Leen Bruijneel
Ludo Jacobs
Ruth Lemey
Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Alles Klar! Modular 3+ Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
Let op: deze licentie is uniek, eenmalig te activeren en geldig voor een periode van 1 schooljaar. Indien je de licentie niet kunt activeren, neem dan contact op met onze klantendienst.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer je van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneem je hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers je beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vind je op www.reprobel.be.
Ook voor het onlinelesmateriaal gelden die voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden lees je op www.ididdit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Credits:
Overzicht credits: p. 268
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0456-3
D/2024/0078/134
Art. 605758/01
NUR: 110
Vormgeving cover en binnenwerk: Banananas
Zetwerk: Karin Fonténai
Tekeningen: Jonas Van de Vyver
Grafiek p. 243: Geert Verlinde
• be zienswaardigheden en reisbestemmingen
• volks feesten ( Oktoberfest )
• ex treme sporten
• de Dui tse keuken
• het werkwoord in de t egenwoordige tijd (herhaling)
• het w erkwoord in de voltooid tegenwoordige tijd (herhaling)
ONLINE LEERPADEN
• Se henswürdigkeiten und Reiseziele
• E xtremsport
• das V erb im Präsens (Wdh.)
• das V erb im Perfekt (Wdh.)
• typisch Duitse fenomenen herk ennen en toelichten;
• een podcast begrijpen;
• een kritische houding aannemen t egenover stereotypen en vooroordelen;
• een gesprek voeren over e venementen en shows;
• een bericht schrijven over een e venement;
• een reisblog begrijpen;
• info opzoeken en presenteren;
• iets bestellen in een restaurant;
• je mening geven o ver een lied en een muziekvideo.
KAPITEL 2 Ist das Kitsch oder Kunst?
• mu sea en kunstwerken
• rou tebeschrijvingen in een gebouw
• de nomin atief, de accusatief en de datief (herhaling)
• oude voor werpen en zoldervondsten
• r ommelmarkten
ONLINE LEERPADEN
• im Museum
• au f dem Flohmarkt
• der b estimmte Artikel im Nom., Akk. und Dat. (Wdh.)
• der unbestimmte Artikel im Nom., Akk. und Dat. (Wdh.)
• Pr äpositionen mit Akk. und Dat. (Wdh.)
• Ve rben mit Dat. (Wdh.)
• der G enitiv
• We chselpräp. mit Akk. und Dat. (Wdh.)
• info over m usea en tenntoonstellingen begrijpen;
• de genitie f
• We chselpräpositionen met de accusatief en de datief (herhaling)
• een fr agment uit een podcast begrijpen;
• info over je m useumbezoek vragen;
• de we g in een gebouw uitleggen;
• info opzo eken en presenteren;
• je mening geven o ver kunstwerken;
• fragmen ten uit een televisieprogramma begrijpen;
• over de pr ijs onderhandelen op een rommelmarkt.
• k araktereigenschappen
• v riendschap
• het ui terlijk
• lich aamsverzorging
ONLINE LEERPADEN
• Ch araktereigenschaften
• das A ussehen
• das Re lativpronomen
• die A djektivdeklination
• lie fde
• normen en w aarden
• geluk en ge luksbrengers
• de to ekomst
ONLINE LEERPADEN
• het b etrekkelijk voornaamwoord
• het b ijvoeglijk naamwoord
• Lie be und Glück
• Nor men und Werte
• der Konjunk tiv II von „haben“ und „sein“
• der Konjunk tiv II mit „würden“ (Wdh.)
• der Konjunk tiv II der Modalverben
• das F utur I (Wdh.)
• de Konjunk tiv II van ‘ haben ’ en ‘ sein ’
• de Konjunk tiv II met ‘würden’ (herhaling)
• de Konjunk tiv II van de modale werkwoorden
• de F utur I (herhaling)
• vert ellen over karaktereigenschappen;
• vert ellen over wat iemand tot een goede vriend of vriendin maakt;
• iemand s uiterlijk beschrijven;
• over lich aamsverzorging praten;
• je mening geven o ver schoonheidswedstrijden, tatoeages en piercings;
• meer ver tellen over clichés over Duitsers en over Duitse festivals.
• vert ellen over relaties;
• vert ellen over wat je (on)gelukkig maakt in het leven;
• vert ellen over wensen en voorliefdes;
• info in een gr afiek interpreteren en verwoorden;
• uit drukkingen over liefde en geluk gebruiken;
• iemand ad vies geven;
• een ge sprek voeren over de toekomst;
• meer ver tellen over huwelijkstradities, horoscopen en geluksbrengers.
• his torische gebeurtenissen
• de Berlijn se Muur
• his torische Ereignisse
• das Imp erfekt
• het w erkwoord in de voltooid verleden tijd
• de verbuiging van z elfstandige naamwoorden (receptief)
• be langrijke historische gebeurtenissen in Duitsland begrijpen;
• de acht ergrond begrijpen van de tegenstelling tussen de voormalige BRD en DDR;
• de Dui tse geschiedenis zien als een waarschuwing voor discriminatie en intolerantie;
• je be eld van de Duitstalige wereld nuanceren;
• je be wondering en respect voor iemand uitdrukken;
• je motiv atie en verwachtingen uitdrukken bij het uitkiezen van een boek;
• de kor te inhoud van een boek weergeven;
• een me troplan gebruiken.
• het milieu
• het verk eer
• s tudierichtingen
• b eroepen
ONLINE LEERPADEN
• Rett e die Umwelt!
• im Ve rkehr
• St udium und Berufe
• der Imp erativ (Wdh.)
• der Konjunk tiv I
• das Passiv
• de geb iedende wijs (herhaling)
• ze ggen wat je voor het milieu doet;
• de Konjunk tiv I (receptief)
• het pa ssief (receptief)
• je mening geven o ver reclamespots;
• kr antenartikelen begrijpen;
• over verk eersveiligheid praten;
• in nieuws berichten de indirecte rede herkennen;
• pas sieve constructies herkennen;
• je mening geven o ver orgaandonatie;
• blogb erichten begrijpen;
• vert ellen wat je later wil studeren;
• vert ellen wat je later wil worden en wat je in je job belangrijk vindt.
Dit leerwerkboek bestaat uit zes hoofdstukken waarin de leefwereld van jongeren centraal staat. Elk hoofdstuk begint met een kerngedeelte (Kernmodul) met korte, gevarieerde items die uitnodigen om Duits écht te gebruiken in allerlei communicatieve situaties
Na het kerndeel volgt een overzicht van de behandelde grammaticale items (Grammatikmodul), telkens met aanvullende oefeningen. We zetten volop in op het gebruik van signaalletters (RESE/NESE/MRMN/ SRSR) en functionele kleuren (zwart voor de nominatief, groen voor de accusatief, rood voor de datief, blauw voor de genitief).
In het deel met de spelpagina’s (Spielmodul) kun je woordenschat, Redemittel en structuren op een speelse manier inoefenen en herhalen. Taalspelletjes en Partnerspiele zorgen voor afwisseling en verhogen de motivatie.
De cultuurpagina’s (Kulturmodul) bieden o.a. liedjes, gedichten en fragmenten van literaire teksten aan. Daar kun je proeven van de Duitse cultuur.
De woordenschat (Wortschatzmodul) vind je in overzichtelijke lijstjes, opgesplitst volgens de items in het kerngedeelte. Eenvoudige contextzinnen maken de betekenis duidelijk.
Achteraan in dit boek vind je een overzicht van de strategieën die je helpen om je vaardigheden te verbeteren.
dem Guide
a Vor dem Lesen: Klassengespräch
• Glaubst du an Glücksbringer? Warum (nicht)?
• Hast du selbst einen Glücksbringer? Wenn ja, … - was für einer ist es?
De herkenbare kaders en pictogrammen zorgen voor een duidelijke structuur:
Redemittel
Woordenschat in een zinvolle en realistische context. Op iDiddit vind je een ingesproken versie van de kaders.
Berlin verfügt über neun U-Bahn-Linien. Die jeweiligen Endstationen sind besonders wichtig, da sie die Fahrtrichtung angeben. So verläuft z. B. die grüne Linie U1 zwischen den Stationen Uhlandstraße und Warschauer Straße. Zusätzlich gibt es die S-Bahn, die teilweise oberirdisch fährt. Tickets gelten nicht nur für U-Bahn und S-Bahn, sondern auch für die Straßenbahnen und Busse der Stadt.
der Genitiv z. B. die Büste der Königin Nofretete das Highlight des Museums S. 83 WIEDERHOLUNG
4.2 Zeitreise in die Vergangenheit
Wanderausstellung KÖRPERWELTEN zeigt das Innere Körpers. Alle Körper in der Ausstellung sind beiden Mediziner und Ausstellungsmacher Whalley und Dr. Gunther von Hagens ist es, die ungesunder Lebensweisen zu zeigen. So sieht man zum Beispiel eine gesunde Lunge und eine
DIES ODER DAS Körperwelten
- von wem hast du ihn bekommen?
- in welchen Situationen hast du deinen Glücksbringer dabei?
über Glücksbringer sprechen
Ich glaube nicht an Glücksbringer, das ist Blödsinn / Quatsch.
Ich bin nicht abergläubisch und glaube also nicht an Glücksbringer.
Ohne meinen Glücksbringer gehe ich nie aus dem Haus!
Ich habe keinen Glücksbringer.
Natürlich habe ich einen Glücksbringer! Es ist ein / eine …
Ich habe ihn von meinem / meiner / meinen … bekommen.
Ich habe meinen Glücksbringer dabei, wenn ich eine Klausur schreibe • zum Zahnarzt gehen muss •
De theorie wordt kort uitgelegd aan de hand van (de regel en) een of meerdere voorbeelden. Meestal is er een verwijzing naar de grammaticamodule.
Sieh dir den Cartoon an. Beantworte die Fragen mündlich.
Interkulturelles
KAPITEL 4 SCHWEIN GEHABT!
a Sieh dir die Eigenschaften an. Schlage die Wörter nach, die du nicht kennst.
Weetjes over de Duitstalige landen.
2 Deutsche über die Deutschen TIPP Wörter auf -ung -heit -keit und -schaft sind immer weiblich.
☐ die Sparsamkeit ☐ die Sauberkeit ☐ die Humorlosigkeit ☐ die Genauigkeit
☐ die Pünktlichkeit ☐ die Ordentlichkeit ☐ die Hilfsbereitschaft ☐ die Gemütlichkeit
☐ die Disziplin ☐ die Ehrlichkeit ☐ die Höflichkeit ☐ die Zuverlässigkeit
beantworte die Fragen auf Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Berlin verfügt über neun U-Bahn-Linien. Die jeweiligen Endstationen sind besonders wichtig, da sie die Fahrtrichtung angeben. So verläuft z. B. die grüne Linie U1 zwischen den Stationen Uhlandstraße und Warschauer Straße. Zusätzlich gibt es die S-Bahn, die teilweise oberirdisch fährt. Tickets gelten nicht nur für U-Bahn und S-Bahn, sondern auch für die Straßenbahnen und Busse der Stadt.
☐ der Fleiß ☐ die Direktheit ☐ das Pflichtbewusstsein ☐ der Gehorsam
1 Beschreibe, was auf dem Cartoon zu sehen ist.
4.2 Zeitreise in die Vergangenheit
Sieh dir den Cartoon an. Beantworte die Fragen mündlich.
(= Gegenteil). -, wenn jemand etwas nicht ist oder eine höflich
Tips die je helpen om de Duitse taal sneller onder de knie te krijgen.
1 Kreuze in Übung 2a an, welche Eigenschaften die Befragten als „typisch deutsch“ erfahren.
2 Was finden die Befragten und der Interviewer neben den Eigenschaften noch „typisch deutsch“?
2 Was sagt dieses Bild über die DDR aus?
Schon fertig?
c Lies den Text und sieh dir die Cartoons von Fernandez an. Beantworte dann die Fragen.
DIES ODER DAS Virtuelle Zeitreise durch Berlin
Een korte opdracht voor wie tijd over heeft.
Sieh dir den Imagefilm an. Sieh dir die Website an.
Der deutsche Cartoonist Fernandez macht Cartoons über Klischees seiner Landsleute. Er teilt sie auf Social Media mit den Titeln „Verstehen Sie Deutsch?“ und „That’s so German...” Auch auf seiner persönlichen Website www.gegen-den-strich.com findet man viele Cartoons. Fernandez spottet über typische Verhaltensweisen und Vorlieben der Deutschen.
Das Leben in der ehemaligen DDR
1 3 4 2
5 Wer ist Gunter Demnig?
6 Wofür stehen diese Abkürzungen?
- die NS-Zeit: die Zeit des - das KZ: das
e Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig Fragen über eure Charaktereigenschaften. z. B. Was für eine Person bist du? Ich bin offen. Ich sage, was ich denke. Und du? Ich bin kreativ. Ich fotografiere und zeichne gerne. Bist du auch fleißig? Ja. • Nein. • Manchmal. • Meistens. • Nur selten. Und du? Ich auch (nicht). • Ich schon.
• Arbeitet in Kleingruppen. Recherchiert im Internet und sucht die Antwort auf diese oder andere
- Wie war das Leben für Kinder und Jugendliche in der DDR?
- Wie sah der Alltag aus und worin unterschied er sich in Ost und West?
- Gab es in der DDR keine Bananen oder ist das nur ein Mythos?
- Welche gesetzlichen Feiertage und Feste gab es in der DDR?
- Warum waren die Sportler und Sportlerinnen der DDR an der Weltspitze?
• Entwerft ein (digitales) Plakat zum Thema eurer Wahl und präsentiert es vor der Klasse.
Dies oder das
Een keuzeopdracht. Waar heb jij het meeste zin in?
VAN IN Plus
1 Beschreibe, was auf dem Cartoon zu sehen ist.
d Sieh dir das Video an und ergänze.
2 Was sagt dieses Bild über die DDR aus?
Communicatieve opdrachten
Arbeitet zu zweit. Beschreibt euren besten Freund / eure beste Freundin.
Was macht eine gute Freundschaft aus?
a Sieh dir das Video an und ergänze die Aussagen.
Jocelyn
DIES ODER DAS Virtuelle Zeitreise durch Berlin
Sieh dir den Imagefilm an. Sieh dir die Website an.
e Beantworte die Fragen mündlich.
In einer guten Freundschaft ist man füreinander da. zueinander. Man Das heißt, dass man auch kann, um für seine Freunde da zu sein. Man zeigt ihnen,
Gunter Demnig erzählt über das Schicksal einer jüdischen Familie. Die Eltern kamen in ums Leben. Die beiden Töchter kamen für die Verlegung eines Stolpersteins aus Kolumbien und angereist. Sie hatten sich seit Jahren nicht mehr gesehen. Der Künstler ist sichtbar gerührt.
In deze opdrachten gebruik je de woordenschat en grammatica in levensechte situaties.
1 Was ist ein wesentlicher Unterschied zwischen dem Holocaust-Mahnmal und den Stolpersteinen?
Das Leben in der ehemaligen DDR
2 Welche Art des Gedenkens bevorzugst du? Warum? z. B. Ich bevorzuge die Stolpersteine, weil …
• Arbeitet in Kleingruppen. Recherchiert im Internet und sucht die Antwort auf diese oder andere Fragen:
DIES ODER DAS
- Wie war das Leben für Kinder und Jugendliche in der DDR?
- Wie sah der Alltag aus und worin unterschied er sich in Ost und West?
Der Künstler und sein Projekt Recherchiere im Internet und beantworte die Fragen auf iDiddit.
- Gab es in der DDR keine Bananen oder ist das nur ein Mythos?
- Welche gesetzlichen Feiertage und Feste gab es in der DDR?
- Warum waren die Sportler und Sportlerinnen der DDR an der Weltspitze?
Steckbrief einiger Opfer Recherchiere im Internet und beantworte die Fragen auf iDiddit.
• Entwerft ein (digitales) Plakat zum Thema eurer Wahl und präsentiert es vor der Klasse.
SCHON FERTIG? Wie soll man Stolpersteine sauber halten und putzen? Sieh dir das Video an. Notiere, was man braucht.
204 zweihundertvier
1.2 Es darf nie wieder geschehen
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
Ryanne In einer guten Freundschaft kann man immer den anderen und miteinander sprechen, wenn man anbringen, ohne dass oder böse nimmt. voneinander. Wenn man dafür nicht verklemmte Freundschaft.
KAPITEL 5 SCHAUT AUF DIESE STADT!
KAPITEL 3 ALLES SCHÖN UND GUT, ABER …
Dit icoon geeft aan dat er aanvullend lesmateriaal of een extra opdracht op iDiddit staat.
Je kunt de kennisclips bekijken op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plusapp en scan de pagina.
Stress vor einer mündlichen Prüfung habe • … KAPITEL 5 SCHAUT
Margot Friedländerwurde 1921 in Berlin geboren undwuchs in einer wohlhabenden jüdischen Familieauf. Mit der Machtergreifung der Nationalsozialisten im Jahr 1933änderte sich ihr Leben grundsätzlich. Während ihre Mutter, ihr Bruder und viele Verwandte nach Auschwitz deportiertwurden, tauchte die 21-jährige Margot selbstunter undflüchtete 15 Monate von einem Versteck zum nächsten, bis sie 1944 entdeckt und ins Konzentrationslager Theresienstadt transportiertwurde. Zwarüberlebte sie das KZ, doch nach der Befreiungerfuhr sie vom Tod ihrer Familie. Kurz nach der Befreiungheiratete sie undemigrierte mit ihrem Mann. Erst nach dem Tod ihres Manneskehrte Margot Friedländer als eine von wenigen Holocaustüberlebenden nach Deutschlandzurück. Zu diesem Zeitpunktwar sie 88 Jahre alt. Seitdem ist sie oft als Zeitzeugin in Schulen unterwegs, wo sie ihre Geschichte erzählt und aus ihrem Buch vorliest. 2023gründete sie die Margot Friedländer Stiftung die ihr Lebenswerk in einer Zukunft ohne Zeitzeugen fortführen soll.
Mijn lesmateriaal
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals lmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, extra bronnen of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Adaptieve oefeningen
In dit gedeelte kun je de leerstof inoefenen op jouw niveau. Hier kun je vrij oefenen of de oefeningen maken die de leerkracht voor je heeft klaargezet.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefeningen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
Op het einde van elk Kapitel vind je in dit leerwerkboek een woordenschatlijst. De woorden in die lijst moet je actief kennen en dus studeren. De gratis app WOORDTRAINER van uitgeverij VAN IN kan je daarbij helpen.
De woordenschatlijst als leerinstrument
Alle woordenschatlijsten zijn op dezelfde manier opgebouwd. De nummers in het groene blokje en de bijbehorende titel verwijzen telkens naar het item in het Kernmodul waarbij de woorden horen.
• zelfstandige naamwoorden
Eerst worden de mannelijke, de vrouwelijke en de onzijdige woorden en daarna de meervoudswoorden in alfabetische volgorde weergegeven. De kleuren in de woordenschatlijst helpen je om het geslacht van de woorden beter te onthouden:
• M männlich (mannelijke woorden zijn groen)
• W weiblich (vrouwelijke woorden zijn oranje)
• S sächlich (onzijdige woorden zijn blauw)
• P Plural (woorden die enkel in het meervoud staan zijn roze)
M W
1
Gegen das Vergessen
derBürgersteig
derJude Juden
Die Stolpersteine befinden sich im Bürgersteig. stoep
Die systematische Deportation von Juden begann 1941. Jood der Künstler Künstler Ein Künstler hatte die Idee der Stolpersteine. kunstenaar
der Nationalsozialismus
dieGeschichte Geschichten
dieStatue Statuen
dieVergangenheit
dieZeitzeugin Zeitzeuginnen
Der Nationalsozialismus war eine radikale politische Bewegung. nationaal-socialisme
Die Zeitzeugin erzählt ihre Geschichte in Schulen. verhaal
Auf dem Marktplatz steht die Statue des Bischofs. standbeeld
Wir dürfen die Vergangenheit nicht vergessen. verleden
Die Zeitzeugin hat ein Buch über ihre Geschichte veröffentlicht. tijdsgetuige (vr.)
das Denkmal DenkmälerIn Berlin gibt es viele Denkmäler. gedenkteken
Konzentrationslager
Die Pogromnacht war ein trauriges Ereignis. Im Lager waren die Lebensumstände sehr
lidwoord en zelfstandig naamwoord; bij sommige woorden is ook de letter(greep) waarop de klemtoon ligt onderstreept de Nederlandse vertaling frequente meervoudsvormen een voorbeeldzin
Das Konzentrationslager Auschwitz ist heute eine Gedenkstätte. concentratiekamp
Opfer Jeder Stolperstein erinnert an ein Opfer. slachtoffer
Schicksale Das traurige Schicksal dieser Familie ist bekannt.
aufwachsen wächst auf, ist aufgewachsen Sie ist in einer reichen Familie aufgewachsen. opgroeien
Konzentrationslager
das Opfer Opfer
• werkwoorden
das Schicksal Schicksale
Das Konzentrationslager Auschwitz ist heute eine Gedenkstätte. concentratiekamp
Jeder Stolperstein erinnert an ein Opfer. slachtoffer
Das traurige Schicksal dieser Familie ist bekannt. lot aufwachsen wächst auf, ist aufgewachsen
berühren berührt
Sie ist in einer reichen Familie aufgewachsen. opgroeien
Diese Geschichte hat mich sehr berührt. aangrijpen deportierendeportiert
Viele jüdische Familien wurden im Krieg deportiert. deporteren, wegvoeren erinnern anerinnert anDas Mahnmal erinnert an die vielen Opfer. herinneren aan ermorden ermordet
• overige
M infinitief; bij sommige woorden is ook de letter(greep) waarop de klemtoon ligt onderstreept
Viele jüdische Menschen wurden ermordet. vermoorden flüchten flüchtet Die Familie versuchte zu flüchten. vluchten untertauchentaucht unterSie lebte lange Zeit untergetaucht. onderduiken verhaftet
zerstört
3e persoon enkelvoud (Präsens), Perfekt (sterke werkwoorden)
Die Polizei hat einige Demonstranten arresteren
Die Stadt Dresden wurde im Krieg fast völlig zerstört. verwoesten jüdisch
Anne Frank war ein jüdisches Mädchen. Joods
getrennt ↔ zusammen
Der Flughafen, der Geschichte schrieb
Wollen Sie zusammen oder getrennt bezahlen? apart gleich
2 derBomber Bomber Im Krieg hörte man oft die Motoren der Bomber. bommenwerper derFlughafen Flughäfen Der Flughafen ist sehr wichtig für die Stadt. luchthaven
Einen Moment, ich komme gleich zu Ihnen! meteen sofort Du sollst sofort nach Hause kommen! meteen
zusammen ↔ getrennt Wollen wir mal zusammen essen gehen? samen
adjectieven, voegwoorden, bijwoorden, voorzetsels … de tegengestelde betekenis van het woord of een synoniem
KAPITEL 5 | SCHAUT AUF DIESE STADT! 216 zweihundertsechzehn
Ausflüge Vielleicht machen wir morgen einen Ausflug. uitstapje
Dome
Der Kölner Dom hat zwei Türme. domkerk der Flughafen Flughäfen Frankfurt hat einen sehr großen Flughafen. luchthaven
derOrt Orte
Na de woordenschatlijst is er ruimte voorzien om eigen woordenschat te noteren (Mein Wortschatz). Hier kun je woorden noteren die jij belangrijk vindt en die jou helpen om vlot in het Duits te communiceren.
der Wolkenkratzer Wolkenkratzer
dieAltstadt
Der ganze Ort ist verkehrsfrei. plaats
In Frankfurt am Main gibt es viele Wolkenkratzer. wolkenkrabber
Die Altstadt ist sehr hübsch und gemütlich. historisch centrum dieAtmosphäre
Rund um den Dom gibt es eine lebhafte Atmosphäre. stemming, sfeer
✓ Studeer zelfstandige naamwoorden samen met hun lidwoord en meervoudsvorm.
die Gasse Gassen
Wir schlenderten durch die engen Gassen. steegje die Insel Inseln
Rügen ist die größte deutsche Insel. eiland
TIPP
dieMischung MischungenBerlin ist eine Mischung aus Alt und Neu. mengeling
Woorden op -ung, -heit, -keit, -schaft en -ei zijn altijd vrouwelijk:
die Sehenswürdigkeit Sehenswürdigkeiten
bv. die Wohnung, die Freiheit, die Kleinigkeit, die Landschaft, die Bäckerei Verkleinwoorden op -chen zijn altijd onzijdig: bv. das Mädchen
dieStädtereise Städtereisen
das Fachwerkhaus Fachwerkhäuser
das Gebäude Gebäude
Welche Sehenswürdigkeit wollt ihr besichtigen? bezienswaardigheid
Meine Frau und ich machen gern Städtereisen. citytrip
Die alten Fachwerkhäuser sind ein beliebtes Fotomotiv. vakwerkhuis
✓ Studeer van elk werkwoord de infinitief. Schenk ook aandacht aan de 3e persoon enkelvoud (Präsens) en het Perfekt (sterke werkwoorden).
Dieses Gebäude ist mehr als 400 Jahre alt. gebouw das Mittelalter
✓ Bekijk aandachtig de voorbeeldzinnen. Ze helpen je om de woorden beter te onthouden.
das Reiseziel Reiseziele
Die Stadtmauer wurde im Mittelalter gebaut. middeleeuwen
München ist ein beliebtes Reiseziel. reisdoel
✓ Besteed bij het studeren voldoende aandacht aan spelling, intonatie en uitspraak. De uitspraak van een woord kun je bijvoorbeeld op Forvo beluisteren (www.forvo.com).
das Schloss Schlösser Das Schloss beherbergt ein interessantes Museum. kasteel
✓ Maak extra oefeningen op iDiddit om de grammatica en woordenschat te herhalen.
✓ Gebruik de gratis app WOORDTRAINER van uitgeverij VAN IN.
das Ufer Ufer
das Viertel Viertel
Wir sitzen gern am Ufer und schauen auf den Fluss. oever
In diesem Viertel wohnen viele Studenten. wijk
✓ Maak digitale of papieren kaartjes om de woorden in te oefenen. Aan de ene zijde komt het Nederlandse woord of een afbeelding en aan de andere zijde het Duitse woord (met lidwoord en meervoud).
das Wahrzeichen WahrzeichenDer Eiffelturm ist das Wahrzeichen von Paris. kenmerkend gebouw, symbool gemütlich Rothenburg ist eine gemütliche Kleinstadt. gezellig
Die deutschen Bundesländer
Die deutschsprachigen Gebiete
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
typisch Duitse fenomenen herkennen en toelichten; een podcast begrijpen; een kritische houding aannemen tegenover stereotypen en vooroordelen; een gesprek voeren over evenementen en shows; een bericht schrijven over een evenement; een reisblog begrijpen; informatie opzoeken en presenteren; iets bestellen in een restaurant; je mening geven over Duitse liedjes en een muziekvideo.
GRAMMATICA
het werkwoord in de tegenwoordige tijd (herhaling) het werkwoord in de voltooid tegenwoordige tijd (herhaling)
WOORDENSCHAT
bezienswaardigheden en reisbestemmingen ex treme sporten volksfeesten (Oktoberfest) de Duitse keuken
ONLINE LEERPADEN
Sehenswürdigkeiten und Reiseziele das Verb im Präsens (Wiederholung) Extremsport das Verb im Perfekt (Wiederholung)
1.1 Ab in den Park!
a Lies den Text und ordne die Bilder den fettgedruckten Sehenswürdigkeiten zu.
Ein Spaziergang durch die grüne Lunge von München
Vom Seehaus bis zum Eisbach
Von Jens Davidoff
Ich liebe München, die Stadt mit Herz und Charme. Besonders gerne bin ich im Englischen Garten unterwegs, einem der größten innerstädtischen Parks der Welt. Dort gibt es so viel zu sehen und zu erleben, dass ich euch heute meine Highlights vorstellen möchte.
Am Marienplatz nehme ich die U-Bahn und fahre vier Stationen bis zur Haltestelle Münchener Freiheit. Nur ein paar Gehminuten entfernt befindet sich der Start meiner Tour: der Kleinhesseloher See (1 ). Hier leihe ich mir ein Tretboot aus und genieße die Aussicht über das Wasser und die grünen Wiesen. Am Ufer gibt es auch das Seehaus, ein gemütliches Restaurant mit Terrasse, wo ich mir eine Tasse Kaffee gönne.
Weiter geht es zum 25 Meter hohen Chinesischen Turm (2 ), der schon von weitem zu sehen ist. Direkt daneben befindet sich ein riesiger Biergarten, wo ich mir eine Maß Bier und eine deftige Brotzeit schmecken lasse. Mit etwa 7000 Sitzplätzen an langen hölzernen Tischen kann es hier im Sommer ganz schön hektisch sein.
Mein nächstes Ziel ist der Monopteros (3 ). Dieser kleine griechische Tempel auf einem Hügel ist eines der Wahrzeichen des Parks. Von hier aus hat man eine fantastische Aussicht (4 ) und kann man die wichtigsten Sehenswürdigkeiten wie das Rathaus und die Frauenkirche mit ihren zwei
Zwiebeltürmen erkennen. Der Monopteros ist ein beliebter Treffpunkt für Musiker, Künstler und Studenten, die hier die Atmosphäre genießen. Ich setze mich eine Weile ins Gras und zeichne eine Skizze in das Skizzenheft, das ich mitgebracht habe.
Danach gehe ich noch etwa anderthalb Kilometer in Richtung Stadtmitte. Zum Abschluss meiner Tour besuche ich die berühmte Eisbachwelle (5 ), eine der spektakulärsten Attraktionen im Englischen Garten. Hier kann man die Surfer beobachten, die ihre Kunststücke zeigen.
Das ist das Ende meiner Tour. Aber Achtung, wir haben uns nur den Südteil vom Englischen Garten angeschaut, und noch nicht einmal die Hälfte gesehen! Ich hoffe aber trotzdem, dass ihr einen ersten Eindruck von diesem wunderbaren Ort bekommen habt und neugierig geworden seid, die Parkanlage selbst zu entdecken.
In einem Biergarten gibt es lange Bänke und Tische aus Holz, oft idyllisch an einem Wald oder an einem See gelegen. Man sieht dort viele Familien mit Kindern und Geschäftsleute, die hier mittags etwas essen. Es gibt auch einen Teil, wo man nicht bedient wird und sich sein Essen selbst mitbringen darf. Die Getränke muss man aber dort kaufen.
Die Brotzeit ist eine (meist kalte) Zwischenmahlzeit am Nachmittag. Sie hat ihren Ursprung in der bayerischen Bauernkultur. Im Kern gehört immer Brot dazu, in allen möglichen Varianten. Dazu kommen dann Brezeln, Wurst und Käse, Gemüse, Salate und Aufstriche. Typisch bayerisch ist der Obazda: ein Brotaufstrich aus Käse, Zwiebeln und Paprikapulver.
b Was macht der Reporter aus Übung 1.1a alles auf seinem Spaziergang? Ergänze mit einem Verb im Präsens.
Zuerst er die U-Bahn beim Rathaus am Marienplatz. Er nur ein paar Stationen bis zur Haltestelle Münchener Freiheit. Dann er zu Fuß zum See, wo sich ein Bootsverleih
Am Ufer des Sees es ein gemütliches Restaurant, wo er einen Kaffee . Im Biergarten am Chinesischen Turm er mittags eine Brotzeit. Dann er weiter zum Monopteros. Diesen kleinen Tempel man schon von weitem, weil er oben auf einem Hügel . Hier macht der junge Mann eine Pause und er eine Skizze in sein Heft. Sein letzter Stopp ist die berühmte Eisbachwelle, wo er die waghalsigen Surfer .
das Verb im Präsens z. B. Er trifft seine Freunde im Park. Im Park befindet sich ein Biergarten. S. 41 WIEDERHOLUNG
c Mit dem Rad durch den Park. Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wer radelt durch den Englischen Garten?
2 Was kann man im Park alles machen? Kreuze an, was gesagt wird.
☐ sich erholen
☐ Fußball spielen
☐ Kraft tanken
☐ Sport machen
☐ schwimmen
3 Was wird über den Monopteros gesagt?
☐ entspannen
☐ laufen
☐ reiten
☐ Rad fahren
☐ den Blick auf den See genießen
4 Das letzte Stück der Radtour geht durch das Zentrum von München. Welche Sehenswürdigkeiten oder Orte sehen wir? Kreuze an.
☐ die Staatsoper
☐ die Frauenkirche
☐ den Odeonsplatz
☐ den Viktualienmarkt
☐ den Hofgarten
☐ die Staatskanzlei
a Sieh dir die Straßeninterviews an und beantworte die Fragen.
1 Kreuze an, wie oft diese Sehenswürdigkeiten im Video erwähnt werden.
der Viktualienmarkt
das (Neue) Rathaus
das Deutsche Museum
die Allianz Arena der Englische Garten die Frauenkirche
2 Wie beschreiben die Leute die Stadt München? Kreuze alle Antworten an.
☐ München hat eine reiche Kultur und Geschichte.
☐ München ist schön, alt und traditionell.
☐ München ist lebendig und vielfältig.
☐ München ist eine übersichtliche und gepflegte Stadt.
☐ München liegt nicht weit von den Alpen entfernt.
☐ München hat ein südländisches Flair und ist international.
☐ München ist ein wichtiges Wirtschaftszentrum.
b Sieh dir das Video über das Sommerfestival an. Beantworte die Fragen oder ergänze.
Verstehenshilfen:
1 heuer (südd.) vandaag 2 das Standl (südd.) het kraampje, de stand
1 Wie lange dauert das Sommerfestival im Olympiapark?
2 Es gibt Fahrgeschäfte, Buden, Gastrostandl, ein Programm für und einen Flohmarkt.
3 Im neuen Konzept gibt es Themenwochenenden. Welche sind die vier Themen?
4 Im Herbst gibt es ein Konzert von und am Jahresende tritt auf.
5 Welche Sportveranstaltung findet im Januar in der Olympiahalle statt?
Der Olympiapark in München wurde für die Olympischen Sommerspiele 1972 geschaffen und ist heute ein Ort für Sport, Freizeitaktivitäten und kulturelle Veranstaltungen. Mit seiner Mischung aus moderner Architektur und Grünflächen begeistert diese Oase in der Großstadt sowohl Einheimische als auch Touristen.
Schau dir auf der Website des Olympiaparks die kommenden Shows, Konzerte und Veranstaltungen an. Welche kulturellen und sportlichen Veranstaltungen würdest du in den kommenden Monaten gern besuchen? Erstelle eine Liste.
• Wähle drei unterschiedliche Shows oder Veranstaltungen.
• Notiere jeweils eine kurze Beschreibung.
• Er wähne das Datum und den Preis.
Arbeitet zu zweit und sprecht über eure Präferenzen.
• Benutzt die Redemittel.
• Begründet, warum ihr gerade diesen Shows oder Veranstaltungen beiwohnen möchtet.
über Veranstaltungen und Shows sprechen
Im Sommer gibt es täglich Open-Air-Kino am Olympiasee. Da möchte ich gerne mal hin!
Auf dem Sommerfestival kann man Yoga-Workshops machen. Das klingt toll.
Mich interessiert das Outdoorsport-Festival. Das Angebot ist riesengroß!
Ich würde gern aufs Superbloom Festival gehen. Das findet Anfang September statt.
Im Herbst tritt The Weeknd auf. Hoffentlich gibt es noch Karten für das Konzert.
Am 25. Oktober möchte ich gerne die Wrestling-Show sehen.
Im Dezember gibt es eine tolle Ausstellung. Die würde ich gerne besuchen!
Ich möchte im Januar auf den Flohmarkt gehen, weil man da tolle Sachen finden kann.
Im April gibt es eine großartige Show, die ich sehen möchte: Holiday on Ice.
a Lies den Text und beantworte die Fragen mündlich.
ALL_akm@akm.de Betriebsausflug
Liebe Kolleginnen und Kollegen, ich freue mich, euch zum Betriebsausflug zum Oktoberfest einladen zu dürfen. Wir werden am Samstag, dem 23. September, gemeinsam nach München fahren. Ab 11 Uhr werden wir im Paulaner Festzelt einen reservierten Tisch haben. Dort können wir uns mit einer Maß Bier und einem Hendl oder einer Schweinshaxe stärken. Nachmittags habt ihr die Möglichkeit, die verschiedenen Fahrgeschäfte auf dem Gelände zu besuchen. Um 20 Uhr holt uns der Bus wieder ab.
Ich hoffe, dass viele von euch teilnehmen werden, denn es ist eine tolle Gelegenheit, unser Team zu stärken und einander besser kennenzulernen. Bitte meldet euch bis zum Freitag, dem 25. August, bei mir an. Ich freue mich auf eure Rückmeldungen und auf einen unvergesslichen Tag mit euch!
Mit freundlichen Grüßen
Peter Hoffmann
1 Welche Absicht hat diese E-Mail?
2 Welche Informationen über das Oktoberfest stehen in der E-Mail?
Das erste Oktoberfest geht auf eine königliche Hochzeit im Jahr 1810 zurück. Als der damalige Kronprinz Ludwig von Bayern und Prinzessin Therese geheiratet haben, gab es anschließend ein großes Volksfest. Das Fest fand auf einer Wiese außerhalb des Zentrums statt. Diesen Ort hat man nach der Braut Theresienwiese genannt. Die Münchner sagen aber einfach „die Wiesn“ (Singular), wenn sie über das Oktoberfest sprechen.
b Lies den Text und beantworte die Fragen.
Ich heiße Fabrizio und ich komme aus Bozen in Südtirol. Von meiner Heimat ist es nur eine dreistündige Autofahrt bis nach München. Am zweiten Wiesn-Wochenende kommen traditionell besonders viele italienische Gäste aufs Oktoberfest. Auf den Autobahnen kommt es deshalb oft zu Staus. Das bayerische Radio sendet in dieser Zeit sogar Verkehrsmeldungen in italienischer Sprache. Zum „Italiener-Wochenende“ reisen jedes Jahr Polizisten aus Südtirol an, um ihren deutschen Kollegen zu helfen. Auch die Sanitäter auf dem Oktoberfest bekommen Unterstützung von freiwilligen Helfern des Weißen Kreuzes. Das ist ein Rettungsdienst in Südtirol. Meine zweisprachigen Landsleute leisten so einen wichtigen Beitrag, um in kritischen Situationen Kommunikationsprobleme zu vermeiden.
1 Wie lange braucht Fabrizio, um mit dem Auto nach München zu fahren?
2 Wann k ann es aber viel länger dauern?
3 Warum?
4 Von wem bekommt die deutsche Polizei auf dem Oktoberfest Unterstützung?
5 Wie nennt man Leute, die medizinisch geschult sind und in Notfallsituationen Erste Hilfe leisten können?
6 Welchen Vorteil haben diese aus Italien angereisten Einsatzkräfte?
Südtirol ist eine überwiegend deutschsprachige Region in Norditalien mit rund 530 000 Einwohnern. Die Region erstreckt sich über die Dolomiten und die Alpen. Südtirol beeindruckt mit alpiner Schönheit, kultureller Vielfalt und exzellenter Küche und ist bei Touristen sehr beliebt. Die Landeshauptstadt ist Bozen (Bolzano auf Italienisch).
c Markiere alle Attraktionen und Fahrgeschäfte.
Das Oktoberfest lockt jährlich etwa 6 Millionen Besucher aus der ganzen Welt nach München. Neben dem berühmten Bier und der bayerischen Kultur sind die Fahrgeschäfte ein wesentlicher Bestandteil des Festes. Ein Klassiker ist das Riesenrad, aus dem man einen atemberaubenden Blick über das gesamte Festgelände genießen kann. Mutige Besucher kommen auf ihre Kosten in den verschiedenen Achterbahnen mit Loopings und Steilkurven, während die Geisterbahnen unerwartete Überraschungen und Gruselspaß bieten. Viele Fahrgeschäfte und Attraktionen richten sich an Familien und sind für alle Altersgruppen geeignet, wie die Schießbuden, die Autoscooter und das Kettenkarussell. Ein Publikumsmagnet sind auch historische Attraktionen wie z. B. das Teufelsrad und der Toboggan.
d Notiere jeweils das Hauptthema des Textes.
Jährlich lockt das Oktoberfest Millionen Feierwütige nach München. Die Besucher kippen sich das Festbier rein, als wäre es Wasser. Viele von ihnen sind ein paar Stunden später kaum wiederzuerkennen, denn mit jedem Schluck Bier vergessen sie immer mehr ihre Manieren. In all dem Chaos und Gedränge werden Mädchen und Frauen häufig belästigt. Regelmäßig ist die Theresienwiese Schauplatz von Streitereien und Gewalttaten. Die Anwohner ärgern sich schwarz über die Wildpinkler und besoffene Heimkehrer.
Auch dieses Jahr lag die Besucherzahl bei rund sechs Millionen. Besonders beliebt sind die Festzelte, in denen vor allem Bier getrunken wird. Dort gibt es insgesamt rund 120 000 Sitzplätze. In den letzten Jahren lag die Ausschankmenge von Bier auf dem Oktoberfest bei über sieben Millionen Litern. Eine beliebte Speise in den Festzelten sind gebratene Hähnchen („Brathendl“). In den letzten Jahren betrug die Anzahl der verkauften Brathähnchen rund 400 000 Stück pro Jahr.
e Hör dir den Dialog zwischen Heike und Hanna an. Beantworte die Fragen.
