Ingevuld Taalblok - Taalweb

Page 1

TAALBLOK 1 HOE OVERTUIG JE IEMAND?

In het dagelijkse leven maak je heel wat keuzes. Maar hoe weet je of die keuze uiteindelijk ook de juiste is, of ze weldoordacht is? Hoe overtuig je anderen van jouw keuze? In dit taalblok leer je kritisch luisteren, keuzes maken en krijg je vijf duidelijke argumenten aangereikt. Op het einde van dit taalblok ben je in staat om een collega/directeur te overtuigen om voor Taalweb 3 en 4 te kiezen. Daarbij geef je niet alleen verschillende soorten (passende) argumenten, maar weerleg je ook mogelijke argumenten van een ander.

ARGUMENT 1: WERK DOELGERICHT (VUISTREGEL 1) • Hoe formuleert Taalweb zinvolle les- en leerdoelen? • Hoe vind je de beoordelingswijze terug? • Waar werkt elk Taalblok binnen Taalweb naartoe?

ARGUMENT 3: WERK AAN WOORDENSCHAT (VUISTREGEL 3)

1 UIT VELE IDEEËN ÉÉN DUIDELIJKE VISIE

2

• Hoe komen leerlingen achter de betekenis van onbekende woorden in Taalweb? • Hoe biedt Taalweb de kans om te controleren of je leerlingen de woorden goed begrijpen, onthouden en juist gebruiken?

ARGUMENT 5: GEEF FEEDBACK (VUISTREGEL 5)

3

4

ARGUMENT 2: ZORG VOOR EEN LEERZAAM TAALAANBOD (VUISTREGEL 2)

5

6

ARGUMENT 4: STIMULEER TOEPASSING EN INTERACTIE (VUISTREGEL 4)

7

• • •

Hoe haal je de hoofdgedachte uit een zee van ideeën? Hoe maak je een compact overzicht van twee leerwerkboeken? Hoe herken je de vijf vuistregels die in Taalweb verwerkt zijn?

• Hoe zorgt Taalweb voor opdrachten die begrijpelijk zijn voor iedereen? • Hoe zorgt Taalweb voor voldoende uitdaging? • Hoe wek je met Taalweb de interesse van je leerlingen?

• Hoe helpt Taalweb leerlingen vlot en spontaan te leren spreken? • Hoe stimuleert Taalweb je leerlingen spontaan te laten vertellen of schrijven over ideeën?

• Waarop geef je met Taalweb feedback? • Welke tools reikt Taalweb om leerzame feedback aan leerlingen te kunnen geven?

DIT WIL IK ZEKER HEBBEN! Je overtuigt met passende argumenten je collega/directeur om jouw keuze voor Taalweb te steunen.


Uit vele ideeën één duidelijke visie

1

Je kunt de hoofdgedachte van een gesproken tekst herkennen. Je kunt de hoofdgedachte van een gesproken tekst formuleren. Je kunt het overzicht van een leerwerkboek compact weergeven.

A Lees de krantenkoppen en de teksten. Verbind wat samen hoort in de tabel op de volgende pagina. 2

1

Verhoog onze functionele taalvaardigheid! 3

ningen

Record aan extra taaloefe 5

Thematische aanpak overboord gegooid

4

Gen ontdekt dat interactie stimuleert

Zijn we goed bezig?

TEKST 1 In een facebookbericht werden scholieren opgeroepen om hun lessen Nederlands te boycotten. De initiatiefnemers vinden dat er dringend nieuwe handboeken nodig zijn die meer inzetten op opdrachten die voldoende uitdaging bevatten maar ook nog altijd te begrijpen zijn. 1 scholier op 3 vindt het huidige aanbod niet voldoende. Opdrachten zijn niet altijd duidelijk en staan vaak te ver af van hun leefwereld waardoor de interesse wegebt. Gewapend met een door 3 000 leerlingen ondertekende petitie werd een kleine delegatie van hen ontvangen door minister Hilde Crevits op haar kabinet. (Naar: www.vanin.be)

