per dag. Dit is het absolute minimum dat de WGO voorschrijft voor noodsituaties.

Doordat Palestijnen onvoldoende water via het waterverdelingsnetwerk ontvangen, staan hun kranen regelmatig droog. Tankers moeten dan water aanvoeren, maar die moeten vaak omwegen maken langs kleine wegen, door de honderden wegblokkades die het Israëlische leger heeft opgeworpen in de Westelijke Jordaanoever. Bovendien zijn de wegen bezaaid met Israëlische militaire checkpoints, waar de tankers vaak lang moeten wachten. Dat doet de transportkosten en de prijs van het water stijgen.

Uit: Amnesty International. (8 maart 2010). Hoe Israël de Palestijnse waterkraan dichtdraait.

Bron 10:

↑ Bekijk een fragment uit Thank God it’s Friday.

← Beddegenoodts, J. & Iwens, N. (2013). Thank God it's Friday. Thank God it's Friday is een bekroonde documentaire van Jan Beddegenoodts en Niel Iwens over het dagelijkse leven in het Palestijnse dorp Nabi Saleh en de tegenoverliggende Israëlische nederzetting Halamish, vlak bij Ramallah op de Westelijke Jordaanoever. Sinds 2010 marcheren de mensen uit Nabi Saleh elke vrijdag door traangas en rubberen kogels naar de overkant.

©VANIN

Bron 11:

De IJzeren Muur is een metafoor voor permanente oorlog en voor het machtige Israëlische leger. Dat leger, gesteund door een grote mogendheid [de Verenigde Staten], controleert en straft de lokale Palestijnse bevolking totdat die zich neerlegt bij de Israëlische dominantie. Ze is niet tijdelijk, de militaire controleinfrastructuur op de Westelijke Jordaanoever en rond de Gazastrook: muren, hekken, controleposten, hoogtechnologische surveillance, draconische straffen en militaire rechtbanken. Het is een permanent schild, waarachter de verdrijving van Palestijnen en de bouw van Joodse nederzettingen verder kunnen gaan. (…)

Dertig jaar na de Oslo-akkoorden is er één ‘Joodse staat’ from the river to the sea, tussen de Jordaan en de Middellandse Zee. De infrastructuur is er zodanig ontworpen dat Israëli’s het niet eens merken als ze vanuit Israël de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever binnenrijden. De Palestijnen in de enclaves, achter controleposten en een fysieke muur, zien ze nooit. (…)

Israëlische leiders zeggen al generaties lang dat er bij de Palestijnen geen partner voor vrede is. Dit leidt tot ontmenselijking. Een groot deel van de Israëlische bevolking is niet geschokt als Gazaanse burgers massaal worden gedood, omdat ze zichzelf ervan hebben overtuigd dat ‘de anderen’ toch geen vrede willen. ‘Dat is heel handig’, zegt Neslen. ‘Als er geen partner voor vrede is, dan hoef je nooit concessies te doen. En als je de sterkere partij bent, kan je gewoon steeds meer land innemen.’ En dat is volgens hem het uiteindelijke doel van de ontmenselijking.

Als de normale toestand van een land oorlog is, zouden burgers kunnen gaan beseffen dat er iets niet klopt. Om de militaire controle van de Palestijnen permanent te kunnen maken, moeten opeenvolgende generaties Israëli’s dus geloven dat de anderen onmenselijk zijn. De IJzeren Muur leidt de eigen burgers om de tuin, door de anderen te ontmenselijken. Mensen ontmenselijken is makkelijker als je hen niet meer ziet. Die ontkoppeling is precies een van de doelen van de evacuatie van de Joodse kolonisten uit Gaza in 2005, van de afsluiting van de Gazastrook en van de afscheidingsmuur op de Westelijke Jordaanoever.

Uit: Stockmans, P. (januari 2024). ‘De IJzeren Muur rond Palestina: hoe oorlogsmisdaden deel werden van de Israëlische identiteit’. MO* magazine.

Pieter Stockmans is journalist bij MO* magazine. Dit artikel kwam er naar aanleiding van een interview met de BritsJoodse journalist Arthur Neslen, ex-correspondent voor de BBC en schrijver van het boek Occupied Minds: A Journey Through the Israeli Psyche (2006).

Israël-Palestina: een gelaagd conflict

In het Israëlisch-Palestijnse conflict komen heel wat verhaallijnen uit de geschiedenis samen. We proberen de verschillende lagen van het verhaal bloot te leggen.

4.1 De religieuze laag

©VANIN

Het historische Palestina, het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee, is een kruispunt van godsdiensten. De verhalen uit de Bijbel speelden zich daar af, waardoor het voor christenen en joden een erg belangrijke plek is. Maar ook de islam heeft er wortels. Zo steeg de profeet Mohammed op een gevleugeld paard ten hemel op de Tempelberg in Jeruzalem. De Al-Aqsamoskee herdenkt die gebeurtenis en is voor moslims een heilige plek. Op een steenworp daarvan staat de Klaagmuur, het laatste restant van de joodse tempel die er in de oudheid stond: een erg belangrijke plek voor joden. De aanwezigheid van veel religieuze sites maakt dat een verdeling van het gebied moeilijk en emotioneel beladen is.

4.2 De koloniale laag

De sleutelvraag in het conflict is: wie heeft het recht om hier te wonen? De naam die je aan het gebied geeft, zegt veel over je standpunt in het conflict. Zionisten (joods-nationalisten) verwijzen naar het oude koninkrijk Israël of noemen het Judea, Samaria en Galilea, namen uit de oudheid. De Palestijnen wonen in het gebied omdat zij afstammen van de Filistijnen of tot het Arabische volk behoren, dat in de middeleeuwen verenigd werd door de islam. Beide volkeren hebben naar eigen zeggen een historisch recht op het gebied.

Palestina is doorheen de geschiedenis vaak door vreemde overheersers ingenomen en verdeeld. De rol van de Britten als laatste overheerser is daarbij erg belangrijk. Na de nederlaag van het Ottomaanse rijk verdeelden zij als overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog samen met de Fransen het Midden-Oosten. Palestina werd een Brits mandaatgebied, een gebied waarover zij van de Volkenbond (de latere VN) de controle kregen.

De Britten hadden tijdens de oorlog op twee paarden gewed. Enerzijds beloofden ze aan de Arabieren (onder wie de Palestijnen) een eigen onafhankelijke staat, in ruil voor hun steun tegen de Ottomanen. Anderzijds sloten ze een deal met de zionistische beweging, die internationaal steun zocht voor een eigen land voor het Joodse volk. De Balfourverklaring (1917) beloofde de Joden een eigen thuis in Palestina na de oorlog. Daarmee won de Britse regering de financiële steun van de Joodse kapitaalkrachtige banken en ondernemingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, én de steun van de VS. De Britten kregen zo ook een bondgenoot dicht bij het Suezkanaal, de belangrijkste handelsroute richting India. Door die beloftes werd in Palestina een dubbele dynamiek in gang gezet die niet meer terug te draaien viel.

De migratie van Joden uit heel Europa en de VS nam in het interbellum een grote vlucht, onder meer als gevolg van het toenemende antisemitisme en onder impuls van de zionistische ideologie. In Palestina steunden de Britten hen om nederzettingen te stichten. De Palestijnse boeren voelden zich bedreigd door die 'Joodse kolonisatie' en kwamen in opstand. De Joden bewapenden zich op hun beurt tegen de opstandige Palestijnen, waardoor de situatie dreigde te escaleren. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bleven de Britten in het strategisch belangrijke Palestina, maar

na de oorlog verloren ze de controle over het gebied. In 1947 verlieten de Britten het gebied. De Verenigde Naties stelden een verdeling voor in twee staten, maar de Palestijnen en hun Arabische bondgenoten verwierpen dat. Voor hen waren de zionisten gewoon de nieuwe vreemde overheersers, de kolonisten.

4.3 De geopolitieke laag

Het vertrek van de Britten stak de lont in het kruitvat. Terwijl Joodse paramilitaire groepen steun kregen van Europa en de VS, konden de Palestijnen rekenen op de hulp van de Arabische buurlanden. Op die manier kreeg het conflict ook een internationale dimensie: de Arabische wereld tegenover het Westen. De burgeroorlog die volgde, noemen de Joden hun Onafhankelijkheidsoorlog, terwijl de Palestijnen het over Al-Nakba hebben, ‘de catastrofe’. Die begrippen vertellen al veel over de afloop van de oorlog. In 1948 riepen de Joden in Palestina eenzijdig de Joodse staat Israël uit. Die Joodse staat vocht volop om haar grenzen vast te leggen, ten koste van de Palestijnse bevolking. Die moest toezien hoe honderden dorpen verwoest werden. De Palestijnen sloegen massaal op de vlucht naar de buurlanden. Velen hebben vandaag nog steeds het statuut van vluchteling.

In de oorlogen die erop volgden, trok Israël telkens aan het langste eind. Sinds de Zesdaagse Oorlog (1967) controleert Israël het hele historische Palestina, plus delen van Syrië (Golan) en Egypte (Sinaï). Die delen bleven ze bezetten, tot de buurlanden vrede sloten met Israël. Met Egypte en Jordanië is die strategie van ‘land voor vrede’ ondertussen succesvol gebleken. Door de Arabische wereld tegen elkaar uit te spelen versterkte Israël zijn positie in de regio aanzienlijk.

Daarnaast kon Israël sinds zijn ontstaan rekenen op de steun van de VS, die in het land een westerse waakhond zag van de economische en politieke belangen in het Midden-Oosten. Tijdens de Koude Oorlog was het een buffer tegen communistische krachten in de regio. Na de Koude Oorlog zorgden oliebelangen en de oorlog tegen het terrorisme voor een blijvende stroom aan wapens, fondsen en goederen tussen beide landen.