1 Kreuze an, worüber Heike spricht. Notiere, wenn möglich, noch weitere Informationen.
Heike erwähnt, …
☐ … wann das Oktoberfest stattfindet.
☐ … wer das Oktoberfest eröffnet.
☐ … wie lange das Oktoberfest dauert.
☐ … dass es mit einer königlichen Hochzeit anfing.
☐ … dass es 17 riesige Bierzelte gibt.
☐ … dass Leute auf den Tischen tanzen.
☐ … was man alles essen kann.
☐ … dass viele Leute Dirndl und Lederhosen tragen.
☐ … was eine Maß ist.
☐ … wie viele KellnerIinnen hier arbeiten.
☐ … dass es auch Nachteile gibt.
2 Über welche zwei Sachen ist sich Heike nicht ganz sicher?
Viele Besucher und Besucherinnen kommen in traditioneller Trachtenkleidung aufs Oktoberfest. Die Frauen tragen ein traditionelles Kleid, das sogenannte Dirndl. Es besteht aus einem engen Oberteil, einer Bluse, einem weiten Rock und einer Schürze mit Schleife. Für die Männer ist eine Lederhose ein Muss. Ursprünglich haben Landarbeiter und Handwerker in Bayern, Österreich und Südtirol sie getragen und von Generation zu Generation weitergegeben. Die Hose und die Hosenträger sind oft mit dekorativen Stickereien verziert.
f Sieh dir das Video an. Würdest du gern mal aufs Oktoberfest gehen? Warum (nicht)?
z. B. Ich würde gern mal in einem Bierzelt eine Maß Bier trinken. Das Oktoberfest ist nichts für mich. Da sind zu viele Leute und es ist bestimmt teuer.
Du hast am Betriebsausflug zum Oktoberfest teilgenommen (siehe S. 18). Für den wöchentlichen Newsletter der Firma schreibst du einen Bericht (ca. 150 Wörter) über den Besuch. Beschreibe, was du alles gemacht hast und welchen Eindruck du vom Oktoberfest bekommen hast.
3.1 Zwischen Tradition und Moderne
Lies die Einleitung und die Texte. Beantworte die Fragen zu den Texten.
Bayern ist ein faszinierendes Bundesland mit vielen unterschiedlichen Facetten: von der modernen Wirtschaft bis zur romantischen Naturidylle, von der Tradition bis zur kulturellen Vielfalt. Egal, ob jung oder alt, Mann oder Frau, jeder findet hier etwas, das ihn begeistert und fasziniert.
1 Was ist das Hauptthema von jedem Text? Ordne die Titel den Texten zu. Technologie und Wirtschaft Kultur und Geschichte Tradition und Moderne Gemütlichkeit Naturidylle
„Servus! Ich bin der Max. Ich bin ein waschechter Bayer aus München. Bayern ist für mich mehr als nur Lederhosen, Weißbier und volkstümliche Musik. Als junger Unternehmer schätze1 ich die starke Wirtschaft und die Innovationskraft Bayerns. Wir sind Vorreiter2 in Technologie und Forschung, und gleichzeitig feiern wir unsere Wurzeln bei traditionellen Festen wie dem Oktoberfest. Hier kann man das Beste aus beiden Welten erleben.“
„Hallo, ich bin die Selma und ich studiere in Nürnberg. Bayern ist für mich ein wahres Paradies für Outdoor-Aktivitäten. Man kann relativ schnell in den Wald oder in die Alpen fahren zum Wandern und Skifahren. Oder man kann an einen der vielen Seen fahren und baden, segeln oder einfach die Aussicht genießen. Die vielfältige Schönheit Bayerns ist einfach unvergleichlich.“
„Guten Tag, mein Name ist Maritza Nowak und ich komme aus Augsburg. Bayern ist geprägt3 von seinen starken Traditionen und der herzlichen Lebensweise. Bei einem Besuch in einem der vielen Biergärten kann man die einzigartige Atmosphäre spüren. Die Menschen hier sind freundlich und offen und gehen respektvoll miteinander um.“
Moussa: „Ich arbeite als Ingenieur bei Siemens in Erlangen. Ich bin beeindruckt von der Innovationskraft und dem Fortschritt in Bayern. Es ist ein Land der Erfinder und Entdecker, das viele weltbekannte Unternehmen und Institutionen hervorgebracht4 hat, zum Beispiel BMW, Adidas, Puma oder die Max-Planck-Gesellschaft. Bayern ist für mich ein Ort, an dem man seine Ziele und seine Karriere verwirklichen kann.“
„Hallo, ich bin Eva Schneider aus Regensburg. Was Bayern für mich ausmacht, sind die historischen Städte, die beeindruckenden Schlösser und die prachtvollen Kirchen. Ich liebe es, durch die engen Gassen von Rothenburg zu schlendern oder mir die barocken Kunstwerke anzuschauen. Das märchenhafte5 Schloss Neuschwanstein bei Füssen ist übrigens eins der meistbesuchten Sehenswürdigkeiten in Deutschland.“
Verstehenshilfen:
1 schätzen waarderen
2 der Vorreiter de pionier, wegbereider
3 geprägt von gekenmerkt door
4 hervorbringen voortbrengen
5 märchenhaft sprookjesachtig
2 Was erfährst du über folgende Aspekte?
- Traditionen:
- Wirtschaft:
- Natur:
- Outdoor-Aktivitäten:
- Kultur:
3.2 Nord versus Süd – Bundesländer im Vergleich
a Hör dir den Dialog an und beantworte die Fragen.
Verstehenshilfen:
1 erstaunt verbaasd
2 entsetzt geschokt
3 schnacken dialect spreken (omgangstaal) Freie und Hansestadt Hamburg Freistaat Bayern
1 Matthias kommt aus Bayern. Woran merkt man das, wenn er spricht?
2 Was ist laut Matthias typisch für die berühmte bayerische Gemütlichkeit?
3 Welche Unterschiede gibt es in Sachen Essen und Trinken?
- Die Bayern - Die Norddeutschen
4 Was machen die Hamburger, wenn die Sonne scheint?
5 Worin unterscheiden sich die Mentalitäten?
- Die Hamburger sind relativ
- Die Bayern empfinden die Hamburger als
- Die Hamburger meinen, dass die Bayern sind.
Hamburg liegt im Norden Deutschlands und ist mit ungefähr 1,8 Millionen Einwohnern die zweitgrößte deutsche Stadt. Hamburg ist ein Stadtstaat, was bedeutet, dass es gleichzeitig eine Stadt und ein Bundesland ist. Der Hamburger Hafen ist einer der größten in Europa. Die Hamburger sind stolz auf ihre offene und tolerante Einstellung.
Bayern liegt im Südosten Deutschlands. Es ist das größte der 16 Bundesländer und hat rund 13,4 Millionen Einwohner. Die bayerische Hauptstadt München ist mit etwa 1,5 Millionen Einwohnern die drittgrößte Stadt in Deutschland. Das Bundesland Bayern ist für die schöne Alpenlandschaft bekannt. Die Bayern sind stolz auf ihre Traditionen und Kultur.
b Frage nach den Informationen, die fehlen.
z . B. Wie groß ist Nordrhein-Westfalen?
NRW ist 34 110 km2 groß.
Liegt Bayern im Osten von Deutschland? Nein, Bayern liegt im Südosten.
Bundesland Fläche EinwohnerLage Hauptstadt Städte
Bayern70 541 km2 im Südosten Bamberg, Lindau
NRW 18,1 Mio.im WestenDüsseldorf
Hessen in der MitteWiesbaden Frankfurt am Main
RheinlandPfalz 19 854 km2 4,1 Mio.
Berlin 3,75 Mio.im Osten / Bremen im Nordwesten Bremen/
SCHON FERTIG?
Vergleicht Bundesländer miteinander. z. B. Bayern ist größer als NRW. Bremen hat nicht so viele Einwohner wie Berlin.
TIPP km2 = Quadratkilometer Mio. = Millionen
Sieh dir die Musikvideos an. Welches Lied gefällt dir am besten? Begründe deine Wahl.
3.3 Lieder aus Bayern 4 Typisch deutsch?
z. B. „Bei uns in Bayern“ gefällt mir am meisten, weil ich die Melodie gut finde. Ich habe wenig vom Text verstanden, aber das Video macht deutlich, worum es geht. Das letzte Lied gefällt mir am meisten. Es ist ein echter Ohrwurm. Die Stimme des Sängers ist einzigartig und vielseitig.
4.1 Klischees und Stereotype
a Vor dem Hören: Welche Klischees und Stereotype kennst du über die Deutschen? Notiere deine Assoziationen zu Deutschland und den Deutschen.
Klischees, Stereotype, Assoziationen
b Hör dir die Podcast-Folge an und beantworte die Fragen.
1 Welche drei Vorurteile über die Deutschen werden am Anfang des Podcasts genannt?
2 Welche Klischees nennt Amelie im Assoziationsspiel? Notiere wenigstens fünf Beispiele.
3 Was ist für die beiden Moderatoren typisch für die klassisch deutsche Küche?
4 Was halten viele Ausländer für typisch deutsch?
5 Welche Vorurteile über die Deutschen treffen laut beiden Moderatoren zu?
6 Vorurteile können gefährlich sein und Menschen verletzen. Wie kann man das vermeiden?
4.2 Ausländer über die Deutschen
a Lies die Texte und beantworte die Fragen.
John Arnold aus den USA
„Für mich als Amerikaner sind die deutschen Autobahnen sehr beeindruckend. Auf vielen Strecken gibt es kein Tempolimit, sondern nur eine Richtgeschwindigkeit. Wenn ich hier auf der Autobahn fahre, bin ich aber oft nervös und ängstlich, weil viele Leute sehr aggressiv fahren und drängeln. Überall sieht man Luxusautos wie BMW, Mercedes und Audi. Amerikanische Autos sind oft viel größer und geräumiger, vor allem Pickup-Trucks sind in den USA sehr beliebt.“
François Davisseau aus Frankreich
„Mir ist aufgefallen, wie fröhlich und lebendig die Jecken hier in Köln Karneval feiern. Menschen in lustigen Kostümen ziehen durch die Straßen. Sie singen, tanzen und haben viel Spaß. Oft ist es aber auch eine große Sauferei. Genau wie auf dem Oktoberfest in München oder bei den vielen deutschen Touristen, die im Sommer auf Mallorca Urlaub machen. Sie feiern ausgelassen auf dem Ballermann, einem berühmten Strandabschnitt, der für seine Bars und Diskotheken bekannt ist. Wenn wir in Spanien Urlaub machen, sind wir eher ruhiger und diskreter. Und wir trinken lieber Wein oder Sangria als Bier.“
Akari Sato aus Japan
„Als ich nach Düsseldorf gezogen bin, ist mir relativ schnell ein kultureller Unterschied aufgefallen. Ich war überrascht, wie offen und natürlich die Deutschen mit ihrem Körper umgehen. In vielen Parks, in Schwimmbädern und an Seen gibt es Bereiche, wo Menschen nackt sonnenbaden können. Die Deutschen sind da gar nicht gehemmt oder schüchtern. In Japan wird in der Sauna und in öffentlichen Bädern zwar auch alles ausgezogen, aber Männer und Frauen sind immer getrennt.“
1 Ordne die Bilder den Texten zu und erkläre, was typisch deutsch ist.
Bild 1 = Text
Bild 2 = Text
Bild 3 = Text
Bild 4 = Text
2 Welche Begriffe oder Phänomene sind gemeint?
• Eine Gegend auf Mallorca, die für das Nachtleben bekannt ist. der
• Menschen, die sich verkleiden und an Umzügen teilnehmen.
• Die Praxis, nackt in der Öffentlichkeit zu sein.
• Das empfohlene Tempolimit für das Fahren auf der Autobahn.
Sieh dir das Video an und korrigiere die falschen Aussagen.
Verstehenshilfen:
1 der Entschluss de beslissing
2 angefeindet werden vijandig behandeld worden
3 dunkelhäutig met een donkere huid
4 eine Sonderstellung een bijzondere positie
5 enttäuscht teleurgesteld
1 Sara Nuru kommt ursprünglich aus München.
2 Ihre Mutter stammt aus Äthiopien, ihr Vater ist Deutscher.
3 Sara ist aufgewachsen in Erding, einem kleinen Dorf bei Berlin.
4 Ihre Mutter hat ihre Heimat aus religiösen Gründen verlassen.
5 In Erding gab es keine anderen afrikanischen Familien.
6 Die Familie ist nach München gezogen, wo sie nicht auffiel.
7 Sie findet es schade, dass sie nicht gut Bairisch sprechen kann.
8 Sie mag deftiges Essen, wie zum Beispiel Käsespätzle.
9 Sie und ihre Geschwister wurden immer positiv behandelt.
10 Bei Germany’s Next Topmodel ist sie zweite geworden.
11 Sie findet, dass auch rothaarige Frauen zu wenig repräsentiert sind.
Typisch schweizerisch, typisch österreichisch
Sieh dir das Video über die Schweiz an.
Beantworte die Fragen auf iDiddit.
Sieh dir das Video über Österreich an. Beantworte die Fragen auf iDiddit.
a Lies das Chatgespräch. Notiere die Namen der Gerichte und Lebensmittel.
Hey Mia, hast du schon darüber nachgedacht, was wir am Samstag für unsere belgischen Freunde kochen könnten?
Etwas typisch Deutsches vielleicht? Käsespätzle ist ein Klassiker. Haben sie bestimmt noch nicht probiert. Oder Eisbein und Speckknödel?
Klingt lecker! Ein saftiges Schnitzel wäre auch nicht schlecht, oder? Und einfacher.
Stimmt. Möchtest du Rösti oder Bratkartoffeln als Beilage?
Ist mir egal. Und als Nachtisch?
Ich zweifle noch. Milchreis, rote Grütze oder Kaiserschmarren.
Milchreis klingt gut. Du, machen wir zusammen die Einkäufe?
Gute Idee, Leon. Ich mache gleich die Einkaufsliste.
Super! Ich komme heute Nachmittag vorbei. Ciao!
Prima! Freue mich schon! Servus!
b Welche Gerichte werden hier beschrieben?
• runde Kugeln, meistens aus Teig, Kartoffeln, Mehl oder Brot
• ein Nudelgericht aus kleinen Teigklumpen
• geriebene und in der Pfanne gebratene Kartoffeln
• in kleine Stücke zerteilte Pfannkuchen mit Puderzucker
• ein großes Stück Fleisch vom Schwein, auch Haxe genannt
• ein Dessert aus gekochten roten Früchten
• ein dünnes Stück paniertes Fleisch vom Schwein oder Huhn
c Hör zu und ergänze die Redemittel.
im Restaurant: das sagt der Kellner / die Kellnerin
Guten Tag, wie kann ich Ihnen helfen?
Einen Augenblick bitte, ich komme / sofort.
So, was kann ich Ihnen ?
Was möchten Sie zum Trinken?
Hätten Sie gerne eine Vorspeise?
Es tut mir leid, die Tagessuppe ist leider schon aus.
Hat es ?
Haben Sie noch einen Wunsch?
Zahlen Sie getrennt oder ?
Zahlen Sie bar oder mit Karte?
Das macht dann 35,60 Euro.
Geben Sie bitte Ihre PIN ein.
Ich hätte gern die Tagessuppe.
im Restaurant: das sagen die Gäste , können wir bestellen?
Für mich den Chefsalat, aber Schinken, bitte.
Ich nehme das Schnitzel, aber ohne Pommes bitte. Geht das mit Bratkartoffeln?
Wir möchten gern noch einen Nachtisch / ein Dessert bestellen.
Entschuldigen Sie, wir möchten gern bezahlen.
Die Rechnung, bitte.
40 Euro, so.
In deutschen Restaurants ist es üblich, mit dem Bezahlen der Rechnung auch ein Trinkgeld von fünf bis zehn Prozent zu geben. Damit drückt man als Gast aus, dass man mit der Bedienung zufrieden war. Nur wenn der Kellner oder die Kellnerin unaufmerksam und unfreundlich war und man zudem sehr lange auf sein Essen warten musste, ist es gerechtfertigt, kein Trinkgeld zu geben.
Verteilt euch in Kleingruppen. In jeder Gruppe gibt es Restaurantgäste und eine(n) Kellner(in). Benutzt die Redemittel und die Speisekarte.
Du bist Gast in einem Restaurant.
Das gehört alles zu deiner Rolle:
☐ ein Mittagessen (3 Gänge) bestellen
☐ Getränke bestellen
☐ Smalltalk mit den Gruppenmitgliedern führen
☐ deinen Teil bezahlen und ein Trinkgeld geben
Du kellnerst in einem Restaurant.
Das gehört alles zu deiner Rolle:
☐ die Gäste begrüßen
☐ die Bestellung aufnehmen
☐ die Gäste bedienen
☐ nach eventuellen Wünschen fragen
☐ abrechnen und dich verabschieden
a Lies den Reiseblog und beantworte die Fragen.
Hallo, wir sind Mirko und Davina. Wir wohnen zwar in Dänemark, sind aber meistens mit dem Camper in Europa unterwegs oder auf Entdeckungsreise in der Welt. Weltenbummler ist unser Reisetagebuch für CamperEnthusiasten, Naturliebhaber und alle, die das Leben im Freien genießen. Wir laden dich ein, durch unsere Erlebnisse zu stöbern und Inspiration für deine eigenen Abenteuer zu finden!
Zwischen Fachwerk und Moderne: Unsere Deutschlandtour
Wir möchten dir gern über unsere „Grand Tour of Germany“ berichten, die wir letzten Sommer gemacht haben.
Unser erstes Ziel war die malerische Insel Rügen an der Ostsee. Die Überfahrt zur Insel war ein magischer Moment, als wir zum ersten Mal die beeindruckenden Kreidefelsenerblickt haben. In den nächsten Tagen haben wir viele versteckte Wanderwegeentdeckt, die uns zu atemberaubenden Aussichtspunktengeführt haben. Wir haben die salzige Meeresluftgenossen und frische Meeresfrüchte und regionale Köstlichkeitenprobiert.
Nach einem viertägigen Aufenthalt auf der Ostseeinsel machten wir uns auf den Weg in Richtung Berlin. Die Fahrt in die Hauptstadt hat insgesamt etwa fünf Stundengedauert, wobei wir malerische Landschaften und charmante Dörferpassiert sind. Berlin war eine faszinierende Mischung aus Geschichte und Moderne, von den historischen Überresten der Berliner Mauer bis hin zu den lebendigen Kunst- und Kulturszenen. Das Brandenburger Tor und das Reichstagsgebäude haben uns mit ihrer monumentalen Prachtbeeindruckt. Überall haben wir die kreative Energie der Stadt und die lebhafte Atmosphäregespürt.
Die nächste Strecke, die etwa 550 km betrug, hat uns nach Rothenburg ob der Tauber geführt. In dieser kleinen Stadt aus dem Mittelalter sind wir nur zwei Tage geblieben. Wir sind durch die engen Gassen der Altstadt geschlendert und haben die gut erhaltenen Fachwerkhäuser bewundert, wobei uns die romantische Atmosphäre richtig verzaubert hat.
Der vierte Halt unserer Rundreise befand sich etwa 400 km südlicher: der Königssee bei Berchtesgaden. Wer das klare, türkisblaue Wasser und die majestätischen Berge sieht, ist sofort von der Schönheit und Ruhe beeindruckt. Mit einem Elektroboot sind wir über den spiegelglatten See gefahren. Ein Höhepunkt war der berühmte Echo-Klang. Als der Bootsführer auf einer Trompete ein Lied gespielt hat, wurde der Klang von den umliegenden Felswänden reflektiert. Das Echo schien von überall her zu kommen. Die unberührte Natur der bayerischen Alpen wird uns noch lange in Erinnerung bleiben.
Die nächste Etappe unserer Tour hat uns 500 km weiter westlich nach Heidelberg geführt. Das romantische und historische Ambiente der Neckarstadt hat uns unmittelbar verzaubert. Von der gemütlichen Altstadt sind wir mit der Bergbahn hinaufgefahren zum Wahrzeichen der Stadt, dem Heidelberger Schloss. Die prachtvolle Lage bietet großartige Aussichten auf Heidelberg und das Neckartal.
Zum Glück lag das nächste Ziel der Reise nur weniger als 100 km von Heidelberg entfernt. Der Kontrast zwischen Frankfurt am Main und Heidelberg könnte aber nicht größer sein.
Frankfurt präsentiert sich als moderne Metropole mit einer imposanten Skyline. Ein bekannter Wolkenkratzer, der für Besucher zugänglich ist, ist der Maintower. Von der Aussichtsplattform hat man eine beeindruckende Panoramaaussicht. Hier befindet man sich mitten im Bankenviertel, denn Frankfurt ist eines der wichtigsten Finanzzentren Europas. Auch die Europäische Zentralbank hat hier ihren Sitz. In der Ferne war auch der riesige Flughafen sichtbar.
Unser kurzer Besuch in Köln markierte das Ende unserer aufregenden Tour. Wir haben das berühmte Wahrzeichen, den Kölner Dom, besichtigt und waren von der imposanten gotischen Architektur beeindruckt. Am Rheinufer haben wir noch ein letztes Schnitzel gegessen und ein kühles Glas Kölsch getrunken, bevor wir uns auf den Weg zurück nach Dänemark gemacht haben.
Dieser Roadtrip war ein aufregendes Abenteuer, das uns durch vielfältige Landschaften, Städte und Kulturen geführt hat. Jede Etappe brachte neue Eindrücke und unvergessliche Erinnerungen mit sich. Es war ein Privileg, die Vielfalt Deutschlands hautnah zu erleben!
1 Beschreibe, was für diese Orte typisch ist.
• Rügen:
• Berlin:
• Rothenburg ob der Tauber:
• Königssee bei Berchtesgaden:
• Heidelberg:
Frankfurt am Main:
Köln:
2 Wie nennt man ein charakteristisches Gebäude oder Monument, das oft mit einer Stadt in Verbindung gebracht wird?
3 Markiere alle Partizip Perfekt-Formen (z. B. gesehen) im Text.
S. 43
das Verb im Perfekt
z. B. Wir haben ein Schnitzel gegessen
Wir sind nach Berlin gefahren
b Sprecht zu zweit über eine Reise, die ihr mal gemacht habt. Benutzt die Redemittel.
WIEDERHOLUNG
über Reiseziele sprechen
Vor zwei Jahren sind wir in den Süden von Frankreich gefahren.
Fast jeden Tag haben wir Ausflüge gemacht und wir haben viele historische Städte besucht.
Abends sind wir meistens ins Restaurant gegangen und haben lecker gegessen.
In den Herbstferien haben wir eine Städtereise nach Köln gemacht.
Wir haben den Dom besichtigt und die Altstadt besucht.
Die imposante Architektur des Kölner Doms hat mich beeindruckt.
Mein Vater und ich haben ein frisches Glas Kölsch getrunken.
Letzten Sommer waren wir in Paris. Wir sind auf den Eiffelturm gestiegen.
Wir haben eine Bootsfahrt auf der Seine gemacht. Das hat mir besonders gut gefallen.
In Österreich haben wir im Sommer schöne Wanderungen in den Bergen gemacht.
Letztes Jahr sind wir mit dem Auto quer durch England gefahren.
In Liverpool sind wir in ein interessantes Museum gegangen.
Sehenswürdigkeiten und Ausflugsziele in Deutschland
Sieh dir das Video Die Top 10 Sehenswürdigkeiten von Deutschland an. Beantworte die Fragen auf iDiddit.
Sieh dir das Video Die schönsten Fachwerkstädte in Deutschland an. Beantworte die Fragen auf iDiddit.
Eine Ansichtskarte aus einem deutschsprachigen Land
Jeder bekommt von der Lehrkraft den Namen einer ganz bestimmten Sehenswürdigkeit in Deutschland, Österreich, der Schweiz oder Südtirol, z. B. der Prater (ein Vergnügungspark) in Wien.
• Recherchiere im Internet und suche nach Informationen zu dieser Sehenswürdigkeit.
• Erstelle eine Ansichtskarte zu dieser Sehenswürdigkeit.
• Gestalte die Vorderseite der Karte kreativ (mit einer oder mehreren Illustrationen, einem Gruß …).
• Schreibe einen Text für die Rückseite der Karte. Erwähne in deinem Text ein paar typische Sachen zu dieser Sehenswürdigkeit.
a Lies die Texte und beantworte die Fragen mündlich.
Einfach • ✩ 3,4 (22)
München, Bayern, Deutschland
In den vergangenen Jahren gab es immer wieder Diskussionen um die Isartrails, denn Naturschützer sehen insbesondere die vielen Biker als eine Bedrohung für die Natur. Die Trails befinden sich zum Teil in einem Fauna-Flora-Habitat. Das heißt: viele seltene und sensible Pflanzen- und Tierarten fühlen sich hier sehr wohl. Wer hier Sport treibt, sollte die Natur bewusst wahrnehmen und Rücksicht auf Pflanzen und Tiere nehmen.
Erkunde diesen 17,4-Kilometer langen Rundweg im Süden von München. Die Route schlängelt sich an der Isar entlang und wird größtenteils als einfach eingestuft. Die Trails sind oft schmal und auf dem Pfad gibt es viele Wurzeln und umgefallene Bäume. Der Höhenunterschied beschränkt sich auf etwa 300 Meter. Nur wenige Kilometer von der Innenstadt entfernt bekommst du während deines Ausflugs schon fast Bergfeeling. Auf dieser Tour bist du selten allein unterwegs und du wirst auch auf andere Abenteurer treffen. Besonders Mountainbiker und Jogger schätzen diese Tour.
1 Welcher Fluss fließt durch München?
2 Ist die Wanderung leicht oder anstrengend?
3 Welche Hindernisse gibt es auf der Tour?
4 Wie weit sind die Trails vom Zentrum entfernt?
5 Welche Sportarten treibt man hier?
6 Wie viele Meter liegen zwischen dem höchsten und dem niedrigsten Punkt?
7 Welche Leute kritisieren die Isartrails und warum?
Trailrunning an der Isar
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Lauftouren durch München
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit. DIES ODER DAS
b Ergänze den Text mit passenden Adjektiven. Mehrere Antworten sind möglich.
Die Münchner Eisbachwelle ist ein echter Publikumsmagnet für Einheimische und Touristen. beeindruckende begeisterte faszinierende konstante kulturelle lebendige mutige perfekte spektakuläre weltbekannte
München, die Hauptstadt Bayerns, ist nicht nur für ihre Architektur und Vielfalt bekannt,
sondern auch für eine
Attraktion: die Eisbachwelle. Die Welle hat eine Strömung und bietet somit
Bedingungen für Surfer aller Niveaus. Wellenreiter wagen
Tricks, während Zuschauer vom Ufer aus das Schauspiel bewundern.
a Lies die Texte und beantworte die Fragen.
München und seine Umgebung sind ein Paradies für Outdoor-Enthusiasten. Egal, ob du die Natur erkunden, Adrenalin erleben oder einfach die frische Luft genießen möchtest, diese Region bietet für jeden Geschmack und jedes Abenteuer die richtige Aktivität. Tauche in die bayerische Natur ein und erlebe die perfekte Kombination aus Action, Erholung und unvergesslichen Momenten.
Bist du bereit, deine Grenzen zu testen? Wir bieten das ultimative Abenteuer für alle Altersgruppen. Du navigierst durch Stromschnellen, überwindest Wellen und erlebst den wilden Fluss hautnah. Unsere
Schlauchboote sind sicher und stabil. Erfahrene und qualifizierte Guides sorgen dafür, dass du jede Sekunde genießt. Unsere
Touren garantieren unvergessliche
Erlebnisse und bleibende
Erinnerungen für Anfänger und Fortgeschrittene. Schnapp dir ein Paddel und eine Schwimmweste und tauche in ein aufregendes Abenteuer ein!
Der Morgen bricht an, wenn wir uns mit Ausrüstung und Erwartungen auf den Weg machen. Die Schlucht, ein verborgenes Juwel der Natur, wartet darauf, von uns erkundet zu werden. Die ersten Schritte ins eiskalte Wasser sind wie ein Weckruf für unsere Sinne. Kleine Wasserfälle stürzen über glatte Felswände, während wir uns von Felsen abseilen und in kristallklare Becken springen. Adrenalin und Nervenkitzel durchströmen uns bei jedem Schritt.
Bei diesem Extremsport springst du von einem Kran oder einer Brücke kopfüber in die Tiefe, während du an einem elastischen Seil gesichert bist. Das Seil dehnt sich beim Sprung und zieht einen dann zurück nach oben, wodurch Momente des freien Falls entstehen. Wer sich traut zu springen, kann seine Grenzen erweitern und seine Höhenangst überwinden.
Mit Neoprenanzug und Helm stehen wir parat.
Bereit für eine mutige und wilde Tat. Klettern, abseilen, ein mutiger Sprung. Die Herzen schlagen, wir fühlen uns jung. In engen Schluchten rutschen wir durch die Flut. Die Natur enthüllt ihre Pracht und ihre Glut.
Wovon sprechen wir in diesem Rätsel hier? Was ist diese Sportart, bitte sagt es mir!
Hoch über den Hügeln schwebte ich und konnte die Welt aus der Vogelperspektive betrachten. Unter mir Berge, Wälder und endlose Weiten. Das Gefühl der Freiheit war unglaublich. Die leichte Brise trug mich während des Fluges sanft weiter.
1 Übersetze die fettgedruckten Wörter/Wortgruppen ins Niederländische.
1 das ultimative Abenteuer het avontuur
2 für alle Altersgruppen voor alle
3 du erlebst den wilden Fluss hautnah je beleeft
4 unsere Schlauchboote sind sicher onze rubberboten zijn
5 qualifizierte Guides
6 Anfänger und Fortgeschrittene
7 ein aufregendes Abenteuer een avontuur
8 die ersten Schritte de eerste
9 du springst kopfüber in die Tiefe je springt
10 wer sich traut zu springen
2 Ordne jeden Text einer Sportart und einer Textart zu. Mehrere Antworten sind möglich.
Text Nr.Sportart
Text Nr.Textart
Gleitschirmfliegen eine Werbebroschüre Rafting ein Gedicht
Bungeejumping ein Romanabschnitt Canyoning eine informative Beschreibung ein Erfahrungsbericht
3 Notiere, was zur Ausrüstung gehört.
Beim Canyoning:
Beim Rafting:
4 Welche sportlichen Aktivitäten gehören zu einer Canyoning-Tour?
5 Beim Canyoning und Rafting erlebt man die Natur hautnah. Markiere in den Texten auf Seite 36 alle Wörter und Wortgruppen, die etwas mit Natur zu tun haben.
ERLEBE, WAS DU LIKEST CANYONING
DU MAGST NEUE PERSPEKTIVEN?
b Notiere mindestens drei Sätze mit Wörtern aus der Wortwolke.
Abenteuer
TOP 4 ORTE FÜR DEINEN BUNGEE JUMP
Natur
Spaß mutig
Angsthase gefährlich
Kick
Adrenalin sportlich teuer
Erlebnis
Nervenkitzel abenteuerlich
Aktivität Höhenangst
Mut wasserscheu
Extremsport neugierig
z. B. Extremsport ist oft gefährlich und nichts für Angsthasen.
c Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wo befindet sich die vor ein paar Jahren eröffnete Erlebnisarena?
2 Wer hat das Fliegen im Windtunnel (Indoor Skydiving) schon ausprobiert?
3 Wie lange hat der Bau dieser Arena gedauert?
4 Wer findet die Arena eine Bereicherung für die Stadt und ihre Umgebung?
5 Wer sagt, dass die Menschen beim Erleben viel intensiver leben als beim Konsumieren?
6 Was können Geschäftsleute in der Arena organisieren?
7 Wodurch wird die Arena im Sommer noch ergänzt?
8 Welche Zutaten bevorzugt die Gastronomie in der Arena?
Jochen Schweizer ist ein ehemaliger Extremsportler und Stuntman. Er gilt als Pionier des Bungeespringens in Deutschland. Er gründete eine Eventagentur, die seit 2004 online Erlebnisgeschenke verkauft. Im Jahr 2017 eröffnete der Unternehmer eine nach ihm benannte Arena für Abenteueraktivitäten.
d Arbeitet zu zweit. Sprecht über das Thema Extremsport. Benutzt die Redemittel. Beantwortet folgende Fragen:
• Welchen Extremsport würdest du gern mal ausprobieren? Warum?
• Welche Sportart würdest du nie im Leben machen? Warum nicht?
z. B.: Ich würde gern mal Canyoning machen, weil ich einen Kick erleben möchte. Ich würde mich nie trauen, Gleitschirmfliegen zu machen, denn ich habe Höhenangst.
über Extremsport sprechen
Ich möchte gern mal Rafting ausprobieren, weil ich einen Kick erleben möchte.
Ich würde gern einen Fallschirmsprung machen, um etwas Abenteuerliches zu erleben.
Ich würde gern tauchen gehen, um meine Grenzen zu erweitern.
Für den Nervenkitzel will ich gern mal einen Bungeesprung machen.
Ich möchte Gleitschirm fliegen, weil ich etwas Einmaliges machen will. Ich bin sportlich und will gerne verschiedene Extremsportarten ausprobieren.
Ich würde nie Rafting machen, weil ich wasserscheu bin.
Einen Bungeesprung würde ich nicht machen, weil ich Höhenangst habe.
Extremsport ist nichts für mich, das ist mir viel zu gefährlich.
Ich würde auf keinen Fall Canyoning machen, weil ich nicht so mutig bin.
Extremsport betreiben kostet viel Geld.
Ich habe Angst vor Wasser und traue mich nicht, tauchen zu gehen.
Ich glaube nicht, dass ich in meinem Alter schon einen Fallschirmsprung machen darf.
Ich würde es nur machen, wenn es nicht zu teuer ist.
Ich würde es nur machen, wenn jemand mitmacht.
e Lies den Text und beantworte die Fragen.
Inklusivleistungen
Extrem Canyoning am Sylvensteinsee bei Lenggries
Montevia Lenggries
Lenggries
4 Stunden 30 Minuten
Mittel, ab 16 Jahren
- Canyoningtour für Fortgeschrittene
- Betreuung durch qualifizierte Guides
- kur zes Trockentraining und Hinweise
- die Ausrüstung (Neoprenanzug, Gurt, Seil, Helm, Schuhe) wird zur Verfügung gestellt
- Transfer von der Basis zum Schluchtanfang und zurück
Dauer
Gesamtdauer ca. 4,5 Stunden (Zeit in der Schlucht ca. 3 St.)
1 Worauf klicke ich auf der Website?
• Ich will ein paar Erfahrungsberichte lesen.
Teilnahmebedingungen
- Mindestalter 16 Jahre (bis 18 nur mit Einverständniserklärung)
- mindestens 140 cm Körpergröße, max. zulässiges Körpergewicht 120 kg
- normale physische Gesundheit und Belastbarkeit
- Schwimmkenntnisse
- keine Höhenangst, schwindelfrei, nicht wasserscheu
Wetter
Bei Gewitter wird ein Ersatztermin vereinbart.
• Ich will mich über Daten und Termine informieren.
2 Richtig oder falsch? Korrigiere oder begründe deine Antwort.
a Man ist mehr als 4 Stunden im Canyon.
b Man bekommt alles Nötige vor Ort.
c Die TeilnehmerInnen werden zum Startpunkt der Tour gebracht.
d Unter 18 Jahren darf man nicht teilnehmen.
e Man darf keine Angst im Wasser haben.
f Bei schlechtem Wetter wird die Aktivität auf ein anderes Datum verlegt.
Ein Erlebnisgeschenk aussuchen und präsentieren
Suche dir auf der Website von Jochen Schweizer eine Aktivität aus, die du gern mal ausprobieren würdest. Präsentiere diese Aktivität vor der Klasse. Deine Präsentation soll folgende Aspekte enthalten:
• eine kurze Beschreibung der Aktivität (unter > Beschreibung und FAQ);
• was man alles bekommt (unter > Leistung);
• die Bedingungen (z. B. Mindestalter);
• die Dauer ;
• den Preis;
• warum du diese Aktivität gern machen würdest.
machen reisenreiten haben sein werden fahren
ich du er/sie wir ihr sie/Sie mache machst macht machen macht machen reise reist reist reisen reist reisen reite reitest reitet reiten reitet reiten habe hast hat haben habt haben bin bist ist sind seid sind werde wirst wird werden werdet werden fahre fährst fährt fahren fahrt fahren
sehennehmen essen können mögen dürfenwollen
ich du er/sie wir ihr sie/Sie sehe siehst sieht sehen seht sehen nehme nimmst nimmt nehmen nehmt nehmen esse isst isst essen esst essen kann kannst kann können könnt können mag magst mag mögen mögt mögen darf darfst darf dürfen dürft dürfen will willst will wollen wollt wollen
a Ergänze mit einer passenden Verbform.
1 Fast jeder Tourist … (sehen) sich das Glockenspiel im Rathausturm an.
2 Das Olympiastadion … (werden) oft für Konzerte benutzt.
3 Meine Mutter … (fahren) mit der U-Bahn zur Arbeit.
4 Wir … (besichtigen) morgen die Allianz Arena.
5 Es … (geben) viele gemütliche Biergärten in München.
6 Seine Frau … (kaufen) frische Lebensmittel auf dem Viktualienmarkt.
7 … (besuchen) ihr diese Woche das Deutsche Museum?
8 Jana … (joggen) jeden Morgen im Englischen Garten.
9 Mein Neffe … (mieten) ein Studentenzimmer im Stadtviertel Schwabing.
10 Er … (treffen) sich oft mit seinen Kumpels im Olympiapark.
11 Der Guide … (reden) über den Ursprung des Englischen Gartens.
12 … (nehmen) Sie auch an dieser Stadtführung teil?
13 Warum … (mieten) wir keine Fahrräder, um die Stadt zu erkunden?
14 Wenn es morgen nicht … (regnen), machen wir eine Radtour.
15 Die Studentin … (sitzen) im Englischen Garten und … (lesen) ein Buch.
16 Man … (dürfen) Hunde in den Park mitnehmen, solange sie an der Leine … (sein).
17 Jeder Tourist … (wollen) den Marienplatz und das Rathaus sehen.
18 Kunstliebhaber … (können) Meisterwerke aus verschiedenen Epochen bewundern.
19 Als Architekturliebhaber … (mögen) ich das Zeltdach des Olympiastadions.
20 Du … (können) die Stadt mit dem Fahrrad erkunden, wenn du … (wollen).
b Lies die Beschreibungen. Ergänze die Verbformen.
Du (möchten) eine
Stadt voller Geschichte, Kultur und Lebensfreude entdecken? Dann (sein) du in Köln an der richtigen Stelle. Morgens (besichtigen) du den berühmten Kölner
Dom. Danach (schlendern) du durch die gemütliche Altstadt und (nehmen) die Bimmelbahn zum Schokoladenmuseum. Nach deinem Besuch (machen) du eine Bootsfahrt auf dem Rhein. An Bord (trinken) du ein Glas Kölsch und (essen) einen „Halve Hahn“, ein Roggenbrötchen mit Käse. Inzwischen (genießen) du die Aussicht auf die Domstadt und ihre Brücken. Du (werden) dich in diese Stadt verlieben!
Sie (sein) auf der Suche nach einer maritimen Metropole mit viel Charme und Flair? Dann (sein) Hamburg die perfekte Wahl. Die zweitgrößte Stadt Deutschlands (bieten) Ihnen eine Vielzahl von Attraktionen und Aktivitäten. Sie (können) den Hafen erkunden, der das Herz der Stadt (sein), und die Speicherstadt bewundern, die zum UNESCOWelterbe (gehören). Oder (besuchen) Sie die Reeperbahn, die berühmteste Amüsiermeile Deutschlands. Abends (sehen) Sie sich eine der vielen Musical-Shows an. Hamburg (haben) etwas für jeden Geschmack, ob Kunst, Kultur oder Natur. Sie (werden) sich in dieser Stadt bestimmt nicht langweilen!
Ihr (sein) gerne in der Natur und (lieben) sportliche Herausforderungen? Dann (machen) ihr doch eine Wandertour in den Alpen! Ihr (wählen) aus verschiedenen Wanderrouten, die je nach Schwierigkeitsgrad und Dauer variieren. Ob ihr eine gemütliche Wanderung oder eine anspruchsvolle Bergtour (bevorzugen), ihr (werden) sicher ein passendes Angebot finden. Wenn ihr in einer alten Berghütte (übernachten) und in einer klaren Nacht unzählig viele Sterne (sehen), (erleben) ihr das echte Alpengefühl!