1

2 3

4 5

6 7

2

TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


TEKST 2 Uitgeverij Van In had zelf al aangekondigd te willen stoppen met de succesvolle, maar helaas verouderde reeks Nedweb en werkte ondertussen naarstig verder aan een nieuwe reeks Nederlands voor het bso: Taalweb. In 2015 en 2016 verschenen achtereenvolgens Taalweb 1 en Taalweb 2. Voor de tweede graad werd al snel duidelijk dat een thematische aanpak niet meer afgestemd is op de noden uit het veld. ‘Het is geen PAV’ is een klacht die meermaals werd opgetekend door de uitgeverij. Een doelgerichte aanpak waarbij de functionele taalvaardigheid op het voorplan staat werd een van de grootste uitgangspunten van de auteursploeg. Zo werden thema’s omgevormd tot heuse taalblokken. (Naar: www.vanin.be)

TEKST 3 Taalweb 3 en 4 lijken een record te gaan breken met een extra ruim aanbod aan taaloefeningen op het online oefenplatform diddit. Een deurwaarder zal waarschijnlijk in de loop van volgende week de recordpoging officieel komen optekenen. (Naar: www.vanin.be)

TEKST 4 Negen onderzoekers van Uitgeverij Van In konden een gen isoleren waardoor de interactie bij leerlingen sterk zou verhogen tijdens de lessen Nederlands. De eerste tests waarbij het geïsoleerde gen verder werd gestimuleerd door opdrachten uit Taalweb 3 en 4 leverden alvast schitterende resultaten op. Leerlingen namen zeer actief deel aan klasgesprekken en toverden knappe schrijfopdrachten uit hun pen. (Naar: www.vanin.be)

TEKST 5 Taalweb 3 en 4, de nieuwe uitgaven Nederlands voor het bso van Uitgeverij Van In, geven een duidelijk antwoord op de vraag die bij elke leerling vaak door het hoofd spookt: ‘ben ik wel goed bezig?’. Met glasheldere evaluatiefiches krijgen leerlingen nu ook echt zicht op hun eigen werk. Maar het geeft hen ook een duidelijke houvast om te weten waar ze tijdens de opdrachten naartoe werken. (Naar: www.vanin.be) TEKST 1

TEKST 2

TEKST 3

TEKST 4

TEKST 5

KRANTENKOP 1

KRANTENKOP 2

KRANTENKOP 3

KRANTENKOP 4

KRANTENKOP 5

UIT VELE IDEEËN ÉÉN DUIDELIJKE VISIE

3


B Lees de tekst. Markeer telkens de aantallen in een kleurtje. TAALBLOKKEN IN PLAATS VAN THEMA’S Taalweb 3 en 4 bestaan elk uit 7 taalblokken in plaats van thema’s om duidelijk aan te geven dat we niet kozen voor een thematische aanpak, maar wel een aanpak die gericht is op functionele taalvaardigheid. In tegenstelling tot de eerste graad heeft een taalblok geen eigen kleur. De lessen zelf hebben wel een vaste kleur gekregen: de eerste les van een taalblok is telkens rood, de tweede les is oranje, de derde groen etc. Een taalblok zelf is onderverdeeld in 4 tot 6 lessen. Een les beschouwen we als een bouwsteen van het taalblok en biedt een mix van de vier vaardigheden met extra aandacht voor woordenschat en taalbeschouwing. Tijdens deze ‘bouwsteenlessen’ zetten leerlingen hun verworven kennis, vaardigheden en attitudes uit de eerste graad in, maar ze breiden die competenties ook uit. In een les gebruiken we activerende werkvormen en authentiek materiaal en zetten stevig in op leerstrategieën, o.a. bij woordenschatverwerving maar ook bij productieve opdrachten d.m.v de OVUR-strategie. Na alle ‘bouwsteenlessen’ heeft een leerling alle tools op zak om de laatste les van het taalblok, de taaltaak, tot een goed einde te brengen. Een les binnen het taalblok kan soms ook al fungeren als mini-versie van die taaltaak. Een taaltaak is altijd een concreet, meetbaar en functioneel eindproduct in de vorm van een spreek- of schrijfopdracht. Tussen twee taalblokken staan er 2 optionele lessen: een creatieve les en een les over mediawijsheid. Op het einde van het boek biedt het vademecum een overzicht van alle leerstof, die we doorheen de taalblokken in Besluit-kaders vastzetten.

