Doorstroomfinaliteit domeingebonden Dubbele finaliteit
Leerwerkboek
Kristel Bekers
Gorik Goris
Senne Hendrickx
Rogier Lindemans
Kris Merckx
Wim Moreau
Jacky Philips
Luc Van den Broeck
Jos van Dooren
o.l.v. Katleen Dillen
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden.
©VANIN
Doorstroomfinaliteit domeingebonden
Dubbele finaliteit
Let op: activeer deze licentie pas vanaf 1 september; de licentieperiode start vanaf activatie en is 365 dagen geldig.
Auteurs: Kristel Bekers, Gorik Goris, Senne Hendrickx, Rogier Lindemans, Kris Merckx, Wim Moreau, Jacky Philips, Luc Van den Broeck, Jos van Dooren o.l.v. Katleen Dillen
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.
Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.
Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2021
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0615-4
D/2024/0078/219
Art. 606361/01
NUR 130
Cover- en lay-outconcept: Peer bvba
Opmaak: Zyncke
Tekeningen: Katrien Davans
Cartoons: Steven Degryse (Lectrr)
Cartografie: Van Dijk Vormgeving & Kartografie, Van Oort redactie en kartografie, Almere, Rerink kartografie & Vormgeving, Eindhoven
Les 1 Inleiding 4
A Over oude en nieuwe dingen 9
Les 2 De middeleeuwen en jij 10
Les 3 De middeleeuwen, het begin van 14 een nieuwe samenleving
Ontdekplaat –De Germanen
Ontdekplaat –De Hagia Sophia
Les 4 Even je geheugen opfrissen 19
B De vro ege middeleeuwen 28
Les 5 De Franken, nieuwe heersers in 29 het westen
Onderzoek 1: raadsels rond Karel 39 de Grote
Les 6 De Vikingen 46
Overzicht B 55
C Op stap door verschillende tijden 56
Les 7 Leven met honger, ziekten en dood 57
Ontdekplaat –De pest
Les 8 Landb ouw en voedsel 68
Ontdekplaat –Landschap
Les 9 De standensamenleving 77
Onderzoek 2: jong zijn in de 85 middeleeuwen en de vroegmoderne tijd
Ontdekplaat –De vrouw in de middeleeuwen
Overzicht C 93
D Niet-westerse samenlevingen 94
Les 10 De islam 95
–De islam in Europa
3: het gouden tijdp erk 103 van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
De middeleeuwen van 900 tot 1450
Les 11 Het leenwezen
Les 12 De opkomst van de steden in onze
gewesten
Ontdekplaat –Kenmerken van steden
Les 13 De Nederlanden
Les 14 De Guldensporenslag
Ontdekplaat –Wapens en belegering
E
Cultuur in de middeleeuwen
Les 15 Kerk en christendom
Onderzoek 4: misdaad en straf
Les 16 De kruistochten
Ontdekplaat –De kruistochten
Les 17 Romaanse en gotische kunst 175
Ontdekplaat –Cultuur in de middeleeuwen: bouwkunst
18 Bero emde en beruchte
middeleeuwers
perso onlijk woordenboek
Uitvouwbare tijdlijn
Schema historisch denken
Op verkenning in STORIA HD live
Je vindt de inhoudsopgave van dit leerwerkboek op blz. 3. Kijk eens hoeveel lessen er zijn gepland. In hoeveel groepen zijn ze verdeeld? Elk onderdeel heeft een titel. Als je die leest, weet je welke onderwerpen je dit schooljaar bestudeert.
Het leerwerkboek
Alle lessen hebben dezelfde structuur, maar de leerstof wordt op verschillende manieren aangebracht. Tijdens sommige lessen zal je leraar veel vertellen; andere lessen worden grotendeels of volledig opgebouwd aan de hand van verschillende soorten opdrachten. Die opdrachten kun je klassikaal, in groepjes of individueel oplossen. De onderstaande illustraties maken de structuur van elke les duidelijk.
2 Duidelijke lestitels
INLEIDING 1 ©VANIN
1 Lesnummer
5 Deze icoontjes geven aan welke domeinen in de les aan bod komen.
6 De tijdlijn situeert de les in de tijd.
3 Een krachtige inleiding met de historische vragen waarop de les een antwoord geeft.
De Vikingen
De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld strookt echter niet helemaal met de waarheid. De Scandinavische landen zijn zelfs heel trots op hun Vikingverleden. Je kunt er prachtige musea bezoeken over de Vikingen.
Wie waren de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?
4 Het kaartje vertelt over welk gebied de les gaat. In het vakje onder de kaart kun je verwijzen naar kaarten uit je historische atlas.
OPDRACHT 1
c Omcirkel het juiste antwoord. De Vikingen leven in een maritieme / continentale ruimte 1
Vikingen zijn Germanen uit het noorden De Vikingen komen uit Scandinavië de landen die vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken heten. Tussen 800 en 1050 leven ze in een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze niet alleen Europa afreizen, maar ook verdere gebieden. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika.
Bekijk de kaart op de volgende bladzijde. a Welke hedendaagse landen zijn in de 8e en 9e eeuw belangrijke Vikinggebieden?
b In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Bespreek klassikaal en vat kort samen.
OPDRACHT 2
7 Ondertitels leiden de verschillende delen van de les in.
behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.
8 Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard vanaf blz. 186. Als er nog woorden zijn die je niet begrijpt, schrijf je ze op in je ‘persoonlijk woordenboek’ op blz. 192 in dit leerwerkboek. De verklaring zoek je op in een (online)woordenboek zoals www.woorden.org.
9 De contextinformatie helpt je om de bron te begrijpen.
10 In de rubriek ‘onWAARschijnlijk’ vind je extra informatie over de les: boeiende verhalen die je normaal niet in schoolboeken vindt.
ONWAARSCHIJNLIJK!
Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië.
Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten
er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.
Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten.
Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de begrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen
2 de begrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’ en ‘grafgift’ uitleggen
3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren
4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven
5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars
6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun
KUNNEN
1 de betrouwbaarheid, de functie en het doelpubliek van een bron beoordelen
2 informatie uit bronnen afleiden
3 de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming aantonen met een voorbeeld
4 de invloed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten
5 met een voorbeeld aantonen hoe mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden
6 historische vragen formuleren
11 Een schema van de lesinhoud helpt je de les te studeren.
LES 14 SCHEMA
De Guldensporenslag
1 De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning + + leliaards klauwaards
©VANIN
12 Nadat je de les hebt geleerd, moet je deze zaken KENNEN en KUNNEN. Het icoontje verwijst naar de oefeningen op diddit. De begrippen die je moet kennen, staan altijd bovenaan.
13 Na enkele onderdelen vind je een handig overzicht van de geziene leerstof.
14 Op drie plaatsen in het leerwerkboek werken we met een origineel en spannend verhaal van jeugdauteur Dirk Bracke. Daarmee zul je de geschiedenis op een net iets andere manier (her)beleven. Je kunt de verhalen beluisteren bij het onlinelesmateriaal.
15 De QR-codes kun je inscannen. Ze geven toegang tot ondersteunend materiaal.
OPDRACHT
Franse troepen bezetten het graafschap Vlaanderen. Centrum van het verzet: Brugge
2 De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302
Brugse metten Franse koning stuurt een leger.
Guldensporenslag: 11 juli 1302
Vlaamse leger steunt op voetvolk. Franse leger steunt op ruiterij.
Leger van de Vlaamse graaf verslaat het Franse leger. Twee jaar lang is het graafschap Vlaanderen onafhankelijk.
1305 Er is een nieuwe vredesverdrag tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf.
Vlaanderen moet een zware belasting betalen. Graafschap blijft een Frans leen, maar onder controle van graaf.
3 De Guldensporenslag wordt een mythe
Hendrik Conscience schrijft in 19e eeuw ‘De Leeuw van Vlaanderen’.
Doel: de onafhankelijkheid van België verdedigen
11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.
Doel: symbool van de Vlaamse strijd voor meer zelfstandigheid in België
In de moderne en de hedendaagse tijd gebruikt men de Guldensporenslag om standpunten te verdedigen die niets met de gebeurtenissen van 1302 te maken hebben.
g Denk je dat de tekst je een betrouwbaar beeld van de situatie schetst? Argumenteer.
Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de lijkenrover.
a Tegen wie vecht de stad Gent?
b Waarvoor wordt er gevochten?
c Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?
Het einde van de standensamenleving
Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe. In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.
Bron 5 John Locke
Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.
Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689 John Locke (16321704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.
a Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?
b Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?
het onlineleerplatform bij STORIA HD live
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
Je kunt vrij oefenen en de leraar kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Je kunt kiezen uit: - oefeningen per les, - oefeningen op ‘het referentiekader’, - oefeningen op ‘werken met bronnen (HD)’, - oefeningen op ‘kennis en begrippen’, - oefeningen op ‘historische redeneerwijzen’.
Hier vind je de opdrachten die de leraar voor jou heeft klaargezet.
Hier kan de leraar taken voor jou klaarzetten.
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten?
Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
Hier vind je het lesmateriaal per les of per leerstofonderdeel (onder andere de kennisclips, de verhalen van Dirk Bracke en de video- en audiobestanden).
Daarnaast zijn er de ontdekplaten waarmee je zelf aan de slag kunt. Je vindt er bijvoorbeeld allerlei soorten bronnen en filmmateriaal rond een bepaald thema. Ga op ontdekkingstocht en voer de opdrachten uit.
Veel plezier!
de rijen strijdmakkers naar achter. Zijn gezicht was verkrampt van angst. Zodra hij voorbij de achterhoede geraakt was, gooide hij zijn zwaard en schild weg en vluchtte terwijl hij voortdurend schichtig om zich heen keek. ‘Er moet een ruiter achter hem aan om hem te doden!’ gromde Chlodovech woedend. Meteen stuurde Alderik iemand uit. Chlodovech volgde de ruiter met zijn ogen. De lafaard moest gedood worden. Hij wist dat de man een voorbeeld voor anderen kon zijn. Als hij hem liet lopen, zouden anderen ook hun leven willen redden door te vluchten. In een oogwenk had de ruiter hem ingehaald en hij dreef de lanspunt tussen de schouders van de deserteur. ‘Daar!’ wees Alderik. Een ruiterafdeling van de Visigoten drong onweerstaanbaar diep door de linies van de Franken. Onafgebroken hakten en boorden zwaarden en lansen zich in schilden, in Frankische lichamen. De Franken werden langzaam achteruitgedrongen.. Chlodovech wist dat het gevecht niet lang meer zou duren. Het stormde in zijn hoofd. Zijn vrouw Clotilde wilde al langer dat hij christen zou worden, net zoals zij. Het was een moeilijke keuze. Zijn mannen baden tot de oeroude goden van hun voorouders. Goden die ze meegebracht hadden toen ze over de Rijn trokken om voor de Hunnen te vluchten en in het Romeinse Rijk een beter leven op te
Geschiedenis studeren: in de klas en thuis
Welkom in de geschiedenislessen van het derde jaar van het secundair onderwijs. Je ontdekte in de vorige schooljaren al dat geschiedenis veel meer is dan feiten en datums uit het hoofd leren.
Geschiedenis is niet zo moeilijk, als je de lessen op de juiste manier aanpakt. Luister daarom naar de raadgevingen van je leraar. Goed opletten in de klas brengt je al een hele stap vooruit. Je leraar zal je ook uitleggen hoe je de leerstof thuis kunt herhalen en instuderen.
In de klas
Als je aandachtig luistert en actief meewerkt in de klas, zul je thuis gemakkelijker de leerstof kunnen instuderen. In de klas doe je het volgende:
- onthoud de titel van de les;
- let op de onder titels: ze vatten de hoofdlijnen van de les samen;
- het is b elangrijk dat je alles begrijpt: woorden of onderdelen die je niet begrijpt, kun je immers moeilijk onthouden;
- probeer te antwoorden op vragen die je leraar stelt;
- b estudeer de bronnen en de opdrachten aandachtig;
- zorg ervoor dat je notities ordelijk, volledig en foutloos zijn.
Thuis
Voorbereiden
Neem wat je nodig hebt om je les in te studeren: je agenda, je leerwerkboek, notities, een te verbeteren test ... Studeer op een rustige en ordelijke plaats, zodat je geconcentreerd kunt werken.
Verkennen
Bestudeer eerst de opbouw van de les. Lees de inleiding en bekijk het kaartje, de maatschappelijke domeinen en de tijdlijn. Daarna noteer je de titels en de ondertitels. Zo ken je de hoofdlijnen al.
Lezen en begrijpen
Neem de hele les grondig door en controleer of je alles echt begrijpt. De teksten en de bronnen brengen het verhaal van de les. Om het verhaal te begrijpen, moet je ook alle woorden begrijpen. Bij het vak geschiedenis horen heel wat specifieke begrippen. We onderscheiden historische begrippen en structuurbegrippen. Die structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis. Je vindt ze in het oranje in de woordenlijst. Maak per les een woordenlijst met de begrippen die je moet kennen. De uitleg kun je meestal
kopiëren uit de woordenlijst of uit de les. Bekijk vervolgens het schema . Dat bevat de hoofdzaken en de kernwoorden. Probeer nu aan de hand van het schema de inhoud van de les op te zeggen. Als je op die manier de les verkent, wordt er heel wat informatie in je geheugen opgeslagen. Je zult dus heel wat tijd besparen bij het instuderen.
Oefenen
Tijdens de geschiedenislessen leer je ook historische vaardigheden . Je leert hoe je historische informatie ontdekt, onderzoekt en structureert. Je zult bijvoorbeeld leren om informatie te halen uit bronnen, tijdlijnen en kaarten. Je leert ook om kritisch om te gaan met je bronnen. Vaardigheden verwerf je door te oefenen. Maak de opdrachten opnieuw en kijk na of je antwoorden juist zijn. De vaardigheden zijn minstens even belangrijk als de inhoud van de les.
Studeren
Studeer de definities van de begrippen die je moet kennen. Leer het schema uit het hoofd en overloop nog eens alle opdrachten. Let daarbij extra op de titels, zodat je inzicht hebt in de opbouw van de les. Bij een toets of examen is het echter niet voldoende om enkel de informatie van je schema op te schrijven.
Controleren
Controleer of je het schema zelf opnieuw kunt samenstellen. Vergelijk met het schema in je leerwerkboek. Ga na of je elk woord en elk verband tussen de woorden in het schema kunt uitleggen. Raadpleeg de lijst KENNEN en KUNNEN. KENNEN geeft weer wat je van de leerstof moet onthouden en uitleggen. KUNNEN somt op welke vaardigheden in de les aan bod zijn gekomen. De lijst is een prima controlemiddel om na te gaan of je de leerstof beheerst. De puntjes die je onder de knie hebt, kruis je aan in het voorziene vakje. Zo heb je altijd een goed overzicht. Op diddit vind je interactieve opdrachten om KENNEN en KUNNEN verder in te oefenen.
Historisch denken
Je leert in het vak geschiedenis niet alleen verhalen over het verleden, maar ook hoe die verhalen ontstaan. Je krijgt dus inzicht in het verleden én in de wetenschappelijke methode die geschiedkundigen gebruiken om over het verleden te vertellen: je leert historisch denken We geven je hier een overzicht van de vijf onderdelen van historisch denken. Dat hoef je niet uit het hoofd te leren.
Lees de krachtlijnen van historisch denken.
a Probeer het woord te achterhalen dat in elke krachtlijn ontbreekt.
b Onderstreep de kernwoorden in de uitleg.
HD1 Historische stellen
Historisch denken start met een historische vraag. In het begin van elke les formuleren we de vragen die we tijdens die les zullen onderzoeken. Je vindt ze in het groen in de inleiding. Alle vragen die je stelt over het verleden, over de relatie heden-verleden en over geschiedenis, zijn historische vragen.
HD2 Een beeld van het verleden opbouwen
Geschiedkundigen ordenen stukjes geschiedenis in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein (zie les 4). Zo krijg je een beter overzicht en inzicht. Tegelijkertijd leer je historische begrippen en structuurbegrippen (zie woordenlijst) om de kenmerken van de samenlevingen die je bestudeert juist te benoemen.
HD3 Kritisch redeneren met en over
Onze kennis over het verleden leiden we af uit bronnen: we redeneren met bronnen. Daarom is het heel belangrijk om goede bronnen uit te kiezen. Je leert controleren of een bron bruikbaar en betrouwbaar is: dat is redeneren over bronnen.
HD4 Tot historische komen
Het antwoord op een historische vraag is een samenhangende historische redenering. Typische historische redeneringen zijn: aanleiding – oorzaak – gevolg – toeval , evolutie –revolutie , gelijktijdigheid – ongelijktijdigheid en continuïteit – verandering . Zo vormen we ons een beeld van het verleden.
HD5 Reflecteren over de relatie verleden, en toekomst
Iedereen kijkt met zijn ogen naar het heden en het verleden: vanuit het eigen perspectief . Dat heet dan standplaatsgebondenheid . We weten bovendien niet alles over het verleden. Je leert ook nadenken over het gebruik van geschiedenis in de samenleving.
A Over oude en nieuwe dingen
In het derde jaar leer je tijdens de geschiedenislessen over de middeleeuwen. Dat tijdvak volgt op de klassieke oudheid – die je vorig schooljaar bestudeerd hebt – en gaat de vroegmoderne tijd vooraf.
In dit eerste onderdeel maak je al even kennis met de middeleeuwen. We gaan na hoe en hoeveel je in je dagelijkse leven met die tijd te maken hebt en wat de belangrijkste kenmerken ervan zijn. In les 4 herhalen we de historische vaardigheden. Zo ben je vanaf les 5 helemaal klaar om de middeleeuwen in te duiken.
OPDRACHT 1
Vul de tijdvakken in op de tijdlijn.
OPDRACHT 2
Bron 1 Europa tussen 500 en 1450
In de geschiedenislessen vertrekken we van een westers of West-Europees perspectief a Kleur West-Europa op de kaart. b Geef vijf hedendaagse landen die geheel of gedeeltelijk in dat gebied liggen.
c Kijk in een historische atlas. Welk groot rijk blijft in Zuidoost-Europa voortbestaan?
1
De middeleeuwen en jij
Dit schooljaar zullen de middeleeuwen heel wat van je geschiedenislessen vullen. Tijdens deze eerste les gaan we na hoe vaak jij eigenlijk met die tijd te maken hebt. Via boeken, films en games ben je misschien al heel wat over de middeleeuwen te weten gekomen.
Welk beeld heb je van de middeleeuwen? En heb je je al eens afgevraagd of er ook in jouw gemeente nog echte sporen van de middeleeuwen terug te vinden zijn?
Kaartnr(s).
De middeleeuwen in populaire media
Heb je al boeken gelezen, films gezien of games gespeeld die zich volgens jou afspelen in de middeleeuwen? Waarover gingen ze? Welke elementen doen je aan de middeleeuwen denken? 1
Heel wat films, jeugdboeken en games spelen zich in de middeleeuwen af, of lijken zich daar af te spelen. De schrijvers of regisseurs zijn niet altijd even bekommerd om de historische betrouwbaarheid Fantasie en historische realiteit worden verweven tot een boeiend eindproduct. Dikwijls gaan de verhalen over oorlog (kruistochten, Jeanne d’Arc, inval van de Vikingen …) of over rampen (pest, brandstapels, moorden in donkere burchten of geheimzinnige abdijen …). Alles bij elkaar krijgen we dus meestal geen fraai beeld van de middeleeuwen. Het is belangrijk dat jij weet dat niet alles wat je te zien of te lezen krijgt, ook echt zo is gebeurd en dat er ook veel is gebeurd wat je helemaal niet te zien krijgt.
Middle-earth –Shadow of War, 2017, game
In de productinformatie kun je lezen dat het een actiespel is waarin spelers een nieuwe krachtring smeden, vestingen veroveren in grootschalige gevechten en Mordor overheersen met hun eigen persoonlijke orkleger.
Assassin’s Creed Valhalla, 2020, game
In de productinformatie kun je lezen dat je in de rol kruipt van Eivor, een dappere Viking in een dynamische en prachtige open wereld die zich afspeelt in de duistere middeleeuwen van Engeland.
a Films, games en boeken krijgen een genre toegewezen, bijvoorbeeld ‘historisch’ of ‘ fantasy ’. In de praktijk lopen die twee genres door elkaar. Waar kun je deze games plaatsen? Verbind en bespreek klassikaal.
Middle-earth – Shadow of War
Assassin’s Creed Valhalla
Fantasie
Fantasie met middeleeuwse elementen
Historisch
Historisch met fantasie
b Zijn deze games b etrouwbare bronnen over de middeleeuwen? Leg uit.
c Wat is de belangrijkste bedoeling van de spelmakers?
d Welk beeld van de middeleeuwen schetst de productbeschrijving van ‘Assassin’s Creed Valhalla’?
OPDRACHT 3
Sporen van de middeleeuwen rondom ons
Je vindt vandaag nog heel wat gebouwen die uit de middeleeuwen dateren: vooral kerken en kathedralen , maar ook burchten en burgerlijke gebouwen zoals lakenhallen of belforten . Het stratenplan van het centrum van veel steden is ook een restant uit de middeleeuwen. Voor andere middeleeuwse overblijfselen moet je musea binnenstappen. Maar er zijn natuurlijk ook onzichtbare invloeden : onze taal is in de middeleeuwen gevormd en de meeste Europese landen hebben hun wortels in de middeleeuwen.
Bron 3 Gent
Skyline van Gent
Van links naar rechts zie je de torens van de Sint-Baafskathedraal, het belfort en de SintNiklaaskerk. Het middeleeuwse gebouw op de voorgrond is het Vleeshuis.
Is Gent een belangrijke stad in de middeleeuwen, denk je? Verklaar je antwoord.
©VANIN
OPDRACHT 4
Zo ek een middeleeuws gebouw in jouw gemeente. Voeg een afbeelding toe.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 drie invlo eden van de middeleeuwen op onze samenleving opnoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
KUNNEN
1 een kritische houding t.o.v. populaire geschiedenis aannemen
2 historische b eeldvorming in films, boeken en games evalueren
3 een middeleeuws geb ouw in de eigen gemeente herkennen
De middeleeuwen en jij
1 De middeleeuwen in populaire media
films jeugdboeken
games
fantasie historische realiteit
2 Sporen van de middeleeuwen rondom ons
Gebouwen
• kerken
• kathedralen
• burchten
• lakenhallen
• b elforten
• Stratenplan
• sp ontaan gegroeid rond het centrum
Onzichtbare invloeden
• onze taal
• de vorming van de meeste Europese landen
•
OPDRACHT 1
De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving
In les 2 ben je nagegaan wat jij al weet over de middeleeuwen en welk beeld je van die tijd hebt. In deze les ontdek je hoe die samenleving is ontstaan en welk beeld mensen in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd van de middeleeuwen hebben.
Hoe is de middeleeuwse samenleving ontstaan? Welk beeld hebben mensen in latere tijden van de middeleeuwen?
Kaartnr(s).
Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving
b In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus, tot troonsafstand. Daardoor houdt het West-Romeinse Rijk officieel op te bestaan. Zijn soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning? 1
Vanaf de 5e eeuw komen er Germaanse koninkrijken in de plaats van het West-Romeinse Rijk. De Germanen brengen nieuwe leefgewoonten naar West-Europa. Maar de klassieke samenleving gaat niet helemaal verloren: sommige Romeinse gebruiken, technieken in de bouw en in de kunst en talen blijven verderleven. Ook de christelijke godsdienst blijft behouden en wordt in de middeleeuwen zelfs heel belangrijk. Bisschoppen en abten worden belangrijke raadgevers van de koningen en de mensen leven op het ritme van de Kerk (zondagsmis, sacramenten , kerkelijk jaar ...). Uit de versmelting van de Germaanse, Romeinse en christelijke cultuur ontstaat dus een nieuwe samenleving. Die middeleeuwse samenleving legt de basis voor onze eigen samenleving.
Bekijk de kaart op de volgende bladzijde.
a Welk volk vestigt zich in onze gewesten ?
OPDRACHT 2
OPDRACHT 2
c Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk deze kaart met een hedendaagse kaart. Welke van de onderstaande hedendaagse landen horen bij het OostRomeinse Rijk? Omcirkel.
Het Oost-Romeinse Rijk is dichter bevolkt en rijker. Het houdt daardoor beter stand. Het West-Romeinse Rijk gaat langzaam ten onder. De bevolking daalt, waardoor er minder belastinginkomsten zijn. De troepen zijn er opstandig. De West-Romeinen proberen het tij nog te keren. Enkele Germaanse stammen mogen zich in het Rijk vestigen op voorwaarde dat ze het helpen verdedigen tegen andere invallers. Germanen krijgen ook belangrijke functies binnen het Romeinse leger. Germanen en Romeinen weten zo samen de Hunnen te verdrijven. Steeds meer grondgebied komt echter onder controle van vooral Germaanse aanvoerders.
België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije
Bron 1 De Germaanse stammen in het West-Romeinse Rijk
De Germaanse stammen in het West-Romeinse Rijk
- Welk volk vestigt zich in onze gewesten?
Je ziet hier enkele typische kenmerken van de middeleeuwen. Hebben ze een Romeinse, een Germaanse of een christelijke oorsprong?
RomeinsGermaansChristelijk
a Grootgrondbezit is de basis van macht en rijkdom.
- In 476 dwingt de Germaan Odoaker de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus, tot troonsafstand. Daardoor houdt het West-Romeinse Rijk officieel op te bestaan. Zijn soldaten roepen hem uit tot koning. Van welk gebied wordt Odoaker koning?
b Rechtspraak en bestuur worden dikwijls mondeling geregeld.
c Het Latijn is de cultuurtaal en de taal van de Kerk.
d Het christendom is een staatsgodsdienst.
e Kaas en melk zijn belangrijke voedingsmiddelen.
- Het Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk bestaat tot 1453. Vergelijk de kaart met een hedendaagse kaart. Welk van de onderstaande hedendaagse landen hoort bij het OostRomeinse Rijk? Omcirkel de juiste namen.
België – Egypte – Griekenland – Frankrijk – Spanje – Turkije
f Mannen dragen een hemd en een broek.
26 LES B1 DE VAL VAN HET WEST-ROMEINSE
g Wijn is een populaire middeleeuwse drank.
h De mensen leven op het ritme van de Kerk.
i De mensen spreken er talen zoals Nederlands en Duits.
OPDRACHT 3
Hoewel de middeleeuwen de basis leggen voor onze eigen samenleving, zijn er toch belangrijke verschillen. Bij welke tijd horen deze uitspraken. Zet een kruisje in de juiste kolom. TIP Lees eerst de onWAARschijnlijk op blz. 17.
Middeleeuwen Hedendaagse tijd
a Er worden veel kathedralen gebouwd.
b Een kunstenaar ondertekent meestal zijn werk niet.
c De meeste mensen werken in de landbouw
d De meeste mensen leren kritisch om te gaan met informatie.
OPDRACHT 4
Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd
In de 15e en 16e eeuw hebben Italiaanse geleerden een negatief beeld van de middeleeuwen. Ze bewonderen de klassieke oudheid en beschouwen de duizend jaar geschiedenis tussen hun tijd en het einde van de klassieke oudheid als een cultureel dieptepunt. Het zijn die geleerden die de naam ‘middeleeuwen’ voor die periode bedenken: een voor hen duistere, barbaarse, onbelangrijke ‘tussenperiode’.
In de 19e eeuw ontwikkelt zich naast het negatieve beeld ook een positieve waardering voor de middeleeuwen. Men denkt met heimwee terug aan de middeleeuwse ongerepte natuur, ridderlijkheid, godsdienstigheid, moed, trouw en sociale orde.
De historici in de hedendaagse tijd weerleggen het beeld van de duistere middeleeuwen en ze verwerpen ook de romantische blik waarmee in de 19e eeuw naar de middeleeuwen wordt gekeken. Toch zijn ook hedendaagse historici niet neutraal. Ze kiezen bijvoorbeeld meestal spectaculaire onderwerpen (ketters, heksen, feesten, epidemieën , vorsten ...) om onderzoek naar te doen en boeken over te schrijven. Ook bij de restauratie van middeleeuwse gebouwen zeggen de gemaakte keuzes soms meer over ons beeld van de middeleeuwen dan over de middeleeuwen zelf. Zo houden we bijvoorbeeld de gevels van de kerken en kathedralen mooi wit, terwijl ze in de middeleeuwen beschilderd zijn.
Wat verbindt men in de vroegmoderne, moderne en hedendaagse tijd met de middeleeuwen?
TIP Raadpleeg de lestekst hierboven en rangschik de begrippen bij de juiste tijd.
Kies uit: sociale orde – cultureel dieptepunt – spectaculaire onderwerpen – barbaarsheid –donkere tijd – ridderlijkheid – godsdienstigheid.
Vroegmoderne tijd Moderne tijd Hedendaagse tijd
©VANIN
OPDRACHT 5
Bron 2 Brand in de Notre-Dame
De kathedraal Notre-Dame in Parijs, gebouwd tussen 1163 en 1345
Op 15 april 2019 woedt er een hevige brand waardoor het dak en de centrale torenspits instorten. Iedereen is het erover eens dat de kathedraal heropgebouwd moet worden, maar over hoe dat moet gebeuren, lopen de meningen uiteen. De Franse president Emmanuel Macron denkt erover om de kathedraal een 21e-eeuwse renovatie te geven. Anderen vinden dat de Notre-Dame in haar oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Maar welke oorspronkelijke staat dan? Hoort de 19e-eeuwse torenspits daar bijvoorbeeld ook bij? Of de kathedraal haar middeleeuwse kleurenpracht moet terugkrijgen, wordt nauwelijks besproken. Blijkbaar houden we meer van de witte gevels met witte beelden.
Op 9 juli 2020 is de knoop doorgehakt: de kathedraal zal volgens de laatste bekende staat worden heropgebouwd, zonder verf en met de 19e-eeuwse torenspits dus.
a Wat bedoelt president Macron met een 21e-eeuwse renovatie, denk je?
b Waarom was er vooral veel discussie over de renovatie van de torenspits?
c Waarover is er veel minder gesproken? Hoe komt dat?
d Onze standplaatsgebondenheid beïnvloedt onze historische beeldvorming. Leg uit.
ONWAARSCHIJNLIJK!
Vele middeleeuwers geloven dat de wereld en het heelal perfect zijn. De middeleeuwse geleerden hechten erg veel belang aan de ‘kosmische orde’. Die orde is voor de middeleeuwers vanzelfsprekend. Daarom is in de middeleeuwen bewaren belangrijker dan vernieuwen, respect belangrijker dan verstand, en de samenleving belangrijker dan het individu. De kathedralen vormen het sluitstuk van de kosmische orde: de verbinding tussen hemel en aarde. In Frankrijk worden er op 100 jaar tijd (tussen 1150 en 1250) maar liefst een tachtigtal kathedralen gebouwd. Het zijn allemaal dingen die wij vanuit onze leefwereld maar moeilijk kunnen begrijpen. Met het ongelukkige gevolg dat we de neiging hebben om de middeleeuwen als een barbaarse periode af te schilderen. Fout dus: de middeleeuwen zijn gewoon anders.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de drie culturen die met elkaar versmelten, opnoemen
2 vier bijdragen van de Germanen en vier bijdragen van de Romeinen aan de middeleeuwse samenleving opnoemen
3 het b elang van de christelijke Kerk in de middeleeuwse samenleving met twee voorbeelden aantonen
4 de evolutie van het beeld van de middeleeuwen in drie stappen uitleggen
KUNNEN
1 het b eeld van de middeleeuwen in een bepaalde periode herkennen
2 de middeleeuwen met de hedendaagse tijd vergelijken
3 aan de hand van de restauratie van de Notre-Dame de invloed van onze standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming analyseren
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De middeleeuwen, het begin van een nieuwe samenleving
1 Germaanse, Romeinse en christelijke invloeden versmelten tot een nieuwe samenleving
Germaanse invloed
• mondelinge wetten en besluiten
• veeteelt: kaas, melk en vlees
• kleding: broek
• germaanse talen in NW-Europa
Romeinse invloed
• geschreven wetten en besluiten
• druiventeelt: wijn
• technieken voor bouw en kunst
• Romaanse talen in ZW-Europa
• het gebruik van Latijn in de Kerk
Christelijke Kerk
• Bisschopp en en abten zijn belangrijke raadgevers van de koningen.
• De mensen leven op het ritme van de Kerk.
DE SAMENLEVING VAN DE MIDDELEEUWEN
2 Het beeld van de middeleeuwen evolueert doorheen de tijd middeleeuwen
In de 15e en 16e eeuw donker en barbaars (een tussenperiode, vandaar de term ‘middeleeuwen’)
In de 19e eeuw o ok positieve waardering Hedendaagse historici kiezen dikwijls spectaculaire onderwerpen maken keuzes bij restauraties
1
Even je geheugen opfrissen
De vorige schooljaren leerde je al heel wat over het geschiedkundige onderzoek Je weet dat een geschiedkundige zich baseert op bronnen om historische vragen te beantwoorden en een beeld te krijgen van het verleden. In deze les frissen we de historische vaardigheden op.
Wat zijn historische vragen? Hoe ordenen we het verleden in de tijd, de ruimte en het domein? Welke beperkingen hebben bronnen? Waarom is de geschiedenis niet hetzelfde als het verleden? Welke historische redeneerwijzen ken je al?
OPDRACHT 1
Kaartnr(s).
KENNISCLIP HISTORISCHE VRAAG
Historisch denken begint met het stellen van historische vragen
Geschiedkundigen stellen en beantwoorden historische vragen . Die vragen gaan over het verleden, over de relatie tussen het heden en het verleden en over geschiedenis. Historische vragen horen bij het vak geschiedenis.
Zijn deze vragen historische vragen?
• Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars?
• Wat zijn de oorzaken van de Europese ontdekkingsreizen?
• Is dit middeleeuwse manuscript een bruikbare bron voor onze historische vraag?
• Ho eveel procent van het gezinsbudget wordt besteed aan voedsel?
• Ho e werkt het spijsverteringsstelsel?
• Waarom vieren we op 11 juli de Vlaamse feestdag?
OPDRACHT 2
OPDRACHT 3
Om je weg te vinden in al die eeuwen geschiedenis, komt het erop aan dat verleden te ordenen in het referentiekader . Dat betekent situeren in de tijd , de ruimte en het maatschappelijk domein
Bekijk de tijdlijn op blz. 19. Dat is de meest gebruikte indeling van de geschiedenis in WestEuropa. De jaren waarin we de tijden laten eindigen of beginnen, zijn scharnierdata.
a Wanneer beginnen en eindigen de middeleeuwen? Naar welke ‘symbolische’ gebeurtenissen of ‘ breuk momenten’ verwijzen deze jaartallen?
Het begin: verwijst naar
Het einde: verwijst naar
b Wat is de duur van de middeleeuwen?
c Ho eveel eeuwen zijn dat?
d Ho eveel millennia zijn dat?
a Vergelijk met de tijdlijn op blz. 95 en noteer een opvallend verschil.
b Vergelijk de westerse indeling van de geschiedenis met de Chinese indeling hieronder en noteer een opvallend verschil.
De Chinezen delen het Vroege en Late Keizerrijk verder op volgens de vorstenhuizen of dynastieën die aan de macht zijn. De Chinese periodisering focust op de eigen politieke geschiedenis.
c Wat kun je besluiten over tijdrekeningen en indelingen van de geschiedenis?
TIP Gebruik de woorden ‘tijd’, ‘plaats’ en ‘afspraken’.
OPDRACHT 4
a Historische geb eurtenissen kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Op ruimtelijk vlak maken we een onderscheid tussen globaal , lokaal , regionaal , continentaal en nationaal . Vul die begrippen in bij de juiste omschrijving.
Begrip
KENNISCLIP RUIMTE
OPDRACHT 5
Betekenis
verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)
verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)
verwijst naar de staat of het land
verwijst naar het werelddeel
verwijst naar de wereld
b Om ruimte structuur te geven, maken we ook een onderscheid tussen:
• stedelijke ruimte en rurale ruimte ,
• continentale ruimte en maritieme ruimte
Begrip
©VANIN
OPDRACHT 6
Betekenis de stad
het platteland landinwaarts, niet gericht op de zee in of aan zee
We maken verder nog onderscheid tussen:
• op en ruimte en gesloten ruimte ,
• centrum en periferie
Begrip
Betekenis
een open landschap of een open samenleving een gesloten landschap of een gesloten samenleving het middelpunt van een gebied aan de rand van een gebied, verwijderd van het centrum
Tot slot ordenen we geschiedenis volgens de maatschappelijke domeinen.
a Geef bij elke omschrijving het passende domein: politiek, sociaal, economisch of cultureel.
b Zo ek op het stickervel het symbool dat Storia HD voor elk domein gebruikt en kleef het bij de juiste uitleg.
Domein
Omschrijving
Dit domein gaat over machthebbers zoals koningen en het grondgebied waarover ze heersen. Het gaat ook over machtsverhoudingen en over rechten en plichten.
Dit domein gaat over de verschillende groepen mensen in de samenleving. Die indeling kan gebeuren op veel manieren: volgens rijkdom, politieke macht, godsdienst ...
OPDRACHT 7
Dit domein gaat over wat mensen doen om te (over-)leven. Economische activiteiten zorgen voor voedsel, kleding, onderdak ... of voor een inkomen om dat aan te schaffen. We doen aan landbouw , handel , nijverheid
Dit domein gaat over kunst, godsdienst, wetenschap, techniek, onderwijs ... Ook onze dagelijkse gewoonten zoals eten, drinken, mode en ontspanning behoren tot dit domein.
Synthese: Lees de historische vraag bij elke bron en situeer ze in het referentiekader.*
Tijd
©VANIN
Ruimte Domein
KENNISCLIP REFERENTIEKADER
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
* Dikwijls passen meerdere domeinen. Eén juist antwoord is hier voldoende.