Als je in het Duits vertelt over iets wat voorbij is, kun je het Perfekt gebruiken. Die tijd vorm je met het hulpwerkwoord haben of sein en het voltooid deelwoord (das Partizip Perfekt).
z. B. Wir sind nach Trier gefahren und haben dort die Altstadt besucht
Het hulpwerkwoord is meestal hetzelfde als in het Nederlands. Bij werkwoorden die een beweging uitdrukken hoort in de meeste gevallen het hulpwerkwoord sein
SCHWACHE VERBEN STARKE VERBEN
ich habe gehört
ich habe bestellt
ich habe eingekauft
ich habe gewartet
ich habe gefilmt
ich habe probiert
ich habe geschenkt
Partizip Perfekt auf -t oder -et
ich habe gegessen
ich habe gefunden
ich habe genommen
ich habe begonnen
ich bin gefahren
ich bin gegangen
ich bin geblieben
Partizip Perfekt auf -en
Bij zwakke werkwoorden met stam op -d/-t wordt er een extra -e toegevoegd voor de uitgang -t:
z. B. arbeiten Er hat als Kellner gearbeitet.
Bij werkwoorden op -ieren voeg je geen ge- toe aan het voltooid deelwoord:
z. B. probieren Wir haben ein lokales Gericht probiert.
Het voltooid deelwoord staat in het Duits achteraan in de zin. Het hulpwerkwoord (haben / sein) en het voltooid deelwoord vormen samen de Satzklammer.
z. B. Er hat schon mehrmals als Kellner auf dem Oktoberfest in München gearbeitet.
a Ergänze das Hilfsverb und das Partizip Perfekt der Verben.
1 Wir … letzten Sommer nach Bayern … (fahren).
2 … ihr in München auch den Olympiapark … (besichtigen)?
3 Man … das Oktoberfest weltweit schon oft … (kopieren).
4 Ich … in einem Biergarten eine Maß Bier … (trinken).
5 Die meisten Männer … eine Lederhose … (tragen).
6 Meine Freundin … sich ein tolles Dirndl … (kaufen).
7 Wir … in einem Bergsee … (schwimmen).
8 Mein Bruder … die Allianz Arena von allen Seiten … (fotografieren).
9 … Sie schon mal so eine leckere Schweinshaxe … (essen)?
10 Weißt du, wann man Schloss Nymphenburg … (bauen) …?
11 Vom Hotel … wir zu Fuß ins Zentrum … (gehen).
12 Gestern … wir ein Taxi … (nehmen).
13 Auf einer unserer Führungen … der Guide einen Dialekt … (sprechen).
14 Ich … auf dieser Tour fast nichts … (verstehen).
b Ergänze das Partizip Perfekt der Verben.
Der Sommer hat uns in diesem Jahr mit besonders warmem und sonnigem Wetter (verwöhnen).
Und was gibt es Besseres, als einen Tag in einem der berühmten Biergärten der Stadt zu verbringen? Gemeinsam mit einer befreundeten Familie haben mein Mann und ich einen ganz gemütlichen Nachmittag und Abend im Hirschgarten, einem der größten Biergärten der Stadt, (verbringen).
Wir haben frisches Brot und Brezeln beim Bäcker (kaufen), dazu eine Auswahl an köstlichen Aufstrichen und Käse vom Markt. Die befreundete Familie
hat sich um das Fleisch (kümmern) und einige Bratwürste und Steaks (marinieren). Ein besonderes Highlight waren die hausgemachten Salate, die beide Familien (zubereiten) haben. Wir haben auch noch Kartoffelsalat mit frischen Kräutern (mitbringen).
Schon beim Betreten des Biergartens haben wir die entspannte Atmosphäre und die Vorfreude auf einen perfekten Tag (spüren). Wir haben uns einen schattigen Platz unter den hohen Kastanienbäumen (suchen), haben unsere Decke auf den Tisch (ausbreiten) und es uns gemütlich (machen).
Die Kinder waren voller Energie und sind gleich (loslaufen), um die vielen Spielmöglichkeiten zu erkunden. Sie haben auf dem Spielplatz (schaukeln) und haben eine Runde Frisbee im weichen Gras (spielen).
Die Erwachsenen haben die Ruhe und die Gespräche (genießen). Wir haben uns jeder ein frisches, kühles Bier (bestellen), das man in Maßkrügen (servieren) hat, und haben uns (zuprosten). Die Grillwürste und Steaks haben hervorragend (schmecken). Während des Essens haben wir lange Zeit über unsere letzten Abenteuer und Urlaubspläne (reden).
Der Tag ist wie im Flug (vergehen), und wir haben jede Minute in diesem traditionsreichen Biergarten (genießen). Wir haben (trinken), (essen), (lachen) und uns einfach glücklich und zufrieden (fühlen).
Als die Sonne langsam (untergehen) ist und sich der Biergarten langsam (leeren) hat, haben wir unsere Sachen (zusammenpacken) und uns von diesem perfekten Tag (verabschieden).
Zugspitze GartenzwergOktoberfest
Kölner Dom eine Maß Bier Heidelberg
CurrywurstVolkswagenLederhose
• Du bekommst eine Karte mit neun Fächern. In jedem Fach befindet sich ein typisch deutscher Begriff.
• Die Lehrkraft beschreibt 30 Begriffe. Die Reihenfolge ist willkürlich.
• Wenn ein Begriff umschrieben wird, der auf deiner Karte steht, kannst du diesen durchstreichen.
• Wenn du alle Begriffe auf deiner Karte durchgestrichen hast, rufst du laut „BINGO!“.
Frage nach den Informationen, die fehlen.
z. B. Wie groß ist Nordrhein-Westfalen?
NRW ist 34 110 km2 groß.
Liegt Bayern im Osten von Deutschland? Nein, Bayern liegt im Südosten.
Bundesland Fläche EinwohnerLage Hauptstadt Städte
Bayern 13,4 Mio. München
NRW 34 110 km2
Hessen21 115 km2 6,4 Mio.
Köln, Dortmund
RheinlandPfalz im SüdwestenMainzKoblenz, Trier
Berlin 892 km2
Berlin / Bremen326 km2 569 000 /
SCHON FERTIG?
Vergleicht Bundesländer miteinander.
z. B. Bayern ist größer als NRW. Bremen hat nicht so viele Einwohner wie Berlin.
TIPP
km2 = Quadratkilometer
Mio. = Millionen
Alle bekommen eine weiße und eine blaue Karte. Es wird eine Geschichte vorgelesen. Immer wenn das Wort „weiß“ oder „blau“ (auch in der Kombination „weiß-blau“) in der Geschichte vorkommt, soll man die entsprechende Karte in die Luft heben.
4 Aus Autokennzeichen Wörter bilden
Arbeitet zu zweit. Bildet bei jedem Autokennzeichen möglichst viele deutsche Wörter. Fügt zu den Anfangsbuchstaben maximal zwei Buchstaben hinzu.
HO _ _ 4
z. B. Mögliche Wörter sind: Hof, Hose, Holz, hoch …
So sieht ein deutsches Autokennzeichen aus:
• Die Anfangsbuchstaben deuten auf den Herkunftsort (die Stadt) hin.
• In der Mitte stehen ein oder zwei willkürliche Buchstaben.
• Am Ende folgen eine bis vier Zahlen.
Autokennzeichen Stadt Bundesland Wörter
HO _ _ 4
A _ _32
E _ _819
H _ _13
N _ _66
W _ _71
BE _ _ 12
DA _ _ 7
FR _ _ 9
KI _ _227
TR _ _ 28
WA _ _ 22
STA 335
Hof Bayern Hof, Hose, Holz, hoch …
AugsburgBayern
Essen NRW
HannoverNiedersachsen
NürnbergBayern
Wuppertal NRW
Beckum NRW
DarmstadtHessen
FreiburgBadenWürttemberg
Kiel SchleswigHolstein
Trier Rheinland-Pfalz
WaldeckHessen
StarnbergBayern
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
Am 18. Februar 1943, kurz vor elf Uhr vormittags, warf eine Studentin einen Stapel Papier von der Balustrade im Hauptgebäude der Münchner LudwigMaximilians-Universität (LMU). Der Hausmeister beobachtete sie und eilte zur oberen Galerie. Dort hat er die Studentin und einen jungen Mann festgenommen und die Gestapo herbeigerufen. Es handelte sich um die Geschwister Hans und Sophie Scholl.
Sophie Magdalena Scholl wurde im Jahr 1921 geboren. Als sie 12 Jahre alt war, kam die nationalsozialistische Partei mit Hitler an die Macht. Als sie 18 war, begann der Zweite Weltkrieg. Im Jahr 1942, mitten im Krieg, zog Sophie Scholl nach München, um dort an der Universität Biologie und Philosophie zu studieren. Ihr älterer Bruder Hans studierte dort Medizin. Zusammen mit einigen Freunden besuchten sie Vorlesungen und trafen sich, um zu diskutieren. Als die Studenten von den Verbrechen1 des NS-Regimes und von dem Elend an der Kriegsfront hörten, wurden sie immer kritischer. Sie malten nachts Sprüche gegen Hitler und die Nazis auf Häuserfassaden und sie schrieben, druckten und verteilten anonyme Flugblätter in München und anderen süddeutschen Städten. In den Texten kritisierten sie den Nationalsozialismus und riefen zum Widerstand gegen die Diktatur von Hitler auf. Sie nannten ihre Gruppe „Weiße Rose“.
Das erste Flugblatt wurde im Juni 1942 verteilt. Als Sophie und Hans Scholl acht Monate später das sechste Flugblatt an der Universität verteilten, wurden sie dabei erwischt2 und verhaftet. Vier Tage später wurden sie zum Tode verurteilt und hingerichtet. Sophie Scholl war 21, ihr Bruder Hans 24 Jahre alt. Sie mussten ihren Mut mit dem Leben bezahlen.
Bis heute ist die Weiße Rose ein Symbol für Zivilcourage und den Widerstand gegen Hitler und das NS-Regime. Vor allem Sophie Scholl ist durch zahlreiche Filme, Theaterstücke und Bücher zu einer Ikone und einem Vorbild für viele geworden.
Verstehenshilfen:
1 das Verbrechen de misdaad 2 erwischen betrappen
1 In welchem Jahr kam Hitler an die Macht?
2 Wofür steht die Abkürzung NS?
3 Welche Ereignisse führten dazu, dass Sophie und Hans dem Regime immer kritischer gegenüberstanden?
4 Was machten sie deshalb, zusammen mit befreundeten Studenten?
5 Wie viele Flugblätter gab es insgesamt?
6 Wann wurde das letzte Flugblatt verteilt?
7 Bei welcher unvorsichtigen Aktion hat man Sophie und Hans Scholl erwischt und verhaftet?
8 Was passierte mit ihnen nach der Verhaftung durch die Gestapo?
9 Wie sieht man die Mitglieder der Weißen Rose heute?
Unzählige Schulen, Straßen und Wege in ganz Deutschland sind nach Sophie Scholl und ihrem Bruder benannt.
b Ergänze den Text.
Uni Sender Stories Verhaftung Zug Jahr Schauspielerin
Echtzeit Geschichte K anal
Wie wäre es, wenn Sophie Scholl im Jahr 1942
Instagram gehabt hätte? Das zeigt der fiktive @ichbinsophiescholl. Die süddeutschen
SWR und BR haben ab Mai 2021 mit diesem innovativen Projekt die der mutigen Widerstandskämpferin in mehr als 150 Instagram erzählt. Quasi in konnten die Zuschauer:innen Sophie Scholl auf der Plattform fast ein ganzes lang begleiten – und zwar über Fotos, Reels, Archivbilder und Illustrationen. Wer etwas verpasst hatte, konnte auf die Wochenhighlights zurückgreifen. Der Kanal startete am 4. Mai, fünf Tage vor ihrem 21.
Geburtstag. Das ist der Kalendertag, an dem Sophie im Jahr 1942 den nach München nahm, um dort an der zu studieren. Fast täglich postete die junge Frau, gespielt von der Luna Wedler, regelmäßig Beiträge auf Instagram bis hin zu ihrer im Februar des darauffolgenden Jahres.
c Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Sophie Scholl
Blogger
Widerstandskämpferin
Harter Geist, weiches Herz * 9. Mai 1921 † 22. Februar 1943
Von SWR und BR
#IchBinSophieScholl
1 Welche Periode im Leben von Sophie Scholl kann man durch das Instagramprojekt miterleben?
2 Welche historischen Quellen wurden bei diesem Projekt benutzt?
3 Welchen Vorteil hat es, die Geschichte mittels Instagram-Stories und Fotos zu erzählen?
4 Von welchem Datum und Ereignis sehen wir im Video ein Szene?
a Versuche, den Songtext zu ergänzen. Ein paar Wörter kommen zweimal im Lied vor.
allein Fragen jetzt laufe Momenten morgen schlafe weiß wer wo Zukunft
Ich denke viel zu oft an will ich hin und will ich sein?
Ist meine schon geschrieben?
Treff‘ ich dich oder bleib‘ ich doch ?
Es sind die immer gleichen
Ich wieder mal nicht ein
Find‘ ich Liebe, find‘ ich Frieden1
Was ich weiß, dass ich gar nichts
Ich kann das Gestern und das Morgen eh2 nicht lenken3
Also denk‘ ich in
Die guten Zeiten, die sind
Ich hoff‘, dass du es nie vergisst
Ey, komm, wir halten das Hier fest
Die guten Zeiten, die sind
Ich durch den Schnee von gestern4
Und frag‘ mich, hab‘ ich was versäumt5?
Ey, bleiben meine Spuren für ewig?
Doch da ist nichts, was ich bereu‘6
Wir können das Gestern und das Morgen eh nicht lenken
Also denk‘ doch in
Verstehenshilfen:
1 der Frieden de vrede
2 eh nicht sowieso niet
3 lenken sturen, beïnvloeden
4 Schnee von gestern oud nieuws , verleden tijd
5 etwas versäumen iets missen
6 etwas bereuen spijt hebben van iets
b Sieh dir das Musikvideo zum Lied an und kontrolliere deine Antworten.
c Welche Botschaft wollen beide Sänger mit diesem Lied vermitteln?
d Was hältst du von diesem Lied und vom Musikvideo? Benutze die Redemittel.
über Lieder und Musikvideos sprechen
Das Lied ist toll • super • echt spitze • der Hammer • wunderbar • hervorragend.
Ich finde das Lied nicht schlecht • okay • ziemlich gut.
Dieser Song ist ein echter Ohrwurm.
Der Refrain geht mir nicht mehr aus dem Kopf.
Der Text des Liedes ist gefühlvoll • poetisch • romantisch.
Das Lied macht mich nachdenklich.
Die Melodie dieses Liedes gefällt mir besonders gut.
Ich finde das Lied schlecht • schrecklich • entsetzlich.
Das Lied ist altmodisch • voll von Klischees.
Das Lied gefällt mir nicht, es ist nicht mein Geschmack.
Die Stimme des Sängers / der Sängerin ist einzigartig • gefühlvoll • emotional • sanft • klar • kraftvoll • vielseitig.
Der Sänger / Die Sängerin hat eine unangenehme • nervige • schrille Stimme.
Das Musikvideo ist unterhaltsam • originell • witzig • kreativ.
Das Musikvideo ist altmodisch • billig gemacht • langweilig.
Das Video passt (nicht) gut zum Text.
Ich würde dieses Lied (nicht) empfehlen.
Das Lied kommt bestimmt • vielleicht • auf keinen Fall auf meine Playlist.
Ich würde diesem Lied 3 von 5 Sternen geben.
derBiergarten BiergärtenIm Biergarten ist es sehr gemütlich. caféterras derHügel Hügel
derPark Parks
Vom Hügel aus hat man eine schöne Aussicht. heuvel
Im Zentrum der Stadt liegt ein großer Park. park der See Seen Finnland ist für seine Wälder und Seen bekannt. meer der Spaziergang SpaziergängeWir machten einen Spaziergang im Park. wandeling der Turm Türme
Die Kirche hat einen besonderen Turm. toren derWald Wälder
Im Herbst machen wir oft Spaziergänge im Wald. bos
dieArchitektur
Die moderne Architektur der Stadt ist beeindruckend. architectuur die Ausstellung AusstellungenDie Ausstellung läuft noch bis Ende Mai. tentoonstelling dieBude Buden
Auf dem Festival gibt es viele Buden mit regionalen Produkten. kraampje
dieGeschichte
Das Museum erzählt die Geschichte der Stadt. geschiedenis die Kultur Kulturen Ich interessiere mich für Kunst und Kultur. cultuur die Sehenswürdigkeit Sehenswürdigkeiten
Morgen wollen wir einige Sehenswürdigkeiten besichtigen. bezienswaardigheid die Veranstaltung VeranstaltungenDiese Veranstaltung findet jährlich statt. evenement das Angebot
Das Angebot an Freizeitaktivitäten ist sehr groß. aanbod
das Rathaus
Kann man das Rathaus auch besuchen? stadhuis das Zentrum Zentren
Das ganze Zentrum der Stadt ist verkehrsfrei. centrum Wirtschaftszentrum
München ist ein wichtiges Wirtschaftszentrum. economisch centrum auftreten tritt auf, ist aufgetreten
Welche Band tritt morgen im Olympiastadion auf? optreden beobachtenbeobachtet
Viele Touristen beobachten die Surfer im Eisbach. gadeslaan
sich erholenerholt sichIm Englischen Garten kann man sich erholen. zich ontspannen stattfindenfindet stattDas Festival findet im Sommer statt. plaatsvinden entfernt
Wie weit ist das Stadion vom Zentrum entfernt? verwijderd
Das Oktoberfest 2
derBesucher Besucher
derStau
Staus
Jährlich kommen sechs Millionen Besucher aufs Oktoberfest. bezoeker
Fast jeden Morgen steht hier ein Stau auf der Autobahn. file
dieAchterbahn AchterbahnenAn der Achterbahn steht eine Warteschlange. achtbaan
die Attraktion Attraktionen
Was ist die populärste Attraktion auf dem Oktoberfest? attractie
dieGeisterbahn GeisterbahnenDie Geisterbahn war gar nicht gruselig. spookhuis die Hochzeit HochzeitenDie königliche Hochzeit ist live im Fernsehen. huwelijk
dieTrachtenkleidung
dieWiese Wiesen
das Fahrgeschäft Fahrgeschäfte
das Fest Feste
das Gelände Gelände
das Karussell Karussells, Karusselle
das Kleid Kleider
Dirndl und Lederhosen sind traditionelle Trachtenkleidung. klederdracht
Das Oktoberfest findet auf einer Wiese statt. weide
Es gibt Karussells, Achterbahnen und andere Fahrgeschäfte. pretparkattractie
Das Fest ist weltweit bekannt. feest
Das Gelände des Oktoberfestes ist riesig. terrein
Das Karussell drehte viel zu schnell. draaimolen
Ein Dirndl ist ein traditionelles Kleid. jurk
das Riesenrad RiesenräderIm Riesenrad darf man nicht stehen. reuzenrad das Zelt Zelte
Die Besucher im Zelt singen und tanzen. tent heiraten heiratet, hat geheiratet
Der Prinz hat eine Prinzessin geheiratet. trouwen met
derEinwohner Einwohner
derFortschritt Fortschritte
derWald Wälder
dieForschung
dieGeschichte
Wie viele Einwohner hat das Bundesland Bayern? inwoner
Der Fortschritt der Wissenschaft ist oft von Zufällen abhängig. vooruitgang
In Bayern gibt es viele große Wälder. bos, woud
Die Forschung hat zu neuen Erfindungen geführt. wetenschappelijk onderzoek
Ich habe mich in die Geschichte von Bayern vertieft. geschiedenis die Kultur
dieLage
dieMentalität Mentalitäten
Bayern hat eine reiche Kultur und viele Traditionen. cultuur
Das Hotel hat eine zentrale, aber ruhige Lage. ligging
Die Mentalität im Süden ist anders als im Norden. mentaliteit die Tradition TraditionenDiese Tradition darf nicht vergessen werden. traditie
dieWirtschaft
Die Automobilbranche ist wichtig für die Wirtschaft. economie
das Bundesland BundesländerDeutschland hat 16 Bundesländer. deelstaat
das Schloss Schlösser
Neuschwanstein ist ein wunderschönes Schloss. kasteel
das Unternehmen UnternehmenViele Unternehmen haben hier ihren Sitz. onderneming, firma ernst
stolz
Warum bist du so ernst? Lach doch mal! ernstig
Das hast du gut gemacht! Ich bin stolz auf dich! trots
deutsch? 4
derAusländer Ausländer
Was denken Ausländer über die Deutschen? buitenlander derUmzug Umzüge
dieAutobahn Autobahnen
dieGeschwindigkeit Geschwindigkeiten
Ein Umzug zu Karneval hat oft ein bestimmtes Thema. stoet, optocht
Wie schnell darf man auf der Autobahn fahren? autosnelweg
Mit hoher Geschwindigkeit fuhr das Auto an uns vorbei. snelheid die Heimat
Er hat seine Heimat als Kind verlassen. thuisland die Kartoffel Kartoffeln Die Deutschen essen gern Kartoffeln. aardappel dieKüche Küchen
Die deutsche Küche ist nicht sehr abwechslungsreich. keuken das Klischee Klischees Es gibt viele Klischees über die Deutschen. cliché das Tempolimit TempolimitsGibt es auf der Autobahn ein Tempolimit? snelheidsbeperking
das Vorurteil Vorurteile
aufwachsen wächst auf, ist aufgewachsen
Viele Ausländer haben Vorurteile über die Deutschen. vooroordeel
Ich bin in einem kleinen Dorf aufgewachsen. opgroeien ziehen zieht, ist gezogenSie ist vor 10 Jahren nach Bayern gezogen. trekken
Die deutsche Küche 5
der Gast
Gäste
Der Gast gibt dem Kellner 10 Euro Trinkgeld. gast derNachtisch
Möchtest du noch ein Eis als Nachtisch? nagerecht
derSchinken
Für mich ein Brötchen mit Käse und Schinken, bitte. hesp der Teig
Der Teig ist viel zu dünn. deeg
die Kartoffel Kartoffeln Wollen Sie Kartoffeln oder Reis als Beilage? aardappel
dieVorspeise VorspeisenIch nehme eine Suppe als Vorspeise. voorgerecht das Dessert Desserts Rote Grütze ist ein traditionelles Dessert. dessert das Gericht Gerichte
Hauptgericht
das Getränk Getränke
das Lebensmittel Lebensmittel
das Trinkgeld Trinkgelder
Dieses Gericht ist typisch für Bayern. gerecht
Als Hauptgericht nehme ich Steak mit Bratkartoffeln. hoofdgerecht
Apfelschorle ist ein typisch deutsches Getränk. drankje
Brot, Fleisch und Gemüse sind wichtige Lebensmittel. levensmiddel
Die Deutschen geben dem Kellner meistens ein Trinkgeld. fooi die Pommes
Als Beilage möchte ich eine Portion Pommes. frieten bestellen bestellt Wir möchten gern bestellen. bestellen schmeckenschmeckt
Hat es Ihnen geschmeckt? smaken zahlen zahlt
Zahlen Sie bar oder mit Karte? betalen
6
getrennt ↔ zusammen
Wollen Sie zusammen oder getrennt bezahlen? apart gleich
Einen Moment, ich komme gleich zu Ihnen! meteen sofort
Du sollst sofort nach Hause kommen! meteen zusammen ↔ getrennt
derAusflug Ausflüge
derDom Dome
Wollen wir mal zusammen essen gehen? samen
Vielleicht machen wir morgen einen Ausflug. uitstapje
Der Kölner Dom hat zwei Türme. domkerk der Flughafen Flughäfen Frankfurt hat einen sehr großen Flughafen. luchthaven derOrt Orte
Der ganze Ort ist verkehrsfrei. plaats der Wolkenkratzer Wolkenkratzer
In Frankfurt am Main gibt es viele Wolkenkratzer. wolkenkrabber die Altstadt
Die Altstadt ist sehr hübsch und gemütlich. historisch centrum die Atmosphäre
Rund um den Dom gibt es eine lebhafte Atmosphäre. stemming, sfeer die Gasse Gassen Wir schlenderten durch die engen Gassen. steegje die Insel Inseln
Rügen ist die größte deutsche Insel. eiland
dieMischung MischungenBerlin ist eine Mischung aus Alt und Neu. mengeling die Sehenswürdigkeit
Sehenswürdigkeiten
dieStädtereise Städtereisen
das Fachwerkhaus Fachwerkhäuser
das Gebäude Gebäude
das Mittelalter
Welche Sehenswürdigkeit wollt ihr besichtigen? bezienswaardigheid
Meine Frau und ich machen gern Städtereisen. citytrip
Die alten Fachwerkhäuser sind ein beliebtes Fotomotiv. vakwerkhuis
Dieses Gebäude ist mehr als 400 Jahre alt. gebouw
Die Stadtmauer wurde im Mittelalter gebaut. middeleeuwen
das Reiseziel Reiseziele München ist ein beliebtes Reiseziel. reisdoel
das Schloss Schlösser
das Ufer Ufer
das Viertel Viertel
Das Schloss beherbergt ein interessantes Museum. kasteel
Wir sitzen gern am Ufer und schauen auf den Fluss. oever
In diesem Viertel wohnen viele Studenten. wijk
das Wahrzeichen WahrzeichenDer Eiffelturm ist das Wahrzeichen von Paris. kenmerkend gebouw, symbool gemütlich
Rothenburg ist eine gemütliche Kleinstadt. gezellig
Natur hautnah
derAnfänger Anfänger
Diese Aktivität ist auch für Anfänger geeignet. beginner derAnzug Anzüge
Ein Anzug aus Neopren hält den Körper im Wasser warm. pak, kostuum der Fels Felsen
der Fluss Flüsse
derFortgeschrittene
Die Burg wurde auf einem steilen Fels gebaut. rots
Der Fluss strömt hier besonders schnell. rivier
FortgeschrittenenDie schwarze Skipiste ist für Fortgeschrittene. gevorderde derGuide Guides
Der Guide erzählte viele interessante Anekdoten. gids
derSprung Sprünge Vor dem Sprung war ich sehr nervös. sprong derWasserfall Wasserfälle
Der Wasserfall stürzt hier 20 Meter in die Tiefe. waterval
die Aktivität AktivitätenDiese Aktivität ist mir zu gefährlich. activiteit
die Ausrüstung Ausrüstungen
dieFelswand Felswände
dieHöhenangst
Die Ausrüstung bekommen Sie vom Tourguide. uitrusting
Die Felswände sind hier besonders hoch und steil. rotswand
Wer von euch hat Höhenangst? hoogtevrees die Natur
dieSchlucht Schluchten
Beim Rafting kann man die Natur hautnah erleben. natuur
Eine Schlucht ist ein tiefes, enges Tal mit steilen Wänden. kloof dieTiefe Tiefen Er hatte Angst, in die Tiefe zu springen. diepte dieWelle Wellen Wir konnten auf den Wellen surfen. golf
das Abenteuer AbenteuerIch mag es, neue Abenteuer zu erleben. avontuur
das Erlebnis Erlebnisse Die Safari war ein unvergessliches Erlebnis. belevenis ausprobierenprobiert aus
Am liebsten möchte ich all diese Extremsportarten ausprobieren. uitproberen erleben erlebt
Einen solchen Kick habe ich noch nie erlebt! beleven gründen gründet Er hat seine Firma vor 20 Jahren gegründet. stichten klettern klettert Wir kletterten langsam nach oben. klimmen rutschen rutscht
Beim Canyoning muss man springen und rutschen. schuiven, glijden springen springt, ist gesprungen
Wer von euch möchte zuerst springen? springen tauchen taucht
Beim Tauchen schließe ich meine Augen. duiken sich trauentraut sich
Ich traue mich nicht, von einem Kran zu springen. durven anstrengend
Die Tour war schwer und anstrengend. vermoeiend aufregend
Schon beim Bodyflying zuzusehen, ist aufregend. opwindend beeindruckend
Die Umgebung war wunderschön und beeindruckend. indrukwekkend
entfernt
gefährlich
Wie weit sind die Alpen von München entfernt? verwijderd
Nicht alle Extremsportarten sind gefährlich. gevaarlijk mutig
Ich bin nicht sehr mutig und bekomme schnell Angst. moedig spektakulär
Die Surfer machten spektakuläre Sprünge. spectaculair
Mein Wortschatz
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
informatie over musea en tentoonstellingen begrijpen; een fragment uit een podcast begrijpen; informatie over je museumbezoek vragen; de weg in een gebouw uitleggen; informatie opzoeken en presenteren; je mening geven over kunstwerken; fragmenten uit een televisieprogramma begrijpen; over de prijs onderhandelen op een rommelmarkt.
GRAMMATICA
de nominatief, de accusatief en de datief (herhaling) de genitief
Wechselpräpositionen met de accusatief en de datief (herhaling)
WOORDENSCHAT
musea en kunstwerken
oude voor werpen en zoldervondsten routebeschrijvingen in een gebouw rommelmarkten
ONLINE LEERPADEN
im Museum der bestimmte Artikel im Nominativ, Akkusativ und Dativ (Wiederholung) auf dem Flohmarkt der unbestimmte Artikel im Nom., Akk. und Dativ (Wiederholung)
Präpositionen mit Akkusativ und Dativ (Wiederholung) Verben mit Dativ (Wiederholung) der G enitiv
Wechselpräpositionen mit Akkusativ und Dativ (Wiederholung)
a Vor dem Lesen: Klassengespräch
• Geht ihr manchmal in ein Museum? Warum (nicht)?
• Welche interessanten Museen habt ihr schon besucht?
b Lies die Beschreibungen einiger Berliner Museen. Beantworte danach die Fragen.
Das Ägyptische Museum mit der Papyrussammlung ist die bedeutendste Sammlung ägyptischer Hochkultur. Zu den berühmtesten Werken zählen die Büste der Königin Nofretete und das Originalmanuskript Homers’ Ilias.
Schloss Charlottenburg liegt im Westen Berlins. Im Winter findet vor dieser prunkvollen Kulisse ein beliebter Weihnachtsmarkt statt. Der Schlosspark wurde zusammen mit dem Lustschloss angelegt und zaubert eine prachtvolle Landschaft mitten in die Stadt.
Die ausgestellten Präparate im Körperwelten Museum zeigen menschliche und tierische Körper, welche durch die sogenannte Plastination konserviert wurden.
Das Pergamonmuseum zeigt u. a. islamische Kunst und Kunstwerke des griechischen und römischen Altertums. Das Highlight des Museums ist ein monumentaler Altar aus dem 2. Jahrhundert vor Christus.
Das Samurai Museum zeigt die tausendjährige Geschichte der legendären japanischen Krieger. Zu den Exponaten aus dem 8. bis 19. Jahrhundert zählen Helme, Masken, Rüstungen, Schwerter und weitere Stücke der Samurai-Kunst.
Das Willy-Brandt-Haus beherbergt rund 2500 Gemälde, Zeichnungen, Grafiken und Skulpturen, die meist einen Bezug zur Sozialdemokratie haben. Das Konzept des „offenen Hauses“ ermöglicht ein vielfältiges Angebot von Veranstaltungen. Hier finden unter anderem Ausstellungen, Lesungen, Podiumsdiskussionen, Pressekonferenzen und Konzerte statt.
Kein Museum für zarte Mägen: Das Disgusting Food Museum erweist seinem Namen alle Ehre und präsentiert eine Auswahl der ekligsten Lebensmittel der Welt.
Im historischen
Sudhaus wird Brauereigeschichte lebendig. Besucher können hier sehen, wie Bier um 1920 hergestellt wurde. Besichtigungen sind nur im Rahmen einer Führung möglich.
KGB, Stasi und CIA: das Deutsche Spionagemuseum führt die Besucher in die Welt der Geheimdienste. Hier werden Exponate wie Mantelkameras oder Geruchskonserven gezeigt. Die verschiedenen interaktiven Stationen ziehen nicht nur Kinder und Jugendliche in ihren Bann. Besucher können einen Laserparcours bewältigen, Passwörter knacken, dechiffrieren oder morsen.
Nach: www.berlin.de/museum
1 Welches Museum passt zu wem? Notiere jeweils die Nummer(n).
• Robin und Layla interessieren sich für Geschichte.
• Luka liebt Rätsel und Geheimschriften.
• Kai möchte etwas über Essen und Gastronomie dazulernen.
• Finja ist von Wissenschaft fasziniert.
• Nasim liebt Kunst.
2 Was kann man alles in Museen sehen? Suche das entsprechende Wort in den Texten.
3 Welches Wort ist gemeint? Suche das entsprechende Wort in den Texten.
• Objekte, die in einem Museum stehen
• Objekte, die auf irgendeine Weise zusammengehören die
• eine Museumstour mit einem Guide eine
• ein Sammelwort für Lesungen, Ausstellungen, Konzerte usw. die
TIPP
Notiere falsche Freunde in einer Tabelle, um den Bedeutungsunterschied deutlich zu machen. Illustriere die Wörter eventuell mit Bildern.
S. 81
die Versammlung de verzameling
4 Arbeitet zu zweit. Erzählt euch gegenseitig, in welches Museum ihr am liebsten gehen würdet.
Begründet auch eure Antwort.
z. B. In welches Museum würdest du am liebsten gehen?
Ich würde am liebsten ins Pergamonmuseum gehen, denn ich interessiere mich für griechische und römische Kunst.
Ich würde lieber ins Körperwelten Museum gehen, weil ich Anatomie sehr interessant finde
WIEDERHOLUNG
der Nominativ, der Akkusativ und der Dativ
z. B. Der Pergamonaltar ist weltberühmt.
Wir haben den Schlosspark besucht.
Die Gruppe folgt dem Guide.
Die Wanderausstellung KÖRPERWELTEN zeigt das Innere des menschlichen Körpers. Alle Körper in der Ausstellung sind echt. Das Ziel der beiden Mediziner und Ausstellungsmacher Dr. Angelina Whalley und Dr. Gunther von Hagens ist es, die Auswirkungen ungesunder Lebensweisen zu zeigen. So sieht man in der Ausstellung zum Beispiel eine gesunde Lunge und eine Raucherlunge.
S. 83
der Genitiv
z. B. die Büste der Königin Nofretete das Highlight des Museums
Körperwelten
Lies den Text und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
a Lies den Artikel und beantworte die Fragen.
Das Museum der Unerhörten Dinge ist eine Sammlung von künstlerischen, wissenschaftlichen und technischen Gegenständen, die meist unbeachtet1 sind, aber interessante Geschichten erzählen.
Das Museum ist zweifellos ein Kuriosum in der Berliner Museumslandschaft. Der Museumschef Roland Albrecht hat zahlreiche Objekte, Schnickschnack und Allerlei gesammelt und dazu fantastische Geschichten ersonnen. Die Sammlung kann unter der Woche in seinem Museum besichtigt werden.
Die Geschichten zu den Exponaten entführen die Besucher in die Welt der Fantasie: Sie beruhen nicht auf historischen oder wissenschaftlichen Beweisen. Vielmehr geht es darum, die möglichen Geschichten der Objekte aufzuzeigen2 . So wird aus einem einfachen Fernrohr3 beispielsweise das Fernrohr, aus welchem Christoph Columbus zum ersten Mal Amerika erblickte. In diesem Museum spielt die Wahrheit also keine Rolle. Hier sollen Besucher dazu angeregt werden, auch die kleinen Dinge im Leben zu beachten. Auch auf den ersten Blick unscheinbare4 Gegenstände können eine spannende Geschichte in sich tragen.
Nach: www.berlin.de/museum
Verstehenshilfen:
1 unbeachtet onopgemerkt
2 aufzeigen laten zien
1 Was ist an diesem Museum so ungewöhnlich?
3 das Fernrohr de verrekijker 4 unscheinbar onbeduidend
2 Wozu werden die Museumsbesucher hier ermutigt?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Was machen die Museumsbesucher?
2 Wie ist es dann im Museum?
3 Warum zieht das Museum laut Roland Albrecht immer wieder Menschen an?
4 Wann k ann man das Museum besuchen? Was fügt er aber noch hinzu?
c Hör dir den Podcast-Ausschnitt an und beantworte die Fragen.
1 Was findet Ralph an Museen spannend?
2 Was sagt Roland Albrecht über die Zukunft seines Museums?
3 Wie viel Zeit kann man im Museum verbringen? Warum ist das so?
4 Was braucht man, um in dieses Museum zu gehen?
5 Warum möchte Ralph noch mal ins Museum gehen?
• • Mit dem Podcast „BITTE NICHT ANFASSEN – Museum mal anders“ begeben sich Ralph Würschinger und Lukas Fleischmann an kleine Orte, in Seitengassen großer Städte, um die kleinen und alternativen Ausstellungen zu finden, von denen du vermutlich noch nie gehört hast. Pro Monat erscheint eine Folge, für die einer der beiden ein besonderes Museum besucht und darüber berichtet. Diesmal berichten sie von Roland Albrechts „Museum der Unerhörten Dinge“.
6 Wähle den passenden Titel für diesen Podcast-Ausschnitt.
☐ das Ausstellungskonzept
☐ über die Bedeutung der Dinge
☐ Museumsreview
Erstellt ein Museum mit der Klasse. Jede Person wählt ein „Museumsstück“ aus und macht dazu ein Video oder schreibt dazu einen Text.
Erstelle ein Video zu deinem Museumsstück.
Besprich auf jeden Fall …
☐ welches Objekt du als Museumsstück ausgewählt hast;
☐ welche Geschichte (wahr oder erfunden) du mit diesem Gegenstand verbindest.
Dein Video soll mindestens eine Minute dauern.
Schreibe einen Text zu deinem Museumsstück. Füge auch ein Bild hinzu.
Besprich auf jeden Fall …
☐ welches Objekt du als Museumsstück ausgewählt hast;
☐ welche Geschichte (wahr oder erfunden) du mit diesem Gegenstand verbindest.
Dein Text soll mindestens 200 Wörter lang sein.
Seht euch die Videos in der Klasse an und lest auch gemeinsam die Texte. Entscheidet euch, ob die Geschichten wahr oder falsch sind.
a Sieh dir den Prospekt des Deutschen Museums an und beantworte die Fragen mündlich.
Auf den Globus werden mit acht Hochleistungsbeamern aktuelle Daten u. a. zu Wetter und Klima projiziert.
Wie werden wir in 10, 20 oder 50 Jahren leben? Wie entwickelt sich Technik weiter –und vor welche Herausforderungen stellt uns das? Was wünschen wir uns? Wovor fürchten wir uns? Die Zweigstelle des Deutschen Museums im Herzen der Nürnberger Altstadt lädt zu einem spannenden Blick in die Zukunft ein. Science und Fiction finden sich hier, und Besucherinnen und Besucher werden mit der Frage konfrontiert: Ist das noch Zukunftsmusik – oder schon Realität? Forschungsprojekte von heute können schon morgen unser Leben beeinflussen. Deshalb werden im Zukunftsmuseum die Chancen verschiedener Technologien diskutiert – aber auch mögliche Risiken und Konsequenzen für die Gesellschaft und für den ganz persönlichen Alltag.
Ein Beispiel für einen Weltraumaufzug im Themenbereich „Raum und Zeit“, der in naher Zukunft Weltraumstationen mit Material versorgen könnte.
Der Pop. Up Next, eine Art Hubschrauber-ElektroautoKombination im Bereich „System Stadt“.
Öffnungszeiten
Deutsches Museum Nürnberg: Di. – So., 10 – 18 Uhr
Eintrittspreise
Erwachsene 9,50 € | Schüler und Studierende 6 € Informationen zu Ermäßigungsbedingungen, Jahreskarten und Familienkarten erhalten Sie auf unserer Website.
Barrierefreiheit
Das barrierefreie Bewegen in unseren Gebäuden liegt uns besonders am Herzen. Der Haupteingang des Museums ist ohne Stufen zugänglich. Daneben sind alle Ausstellungen über Aufzüge erreichbar.
Abonnieren Sie unseren Newsletter: www.deutsches-museum.de/museum/newsletter
Nach: www.deutsches-museum.de
1 Worum geht es in diesem Museum?
2 In welcher Stadt liegt das Museum?
3 Wann hat das Museum geöffnet?
4 Was kann man auf dem Globus im Museum sehen?
5 Wie viel bezahlt man als StudentIn für den Museumsbesuch?
6 Können RollstuhlfahrerInnen dieses Museum besuchen?
7 Wie k ann man über das Museum auf dem Laufenden bleiben?
etwas abonnieren z. B. eine Zeitung abonnieren einen Newsletter abonnieren
b Sieh dir das Video an. Wie wird die Welt im Deutschen Museum betrachtet? Warum?
c Hör dir die Redemittel an. Ergänze die fehlenden Wörter.
einen Museumsbesuch vorbereiten
Was sind die des Museums?
Sie können das Museum von 9 bis 16 Uhr besuchen.
Wie viel Zeit sollte ich für den Museumsbesuch ?
Für einen Besuch braucht man etwa 2 Stunden.
Wann ist der letzte ins Museum?
Eine Stunde vor Schließung.
Was kostet eine Eintrittskarte?
Ein Ticket für die kostet 14 Euro oder 8 Euro ermäßigt.
Ist die im Eintrittspreis inbegriffen?
Nein, leider nicht. Ein Ticket kostet 3 Euro.
Werden auch angeboten?
Selbstverständlich, diese können ab 10 Personen gebucht werden.
d Frage nach den Informationen, die fehlen. Benutze die Redemittel aus Übung 2.1c.