HOE SCHRIJF JE EEN E-MAIL NAAR JE LERAAR?

In de rats 6 Formeel/informeel 11 Aanspreking, slotgroet en onderwe rp 16 Even oefenen 24 Eerste hulp bij … spelling 27 Een e-mail naar je leraar 31

1

WIE IS HET? 34

HOE GEEF JE EEN PRESENTATIE?

5

GRAPHIC NOVELS 154

SOCIALE MEDIA 37 Altijd bereikbaar! 40 Yo bro;-)) alles goe? 44 Spreek je bericht na de biep in 47 Alles onthouden? 50 Een telefoongesprek 52

MEDIACIJFERS 167

HOE TELEFONEER JE?

2

EEN LOGO ONTWERPEN 55

Werken als thuishulp 176 Eelaba, sava? 182 Interview in beeld 186 Een mini-interview 190 Een interview 193

Van pap tot papier 64 De smaak van kaas 69 Verslagen in de sport 76 Een verslag van een (bedrijfs )bezoek

3

VAN BEGIN TOT EIND 85 HUISWERK? HEB IK DAAR EEN

82

HOE VOER JE EEN GOEDE DISCUSSIE?

HOE INTERVIEW JE IEMAND? OP ZOEK OP HET INTERNET 199

7

Een kant kiezen 204 Goed argument! 206 Ik vind wat ik vind 214 Laat je horen 217 Een discussie voeren 219

WAT IS HIER GEBEURD? 222

APP VOOR? 88

Even opfrissen 96 Tekststructuren 101 Zeer goed lezen 110 Onverwachte ontmoeting 114 Error 117 Een schema 121

6

EMOJI’S 197

HET WEB 57

HOE SCHRIJF JE EEN VERSLAG?

Iedereen presentator 132 Wie zoekt, die vindt! 135 Kies en schematiseer 139 Presentabel 143 Goed gezegd 147 Een presentatie voor de klas geven 149

HOE MAAK JE EEN SCHEMA?

4

VADEMECUM 225

FOTOVERHAAL 123 PRIVACY 126 2

INHOUD

1

2 3

4 5

6 7

4

TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?

3


C Plaats de vetgedrukte woorden uit opdracht b op de juiste plaats in het schema. Taalblok

HOE SCHRIJF JE EEN E-MAIL NAAR JE LERAAR? Les

1

In de rats 6 Formeel/informeel 11 Aanspreking, slotgroet en onderwerp 16 Even oefenen 24 Eerste hulp bij … spelling 27 Een e-mail naar je leraar 31

Taaltaak

WIE IS HET? 34

SOCIALE MEDIA 37 Altijd bereikbaar! 40 Yo bro;-)) alles goe? 44 Spreek je bericht na de biep in 47 Alles onthouden? 50 Een telefoongesprek 52

2

HOE TELEFONEER JE?

EEN LOGO ONTWERPEN 55

Les over Mediawijsheid

Creatieve les

HET WEB 57

HOE SCHRIJF JE EEN VERSLAG?

3

Van pap tot papier 64 De smaak van kaas 69 Verslagen in de sport 76 Een verslag van een (bedrijfs)bezoek 82

VAN BEGIN TOT EIND 85

D Luister naar de spreker. HUISWERK? HEB IK DAAR EEN APP VOOR? 88 opfrissen 96 Vul de titels van de taalblokkenEven verder aan. Tekststructuren 101 Zeer goed lezen 110 Onverwachte ontmoeting 114 Error 117 Een schema 121

Taalweb 3

3

4

HOE MAAK JE EEN SCHEMA?