Vraag 1 Welke dieren staan er afgebeeld op de rotsschilderingen in Lascaux?
Bron 1 Rotsschilderingen
Detail van de rotsschilderingen in Lascaux, Frankrijk, tussen 18 000 en 15 000 jaar oud
Vraag 2 Wanneer werd de abdij van Lorsch gesticht?
Bron 2 De abdijpoort van Lorsch
De abdij van Lorsch wordt gesticht in 764 in de Duitse deelstaat Hessen. In de 16e eeuw wordt de abdij gesloten. De restanten zijn sinds 1991 geklasseerd als werelderfgoed.
Vraag 3 Hoe groot is het Romeinse Rijk bij de dood van keizer Trajanus?
Bron 3 Het Romeinse Rijk in 117
Vraag 4 Welke landbouwtechnieken gebruiken de Egyptenaren?
Bron 4 Grafschildering
Grafmonument van Sennedjem, ca. 1200 v.C. Fragment van de grafschildering, Deir-El-Medina, Egypte
Vraag 5 Welke maatregelen nam Solon toen
hij de macht had in Athene?
Bron 5 Aristoteles over Athene
Zodra hij de macht had, bevrijdde Solon de mensen voor eens en altijd. Hij verbood elke lening die een persoon als waarborg had. [ Bij zo'n lening word je een slaaf van de schuldeiser, als je de lening niet kunt terugbetalen. ] Daarbij vaardigde hij wetten uit die schulden kwijtschold.
Vrij naar Aristoteles, De staatsinrichting van Athene, na 33O v.C.
De tekst komt uit de omgeving van de Griekse filosoof Aristoteles. Hij en zijn studenten zouden het bestuurssysteem van 170 polissen beschreven hebben.
De staatsinrichting of ' grondwet ' van Athene is bewaard gebleven.
Redeneren over bronnen
Bronnen zijn de basis van onze historische kennis. We maken een onderscheid tussen ‘primaire’ en ‘secundaire’ bronnen . Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die rechtstreeks betrokken zijn, bijvoorbeeld ooggetuigen. Secundaire bronnen zijn gemaakt door mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn, vaak in een andere tijd.
©VANIN
KENNISCLIP
BRONNEN
BEOORDELEN
Om een antwoord te vinden op een historische vraag zoeken en selecteren we bronnen . Je weet al uit de lessen van vorig schooljaar dat je daarmee voorzichtig moet omspringen. Bronnen hebben immers altijd bepaalde beperkingen . Die beperkingen zijn afhankelijk van de historische vraag die je stelt en kunnen te maken hebben met de bruikbaarheid en/of de betrouwbaarheid van de bron. In de loop van het schooljaar zullen we dat regelmatig inoefenen. Je moet er ook rekening mee houden dat de historische bronnen die in de lessen worden gebruikt, dikwijls zijn bewerkt
Dat betekent dat ze niet gelijk zijn aan de originele bron. Bronnen worden ingekort of vertaald, er wordt een titel toegevoegd ... Die ingrepen kunnen de betekenis van de bron beïnvloeden.
OPDRACHT 9
Wat wordt er bedoeld met de volgende kritische vragen die je aan bronnen moet stellen?
Verbind.
Is de bron bruikbaar?
Is de bron betrouwbaar?
KENNISCLIP STANDPLAATSGEBONDENHEID
OPDRACHT 10
KENNISCLIP HISTORISCHE REDENEERWIJZEN
Geeft de bron een juist antwoord op de historische vraag?
Geeft de bron een antwoord op de historische vraag?
Vorig schooljaar leerde je dat de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is van de maker, het doelpubliek en de bedoeling van de bron. Vul het schema aan.
informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren
wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, persoonlijke kenmerken standplaatsgebondenheid
In Storia vind je de volgende vermeldingen bij of in de bronnen. Wat betekenen ze? Verbind.
Vertaald
Het is geen letterlijke weergave van de originele tekst. Het is bijvoorbeeld een samenvatting van de originele bron.
‘Naar ...’ Er wordt maar een stukje van de materiële bron getoond, dus niet de hele bron.
(...) De originele bron is in een andere taal.
Detail Er is op die plaats tekst aan de originele bron toegevoegd.
[…] Er is op die plaats in de originele tekst een stuk tekst weggelaten.
Geschiedenis is een beeld van het verleden
Geschiedenis is een reconstructie van het verleden. Over sommige periodes uit ons verleden weten we slechts weinig door het gebrek aan bronnen . Als er een nieuwe bron ontdekt wordt, kan onze kennis over het verleden veranderen. Dat gebeurt ook als de geschiedkundigen een bron anders gaan interpreteren . Dat wil dan zeggen dat ze om de een of andere reden anders gaan denken over de informatie die ze uit een bepaalde bron halen. Het is dus belangrijk om zoveel mogelijk bronnen te gebruiken en te vergelijken om een nauwkeurig beeld te krijgen van het verleden.
Om feiten met elkaar in verband te brengen of om informatie te structureren gebruiken geschiedkundigen typische historische redeneerwijzen . De vorige jaren heb je er al een aantal gezien. Die herhalen we hier. In de loop van het schooljaar komen er nog enkele nieuwe bij.
OPDRACHT 12
Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord.
• Het verleden kan veranderen / blijft hetzelfde.
• Onze kennis over het verleden is volledig / onvolledig.
• Ons eigen standpunt b eïnvloedt wel / niet hoe wij naar het verleden kijken.
• De b eperkingen van bronnen hebben wel / geen invloed op ons beeld van het verleden.
Hoe heten deze typische, historische redeneerwijzen? Vul in.
©VANIN
Begrip
De gebeurtenis die iets tot gevolg heeft.
De reden waarom iets gebeurt.
Het effect van iets.
Iets wat plaatsvindt zonder bedoeling.
De veranderingen gebeuren geleidelijk.
De veranderingen gebeuren snel.
De dingen blijven hetzelfde.
De dingen veranderen.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ’breuk’, ‘tijd’, ‘duur’, ‘millennium’, ‘eeuw’, ‘tijdrekening’, ‘ruimte’, ‘lokaal’, ‘regionaal’, ‘globaal’, ‘stedelijke en rurale ruimte’, ‘continentale en maritieme ruimte’, ‘domein’, ‘politiek’, ‘sociaal’, ‘cultureel’ en ‘economisch’ uitleggen
2 de b egrippen ‘primaire bron’, ‘secundaire bron’, ‘tijdvak’ en ‘reconstructie’ uitleggen
3 de zeven tijden met begin- en eindjaar opnoemen
4 de geb eurtenissen waarnaar de scharnierdata 500 en 1450 verwijzen, opnoemen
5 de vier verschillende maatschappelijke domeinen opnoemen en uitleggen
6 twee beperkingen van bronnen opnoemen
7 de drie elementen waarvan de betrouwbaarheid van een bron afhankelijk is, opnoemen
Betekenis
8 het verschil tussen de geschiedenis en het verleden uitleggen
9 de b egrippen ‘open en gesloten ruimte’ en ‘centrum en periferie’ uitleggen
KUNNEN
1 een historische vraag herkennen
2 een historische vraag in het referentiekader situeren
3 verschillende tijdrekeningen en indelingen in tijdvakken met elkaar vergelijken
4 de historische redeneerwijzen: ‘aanleiding’, ‘oorzaak’, ‘gevolg’, ‘toeval’, ‘evolutie’, ‘revolutie’, ‘continuïteit’ en ‘verandering’ benoemen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
1 Historisch denken begint met het stellen van historische vragen
Historische vragen zijn:
• vragen over het verleden,
• vragen over de relatie heden-verleden,
• vragen over geschiedenis.
2 Het historische referentiekader
Tijd
Even je geheugen opfrissen ©VANIN
aanduiden tijdrekening christelijke, islamitische ordenen tijden of tijdvakken
Ruimte een werelddeel, een deel van een werelddeel, een land, een streek, een gemeente … stedelijke en rurale ruimte continentale en maritieme ruimte open en gesloten ruimte centrum en periferie
Domein
politiek b estuur en grondgebied sociaal verschillende bevolkingsgroepen armo ede en rijkdom economisch ho e voorziet de mens in zijn levensonderhoud?
cultureel het streven naar wijsheid en schoonheid go dsdienst, tradities en gewoonten
3 Redeneren over bronnen
Bronnen worden ingedeeld in:
• primaire en secundaire bronnen,
Een bron moet je, in functie van de historische vraag die je stelt, beoordelen op:
• bruikbaarheid = geeft ze een antwoord op de historische vraag?
• b etrouwbaarheid = geeft ze een betrouwbaar antwoord op de historische vraag?
De betrouwbaarheid van bronnen is afhankelijk van:
• de standplaatsgeb ondenheid van de maker (wie, wanneer, waar, maatschappelijke positie, p ersoonlijke kenmerken),
• het do elpubliek,
• de functie of b edoeling van de bron (informeren, overtuigen, ontspannen, ontroeren, activeren).
4 Geschiedenis is een beeld van het verleden
De kennis die we hebben van het verleden is bepaald door:
• de b eschikbaarheid van bronnen,
• de interpretatie die we aan de bronnen geven. Gebruik en vergelijk zoveel mogelijk bronnen.
Geschiedkundigen gebruiken historische redeneerwijzen
• om feiten met elkaar in verband te brengen,
• om informatie te structureren
BDe vroege middeleeuwen
In dit onderdeel bestudeer je het eerste deel van de middeleeuwen, tussen de jaren 500 en 900. De Germaanse Franken spelen hier een belangrijke rol. Zij stichten een rijk dat je min of meer als de opvolger van het West-Romeinse Rijk kunt beschouwen.
©VANIN
OPDRACHT
Na een veldtocht tegen de moslims in Spanje trekt het leger van de Frankische koning Karel de Grote in 778 over de Pyreneeën. In de bergpas van Roncevalles overvallen Basken, boos over plunderingen, de achterhoede. Roeland, een belangrijke Frankische aanvoerder, biedt met enkele krijgers weerstand. Met zijn jachthoorn waarschuwt hij de rest van het Frankische leger. Dat schiet hem te hulp, maar voor de zwaargewonde Roeland is het te laat. Hij sneuvelt.
Fragment uit een verhaal over een van de krijgstochten van de Franken
Over Karel de Grote en zijn krijgers ontstaan gedichten en gezangen. Dat gebeurt ook na de dood van Roeland. Die verhalen blijven zeer lang populair.
Omcirkel de volgende taferelen op de tekening. Zet er telkens het juiste cijfer bij.
1 De moslims vallen aan.
2 Roeland blaast op zijn hoorn.
3 Vele moslims sneuvelen.
4 Roeland neemt afscheid van een stervende vriend.
5 De zwaargewonde Roeland doodt een tegenstander met zijn hoorn.
Miniatuur, 13e eeuw
De tekening is eeuwen na de gebeurtenis gemaakt. In deze versie overvallen moslims, in plaats van Basken, de held Roeland.
De Franken, nieuwe heersers in het westen
Germaanse stammen bezetten steeds grotere stukken van het West-Romeinse Rijk. Vooral de Franken slagen erin om een nieuw rijk te stichten. Ze krijgen steun van de christelijke Kerk en na enkele eeuwen is er zelfs opnieuw een keizer in het westen.
Wie regeert over het Frankische Rijk? Hoe wordt het bestuurd? Hoe voorzien de Franken in hun levensonderhoud? Wat gebeurt er op cultureel vlak? Komt er een einde aan het rijk?
Kaartnr(s).
DE FRANKEN 480
MEROVINGERS
KAROLINGERS
Merovingers en Karolingers regeren over het rijk
In de 5e eeuw controleren de Franken Noord-Gallië en het Rijnland. Het Frankische gebied bestaat uit verschillende koninkrijkjes die elk bestuurd worden door een machtige familie. De Merovingers zijn zo’n Frankische familie. Hun leider Chlodovech slaagt erin om alle andere Frankische koningen te verslaan. De Merovingers worden zo koning van het volledige Frankische Rijk . Ze slagen er ook in om nieuwe gebieden te veroveren en het rijk groter te maken.
Vanaf de 7e eeuw laten de Merovingische koningen het bestuur over aan medewerkers die ze belonen met grote stukken grond en waardevolle voorwerpen (zilver, goud, juwelen …).
De Merovingers worden armer en verliezen ook veel macht . In 751 zet een rijke familie van medewerkers, de Karolingers , de laatste Merovingische koning af. De paus steunt hen omdat ze hem helpen tegen andere Germanen in Noord-Italië. De Karolingers maken de macht van de koning weer groter . Ze breiden ook het rijk verder uit. In 800 kroont de paus de Karolinger Karel de Grote tot keizer . Het Frankische Rijk wordt daarmee de politieke opvolger van het WestRomeinse Rijk.
De wraak van Chlodovech (466-511)
In 486 overwint het leger van Chlodovech bij Soissons een Gallo-Romeins leger. De Franken slaan aan het plunderen. Zo roven zij een grote waardevolle vaas uit een kerk.
Bron 1 Miniatuur
Tekening, 14e eeuw, uit Les Grandes Chroniques de France de Charles V
Dit is een rijk geïllustreerd manuscript gemaakt in opdracht van de Franse koning Charles V tussen 1370 en 1379. Boven de tekst kun je lezen: puis comment il se venga de celui qui le contredist (en hoe hij zich wreekt op diegene die hem tegenspreekt).
Bron 2 Gregorius Van Tours
De bisschop van de beroofde kerk vraagt aan Chlodovech de vaas terug. Bij het verdelen van de buit vraagt de Frankische aanvoerder zijn mannen om hem de vaas te geven bovenop zijn gewoon deel van de krijgsbuit. De meesten gaan akkoord en juichen hem toe. Eén krijger schiet echter naar voren en slaat de vaas stuk. Terwijl hij dat doet, roept hij: 'Jij gaat niet meer dan jouw rechtmatig deel ontvangen!' Chlodovech blijft kalm en zendt de brokstukken naar de bisschop. Later op het jaar houdt hij een wapeninspectie. Hij keurt de bijl van dezelfde krijger af en gooit het wapen op de grond. Terwijl de man het wapen opraapt, splijt Chlodovech zijn schedel met een bijl en roept: 'Dat is wat jij met de vaas deed in Soissons.'
Bewerking van Gregorius Van Tours, Geschiedenis van de Franken Gregorius (538-594) komt uit een belangrijke Gallo-Romeinse familie. Hij wordt bisschop van Tours, een zeer belangrijke functie binnen de Kerk en in het Frankische Rijk. Gregorius kent verschillende Merovingische koningen persoonlijk. Zijn werk is een van de weinige geschreven bronnen over de Franken in de 6e eeuw. Gregorius gebruikt zowel persoonlijke ervaringen als bronnen. Voor zaken waar hij zelf weinig van weet, die hij niet zelf heeft meegemaakt of waarover hij geen bronnen vindt, baseert hij zich op geruchten en roddels. Ook al wat christelijk is, vindt hij zeer belangrijk.
©VANIN
a Omcirkel het juiste antwoord.
TIP Raadpleeg de woordenlijst.
Bron 1 is een primaire / secundaire bron
Bron 2 is een primaire / secundaire bron.
b Vergelijk bron 1 met het verhaal in bron 2. Wat klopt er niet op de tekening?
TIP Let op de wapens.
c Lees de uitleg bij bron 2. Waarom moet je kritisch zijn tegenover wat Gregorius schrijft? Kruis aan.
Gregorius durft geruchten en roddels gebruiken. Hij kent Chlodovech persoonlijk.
d Waarom gebruiken historici het werk van Gregorius, zelfs als het niet zo betrouwbaar is?
Onderstreep het antwoord in de contextinformatie over Gregorius.
Bron 3 De Merovingers worden afgezet
[ De laatste Merovingische koning ] werd afgezet op bevel van Stephanus, paus in Rome. Zijn haar werd kort geschoren en hij werd in een klooster opgesloten (in 751). De Merovingers bezaten geen enkele macht meer. (...) Het enige wat de koning nog overbleef, was dat hij (...) op zijn troon zat om de rol van regeerder te spelen (...) zoals men hem had voorgedaan of zelfs had opgedragen. Behalve die inhoudsloze koningstitel en de te kleine vergoeding (...) die de hofmeier [ medewerker ] hem verleende, had de vorst geen enkel bezit, afgezien van een enkel landgoed met een zeer kleine jaarlijkse opbrengst.
Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk Karel vooral ophemelen.
a Op wiens b evel wordt de Merovingische koning afgezet?
b Wat gebeurt er met de afgezette koning?
c Lees de contextinformatie over de auteur van deze bron. Waarom moet je niet alles geloven wat hij in de tekst vertelt?
De koning bestuurt het Frankische Rijk
De Frankische koning (of keizer) heeft alle macht en beschouwt het rijk als zijn persoonlijk bezit . Bij zijn dood wordt het daarom verdeeld over al zijn mannelijke erfgenamen.
De koning is de hoogste bestuurder, wetgever en rechter . Hij regeert niet vanuit een vaste hoofdstad . Het koninklijk hof verbruikt meer voorraden dan één landgoed kan voortbrengen. De hele hofhouding reist daarom van het ene landgoed naar het andere. Dat is gemakkelijker dan de voorraden te verplaatsen.
Het rijk wordt ingedeeld in gouwen (provincies), waar gouwgraven of hertogen de bevelen van de koning uitvoeren. De Karolingers richten in grensgebieden marken op. Daar gaan Frankische krijgers met hun gezin wonen. Een mark dient om het rijk te beschermen tegen invallers en wordt bestuurd door een markgraaf . Hertogen en markgraven hebben dezelfde taken als een gouwgraaf, maar commanderen ook nog een Frankisch leger. Onder Karel de Grote (768-814) controleren inspecteurs, zendgraven genoemd, of de graven, hertogen en markgraven de bevelen van de koning wel uitvoeren.
OPDRACHT 5
a Uit welke drie delen bestaat een domein?
b Wat is een 'mansus'?
c Waaruit bestaat een tenure?
d Waar woont de heer van het domein volgens jou?
e Welk deel van de drie wordt niet bewerkt en mag gebruikt worden om hout te sprokkelen en het vee te laten grazen?
De christelijke Kerk speelt een belangrijke rol in de cultuur
Chlodovech bekeert zich omstreeks 500 tot het christendom. Hij wil dat de christelijke Kerk, die goed georganiseerd is, helpt bij het bestuur van zijn rijk . Ook de Frankische koningen na hem maken dankbaar gebruik van geestelijken om bijvoorbeeld advies te geven of wetten op te schrijven.
In het Frankische Rijk ontstaan er honderden kloosters . Rijke en machtige families stichten zelf kloosters of schenken er gronden aan. Zo hopen zij naar de hemel te mogen. In een klooster of abdij leven verschillende geestelijken samen onder leiding van een abt of abdis. Zij doen dat volgens bepaalde regels . In de 8e eeuw beslist de Frankische koning dat ze allemaal de leefregel van de abt Benedictus uit de 6e eeuw moeten volgen. Die kloosterregel stelt dat kloosterlingen eenvoudig moeten leven en naast studeren en bidden ook met de handen moeten werken.
Grote kloosters en het koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de cultuur . Geleerden schrijven er boeken en verzamelen zo veel mogelijk klassieke literatuur. Bij sommige kloosters en kerken ontstaan scholen waar jonge geestelijken leren lezen en schrijven . Kunstenaars maken voor de Kerk en het hof schilderingen, beelden … Omdat de Kerk het Latijn gebruikt, wordt dat voor lange tijd de taal van de wetenschap.
Beluister het verhaal van Dirk Bracke over het doopsel van Chlodovech.
a Tegen wie vechten de Franken?
b Welk geloof heeft Clotilde?
c Waarom wil Chlodovech de veldslag winnen?
OPDRACHT 6
d Welke belofte maakt Chlodovech?
e Welke twee voordelen krijgt Chlodovech als hij christen wordt?
f Men vecht tijdens een groot deel van de middeleeuwen te voet. Paarden dienen om de krijgers over het slagveld te verplaatsen. Welk historisch foutje staat er dan in het verhaal over de aanval van de Visigoten?
De Angelsaksische geestelijke Alcuinus van York (735-804) is een raadgever en leraar van Karel de Grote en zijn familie. Hij schreef tal van werken en verbeterde de opleiding van de geestelijken. Hij leidde ook verschillende kloosters.
Bron 6 Tekening Bron 7 Brief
Tekening, ca. 825-850
Alcuinus (in het midden) overhandigt met een jongere kloosterling een boek aan een bisschop.
Karel bij de gratie van God, koning van de Franken en de Lombarden en de patriciërs van Rome, aan de abt Baugulf en aan iedereen van de kloostergemeenschap (…)
Het mag geweten zijn dat wij met onze raadgevers besloten hebben dat het nuttig is voor de bisdommen en kloosters (…) bezig te zijn met schrijfwerk en ijverig te zijn in het onderwijzen van al wie de vaardigheid tot leren bezit, en dat volgens het talent van elk individu (…) De inzet voor onderwijzen en leren moet ook gelden voor de zinsbouw, zodat wie wenst God op de juiste manier te plezieren dat ook doet door op een correcte manier te spreken. (…)
Brief van Karel de Grote aan de abt van Fulda, ca. 782
De brief is geschreven en opgesteld door Alcuinus. Karel heeft hem ondertekend.
a Kijk op de tekening naar het hoofd van de jonge monnik . Wat is blijkbaar een kenmerk van een kloosterling?
b Op welke historische vraag geeft bron 7 een betrouwbaar antwoord? Kruis aan.
Is Karel de Grote de stichter van de scholen?
Is Alcuinus een b elangrijke raadgever van Karel de Grote? Welke rol moeten kloosters van Karel de Grote spelen in het onderwijs?
Het Karolingische Rijk valt uiteen
Karel de Grote is net zoals zijn voorgangers een vorst die regelmatig op veroveringstocht vertrekt. Daardoor krijgen zeer veel krijgers de kans om te plunderen en rijker te worden. Ze blijven Karel dan ook gehoorzamen en steunen.
Lodewijk de Vrome (814-840), zijn zoon en opvolger, heeft meer interesse voor godsdienstige zaken en verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Hij voert weinig oorlog en controleert de graven en hertogen minder. De slechte wegen en de grootte van het rijk bemoeilijken ook de contacten tussen het hof en de graven en hertogen. Die doen daardoor meer en meer hun zin.
De zonen van Lodewijk maken nog tijdens zijn leven openlijk ruzie over de verdeling van het rijk . Drie jaar na zijn dood komen ze tot een akkoord. In het ‘Verdrag van Verdun’ (843) verdelen zij het Frankische Rijk in drie delen. Het middelste stuk valt later verder uiteen in kleinere vorstendommen. De twee andere delen leggen de basis voor het hedendaagse Frankrijk en Duitsland.
OPDRACHT 7 Karel de Kale
Bron 8 Het Verdrag van Verdun (843)
a Wie krijgt wat? Vul de tabel aan.
Lotharius Lodewijk de Duitser
b In welk gebied ligt het grootste deel van onze gewesten?
c Geef de naam van drie buitenlandse groepen die het Frankische Rijk in de 9e eeuw aanvallen.
d Met welk hedendaags land komt West-Francië grotendeels overeen? Onderstreep. België – China – Duitsland – Frankrijk – Italië – Zweden
e Wie van de zonen krijgt de keizerstitel?
Waar zijn de Franken gebleven?
Na de 8e eeuw vertalen historici over het algemeen het Latijnse ‘Franci’ in ‘Fransen’. De Franken worden dus Fransen. De inwoners van Oost-Francië noemt men Duitsers, net zoals hun koning Lodewijk door ons ‘de Duitser’ wordt genoemd. De bewoners van de Duitse provincie Frankenland blijft men wel Franken noemen.
Op het vlak van taal zijn de Vlamingen en een deel van de Nederlanders de directe afstammelingen van de Merovingers en Karolingers. Het Nederlands wordt ook wel ‘NederFrankisch’ genoemd. In het moderne Arabisch noemt men Europa nog altijd ‘Firanja’, afgeleid van Francia.
©VANIN
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘Karolingers’, ‘Merovingers’, ‘gouw’, ‘mark’, ‘gouwgraaf’, ‘markgraaf’, ‘hertog’, ‘domein’, ‘horigen’ en ‘klooster’ uitleggen
2 uitleggen wie de Franken, de Merovingers en de Karolingers zijn en hen in de tijd situeren
3 uitleggen hoe het Frankische rijk bestuurd wordt
4 de drie onderdelen van een domein geven en kort uitleggen
5 verklaren waarom de domeinen groter worden
6 aantonen dat geestelijken een belangrijke rol in het bestuur spelen
7 drie voorbeelden geven van culturele activiteiten onder de Karolingers
8 de datum van het ‘Verdrag van Verdun’ geven
9 een p olitiek, sociaal, economisch en cultureel kenmerk van het Frankische rijk geven
10 het b estuur van Lodewijk de Vrome met dat van Karel de Grote vergelijken
11 het ontstaan van Frankrijk en Duitsland verklaren
KUNNEN
1 de b etrouwbaarheid, het doel en bruikbaarheid van een bron met behulp van opdrachten inschatten
2 met b ehulp van een kaart de groei en het uiteenvallen van het Frankische rijk uitleggen
3 informatie uit een bron halen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De Franken, nieuwe heersers in het westen
1 Merovingers en Karolingers regeren over het rijk
Frankische gebied = verschillende koninkrijkjes o.l.v. verschillende families
Merovingers
• Chlo dovech verslaat alle andere Frankische koningen, controle over volledige Frankische Rijk.
• Veroveren nieuwe gebieden, rijk wordt groter
• 7e eeuw: minder macht + worden armer
Oorzaken
- laten b estuur over aan medewerkers
- b elonen medewerkers met landerijen en waardevolle voorwerpen
Karolingers
• rijke familie van medewerkers van de Merovingers
• worden in 751 koning met steun van de paus
• breiden het rijk verder uit
• 800: paus kroont Karel de Grote tot keizer.
2 De koning bestuurt het Frankische Rijk
Koning
• heeft alle macht en het rijk is zijn p ersoonlijk bezit;
• is ho ogste bestuurder, wetgever en rechter.
Rijk is ingedeeld in gouwen (provincies), bestuurd door een gouwgraaf of hertog.
Karolingers richten marken op in grensgebieden, geleid door een markgraaf.
• her tog + markgraaf = commando over een leger
• zendgraven: controle van de graven, hertogen en markgraven in de tijd van Karel de Grote
3 Landbouw is de belangrijkste economische activiteit
Grond = macht en rijkdom
Domeinen (in het noorden van het Frankische rijk)
• Ze zijn het b ezit van een klein aantal machtige families.
• Ze worden groter omdat gewone boeren hun boerderijtjes afstaan.
- Ze worden horigen = in ruil voor een hoeve en bescherming dienen en gehoorzamen zij de familie.
• Domein b estaat uit een vroonhof, tenures en woeste gronden.
• Ambachtslieden maken er gebruiksvoorwerpen.
• Handelaars leveren producten en verhandelen goederen van het domein (deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ...).
4 De christelijke Kerk speelt een belangrijke rol in de cultuur
Christelijke Kerk helpt de Frankische koningen bij het bestuur: opschrijven wetten + advies.
Ontstaan van honderden kloosters
• Rijken en machtigen stichten zelf kloosters of schenken grond aan klooster.
• Klo oster of abdij = geestelijken leven er samen volgens leefregels o.l.v. een abt / abdis.
- Regel van Benedictus: eenvoudig leven, studeren, bidden en handenarbeid
Kloosters en koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de cultuur
• Bijhouden klassieke literatuur en boeken schrijven
• Ontstaan van scholen om jonge geestelijken op te leiden
• Kunstenaars maken schilderingen en beelden.
• Latijn = taal van de wetenschap
5 Het Karolingische Rijk valt uiteen
Lodewijk de Vrome = zoon en opvolger van Karel de Grote
• minder o orlogsvoering dus minder kans voor krijgers om te plunderen
• meer interesse in godsdienst
• verwaarlozing bestuur
• slechte wegen + grootte van het rijk zorgen voor slechtere contacten
Gevolgen
• Graven en hertogen doen meer en meer hun eigen zin.
• Zonen van Lo dewijk maken nog tijdens zijn leven ruzie over verdeling van het rijk.
Verdrag van Verdun (843)
Zonen van Lodewijk verdelen na zijn dood het rijk.
BRONNEN
Onderzoek 1:
raadsels rond
Karel de Grote
De Frankische keizer Karel de Grote blijft tot lang na zijn dood tot de verbeelding spreken. Tot op vandaag beschouwt men hem bijvoorbeeld in Frankrijk, de Benelux en Duitsland als één van de belangrijkste vorsten uit de eigen geschiedenis. Ondanks die populariteit zijn de bronnen niet altijd duidelijk. In dit onderzoek tracht je drie historische vragen op te lossen.
Hoe ziet Karel de Grote er eigenlijk uit? Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont? Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers?
Kaartnr(s).
DE FRANKEN
MEROVINGERS
KAROLINGERS
Hoe ziet Karel de Grote eruit? Bestudeer de bronnen en los daarna op blz. 44 de vragen op.
Bron 1 Relikwieënkast
Afbeeldingen van Karel de Grote op een relikwieënkast waarin zijn beenderen tot vandaag worden bewaard, begin 13e eeuw
Bron 2 Miniatuur
Afbeelding uit Les Grandes Chroniques de France, 13e-14e eeuw
Bron 3 Afbeelding, 15e eeuw
Bron 5 Schilderij
Claudius Jacquand, schilderij van de kroning van Karel tot koning van Italië in 774, 19e eeuw
Bron 4 Tekening, 15e eeuw
Bron 6 Ruiterstandbeeld
Ruiterstandbeeld, brons met restanten van verguldsel, 23,5 cm hoog, 9e eeuw, Louvre, Parijs
Enkele vaststellingen van geschiedkundigen over het standbeeldje:
- Het paard stamt uit de 15e eeuw.
- Het b eeldje is oorspronkelijk verguld.
- De gewoonte van koningen om een rijksappel vast te houden, stamt uit de tijd van Karel de Kale (840-877). De kleinzoon van Karel de Grote is eerder klein en fors gebouwd.
Bron 7 Beschrijving van keizer Karel de Grote
©VANIN
De keizer was sterk en goed gebouwd. Hij was lang en slank, maar niet abnormaal groot, want zijn lengte was zevenmaal die van zijn voeten. De bovenkant van zijn hoofd was rond, hij had een fel doorborende blik en ongewoon grote ogen. Zijn neus was iets langer dan normaal. Hij had een mooie kop met wit haar en een vrolijke en goedgehumeurde uitdrukking. (…) Zijn nek was kort en nogal dik en hij had een buikje, maar door de goede bouw van de rest van zijn lichaam viel dat niet op.
Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome.
Verrast de paus Karel als hij hem tot keizer kroont?
In 800 kroont de paus Karel in Rome tot keizer. Hij zou door de paus compleet verrast zijn geweest. Klopt dat wel? Wat zeggen de weinige bronnen waarover we beschikken daarover? Beantwoord de vragen op blz. 45.
Bron 8 De Frankische Rijksannalen
©VANIN
Toen de koning op de heilige dag van de geboorte van de Heer na zijn gebed voor het graf van de zalige apostel Petrus opstond om de mis bij te wonen, plaatste paus Leo een kroon op het hoofd en werd hij daarbij door het volk van Rome toegejuicht: ‘Leve en heil de verheven Karel, de door God gekroonde grote en vrede brengende roomse keizer’.
Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800
In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829. Ze vertellen de geschiedenis van de Frankische koningen tussen 741 tot 829. Vier verschillende auteurs werken eraan. Hun namen zijn niet gekend, maar waarschijnlijk zijn het leden van de hofhouding van Karel de Grote. De annalen zijn een van de belangrijkste bronnen voor de politieke geschiedenis van de Karolingische tijd.
Bron 9 Einhard
[ Karel ] kwam daarop naar Rome, om de (...) kerkelijke zaken weer op orde te brengen, en bleef er de hele winter. In die tijd kreeg hij er ook de titel van keizer en Augustus. Oorspronkelijk had hij daar zo’n hekel aan, dat hij verzekerde, dat hij die keer, al was het nog zo’n belangrijke dag, niet naar de mis zou zijn gegaan als hij de bedoeling van de paus had kunnen vermoeden.
Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger, Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk vooral Karel ophemelen. Einhard baseert zich gedeeltelijk op de Rijksannalen, maar was ook aanwezig bij de keizerskroning.
Bron 10 De annalen van de abdij van Lorsch
Daar de almachtige God al de bezittingen [ het Karolingische Rijk ] onder zijn gezag had geplaatst, leek het hun [ de paus en zijn aanhang ] (...) in overeenstemming met het verzoek van het christelijke volk, dat hij er ook de keizerlijke titel zou dragen. Die bede wilde Karel de Grote niet weigeren, maar onderwierp zich aan hun verlangen en ontving de titel van keizer met de wijding door paus Leo.
Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835
In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. De annalen gaan over de periode 703-803 en er wordt door vier verschillende auteurs aan geschreven. Eén van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote.
Bewonderen buitenlandse heersers Karel de Grote even hard als zijn aanhangers?
In het Frankische Rijk kan Karel op de sympathie rekenen van de krijgers, de geestelijken en uiteraard zijn eigen hofhouding. Hoe kijken belangrijke buitenlandse vorsten echter naar Karel? Maak opdracht 3 op blz. 45.
Bron 11 Onenigheid met de Byzantijnen
©VANIN
Karel de Grote draagt na de keizerskroning de titel ‘Imperator’ of ‘Imperator Augustus’. In sommige documenten werd dat: ‘Meest genadige Augustus gekroond door God, grote vredebrengende Imperator die over het Romeinse Rijk regeert, dankzij Gods barmhartigheid ook koning van de Franken en Langobarden’. Als reactie op de keizerskroning van Karel noemt de Byzantijnse keizer zich niet langer ‘Imperator’, maar ‘Imperator van de Romeinen’. Daarmee verwijst hij naar het ganse Romeinse Rijk en zegt hij eigenlijk dat hij boven Karel staat. In 806 komt het tot een oorlog tussen de Byzantijnen en de Franken. Die laatsten veroveren Venetië en delen van het huidige Kroatië. In 812 sluiten de Franken en de Byzantijnen weer vrede. In het Vredesverdrag van Aken aanvaarden de Byzantijnen dat Karel de Grote de titel van ‘Imperator’ voert.
Bewerking van ‘Frieden von Aachen’ op nl.wikipedia.org
De Vrede van Aken wordt gesloten op 12 januari 812 tussen Michael I, keizer van Byzantium, en Karel de Grote.
Bron 12 Munt
Munt van Karel de Grote als imperator
Op de munt staat rechts Imp(erator) Aug(ustus). Op zijn hoofd draagt Karel een lauwerkrans zoals de Romeinse keizers.
In 797 stuurt Karel de Grote de Jood Isaak als gezant naar Aaron (Haroen) al-Rashid, de kalief van Bagdad en de vorst van een groot islamitisch rijk. In 802 is Isaak terug aan het hof van Karel in Aken met geschenken van de kalief waaronder de olifant Aboel Abbas. Een blije Karel de Grote neemt het dier dikwijls mee op zijn reizen. Aboel Abbas sterft in 810 aan een longontsteking nadat hij een rivier heeft moeten overzwemmen.
Wat de Frankische bronnen daarover zeggen:
802 Isaac de Jo od kwam terug met een olifant (…) gezonden door de koning van de Perzen (…) de naam van de olifant was Aboel Abbas. 810 (…) daar stier f de olifant (…) geschonken door de koning van de Saracenen (…)
Uit: de Frankische Rijksannalen, na 800
In annalen wordt per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. De Frankische Rijksannalen worden bijgehouden tussen 787 en 829.
Bron 14 De Perzische koning
Zijn relaties met Aaron, koning van de Perzen, die over bijna het volledige oosten regeerde (…) waren zo vriendschappelijk dat deze prins die belangrijker vond dan die met alle andere koningen en heersers. (…) [ En dat ] wanneer ambassadeurs gezonden door Karel om het meest heilige graf en plaats van de verrijzenis van Onze Heer en Redder [ de Grafkerk in Jeruzalem ] te bezoeken zich bij hem [ de Perzische koning ] aanboden en hun meesters wensen [ die van Karel dus ] uitlegden, hij [ de Perzische koning ] die niet alleen inwilligde [ liet uitvoeren ], maar ook die heilige plek aan hem [ Karel ] gaf. (…) Enkele jaren daarvoor had Karel om een olifant gevraagd en hij stuurde de enige die hij toen had.
Bewerking van Einhard, Het leven van Karel de Grote, ca. 830
De geleerde Einhard (770-840) komt uit de Mainstreek (nu Duitsland) en is een belangrijke medewerker van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome. Einhard schrijft de biografie omstreeks 830 in opdracht van Lodewijk de Vrome. Hij wil in zijn werk Karel vooral ophemelen.
Bron 15 Tekening
Afbeelding van een Indische olifant in een middeleeuws boek, 12e eeuw Van Aboel Abbas zijn geen tekeningen overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk is het een grijze Indische olifant.
©VANIN
Wat je na dit onderzoek moet kunnen:
KUNNEN
1 bronnen vergelijken en beoordelen
2 historische vragen beantwoorden met behulp en opdrachten
3 de b etrouwbaarheid van een bron inschatten
4 aan de hand van Karel de Grote aantonen dat men niet alles weet over het uiterlijk van historische figuren
5 verschillen tussen twee bronnen over het uiterlijk van Karel de Grote verklaren
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
Naam: Klas: Nr.: Score:
a Welke van de afbeeldingen is het oudst en staat het dichtst bij de tijd van Karel de Grote? Omcirkel het juiste antwoord. bron 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6
b Welke afbeeldingen gaan over een kroning?
c Bekijk de haargroei op de afbeeldingen in bron 1 tot en met 5. Welke overeenkomsten stel je vast?
d Welk verschil stel je vast met de afbeelding in bron 6?
e Onderstreep in bron 7 het fragment over het haar. Wat wordt niet vermeld?
f Onderstreep in bron 7 het fragment over de neus. Vergelijk met alle afbeeldingen en omcirkel het juiste antwoord. Alle af beeldingen komen overeen / niet overeen met de tekst.
g Vergelijk bron 7 met bron 6. Welke beschrijvingen komen overeen met het beeldje?