PergamonmuseumStädel MuseumMuseum Ludwig
Öffnungszeiten
Di. – So. 10 – 18 Uhr
Besuchsdauer ca. 3 Stunden
Letzter Einlass
Di. – So. (inklusive Feiertage): 10 – 18 Uhr jeden 1. Do. im Monat: 10 – 22 Uhr
30 Minuten vor Schließung eine Stunde vor Schließung
Eintrittspreis 16 € – 14 € ermäßigt
Gruppenführungen für Gruppen bis 20 Personen ab 20 Personen 8,70 € pro Person
Besucht die Website eines deutschen Museums. Stellt euch gegenseitig die Fragen aus Übung 2.1c und sucht jeweils die Antwort auf der Website.
Arbeitet zu dritt/viert und entscheidet euch für eine deutsche Stadt.
• Jede Person sucht im Internet ein (anderes) interessantes Museum in dieser Stadt und sammelt dazu Informationen:
- Was kann man im Museum alles sehen bzw. machen?
- Was kostet eine Eintrittskarte für Schüler unter 18 Jahren?
- Was sind die Öffnungszeiten des Museums?
- Kann eure Klasse hier eine Gruppenführung buchen? Wenn ja, was kostet diese?
… • Jede(r) Schüler(in) berichtet seiner/ihrer Gruppe nun über das Museum, über das er/sie sich informiert hat. Er/Sie beantwortet wenigstens die oben erwähnten Fragen. Wer kann die anderen vom selbst gewählten Museum überzeugen?
a Hör dir die Redemittel an. Ergänze die fehlenden Wörter.
im Museum unterwegs sein
Das Museum ist . RollstuhlfahrerInnen können alle Etagen per Aufzug erreichen.
Die ist im zweiten Stock des Museums zu sehen.
Sie können den Aufzug benutzen und in den zweiten Stock fahren.
Gehen Sie hier geradeaus und nehmen Sie rechts den Aufzug.
Sie können auch die nehmen. Die ist hier links um die Ecke.
Wenn Sie aus dem Lift steigen, sehen Sie die Ausstellung System Stadt auf der rechten Seite.
Kleidung, Rucksäcke und Kinderwagen können Sie an der abgeben. können Sie während Ihres Besuchs in einem Schließfach aufbewahren. Die Schließfächer befinden sich im Foyer.
Im Museumsshop können Sie tolle kaufen.
b Sieh dir den Lageplan des Deutschen Museums in Nürnberg an. Ergänze danach die MiniDialoge.
Die Ausstellung erstreckt sich über fünf ausgewählte Themenfelder:
ARBEIT & ALLTAG beschäftigt sich mit den Entwicklungen, die unser tägliches Leben betreffen. Roboter, künstliche Intelligenz (KI) und Big Data machen unser Leben leichter, nehmen uns die Arbeit ab.
KÖRPER & GEIST stellt Technologien in den Mittelpunkt, die Menschheitsträume erfüllen: keine Krankheiten mehr, kein Altern, vielleicht ewiges Leben.
SYSTEM STADT skizziert die künftige Infrastruktur von Megastädten. Im Jahr 2050 könnten rund 80 Prozent der
Verstehenshilfe:
Weltbevölkerung in Städten mit mehr als zehn Millionen Einwohnern leben.
SYSTEM ERDE stellt den bisher betrachteten Bereichen den Makrokosmos unseres gesamten Planeten in der Zukunft gegenüber.
RAUM & ZEIT blickt hinaus in ein Universum voller Versprechungen: Der Mensch nutzt Asteroiden als Rohstoffquelle, besiedelt Mond und Mars und dringt in ferne Galaxien vor.
1 inklusives Leitsystem inclusieve bewegwijzering (voor slechtzienden, blinden)
In Gebäuden sind die folgenden Abkürzungen üblich:
- 1. / 2 . / 3. OG das erste / zweite / dritte Obergeschoss - EG das Erdgeschoss - UG das Untergeschoss
In der gesprochenen Sprache benutzt man oft die Synonyme der Stock oder die Etage.
S. 87
Wechselpräpositionen
WIEDERHOLUNG
z. B Die Toiletten sind im Erdgeschoss z. B Fahren Sie in den ersten Stock im ersten Stock. in die erste Etage. Es gibt auch Toiletten in der ersten Etage.
sich im ersten / zweiten / dritten Stock befinden in den ersten / zweiten / dritten Stock gehen / fahren
1 Entschuldigung, wo ist die VR-Zeitreise?
Die ist . Sie können hier vorne den Aufzug nehmen.
Super, vielen Dank.
2 Wo kann ich einen Museumsplan bekommen?
An der , wo Sie Ihre Eintrittskarte gekauft haben.
Danke schön!
3 Guten Tag, wie kann ich Ihnen helfen?
Ich würde gerne die „Körper und Geist“ besuchen.
Dann können Sie hier einfach nehmen und gehen.
4 Ich würde gerne ein Souvenir für meine Freundin kaufen. (m.) finden Sie bestimmt etwas
Schönes! Der ist im .
5 Ich würde mir gerne die Sonderausstellung anschauen.
Dann fahren Sie am besten mit dem in . Gehen Sie dann rechts um die und gehen Sie , durch den Ausstellungsraum der VR-Zeitreise. Am Ende finden Sie die Sonderausstellung.
6 Jacken, Taschen und Kinderwagen können Sie kostenlos in zurücklassen.
Ach, das ist praktisch, vielen Dank!
Arbeitet in Kleingruppen.
• Beschreibt, was ihr seht.
• Sagt danach, was ihr von diesen Kunstwerken haltet.
Neo Rauch
Der Lehrling
Paul Klee Freundschaft
Franz Marc Der Tiger
über Kunst sprechen
Auf dem Gemälde Freundschaft von Paul Klee sehe / erkenne ich + eineN / einE / ein / Ø …
Rechts unten ist auch ein / einE / ein …
Links oben in der Ecke sieht man eineN / einE / ein / Ø …
Das Gemälde hat wenige • viele Farben.
Das Kunstwerk ist sehr farbig.
Die Farben sind hell • leuchtend • düster • dunkel.
Ich sehe nicht deutlich, was auf dem Gemälde • der Zeichnung steht.
Das Gemälde mit den Menschen finde ich schöner als das mit dem Tiger.
Mir gefällt dieses Gemälde • dieses Kunstwerk sehr • überhaupt nicht!
Ich mag die Farben • den Stil.
Die Farben passen gut zusammen.
Dieses Kunstwerk finde ich interessant • komisch • schön • hässlich • originell.
Neo Rauch (1960 in Leipzig geboren) ist ein international erfolgreicher deutscher Maler. Seine Werke zeigen oft Reales und Surreales zur gleichen
Zeit. Sein Stil ist u. a. von Pop Art und Comics beeinflusst.
Paul Klee (1879 – 1940) war ein deutscher Maler und Grafiker. In Nazi-Deutschland wurde sein Werk als „entartete Kunst“ bezeichnet: Kunst, die nicht übereinstimmte mit dem Schönheitsideal der Nationalsozialisten. Solche Kunstwerke wurden beschlagnahmt und im Ausland verkauft oder sogar verbrannt.
Der Künstler Franz Marc (1880 –1916) ist vor allem für seine Gemälde mit Tiermotiven bekannt. Auch seine Werke galten als „entartet“.
a Lies den Text.
Die einzige Ausstellung, bei der es nichts zu sehen gibt.
In Kleingruppen werden BesucherInnen von blinden oder sehbehinderten Guides durch völlig abgedunkelte Räume begleitet. In diesen Räumen sind Alltagssituationen dargestellt, die durch die Lichtlosigkeit zum reizvollen Abenteuer werden …
Die Welt mit anderen Augen sehen
Was fühlen Sie, wenn Sie eine Stunde lang nichts sehen? Orientieren Sie sich an der Stimme Ihres Guides. Riechen Sie den Waldboden. Hören Sie, wie weit Sie von der Straße entfernt sind. Tasten Sie sich an der Theke entlang und schmecken Sie Ihr Lieblingsgetränk.
Unsere Welt ist voll von zahlreichen Sinneseindrücken und von Geheimnissen, die es zu entdecken gilt. Unsere Guides führen Sie durch die blinde Wirklichkeit, die dennoch voll von unterschiedlichsten Eindrücken ist.
Dauer
Alle 15 Minuten starten wir mit einer Gruppe von jeweils maximal 8 Personen. Jede Führung dauert ca. eine Stunde.
Nach: https://imdunkeln.at
Für Groß und Klein
Grundsätzlich empfehlen wir den Besuch für Kinder ab 6 Jahren. Wenn Ihr Kind (unabhängig vom Alter) nachts zum Schlafen ein Licht braucht, wird es sich auch bei uns nicht wohl fühlen. Auf kleine Unsicherheiten gehen wir gerne ein – und sollte es doch nicht funktionieren, können Sie die Führung jederzeit abbrechen.
Eine gemeinsame Sprache
In der Dunkelheit ist es besonders wichtig, eine gemeinsame Sprache zu finden. Alle unsere Führungen können auf Deutsch oder Englisch gebucht werden.
1 Beantworte mündlich die Fragen zum Text.
• Wer macht die Führungen in diesem Museum?
• Was kann man in diesem Museum alles erfahren?
• Für wen ist das Museum nicht geeignet?
2 Würdest du dieses Museum gerne besuchen? Begründe deine Meinung.
3 Ergänze die Sätze mit einem Verb aus dem Text.
• Mit der Nase man.
• Mit den Augen man.
• Mit den Händen man.
• Mit den Ohren man.
• Mit der Zunge man.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen oder ergänze die Informationen.
Erdin Ciplak ist sehbehindert. In seinem YouTube-Kanal „Mr. BlindLife“ lässt er die Welt an seinem Leben teilhaben. Was er bei seinem Museumsbesuch in der Ausstellung „Deutsche Mythen seit 1945“ erlebt hat, erfahrt ihr im Video.
1 Was möchte Erdin auf seinem YouTube-Kanal zeigen?
2 Erdin besucht heute die Mythen-Ausstellung im in Bonn.
3 Was testet er genau während seines Besuchs?
4 Was sagt er über die Taststation mit alten Münzen?
5 Für welches Auto interessiert er sich?
6 Neben den Münzen kann Erdin in der Ausstellung auch fühlen.
7 Wie beurteilt er den Museumsbesuch?
Bis 2002 konnte man in Deutschland mit der D-Mark bezahlen. Heute bezahlt man mit dem Euro.
Arbeitet zu zweit. Euer Partner / Eure Partnerin hat eine Sehbehinderung. Ihr geht zusammen ins Museum.
• Sucht im Internet ein Kunstwerk von einem Künstler bzw. einer Künstlerin nach Wahl.
• Er zählt eurem Partner / eurer Partnerin …
- was ihr auf dem Kunstwerk seht; - was ihr von diesem Kunstwerk haltet.
Benutzt die Redemittel aus Übung 2.3.
3 Schätze auf dem Dachboden
3.1 Willst du das behalten oder kann das weg?
a Sieh dir die Abschnitte aus der Fernsehsendung Kunst + Krempel an. Ergänze die Steckbriefe und beantworte die Fragen.
1 Im ersten Abschnitt zeigt eine Frau ein wunderschönes Schmuckstück.
• Woher hat die Frau den Anhänger?
• Wie lange besitzt sie den Anhänger schon?
• Was sehen wir auf dem alten Foto?
• Was hat die Tante beruflich gemacht?
• Ergänze den Steckbrief:
Datierung:
Die Form geht auf das . Jahrhundert zurück, wurde aber im . Jahrhundert in sehr berühmt. Die verschenkte solche Herzen an ihre Kinder und so wurde der Schmuck Mode.
Der Anhänger ist zwischen entstanden.
Materialien:
• das Herz: ein Aquamarin, bis Karat → Herkunft:
• das Schleifchen: höchstwahrscheinlich aus , mit besetzt
Geschätzter Wert:
• Welches traditionelle Kleidungsstück trägt die Beraterin?
• Gibt es Erbstücke in deiner Familie?
- Wenn ja, welche? Was macht deine Familie damit?
- Würdest du je ein Erbstück verkaufen? Warum (nicht)?
2 Im zweiten Abschnitt wird untersucht, welche Geschichte hinter einer kleinen Holzfigur steckt. Wir erfahren, ob die Büste eines schreienden Jungen überhaupt etwas wert ist.
• Wie lange hat der Mann die Büste schon?
• Er hat die Büste in einer Auktion ersteigert.
• Was hat er dafür bezahlt?
• Warum fand er die Büste lustig bzw. toll?
• Ergänze die Daten aus dem Katalog:
- Datierung:
- Herkunft: möglicherweise
• Was sagen die Berater zu dieser Büste? Ergänze den Steckbrief.
Datierung:
Material:
- die Büste: aus Eibe
- der Sockel: aus
Fehlendes Stück: der Knabe
Herkunft: der Bereich
Geschätzter Wert:
• Wie reagiert der Mann nach der Beratung?
☐ Er ist enttäuscht, denn er hatte mehr davon erwartet.
☐ Er ist überrascht und findet es unfassbar.
• Was möchte er mit der Büste machen?
☐ Er möchte sie behalten.
☐ Er möchte sie verkaufen.
☐ Er will sie vielleicht einem Museum ausleihen.
b Was macht man in der Fernsehsendung Kunst + Krempel? Beschreibe das Konzept.
c Was könnte das Wort „Krempel“ auf Niederländisch bedeuten?
d Kennst du ähnliche Sendungen im flämischen Fernsehen? Siehst du dir diese manchmal an?
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
Die Flohmärkte blühen wieder
Stöbern und fündig1 werden in einem Sammelsurium2 von schönen Dingen, die man beim Shoppen im Einkaufszentrum so nicht entdeckt – das ist der „FlohmarktCharme“. Auf dem Flohmarkt findet man alles, was das Sammlerherz begehrt: von Bauhaus-Lampen über Jugendstil-Porzellan bis hin zu Kleinmöbeln. Vielleicht kommt einem das eine oder andere Stück aus der eigenen Kindheit bekannt vor? Oder vielleicht wird die eigene Wohnung durch den einen alten Gegenstand charakteristischer? Suchen Sie Bücher, Zeitschriften oder CDs und Platten, die im Handel nicht mehr erhältlich3 sind? Auf dem Flohmarkt wird die Zeit angehalten – ja manchmal auch gerne zurückgedreht. Ein Flohmarktbesuch ist auch interessant für den Geldbeutel – hier können Sie Schnäppchen machen! Außerdem zahlt hier fast niemand den angegebenen Preis. Probieren Sie das Feilschen mal aus, der Erfolg lässt sicher nicht allzu lange auf sich warten.
In Zeiten, in denen Trödelsendungen im Fernsehen wieder hip sind, muss man einfach mal auf den Flohmarkt gehen, um den Hype zu verstehen. Aber Achtung: Flohmarkt ist nicht gleich Flohmarkt. Neben den klassischen Flohmärkten gibt es auch Antikmärkte und spezielle Kinderflohmärkte für Babyausstattungen, Kinderbücher und Spielzeug. Außerdem gibt es Hallenflohmärkte, bei denen meist ein kleines Eintrittsgeld verlangt wird.
Nach: www.varta-guide.de
Verstehenshilfen:
1 fündig werden een vondst doen
2 das Sammelsurium het allegaartje
3 erhältlich verkrijgbaar
1 Warum ist es interessant, auf einen Flohmarkt zu gehen?
2 Welche deutschen Kunstrichtungen werden im Text erwähnt?
• das • der
3 Was kann man auf dem Flohmarkt üben, um etwas günstiger zu bekommen?
4 Was für einen Flohmarkt besucht man am besten ...
• wenn es regnet? einen
• wenn man ein Plüschtier kaufen möchte? einen
5 Ergänze die Sätze mit einem Wort aus dem Text.
• Auf dem Flohmarkt kann man , bis man etwas Tolles gefunden hat.
• Außerdem kann man hier machen: Man bekommt die Gegenstände viel günstiger als anderswo.
Der Jugendstil (Blütezeit ca. 1890 - 1910) – auch Art nouveau genannt – war eine Reaktion auf die Industrialisierung. Die Natur galt als Vorbild. Charakteristisch für diese Kunstrichtung sind die dekorativen, schwungvollen Elemente. Bedeutende deutsche Designer des Jugendstils sind u. a. Peter Behrens und Richard Riemerschmid.
Peter Behrens, AEG Tischventilator
Das Bauhaus (1919 bis 1933) war eine der einflussreichsten Schulen für Kunst, Design und Architektur der Moderne. Heutzutage verbindet man das Bauhaus mit revolutionärer Architektur und außergewöhnlichem Design. Wassily Kandinsky und Paul Klee sind wichtige Vertreter dieser Kunstrichtung.
Nach: artvise.me
Wassily Kandinsky, Inner Alliance, 1929
b Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig Fragen und beantwortet sie. Benutzt dazu die Redemittel.
1 Gehst du manchmal auf Flohmärkte? Warum (nicht)?
2 Hast du schon mal etwas auf einem Flohmarkt gekauft oder verkauft? Wenn ja, was?
3 Was würdest du nie auf einem Flohmarkt kaufen?
über Flohmärkte sprechen
Ich gehe manchmal • oft auf Flohmärkte, denn …
• ich sammle Pokémon-Karten • Comics • alte Videogames • Lego.
• die Produkte sind hier günstiger als im Geschäft.
• es ist gut für die Umwelt.
• man k ann hier besondere Dinge kaufen, die man im Geschäft nicht findet.
• dort finde ich originelle Kleidung.
Ich gehe nie • nur selten auf Flohmärkte, weil …
• ich keine alten Sachen mag.
• mir das Zeug dort zu kitschig ist.
• man lange suchen muss, bevor man etwas Tolles findet.
• man früh aufstehen muss, um die besten Sachen zu kaufen.
Ich habe schon etwas auf einem Flohmarkt gekauft, und zwar einen Pullover • eine Jacke • ein Hemd. Ich habe noch nie etwas auf einem Flohmarkt gekauft.
Ich würde nie Unterwäsche oder Schuhe auf einem Flohmarkt kaufen.
c Feilschen auf dem Flohmarkt. Hör dir die Dialoge an und lies mit.
Dialog 1
KUNDE: Entschuldigung, was kostet die Lampe da?
VERKÄUFER: Diese hier? Für diese Lampe hätte ich gerne noch 15 Euro.
KUNDE: Hmmm, das ist mir doch ein bisschen zu teuer. Was halten Sie von 10 Euro?
VERKÄUFER: Die Lampe ist aber in perfektem Zustand. Sie ist ein echter Hingucker!
KUNDE: Ich denke noch mal darüber nach.
VERKÄUFER: Treffen wir uns in der Mitte – für 12,50 Euro gehört sie Ihnen!
KUNDE: Einverstanden, dann kaufe ich sie! Haben Sie etwas zum Einpacken?
VERKÄUFER: Selbstverständlich.
Dialog 2
KUNDIN: Was kosten die Schallplatten?
VERKÄUFER: 4 Euro pro Stück.
KUNDIN: Ich sammle Schallplatten von Nena. Sind da noch welche drin?
VERKÄUFER: Bestimmt! Nehmen Sie sich ruhig Zeit und schauen Sie mal. Die Kundin durchstöbert die Platten.
KUNDIN: Ich würde gerne diese drei hier kaufen. Ist 10 Euro in Ordnung?
VERKÄUFER: Ja, das passt. Brauchen Sie eine Tüte?
KUNDIN: Ja, bitte.
d Arbeitet zu zweit. Spielt ähnliche Dialoge wie in den Beispielen. Benutzt auch die Redemittel auf der nächsten Seite.
Vase W von West Germany
Preis: 30 Euro
Beistelltisch M
Preis: 20 Euro
alte Barbie-Puppen P
Preis: 15 Euro pro Stück
ein Gespräch auf dem Flohmarkt führen
Entschuldigung, was kostet der Schal • die Puppe • das Buch?
Dafür hätte ich gerne noch vier Euro.
Hmmm, das ist mir ein bisschen zu teuer.
Was halten Sie von drei Euro?
Na gut, dann nehme ich ihn / sie / es.
10 Euro für die Vase da?
Das ist aber wirklich ein Sammlerstück • ein Hingucker! Ich verkaufe sie nicht unter 20 Euro. Okay, dann überlege ich es mir noch mal.
Haben Sie auch Schallplatten von Queen?
Bestimmt, nehmen Sie sich ruhig Zeit, die Platten zu durchstöbern.
Haben Sie vielleicht eine Tüte?
Selbstverständlich, hier ist eine.
Haben Sie etwas Papier zum Einpacken?
Aber natürlich, ich mache das für Sie.
e Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Welche Vorteile hat das Viertel bzw. der Kiez, in dem Christin wohnt?
2 Zuerst wollten die Nachbarn machen, danach entstand die Idee eines Hofflohmarktes im ganzen Viertel.
3 Wenn ein Hofflohmarkt veranstaltet wird, dann möchte Christin
4 Sie findet es toll zu sehen,
5 Gefällt dir das Konzept eines Hofflohmarkts? Warum (nicht)?
Das Wort Hof bedeutet hier „Innenhof“ (= binnenplein).
Innenhöfe gibt es vor allem in Großstädten. Ein bekanntes Beispiel sind die „Hackeschen Höfe“ in Berlin.
1.1 Der bestimmte Artikel
Nominativ deR diE daS diE RESE
Akkusativ deN diE daS diE NESE
Dativ deM deR deM deN + n MRMN
Ook dies- (= dit, deze), jed- (= elk) en all- (= alle) krijgen dezelfde uitgangen als het bepaald lidwoord:
z. B. AllE Museen der Stadt sind heute geöffnet.
Mit der Museumskarte können Sie jedeS Museum der Stadt besuchen.
Was hältst du von dieseM Museum?
1.2 Der unbestimmte Artikel
Nominativ ein einEein Ø / keinEØEØE
Akkusativ eineN einE ein Ø / keinENEØE
Dativ eineM eineR eineM Ø / keineNMRMN
De negatieve vorm kein- en het Possessivpronomen (mein-, dein-, sein-, ihr- …) krijgen in het enkelvoud dezelfde uitgangen als het onbepaald lidwoord:
z. B. Mit IhreR Eintrittskarte können Sie auch die Sonderausstellung besuchen.
1.3 Das Personalpronomen
Hier zie je nog eens alle vormen van het persoonlijk voornaamwoord bij elkaar. Let op de signaalletters:
NominativichdueRsiE eS wirihrsiESie
Akkusativmichdich ihN siE eS uns euchsiESie
Dativ mirdirihM ihR ihM uns euchihneNIhnen
1.4 Flowchart: der Nominativ, der Akkusativ und der Dativ
Bekijk de flowchart. Je vindt er alle info over het gebruik van de nominatief, de accusatief en de datief.
Suche
Präpositionen
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, gegenüber
AKKUSATIV
DATIV
Kopulas: sein, werden
es gibt, lieben, fragen, genießen, abonnieren …
helfen, fehlen, wehtun, gefallen, schmecken, (gut) gehen, stehen, passen, leidtun …
Satzglieder
Was / Wer? Subjekt
Was / Wen?
indirektes Objekt jemandem etwas geben, schenken … Verben
Was / Wem?
Sieh dir die Sätze an.
AKKUSATIV
AKKUSATIV NOMINATIV NOMINATIV
DATIV
direktes Objekt etwas nehmen, kaufen, essen, trinken, suchen …
DATIV
• Kreise in jedem Satz das Subjekt ein.
• Unterstreiche die Satzteile im Akkusativ in Grün und die im Dativ in Rot.
1 Es gibt viele Museen mit tollen Aktivitäten für Kinder.
2 Ich würde gerne die Ausstellung besuchen und brauche noch ein Ticket.
3 Die Ausstellung zeigt Kunstwerke von KünstlerInnen aus 20 verschiedenen Ländern.
4 Ihre Eintrittskarte für das Museum gibt Ihnen auch Zugang zur Sonderausstellung.
5 Das Museum ist leicht mit öffentlichen Verkehrsmitteln zu erreichen.
6 Das Museum zeigt nicht nur alte Kulturen, sondern beherbergt auch Kunstwerke aus der Antike.
7 Natürlich kann man auch einen Audioguide ausleihen.
8 Nach einer großen Renovierung ist dieses Museum wiedereröffnet worden.
9 Das Museum ist teilweise zugänglich für RollstuhlfahrerInnen.
10 Habt ihr das Museum mit Freunden besucht?
In het Duits gebruik je de genitief voor een ‘van-bepaling’: z. B. die Büste der Königin Nofretete = de buste van koningin Nefertiti das Highlight des Museums = het pronkstuk van het museum
Een ‘van-bepaling’ drukt vaak een bezitsrelatie uit: z. B. der Hund meines Bruders = de hond van mijn broer
Daarnaast gebruik je de genitief ook na de volgende voorzetsels: während (= tijdens) z. B. Während Ihres Besuchs dürfen Sie Fotos machen. wegen (= wegens) z. B. Wegen einer Veranstaltung bleibt das Museum heute geschlossen. trotz (= ondanks) z. B. Trotz des guten Wetters gehen wir heute ins Museum. (an)statt (= in plaats van) z. B Statt eines Kaffees bestellte sie sich einen Tee.
Tot slot gebruik je de genitief ook in combinatie met de werkwoorden gedenken en beschuldigen: gedenken (= herdenken) z. B. Die Ausstellung gedenkt der Soldaten, die im Kampf fielen. beschuldigen (= beschuldigen) z. B. Der Junge wird des Diebstahls beschuldigt.
De genitief wordt vooral in geschreven teksten gebruikt. Ook in formelere contexten zoals bv. nieuwsberichten zul je die naamval vaak aantreffen.
In het Nederlands vind je nog oude genitiefvormen terug, zoals ’s winters, ’s avonds, in de naam des Vaders, de beschaving der Romeinen …
2.1 Der bestimmte Artikel und das Demonstrativpronomen
Hier zie je een overzicht van het bepaald lidwoord in de genitief. Het aanwijzend voornaamwoord dies- krijgt dezelfde uitgangen:
Genitiv deS Mannes dieseS Mannes deR Frau dieseR Frau deS Kindes dieseS Kindes deR Eltern dieseR Eltern
SRSR z. B. Im Museum können Sie in die Welt deS / dieseS Künstlers eintauchen.
TIPP
Onthoud de signaalletters als geheugensteuntje:
SRSR = SieRSteR
2.2 Der unbestimmte Artikel und das Possessivpronomen
In het enkelvoud krijgt het onbepaald lidwoord dezelfde signaalletters als het bepaald lidwoord. Net zoals in de andere naamvallen is er in de genitief geen onbepaald lidwoord in het meervoud. In dat geval kan je het voorzetsel von gebruiken, gevolgd door een datief.
z. B. Hier kann man die Arbeiten von Studenten bewundern.
Staat er voor het meervoudswoord echter een woord dat een uitgang kan krijgen, zoals een adjectief of een voornaamwoord, dan voeg je hier de uitgang -er aan toe.
z. B. Hier kann man die Arbeiten fleißiger Studenten bewundern.
De negatieve vorm kein- en het Possessivpronomen (mein-, dein-, sein-, ihr- …) hebben wel een meervoudsvorm. In de genitief eindigt deze altijd op een -r. Je herkent hier dus dezelfde signaalletters als bij het bepaald lidwoord.
Genitiv M W S P
das Foto … der Traum … der Koffer … eineS Mannes keineS Mannes meineS Mannes eineR Frau keineR Frau meineR Frau eineS Kindes keineS Kindes meineS Kindes (von Kindern) vieleR Kinder kleineR Kinder keineR Eltern meineR Eltern SRS/ SRSR SRSR
Mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen in de genitief enkelvoud een uitgang:
• de uitgang -es - bij woorden die eindigen op een sisklank (s, z, ß of x):
z. B. die Tür des Hauses - meestal bij eenlettergrepige woorden:
z. B. die Tochter dieses Mannes (auch: Manns)
• de uitgang -s - bij de meeste woorden die eindigen op een klinker: z. B der Geschmack des Tees, im Norden Europas - bij meerlettergrepige woorden:
z. B. die Sammlung des Museums
In het Duits wijst de uitgang -s dus niet altijd op een meervoud.
Wanneer het lidwoord of het bezittelijk voornaamwoord in de genitief eindigt op een -s, voeg je sowieso ook een -s toe aan het zelfstandig naamwoord:
z. B. am Ende des Tages
2.3 Das Personalpronomen
Het persoonlijk voornaamwoord komt in de genitief uiterst zelden voor. Meestal wordt gekozen voor een alternatieve formulering:
z. B. Jedes Jahr gedenken wir der Opfer. Jedes Jahr wird ihrer gedacht. → Jedes Jahr wird an sie erinnert.
2.4 Das Fragepronomen
Het vraagwoord wer heeft ook een vorm in de genitief:
z. B. WeR ist das? = Wie is dat?
WeN siehst du? = Wie zie je?
WeM schenkt er Blumen? = Aan wie doet hij bloemen cadeau?
Wessen Kunstwerk ist das? = Wiens kunstwerk is dat?
a Markiere die Wortgruppen im Genitiv.
1 Im Haus der Geschichte reisen die Besucher durch Deutschland. Interaktive Medienstationen erklären die komplexen Hintergründe der deutschen Geschichte.
2 Das Museum Folkwang zählt zu den renommiertesten Kunstmuseen in Deutschland. Ein besonderer Schwerpunkt der Ausstellung liegt auf der deutschen und französischen Malerei des 19. Jahrhunderts. Aber auch Objekte des Kunstgewerbes genießen einen hohen Stellenwert. Für einen Besuch im Folkwang braucht man Zeit, immerhin zählt die Sammlung des Museums inzwischen auf rund 280 Skulpturen, etwa 600 Gemälde, um die 12 000 Zeichnungen und Grafiken, mehr als 60 000 Fotografien, tausende Objekte des Kunsthandwerks aus aller Welt und knapp 350 000 Plakate.
3 Auf neun Ausstellungsdecks präsentiert das Museum im „Kaispeicher B“ alles über die Schifffahrtsgeschichte der vergangenen Jahrhunderte. Die Dauerausstellung erzählt von berühmten Entdeckern und Eroberern, informiert über die Geschichte des Schiffbaus, der Handels- und Passagierschifffahrt, zeigt Exponate aus der Tiefsee und Gemälde aus der Seefahrt.
b Ergänze den bestimmten Artikel im Genitiv.
(m.)
In Duitsland worden filmtitels bijna altijd naar het Duits vertaald. Daarnaast worden anderstalige films gedubd.
c Ergänze die Sätze. Benutze jeweils den Genitiv.
1 Der Louvre ist das größte Museum … (die Welt).
2 … Tasche ist das? – Das ist die Tasche … (meine Mutter).
3 Die Architektur … (das Gebäude) ist echt klasse.
4 Das Haus … (meine Großeltern) ist zu verkaufen.
5 Während … (die Arbeitszeit) darf man nicht privat telefonieren.
6 Das Dach … (unser Haus) muss renoviert werden.
7 Der Kollege … (mein Mann) hat heute Geburtstag.
8 Besucher erhalten einen Einblick in die Arbeit … (die KünstlerInnen).
9 Der Shop ist nur während … (die Öffnungszeiten) … (das Museum) zugänglich.
10 Der Garten … (unsere Nachbarn) ist wunderschön!
11 Die Katze … (mein Opa) sucht ein neues Zuhause.
12 Wegen … (die Hitze) halten wir eine Siesta.
13 … Auto ist das? – Ich glaube, das ist das Auto … (seine Tante).
14 Der wertvollste Teil … (der Schatz) stammt aus der Grabkammer … (die Königin).
15 Wie würden Sie die Arbeit … (dieser Künstler) beschreiben?
d Ergänze die Museumsbeschreibungen im Nominativ, Akkusativ, Dativ oder Genitiv.
1 2
D Neue Nationalgalerie (w.) beherbergt1 europäische Malerei und Plastik2 d 20. Jahrhundert (s.) von d klassischen Moderne (w.) bis zu Kunst (w.) d 60er Jahre (Pl.).
D Kunstgewerbemuseum (s.) ist das älteste sein Art (w.) in Deutschland. Es zeigt Kunsthandwerk vo Mittelalter (s.) bis zu Gegenwart3 (w.).
3
Verstehenshilfen:
1 beherbergen huisvesten
2 die Plastik de beeldhouwkunst
D Berliner Musikinstrumenten-Museum (s.) sammelt und zeigt Musikinstrumente d europäischen Kunstmusik (w.) vo 16. bis zu 21. Jahrhundert (s.).
D Bestand4 d Musikinstrumenten-Museum (s.) umfasst ca. 3300 Instrumente. In der Ausstellung können rund 800 dies Instrumente (Pl.) bewundert werden.
3 die Gegenwart het heden 4 der Bestand de collectie
Er zijn in het Duits negen Wechselpräpositionen. Deze voorzetsels worden ofwel met de accusatief (NESE), ofwel met de datief (MRMN) gecombineerd:
Wohin?
auf hinter über neben
zwischen vor unter
Worden deze voorzetsels gevolgd door een plaats en geeft de zin antwoord op de vraag wohin?, dan gebruik je een accusatief na het wisselvoorzetsel.
Het werkwoord drukt in dat geval een beweging of een verplaatsing uit:
z. B. Wohin gehst du?
Ich gehe in diE Schule
Andere voorbeelden van bewegingswerkwoorden zijn stellen en legen.
Sommige voorzetsels worden samengetrokken met het lidwoord dat erop volgt: in + daS = inS an + daS = anS auf + daS = aufS
Wo?
auf hinter über neben an zwischen vor unter
Worden deze voorzetsels gevolgd door een plaats en kun je daarbij de vraag wo? stellen, dan gebruik je ze met de datief.
Het werkwoord drukt in dat geval een toestand uit:
z. B. Wo bist du gerade?
Ich bin noch in deR Schule.
Andere voorbeelden van toestandswerkwoorden zijn stehen, liegen en sitzen.
Sommige voorzetsels worden samengetrokken met het lidwoord dat erop volgt: in + deM = iM an + deM = aM
a Lies die Fragen. Wähle eine der beiden Möglichkeiten.
Wohin würdest du am liebsten gehen?
1 ☐ ins Museum ☐ auf den Flohmarkt
2 ☐ in einen Imbiss ☐ in ein schickes Restaurant
3 ☐ ins Kino
ins Theater
4 ☐ in einen Freizeitpark ☐ auf ein Festival
Wo verbringst du deine Zeit am liebsten?
1 ☐ im Museum ☐ in der Natur
2 ☐ auf einer einsamen Insel
3 ☐ vor dem Computer
4 ☐ im Fitnesscenter
in einer großen Stadt
vor dem Fernseher
im Stadion
b Arbeitet zu zweit. Stellt einander Fragen. Verwendet den Wortschatz aus Übung 3a.
z . B. Wohin würdest du am liebsten gehen: ins Museum oder auf den Flohmarkt?
Ich würde am liebsten ins Museum gehen. Und du?
Ich auch.
z. B. Wo verbringst du deine Zeit am liebsten: im Museum oder in der Natur?
Ich verbringe meine Zeit am liebsten im Museum. Und du?
Ich nicht, ich verbringe meine Zeit lieber in der Natur.
c Ergänze die Sätze.
1 Das Museum liegt in d… Nähe (w.) der Innenstadt.
2 Gehen wir in d… Cafeteria (w.), um einen Kaffee zu trinken?
3 Auf d… Lageplan (m.) finden Sie eine Übersicht des Museumgeländes.
4 Darf ich meinen Hund in d… Ausstellung (w.) mitnehmen?
5 Auf d… Parkplatz (m.) können Sie Ihr Auto parken und für Ihr Fahrrad ist Platz in d… Tiefgarage (w.), die sich unter d… Museum (s.) befindet.
6 Blättern Sie doch einmal in unser… Museumsführer (m.)!
7 War tet ihr hier mal kurz? Ich gehe schnell auf d… Toilette (w.).
8 Der Aufzug i… Foyer (s.) führt Sie in d… dritten Stock (m.).
9 In jed… Aufzug (m.) befindet sich ein Notrufknopf.
10 Melden Sie sich vor Beginn der Führung a… Empfangsschalter (m.).
11 Es ist nicht erlaubt, Essen und Trinken in… Museum (s.) mitzunehmen.
12 Sobald Sie Ihren Fuß in… Museum (s.) setzen, tauchen Sie in d… Geschichte (w.) unserer Stadt ein.
13 In unser… Museum (s.) bezahlen Sie bargeldlos – sowohl a… Ticketschalter (m.) als auch i… Shop (m.).
14 Der Höhepunkt der Ausstellung liegt in d… zweiten Etage (w.).
15 Ein Führer nimmt Sie mit auf ein… abenteuerliche Tour (w.) durch das Museum.
Frage nach den Informationen, die fehlen. Benutze die Redemittel aus Übung 2.1c.
PergamonmuseumStädel MuseumMuseum Ludwig
Öffnungszeiten
Besuchsdauer
ca. 2-3 Stunden
Di., Mi., Fr., Sa., So. 10.00 – 18.00 Uhr
Do. 10.00 – 21.00 Uhr
Letzter Einlass 17.30 Uhr bzw. 20.30 Uhr
ca. 2 Stunden
Eintrittspreis 19 € – 9,50 € ermäßigt 12 € – 8 € ermäßigt
Gruppenführungen ja, auch in Fremdsprachen
SCHON FERTIG?
Besucht die Website eines deutschen Museums. Stellt euch gegenseitig die Fragen aus Übung 2.1c (Seite 67) und sucht jeweils die Antwort auf der Website.
2 Rebus
Löse das Bilderrätsel. Welche Frage wird gestellt?
1 Verstecke zuerst den Piratenschatz. Zeichne dazu ein Kreuz auf der Schatzkarte. Sorge dafür, dass dein Partner / deine Partnerin den Ort, wo der Schatz versteckt ist, nicht sehen kann.
2 Stellt euch gegenseitig Fragen und versucht, den Schatz des Partners / der Partnerin zu finden.
z. B. Liegt der Schatz im Gebirge?
Nein, da liegt er leider nicht.
z. B. Hast du deinen Schatz hinter dem Gebirge versteckt?
Ja, du hast ihn gefunden!
3 Das Spiel ist zu Ende, wenn ein Spieler den Schatz gefunden hat.
M Wald – Bauernhof – See – Fluss – Grill – Steg – Wal
W Brücke – Wiese – Wüste
S Gebirge – Meer – Piratenschiff – Haus – Rettungsboot
P Fische
1 360°-Reise durch Berlin
a Hör dir das Audio an. Beantworte die Fragen und ergänze die fehlenden Informationen.
1 ist das Wahrzeichen Berlins.
2 ist der Sitz des deutschen Bundestages. Dieses Gebäude ist eins der meistbesuchten Sehenswürdigkeiten Berlins.
3 Welcher Fluss fließt durch Berlin?
4 Welche Museen der Museumsinsel werden erwähnt?
• • • Seit zählt die Museumsinsel zum UNESCO-
5 Auf dem Hackeschen Markt gibt es viele außergewöhnliche Auch am Breitscheidplatz kann man shoppen. Hier gibt es das , in dem es Pop-up-Stores gibt, und die Gedächtniskirche, ein
6 Das östliche Zentrum Berlins ist der mit dem Fernsehturm, einem weiteren Wahrzeichen der Stadt.
7 In der Friedrichstraße befand sich damals der bekannteste Grenzübergang –.
8 Die ist ein Reststück der Berliner Mauer.
9 Der Gendarmenmarkt entstand .
b Entdecke jetzt Berlin!
auf dem Smartphone
#360Video: Berlins schönste Plätze | Check-in
- Öffne die YouTube-App und suche nach dem Video mit dem oben genannten Titel.
- Laufe im Klassenraum herum und bewege dein Smartphone in alle Richtungen, um Berlin zu erkunden.
- Benutze (In-Ear-)Kopfhörer, um dir die Erklärung noch einmal anzuhören. auf dem Laptop
- Geh auf YouTube und klicke das Video mit dem oben genannten Titel an.
- Mit der linken Maustaste kannst du das Video in alle Richtungen bewegen.
- Benutze (In-Ear-)Kopfhörer, um dir die Erklärung noch einmal anzuhören.
Hör dir das Lied an und lies den Liedtext. Beantworte danach die Fragen.
Jede Erinnerung wird abgespeichert, wird nachts prozessiert, gut wegsortiert, damit Du es leicht hast.
Jede Erinnerung ist Teil Deines Selbst, das Du durch jeden Deiner Gedanken selber erstellst.
Jetzt stell Dir vor, am Ende Deines Lebens ist ein Museum, was Dir Dein ganzes Leben zeigt.
Ja stell Dir vor, am Ende Deines Lebens siehst Du eingerahmte Bilder Deiner Zeit
War heut‘ ein Museumstag mit Bildern von Dir?
Warst Du heute glücklich, hast Du heut‘ gelacht und was Neues probiert?
War heut‘ ein Museumstag mit Bildern von Dir?
Warst Du heute dankbar, hast Du heut‘ geliebt, warst Du fasziniert?
Du bist ein Wunder, lass mich erklären: Du bist am Leben, kannst Dich bewegen und Sprachen erlernen.
Ganz von alleine atmest Du ein und jeder Herzschlag gibt Dir die Chance, Du selber zu sein.
