Overeenkomsten met handelstussenpersonen
1 Inleiding
1.1 Definitie en situering
Een handelstussenpersoon komt tussenbeide bij het sluiten van een handelscontract. Zijn tussenkomst kan gaan van het in contact brengen van twee personen zonder dat hij zich verder inmengt in de sluiting van het contract, tot het vertegenwoordigen van een van de contractpartijen bij het sluiten van een handelsovereenkomst.
1.2 Toepasselijke bepalingen
1 Niet alle overeenkomsten met handelstussenpersonen worden in de wet geregeld. Dat zou ook niet mogelijk zijn, gelet op de ruimte die de contractuele vrijheid aan partijen biedt. Bovendien wordt een aantal van deze contracten al door het gemeenrechtelijk verbintenissenrecht of door de regels m.b.t. lastgeving voldoende geregeld.
2 Voor een aantal contracten is een wettelijke regeling nodig geweest met het oog op de bescherming van de belangen van de zwakkere contractpartij, zoals de regeling inzake de alleenverkoopovereenkomst en deze inzake de handelsagentuur. De invloed van het Europees recht heeft zich ook in het recht van de handelstussenpersonen laten gelden, zoals voor de wet op de handelsagentuur die de omzetting is van een Europese richtlijn.
Deze wetten werden ingevoegd in het WER boek X ‘Handelsagentuurovereenkomsten, commerciële samenwerkingsovereenkomsten, verkoopconcessies en vervoersovereenkomsten’. Dit boek neemt dus een regeling op voor wat betreft handelsagentuurovereenkomsten en verkoopconcessies. De wet bevat tevens regels over de precontractuele informatie die moet worden gegeven in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Ook de vervoersovereenkomsten werden in boek X ondergebracht. Die worden hier niet besproken.
3 Een aantal contracten hebben geen erkenning van de wetgever gekregen, maar worden door de rechtspraak als dusdanig wel erkend. Een voorbeeld hiervan is de franchiseovereenkomst, die aan de regels van het gemeenrechtelijk verbintenissenrecht onderworpen is.
4 Bij de bestudering van de overeenkomsten met handelstussenpersonen moet ook een bijzondere plaats ingeruimd worden voor de Europese en Belgische regelgeving met betrekking tot het mededingingsrecht. Gelet op het specifieke en ingewikkelde karakter van deze regelgeving gaan we hier niet uitvoerig op in. We willen wel de aandacht vestigen op de wet van 4 april 2019 (BS 24 mei 2019) waardoor de algemene voorwaarden en contractuele bepalingen voor relaties tussen ondernemers aan beperkingen worden onderworpen.
De wet van 4 april 2019 introduceert namelijk een lijst van verboden bedingen en het verbod op misleidende en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen (boek VI WER Marktpraktijken en boek IV WER Bescherming van de mededinging) (zie ook het deel over Marktrecht).
Deze wet is een omzetting van de Europese richtlijn en is, op een aantal uitzonderingen na, van toepassing op alle soorten overeenkomsten tussen ondernemingen. Ze is dus ook van toepassing op de vijf soorten overeenkomsten met handelstussenpersonen die hier besproken worden.
Het gaat om de overeenkomst van handelsagentuur, de commissieovereenkomst, de concessieovereenkomst, de franchiseovereenkomst en de makelaarsovereenkomst
In wat volgt wordt ook kort ingegaan op de precontractuele informatie die in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten verstrekt moet worden.
Om de indeling van overeenkomsten met handelstussenpersonen in economische zin (in eigen naam en voor eigen rekening) en in strikt juridische zin (voor rekening van iemand anders) duidelijk te maken voegen we aan het einde van dit hoofdstuk een schematisch overzicht in.
2 De overeenkomst van handelsagentuur
2.1 Definitie en situering
De overeenkomst van handelsagentuur is een overeenkomst waarbij de ene partij (de handelsagent) door de andere partij (de principaal), zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding belast wordt met het bemiddelen en het eventueel afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal.
2.2 Toepasselijke bepalingen
De overeenkomst van handelsagentuur wordt geregeld in boek X WER. De definities, zoals de omschrijving wat een overeenkomst van handelsagentuur precies is, worden opgenomen in boek I WER.
2.2.1 Toepassingsgebied en kenmerken
Opdat de wet van toepassing zou zijn op de overeenkomst met de handelstussenpersoon en de handelsagent dus zou kunnen genieten van de bescherming die de wet hem biedt, moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn (art. I.11 WER).
2.2.1.1 Geen gezagsrelatie
Tussen de principaal en de handelsagent mag geen gezagsrelatie bestaan. Dit betekent dat de handelsagent wel richtlijnen mag krijgen van zijn principaal, maar dat hij zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken indeelt en zelfstandig beschikt over zijn tijd. Dit kenmerk onderscheidt de handelsagent van de handelsvertegenwoordiger die wel onder gezag staat van zijn werkgever en verbonden is door een arbeidsovereenkomst.
2.2.1.2 Permanente band
De handelsagent voert geen occasionele opdrachten uit voor zijn principaal. De principaal en de handelsagent houden integendeel voortdurend en geregeld contact met elkaar. Dit kenmerk onderscheidt de overeenkomst van handelsagentuur van de makelaarsovereenkomst, waarbij de makelaar occasioneel optreedt voor zijn opdrachtgever.
2.2.1.3 Tegen vergoeding
De handelsagent wordt vergoed voor zijn diensten. Het contract van handelsagentuur is dus geen gewoon contract van lastgeving, dat behoudens andersluidend beding gratis is.
2.2.1.4 Handelen in naam en voor rekening van
De handelsagent handelt in naam en voor rekening van zijn principaal. Bij het afsluiten van de zaak ontstaat er een directe rechtsband tussen de derde-klant en de principaal. De handelsagent loopt in beginsel geen enkel economisch risico met betrekking tot de transacties waarin hij tussenkomt. In de agentuurovereenkomst kan wel een delcrederebeding worden ingelast. Dat is een beding waarbij de agent ermee instemt dat hij aansprakelijk kan gesteld worden voor de mogelijke insolvabiliteit van de eindklant, maar maximaal ten belope van het bedrag van de aan hem toekomende commissies.