1 2 3 4
h Lees de contextinformatie bij het ruiterstandbeeld (bron 6). Waarom zou je eraan kunnen twijfelen dat het om Karel de Grote gaat?
i Wat heb je in deze opdracht geleerd over afbeeldingen van historische figuren? Zijn de uitspraken juist of fout?
a De af beeldingen die men van historische figuren maakt, komen niet altijd met de werkelijkheid overeen.
b We weten zeer goed hoe bekende personen uit het verleden eruitzagen.
OPDRACHT 2
a Vul de tabel voor elke bron aan. Is de bron primair of secundair? Is de auteur gekend of anoniem?
Primaire bronSecundaire bronAuteur gekendAuteur anoniem
Bron 8
Bron 9
Bron 10
b Ho e groot is de kans dat de auteurs van de bron Karel persoonlijk gekend hebben?
Gekend
Bron 8
Bron 9
Bron 10
Misschien gekendNiet gekend
c Waarom is het feit dat ze Karel persoonlijk gekend hebben, geen garantie dat ze de gebeurtenissen juist weergeven?
OPDRACHT 3
d Bronnen 8 en 10 zijn annalen. Wat bepaalt of er iets in de annalen wordt vermeld. Kruis aan. Het b elang van de gebeurtenis of de persoon
Het b elang dat een auteur aan een gebeurtenis of persoon hecht.
e Lees de drie bronnen.
• Uit welke twee bronnen lijkt het alsof Karel door de paus compleet verrast wordt?
• Uit welke bron lijkt het alsof de kroning daarvoor al besproken werd?
f Kun je de historische vraag of keizer Karel echt verrast is door de keizerskroning, beantwoorden? Geef een argument of bewijs voor je je antwoord.
g Argument en bewijs zijn historische redeneerwijzen. Voeg die toe op het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
Bestudeer bronnen 11 t.e.m. 15. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.
De Byzantijnen hebb en veel bewondering voor Karel de Grote en erkennen hem onmiddellijk als keizer of imperator.
Pas na een oorlog en na gebiedsverlies erkennen de Byzantijnen Karel als keizer of imperator.
Karel de Grote vindt de titel van keizer niet belangrijk en gebruikt hem niet.
Karel de Grote probeert relaties aan te knopen met de kalief van Bagdad.
De Frankische schrijvers kennen de kalief van Bagdad zeer goed.
De kalief van Bagdad stuurt geschenken naar Karel de Grote.
De Frankische schrijvers maken van Karel de belangrijkste bondgenoot van de kalief.
Buitenlandse vorsten zien Karel als een concurrent of een bondgenoot.
OPDRACHT 1
De Vikingen
De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars. Dat beeld strookt echter niet helemaal met de waarheid. De Scandinavische landen zijn zelfs heel trots op hun Vikingverleden. Je kunt er prachtige musea bezoeken over de Vikingen.
Wie waren de Vikingen? Waarom zien wij de Vikingen als woeste plunderaars? Wat leert verder onderzoek ons?
Kaartnr(s).
De Vikingen zijn Germanen uit het noorden
De Vikingen komen uit Scandinavië , de landen die vandaag Noorwegen, Zweden en Denemarken heten. Tussen 800 en 1050 leven ze in een periode van grote bloei. De Vikingen bouwen snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze niet alleen Europa afreizen, maar ook verdere gebieden. Ze verkennen, plunderen en veroveren grondgebied. Rond het jaar 1000 bereikt Leif Eriksson Amerika.
Bekijk de kaart op de volgende bladzijde.
a Welke hedendaagse landen zijn in de 8e en 9e eeuw belangrijke Vikinggebieden?
b In welke gebieden zijn er Vikingen in de 10e en 11e eeuw? Bespreek klassikaal en vat kort samen.
c Omcirkel het juiste antwoord. De Vikingen leven in een maritieme / continentale ruimte
Bron 1 Aanwezigheid van de Vikingen in de 8e-11e eeuw
OPDRACHT 2
Bron 2 Restanten van Skuldelev 2
Bron 3 Reconstructie van het schip
Skuldelev 2 is een van de vijf Skuldelevschepen die in 1962 worden opgegraven in de baai van Roskilde. De Skuldelevschepen worden daar rond het jaar 1070 tot zinken gebracht om de kust te verdedigen tegen invallen vanuit zee. Skuldelev 2 is een eiken langschip: een oorlogsschip van 30 m lang en 3,8 m breed, met een diepgang van slechts 1 m. Het schip bood plaats aan een grote bemanning van ongeveer 65 personen, waaronder 60 roeiers. Dankzij het grote zeil van ca. 112 m² kon het topsnelheden behalen van 20 knopen (36 km/u). Een langschip werd dikwijls versierd met een slangenkop of een draak. Daarom wordt het ook drakar genoemd. De restanten van de Skuldelevschepen staan tentoongesteld in het Vikingschipmuseum in Roskilde in Denemarken. Het hout kreeg een speciale behandeling zodat het goed zou bewaren en werd op een metalen skelet gemonteerd. Tussen 2000 en 2004 bouwt het Vikingschipmuseum een reconstructie van het schip.
a Waarom is het langschip heel geschikt om nieuwe gebieden te verkennen?
b Welke voordelen biedt het langschip nog als je oorlog wilt voeren?
c Waarom versieren de Vikingen de langschepen met slangenkoppen of draken, denk je?
De Vikingen zijn de geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars
Het tijdperk van de Vikingen start in veel geschiedenisboeken met de plundering van het klooster op Lindisfarne in 793 n.C. In de daaropvolgende eeuwen zullen de Vikingen nog honderden andere plaatsen aanvallen en plunderen, zelfs grote steden zoals Parijs, Aken en Constantinopel. De Vikingen willen vooral zilver en slaven buitmaken. Aangezien ze zelf nauwelijks schriftelijke bronnen hebben nagelaten, kennen we de geschiedenis van de Vikingen vooral door de getuigenissen van hun slachtoffers, meestal geestelijken , die over de aanvallen vertellen. Zo ontstaat de mythe dat alle Vikingen woeste plunderaars zijn.
Bron 4 Alcuinus van York
Nooit eerder heeft zich zo’n verschrikking voorgedaan in Brittannië als we nu hebben ondergaan van een heidens ras, en niemand hield voor mogelijk dat zo’n inval vanaf zee gedaan kon worden.
Alcuinus van York, leraar aan het hof van Karel de Grote, schrijft in 793 over de aanval op het klooster van Lindisfarne, een eilandje voor de kust van Noordoost-Engeland.
Bron 5 De Angelsaksische kroniek
In 793 n.C. (…) veroorzaakten de aangrijpende aanvallen van heidense mannen een betreurenswaardige ravage in de kerk van God op het Heilige Eiland, door verkrachting en slachting.
Uit: De Angelsaksische kroniek, 9e eeuw Oorspronkelijk samengesteld op bevel van de Angelsaksische koning Alfred de Grote, in ongeveer 890 n.C. en aangevuld door generaties anonieme schrijvers tot in het midden van de 12e eeuw. Alfred de Grote staat bekend voor de verdediging van Zuid-Engeland tegen de invallen van de Vikingen.
a Waar ligt Lindisfarne?
b Waarom zijn afgelegen kloosters en abdijen dikwijls het doelwit van de Vikingen, denk je?
c Welke woorden vallen je op wanneer de Vikingen of hun acties beschreven worden?
Onderstreep ze in de bronnen.
Bespreek klassikaal wat die woorden betekenen en welk gevoel ze bij jou oproepen.
d Ho e worden de invallers in beide bronnen genoemd?
Bron 6 Les barques des Normands
© imageselect
Bron 7 Vikinghelm
Vikinghelm, Museum voor Culturele Geschiedenis van de Universiteit, Oslo
Tekening ‘Les barques des Normands’, getekend door Alphonse de Neuville en gepubliceerd in ‘l’Histoire de France’ geschreven in 1872 door François Guizot, een Franse historicus en politicus De tekening illustreert de belegeringen van Parijs door de Noormannen in 845 en in 885. De Vikinghelm met hoornen en/of vleugels is een verzinsel dat uit de 19e eeuw stamt.
a Uit welke tijd komen de bronnen?
b Welke functie heeft de tekening?
OPDRACHT 6
Bron 9 Bronzen weegschaal
Bronzen weegschaal met zeven versierde loden gewichten
De weegschaal is gevonden in een scheepsgraf, ontdekt in 1882 in Kiloran Bay, in Schotland. Het Vikinggraf dateert van ca. 900. De man werd op zijn zijde begraven met de weegschaal tussen zijn hoofd en zijn knieën. Vlakbij liggen ook wapens en gereedschappen.
In totaal zijn er zo al tientallen weegschalen gevonden. De Vikingen gebruikten ze om zilver en soms goud te wegen om de waarde ervan te bepalen.
a Waar worden de voorwerpen gevonden?
©VANIN
b Niet alle Vikingen zijn krijgers. Welke andere beroepen kun je uit de bronnen afleiden?
c Misschien is de handelaar uit bron 9 ook een krijger. Waarom?
Bron 10 Reconstructietekening van een graf
Reconstructietekening door Neil Price, een Britse archeoloog en professor aan de universiteit van Uppsala in Zweden
Dit graf van een Vikingstrijder wordt in 1878 gevonden in Birka, in de buurt van Stockholm. Het bevat wapens, twee geofferde paarden en een bordspel om strijdtactieken te leren. In 2017 bewijst botonderzoek dat het lichaam van een vrouw is, een Vikingstrijdster dus.
OPDRACHT 7
a Omcirkel. Welke soort bron is de reconstructietekening, als je onderzoek doet over de Vikingen?
TIP Raadpleeg de woordenlijst.
Primaire bron – secundaire bron
b Welke wapens herken je op de tekening?
OPDRACHT 8
C Meer dan een eeuw lang is men ervan uitgegaan dat dit het graf van een man is. Hoe komt dat?
Bron 11 Vrt nieuws
Het internationale team met wetenschappers uit 14 landen bracht met de nieuwste technieken het volledige genoom - het geheel aan genetische informatie - in kaart van 442 skeletten uit Vikinggraven. (...) ‘We hebben ontdekt dat de Vikingen wat hun genetische afkomst betreft, niet uitsluitend Scandinaviërs waren, aangezien we genetische invloeden in hun DNA hebben gevonden vanuit Zuid-Europa en Azië die nog nooit eerder overwogen waren’, zei eerste medeauteur professor Maartin Sikora van de Københavns Universitet. (...) Ons onderzoek haalt zelfs het moderne beeld onderuit van de Viking met blond haar, aangezien veel Vikingen bruin haar hadden en beïnvloed waren door de genetische instroom van buiten Scandinavië.’
Uit: Luc De Roy, ‘Vikingen waren niet allemaal Scandinaviërs blijkt uit grootste DNA-onderzoek op skeletten ooit’, vrt nieuws, 20 september 2020
a Welk stereotiep beeld over de Vikingen wordt in dat onderzoek tegengesproken?
b Welke techniek gebruiken de wetenschappers om dit aan te tonen?
De les geeft geen volledig overzicht van onze hedendaagse kennis over de Vikingen. Noteer hier twee historische vragen die onbeantwoord bleven.
ONWAARSCHIJNLIJK!
Het Frankische Rijk betaalt aan de Vikingen grote sommen zilver en goud om de aanvallen te stoppen. In 911 staat koning Karel de Eenvoudige zelfs een heel stuk van zijn grondgebied aan de monding van de Seine af aan Vikingaanvoerder Rollo. Rollo zou in ruil nieuwe invallen via de Seine verhinderen. Niet onbelangrijk, want ook Parijs ligt aan de Seine. Dat land van de Noormannen (dat is een andere naam voor de Vikingen) kennen we vandaag als Normandië.
Via de Wolga en de Dnjepr dringen de Vikingen in de loop van de 9e eeuw ook ver door naar het oosten. Ze stichten er het Rijk van Kiev. De lokale bevolking noemt hen ‘Roes’, een woord dat vermoedelijk van het Oudnoorse woord voor ‘roeiers’ is afgeleid. De Roes geven hun naam aan Rusland. De Russen zelf willen tot vandaag weinig weten over hun Vikingverleden. Zij vinden dat dat hun volk oneer aandoet.
Zelfs in de Hagia Sophia, de Byzantijnse kathedraal in Constantinopel, hebben Vikingen sporen achtergelaten.
Onderaan op de foto zie je runentekens die in het marmer zijn gekrast. De inscriptie is niet helemaal ontcijferd maar bevat zeker de naam Halfdan.
©VANIN
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘maritieme ruimte’, ‘continentale ruimte’ en ‘handel’ uitleggen
2 de b egrippen ‘getuigenis’, ‘reconstructie’, ‘scheepsgraf’ en ‘grafgift’ uitleggen
3 de Vikingen in de ruimte en de tijd situeren
4 drie voordelen van de constructie van een Vikingschip geven
5 twee redenen geven waarom de Vikingen de geschiedenis ingingen als woeste plunderaars
6 vier voorbeelden geven van archeologische vondsten die dat beeld bijstellen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
KUNNEN
1 de b etrouwbaarheid, de functie en het doelpubliek van een bron beoordelen
2 informatie uit bronnen afleiden
3 de invlo ed van standplaatsgebondenheid op historische beeldvorming aantonen met een voorbeeld
4 de invlo ed van standplaatsgeb ondenheid op historische beeldvorming analyseren met behulp van opdrachten
5 met een voorbeeld aantonen hoe mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden
6 historische vragen formuleren
De Vikingen
1 De Vikingen zijn Germanen uit het noorden
• Maritieme ruimte: Scandinavië, het hedendaagse Noorwegen, Zweden en Denemarken
• Blo eiperiode: tussen 800 en 1050
• Ze hebb en snelle, sterke en wendbare schepen waarmee ze:
- heel Europa afreizen,
- o ok verdere gebieden verkennen, plunderen en veroveren,
- ca. 1000 Amerika ontdekken.
2 De Vikingen zijn onze geschiedenis ingegaan als woeste plunderaars
• De Vikingen plunderen kloosters, dorpen en zelfs grote steden in Europa.
• De meeste geschreven primaire bronnen over Vikingen komen van het standpunt van hun slachtoffers, meestal kloosters en abdijen uit het Karolingische Rijk.
Hun standplaatsgeb ondenheid beïnvloedt de historische beeldvorming.
• De Vikingen zelf gebruiken nauwelijks schrift.
3 De Vikingen zijn veel meer dan woeste plunderaars
Archeologische vondsten en wetenschappelijk onderzoek geven meer informatie.
• Veel Vikingen zijn succesvolle handelaars.
• Ze hebb en een rijke cultuur en gespecialiseerde vaklieden.
• Ze stichten handelssteden.
• Ze hebb en contacten tot in Constantinopel, Arabië en Rusland.
• Niet alle Vikingen hebben blond haar.
De vroege middeleeuwen
Val van het West-Romeinse Rijk (5e eeuw)
Frankische Rijk (5e-9e eeuw)
Politiek: Koning heeft veel macht.
Herstel keizerrijk
Karel de Grote 800
Rijk verdeeld in gouwen ambtenaren: graven, hertogen
So ciaal en economisch: Landbouw zeer belangrijk
Grote domeinen tussen Loire en Rijn horigen
gesloten economie
Cultureel: Vermenging Romeinse en Germaanse gewoonten
Christelijke Kerk
De Vikingen (9e-11e eeuw)
Maritieme ruimte: vanuit No ord-Europa verkennen, plunderen en veroveren
De Vikingen zijn niet alleen woeste plunderaars.
Verdrag van Verdun (843)
West-Francië Frankrijk
Midden-Francië
Oost-Francië Duitsland
9e eeuw: groeiende macht voor graven en her togen
COp stap door verschillende tijden
In dit onderdeel leer je meer over het dagelijkse leven van de mensen: over ziekten, honger, landbouw, sociale verschillen ... Die onderwerpen veranderen niet veel in de vroegmoderne tijd, daarom lopen deze lessen door tot in de 18e eeuw. Dit onderdeel gaat dus over sociale en economische geschiedenis in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd .
a In dit onderdeel gaan de lessen over de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Vul die twee periodes in op de tijdlijn.
b Welke zes onderwerpen horen thuis in het sociaal en economisch domein? Omcirkel.
schilderkunst landbouw oorlogen bevolkingsgroepen wetenschap armoede bestuur leefgewoonten nijverheid bevolkingsgroei godsdienst welvaart
Bron 1 De maand september
Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw De armen werken met gebogen rug op de wijngaarden van de heer.
Leven met honger, ziekten en dood
In 2020 maakt het coronavirus wereldwijd meer dan 1,6 miljoen slachtoffers. Mondmaskers, quarantaine en lockdown worden dagelijkse kost. Grafieken van het aantal besmettingen en overlijdens beheersen het journaal. Beelden van covidafdelingen in ziekenhuizen confronteren ons met de harde realiteit van ziekte en dood. Dat zijn we in het ‘rijke Westen’ niet meer gewend, maar eeuwenlang lag ook bij ons de dood altijd en overal op de loer. Ze maakte deel uit van het dagelijkse leven. De schrik zat er vooral in tijdens en na de pestepidemie van het midden van de 14e eeuw.
Waarom wordt de evolutie van de bevolking vandaag goed in het oog gehouden? Hoe evolueert het bevolkingsaantal in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd? Wat weten we over de pest?
©VANIN
Kaartnr(s).
MIDDELEEUWEN
Welke begrippen ken je al?
Noteer bij elke beschrijving het passende begrip. Kies uit: bacterie – corona – epidemie –grafiek – immuniteit – pandemie – quarantaine – vaccin – virus.
Begrip
Betekenis
Dieren of mensen afzonderen zodat ze anderen niet kunnen besmetten
Een microscopisch klein organisme waarvan er op en in ons lichaam miljarden voorkomen. 99 % ervan is noodzakelijk om gezond te blijven. Als een bacterie op een plaats terechtkomt waar ze niet thuishoort, bijvoorbeeld in de darmen, een wond en/of in het bloed, veroorzaakt ze ziekten. Vandaag kan men die behandelen met antibiotica. Een middel dat men toedient om dieren of mensen te beschermen tegen een ziekte
Een manier om de evolutie van aantallen (stijging, daling) visueel voor te stellen
OPDRACHT 1 2
Begrip
Betekenis
Een nog kleiner organisme dat geen nuttige bijdrage levert voor de gezondheid en meestal zelfs schadelijk is. Sommige veroorzaken een 'gewone' verkoudheid, andere gevaarlijkere ziekten zoals griep, mazelen of aids. Omdat er steeds nieuwe types ontstaan, moet men iedere keer een geschikt vaccin ontwikkelen. Een virus dat vernoemd is naar de uitstulpingen die aan een kroon doen denken
Een ziekte die zich snel op een grotere schaal verspreidt
Een ziekte die zich snel op wereldschaal verspreidt
De Verenigde Naties waken over de hedendaagse evolutie van de wereldbevolking
Vandaag omvat de wereldbevolking ruim 7,8 miljard mensen. Dat aantal zal toenemen tot (waarschijnlijk) 11 miljard in 2100. 77 % van de wereldbevolking leeft in Azië en Afrika. Europa is het enige continent waar het bevolkingsaantal afneemt . Nu leven daar ongeveer 742 miljoen mensen. In 2100 zouden er dat nog ongeveer 653 miljoen zijn. In Europa leven mensen langer, maar worden er relatief weinig kinderen geboren.
Die cijfers komen van de Verenigde Naties , een internationale organisatie die waakt over de mensenrechten: de welvaart en het welzijn van de mensen overal in de wereld.
a Waarom bedreigt een teveel aan mensen onze planeet?
b Waarom is een onevenwichtige samenstelling van het bevolkingsaantal per leeftijdsgroep ook een probleem?
De bevolkingsevolutie in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd vertoont continuïteit en verandering
In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd wisselen periodes van bevolkingsstijging en bevolkingsdaling elkaar af. Die bevolkingsevolutie heeft verschillende oorzaken : ziekten, geweld en honger zijn de belangrijkste. Het klimaat is een indirecte oorzaak van de bevolkingsevolutie. Het heeft vooral invloed op de landbouw . Wanneer het bijvoorbeeld lang en veel regent, rot het graan weg op de velden en kan het niet meer geoogst worden. We spreken dan van misoogsten Dat is rampzalig, want de meerderheid van de mensen leeft al continu op de rand van de hongersnood . Ook menselijke ingrepen kunnen het bevolkingsaantal beïnvloeden. In de 11e eeuw wil de Kerk , die toen heel veel macht had, de vrede op aarde bevorderen. Ze verbiedt onder andere dat er gevochten wordt op de (talrijke) kerkelijke feestdagen. Maar alles bij elkaar vertoont de bevolkingsevolutie tot 1700 meer continuïteit dan verandering : het bevolkingsaantal blijft in vergelijking met de moderne tijd laag.
aantallen in miljoen jaartal
De evolutie van het bevolkingsaantal in Europa tussen ca. 200 en ca. 1900
Relatief kouder klimaat
Relatief warmer klimaat
Epidemie
Vochtiger klimaat (veel neerslag)
In de 11e eeuw gebruikt de Kerk haar invloed om het aantal oorlogen te doen afnemen. Zo verbiedt ze bijvoorbeeld om te vechten op kerkelijke feestdagen.
De grafiek is grotendeels gebaseerd op schattingen. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd zijn er nog geen bevolkingsregisters of regelmatige volkstellingen. Historici moeten aantallen berekenen op basis van andere bronnen. Voor bepaalde plaatsen en periodes zijn er geen bronnen (meer). Dan komen er (nog meer) wiskundige berekeningen aan te pas.
a Lees de informatie over de grafiek. Onderstreep telkens welke gegevens juist zijn.
• Op de grafiek kunnen we gegevens aflezen over de klassieke oudheid / de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd / de moderne tijd / de hedendaagse tijd.
• Deze grafiek geeft informatie over de evolutie van de Europese bevolking / de wereldbevolking.
b Bestudeer nu o ok de grafiek zelf. Maak een overzicht van de evolutie van het bevolkingsaantal in de tabel op de volgende bladzijde.
• Onderscheid vier p eriodes van daling en stijging. Geef telkens de begin- en einddatum.
• Is er stijging of daling?
• Geef de o orzaken van de daling en stijging.
OPDRACHT 3
©VANIN
De grafiek geeft hierover geen gegevens.
c Vergelijk het bevolkingsaantal in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Wat kun je besluiten? Onderstreep hieronder welke gegevens juist zijn.
• De stijging van het b evolkingsaantal is hoger / lager in de vroegmoderne tijd dan in de middeleeuwen.
• In de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd wisselen periodes van stijging en daling elkaar af.
• In de middeleeuwen / de vroegmoderne tijd is er geen daling meer.
• In de vroegmoderne tijd hebben geweld en epidemieën een kleinere / grotere invloed op de evolutie van het bevolkingsaantal.
• Zowel in de middeleeuwen als in de vroegmoderne tijd is het bevolkingsaantal laag in vergelijking met de 19e eeuw. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is er dus continuïteit / verandering.
a Oorzaken kunnen opgedeeld worden in: structurele en incidentele oorzaken . Zoek de betekenis op in de woordenlijst.
• structurele oorzaak:
• incidentele o orzaak:
b Voeg de historische redeneerwijzen ‘structurele oorzaak’ en ‘incidentele oorzaak’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
c Welke oorzaak van de trage bevolkingsgroei is structureel en welke incidenteel?
Er is altijd maar net voldoende voedsel.
Er is hongersno od door misoogst.
Bron 2 De vicieuze cirkel van hongersnood en ziekten
Bestudeer samen met een andere leerling het schema. Wat is het verband tussen de lage landbouwopbrengsten en ziekten? Zoek dat samen uit en vul elkaar aan.
minstens 50 % van de huishoudelijke uitgaven gaat naar voedsel
voeding is duur
lage landbouwopbrengsten
lage arbeidsproductiviteit
hoog sterftecijfer = lage bevolkingsgroei
continu (op de rand van) hongersnood
verzwakte immuniteit door chronisch gebrek aan dierlijke vetten en proteïnen ziekten
slecht bestand tegen lichamelijke belasting
OPDRACHT 5
De Zwarte DoodIn het midden van de 14e eeuw raast een pestepidemie door Europa. Historici schatten het aantal pestdoden in West-Europa op ongeveer 40 miljoen. Dat is een derde tot de helft van de totale bevolking. Geen enkele ziekte heeft ooit zoveel slachtoffers gemaakt. Een besmette persoon sterft enkele dagen na het verschijnen van de eerste symptomen. In onze streken spreken tijdgenoten van ‘pestilentie’ (de ziekte, plaag) of de ‘haastige ziekte’. Later gaat men die grote pestepidemie de Zwarte Dood noemen.
Het herkomstgebied van de pestbacterie bevindt zich in Azië . Daar leeft de bacterie in vlooien op knaagdieren en andere kleine zoogdieren. In de 14e eeuw zijn er al intensieve handels contacten tussen Azië en Europa. De pestbacterie reist mee richting Europa . In de middeleeuwen weet men niet wat bacteriën zijn. Mensen verklaren de grote pestepidemie vanuit hun (godsdienstige) visie op het leven en op de wereld ( standplaatsgebondenheid ). Zo wordt de pest gezien als een straf van God. Ook verdenkt men de joden ervan de pest te hebben veroorzaakt. In de middeleeuwen hebben de joden een slechte naam. Het idee leeft namelijk dat ze verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.
De pest komt (ook vandaag nog) voor in verschillende vormen . Noteer bij de volgende omschrijvingen telkens de passende naam. Kies uit: builenpest – longpest – zwarte pest.
Begrip
©VANIN
OPDRACHT 6
Omschrijving
Via besmette speekseldruppel(tje)s infecteren de pestbacteriën de longen. De pestlijder hoest schuim en bloed op. Ademhalen wordt moeilijk.
De pestbacteriën dringen het lymfesysteem binnen. Via de lymfevaten bereiken ze de lymfeklieren. Die ontsteken, zwellen op, gaan etteren en bloeden. De infectie leidt uiteindelijk tot het falen van de organen, met de dood tot gevolg.
De pestbacteriën dringen binnen in de bloedbaan en vergiftigen het bloed. Onderhuidse bloedingen veroorzaken paarse, bijna zwarte vlekken.
Bron 3 De geografische verspreiding van de Zwarte
Dood in Europa
Bestudeer de kaart op de vorige bladzijde. Beantwoord de volgende vragen.
a In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst op in Europa?
b Wat hebben de plaatsen die toen getroffen worden gemeenschappelijk?
c In welk jaar bereikt de pest onze streken?
d Welke weg legt de pest af in Europa? Gebruik de windrichtingen om je antwoord concreet en duidelijk te formuleren.
In de middeleeuwen verklaren de tijdgenoten de pest vanuit hun (religieuze) visie op het leven en op de wereld (standplaatsgebondenheid). Bestudeer de bronnen. Lees de informatie. Wat zijn volgens tijdgenoten de oorzaken van de pestepidemie? Noteer ze in het kader op de volgende bladzijde.
Bron 4 Processie van flagellanten
Piérart van Tielt, miniatuur, uit: Gilles Le Muisit, Kroniek, 1347-1349
Gilles Le Muisit (1272-1352) is abt van de abdij van Sint-Maarten in Doornik. Zijn kroniek is een geschiedenis van de wereld tot 1349. Omdat hij op dat moment al blind is, dicteert hij zijn werk. Piérart van Tielt werkt in Doornik. Hij illustreert en kopieert manuscripten Tijdens de pestepidemie trekken steeds grotere groepen flagellanten van stad naar stad. Ze brengen zichzelf in het openbaar zweepslagen toe. Zo willen ze boeten voor hun eigen zonden en die van anderen.
OPDRACHT 8
Alle joden over de hele wereld hadden zich voorgenomen de christenen met gif om het leven te brengen en daarom hadden ze alle waterputten, ver en dichtbij, en ook stilstaande wateren overal laten vergiftigen. Daardoor stierven zoveel mensen dat zoiets vreemds voordien nooit was voorgekomen. Men nam de joden daarom overal gevangen en wierp ze in het vuur. Daarin stierven ze aanstonds [ onmiddellijk ], alles vanwege de jammerlijke sterfte, waarover u hebt gehoord.
Uit: Jan van Boendale, Boek van de wraak van God, ca. 1350 Jan van Boendale (waarschijnlijk ca. 1280-1351) werkt als secretaris en raadgever voor het Antwerpse stadsbestuur. In het boek beschrijft hij hoe God volgens hem de mensen in het verleden en in zijn eigen tijd straft voor hun slechte gedrag. In de middeleeuwen leeft het idee dat de joden verantwoordelijk zijn voor de dood van Jezus.
Oorzaken
Bron 1
Bron 2
Bron 6 Archeologisch onderzoek
Archeologisch onderzoek van een middeleeuws massagraf van slachtoffers van de pest in Londen Ook vandaag hebben historici nog veel vragen over de Zwarte Dood. Daarom worden menselijke overblijfselen in (massa)graven met nieuwe technieken onderzocht om vast te stellen of mensen aan de pest gestorven zijn. Ook samenwerking met andere wetenschappers zoals archeologen en biologen leidt tot nieuwe inzichten. We hebben bijvoorbeeld lang gedacht dat alleen ratten en de rattenvlo de Zwarte Dood verspreid hebben in Europa. Dat idee wordt verlaten, omdat het praktisch niet mogelijk is. Maar hoe is het dan wel gegaan? Waarschijnlijk zijn er ook vlooien en luizen van mens op mens overgesprongen.
Menselijke vlooien komen nu gelukkig niet zo veel meer voor, maar in de middeleeuwen is dat wel even anders. Dat komt omdat de mensen op stro slapen en ze hun kleding veel langer dragen. Kleding is namelijk erg duur. Bovendien kunnen vlooien en luizen ook meereizen met handelaars in oude kleren en pelzen.
Onderzoek bij recente opgravingen wijst bovendien uit dat besmetting via de lucht wel eens een belangrijkere oorzaak zou kunnen zijn dan men vroeger dacht. Nu blijkt wel degelijk dat mensen elkaar besmet hebben, zonder toedoen van vlooien.
©VANIN
OPDRACHT 9
a Toon met twee voorbeelden aan dat de kennis over de pest verandert.
b Onderstreep in de tekst waarom inzichten veranderen.
Bron 7 De snaveldokter
Paul Fürst, afbeelding van een snaveldokter in Rome, 1656 ‘Pestdokters’ steken een mengsel van kruiden en specerijen in een masker met een vogelbek. Die vrijwilligers worden betaald om zieken in quarantaine te plaatsen.
Bron 8 Beeld van een pestheilige
Beschilderd beeld, hout, 101 cm, eerste helft 16e eeuw, Museum Hof van Busleyden, Mechelen Sint-Rochus is een van de vijf ‘pestheiligen’ die in de middeleeuwen worden aanbeden. Volgens de katholieke Kerk zou Rochus van Montpellier (1295-1327) tijdens een pelgrimstocht naar Rome besmet zijn met de pest. Een engel geneest hem, een hond voorziet hem van het nodige brood. Bij zijn thuiskomst herkennen zijn stadgenoten hem niet meer omdat hij zoveel littekens heeft door de pest. Ze denken zelfs dat hij spioneert voor de vijand. Rochus sterft in de gevangenis.
Formuleer een historische vraag waarop de bronnen een antwoord kunnen bieden.
ONWAARSCHIJNLIJK!
©VANIN
Tegen de plotse opkomst en de snelle verspreiding van de Zwarte Dood staat de overheid machteloos. Na die grote epidemie gaan lokale besturen wel maatregelen nemen om zo’n ramp in de toekomst te vermijden. Op 27 juli 1377 vaardigt het bestuur van de republiek Ragusa (nu Dubrovnik, Kroatië) een nieuwe wet uit. Voortaan moeten handelaars drie weken in isolement blijven op een eiland voor de kust. Als ze besmet zijn, sterven ze daar. Zijn ze na die tijd nog in leven, dan vormen ze geen gevaar meer. Nadien nemen andere overheden dat systeem over. Venetië verplicht vanaf 1448 dat schepen veertig dagen buiten de haven moeten blijven liggen alvorens de stad binnen te varen. In het Venetiaans is veertig ‘quarantena’. Dat ligt aan de oorsprong van het woord ‘quarantaine’ : een verplicht isolement om de verspreiding van een ziekte te vermijden.
Ook in onze streken kom je eeuwenlang geen stad binnen zonder attest als bewijs dat je niet besmet bent door een ziekte. Lokale overheden verplichtten pestlijders om buiten de stad te gaan wonen.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen
‘continuïteit’, ‘evolutie’, ‘standplaatsgebondenheid’ en ‘verandering’ uitleggen
2 de b egrippen ‘bacterie’, ‘epidemie’, ‘grafiek’, ‘immuniteit’, ‘pandemie’, ‘quarantaine’ en ‘virus’ uitleggen
3 uitleggen waarom de Verenigde
Naties de (toekomstige) bevolkingsevolutie in de wereld bestuderen
4 de b evolkingsevolutie in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken
5 drie directe oorzaken en één indirecte oorzaak voor een daling van het bevolkingsaantal geven
6 het verband tussen voedseltekort en ziekten uitleggen
7 de Zwarte Dood in Europa situeren in de tijd
8 twee middeleeuwse verklaringen voor de pest geven
9 de b egrippen ‘structurele oorzaak’ en ‘incidentele oorzaak’ toepassen
KUNNEN
1 een voorbeeld van continuïteit en verandering geven in de b evolkingsevolutie van Europa
2 met twee voorbeelden aantonen dat de kennis van het verleden verandert
3 een kaart interpreteren
4 informatie van een grafiek aflezen
5 historische vragen waarop bronnen een antwoord geven formuleren
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Leven met honger, ziekte en dood
1 De Verenigde Naties waken over de hedendaagse evolutie van de wereldbevolking
Overbevolking is vandaag een bedreiging:
• voor onze planeet,
• voor onze welvaart en ons welzijn.
2 De b evolkingsevolutie in de middeleeuwen en in de vroegmoderne tijd vertoont continuïteit en verandering
Evolutie Periodes van daling en stijging wisselen elkaar af.
Continuïteit In b eide tijdvakken blijft het bevolkingsaantal laag in vergelijking met de 19e eeuw
Verandering
• In de vroegmoderne tijd daalt het bevolkingsaantal niet meer.
• In de vroegmoderne tijd stijgt het bevolkingsaantal hoger dan in de middeleeuwen.
• Geweld en epidemieën hebben een kleinere invloed op het bevolkingsaantal.
Oorzaken bevolkingsdaling
Directe oorzaken
• epidemieën
• geweld (invallen en oorlogen)
• voedseltekort
Indirecte oorzaak
• nat en kouder klimaat
Bronnen: schaars en onregelmatig wiskundige schattingen
3 De Zwarte Dood
Midden 14e eeuw: grote pestepidemie
• bacterie
• van Azië naar Europa via handelscontacten
Standplaatsgebondenheid
Verklaring tijdgenoten:
• ‘Schuld van de jo den’
• ‘Straf van God’
Landbouw en voedsel
Terwijl rijke westerlingen zeuren over hun slanke lijn en vaak voedselresten weggooien, is hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Voor het grootste deel van de bevolking is voedselvoorziening , ook bij ons, eeuwenlang een dagelijkse zorg geweest. Tot in de vroegmoderne tijd produceert vrijwel iedereen zijn eigen voedsel.
Wat zijn de algemene kenmerken van de landbouw? Hoe evolueren de landbouwtechnieken? Hoe wordt de landbouwproductie verhoogd?
Kaartnr(s).
Wat kun je allemaal maken van graan, runderen, varkens en gras? Kies uit: bier – bloem –boter – brood – hooi – kaas – leer – meel – mest – spek – stro – vlees.
graan
runderen
varkens
gras
Bespreek de resultaten met je leraar.
Landbouw is levensnoodzakelijk
Voedselvoorziening is voor de mensen tot in de vroegmoderne tijd een dagelijkse zorg . De mensen kweken, verwerken en bereiden hun eigen voedsel. Enkel voor het malen van het graan doet men een beroep op een molenaar. De meeste grond is in handen van grootgrondbezitters (de adel ). De boeren krijgen een stuk grond in bruikleen en moeten in ruil daarvoor jaarlijks een bepaald deel van hun oogst afstaan. Meestal produceert men net voldoende om de familie in leven te houden. Wanneer de oogst door slechte weersomstandigheden mislukt, heeft dat vaak dramatische gevolgen.
De hele familie wordt bij het werk op de boerderij en het veld ingeschakeld. Men gebruikt de beschikbare landbouwgrond zoveel mogelijk voor de productie van gewassen en niet als weidegrond. Dieren blijven op stal of lopen rond op de vrije graslanden dicht bij een rivier, die niet voor landbouw geschikt zijn. Runderen zet men in als trekdier of om melk te produceren, maar worden zelden geslacht. Daardoor beperkt de voeding zich hoofdzakelijk tot graanproducten , zoals brood.
Omdat de meeste mensen op het platteland wonen en in de landbouw werken, spreken we van een rurale en agrarischesamenleving . Vandaag wonen de meeste Europeanen in steden en nog maar weinig mensen werken in de landbouw. Wij leven in een stedelijke en industriële samenleving
In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd werkt het grootste deel van de mensen in de landbouw. Nu is die situatie helemaal anders.
a In 2020 telt België 11 492 641 inwoners. 90 795 van hen zijn landbouwers. Bereken hoeveel procent van de bevolking landbouwer is.
b Wat kun je uit de resultaten besluiten?