Jetzt stell Dir vor, am Ende Deines Lebens siehst Du eingerahmte Bilder Deiner Zeit.
Refrain
Ein Kuss am Morgen auf Deine Stirn, wie Deine Hände langsam die Enden von meinen berühr’n.
All die Momente, so klein sie auch scheinen, werden am Ende die größten Gemälde der Ausstellung sein.
Jetzt stell dir vor, am Ende Deines Lebens ist ein Museum, was Dir Dein ganzes Leben zeigt.
1 Wann k ann man das Museum aus dem Lied besuchen?
2 Was kann man in diesem Museum alles sehen?
3 Was für Wörter werden mit dem Museumstag assoziiert? Kreuze an.
☐ negative Wörter ☐ neutrale Wörter ☐ positive Wörter
Gib einige Beispiele:
4 Welche schönen Erinnerungen hast du schon für dein eigenes Museum gesammelt? Zeige ein tolles Bild auf deinem Smartphone und sage dazu einige Worte.
3 Gedicht: Marlen Pelny – Das Bild in dem Bild in dem Bild in dem Bild
a Lies das Gedicht.
1 Markiere die Wörter, die du mit (dem Festhalten) der Vergangenheit assoziierst.
2 Schlage unbekannte Wörter in einem Wörterbuch nach.
wir entwirren unser Gedächtnis nach brauchbaren Spuren seiner Funktion wir atmen sehr deutlich unserem Gegenüber ins Ohr wir fahren mit geöffneten Händen in unsere Kindheitserinnerungen schließen das Fenster, kochen das Wasser summen immer denselben Ton und da ist es auch schon: das Bild in dem Bild in dem Bild in dem Bild wir packen es ein und gleich wieder aus es ist verblichen, wir erscheinen noch blasser alles in allem, wir in diesem Haus sind Negative und schwimmen im Wasser bis zur nächsten Station
3 Was hältst du vom Gedicht? Benutze die Redemittel.
Ich mag das Gedicht (nicht).
über Gedichte sprechen
Ich finde das Gedicht schön • interessant • eindrucksvoll • berührend • stimmungsvoll • musikalisch • komisch • unverständlich • schwierig • zeitlos.
Bei diesem Gedicht bekomme ich Gänsehaut.
Das Gedicht regt mich zum Nachdenken an.
Ich verstehe nicht so gut, was der Autor / die Autorin mit dem Gedicht meint.
Die Sprache im Gedicht ist einfach • schwierig.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen oder kreuze an.
1 Wie wird unser Gedächtnis im Video dargestellt?
2 Was archivieren wir darin?
3 Was passiert mit dem alten Buch, wenn es um Kindheitserinnerungen geht? Es blättert ☐ vorwärts. ☐ rückwärts.
4 Wofür könnte das Buch folglich stehen?
5 Zu welcher Gedichtzeile passt die Musik im Video?
6 Was hältst du von der Verfilmung des Gedichts? Begründe deine Meinung.
Marlen Pelny (1981) arbeitet in Berlin und Leipzig als freie Musikerin und Lyrikerin. Sie gründete die Literaturgruppe augenpost mit, die Gedichte in die Straßen verschiedener deutscher Städte plakatierte. Daneben brachte augenpost Gedichte auf Postkarten unter die Menschen.
4 Ulf K. & Bertolt Brecht – Geschichten vom Herrn Keuner: Form und Stoff
a Sieh dir den Comic an und beantworte die Fragen.
Quelle: Ulf K., Bertolt Brecht - Geschichten vom Herrn Keuner
Verstehenshilfen:
1 die Bemühung de inspanning
2 der Gär tner de tuinman
3 der Lorbeerbaum de laurier
1 Im Museum sehen wir an der Wand ein mit geometrischen Figuren. Man k ann ☐ leicht erkennen, was genau darauf zu sehen ist.
☐ schwer
2 Herr Keuner hat früher bei einem Gärtner gearbeitet. Er musste dann mal einen Baum beschneiden. In dieser Situation …
• ist der Stoff ein und die Form eine .
• ist der Baum am Ende fast ganz .
3 Überlegt zu zweit:
• Was haben die Wörter „Form“ und „Stoff“ wohl mit Kunst zu tun?
• Was könnte der Satz: „… bei der Bemühung um die Form geht der Stoff verloren“ bedeuten?
b Der Comic basiert auf einer Parabel von Bertolt Brecht. Lies jetzt den Originaltext aus den Geschichtenvom Herrn Keuner.
Eine Parabel ist eine Geschichte mit einer moralischen Botschaft.
Form und Stoff
Herr K. betrachtete ein Gemälde, das einigen Gegenständen eine sehr eigenwillige Form verlieh. Er sagte: „Einigen Künstlern geht es, wenn sie die Welt betrachten, wie vielen Philosophen. Bei der Bemühung um die Form geht der Stoff verloren. Ich arbeitete einmal bei einem Gärtner. Er händigte1 mir eine Gartenschere aus und hieß mich einen Lorbeerbaum beschneiden. Der Baum stand in einem Topf2 und wurde zu Festlichkeiten ausgeliehen. Dazu mußte er die Form einer Kugel haben. Ich begann sogleich mit dem Abschneiden der wilden Triebe3, aber wie sehr ich mich auch mühte, die Kugelform zu erreichen, es wollte mir lange nicht gelingen. Einmal hatte ich auf der einen, einmal auf der anderen Seite zu viel weggestutzt4. Als es endlich eine Kugel geworden war, war die Kugel sehr klein. Der Gärtner sagte enttäuscht: „Gut, das ist die Kugel, aber wo ist der Lorbeer?“
Quelle: Bertolt Brecht – Geschichten vom Herrn Keuner
Verstehenshilfen:
1 aushändigen overhandigen
2 der Topf de pot
3 die Triebe de takjes 4 wegstutzen wegsnijden
c Womit verbindest du die Wörter Form und Stoff, wenn man sie auf Menschen bezieht?
• die Form:
• der Stoff :
d Was ist die Bedeutung dieser Parabel deiner Meinung nach? Kreuze an.
☐ Was einfach aussieht, ist nicht immer leicht.
☐ Man soll sich weniger auf das Äußere bzw. das Oberflächliche fokussieren.
☐ Man muss die Arbeit von Fachleuten schätzen.
☐ Man sollte andere Menschen so akzeptieren, wie sie sind, ohne sie verändern zu wollen.
Bertolt Brecht (1898 - 1956) war ein erfolgreicher deutscher Lyriker und Dramatiker. Er schrieb u. a. die Opern Mutter Courage und ihre Kinder und Die Dreigroschenoper und war politisch sehr engagiert. Er erfand auch den „Verfremdungseffekt“: Für die Zuschauer musste zu jeder Zeit klar sein, dass sie ein Theaterstück sehen, sie durften sich nicht in die Darsteller hineinversetzen.
derBesucher Besucher
Wie viele Besucher gab es während der Museumsnacht? bezoeker
derGegenstand GegenständeDieser Gegenstand ist schon sehr alt. voorwerp
dieAusstellung Ausstellungen
die Büste Büsten
dieFührung Führungen
dieGeschichte
Es gibt diesen Monat eine Ausstellung über die Inkas. tentoonstelling
Die Büste der Königin Nofretete ist weltberühmt. buste
Wir haben eine Führung mit einem Guide gemacht. rondleiding
Ich interessiere mich für Geschichte. geschiedenis die Kunst
Er liebt die Kunst von Gustav Klimt. kunst die Maske Masken
dieSammlung Sammlungen
Diese Maske aus Afrika ist atemberaubend. masker
Die Sammlung des Museums ist eine wahre Schatzkammer. collectie, verzameling die Skulptur Skulpturen„Der Denker“ ist eine Skulptur von Rodin. beeld(houwwerk)
dieVeranstaltung Veranstaltungen
Diese Veranstaltung wird jedes Jahr organisiert. evenement
dieZeichnung ZeichnungenDas Kind hat eine Zeichnung gemacht. tekening das Gemälde Gemälde Von welchem Künstler ist dieses Gemälde? schilderij das Manuskript Manuskripte Die alten Manuskripte stammen aus dem Mittelalter. manuscript das Museum Museen Geht ihr oft ins Museum? museum
anziehen zieht an, hat angezogen
Die Buchmesse zieht viele begeisterte Literaturfans an. aantrekken besuchen besucht Ich habe das Atomium noch nie besucht. bezoeken dazulernenlernt dazu Wir haben in der Ausstellung viel dazugelernt. bijleren sich interessieren für interessiert sich fürHelena interessiert sich für Wissenschaft. zich interesseren voor
Ab ins Museum! 2
derAufzug Aufzüge
Nehmen wir den Aufzug oder die Treppe? lift derBesuch Besuche Vielen Dank für Ihren Besuch. bezoek
derEinlass
Der letzte Einlass ist eine halbe Stunde vor Schließung. toegang der Eintrittspreis Eintrittspreise
der Prospekt Prospekte
Der Eintrittspreis für das Museum beträgt 8 Euro. toegangsprijs
Alle Informationen findest du im Prospekt. folder derShop Shops Unser Shop hat bis 20 Uhr geöffnet. shop Museumsshop Museumsshops Im Museumsshop können Sie tolle Souvenirs kaufen. museumsshop
derStil Stile
Der Stil dieses Künstlers gefällt mir sehr! stijl
derStock
StockwerkeDie Toiletten befinden sich im ersten Stock. verdieping
dieAusstellung AusstellungenDie Ausstellung hat mich sehr inspiriert. tentoonstelling
Dauerausstellung
Sonderausstellung
dieDauer
Dauerausstellungen
Sonderausstellungen
Die Dauerausstellung umfasst etwa 90 Exponate. permanente tentoonstelling
Bis zum 21. Juli gibt es auch eine Sonderausstellung. wisselende tentoonstelling
Die Dauer des Films beträgt 75 Minuten. duur die Eintrittskarte Eintrittskarten
dieEtage
Etagen
Wir haben die Eintrittskarten im Voraus gekauft. toegangskaartje
Das Restaurant ist in der dritten Etage. verdieping dieFarbe Farben
dieFührung
In diesem Gemälde werden nur drei Farben benutzt. kleur
FührungenDie Führung dauert etwa eine Stunde. rondleiding
dieGarderobe Garderoben
Den Rucksack können Sie an der Garderobe abgeben. vestiaire
dieGruppe Gruppen Die Gruppe besteht aus 23 Teilnehmern. groep die Kasse Kassen
dieSchließung
dieTreppe Treppen
Die Souvenirs können Sie dort an der Kasse bezahlen. kassa
Tickets werden nur bis 30 Minuten vor Schließung des Museums verkauft. sluiting(stijd)
Diese Treppe hat 350 Stufen. trap
dieZeichnung ZeichnungenEr hat die Zeichnung mit Bleistift gemacht. tekening
das Foyer
Die Toiletten sind im Foyer. inkomhal
das Gemälde Gemälde Ist das kein Gemälde von Picasso? schilderij
das Geschoss Geschosse Wir wohnen im dritten Geschoss. verdieping
Erdgeschoss
Obergeschoss
Untergeschoss
Im Erdgeschoss finden Sie das Schwimmbad und die Sauna. benedenverdieping
Die Schlafzimmer sind im Obergeschoss. bovenverdieping
Die Garage ist im Untergeschoss. kelderverdieping
das Kunstwerk KunstwerkeGefällt dir das Kunstwerk? kunstwerk
das Schließfach SchließfächerMein Rucksack liegt in einem Schließfach. locker das Souvenir Souvenirs Im Museumsshop gibt es schöne Souvenirs. souvenir das Ticket Tickets Was kostet ein Ticket? ticket die Öffnungszeiten
Rufen Sie bitte während unserer Öffnungszeiten an. openingstijden dieWertsachen
Sie können Ihre Wertsachen an der Garderobe abgeben. waardevolle spullen abonnierenabonniert
Welche Zeitung habt ihr abonniert? zich abonneren op beurteilen beurteilt
Der blinde Mann hat den Museumsbesuch positiv beurteilt. beoordelen buchen bucht
Um 14 Uhr haben wir eine Führung gebucht. boeken einplanen plant ein
Wie viel Zeit sollen wir für unseren Besuch einplanen? inplannen
hören hört
Welche Musik hörst du gerne? horen, luisteren naar riechen riecht, hat gerochen Riechst du den Duft der Blumen? ruiken schmeckenschmeckt
Der Orangensaft schmeckt sauer. smaken sehen sieht, hat gesehen
Ich möchte gerne den letzten James BondFilm sehen. zien tasten tastet
Was fühlst du, wenn du tastest? voelen, aanraken barrierefrei
Viele Gebäude sind inzwischen barrierefrei. rolstoeltoegankelijk dunkel ↔ hell
Die Farben des Gemäldes sind sehr dunkel. donker ermäßigt
Für Studierende ist der Eintrittspreis ermäßigt. met korting farbig
Das Gemälde ist sehr farbig. kleurrijk geradeaus
Gehen Sie geradeaus bis zum Ende des Flurs. rechtdoor hässlich ↔ schön
hell ↔ dunkel
Mir gefällt diese Skulptur nicht, ich finde sie sogar hässlich. lelijk
Gelb und Orange sind helle Farben. helder, licht inbegriffen
Die Sonderausstellung ist leider nicht im Preis inbegriffen. inbegrepen komisch
Dieses Kunstwerk sieht komisch aus, so etwas habe ich noch nie gesehen. raar kostenlos
Der Eintritt ist für Kinder bis 12 Jahre kostenlos. gratis leuchtend
Leuchtende Farben sind in Mode. fel originell
Dieses Gemälde ist aber originell! origineel schön ↔ hässlich
Der Rucksack muss nicht schön, sondern praktisch sein. mooi sehbehindert
Es gibt Führungen für sehbehinderte Besucher. slechtziend
Schätze auf dem Dachboden 3
derDachboden Dachböden
Der Weihnachtsschmuck liegt auf dem Dachboden. zolder
derFlohmarkt FlohmärkteGehen wir am Samstag auf den Flohmarkt? rommelmarkt derGeldbeutel GeldbeutelEnergie sparen ist gut für den Geldbeutel. portemonnee der Wert
Das Gemälde hat einen Wert von ca. 64 Millionen Euro. waarde
derZustand
Die Spielsachen sind noch in gutem Zustand. toestand die Auktion Auktionen Er hat die Skulptur auf einer Auktion gekauft. veiling die Büste Büsten
dieFernsehsendung Fernsehsendungen
dieHerkunft
Die Büste befindet sich im Louvre. buste
Läuft die Fernsehsendung „Kunst + Krempel“ noch? tv-programma
Die Herkunft dieses Kunstwerks ist unbekannt. oorsprong die Tüte Tüten
Haben Sie vielleicht auch eine Tüte? zakje
die Umwelt
das Geschäft Geschäfte
das Holz
das Material Materialien
das Schmuckstück Schmuckstücke
das Schnäppchen Schnäppchen
das Zeug
die Daten
Secondhand ist gut für die Umwelt. milieu
Dieses Modell ist nicht mehr im Geschäft zu finden. winkel
Die Figur ist aus Holz geschnitzt. hout
Aus welchem Material ist das T-Shirt gemacht? materiaal
Sie hat das Schmuckstück von ihrer Mutter geerbt. sieraad
Nur 5 Euro? Das ist wirklich ein Schnäppchen! koopje
Wir verkaufen unser altes Zeug auf dem Flohmarkt. spullen
Ihre Daten werden nicht an Dritte weitergegeben. gegevens behalten behält, hat behalten
Willst du dieses alte Geschirr behalten oder verkaufen? houden, bewaren einpacken packt ein
Können Sie die Vase bitte einpacken? inpakken erben erbt
Er hat das Haus seiner Tante geerbt. erven erwarten erwartet
Ich hatte nicht erwartet, dass diese BarbiePuppen so viel wert sind! verwachten feilschen feilscht
Um einen niedrigeren Preis zu bekommen, muss man feilschen. afdingen
sammeln sammelt Sammelst du auch alte Videospiele? verzamelen stöbern stöbert Ich liebe es, auf Flohmärkten zu stöbern. rondneuzen verkaufen verkauft
alt ↔ neu
enttäuscht
erhältlich
günstig ↔ teuer
kitschig
überrascht
Hast du deine alten Platten heute verkauft? verkopen
Kannst du mit diesen alten Zeitschriften noch etwas anfangen? oud
Lisa ist enttäuscht, weil sie auf dem Flohmarkt nichts Interessantes gefunden hat. ontgoocheld
Diese Platte von Nena ist nicht mehr im Geschäft erhältlich. verkrijgbaar
Auf Flohmärkten kann man Kleidung günstig kaufen. voordelig
Alte Trainingsanzüge sind meistens sehr kitschig! kitscherig
Die Organisatoren waren von der hohen Besucherzahl überrascht. verrast wert
Diese Pokémon-Karten sind mehr wert als gedacht! waard
Wortschatz
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
vertellen over karaktereigenschappen; vertellen over wat iemand tot een goede vriend of vriendin maakt; iemands uiterlijk beschrijven; over lichaamsverzorging praten; je mening geven over schoonheidswedstrijden, tatoeages en piercings; meer vertellen over enkele clichés over Duitsers en over enkele Duitse festivals.
GRAMMATICA
het betrekkelijk voornaamwoord het bijvoeglijk naamwoord
WOORDENSCHAT
karaktereigenschappen
het uiterlijk vriendschap lichaamsverzorging
ONLINE LEERPADEN
Charaktereigenschaften
das Relativpronomen das Aussehen die A djektivdeklination
a Lies den Artikel und ergänze die Eigenschaften. regelorientiert humorlos distanziert geschichtsbewusst pünktlich
Wie wirken die Deutschen auf Ausländer?
Drei KorrespondentInnen ausländischer Medien in Berlin beschreiben ihre liebsten Klischees.
Carlotta Amedoro berichtet für die italienische Zeitung „La Repubblica“ aus Berlin
Deutsche sind
Außer der Deutschen Bahn und dem Bau des Berliner Flughafens. Unsere Schadenfreude1 da nimmt kein Ende und wir machen oft Vergleiche mit der ewigen Baustelle der Autobahn SalernoReggio Calabria. Aber allgemein stimmt es: Deutsch heißt „nach Plan“ und das ist toll. Zumindest für eine Italienerin, die in chronischer Unpünktlichkeit aufgewachsen ist.
Deutsche sind auch
Vielleicht liegt das daran, dass in vielen deutschen
Kulturen der pädagogische Ansatz2 dominiert, was dazu führen kann, dass Ironie nicht gut verstanden oder akzeptiert wird. Aber wer länger in Deutschland lebt, lernt auch auf Deutsch zu lachen, beispielsweise mit Loriot, einem der bekanntesten deutschen Humoristen. Der ist so deutsch, dass man ihn nicht übersetzen kann.
Alex Gruber, Korrespondent des Österreichischen Rundfunks ORF in Berlin
Deutsche sind Wenn es eine Sache gibt, die ich während meiner Zeit in Deutschland gelernt habe, ist es diese: Leg3 dich nicht mit deutschen Regeln an, und frag vor allem nie: „Warum?“ Denn die Antwort lautet immer: „So ist es halt.“ Die Deutschen lieben ihre Strukturen und können sich nicht vorstellen, Dinge etwas anders zu machen, als das Regelwerk vorschreibt.
Deutsche sind auch
Die Deutschen mögen ihren persönlichen Raum. Sie haben den besten und festesten Händedruck, auch die Frauen, aber wenn du es mit einer Umarmung und einen Kuss auf die Wange versuchst, können sie sich in einen Stein verwandeln. Wenn ein Deutscher dich aber als Freund ansieht, dann gilt das für das ganze Leben. Manche meiner besten Freunde sind Deutsche.
Rebecca Smith, amerikanische Korrespondentin für die Nachrichtenagentur AFP
Deutsche sind
Ein schönes Wort, das es im Englischen so gar nicht gibt. Mein Weg zur Arbeit führt mich durch eine Landschaft der Erinnerung: Denkmäler, Tafeln, Gedenkstätten. All diese Mahnmale4 werden von Anwohnern und Schulklassen bewusst wahrgenommen. Die Last der Geschichte ist enorm hier, besonders in Berlin, aber die sorgfältige Pflege5 der Erinnerung hat ein Land geschaffen, das in der Lage ist, mit sich und der Welt in Frieden zu leben.
Nach: spiegel.de
Verstehenshilfen:
1 die Schadenfreude het leedvermaak
2 der Ansatz de aanpak
3 sich anlegen mit zich bemoeien met
4 das Mahnmal het gedenkteken
5 die Pf lege de zorg, de aandacht
b Sind die Aussagen richtig oder falsch? Kreuze an und begründe deine Antwort.
Eine/r der KorrespondentInnen sagt, dass … richtigfalsch
1 … sich die Deutschen immer an die Regeln halten.
2 … in Deutschland nicht alles und jeder pünktlich ist.
3 … man einen Deutschen besser nicht umarmt.
4 … sich die Deutschen zu wenig mit der Vergangenheit beschäftigen.
Das Denkmal für die ermordeten Juden Europas mitten in Berlin ist die zentrale Holocaustgedenkstätte Deutschlands. Es ist ein Ort der Erinnerung und des Gedenkens an die bis zu sechs Millionen jüdischen Opfer des Holocaust. Es wurde am 10. Mai 2005 feierlich eröffnet. Das Denkmal besteht aus dem von Peter Eisenman entworfenen Stelenfeld und dem unterirdisch gelegenen Ort der Information
a Sieh dir die Eigenschaften an. Schlage die Wörter nach, die du nicht kennst.
☐ die Sparsamkeit ☐ die Sauberkeit ☐ die Humorlosigkeit ☐ die Genauigkeit ☐ die Pünktlichkeit ☐ die Ordentlichkeit ☐ die Hilfsbereitschaft ☐ die Gemütlichkeit ☐ die Disziplin ☐ die Ehrlichkeit ☐ die Höflichkeit ☐ die Zuverlässigkeit ☐ der Fleiß ☐ die Direktheit ☐ das Pflichtbewusstsein ☐ der Gehorsam
TIPP Wörter auf -ung, -heit, -keit und -schaft sind immer weiblich.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Kreuze in Übung 2a an, welche Eigenschaften die Befragten als „typisch deutsch“ erfahren.
2 Was finden die Befragten und der Interviewer neben den Eigenschaften noch „typisch deutsch“?
c Lies den Text und sieh dir die Cartoons von Fernandez an. Beantworte dann die Fragen.
Der deutsche Cartoonist Fernandez macht Cartoons über Klischees seiner Landsleute. Er teilt sie auf Social Media mit den Titeln „Verstehen Sie Deutsch?“ und „That’s so German...”. Auch auf seiner persönlichen Website www.gegen-den-strich.com findet man viele Cartoons. Fernandez spottet über typische Verhaltensweisen und Vorlieben der Deutschen. 1 3 4 2
1 Beschreibe, was du auf jedem Cartoon siehst. z. B. Auf dem ersten Cartoon sehe ich einen Mann. Er telefoniert mit …
2 Welche „typisch deutschen“ Eigenschaften aus Übung 2a sind in den Cartoons dargestellt?
d Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wie viele Deutsche gibt es insgesamt?
2 Erkläre, was Herr Jockusch beruflich macht.
3 Welche Eigenschaften sind für viele typisch deutsch?
4 Was hält Herr Jockusch selber für typisch deutsch?
5 Was hat noch einen hohen Stellenwert für die Deutschen und warum?
6 Notiere mindestens vier Regeln, die die Befragten für Gartenzwerge aufgestellt haben.
3 Und wie bist du?
a Sieh dir die Wor twolke an und ergänze die passenden Adjektive.
höflich
über Charaktereigenschaften sprechen Ich bin …
☐ sparsam, weil ich nicht viel Geld ausgebe.
☐ ganz
. In meinem Zimmer hat alles einen festen Platz.
☐ . Im Bus biete ich älteren Leuten meinen Platz an.
☐ nicht sehr , sondern genieße ein entspanntes Leben.
☐ sehr , denn ich trainiere regelmäßig und intensiv.
☐ und sage meinen Freunden immer die Wahrheit.
☐ und gebe regelmäßig (viel) Trinkgeld.
☐ immer . Ich hasse es, wenn andere Leute zu spät kommen.
☐ sehr , weil es mir wichtig ist, anderen Leuten zu helfen.
☐ ab und zu . Ich liege dann den ganzen Tag auf dem Sofa und schaue Netflix.
☐ . Ich fürchte mich zum Beispiel im Dunkeln.
☐ ziemlich
. Ich melde mich nur selten im Unterricht.
b Hör dir jetzt das Audio an und kontrolliere deine Antworten.
c Suche das Gegenteil in der Wortwolke. Schlage die Wörter eventuell im Wortschatzmodul nach.
• faul
• mutig
• unvorsichtig
• schüchtern
• witzig
• großzügig
• optimistisch
• unsportlich spontan pessimistisch hilfsbereit ernst aufgeschlossen geizig langweilig fleißig oberflächlich stur sparsam witzig großzügig sportlich zuverlässig mutig verantwortungsvoll ängstlich feige zuversichtlich kreativ leidenschaftlich vorsichtig pünktlich schüchtern faul arrogant ehrlich
TIPP
Lerne von einem Adjektiv auch das Antonym (= Gegenteil).
Man benutzt oft die Vorsilbe un-, wenn jemand etwas nicht ist oder eine bestimmte Eigenschaft nicht hat, z. B. höflich ↔ unhöflich.
d Kreuze in Übung 3a an, was auf dich zutrifft.
e Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig Fragen über eure Charaktereigenschaften.
z. B. Was für eine Person bist du?
Ich bin offen. Ich sage, was ich denke. Und du?
Ich bin kreativ. Ich fotografiere und zeichne gerne.
Bist du auch fleißig?
Ja. • Nein. • Manchmal. • Meistens. • Nur selten. Und du?
Ich auch (nicht). • Ich schon.
SCHON FERTIG?
Arbeitet zu zweit. Beschreibt euren besten Freund / eure beste Freundin.
a Sieh dir das Video an und ergänze die Aussagen.
Jocelyn
In einer guten Freundschaft ist man füreinander da. Man ist zueinander. Man :
Das heißt, dass man auch kann, um für seine Freunde da zu sein. Man zeigt ihnen, dass man sie . Ryanne
In einer guten Freundschaft kann man immer den anderen und miteinander sprechen, wenn man ein hat.
Livio Man kann anbringen, ohne dass man es oder böse nimmt. So lernt man voneinander. Wenn man dafür nicht ist, finde ich es eine verklemmte Freundschaft.
Franziska
Eine gute Freundschaft macht definitiv aus. Wenn es mir schlecht geht, ist diese Person für mich da, wenn ich sie oder . Sie mich auch.
Lisa Man soll aneinander nicht verlieren. Man auch mal , wie es einem geht. Das wünscht man sich auch für sich selber. Man schaut, wie man kann und zusammen .
Hildegard
Bei einer guten Freundschaft ist es besonders wichtig, dass man gegenseitig und füreinander da ist. Die Freundschaft muss auch
b Arbeitet zu zweit. Was macht einen guten Freund / eine gute Freundin für euch aus?
über Freundschaften sprechen
Ein guter Freund / Eine gute Freundin ist jemand, …
• der mir immer zuhör t.
• der mir offen und ehrlich die Wahrheit sagt.
• der immer Zeit für mich hat.
• der meine Meinung respektiert.
• für den ich immer da bin.
• mit dem ich viel gemeinsam unternehme.
• für den ich alles tun würde.
• mit dem ich über alles sprechen kann.
• mit dem ich auch mal streiten kann.
• bei dem ich meine Gefühle zeigen kann.
Das Relativpronomen
z. B. Ein guter Freund ist jemand, der mich versteht.
Ein guter Freund ist jemand, den man auch in der Nacht anrufen kann. Ein guter Freund ist jemand, dem man alles sagen kann. S. 129
Charaktereigenschaften beschreiben
Arbeitet zu zweit. Berichtet über die Charaktereigenschaften einiger Personen aus eurer Familie.
Suche ein Bild einer Person im Internet. Schreibe einen kurzen Steckbrief mit fiktiven Daten zu dieser Person (Alter, Beruf, Hobbys, Charaktereigenschaften …).
c Lies den Text und beantworte die Fragen oder ergänze.
Der Psychologe Moritz Daum teilt in einem exklusiven Einblick seine Erkenntnisse über Freundschaften unter Jugendlichen. Er erklärt, wie man eine eine gute Freundschaft aufbauen kann.
Als Psychologe hat Daum das Privileg, tief in die Welt der Jugendfreundschaften einzutauchen. Die Pubertät ist eine entscheidende Phase, in der diese Beziehungen stark beeinflusst werden. Jugendliche stellen höhere Anforderungen1 an Freundschaften; sie erwarten mehr Engagement, und das zu Recht, meint Daum. Der Prozess des Freundschaftsaufbaus ist jedoch nicht einfach, da Vertrauen nicht von heute auf morgen entsteht. In dieser Lebensphase, in der man sich sehr verändert, sind Freundschaften fragiler, behauptet er.
Der Psychologe erzählt Jugendlichen immer, dass die Anzahl der Freunde weniger wichtig ist als die Qualität der Freundschaften. Die Tiefe der Beziehungen ist entscheidend. Er betont gerne, dass wenige, vertrauensvolle Freundschaften mehr wert sind als oberflächliche Bekanntschaften.
Geschlechtsspezifische Unterschiede spielen Daums Meinung nach auch eine wichtige Rolle. Mädchen neigen zu intensiveren Beziehungen zu Freundinnen, was dazu führen könnte, dass Krisen dramatischer erlebt werden. Im Gegensatz dazu sind Jungenfreundschaften oft oberflächlicher, aber auch widerstandsfähiger2 gegenüber Konflikten.
Die Grundlagen für den Aufbau einer guten Freundschaft sind Offenheit und Ähnlichkeiten3 zwischen den Individuen, so Daum. Das Verständnis für Gemeinsamkeiten, sei es in der Persönlichkeit oder den Interessen, fördert4 den Aufbau von Vertrauen.
Auch die Rolle von Social Media ist nicht zu unterschätzen. Obwohl soziale Medien helfen könnten, bestimmte Dinge schriftlich auszuprobieren, bergen sie auch Gefahren, insbesondere in Bezug auf die Hemmschwelle5, online jemanden zu beleidigen. Was die Überwindung von Freundschaftskrisen angeht, gibt es – Daums Meinung nach –kein Geheimrezept. Menschen ändern sich ihr ganzes Leben lang. In schweren Zeiten sind Vertrauen und Verständnis besonders wichtig.
Verstehenshilfen:
1 die Anforderung de eis
2 widerstandsfähig veerkrachtig
3 die Ähnlichkeit de gelijkenis
4 fördern stimuleren
5 die Hemmschwelle de drempel
1 Warum sind Freundschaften in der Pubertät oft nicht so stabil?
2 Worin unterscheiden sich laut Moritz Daum Mädchenfreundschaften von Jungenfreundschaften?
3 Daum behauptet, dass Freundschaften unter Mädchen und Jungen anders funktionieren. Äußere deine Meinung dazu.
z. B. Es stimmt (nicht), dass …
Ich finde seine Aussage interessant • überzeugend • stereotyp • kontrovers, weil …
4 Ergänze die Lücken mit einem Wort aus dem Text.
Um eine gute Freundschaft zu entwickeln, braucht man und . Nur so baut man in die andere Person auf.
5 Was sind die Vor- und Nachteile von Social Media bei Freundschaften?
6 Markiere im Text, wie man – laut Moritz Daum – Konflikte in einer Freundschaft lösen kann.
Erstellt mit der ganzen Klasse eine Nachrichtenwand.
☐ Schreibt den Namen von jeder Person aus der Klasse und der Lehrkraft auf einen Umschlag.
☐ Hängt die Umschläge hinten in der Klasse auf.
☐ Jede Person schreibt mindestens 5 anderen SchülerInnen und der Lehrkraft eine kurze Nachricht.
In jeder Nachricht …
• beschreibst du, was die jeweilige Person gut kann;
• beschreibst du die guten Charaktereigenschaften dieser Person;
• machst du der jeweiligen Person ein Kompliment.
☐ Poste deine Nachrichten.
5 Du siehst gut aus 5.1 Personenbeschreibungen
a Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Worüber haben die Interviewer die Leute auf der Straße befragt?
2 Lies die Personenbeschreibungen und korrigiere die Fehler.
Person 1: Der Mann ist 1,86 Meter groß. Er hat kurzes, blondes Haar. Er hat ein blaues und ein grünes Auge. Er ist eher kräftig.
Person 2: Die Frau hat ein rundes Gesicht und große Augen. Sie trägt eine graue Jeans und einen schwarzen Schal.
Person 3: Die Frau hat sehr lange, blonde Haare. Sie hat eine helle Haut und dunkelbraune Augen. Sie hat eine kleine Stupsnase und relativ schmale Lippen.
b Ordne die Beschreibungen auf der nächsten Seite dem Bild zu.
Sie ist klein. Sie hat ein schönes Lächeln. Sie hat lange und glatte schwarze Haare. Sie trägt ein rotes T-Shirt und eine blaue Jeanshose.
Er ist nicht so groß . Er hat sehr kurze , dunkle Haare und trägt ein weißes T-Shirt. Er sieht nett aus.
Sie hat ein ovales Gesicht, eine helle Haut und rotbraune Haare. Sie trägt ein hellblaues, langärmeliges T-Shirt und eine dunkle Hose.
Er ist sehr groß. Er hat kurze Locken und eine dunkle Haut. Er trägt ein weißes T-Shirt und eine dunkelgrüne Hose. Er sieht etwas unsicher aus.
Er ist groß, hat einen Vollbart und dunkle Haare. Er trägt eine Brille und ein blaues Hemd.
Sie hat eine getönte Haut und schulterlange Haare. Sie trägt ein weißes T-Shirt und eine hellblaue Jeanshose. Sie sieht etwas schüchtern aus.
Er hat kurze, braune Haare und trägt ein blaues T-Shirt. Er macht einen sympathischen Eindruck.
c Markiere alle Adjektive in den Beschreibungen.
die Adjektivdeklination
z. B. Siehst du das Mädchen mit dem roten Rock? Er trägt ein weißes T-Shirt und eine schwarze Hose. S. 126
d Arbeitet zu zweit. Wählt eine Person aus der Klasse aus und beschreibt sie. Wer ist das?
z. B. Meine Person hat blonde Haare. Sie trägt einen grünen Pulli … Ist es Ida?
Nein. Und die Person hat braune Augen. Sie trägt eine dunkelblaue Hose …
das Aussehen beschreiben
Ich bin 1,66 Meter groß und wiege 65 Kilo.
Ich habe blaue • braune • grüne Augen.
Er hat eine breite Nase • eine Stupsnase.
Sie hat volle • schmale Lippen.
Er hat ein rundes • ovales Gesicht.
Er hat blonde • schwarze • braune • rote • graue • dunkle • helle Haare.
Sie hat lange • kurze • lockige • glatte Haare.
Auffällig ist, dass er ein Muttermal • Sommersprossen • eine Narbe hat.
Er hat einen Bart • Dreitagebart • Vollbart • Schnurrbart • eine Glatze.
Sie trägt eine Brille • eine Kette • ein Armband • einen Ring • eine Uhr.
Sie trägt ein gelbes T-Shirt, eine blaue Hose und einen schwarzen Mantel.
Ich finde ihn/sie sehr schön • hübsch • attraktiv.
Ich finde, sie macht einen sympathischen • netten • freundlichen Eindruck.
Führe ein Chatgespräch mit einem KI-Bildgenerator nach Wahl (z. B. Copilot).
☐ Beschreibe möglichst genau, wie du aussiehst. Benutze dazu die Redemittel.
• Wie sehen deine Augen, Lippen, Haare … aus?
• Welche Kleidung trägst du im Moment?
• Welchen Schmuck trägst du?
☐ Bitte die künstliche Intelligenz darum, ein Bild oder einen Avatar zu dieser Beschreibung zu erstellen.
☐ Schicke deiner Lehrkraft deine Beschreibung und das Bild des Bildgenerators zu.
eine Person beschreiben
Mache die Übung auf iDiddit.
ODER DAS
Partnerspiel: eine Person zeichnen
Mache die Übung auf iDiddit.
5.2 Mama Klum
a Lies den Titel und sieh dir das Foto an. Beantworte die Frage mündlich. Kennst du dieses Model? Was verbindest du mit ihr?
b Lies den Text und beantworte die Fragen.
Seit Jahrzehnten ist sie ein internationaler Star. Kurz vor dem Finale der 18. Staffel von „Germany’s Next Topmodel“ feiert Heidi Klum ihren 50. Geburtstag. Rückblick auf eine beeindruckende Karriere.
Sie arbeitet in Deutschland und in den USA, ist beidseits des Atlantiks überaus prominent und darüber hinaus eine enorm erfolgreiche Geschäftsfrau.Heidi Klum führt ein Jetset-Leben als Superstar, vierfache Mutter und Designerin – und trotzdem hat die nun 50-Jährige keinerlei Ermüdungserscheinungen1 – zumindest sieht man ihr diese nicht an.
GNTM
Seit 2006 moderiert Heidi die Sendung „Germany’s Next Topmodel“ (kurz: GNTM) auf dem Privatsender ProSieben und Millionen Menschen schauen fasziniert zu. GNTM basiert auf dem US-amerikanischen Original, das Heidis Freundin Tyra Banks 2004 in New York City ins Leben rief. Heidis Ansagen sind bei GNTM gefürchtet, denn sie sagt den „GNTM-Mädels“ als “Model-Mama“ deutlich, wenn ihr etwas nicht gefällt. Aber sie strahlt genauso wie die Kandidatinnen, wenn ihre Mädchen eine gute Performance hinlegen.
Lob und Kritik
Heidi Klum stellt sich gerne als Selfmadefrau dar. Ihr Ruhm sei nicht vom Himmel gefallen, sondern das Ergebnis harter Arbeit, Selbstkontrolle und persönlicher Weiterentwicklung. Deutsche bewundern Heidi Klum allgemein alssmarte Geschäftsfrau, selbstbewusst und schlagfertig2. GNTM steht allerdings auch in der Kritik: „Germany’s Next Topmodel macht nicht etwa harmlose3 Unterhaltung, sondern verbreitet eine politische Botschaft: Das Ideal ist Unmündigkeit, die totale Unterwerfung unter eine Autorität“, schrieb die FAZ einmal. Eine Meinung, die viele Deutsche bis heute teilen.
Liebling der Boulevardpresse
Neben ihren Auftritten bei GNTM interessieren sich die Medien brennend für Heidis Privatleben. Bei aller Perfektion: Ihr turbulentes Liebesleben hat einen hohen Unterhaltungswert. Vor allem die deutschen Boulevardblätter sind voll damit. 2018 machte Heidi Klum Schlagzeilen mit ihrem damals neuen und weitaus jüngeren Freund, dem Tokio Hotel-Gitarristen Tom Kaulitz, den sie 2019 heiratete. Davor war sie mit dem Kunsthändler Vito Schnabel liiert, 13 Jahre jünger als sie. Mit ihrem Ex-Ehemann Seal hat sie drei Kinder, ihre älteste Tochter stammt aus einer früheren Beziehung.
Der Anfang
1992 hat alles begonnen: Heidi gewinnt einen deutschen Modelwettbewerb und landet auf den Titelseiten internationaler Modemagazine. In den USA sorgt sie 1998 auf dem Cover der Bademodeausgabe des Magazins „Sports Illustrated“ für Furore und wird das erste deutsche Model des Dessous-Herstellers „Victoria’s Secret“.Seitdem pendelt sie zwischen den Welten – als GNTM-Moderatorin, als Modedesignerin etwa für die Supermarktkette Lidl und als Jurorin bei amerikanischen TV-Shows.
Heidi Klum ist und bleibt im Rampenlicht4, und ein Ende ist nicht in Sicht. Wenn man sich die Heerscharen ihrer Fans anschaut, kann man nur sagen: Heidi Klum ist nach wie vor ein Publikumsliebling.
Nach: dw.de
Verstehenshilfen:
1 die Ermüdungserscheinung het vermoeidheidsverschijnsel 3 harmlos ongevaarlijk
2 schlagfertig ad rem, gevat 4 im Rampenlicht in de spotlights
1 Wie hat Heidi Klums Karriere angefangen? - 1992 - 1998
2 Markiere im Text, was Heidi Klum heutzutage alles macht.
3 Wofür loben die Deutschen Heidi Klum?
4 Wie zeigt sich Heidi Klum selbst?
5 Was für negative Kritik wird an GNTM geübt?
6 Wofür interessieren sich die Medien noch, außer für Heidi Klums Karriere?
7 Wie sieht die Zukunft für Heidi Klum aus?
5.3 Germany’s Next Topmodel
a Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Worüber regt sich Heidi Klum auf?
2 Welche Eigenschaft vermisst Heidi Klum bei Melissa?
3 Welche Botschaft hat Heidi Klum für die Kandidatinnen, die nicht in die nächste Runde kommen?
4 Wie fühlt sich Melissa?
5 Wie reagiert Anya auf den Abschied?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Warum macht Vivien bei GNTM mit?