4.4 De morele laag

Sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1967) controleert Israël dus het hele gebied. Maar de bezetting kon internationaal op weinig bijval rekenen. Het druist in tegen de regels van het internationaal recht. In talrijke resoluties heeft de VN Israël al op de vingers getikt, maar het land legt die aanmaningen naast zich neer. Veiligheid primeert in de ogen van Israël.

Dat Israël in de bezette gebieden nederzettingen en infrastructuur bouwde die exclusief voor Joodse kolonisten bedoeld zijn, zette wereldwijd kwaad bloed en zorgde voor veel onbegrip. Die vorm van apartheidspolitiek ging immers ten koste van de Palestijnse bewoners van die gebieden.

©VANIN

Het einde van de Koude Oorlog leek het vredesproces tussen de Joden en de Palestijnen een boost te geven. Met de VS als bemiddelaar werden de Oslo-akkoorden (1993 - 1995) gesloten.

Ze beloofden zelfbestuur voor de Palestijnen in een deel van de bezette gebieden, in ruil voor de Palestijnse erkenning van Israël. De akkoorden werden achteraf aan beide kanten een mislukking genoemd: de Palestijnen zagen het aantal Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever alleen maar toenemen, en de Israëli’s ondergingen een nieuwe golf van aanslagen om die nederzettingen te stoppen.

Aan beide kanten kregen de extreme stemmen steeds meer gehoor. Sinds de tweede Intifada (2000 - 2005) verstrakten de standpunten. In Israël regeert sindsdien Likoed, de rechtsconservatieve partij, terwijl aan Palestijnse kant de streng islamitische organisatie Hamas de verkiezingen won in de Gazastrook. Zo wordt het pad naar vrede elk jaar wat nauwer.

Een gebeurtenis die dat pijnlijk aantoonde in oktober 2023, was de aanval van Hamas vanuit de Gazastrook op omliggende Israëlische dorpen. De bedoeling was de gijzelaars te ruilen voor Palestijnse vrouwen en kinderen in Israëlische gevangenissen. Er stierven meer dan 1000 Israëlische burgers en 250 werden door Hamas gegijzeld. De aanval werd onmiddellijk beantwoord door het Israëlische leger. Zowel de wanhoop van het Palestijnse verzet als de woede van de Israëliërs zijn begrijpelijk. De manier waarop beide partijen het conflict echter aanpakken - met geweld en niet met onderhandeling - drijft de partijen steeds verder uit elkaar.

Israël reageerde door de Gazastrook met zijn leger binnen te vallen. De militaire reactie van Israël was disproportioneel en schond meermaals het oorlogsrecht, dat burgers wil beschermen. De tienduizenden Palestijnen die als vergelding onder Israëlisch vuur stierven, leggen de ongelijkheid in het conflict pijnlijk bloot: dit is geen strijd tussen gelijke partijen. Dit is de geschiedenis van een volk dat een ander volk stapsgewijs, op een langzame, goed uitgekiende manier de adem afsnijdt en zijn leefruimte systematisch verkleint.

Uitbreiding 2: Waarom is het Midden-Oosten een politiek kruitvat?

← Dahdouh, A. (3 april 2016). Middle East Wars. ‘De golfoorlogen’.

©VANIN

De Golfoorlogen, Jemen, het IS-kalifaat, Syrië en Palestina: waarom spelen zo veel conflicten zich vandaag in het MiddenOosten af? Ontdek het op iDiddit.

Synthese III

Schema

einde Koude Oorlog, einde Sovjet-Unie (1991)

Berlijn:

1961: bouw Berlijnse Muur

1989: val Berlijnse Muur

- Berlijn en Duitsland herenigd

- onafhankelijke staten in Oost-Europa

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

Sovjet-Unie:

1985 - 1989: Glasnost en Perestrojka (Gorbatsjov)

1991: uiteenvallen Sovjet-Unie

 einde communisme in Rusland:

- Jeltsin (jaren 1990): mislukte liberalisering

- Poetin (2000): restauratiepolitiek

Europese Unie

ontstaan EU:

1951: EGKS: start samenwerking West-Europa (heropbouw, Marshallplan)

1993: Europese Unie (verdrag Maastricht) na 1991: uitbreiding EU met lidstaten Oost-Europa (na einde Koude Oorlog)

Stand van zaken in de EU?

successen:

- vrede en stabiliteit

- één interne markt (vrij verkeer)

- één grote democratische ruimte

- daadkrachtig milieubeleid

euroscepsis:

- dalend vertrouwen EU burgers

- moeizame bescherming democratische waarden en rechtstaat (bv. Hongarije)

- socio-economische ongelijkheid (bv. Griekse crisis)

- gebrek aan consensus op wereldtoneel (bv. oorlog Oekraïne)

China

1949: Mao sticht de Communistische Volksrepubliek China.  1978: opendeurpolitiek (na Mao)

ECONOMIE:

China naar een openmarkteconomie (1978): vier Grote Hervormingen: vrije markt (kapitalisme) maar geleid door de staat (communisme)

 economische groei

 meer sociale ongelijkheid

extern: China = dominante wereldmacht

- investeringen in Azië en Afrika

- spanningen met VS en EU

1989: opstand Tienanmenplein

POLITIEK:

China blijft communistische dictatuur (2020):

- controle Hongkong (voordien politiek autonoom)

- onderdrukking minderheidsgroepen (bv. Oeigoeren)

China vandaag

intern:

- autoritair politiek systeem (onvrijheid, censuur)

- problemen grote bevolking, milieu

conflict Israël-Palestina

religieuze laag: historisch Palestina = kruispunt verschillende religies

koloniale laag:

- Eerste Wereldoorlog: Britten doen twee beloftes:

• aan Palestijnen: Arabisch koninkrijk na oorlog

• aan Joden: Balfour-verklaring (1917): stijging Joodse migratie naar Palestina + kolonisatie in nederzettingen

- 1947: VN-voorstel van tweestatenoplossing  verworpen door Palestijnen + Arabische coalitie

- 1948: stichting Joodse staat Israël

Joden: stichting Israël Palestijnen: Al-Nakba

geopolitieke laag:

- internationale politieke polarisatie tijdens Koude Oorlog:

Joden gesteund door VS en Europa Palestijnen gesteund door Arabische wereld

- gewapende conflicten, o.a. Zesdaagse Oorlog (1967)

- vandaag: Golan, Westelijke Jordaanoever en Gaza: nog steeds bezette gebieden

morele laag:

- halve eeuw Joodse bezetting  in strijd met internationaal recht

- in bezette Palestijnse gebieden: Joodse nederzettingen = apartheidspolitiek  in strijd met internationaal recht

- ondanks Oslo-akkoorden (1995) voor tweestatenoplossing: verdere polarisatie

- sinds 2006: verschillende conflicten in Gazastrook

• Hamas: gewelddadig verzet

• Israël: buitenproportioneel geweld op Palestijnse bevolking  in strijd met internationaal oorlogsrecht

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde in dit hoofdstuk de volgende historische begrippen:

—cultureel: conservatief

—economisch: kapitalisme, levensstandaard, vrijemarkteconomie

HISTORISCHE BEGRIPPEN

—politiek: annexatie, apartheid, bezetting, communisme, democratie, domino-effect, geopolitiek, IJzeren Gordijn, interbellum, liberalisme, mandaatgebied, neokolonialisme, oligarch, protest, rechtspraak, rechtstaat, supranationale organisatie

—sociaal: antisemitisme, bipolaire wereldorde, concentratiekamp, (on)gelijkheid, mensenrechten, migratie, minderheden, vakbond

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: gelijktijdig – interpretatie – metafoor – perspectief – representativiteit – (r)evolutie –standplaatsgebondenheid – stereotype – symboliek – toeval

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Door op zoek te gaan naar verschillende oorzaken voor het einde van de Koude Oorlog leerde je hoe complexe gebeurtenissen worden beïnvloed door meerdere factoren. Je leerde hoe historische gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven kunnen worden gezien.

Door belangrijke gebeurtenissen uit 1989 te vergelijken leerde je het belang van een historische context om gebeurtenissen en hun onderlinge verbanden te begrijpen. Bij de historische vraag over China en Europa leerde je hoe historische gebeurtenissen en fenomenen anders worden geïnterpreteerd afhankelijk van de eigen standplaatsgebondenheid. Bij het analyseren van de taal en de framing van gebeurtenissen vanuit verschillende perspectieven leerde je hoe macht en ideologie invloed kunnen hebben op historische interpretaties en narratieven.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Beantwoord de onderzoeksvraag.

Bekijk de inleiding op het titelblad van dit hoofdstuk en de routekaart met de weg die je hebt afgelegd. Verzamel al het bewijsmateriaal dat je hebt en formuleer daarmee een antwoord op de onderzoeksvraag. Met behulp van dit argumentatieschema moet je het antwoord kunnen toelichten. Kun je zelf nog andere argumenten toevoegen of nuanceren? Gebruik het schema om een besluit te formuleren.

Waarom lijkt de Koude Oorlog terug van weggeweest?

Argumenten voor: De Koude Oorlog is voorbij.

©VANIN

Argumenten tegen: De Koude Oorlog is terug.

Rusland:

- op economisch vlak

- op politiek vlak

Europa:

- op economisch vlak

- op politiek vlak

China:

- op economisch vlak

- op politiek vlak

Midden-Oosten:

- op economisch vlak

- op politiek vlak

Besluit:

Op onderzoek in verleden en heden

NAVO. (11 juli 2023). Eerste dag van de NAVO-top in Vilnius, Litouwen.