2.2.1.5 Bemiddelen
De taak van de handelsagent bestaat er hoofdzakelijk in te bemiddelen tussen een principaal en een derde, de potentiële klant. Eventueel kan dat bemiddelen leiden tot het afsluiten van een contract. Het hoofddoel van de handelsagent moet het aanbrengen van cliënteel zijn. De handelsagent zal in zijn optreden dus niet neutraal staan zoals de makelaar, die twee partijen bij elkaar brengt, zonder een hechte band te hebben met een van de partijen.
2.2.2 Vergoeding van de handelsagent
2.2.2.1 Aard
De agent wordt in de vorm van commissielonen betaald, of hij kan een vast bedrag krijgen, of nog een combinatie van beide (art. X.7 WER). De commissie is een vergoeding die varieert naar gelang het aantal zaken of de waarde ervan.
VOORBEELD
Zo kan er overeengekomen worden dat de handelsagent een commissie krijgt van 10 % per verkoop dat die realiseert waarbij de commissie wordt berekend op de verkoopprijs exclusief btw.
Voor de verkoop van internationale professionele diensten (juridische, commerciële, hoogtechnologische) kan de agent commissies ontvangen van 25 % of meer. Hoe gespecialiseerder de dienst, hoe hoger de commissie.
Voor de verkoop van luxejachten zal de commissie lager liggen, bv. 3 %. Hoe hoger de verkoopprijzen hoe lager de commissie meestal is.
2.2.2.2
Contractuele vrijheid (art. X.13 §1-2 WER)
De partijen zijn volledig vrij in het bepalen van de vergoeding. Als zij dat niet doen, wordt de commissie bepaald aan de hand van de gebruiken van de sector.
Naast de bescherming tegen eenzijdige wijziging van de commissie door de principaal, wordt er een bijkomende bescherming voorzien van de handelsagenten tegen een eenzijdige verhoging of oplegging van de kosten door de principaal. De wet stelt dat iedere eenzijdige wijziging van het oorspronkelijk overeengekomen bedrag of bedragen gezien wordt als een handeling die gelijk staat met de verbreking van de handelsagentuurovereenkomst.
Hierbij is het belangrijk dat de handelsagent bij eenzijdige wijziging door de principaal, tijdig melding maakt dat hij hiermee niet kan instemmen. Zo niet kan er bij betwisting voor de rechter eventueel sprake zijn van ‘stilzwijgende instemming’.
VOORBEELD
De handelsagent krijgt een commissie van 10% op de verkoopprijs exclusief btw, maar er wordt overeengekomen dat de verkoopprijs naast de btw verminderd wordt met bepaalde kosten (transport, verzekering, verpakking, energiekosten, …). De principaal probeert soms de eigen prijsstijgingen door te rekenen aan de handelsagent door eenzijdig de kosten die in mindering gebracht worden voor het berekenen van de commissie te wijzigen en te verhogen.
2.2.2.3 Ontstaan
1 Om het ontstaan van een vergoeding te bepalen, moet een onderscheid gemaakt worden tussen de vergoeding voor zaken die zijn afgesloten tijdens de agentuurovereenkomst en de vergoeding voor zaken die zijn afgesloten na de beëindiging van de handelsagentuur.
2 Voor de zaken die gesloten zijn tijdens de duur van de handelsagentuurovereenkomst, heeft de agent recht op vergoeding op voorwaarde dat de zaak door zijn bemiddeling is gesloten of dat de zaak gesloten is met een derde, die de agent vroeger al voor soortgelijke zaken heeft aangebracht of nog dat de principaal de handelsagent een bepaald gebied of een bepaalde cliënteel heeft toegewezen en de zaak uit dat gebied of die cliënteel komt.
3 De zaken die worden afgesloten na het einde van de handelsagentuur, geven doorgaans aanleiding tot meer moeilijkheden. Een gewezen agent heeft toch nog recht op een commissie als de transactie hoofdzakelijk te danken is aan de werkzaamheden van de agent tijdens de duur van de handelsagentuurovereenkomst en de zaak afgesloten is binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf het einde van de overeenkomst. De activiteiten van de handelsagent moeten met andere woorden de doorslag hebben gegeven in het uiteindelijk afsluiten van de zaak. Er is al eveneens recht op een commissie als de bestelling ontvangen werd voor het einde van de agentuurovereenkomst (art. X.9 WER). De opvolgende agent heeft in dat geval geen recht op een commissie, tenzij uit de omstandigheden voortvloeit dat het billijk is de commissie te verdelen onder de agenten (art. X.10 WER).
2.2.2.4 Opeisbaarheid
De commissie is opeisbaar zodra de principaal zijn verplichtingen ten opzichte van de klant is nagekomen, of zodra de principaal de verplichtingen had moeten nakomen. Ze is ook opeisbaar als de klant zijn contractuele verplichtingen nakwam. De commissie wordt uiterlijk betaald op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal waarin zij opeisbaar geworden is.
2.2.3 Duur en einde van de overeenkomst
2.2.3.1 Bepaalde duur/onbepaalde duur (art. X.24 WER)
De handelsagentuurovereenkomst kan voor bepaalde duur of onbepaalde duur gesloten worden.
Een mondelinge overeenkomst of een schriftelijke overeenkomst waarvan de duur niet in het contract is bepaald, is een overeenkomst van onbepaalde duur. Een schriftelijke overeenkomst waar wel is voorzien in een duur en die na het verloop van die termijn wordt verdergezet, wordt van in het begin geacht een contract van onbepaalde duur te zijn.
Een handelsagentuurovereenkomst van bepaalde duur is de schriftelijke overeenkomst die expliciet in een termijn voor de overeenkomst voorziet.