Taalweb

FOTOVERHAAL 123

Taalbok 1: Hoe schrijf je een e-mail naar je leraar? PRIVACY 126

Taalblok 2: Hoe telefoneer je? Nederlands voor het 3de jaar bso

2

Taalblok 3: Hoe schrijf je een verslag? Taalblok 4: Hoe maak je een schema? 3 Nederlands voor het 3de jaar bso

Taalblok 5: Hoe geef je een presentatie? Taalblok 6: Hoe interview je iemand?

www.vanin.be ISBN 978-90-306-8120-5

568849

a Sanoma company

a Sanoma company

Taalblok 7: Hoe voer je een goede discussie?

a Sanoma company

Taalweb 4 Taalbok 1: Hoe overleg je in groep? Taalblok 2: Hoe organiseer je een uitstap? Taalblok 3: Hoe geef je een presentatie? Taalblok 4: Hoe solliciteer je voor een vakantiejob? 4 Nederlands

Taalblok 5: Hoe schrijf je een klacht?

voor het 4de jaar bso

Taalblok 6: Hoe overtuig je iemand? a Sanoma company

Taalblok 7: Hoe maak je een uitnodiging?

UIT VELE IDEEËN ÉÉN DUIDELIJKE VISIE

5


Argument 1: Werk doelgericht

2

(VUISTREGEL 1)

Je kunt zinvolle les- en leerdoelen terugvinden in Taalweb 3 en 4. Je kunt omschrijven hoe een leerling zicht heeft op de beoordelingswijze. Je kunt omschrijven wat een taaltaak is.

A Lees de tekst. Noteer een ander woord met dezelfde betekenis in de rechterkolom.

1

Een duidelijk doel motiveert en activeert de leerlingen. Leerlingen blijken actiever te zijn en betere resultaten te halen wanneer ze begrijpen wat ze gaan leren en waarom ze iets moeten doen, en hier ook een eigen belang in zien. 1 doel

ergens naar streven, iets op het oog hebben

2 motiveren

aanzetten, enthousiasmeren

3 activeren

aanwakkeren, aanzetten

4 begrijpen

beseffen, bevatten, snappen, verstaan

5 belang

belangrijkheid, ernst, waarde, relevantie

2 3

4 5

6 7

6

TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


B Bekijk het onderstaande evaluatieschema. Stuur de spreker bij als je nu al een slechte score zou plaatsen.

Evaluatie a

b

c

De spreker kan zijn zenuwen de baas. 1 De spreker maakt oogcontact met het publiek.

--

-

+

++

2 De spreker leest zijn schema niet af.

--

-

+

++

1 Hij spreekt standaardtaal.

--

-

+

++

2 Hij articuleert goed.

--

-

+

++

3 Hij spreekt met passende en gevarieerde intonatie.

--

-

+

++

4 Hij spreekt niet te luid of te stil.

--

-

+

++

Alles loopt vlot, want de spreker is goed voorbereid.

--

-

+

++

De spreker let op zijn taal.

C Bekijk de woordenwolk. Onderstreep de woorden die vertellen wat een taaltaak is in dezelfde kleur.

eindproduct

functioneel

ochtend

juweel schrijven

eindtaak gemakkelijk

sieraad taaltaak

angstig

huilen

morgen spreken explosie

meetbaar

concreet

bang

ARGUMENT 1: WERK DOELGERICHT (VUISTREGEL 1)

7


Argument 2: Zorg voor een leerzaam taalaanbod

3

(VUISTREGEL 2)

Je weet hoe Taalweb 3 en 4 zorgen voor begrijpelijke opdrachten. Je begrijpt dat er voldoende uitdaging aanwezig is. Je weet hoe je dankzij Taalweb 3 en 4 de interesse kunt wekken van je leerlingen.