©VANIN
c Verklaar waarom er in onze tijd met minder boeren toch meer voedsel in ons land is. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.
We hebben landbouw niet nodig, want we kopen ons voedsel in de winkel.
Door betere bemesting levert een veld veel meer voedsel op dan vroeger.
We kunnen uit 1 kg graan veel meer bloem halen dan 200 jaar geleden.
Door nieuwe technieken en machines kunnen (minder) landbouwers toch meer produceren.
OPDRACHT 2
De landbouwtechnieken evolueren
Slechts weinigen van ons zijn vandaag nog vertrouwd met het boerenleven. Heel wat mensen vragen zich niet meer af waar hun voedsel vandaan komt. Boeren staan bekend als mensen die met zware tractoren of maaidorsers rondrijden. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is dat helemaal anders. De boeren beschikken slechts over zeer eenvoudige houten werktuigen om het land te bewerken of om te oogsten. Heel veel stappen bij het oogsten en verwerken van de landbouwproducten gebeuren bijna volledig met de hand . Tot de belangrijkste vernieuwingen uit die tijd behoren onder andere de ploeg, eg, dorsvlegel, pik en pikhaak. Vanaf het jaar 1000 zorgen het haam en hoefijzer ervoor dat boeren ook paarden kunnen gebruiken als trekdier. De watermolens voor het malen van graan tot meel of bloem bestaan al in de klassieke oudheid. In de middeleeuwen komt daar ook de windmolen bij.
a Je ziet hier een lijst met landb ouwvernieuwingen uit de middeleeuwen. Schrijf ze in de tabel. Kies uit: dorsvlegel – haam of gareel – haverteelt – hoefijzer – karploeg – water- en windmolens – pik en pikhaak.
b Vul op de stippellijnen ook de ontbrekende gegevens in.
Vernieuwing Wat? / Doel? Voordelen
- Plo eg op twee wielen
- IJzeren ploegschaar
-
- Draait de grond om, waardoor plantenresten onder de grond terechtkomen.
- Vergemakkelijkt het trekken.
- Verplaatst druk van nek naar schouders.
- - Versterkt de houvast van het paard op de grond.
- Graansoort voor paarden- Meer voedsel voor de paarden
Dorsvlegel
- Om graan te malen
- Om graan te maaien
3
Zoek de afbeeldingen van deze landbouwvernieuwingen op het stickervel.
Karploeg
Dorsvlegel
©VANIN
Pik en pikhaak Haam of gareel
OPDRACHT 4
Bron 1 Landbouw in de 14e eeuw
‘Op een groot landbouwbedrijf in Engeland was 96,8 ha met graan verbouwd. In de 14e eeuw was 275 man gedurende twee dagen bezig met het oogsten. Dat is ongeveer 5,5 mandag per hectare.’
Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987
Bernard Slicher van Bath is een Nederlandse historicus, gespecialiseerd in agrarische geschiedenis.
a Ho e groot is 1 ha grond?
b Wat bedoelt de schrijver met 5,5 mandag per hectare?
c Wat kun je daaruit besluiten?
a Welke landbouwwerktuigen vind je op het schilderij?
b Welke landbouwactiviteiten zie je op het schilderij?
Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw Een getijdenboek is een gebedenboek. De talrijke miniaturen van bekende kunstenaars maken de getijdenboeken erg kostbaar.
Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt, voor een onbekende opdrachtgever.
Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel
De landbouwproductie blijft in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd erg laag in vergelijking met de huidige opbrengsten. Oorspronkelijk oogst men slechts drie tot vier keer meer dan men heeft gezaaid. Stilaan stijgt de productie. Eeuwenlang bedraagt de gemiddelde opbrengst per hectare ongeveer 1 500 kg, terwijl de boer ongeveer 150 kg/ha moet inzaaien.
Wanneer men een paar jaar dezelfde landbouwgewassen op een stuk landbouwgrond teelt, raken de voedingsstoffen in de bodem opgebruikt. De productie daalt dan enorm. Daarom verdelen de boeren hun stukken grond in twee delen. Elk jaar wordt slechts op een van de delen gezaaid en geoogst; het andere blijft een jaar ongebruikt of ‘braak’ liggen. Daardoor kunnen de boeren telkens slechts de helft van hun grond gebruiken.
Het drieslagstelsel is een enorme vooruitgang. De boeren verdelen hun grond nu in drie delen . Eén deel blijft braak liggen, op een tweede deel teelt men wintergraan (graan dat voor de winter wordt gezaaid), op het derde deel zomergraan (graan dat na de winter wordt gezaaid). Het jaar nadien wisselt men af. Op die manier kan men al twee derde van de beschikbare grond gebruiken en stijgt de totale productie.
Vanaf de 15e eeuw verdwijnt het braakland stilaan volledig. Boeren hebben ingezien dat stalmest en groenbemesting (het telen van planten, zoals klaver, die voedingsstoffen toevoegen aan de bodem) het braakland overbodig maken. Daardoor stijgt de productie per hectare en de klaver kan men gebruiken als veevoer.
3 Vruchtwisseling
Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft haar eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer opnemen omdat de grond vol zit met zijn eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd.
Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Men kiest dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd leren dat principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon.
Bewerking van ‘Vruchtwisseling’ op nl.wikipedia.org Wikipedia geeft uitgebreid uitleg over dat onderwerp. We hebben de belangrijkste elementen voor je samengevat.
a Wat is braakland?
Bron 4 De maand oktober
Uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw Het prachtige getijdenboek is gemaakt in opdracht van de hertog van Berry, zoon van de Franse koning Jean II en broer van de Bourgondische hertog Filips de Stoute.
b Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond?
©VANIN
c Ho e weten de boeren in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd dat ze gewassen het best afwisselen?
d Vergelijk bron 4 met bron 2. Wat valt er je op?
e Ho e kun je dat verklaren?
ONWAARSCHIJNLIJK!
‘Op Vastenavond brandden in vroegere tijden in de streek van Aalst lentevuren. De jeugd danste dan rond het vuur en zong het rijmpje: “Walmen, walmenbrand, Zeven zakken op ‘t dagwand” Heel wat oude mensen kennen dat rijmpje misschien nog, maar weinigen weten wat de tekst precies betekent. ‘Walmen’ verwijst zowel naar de rook van het vuur als naar het stro dat erin wordt opgebrand. Dat stro werd door de plaatselijke boeren geschonken. De ‘zeven zakken’ verwijst naar de opbrengst van een graanveld op één dagwand. Een dagwand is een plaatselijke benaming voor een bepaalde oppervlakte. Omgerekend naar onze huidige maten komt dat overeen met 2 450 liter graan (rogge) per hectare.
Lentevuren zijn een zeer oud gebruik waarbij de bevolking de ‘hogere krachten’ smeekt om hen een goede oogst te bezorgen. De streek van Aalst beschikte over goede leemgrond voor de landbouwers. De genoemde hoeveelheid was in het verleden zeer hoog!’
Bron: Paul Lindemans, Geschiedenis van de landbouw, 1952
©VANIN
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘landbouw’, ‘periode’, ‘ruraal’, ‘agrarisch’, ‘stedelijk’ en ‘industrieel’ uitleggen
2 de b egrippen ‘karploeg’, ‘eg’, ‘dorsvlegel’, ‘haam’ en ‘braakland’ uitleggen
3 uitleggen dat voedselvoorziening een dagelijkse zorg is voor het grootste deel van de bevolking
4 vijf vernieuwingen in de landbouw opsommen en uitleggen
5 uitleggen waarom de landbouwproductie vrij laag blijft
6 het drieslagstelsel uitleggen
KUNNEN
1 gegevens over graanopbrengsten uit tabellen afleiden
2 bronnen met elkaar vergelijken
3 het heden en het verleden vergelijken
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Landbouw en voedsel
1 Landbouw is levensnoodzakelijk
Voedsel = dagelijkse zorg
Boeren zorgen voor:
• de kweek,
• de verwerking,
• de b ereiding.
Vruchtbare grond = eigendom van grootgrondbezitters
• Bo eren krijgen stuk grond in bruikleen.
• Deel van o ogst staan ze af aan grootgrondbezitters.
Lage productie
Gevolg:
• net voldoende voedsel
• bij mislukte o ogst hongersno od
Daarom:
• zoveel mogelijk grond voor voedingsgewassen
• dieren inzetten als trekdier of voor melk, weinig voor vlees
Gevolg:
• voedsel = hoofdzakelijk graanproducten
• Europa is tot in de vroegmoderne tijd ruraal en agrarisch.
2 De landbouwtechnieken evolueren
• eenvoudige houten werktuigen
• heel veel handwerk
• vernieuwingen: ploeg, eg, dorsvlegel, pik, pikhaak, haam, hoefijzer, windmolen
3 Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel
Landbouwproductie: erg laag maar stijgt stilaan.
Oorzaak: bodemuitputting
Gevolg: helft van alle grond is braakland.
Vooruitgang:
• drieslagstelsel = grond verdelen in drie stukken, slechts één derde blijft braak.
Gevolg : hogere opbrengst
• vanaf 15e eeuw: braakland verdwijnt dankzij : stalmest en groenbemesting
De standensamenleving
Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Iedereen die de wet overtreedt, wordt op dezelfde manier bestraft. In onze grondwet staat letterlijk: ‘Alle Belgen zijn gelijk voor de wet . Er is in de Staat geen onderscheid van standen.’ Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd behoren de mensen tot een stand . Voor elke stand gelden andere wetten en regels.
Wat wordt er bedoeld met een ‘stand’? Hoe is de standensamenleving ontstaan? Hoe is ze doorheen de eeuwen geëvolueerd? Wanneer en waarom is er een einde gekomen aan dat systeem?
Kaartnr(s).
Omcirkel telkens het juiste antwoord.
a Wanneer is in West-Europa de standensamenleving ontstaan?
Tussen de 6e en de 8e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw – tussen de 10e en 11e eeuw
b Ho elang blijft de standensamenleving in West-Europa ongeveer bestaan?
600 jaar – 900 jaar – 1 200 jaar
De standen hebben eigen rechten en plichten
Zoals je al weet, is iedereen in België gelijk voor de wet. Alle Belgen hebben dus dezelfde rechten en plichten (al is het in werkelijkheid wel iets ingewikkelder). Vanuit een geschiedkundig standpunt is dat echter nog niet zo heel lang het geval.
Tot aan het einde van de 18e eeuw is de West-Europese samenleving een standensamenleving met drie standen (groepen): de geestelijkheid ( geestelijken ), de adel (edelen) en de derde stand (alle andere mensen). In zo’n samenleving zijn mensen juridisch (wettelijk) niet gelijk . Met andere woorden, al naargelang de stand waartoe je behoort, heb je meer of minder rechten (en plichten). Meestal ben je lid van zo’n groep door geboorte
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
Doordat er verschillende groepen zijn met verschillende rechten, is er ook een sociale hiërarchie of maatschappelijke rangorde. In zo’n gelaagde samenleving staat de ene groep dus hoger en heeft die meer aanzien dan een andere groep.
Wat is er van toepassing? Zet een kruisje in de tabel.
Gelijke rechten Verschillende rechten Afkomst is bepalend Geen maatschappelijke rangorde
©VANIN
HEDENDAAGSE VERTALING
Standensamenleving
Huidige Belgische samenleving
Bron 1 Lied voor koning Robert de Vrome
(…) de gemeenschap van gelovigen vormt slechts één lichaam; maar (…) de staat omvat er drie, omdat de andere wet, de menselijke wet, twee andere groepen onderscheidt: edelen en onvrijen (…)
Zij [ de edelen ] vormen de orde [ stand ] van de krijgers en ze beschermen de Kerk: ze zijn de verdedigers van de massa van het volk, (…), en tegelijkertijd zorgen ze voor het heil van allen en van henzelf.
De andere groep is die van de onvrijen: dat is een ongelukkig mensenras, dat niets bezit en zich overal voor moet afbeulen. Rijkdom, kleding, voedsel, alles wordt verzorgd door de onvrijen, zodat geen enkele vrije man zonder hun hulp kan leven. (…)
Dus het huis van God, dat zichzelf presenteert als één lichaam, is in werkelijkheid verdeeld in drie orden [ standen ]: de ene bidt [ de geestelijkheid ], de andere strijdt, de laatste werkt. Die drie naast elkaar bestaande orden kunnen niet worden gescheiden; het is op de diensten verleend door de ene dat de effectiviteit van het werk van de andere twee is gebaseerd: (…)
Door die toestand konden de wetten zegevieren en kon de wereld van vrede genieten. Vandaag de dag worden de wetten afgebroken, de heerschappij van de vrede is voorbij; (…)
Uit: Adalbero Van Laon, Lied voor koning Robert de Vrome, ca. 1027 Adalbero van Laon (ca. 947-1030) is een edelman en bisschop. Hij formuleert zijn visie op de samenleving in een lofdicht voor de Franse koning Robert II (972-1031) wiens vader hij eind 10e eeuw mee op de troon heeft geholpen. Het (lange) gedicht, opgesteld in het Latijn, is ook een aanval op het feit dat ook mensen van eenvoudige komaf tot bisschop kunnen worden gewijd.
a Welke taakverdeling ziet Adalbero in de samenleving?
• Geestelijken:
• Edelen (adel):
• Onvrijen (de derde stand):
OPDRACHT 3
b Het onderstreepte fragment in de bron toont aan dat de drie standen een onlosmakelijk geheel vormen. Herschrijf de onderstreepte zin zodat de betekenis duidelijk is. van (stand) zorgt ervoor dat (standen)
c Welke twee bedoelingen heeft Adalbero met die tekst?
OPDRACHT 4
d Adalb ero laat zich pessimistisch uit aan het einde van het fragment. Waarom? Kruis aan.
De koning handelt tegen de wil van God.
De edelen misdragen zich.
Mensen van eenvoudige (onvrije) komaf kunnen bisschop worden.
De personages in deze bron symboliseren de drie standen. Hoe kun je elke stand herkennen?
Bron 2 Franse miniatuur, eind 13e eeuw
SPEL Standenbord
- Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen.
- Jullie krijgen een sp elbord, spelkaarten en een dobbelsteen.
- Tijdens het spel kom je heel wat te weten over de standensamenleving.
De drie standen, ingewerkt in de letter C (van ‘Clergie’, clerus) door een anonieme miniaturist, in: Gautier de Metz, L’image du monde, 1265, manuscript op perkament, British Library, Londen
• tonsuur (kaalgeschoren bovenkant van het hoofd)
OPDRACHT 5
Vul punt 1 van het schema op blz. 84 aan.
OPDRACHT 6
Het ontstaan van de standensamenleving
Over hoe die standensamenleving juist ontstaan is, bestaat nog heel wat discussie, maar rond het jaar 1000 is het systeem in grote delen van Europa ingeburgerd. Grondbezit (zeer belangrijk in een landbouwsamenleving) heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van het systeem. Geleidelijk wordt afkomst steeds belangrijker. Wie je ouders zijn, bepaalt (deels) tot welke groep je behoort.
Lees de lestekst.
a Wat heeft zeker een rol gespeeld bij het ontstaan van de standensamenleving?
b Wat wordt geleidelijk steeds meer bepalend voor het behoren bij een groep?
OPDRACHT 7
Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk
Tot en met de 11e eeuw is de Europese samenleving bijna uitsluitend een agrarische samenleving of landbouwsamenleving (zie les 8). De meeste mensen zijn dus boeren en wonen op het platteland. In de tweede helft van de middeleeuwen herleeft de handel en ontwikkelt zich een agrarisch- stedelijke samenleving (zie les 12). Een deel van de vroegere boeren woont nu in steden en leeft niet meer van landbouw , maar van handel en nijverheid . Een kleine groep burgers verwerft daardoor steeds meer rijkdom en is alsmaar meer geschoold
De oude krijgsadel ziet die burgers als een bedreiging en probeert zijn bevoorrechte positie veilig te stellen door het standenverschil meer te gaan beklemtonen. Adellijke voorrechten worden opgeschreven en uitgebreid. Een hele levensstijl wordt exclusief adellijk. Ook de geestelijke stand, die deels uit de adel komt, veroordeelt geregeld de burgers en hun rijkdom.
Bron 3 Engelse preek
God heeft de geestelijken gemaakt, en de ridders en de boeren, maar het is de duivel die de burgers [ rijke stedelingen ] en de woekeraars heeft gemaakt.
Uit: Engelse preek, (vermoedelijk) 14e eeuw
Een preek is een toespraak van een geestelijke waarin een godsdienstige waarheid wordt verkondigd of toegelicht, vaak tijdens een misviering.
a Waaruit blijkt dat sommige geestelijken het moeilijk hebben met de maatschappelijke veranderingen die zich tijdens de tweede helft van de middeleeuwen voltrekken?
b In welke zin vormt die preek ook een bewijs voor die veranderingen?
Bron 4 Commentaren over het koninkrijk Frankrijk
De derde stand omvat de geletterden, die men de ambtsadel noemt, de kooplieden, de ambachtslieden , het volk en de boeren. Zij die tot de ambtsadel behoren [ en bepaalde overheidsfuncties vervullen ], worden daardoor geadeld, en men behandelt hen als edelen tijdens hun leven.
De huidige kooplieden, die de meesters zijn van het zilver, worden in de watten gelegd en vertroeteld; maar ze hebben geen enkele voorrang noch waardigheid, omdat elke vorm van handeldrijven als minderwaardig voor de adel wordt beschouwd. Zodoende worden zij tot de derde stand gerekend; ze betalen belastingen als de niet-edelen en de boeren, de klasse die het slechtst behandeld wordt door zowel de koning als de bevoorrechte groepen. (…) [ Omdat alle hoge functies aan ] geletterde mensen en de ambtsadel worden gegeven, wil iedereen iemand uit zijn familie laten studeren (…)
Uit: Michele Suriano, Commentaren over het koninkrijk Frankrijk, 1561
Michele Suriano (1519-1574) is ambassadeur van de Venetiaanse Republiek aan het Franse hof. Hij observeert van nabij de toenmalige toestand in Frankrijk.
De zogenaamde ambtsadel ontleent zijn naam aan het lange gewaad dat de mannen dragen als teken dat ze gestudeerd hebben. Tegenover die nieuwe ambtsadel staat de oude ‘zwaardadel’ die zijn adeldom ontleent aan de afstamming van de middeleeuwse krijgsstand. Heel wat leden van de ‘zwaardadel’ zijn tegen de vroegmoderne tijd aanzienlijk verarmd. Sommigen trouwen daarom met mensen uit de rijke klassen van de derde stand. Zo kunnen ze toch aan middelen geraken om hun adellijke levensstijl aan te houden en kunnen de rijke burgers opklimmen tot de adelstand.
a Waaruit blijkt dat de derde stand tegen de 16e eeuw veel diverser is dan rond de 11e eeuw?
b Wat bedoelt de auteur met de kooplieden als ‘meesters van het zilver’, denk je?
c Betekent dat dat de kooplieden daarmee automatisch aan de top van de samenleving staan? Motiveer je antwoord.
d Ho e kunnen kooplieden toch opklimmen in de toenmalige samenleving?
e Wie wordt er bedoeld met de ‘ambtsadel’?
f Wie staat volgens de tekst onderaan het systeem? Markeer in de bron de zin die dat duidelijk verwoordt.
g Denk je dat de tekst je een b etrouwbaar beeld van de situatie schetst? Argumenteer.
OPDRACHT 9
Beluister het verhaal van Dirk Bracke over de lijkenrover.
a Tegen wie vecht de stad Gent?
b Waarvoor wordt er gevochten?
OPDRACHT 10
c Wie heeft de standensamenleving gewild, volgens de vader van Johan?
Het einde van de standensamenleving
Onder invloed van ideeën zoals die van John Locke, en door het toenemende economische belang van de rijke burgerij, neemt in de loop van de 18e eeuw de kritiek op het voortbestaan van de standensamenleving toe.
In 1789 breekt er in Frankrijk een opstand uit die zal leiden tot de afschaffing van de standensamenleving. Over die Franse Revolutie leer je volgend jaar meer.
Bron 5 John Locke
Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij daarmee instemt.
Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689
John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.
a Uit welk jaar stamt de tekst? Welk tijdvak is dat?
b Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving?
KENNEN
1 de b egrippen ‘gelaagde samenleving’, ‘(on)gelijkheid’, ‘agrarische samenleving’ en ‘stedelijke samenleving’ uitleggen
2 de b egrippen ‘standensamenleving’, ‘adel’, ‘geestelijken’ en ‘derde stand’ uitleggen
3 de drie standen opno emen
4 een verschil tussen de standensamenleving en de hedendaagse samenleving geven
5 de taak van elke stand geven
6 een recht van de adel opnoemen
7 twee rechten van de geestelijken opnoemen
8 twee plichten van de derde stand opnoemen
9 uitleggen waarom de standensamenleving naar het einde van de middeleeuwen toe onder druk komt te staan
10 twee redenen geven waarom vanaf de 18e eeuw de kritiek op de standensamenleving toeneemt
11 de o orzaak geven van het officiële einde van de standensamenleving
KUNNEN
1 een standensamenleving herkennen
2 de standensamenleving in de tijd situeren
3 het heden en het verleden vergelijken
4 de b etrouwbaarheid van een bron in functie van een historische vraag beoordelen
5 informatie uit historische bronnen afleiden
6 informatie uit een sp el afleiden
7 informatie uit een historisch verhaal afleiden
©VANIN
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De standensamenleving
1 De standen hebben eigen rechten en plichten
GEESTELIJKEN
Plichten:Rechten:
ADEL
Plichten:
DERDE STAND
Plichten:
Rechten:
2 Het ontstaan van de standensamenleving
Grondbezit heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Later is vooral de afkomst bepalend.
3 Maatschappelijke veranderingen zetten de standensamenleving onder druk
De steden worden rijk en machtig.
De stedelingen krijgen rechten:
• zelfbestuur
• eigen rechtspraak
De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien.
4 Het einde van de standensamenleving
In de 18e eeuw vindt men meer en meer dat alle mensen van nature gelijk zijn.
Eind 18e eeuw komt er een einde aan de standensamenleving.
jong zijn in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd Onderzoek 2:
Als je nog geen 18 jaar bent, ben je in België volgens de wet minderjarig Enerzijds wil dat zeggen dat je bepaalde rechten zoals stemrecht niet hebt, anderzijds dat volwassenen (ouders, voogden ...) bepaalde verplichtingen tegenover jou hebben zoals voedsel, kleding, onderdak of studies bekostigen. Bovendien zijn er speciale wetten die minderjarigen extra beschermen. Die huidige situatie verschilt sterk van de levensomstandigheden van leeftijdsgenoten in vroegere tijden. Je weet al dat voor de meeste mensen, en zeker voor die mensen die tot het gewone volk behoren, het leven in die tijd niet gemakkelijk is, en dat geldt in het bijzonder voor kinderen
Worden kinderen als een aparte groep beschouwd? Is er een evolutie in die houding? Welke verschillen bestaan er met de huidige leefomstandigheden van kinderen?
MIDDELEEUWEN
BRONNEN
Bron 1 Een greep uit de geschiedenis
Kaartnr(s).
955 Octavianus van Spoleto (938-964) bestijgt als Johannes XII de pauselijke troon.
1239 Thomas van Aquino (ca. 1224-1274) begint zijn opleiding aan de universiteit van Napels.
1356 Filips de Stoute (1342-1404) staat zijn vader, de Franse koning, heldhaftig ter zijde in de slag bij Poitiers.
1515 Karel V (1500 -1558) neemt het b estuur van de Nederlanden in handen.
Bron 2 Terechtstelling van Lady Jane Grey
Bron 3 Willem II van Oranje en zijn bruid Maria Stuart
Antoon van Dijck, Willem II van Oranje en zijn bruid Maria Stuart, 1641, olie op canvas, 182,5 x 142 cm, Rijksmuseum, Amsterdam Willem II (1626-1650) is van 1647 tot zijn dood heerser over een deel van wat nu Nederland is. In 1641 trouwt hij met Maria Stuart (16311661), een dochter van de Engelse koning. Zoals zoveel huwelijken in die kringen zijn politieke motieven doorslaggevend. Dat wil dus zeggen dat de adel in die tijd vaak niet uit liefde trouwt, maar om politieke redenen: bijvoorbeeld om zijn grondgebied of macht uit te breiden. Beide partijen hopen dus voordeel te halen uit dat huwelijk. In 1647 heeft Maria een miskraam en in 1650, enkele dagen na de dood van Willem, wordt hun enige kind geboren.
Bron 4 Kindersterfte
Paul Delaroche, Terechtstelling van Lady Jane Grey, 1833, olie op canvas, 246 x 297 cm, National Gallery, Londen
Na de dood van de 15-jarige Engelse koning Edward VI (6 juli 1553) schuiven enkele edellieden Lady Jane Grey (geboren in 1537) naar voren als nieuwe koningin. Na negen dagen moet ze plaatsmaken voor de halfzus van de overleden koning. Lady Jane belandt op het schavot (februari 1554).
Nog in de 17e eeuw sterven er in West-Europa van elke duizend levend geboren kinderen 150 tot 350 vóór hun eerste verjaardag. Van die kinderen die hun eerste jaar hebben overleefd, sterven nog eens gemiddeld 100 kinderen voor hun tiende jaar. Dat wil zeggen dat een vierde tot bijna de helft van alle levend geboren kinderen nooit de volwassen leeftijd bereikt! Dat lot treft niet alleen gezinnen uit de arme milieus, maar ook uit de hoogste standen. De Engelse koningin Anne (1665-1714) bijvoorbeeld is zeker 17 keer zwanger geweest. Ze heeft zeven miskramen, vijf kinderen worden dood geboren en haar vijf levend geboren kinderen sterven allemaal vrij jong. De oudste is 11 jaar geworden.
Naar: Herman Beliën e.a., Een geschiedenis van Europa 1500-1815, 1983
Jan Steen, De dorpsschool, ca. 1668-1672, olie op canvas, 110 x 80 cm, Scottish National Gallery, Edinburgh Van leerplichtonderwijs zoals wij dat nu kennen, is er voor de 19e eeuw geen sprake. De meeste kinderen hebben geen tijd om geregeld naar school te gaan. Ze moeten hun ouders helpen bij het werk. Enkel de rijken en hooggeplaatsten kunnen hun kinderen een deftige intellectuele vorming aanbieden. Op het platteland zijn er wel dorpsscholen waar een aantal basisvaardigheden worden aangeleerd, maar waar vooral toch kennis van de godsdienst centraal staat. Zeker in de katholieke landen staat het onderwijs volledig onder controle van de Kerk.
Bron 7 Gedicht
Jantje zag eens pruimen hangen o, als eieren zoo groot ‘t scheen dat Jantje wou gaan plukken schoon zijn vader ‘t hem verbood hier is, zei hij, noch mijn vader noch de tuinman die het ziet aan een boom, zoo vol geladen mist men vijf, zes pruimen niet maar ik wil gehoorzaam wezen en niet plukken, ik loop heen zou ik om een handvol pruimen ongehoorzaam wezen? Neen!
Uit: Hieronymus Van Alphen, De pruimeboom, 1779
voort ging Jantje naar zijn vader die hem stil beluisterd had kwam hem in ‘t loopen tegen vooraan op het middenpad kom mijn Jantje, zei de vader kom mijn kleine hartendief nu zal ik pruimen plukken nu heeft vader Jantje lief daarop ging vader aan het schudden Jantje raapte schielijks op Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen en liep heen op een galop
Hieronymus van Alphen (1746-1803) is een Nederlandse dichter, vooral bekend om zijn gedichten voor kinderen. Hij gelooft dat kinderen een onbeschreven blad zijn aan wie alles moet worden aangeleerd door de ‘wijze’ volwassenen.
Bron 8 Jean-Jacques Rousseau over opvoeding
Een kind mag niets doen, louter uit gehoorzaamheid, maar alleen als het de noodzaak ervan inziet. Dat leert hem de natuur. Hoe vaker het valt, hoe beter. Er is geen beter leerboek dan de wereld, geen beter onderwijs dan dat wat door feiten zelf wordt gegeven. Als een kind geleerd wordt inzichten aan te nemen op gezag, zal het zijn rede [ verstand ] niet meer gebruiken, maar de speelbal worden van de meningen van anderen. (…) Het doel is niet het kind kennis bij te brengen, maar hem te leren hoe hij die zelf moet verwerven en te leren vragen naar het waarom.
Uit: Jean-Jacques Rousseau, Emile, of de opvoeding, 1762
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is een belangrijke Franse filosoof. Hij hecht veel belang aan een goede opvoeding. Hij maakt wel een onderscheid tussen jongens en meisjes. Meisjes mogen wel gestraft worden en moeten leren gehoorzamen aan de man.
©VANIN
Wat je na dit onderzoek moet kunnen:
KUNNEN
1 informatie uit bronnen halen
2 zelf informatie opzo eken
3 aan de hand van op drachten de hedendaagse tijd met de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd vergelijken
4 bronnen met elkaar vergelijken
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
OPDRACHT 3
Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind geldt in theorie voor alle kinderen in de wereld, maar in de praktijk is dat niet altijd het geval. Volgens een recent rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (2017) bijvoorbeeld waren er in 2016 wereldwijd zo’n 152 miljoen kinderen die arbeidsprestaties moesten leveren.
a Zo ek zelf in de media een actueel voorbeeld van een schending van kinderrechten. Een schending betekent dat de rechten van het kind niet gerespecteerd worden.
b Voeg het artikel bij je leerwerkboek. Vermeld de bron van je artikel en maak een korte samenvatting.
a In welk tijdvak situeer je bron 2 en bron 3?
b Welk schilderij is een primaire bron ?
c Ho e oud zijn de volgende figuren op het moment van de beschreven of afgebeelde gebeurtenissen?
• Octavianus van Sp oleto die de pauselijke troon bestijgt:
• Lady Jane Grey die wordt terechtgesteld:
• Maria Stuar t die met Willem II van Oranje huwt:
d Ho e oud zijn de volgende personen geworden?
• Thomas van Aquino:
• Karel V:
OPDRACHT 4
• Willem II van Oranje:
• Maria Stuar t:
e Wat kun je op basis van de (beperkte!) gegevens leren over de gemiddelde levensverwachting in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd? Onderstreep het juiste antwoord. eerder laag – eerder hoog
f Zo ek op het internet op wat vandaag de gemiddelde levensverwachting ongeveer is in België. Onderstreep het juiste antwoord.
75 jaar – 80 jaar – 85 jaar
Geef twee zaken die tegenwoordig in België echt niet meer kunnen (verboden door de wet), die in de bronnen wel nog vermeld worden.
OPDRACHT 5
Lees bron 4 en vul de tekst aan.
Zoals je hebt achterhaald, ligt de gemiddelde levensverwachting in Europa voor de 19e eeuw
Dat cijfer is vooral het gevolg van de kinderster fte. De groepen die met kindersterfte te maken krijgen zijn
OPDRACHT 7
a Zo ek op het internet informatie over de zuigelingensterfte in het huidige België. Hoeveel kinderen per 1 000 geboorten sterven er (gemiddeld) in hun eerste levensjaar?
OPDRACHT 8
b In welk land is de zuigelingensterfte vandaag het hoogst? Hoeveel kinderen per 1 000 sterven er?
OPDRACHT 9
c In welk werelddeel is de zuigelingensterfte het hoogst?
In de vroegmoderne tijd nemen mensen geleidelijk een andere houding aan tegenover kinderen. Ze worden steeds meer als een afzonderlijke categorie beschouwd en men begint ook meer aandacht te besteden aan de opvoeding. Bestudeer bron 5.
a Geef een verschil tussen de situatie die je ziet op het schilderij en de eigen klassituatie wat betreft:
• de inrichting van het lokaal:
• de plaats en activiteiten van de leerlingen:
b Onderstreep het juiste antwoord. Wat is het belangrijkste doel van het onderwijs in vroegere tijden?
algemene vorming – goede gelovigen vormen – opleiden tot kritische burgers
a Zo ek de volgende kinderspelen op het schilderij in bron 6. Schrijf het juiste nummer erbij.
Haasje-over
Hoepelen
Paardrijden op een houten hek
Steltlopen
b Welke van die spelletjes heb je zelf nog gespeeld?
Maskerspel
Zwemmen Tonrijden Sp elen met een tol
Een go ede opvoeding maakt goede volwassenen, gelooft men. Alleen is men het er niet altijd over eens wat nu juist een ‘goede opvoeding’ is.
a Vergelijk bron 7 en 8.
b Werk samen met je buur. Probeer beide bronnen kort in jullie eigen woorden samen te vatten.
c Lees bron 7. Waarom laat Jantje de pruimen uiteindelijk hangen?
d Ho e reageert zijn vader?
e Wat is de moraal van het verhaal?
f Zou Jean-Jacques Rousseau (bron 8) akkoord zijn gegaan met de boodschap van het gedicht? Geef één argument of bewijs voor je antwoord.
g Is Rousseau naar onze normen een modern denker? Motiveer je antwoord.
h Omcirkel de onderwijsstijl die jij verkiest. Geef daarvoor één argument. Hieronymus van Alphen – Rousseau
i Voeg de historische redeneerwijze ‘argument of bewijs’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
j Omcirkel de opvoedingsstijl die volgens jou vandaag op jouw school het meest wordt gebruikt.
Hieronymus van Alphen – Rousseau
BESLUIT
Zijn de volgende stellingen juist of fout?
a Een echte kindertijd is er in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd niet.
b In de vroegmoderne tijd begint men geleidelijk aan kinderen steeds meer als kinderen te beschouwen.
c De huidige kinderrechten gelden ook in vroegere tijden.
ONWAARSCHIJNLIJK!
JuistFout
Sinds de 16e eeuw doet er een verhaal over Caterina Sforza (1463-1509) de ronde. Zij is een Italiaanse edelvrouw en onder andere gravin van Forlì, een stadje in Italië. Wanneer de stad belegerd wordt, dreigen haar vijanden haar gevangen kinderen te doden. Caterina zou daarop hebben gereageerd door op de stadswallen te gaan staan en haar vijanden haar geslachtsdelen te tonen met de boodschap dat ze alles had om nieuwe kinderen te maken.
OVERZICHT C
Op stap door verschillende tijden
Vroege middeleeuwen (500-900)
Invallen + epidemieën bevolkingsafname tot het jaar 700
Landbouw: primitieve handwerktuigen + laag rendement
Late middeleeuwen en vroegmoderne tijd
Standensamenleving = bevolkingsgroepen met verschillende rechten en plichten
3 STANDEN
GEESTELIJKEN
voorrechten plichten
Langzame bevolkingsgroei vanaf het jaar 700
Pestepidemie (14e eeuw) 1/3 Europese bevolking sterft.
Nieuwe landbouwmethoden stijging rendement vanaf de 15e eeuw
Bevolkingsgroei na 1450
Einde van de vroegmoderne tijd
Grote toename van de bevolking (bevolkingsexplosie)
Technische vernieuwingen (zie volgend jaar)
Afschaffing van de standensamenleving
DNiet-westerse samenlevingen
De westerse samenleving situeert men in (West)Europa. Na de Europese kolonisaties in de vroegmoderne en moderne tijd horen ook NoordAmerika en Australië bij de westerse wereld. De meeste lessen gaan over de geschiedenis van de westerse wereld. Maar in dit onderdeel dompelen we jullie onder in de wereld van de islam .
Blauwe moskee, Istanboel, gebouwd tussen 1609 en 1616
De moskee ligt tegenover de Hagia Sophia.
Test je kennis over de islam . Noteer het juiste begrip bij de omschrijving.
a Het heilige boek van de islam:
b Een volgeling van de islam:
c De jaarlijkse vasten periode :
d De stichter van de islam:
e De belangrijkste stad voor de islam:
De islam
De islam is vandaag een van de drie grote monotheïstische wereldgodsdiensten. Ook in Europa leven heel wat aanhangers van die godsdienst.
Wat is kenmerkend voor de islam? Hoe heeft de islam zich over de wereld verspreid? Welke cultuur heeft de islam voortgebracht?
Kaartnr(s).
ISLAMITISCHE TIJDREKENING
De islam
De islam ontstaat in het begin van de 7e eeuw op het Arabische schiereiland (zie kaart blz. 98).
Alles begint bij de Arabier Mohammed (ca. 570-632): in Mekka verkondigt hij het geloof in één God (Allah) en wat de mensen moeten doen om als een goed mens te leven. Bij zijn prediking neemt hij elementen over van het jodendom, het christendom en het meergodendom van de Arabieren. Dat verloopt niet zonder problemen: hij moet in 622 zelfs vluchten van Mekka naar Medina. Die gebeurtenis wordt later het beginpunt van de islamitische tijdrekening . Mohammed krijgt in Medina meer en meer aanhangers. In 630 verslaat hij zijn tegenstanders en maakt hij Mekka tot het godsdienstige centrum van de islam. Na de dood van de profeet in 632 begint tussen twee groepen, de soennieten (meerderheid) en de sjiieten (minderheid), een strijd om de opvolging. Die stromingen bestaan vandaag nog steeds.
De Koran is het heilige boek van de moslims . Daarin staat dat Mohammed de tekst van de Koran krijgt ingegeven door de engel Gabriël. Na de dood van de profeet wordt de tekst opgeschreven. Daarnaast is er ook een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen worden toegeschreven. Die verzameling staat bekend als ‘de overlevering’ (Hadith).
Centraal in de islam staat het kennen van God en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God.
Mohammed legt vijf verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis, het dagelijkse rituele gebed, het geven van aalmoezen , de vasten (in de maand ramadan) en de bedevaart naar Mekka. Moslims houden hun erediensten in de moskee. De imam is de voorganger in het gebed.
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
b Vul punt 1 van het schema op blz. 102 aan.