2.2.3.2 Beëindiging (art. X.16 en X.17 WER)
Het onderscheid dat wordt gemaakt tussen de overeenkomst van bepaalde duur en de overeenkomst van onbepaalde duur is van belang voor de modaliteiten van de beëindiging van de overeenkomst.
De agentuurovereenkomst die voor bepaalde duur is aangegaan, neemt een einde bij het verstrijken van de overeengekomen termijn.
Voor de agentuurovereenkomst die gesloten is voor onbepaalde duur of waarvan vermoed wordt dat ze is aangegaan voor onbepaalde duur, gelden andere regels.
Algemeen wordt aangenomen dat er twee mogelijkheden zijn voor de beëindiging ervan. Ofwel wegens een ernstige tekortkoming van een van beide partijen of omwille van uitzonderlijke omstandigheden, ofwel door opzegging van de overeenkomst met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn, die eventueel door een opzegvergoeding wordt vervangen.
A Beëindiging van de overeenkomst wegens ernstige tekortkoming of uitzonderlijke omstandigheden
Ernstige tekortkoming/uitzonderlijke omstandigheden Elke fout die de verdere uitvoering van het contract onmogelijk maakt ingevolge het verlies van vertrouwen bij de andere contracterende partij, leidt tot de onmiddellijke beëindiging van het contract. Hetzelfde geldt voor bepaalde uitzonderlijke omstandigheden die zich zouden kunnen voordoen.
De rechter kan a posteriori de gegrondheid van de ernstige tekortkoming of van de uitzonderlijke omstandigheden nagaan. Hij beoordeelt soeverein of er al dan niet sprake is van een ernstige tekortkoming of van uitzonderlijke omstandigheden.
VOORBEELD
Het overtreden van de contractueel opgelegde exclusiviteit, het aanvaarden van steekpenningen door de handelsagent, het faillissement van een van de partijen, de veroordeling van de handelsagent voor daden waardoor het vertrouwen van de principaal geschokt kan worden.
Beëindigingstermijn
De beëindiging ten gevolge van een ernstige tekortkoming of van uitzonderlijke omstandigheden moet binnen zeven dagen gebeuren na de ontdekking van de feiten door de partij die een einde
maakt aan de overeenkomst van handelsagentuur. Binnen zeven dagen na de beëindiging moet diezelfde partij per brief aangeven wat de ernstige tekortkoming of de uitzonderlijke omstandigheden inhielden.
B Beëindiging van de overeenkomst door opzegging
Opzegging
Elk van de partijen kan op elk ogenblik van de uitvoering van de overeenkomst van handelsagentuur de samenwerking stopzetten door aan de andere partij een opzegging te betekenen. De eenzijdige beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst van onbepaalde duur is in principe altijd gekoppeld aan de naleving van een opzegtermijn.
Opzegtermijn
De duur van deze in acht te nemen opzeggingstermijn bedraagt één maand gedurende het eerste jaar van de overeenkomst. Voor elk daaropvolgend jaar komt er één maand bij, zonder dat deze termijn meer dan zes maanden mag bedragen. De partijen kunnen geen kortere, maar wel langere termijnen overeenkomen. Doen zij dit laatste, dan mag de termijn die de principaal moet naleven niet korter zijn dan diegene die de agent moet naleven.
VOORBEELD
De principaal die de overeenkomst met zijn handelsagent die al vijf jaar met hem verbonden is, opzegt, moet een termijn van vijf maanden naleven. Als de agent al zeven jaar voor de principaal werkte, is de termijn zes maanden. Als de agent pas zes maanden aan de slag was voor de principaal, volstaat een opzegtermijn van één maand.
In de sector van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen of van de gereglementeerde markten voor effecten waar een paritair overlegorgaan werd opgericht, gelden bijzondere regels over de opzeg. Het zou ons echter te ver leiden om daar verder op in te gaan.
Vergoedingen (art. X.16, X.18 en X.19 WER)
Als de opzegtermijn niet wordt nageleefd of als de overeenkomst werd opgezegd wegens een ernstige tekortkoming of wegens uitzonderlijke omstandigheden die er geen waren, dan voorziet de wet dat de partij die in gebreke is gebleven de juiste opzegtermijn te geven, een opzegvergoeding moet betalen. Die vergoeding komt overeen met een bedrag dat wordt berekend op grond van het aantal maanden opzegtermijn die gegeven hadden moeten worden, en het gemiddelde van de commissies die verdiend zijn gedurende de twaalf maanden die voorafgegaan zijn aan de beëindiging van de overeenkomst.
VOORBEELD
Principaal en agent maken de rekening op en stellen vast dat tijdens het laatste jaar aan vergoedingen werden betaald: januari 1 239,00 EUR; februari: 1 487,00 EUR; maart: 2 974,00 EUR; april: 1 735,00 EUR; mei: 743,00 EUR; juni: 1 239,00 EUR; juli: 1 239,00 EUR; augustus: 247,00 EUR; september: 1 735,00 EUR; oktober: 1 983,00 EUR; november: 2 974,00 EUR; december: 991,00 EUR. Dat maakt een totaal van 18 586,00 EUR, dat we delen door 12 om het maandgemiddelde te krijgen. Dat maandgemiddelde van 1 548,83 EUR moeten we dan vermenigvuldigen met het aantal maanden opzegtermijn die moeten of moesten gegeven worden (van 1 tot 6).
Naast deze opzegvergoeding kan de handelsagent desgevallend ook aanspraak maken op een uitwinningsvergoeding (art. X.18 en X.19). Voorwaarde hiervoor is vooreerst dat hij nieuwe klanten geworven heeft voor de principaal of de zaken met bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid. Indien er in de agentuurovereenkomst een concurrentiebeding staat, geldt er een (weliswaar
weerlegbaar) vermoeden dat de agent cliënteel heeft aangebracht.
Bovendien moet de aanbreng van nieuwe klanten nog aanzienlijke voordelen kunnen opleveren voor de principaal.