A Vul de tekst aan met één loperwoord. Voorkennis activeren is essentieel. Zo leerlingen sneller aansluiting vinden bij het onderwerp. Complexe onderwerpen met veel nieuwe woorden zorgen er vaak voor dat leerlingen volgen en ze haken af. Een woordweb, woordwolk en schema’s zijn hier niet meer handige tools voor. Een woordweb geeft ruimte voor de inbreng van de leerlingen. Een schema dat leerlingen in groepjes invullen zorgt ervoor dat ze op een actieve manier kennis delen.

loperwoord = kunnen

B Vul de tussentitels bij de tekst aan.

Kies uit: Laat leerlingen elkaar ondersteunen – Zorg voor voldoende nieuwe informatie – Geef een actieve taak bij een lees- of luistertekst

ZORG VOOR VOLDOENDE UITDAGING Zorg voor voldoende nieuwe informatie Verras leerlingen met nieuwe informatie. Dit doen Taalweb 3 en 4 door aan te sluiten bij de kennis en ervaringen, en daar iets aan toe te voegen. Dit maakt het voor de leerlingen de moeite waard om te lezen en te luisteren. Laat leerlingen elkaar ondersteunen Binnen een klas verschilt het kennis- of taalniveau van leerlingen. Op zo’n moment laten Taalweb 3 en 4 toe werkvormen in te zetten waarbij leerlingen samenwerken. Leerlingen die nog weinig weten over een onderwerp leren zo van anderen. De uitdaging voor de beter geïnformeerde leerling is de informatie begrijpelijk over te dragen en zo nodig te voorzien van voorbeelden. 1

2 3

4 5

6 7

8

TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


Geef een actieve taak bij een lees- of luistertekst Een tekst of een uitleg is met een reden in de leerwerkboeken van Taalweb 3 en 4 opgenomen. Het is belangrijk dat de leerlingen ook begrijpen waarom. Vragen beantwoorden bij een tekst kan ondersteunend zijn bij het begrip, maar nodigt niet altijd uit om zich de leerstof echt eigen te maken. Daarvoor zijn actieve taken meer geschikt. Actieve taken richten zich enerzijds op het ordenen van de nieuwe informatie en anderzijds op het verbinden van de verworven kennis.

C Lees de tekst. CREATIEVE LES NA ELK TAALBLOK WEKT DE INTERESSE Een onderzoek bij scholieren in Vlaanderen toont aan dat het taalaanbod afgestemd moet zijn op hun persoonlijke leerdoelen, belevingswereld en interesses. Houd je daar geen rekening mee, dan ‘bereik je ze niet’ of ‘raak je ze kwijt’. Een op de acht leerkrachten zegt regelmatig dit probleem in de klasgroep vast te stellen. Volgens het onderzoek bij Belgische scholieren tussen 14 en 16 jaar oud worden lessen als saai bestempeld, zowel door jongens als door meisjes. Terwijl 23 procent van de jongens het afgelopen jaar meermaals indommelde tijdens een les, is dat bij meisjes 19 procent. Een op de acht jongens zegt regelmatig weg te dromen, twee tot vier keer per maand, of zelfs vaker. De onderzoekers wijzen erop dat Vlaanderen dringend maatregelen moet treffen opdat deze adolescenten geen problemen krijgen met desinteresse of het dagdromen tijdens de les. Het onderzoek vindt om de vier jaar plaats, wat het mogelijk maakt om trends te ontdekken. In Vlaanderen deden 1 771 leerlingen mee. Ook wat betreft dagdromen in de les lijkt er een stijgende trend bezig: zeiden tien jaar geleden bijna álle Vlaamse jongeren van 15 jaar (80 procent) dat ze al eens gedagdroomd hadden, dan was dat in dit onderzoek nog 94 procent. Maar nu is er reden voor een hoerastemming met de komst van Taalweb 3 en 4. Negen onderzoekers van Uitgeverij Van In waren bij het onderzoek betrokken en bevestigen: "Door het toevoegen van onder andere creatieve en ‘mediawijze’ lessen geef je een platform aan de leerkracht Nederlands. Hij kan taal opnieuw op de voorgrond plaatsen door een plaats te geven aan fictie (genietend lezen) maar ook aan creatieve en vooral actieve spreek- en schrijfopdrachten. In de lessen mediawijsheid leren leerlingen omgaan met de moderne media die noodzakelijk is geworden om te functioneren in de samenleving. Ze denken kritisch na over hun eigen mediagebruik en mogelijke valkuilen."