Hoofdstuk

In 2023 werd de NAVO-top in de Litouwse hoofdstad Vilnius gehouden. Wereldleiders kwamen samen om onder andere te praten over het lidmaatschap van Zweden, defensieplannen en partnerschappen.

De voorbije zes jaar werd je kennis over het verleden stapsgewijs opgebouwd. Je leerde niet alleen over de verschillende samenlevingen uit het verleden, maar leerde ook de nodige vaardigheden om een historisch onderzoek te verrichten.

Je hebt nu het einde van dat traject bereikt en bent in staat om zelf aan de slag te gaan. Dit hoofdstuk nodigt je uit om niet alleen naar het verleden te kijken, maar ook naar het heden en zelfs naar de toekomst. Door historische gebeurtenissen te verbinden met hedendaagse vraagstukken en toekomstige ontwikkelingen zie je hoe relevant en dynamisch een vak als geschiedenis is.

In dit hoofdstuk wordt de NAVO gebruikt als voorbeeld. Zelf kies je, in samenspraak met je vakleerkracht, voor een ander onderwerp.

Hoe voer je een historisch onderzoek? →

Op onderzoek II

©VANIN

Stap 1: Kies een maatschappelijk probleem waarrond je wilt werken.

Wat weet je al? I

De voorbije jaren heb je ervaren dat historisch onderzoek meer is dan alleen het lezen van oude teksten en het memoriseren van datums. Het is een actief en dynamisch proces van ontdekken en interpreteren. Je hebt geleerd om onderzoeksvragen te stellen, (historische) bronnen kritisch te analyseren en vragen te stellen over hun bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit, maar ook om historische denkwijzen te gebruiken en onderbouwde conclusies te trekken. Een stevige basis is gelegd. Ga nu zelf aan de slag op !

Stap 6: Ga op zoek naar actuele standpunten over het maatschappelijke probleem.

Stap 2: Formuleer een historische vraag die je helpt om het actuele maatschappelijke fenomeen beter te begrijpen. 01

HISTORISCHE VRAGEN

Stap 3: Ga na wat je al weet over dat onderwerp uit vorige hoofdstukken.

Stap 4: Ga op zoek naar bronnen om je historische vraag te beantwoorden.

02

BRONNENSTUDIE

Stap 5: Beantwoord de historische vraag. 02I + 02j + 02k

HISTORISCHE REDENEERWIJZEN

Stap 7: Neem zelf een onderbouwd standpunt in ten opzichte van je gekozen thema.

©VANIN

Histokit 6: hulpmiddelen om historisch te leren denken

Deze hulpmiddelen en strategiefiches kun je gebruiken bij moeilijke opdrachten.

Hulpmiddelen en strategiefiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je zet ze bijvoorbeeld in als je redeneert met en over bronnen of als je moeilijke teksten of afbeeldingen bestudeert. Na verloop van tijd heb je ze zo vaak gebruikt dat je de stappenplannen niet meer nodig hebt. We streven ernaar om je op het einde van het schooljaar zo veel mogelijk zonder de geheugensteuntjes te laten werken.

Ik leer historisch denken: strategiefiches 238

00 Stroomschema: Historische beeldvorming 238 01 Historische vragen 238

02 Bronnenstudie uitvoeren 239

Stap 1: Ik verken (de context van) de historische vraag en de bronnen. 240

02a Bronnen identificeren

02b Soorten bronnen

02c Situeren in tijd en ruimte 241

02d Situeren binnen de maatschappelijke domeinen 242

Stap 2: Ik observeer de bronnen. 242

02e Leesstrategieën

02f Kijkstrategieën 243

Stap 3: Ik beoordeel de bronnen. 243

02g Bronnen contexualiseren 243

02h De waarde van bronnen beoordelen 244

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag. 245

02i Historische redeneerwijzen: oorzaken en gevolgen 245

02j Historische redeneerwijzen: veralgemenen en stereotyperen 245

02k Bewijs uit verschillende bronnen combineren

03 Spotprenten analyseren

04 Online opzoeken

05 Collectieve herinnering

Ik leer historisch denken: hulpmiddelen

06 Historische begrippen

07 Structuurbegrippen

Ik leer historisch denken: strategiefiches

©VANIN

1 00

Stroomschema: historische beeldvorming

Hoe komt een beeld van het verleden tot stand?

historische vraag stellen verleden

Bekijk het instructiefilmpje.

historische vragen

bronnen identificeren bronnenstudie uitvoeren

stap 2: observeren stap 1: verkennen

stap 3: beoordelen

stap 4: historische vraag beantwoorden

en kijkstrategieën

bruikbaarheid, betrouwbaarheid, representativiteit beoordelen bronnen contextualiseren

geschiedenis constructie beeldvorming historische beeldvorming construeren

1 01

Historische vragen

Hoe stel en onderzoek je historische vragen? Welke soorten historische vragen bestaan er?

Hoe beoordeel je of een historische vraag onderzoekbaar is?

✓ Is de vraag voldoende afgebakend in tijd, ruimte en/of maatschappelijk domein?

✓ Bestaan er (bruikbare, betrouwbare en/of representatieve) bronnen waarmee de vraag onderzocht kan worden?

✓ Verwijst de vraag voldoende naar het gebruik van een historische redeneerwijze?

Bekijk het instructiefilmpje.

✓ Heb ik de tijd en de middelen om de vraag te onderzoeken? Is de vraag helder en duidelijk geformuleerd?

Er bestaan historische vragen over het verleden, over de relatie tussen heden en verleden, over de totstandkoming van historische kennis, en over welk beeld van het verleden er wordt gevormd. Het doel van de historische vraag kan beschrijvend, verklarend, vergelijkend of beoordelend zijn.

BeschrijvendVergelijkendVerklarendBeoordelend

Wat?

Wie? Welke? Wanneer? Waar? Hoe?

Welke gelijkenissen? Welke verschillen? Waardoor? Waarom? Welk doel of welke functie? Hoe? Goed of fout?

Beter of slechter? Juist of onjuist? Wat is typisch?

Bronnenstudie uitvoeren

✓ Ik gebruik de bronnen om mijn beeld van het verleden te construeren. 1 02

Bij een volwaardig historisch onderzoek bepaal je welke bronnen geschikt zijn om je historische vraag te beantwoorden. Meestal combineer je informatie uit verschillende bronnen, en dan formuleer je zelf een antwoord op de vraag. Volg deze vier stappen zodat je niets vergeet.

Stap 1: Ik verken (de context van) de historische vraag en de bronnen.

✓ Wat wil ik onderzoeken? Hoe is de vraag afgebakend (in de tijd, ruimte en maatschappelijke context)?

✓ Welke historische bronnen of werken heb ik ter beschikking om de vraag te beantwoorden? Welke ontbreken?

Stap 2: Ik observeer de bronnen.

✓ Ik gebruik de juiste lees- of kijkstrategieën om de bronnen te onderzoeken.

Stap 3: Ik beoordeel de bronnen.

✓ Ik stel de juiste vragen om de bronnen te contextualiseren: ik beoordeel het perspectief van de maker, het doel van de bron …

✓ Ik beoordeel welke informatie ik bruikbaar, betrouwbaar en representatief vind om de vraag te beantwoorden.

✓ Ik stel de juiste vragen om de inhoud van de bronnen te beoordelen: bevestigen de bronnen wat ik al wist of spreken de bronnen elkaar tegen? Vind ik nieuwe informatie?

✓ Telkens als ik twijfel of er informatie ontbreekt, keer ik terug naar stap 2.

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

✓ Welke conclusie kan ik trekken uit de bronnen?

Herlees of herbekijk

Stappenplan bronnenstudie

search

Stap 1: Ik verken (de context van) de historische vraag en de bronnen.

Wanneer je bronnen of werken gebruikt om een (historische) vraag te beantwoorden, dan probeer je zo transparant mogelijk te zijn over waar je de informatie vandaan hebt. Een bronvermelding helpt daarbij. Er bestaan vele manieren van bronvermelding. Door steeds op dezelfde manier te verwijzen kun je de oorspronkelijke inhoud makkelijk terugvinden. In Sapiens kiezen we voor dit systeem:

©VANIN

1 02a

Bronnen identificeren

De bronvermelding van een boek

Naam auteur, Initialen voornaam. (jaar van uitgave). Titel boek. Uitgever (indien mogelijk).

Roberts, A. (2015). Napoleon de Grote. Prometheus.

De bronvermelding van een artikel (tijdschrift of krant)

Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel artikel. Titel tijdschrift of krant.

Devos, I. (19 maart 2020). Gezondheidszorg in tijden van cholera. De Standaard.

De bronvermelding van een online bron

Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel webpagina. Naam website. URL

Christensen, B. (25 mei 2021). Parfum werd Napoleon fataal. Historianet. www.historianet.nl

Foreman, G. is de redacteur van het werk en niet de auteur.

Het jaartal is niet gekend.

Foreman, G. (red.). (jaar onbekend). Family Stories from the Trail of Tears (taken from the Indian-Pioneer History Collection). Center for Arkansas History and Culture. www.ualrexhibits.org

De bronvermelding van andere bronnen (kunstwerk, toespraak, brief …)

Naam auteur, Initialen voornaam. (datum of jaar). Titel of korte beschrijving.

Jefferson, T. (1820). Brief aan John Wayles Eppes.

De naam van de auteur is niet gekend. Het specifieke jaartal is niet gekend.

Museum/archief/ uitgever (indien mogelijk).