De uitwinningsvergoeding is niet verschuldigd als de principaal de agentuurovereenkomst terecht beëindigt wegens een ernstige tekortkoming van de agent of als de agent zelf de overeenkomst beëindigt zonder dat daar bepaalde door de wet aanvaarde redenen (bv. de agent beëindigde terecht de overeenkomst omwille van een ernstige tekortkoming in hoofde van de principaal) voor voorliggen.
Het maximum dat de handelsagent kan krijgen als uitwinningsvergoeding is 1 jaar vergoeding berekend op basis van de laatste vijf jaar of als het contract nog geen vijf jaar heeft geduurd, op het gemiddelde van de voorafgaande jaren. Niettemin geeft de wet aan dat als het bedrag van de vergoeding de werkelijk geleden schade niet volledig vergoedt, de handelsagent – mits hij de werkelijke omvang van de beweerde schade bewijst – boven die vergoeding een schadeloosstelling kan krijgen ter waarde van het verschil tussen het bedrag van de werkelijk geleden schade en het bedrag van die vergoeding.
2.2.4 Het concurrentiebeding (art. X.22 WER)
Het concurrentiebeding is een clausule die de agent verbiedt om producten te verkopen of diensten te leveren die concurrerend zijn met de producten of diensten van de principaal.
Deze clausule kan worden opgenomen in een overeenkomst van handelsagentuur voor zover ze tegemoetkomt aan een aantal specifieke voorwaarden.
Het concurrentiebeding moet schriftelijk vastgelegd worden.
De clausule moet betrekking hebben op het soort zaken waarmee de agent belast is. Dit betekent dat een handelsagentuurovereenkomst die betrekking heeft op de verkoop voor machines in de foto-industrie geen concurrentiebeding mag bevatten dat betrekking heeft op machines uit de voedingssector, ook al worden die ook door de principaal verkocht.
De clausule moet beperkt blijven tot een bepaald geografisch gebied of tot de groep personen of het geografisch gebied waarvoor de agent bevoegd is.
Het concurrentiebeding moet beperkt zijn in de tijd. Het mag niet verder reiken dan zes maanden na beëindiging van de overeenkomst.
Als een concurrentieclausule één van deze voorwaarden overtreedt, wordt de clausule voor niet-geschreven gehouden en kan de principaal er zich niet op beroepen.
Bij het online materiaal kun je een voorbeeld van een handelsagentuurovereenkomst vinden.
3 De commissieovereenkomst
3.1 Definitie
De commissieovereenkomst is het contract waarbij een persoon (de commissionair) zich tegen vergoeding er toe verbindt om in eigen naam, maar voor rekening van een ander (de committent) over te gaan tot het stellen van een of meer rechtshandelingen van commerciële aard.
3.2 Toepasselijke bepalingen
De commissieovereenkomst is niet extensief geregeld in de wet, zoals dat bij handelsagentuur bijvoorbeeld wel het geval is.
3.2.1 Kenmerken
3.2.1.1 In eigen naam
De commissionair handelt in eigen naam. Dit betekent dat de commissionair zich, in tegenstelling tot de handelsagent, persoonlijk verbindt bij de overeenkomst met de derde-klant. Er ontstaat bijgevolg geen rechtstreekse band tussen de committent en de derde-wederpartij.
3.2.1.2 Voor rekening van
De commissionair blijft in de eerste plaats een handelstussenpersoon, wat betekent dat hij de transactie, ook al sluit hij die in eigen naam, niet voor zich persoonlijk aangaat, maar wel voor een ander.
3.2.1.3 Commercieel karakter
De commissieovereenkomst kan enkel betrekking hebben op commerciële transacties.
3.2.1.4 Tegen vergoeding
Zoals bij de handelsagentuur onderscheidt de commissieovereenkomst zich van de klassieke lastgeving door de vergoeding die essentieel is.
3.2.2 Verplichtingen van de commissionair
3.2.2.1 Uitvoeren van een opdracht
De commissionair krijgt zijn instructies van de committent en voert die uit. De committent zal de commissionair opdragen voor hem een tegenpartij te zoeken om een handelscontract te sluiten. Op de commissionair rust de verplichting om de instructies die hem zijn gegeven, nauwgezet te volgen.
3.2.2.2 Geheimhoudingsplicht
De commissionair moet de identiteit van zijn opdrachtgever, de committent, verzwijgen.
3.2.2.3 Verantwoordingsplicht
De commissionair moet verantwoording afleggen over de gedane verrichtingen. Veelal zal deze plicht gepaard gaan met een aantal clausules die de aansprakelijkheid van de commissionair regelen.
3.2.2.4 Informatieplicht
De commissionair heeft naar de committent een informatieplicht. Hij dient zijn opdrachtgever te informeren over alle relevante informatie met betrekking tot de transactie.
3.2.3 Verplichtingen van de committent
3.2.3.1 Voor zijn rekening nemen
Het is de commissionair die het contract sluit met de derde-wederpartij, maar voor rekening van de committent. Bijgevolg rust op de committent de verplichting om de transactie voor zijn rekening te nemen als de vooraf door de committent opgelegde instructies door de commissionair werden nageleefd.
3.2.3.2 Commissieloon betalen
De committent moet het commissieloon betalen dat aan de commissionair toekomt. Het commissieloon is verschuldigd zodra de transactie is afgesloten. De partijen kunnen de modaliteiten in dat verband volledig vrij bepalen.
3.2.3.3
Terugbetalen van kosten
De committent moet de kosten terugbetalen die de commissionair bij de uitvoering van zijn opdracht heeft gedaan.
4 De concessieovereenkomst
4.1 Definitie en situering
Een verkoopconcessie is een overeenkomst waarbij de concessiegever (meestal de producent of de importeur van een product) aan een concessiehouder het recht verleent om in eigen naam en voor eigen rekening de producten van de concessiegever te verkopen.