2 Was ist Viviens … Alter? Wohnort? Beruf?
3 Was mag Vivien alles an sich selbst?
4 Wie wichtig ist Viviens Mutter in ihrem Leben?
5 Aus welchem Land kommt ihre Mutter? Was mag Vivien an diesem Land?
6 Welche Nationalität hat Vivien?
7 Wie ist Viviens Charakter?
8 Was ist ihr Hobby?
9 Was ist Viviens größter Traum?
10 Was ist ihre Botschaft, wenn sie Germany’s Next Topmodel wird? … nicht verboten werden!
Pingpong-Diskussion: Schönheitswettbewerbe wie GNTM sollten …
Gruppe 1: Pro-Argumente
Arbeitet in Kleingruppen. Benutzt die Argumente auf iDiddit. Sammelt weitere Argumente. Diskutiert mit Gruppe 2. … verboten werden!
Gruppe 2: Kontra-Argumente
Arbeitet in Kleingruppen. Benutzt die Argumente auf iDiddit. Sammelt weitere Argumente. Diskutiert mit Gruppe 1.
seine Meinung äußern
Ich finde, dass …
Ich bin der Meinung, dass … Meiner Meinung nach …
Noch ein wichtiger Punkt ist, dass … Ich bin davon überzeugt, dass …
Ich weiß nicht, ob …
einer anderen Meinung zustimmen
Damit bin ich einverstanden. / Ganz meiner Meinung.
Das finde / glaube / meine ich auch.
Es stimmt, dass …
eine andere Meinung ablehnen
Ich bin da ganz anderer Meinung. Ich finde, dass …
Ich weiß nicht, ob …
Dein Argument überzeugt mich gar nicht.
Das ist ja alles schön und gut, aber …
TIPP
Um Argumente zu reflektieren und zu visualisieren, gibt es ein nützliches Tool: die (digitale) Argumentationswippe.
Hier kannst du deine Argumente an verschiedene Stellen auf die Wippe legen und gewichten. So kannst du sehen, wie entscheidend die Argumente sind.
SCHON FERTIG?
Diskutiert in Gruppen über weitere Themen (z. B. Schönheitsoperationen, Schönheitsideale auf Social Media).
5.4 Wie schön muss man(n) sein?
a Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Joseph Wolfgang Ohlert wohnt und arbeitet als Fotograf und Künstler in Berlin. Auf seinem Instagram-Account josephwolfgangohlert zeigt er seine Bilder.
1 Wovon wird Ohlert beim Fotografieren inspiriert?
2 Was hat Ohlert in den letzten drei Jahren gemacht?
3 Was hat ihn lange genervt und warum?
4 Wie steht Ohlert zu Komplimenten?
5 Welche Entwicklung in der Gesellschaft stellt der Fotograf fest?
6 Wie zeigt sich Ohlert jetzt auf Fotos?
7 Wie hat er sich verändert? Nenne einige Beispiele.
8 Wie hat sich seine Arbeit als Fotograf verändert?
abnehmen, zunehmen → Hilfsverb haben im Perfekt Ich habe zwei Kilo abgenommen. Er hat vier Kilo zugenommen.
b Das Magazin Bravo möchte von seinen LeserInnen wissen, was „Schönheit“ für sie bedeutet. Lies die Meinungen der Jugendlichen im Forum.
S0nnensch3in Bullii
spaceman
Schönheit bedeutet für mich Selbstakzeptanz. Dass man sich selbst schön findet, genau wie man ist. Ganz natürlich, ohne Operationen. Für den Alltag oder für die Arbeit darf gerne auch Mascara, Puder und Lippenstift eingesetzt werden. Das sorgt für ein gutes Gefühl und einen frischen Look, finde ich.
Für mich bedeutet Schönheit nicht zwingend ein makelloses Gesicht, eher sogar im Gegenteil. Ich finde Gesichter, in die sich Lachfältchen um die Augen eingegraben haben, deutlich anziehender. Wenn dazu noch ein offener Geist und eine positive Ausstrahlung kommen, ist das für mich ein schöner Mensch.
Eine Frau sollte schlank sein und gleichzeitig ihre Weiblichkeit behalten. Ein Mann sollte muskulös gebaut und groß sein und ein kantiges Gesicht haben. Ich finde es auch wichtig, dass man sich pflegt. Fettige Haare sehen einfach schlimm aus!
Wenn Menschen zu mir sagen: „Du kannst immer zu mir kommen, wenn du traurig bist“, dann ist das für mich auch Schönheit. Wenn man zum Beispiel mal kein Geld hat und unterwegs ist und dann sagt jemand: „Alles gut, ich bezahle, du musst es mir nicht zurückgeben.“ Ich finde Großzügigkeit einfach so eine gute Eigenschaft und deshalb würde ich das auch als Schönheit bezeichnen.
Was bedeutet Schönheit für dich?
• Schreibe deine Meinung ins Forum.
• Reagiere auch auf eine Person im Forum und gib an, warum du (nicht) mit ihr einverstanden bist.
• Benutze den Wortschatz und die Redemittel aus Abschnitt 5.
6 So pflege ich mich!
6.1 Körperpflege
a Verbinde die Wörter und ordne sie zu.
b Notiere zu jedem Foto die passende Aktivität. abtrocknen eincremen kämmen rasieren duschen waschen putzen schneiden schminken
die
reflexive Verben
Viele Verben im Bereich der Körperpflege sind reflexiv, z. B. sich waschen
Ich wasche mich. ↔ Ich wasche mir die Haare. Ich rasiere mich. ↔ Ich rasiere mir die Beine.
c Arbeitet zu zweit. Stellt einander Fragen. Benutzt die Aktivitäten aus Übung 6.1b.
Wie oft cremst du dir das Gesicht ein?
Jeden Tag • Jede Woche • Zweimal pro Woche • Nie … Und du?
6.2 Ein gesunder Geist in einem gesunden Körper
a Lies den Text und ergänze die Wörter.
Medizin Becken Wasser Produkte Priester
Sebastian Kneipp (1821-1897) war ein deutscher Er entwickelte die Kneipp-Therapie, bei der , Pflanzen und Bewegung im Mittelpunkt stehen. In Deutschland sind vielerorts Kneipp zu finden, durch die man laufen kann. Kneipps Ideen hatten großen Einfluss auf die alternative . Auch heute noch sind Kneippin vielen Drogeriemärkten erhältlich.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Was sehen die Freunde auf einer Wanderung in Nordbayern?
2 Was kann man dort machen?
3 Beschreibe, wie man laufen soll.
4 Was passiert der Frau nach 30 Sekunden?
5 Was machen die Freunde, nachdem sie aus dem Wasser aussteigen?
6 Was sind die Auswirkungen des kalten Wassers laut der Kneippmethode? Kreuze an.
☐ Es belebt den Kreislauf. ☐ Es stärkt die Abwehrkräfte.
☐ Es ist gut für den Stoffwechsel. ☐ Es baut Stress ab.
☐ Es wirkt gegen Krampfadern. ☐ Es hilft bei Migräne und Schlaflosigkeit.
c Lies den Text und beantworte die Fragen mündlich.
Laut einer Studie des Deutschen Wellnessverbands besuchen in Deutschland jährlich rund 25 Millionen Menschen eine Sauna. Das entspricht etwa 30 Prozent der Bevölkerung. Die meisten Saunabesucher sind dabei zwischen 25 und 44 Jahre alt und haben einen mittleren Bildungsstand1. Männer und Frauen gehen ungefähr gleich oft in die Sauna, wobei Männer eher eine finnische Sauna bevorzugen, während Frauen eher eine Bio- oder Kräutersauna aufsuchen.
Die beliebtesten Orte für den Saunabesuch sind dabei Freizeit- und Wellnessbäder, gefolgt von Saunalandschaften und Hotels mit Saunabereich. Auch in vielen Fitnessstudios und Schwimmbädern gibt es mittlerweile2 Saunen, die von den Mitgliedern genutzt werden können.
Insgesamt scheint die Sauna in Deutschland also immer noch sehr beliebt zu sein und bietet vielen Menschen die Möglichkeit, sich zu entspannen und zu regenerieren. Ob in einer großen Saunalandschaft oder in einer kleinen Sauna im eigenen Garten – die Möglichkeiten, eine Sauna zu besuchen, sind vielfältig und bieten für jeden Geschmack das Richtige.
In Deutschland ist es üblich und akzeptiert, nackt in die Sauna zu gehen. Die Saunakultur in Deutschland ist sehr offen und naturverbunden, weshalb die meisten Saunabesucher auf Badebekleidung verzichten und stattdessen unbekleidet in die Sauna gehen. Deutsche gehen gerne in die Sauna, weil sie sich dort entspannen und erholen können. Die Wärme und Feuchtigkeit führen zu einer tiefen Entspannung der Muskeln und des Geistes, verbessern die Durchblutung und stärken das Immunsystem. Die Sauna ist auch ein Ort der Geselligkeit, wo man sich mit Freunden und Familie treffen kann. Das gemeinsame Schwitzen3 wird als wohltuend empfunden. Zudem wirkt sich das Schwitzen positiv auf die Haut aus.
Nach: saunazeit.com
Verstehenshilfen:
1 der Bildungsstand de opleidingsgraad
2 mittlerweile onder tussen
1 Wer besucht eine Sauna in Deutschland?
3 das Schwitzen het zweten
2 Worin unterscheiden sich männliche und weibliche Saunabesucher?
3 Wo gehen die Deutschen am liebsten in die Sauna?
4 Was ist typisch für die deutsche Saunakultur?
5 Warum gehen die Deutschen gern in die Sauna? 1 5 10 15 20
d Arbeitet zu zweit. Habt ihr schon mal eine Sauna besucht? Würdet ihr gerne mal eine besuchen? Hast du schon mal eine Sauna besucht? Würdest du gerne mal eine Sauna besuchen? Ja / Nein. Und du? Ja, weil … / Nein, weil … Und du?
Ich auch (nicht). / Ich schon. Ich auch (nicht). / Ich schon, weil …
Ab in die Thermen!
Arbeitet zu zweit.
• Jede Person sucht im Internet nach einem Thermenkomplex in Deutschland.
• Er zählt euch gegenseitig, welches Angebot es dort gibt: verschiedene Saunen, Schwimmbecken, Wellnessangebote, Massagen …
• Zeigt auch Bilder.
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
Tattoos sind eine Form der Körperkunst und können sehr persönlich sein. Es gibt viele verschiedene Tattoo-Motive, die sowohl bei Männern als auch bei Frauen beliebt sind.
Einige der beliebtesten Motive für Männer sind Tiere wie Löwen und Adler, Symbole wie Kreuze und Sterne sowie Porträts von berühmten
Persönlichkeiten. Frauen bevorzugen oft Blumen (z. B. Rosen und Lilien), Schmetterlinge und Symbole wie Herzen und Sterne. Ein weiterer Trend bei Frauen sind Tattoo-Schriftzüge mit inspirierenden Zitaten oder Namen von geliebten Menschen.
Ein Tattoo kann eine Erinnerung an einen besonderen Moment oder eine wichtige Person sein oder einfach nur ein Ausdruck der eigenen Persönlichkeit. Die Wahl des Motivs sollte jedoch gut überlegt sein, da ein Tattoo für immer auf der Haut bleibt.
Es gibt viele verschiedene Stellen am Körper, an denen man ein Tattoo tragen kann. Beliebte Stellen für Männer sind der Oberarm, die Brust und der Rücken. Frauen bevorzugen oft den Knöchel, das Handgelenk oder den Nacken.
Insgesamt ist die Wahl des Motivs und der Körperstelle sehr persönlich und sollte gut überlegt sein. Es gibt viele verschiedene Möglichkeiten und Trends, aber am wichtigsten ist es, dass das Tattoo dem Tragenden gefällt und eine Bedeutung hat.
1 Markiere in zwei Farben die populären Tattoo-Motive bei Männern und Frauen.
2 Welche möglichen Bedeutungen eines Tattoos werden im Text erwähnt?
3 Notiere die beliebtesten Körperstellen für ein Tattoo bei Männern und Frauen.
b An welchen Körperstellen sind diese Leute tätowiert oder gepierct? M W S
Bauch, Oberarm, Unterarm, Rücken, Hals, Nacken, Po, Fuß, Knöchel, Mund, Bauchnabel
Brust, Schulter, Hand, Hüfte, Wade, Nase, Lippe, Zunge Bein, Handgelenk, Ohr
z. B. Sie hat ein Tattoo auf dem Bein und ein Piercing im Bauchnabel. Er ist auf der Schulter und auf dem Rücken tätowiert.
c Womit bist du einverstanden? Kreuze an.
über Tattoos und Piercings sprechen
Argumente für Tattoos / Piercings
☐ Tattoos zeigen, was einem wichtig ist.
☐ Tattoos erinnern an besondere Momente (Hochzeit, Geburt, Tod) und geliebte Menschen.
☐ Heute werden Tattoos immer mehr akzeptiert.
☐ Ich finde Piercings besser als Tattoos, weil man sie wieder herausnehmen kann.
☐ Mit einem Tattoo zeigt man, dass man dazugehört.
☐ Tattoos sind Körperkunst und werden von allen bewundert.
Argumente gegen Tattoos / Piercings
☐ Tattoos bleiben für das ganze Leben. Was aber, wenn man sich daran satt gesehen hat?
☐ Ich finde Tattoos hässlich und ordinär!
☐ Ich habe Angst vor dem Stechen, das ist bestimmt schmerzhaft!
☐ Es gibt zu viele gesundheitliche Risiken und Gefahren.
☐ Im Job können sichtbare Tattoos unprofessionell wirken.
☐ Wenn man älter wird, verblassen die Farben und die Haut wird schlapp.
d Arbeitet in Kleingruppen. Diskutiert über Tattoos und Piercings. Verwendet die Redemittel auf dieser Seite und die Redemittel zur Meinungsäußerung auf S. 117.
Meiner Meinung nach sind Tattoos nur bei jungen Menschen schön.
Fakt ist, dass man sie nicht mehr entfernen kann.
Außerdem darf man nicht vergessen, dass Tattoos nicht überall akzeptiert sind.
Noch ein wichtiger Punkt ist, dass sich der persönliche Geschmack ändern kann.
Zum Schluss möchte ich noch hinzufügen, dass es auch Risiken gibt.
Als een bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord staat, moet het verbogen worden:
z. B. Sie trägt ein weißes T-Shirt und eine blaue Hose.
Alle bijvoeglijke naamwoorden die bij hetzelfde zelfstandig naamwoord horen, krijgen dezelfde uitgang:
z. B. Er hat große braune Augen.
De verbuiging hangt af van de volgende factoren:
- het lidwoord (bestimmt, Nullartikel, unbestimmt) dat voor het bijvoeglijk naamwoord staat.
- het geslacht (männlich, weiblich, sächlich), het getal (Singular, Plural) en de naamval van het zelfstandig naamwoord dat na het bijvoeglijk naamwoord staat.
1.1 Adjektivdeklination nach einem bestimmten Artikel
Als het bijvoeglijk naamwoord volgt op een bepaald lidwoord zijn er slechts twee uitgangen mogelijk: -e en -en. Dat is de zwakke verbuiging (= schwache Deklination). Het is het lidwoord dat het geslacht, het getal en de naamval aangeeft.
Nom. der nette Manndie kleine Frau das liebe Kinddie lauten Kinder
Akk. den netten Manndie kleine Frau das liebe Kinddie lauten Kinder
Dat. dem netten Mannder kleinen Frau dem lieben Kindden lauten Kindern
Gen. des netten Mannesder kleinen Frau des lieben Kindesder lauten Kinder
In de nominatief enkelvoud en bij vrouwelijke en onzijdige woorden in de accusatief krijgt het bijvoeglijk naamwoord de uitgang -e. In alle andere gevallen krijgt het bijvoeglijk naamwoord de uitgang -en.
TIPP
Hoe kan je de uitgangen beter onthouden? Het oranje blokje waarin de bijvoeglijke naamwoorden een buigings-e krijgen, ziet eruit als een steelpannetje.
Ook na dies-, jed-, all- en welch- wordt het bijvoeglijk naamwoord zwak verbogen:
z. B. dieser faule Schüler, jede freundliche Person, alle grünen Hosen, welches blaue Kleid
Enkele bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige verbuiging:
z. B Das Kleid ist dunkel. → das dunkle Kleid
Das Buch ist teuer. → das teure Buch
Der Turm ist hoch. → der hohe Turm
1.2 Adjektivdeklination nach einem Nullartikel
Als er geen lidwoord voor het bijvoeglijk naamwoord staat, geven de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord zelf het geslacht, het getal en de naamval aan. Dat is de sterke verbuiging (= starke Deklination).
Nom. netter Mannkleine Frau liebes Kind laute Kinder
Akk. netten Mannkleine Frau liebes Kind laute Kinder
Dat. nettem Mannkleiner Frau liebem Kind lauten Kindern
Gen. netten Manneskleiner Frau lieben Kindes lauter Kinder
z. B. Netter Mann mit kleinem Kind sucht liebe Frau. der nette Mann → netter Mann die liebe Frau → liebe Frau mit einem kleinen Kind → mit kleinem Kind
Bij mannelijke en onzijdige woorden in de genitief krijgt het bijvoeglijk naamwoord de uitgang -en. Het zelfstandig naamwoord in de genitief draagt al de uitgang -(e)s.
1.3 Adjektivdeklination nach einem unbestimmten Artikel
Als het bijvoeglijk naamwoord volgt op een onbepaald lidwoord, zijn zowel sterke als zwakke uitgangen mogelijk. Dat is de gemengde verbuiging (= gemischte Deklination).
Nom. ein netter Manneine kleine Frau ein liebes Kindkeine lauten Kinder
Akk. einen netten Manneine kleine Frau ein liebes Kindkeine lauten Kinder
Dat. einem netten Manneiner kleinen Frau einem lieben Kindkeinen lauten Kindern
Gen. eines netten Manneseiner kleinen Frau eines lieben Kindeskeiner lieben Kinder
Enkel bij mannelijke en onzijdige woorden in de nominatief enkelvoud en bij onzijdige woorden in de accusatief enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord een sterke uitgang. In alle andere gevallen krijgt het bijvoeglijk naamwoord de zwakke uitgang -e of -en
Ook na een bezittelijk voornaamwoord heeft het bijvoeglijk naamwoord een gemengde verbuiging:
z. B. mein geduldiger Vater, ihre blaue Hose, unser tolles Haus, eure schönen Kleider
a Ergänze die Endungen.
1 Mein best… Freund hat grün… Augen (Pl.).
2 Er hat eine groß… Nase (w.) und einen lang… Bart (m.).
3 Siehst du das Mädchen mit den lang… Beinen (Pl.)?
4 Magst du die laut… Kinder (Pl.) der nett… Nachbarin (w.)?
5 Ein ehrlich… Freund sagt immer die Wahrheit.
6 Der freundlich… Mann trägt eine grau… Jacke (w.).
7 Der Mann ist ein groß… Fan (m.) elegant… Kleidung (w.).
8 Diese klug… Schülerin löst gern schwierig… Rätsel (Pl.).
9 Die Produktion deutsch… Wein… (m.) vereint langjährig… Tradition (w.) und Qualität (w.).
10 Das ist unser neu… Nachbar (m.).
b Ergänze die Endungen im Lied.
Blumen im Garten, so zwanzig Arten von Rosen, Tulpen und Narzissen, leisten sich heute die kleinst Leute (Pl.), das will ich alles gar nicht wissen.
Mein klein grün Kaktus (m.)
steht draußen am Balkon
Hollari, hollari, hollaro!
Was brauch’ ich rot Rosen (Pl.)?
Was brauch’ ich rot Mohn (m.)?
Hollari, hollari, hollaro!
Und wenn ein Bösewicht was Ungezogenes spricht, dann hol’ ich meinen Kaktus und der sticht, sticht, sticht.
Aus: Mein kleiner grüner Kaktus (Comedian Harmonists)
c Sieh dir jetzt das Video an und kontrolliere deine Antworten.
d Ergänze die Endungen in der Fahndungsmeldung.
Gesucht wird ein gefährlich Verbrecher (m.). Der Mann ist etwa 20 Jahre alt und von durchschnittlich Statur (w.). Er hat kurz schwarz Haare (Pl.) und trägt eine markant Brille (w.). Er hat vermutlich verschieden groß Banküberfälle (Pl.) begangen. Zeugen berichten von einem maskiert Täter (m.).
Der gesucht Mann (m.) könnte sich in der nah Umgebung (w.) des neu Bahnhof (m.) verstecken. Er wurde zuletzt in einer dunkl Gasse (w.) gesichtet. Wenn Sie den flüchtig Kriminellen (m.) gesehen haben, sollten Sie vorsichtig sein und Abstand halten.
e Arbeitet zu zweit. Formuliert komische Sätze wie in den Beispielen. Verwendet bestimmte und unbestimmte Artikel. Seid kreativ.
z. B. Der geizige Clown kauft eine bunte Rakete. Die faule Katze gibt dem mutigen Model einen grünen Keks.
Adjektive
Substantive Verben arrogant bunt faul fleißig geizig golden grün hübsch lecker magisch mutig riesig rot verrückt
Brief (m.)
Clown (m.)
Dinosaurier (m.)
Keks (m.)
Waschlappen (m.)
Banane (w.)
Geschichte (w.)
Katze (w.)
Maus (w.)
Postkarte (w.)
Rakete (w.)
Handtuch (s.)
Krokodil (s.)
Model (s.)
+ Akkusativ bewundern entdecken essen fangen kaufen streicheln + Dativ erzählen geben schenken schicken schreiben zeigen
Met een betrekkelijk voornaamwoord (= Relativpronomen) kan je twee hoofdzinnen met elkaar verbinden. Je vervangt dan het persoonlijk voornaamwoord uit de tweede zin door een betrekkelijk voornaamwoord en plaatst een komma tussen beide deelzinnen. Het vervoegde werkwoord staat in de bijzin altijd achteraan:
z. B. Das ist der Freund. Er hat mich gestern besucht. Das ist der Freund , der mich gestern besucht hat
antecedent komma betrekkelijk vervoegd voornaamwoord werkwoord
HOOFDZ IN BIJZIN
Het betrekkelijk voornaamwoord leidt de bijzin in. Het vervangt het zelfstandig naamwoord in de hoofdzin, ook wel het antecedent genoemd, dat er meestal direct aan voorafgaat.
Het betrekkelijk voornaamwoord krijgt hetzelfde geslacht (männlich, weiblich, sächlich) en hetzelfde getal (Singular, Plural) als het antecedent in de hoofdzin. De naamval van het betrekkelijk voornaamwoord wordt in veel gevallen bepaald door zijn functie in de bijzin:
z. B. Das ist der Freund. Ich habe ihn gestern getroffen. Das ist der Freund, den ich gestern getroffen habe. geslacht: männlich getal : Singular → antecedent in hoofdzin: der Freund naamval: Akkusativ → functie in bijzin: lijdend voorwerp
Het betrekkelijk voornaamwoord heeft in de nominatief, accusatief en datief dezelfde vormen als het bepaald lidwoord. Enkel de vorm in de datief meervoud verschilt:
Nominativderdie das die Akkusativdendie das die Dativ demderdemdenen
De naamval van het betrekkelijk voornaamwoord hangt dus meestal af van het werkwoord in de bijzin:
z. B. Das ist das Buch, das ich heute gelesen habe. Das ist der Freund, dem ich geholfen habe.
De naamval van het betrekkelijk voornaamwoord kan ook afhangen van een voorzetsel in de bijzin. Dit voorzetsel staat er dan direct voor:
z. B. Das ist die Frau, für die ich Blumen gekauft habe. Das sind die Freunde, mit denen wir in Urlaub fahren.
a Ergänze das Relativpronomen.
1 Das ist der Mann, … ich gestern kennengelernt habe.
2 Siehst du die Frau, mit … Tom gerade spricht?
3 Das ist der Lehrer, … alle Schüler mögen.
4 Das ist ein tolles Kleid, … du da gekauft hast!
5 Er ist ein Mensch, mit … ich über alles sprechen kann.
6 Sie ist eine Person, … nie schlechte Laune hat.
7 Mit meinem Freund, … ich schon lange kenne, habe ich viel Spaß.
8 Der Park, in … wir oft picknicken, ist wunderschön.
9 Die Dame, … neben mir sitzt, ist sehr freundlich.
10 Die Leute, … ich meine Meinung gesagt habe, waren schockiert.
11 Die Kneipe, in … wir oft etwas trinken, hat heute geschlossen.
12 Die Tiere, … im Zoo leben, sind faszinierend.
13 Das Glas, aus … ich gerade trinke, ist sehr wertvoll.
14 Die Freundin, … ich gestern besucht habe, ist heute leider krank.
15 Der Tee, … ich gerade trinke, schmeckt gut!
16 Die Kollegin, mit … ich heute arbeite, ist sehr nett.
17 Das Haus, in … wir wohnen, ist schon sehr alt.
18 Die Blumen, … ich gekauft habe, waren teuer.
19 Das ist das Mädchen, mit … ich gerne mal ausgehen will.
20 Das ist ein Baum, … schon sehr alt ist.
b Ordne zu.
1 Ein Handtuch ist ein Tuch (s.).
2 Ein Wecker ist eine Uhr (w.).
3 Ein Lippenstift ist ein Stift (m.).
4 Ein Duschgel ist ein Gel (s.).
5 Ein Regenschirm ist ein Schirm (m.).
6 Ein Stadtplan ist ein Plan (m.).
7 Ein Handy ist ein Telefon (s.).
8 Ein Chirurg ist ein Arzt (m.).
9 Eine Sonnenbrille ist eine Brille (w.).
10 Ein Tattoo ist eine Zeichnung (w.).
A Man benutzt es zum Abtrocknen.
B Er gibt den Weg an.
C Man trägt sie bei Sonne.
D Man kann es mitnehmen.
E Man trägt ihn auf die Lippen auf.
F Er operiert Menschen.
G Man trägt sie auf der Haut.
H Sie kann klingeln.
I Man benutzt ihn bei Regen.
J Man verwendet es unter der Dusche.
c Ergänze die Satzanfänge mit den Sätzen aus Übung 2b. Ersetze die unterstrichenen Personalpronomen durch ein Relativpronomen.
z. B. Ein Handtuch ist ein Tuch (s.). Man benutzt es zum Abtrocknen. Ein Handtuch ist ein Tuch, das man zum Abtrocknen benutzt.
1 Ein Wecker ist eine Uhr,
2 Ein Lippenstift ist ein Stift,
3 Ein Duschgel ist ein Gel,
4 Ein Regenschirm ist ein Schirm,
5 Ein Stadtplan ist ein Plan,
6 Ein Handy ist ein Telefon,
7 Ein Chirurg ist ein Arzt,
8 Eine Sonnenbrille ist eine Brille,
9 Ein Tattoo ist eine Zeichnung,
d Frage nach den Informationen, die fehlen. Du machst seit einer Woche eine Kreuzfahrt auf dem Schiff Mann über Bord. Einige der anderen Urlauber kennst du schon gut, von den anderen kennst du nur den Namen. Du möchtest auch wissen, wer die anderen Urlauber sind. Stelle Fragen wie im Beispiel.
z. B. Wer ist eigentlich Frau Dupont?
Das ist die Sängerin aus Paris, die jeden Tag ein Selfie mit dem Kapitän macht.
Herr Weber Frau Jones
Die Polizistin aus Miami. Sie verlässt ihre Kabine nie ohne Pistole.
Herr Raabe Frau Andres
Der Lehrer aus Kabine 39. Ich habe ihn gestern auf dem Sonnendeck getroffen.
Die Künstlerin aus Kabine 22. Ich habe ihr beim Koffertragen geholfen.
Der Professor aus Berlin. Mit ihm habe ich gestern Abend Karaoke gesungen.
Frage nach den Informationen, die fehlen.
Du machst seit einer Woche eine Kreuzfahrt auf dem Schiff Mann über Bord. Einige der anderen Urlauber kennst du schon gut, von den anderen kennst du nur den Namen. Du möchtest auch wissen, wer die anderen Urlauber sind. Stelle Fragen wie im Beispiel.
z. B. Wer ist eigentlich Frau Dupont?
Das ist die Sängerin aus Paris, die jeden Tag ein Selfie mit dem Kapitän macht.
Herr Weber Frau Jones
Der Busfahrer aus Kabine 12.
Er liegt den ganzen Tag am Pool.
Die Verkäuferin aus Dubai. Ich habe sie gestern bei der Wassergymnastik gesehen.
Der Postbote aus Stockholm. Ich habe mit ihm in der Lounge Cocktails getrunken.
Herr Raabe Frau Andres
Die geheimnisvolle Frau aus Kabine 9. Ich habe ihr im Casino Geld geliehen.
Arbeitet zu zweit. Seht euch die Tabelle an und formuliert Sätze wie in den Beispielen:
Das ist… ein netter Junge. eine geduldige Lehrerin. ein lustiges Mädchen. Ich habe… einen lieben Freund. eine große Nase. ein kleines Kinn.
Mein Tag läuft gut ... mit einem leckeren Kaffee. mit einer lieben Freundin. mit einem tollen Buch.
Ich habe …
Spieler A benutzt eine andere Farbe als Spieler B!Wer es zuerst schafft, vier Kästchen nebeneinander zu markieren, gewinnt das Spiel. ©VANIN
Das ist/sind …
Mit … läuft mein Tag gut! streng Mann (m.) faul Kinder (Pl.) direkt Chef (m.) grau Bart (m.) lang Beine (Pl.) süß Nichte (w.) lustig Serie (w.) köstlich Essen (s.) herrlich Massage (w.) langweilig Lehrerin (w.) braun Haare (Pl.) freundlich Lehrer (m.) zuverlässig Bruder (m.) arrogant Nachbarn (Pl.) stur Vater (m.) schön Kompliment (s.) toll Ausflug (m.) spannend Buch (s.) hässlich Hose (w.) höflich Kind (s.) ehrlich Mädchen (s.) witzig Freundin (w.) tolerant Eltern (Pl.) wertvoll Ring (m.) kalt Bier (s.) gut Gespräch (s.) entspannt Dusche (w.) mutig Flüchtlinge (Pl.) gelb T-Shirt (s.) treu Hund (m.) sportlich Onkel (m.) grün Kleid (s.) oval Gesicht (s.) lang Wanderung (w.) lieb Freund (m.) lecker Eis (s.) gebrochen Bein (s.) golden Kette (w.) hübsch Model (s.) klein Ohren (Pl.) ängstlich Schwester (w.) sparsam Großvater (m.) klein Geschenk (s.) kreativ Idee (w.) witzig Freunde (Pl.) großzügig Großmutter (w.) lieb Freundin (w.) rot Apfel (m.) schmal Lippen (Pl.) groß Augen (Pl.) nett Tante (w.) fröhlich Lied (s.) interessant Podcast (m.) neu Klamotten (Pl.)
Jede(r) Spieler(in) markiert die Kästchen, für die er/sie einen Satz formuliert hat.
Franz Kafka (1883-1924) war einer der bedeutendsten deutschsprachigen Schriftsteller des 20. Jahrhunderts. Kafka erzählt oft von absurden und grotesken Ereignissen. Seine wichtigsten Werke sind Das Urteil, Der Prozess und Die Verwandlung. In dieser Erzählung wird ein Mann namens Gregor Samsa eines Morgens als Käfer wach. Eric Corbeyran und Richard Horne haben den berühmten Klassiker als Graphic Novel adaptiert.
Lies den Anfang aus der Graphic Novel Die Verwandlung. Beantworte dann die Fragen.
1 Warum kann Gregor Samsa nicht weiterschlafen?
2 Welche Gefühle löst diese Szene bei dir aus? Kreuze an, was auf dich zutrifft oder ergänze.
☐ Mitleid
Befremdung
Beklemmung
Unbehagen
Faszination
Abscheu
3 Gefällt dir das Thema des Romans? Würdest du ihn gerne lesen?
3
Vicco von Bülow (1923-2011) war ein bekannter deutscher Humorist. Loriot war sein Künstlername. Loriots Zeichnungen, Sketche, Geschichten und Filme begeistern nach wie vor viele Leute, die seinen feinen Humor schätzen.
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Warum ist der Mann unzufrieden?
2 Wie lange soll das Ei kochen?
3 Wie weiß die Frau, dass das Ei gut ist?
4 Was macht die Frau alles im Haushalt?
☐ Sie steht den ganzen Tag in der Küche. ☐ Sie macht die Wohnung gemütlich.
☐ Sie macht die Wäsche.
☐ Sie putzt die Fenster.
☐ Sie kauft Lebensmittel ein. ☐ Sie ärgert sich mit den Kindern rum.
☐ Sie bringt seine Sachen in Ordnung. ☐ Sie gießt die Pflanzen.
5 Was kritisiert der Sketch wohl?
6 Wie findest du den Sketch? Der Sketch ist lustig! Es geht.
Der Sketch gefällt mir nicht.
Beurteile das Lied:
a Lies die Texte und beantworte die Fragen.
Das Meeresrausch-Festival vereint die Schönheit der Kunst und die Vielfalt der Musik. Mit Blick auf das Wasser und inmitten der Natur kannst du auf der Insel Usedom an der Ostsee elektronischen Klängen lauschen, Sonnenuntergänge betrachten oder Seifenblasen1 verfolgen. Mit etwa 1000 erwarteten Besucherinnen und Besuchern ist das Festival überschaubar. Zwanglos geht es hier auf den vier kleinen Floors zu – und fröhlich.
Für das leibliche Wohl sorgt ein Marktplatz mit vegetarischen und veganen Köstlichkeiten.
Optische Highlights warten auch in der Dunkelheit: Nachts zaubert der leuchtende Baumschmuck eine geradezu märchenhafte2 Atmosphäre. Und wer es einmal ganz ruhig haben möchte, verlässt das Festivalgelände und genießt am nahe gelegenen Traumstrand eine Auszeit3. Die Karten für das Meeresrausch-Festival vom 5. Juni bis zum 18. Juni bekommt man ab 116 Euro.
Ein wenig karibisches Flair wird dir beim Summerjam in Köln im Naherholungsgebiet4 um den Fühlinger See geboten. Campen und feiern zu Reggae-Rhythmen und Hip-Hop und eine Abkühlung im See lassen den Alltag schnell vergessen. Genau so muss sich ein Festival anfühlen.
Auch kulinarisch hat das Festival viel zu bieten. Nicht mehr wegzudenken sind Puff Puffs
Die kleinen frittierten Teigbällchen sind eine westafrikanische Spezialität und gehören zum Summerjam
Unter dem diesjährigen Motto „The Spirit of Peace“ werden am ersten Juliwochenende in Köln über 30 000 Fans erwartet. Neben der Musik gehören auch die Chill-out-Area, Workshops und das traditionelle Abschlussfeuerwerk zum Angebot. Das Drei-Tage-Festivalticket inklusive Camping kostet 160 Euro.
Nach: reisereporter.de
Verstehenshilfen:
1 die Seifenblase de zeepbel
2 märchenhaft sprookjesachtig
3 die Auszeit de time- out
4 das Naherholungsgebiet het recreatiegebied
1 Vergleiche die beiden Festivals miteinander: Ergänze die Tabelle.
Meeresrausch-Festival Summerjam-Festival
Musikgenre
Besucherzahl
Extras
Kulinarisches
Schwimmgelegenheit
Preis
2 Arbeitet zu zweit. Mögt ihr Festivals?
über Festivals sprechen
Ich gehe gerne auf Festivals, weil ich Live-Konzerte liebe.
Ich liebe Festivals, denn man schafft dort Erinnerungen mit Freunden und lernt neue Leute kennen.
Besonders schön finde ich die kleinen • großen Festivals.
Mir gefallen Festivals, weil alle Leute dort gut gelaunt sind.
Ich gehe nicht so oft auf Festivals, denn ich zelte nicht so gerne.
Ich finde Festivals nicht so toll, weil es mir dort zu voll und zu laut ist.
Mir sind Festivals zu teuer.
Ich war noch nie auf einem Festival.
b Was für ein Festivaltyp bist du? Kreise ein, was am meisten auf dich zutrifft.
1 Welche Gegenstände nimmst du immer zum Festival mit?
A 10 verschiedene Outfits, 5 Paar Schuhe und eine Regenjacke.
B Meinen Ökogrill und veganes Grillgut.
4 Wo findet man dich am häufigsten?
A Immer dort, wo man sich nicht allzu dreckig3 macht.
B Ich laufe herum und sammle Müll4 und Pfandflaschen5
C Einen laminierten Konzertplan und meine Powerbank.
2 Wo baust du dein Zeltlager auf?
A Ups. Ich habe das Zelt vergessen!
B Wer braucht schon ein Zelt? Im Freien schlafen ist doch viel schöner.
C Direkt bei den Bühnen1 .
3 Wie stehst du zum Duschen auf Festivals?
A Vor und nach jedem Festivaltag, ich muss immer gut aussehen.
B Ich bleibe auf meinem Campingstuhl sitzen. Der Körper braucht auch mal eine Schlammkur2
C Ich habe keine Zeit zu duschen. Mein Bier wird warm!
Hast du die meisten Fragen mit A beantwortet?
Der Festival-Ersti. Es ist dein erstes Festival und du bist mega aufgeregt. Stimmen die Outfits und spielt das Wetter mit? Du hast alles von der Packliste eingepackt und freust dich auf die coolste Zeit deines Lebens. Was wir dir garantieren können: Es wird anders, als du denkst!
Genieß es!
Verstehenshilfen:
1 die Bühne het podium
C Direkt vorne an der Bühne!
5 Was findest du an Festivals gut?
A Es ist der perfekte Ort für Fotos und neue Outfits.
B Das unvergessliche Festivalerlebnis und die coolen Leute.
C Die Konzerte.
6 Was isst du auf einem Festival?
A Eine Mischung aus Supermarkt-Essen und essen gehen.
B Ich habe mir extra einen neuen Grill gekauft!
C Eine Bratwurst geht immer.
Hast du die meisten Fragen mit B beantwortet?
Der Öko-Camper. „Sind die Sojawürste schon fertig?“ Diesen Satz wirst du oft hören. Schließlich bist du der Grillmeister bzw. die Grillmeisterin. Lange Abende vor dem Zelt mit endlosen, intensiven Gesprächen sind deine schönsten Erinnerungen an die Festivalzeit. Du kümmerst dich auch um herumliegenden Müll. Bravo!
2 die Schlammkur de modderbehandeling
3 dreckig vuil
Hast du die meisten Fragen mit C beantwortet?
Der Festival-Checker. Du bist ein Festivalprofi. Du weißt, welche Bands auftreten und wie man sich ins VIP-Zelt schmuggelt6 Über Checklisten kannst du nur lachen. Du weißt, was du wirklich brauchst und was überflüssig ist. Du weißt, wo du stehen musst, um das volle Musik- und Banderlebnis zu genießen. Weiter so!