Naar: www.vanin.be

ARGUMENT 2: ZORG VOOR LEERZAAM TAALAANBOD (VUISTREGEL 2)

9


Wat betekenen deze woorden uit de tekst? Duid de juiste betekenis aan.

1 Vlaanderen moet dringend maatregelen treffen. x iets doen, zodat een probleem opgelost wordt.   verbeteren

2 De adolescenten kunnen problemen krijgen, zoals desinteresse of dagdromen.  volwassenen x tieners, iemand die bijna volwassen is 

3 Voor dagdromen in de les is er een stijgende trend. x groter worden, toenemen   wisselvallig zijn

4 Negen auteurs van Uitgeverij Van In waren betrokken.  zich verbonden voelen bij iets x ermee te maken hebben, in iets een rol spelen 

D Vul de werkwoorden in de tegenwoordige tijd in. Taalweb 3

speelt in

op de zelfstandigheid van de leerlingen, net

(inspelen)

zoals dat in Taalweb 4 het geval is. De opdrachten De leerlingen

prikkelen starten

Taalweb 3, terwijl Taalweb 4 hen In Taalweb 4

komt

met observeren en samen doen in uitdaagt dezelfde inhoud

deze meer complex. Van een leerling

1

2 3

4 5

6 7

10 TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?

(prikkelen)

de leerlingen.

wordt

om zelf aan de slag te gaan. terug

, maar is

meer beheersing verwacht.

(starten) (uitdagen) (terugkomen) (worden)


Argument 3: Werk aan woordenschat

4

(VUISTREGEL 3)

Je weet hoe Taalweb leerlingen helpt bij het achterhalen van de betekenis van onbekende woorden. Je kunt met behulp van Taalweb controleren of je leerlingen de woorden goed begrijpen, onthouden en juist gebruiken.

Bij het leren van een taal speelt woordenschat een belangrijke rol. In iedere les introduceren Taalweb 3 en 4 nieuwe woorden en begrippen. Woordkennis vormt de basis voor het begrip van teksten, toetsen en instructies.

A Zet de volgende stappen voor het vinden van de betekenis van een woord in chronologische volgorde. Nummer van 1 tot en met 6. (3)

Er worden doorgaans 2 verschillende betekenissen aangereikt waaruit een leerling kan kiezen.

(6)

Diddit ten slotte zorgt ervoor dat al deze woorden nog verder ingeoefend worden.

(1)

Leerlingen vinden doorheen het boek gemarkeerde woorden.

(4)

Nadat de leerling de juiste betekenis heeft geselecteerd, bekijkt hij/zij de alternatieve betekenis van het woord in een andere voorbeeldzin.

(5)

Zo leert de leerling dat eenzelfde woord meer dan ĂŠĂŠn betekenis kan hebben, afhankelijk van de context waarin het gebruikt wordt.

(2)

Die woorden worden op dezelfde pagina in een kader hernomen.

ARGUMENT 3: WERK AAN WOORDENSCHAT (VUISTREGEL 3)

11


B Zet volgende woorden op de juiste plaats in de tekst. Kies uit: diddit - oefenblok - moeilijkheidsgraad – oefenmodule Op diddit

bieden we heel wat oefeningen waarbij de leerlingen de ongekende

woorden verder kunnen inoefenen. Diddit is het uitgebreide online oefenplatform waar leerlingen een schat aan taaloefeningen terugvinden. In de uitgebreide oefenmodule

start elk

oefenblok

op een 2 sterren-niveau.