De partijen zullen zich vaak over en weer verbinden in een aan- en verkoopconcessie waardoor de concessiehouder tevens verplicht is voor de duur van de concessie producten van de concessiegever af te nemen.
De verkoopconcessie is een vorm van contract met tussenpersonen die bv. zeer vaak voorkomt in de automobielsector.
De concessieovereenkomst is in hoofdzaak een raamovereenkomst die een duurzame samenwerking tussen concessiegever en concessiehouder veronderstelt.
4.2 Toepasselijke bepalingen
Bepaalde concessieovereenkomsten worden geregeld in boek X WER. Daarin worden de spelregels betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop opgenomen.
Omdat dat wetgevend optreden niet exhaustief is en enkel tot doel heeft de beëindiging van dat type overeenkomst te regelen, moeten ook de bepalingen van het gemeenrechtelijk verbintenissenrecht in acht genomen worden.
4.2.1 Definitie en kenmerken
De definitie die de wet bevat voor concessieovereenkomsten is die voor het begrip verkoopconcessie, die als dusdanig ook het meeste voorkomt. De wet (art. I.11 WER) definieert een verkoopconcessie als: ‘iedere overeenkomst krachtens welke een concessiegever aan een of meer concessiehouders het recht voorbehoudt in eigen naam en voor eigen rekening producten te verkopen die hijzelf vervaardigt of verdeelt.’
In deze definitie vinden we de volgende belangrijke elementen terug.
4.2.1.1 In eigen naam
De concessiehouder beschikt over een volledige zelfstandigheid bij de verkoop van de goederen die in de concessieovereenkomst gespecificeerd worden. In die zin is hij eigenlijk geen handelstussenpersoon. Hij neemt zelf de risico’s met betrekking tot de verkoop van de goederen en sluit zelf, in eigen naam, de contracten. Toch kan men hem niet wegdenken uit het distributienetwerk waartoe hij behoort, waarbij een aantal strategische beslissingen worden genomen door de concessiegever.
4.2.1.2 Voor eigen rekening
De concessiehouder verkoopt ook zijn goederen voor eigen rekening. We vinden hier weer het element van zelfstandigheid terug. De concessiehouder neemt de financiële risico’s. Hij geniet van de opbrengst die hij maakt op de verkoop, maar draagt ook het verlies van zijn exploitatie.
4.2.2 Duur en beëindiging van de overeenkomst
Het belang van de wetgeving met betrekking tot concessieovereenkomsten zoals opgenomen in het WER ligt in de bescherming die aan de partijen wordt geboden in geval van beëindiging van de overeenkomst.
4.2.2.1 Bepaalde duur/onbepaalde duur
De wet maakt een onderscheid tussen overeenkomsten die zijn aangegaan voor een bepaalde duur en overeenkomsten die zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
4.2.2.2 Bepaalde duur
De beëindiging van een concessieovereenkomst die is aangegaan voor een bepaalde duur wordt niet exhaustief geregeld in het WER en is dus onderworpen aan het gemene recht. De concessieovereenkomst die is aangegaan voor bepaalde duur, wordt in principe beëindigd door het verlopen van de duur van de overeenkomst. Als de overeenkomst vroegtijdig door één van de partijen wordt verbroken, zal deze partij hiervoor contractueel aansprakelijk kunnen worden gesteld. In boek X van het WER wordt wel bepaald dat de niet-verlenging of de niet-hernieuwing van een overeenkomst van bepaalde duur ten vroegste zes maanden en ten laatste drie maanden voor de beëindiging per aangetekende brief aan de tegenpartij gemeld moet worden. Doet de partij dat niet of niet correct, dan wordt het contract automatisch voortgezet voor een onbepaalde duur of voor de bepaalde duur die in het contract voorzien was in het geval van stilzwijgende verlenging.
Bovendien beperkt de wet (art. X.38 WER) aanzienlijk de contractuele vrijheid van de partijen om overeenkomsten van bepaalde duur te verlengen. Het oorspronkelijk contract mag slechts tweemaal hernieuwd worden; anders wordt het contract van bepaalde duur geacht een contract van onbepaalde duur te zijn.
4.2.2.3 Onbepaalde duur
De concessieovereenkomst (concessie voor alleenverkoop) aangegaan voor onbepaalde tijd kan slechts beëindigd worden op grond van een grove tekortkoming van een van de partijen aan haar contractuele verplichtingen of door een eenzijdige beslissing met inachtneming van een redelijke opzegtermijn of een billijke opzegvergoeding die door de partijen wordt bepaald bij de opzegging van het contract. Als de partijen het evenwel niet eens raken over de in acht te nemen opzegtermijn of de in acht te nemen opzegvergoeding, moet de rechter hierover naar billijkheid uitspraak doen en hiervoor eventueel rekening houden met de gebruiken van de sector.
A Beëindiging van de overeenkomst wegens grove tekortkoming
De overeenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan, kan onmiddellijk en zonder vergoeding ontbonden worden wegens grove tekortkoming. De grove tekortkoming is deze die de verdere samenwerking tussen partijen, vereist voor de uitvoering van de overeenkomst, onmogelijk maakt.
VOORBEELDEN
Een sterke daling van de verkoopcijfers te wijten aan het onzorgvuldige gedrag van de concessiehouder die geen enkele interesse vertoont voor zijn verplichtingen;
(Bergen, 30 maart 1988, geciteerd bij KILESTE, P. en HOLLANDER, P., ‘Examen de jurisprudence. La loi du 27 juillet 1961 relative à la résiliation unilatérale des concessions de vente exclusive à durée indéterminée’, T.B.H., 1993, p. 46)
Het niet-nakomen van een belofte die de concessionaris had gemaakt om bepaalde investeringen te doen;
(VERBRAEKEN, C. en DE SCHOUTHEETE, A., Manuel des contrats de distribution commerciale, Antwerpen, Kluwer, 1997, p. 57)
Een schending van de verplichting van de concessiehouder om zich exclusief te bevoorraden bij de concessiegever;
(VERBRAEKEN, C. en DE SCHOUTHEETE, A., Manuel des contrats de distribution commerciale, Antwerpen, Kluwer, 1997, p. 57)
Het feit dat de concessiegever in een advertentie de indruk heeft gegeven dat de concessiehouder geen deel meer uitmaakt van het distributienetwerk;
(Kh. Brussel, 22 mei 1990, D.A.O.R., 1990, nr. 15, p. 88)
De eenzijdige wijziging door de concessiegever van het territorium van de concessie.