Bij museum/ archief: locatie.

Maker onbekend. (tussen 1914 en 1918). Fritz Haber en Duitse soldaten aan het westfront. Archiv der Max Planck Gesselschaft. Berlijn.

De bronvermelding van bronnen zonder specifieke auteur (wetgeving, afbeelding van document zonder specifieke auteur …)

Titel of korte beschrijving. Taalbesluit. (15 september 1819).

(datum of jaar).

1 02b

Soorten bronnen: bronnen en werken onderscheiden

Hoe maak je een onderscheid tussen soorten historische bronnen en tussen soorten werken van historici?

IK BESTUDEER HET VERLEDEN MET BEHULP VAN …

HISTORISCHE BRON = een overblijfsel uit de historische periode die je bestudeert directe getuige = primaire bron indirecte getuige = secundaire bron

Geschreven bron bv. boek, brief, cijfergegevens, contract, egodocument, reisverslag, register, testament, verdrag

Mondelinge bron bv. een ooggetuige vertelt

Let op: naargelang de historische vraag kan een bron een historische bron of een historisch werk zijn.

Materiële bron bv. gebruiksvoorwerp, juweel, kledij, machine, ruïne, skelet

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

(Audio)visuele bron bv. film, gravure, kaart, schilderij, spotprent, tekening, toespraak

HISTORISCH WERK = een werk dat gebaseerd is op historische bronnen

Geschreven werk bv. tekst van een historicus (boek of website), historische roman, wetenschappelijk rapport of artikel (gedrukt of website)

Mondeling werk bv. audiogids, podcast

Materieel werk bv. maquette, reconstructie van een standbeeld

(Audio)visueel werk bv. historische film, kaart, re-enactment

1 02c

Situeren in tijd en ruimte

Waar op de tijdlijn en waar in de ruimte kun je dit situeren?

Bekijk de tijdlijn op de binnenkaft van dit boek. Bekijk de wereldkaart door deze pagina te scannen.

↑ Bekijk de wereldkaart.

1 02d

Situeren binnen de maatschappelijke domeinen

In welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) kun je dit situeren?

Tot het politieke domein behoren zaken die te maken hebben met: bestuur, macht, afspraken, rechten en plichten ...

Tot het economische domein behoren zaken die te maken hebben met: geld, arbeid, voedsel, handel, vervoer ...

Stap 2: Ik observeer de bronnen. search

1 02e

Leesstrategieën

Tot het sociale domein behoren zaken die te maken hebben met: individu, groep, rollen, verhoudingen tussen mensen …

Tot het culturele domein behoren zaken die te maken hebben met: kunst, vrije tijd geloof, wetenschap, mode ...

Je kent de stappen voor oriënterend en intensief lezen uit de eerste en tweede graad. Vergeet ze niet toe te passen wanneer je bronnen en werken analyseert.

Oriënterend lezen:

Hierna begrijp ik de grote lijnen en structuur van de tekst.

Intensief lezen:

Hierna begrijp ik grondig wat er in de tekst staat.

Kritisch lezen:

Ik denk na over de tekst.

✓ Ik zoek of er strategieën worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme ...).

↑ Herhaal de stappen voor oriënterend en intensief lezen.

✓ Ik vergelijk het bronnenmateriaal (historische bronnen en/of werken) met elkaar.

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de lestekst.

1 02f

Kijkstrategieën

Je kent de stappen voor oriënterend en gedetailleerd kijken uit de tweede graad. Vergeet ze niet toe te passen wanneer je bronnen en werken analyseert.

Oriënterend kijken:

Hierna begrijp ik de grote lijnen en structuur van de visuele bron.

Gedetailleerd kijken:

Hierna begrijp ik grondig wat er in de visuele bron getoond wordt.

Kritisch kijken:

Ik denk na over wat ik zie.

✓ Ik zoek of er strategieën worden gebruikt die wijzen op onbetrouwbaarheid (bv. drogredenering, anachronisme ...).

✓ Ik vergelijk de bronnen met elkaar.

✓ Ik vergelijk met andere bronnen die ik ken, of met informatie uit de lestekst.

Stap 3: Ik beoordeel de bronnen. search

1 02g

Bronnen contextualiseren

Herhaal de stappen voor oriënterend en gedetailleerd kijken.

Om een bron te kunnen beoordelen moet je bronnen in hun historische context plaatsen. Door te onderzoeken in welke historische context de bron gemaakt is, begrijp je beter de bedoelingen van de maker en/of de betekenis van de bron voor het doelpubliek. Deze hulpvragen kunnen daarbij helpen:

✓ Waar, wanneer en in welke maatschappelijke context kwam de bron tot stand?

✓ Voor welk doelpubliek is de bron gemaakt?

✓ Welke boodschap had de auteur/maker voor ogen? Waarom werd de bron gemaakt?

✓ Welk perspectief toont de maker? Welke andere perspectieven zijn mogelijk?

De

waarde van bronnen beoordelen: hoe bruikbaar,

betrouwbaar en representatief is een bron?

1 HOE BRUIKBAAR IS EEN BRON?

Om te weten of een bron bruikbaar is, ga je na wat de inhoud van de bron is. Je beoordeelt of de bron informatie bevat die je kan helpen om de historische vraag te beantwoorden. Let op: ook een bron die bepaalde informatie verzwijgt, kan bruikbaar zijn. Of een bron bruikbaar is, hangt af van de vraag die je wilt beantwoorden. Eenzelfde bron kan dus bruikbaar zijn voor een specifieke historische vraag, maar onbruikbaar voor een andere.

2 HOE BETROUWBAAR IS EEN BRON?

Bekijk de instructiefilmpjes.

Een bruikbare bron is niet noodzakelijk een betrouwbare bron. Om de betrouwbaarheid van een bron te beoordelen ga je na hoe correct en nauwkeurig de informatie uit de bron is. Je beoordeelt ook motieven van de maker die kunnen wijzen op onbetrouwbaarheid. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van een bron moet je bovendien rekening houden met de historische vraag die je wilt beantwoorden. Zo zijn de memoires van een politicus misschien niet betrouwbaar als je onderzoekt hoe een beslissing precies tot stand kwam, maar kunnen ze wel betrouwbaar zijn als je de politieke cultuur in een bepaalde periode onderzoekt. Betrouwbaarheid en objectiviteit zijn daarom geen synoniemen: egodocumenten, zoals dagboekfragmenten of memoires, kunnen bijvoorbeeld betrouwbare informatie geven over de manier waarop de auteur bepaalde gebeurtenissen ervaarde of wilde presenteren, maar ze zijn niet objectief. Hoe betrouwbaarder het bronnenmateriaal is, hoe beter je een historische vraag kunt beantwoorden.

3 HOE REPRESENTATIEF IS EEN BRON?

Een bruikbare en betrouwbare bron is niet noodzakelijk een representatieve bron. Representativiteit gaat over de mate waarin het beeld, de ervaring en de opvattingen in de bron die van één individu of van een bredere groep (of zelfs de samenleving) vertegenwoordigen. Een bron kan representatief zijn voor de opvattingen van één groep, maar niet voor die van andere groepen. Bij het beoordelen van de representativiteit ga je na hoe typerend of breed gedragen die opvattingen of ervaringen zijn. Ook moet je de representativiteit beoordelen in het licht van de historische vraag die je wilt beantwoorden. Als je bijvoorbeeld de beleving van frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog wilt bestuderen, dan is een dagboek van één Britse frontsoldaat niet noodzakelijk representatief voor de beleving van alle frontsoldaten. De bron wordt representatiever als de historische vraag specifiek naar de beleving van Britse frontsoldaten vraagt.

Bekijk de schrijfkaders om de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van een bron te beoordelen.

1 02h

search

Stap 4: Ik beantwoord de historische vraag.

Na het doorlopen van de stappen van de bronnenstudie kun je de historische vraag beantwoorden. Je selecteert uit de verschillende bronnen de informatie die je daarvoor nodig hebt.

1 02i

Historische redeneerwijzen: oorzaken en gevolgen

Historische fenomenen hebben meestal meerdere oorzaken en/of gevolgen. Als er geen oorzakelijk verband is, dan is iets toeval.

OORZAKEN

OORZAKEN

OORZAKEN

Bekijk de schrijfkaders. ↑

Historische redeneerwijzen:

veralgemenen en stereotyperen

Historici, maar ook tijdgenoten, veralgemenen om helderheid te scheppen in de chaos van het verleden. Ze proberen bijvoorbeeld algemene kenmerken van een bepaalde historische periode of samenleving te identificeren. Veralgemenen is ook een typisch menselijk fenomeen dat een rol kan spelen wanneer iemand geconfronteerd wordt met personen die tot een ‘andere’ groep behoren. Wanneer die veralgemeningen het denken en gedrag van mensen bepalen, kan dat in ver doorgedreven vorm leiden tot processen van uitsluiting en discriminatie. Dat gebeurt zowel in het verleden als in het heden. Historici bestuderen hoe die processen in het verleden tot uiting kwamen, onder meer door aandachtig te zijn voor veralgemening en stereotypering in historische bronnen. In het schema vind je het proces terug dat tot stand kan komen op basis van veralgemeningen en stereotypen.

Bekijk het instructiefilmpje.

1 02j
AANLEIDING BEDOELDE / ONBEDOELDE GEVOLGEN
TOEVAL

STEREOTYPE

Je spreekt van een stereotype als je een of meerdere kenmerken van individuen uit een groep toepast op alle leden van de groep (= veralgemening). Je kijkt dan niet naar de verschillen die bestaan tussen de leden van de groep.