Op basis van de antwoorden van een leerling daalt of stijgt de moeilijkheidsgraad van de oefening. Na 10 vragen beëindigt een leerling het oefenblok en geeft diddit de mogelijkheid om het oefenblok te hermaken, een volgend oefenblok op te starten of zelf een keuze te maken uit de andere oefeningen.

C Luister naar de uitleg van de spreker en verken de mogelijkheden van diddit.

1

2 3

4 5

6 7

12 TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?

Leer zoals je


5

Argument 4: Stimuleer toepassing en interactie (VUISTREGEL 4)

Je weet hoe Taalweb 3 en 4 ervoor zorgen dat leerlingen zich meer betrokken voelen. Je merkt uit de talloze voorbeelden dat Taalweb leerlingen stimuleert om vlot en spontaan te vertellen of te schrijven over ideeĂŤn.

A Markeer de kerngedachte in elke alinea.

Taalweb 3 en 4 verhogen de motivatie doordat de lesinhoud relevant is voor het functioneren op school en in een latere professionele context. In het beroepsonderwijs zijn de onderwijs- en leeractiviteiten vooral gericht op beroepshandelingen op de werkvloer. Taal speelt hier altijd een belangrijke rol. Er moet met klanten gecommuniceerd worden. Het vergt oefening om de communicatie op een goede en professionele manier aan te pakken. Daarom past bij elke beroepshandeling ook een spreek- of schrijfoefening. Daarnaast is ook interactie zeer belangrijk om vakkennis te begrijpen en te onthouden. Interactie nodigt leerlingen uit hun kennis productief te maken en toe te passen.

B Verbind en vervolledig zo de strategieĂŤn die Taalweb 3 en 4 hanteren. Leerlingen leren het meest

dat leerlingen zelf schriftelijke informatie verzamelen en verwerken

Opdrachten in Taalweb 3 en 4 zorgen ervoor

wanneer ze schriftelijk of in gesprek met anderen informatie in eigen woorden (re)produceren.

ARGUMENT 4: STIMULEER TOEPASSING EN INTERACTIE (VUISTREGEL 4)

13


C Vul de reeks met een passend woord aan.

1 denken - delen - uitwisselen

2 controlerende vragen - stimulerende vragen - persoonlijke vragen

3 lezen over een onderwerp - luisteren over een onderwerp - praten over een onderwerp -

schrijven over een onderwerp

4 gestructureerde schrijfopdracht: voor - tijdens - na

D Overloop je antwoorden met je buur en pas aan waar nodig.

1

2 3

4 5

6 7

14 TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


Argument 5: Geef feedback

6

(VUISTREGEL 5)

Je weet hoe het geven van feedback in Taalweb 3 en 4 verweven zit. Je kent de evaluatiemogelijkheden die Taalweb 3 en 4 bieden.

Elke vorm van terugkoppeling heeft effect. Het stimuleert leerlingen om kennis op te slaan, opdrachten uit te voeren en eindproducten in te leveren die aan de eisen voldoen. Om de leeropbrengst te vergroten is het belangrijk te reflecteren op het resultaat en de manier waarop het resultaat bereikt wordt.

A Verbind de voorbeelden met het juiste soort evaluatie-instrument uit Taalweb. 1 2

Evaluatie

Evaluatie

1 Ik heb een duidelijk onderwerp.

2 Ik gebruik een correcte aanspreking, zonder komma erna.

1 Zijn we geconcentreerd aan het werk gebleven? Indien nee: waardoor werden we afgeleid?

3 Er staan overal hoofdletters waar dat moet (begin van een zin, namen, talen).

4 Er staan leestekens tussen de zinnen.

5 Na een leesteken gebruik ik overal een spatie (niet ervoor).

6 Ik controleerde mijn werkwoorden op fouten.

7 Er is een duidelijke alinea-indeling, met witregels.

8 Ik gebruik geen emoji’s/emoticons.

9 Ik las mijn zinnen (hardop) opnieuw.

10 Ik gebruik de beleefdheidsvorm (‘u’ voor een persoon, ‘uw’ voor een bezit).

11 Ik gebruik een correcte slotgroet.

12 Ik zette mijn naam en klas onder aan de e-mail.

ja / nee

Hoe zorgen we ervoor dat we een volgende keer nog geconcentreerder kunnen werken?