(Kh. Brussel, 29 april 1994, T.B.H., 1995, p. 515)
B Beëindiging van de overeenkomst door het geven van een opzeg
Opzeg
Als er geen grove tekortkoming is, dient bij de beëindiging van de overeenkomst een opzegtermijn nageleefd te worden (art. X.36 WER).
Minnelijk/gerechtelijk
De partijen kunnen deze termijn onder elkaar bepalen. Als zij evenwel niet tot een akkoord kunnen komen, zal de rechter de knoop moeten doorhakken.
Criteria
In zijn beoordeling moet de rechter zich laten leiden door het criterium van de duur van de periode die de opgezegde partij nodig zal hebben om een gelijkwaardige concessie te vinden.
De rechtspraak heeft hiervoor een aantal elementen aangehaald die in overweging genomen kunnen worden bij het beoordelen van de duur van de gegeven opzegtermijn. De meest voorkomende zijn: de
duur van de overeenkomst, het territorium van de overeenkomst, het voorwerp van de overeenkomst, de nettowinst … Op basis van deze verschillende elementen oordeelt de rechter naar billijkheid, wat betekent dat hij rekening houdt met de concrete omstandigheden van de zaak.
Vergoeding
1 Het WER voorziet in twee soorten vergoedingen, de vervangende opzegvergoeding en de bijkomende opzegvergoeding.
2 Als de reden waarom de overeenkomst werd beëindigd geen grove tekortkoming was, of als de opzegtermijn niet wordt gerespecteerd, moet de opzeggende partij een vervangende opzegvergoeding betalen.
Deze opzegvergoeding wordt bepaald overeenkomstig de opzegtermijn die gegeven had moeten worden (voor de berekening, zie boven) en overeenkomstig bepaalde financiële parameters (inzake de gegenereerde opbrengsten uit de concessie).
3 Naast de vervangende opzegvergoeding kan de concessiehouder – en dus niet de concessiegever – aanspraak maken op een bijkomende billijke vergoeding. De bedoeling van een dergelijke bijkomende vergoeding is de concessiehouder te vergoeden voor een aantal inspanningen en kosten die hij gemaakt heeft voor de concessie en die nu nutteloos dreigen te worden gezien het verlies van de concessie.
De bijkomende billijke vergoeding bestaat uit drie elementen:
1 een vergoeding voor de cliënteel die door de concessiehouder is aangebracht en die na de beëindiging van de concessieovereenkomst blijft;
2 een vergoeding voor de kosten die door de concessiehouder zijn gemaakt met het oog op de exploitatie van de concessie en die na de beëindiging van de concessie aan de concessiegever voordelen blijven opleveren (voorbeeld hiervan zijn de reclameuitgaven die de concessiehouder doet tijdens de duur van de concessie);
3 een vergoeding voor het rouwgeld (= de opzegvergoedingen) dat de concessiehouder verschuldigd is aan zijn personeel dat hij verplicht is te ontslaan wegens het verlies van de concessie.
4.2.3 Overige toepasselijke bepalingen
Voor geschillen met betrekking tot bepalingen die buiten de duur en de beëindiging van de concessie-overeenkomsten vallen, dient men terug te vallen op het gemene recht.
5 De franchiseovereenkomst
5.1 Definitie en situering
1 De franchiseovereenkomst is een distributietechniek waarbij een zelfstandig ondernemer met zijn tegenpartij overeenkomt dat hij deel mag uitmaken van het distributiesysteem van de tegenpartij en gebruikmaken van bepaalde standaarden eigen aan het distributiesysteem (logo, naam …). In ruil daarvoor betaalt hij vergoedingen aan zijn tegenpartij.
De bedoeling van dit franchisesysteem is een bepaald marketingconcept een wijde verspreiding te geven, zonder hiervoor de financiële risico’s te lopen en te genieten van de naambekendheid bij de consument.
2
De overeenkomst wordt gesloten tussen een franchisegever, diegene die de knowhow verleent en een franchisenemer, diegene die de knowhow gebruikt en hiervoor vergoedingen betaalt.
De franchiseovereenkomst en de concessieovereenkomst vertonen een aantal gelijkenissen, zoals het feit dat zowel de franchisenemer als de concessiehouder in eigen naam en voor eigen rekening handelt. Toch verschilt de franchiseovereenkomst van de concessieovereenkomst in die mate dat de samenwerking tussen de franchisegever en de franchisenemer veel ruimer is dan bij een concessieovereenkomst, waar men zich beperkt tot het vaststellen van een aantal voorwaarden waaronder men bepaalde goederen van de concessiegever mag verkopen.
De franchiseovereenkomst verschilt sterk van de overeenkomst van handelsagentuur. Deze laatste overeenkomst gaat immers niet gepaard met de overdracht van een bepaalde knowhow van de principaal aan de agent. Bovendien handelt de agent niet in eigen naam en voor eigen rekening zoals de franchisenemer, maar wel in naam en voor rekening van zijn principaal.
De franchisenemer bevindt zich als zelfstandige uitbater in een afhankelijke positie tegenover de franchisegever (vaak grote retailers). Daarom is een goed juridisch kader voor mededinging en handelspraktijken belangrijk.
5.2 Toepasselijke bepalingen
5.2.1 Gemeen recht
Inzake franchising bestaat in België nog geen specifieke wetgeving; bijgevolg moet het algemene verbintenissenrecht erop worden toegepast.