4 der Müll het afval
5 die Pfandflasche de statiegeldfles
6 sich schmuggeln in ergens binnenglippen
1
dieRegel Regeln
Die Regeln sind viel zu streng! regel das Klischee Klischees Kennst du ein Klischee über die Deutschen? cliché distanziert
Er blieb distanziert in der Besprechung. afstandelijk humorlos ↔ witzig Nicht alle Deutschen sind humorlos. humorloos pünktlich ↔ unpünktlich Die Deutschen gelten oft als sehr pünktlich. stipt
dieDirektheit
dieDisziplin
dieGemütlichkeit
Seine Direktheit ist manchmal unangenehm. directheid
Disziplin ist der Schlüssel zum Erfolg. discipline
Das Wohnzimmer strahlte Gemütlichkeit aus. gezelligheid dieHöflichkeit
diePünktlichkeit
dieSauberkeit
dieSparsamkeit
die Charaktereigenschaft
Charaktereigenschaften
Höflichkeit ist in jeder Situation wichtig. beleefdheid
Ihre Pünktlichkeit beeindruckt mich. stiptheid
Ich achte immer auf Sauberkeit in der Küche. netheid
Seine Sparsamkeit zeigt sich darin, dass er keine teuren Sachen kauft. zuinigheid
Seine Geduld ist eine tolle Charaktereigenschaft. karaktereigenschap ängstlich
Sie ist oft ängstlich und geht nicht gerne Risiken ein. angstig arrogant
aufgeschlossen ↔ schüchtern
Ihre arrogante Haltung stößt viele Menschen ab. arrogant
Sie ist aufgeschlossen und findet leicht neue Freunde. open distanziert
Er ist oft distanziert in sozialen Situationen. afstandelijk ehrlich
Ich habe dir ehrlich meine Meinung gesagt! eerlijk ernst
Die Lehrerin ist sehr ernst und streng. ernstig faul
feige
↔ fleißig
↔ mutig
Mein Bruder ist faul und unsportlich. lui
Du bist zu feige, deine Lüge zuzugeben! laf fleißig
↔ faul
Die Schüler sind heute alle sehr fleißig. vlijtig geizig
↔ großzügig
Er ist sehr sparsam, aber nicht geizig. gierig großzügig
↔ geizig
Das ist sehr großzügig von Ihnen, danke! vrijgevig hilfsbereit
Der Kellner war sehr hilfsbereit. hulpvaardig höflich
Das Publikum applaudierte höflich. beleefd kreativ
Ich arbeite gerne mit kreativen Menschen. creatief
langweilig
Mir wird langsam langweilig hier! saai leidenschaftlich
Sie umarmte ihn leidenschaftlich. gepassioneerd mutig ↔ feige
Das war eine mutige Entscheidung von dir! moedig oberflächlich
Sie hat einen oberflächlichen Charakter. oppervlakkig offen
Ich bin immer offen für neue Abenteuer. open ordentlich
Dein Zimmer ist heute sehr ordentlich. netjes schüchtern ↔ aufgeschlossen
Warum bist du so schüchtern? verlegen sparsam
Wir müssen sparsam sein und viel arbeiten. spaarzaam spontan
Magst du spontane Entscheidungen? spontaan sportlich
Er ist sehr sportlich und muskulös. sportief stur
Du bist so stur wie ein Esel! koppig verantwortungsvoll
Ihr müsst verantwortungsvoll handeln. verantwoordelijk witzig
Findest du das wirklich witzig? grappig zuverlässig
Sie ist noch jung, aber sehr zuverlässig. betrouwbaar
dieBeziehung Beziehungen
Hast du eine gute Beziehung zu deinen Eltern? relatie
dieEigenschaft EigenschaftenJohanna hat viele gute Eigenschaften. eigenschap dieFreundschaft FreundschaftenIch möchte neue Freundschaften schließen. vriendschap die Kritik
das Gefühl Gefühle
Diese Kritik ist total ungerecht! kritiek
Hast du ein gutes Gefühl? gevoel das Interesse InteressenWir haben viele gemeinsame Interessen. interesse das Vertrauen
Gegenseitiges Vertrauen ist wichtig in Freundschaften. vertrouwen respektierenrespektiertIch respektiere deine Meinung. respecteren sich streiten streitet sich, hat sich gestritten Sie streitet sich oft mit ihrer besten Freundin. ruzie maken unternehmen unternimmt, hat unternommen Wollen wir gemeinsam etwas unternehmen? doen, ondernemen unterstützen unterstütztMein bester Freund unterstützt mich immer. steunen vertrauen vertraut Kann ich dir vertrauen? vertrouwen zählen auf zählt auf Du kannst immer auf mich zählen! rekenen op zeigen zeigt
Ich finde es schwierig, meine Gefühle zu zeigen. tonen zuhören hört zu Kannst du mir bitte mal zuhören? luisteren jemand
Er ist jemand, der immer für mich da ist. iemand ehrlich
Du sollst immer ehrlich sein und darfst also nicht lügen. eerlijk
oberflächlich
Warum bist du immer so oberflächlich? oppervlakkig offen
In guten Freundschaften ist man offen für Kritik. open
derBart
Mein Vater hat einen grauen Bart. baard derEindruck Eindrücke Was ist dein erster Eindruck? indruk derLippenstift LippenstifteDu hast Lippenstift an den Zähnen. lippenstift der Mantel Mäntel Ich brauche einen neuen Mantel für den Winter. mantel derRing Ringe Er hat ihr einen teuren Ring geschenkt. ring der Wettbewerb Wettbewerbe Sie hat schon viele Wettbewerbe gewonnen. wedstrijd Schönheitswettbewerb Schönheitswettbewerbe Was hältst du von Schönheitswettbewerben? schoonheidswedstrijd dieBrille Brillen
Ohne meine Brille sehe ich gar nichts. bril dieEigenschaft EigenschaftenWas ist deine beste Eigenschaft? eigenschap dieGesellschaft GesellschaftenWir leben in einer zivilisierten Gesellschaft. maatschappij die Glatze Glatzen
Mein Vater bekommt langsam eine Glatze. kaal hoofd die Haut Ich habe eine fettige Haut. huid
dieKarriere Karrieren Heidi Klums Karriere ist sehr erfolgreich. carriere die Kette Ketten
Diese Kette ist aus Gold. ketting
dieMeinung MeinungenIch bin der gleichen Meinung. mening dieNarbe Narben Sie hat eine Narbe im Gesicht. litteken die Nase Nasen Deine Nase blutet! neus
Stupsnase StupsnasenDas Mädchen hat eine süße Stupsnase. wipneus dieSchönheit Schönheit ist nur oberflächlich. schoonheid das Armband ArmbänderIch habe dir ein Armband gemacht. armband das Auge Augen Sie hat grüne Augen. oog das Aussehen Sein Aussehen hat sich sehr verändert. uiterlijk das Gesicht Gesichter Er hat ein rundes Gesicht. gezicht das Haar Haare Sie hat lange, glatte Haare. haar das Kompliment KomplimenteDarf ich Ihnen ein Kompliment machen? compliment das Model Models Sie ist ein Model und sieht immer gut aus. model das Muttermal MuttermaleEr hat ein großes Muttermal auf dem Rücken. moedervlek die Sommersprossen Sie hat eine helle Haut und Sommersprossen. zomersproeten abnehmen nimmt ab, hat abgenommen Ich habe 5 Kilo abgenommen. afvallen
zunehmen nimmt zu, hat zugenommen
meiner Meinung nach
blond
Im Urlaub habe ich stark zugenommen. bijkomen
Meiner Meinung nach bist du zu jung, um auszugehen. volgens mij
Sie hat blonde Haare und blaue Augen. blond braun
breit ↔ schmal
dunkel ↔ hell
Seine Augen sind braun. bruin
Er hat einen breiten Rücken. breed
Er hat eine dunkle Haut und lockige Haare. donker einverstanden
glatt ↔ lockig
Bist du damit einverstanden? akkoord
Ich habe glatte Haare. glad grau
hell ↔ dunkel
Meine Mutter hat schon graue Haare. grijs
Sie hat eine helle Haut und grüne Augen. licht hübsch
lockig ↔ glatt
Ich finde dieses Model sehr hübsch. knap
Meine Haare sind von Natur aus lockig. gekruld muskulös
Junge Männer wollen oft muskulös sein. gespierd nett
Sie ist eine sehr nette Person. aardig, vriendelijk schmal ↔ breit
Sie hat ein schmales Gesicht. smal schwarz
Ich habe eine Stupsnase und schwarze Haare. zwart sympathisch
Der neue Schüler ist sehr sympathisch. sympathiek überzeugt
Du hast mich überzeugt! overtuigd
6 der Arm
Arme
Ich habe mir den Arm gebrochen. arm Oberarm Oberarme Er hat ein Tattoo auf dem Oberarm. bovenarm
Unterarm UnterarmeSie hat muskulöse Unterarme. onderarm derBauchnabel BauchnabelIch möchte ein Piercing im Bauchnabel. buiknavel der Fakt Fakten Kennst du wirklich alle Fakten? feit derHaartrockner HaartrocknerGibt es einen Haartrockner im Hotelzimmer? haardroger der Hals Hälse
Ich habe ein Tattoo am Hals. hals, keel derKnöchel Knöchel
Ich habe mir den Knöchel verstaucht. enkel derNacken Nacken
Ich habe einen steifen Nacken. nek derNagel Nägel
Ich habe mir die Nägel geschnitten. nagel derRücken Rücken
Er liegt auf dem Rücken. rug derWaschlappen Waschlappen
Die Waschlappen und die Handtücher liegen im Regal. washandje derZahn Zähne
Hast du dir die Zähne schon geputzt? tand
dieBedeutung
BedeutungenWelche Bedeutung hat dieses Tattoo? betekenis die Brust Brüste
Er hat eine sehr behaarte Brust. borst die Bürste Bürsten Das ist eine weiche und angenehme Bürste. borstel
Zahnbürste ZahnbürstenHast du meine Zahnbürste benutzt? tandenborstel
die Haut
Ein Baby hat eine empfindliche Haut. huid die Hüfte Hüften
Viele Frauen haben breite Hüften. heup dieLippe Lippen Sie hat schmale Lippen. lip
dieNagelschere NagelscherenDie Nagelschere ist nicht mehr scharf. nagelschaar die Nase Nasen
Meine Nase läuft ständig. neus die Sauna Saunen Gehst du gerne in die Sauna? sauna
dieSchulter Schultern Mir tun die Schultern weh. schouder
dieStelle Stellen
An welcher Stelle möchtest du ein Tattoo haben? plaats, plek dieWade Waden
Zunge Zungen
Der Hund hat mir in die Wade gebissen. kuit
Ich habe mir auf die Zunge gebissen. tong das Becken Becken Sie laufen durch das eiskalte Becken. bekken, bassin das Bein Beine Sie hat sehr lange Beine. been
das Handgelenk HandgelenkeIch möchte ein Tattoo am Handgelenk. pols
das Handtuch Handtücher
das Motiv Motive
das Ohr Ohren
Die Handtücher müssen dringend gewaschen werden! handdoek
Welches Motiv hast du dir ausgesucht? motief
Hasen haben lange Ohren. oor
das Piercing Piercings Sie hat ein Piercing in der Zunge. piercing das Rasiermesser RasiermesserSei vorsichtig mit dem Rasiermesser! scheermes
das Risiko Risiken
Gehst du gerne Risiken ein? risico das Stechen
das Tattoo Tattoos
Das Stechen eines Tattoos ist sehr schmerzhaft. het plaatsen
Ich habe mir gestern ein Tattoo stechen lassen. tatoeage abtrocknentrocknet abSoll ich die Gläser abtrocknen? afdrogen duschen duscht
Zuerst dusche ich und dann frühstücke ich. douchen eincremencremt ein Sie hat sich das Gesicht eingecremt. insmeren kämmen kämmt Hast du dir die Haare schon gekämmt? kammen putzen putzt
Wann hast du die Küche zuletzt geputzt? poetsen rasieren rasiert
Er rasiert sich jeden Morgen. scheren schminkenschminkt Er war wie ein Clown geschminkt. schminken schneiden schneidet, hat geschnitten
Der Friseur hat mir die Haare geschnitten. knippen, snijden schwitzen schwitzt In der Sauna schwitzt man viel. zweten
tätowierentätowiert
waschen wäscht, hat gewaschen
meiner Meinung nach
zum Schluss
außerdem
Ich habe mir eine Blume auf dem Arm tätowieren lassen. tatoeëren
Ich wasche mir die Hände. wassen
Meiner Meinung nach ist eine gute Hygiene wichtig. volgens mij
Zum Schluss möchte ich hinzufügen, dass jeder gut aussehen will. tot slot
Außerdem ist Schönheit nicht alles. bovendien hässlich ↔ hübsch
Ich finde dich nicht hässlich. lelijk
hübsch ↔ hässlich Du bist einfach total hübsch. knap
ordinär
Das ist ein ordinärer Witz! ordinair schmerzhaft
Das Stechen eines Tattoos ist sehr schmerzhaft. pijnlijk
Mein Wortschatz
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
vertellen over relaties; vertellen over wat je (on)gelukkig maakt in het leven; vertellen over wensen en voorliefdes; informatie in een grafiek interpreteren en verwoorden; uitdrukkingen over liefde en geluk gebruiken; iemand advies geven; een gesprek voeren over de toekomst; meer vertellen over huwelijkstradities, horoscopen en geluksbrengers.
GRAMMATICA
de Konjunktiv II van 'haben' en 'sein' de Konjunktiv II met 'würden' (herhaling) de Konjunktiv II van de modale werkwoorden de Futur I (herhaling)
WOORDENSCHAT
liefde
geluk en geluksbrengers normen en waarden de toekomst
ONLINE LEERPADEN
Liebe und Glück
der Konjunk tiv II von „haben“ und „sein“
Normen und Werte der Konjunk tiv II mit „würden“ (Wiederholung) der Konjunk tiv II der Modalverben das Futur I (Wiederholung)
1 Liebe ist …
1.1 … ein Liebesschloss aufhängen
Lies den Text. Sieh dir dann das Video an und beantworte die Fragen.
Der Brauch, Liebesschlösser an Brücken anzubringen, hat seinen Ursprung in Italien. Die ersten Liebesschlösser tauchten in den 1950er und 1960er Jahren in Florenz und Rom auf. Von dort aus verbreitete sich der romantische Brauch schnell um die Welt. Die verliebten Paare werfen den Schlüssel nach dem Anbringen des Schlosses in den Fluss. So zeigen sie ihre ewige Liebe. An der Brooklyn Bridge in New York hängen Liebesschlösser, genauso wie an der Ponte Milvio in Rom oder an der Karlsbrücke in Prag. In Deutschland gilt die Hohenzollernbrücke in Köln als eine der bekanntesten „Liebesbrücken“.
1 Wie viele Liebesschlösser hängen an der Hohenzollernbrücke?
2 Wann wurden dort die ersten Liebesschlösser angebracht?
3 Was ist die Brücke durch die vielen Liebesschlösser geworden?
4 Warum hat der junge Mann mit der Brille ein Schloss angebracht?
5 Was feiern die beiden älteren Ehepaare bald?
6 Welche Altersgruppen kaufen sich laut der Schlüsselexpertin Liebesschlösser?
7 Wie viel wiegt die Brücke mehr durch die Liebeschlösser?
8 Wer hat sich über das extra Gewicht Sorgen gemacht?
9 Zu welchem Ergebnis sind die Statiker gekommen?
10 Wie heißt das Lied über die Brücke, das eine Kölner Band aufgenommen hat?
11 Welche erfolgreiche Sängerin soll hier auch einmal ein Schloss befestigt haben?
Die Hohenzollernbrücke ist eine wichtige Eisenbahn- und Fußgängerbrücke in Köln und führt über den Rhein. Die Brücke hat eine Länge von ca. 400 Metern. Sie wird täglich von über 1200 Zügen überquert und ist somit eine der meistbefahrenen Eisenbahnbrücken Deutschlands.
Erstelle dein virtuelles Liebesschloss.
Auf deinem Liebesschloss steht:
☐ dein Name;
☐ der Name einer Person, die dir besonders am Herzen liegt;
☐ eine Botschaft für diese Person;
☐ ein besonderes Datum;
☐ deine Heimatstadt.
Wähle anschließend eine Brücke für dein Liebesschloss und lade dein Schloss herunter.
1.2 … eine Mauer überwinden
a Sieh dir das Filmplakat an und beantworte die Fragen.
1 In welcher Stadt spielt der Film?
2 Woran erkennt man das?
3 Um welches Filmgenre handelt es sich deiner Meinung nach?
4 Was könnte mit dem Titel gemeint sein?
5 Wie weiß man, dass die Geschichte nicht erfunden ist?
b Lies den Text. Formuliere in eigenen Worten, was das Thema des Films ist.
Zwischen uns die Mauer ist ein deutscher Kinofilm, der auf dem autobiografischen Roman von Katja Hildebrand basiert. Der Film erzählt die Geschichte der siebzehnjährigen Anna aus der westdeutschen Provinz. Sie fährt mit einer Jugendgruppe zum Begegnungstreffen nach Ostberlin. Dort lernt sie den rebellischen Pfarrerssohn Philipp kennen. Es ist Liebe auf den ersten Blick – doch die schwer verliebten Teenager aus Ost und West werden getrennt durch die scharf bewachte deutsch-deutsche Grenze. Nicht nur die Mauer steht der großen Liebe im Weg, Annas skeptische Eltern reagieren gleichfalls mit Verboten. Die heimlichen Besuche ihrer selbstbewussten Tochter bleiben auch der Stasi nicht lange verborgen. Die Ereignisse nehmen eine höchst dramatische Wendung. Und dann fällt die Mauer.
Nach: goethe.de
c Sieh dir den Trailer an und beantworte die Fragen.
1 Worüber regt sich Philipp auf?
2 Mit welcher Aussage reagiert sein Vater darauf?
3 Warum muss Anna Ostberlin vor Mitternacht verlassen?
4 Am Ende sagt Philipp: „Wir lassen uns nicht unterkriegen“. Was bedeutet das wohl?
Die BRD (Bundesrepublik Deutschland) und die DDR (Deutsche Demokratische Republik) wurden 1949 gegründet. Die BRD war der westliche Teil Deutschlands und war ein demokratischer Staat, in dem mehrere Parteien regierten. Die DDR war ein kommunistischer Staat und war der östliche Teil Deutschlands. Am 9. November 1989 fiel die Berliner Mauer, die die Teilung zwischen Ost- und Westberlin sowie zwischen der DDR und der BRD symbolisierte. Dieses historische Ereignis führte am 3. Oktober 1990 zur offiziellen Wiedervereinigung.
Die Stasi (= Staatssicherheit) war der Geheimdienst der DDR, der die Bevölkerung überwachte und politische Gegner verfolgte. Sie hatte Spione und Informanten, die Informationen über die Leute sammelten. Sie unterdrückte Kritiker und Oppositionelle und war bekannt für ihre repressiven Methoden. Nach dem Fall der Mauer wurde die Stasi aufgelöst und ihre Aktivitäten wurden öffentlich gemacht.
d Sieh dir den Abschnitt aus dem Film an und beantworte die Fragen.
1 Was schlägt Anna vor?
2 Philipp findet das ☐ eine gute Idee. ☐ keine gute Idee.
3 Welche Argumente benutzt er?
-
Zwischen uns die Mauer
Möchtest du gern wissen, wie es zwischen Anna und Philipp weitergeht?
Sieh dir weitere Abschnitte aus dem Film an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Möchtest du gern mehr über Katja Hildebrands persönliche Liebesgeschichte erfahren?
Lies die Abschnitte aus ihrem Tagebuch auf iDiddit und beantworte die Fragen.
2 Die große Liebe 2.1 Wie habt ihr euch kennengelernt?
a Lies die Aussagen.
Sophie (22 Jahre, Studentin)
Ich habe meinen Freund in einem Sprachkurs für Italienisch kennengelernt. Wir wollten beide unsere Sprachkenntnisse verbessern. Wir wurden Lernpartner und haben uns schließlich ineinander verliebt.
Florian (17 Jahre, Schüler)
Wir sind uns in der Schule begegnet. Sie saß in meiner Klasse und wir haben uns während eines Schulprojekts näher kennengelernt. Eines Tages hat sie mich nach der Schule gefragt, ob ich Lust hätte, ein Eis essen zu gehen. Seitdem sind wir ein Paar, auch wenn wir uns ab und zu streiten.
Nora (28 Jahre, Lehrerin)
Unsere Geschichte ist ziemlich modern. Meine Partnerin und ich haben uns auf einer Online-Dating-Plattform kennengelernt. Wir haben uns getroffen, weil wir ähnliche Interessen und Hobbys hatten. Das erste Date war in einem gemütlichen Café.
Ali (38 Jahre, Unternehmer)
Wir haben uns auf einer Hochzeit kennengelernt. Ich war der Trauzeuge und sie war eine Freundin der Braut. Es war Liebe auf den ersten Blick. Wir haben auf der Tanzfläche getanzt und hatten so viel Spaß, dass wir beschlossen haben, uns wiederzusehen.
Simon (21 Jahre, Student)
Während meines Erasmus-Semesters in Spanien habe ich Maria kennengelernt. Sie half mir in meiner ersten Vorlesung und wir wurden Freunde. Unsere Freundschaft entwickelte sich zu einer Beziehung und wir sind immer noch zusammen.
b Welche Aussage passt zu wem?
1 Sie hat ihre Freundin im Internet kennengelernt.
2 Er hat sich sofort in seine Freundin verliebt.
3 Sie wurden zuerst Freunde und haben sich dann verliebt.
4 Er hat seine Freundin im Ausland kennengelernt.
5 Seine Freundin hat die Initiative ergriffen.
c Suche im Text nach dem passenden Wort.
1 eine Partnerschaft
2 heftig über etwas diskutieren
d Sieh dir das Video an. Markiere in der Wortwolke, wie oder wo sich die Befragten kennengelernt haben.
in der Kneipe
bei einer Mitfahrgelegenheit
bei einem Kochkurs über das Internet auf Tinder auf einer Reise auf einem Festival in der Bibliothek beim Feiern im Auto in der Psychiatrie
bei einem Fußballwettbewerb über einen Schulfreund
e Arbeitet zu zweit. Sprecht über euren Beziehungsstatus.
über Beziehungen sprechen
Ich bin Single. • Ich bin in einer Beziehung. • Es ist kompliziert.
Ich führe eine Fernbeziehung.
Ich bin seit einem (halben) Jahr mit meinem Freund / meiner Freundin zusammen.
Wir sind seit sechs Monaten ein Paar.
Wir haben uns vor (knapp) zwei Jahren kennengelernt.
Das erste Date war in einer Kneipe • in einem Restaurant.
Wir haben uns in der Schule • im Urlaub • online kennengelernt.
Ich habe mit meinem Freund / meiner Freundin Schluss gemacht.
Mein Freund / Meine Freundin hat mit mir Schluss gemacht / hat sich von mir getrennt.
Wir haben gemeinsam beschlossen, auseinanderzugehen.
a Lies den Text und ergänze die Übersicht.
Eine Fernbeziehung führt kaum jemand freiwillig und doch sind es immer mehr Menschen, die eine Phase ihres Beziehungslebens so verbringen. Die meisten davon sind unter 30 Jahren alt.
Positiv ist die Unabhängigkeit, die eine Fernbeziehung beiden Partnern bietet. Sie können ihre eigenen Interessen und Karrieren verfolgen. Die Distanz hilft auch, die eigene Identität zu stärken und persönlich zu wachsen. Zudem führt die körperliche Trennung oft zu vertieften Gesprächen und einer intensiveren emotionalen Bindung zwischen den Partnern. Paare in Fernbeziehungen verbringen aber oft viel Zeit am Telefon oder auf Reisen, um sich zu sehen. Dies kann ziemlich teuer werden und die Kommunikation erschweren, insbesondere wenn unterschiedliche Zeitzonen oder Verpflichtungen im Weg stehen. Es gibt auch weniger Gelegenheiten für physischen Kontakt, was für einige Paare eine Herausforderung darstellen kann. Außerdem kann die Unsicherheit über die Zukunft der Beziehung belastend sein.
Vorteile
eine Fernbeziehung führen
Nachteile
(insbesondere durch )
SCHON FERTIG?
Arbeitet zu zweit. Was haltet ihr von Fernbeziehungen? Erzählt euch gegenseitig eure Meinung.
b Ergänze unter jedem Foto, was passt. Benutze jeweils eine Zeitangabe nach wahl. In einer Fernbeziehung …
sich vermissen sich Liebesbriefe schreiben Videocalls machen Koffer packen sich verabschieden sich wiedersehen Flug- oder Zugtickets buchen gemeinsam Pläne schmieden
z. B. In einer Fernbeziehung reist man manchmal • ab und zu • oft • regelmäßig • …
c Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
8 Wie oft sehen sich Poppy und Laura?
9 Wie versuchen die beiden, Geld zu sparen?
10 Wann und wie haben sie sich kennengelernt?
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
ein Blogartikel von Andreas Lorenz
Bald steht dein erstes Date an - und du hast tierische Angst vor peinlichen Stillen. Im Kopf malst du dir schon wahre Horrorszenarien aus, wie ihr euch schweigend gegenübersitzt und verlegen an eurem Kaffee nippt …
Aber keine Sorge, du wirst diesmal nicht vor Scham im Boden versinken. Wenn du beim Flirten online wie offline echte Erfolge verbuchen möchtest, musst du aus der grauen Masse herausstechen.
Ich habe die ultimative Lösung, wie dir das auf jeden Fall gelingt: Stelle deinem Gegenüber originelle Kennenlernfragen! Für durchschnittliche und vorhersehbare Kennenlernfragen gibt es keine Entschuldigung. Wenn du beim Flirt-Game Punkte machen möchtest, sind langweilige Fragen wie diese absolut tabu: Na, hattest du ein schönes Wochenende? oder Was machst du so in deiner Freizeit? Denk am besten gar nicht erst darüber nach, sie zu benutzen. Nur, weil Tausende vor dir solche Fragen gestellt haben, heißt das noch lange nicht, dass sie funktionieren.
Deswegen präsentiere ich dir einige lustige Fragen zum Kennenlernen beim ersten Date. Lustige Fragen lockern die Unterhaltung auf und machen sie interessanter. Los geht’s:
1 Hättest du gern die Fähigkeit, Gedanken zu lesen?
2 Welches Tier wärst du am liebsten?
3 Du kannst dir eine Superkraft aussuchen. Welche wäre das?
4 Wenn dein Leben ein Buch wäre, was wäre der Titel?
5 Du wachst morgens mit einer neuen Eigenschaft oder Fähigkeit auf. Welche hättest du gern?
6 Wenn du drei Wünsche frei hättest, welche wären diese?
Ich wünsche dir jetzt schon viel Erfolg!
Nach: andreas-lorenz.com
1 Was macht Andreas in seinem Blogbeitrag?
☐ sich über langweilige Fragen lustig machen
☐ praktische Ratschläge für ein gelungenes erstes Date erteilen
☐ seine Meinung äußern und Leser informieren
2 Welche Fragen zum Kennenlernen bevorzugt Andreas und warum?
3 Man soll sich beim Kennenlernen von den anderen unterscheiden. Wie formuliert Andreas das?
b Arbeitet zu zweit. Macht aus den Redemitteln jeweils Fragen und stellt sie euch gegenseitig.
z. B. Wärst du eigentlich gern berühmt?
Ja, ich wäre gern ein bekannter Popstar. / Nein, ich wäre nicht gern berühmt. Und du?
Ich wäre gerne berühmt.
Wünsche und Vorlieben ausdrücken
Ich wäre gerne öfter mit meinen Freunden zusammen.
Ich wäre jetzt gerne im Urlaub.
Ich hätte gerne eine bessere Beziehung zu meinen Eltern.
Ich hätte gerne bessere Noten.
Ich hätte gerne mehr Freizeit.
SCHON FERTIG?
Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig die lustigen Fragen aus Übung 2.3a.
S. 170
der Konjunktiv II von haben und sein z. B. Ich wäre gerne bei dir.
Hättest du gern ein Haustier?
3.1 Das macht mich glücklich
a Arbeitet zu zweit. Formuliert abwechselnd eine Aussage zur Grafik.
z . B. 23 % der Befragten finden ein schönes Zuhause am wichtigsten zum Glücklichsein.
Knapp ein Drittel der Befragten findet eine gute Partnerschaft wichtig.
Befragte, für die folgende Faktoren am wichtigsten zum Glücklichsein sind
Gesundheit
Eine gute Partnerschaft
Eine intakte Familie
Ausreichend Geld
Ein schönes Zuhause
Spaß und Freude am Leben
Freunde
Freiheit
Quelle: Statista.com
b Sieh dir das Video an. Beantworte dann die Frage und kreuze an.
1 Wo befinden sich die Befragten?
2 Was bedeutet Glück für die Befragten?
☐ sich engagieren
☐ Erfolg im Beruf haben
☐ zur Ruhe kommen
☐ die Arbeit als Klinik-Clown
☐ Kontakt zu Freunden und Familie haben ☐ politisch aktiv sein
☐ Kinder haben ☐ in Secondhandläden kaufen ☐ Zufriedenheit
☐ Menschen, die sich selbst gefunden haben
soziale Gerechtigkeit
finanziell unabhängig sein
in einem Tiny Haus wohnen
mehr sinnvoll verbrachte Zeit
c Was macht dich am glücklichsten? Kreuze deine Top 5 an.
erzählen, was einen im Leben glücklich macht
Es macht mich glücklich, wenn …
ich in der Schule gute Noten habe.
ich das Leben genießen kann.
ich eine gute Beziehung habe.
ich am Wochenende feiern gehe.
ich immer neue Sachen ausprobieren kann.
ich ein gutes Verhältnis zu meinen Eltern habe.
ich körperlich fit bin.
ich für meine Familie da bin.
ich Zeit mit meinen Freunden / Freundinnen verbringen kann.
ich Zeit für mich selbst habe.
ich anderen Menschen helfen kann.
ich andere Länder und Kulturen kennenlerne.
ich gesund bin.
ich in der Natur bin.
d Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig Fragen. Kreuzt in Übung 3.1c die Antworten des Partners / der Partnerin an.
z. B. Was macht dich am glücklichsten?
Es macht mich am glücklichsten, wenn … Und dich?
Erstelle deine persönliche Glücksliste.
Notiere ganz konkrete Momente, Aktivitäten, Menschen, Dinge oder Situationen.
Auf deiner Liste sollten mindestens 10 Glücklichmacher stehen.
Schau dir diese Glücksliste als Beispiel an: die Sonne auf meiner Haut spüren jemanden überraschen den Sternenhimmel beobachten jemanden an der Supermarktkasse vorlassen im Bett dem Regen zuhören
a Sieh dir die Bilder an und ordne die Redewendungen zu.
Schwein haben Schmetterlinge im Bauch haben jemandem schöne Augen machen jemandem den Kopf verdrehen jemandem die Daumen drücken einen Korb kriegen ein Auge auf jemanden werfen ein Glückspilz sein auf Wolke sieben schweben mit einem blauen Auge davonkommen
b Was bedeuten die Redewendungen? Notiere den passenden Buchstaben aus Übung 3.2a.
1 sehr stark verliebt sein
2 abgelehnt werden
3 sehr glücklich sein
4 ohne großen Schaden davonkommen
5 jemandem Glück wünschen
6 mit jemandem flirten
7 wenn jemand häufig Gutes widerfährt
8 versuchen, jemanden für sich zu gewinnen
9 sich für jemanden oder etwas sehr interessieren
10 Glück haben
SCHON FERTIG?
Suche weitere Redewendungen zum Thema „Liebe und Glück“. Notiere auch ihre Bedeutung.
3.3 Bring mir Glück!
a Vor dem Lesen: Klassengespräch
• Glaubst du an Glücksbringer? Warum (nicht)?
• Hast du selbst einen Glücksbringer? Wenn ja, …
- was für einer ist es?
- von wem hast du ihn bekommen?
- in welchen Situationen hast du deinen Glücksbringer dabei?
über Glücksbringer sprechen
Ich glaube nicht an Glücksbringer, das ist Blödsinn / Quatsch.
Ich bin nicht abergläubisch und glaube also nicht an Glücksbringer.
Ohne meinen Glücksbringer gehe ich nie aus dem Haus!
Ich habe keinen Glücksbringer.
Natürlich habe ich einen Glücksbringer! Es ist ein / eine …
Ich habe ihn von meinem / meiner / meinen … bekommen.
Ich habe meinen Glücksbringer dabei, wenn ich eine Klausur schreibe • zum Zahnarzt gehen muss • Stress vor einer mündlichen Prüfung habe • …
b Lies den Text und ordne die Wörter zu.
Marzipan Unglück Wünsche Risiko Brauch Glück spilz Reichtum Glück szeichen Ritualen Glück szahl Märchen
Da der Wunsch nach Glück tief in der menschlichen Existenz verwurzelt ist, sind Glückssymbole international sehr beliebt. Eine große Mehrheit der Menschen glaubt, dass Glückssymbole heilen1 können und den Menschen Glück bescheren2 können.
Eine sehr lange Tradition in Deutschland ist der Austausch von Glücksbringern und Maskottchen unter Freunden und Verwandten im Januar. Welche Glückssymbole es so alles gibt, erfährst du hier.
Schweine sind seit Jahrhunderten ein Symbol für oder Wohlstand. In der alten nordischen
Mythologie galt das Wildschwein als heilig, als Haustier der Götter und als Symbol für Fruchtbarkeit. In der griechischen und römischen
Kultur war der Besitz von Schweinen ein Privileg und bedeutete meist Wohlstand. „Glücksferkel“ gibt es in Deutschland in verschiedenen Formen – aus , Glas, Porzellan oder als „Sparschwein“.
Da das vierblättrige Kleeblatt in der Natur so selten ist, wird angenommen, dass es Glück bringt und geheime erfüllt. Nach alten christlichen Legenden nahm Eva es aus dem Garten Eden mit, um nostalgische Erinnerungen an das Paradies zu wecken.
Früher waren Pferde wertvolle Nutztiere und Hufeisen schützten3 sie. Ein Hufeisen über der Tür aufzuhängen, wobei das offene Ende in Richtung Himmel zeigt, ist ein sehr alter . So kann das Glück aufgefangen werden.
Scherben bringen Glück – Dieser Aberglaube ist unter den Deutschen sehr verbreitet.
Der Glaube an das „Scherbenglück“ zeigt sich in vielen . So ist zum Beispiel der Polterabend in Deutschland ein wichtiger Bestandteil einer Trauung. Dann wird Porzellan und Keramik vor den Augen des Brautpaares fröhlich zerschlagen4, um eine glückliche Zukunft zu sichern. Aber Vorsicht! Nicht alles, was zerbricht, hält die bösen Geister fern. Einen Spiegel zu zerbrechen, bringt sieben Jahre .
Durch die Reinigung der Schornsteine haben die Handwerker in Schwarz seit Jahrhunderten das von Bränden in den Haushalten reduziert. Einen Schornsteinfeger zu treffen ist ein . Noch glücksbringender ist es übrigens, einen der silbernen Knöpfe an seiner schwarzen Uniform zu berühren!
Im deutschsprachigen Raum gilt die Zahl „Sieben“ als Marienkäfer haben typischerweise bis zu sieben schwarze Flecken auf ihren roten Flügeln. Bis heute glauben viele Deutsche, dass man besonders viel Glück hat, wenn ein Marienkäfer auf einem landet!
Nach: www.tenoftheday.de
Verstehenshilfen:
1 heilen helen, genezen
2 bescheren brengen, bezorgen
3 schützen beschermen
c Welche Frage wird im Text beantwortet?
☐ Was macht dich glücklich?
☐ Bringen Scherben wirklich Glück?
Die giftigen Pilze mit weiß gepunkteten roten Hüten wachsen im Wald. In alten deutschen werden auf diesen Pilzen Kröten5 abgebildet. Sie fangen die Fliegen, die vom Fliegenpilz angezogen werden – daher also der Name. Einen glücklichen Menschen nennt man übrigens auch einen „ “.
4 zerschlagen stukslaan
5 die Kröte de pad
☐ Was sind die bekanntesten deutschen Glückssymbole bzw. -rituale?
☐ Wie abergläubisch sind die Deutschen wirklich?
d Markiere in zwei Farben …
• alle Glück ssymbole;
• alle Rituale bzw. Bräuche.
e Beantworte mündlich die Fragen.
1 Was haben Marienkäfer mit der Glückszahl Sieben zu tun?
2 In welchem deutschen Ritual zeigt sich das Sprichwort „Scherben bringen Glück“?
3 Welche deutschen Glückssymbole sind auch in deinem Heimatland verbreitet?
f Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wie alt ist der Schornsteinfeger?
2 Was ist für ihn die größte Herausforderung?
3 Wo ist der Beruf des Schornsteinfegers entstanden?
4 Wie reagieren Leute, wenn sie den Schornsteinfeger sehen?
g Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Der Polterabend findet ☐ vor der Hochzeit statt. ☐ nach
2 Welche Nationalität hat die Sprecherin im Video?
3 Was bringt sie als Geschenk zur Party mit?
4 Was haben die anderen Gäste dabei?
5 Was schmeißen die anderen Gäste alles auf den Boden?
6 Warum machen sie das?
7 Was macht das Brautpaar am Ende?
8 Worauf soll diese Aktivität die Braut und den Bräutigam vorbereiten?
9 Der Polterabend geht auf alte germanische Riten zurück. Was soll der Lärm machen?
10 Was darf man alles während des Polterabends zerschlagen?
11 Was darf man aber nicht zerschlagen?
ARTE ist ein deutsch-französischer Kulturkanal. In der Sendung Karambolage werden die kulturellen Unterschiede zwischen Deutschen und Franzosen auf eine humorvolle Art und Weise erläutert.
a Arbeitet in Kleingruppen. Was bringt alles Unglück?
• Erstellt eine Mindmap.
• Berichtet danach in der Klasse.
Unglücksbringer
b Sieh dir das Video an. Notiere die Handlungen oder Ereignisse, die etwas mit dem Thema „Aberglaube“ zu tun haben.
Das bringt Glück!
Das bringt Unglück bzw. Pech!
c Arbeitet zu zweit. Stellt einander abwechselnd eine Frage wie im Beispiel.
z. B. Würdest du an Halloween die Tür öffnen, wenn es um Mitternacht klingelt?
Ja, das würde ich wahrscheinlich tun!
Nein, das würde ich nie im Leben machen! / Nein, das würde ich nie riskieren!
1 am Freitag, dem 13., einen Termin beim Zahnarzt vereinbaren
2 eine schwarze Katze als Haustier halten
3 in einem Hotel in Zimmer 13 schlafen
4 bei Vollmond alleine spazieren gehen
5 beim Zuprosten Augenkontakt vermeiden
6 vor Wut ein Glas zerschlagen
S. 171 WIEDERHOLUNG
würden ich würde wir würden du würdest ihr würdet er/sie würde sie würden Sie würden
Sieh dir das Video über schwarze
Katzen an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Aberglaube
Fülle die online Umfrage aus und entdecke, wie abergläubisch du bist. Suche danach einen Partner / eine Partnerin und sprich über das Ergebnis.
SCHON FERTIG?
Suche im Internet nach weiteren Glücks- und Unglücksbringern. Erstelle eine Liste.
5.1 Mein Sternzeichen
Arbeitet in Dreier- oder Vierergruppen. Führt Gespräche wie im Beispiel.
z. B. Wann hast du Geburtstag?
Am vierten Februar.
Dann bist du Wassermann. Laut deinem Sternzeichen bist du inspirierend und intellektuell, aber auch egoistisch. Stimmt das?
Ja, das stimmt! / Hmmm, das stimmt eher nicht.
Die Astrologie ordnet jedem Sternzeichen bestimmte Eigenschaften zu. Bist du spontan oder eher bedacht? Optimistisch oder pessimistisch? Hier findest du die typischen Charaktereigenschaften laut Sternzeichen!
Datum
Sternzeichen Eigenschaften
21. Januar – 19. Februar Wassermann inspirierend, intellektuell, egoistisch
20. Februar – 20. März Fische sensibel1, fantasievoll, beeinflussbar
21. März – 20. April Widder selbstbewusst, leidenschaftlich, neidisch2
21. April – 20. Mai Stier zuverlässig, beständig3, stur
21. Mai – 21. Juni Zwillinge kontaktfreudig, neugierig, zweifelnd
22. Juni – 22. Juli Krebs sensibel, gefühlvoll, überempfindlich4
23. Juli – 23. August Löwe loyal, selbstbewusst, kritikunfähig
24. August – 23. September Jungfrau zuverlässig, zielstrebig5, kritisch
24. September – 23. Oktober Waage diplomatisch, aufgeschlossen, unentschlossen6
24. Oktober – 22. November Skorpion fleißig, feinfühlig, eifersüchtig7
23. November – 21. Dezember Schütze gerecht, weltoffen, eitel
22. Dezember – 20. Januar Steinbock willensstark, selbstkritisch, unnahbar8
Nach: www.gala.de und www.instyle.de
Verstehenshilfen:
1 sensibel gevoelig
2 neidisch afgunstig, nijdig
3 beständig constant, stabiel
4 überempfindlich overgevoelig
5 zielstrebig doelbewust
6 unentschlossen besluiteloos
7 eifersüchtig jaloers
8 unnahbar opzichzelf
a Lies dein Horoskop in Übung b. Erkennst du dich in dieser Beschreibung wieder? Begründe deine Antwort.
z. B. Ich bin Wassermann / Fisch / Zwillinge / … Ich erkenne mich in meinem Horoskop (nicht) wieder, weil / denn …
b Lies den Text und beantworte die Fragen.
WASSERMANN
Für den Wassermann stehen die Liebessterne auf „Go“! Ein heißer Flirt kann sich vielleicht zu mehr entwickeln. Fasse Mut und mache den ersten Schritt!
STIER
Jeden Tag passiert bei dir das Gleiche. Versuche, ein bisschen mehr Abwechslung in deinen Alltag zu bringen! Vielleicht bietet ein neues Hobby die Lösung?
LÖWE
Das Liebesglück wartet auf die Löwen! Augen auf, sonst übersiehst du vielleicht deine:n Traumpartner:in!
Aber Achtung: Sei nicht übermütig und überstürze auch nichts. Alles zu seiner Zeit!
SKORPION
Geld sollte nicht Priorität Nummer eins in deinem Leben sein: Man kann auch viele tolle Dinge tun, die nicht teuer sind!
Geh also etwas weniger jobben und gehe stattdessen mehr aus - du bist nur einmal jung!
Nach: www.checkit-magazin.at/horoskop
FISCHE
Sportlich aktiver zu werden, tut auch den Fischen gut! Geh mal ins Fitnessstudio oder mache eine lange Wanderung. Du wirst sehen: Sport kann wahre Wunder vollbringen!
ZWILLINGE
Ein bisschen mehr Spontaneität ist gewünscht! Denke nicht zu viel nach, bevor du etwas unternimmst. Höre einfach auf dein Bauchgefühl. Du wirst sehen: Alles wird gut!
JUNGFRAU
Atme tief durch und sammle deine Kräfte! Was nützt es, immer 200 Prozent zu geben und dann völlig erschöpft zu sein? Gönne dir mal einen entspannten Abend, es wird dir gut tun.
SCHÜTZE
Es ist sehr wichtig, Freundschaften zu pflegen. Warum nicht mal mit Freunden auf eine Party gehen, anstatt alleine Netflix zu schauen? Alleine durchs Leben zu gehen macht eh keinen Spaß!