VOOROORDEEL

Een vooroordeel is een (negatief of positief) oordeel over een of meerdere personen uit een bepaalde groep, enkel en alleen omdat zij tot die groep behoren.

©VANIN

WIJ-ZIJ-DENKEN

Wij-zij-denken is een fenomeen waarbij mensen kijken naar de verschillen tussen hun ‘eigen’ groep en andere groepen. Daarbij zien ze de in-groep (‘wij’) doorgaans als de betere groep, waarbij ze oog hebben voor nuance en onderlinge verschillen, en de uit-groep (‘zij’) als anders, slechter en minderwaardig, zonder aandacht voor verschillen en nuances.

POLARISATIE

Ver doorgedreven vormen van wij-zij-denken kunnen leiden tot polarisatie. De verschillen tussen groepen worden dan uitvergroot en er is geen tussenpositie meer mogelijk. Je behoort óf tot de ene groep, óf tot de andere. Bij polarisatie spelen emoties een sterke rol en is er weinig aandacht voor ratio en nuancering.

DISCRIMINATIE

EN UITSLUITING

Je spreekt van discriminatie en uitsluiting wanneer denken over groepen leidt tot concrete acties, zoals het uitsluiten of anders behandelen van personen omdat ze tot een ‘andere’ groep behoren.

Stel je bij het analyseren van historische bronnen dus steeds vragen zoals:

✓ Hoe wordt hier over een individu of over groepen gesproken?

- Is er sprake van een objectieve of van een subjectieve omschrijving van de kenmerken van die persoon of groep?

- Worden er uitspraken gedaan die bepaalde kenmerken of eigenschappen toeschrijven aan een volledige groep?

- Is er aandacht voor gelijkenissen én verschillen binnen een groep, of slechts voor een van beide?

✓ Wordt er een (negatief) oordeel geveld?

- Is er aandacht voor nuance of worden alle leden over dezelfde kam geschoren?

- Hoe wordt er over de ‘eigen’ groep en hoe wordt er over andere groepen gesproken?

- Worden er positieve eigenschappen toegeschreven aan de ‘eigen’ groep?

- Worden er negatieve eigenschappen toegeschreven aan de ‘andere’ groep?

✓ Wordt er in de bron ook gesproken over acties tegen de persoon of groep?

✓ Roept de maker ook op tot bepaalde acties?

1 02k

Bewijs uit verschillende historische bronnen combineren

Als je een historische vraag beantwoordt, is het belangrijk dat je je antwoord onderbouwt met bewijs uit bronnen. Je bewijsmateriaal kan sterker zijn als het gebaseerd is op meerdere bronnen en/of afkomstig is van bronnen die heel betrouwbaar en/of representatief zijn.

✓ Wat weet ik dankzij deze bronnen dat ik voordien nog niet wist?

Ik vat het antwoord kort samen.

✓ Ik som een voor een de argumenten op die ik in de bronnen vond.

✓ Ik nuanceer mijn antwoord door ook tegenargumenten te benoemen en te ontkrachten.

✓ Ik verduidelijk waarover nog onzekerheden bestaan, of op welk stuk van de vraag de bronnen geen antwoord geven.

©VANIN

eerder wel eerder wel eerder niet

Is de bron bruikbaar? Is de bron betrouwbaar?

In welke mate zijn de bronnen betrouwbaar en/of representatief?

De bronnen spreken elkaar tegen. De bronnen stemmen overeen.

Ik heb een aanwijzing . ‘De bron wijst erop dat …’ Is de bron representatief? eerder niet

MEERDERE BRONNEN

Ik ga op zoek en vergelijk meer bewijs nodig? op onderzoek

ÉÉN BRON

GEEN BRON

Ik kan de historische vraag niet beantwoorden met deze bron.

Ik heb bewijs . ‘De bronnen zijn het erover eens dat …’

Ik heb een aanwijzing . ‘De bronnen verschillen over …’

Bekijk het instructiefilmpje.

Stappenplan historische spotprenten

Hoe kijk ik naar spotprenten?

search search

Stap 1: Ik contextualiseer de spotprent.

1a Ik oriënteer me op de afbeelding en het bijschrift.

✓ Welke periode / gebeurtenis behandelt de spotprent?

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Let bv. op: bekende historische figuren, de kleding van de personages, typische voorwerpen (bv. uitvindingen) …

✓ Wat is specifiek aan de maatschappelijke context van die periode?

✓ Welke regio(‘s) of landen behandelt de spotprent?

Let bv. op: bekende historische figuren van een bepaald land (politici, generaals, kunstenaars …), vlaggen, het klimaat of het landschap, beroemde gebouwen, de typische stijl van kleding of huizen, het uiterlijk van de personages …

1b Ik activeer mijn voorkennis.

Stel vragen zoals:

Wat weet ik al over de historische periode/gebeurtenis waarover de spotprent gaat?

Wat weet ik al over dit onderwerp?

Bij welke leerstof sluit de spotprent aan?

Waar lijkt de spotprent in eerste instantie over te gaan?

Stap 2: Ik observeer de spotprent.

2a Ik beschrijf wat ik zie.

Stel vragen zoals:

Welke personages, voorwerpen, symbolen … zie ik?

Welke kleuren worden gebruikt? Welke compositie wordt gebruikt?

Wie of wat staat waar? Hoe staan de elementen tegenover elkaar?

Welk tafereel speelt zich af?

Stelt de maker zaken symbolisch voor? Welke veralgemeningen of stereotypen gebruikt de maker?

‘Overdrijft’ de maker bepaalde aspecten?

Maakt de maker karikaturen van bepaalde personages?

Speelt de maker met de verhoudingen in lengte, gewicht, kleur … van bepaalde personages of voorwerpen?

Speelt de maker met de compositie? Wie of wat staat centraal of aan de kant, wie staat in groep of alleen?

2b Ik beschrijf wat ik lees.

✓ Wat wordt gezegd en door wie?

✓ Welke titel heeft de spotprent?

✓ Is de spotprent bewerkt?

search

2c

Ik denk na over wat ik niet zie of lees.

✓ In hoeverre komt wat ik observeer overeen met wat ik over de tijd/persoon/ gebeurtenis … weet?

✓ Ziet de maker iets over het hoofd?

✓ Stelt de maker iets anders voor dan ik zou verwachten?

Stap 3: Ik interpreteer de spotprent.

3a Ik interpreteer wat ik lees en zie.

✓ Wie zijn de personages: naar welke historische figuren of groepen verwijzen ze?

✓ Wat is de betekenis van de symbolen en voorwerpen? Naar welke figuren, groepen of gebeurtenissen verwijzen ze?

✓ Waarom kiest de maker voor die kleuren en/of specifieke compositie?

✓ Welke visuele technieken gebruikt de maker?

✓ Welke humor, sarcasme of ironie gebruikt de maker?

Stel vragen zoals:

Hoe zet de maker taal in in de spotprent en/of de titel?

Z ijn het eufemistische bewoordingen, woordspelingen, dialogen, dialect …?

K iest de maker een kant? Welke kant kiest hij?

Wat waren de argumenten/beweegredenen van die figuren, partijen of landen?

3b Ik beoordeel de bron.

✓ Welk doelpubliek spreekt de maker aan?

✓ Welke boodschap heeft de maker voor het publiek?

✓ Vanuit welk perspectief is de bron opgesteld?

Stel vragen zoals:

Waarop legt de maker de nadruk?

Wat wil de maker bereiken?

Wie of wat vormt het onderwerp van spot? Waarmee wordt er ‘gelachen’?

Bestonden er verschillende meningen over het onderwerp?

Voor welk standpunt is de spotprent representatief?

Stap 4: Ik beantwoord de (historische) vraag.

Online opzoeken

Hoe zoek je informatie op het internet?

Stap 1: Ik bepaal welke zoekstrategie ik moet toepassen.

✓ Ik kies een geschikte zoekmachine (bv. Google, website bib, databank …).

✓ Ik brainstorm over de geschikte zoektermen.

©VANIN

✓ Ik overweeg om zoektermen in een andere taal te gebruiken. Die leveren soms meer of andere informatie op.

✓ Ik gebruik eventueel logische operatoren om mijn zoekopdracht te specifiëren:

- AND: je krijgt zoekresultaten die alle opgegeven zoektermen bevatten;

- OR : je krijgt zoekresultaten die ten minste één van de opgegeven zoektermen bevatten;

- NOT: je krijgt zoekresultaten die de eerste opgegeven zoektermen bevatten, maar niet de overige zoektermen.

Stap 2: Ik voer mijn zoekstrategie uit.

✓ Ik voer de zoektermen in de zoekmachine in en noteer of kopieer tussentijds de resultaten.

✓ Ik gebruik synoniemen voor mijn zoektermen als ze onvoldoende resultaat opleveren.

✓ Ik gebruik bronverwijzingen op websites om bijkomende informatie te vinden (sneeuwbalmethode).

Stap 3: Ik beoordeel in welke mate de informatie bruikbaar, betrouwbaar en/of representatief is.

✓ Is de informatie voldoende actueel? Of is ze (te) verouderd?

✓ Helpt de informatie om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden?

✓ Heeft de schrijver of maker voldoende autoriteit? Weet hij er veel over?

✓ Is de informatie nauwkeurig, volledig en betrouwbaar? Worden er sterke argumenten en bewijs gegeven?

✓ Ik gebruik andere websites om meer te weten te komen over wie er achter de informatie zit. Welke organisatie of welk individu is verantwoordelijk voor de informatie op de website? Heeft de maker voldoende autoriteit over dit onderwerp? Op welke informatie baseert de maker zich? Schrijft de maker vanuit een bepaald perspectief of met een bepaald doel? Vertegenwoordigt de maker een ruimere groep?