Er bestaat ook een Europese erecode.
Op Europees vlak is een richtlijn in het kader van het mededingingsrecht omgezet in Belgische wetgeving door de wet van 4 april 2019 (BS 24 mei 2019).
De wet introduceert een lijst van verboden bedingen en het verbod op misleidende en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen (boek VI WER Marktpraktijken en boek IV WER Bescherming van de mededinging).
Deze wet, die in werking is getreden op 1 december 2020, beschermt specifiek de franchisenemer tegen het misbruik van machtpositie door de franchisegever.
De franchisenemer wordt bijvoorbeeld soms gedwongen om voorwaarden te aanvaarden die totaal niet billijk zijn. Deze wet beschermt hem tegen misbruik van onder meer zijn economische afhankelijkheid tegenover de franchisegever (zie ook de hoofdstukken over marktrecht).
5.2.2 Typeclausules
Tal van clausules worden in dergelijke franchisecontracten opgenomen. Het gaat hier voornamelijk om bepaalde licenties die worden gegeven aan de franchisenemer, om bepaalde werkmethodes die aan de franchisenemer worden opgelegd, geheimhoudingsverplichtingen, de verplichting het imago van de keten te respecteren …
Aan de andere kant worden ook aan de franchisegever een aantal belangrijke verplichtingen opgelegd, zoals de commerciële ondersteuning van de franchisenemer.
VOORBEELD
Het zoeken van een geschikte vestigingsplaats, de verbouwingswerken, de inrichting van de zaak, de assortimentsamenstelling, de nationale en internationale publiciteit verzorgen, al dan niet tegen vergoeding, eventueel de franchisenemer de exclusiviteit waarborgen binnen een bepaald territorium.
5.2.3 Duur en beëindiging
De partijen bepalen zelf duur en beëindiging van de franchiseovereenkomst. Als ze dat niet doen, kan men terugvallen op het gemene recht.
5.2.4 Vergoedingen
Toetredingsvergoeding: dat is een eenmalige bijdrage betaald bij het afsluiten van de franchiseovereenkomst. Het bedrag is afhankelijk van de grootte van de franchisezaak alsook van de grootte van het territorium waarvoor exclusiviteit werd verleend.
Periodieke bijdrage: op regelmatige, vastgestelde tijdstippen zal de franchisenemer een vergoeding betalen bestaande uit een vast percentage van de omzet of uit een marge op de aangekochte goederen door de franchisenemer van de franchisegever.
Publiciteitsvergoeding: er kan een vergoeding worden gevraagd om de kosten van reclamecampagnes te dekken.
Vergoedingen voor bijzondere prestaties: er kan ook een vergoeding worden gevraagd voor diensten waarop de franchisenemer vrijblijvend een beroep kan doen, bijvoorbeeld een vergoeding voor het regelen van de boekhouding.
VOORBEELD
Op het onlineplatform www.franchise.be kun je franchisegevers en hun franchise-informatie terugvinden.
Voor Panos bijvoorbeeld is er geen instapkost vereist, maar heb je wel een eigen vermogen tussen de 75 000,00 en 100 000,00 EUR nodig. De contracten lopen voor 9 jaar en de vergoeding bestaat uit een percentage op de omzet van 5 % en een bijkomend percentage van 2 % van de omzet voor marketing.
6 De makelaarsovereenkomst
6.1 Definitie
De makelaar is een onafhankelijke tussenpersoon die als opdracht heeft te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten. De makelaar beperkt er zich in beginsel toe de partijen bij elkaar te brengen en sluit bijgevolg niet zelf de overeenkomst. De makelaar treedt dus op in naam van zijn opdrachtgever en voor rekening van zijn opdrachtgever.
Een typisch voorbeeld van een makelaar is de vastgoedmakelaar, die kopers en verkopers van vastgoed bij elkaar brengt.
Als een consument een bemiddelingsovereenkomst afsluit met een vastgoedmakelaar (bv. opdracht tot bemiddeling bij verkoop, verhuur …), dan gelden specifieke wettelijke regels (KB 12 januari 2007). Zo moet de makelaar altijd werken met een schriftelijk contract, waarin een aantal verplichte vermeldingen staan (bv. de duur van de overeenkomst …). Het KB voorziet in een bedenktijd van zeven dagen. Voor zover het echter een verkoop buiten de onderneming of een verkoop op afstand
Hoofdstuk 4 Overeenkomsten met handelstussenpersonen
betreft, heeft de consument sinds het WER in werking getreden is in die gevallen een bedenktijd van veertien dagen. Die bedenktijd geldt alleen voor het contract met de vastgoedmakelaar en niet voor de verkoop- of verhuurovereenkomst zelf. Tevens zijn er deontologische bepalingen waaraan een vastgoedmakelaar zich dient te houden.
6.2 Toepasselijke bepalingen
De makelaarsovereenkomst is een overeenkomst voor de verhuur van diensten die geregeld wordt door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
Als de makelaar toch de opdracht zou krijgen om rechtshandelingen te stellen in naam van een van de partijen, gaat het makelaarscontract gepaard met lastgeving en worden de bepalingen met betrekking tot de lastgeving in het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
6.2.1 Verplichtingen van de makelaar
6.2.1.1 Tegenpartij zoeken
De makelaar moet de opdracht die hem is gegeven, uitvoeren met de spoed en bekwaamheid die men van hem mag verwachten. Hij moet de nodige stappen doen om een tegenpartij te vinden en die in contact te brengen met zijn opdrachtgever.
6.2.1.2 Informatieplicht
Hij moet eveneens zijn opdrachtgever informeren over de mogelijke risico’s van de transactie en over de solvabiliteit en deskundigheid van de tegenpartij.
6.2.2 Verplichtingen van de opdrachtgever
6.2.2.1 Makelaarsloon betalen
De makelaar heeft recht op een vergoeding wanneer de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde-wederpartij effectief tot stand komt. De partijen zijn evenwel vrij om te bepalen wanneer het loon verschuldigd is.