Bron 1 De pijlers van de islam
Soera 2: 183, 185
183 U die gelooft, u is voorgeschreven te vasten, zoals is voorgeschreven aan degenen die er voor u waren, opdat u godvrezend zult zijn. 185 De maand Ramadan is het, waarin de Koran is geopenbaard als leidraad voor de mensen en waarin duidelijke blijken van de leidraad en van de gave des onderscheids zijn. Wie van u die maand aanwezig is, moet dan vasten. Maar als iemand ziek is of op reis, dan geldt een aantal andere dagen. God wil het u gemakkelijk maken. Hij wil het u niet moeilijk maken. Hij wil dat u het aantal vol maakt en dat u God verheerlijkt omdat Hij u op de goede weg heeft geleid. Misschien zult u daarvoor dankbaar zijn.
Soera 22: 27, 29
27 En roep de mensen op tot de bedevaart. Zij zullen te voet bij u komen of op allerlei scharminkels [ magere dieren ] van alle bergpassen vandaan. 29 Laat hen dan hun rituelen volbrengen, hun geloften inlossen en een rondgang maken om het aloude huis.
Uit: De Koran, Heilig boek van de Islam, vertaald door Eduard Verhoef, Vucht, 3e uitgave, 2019 De Koran bevat 114 soera’s (hoofdstukken) en is oorspronkelijk als voordrachttekst bedoeld. Daarom is hij zo moeilijk uit het Arabisch te vertalen. Een woord kan verschillende betekenissen hebben naargelang van de klemtonen op de letters en de klinkers die aan het stamletterwoord worden toegevoegd.
Welke drie pijlers van de islam ontbreken hier? Raadpleeg de lestekst en omcirkel. ramadan – bedevaart – rituele gebed – aalmoezen geven – geloofsbelijdenis
©VANIN
OPDRACHT 3
Bron 2 De Kaäba
De Kaäba in Mekka tijdens het hoogtepunt van de bedevaart
De Kaäba is een klein gebouw van ca. 12 x 10 x 15 m in de grote moskee in Mekka. Het is het centrale heiligdom van de islam en staat bekend als ‘Huis van Allah’. Als onderdeel van de bedevaart naar Mekka lopen de pelgrims zeven keer rond het gebouw. Moslims bidden ook altijd in de richting van de Kaäba, dus in de richting van Mekka.
a Wat is kenmerkend aan de kleding van de gelovigen?
b Wat doen zij?
Bron 3 De koepel van de Rots
De koepel van de Rots, Jeruzalem
Na Mekka en Medina is Jeruzalem de derde heilige stad voor de moslims. De beroemde ‘Koepel van de Rots’ uit het einde van de 7e eeuw is een van de mooiste voorbeelden van de moslimarchitectuur.
Op die plaats zou volgens de overlevering Mohammed een nachtelijke reis naar de hemel gemaakt hebben. Het gebouw is géén moskee, maar een heiligdom. Het achthoekige gebouw is overdekt met een centrale (houten) koepel die aan de buitenzijde bekleed is met verguld koper. De middellijn van de koepel bedraagt meer dan 20 m. Opvallend is de veelkleurigheid van de versiering, zowel aan binnen- als buitenkant.
a Bij welke godsdienst hoort dit gebouw? Aan welk symbool kun je dat zien?
b Zo ek op het internet voor welke godsdiensten Jeruzalem een belangrijke stad is.
c Waarom is de ‘Koepel van de Rots’ voor moslims belangrijk?
De Arabieren stichten een groot wereldrijk
Heel snel bouwen de Arabieren een groot rijk uit. Op het Arabische schiereiland is in theorie alleen de islam nog toegestaan. In de andere veroverde gebieden kunnen sommige groepen zoals christenen en joden redelijk vrij hun geloof beleven, weliswaar als tweederangspersonen met minder rechten dan moslims en na het betalen van een speciale belasting. Aanhangers van andere godsdiensten hebben de keuze: zich bekeren of omgebracht worden. Toch krijgen ook die aanhangers van andere godsdiensten vaak dezelfde rechten als christenen en joden.
Lees de lestekst en omcirkel het juiste antwoord.
• De Arabieren zijn redelijk verdraagzaam / niet verdraagzaam tegenover andere godsdiensten.
• Er zijn wel / geen vormen van discriminatie tegenover andere godsdiensten.
OPDRACHT 7
Bron 4 De evolutie van het Arabische Rijk
OPDRACHT 8
Bestudeer aandachtig de kaart en noteer welke gebieden islamitisch geworden zijn.
• bij de do od van Mohammed:
• tussen 632 en 661:
• tussen 661 en750:
Geef vier Afrikaanse en vier Aziatische landen waar de islam de belangrijkste godsdienst is. TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.
• Afrikaanse landen:
Bron 5 De islamwereld vandaag
• Aziatische landen:
Welke van deze hedendaagse moslimlanden zijn (grotendeels) niet-Arabisch? Omcirkel. TIP Raadpleeg het internet.
Indonesië – Marokko – Tunesië – Turkije – Iran
OPDRACHT 9
OPDRACHT 10
De islam brengt een rijke cultuur voort
Prachtige paleizen en moskeeën getuigen van een grote cultuur. Volgens de overlevering verbood Mohammed het om mens en dier af te beelden. Maar er zijn periodes geweest waarin kunstenaars daar geen rekening mee hielden (vooral in Perzië en Indië). Zo zijn er prachtige miniaturen met mensen en dieren bewaard. Kenmerkend voor de islamkunst is het gebruik van meetkundige versieringen en zogenaamde arabesken . Ook de Arabische letterkunde is van hoog niveau. De verhalen van ‘Duizend-en-een-nacht’ behoren vandaag nog altijd tot de meesterwerken van de wereldliteratuur.
a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
elk hedendaags land ligt de stad Basra?
Ontmoeting tussen Abu Zayd en al-Harith in de bibliotheek van Basra, uit: Al-Hariri, Al-Maqamat, Nationale Bibliotheek van Frankrijk. Kopie uit 1237, inkt en kleurpigmenten op papier
De schrijver Al-Hariri is geboren in 446/1054 en overleed in 516/1122. Hij is vooral bekend door zijn boek ‘Maqamat’. Het is een boek in vijftig delen, geschreven in Arabische verzen. Het werk vertelt het verhaal van al-Harith, een koopman die zich tijdens al zijn reizen, mengt met geleerd gezelschap, en Abu Zayd, een smerige schurk die de geleerden overtreft met zijn slimme opmerkingen. De bibliotheek is een plaats waar men discussieert, boeken kopieert en ook becommentarieert.
b Bij het geb oorte- en sterfjaar van Al-Hariri staan telkens twee jaartallen. Leg uit.
©VANIN
c Wat ligt er op de planken?
d Van welk materiaal is de kopie gemaakt? Welk materiaal gebruikte men toen nog in WestEuropa om boeken te schrijven?
e Is het een voorbeeld van gelijktijdigheid of ongelijktijdigheid ?
f Voeg de historische redeneerwijzen ‘gelijktijdigheid’ en ‘ongelijktijdigheid’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
g Als je je alleen op de af beelding baseert, kun je dan zeggen dat het een rijke bibliotheek is? Motiveer je antwoord.
©VANIN
OPDRACHT 11
Wetenschappelijke kennis
Bron 7 Een medische consultatie
a Wat doet de geknielde persoon in het donkerblauw?
b Welk beroep oefent hij dus uit?
Uit: Het boek van Kalila en Dimna, De fabels van Bidpai, waterverf op papier, Perzië, 14e eeuw, Nationale bibliotheek, Caïro
c Waaraan kun je merken dat dit een Perzische afbeelding is? (Lees ook de lestekst over de moslimcultuur.)
OPDRACHT 12
De moslimcultuur beïnvloedt heel sterk het westen
Dankzij hun veroveringen en hun handels activiteiten komen de moslims in contact met andere culturen. Zij nemen kennis uit de toenmalige Griekse, Perzische en Indische wereld over en bouwen erop verder. Bij de overname van de kennis van de Griekse wereld speelt het Syrische christendom een belangrijke rol. Die wetenschappelijke kennis wordt in het Arabisch vertaald en opgeslagen in talrijke bibliotheken met duizenden handschriften. Veel van die kennis wordt ook in de praktijk toegepast.
Op het vlak van de wiskunde nemen de Arabieren het Indische getallensysteem over. Het teken ‘nul’ noemen de Arabieren ‘al-sifr’. In het Italiaans wordt dat vervormd tot ‘zefero’ en daarvan zijn de woorden ‘cijfer’ en ‘zero’ afkomstig. De moslims zijn ook op andere terreinen van de wetenschap actief zoals: Griekse filosofie, aardrijkskunde, sterrenkunde, natuurkunde en geneeskunde.
In de 11e-13e eeuw worden veel Arabische werken en Arabische vertalingen van Griekse werken in het Latijn vertaald, waardoor ze voor het Westen toegankelijk worden. Dat gebeurt vooral in Spanje en Zuid-Italië. De invloed van de Arabische wetenschap op Europa is zeer groot geweest. En we leren nog vele andere zaken via de Arabieren en Turken kennen, zoals katoen (‘qatun’), leer, rijst (‘ruz’), suiker (‘sukkar’), tulpen, koffie en tafeltapijtjes.
a Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
b Vul punt 4 van het schema op blz. 102 aan.
©VANIN
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘islam’ en ‘moslim’ verklaren
2 het ontstaan van de islam uitleggen
3 het ontstaan van de Koran uitleggen
4 de vijf pijlers van de islam opnoemen
5 de b egindatum van de islamitische tijdrekening geven
6 de vorming van het Arabische Rijk uitleggen
7 de bijdrage van de Arabische cultuur aan het westen aantonen
8 kenmerken toelichten van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen
KUNNEN
1 de evolutie van het Arabische Rijk aan de hand van een kaart uitleggen
2 geb eurtenissen situeren in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein
3 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen
4 informatie af leiden uit historische bronnen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
BRONNEN
Onderzoek 3:
het gouden tijdperk van Mansa Moussa in Mali (14e eeuw)
Begin 14e eeuw heerst de Malinese koning Mansa Moussa over een groot koninkrijk in West-Afrika. Op verschillende websites noemt men hem ‘de rijkste man die ooit geleefd heeft’. Mansa Moussa’s rijkdom zou geen grenzen kennen. In deze les onderzoek je wat historische bronnen over hem vertellen.
Wie is deze legendarische koning? Over welke primaire bronnen beschikken we?
Waarop is het beeld dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is, gebaseerd?
Kaartnr(s).
Bron 1 De rijkste man die ooit leefde
Amazon-oprichter Jeff Bezos is de rijkste man ter wereld, volgens de Forbes-miljardairslijst van 2019 die deze week is vrijgegeven. Met een geschat vermogen van 131 miljard dollar is hij de rijkste man in de moderne geschiedenis. Maar hij is zeker niet de rijkste man aller tijden. Men neemt aan dat die titel toebehoorde aan Mansa Moussa, de 14e-eeuwse West-Afrikaanse heerser die zo rijk was, dat zijn gulle giften de economie van een heel land verwoestten.
‘Verslagen van tijdgenoten over Moussa’s rijkdom zijn zo ademloos dat het bijna onmogelijk is om een idee te krijgen van ho e rijk en machtig hij werkelijk was’, vertelde Rudolph Butch Ware, universitair hoofddocent geschiedenis aan de Universiteit van Californië, aan de BBC.
Mansa Moussa was ‘rijker dan iemand zou kunnen beschrijven’, schreef Jacob Davidson in 2015 over de Afrikaanse koning voor Money.com.
In 2012 schatte de Amerikaanse website Celebrity Net Worth zijn vermogen op 400 miljard dollar, maar economische historici zijn het erover eens dat het onmogelijk is om zijn vermogen vast te pinnen op een getal.
Uit: Naima Muhamud, Is Mansa Musa the richest man who ever lived?, BBC news, 10 maart 2019, eigen vertaling
Bron 2 Jeff Bezos
Amazon-oprichter Jeff Bezos, de rijkste man in de moderne geschiedenis, 2018
Bron 3 Het Koninkrijk Mali en de bedevaart van Mansa Moussa (14e eeuw)
Bron 4 al-Umari over Mansa Moussa en zijn bezoek aan Caïro (1324)
Vanaf het begin van mijn verblijf in Egypte hoorde ik praten over de komst van deze koning Moussa op zijn pelgrimstocht. Ik merkte dat de inwoners van Caïro enthousiast waren om opnieuw te vertellen over de verkwistende uitgaven van de Afrikanen. Ik vroeg de emir Abu (…) en hij vertelde me over de rijkdom, mannelijke deugden, en vroomheid van de koning: ‘Toen ik hem ging ontmoeten namens de machtige sultan al-Malik al-Nasir, bewees hij mij buitengewoon veel eer en behandelde hij mij met de grootste hoffelijkheid. (…) Daarna stuurde hij vele ladingen onbewerkt inheems goud en andere kostbaarheden naar de schatkist van de sultan.
Ik probeerde hem over te halen naar de Citadel te gaan om de sultan te ontmoeten, maar hij weigerde hardnekkig (…) ik realiseerde me dat de audiëntie [ het officiële bezoek aan de sultan ] afschuwelijk voor hem was omdat hij verplicht zou zijn de grond en de hand van de sultan te kussen. (…)
Die man overspoelde Caïro met zijn weldaden. Hij verliet geen emir van het hof, noch de houder van een koninklijk ambt zonder de gift van een lading goud. De inwoners van Caïro maakten onschatbare winsten uit hem. (…) Ze ruilden goud totdat ze de waarde ervan in Egypte verminderden en de prijs ervan deden dalen. (…) Goud had een hoge prijs in Egypte tot zij dat jaar kwamen.’
©VANIN
Uit: al-Umari, Paden van visie in de rijken van de metropolen, 1337-1338 Shibab al-Din al-Umari (1301-1349) is een Arabische historicus, geboren in Damascus. Hij begint zijn carrière als ambtenaar in het Mammelukkensultanaat. Enkele jaren na het bezoek van Mansa Moussa aan Caïro in 1324, trekt ook al-Umari naar de Egyptische stad. Zijn geschriften zijn een belangrijke bron over de bedevaart van Moussa naar Mekka. Hij baseert zich op wat de mensen in Caïro hem vertellen.
Bron 5 Mansa Moussa uitgebeeld in een fragment van de Catalaanse Atlas (1375)
Uit: Cresques Abraham en Jehoeda, Catalaanse Atlas, 1375 De Catalaanse Atlas is een in 1375 door de Spaans-Joodse cartograaf Abraham Cresques (13251387) en zijn zoon Jehoeda Cresques (1350-1427) ontworpen wereldkaart. Die grote en rijk geïllustreerde kaart vormt een hoogtepunt in de middeleeuwse cartografie. Bij de kaart staat het volgende bijschrift: ‘Deze zwarte heer draagt de naam Musa Mali, heer van de zwarte volken van Mali. Zijn land is zo rijk aan goud dat hij de rijkste en meest nobele koning van allen is.’ De kaart wordt in opdracht van het hof van Aragon gemaakt. Het is een geschenk van de troonopvolger en latere koning Johan I (1350-1396) aan de Franse kroonprins Karel (1368-1422).
Mansa Moussa was een goede man en een groot koning, en er worden nog steeds verhalen over zijn gerechtigheid verteld. Hij maakte de bedevaart in 1324 (…)
Volgens al-hadj Yunus, de tolk voor deze natie in Caïro, kwam die Mansa Moussa uit zijn land met 80 ladingen goudstof waarbij elke lading drie qintars [ 1 qintar = 50 kg ] woog. In hun eigen land gebruiken ze alleen mannelijke of vrouwelijke slaven voor transport, maar voor verre reizen zoals de pelgrimstocht hebben ze rijdieren (…). De regering van die Mansa Moussa duurde 25 jaar.
De hoofdstad van de mensen van Mali is de stad BNY, een uitgestrekte plaats met gecultiveerd land gevoed door stromend water, zeer dichtbevolkt met drukke markten.
Momenteel is het een station voor de handel in karavanen uit de Maghreb, Ifriqiya en Egypte [ Noord-Afrika ], en goederen worden uit alle delen geïmporteerd (…).
Uit: Ibn Khaldun, Inleiding tot de geschiedenis, 1377 Ibn Khaldun (1332-1406) is een belangrijke Arabische geleerde die het grootste deel van zijn leven verschillende heersers van Noord-Afrikaanse moslim staten dient. Tijdens zijn verblijf in Algerije schrijft hij de ‘Al-Muqaddimah’ (‘Inleiding tot de geschiedenis’). Die inleiding beschrijft de geschiedenis van de islam in Noord-Afrika. Khaldun is een zeer zorgvuldige historicus die mondelinge geschiedenissen van Malinese geleerden optekent en ook informatie verzamelt van Arabieren die naar Mali zijn geweest.
Bron 7 Handel brengt welvaart in het Koninkrijk Mali
Aan het begin van de 14e eeuw heeft de uitbreiding van Mali naar de Inlandse Delta, Gao en de oostelijke Songhay-provincies, enorm bijgedragen aan de landbouw , de begrazing, en de jacht- en visbronnen van het rijk. De nieuwe gebieden boden ook extra slaven om te verhandelen, militaire diensten en meer landbouwproductie. Betalingen van nieuwe, ondergeschikte koningen en leiders, en tal van nieuwe, gecontroleerde handelsroutes, verrijkten de schatkist van de overheid.
Tegen het midden van de 14e eeuw, toen Mali het toppunt van zijn imperiale dominantie bereikte, was de trans-Sahara handel enorm in omvang toegenomen. Door de extravagante bedevaart van Mansa Moussa en de daaruit voortvloeiende publiciteit in Caïro, werd Mali bekender in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, en zelfs Europa. Verhalen over de rijkdom van Mali lokten steeds meer Noord-Afrikanen naar handelsondernemingen in de Sahara.
Uit: David Conrad, Rijken uit middeleeuws West-Afrika, 2005, eigen vertaling David Conrad is gespecialiseerd in Afrikaanse geschiedenis. Hij maakt meer dan 35 reizen naar Afrika. Zijn boek ‘Empires of Medieval West Africa’ (‘Rijken uit middeleeuws West-Afrika’) handelt over de geschiedenis van de opeenvolgende rijken van Ghana, Mali en Songhay. Die rijken groeien onder een reeks machtige leiders, waaronder Mansa Moussa.
Veel van wat we weten over het middeleeuwse Mali is te danken aan een fascinatie [ bewondering ] die van ver buiten zijn grenzen komt. Over de opkomst van Mali zwijgen de binnenlandse bronnen, aangezien de sprekers van de regio, de ‘griots’, weinig te zeggen hebben over het middeleeuwse Mali of Mansa Moussa, omdat ze gefocust zijn op Sunjata [ mythische stichter Koninkrijk Mali ]. Dat de griots niets te vertellen hebben, roept veel vragen op aangezien Moussa misschien wel de meest legendarische figuur van Mali is.
Uit: Michael Gomez, Afrikaanse heerschappij: Een nieuwe geschiedenis van rijken in vroeg en middeleeuws West-Afrika, 2018, eigen vertaling
Michael A. Gomez is professor geschiedenis aan de universiteit van New York. In zijn boek over middeleeuws West-Afrika ‘African Dominion’ vertelt hij over het belang van de griot: een West-Afrikaanse historicus, verhalenverteller, dichter of muzikant. Eeuwenlang is de geschiedenis van West-Afrikaanse gemeenschappen levend gehouden door de traditie van verhalen en muziek. De griot wordt vaak gezien als een belangrijke persoon vanwege zijn of haar positie als adviseur van de koning. Griots kennen hun oorsprong in het 13e-eeuwse Mali. Tegenwoordig leven ze nog steeds in veel delen van West-Afrika.
Bron 9 Een hedendaagse griot
Wat je na dit onderzoek moet kunnen:
KUNNEN
1 een historische kaart interpreteren
De hedendaagse Malinese griot Cheick Hamala Diabaté, die 800 jaar mondeling overgeleverde geschiedenis doorgeeft (mondelinge traditie).
©VANIN
2 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
3 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
4 informatie uit bronnen afleiden
5 historische bronnen vergelijken
6 enkele kenmerken van een nietwesters koninkrijk geven
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
OPDRACHT 3
OPDRACHT 4 Naam:
Situeer de historische vragen van deze les in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein.
• Tijd:
• Ruimte:
• Domein:
Lees ter inleiding het ar tikel over Mansa Moussa dat een journaliste op de website van BBC News schreef. Beantwoord daarna de vragen.
a Ho e wordt Mansa Moussa in de titel van bron 1 genoemd?
b Welke argumenten haalt de auteur aan om Mansa Moussa zo te noemen?
c Welke kanttekening kun je plaatsen bij de uitspraak dat Mansa Moussa de rijkste man ooit is?
a Bestudeer bron 3 t.e.m. 9 en lees de contextinformatie. Onderstreep de woorden die je niet kent en zoek hun betekenis op.
b Wat zijn je eerste indrukken nadat je de bronnen gelezen hebt? Wat valt je op? Denk daar enkele minuten over na en noteer drie zaken die je bijgebleven zijn. Bespreek daarna in groepjes of klassikaal.
a Wie is Mansa Moussa? Hoe wordt zijn karakter omschreven?
b Welke bronnen zijn bruikbaar om de vragen te beantwoorden?
c Zijn dat primaire of secundaire bronnen ? Onderstreep het juiste antwoord. primaire bronnen – secundaire bronnen
d Vind je de bronnen betrouwbaar om een antwoord te geven op de vragen? Markeer in de contextinformatie de argumenten voor betrouwbaarheid groen. Onderstreep je besluit. eerder betrouwbaar – eerder onbetrouwbaar.
OPDRACHT 5
e Wat is er toch eigenaardig aan deze bronnen?
TIP Kijk vanuit welk standpunt ze geschreven zijn.
Bestudeer bron 3 en bron 5 en beantwoord de vragen.
a Geef vier hedendaagse landen die in de 14e eeuw deel uitmaken van het Koninkrijk Mali. TIP Raadpleeg de hedendaagse wereldkaart op de uitvouwbare tijdlijn.
b Welke grondstoffen vind je in het rijk?
c Het Koninkrijk Mali drijft handel met gebieden buiten het rijk. Vanuit welk gebied vertrekken de meeste handelsroutes naar Mali?
OPDRACHT 6
a Waaraan dankt Mansa Moussa zijn enorme rijkdom?
OPDRACHT 7
b Welke reis zorgt ervoor dat Mansa Moussa’s bekendheid in de 14e eeuw toeneemt?
c Welke gebeurtenis tijdens die reis zorgt ervoor dat verhalen over de rijkdom van Mali zich verspreiden?
d Waaruit blijkt dat die verhalen ook Europa bereiken?
e Heeft dat bijgedragen tot het beeld dat Mansa Moussa ‘de rijkste man ooit’ is? Omcirkel. ja – neen
Bestudeer de afbeelding van Mansa Moussa bij bron 5 (Catalaanse Atlas) en lees bron 8.
a Ho e wordt Mansa Moussa afgebeeld in de Catalaanse Atlas?
b Stemt dat overeen met de beschrijvingen in bron 4 en bron 6?
c Welke belangrijke rol spelen de griots bij het vastleggen van de West-Afrikaanse geschiedenis?
EDe middeleeuwen van 900 tot 1450
In dit onderdeel nemen we de draad weer op bij het uiteengevallen Karolingische Rijk (zie les 5) en overlopen we verder de politieke geschiedenis van WestEuropa. Op deze bladzijde stellen we je de hoofdrolspelers van het verhaal voor.
Noteer de begrippen bij de juiste bron. Kies uit: vorst − adel − kerk − steden.
Bron 1 Filips VI, koning van Frankrijk van 1328 tot 1350
Bron 2 Abt en bisschop op een glasraam in de kathedraal van Grenoble
Bron 4 De graslei, het middeleeuwse hart van Gent
Bron 3 Ridder in volledig harnas
OPDRACHT 1
Het leenwezen
In de 9e eeuw valt het Karolingische Rijk verder uit elkaar. Er ontstaan verschillende vorstendommen. Om hun rijk te besturen en te controleren maken de vorsten gebruik van het leenwezen Die praktijk komt voort uit een ouder systeem: de vazalliteit.
Wat is de vazalliteit? Hoe werkt het leenwezen? Heeft het systeem ook nadelen?
Kaartnr(s).
©VANIN
HEDENDAAGSE VERTALING
De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen
Bij de vazalliteit zweert een vrije man (de vazal) trouw aan een rijke, machtige heer. Die overeenkomst houdt zowel voor de heer als voor de vazal plichten en rechten in. De Karolingers (zie les 5) maken de vazalliteit voor elke vrije man verplicht.
Bron 1 Een vrij man verklaart zich vazal van een heer
Omdat het aan allen ten zeerste bekend is hoe weinig ik bezit om mij te voeden en te kleden, heb ik een beroep gedaan op uw goedgunstigheid (...) om mij aan u te mogen (...) onderwerpen aan uw bescherming (...) dat u mij zult bijstaan en onderhouden, zowel in levensmiddelen als in kleding (...). En zolang ik leef, zal ik u moeten dienen en gehoorzamen voor zover het een vrij man betaamt; op geen enkel tijdstip van mijn leven zal ik gemachtigd zijn mij te onttrekken aan uw dienstbaarheid en gezag, maar ik zal al de dagen van mijn leven moeten blijven onder uw macht en bescherming. (...)
Een voorbeeld van een afspraak tussen een vazal en zijn heer, midden 8e eeuw Mogelijk is de tekst nog ouder. De woorden worden uitgesproken op een plechtige eedaflegging.
a Waarom verklaart iemand zich vazal?
OPDRACHT 2
b Noteer de plichten van de heer in je eigen woorden.
c Noteer de plichten van een vazal.
d Ho e lang duurt de overeenkomst?
Het leenwezen dient om het rijk te besturen
De Karolingers diepen het systeem van vazallen zelfs nog verder uit. In ruil voor een eed van trouw krijgt een kroonvazal (de vazal van de koning) een of verschillende ‘lenen’. De koning hoopt zo dat zij naar hem blijven luisteren. Een leen bestaat oorspronkelijk uit een domein of een kleiner landgoed. Dat is een grondleen . Degene die het leen geeft, is de leenheer . De ontvanger is de leenman . Leenheer en leenman beloven elkaar te helpen en te steunen. Na de dood van de leenman wordt het leen weer bezit van de koning. De ‘kroonvazallen’ beginnen eind 9e eeuw op hun beurt lenen uit te delen aan ‘lagere’ leenmannen (die op hun beurt weer delen van het gebied ‘verlenen’). Er ontstaan ook ambtslenen en geldlenen . In ruil voor een eed van trouw krijgt de leenman dan geld of een ambt. Het recht om een gebied voor de koning te besturen is zo’n ambt. Het leenwezen wordt dus een systeem om een land te besturen.
Bron 2 De piramide van leenmannen
keizer / koning
kroonvazallen
leenmannen
achtervazallen
achterleenmannen
achter-achtervazallen achter-achterleenmannen
Legende
trouw en gehoorzaamheid ambt met gebied: bijvoorbeeld graaf, hertog zonder gebied: bijvoorbeeld een functie aan het hof leen geld grond
a Wat zijn kroonvazallen?
b ‘De achtervazallen geho orzamen de koning.’ Juist of fout? Motiveer je antwoord.
c Geef drie so orten lenen.
©VANIN
d Wat heeft een graaf in leen van de koning?
Het leenwezen
Het geven en krijgen van leen gebeurt tijdens een plechtigheid: de leenhulde. Naargelang het land kan de volgorde van de handelingen verschillen. De onderstaande middeleeuwse tekeningen stellen die handelingen voor. Zet bij elke tekening de juiste letter. Kies uit:
a De leenman knielt voor de leenheer en zweert aan hem een eed van trouw. Aanvankelijk gebeurt dat door zijn handen in die van de heer te leggen. Later kan dat ook door de rechterhand op te steken.
b De leenheer geeft hem een voorwerp dat het leen voorstelt. Dat kan van alles zijn: een stok, een document, een ring, een kluit aarde …
c De leenheer en leenman b ezegelen hun verbond met een kus en/of omhelzing.
Bron 3 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw
De
Bron 4 Middeleeuwse tekening, 14e eeuw
Bron 5 Middeleeuwse tekening, 13e eeuw
strijd om de macht tussen de vorst en de edelen
In de 9e en 10e eeuw slagen de vorsten er niet altijd in hun vorstendom te beschermen tegen invallers die roven en moorden, zoals bijvoorbeeld de Vikingen. De bevolking zoekt dan in tijd van nood vooral bescherming bij de graaf of een andere plaatselijke heer. Als beschermer wint hij het vertrouwen van de bevolking. Hij krijgt meer macht en invloed en begint zijn ‘leen’ als eigen bezit te beschouwen. Bovendien zorgt hij ervoor dat een zoon of een ander familielid zijn leen erft . Sommige leenmannen zweren trouw aan verschillende leenheren . Daardoor willen ze niet zomaar naar één leenheer luisteren. Zo verliest de vorst de controle over zijn koninkrijk . De kroonvazallen gedragen zich in hun eigen gebieden als minikoninkjes . Dat gebeurt in Frankrijk tussen 900 en 1200 en in het Duitse Rijk vanaf 1250.
OPDRACHT 4
De meeste vorsten trachten hun macht te herstellen . Ze eisen dat iedereen hun wetten, hun besluiten en hun rechtspraak opnieuw respecteert. Dat heet centraliseren . Ze proberen te profiteren van ruzies tussen de leenmannen . Door nieuwe belastingen te heffen, beschikken de vorsten ook over meer geld en invloed.
Bron 6 Het feodale Frankrijk (11e eeuw)
a Vergelijk het kroondomein met de lenen van de kroonvazallen. Wat stel je vast?
©VANIN
OPDRACHT 5
b Geef vijf lenen uit het no orden van Frankrijk.
NORMANDIË
BRETAGNE
VLAANDEREN
Schelde
VERMANDOIS VALOIS
Parijs
verbrokkelde Frankrijk Frans kroondomein
Kroonvazallen Frans kroondomein
Middellandse Zee
huidige Franse staatsgrens leen
huidige Franse staatsgrens leen
Plaats de b egrippen in de juiste kolom. Kies uit: kroonvazal – leenheer – leenman.
De Franse koning
De Vlaamse graaf
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘vazalliteit’, ‘kroonvazal’, ‘leenheer’, ‘leenman’ en ‘centraliseren’ uitleggen
2 de uitbreiding van de vazalliteit naar het leenstelsel uitleggen
3 drie so orten lenen opnoemen
4 drie o orzaken voor de aantasting van de koninklijke macht opnoemen en uitleggen
KUNNEN
1 met b ehulp van een kaart de machteloosheid van de Franse koning uitleggen
2 gegevens uit bronnen afleiden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Het leenwezen
1 De vazalliteit legt de basis voor het leenwezen
Vazalliteit : vrije man zweert trouw aan machtige heer: hij wordt dan diens vazal.
rechten en plichten voor beiden
vazal van de koning: kroonvazal
2 Het leenwezen dient om het rijk te besturen
Leenwezen: leen leenheer leenman
trouw
Vanaf de 9e en 10e eeuw ontstaat zo de piramide van leenmannen.
De leenman is enkel trouw verplicht aan zijn directe leenheer.
Verschillende soorten ‘lenen’:
• ambt met gebied: bv. graaf, hertog
• ambt zonder gebied: bv. een functie aan het hof
• grondlenen
• geldlenen
3 De strijd om de macht tussen de vorst en de edelen
In plaats van de macht van de vorst te versterken, zal het leenwezen de macht van de vorst in gevaar brengen. De kroonvazallen gedragen zich als onafhankelijke koningen.
Oorzaken
• De vorst biedt geen bescherming tegen invallen, de kroonvazallen wel.
• De lenen worden erfelijk, waardoor de band met de vorst verzwakt.
• Een leenman kan verschillende leenheren hebben.
Vorsten trachten hun macht te herstellen:
• Ze eisen respect voor hun besluiten, wetten en rechtspraak = centralisering.
• Ze profiteren van ruzies tussen de leenmannen.
• Ze krijgen meer geld en invlo ed dankzij nieuwe belastingen.
De opkomst van de steden in onze gewesten
In onze gewesten woont tot de 10e eeuw meer dan 90 % van de mensen op het platteland . In de 15e eeuw woont 30 % tot 40 % van de mensen in de stad .
Waarom en waar ontstaan of herleven steden? Hoe beschermen de stedelingen zich? Hoe voorzien ze in hun onderhoud? Wie heeft de macht in de stad?
Kaartnr(s).
±500 ±1750 ±1945 HEDENDAAGSE
Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw
OPDRACHT 1
b Waarom zijn Gent, Brussel, Leuven, Zoutleeuw en Maastricht beter geschikt voor de handel? 1
In onze gewesten raken de oude Gallo-Romeinse steden vanaf de 4e eeuw in verval. Door handel en nijverheid herleven of ontstaan de meeste steden vanaf eind 9e eeuw. Veel steden in Vlaanderen en Brabant groeien in de buurt van een burcht . Zo’n burcht bestaat uit een omheining, een kerk en een versterkte woning voor de vorst. De omheining is dikwijls een (burcht)gracht , een hoge aarden omwalling of beide. Later komt er vaak een hoge stenen muur Rond en in de burcht wonen handelaars en handwerkers. Zij zoeken daar veiligheid en bescherming.
De meeste steden hebben een haven (in het Latijn: ‘portus’) vandaar de naam ‘poorter’ voor de inwoners van een stad.
Bestudeer de kaarten op de volgende bladzijde en beantwoord de vragen.
a Waarom zijn waterwegen zo belangrijk voor de handel, zeker in de middeleeuwen?
OPDRACHT 2
c En Brugge?
d Welke vier Vlaamse steden hebben meer dan 35 000 inwoners?
Bron 1 Handelsroutes (1100-1400)
Bron 2 Vlaanderen omstreeks 1300
TIP Bekijk de legende van de kaart. 2
De stad wordt een burcht in het groot
De steden groeien ( verandering ), maar de zoektocht naar veiligheid blijft ( continuïteit ).
Bestudeer de kaart op de volgende bladzijde. Vergeet de legende niet! Beantwoord de vragen en voer de opdrachten uit.
a Schrijf bij het oudste gedeelte van de stad de hoofdletter A.
b Wat zie je in het oudste deel en wat stelt het voor?
Wat zie je?
Wat stelt het voor?
Op de werf worden schepen geladen en gelost.
het steen, een overblijfsel van de burchtmuur
De kaart is een hedendaagse tekening van een plattegrond van Antwerpen ca. 1200. Een rui is een waterloop. De poorten zijn versterkt met zware deuren, stenen muren en torens. Ze worden bewaakt en zijn ’s nachts gesloten.
c Schrijf bij het tweede oudste gedeelte de hoofdletter B.
d Ho e noemen sommige Antwerpenaars dat oude gedeelte van de stad (zie legende)?
e De ruienstad is dus omringd do or ruien. Zijn de ruien een natuurlijke waterloop?
f Schrijf bij het jongste gedeelte de ho ofdletter C.
g Opnieuw is de stad uitgebreid en opnieuw is dat gedeelte beschermd door een gordel van water. Wat hebben de inwoners nog gedaan om zich beter te beschermen? Leg mondeling uit waarom dat een betere bescherming is.
h Wat heeft Antwerpen, net als bijna alle steden, later nog gebouwd om zich nog beter te beschermen?
OPDRACHT 3
De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum
Wij weten al dat verbeteringen in de landbouw zoals het drieslagstelsel en ijzeren ploegen (zie les 8) zorgen voor voedseloverschotten die op de lokale markten verkocht worden. Vooral de groeiende steden worden zo bevoorraad. Ook de bevolking groeit (zie les 7). Wie op het platteland geen werk vindt, kan werk zoeken in de steden en verhuizen. De migratie naar de steden is begonnen.
De langeafstandhandel herleeft in de 12e en 13e eeuw. Daarover leer je volgend jaar meer. Het voornaamste product dat kooplieden uit Vlaanderen en Brabant verkopen, zijn dikke geweven stoffen om kleding te maken, toen meestal Vlaamse lakens genoemd. Die lakens worden gemaakt door ambachtslieden . Ambachtslieden in de lakennijverheid werken dus voor de export. Er zijn ook ambachtslieden zoals bakkers en beenhouwers die voor de plaatselijke markt werken. Kooplieden en ambachtslieden verenigen zich in gilden , de handwerklieden zoals bakkers, beenhouwers of wevers in ambachtsgilden, ook ambachten genoemd. Alleen leden van een gilde mochten het beroep van die gilde uitoefenen. Elke ambachtsgilde stelt in een ‘ keure ’ regels op om de kwaliteit te garanderen en het werk onder de ambachtslieden te verdelen
In kleinere steden werken vier ambachten aan het laken: spinners, wevers, volders, ververs . Na het weven komt het laken bij de voller of volder. Die zorgt ervoor dat de duizenden kleine draadjes met elkaar vervilten. Dat doet hij door het laken in water met boter, urine of volaarde in kuipen te weken en er met blote voeten op te trappelen. De laatste bewerking is het verven van de lakens. In de lakenhalle verzamelt, controleert en verhandelt men de lakens. Dan pas zijn ze klaar voor de export.
De gerestaureerde lakenhalle van Ieper
De oorspronkelijke lakenhalle wordt gebouwd tussen ca. 1230 en 1304. Het belfort is 70 m hoog en een teken van de macht van de burgerij.
De fundamenten van de lakenhalle van Poperinge
De lakenhalle wordt in de tweede helft van de 13e eeuw gebouwd. De halle is 42 m lang en wordt in 2010 blootgelegd tijdens de heraanleg van de markt.
OPDRACHT 4
a Waarvoor dienen de lakenhallen?
TIP Raadpleeg de lestekst.
b Waarvan zijn de lakenhallen symbool?