✓ Bevestigen andere websites de informatie op deze website?

Stap 4: Ik herhaal stap 1 tot en met 3 zolang ik onvoldoende of ongeschikte informatie vind.

Collectieve herinnering

Een herinnering uit het verleden die voortleeft in het geheugen van een grote groep mensen, zoals de inwoners van een stad of een land, kun je omschrijven als een collectieve herinnering.

Een collectieve herinnering kan ‘van bovenaf’ geïntroduceerd worden, bijvoorbeeld door overheden (culturele collectieve herinnering). De collectieve herinnering kan dan uiting krijgen in materieel erfgoed zoals gebouwen, schilderijen en standbeelden, maar ook in immaterieel erfgoed zoals verhalen, tradities, gewoonten, rituelen en gebruiken. Collectieve herinneringen kunnen ook ‘van onderaf’ worden doorgegeven, bijvoorbeeld via familieverhalen die over generaties heen worden doorverteld (sociale of communicatieve collectieve herinnering).

Collectieve herinnering staat doorgaans in functie van een doel, zoals het cultiveren van trots of het doorgeven van bepaalde waarden. Daardoor wordt er vaak eenzijdig en selectief omgegaan met het verleden. Het is dus belangrijk om collectieve herinneringen steeds kritisch te bestuderen.

‘van bovenaf’ culturele collectieve herinnering

dragers

via grote instanties, zoals overheden

COLLECTIEVE HERINNERING

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

functies

in groepsverband, bv. in families of via generatiegenoten

‘van onderaf’ sociale of communicatieve collectieve herinnering

dragers

- materieel erfgoed, bv. monumenten en standbeelden

- immaterieel erfgoed, bv. een canon, een nationale herdenkingsdag, een (religieuze) feestdag of (religieuze) rituelen

- een collectieve identiteit construeren

- samenhorigheid en/of uitsluiting aanwakkeren

- slachtofferschap en/of trots cultiveren

- waarden en normen overbrengen

Bv. Bijbelse verhalen worden gebruikt om christelijke waarden over te dragen. De Guldensporenslag wordt herinnerd om een Vlaams bewustzijn te creëren.

Onder meer:

- familieverhalen

- familietradities

- gedeelde ervaringen

Bv. Migratie- en oorlogsverhalen worden over verschillende generaties heen doorverteld.

Ik leer historisch denken: hulpmiddelen

©VANIN

1 06

Historische begrippen

Hieronder vind je, per maatschappelijk domein, de historische begrippen met hun betekenis.

In de laatste kolom staat het hoofdstuk (of de doorloper) waarin het begrip voorkomt. Zo kun je bij elk begrip in het juiste hoofdstuk opzoeken wat je erover geleerd hebt.

Cultureel

Begrip Betekenis

censuur

conservatief

diaspora

ideologie

levensbeschouwing

het aan banden leggen van de vrije meningsuiting en persvrijheid door een staat of overheid door middel van een verbod op bepaalde publicaties

Hoofdstuk

2, D1, 3

behoudsgezind, gericht op het bewaren van tradities of de bestaande maatschappelijke orde 1, 6

grootschalige verspreiding van een volk over verschillende delen van de wereld 4

geheel van politieke en/of filosofische ideeën over hoe een samenleving ingericht moet worden 2, D1, 3

visie op het leven en over de zin van het leven die al dan niet door een godsdienst bepaald wordt 5 propaganda vorm van communicatie waarbij een belanghebbende partij het publiek wil bespelen, vaak door het bewust verspreiden van eenzijdige en/of verzonnen informatie 2, D1, 3, 4

secularisatie proces waarbij de verwevenheid tussen kerk (religie) en staat (politiek) sterk afneemt of zelfs verdwijnt 5

taalkwestie discussies/debatten over de plaats die verschillende (lands)talen innemen in de samenleving en de rechten die daarmee gepaard gaan bv. taalkwestie in België: probleem inzake het gebruik en de erkenning van de Nederlandse taal in tweetalig België

1, 5

Economisch

Begrip Betekenis

Hoofdstuk afzetmarkt gebied waar afgewerkte producten en goederen worden verkocht4

consumptiemaatschappij

maatschappij waarin consumeren een doel op zich is Materiële goederen worden gekoppeld aan het verwerven van prestige of geluk en niet aan het vervullen van basisbehoeften. 5

dwangarbeid arbeid die mensen tegen hun wil verrichten onder bedreiging van straf 2

gemeenschappelijke markt

interne markt of markt die tot stand komt door de samenvoeging van meerdere nationale markten bv. de Europese markt 3

globalisering (mondialisering) proces van steeds meer wereldwijde interacties tussen gebieden, mensen, goederen, geld, informatie, kennis en cultuur 5

groeiland land waarin een snelle economische groei plaatsvindt 4

innovatie

kapitalisme

vernieuwing op het vlak van technologie, wetenschap, bedrijfsorganisatie, productie … 3

economisch systeem gebaseerd op investering van geld met als doel winst te maken en waarbij het kapitaal hoofdzakelijk in handen van particuliere bedrijven en burgers zit 3, 4, 5, 6

levensstandaard kwaliteit van de omstandigheden waarin mensen op economisch, sociaal en cultureel vlak leven 2, 3, 6

oorlogsindustrie

planeconomie

industrie gericht op de technologie, productie en handel in wapens en militaire goederen 2

centraal geleide economie waarbij de overheid aan de hand van een strikte economische planning de economie volledig stuurt 3 (vrije) markteconomie

economisch systeem waarin de prijzen van goederen en diensten worden bepaald door vraag en aanbod zonder overheidsinmenging 3, 4, 5, 6

Politiek

Begrip

Betekenis

Hoofdstuk

accommodatie (Tweede Wereldoorlog) aanpassing aan de nieuwe situatie van de Duitse bezetting zonder verzet of collaboratie te plegen 2 alliantie bondgenootschap 3

amnestie kwijtschelding van schuld of straf, verleend door de autoriteiten, aan een persoon of aan een grote groep mensen 2

annexatie aanhechting van grondgebied 2, 6

Politiek

Begrip Betekenis

apartheid

politiek systeem waarbij een juridisch onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende groepen en waarbij een bepaalde groep systematisch wordt onderdrukt op onder meer politiek, juridisch en sociaal vlak

Hoofdstuk

bv. in Zuid-Afrika op basis van ras 6 autoritaire leider machtshebber die de rechten en vrijheden van burgers beknot en een sterke controle uitoefent 2

bestuurstaal officiële taal in een land die gebruikt wordt door de overheid1 bezetting toestand waarbij het grondgebied van een land gedeeltelijk of helemaal bestuurd wordt door een ander land (vaak in context van oorlog) 2, 6

breuklijn

©VANIN

verdeeldheid in de samenleving die betrekking heeft op een specifiek maatschappelijk thema 1, 2, 5

capitulatie officiële overgave van een leger of een land aan de tegenstander2, 3 collaboratie doelbewuste en vrijwillige samenwerking met de vijand 1, 2

communautair wat betreft de verhouding tussen de verschillende taalgemeenschappen 1, 2, 5

communisme politieke ideologie waarin het gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen en een klasseloze samenleving centraal staan 1, 2, 3, 4, 5, 6

dekolonisatiestaatkundig zelfstandig worden 2, 3, 4, 5

dekolonisering

democratie

dictatuur

de mentale, sociale en culturele onafhankelijkheid van de metropool of kolonisator Koloniale denkpatronen kunnen zo volledig ontmanteld worden. 4

bestuursvorm waarbij de politieke macht bij het volk ligt en het volk – rechtstreeks of via vertegenwoordiging – de besluitvorming bepaalt 1, 2, 3, 4, D2 , 6

autoritaire staatsvorm of alleenheerschappij waarbij alle macht bij één machthebber, of een kleine groep (bv. een militaire junta) geconcentreerd is 4

domino-effect proces waarbij één gebeurtenis een reeks gelijkaardige gebeurtenissen in gang zet 3, 6

fascisme

federalisme

politieke ideologie waarin volgende elementen centraal staan: een sterke natiestaat, slechts één partij, een autoritaire leider, orde en een extreme vorm van nationalisme 2

staatsvorm waarin de macht wordt gedeeld tussen het federale (centrale of nationale) niveau en deelstaten met eigen bevoegdheden 1, 5

Politiek

Begrip Betekenis

flamingantisme

Hoofdstuk

Vlaamse beweging in België die zich verzet(te) tegen de overheersing van het Frans en die opkomt voor de emancipatie van het Nederlands en de rechten voor Vlamingen in België 1 (politieke) fractie deel van het parlement (of wetgevende raad) dat tot dezelfde politieke partij of stroming behoort D2 geopolitiek

invloed en belang van geografische omstandigheden (ligging, natuurlijke rijkdom) op de buitenlandse en binnenlandse politiek van een land 3, 6 grondrechten

individuele rechten van burgers die in de grondwet van een land zijn opgenomen, zoals het recht op leven, onderwijs, vrijheid van meningsuiting, kiesrecht … D2