6.2.2.2 Terugbetalen van de kosten
De opdrachtgever moet de kosten terugbetalen die de makelaar in de uitvoering van zijn opdracht heeft moeten maken.
7 Precontractuele informatieverplichting bij commerciële
samenwerkingsovereenkomsten
1 Onder een commerciële samenwerkingsovereenkomst wordt een overeenkomst, gesloten tussen meerdere personen, verstaan. Daarbij verleent de ene persoon het recht aan de andere om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meerdere van de volgende vormen (art. I.11, 2° WER):
een gemeenschappelijk uithangbord;
een gemeenschappelijke handelsnaam;
een overdracht van knowhow; een commerciële of technische bijstand.
2 Bij zulke overeenkomst moet diegene die het recht verleent aan de andere minstens één maand voor de ondertekening van het contract een ontwerp daarvan meedelen aan de andere partij. Het ontwerp van overeenkomst en het afzonderlijk document worden door middel van een duurzame gegevensdrager ter beschikking gesteld. Deze gegevensdrager moet toegankelijk zijn voor de persoon die het recht verkrijgt. Bovendien moet er ook een afzonderlijk document worden bezorgd met daarin allerlei verplichte informatie, bv. welke verbintenissen moeten worden opgenomen en de gevolgen daarvan als die niet worden gerespecteerd, de ervaring met commerciële samenwerking, de staat van de markt en de vooruitzichten ... (art. X.28 WER).
3 Worden die bepalingen niet nageleefd dan kan de persoon die het recht verkrijgt de nietigheid inroepen van de commerciële samenwerkingsovereenkomst of van bepaalde clausules daarvan. Dat moet in de regel gebeuren in de twee jaar na het sluiten van de overeenkomst.
Hoofdstuk 4 Overeenkomsten met handelstussenpersonen
Schematisch overzicht overeenkomst met handelstussenpersonen
De franchise-overeenkomst
De concessie-overeenkomst
De makelaarsovereenkomst
De commissieovereenkomst
De handelsagentuur- overeenkomst
Overeenkomsten met handelstussenpersonen
tussenpersonen in economische zin (werken in eigen naam en voor eigen rekening)
tussenpersonen in economische zin (werken in eigen naam en voor eigen rekening)
tussenpersonen in juridische zin (werken voor andermans rekening)
tussenpersonen in juridische zin (werken voor andermans rekening)
tussenpersonen in juridische zin (werken voor andermans rekening)
Een zelfstandig ondernemer, de franchisenemer mag deel uitmaken van een distributiesysteem en gebruik maken van de knowhow van de franchisegever in ruil voor een vergoeding
Er wordt aan een concessiehouder het recht verleend om de producten van de concessiegever (producent of importeur) te verkopen
Een onafhankelijke tussenpersoon ( de makelaar ) heeft als opdracht te bemiddelen over de totstandkoming van een overeenkomst voor rekening van de opdrachtgever
De commissionair verbindt zich tot het stellen van één of meerdere rechtshandelingen van commerciële aard (commerciële transacties) voor rekening van de committent
De handelsagent bemiddelt permanent met de bedoeling overeenkomsten af te sluiten en hij sluit overeenkomsten af voorrekening van een principaal
in eigen naam
voor eigen rekening
in eigen naam
voor eigen rekening
iemand anders: de opdrachtgever
in eigen naam
iemand anders: de principaal
Indeling
Omschrijving activiteit
Handelt in naam van
iemand
anders: opdrachtgever
iemand anders: opdrachtgever committent
Handelt voor rekening van iemand anders: de principaal
Overeenkomsten met handelstussenpersonen: casussen
1 De 34-jarige Igor werkt al een zestal jaar als handelsagent voor nv Sobrimo. Igor wenst nu de agentuurovereenkomst die hij met de firma sloot, te beëindigen. Welke opzegtermijn moet Igor naleven? En kan Igor zomaar in dienst treden bij een concurrent van Sobrimo?
2 Goedele wenst op basis van een franchiseovereenkomst een winkel in bruidskleding te beginnen. Daarvoor richt zij een pand in dat gelegen is op de benedenverdieping van een appartementsgebouw. Zeer groot is haar verbazing als enkele dagen voor de geplande opening een mede-eigenaar van het gebouw haar de basisakte toont. Daarin wordt namelijk vermeld dat handelsexploitaties in het gebouw verboden zijn. Goedele, die niet voor alle inrichtingskosten van de winkel wil opdraaien, wil nu een aantal van die uitgaven verhalen op de franchisegever. Maakt zij enige kans?
3 Marc wil zijn villa verkopen. Hij doet een beroep op een vastgoedmakelaar, Immo De Traeghe. Na enkele dagen heeft Marc spijt van zijn beslissing en zou hij alsnog onder het contract met de vastgoedmakelaar uit willen geraken. Maar kan dat wel?
4 Een tweetal jaren geleden sloot Lucas een franchiseovereenkomst met een internationale keten. Groot was de verbazing van Lucas toen enkele weken geleden op nog geen kilometer van zijn bedrijf een nieuw filiaal van de franchiseketen de deuren opende. Aan Lucas was nochtans verteld dat hem exclusiviteit zou worden gegeven voor Brugge en omgeving. Helaas heeft Lucas deze belofte niet op papier. Quid?
5 Hans en Dallila stellen hun woning te koop via een vastgoedmakelaar voor de prijs van 250 000,00 EUR. Na twee maanden slaagt de makelaar erin, met het akkoord van Hans en Dallila, het huis te verkopen voor een heel wat lagere prijs 185 000,00 EUR. De makelaar vraagt betaling van de contractueel afgesproken vergoeding van 3 % te vermeerderen met btw. Hans en Dallila vinden dat bedrag schromelijk overdreven. De makelaar zou immers nauwelijks enige reclame gemaakt hebben. Kunnen zij dat bedrag betwisten?