Bron 6 Wevers op een horizontaal weefgetouw
Uit: Het Iepers Keurboek, 1363
Het horizontale weefgetouw laat toe bredere lakens te weven.
a Welk werk doet het jongetje?
b Wat is spinnen?
c Welk werktuig gebruikt hij daarvoor?
OPDRACHT 5
Bron 7 De keure van de volders van Brugge
Een knaap [ jongeman ] die van buiten de stad [ Brugge ] is en die wil leren vollen, die moet drie jaar leren en op het einde van die drie jaar dan mag hij kiezen of hij knaap [ gezel ] of meester wordt.
HEDENDAAGSE VERTALING
En die van de stad is en wil leren vollen, die moet twee jaar leren en op het einde van die twee jaar, dan mag hij kiezen of hij gezel wordt of meester.
En als zij [ de knapen ] gezel willen worden, zullen zij 10 s. [ moeten ] geven. Van die som zal de graaf een derdedeel krijgen, de stad het ander derdedeel en het ambacht het derde derdedeel.
De leerjongen [ of gezel ] die meester wil worden moet onmiddellijk 30 s. betalen, de helft krijgt de graaf, de stad eenvierde en het ambacht het [ andere ] vierde …
Elke meester mag maar één leercnape [ leerjongen ] hebben in één jaar behalve als die leerjongen sterft (…) En die toch meer dan één leerjongen heeft, moet de laatste ontslaan
met een boete van 20 s.( …)
De meester die zijn leerjongen minder geeft dan het rechtmatige loon, moet 5 s. [boete] betalen.
Uit: De keure van de volders van Brugge, ‘Dits van den vulres’, 1284 Vertaald uit het Middelnederlands. ‘s.’ staat voor ‘solidus’, de solidus is een geldstuk, in het Nederlands ‘schelling’. Vollen is van wol vilt maken.
a Ho elang duurt de leertijd voor een Bruggeling? En voor iemand van buiten de stad?
b Waarom is dat verschil er?
c Waarom mag de meester niet meer dan één leerjongen hebben?
d Waarom zal de graaf blij zijn als er steeds meer lakens verkocht worden?
e Waarom wordt niet elke leerjongen na de leertijd meester?
4
De kooplieden regeren de stad
Op het platteland hebben de edelen het voor het zeggen of de abt op de landgoederen van de abdij . In de beginnende steden is de heer van het domein waarop de stad groeit, de baas. Later, met de hulp van de landsheer – de koning, de graaf of de bisschop – krijgen de steden stadsrechten zoals het recht om een stadsmuur te bouwen, zelf recht te spreken en de stad te besturen.
Meestal besturen de schepenen en één, soms twee, burgemeester(s) de stad. De schepenen spreken ook recht in naam van de vorst of de landsheer. De vertegenwoordiger van de heer – schout, meier of baljuw genoemd – zorgt voor het bijeenroepen van de schepenen en het uitvoeren van de straf (zie onderzoek: misdaad en straf).
In de middeleeuwse stedelijke samenleving is er veel ongelijkheid . Tot in de 13e eeuw besturen kooplieden met toestemming van de vorst de steden. In veel steden komen de ambachtsgilden vanaf eind 13e eeuw in opstand en komt er in de 14e eeuw inspraak in het bestuur van sommige steden.
1 De burgers van Gent moeten hun vorst en vriend (de graaf van Vlaanderen) boven elke andere prins getrouw zijn, zolang hij hen volgens recht en rede behandelt.
2 De stad mag der tien schepenen aanduiden die over alle zaken zullen beslissen.
3 De Gentenaren moeten voor hun vorst aan geen enkele militaire tocht deelnemen tenzij op zee.
(…)
30 Wanneer te Gent een persoon aangetroffen werd die schadelijk is voor gans de stad, dan zal hij uit de stad verbannen worden (...), naar het oordeel van de schepenen.
Uit : Alb ert Eugene Gheldolf, Histoire constitutionelle et administrative de la ville de Gand, 1846 Deze bron is een bewerking van de originele versie.
a Onderstreep het fragment dat aantoont dat de Gentenaars de vorst niet meer onvoorwaardelijk moeten gehoorzamen.
b Welke twee taken hebben de schepenen?
c Wat schiet er nog van de verplichte krijgsdienst over?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘nijverheid’, ‘handel’, ‘migratie’, ‘stedelijke samenleving’ en ‘ongelijkheid’ uitleggen
2 de b egrippen ‘poorter’, ‘Vlaams laken’, ‘gilde’, ‘ambacht’, ‘schepen’ en ‘stadsrecht’ uitleggen
3 uitleggen waar en waarom de steden herleven vanaf het einde van de 9e eeuw
4 uitleggen hoe de stedelingen zich beschermen
5 twee ambachten opnoemen die voor de export werken
6 drie ambachten opno emen die voor de lokale markt werken
7 twee stadsrechten opnoemen en uitleggen
8 uitleggen hoe een middeleeuwse stad bestuurd wordt en hoe dat evolueert
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor. Bron 8 De keure van Gent (1191)
KUNNEN
1 de historische groei van een stad van een plattegrond aflezen
2 informatie uit bronnen afleiden
De opkomst van de steden in onze gewesten ©VANIN
1 Oude steden herleven, nieuwe steden ontstaan vanaf eind 9e eeuw
Waarom?
• do or de opkomst van handel en nijverheid
Waar?
• op het kruispunt van water- en landwegen
• bij een burcht voor veiligheid
2 De stad wordt een burcht in het groot
Verandering : groei
Continuïteit : de zoektocht naar veiligheid grachten, omwallingen, stadsmuren
3 De stad wordt een handels- en nijverheidscentrum
Verbeteringen in landbouw voedseloverschotten steden groei bevolking migratie naar steden
Vanaf de 12e-13e eeuw: langeafstandhandel
Onze gewesten exporteren Vlaams laken. spinnen weven vollen verven
Gilden en ambachtsgilden
4 De kooplieden regeren de stad
De steden krijgen stadsrechten.
• b estuur: schepenen en burgemeester
• rechtspraak: schepenen
• macht tot de 13e eeuw: kooplieden vanaf 14e eeuw inspraak ambachten
De Nederlanden
Je weet al dat het Karolingische Rijk (zie les 5) uiteenvalt. Uiteindelijk blijven er in de 10e eeuw van het Karolingische Rijk twee rijken over: Frankrijk en het Duitse Rijk. De verzwakking van de vorstelijke macht (zie les 11) zorgt ervoor dat ook in onze gewesten de graven en hertogen zich meer en meer als onafhankelijke vorsten gedragen.
Wat gebeurt er met de belangrijkste gewesten in ons land? Hoe proberen de graven en hertogen het bestuur te organiseren? Hoe proberen de Bourgondische hertogen nadien de verschillende gewesten te verenigen en het bestuur te centraliseren?
Kaartnr(s).
Vlaanderen en Brabant worden machtig
In Frankrijk ontwikkelt het graafschap Vlaanderen zich tot een groot en machtig gewest. De eerste Vlaamse graaf, Boudewijn ‘met de ijzeren arm’ (9e eeuw), trouwt met de dochter van de Franse koning. Zijn zoon, Boudewijn II, verdrijft de Noormannen. Alhoewel de Franse koning leenheer is, bestuurt de Vlaamse graaf het gebied zelf. Hij breidt zijn grondgebied verder uit. Zijn opvolgers zetten die politiek verder. In 1047 krijgt de graaf van Vlaanderen het gebied rond de stad Ename, ten oosten van de Schelde. De Schelde vormt de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk De graaf wordt daardoor ook leenman van de Duitse keizer. Voortaan bestaat het graafschap uit twee delen: Kroon-Vlaanderen (Frankrijk) en Rijks-Vlaanderen (Duitse Rijk).
De stad Brugge ontwikkelt zich tot een van de belangrijkste Europese havens en financiële centra. De Vlaamse steden groeien en bloeien dankzij de laken nijverheid . Het Vlaamse laken vormt een bron van rijkdom, maar zorgt ook voor problemen. De wol komt immers uit Engeland, de aartsvijand van Frankrijk. Vlaanderen kiest daardoor dikwijls partij voor de Engelsen of weigert de Fransen te steunen. Daardoor breekt de Vlaamse graaf zijn eed van trouw aan zijn leenheer, de Franse koning. Dat zorgt voor conflicten (zie les 14).
Het hertogdom Brabant ontstaat in de 11e-12e eeuw uit de samensmelting van een aantal kleinere gebieden: het graafschap Leuven, het graafschap Brussel en het markgraaf schap Antwerpen. Een grote gebiedsuitbreiding vindt plaats in 1288. Hertog Jan I wint dan de slag van
OPDRACHT 1
Woeringen (bij de Duitse stad Keulen). Daardoor kan hij het hertogdom Limburg aanhechten en verwerft hij controle over de belangrijke handels route Brugge-Keulen. Het graafschap Loon wordt in de 14e eeuw een deel van het prinsbisdom Luik.
Bron 1 De Nederlanden in de 13e en de 14e eeuw
Bekijk de kaart aandachtig.
a Van welke eeuwen zie je hier de politieke indeling van de Nederlanden?
b Vermeld drie landen die nu bestaan waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk is ingekleurd.
TIP Raadpleeg de hedendaagse kaart van Europa op de uitvouwbare tijdlijn.
c Welke drie gewesten liggen grotendeels in het gebied dat nu Vlaanderen is?
d Vermeld een Vlaamse stad die je op de kaart ziet, die niet tot het middeleeuwse Vlaanderen behoort.
e Wat bedoelen we met ‘de Nederlanden’?
OPDRACHT 2
f Welke van die drie gewesten behoort in de middeleeuwen grotendeels tot het koninkrijk Frankrijk? Hoe zie je dat op de kaart?
OPDRACHT 3
g Geef de naam van het graafschap waarvan het grondgebied overeenkomt met onze huidige provincie Limburg.
h In welke huidige Belgische provincie ligt een groot deel van het hertogdom Limburg? (Vergelijk met een hedendaagse kaart.)
Zijn deze uitspraken juist of fout?
a De leenmannen proberen hun eigen gebied uit te breiden.
b De leenmannen gedragen zich als onafhankelijke vorsten.
c De leenmannen respecteren altijd hun eed van trouw aan de vorst.
d De leenmannen slagen er niet in om hun gebied uit te breiden.
e Het prinsbisdom Luik krijgt in de 14e eeuw controle over Loon.
De standenvertegenwoordigingen beperken de macht van graven en hertogen
De graven en hertogen proberen zo goed mogelijk het bestuur van hun gebieden te organiseren, maar zij kunnen met de inkomsten uit hun domeinen de oorlogen en bouwprojecten niet meer betalen. Daarom leggen zij vanaf de 13e eeuw buitengewone belastingen op. Die zware belastingen leiden vaak tot weerstand en opstand. De steden zetten, met de steun van adel en geestelijkheid, de graven en hertogen onder druk om ‘ staten ’ of standenvertegenwoordigingen op te richten, zoals bijvoorbeeld de ‘Staten van Brabant’. In de staten zetelen vertegenwoordigers van de drie standen : geestelijken , edelen en stedelingen (zie les 9). De graaf of hertog moet een verzoek of ‘bede’ aan de staten richten als hij nieuwe belastingen van hen wil ontvangen. Die belastingen worden dan ook ‘ beden ’ genoemd. In ruil voor extra belastingen eisen de staten bepaalde voorrechten. Zo krijgen ze inspraak in het bestuur . Ze kopen met hun geld macht.
Lees de lestekst en beantwoord dan de vragen.
a Wat hebben de graven en hertogen nodig?
b Wat willen geestelijkheid, adel en steden in ruil?
c Wat zijn staten?
4
De Bourgondische hertogen vormen een statenbond
Edelen huwen hun kinderen en familieleden vaak uit om de macht van de familie te vergroten. De Franse koning Charles V laat een huwelijk regelen tussen zijn jongste broer Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, en Margaretha van Male, de dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. De Franse koning hoopt op die manier de banden met het machtige en rijke Vlaanderen te versterken. In 1384 erven Filips de Stoute en Margaretha van Male het graafschap Vlaanderen.
Aanvankelijk bemoeien de Bourgondische hertogen zich vooral met de Franse politiek. Dat verandert wanneer hertog Jan zonder Vrees in 1419 vermoord wordt met medeweten van het Franse koningshuis. De Bourgondiërs voeren vanaf dan een politiek die tot doel heeft een eigen rijk uit te bouwen. Daarbij voeren ze regelmatig oorlog tegen de Franse koningen. De zoon van Jan zonder Vrees, Filips de Goede , volgt hem op. Filips verkrijgt vele gewesten in de Nederlanden. Hij wil het bestuur van die gewesten centraliseren . Zo laat hij de standenvertegenwoordigingen van verschillende gewesten samen vergaderen in een Staten-Generaal . Wanneer Filips in 1467 overlijdt, zijn de Nederlanden totaal veranderd.
Uit: Les Grandes Chroniques de France (manuscript Bibliothèque nationale de France), gemaakt tussen 1400 en 1425 in Parijs
De Franse koningen laten hun daden opschrijven en dat verhaal kunnen we lezen in de ‘Grote kronieken van Frankrijk’. Die handschriften worden overgeschreven en verspreid. Vaak vind je in die handschriften miniaturen . Dat is een versierde afbeelding. Je ziet het huwelijk tussen Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij huwen in 1369 in Gent.
De ‘P’ op de mantel van Filips de Stoute verwijst naar ‘Philippe’ en de bloemen zijn margrietjes die verwijzen naar Margaretha of ‘Marguerite’. Door dat huwelijk zullen de gele en groene gebieden op de kaart later onder controle van het paar komen.
OPDRACHT 5
a Op welke manier proberen de Franse koning en de graaf van Vlaanderen hun macht uit te breiden?
b Geef drie gebieden die daardoor onder controle van het paar (zullen) komen.
c Welk onbedoeld gevolg had het huwelijk?
TIP Raadpleeg de lestekst.
d Voeg de historische redeneerwijzen ‘bedoeld en onbedoeld gevolg’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
Hoe zouden tijdgenoten in 1467 het beleid van Filips de Goede beoordelen? Laten we ons even voorstellen dat we op de Vrijdagmarkt in Gent staan in juni van dat jaar. Beluister een gesprek tussen de wevers Jan en Pieter over Filips de Goede en beantwoord de vragen.
Bron 3 De Vrijdagmarkt in Gent
Zijn deze uitspraken juist of fout?
Vrijdagmarkt, Gent, 19e eeuw. Uit: Ons Erfgoed. Gent van toen en nu
a Filips de Goede richt rekenkamers op die de uitgaven van de verschillende gewesten controleren.
b Filips de Goede heeft geen belangstelling voor kunst.
c Filips de Goede verenigt gewesten zoals Vlaanderen, Holland, Zeeland en Brabant in een statenbond.
d Filips de Goede richt de Staten-Generaal op. Die moet de belastingen die de hertog vraagt, goedkeuren.
e Filips de Goede is de broer van Karel (de Stoute).
JuistFout
Bron 4 Stamboom van de Bourgondische hertogen
Jan II de Goede koning van Frankrijk 1350-1364
Ka el V (Charles V)
Filips de Stoute hertog van Bourgondië 1363-1404
Lodewijk van Male laanderen 1346-1384
©VANIN
Margaretha van Male gravin van Vlaanderen en Artesië, Franche Comté, Nevers en Rethel 1384-1405
Jan Zonder Vrees 1404-1419
Filips de Goede 1419-1467 koopt graafschap Namen (1429) er hertogdommen Brabant en Limburg er graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland (1427-1433) koopt / er hertogdom Luxemburg (1443-1451)
Ka el de Stoute 1467-1477 verwer hertogdommen Lotharingen en Gelre (1473)
Maximiliaan van Oostenrijk Habsburg
a Uit welk land zijn de Bourgondiërs afkomstig?
Maria van Bourgondië 1477-1482
b No em een graafschap of hertogdom dat ze erven.
c Geef een graafschap of hertogdom dat ze kopen.
OPDRACHT 8
a Waarom wil Karel de Stoute Lotharingen bezitten? TIP Let op de ligging van het gebied.
b Waarom zijn zowel de Franse koning als de Duitse keizer niet gelukkig met de groeiende macht van de Bourgondiërs?
Filips de Go ede probeert het bestuur van de Nederlanden te centraliseren. Om dat te bereiken probeert hij bij zijn onderdanen een samenhorigheidsgevoel op te roepen. Leg in je eigen woorden uit waarom hij de volgende twee maatregelen neemt.
• Hij voert een gemeenschappelijke munt in.
OPDRACHT 9
• Hij richt de Staten- Generaal op.
Als de macht van de Bourgondische hertogen groeit, betekent dat dat de macht van de steden en gewesten vermindert. Gent komt in opstand. In 1453 verslaat Filips de Goede het Gentse leger.
Bron 6 Miniatuur
Miniatuur uit de ‘Privilegiën en statuten van Gent’, kort na 1453, Österreichische Nationalbibliothek, Wenen
Het manuscript is gemaakt in opdracht van Filips de Goede. Je ziet op de afbeelding dat de Gentenaren knielen voor Filips de Goede en hem de vaandels (vlaggen) van hun stedelijke ambachten overhandigen.
Uit de houding en de kleding van de Gentenaren blijkt dat zij zich onderwerpen. Geef daarvoor twee argumenten of bewijzen.
OPDRACHT 10
Het einde van de Bourgondische tijd
Karel de Stoute volgt in 1467 zijn vader Filips de Goede op. Karel droomt ervan om de Bourgondische gebieden in het zuiden met de Nederlanden in het noorden te verenigen. Hij wil ook graag een koningstitel krijgen. Daarom zoekt hij toenadering tot de Duitse keizer en probeert hij een huwelijk te regelen tussen zijn dochter Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Habsburg, de zoon van de Duitse keizer. Een poging om het opstandige Lotharingen te onderwerpen wordt hem uiteindelijk fataal. In 1477 sneuvelt hij. Zijn twintigjarige dochter Maria van Bourgondië volgt hem op. Zij krijgt af te rekenen met een hele reeks problemen: de Franse koning verovert het hertogdom Bourgondië en bedreigt de Nederlanden. Nederlandse steden en gewesten maken gebruik van de zwakke positie van de hertogin om haar macht in te perken. Zij moet een aantal toegevingen doen. Maria trouwt met Maximiliaan van Habsburg , hertog van Oostenrijk en zoon van de Duitse keizer. Maximiliaan komt naar de Nederlanden om ze tegen Frankrijk te beschermen. Maria sterft in 1482 na een val van haar paard. Onze gewesten komen daardoor in handen van de Habsburgers.
a Waarom kun je er niet zeker van zijn dat het portret van Maria klopt met de werkelijkheid?
b Welk onbedoeld gevolg had het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk?
TIP Raadpleeg de lestekst.
Filips de Goede doet er alles aan om een samenhorigheidsgevoel tussen de verschillende gewesten te creëren. Hij regelt zelfs huwelijken tussen vooraanstaande mensen over de grenzen van de vorstendommen heen. Hij wil ook dat de edelen trouw zijn aan hem, in plaats van aan het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant of aan een van de andere gewesten.
Zo richt hij in 1430, bij het huwelijk met Isabella van Portugal, een ridderorde op: de Orde van het Gulden Vlies. Alleen de belangrijkste edelen uit de Bourgondische gewesten en uit de gebieden van bondgenoten kunnen lid worden. De naam verwijst naar het verhaal uit de Griekse mythologie. De hoofdfiguur Jason (Filips de Goede) verzamelt rond zich een groep helden (de leden van de ridderorde), om een gouden ramsvel dat door een draak bewaakt wordt, te bemachtigen. Na vele avonturen slagen zij in die onmogelijke opdracht. De leden van de ridderorde dragen een halsketting met daaraan een gouden ramsvel. Er bestaat nog altijd een Spaanse en een Oostenrijks-Habsburgse Orde van het Gulden Vlies. Koning Filip is lid van de Oostenrijks-Habsburgse Orde.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 het b egrip ‘centralisatie’ uitleggen
2 de b egrippen ‘Kroon- en RijksVlaanderen’, ‘staten’, ‘Orde van het Gulden Vlies’ en ‘Staten-Generaal’ uitleggen
3 vier middeleeuwse graafschappen en hertogdommen uit het huidige België en Nederland opnoemen
4 met twee voorbeelden aantonen dat middeleeuwse plaatsnamen iets anders kunnen betekenen dan nu
5 de rol van de standenvertegenwoordigingen in de bestuurlijke organisatie van de gewesten uitleggen
6 de rol van de Staten-Generaal in de bestuurlijke organisatie van de Nederlanden uitleggen
7 de b edoeling van Charles V met het huwelijk van Filips de Stoute en Margaretha van Male uitleggen
8 een voorbeeld van een onbedoeld gevolg van de huwelijkspolitiek geven
9 drie middelen die Filips de Go ede invoert om de Nederlandse gewesten te verenigen, toelichten
10 de machtsovername door de Habsburgers verklaren
KUNNEN
1 Vlaanderen, Brabant, Loon en Limburg op een historische kaart situeren
2 informatie uit historische kaarten halen
3 de huidige grenzen vergelijken met die van de middeleeuwse graafschappen en hertogdommen
4 informatie uit een luister fragment halen
5 informatie uit een stamb oom afleiden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De Nederlanden
©VANIN
1 Vlaanderen en Brabant worden machtig
Graven en hertogen (leenmannen) gedragen zich vanaf de 10e eeuw meer en meer als onafhankelijke koningen.
In de 13e eeuw zijn in onze gewesten het graafschap Vlaanderen, het graafschap Loon en het hertogdom Brabant erg belangrijk.
Het graafschap Vlaanderen bestaat uit:
• Kroon-Vlaanderen (leen van de Franse koning),
• Rijks-Vlaanderen (leen van de Duitse keizer).
2 De standenvertegenwoordigingen beperken de macht van graven en hertogen
In de 14e eeuw ontwikkelen zich standenvertegenwoordigingen.
• Vertegenwoordigers van - geestelijkheid
- adel
- derde stand / steden
• Zij kunnen de buitengewone belastingen (beden) van de graaf of hertog goed- of afkeuren. In ruil voor die belastingen krijgen ze macht.
3 De Bourgondische hertogen vormen een statenbond
Filips de Stoute wordt hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen.
Filips de Goede verenigt de meeste Nederlandse gewesten.
Bourgondische hertogen proberen de macht te centraliseren door:
• een gemeenschapp elijke munt,
• controle op de uitgaven van de verschillende gewesten door de rekenkamers,
• oprichting van de Staten- Generaal met vertegenwoordigers van de verschillende gewesten.
Andere middelen om de samenhorigheid van de Nederlanden te versterken door:
• de oprichting van een ridderorde, de Orde van het Gulden Vlies,
• huwelijkspolitiek.
4 Het einde van de Bourgondische tijd
Karel de Stoute sneuvelt in 1477 en Maria van Bourgondië volgt hem op.
Franse koning verovert Bourgondië.
Nederlandse gewesten willen centrale macht beperken.
Maria van Bourgondië huwt met Maximiliaan van Habsburg
De familie van de Habsburgers doet zijn intrede in de Nederlanden.
De Guldensporenslag
Op 11 juli viert Vlaanderen zijn nationale feestdag. Op die dag, in 1302 , vechten het Franse en het Vlaamse leger, samen met hun bondgenoten , tegen elkaar. In de 19e eeuw groeit er opnieuw belangstelling voor die historische veldslag.
Wat zijn de redenen voor die oorlog?
Hoe verloopt die veldslag en wat zijn de gevolgen? Hoe kijken mensen in de moderne en de hedendaagse tijd terug naar de Guldensporenslag? Met andere woorden, welk beeld hebben zij van die veldslag?
Kaartnr(s).
De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning
In de 13e eeuw is het graafschap Vlaanderen een bijna onafhankelijk gebied in het Franse koninkrijk . De Franse monarchie wil meer macht over de lenen krijgen. De Vlamingen kiezen bij conflicten dikwijls de kant van de Engelsen tegen de Fransen. Dat doen ze omdat de Engelsen de wol leveren die nodig is voor de Vlaamse laken nijverheid. Dat leidt tot zware spanningen met de Franse koning Filips IV de Schone . Die wil nieuwe inkomsten. Hij zet de Vlaamse graaf onder druk. In 1297 sluit de Vlaamse graaf Gwij (Guy) van Dampierre een verdrag met de Engelse koning tegen de Franse koning. Er breekt een oorlog uit. De graaf verliest en wordt gevangengezet. Vlaanderen wordt militair bezet. Dat doet de anti-Franse gevoelens sterk toenemen.
Tegelijkertijd groeien de tegenstellingen tussen het volk en de rijke klasse (de handelaars en een deel van de adel ). De rijke klasse zoekt steun bij de Franse koning. Zij worden leliaards genoemd (naar de lelie op het koninklijke wapenschild). Het volk, de stedelijke ambachten voorop, kiest de kant van graaf Gwij. Zijn aanhangers gaan de geschiedenis in als de klauwaards (naar de leeuw in het wapenschild van de graaf).
De stad Brugge wordt het centrum van het verzet. Het volk lijdt er onder de oorlogsbelasting die de Franse koning heeft opgelegd. De leiders van de opstand zijn figuren uit het volk. Onder hen de wever Pieter de Coninck.
OPDRACHT 2
Lees de lestekst en vul bij elk standpunt de juiste groep of persoon in.
Kies uit: de ambachten – de Franse koning – de Vlamingen – de Vlaamse graaf – de handelaars.
De eigen autonomie verdedigen
Nieuwe inkomsten verkrijgen uit Vlaanderen
Steun zoeken bij de Franse koning tegen de ambachten
Steun zoeken bij de Vlaamse graaf tegen de handelaars
Bron 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302
a Bekijk de legende van de kaart.
Geef twee Vlaamse steden die je op de kaart ziet.
OPDRACHT 3
b Toon met behulp van de kaart aan dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Geef een voorbeeld van een Franstalig gewest dat de Vlaamse graaf steunt en een voorbeeld van een Nederlandstalig gewest dat de kant van Frankrijk kiest.
kiest de kant van de Vlaamse graaf.
kiest de kant van Frankrijk.
Vul punt 1 van het schema op blz. 144 aan.
De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302
In de nacht van 17 op 18 mei 1302 doden Bruggelingen vele leliaards en Fransen . Die gebeurtenis gaat de geschiedenis in als de Brugse metten . De koning stuurt een leger. De kern van dat leger bestaat uit 2 500 goed geoefende adellijke ruiters. Het ‘Vlaamse’ volksleger telt bijna uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf. Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf.
Op 11 juli 1302 , kort voor het middaguur, breekt in Kortrijk de hel los. De Franse ruiters voeren
angstaanjagende aanvallen uit, maar toch houden de Vlamingen stand. Zij staan schouder aan schouder achter enkele beken. Met hun pieken of goedendags (steekwapens en slagwapens) werpen de Vlamingen honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook de Franse aanvoerder, Robert d’Artois, overleeft het niet. Na enkele uren trekken de Fransen zich terug. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten. Daarom spreken we van de Guldensporenslag
Bijna twee jaar blijft het graafschap Vlaanderen onafhankelijk. De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 een vredesverdrag . Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen
©VANIN
OPDRACHT 4
Bron 2 De Guldensporenslag
a Lees de lestekst en bestudeer de kaart.
b Zijn de volgende stellingen juist of fout?
a De Vlamingen vangen de Franse aanval op achter twee beken.
b Het Vlaamse leger steunt vooral op ruiters.
c Achter de Vlamingen heb je de Leie en aan hun rechterflank Kortrijk.
d Brabanders vechten mee aan Franse kant.
JuistFout
Bron 3 Een Gentenaar over de dagen voor de Guldensporenslag
Ik zou een verhaal geven van feiten waarbij ikzelf aanwezig was of die ik gezien heb of met zekerheid heb horen vertellen van personen die erbij aanwezig waren. (…) Mijn bedoeling is de feiten zeer scherpzinnig en nauwgezet in detail uit te schrijven. Ik begon hieraan in het jaar 1308 in het minderbroeder klooster van Gent, waar ik toen deel van uitmaakte.
Toen de Fransen in het Vlaamssprekende gedeelte van Vlaanderen binnenrukten, wilden ze hun wreedheid tonen en de Vlamingen schrik aanjagen. Ze spaarden geen vrouwen, kinderen of bejaarden. Ze sloegen iedereen dood die ze konden vinden. Tot zelfs de heiligenbeelden in de kerken sloegen ze het hoofd af, alsof het levende mensen waren en ze hakten er ook andere ledematen van af. Dat feit schrikte de Vlamingen niet af. Het bezielde hen. Ze werden erdoor nog kwader, meer verontwaardigd en woedend, waardoor ze vastbesloten waren om vreselijk hard te vechten.
Vertaald uit: Annales Gandenses, 14e eeuw
Een Gentse monnik die aan de kant van de klauwaards staat, schrijft in het Latijn op wat er in 1302 is gebeurd. Hij vermeldt enkele getuigen zoals de Brugse ridder Gerard de Moor.
Lees de historische vraag: ‘Hoe gedraagt het Franse leger zich voor de Guldensporenslag?’
a Is de bron bruikbaar om deze historische vraag te beantwoorden? Leg uit waarom (niet).
b Is de bron betrouwbaar? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
• Het is een primaire / secundaire bron
• De schrijver staat wel / niet aan de kant van een van de partijen.
• De schrijver is een klauwaard / leliaard.
• De maker van de bron wil de lezer informeren / ontspannen.
• Wat is je besluit? Is de bron betrouwbaar om die historische vraag te beantwoorden?
©VANIN
c Welke reden geeft de schrijver voor de wreedheid van de Vlamingen tijdens de Guldensporenslag? Kruis het juiste antwoord aan.
In middeleeuwse o orlogen is het de gewoonte alle tegenstanders te doden en geen gevangenen te nemen.
Ze nemen wraak voor de moordpartijen en de plunderingen door de Fransen.
De Fransen zijn geen christenen, maar mensen die kerken vernietigen.
De Vlamingen hebben schrik voor hun leven.
OPDRACHT 6
De Guldensporenslag wordt een mythe
België ontstaat in 1830. De jonge staat zoekt in de geschiedenis verhalen die de onafhankelijkheid van België moeten ondersteunen . De schrijver Hendrik Conscience gebruikt in zijn boek ‘De Leeuw van Vlaanderen’ de feiten uit 1302 om aan te tonen dat in het verleden onze gewesten met succes de Fransen hebben bestreden. Conscience verdedigt het bestaan van België.
Later wordt zijn boek anders geïnterpreteerd. De Vlamingen gaan het gebruiken als symbool van hun strijd tegen de Franstalige burgerij, die de macht in handen heeft in België. De veldslag wordt een symbool voor de vrijheid van de Vlamingen in een door Franstaligen geleid België. 11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.
In 1302 is er echter geen sprake van een Belgisch of Vlaams nationaliteitsgevoel zoals we dat vandaag kennen. Zowel Conscience als de Vlaamse beweging schrijven hun eigen beeld van het verleden. Ze verwijzen naar het verleden om de onafhankelijkheid van België te rechtvaardigen of om de Vlaamse eisen te ondersteunen. Die beelden van het verleden zijn historisch onjuist. Conscience en de Vlaamse beweging creëren elk hun mythe van de Guldensporenslag.
Lees de tekst van Conscience aandachtig. Misschien zijn er enkele woorden die je niet begrijpt. Gebruik de QR-code voor een hedendaagse vertaling.
Bron 4 Hendrik Conscience
HEDENDAAGSE VERTALING
De Fransen gebruikten een goed middel om zich alles te bezorgen en zich tezelfdertijd bij de Vlamingen hatelijk te maken. Elk ogenblik vertrokken er grote benden soldeniers uit de verschansing, om het land af te lopen en alles te roven, te plunderen of te vernielen. Die boze krijgsknechten hadden de bedoeling van hun veldheer Robrecht d’Artois ten volle begrepen; om ze uit te voeren, begingen zij de gruwelijkste misdaden, welke men in de oorlog plegen kan. Ter teken van verwoesting, waarmee zij het land van Vlaanderen bedreigden, hadden zij allemaal kleine bezems aan hun speren gehangen; daarmee wilden ze te kennen geven, dat zij kwamen om Vlaanderen te keren en te zuiveren. Inderdaad, zij verzuimden niets om dit voornemen te volbrengen; na weinige dagen stond er in het ganse zuidelijke gedeelte van het land geen enkel huis, niet één kerk, of slot, of klooster, ja zelfs geen boom meer recht ...
Uit: Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen, 1838 Meer informatie over de bron vind je in de lestekst.
a Is dit een primaire bron om te onderzoeken wat er in 1302 gebeurt?
b Is dit een primaire bron om te onderzoeken hoe men in de 19e eeuw over de gebeurtenissen van 1302 denkt?
c Uit welke eeuw stamt het werk van Conscience?
d Vergelijk met de tekst van de Gentse monnik. Welke gelijkenis zie je?
e Ho e verklaar je die gelijkenis?
België is b ekend om zijn striptekenaars die de geschiedenis vaak in hun verhalen verweven. De Guldensporenslag is een dankbaar onderwerp.
Bron 5 Een stripverhaal uit 1950
Bob De Moor, De Leeuw van Vlaanderen, als reeks verschenen in het stripweekblad Kuifje, 1949-1950 Het verhaal – met als hoogtepunt de Guldensporenslag – is gebaseerd op het werk van Conscience.
Bron 6 Een stripverhaal uit 1995
R. Matton en C. Verhaeghe, Kroniek der Guldensporenslag, deel 3: De Lente. Kortrijk 1995
In de jaren 90 (20e eeuw) verschijnt de ‘Kroniek der Guldensporenslag’ van Ronny Matton en Christian Verhaeghe. In vier delen vertellen ze het verhaal van de Franse koning Filips de Schone die in zijn nachtmerries ziet wat er met zijn leger zal gebeuren in 1302.
a Lees de volgende omschrijvingen. Duid aan of ze bij de tekening van De Moor of bij de tekening van Matton en Verhaeghe passen.
De MoorMatton en Verhaeghe dapper
Vlaamsgezind
wreed en bloeddorstig
kritisch tegenover het nationale verleden verheerlijken van het nationale verleden tegen oorlog
De Fransen zijn de vijand.
De Vlamingen zijn even erg als de Fransen. avontuurlijk
b Vat de boodschap van De Moor in een zin samen.
c Vat de boodschap van Matton en Verhaeghe in een zin samen.
d Leg uit: De twee stripverhalen geven een verschillend beeld van de Vlamingen.
©VANIN
ONWAARSCHIJNLIJK!
Bruggelingen slachten tijdens de Brugse metten vele Fransen af die zich in de stad bevinden. Er bestaan veel versies van dat verhaal, maar volgens de Gentse monnik heeft het zich als volgt afgespeeld.
Op 17 mei trekken 1 700 gewapende Franse ruiters de stad binnen. Ze hadden nog veel voetvolk mee. De Bruggelingen vrezen voor hun leven en roepen de hulp in van stadsgenoten die de stad al waren ontvlucht. De volgende morgen zouden die gewapend de stad binnentrekken. Zij kunnen dat doen omdat er bressen in de wallen zijn en de gracht op sommige plaatsen gedempt is. Maar hoe herken je de Fransen en de Vlamingen? Wel, laat ze in het Nederlands ‘scutum et amicus’ herhalen: ‘schild en vriend’. De Fransen kunnen de ‘sch’ niet uitspreken en verraden zichzelf op die manier.
1 500 Fransen zouden sneuvelen. Dat aantal lijkt echter fel overdreven.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 het b egrip ‘monarchie’ uitleggen
2 de b egrippen ‘klauwaard’, ‘leliaard’ en ‘mythe’ uitleggen
3 de datum en plaats van de Guldensporenslag geven
4 de o orzaken van het conflict tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf uitleggen
5 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen
6 de overwinning van de Vlamingen verklaren
7 twee betekenissen vermelden die in de moderne en in de hedendaagse tijd aan de Guldensporenslag gegeven worden
KUNNEN
1 informatie uit historische kaarten afleiden
2 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
3 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
4 bronnen vergelijken in functie van een historische vraag
5 met een voorbeeld aantonen hoe mythes onze voorstelling van het verleden beïnvloeden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De Guldensporenslag
1 De Vlaamse graaf strijdt tegen de Franse koning
leliaards klauwaards
Franse troepen bezetten het graafschap Vlaanderen.
Centrum van het verzet: Brugge
2 De Guldensporenslag wordt uitgevochten op 11 juli 1302
Brugse metten
Franse koning stuurt een leger.
Guldensp orenslag: 11 juli 1302
Vlaamse leger steunt op voetvolk. Franse leger steunt op ruiterij.
Leger van de Vlaamse graaf verslaat het Franse leger.
Twee jaar lang is het graafschap Vlaanderen onafhankelijk.
1305 Er is een nieuwe vredesverdrag tussen de Franse koning en de Vlaamse graaf.
Vlaanderen moet een zware belasting betalen.
Graafschap blijft een Frans leen, maar onder controle van graaf.
3 De Guldensporenslag wordt een mythe
Hendrik Conscience schrijft in 19e eeuw ‘De Leeuw van Vlaanderen’.
Do el: de onafhankelijkheid van België verdedigen
11 juli is de Vlaamse nationale feestdag.
Do el: symbool van de Vlaamse strijd voor meer zelfstandigheid in België
In de mo derne en de hedendaagse tijd gebruikt men de Guldensporenslag om standpunten te verdedigen die niets met de gebeurtenissen van 1302 te maken hebben.
De middeleeuwen van 900 tot 1450
LEENWEZEN
Vorst
Graven en hertogen
STEDEN
Steden: opkomst vanaf ca. 1000
Op het einde van de middeleeuwen winnen de vorsten deze machtsstrijd. De hedendaagse Europese landen krijgen vorm.