©VANIN

grootmacht

guerrillatactiek

IJzeren Gordijn

imperialisme

staat die door haar grote economische, politieke en militaire macht de mogelijkheid heeft om invloed en druk uit te oefenen op de internationale politiek of economie 2, 3, 4

oorlogsvoering gebruikt door strijders die het terrein goed kennen, gericht op het uitputten van de vijand door verrassingsaanvallen als hij zwak is en terugtrekking of ingraving als hij sterk is 3

sterk bewaakte grens tijdens de Koude Oorlog dwars door Europa tussen het communistische Oost-Europa en het kapitalistische West-Europa 3, 6

streven van een staat om zijn macht uit te breiden door gebieden te veroveren en te beheersen 4

interbellum periode tussen de twee wereldoorlogen 1, 2, 6

invloedssfeer gebied of ruimte waarbinnen grootmachten politieke en/of economische invloed uitoefenen op andere landen 2, 3, 4 kolonie

gebied dat onder dwang door een ander land bestuurd wordt, maar buiten het eigenlijke grondgebied van dat land valt 2, 4

liberalisme

politieke ideologie waarin individuele vrijheden en economische vrijheden centraal staan 1, 4, 6 luchtbrug

verbinding met vliegtuigen tussen gebieden die door politieke redenen of door een ramp niet toegankelijk zijn via land of zee 3

mandaatgebied

koloniaal gebied dat na de oorlog in opdracht van de Volkenbond of de Verenigde Naties tijdelijk door een andere staat wordt bestuurd in afwachting van de zelfstandigheid 6

metropool (kolonisatie) koloniale macht die een ander gebied koloniseert4

nationalisme

ideologie die stelt dat elk volk met een historisch gegroeide culturele eenheid het recht heeft om een staat of politieke eenheid te vormen bv. Vlaams-nationalisme 1

Politiek

Begrip Betekenis

negationismewet

Hoofdstuk

Belgische wet uit 1995 waarin staat dat wie in het openbaar de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime ontkent, schromelijk minimaliseert, rechtvaardigt of goedkeurt, strafbaar is 2

©VANIN

neokolonialisme

oligarch

(politieke) onafhankelijkheid

voortbestaan van de ongelijke economische/politieke/sociale machtsverhoudingen tussen het Westen en de voormalige kolonies na het formele einde van de kolonisatie 4, 6

rijke mensen uit de zakenwereld die samen met een kleine groep andere machthebbers een machtsmonopolie hebben 6

volledige zelfstandigheid, aan geen andere persoon of macht onderworpen zijn 3, 4, 5 onafhankelijkheidsbeweging

oorlogsmisdaad

beweging die strijdt voor vrijheid en onafhankelijkheid van een volk tegen een koloniale of andere onderdrukkende macht

misdrijf tijdens een gewapend conflict dat het internationaal oorlogsrecht schendt, zoals een doelbewuste aanval op burgers

overheid hoogste gezag over een grondgebied dat het beleid bepaalt

In een democratie is dat de samenwerking tussen de wetgevende en uitvoerende macht. bv. het parlement met de regering

2, 4, 5

2, D1

patriottisme

D1, 3, 4, 5

vaderlandsliefde of gevoel van trots voor je land of je land van herkomst, vaak aangewakkerd bij bezetting van dat land door een vreemde mogendheid 2

protest het publieke uitdrukken van kritiek omtrent bepaalde politieke of maatschappelijke problemen in de hoop op verandering 3, 5, 6

proxyoorlog

conflict waarbij een land of grootmacht zich mengt in een oorlog die niet op haar grondgebied gevoerd wordt en economische, ideologische, logistieke en/of militaire steun levert 3

razzia door een overheid opgezette grootschalige jacht op een bepaalde groep mensen 2 rechtspraak uitspraak van de rechterlijke macht (bv. via een rechter) bij conflicten tussen burgers of tussen de burger en de overheid 2, D2 , 6

rechtstaat

repressie

staat waarin de macht van de overheid beperkt wordt door wetten, burgers over fundamentele rechten en vrijheden beschikken en burgers door de wet beschermd worden tegen de willekeur van de machthebbers

D2 , 6

situatie van onderdrukking of bestraffing van bepaald gedrag of een meningsuiting die vaak voorkomt in dictatoriale regimes 2, 3

Politiek

Begrip Betekenis

satellietstaat

Hoofdstuk

land dat formeel onafhankelijk is, maar in feite bestuurd wordt door een ander land 3

separatisme het streven naar een (formele) terugtrekking uit een bestaande staat, en het oprichten van een eigen staat 1

socialisme

©VANIN

staatshervorming

politieke ideologie waarin het recht op sociale bescherming van elke burger, een eerlijk loon voor arbeid en de eerlijke verdeling van de welvaart in een samenleving centraal staan 1

hervorming van de bestaande staatsstructuur naar een andere structuur

bv. van unitaire staat naar federale staat 5

staatsstructuur manier waarop de staat is ingericht, bijvoorbeeld eenheidsstaat, federale staat of confederale staat 1, D2

supranationale organisatie

organisatie die het nationale niveau overstijgt en waarvan verschillende nationale staten deel uitmaken De leden van de organisatie horen zich ook aan regels te houden. bv. Europese instellingen, Verenigde Naties 3, 6

verzet (Wereldoorlog) al dan niet gewapende weerstand tegen of boycot van de bezettingsmacht 2

wapenwedloop

wedloop tussen twee of meer machten om de andere te overtreffen op het gebied van wapentechnologie of in aantallen wapens, waarbij de bewapening systematisch wordt opgevoerd aan beide zijden 2, 3

zelfbeschikkingsrecht recht van individuen of groepen (bv. een volk) om eigen keuzes te kunnen maken 4

zelfbestuur autonomie of het vermogen zichzelf te besturen, zonder inmenging van anderen 1

Sociaal

Begrip

Betekenis

Hoofdstuk antisemitismeJodenhaat; afkeer, discriminatie en vervolging van Joden D1, 6 bipolaire wereldorde

mondiale situatie waarin twee machtsblokken of machtscentra bestaan die de internationale betrekkingen bepalen 3, 6 burgerrechtengrondrechten die burgers binnen een bepaalde staat genieten D1, 3, 5

concentratiekamp kamp waar mensen, meestal onder militaire dwang, bijeengebracht en geïsoleerd worden omwille van politieke, religieuze of etnische redenen 2, D1, 6

Sociaal

Begrip Betekenis

discriminatie

emancipatie

(on)gelijkheid

Hoofdstuk

mensen of groepen in een samenleving ongelijk behandelen omwille van bepaalde kenmerken (zoals religie, geslacht …) 2, D1

proces waarbij een persoon of een groep vanuit een achtergestelde positie een gelijkwaardige plaats in de samenleving verwerft (op juridisch, sociaal of economisch vlak) 5

(on)gelijke behandeling, positie of erkenning van individuen of groepen in de samenleving 3, 6 genocide

volkenmoord, de misdaad van stelselmatige en opzettelijke uitroeiing van een etnische groep, of van een deel daarvan bv. Shoah / Holocaust

getto

levensverwachting

mensenrechten

migratie

stadswijk bewoond door mensen van dezelfde etnische of religieuze groep, vaak daar geplaatst door de overheid of gedwongen door omstandigheden

gemiddelde schatting van de verwachte levensduur van individuen die tot een bepaalde groep behoren

basisrechten die de waardigheid van ieder mens beschermen omdat je mens bent

Die rechten gelden altijd en overal, voor iedere wereldburger (zie ook de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens).

verhuizing van (groepen) mensen van de ene plaats naar de andere, bijvoorbeeld om in een ander land te gaan werken of oorlog te ontvluchten

2, D1

2, D1

3

2, D1, 3, 6

4, 6

minderheden

groepen mensen die een identiteit delen en een minderheid uitmaken van de totale bevolking

bv. nationale, etnische, religieuze en taalminderheden

6 racisme discriminerende uitspraken, houdingen of handelingen op basis van iemands huidskleur of afkomst 2, 4 rassentheorie

19e-eeuwse pseudowetenschappelijke leer die, hoewel er maar één menselijk ras bestaat, de mensheid toch onderverdeelt in rassen op basis van uiterlijke kenmerken

Die leer koppelde vervolgens morele oordelen aan die groepen en stelde een hiërarchie op. Het zogenaamde ‘witte ras’ werd daarbij als superieur beschouwd.

4 sociale mobiliteitverandering in sociale positie (klasse) op de sociale ladder 4 superioriteitsgevoelgevoel meer waard te zijn dan anderen

2, 4, 5 tolerantie verdraagzaamheid

2

Sociaal

Begrip Betekenis

vakbond

verlichting

vernietigingskamp

verzorgingsstaat / welvaartsstaat

werkgelegenheid

Hoofdstuk

syndicaat of vereniging van werknemers (van hetzelfde vak) die de belangen van haar leden behartigt 3, 5, 6

filosofische stroming uit de 18e eeuw die vertrouwde op de menselijke rede, het absolutisme verwierp en vrijheidsidealen formuleerde 4

concentratiekamp dat speciaal bedoeld was om zo veel mogelijk mensen te vermoorden 2, D1

staat die niet enkel bestuurt maar ook zorgt voor de welvaart en het welzijn van haar burgers via een systeem van sociale zekerheid, armenzorg, gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid 3, 5

aanwezigheid van voldoende tewerkstelling voor de beroepsbevolking van een streek of land 3 werkkamp kamp waar de bewoners dwangarbeid moeten verrichten 2, D1

wij-zij-denken

het denken in termen van zwart-wittegenstellingen tussen de ‘eigen’ groep (wij) en de ‘andere’ groep (zij) Aan beide groepen worden bepaalde kenmerken toegeschreven en er is geen aandacht voor gelijkenissen tussen de verschillende groepen. 2, D1

Structuurbegrippen: begrippen om over het verleden te praten

Bewijs

argument (> argumentatie)

hypothese

idee of voorbeeld waarmee je iets aantoont (> redenering waarbij je met behulp van een aantal argumenten iets aantoont)

veronderstelling, mogelijk antwoord op een onderzoeksvraag dat (nog) niet (helemaal) bewezen is interpretatie proces van het zoeken van betekenis en verklaring

karikatuur (> karikaturaal)

humoristische en/of spottende tekening of beschrijving van personen of situaties, waarbij bepaalde kenmerken worden uitvergroot, meestal met de bedoeling kritiek te geven

manipulatie bewuste verdraaiing van feiten met de bedoeling iemand of een groep te beïnvloeden, vaak met slechte bedoelingen

motief beweegreden waarom je iets doet representativiteitmate waarin een bron typisch is voor een bepaalde groep of samenleving

retorische technieken

stereotype (> stereotypering)

specifieke technieken in toespraken en teksten om een boodschap of ideologie te versterken

beschrijving van een groep of individu op basis van een overdreven of onterechte veralgemening

veralgemeningaparte gevallen samenvatten onder een algemene noemer vooroordeel mening waarvoor geen bewijs is geleverd, bijvoorbeeld op basis van traditie of intuïtie

zondebok persoon of groep die onterecht de schuld krijgt van bepaalde gebeurtenissen

Duur

symbolische datum

datum of jaartal gebruikt om te verwijzen naar een verandering die eigenlijk langer duurde

(Een symbolische datum verwijst naar een belangrijke gebeurtenis in een langere keten van gebeurtenissen.)