3 F Bespreek de evaluatie in je groepje. Doe dat rustig en respectvol

(Zelf)evaluatieformulier

Peer feedback (feedback bij groepswerk)

Feedbackgesprek

1

2

3

ARGUMENT 5: GEEF FEEDBACK (VUISTREGEL 5)

15


in word

evalueren

feedback ruim aanbod

afprintbaar

rapportage

B Op diddit biedt de evaluatiemodule uitgebreide mogelijkheden naar evaluatie toe. Luister naar de toelichting en bekijk de woordwolk.

eigen aanvullingen

controletoets evaluatiemodule

automatische correctie

1

2 3

4 5

6 7

16 TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


7

Dit wil ik zeker hebben! Je weet hoe je met passende argumenten je collega/directeur kan overtuigen om jouw keuze voor Taalweb te steunen.

VOOR – ORIËNTEREN

Met behulp van passende argumenten probeer je hem/haar te overtuigen om jouw aankoop te ondersteunen (collega) of te financieren (directeur).

A Zoek op verschillende sites van educatieve uitgeverijen naar een handboek Nederlands bso voor de tweede graad.

Zoek op sites als: www.vanin.be …

B Print twee keuzes uit. Noteer onder elke keuze de positieve dingen met groen. De negatieve dingen noteer je met rood. C Maak jouw definitieve keuze. Welke van de twee wil je en waarom? - - - -

Bedenk hier twee passende argumenten voor. Gebruik verschillende soorten argumenten. Bedenk voor de andere keuze ook twee argumenten. Waarom wil je die tweede uiteindelijk niet? Noteer de argumenten in de tabel.

D Let op: ‘jouw sponsor’ zal deze aankoop niet zomaar financieren.

Hij/zij heeft vast en zeker ook argumenten om de aankoop niet te moeten doen. Houd hier rekening mee.

DIT WIL IK ZEKER HEBBEN!

17


TIJDENS – VOORBEREIDEN / UITVOEREN D Hoe bouw je de argumentatie op? Schrijf jouw argumenten uit. - Wat wil je bereiken? - Noteer twee passende argumenten bij jouw keuze. Waarom wil jij dat de directie deze aankoop financiert? Let op: gebruik zeker twee verschillende soorten argumenten! - Noteer een argument dat je collega kan hebben. Probeer dat te weerleggen. Doe zoals in het voorbeeld bij ‘voorbereiden’. - Herhaal kort de belangrijkste argumenten, vorm een besluit. Wat wil je bereiken?

Twee passende argumenten (twee verschillende soorten!)

Argument 1:

Argument 2:

Argument om te weerleggen

Besluit

1

2 3

4 5

6 7

18 TAALBLOK 1 – HOE OVERTUIG JE IEMAND?


schrijftips 1 Gebruik volledige, duidelijke zinnen. 2 Varieer je woordkeuze. Vermijd herhaling. 3 Verzorg je spelling.

F Breng de argumenten voor de groep. Houd rekening met deze spreektips.

spreektips 1 Spreek standaardtaal. 2 Gebruik passende argumenten. 3 Vertel enkel wat nodig is. 4 Gebruik de kracht van je stem om iets te beklemtonen. 5 Zorg voor een goede houding: kom rustig en vol zelfvertrouwen over.

NA – REFLECTEREN G Evalueer jezelf.

Evaluatie - Wat liep goed tijdens het spreken? - Wat kon beter? Gebruik eventueel de spreektips hiervoor.

DIT WIL IK ZEKER HEBBEN!

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.