DE NEDERLANDEN
In de Nederlanden regeren de Bourgondiërs
DE GULDENSPORENSLAG
11 juli 1302 realiteit en mythe
FCultuur in de middeleeuwen
In dit onderdeel bestudeer je de culturele geschiedenis van de middeleeuwen: de geschiedenis van de katholieke Kerk, de kruistochten en de kunst.
Het Breviarium Mayer van den Bergh, ca. 1500, Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen Het gebedenboek is afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en bevat een 80-tal miniaturen , 149 decoratieve randversieringen en talloze versierde initialen. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst (in Europa in 1439) worden boeken met de hand geschreven. We spreken van handschriften of manuscripten . In de vroege middeleeuwen worden handschriften voornamelijk gekopieerd in kloosters , later ook in professionele ateliers in de steden. De teksten worden verlucht (versierd) met miniaturen, randversieringen en versierde beginletters. Hoe meer versieringen, hoe duurder het manuscript wordt. Vanaf de 13e eeuw wordt het bezitten van een kostbaar manuscript zoals dit een echt statussymbool, zoals nu bijvoorbeeld een dure auto dat is.
PREHISTORIE
Kerk en christendom
Vorig jaar heb je geleerd hoe het christendom in de 1e eeuw ontstaan is en zich verspreid heeft. In de middeleeuwen gaat het ‘succesverhaal’ voort. Je kunt tussen 1000 en 1500 niet om de Kerk heen.
Hoe krijgt de Kerk in die periode macht en invloed? Hoe ontstaat de breuk met de orthodoxe Kerk? Hoe ontwikkelt de katholieke Kerk zich verder? Met welke problemen heeft zij af te rekenen?
Kaartnr(s).
MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD
VROEGMODERNE TIJD
Test je kennis over de Kerk in de middeleeuwen. Noteer het juiste begrip bij de omschrijving. Kies uit: celibaat – concilie – paus – abdij – monnik – schisma – klooster
Let op: Bij een omschrijving passen soms meerdere begrippen.
a Hier leven paters of zusters:
b De grote baas van de rooms-katholieke Kerk:
c Het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen:
d Een breuk , scheuring in de Kerk:
e Een pater in een klo oster:
f Een b elangrijke vergadering van kerkleiders, zoals bisschoppen:
De Kerk wint aan macht en aanzien (9e-11e eeuw)
Het kloosterleven ontstaat in het Midden-Oosten en verspreidt zich van daaruit in Europa. In de 6e eeuw brengt Benedictus eenheid in het westerse kloosterleven: hij schrijft een regel die geleidelijk aan de andere kloosterregels vervangt. In de 9e-10e eeuw komt het kerkelijke leven in verval. De belangrijkste reden is de inmenging van het wereldlijke gezag in kerkelijke zaken.
OPDRACHT 1
OPDRACHT 2
Geestelijken worden bijvoorbeeld aangesteld door wereldlijke machthebbers, zoals koningen. De abdij van Cluny wordt in de 10e eeuw het middelpunt van een hervormings beweging. De regel van Benedictus wordt opnieuw strikt nagevolgd en de abdij komt onder direct toezicht van de paus. Zo komt ze niet onder invloed van buitenaf, zoals bij de inmenging van de wereldlijke leiders. De abdij kent heel veel succes en sticht overal in Europa kloosters. Maar door het succes worden de kloosters heel rijk en gaat de oorspronkelijke inspiratie weg.
De kloosterhervorming vanuit Cluny groeit ook uit tot een kerkhervorming. Een van de belangrijke ideeën daarbij is dat de Kerk boven de staat verheven is. Paus Gregorius VII (paus 1073-1085) voert een krachtig hervormingsbeleid: dat wordt later bekend als de ‘Gregoriaanse Hervorming’. De paus wil de Kerk losmaken van wereldlijke inmenging en de Kerk uitbouwen onder het gezag van de paus. De Duitse keizers gaan natuurlijk niet akkoord met die maatregel. Zij gebruiken de Kerk al een hele tijd om het keizerrijk te controleren en te besturen.
Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
Bron 1 De Duitse keizer Otto III staat het graafschap van Hoei af aan bisschop Notker (985)
In de naam van de heilige en ondeelbare Drievuldigheid, Otto, door de goddelijke genade koning. Door deze geschreven akte verlenen wij aan de bisschop Notker en aan al zijn opvolgers het gedeelte van het graafschap Hoei, gelegen in het dorp zelf en daarbuiten. De bisschop mag het naar eigen goeddunken vrij schenken aan een van zijn ridders of vrienden. Alles wat uit dit graafschap aan onze schatkist toekwam, zal voortaan aan de bisschop worden afgestaan …
©VANIN
Fragment uit Otto III, schenkingsakte van het graafschap Hoei, 7 juli 985. In: Die Urkunden der deutschen Könige und Kaiser – Monumenta Germaniae Historica, 1888 Otto III wordt in 980 geboren. Hij wordt na de dood van zijn vader, Otto II, in 983 op driejarige leeftijd tot koning van Duitsland verkozen en in 996 gekroond tot roomsDuitse keizer. Tijdens zijn minderjarigheid wordt het rijk eerst door zijn moeder, keizerin Theophanu (ca. 960-991), en daarna door zijn grootmoeder Adelheid van Bourgondië (ca. 931-999) bestuurd.
Bron 2 Huldiging van keizer Otto III
Uit: Meester van de Reichenauer school, Evangelieboek van keizer Otto III, ca. 1000, perkament, Beierse Staatsbibliotheek, München
OPDRACHT 3
a Wat krijgt de bisschop van Otto III? Onderstreep in de tekst.
b Aan wie zou de bisschop geho orzamen? Omcirkel het juiste antwoord: de paus – de keizer
c Heeft Otto III zelf die b eslissing genomen?
d Identif iceer de figuren bij bron 2. Omcirkel het juiste antwoord.
• Wie staat aan de rechterhand van de keizer? de geestelijken – de adel – de derde stand
Waaraan zie je dat?
• Wie staat aan de linkerhand van de keizer? de geestelijken – de adel – de derde stand
Waaraan zie je dat?
De orde van Cluny verspreidt zich tussen 900 en 1200 over een groot deel van West-Europa. Op vele plaatsen worden kloosters of abdijen gesticht. Bekijk de onderstaande bron en de kaart op de volgende bladzijde. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.
De abdij van Cluny
In Bourgondië ligt het oude stadje Cluny. Eeuwenlang staat daar de grootste kerk van het westen. De romaanse kerk is 150 m lang. Tijdens de Franse Revolutie wordt de indrukwekkende abdijkerk gesloopt.
Bron 4 De kloosterstichtingen van Cluny
OPDRACHT 4
a De ab dij van Cluny was heel groot.
b De ab dij van Cluny was niet bijzonder groot.
c Cluny heeft minder dan 30 andere abdijen of kloosters gesticht.
d Cluny heeft meer dan 40 andere abdijen of kloosters gesticht.
e Een groot deel van de kerk is bewaard gebleven.
f Een klein deel van de kerk is bewaard gebleven.
Bron 5 Het Dictatus papae (‘Het bevel van de paus’)
3 Dat alleen hij bisschopp en kan benoemen of afzetten.
8 Dat alleen hij de keizerlijke waardigheidstekens mag dragen.
9 Dat alle vorsten alleen de voeten van de paus mogen kussen [ dat betekent dat alle vorsten ondergeschikt zijn aan de paus ].
12 Dat het hem to egestaan is de keizer af te zetten.
18 Dat de paus do or niemand anders kan veroordeeld worden.
Uit: Dictatus papae
Het Dictatus papae is een verzameling van 27 uitspraken over de macht van de paus. Die verzameling bevindt zich in de Vaticaanse archieven tussen twee documenten uit 1075 over de regeer periode van Gregorius VII.
OPDRACHT 5
OPDRACHT 6
a Wie komt volgens Gregorius eerst? Omcirkel. de paus – de keizer
b Onderstreep in de tekst twee uitspraken die je antwoord bevestigen.
c Weten wij uit welk jaar de bron dateert?
De Kerk in oost en west
Vanaf de klassieke oudheid kent de katholieke Kerk in het westen (onder leiding van de bisschop van Rome) en in het oosten (onder leiding van de bisschop van Constantinopel) een eigen ontwikkeling. Ondanks de eenheid zijn er ook meningsverschillen. De Kerk in het oosten heeft moeite met de voorrangspositie van de bisschop van Rome (paus). Andere discussies gaan onder andere over geloofskwesties, het gebruik van het juiste soort brood in de eucharistieviering en het celibaat. In 1054 ontstaat er een breuk. Geleidelijk aan gaan de westerse en de oosterse Kerk verder hun eigen weg: enerzijds de Latijnse Kerk met Rome als centrum (voortaan roomskatholieke Kerk genoemd), en anderzijds de Griekse Kerk met Constantinopel als centrum (voortaan oosters-orthodoxe Kerk genoemd). In de 15e eeuw is de breuk volledig en definitief.
Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
Bron 6 De Hagia Sophia Foto 1 Foto 2
De Hagia Sophia in Constantinopel
De Hagia Sophia in Constantinopel (nu Istanboel) is eeuwenlang een van de grootste kerken in de wereld. In 1453 wordt de stad ingenomen door de Ottomanen (Turken). Daarmee komt een einde aan het Byzantijnse Rijk. Dat komt nu in handen van moslims . De kerk wordt een moskee. In 1934 wordt de Hagia Sophia een museum. Sinds 2020 doet het gebouw opnieuw ook dienst als moskee.
a Zoek het grote verschil. Welke van beide foto’s is veranderd met een fotobewerkingsprogramma? Wat is er veranderd?
b Welke foto geeft het best de situatie uit de middeleeuwen weer? Motiveer.
OPDRACHT 7
OPDRACHT 8
De Kerk heeft grote invloed in Europa (12e-13e eeuw)
De macht en het prestige van de Kerk groeien naar een hoogtepunt in de 12e en 13e eeuw. Er ontstaan nieuwe kloosterorden omdat de kloosters de regels van Benedictus niet meer zo streng volgen en de geestelijkheid te veel macht en rijkdom heeft.
De orde der cisterciënzers wordt opgericht in 1098. Die wil de regel van Benedictus opnieuw in alle strengheid naleven. De leuze van die regel is ‘bid en werk’. Bernardus Van Clairvaux (1090-1153) is de woordvoerder van de nieuwe orde en een invloedrijke geestelijke in heel Europa. Bij zijn dood telt de orde al meer dan 300 kloosters, waaronder de Ter Duinenabdij van Koksijde. De kloosters liggen afgelegen en het monnikenleven is er streng. De monniken moeten hun eigen voedsel telen.
De meest typische middeleeuwse stichtingen zijn de bedelorden van de franciscanen en dominicanen. Ze willen net zoals Christus arm zijn. In tegenstelling tot de benedictijnen en cisterciënzers vestigen de franciscanen en dominicanen zich vooral in de steden.
Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
Bron 7 Cisterciënzers in de 13e eeuw
Miniatuur op perkament, Noord-Duitsland, 13e eeuw. Uit: Alexander Bremensis, Expositio in Apocalypsim, universiteitsbibliotheek, Cambridge
De cisterciënzers staan bekend om hun inzet voor het handwerk en het voorzien in het eigen onderhoud. De belangrijkste taak van de monniken is deelname aan de gebedsdiensten van de gemeenschap. Daarnaast is er binnen de abdij een aparte gemeenschap van lekenbroeders die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het beheer van het land en de dieren. Elke abdij bestaat zo uit twee afzonderlijke, maar elkaar aanvullende groepen die in gemeenschap leven.
a Identif iceer de twee groepen. Wat doen de kloosterlingen?
©VANIN
b De af beelding is een goede illustratie van de leuze uit de regel van Benedictus en van de cisterciënzers. Wat is die leuze?
Dit is de regel en de levenswijze van deze broeders: leven in gehoorzaamheid, in kuisheid en zonder eigendom, en de leer en de voetstappen van onze Heer Jezus volgen die zegt: Als je onverdeeld goed wilt zijn: ga alles verkopen wat je hebt en geef het aan de armen en je zult een schat in de hemel hebben. Kom dan om Mij te volgen. (Mt 19:21; vgl. Lc 18:22) (...)
[ De broeders ] mogen helemaal geen geld ontvangen, zelf niet en ook niet door een tussenpersoon. Maar als dingen ontbreken die voor het leven noodzakelijk zijn, mogen de broeders die aannemen vanwege hun nood zoals de andere armen. Geld blijft daarvan uitgezonderd. (…)
En alle broeders dragen goedkope kleren en met Gods zegen kunnen zij die oplappen met zakkengoed of andere stukken stof, want de Heer zegt in het evangelie: Wie kostbare kleding dragen en in weelde leven en wie in zachte stoffen gekleed gaan, vind je in paleizen. (Lc 7:25; Mt 11:8)
Uit: Regel van de minderbroeders, 1209
De eerste versie van de regel van de minderbroeders waarmee Franciscus met zijn eerste elf broeders naar Rome trok om bij de paus goedkeuring te vragen en die ook mondeling te ontvangen, stamt uit 1209.
a Wat is kenmerkend voor de regel van de franciscanen?
b Verklaar de naam ‘bedelmonniken’.
Een Kerk in verval (14e-15e eeuw)
Paus Bonifatius VIII (paus 1294-1303) slaagt er niet langer in de Europese vorsten aan zijn gezag te onderwerpen. De Franse koning Filips de Schone komt openlijk in opstand. Het gaat om dezelfde koning als die van ‘1302’. Na de dood van de paus organiseert hij de verkiezing van een Franse paus. Die vestigt zich in Avignon.
Van 1309 tot 1377 verblijven de pausen in Avignon en niet langer in Rome. Wanneer daarna een Italiaan tot paus gekozen wordt, reageren de Franse kardinalen met de verkiezing van een tegenpaus. Die kiest opnieuw Avignon als verblijfplaats. Het zogenaamde ‘Westers schisma’ (1378-1417) is een feit. De twee pausen beschouwen zichzelf als de echte geestelijke leider en veroordelen elkaars beslissingen. Men kiest zelfs een derde paus. Na veel getouwtrek en gepalaver kiest het Concilie van Konstanz in 1417 Martinus V tot nieuwe en enige paus. Hij wordt door iedereen erkend en zetelt weer in Rome.
OPDRACHT 10
OPDRACHT 11
De schade aan het kerkelijke leven is heel groot. Ook op andere vlakken is er een groot kerkelijk verval: vorsten benoemen weer bisschoppen, kerkelijke ambten worden gekocht, priesters leven het celibaat niet na ... Op verschillende plaatsen in Europa komen reacties op die wantoestanden. In Firenze heeft de dominicaan Savonarola veel kritiek op de rijkdom van de Kerk en de steden. Hij eindigt op de brandstapel in 1498.
De eenheid en het algemene vertrouwen in de Kerk zijn definitief gebroken. In de 16e eeuw ligt de Duitse monnik Maarten Luther mee aan de basis van een nieuwe scheiding in de westerse Kerk. Daarover leer je volgend jaar meer.
©VANIN
Lees de lestekst en onderstreep de kernwoorden.
Bron 9 Het pauselijke paleis van Avignon
Bron 10 Petrarca over de pausen in Avignon
Nu leef ik in Frankrijk, het Babylon van het westen. Tijdens haar reizen ziet de zon niets afschuwelijker dan deze plaats aan de boorden van de wilde Rhônerivier (…) Hier regeren de opvolgers van de arme vissers uit Galilea; zij zijn vreemd genoeg hun oorsprong vergeten. Ik ben verbaasd, als ik aan hun voorgangers denk, om deze mannen te zien, overladen met goud en gekleed in purperen gewaden (…) om de luxueuze paleizen te zien en de hoogten gekroond met forten, in plaats van een omgedraaide boot om als schuilplaats te dienen.
In plaats van heilige eenzaamheid vinden wij een misdadige gastheer (…), in plaats van eenvoud, losbandige banketten, in plaats van vrome bedevaarten , ongeoorloofde luiheid, in plaats van de blote voeten van de apostelen, vliegen de sneeuwwitte renpaarden van de rovers ons voorbij…
Uit: Petrarca, brief aan een vriend, tussen 1340-1353, in J.H. Robinson, red., Readings in European History, 1904, Boston Francesco Petrarca (1304-1374) is een Italiaanse geleerde en dichter. Hij brengt als vroom katholiek en verdediger van het pausschap een groot deel van zijn leven door in dienst van de Kerk. Hij is beroemd om zijn poëzie, maar ook om zijn brieven aan vrienden, kardinalen en bisschoppen. Het verblijf van de pausen in Avignon wordt soms aangeduid als ‘de Babylonische gevangenschap van het pausschap’. Dat is een verwijzing naar de ballingschap in Babylon van de joden uit Jeruzalem in de 6e eeuw v.C.
OPDRACHT 12
Onderstreep telkens het juiste antwoord.
• Wat bedoelt Petrarca met de ‘plaats aan de Rhônerivier’?
Babylon – Avignon – Rome – Galilea
• Wie zijn de opvolgers van de ‘arme vissers uit Galilea’?
De ap ostelen – de keizers – de pausen
• Waarop geeft Petrarca kritiek?
Op het celibaat – op de rijkdom en overdreven luxe – op renpaarden
Bron 11 Het Concilie van Konstanz (1414-1418)
5e zitting (6 april 1415)
Op wettige wijze bijeengekomen onder leiding van de Heilige Geest – als algemeen concilie bijeengekomen (…) – krijgt het [ concilie ] onmiddellijk zijn macht van Christus; en iedereen van welke staat of waardigheid dan ook, zelfs pauselijk, is verplicht eraan te gehoorzamen in die zaken die betrekking hebben op het geloof, de uitroeiing van het genoemde schisma en de algemene hervorming van de genoemde Kerk van God in hoofd en leden.
39e zitting (9 oktober 1417)
Het veelvuldig houden van een algemeen concilie is het middel bij uitstek om het erfgoed van de Heer te onderhouden. Zij roeit de doornen en wortels uit van ketterijen, dwalingen en scheuringen. Zij verbetert afwijkingen, hervormt wat vervormd is, brengt een overvloedige oogst voort in de wijngaard van de Heer.
Uit: Council of Constance 1414-18, in Papal Encyclicals Online, eigen vertaling
a Aan wie kent het concilie het hoogste gezag toe? Omcirkel. aan de paus – aan het algemeen concilie
b Welke motivering wordt daarvoor gegeven? Onderstreep in de tekst.
c Het laatste concilie wordt gehouden in 1962-1965. Zoek op het internet de naam van dat concilie.
Bron 12 De executie van Savonarola
Onbekende kunstenaar, tekening van de executie van Savonarola en zijn twee medewerkers in 1498
Bron 13 Een preek van Savonarola
Doet boete want het Rijk Gods is nabij (…) Gij geestelijken, gij bisschoppen, laat uw bezittingen, laat uw praal, uw smulpartijen en feestmalen (…) Gij monniken, laat uw overvloed aan gewaden en zilvergerei, laat uw rijke abdijen en bezittingen (…) Leg U toe op de eenvoud en leef zoals de eerste monniken (…) van het werk van uw handen (…) Gij bedelmonniken, maak uw pijen smaller en van ruwe stof. Merkt gij dan niet dat gij met uw overbodige luxe de aalmoezen van de armen wegneemt? Gij kooplieden, stop met uw woeker! Herstel het onrecht en geef het vreemde bezit terug, anders verliest gij alles. Gij allen, die in weelde leeft, schenk ervan aan de armen.
Vrije bewerking van een preek van Savonarola
©VANIN
Die preken zijn vaak heel lang met verwijzingen naar de Bijbel en naar actuele gebeurtenissen. Vele burgers en geestelijken hebben sympathie voor de ideeën van Savonarola. Hij is een doorn in het oog van de machthebbers. Na een schijnproces wordt hij samen met twee volgelingen veroordeeld, opgehangen en aansluitend verbrand.
a Lees bron 13 en onderstreep de woorden die je niet begrijpt. Voeg ze toe aan je persoonlijk woordenboek op blz. 192.
b Tegen wie en wat is de preek van Savonarola gericht? Vat zo beknopt mogelijk samen.
c Wat is de overeenkomst met de tekst van Petrarca?
©VANIN
d Tot welke orde behoort Savonarola?
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘religieuze hervorming’ en ‘religieuze breuk of religieus schisma’ uitleggen
2 de b egrippen ‘celibaat’ en ‘concilie’ verklaren
3 het b elang van de hervorming van Cluny aantonen
4 de scheuring tussen de o osterse en de westerse Kerk uitleggen
5 het ontstaan van nieuwe kloosterorden vanaf de 11e eeuw verklaren
6 met twee voorbeelden het verval van de Kerk vanaf de 14e eeuw aantonen
7 het succes van nieuwe ketterijen aantonen
8 de drie p eriodes waarin men de kerkelijke geschiedenis vanaf 900 kan indelen, opnoemen
KUNNEN
1 geb eurtenissen in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein situeren
2 verbanden leggen binnen en tussen verschillende maatschappelijke domeinen
3 informatie af leiden uit historische bronnen
4 aan de hand van bronnen de macht van Cluny aantonen
5 af beeldingen met elkaar vergelijken
6 feiten uit het heden en het verleden met elkaar vergelijken
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Kerk en christendom
1 De Kerk wint aan macht en aanzien (9e-11e eeuw)
Benedictus brengt eenheid in het westerse kloosterleven vanaf de 6e eeuw.
verval Kerk door inmenging wereldlijk gezag reactie 10e eeuw = succesvolle kloosterhervorming (o.l.v. Cluny) klo osterhervorming wordt kerkhervorming: Gregoriaanse Hervorming
Kerk losmaken van wereldlijke inmenging
Doel
2 De Kerk in oost en west
Kerk uitbouwen onder pauselijk gezag
Kerk in oost en west: geleidelijk groeiende meningsverschillen 1054: breuk 15e eeuw: breuk volledig
westen: rooms-katholieke Kerk
o osten: oosters-orthodoxe (Byzantijnse) Kerk
3 De Kerk heeft grote invloed in Europa (12e-13e eeuw)
vervlakking naleving regel Benedictus
Nieuwe kloosterorden: reactie op macht en rijkdom geestelijkheid
Cisterciënzers streng kloosterleven veel succes Franciscanen en dominicanen nadruk op evangelische armoede
4 Een Kerk in verval (14e-15e eeuw)
14e eeuw: pausen in Avignon
Westers schisma westerse Kerk verdeeld: 2 pausen
Concilie van Konstanz 1417: opnieuw 1 paus
Er komen reacties op verval van de Kerk (o.a. Savonarola).
Maar eenheid en vertrouwen in de Kerk is definitief gebroken.
Onderzoek 4:
misdaad en straf
De middeleeuwen worden dikwijls als een gewelddadige periode voorgesteld. In populaire media zoals films zien we barbaarse misdadigers en wrede rechtbanken die pijnlijke lijfstraffen bedenken of gruwelijk folteren om bekentenissen af te dwingen.
Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig? Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp?
Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?
BRONNEN
Bron 1 Pijnkelder
De pijnkelder van de Gevangenpoort in Den Haag
De Gevangenpoort is van 1420 tot 1828 een belangrijke gevangenis in Holland. De gevangenen verblijven er in afwachting van hun proces. Als ze de misdaad niet bekennen, worden ze gemarteld in de pijnkelder. Peter Paalvast (Universiteit Leiden) berekende dat dit in de periode 1465-1474 maximaal negen keer per jaar gebeurde. Gevangenisstraffen komen vanaf de 13e eeuw voor, maar blijven zeldzaam. Vandaag is de Gevangenpoort een museum met een grote collectie van martel- en strafwerktuigen afkomstig uit heel Nederland.
Bron 2 De Decamerone
Toen Folco, Ughetto en hun vrouwen de dood van Restagnone vernamen, konden ze niet vermoeden dat hij door zijn geliefde vergiftigd was. Samen met Ninetta weenden ze bittere tranen, waarna ze hun vriend, bij wijze van ultieme hulde, met veel eerbetoon naar zijn laatste rustplaats begeleidden. Weinige dagen later echter wilde het lot dat de gifmengster wegens een ander misdrijf in de boeien werd geklonken. Nadat zij met de pijnbank had kennisgemaakt, bekende ze aldra [ snel ], naast andere boosaardige praktijken, ook haar medeplichtigheid aan de moord op Restagnone, waardoor diens ontijdige [ vroege ] dood meteen in een heel ander daglicht kwam te staan.
Uit: Giovanni Boccaccio, Decamerone, ca. 1353. Vertaald door Frans Denissen. De ‘Decamerone’ is een verhalenbundel geschreven in 1348. Het fragment dat je net hebt gelezen, komt uit een verhaal over ontrouw en jaloezie, maar we komen ook heel wat te weten over 14e-eeuwse gewoonten in verband met misdaad en straf.
Bron 3 Gerechtszwaard
Het gerechtszwaard van de beul van Breda, gebruikt tot in 1792 Het gerechtszwaard is een tweesnijdend zwaard zonder punt. Terdoodveroordeelden uit de adel worden onthoofd met het zwaard. Dat wordt gezien als een eervolle straf.
Bron 4 Edelen in de rechtbank
©VANIN
In Romagna, Italië, werden edelen in de 15e eeuw niet gestraft voor hun misdaden. (…) In Venetië leveren de rechtbankverslagen slechts één veroordeling van een edelman op wegens diefstal. In het 13e-eeuwse Engeland is er niet één enkele ridder of heer te vinden tussen de 3 500 vervolgde moordenaars. (…) Een van de hoofdredenen dat edelen niet vervolgd werden, was hun sociale macht over de instrumenten van het gerechtelijk systeem. De plaatselijke bevolking was bang om hen aan te klagen of tegen hen te getuigen.
Uit: Trevor Dean, Misdaad in de middeleeuwen, 2004 Trevor Dean is hoogleraar middeleeuwse geschiedenis in Londen.
Bron 5 Detail van Duits wandtapijt
Duits wandtapijt (detail), ca. 1490, Victoria and Albert Museum, Londen
Een geestelijke hoort de biecht van een zuster. Vanaf de vroege middeleeuwen gebruiken geestelijken daarvoor in heel Europa een boeteboek. Dat is een lijst van zonden met de daarbij voorgeschreven boetedoening: meestal een periode van vasten, het opzeggen van psalmen of het geven van aalmoezen. Bij zware zonden horen zware straffen zoals pelgrimstochten, lange periodes van ballingschap of levenslange boetedoening in een klooster
Bron 6 Detail van schilderij ‘Zeven Hoofdzonden’
Onbekende meester, Zeven Hoofdzonden (detail), ca. 1500, 120 x 150 cm, Museo del Prado, Madrid (Tot in 2015 wordt het schilderij toegeschreven aan Hieronymusch Bosch.)
In het detail wordt de hel afgebeeld. We zien hoe zondaars er worden gestraft voor de zeven hoofd zonden : woede, afgunst, hebzucht, gulzigheid, luiheid, wellust en ijdelheid. Dat onderwerp komt heel vaak voor in de kunst van de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd.
Bron 7 De schandpaal
De schandpaal, re-enactment op het Dickensian Festival in Grassington, Verenigd Koninkrijk, 2011.
Re-enactment betekent dat historische gebeurtenissen worden nagespeeld.
De schandpaal wordt gebruikt om kleinere misdrijven te bestraffen. De overtreder wordt op een marktdag een bepaald aantal uren vastgemaakt: iedereen heeft dan het recht om hem of haar te bekogelen met modder, eieren ... De aard van de straf en/of speciale merktekens maken voor iedereen duidelijk waarvoor de veroordeelde gestraft is. Alleen de zwaarste misdadigers krijgen merktekens voor het leven, zoals brandmerken, verminkingen van oren, lippen, tong en amputaties. Straffen en executies hebben in de middeleeuwen ook een voorbeeldfunctie: het publiek ziet wat er gebeurt met misdadigers en blijft zo hopelijk op het rechte pad.
©VANIN
UITDRUKKINGEN
Bron 8 Geschiedenis in onze hedendaagse taal
Deze uitdrukkingen verwijzen naar het verleden.
- zich geradbraakt voelen
- de digitale schandpaal
- iemand de genadeslag to ebrengen
- iemand af beulen
- iemand het vuur aan de schenen leggen
- iets of iemand aan de kaak stellen
- voor galg en rad opgroeien
- een blok aan het b een hebben
Bron 9 Strafwerktuig
Houten blok met beugel en ketting, strafwerktuig, ca. 1700, 16 x 17,5 x 45,8 cm, tentoongesteld in de Gevangenpoort, Den Haag
Wat je na dit onderzoek moet kunnen:
KUNNEN
1 de bruikbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
2 de b etrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag
3 informatie uit bronnen afleiden
4 historische bronnen vergelijken
5 aan de hand van op drachten historische beeldvorming evalueren
6 misdaad en straf in de middeleeuwen en vandaag vergelijken
Een aantal onderdeeltjes van ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kunt, zet je daar een kruisje voor.
Naam: Klas: Nr.: Score:
OPDRACHT 1
a Welke functie heeft de Gevangenpoort in Den Haag tussen 1420 en 1828?
b Ho e dikwijls wordt er in de pijnkelder gemarteld tussen 1465 en 1753?
c Welke functie heeft de Gevangenpoort vandaag?
d Wat kun je daaruit afleiden over de betrouwbaarheid van de collectie? Leg uit.
OPDRACHT 2
Waarom geeft de Gevangenpoort ongewild toch een verkeerd beeld van misdaad en straf in de middeleeuwen aan de museumbezoekers?
OPDRACHT 3
a Vergelijk bron 3 en bron 4. Wat kun je uit beide bronnen afleiden?
b Welk verschil merk je op tussen beide bronnen?
OPDRACHT 4
a Wat staat zondaars te wachten volgens het schilderij in bron 6?
b Wat heeft de Kerk te maken met misdaad en straf in de middeleeuwen?
c Denken veel mensen er zo over in die tijd? Leg uit waarom (niet).
OPDRACHT 5
d Wat kunnen katholieken doen om vergiffenis te krijgen?
Welke twee doodstraffen staan er in de gezegden en spreekwoorden van bron 8?
7
Horen deze stellingen bij de middeleeuwen? Onderstreep. Uit welke bron leid je dat af?
Middeleeuws?Bron
a Veel straffen hebben een voorbeeldfunctie: openbare bestraffing moet mensen afschrikken. ja / nee
b Misdrijven worden buiten het gerecht om opgelost door private wraaknemingen en overeenkomsten. ja / nee
c Do or te biechten en te boeten vermijden mensen straf in de hel. ja / nee
d Edelen worden minder zwaar gestraft dan gewone mensen. ja / nee
e De meest voorkomende straffen zijn geldboetes en gevangenisstraffen. ja / nee
f Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verbiedt foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende straffen of behandelingen. ja / nee
Welke bronnen zijn bruikbaar voor onze onderzoeksvragen?
• Historische vraag 1: Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig?
• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dit onderwerp?
• Historische vraag 3: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag?
OPDRACHT 8
Formuleer op elke vraag een kort antwoord.
• Historische vraag 1: Zijn de middeleeuwen echt zo gewelddadig?
• Historische vraag 2: Welke rol speelt de Kerk in dat onderwerp?
• Historische vraag 3: Welke opvallende verschillen zijn er in vergelijking met vandaag? Geef er drie.
PREHISTORIE
De kruistochten
Iedereen kent wel het woord ‘kruistochten’. Misschien heb je zelfs al een film gezien of een boek gelezen over de kruistochten . Maar wat zeggen historici over dit onderwerp?
Wat ging er vooraf aan de kruistochten? Welke motieven hebben de kruisvaarders? Wat is er gebeurd tijdens de kruistochten? Wat zijn de gevolgen geweest?
Kaartnr(s).
1
Wat voorafging
OPDRACHT 1
HEDENDAAGSE
VROEGMODERNE TIJD MODERNE
In het tweede jaar heb je geleerd dat het christendom in de 1e eeuw ontstaan is in Palestina. Van daaruit heeft het zich verspreid over het hele Romeinse Rijk en ook daarbuiten. In de 7e eeuw ontstaat op het Arabische schiereiland een nieuwe godsdienst, de islam . Op korte tijd veroveren de Arabieren een groot rijk . De christelijke wereld en de moslimwereld zijn de volgende drie eeuwen regelmatig met elkaar in conflict . In de 11e eeuw begint in het westelijke deel van de Middellandse Zee de herovering van moslimgebieden in Spanje en Zuid-Italië (Sicilië) door de christenen. In het oostelijke Middellandse Zeegebied bedreigen de Seltsjoeken (Turken) vanaf de tweede helft van de 11e eeuw het Byzantijnse Rijk : dat rijk verliest een groot deel van Klein-Azië . De Byzantijnse keizer roept het westen te hulp. De eerste oproep blijft zonder gevolg … Pas na een tweede keer heeft hij succes: het westen gaat in op de vraag tot hulp en start de eerste kruistocht.
Lees de lestekst en zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde (nummer ze van oudst naar recentst).
Begin herovering moslimgebieden do or christenen
Ontstaan islam
De eerste kruisto cht
Ontstaan christendom
Byzantijnse keizer roept westen te hulp.
Seltsjo eken bedreigen Byzantijnse Rijk.
OPDRACHT 2
Motieven voor de kruistochten
In de wereldopvatting van de middeleeuwer is Jeruzalem het centrum van de wereld. De stad is de plaats waar Jezus van Nazareth gekruisigd, gestorven en begraven is. Op het Concilie van Clermont in 1095 houdt paus Urbanus II een belangrijke toespraak . Hij roept de christenen in West-Europa op om hun geloofsbroeders in het oosten te helpen in hun strijd tegen de Seltsjoeken. Tegelijk doet hij een oproep om Jeruzalem te bevrijden van de moslims . De toespraak vormt de aanleiding tot de eerste kruistocht.
Godsdienstige motieven spelen een hoofdrol: door op bedevaart naar Jeruzalem te gaan kunnen de deelnemers een aflaat verkrijgen en zo hun hemel verdienen . Dat de kruisvaarders vooral op rijkdom uit zijn, is een fabeltje.
Duizenden mensen gaan enthousiast op de oproep van de paus in, zonder goed te weten waar ze aan beginnen.
Bron 1 Wereldkaart
a Waar ligt Jeruzalem op deze kaart?
©VANIN
b Wie staat er bovenaan de kaart?
Wereldkaart uit Psalterium, hoogte 9,5 cm, ca. 1260, British Library, Londen
Deze Engelse kaart is een typische 'mappa mundi' (wereldkaart) die niet alleen de geografische en historische kennis laat zien, maar die ook in het kader van de Bijbelse geschiedenis plaatst. Op de kaarten van de christelijke middeleeuwen staat het oosten bovenaan de kaart. Jezus Christus verschijnt dus in het oosten. Hij geeft een zegen met zijn rechterhand. Jeruzalem ligt in het centrum, de Rode Zee is rood gekleurd en de Britse eilanden liggen linksonder.
c Waaraan kun je zien dat het niet de bedoeling was om een aardrijkskundige kaart te maken?
OPDRACHT 4
Bron 2 Kaart van Jeruzalem
a Golgota is de plaats waar Jezus gekruisigd is. Waar op de kaart ligt die plaats?
b Waaraan zie je dat?
c Identif iceer de twee grote figuren te paard onderaan op de kaart.
Kaart van Jeruzalem, uit Psalmboek, Noordwest-Frankrijk of Vlaanderen, eind 12e eeuw, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Oude kaarten zijn vaak anders ge oriënt eerd dan onze kaarten. Als je de betekenis van het woord ‘oriënt’ kent, weet je waar het noorden op deze kaart ligt. Ken je de betekenis? Oriënt is ‘oosten’. Het noorden ligt aan de linkerkant.
Bron 3 Pelgrims in Jeruzalem
Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem. Uit: Le Livre des merveilles, les histoires écrites par Marco Polo. Manuscript geïllustreerd door de Meester van Boucicaut en de Meester van Bedford, 1410, Nationale Bibliotheek, Parijs
OPDRACHT 5
Na de kruistochten gaan de bedevaarten naar Jeruzalem verder. Wat moeten de bezoekers aan de ingang van de Heilig Grafkerk doen?
OPDRACHT 6
Het verloop van de kruistochten
Een eerste golf mensen vertrekt al in het voorjaar van 1096 . Dat is de zogenaamde volkskruisto cht . Die tocht loopt op een complete mislukking uit. De eigenlijke kruistocht, de zogenaamde ridderkruistocht , begint in de zomer van dat jaar. De leiding is in handen van een aantal edelen (onder andere Godfried van Bouillon) en de pauselijke afgevaardigde. Na een lange tocht bereiken zij Jeruzalem en veroveren de stad in 1099
Een belangrijke reden waarom de kruisvaarders succes hebben en erin slagen om Jeruzalem te veroveren, is de verdeeldheid binnen de moslimwereld . De verovering van de stad leidt ook nauwelijks tot reacties in het grote moslimrijk. Er worden vier kruisvaarderstaatjes opgericht, maar de meeste kruisridders gaan terug naar huis. In de kruisvaardergebieden zijn de christenen vrij verdraagzaam tegenover moslims en joden. Die krijgen een positie die vergelijkbaar is met de positie van christenen en joden in islamgebieden: moslims mogen hun geloof belijden maar hebben dan minder rechten.
De tegenreactie van de moslimwereld komt slechts langzaam op gang. Geleidelijk aan heroveren de moslims meer en meer gebieden die de kruisvaarders hadden ingenomen. In 1187 verslaat de Koerd Saladin (Salah el-Din) het kruisvaarderleger en herovert Jeruzalem . De vierde kruistocht bereikt nooit Palestina, en eindigt met de plundering van Constantinopel in 1204. In 1291 verliezen de christenen hun laatste stukje grond in de streek. De islam heeft het pleit gewonnen. Maar de droom om Jeruzalem te heroveren, blijft in het westen nog lang verderbestaan.