Plaats

continent

grote landmassa die (bijna) niet met andere landsmassa’s is verbonden (bijvoorbeeld Europa, Afrika …)

extern van buiten, buiten een bepaalde groep, organisatie, samenleving intern van binnen, binnen een bepaalde groep, organisatie, samenleving lokaal van beperkte geografische schaal of invloed mondiaal op wereldvlak

regio streek

regionaal op een grotere schaal dan lokaal

subcontinent

groot deel van het vasteland van een continent, dat geografisch en vaak ook cultureel duidelijk afgebakend is, waardoor het bijna beschouwd kan worden als een apart en kleiner werelddeel

Standplaatsgebondenheid

beeldvorming

beeld dat je vormt wanneer je het verleden bestudeert (Dat beeld is niet noodzakelijk een correct beeld. Daarom moet je kritische vragen stellen aan historische bronnen en werken.)

collectieve herinnering geheel van herinneringen van belangrijke gebeurtenissen die in het geheugen van een grote groep mensen liggen

contextualisering (> contextualiseren) analyse van feiten, gebeurtenissen, bronnen vanuit verschillende perspectieven erfgoed verzamelnaam voor alles wat vorige generaties maakten, wat nu nog bestaat en wat voor de samenleving een grote waarde heeft

historische context ruimer (referentie)kader of geheel van omstandigheden in de geschiedenis waarin een gebeurtenis plaatsvindt (en die invloed hebben op de gebeurtenis) perspectief gezichtspunt

Verandering

breuk plotse verandering continuïteit periode waarin iets voortduurt (niet verandert)

evolutie (periode van) geleidelijke verandering exponentieel stijging of daling met een constant percentage, waardoor die stijging of daling steeds sneller gaat (on)gelijktijdigwanneer twee zaken zich (niet) op hetzelfde moment voordoen revolutie (periode van) plotse en/of grote verandering scharniermomentmoment waarop grote veranderingen plots of tegelijkertijd gebeuren

Verband

analogie overeenkomst

doel reden waarom iets gedaan, gezegd of geschreven wordt factor bijdrage tot een gebeurtenis of fenomeen gevolg resultaat van feiten en/of gebeurtenissen

heterogeniteit

(> heterogeen)

samenstelling met uiteenlopende, ongelijksoortige of verschillende kenmerken

impact invloed of effect op iets, op iemand of op een samenleving

kettingreactie opeenvolging van gebeurtenissen waarin iedere gebeurtenis door een vorige mogelijk wordt gemaakt of wordt veroorzaakt

menselijke factorbijdrage(n) van individuele mensen tot een gebeurtenis of fenomeen metafoor

vorm van beeldspraak waarbij een woord in een niet-letterlijke betekenis wordt gebruikt als vergelijking voor een bepaalde concrete toestand of eigenschap of een bepaald concreet fenomeen

onbedoeld gevolgongepland resultaat van feiten en/of gebeurtenissen oorzaak reden waarom iets gebeurt

structurele factor bijdrage van groepen, afspraken, normen en instituties aan een gebeurtenis of fenomeen

symboliek

(in de kunst) betekenis van een abstract beeld, idee of emotie die door middel van een voorwerp of een concreet beeld wordt vertolkt (bijvoorbeeld de duif als symbool van vrede)

toeval gebeurtenis waarvoor geen oorzaak te vinden is voedingsbodemgeheel van factoren en omstandigheden die op termijn een gebeurtenis uitlokken

©VANIN

©VANIN

Copyrightvermeldingen:

p. 13: mijnwerker met bijl: © Constantin Meunier, Mijnwerker met bijl, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel), inv. 10000 / 677, foto: J. Geleyns; p. 15: bron 4: © collectie Museum aan de IJzer / www.canonvanvlaanderen. be; p. 16: bron 1: © www.canonvanvlaanderen.be; p. 28: titelbeeld: © Collectie CegeSoma – Rijksarchief (OD4), Ondanks alle pogingen om de herkomst van bepaalde foto’s te achterhalen is de auteur van deze publicatie/de filmmaker hierin niet geslaagd. Indien rechthebbenden van deze foto’s zich in deze publicatie herkennen kunnen zij contact opnemen; p. 31: Duitse bombardementen in Leningrad: © RIA Novosti archive, image #2153 / Boris Kudoyarov / CC-BY-SA 3.0; p. 33: bron 6: © Bundesarchiv, Bild 183-P0613-308 / CC-BY-SA 3.0; p. 52: bron 3: © Truman, H. (9 augustus 1945). Brief aan Richard Russell. National Archives. Washington; p. 66: foto Antwerpse Kristallnacht: © Collectie van het Joods Museum van België; p. 75: foto Kurt Gerstein: © Archive of the Protestant Church of Westphalia; p. 77: foto Robert Kanfer: © Nationalfonds der Republik Österreich für Opfer des Nationalsozialismus / Susanne Helene Betz; p. 91: bron 2: © Supplied by Llyfrgell Genedlaethol Cymru/The National Library of Wales; p. 123: foto militaire kolonne: © Collectie Wereldmuseum (v/h Tropenmuseum), part of the National Museum of World Cultures; p. 125: bron 3: © HO.1957.9.1, collectie KMMA Tervuren; periodiek “Conscience Africaine” juli-agustus 1956 Alle rechten voorbehouden; p. 132: foto bij bron 3: © HP.1959.28.68, collectie KMMA Tervuren; foto C. Lamote (Inforcongo), 1959, KMMA Tervuren; p. 139: afbeelding 1 bij bron 5: © HO.1963.77.1, collectie KMMA Tervuren; 1961; afbeelding 2 bij bron 5: © HO.2013.57.1819, Dominique Bwalya Mwando (1965), Discours de Lumumba. Lubumbashi, Haut-Katanga, RDC, 2005. Collectie KMMA Tervuren, HO.2013.57.1819. Olieverf. 55x49 cm. Alle rechten voorbehouden; p. 144: bron 1: © AP.0.0.76, collectie KMMA Tervuren; foto F.L. Michel, 1893; p. 145: bron 2: © HP.1960.5.67, collectie KMMA Tervuren; onbekende fotograaf, jaren ‘40, KMMA Tervuren; afbeelding 1 bij bron 3: © EO.1976.46.5, collectie KMMA Tervuren; foto J.-M. Vandyck, buste door Arsène Matton, 1911; afbeelding 2 bij bron 3: © HP.1997.14.1, collectie KMMA Tervuren; foto Inforcongo, 1953, KMMA Tervuren; p. 146: afbeelding 2 bij bron 4: © HO.0.1.333, “La Belgique apportant la civilisation au Congo”, Arsène Matton, collectie KMMA Tervuren; foto: J. Van de Vyver, CC-BY 4.0; p. 147: foto onthaalpaviljoen: © 2018.3.73, collectie KMMA Tervuren; foto J. Van de Vyver, CC-BY 4.0; foto Réorganisation: © HO.0.1.3865, collectie KMMA Tervuren; Galerie André Magnin (Paris) © (info@magnin-a.com) Chéri Samba, Réorganisation, 2002. All rights reserved; foto gesloten beeldendepot: © 2018.3.407, collectie KMMA Tervuren; foto J. Van de Vyver, CC-BY 4.0; p. 158: bron 2: © KADOC-KU Leuven. Herderlijke brief van Mgr. E.J. De Smedt, Het huwelijk, 1953, geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen.be; p. 164: bron 4: © KADOC-KU Leuven. Beeldarchief Boerenbond. Technische collectie. 365; p. 169: bron 5: Affiche « March Against Death – March on Washington 1969 » réalisée d’après l’œuvre « La Guerre. V. Etude pour Massacre en Corée 05-10-1951 » de Pablo Picasso © Succession Picasso - Sabam Belgium 2024; p. 178: bron 3: Bilzen, Visit Bilzen, fotograaf Jean Schoubs”, Geraadpleegd via www.canonvanvlaanderen. be; p. 182: titelbeeld: Courtesy Tuvalu’s Ministry of Justice, Communication and Foreign Affairs; p. 189: bron 3: © 2009 Joel Pett All rights reserved. Distributed by Tribune Content Agency; p. 197: foto aanslagen WTC: © WHA Import / World History Archive; p. 227: bron 11: © MO* https://www.mo.be/interview/de-ijzeren-muur-rond-palestina

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.