Een oorlog is altijd gruwelijk en op het vlak van geweld moeten christenen en moslims tijdens de kruistochten voor elkaar niet onderdoen. Toch hebben de christenen en moslims in die periode meer met elkaar in vrede geleefd dan in oorlog.
Beluister het verhaal ‘De lans’ van Dirk Bracke.
Hieronder lees je een aantal uitspraken over de tekst. Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.
JuistFout
a De kruisvaarders hebben veel honger geleden.
b Zij twijfelen soms aan hun onderneming.
c Dat ze de lans vinden, geeft hun moed om verder te doen.
d De kruisvaarders zijn alleen in geld geïnteresseerd.
In juli 1099 wordt Jeruzalem ingenomen door de kruisvaarders. Hieronder volgen drie stukjes uit kronieken die geschreven zijn in de eerste helft van de 12e eeuw. Lees de drie fragmenten en beantwoord volgende vragen.
Bron 4 Anna Komnene
Onderweg maakten ze zich meester van een groot aantal vestingen langs de kust. De vestingen die het sterkst waren en niet anders dan na een langdurige belegering ingenomen konden worden, lieten ze voorlopig links liggen. Ze wilden zo snel mogelijk naar Jeruzalem. Ze legden een kordon om de muren en voerden tijdens de belegering voortdurend aanvallen uit. Eén maand later volgde de inname. Veel inwoners van de stad, Saracenen en Joden, werden gedood. Nadat ze alles aan zich hadden onderworpen en niemand nog langer verzet bood, droegen ze alle macht over aan Godfried en riepen ze hem tot koning uit.
Uit: Anna Komnene, Het verhaal van Alexios. Boek XI, geschreven ca. 1140 (vertaling M.A. Wes)
Anna Komnene (1083-1153) is de dochter van de Byzantijnse keizer Alexios. Zij schreef een geschiedenis over haar vader en zijn tijd. Saracenen is een oude naam voor moslims. Godfried van Bouillon krijgt niet de titel van koning, maar wel van ‘beschermer van het heilig graf’.
Bron 5 Ibn al-Qalānisī
De Franken vielen de stad aan en namen er bezit van. Een aantal inwoners trok zich terug in de Toren van David en velen werden gedood. De joden verzamelden zich in de synagoge [ het gebouw waar de joden hun godsdienstige plechtigheden houden ] en ze hebben die boven hun hoofd verbrand.
Uit: Ibn al-Qalānisī, ca. 530/1140
Ibn al-Qalānisī (ca. 465-555/1073-1160) is een Syrische kroniek schrijver. Zijn beschrijving van de inname van Jeruzalem dateert van ca. 530/1140. De westerse kruisvaarders worden in Arabische kronieken vaak ‘Franken’ genoemd. De Toren van David is een verdedigingstoren van de stad.
Bron 6 Gesta Francorum
De onzen gingen erachteraan, achtervolgden hen en slachtten hen af met hun zwaarden en dat tot aan de tempel van Salomon [ de al-Aqsamoskee ] (…) Na de heidenen te hebben neergeslagen, maakten de onzen zich in de tempel meester van een groot aantal mannen en vrouwen, die ze naar willekeur doodden of in leven lieten.
Uit: Gesta Francorum, ca. 1100-1101
De anonieme auteur schrijft zijn kroniek de ‘Gesta Francorum’ (de daden van de Franken) rond 1100-1101. Hij schrijft de tekst als deelnemer aan de kruistocht en beschrijft vaak van dag tot dag de gebeurtenissen.
a Wanneer worden de kronieken geschreven:
• Anna Komnene:
• Ibn al- Qalānisī:
• Anonieme auteur:
b Vanuit welk perspectief kijken ze? Omcirkel het juist antwoord.
• Anna Komnene: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld
• Ibn al- Qalānisī: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld
• Anonieme auteur: westerse wereld – Byzantijnse wereld – Arabische wereld
c Voeg de historische redeneerwijze ‘perspectief’ toe aan het schema van historisch denken op de uitvouwbare tijdlijn.
d Waarom staan er bij Ibn al-Qalānisī twee jaartallen. TIP Denk aan de tijdrekening
e Wat zeggen de auteurs over het aantal slachtoffers? Vermelden ze aantallen?
f Geef een mogelijke verklaring.
g Ho e beschrijven de auteurs de gebeurtenissen? Omcirkel. Licht je antwoord mondeling toe.
• Anna Komnene: zakelijk – niet zakelijk
• Ibn al- Qalānisī: zakelijk – niet zakelijk
• Anonieme auteur: zakelijk – niet zakelijk
h Welke auteur vind jij het minst betrouwbaar om te achterhalen hoe de inname van Jeruzalem verlopen is?
i Andere kronieken spreken over 3 000, 10 000, 20 000, 70 000, 100 000, 150 000 doden. Hoe later na de gebeurtenis, hoe hoger de cijfers in de kronieken. Zijn dat nauwkeurige gegevens?
j Ho e komt het dat de cijfers alsmaar stijgen?
k Ho e beoordeel je de volgende uitspraak: ‘Bij de inname van Jeruzalem zijn veel slachtoffers gevallen maar wij weten niet hoeveel’?
OPDRACHT 8
Toen we Tyrus verlieten, doorkruisten we een onafgebroken reeks boerderijen en dorpen met efficiënt uitgebate akkers. Hun bewoners waren allemaal moslims, maar zij leefden binnen de welvaart die de Franken gecreëerd hebben (...) Hun woningen zijn hun eigendom en hun goederen worden intact gelaten. (...) De twijfel sluipt in de harten van die mensen als zij hun lot vergelijken met dat van hun broeders die in moslimgebied leven. Die zuchten namelijk onder het onrecht van hun geloofsgenoten, terwijl de Franken het recht doen heersen.
Uit: Ibn Jobair, Reisverhalen, ca. 1183-1185 Ibn Jobair (1145-1217) is een reiziger en schrijver uit Andalusië. Hij wordt bekend met zijn reisverslag van zijn bedevaart naar Mekka. Hij verblijft negen maanden in die stad en daarna bezoekt hij verschillende steden in het Midden-Oosten. In zijn reisverslagen geeft hij veel informatie over de personen die hij ontmoet en over de politieke en sociale omstandigheden in het gebied.
Zijn de uitspraken juist of fout? Kruis aan.
a Ibn Jobair heeft kritiek op zijn geloofsgenoten.
b Ibn Jobair vindt dat de christenen de moslims vrij goed behandelen.
c De moslims en christenen hebb en in de middeleeuwen nooit in vrede met elkaar samengeleefd.
De gevolgen van de kruistochten
Historici verschillen nogal van mening over de gevolgen van de kruistochten. Het gezag van de paus als leider van de westerse christenheid wordt versterkt . De economie wordt nog internationaler : Italiaanse steden zoals Genua en Venetië beheersen de handel met het oosten Het westen leert de Arabische levenswijze en cultuur beter kennen . Maar het komt niet tot een echte uitwisseling. Het is giswerk of bijvoorbeeld de spitsboog, heraldische wapenschilden en andere oosterse culturele uitingen via de kruistochten tot ons zijn gekomen.
Het moderne Midden-Oosten komt niet voort uit die middeleeuwse oorlogen. Toch roepen de kruistochten in de Arabische wereld vandaag vaak heel emotionele reacties op. Het gaat al lang niet meer om het verleden zelf: de kruistochten worden gebruikt en misbruikt om hedendaagse conflicten in de streek te rechtvaardigen.
De kruistochten hebben heel wat onbedoelde gevolgen . Welk gevolg kun je als ‘ bedoeld ’ benoemen?
De kruistochten: een emotioneel geladen begrip
Bron 8 Saladin
In 1181 nemen de moslims onder leiding van Saladin Jeruzalem in. Verrassend genoeg wordt de figuur van Saladin eeuwenlang genegeerd in het Midden-Oosten. De eerste biografie van hem wordt pas in 1872 gepubliceerd. Ondanks zijn Koerdische afkomst wordt Saladin gezien als een groot strijder van de islam tegen het aanvallende westen. Wanneer het verhaal van Saladin en de kruistochten vandaag op Arabische scholen wordt verteld, dan wordt dat in gedurfde, heldhaftige beelden gedaan, zonder grijstinten. De blijvende herinnering aan de kruistochten tot op vandaag wordt heel beeldend uitgedrukt in een levensgrote beeldengroep in Damascus uit 1992.
Uit: C. Hillenbrand, The Crusades. Islamic Perspectives, 2000, New York, eigen vertaling Carole Hillenbrand is een Britse historica die gespecialiseerd is in de geschiedenis van de islam. Zij is de eerste niet-moslim die in 2005 de Koning Faisal-prijs voor islamstudies ontving. Een teken dat haar werk ook in de Arabische wereld gewaardeerd wordt.
Bron 9 Standbeeld van Saladin
Standbeeld van Saladin in Damascus, Syrië, ingehuldigd in 1993 door president Hafez Assad naar aanleiding van de 800e verjaardag van de dood van Saladin Het standbeeld toont een triomfantelijke Saladin met twee bondgenoten en twee gevangen kruisvaarders.
©VANIN
a Ho e wordt de geschiedenis van de inname van Jeruzalem door Saladin vandaag op Arabische scholen verteld, volgens de bron?
b Wat is er verrassend?
c Is bron 7 een betrouwbare bron om de vragen te beantwoorden? Geef twee argumenten .
©VANIN
d Do or wie, waar en wanneer is het standbeeld van Saladin ingehuldigd?
e Wat kun je besluiten uit bron 7 en bron 8? Kruis de juiste uitspraken aan.
De kruisto chten zijn vandaag een emotioneel geladen begrip.
Ook de tijdgenoten van Saladin zien hem als een grote strijder van de islam tegen het aanvallende westen.
Het standb eeld van Saladin in Damascus is een voorbeeld van misbruik van geschiedenis.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘tijdrekening’, ‘periode’, ‘westers’ en ‘niet-westers’ uitleggen
2 de b egrippen ‘islam’, ‘Klein-Azië’ en ‘motief’ uitleggen
3 de aanleiding, bedoelde gevolgen en onbedoelde gevolgen van de kruistochten benoemen
4 de voorgeschiedenis van de kruistochten uitleggen
5 de eerste kruisto cht vanaf de toespraak van paus Urbanus schetsen
6 het verdere verloop van de westerse aanwezigheid in het Midden-Oosten uitleggen
7 de gevolgen van de kruistochten opnoemen
8 verschillen in interpretatie van de kruistochten tussen vroeger en nu opnoemen
9 kenmerken van culturele contacten tussen christenen en moslims in de middeleeuwen toelichten
KUNNEN
1 een symb olische kaart analyseren
2 informatie uit historische bronnen afleiden
3 de b etrouwbaarheid van een historische bron beoordelen in functie van een historische vraag
4 bronnen met elkaar vergelijken om een historische vraag te beantwoorden
5 de kruisto chten bestuderen vanuit verschillende perspectieven
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
De kruistochten
©VANIN
1 Wat voorafging
• 7e eeuw: De Arabieren veroveren Palestina.
• 11e eeuw: In Spanje en Zuid-Italië b eginnen christenen de moslims terug te dringen.
• 11e eeuw: Seltsjo eken zijn bedreiging voor Byzantium Byzantium verliest een deel van Klein-Azië oproep voor hulp Byzantijnse keizer aan paus geen gevolg nieuwe oproep eerste kruistocht
2 Motieven voor de kruistochten
1095 Oproep paus Urbanus voor kruistocht
Byzantijnen help en tegen Seltsjoeken
Jeruzalem bevrijden
Massale reactie
Kruistocht = middel om hemel te verdienen
3 Het verloop van de kruistochten
• b egin 1096: volkskruistocht mislukking
• zomer 1096: ridderkruisto cht Jeruzalem veroverd in 1099
Oprichting kruisvaarderstaten
Langzame reactie moslimwereld
Christenen verliezen gebieden.
1187: Saladin, inname Jeruzalem
Vierde kruistocht eindigt met plundering Constantinopel in 1204.
1291: Het westen is helemaal verdreven.
4 De gevolgen van de kruistochten
• Het gezag van de paus wordt versterkt.
• Economie wordt nog internationaler: Genua en Venetië.
• Westen leert Arabische cultuur beter kennen maar geen echte uitwisseling.
• Kruisto chten roepen vandaag nog emotionele reacties op. gebruik en misbruik van geschiedenis
Romaanse en gotische kunst
Vanaf de 4e 5e eeuw kent WestEuropa een culturele en technische achteruitgang. Toch bewonderen wij vandaag honderden prachtige middeleeuwse kerken
Hoe is dat mogelijk? Hoe evolueert de bouwkunst? Hoe evolueert de beeldhouwkunst?
Kaartnr(s).
De Kerk is opdrachtgever van romaanse en gotische kunst
In de 7e en 8e eeuw wordt West-Europa door monniken bekeerd tot het christendom (zie les 15). Men bouwt opnieuw kerken. Kleine kerken krijgen een houten onderdak dat steunt op stevige, dikke muren met kleine ramen.
Kloosters bouwen op het platteland vanaf de 10e eeuw steeds grotere, bredere romaanse kerken. Vanaf ca. 1150 bouwen bisschoppen en poorters in de steden gotische kathedralen en parochiekerken.
Bron 1 Het grondplan van grote romaanse en gotische kerken
Ca. 1000 beginnen vooral de kloosters grotere kerken te bouwen.
a Welk christelijk teken zie je in het grondplan?
b Waarvoor dient een kerk in de eerste plaats?
OPDRACHT 2
c Waar staat het (hoofd)altaar? Zet een kruisje op die plaats op het grondplan.
d In welke windrichting staat het hoofdaltaar?
e Waarom?
OPDRACHT 3
Romaanse kloosterkerken op het platteland en gotische kathedralen in de stad
Om de ruimte te overdekken bouwen de monniken, zoals de Romeinen, tongewelven die steunen op dikke muren. Steunberen beletten dat het dak en het tongewelf de muren naar buiten duwen. De ramen hebben meestal rondbogen en zijn klein. Vooral in het noorden zijn de romaanse kerken daarom dikwijls somber en donker . En God is licht, zegt de Bijbel. Er moet dus meer licht in de kerken komen. Door nieuwe technieken kunnen vanaf ca. 1150 de kerken hoger en de ramen groter gemaakt worden. Dat is het begin van de gotische stijl
Waar komt de naam van deze kunststijlen vandaan? Verbind.
Romaanse stijl
Gotische stijl
De bouwvakkers nemen enkele bouwtechnieken zoals het tongewelf en de rondbogen van de Romeinen over.
In de vroegmoderne tijd vindt men de stijl barbaars. De naam verwijst naar de Goten, een van de barbaarse stammen die in de 4e eeuw het Romeinse Rijk zijn binnengevallen (zie les 3).
Bron 2 Abdij kerk in Conques (schip) Bron 3 Kathedraal in Amiens (schip en gewelf)
a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch
b Waar komt het meeste licht binnen? Omcirkel.
bron 2 – bron 3
c Zet de cijfers uit de af beelding bij de juiste term.
KruisribgewelfAltaar
OPDRACHT 4
Bron 4 Conques (westgevel)
PijlersBron 5 Amiens (westgevel)
a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch
b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.
Roosvenster Timpaan
c Voor welk gebouw gelden de onderstaande kenmerken?
Sobere aankledingKantwerk in steen Spitsbogen Rondbogen
Kerkenbouwers zorgen voor meer licht zonder dat het dak instort
De Romeinen gebruiken tongewelven (zie bron 8), kruisgewelven en steunberen om grote kerken te kunnen bouwen. In de vroege middeleeuwen is die kennis verdwenen. De romaanse bouwvakkers herontdekken die technieken al doende. Gotische bouwvakkers slagen erin om met nieuwe technieken nog grotere kerken te bouwen. Zij vangen vanaf 1160 de druk van het dak en de gewelven op door luchtbogen en steunberen. Binnenin vervangen ze het kruisgewelf door het kruisribgewelf en (bundel)pijlers (zie bron 9).
OPDRACHT 5
GROEPSWERK
1 Ga samenzitten in groepen van drie of vier leerlingen en voer de opdrachten uit.
2 Los op drachten 4, 5, 6 en 7 op.
3 Gebruik de kaartjes met extra info van je leraar.
Veel succes!
Bron 6 Abdij van Vézelay (schip)
Bron 7 Saint-Pierre, Bourges (schip)
a Onderstreep telkens wat juist is.
• Het koor in bron 6 is romaans / gotisch. Het schip in bron 6 is romaans / gotisch.
• In bron 7 is het koor romaans / gotisch, het schip is romaans / gotisch.
b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.
a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch
b Zet de letters en cijfers uit de tekeningen bij de juiste term.
Tekening 1 Tekening 2
SteunbeerSchip TongewelfZijbeukBuitenmuur
LuchtboogSpuwerKruisribgewelfSteunbeerPinakel
Bron 10 Kathedraal Saint-Etienne, Bourges
Bron 11 Kathedraal Notre Dame de Nazareth, Vaison-la-Romaine
a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch
OPDRACHT 8
b Zet de cijfers uit de bronnen bij de juiste term.
SpitsboogPinakelLuchtboogRondboogSteunbeer
Timpanen en beeldhouwkunst
©VANIN
Middeleeuwse beelden zijn meestal versieringen van muren : de beelden zijn niet vrijstaand, ze hangen vast aan de muur. Een mooi voorbeeld van die beeldhouwkunst vinden we in de timpanen : ronde of spitse bogen boven de ingang van een kerk. De beelden zijn aanvankelijk erg onrealistisch , maar worden in de gotiek al wat natuurlijker . De beelden komen ook meer en meer van de muren los te staan
Bron 12 Timpaan van Conques
Bron 13 Timpaan van Amiens
a Welke stijl herken je op de bronnen? Kruis aan. romaans gotisch romaans gotisch
b Voor welke van beide kerken en timpanen zijn de volgende uitspraken geldig? Bekijk zeker ook de andere bronnen van Conques en Amiens in deze les. Zet een kruisje in de juiste kolom.
1 Het beeldhouwwerk zit nog vast in het achterliggende vlak.
2 De beelden komen vrij uit het achterliggende vlak.
3 De beelden staan vrij in een nis
4 Dit timpaan heeft het meest realistische / natuurgetrouwe beeldhouwwerk.
5 Het onderwerp op het timpaan is het Laatste Oordeel.
6 Westgevel, torens, ramen e.d. zijn bekleed met kantwerk van steen.
7 Deze kerk is soberder afgewerkt.
Vergelijk gotische met romaanse kerkgebouwen. Wat is er veranderd? Wat is gebleven? Rangschik in de juiste kolom: het koor is oostwaarts gericht – de lichtinval – de opdrachtgever –de kruisvorm van het grondplan – de steunberen – het gewelf – de bogen – de beelden. BESLUIT
Continuïteit
Verandering
©VANIN
ONWAARSCHIJNLIJK!
Kijk eens go ed naar het figuurtje links op de foto. Lijkt het niet op een punker? Het lijkt haast of deze duivel weggelopen is uit een of andere strip of tekenfilm. Niet zo dus! Hij werd gebeeldhouwd in de 12e eeuw en staat in het timpaan van de abdijkerk van Conques (zie vorige bladzijde).
Als je het timpaan aandachtig bestudeert, bemerk je resten van kleuren. Vandaag vinden veel toeristen de romaanse en gotische kerken juist mooi vanwege de naakte kleur van de steen, zowel binnen als buiten.
Maar romaanse en gotische kerken én veel timpanen en andere beelden waren gekleurd. Water en wind hebben de meeste kleuren van de romaanse en gotische kerken weggehaald. Binnen verdwenen heel wat muurschilderingen onder een kalklaag.
Wat je na deze les moet kennen en kunnen:
KENNEN
1 de b egrippen ‘continuïteit’ en ‘verandering’ uitleggen
2 van b eide stijlen drie kenmerken van de bouwkunst geven
3 van b eide stijlen twee kenmerken van de beeldhouwkunst geven
4 de oriëntering / b ouw van het koor naar het oosten verklaren
5 het verband tussen stijl en druk verklaren
6 twee voorbeelden geven van continuïteit en twee van verandering
KUNNEN
1 romaanse en gotische kerken en elementen van elkaar onderscheiden
2 op af beeldingen de elementen ‘tongewelf’, ‘kruisgewelf’, ‘kruisribgewelf’, ‘pijler’, ‘rondboog’, ‘spitsboog’, ‘steunbeer’, ‘luchtboog’, ‘timpaan’ aanduiden
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Romaanse en gotische kunst
ROMAANS
GOTISCH
11e-12e eeuw vanaf 1150-15e eeuw koor oostwaarts koor oostwaarts platteland: kloosters stad: bisschopp en en stadsbestuur dikke muren en kleine ramen grote ramen
Opvang druk
Opvang druk tongewelven / kruisgewelven kruisribgewelf rondboog spitsboog muren en pijlers pijlers steunb eren steunb eren en luchtbogen
Timpanen en beeldhouwkunst onderwerp dikwijls het Laatste Oordeel stenen bijbel
Beeldhouwwerk
Beeldhouwwerk minder natuurgetrouw meer natuurgetrouw soberder kantwerk van steen beelden vast in het vlak los van het vlak
Cultuur in de middeleeuwen
KERK
De Kerk is machtig en invloedrijk.
Ho ogtepunt: 11e, 12e eeuw
KRUISTOCHTEN
Pelgrims voor de Heilig Grafkerk te Jeruzalem
Standb eeld van Saladin in Damascus
KUNST
ROMAANS
11e -12e eeuw
GOTISCH
12e-15e eeuw
GSynthese
Naar goede ‘Storiagewoonte’ vind je in dit onderdeel enkele opdrachten die het referentiekader en de belangrijkste vaardigheden herhalen. Ook je kennis over de middeleeuwen wordt opgefrist. Veel plezier!
OPDRACHT
Bron 1 De leenhulde verbindt leenheer en leenman plechtig
Bron 3 De burcht ‘Krak van de Ridders’ (Syrië, 12e-13e eeuw) is het best bewaarde kruisvaarderkasteel
Bron 2 Twee mannen bewerken de grond met hak en spa
Bron 4 Hoofdportaal van de abdij kerk in Conques (12e eeuw)
Geef aan de hand van de bronnen enkele belangrijke politieke, sociale, economische en culturele kenmerken van de middeleeuwen.
• Politiek:
• Economisch:
• Sociaal:
• Cultureel:
WEBQUEST
Beroemde en beruchte middeleeuwers
De lessen in dit boek focussen op de ‘grote lijnen’ van de geschiedenis. Tijdens deze les krijg je de kans om het leven van enkele beroemde middeleeuwers wat van dichterbij te bekijken. We stellen
Chlodovech, Karel de Grote, Godfried van Bouillon, Jan Zonder Vrees en Jeanne d’Arc voor.
Wie is jouw personage?
Kaartnr(s).
©VANIN
Zoek op internet informatie over je personage. Ga kritisch om met de sites waarop je terechtkomt. Wikipedia is meestal een betrouwbare bron. Zorg dat je al deze puntjes in je tekst of presentatie verwerkt.
Verwerk de onderstaande puntjes in je tekst of in je presentatie.
Tijd
Duid geboorte- en sterfdatum aan op een tijdlijn. Duid op de tijdlijn minstens twee algemene, belangrijke gebeurtenissen aan die tijdens het leven van je personage plaatsvinden.
Ruimte In welk rijk leeft je personage? Duid dat rijk op een historische kaart aan.
Domein In welk domein kun je je personage situeren?
Stamboom
Levensloop
Samengevat
Geef belangrijke informatie over voorouders en/of kinderen van je personage.
Geef de naam, nationaliteit en het beroep van je personage.
Noem enkele belangrijke feiten uit het leven van je personage.
Herhaal kort waarom je personage historisch belangrijk is. Probeer uit elk van de voorgaande antwoorden een element te gebruiken in je samenvatting.
Wat je na deze les moet kunnen:
KUNNEN
1 informatie op het internet zoeken
2 een personage situeren in de tijd, de ruimte en het domein
3 historische gegevens selecteren en ordenen
4 gebeurtenissen op een tijdlijn plaatsen
Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.
Woordenlijst ©VANIN
We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen. Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje. Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het blauw.
aalmoes: geld of andere materiële hulp voor armen
aanleiding: historische redeneerwijze: gebeurtenis die een feit of fenomeen het meest rechtstreeks doet ontstaan; ze verklaart waarom een feit of fenomeen op dat bepaalde moment plaatsvindt.
abdij: geheel van gebouwen waar monniken of nonnen samen leven, bidden en werken
abt: leider van een klooster, als het om een vrouw gaat spreekt men van een abdis
adel: een van de drie standen; de edelen
aflaat: kwijtschelding van de boetedoening (straf) voor de zonden
agrarische samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw
ambacht: vereniging van personen uit een stad die hetzelfde beroep (ambacht) uitoefenen.
Het ontstaat in de 13e eeuw.
ambachtslieden: oefenen als beroep een handwerk (ambacht) uit, bijvoorbeeld slager, bakker, smid, timmerman, wever ...
arabesk: sierlijke decoratie, bestaande uit een slingerende basislijn
argument: h istorische redeneerwijze: een reden of uitleg voor iets
autonomie: zelfstandigheid
ballingschap: gedwongen verblijf elders dan waar men thuis is – zie ook ‘verbanning’
bedevaart: reis naar een plaats die een bijzondere betekenis heeft binnen een godsdienst
bedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn met opzet veroorzaakt
belegering: een stad of een burcht omsingelen en afsnijden van de buitenwereld met de bedoeling om de inwoners uit te hongeren tot ze zich overgeven
belfort: vooral in Zuid-Nederlandse steden gebouwde wachttoren met klokken, aan of bij een stadhuis of markthal; symbool van de stedelijke macht
bevolkingsregister: overzicht van de inwoners van een bepaalde plaats dat systematisch wordt bijgehouden
biecht: een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk
bondgenoot: medestander, iemand die je helpt
braakland: akkerland waarop niet wordt gezaaid, zodat de grond zich kan herstellen en vruchtbaar blijft
breuk: (symbolisch) moment waarop er belangrijke veranderingen gebeuren
celibaat: het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen
centraliseren: de vorst neemt de macht in handen; de centralisatie van de macht verloopt geleidelijk. Op het einde van de middeleeuwen houden de meeste vorsten de touwtjes stevig in handen.
centrum: 1. het middelpunt van een gebied; 2. het middelpunt van van de politieke, economische en/of culturele macht
concilie: belangrijke vergadering van kerkleiders
continentaal: verwijst naar het werelddeel
continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee
continuïteit: historische redeneerwijze: wat wezenlijk hetzelfde blijft, niet verandert
derde stand: ongeveer 95 % van de bevolking behoort tot de derde stand. De meeste mensen werken in de landbouw en zijn arm, maar ook de rijke handelaars en ambachtslieden in de steden behoren tot de derde stand.
directe oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen rechtstreeks doet ontstaan
discriminatie: het ongelijk behandelen van personen bijvoorbeeld omwille van hun geslacht, ras of godsdienst
Duitse Rijk: dat rijk ontstaat door de samenvoeging van Oost-Francië en enkele vorstendommen uit Midden-Francië. De Duitse koning voert ook dikwijls de (Frankische) keizerstitel. Hij houdt lange tijd de controle over zijn rijk omdat hij belangrijke ambtslenen aan geestelijken geeft. Die hebben geen erfgenamen en zo krijgt de keizer altijd zijn lenen terug.
duivel: de verpersoonlijking van het kwade
duur: tijdsduur; lengte in tijd gemeten, hoelang iets duurt
eeuw: periode van 100 jaar
epidemie: besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt en waardoor een groot deel van de bevolking getroffen wordt
evolutie: historische redeneerwijze: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd – zie ‘verandering’
fantasy: dat genre wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden
flagellant: middeleeuwse boetedoener die zich geselt, vaak in het openbaar
geestelijke: iemand die een kerkelijke wijding heeft ontvangen. Reguliere geestelijken leven volgens de kloosterregel, seculiere geestelijken leven ‘in de wereld’.
gelaagde samenleving: samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren; bijvoorbeeld de standensamenleving
gelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn dezelfde op hetzelfde moment
gesloten ruimte: kan verwijzen naar een gesloten landschap of naar een gesloten samenleving
getuigenis: verklaring die men aflegt
gewest: gebied met een (gedeeltelijk) eigen bestuur
gilde: vereniging van kooplieden en/of ambachtslieden
globaal: verwijst naar de wereld
gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst
grafgift: voorwerp dat aan de overledene wordt meegegeven in het graf
grondwet: de basiswet van een land. Daarin staan de rechten, plichten en vrijheden van de burgers, van de overheid en hoe het bestuur van het land is georganiseerd.
Guldensporenslag: na de strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger worden op het slagveld 500 paar gulden sporen verzameld van gesneuvelde ’Franse’ ridders. Pas in de 19e eeuw spreekt men daarom over de Guldensporenslag.
handel: het kopen en verkopen van producten
hel: de plaats waar iemand voor altijd afgescheiden is van God
hemel: de plaats waar God verblijft
hertog: bestuurt een mark (een ‘provincie’ met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
(religieuze) hervorming: hervorming binnen een godsdienst
hofhouding: iedereen die bij een machtige vorst of geestelijke leeft en dikwijls voor hem of haar werkt
hofmeier: opzichter over een hofhouding incidentele oorzaak: historische redeneerwijze: eenmalige gebeurtenis, zoals een handeling van mensen (bijvoorbeeld een moordaanslag of een demonstratie) of een natuurverschijnsel (bijvoorbeeld een misoogst, een overstroming of een epidemie); incidentele oorzaken werken op korte termijn
indirecte oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen onrechtstreeks doet ontstaan
industriële samenleving: de productie gebeurt met machines, veel mensen werken in de industrie in plaats van in de landbouw
islam: godsdienst ontstaan in de 7e eeuw; De gelovigen heten moslims of islamieten.
Karolingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 8e tot de 10e eeuw. Karel de Grote is de belangrijkste van die koningen.
kathedraal: kerk van een bisschop
keure: 1. reglement van een ambachtsgilde; 2. stadsrechten die de landvorst aan de stad verleent
Klein-Azië: schiereiland in het uiterste westen van Azië; deel van het huidige Turkije
klooster: gebouw of gemeenschap van mensen die hun leven aan God wijden
kroondomein: het gebied dat onder de rechtstreekse heerschappij van de koning staat
kroonvazal: rechtstreekse leenman van de vorst
Kroon-Vlaanderen: Vlaanderen ten westen van de Schelde. De Vlaamse graaf heeft dit gebied in leen van de Franse koning.
©VANIN
kritisch: onafhankelijk van anderen, op een wetenschappelijke manier denkend en oordelend
kroniek: middeleeuws chronologisch verslag van belangrijke gebeurtenissen
laken: geweven wollen stof
lakenhalle: stedelijk gebouw dat dient als opslagplaats en verkoopruimte voor o.a. lakenstoffen; wordt ook gebruikt als vergaderplaats of als rechtbank
landbouw: akkerbouw en veeteelt
leefregel: regels die mee bepalen hoe je met anderen samenleeft en wat mag en niet mag
leen: de leenman krijgt een leen in ruil voor trouw aan de leenheer
leenwezen: de vorst geeft een grondleen, ambtsleen of geldleen aan zijn kroonvazallen, die in ruil trouw zweren. Het leenwezen moet de vorst helpen om zijn rijk te besturen, maar in werkelijkheid zullen de kroonvazallen al snel hun belofte van trouw vergeten; de kroonvazallen hebben zelf ook leenmannen (cf. de piramide van leenmannen).
lekenbroeder: kloosterling die geen wijding kreeg en minder verplichtingen heeft dan de monniken
lokaal: verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …)
manuscript: letterlijk: handschrift; geschreven (en dus niet gedrukte of getypte) tekst
maritieme ruimte: aan of op zee
markgraaf: bestuurt een mark (een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
Merovingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 5e tot de 8e eeuw. Chlodovech is de belangrijkste van die koningen.
metten: gebeden ’s nachts of in de vroege ochtend. De ‘Brugse metten’ verwijzen dus naar een gebeurtenis op een zeer vroeg tijdstip.
migratie: het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere, met het doel in die nieuwe streek te gaan leven
millennium: periode van 1 000 jaar
miniatuur: afbeelding bij middeleeuwse handschriften, als versiering van een letter of van de tekst
mis: ook eucharistie genoemd, een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk
monarchie: bestuursvorm waarbij één persoon de macht heeft, dikwijls een koninkrijk
mondelinge traditie: het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie
monnik: iemand die een teruggetrokken leven leidt binnen een klooster
moslim: aanhanger van de islam
motief: reden die tot een handeling aanzet, drijfveer
mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd
nationaal: verwijst naar de staat of het land
nijverheid: het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiks- en luxevoorwerpen
nis: uitsparing of holte in een muur
onbedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn niet met opzet veroorzaakt
ongelijkheid: personen en/of groepen zijn niet gelijk. Afhankelijk van de ruimte en de tijd gaat het over ongelijkheid op het vlak van rechten/plichten, bezit, politieke inspraak.
ongelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn verschillend op hetzelfde moment
oorzaak: historische redeneerwijze: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen doet ontstaan
open ruimte: kan verwijzen naar een open landschap of naar een open samenleving
periferie: 1. aan de rand van een gebied; 2. aan de rand van de politieke, economische en/of culturele macht (die ze moeten ondergaan)
periode: bepaalde tijdsduur die duidelijk of minder duidelijk is afgebakend
perspectief: h istorische redeneerwijze: standpunt waaruit iemand naar iets kijkt; beïnvloed door de standplaatsgebondenheid
poorter: iemand die het recht heeft om binnen de muren van een stad te wonen
preek: toelichting op de Bijbelverhalen die gelezen worden tijdens de mis
primaire bron: bron gemaakt door iemand die rechtstreeks betrokken is, bijvoorbeeld een ooggetuige
psalm: lied uit het Bijbelboek ‘Psalmen’
reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld
regionaal: verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)
relikwieën of relieken: vereerde lichaamsdelen, kleren of gebruiksvoorwerpen van heiligen of beroemde mensen
revolutie: historische redeneerwijze: de veranderingen gebeuren snel
Rijks-Vlaanderen: Vlaanderen ten oosten van de Schelde, de Vlaamse graaf heeft dat gebied in leen van de Duitse Keizer. Het gebied is een deeltje van het Heilige Roomse Rijk.
rurale ruimte: het platteland
rurale samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw
sacrament: bepaalde godsdienstige handeling in de katholieke Kerk
Saracenen: oude naam voor moslims
scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde
schepenen: in de middeleeuwen in de eerste plaats zij die rechtspreken; meestal terzelfdertijd ook bestuurders van de stad
schip: middenbeuk van een kerk
schisma: scheuring binnen de Kerk
secundaire bron: bron gemaakt door iemand die niet rechtstreeks betrokken is; vaak in een andere tijd
stand: sociale klasse; in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is de bevolking verdeeld in drie standen: de geestelijken, de adel en de derde stand.
standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen
staten: standenvertegenwoordiging, elk graafschap of elk hertogdom had zijn eigen ‘staten’ met vertegenwoordigers van de drie standen, bijvoorbeeld de staten van Vlaanderen
Staten-Generaal: vergadering met vertegenwoordigers van alle Bourgondische staten, opgericht door Filips de Goede
stedelijke ruimte: de stad
stedelijke samenleving: de samenleving in de steden, met handel en nijverheid. Tot ca. 1800 blijven de steden een onderdeel van de agrarische samenleving.
stereotiep: veralgemeend beeld, dat door veel mensen wordt gebruikt
toeval: historische redeneerwijze: iets dat plaatsvindt zonder bedoeling
verandering: historische redeneerwijze: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk
vazalliteit: systeem waarbij een gewone man (de vazal) trouw zweert aan een rijke heer, de vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud
©VANIN
structurele oorzaak: historische redeneerwijze: dieperliggend kenmerk van een samenleving. Structurele oorzaken werken op lange termijn.
tijdrekening: manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald vertrekpunt
verbanning: de veroordeelde krijgt voor een bepaalde periode geen toegang meer tot een bepaald gebied. In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is dat een zware straf omdat de getroffene wordt afgesneden van familie, vrienden en broodwinning.
Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan bijna alle landen lid zijn. Zij werken samen op het vlak van vrede en veiligheid, de mensenrechten, welvaart en welzijn.
vesting: burcht of versterkte stad
vicieuze cirkel: probleem waar men niet meer uitgeraakt
voetvolk: soldaten te voet
welvaart: het economisch goed hebben, voldoende financiële middelen hebben om in je behoeften te voorzien: voldoende voedsel, kleding, een leefbare woning; ook toegang tot goede gezondheidszorg en onderwijs
welzijn: zich mentaal goed voelen, voldoende sociale contacten en ondersteuning hebben om je goed te voelen, gelukkig te zijn
westers: West-Europees (vandaag vallen ook Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland onder dat begrip)
wintergraan: graan zoals winterrogge en wintertarwe dat in de herfst wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst
wraakneming: iemand straffen die jou iets heeft aangedaan
zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen
zomergraan: graan zoals zomerrogge, zomergerst en haver dat in de lente wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst zondaar: iemand die een zonde begaat
zonde: vrijwillige fout tegenover God en de medemens
WOORDENBOEK
Mijn persoonlijk woordenboek
Het is best mogelijk dat er nog andere woorden in dit leerwerkboek staan die je niet begrijpt. Dan zoek je die woorden op in een woordenboek of op het internet. Vaak vind je bij een woord verschillende betekenissen. De eerste betekenis is niet noodzakelijk de juiste. Als men jou zou zeggen dat je heel geslepen bent, betekent dat niet dat je gepolijst bent, zoals in de woordverklaring staat. Dan moet je een andere betekenis kiezen. Denk dus altijd goed na en kies die betekenis die het best past in de tekst die je probeert te begrijpen.
Les