WIDDER
Du hattest eine stressige Woche. Nimm dir dieses Wochenende etwas Zeit für dich selbst. Geh mal zum Wellness, ins Kino oder einfach in die Kneipe mit guten Freunden. So bist du nächste Woche wieder in Topform!
KREBS
Einige sind neidisch auf das, was du in letzter Zeit erreicht hast. Kümmere dich nicht zu sehr darum, was andere denken oder sagen, mach einfach dein Ding!
WAAGE
Konzentriere dich mehr auf deine Schulaufgaben und das Lernen. Lerne eventuell zusammen mit Freunden, um die Motivation aufrechtzuerhalten. Nach einem guten Zeugnis wirst du fröhlicher durchs Leben gehen.
STEINBOCK
Kopf hoch! Auch wenn du das Gefühl hast, dass nichts so richtig klappen will: Deine Familie und deine Freunde sind immer da, um dich zu unterstützen. Sprich offen über deine Gefühle, es wird dir gut tun.
In welchem / welchen Horoskop(en) … Sternzeichen
1 ist von Liebe die Rede?
2 geht es um Finanzen?
3 gibt man Tipps, um den Stress abzubauen?
4 gibt man Tipps, um bessere Noten zu bekommen?
5 ermutigt man die LeserInnen zu sozialen Aktivitäten?
c Arbeitet zu dritt oder zu viert. Lest die Horoskope der anderen Schüler in der Gruppe und formuliert Ratschläge. Verwendet dazu die Redemittel.
z. B. Liam , ich lese, du hast Stress. Du könntest vielleicht … Yelina, du solltest …
Ratschläge geben
Du könntest den Jungen / das Mädchen zu einer gemeinsamen Aktivität einladen.
Könntest du deinem Schwarm nicht mal ein nettes Kompliment machen?
Du solltest nichts überstürzen • nicht übermütig sein!
Du könntest den ersten Schritt machen.
Du solltest weniger nachdenken • auf dein Bauchgefühl hören.
Du könntest ein neues Hobby suchen • deine Routinen ändern • ab und zu mal etwas Neues ausprobieren.
Du müsstest unbedingt mal deinen Schreibtisch aufräumen.
Du solltest dich nicht von deinem Smartphone ablenken lassen.
Du solltest mehr lernen • im Unterricht gut aufpassen • aufmerksam zuhören • den Lernstoff regelmäßig wiederholen!
Du müsstest unbedingt weniger arbeiten • Grenzen setzen.
Du solltest dir jetzt wirklich einen Tag Ruhe gönnen.
Du könntest mal ins Kino • in die Kneipe • ins Fitnessstudio • in die Sauna gehen.
Du könntest vielleicht mehr Sport treiben • mal einen Spaziergang machen.
Du solltest mal mit einem Freund / einer Freundin telefonieren. der Konjunktiv II der Modalverben z. B. Du könntest mehr Sport treiben.
Du solltest wirklich besser aufpassen. S. 171
d Sieh dir das Video an. Beantworte die Fragen oder kreuze an.
1 Welche Charaktereigenschaften werden dem Erzähler zugeschrieben?
2 Was ist sein Sternzeichen?
3 Der astrologische Kalender heute ist noch der gleiche wie
4 Welche Rolle spielt der Zeitpunkt unserer Geburt?
5 sind experimentierfreudiger als Winterfrauen. sollen ausdauernder sein.
6 Hat das etwas mit unserem Sternzeichen zu tun? Erkläre deine Antwort.
7 Was war der Wahlspruch von Zirkusdirektor P. T. Barnum?
8 Erkläre, was dieser Wahlspruch mit Horoskopen zu tun hat.
9 Gibt es wissenschaftliche Beweise dafür, dass die Sternzeichen unsere Persönlichkeit beeinflussen?
☐ Ja ☐ Nein
5.3 Meine Zukunft
a Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Warum besuchen die Reporterinnen die Kartenlegerin Gitta Jahn?
2 Was kostet das?
3 Beschreibe, was die Kartenlegerin den Reporterinnen alles beibringt.
4 Emily, die erste Kundin von „Madame Paulette“, hat eine Frage zum Beruf.
Sie möchte wissen …
☐ ob sie später einen guten Lohn bekommen wird.
☐ ob sie bei ihrer Berufswahl bleiben wird.
☐ ob ihr Beruf sie glücklich machen wird.
5 Worauf achtet Madame Paulette beim „Vorhersagen“?
☐ auf das Äußere der Menschen
☐ auf ihre Körpersprache
☐ auf das, was die Menschen erzählen
6 Glauben die Kunden der Kartenlegerin?
Führe ein Chatgespräch mit einem KI-Chatbot nach Wahl (z. B. ChatGPT).
• Beschreibe möglichst genau, wer du bist:
- Wie alt bist du?
- In welchem Land lebst du?
- Welche Hobbys bzw. Interessen hast du?
- Hast du eine(n) PartnerIn?
• Bitte die künstliche Intelligenz darum, deine Zukunft vorherzusagen.
• Stelle mindestens eine weitere Frage oder bitte um eine Erklärung.
• Schicke deiner Lehrkraft das Gespräch zu.
b Hör dir die Redemittel an und ergänze die fehlenden Wörter.
über die Zukunft sprechen
Studium
Nach der Schule werde ich wahrscheinlich Sprachen •
• Architektur • Geschichte studieren.
Ich würde gerne in Gent / Brüssel / Antwerpen / ... studieren.
K arriere
• Biologie •
Ich weiß noch nicht genau, welchen Beruf ich später möchte.
Ich werde später vermutlich als Lehrer •
• Sekretärin • Informatiker arbeiten.
Mit diesem Beruf werde ich nicht werden, aber auch keine finanziellen haben.
Heimat und Ausland
In 10 Jahren werde ich vielleicht in Deutschland / Österreich / leben.
Ich könnte mir vorstellen, für die Arbeit ins zu ziehen.
Ich würde am liebsten hier wohnen bleiben.
Eines Tages werde ich eine Reise machen!
Familie, Liebe und Beziehungen
Ich hoffe, ich werde bald meinen / meine Traumfrau finden!
Ich möchte später keine / zwei Kinder haben.
Ich weiß noch nicht, ob ich will.
Vielleicht werde ich eine Fernbeziehung führen.
c Arbeitet zu zweit und sprecht über eure Zukunft.
Stellt einander abwechselnd eine Frage.
1 Was wirst du nach der Schule studieren?
2 Welchen Beruf wirst du später ausüben?
3 Wo wirst du in 10 Jahren vermutlich leben?
4 Wie wird dein Liebesleben in Zukunft aussehen?
S. 173 WIEDERHOLUNG
das Futur I z. B. Was wirst du nach dem Studium machen?
Ich denke, du wirst später sehr erfolgreich sein.
haben sein
ich hätte wir hätten ich wäre wir wären du hättest ihr hättet du wär(e)st ihr wär(e)t
er/sie hätte sie hätten er/sie wäre sie wären Sie hätten Sie wären
1.1 Irrealiteit
In tegenstelling tot de Indikativ wordt de Konjunktiv II gebruikt om een irrealiteit of een mogelijkheid weer te geven. In het Nederlands vertaal je de Konjunktiv II meestal met zou(den) + infinitief.
INDIKATIV
KONJUNKTIV II
VERTALING
z.B. Ich bin nicht berühmt. Ich wäre gerne berühmt. Ik zou graag beroemd zijn
Je gebruikt de Konjunktiv II
• in mededelende zinnen die een wens of verlangen uitdrukken:
z. B. Ich wäre so gern am Strand.
Er hätte gern ein neues Smartphone.
• voor een hypothetische situatie: z. B. Wenn sie frei hätte, wäre sie sicher hier.
Mein Freund wäre gerne bei mir, wenn er Zeit hätte
• in uitroepende zinnen die een hypothetische wens uitdrukken:
z. B Ach , wenn ich doch ein bisschen größer wäre!
Hätte ich bloß mehr Geld!
In uitroepende zinnen die een hypothetische wens uitdrukken, gebruik je altijd de modale partikels bloß, doch en nur of een combinatie ervan.
1.2 Beleefdheid
Daarnaast gebruik je de Konjunktiv II bij beleefde verzoeken en vragen:
z. B. Ich hätte gerne noch ein Bier.
Wären Sie so freundlich, die Tür zu schließen?
Hättest du Lust, mit mir ins Kino zu gehen?
Ergänze die Sätze mit dem Konjunktiv II von haben oder sein.
1 … du bereit, für deinen Traum alles aufzugeben?
2 … ich doch mehr Geld!
3 Wenn ich mehr Freizeit …, dann … ich entspannter.
4 Wir … lieber zu Hause geblieben.
5 Er … sicher Verständnis für deine Situation.
6 … ihr vielleicht auch Lust auf ein Picknick im Park?
7 Wenn du ein Auto …, … du viel unabhängiger.
8 … wir den Preis doch nur gewonnen!
9 … Sie bitte so nett, mir den Weg zum Bahnhof zu erklären?
10 Ihr … wirklich ein süßes Paar!
Würden is de Konjunktiv II van het werkwoord werden. In het Nederlands vertaal je de Konjunktiv II meestal met zou(den) + infinitief.
z. B. Ich würde heute Abend gern ins Kino gehen wens Würden Sie mir bitte mal kurz helfen? vriendelijke vraag Wenn ich Zeit hätte, würde ich auf eine Party gehen. irrealiteit
Het werkwoord dat bij würden hoort, staat altijd in de infinitief. Die infinitief staat achteraan in de zin en vormt samen met würden de Satzklammer (tangconstructie). würden
ich würde wir würden du würdest ihr würdet er/sie würde sie würden Sie würden
Ergänze die Sätze mit einer passenden Form von würden.
1 … du in Zukunft gern eine Weltreise machen?
2 Am liebsten … wir einfach ein neues Auto kaufen.
3 Helene … das Buch gerne lesen.
4 … ihr lieber Eis oder ein Stück Kuchen essen?
5 Das … er doch nie machen!
6 Wenn ich Zeit hätte, … ich ins Kino gehen.
7 … Sie mir bitte mal die E-Mail weiterleiten?
8 Ich … gern mal ausschlafen.
9 Wir … gerne unser Badezimmer renovieren.
könnenmüssendürfensollen ich du er/sie wir ihr sie Sie könnte könntest könnte könnten könntet könnten könnten müsste müsstest müsste müssten müsstet müssten müssten dürfte dürftest dürfte dürften dürftet dürften dürften sollte solltest sollte sollten solltet sollten sollten
3.1 Irrealiteit
Je gebruikt de Konjunktiv II van modale werkwoorden o. a. …
• voor een suggestie of mogelijkheid:
z. B. Ich könnte etwas mehr im Haushalt helfen.
Du könntest eine Ausbildung in unserem Laden machen.
• voor een hypothetische situatie:
z. B Wenn ich Zeit hätte, könnte ich mitkommen.
Wenn ich nie mehr in die Schule gehen müsste, würde ich viel reisen.
• in uitroepende zinnen die een hypothetische wens uitdrukken:
z. B. Müsste ich bloß weniger arbeiten!
Könnte ich doch besser singen!
Je combineert de Konjunktiv II in dit geval altijd met het modale partikel bloß, doch of nur of een combinatie ervan.
In het Nederlands vertaal je de Konjunktiv II meestal met zou(den) + infinitief:
z. B. Du könntest ihn einladen. Je zou hem kunnen uitnodigen.
3.2 Beleefdheid
Daarnaast gebruik je de Konjunktiv II van modale werkwoorden bij beleefde verzoeken en adviezen:
z. B. Du solltest früher ins Bett gehen. Sie müssten mal zum Arzt gehen.
a Ergänze die Modalverben im Konjunktiv II.
1 … (können) ihr bitte etwas leiser sein?
2 Du … (sollen) nicht so oft Fast Food essen.
3 Ihr … (müssen) wirklich vorsichtiger sein!
4 Wir … (können) morgen mal einen Spaziergang im Park machen.
5 Du … (dürfen) dich nicht so oft über Kleinigkeiten aufregen.
6 Sie … (sollen) Ihr Handy nicht benutzen, wenn Sie Auto fahren.
7 Ich … (können) vielleicht mal einen Sprachkurs besuchen.
8 Ihr … (müssen) euch besser organisieren.
9 … (können) wir nicht mal ein neues Restaurant ausprobieren?
10 Er … (dürfen) sich nicht so leicht von anderen beeinflussen lassen.
b Ergänze die Verben im Konjunktiv II.
1 Was wäre, wenn du plötzlich fliegen … (können)?
2 Was wäre, wenn du die Möglichkeit … (haben), zum Mond zu fliegen? … (werden) du dann hier bleiben oder dorthin fliegen wollen?
3 Was wäre, wenn du vom Arzt nie mehr Sport treiben … (dürfen)?
4 Was wäre, wenn wir nie mehr in die Schule gehen … (müssen)?
5 Was wäre, wenn künstliche Intelligenz die Welt übernehmen … (werden)?
6 Was wäre, wenn du nie wieder schlafen … (müssen)?
7 Was wäre, wenn du auf fortgeschrittenem Niveau Deutsch sprechen … (können)?
8 Was wäre, wenn du auf der Straße in einem Umschlag ohne Adresse 1000 Euro finden … (werden)?
9 Was wäre, wenn du plötzlich vier Arme … (haben)?
10 Was wäre, wenn du in die Zukunft oder in die Vergangenheit reisen … (können)?
c Arbeitet zu zweit. Stellt einander abwechselnd eine Frage aus Übung b und beantwortet sie. Was wäre, wenn du einen Baum im Garten hättest, an dem Geld wächst?
Dann müsste ich nie mehr arbeiten!
Dann könnte ich mir einfach alles kaufen, was ich will!
Met de combinatie van werden + infinitief kun je iets over de toekomst zeggen.
Je vertaalt het werkwoord werden in dit geval met ‘zullen’ . De infinitief staat dan telkens achteraan in de zin (de zgn. Satzklammer).
z. B. Wie lange wirst du in Dubai bleiben? Was werden wir am Wochenende machen? Morgen wird es noch mehr regnen werden
ich werde wir werden du wirst ihr werdet er/sie wird sie werden Sie werden
a Ergänze ein passendes Verb im Futur I. machen organisieren treffen denken sein scheinen werden (x2) sinken fehlen
1 Bald … du die wahre Liebe …
2 Am Wochenende … die Temperaturen bis auf 5 Grad …
3 Unsere Liebe … immer stärker …
4 Was … ihr …, wenn ihr 18 seid?
5 Wir … am Samstag eine große Party …
6 Ich … immer an dich …
7 Er … später bestimmt berühmt …!
8 Du … mir so …!
9 Die Sonne … morgen den ganzen Tag … 10 In fünf Jahren … sie eine erfolgreiche Geschäftsfrau …
b Arbeitet zu zweit.
• Notiere wenigstens fünf positive Zukunftsvorhersagen für deinen Partner / deine Partnerin.
z. B. Du wirst beruflich sehr erfolgreich sein. Du wirst bald die Liebe deines Lebens treffen.
• Sagt euch jetzt gegenseitig die Zukunft vorher.
c Sage auch die Zukunft deiner Lehrkraft vorher.
• Gestalte die Vorhersage als Glückskeks.
• Schicke sie deiner Lehrkraft über E-Mail zu.
Arbeitet zu dritt oder zu viert. Sucht innerhalb von drei Minuten möglichst viele Wörter zum Thema „Liebe“.
• Für jedes einzelne Wort dürfen alle verfügbaren Buchstaben mehrmals verwendet werden: Ein Wort darf zum Beispiel zweimal ein A enthalten, aber nur einmal ein B.
• Für die Umlaute gelten die folgenden Regeln: Ä = AE Ö = OE Ü = UE
• Benutzt eventuell ein Wörterbuch.
Die Gruppe, die nach drei Minuten die meisten richtigen Wörter zum Thema „Liebe“ gefunden hat, gewinnt das Spiel!
2 Das Glücksrad
Wählt abwechselnd eine Frage oder Aussage auf dem Glücksrad.
• Beanwortet die Frage oder ergänzt die Aussage und hakt sie ab ☐.
• Begründet jeweils eure Meinung.
• Achtet auch auf die Verbform.
Was machen?amduwirstWochenende
Sternzeichen?deinistWas
Was ist dein Glücksbringer?
LiebeanduGlaubst Blick?erstendenauf
duKönntest eine Fernbeziehung führen?
Es macht mich glücklich, wenn ....
Es macht mich traurig, wenn ....
Wennichim Lotto gewinnen würde,…
Wieabergläubisch bistdu?
Am Freitag, dem 13., würde ich nie …
Wasistdein Beziehungsstatus?
LiebesschlossWürdestdujeeinaufhängen?
3 Konjunktiv-Memory
Arbeitet zu dritt oder zu viert.
Vorbereitung
Ihr bekommt einige Kärtchen. Legt die Kärtchen mit der weißen Seite nach oben auf den Tisch.
Spiel Dreht abwechselnd zwei Kärtchen um.
• Gehören die Kärtchen zusammen (z. B. sein - wäre), dann darfst du sie behalten und noch zwei Kärtchen umdrehen.
• Gehören die Kärtchen nicht zusammen, dann ist der nächste Spieler dran.
Wer die meisten Kartenpaare gesammelt hat, gewinnt das Spiel.
1 Dokumentarfilm: Sorry Genosse – Vera Brückner
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
In ihrem Dokumentarfilm Sorry Genosse erzählt Vera Brückner die wahre Liebesgeschichte von der Medizinstudentin Hedi und dem Linksaktivisten Karl-Heinz. Anhand von umfangreichem Archivmaterial und ergänzt mit inszenierten Szenen, wirft die Regisseurin einen ungewöhnlichen Blick auf die deutsch-deutsche Geschichte. Es ist Liebe auf den ersten Blick, als sich Hedi und Karl-Heinz 1969 auf einer Familienfeier zum ersten Mal begegnen. Im Jahr der ersten Mondlandung sorgt der Vietnamkrieg für Proteste und in der BRD formiert sich die Studentenbewegung. Doch Hedi und Karl-Heinz haben ganz andere Probleme: Die Mauer zwischen West- und Ostdeutschland steht zwischen den Liebenden. Zu dieser Zeit war es DDR-Bürgern unmöglich, in die BRD oder in andere westliche Länder auszureisen. Hedi konnte also nicht in den Westen ausreisen. Wer als Republikflüchtling einen illegalen Grenzübertritt wagte, riskierte übrigens, erschossen zu werden. Westdeutsche wie Karl-Heinz durften nur unter bestimmten Bedingungen1 in die DDR reisen. So bildete eine intensive Brieffreundschaft den Anfang ihrer Liebe. Hedi und Karl-Heinz treffen sich dort, wohin beide reisen können, beispielsweise in Prag und in Bulgarien. Die Sehnsucht2 nach einem gemeinsamen Leben wird größer und größer. Als sie es satt sind, nur über ihre Briefe zu kommunizieren und die kurzen Treffen in der Tschechoslowakei und Bulgarien ihnen auch nicht mehr genug sind, entscheidet sich Karl-Heinz, in den Osten auszuwandern3. Karl-Heinz ist vom Kapitalismus enttäuscht, doch der Sozialismus in der DDR erweist sich auf Dauer auch nicht als bessere Lösung. Das Paar ist entschlossen, in den Westen zu fliehen. Ihrer Liebe wegen entwickeln Hedi und Karl-Heinz einen kühnen Fluchtplan. Mit tatkräftiger Hilfe von zwei alten Freunden will Hedi aus der DDR fliehen. Zunächst macht sie sich auf die Reise nach Rumänien, wo sie eine neue Identität annimmt. Mit einem falschen Pass will sie von dort über Österreich nach Westdeutschland einreisen. Doch unterwegs geht so gut wie alles schief4, was nur schiefgehen kann.
Nach: Zukunft-braucht-Erinnerung.de
Verstehenshilfen:
1 die Bedingung de voorwaarde
2 die Sehnsucht het verlangen
1 Wovon handelt der Dokumentarfilm?
2 Warum konnte Hedi nicht in die BRD fliehen?
3 auswandern emigreren
4 schiefgehen mislopen
3 Was macht das Paar am Anfang der Liebesgeschichte?
4 Markiere im Text den Plan, mit dem Hedi in den Westen fliehen will.
b Sieh dir den Trailer an und beantworte die Fragen.
1 Wie lange ist die Geschichte von Hedi und Karl-Heinz her?
2 Wie viele Jugendliche waren an der Flucht beteiligt?
3 Wie alt waren die Freunde damals?
4 Welchen Eindruck hatte Karl-Heinz damals auf Hedi gemacht?
2 Gedicht: Erinnerung an die Marie A - Bertolt Brecht
a Lies das Gedicht. Beantworte die Fragen oder kreuze an.
1
An jenem1 Tag im blauen Mond2 September
Still unter einem jungen Pflaumenbaum3
Da hielt ich sie, die stille bleiche Liebe
In meinem Arm wie einen holden Traum4.
Und über uns im schönen Sommerhimmel
War eine Wolke, die ich lange sah
Sie war sehr weiß und ungeheuer oben5
Und als ich aufsah, war sie nimmer da.
2
Seit jenem Tag sind viele, viele Monde
Geschwommen still hinunter und vorbei.
Die Pflaumenbäume sind wohl abgehauen6
Und fragst du mich, was mit der Liebe sei?
So sag ich dir: ich kann mich nicht erinnern
Und doch, gewiß7, ich weiß schon, was du meinst.
Doch ihr Gesicht, das weiß ich wirklich nimmer
Ich weiß nur mehr: ich küßte es dereinst8.
Verstehenshilfen:
1 jener die
2 der Mond (hier:) de maand
3 der Pf laumenbaum de pruimenboom
4 ein holder Traum een mooie droom
5 ungeheuer oben reusachtig daarboven
1 Was ist das Thema des Gedichts?
☐ die Vergänglichkeit der Liebe
☐ die Unvergänglichkeit der Liebe
3
Und auch den Kuß, ich hätt‘ ihn längst vergessen
Wenn nicht die Wolke dagewesen wär‘
Die weiß ich noch und werd‘ ich immer wissen
Sie war sehr weiß und kam von oben her.
Die Pflaumebäume blüh‘n vielleicht noch immer
Und jene Frau hat jetzt vielleicht das siebte Kind
Doch jene Wolke blühte nur Minuten
Und als ich aufsah, schwand9 sie schon im Wind.
6 abhauen omhakken
7 gewiss zeker
8 dereinst ooit
9 schwinden verdwijnen
2 Was erfahren wir alles über Marie A. im Gedicht?-
3 Welches Naturphänomen verwendet Brecht als literatisches Motiv?
4 Was könnte dieses Motiv bedeuten?
TIPP
Ein literarisches Motiv ist ein immer wiederkehrendes Bild oder Thema, das eine tiefere zentrale Bedeutung verdeutlicht.
b Was hältst du vom Gedicht? Benutze die Redemittel.
über Gedichte sprechen
WIEDERHOLUNG
Ich mag das Gedicht (nicht).
Ich finde das Gedicht schön • interessant • eindrucksvoll • berührend • stimmungsvoll • musikalisch • komisch • unverständlich • schwierig • zeitlos.
Bei diesem Gedicht bekomme ich Gänsehaut.
Das Gedicht regt mich zum Nachdenken an.
Ich verstehe nicht so gut, was der Autor / die Autorin mit dem Gedicht meint.
Die Sprache im Gedicht ist einfach • schwierig.
c Sieh dir den Abschnitt aus dem Film Das Leben der Anderen an.
Das Leben der Anderen (2006) ist ein deutscher Film, der in Ostberlin im Jahr 1984 spielt. Er handelt von Gerd Wiesler, einem Stasi-Offizier, der den Autor Georg Dreyman überwacht. Im Laufe des Films entwickelt Wiesler moralische Zweifel an seinem eigenen Handeln. Der Film thematisiert die Überwachung und Unterdrückung in der DDR.
3 Song: Tim Bendzko – Das Glück kommt zurück
Beurteile das Lied:
4 Schwein gehabt!
Lies den Text über die Herkunft dieser Redewendung. Beantworte die Fragen mündlich.
Die Herkunft dieser Redensart ist nicht mit Sicherheit geklärt. Es wird vermutet, dass sie im Mittelalter entstanden ist. Damals bekam der Letzte oder Schlechteste bei sportlichen Wettkämpfen ein Schwein als Trostpreis. Damit wurde man einerseits lächerlich gemacht, hatte aber andererseits auch etwas Wertvolles bekommen, denn Schweine galten damals als Wertobjekt. Auf diesen Zusammenhang geht vermutlich auch der Begriff „Glücksschwein“ zurück.
Nach: www.geo.de
1 Wann ist die Redewendung (wahrscheinlich) entstanden?
2 Wer bekam damals ein Schwein als Trostpeis?
3 Erkläre, warum das eigentlich ein Glückstreffer war.
4 Beschreibe eine Situation, in der jemand Schwein hat.
Liebe ist … 1
dieBrücke Brücken
Die Brücke führt über den Fluss. brug
dieGeschichte GeschichtenKennst du diese Geschichte schon? verhaal
dieLiebe
dieMauer Mauern
die Tradition Traditionen
das Paar Paare
das Schloss Schlösser
Du bist meine große Liebe! liefde
Das Paar war durch die Mauer getrennt. muur
Die Liebesschlösser sind eine schöne Tradition. traditie
Sie sind seit zwei Monaten ein Paar. koppel
Schließ dein Fahrrad mit einem guten Schloss ab. slot anbringen bringt an, hat angebracht
feiern feiert
getrennt
Die große Liebe 2
der Brief Briefe
Liebesbrief
der Plan Pläne
Das Paar hat ein Liebeschloss an der Brücke angebracht. bevestigen
Meine Großeltern feiern ihre Goldhochzeit. vieren
Meine Eltern leben getrennt. gescheiden
Ich habe ihm schon viele Briefe geschrieben. brief
Hast du schon mal einen Liebesbrief bekommen? liefdesbrief
Wir haben schon Pläne für den Sommer gemacht. plan der Spaß
Wir wünschen euch viel Spaß! plezier derUrlaub
Was habt ihr im Urlaub gemacht? vakantie derWunsch Wünsche
Haben Sie noch einen Wunsch? wens dieBeziehung BeziehungenSie führen eine glückliche Beziehung. relatie
Fernbeziehung
In einer Fernbeziehung steht Kommunikation an erster Stelle. langeafstandsrelatie dieFreundschaft FreundschaftenIch habe mit ihr Freundschaft geschlossen. vriendschap die Hochzeit HochzeitenDie Hochzeit ist in zwei Wochen. bruiloft dieKneipe Kneipen Sie geht oft in die Kneipe. café dasDate Dates Ich habe heute Abend ein Date. date das Interesse InteressenWir haben dieselben Interessen. interesse das Paar Paare
Sind Carlotta und Leo ein Paar? koppel das Ticket Tickets Hast du die Tickets schon bezahlt? ticket
Flugticket Azra kauft zwei Flugtickets nach Paris. vliegtuigticket
Zugticket
Die Zugtickets waren wirklich teuer. treinticket begegnen begegnet
Ich bin heute einem Freund in der Stadt begegnet. ontmoeten buchen bucht Ich habe einen Flug nach Italien gebucht. boeken
kennenlernenlernt kennenSchön, dich kennenzulernen! leren kennen
packen packt
Sie hat gerade ihren Koffer gepackt. inpakken
Schluss machenmacht SchlussBoas hat mit mir Schluss gemacht. het uitmaken sich freuen auffreut sich aufIch freue mich auf meine Geburtstagsparty. zich verheugen op sich schreibenschreibt sichSie haben sich viele Briefe geschrieben. elkaar schrijven
sich verabschiedenverabschiedet sichDas Paar verabschiedete sich am Flughafen. afscheid nemen van elkaar
sich wiedersehen
sieht sich wieder, hat sich wiedergesehen
streiten streitet, hat gestritten
Wann sehen wir uns endlich wieder? elkaar terugzien
Worüber streitet ihr? ruziemaken vermissen vermisst
Ich werde dich vermissen. missen getrennt
Warum lebt ihr getrennt? gescheiden langweilig
Das Konzert war total langweilig. saai lustig
Dein Witz war überhaupt nicht lustig. grappig
öfter
Ich möchte dich gerne öfter sehen. vaker verliebt
Ich bin in dich verliebt. verliefd zusammen
auf den ersten Blick
derBrauch
Bräuche
Wir passen einfach gut zusammen. samen
Es war Liebe auf den ersten Blick. op het eerste gezicht
Adventskalender sind ein christlicher Brauch. gebruik der Erfolg Erfolge
derGlücksbringer Glücksbringer
derTeller Teller
derWunsch Wünsche
dieBeziehung Beziehungen
Viel Erfolg bei deiner Prüfung! succes
Bei Prüfungen habe ich immer meinen Glücksbringer dabei. geluksbrenger
Die Teller für das Abendessen stehen schon auf dem Tisch. bord
Mein größter Wunsch ist es, die Welt zu bereisen. wens
Er hat eine gute Beziehung zu seinen Nachbarn. relatie die Hochzeit Hochzeiten
Die Hochzeit meiner Schwester war sehr emotional. bruiloft die Tasse Tassen
Möchten Sie eine Tasse Kaffee? kopje dieZeit Zeiten
Die Zeit vergeht viel zu schnell. tijd das Brautpaar Brautpaare
Das Brautpaar sieht sehr glücklich aus. bruidspaar das Geschirr
Nach dem Essen spülen wir das Geschirr. servies das Glück
Meine Familie ist für mich das größte Glück. geluk Unglück
Ein zerbrochener Spiegel bringt Unglück. ongeluk
4
das Märchen Märchen
das Risiko Risiken
das Ritual Rituale
5
Kennst du das Märchen von Hänsel und Gretel? sprookje
Ich möchte keine Risiken eingehen. risico
Ein Ritual schafft Struktur im Alltag. ritueel feiern feiert
Sie feiert heute Geburtstag. vieren genießen genießt, hat genossen
Ich genieße das leckere Essen. genieten van glauben an glaubt an Glaubst du an Geister? geloven in sich engagierenengagiert sichEr engagiert sich für soziale Projekte. zich inzetten
stattfinden findet statt, hat stattgefunden
Bei gutem Wetter findet das Konzert draußen statt. plaatsvinden verbringen verbringt, hat verbracht
abergläubisch
Wo habt ihr euren Urlaub verbracht? doorbrengen
Ich bin nicht abergläubisch, ich glaube nicht an Magie. bijgelovig gesund
Sie führt ein gesundes Leben. gezond glücklich
Was macht dich glücklich im Leben? gelukkig sinnvoll
Das ist eine sinnvolle Arbeit. zinvol wichtig
Freundschaften sind mir wichtig. belangrijk zufrieden
Bist du jetzt endlich zufrieden? tevreden ein Glückspilz sein
Schmetterlinge im Bauch haben
Schwein haben
Ein Unglück kommt selten allein
derMond
Du bist ein echter Glückspilz! een geluksvogel zijn
Wenn ich an ihn denke, habe ich Schmetterlinge im Bauch. vlinders in de buik hebben
Da haben wir nochmal Schwein gehabt! geluk hebben
Nachts leuchtet der Mond am Himmel. maan derSpiegel Spiegel Im Badezimmer hängt ein großer Spiegel. spiegel die Katze Katzen
die Leiter Leitern
Schwarze Katzen bringen Unglück. kat
Ich traue mich nicht, unter einer Leiter durchzugehen. ladder dieNacht Nächte
Mitternacht
das Unglück
Die Nacht ist noch lang! nacht
Es ist bereits kurz vor Mitternacht. middernacht
Bringen schwarze Katzen wirklich Unglück? ongeluk riskieren riskiert
derRatschlag
Er riskierte alles für seinen Traum. riskeren
RatschlägeSein Ratschlag war sehr hilfreich. advies
derTipp Tipps
Können Sie mir bitte ein paar Tipps geben? tip
dieEigenschaft EigenschaftenWas sind deine positiven Eigenschaften? eigenschap dieGeburt Geburten Die Geburt ist problemlos verlaufen. geboorte diePersönlichkeit PersönlichkeitenEr hat eine starke Persönlichkeit. persoonlijkheid die Vorhersage VorhersagenSeine Vorhersagen waren korrekt. voorspelling dieZukunft
Wie siehst du deine eigene Zukunft? toekomst das Horoskop Horoskope
Ich lese mein Horoskop fast jede Woche. horoscoop das Sternzeichen SternzeichenMein Sternzeichen ist Stier. sterrenbeeld beeinflussenbeeinflusstDas sollte deine Meinung nicht beeinflussen. beïnvloeden glauben glaubt
Glaubst du dem Mann? geloven hoffen hofft
telefonieren mit telefoniert
Ich hoffe, dass du morgen auf die Party kommst. hopen
Hast du schon mit deinem Bruder telefoniert? telefoneren met überstürzen überstürzt
In einer Beziehung soll man nichts überstürzen. overhaasten zuhören hört zu
Wenn der Lehrer spricht, hören die Kinder zu. luisteren naar aufmerksam
Im Verkehr muss man sehr aufmerksam sein. aandachtig erfolgreich
Er ist ein erfolgreicher Geschäftsmann. succesvol vermutlich
Es wird morgen vermutlich regnen. vermoedelijk vielleicht
Kannst du mir vielleicht mal kurz helfen? misschien wahrscheinlich
in Zukunft
Ich habe wahrscheinlich einen Fehler gemacht. waarschijnlijk
Ich möchte in Zukunft um die Welt reisen. in de toekomst
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
belangrijke historische gebeurtenissen in Duitsland begrijpen; de achtergrond begrijpen van de tegenstelling tussen de voormalige BRD en DDR; de Duitse geschiedenis zien als een waarschuwing voor discriminatie en intolerantie; je beeld van de Duitstalige wereld nuanceren; je bewondering en respect voor iemand uitdrukken; je motivatie en verwachtingen uitdrukken bij het uitkiezen van een boek; de korte inhoud van een boek weergeven; een metroplan gebruiken.
het werkwoord in de voltooid verleden tijd de verbuiging van zelfstandige naamwoorden (receptief)
WOORDENSCHAT
ONLINE LEERPADEN
historische gebeurtenissen de Berlijnse Muur historische Ereignisse das Imperfekt
a Sieh dir das Video an und ergänze.
1 Der Architekt des Holocaust-Mahnmals war ein .
2 Das Mahnmal besteht aus Betonstelen, die null bis Meter hoch sind.
3 Es ist komplett abstrakt und hat keine
4 Jeder sollte hier durchlaufen und sich seine
5 Im unterirdischen Ort der Information werden die Namen der ermordeten Juden und eine vorgelesen.
b Schlage im Internet nach …
1 … welche berühmte Sehenswürdigkeit sich in unmittelbarer Nähe des Mahnmals befindet.
☐ der Berliner Dom
☐ das Brandenburger Tor
☐ der Fernsehturm
2 … was der offizielle Name des Holocaust-Mahnmals ist.
3 … in welchem Jahr das Holocaust-Mahnmal eröffnet und eingeweiht wurde.
Das Wort Holocaust stammt aus dem Griechischen und bedeutet völlig verbrannt. Es bezeichnet den Massenmord an den europäischen Juden zur Zeit des Nationalsozialismus (1933–1945). Auch der hebräische Begriff Shoah („Katastrophe“) wird zunehmend verwendet.
TIPP
Ein Denkmal ist ein großer Gegenstand aus Stein oder Metall (z. B. eine Statue). Es erinnert an eine Persönlichkeit oder an ein wichtiges Ereignis.
Ein Mahnmal ist ein Denkmal, das an ein negatives historisches Ereignis erinnert, von dem man möchte, dass es nicht wieder geschieht.
c Sieh dir die Fotos an und lies den Text. Beantworte danach die Fragen.
In vielen Städten und Orten findet man Stolpersteine auf dem Bürgersteig1. Diese kleinen, viereckigen Gedenktafeln liegen vor einem Haus, in dem Menschen gewohnt haben, die in der NS-Zeit von den Nationalsozialisten verfolgt, deportiert oder ermordet wurden. Die meisten Stolpersteine erinnern an jüdische Opfer, aber es gibt auch welche für Sinti und Roma, für Homosexuelle und für politische Gegner des NS-Regimes. Stolpersteine sollen die Menschen nicht wirklich zum „Stolpern“2 bringen, sondern zum Nachdenken, indem sie uns auf einzelne Schicksale aufmerksam machen. Sie gelten somit als das größte dezentrale Mahnmal der Welt.
Die Idee hatte der Künstler Gunter Demnig vor über 25 Jahren. Seine Botschaft: Nicht im Konzentrationslager begann das Grauen3, sondern hier, vor unserer Haustür. Inzwischen hat er in 21 Ländern Europas mehr als 100 000 Stolpersteine verlegt4. Viele haben sich schon mal runtergebeugt5 zu so einer Messingplakette6 im Boden, haben Namen und Daten entziffert und an die Opfer des Holocaust gedacht. Auch viele KZ-Überlebende und Verwandte von Opfern schätzen7 die Erinnerungssteine.
Verstehenshilfen:
1 der Bürgersteig de stoep, het trottoir
2 stolpern struikelen
3 das Grauen de gruwel
4 verlegen plaatsen, aanbrengen
5 sich runterbeugen bukken, buigen
6 das Messing het geelkoper
7 schätzen waarderen
1 Welche Begriffe werden im Text als Synonym für „Stolpersteine“ verwendet?
2 Welchen Zweck haben die Stolpersteine?
3 Warum kann man sagen, dass die Stolpersteine ein Erfolg sind?
4 Wo genau befinden sich die Stolpersteine?
5 Wer ist Gunter Demnig?
6 Wofür stehen diese Abkürzungen?
- die NS-Zeit: die Zeit des - das KZ: das
d Sieh dir das Video an und ergänze.
Gunter Demnig erzählt über das Schicksal einer jüdischen Familie. Die Eltern kamen in ums Leben. Die beiden Töchter kamen für die Verlegung eines Stolpersteins aus Kolumbien und angereist. Sie hatten sich seit Jahren nicht mehr gesehen. Der Künstler ist sichtbar gerührt.
e Beantworte die Fragen mündlich.
1 Was ist ein wesentlicher Unterschied zwischen dem Holocaust-Mahnmal und den Stolpersteinen?
2 Welche Art des Gedenkens bevorzugst du? Warum?
z. B. Ich bevorzuge die Stolpersteine, weil …
Der Künstler und sein Projekt
DIES ODER DAS
Steckbrief einiger Opfer
Recherchiere im Internet und beantworte die Fragen auf iDiddit.
SCHON FERTIG?
Recherchiere im Internet und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Wie soll man Stolpersteine sauber halten und putzen? Sieh dir das Video an. Notiere, was man braucht.
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
Margot Friedländerwurde 1921 in Berlin geboren undwuchs in einer wohlhabenden jüdischen Familieauf. Mit der Machtergreifung der Nationalsozialisten im Jahr 1933änderte sich ihr Leben grundsätzlich. Während ihre Mutter, ihr Bruder und viele Verwandte nach Auschwitz deportiertwurden, tauchte die 21-jährige Margot selbstunter undflüchtete 15 Monate von einem Versteck zum nächsten, bis sie 1944 entdeckt und ins Konzentrationslager Theresienstadt transportiertwurde. Zwarüberlebte sie das KZ, doch nach der Befreiungerfuhr sie vom Tod ihrer Familie. Kurz nach der Befreiungheiratete sie undemigrierte mit ihrem Mann. Erst nach dem Tod ihres Manneskehrte Margot Friedländer als eine von wenigen Holocaustüberlebenden nach Deutschlandzurück. Zu diesem Zeitpunktwar sie 88 Jahre alt. Seitdem ist sie oft als Zeitzeugin in Schulen unterwegs, wo sie ihre Geschichte erzählt und aus ihrem Buch vorliest. 2023gründete sie die Margot Friedländer Stiftung, die ihr Lebenswerk in einer Zukunft ohne Zeitzeugen fortführen soll.
1 Wann begann für Margot Friedländer und ihre Familie eine schwere Zeit?
2 Was machte Margot Friedländer, nachdem ihre Mutter und ihr Bruder nach Auschwitz verschleppt wurden?
3 Wie hält sie die Erinnerung an das, was geschehen ist, lebendig?
4 Markiere im Text alle Verben im Imperfekt.
S. 206
Das Verb im Imperfekt z. B. Sie wuchs in Berlin auf. Sie heiratete kurz nach dem Krieg.
b Sieh dir das Video an. Beantworte die Fragen oder ergänze.
1 Was macht Margot Friedländer am Anfang dieses Videos?
2 Wie lange war die Pogromnacht her, als dieses Video gedreht wurde?
3 Wohin ist die Frau nach dem Krieg ausgewandert?
☐ nach Israel
☐ in die USA
☐ nach Brasilien
4 Was hat sie im Alter von 88 Jahren gemacht, das viele nicht verstanden haben?
5 Welche Gefühle löst der wieder aufkeimende Antisemitismus bei ihr aus?
In der Nacht vom 9. zum 10. November 1938 zerstörten und plünderten die Nazis jüdische Geschäfte und setzten Synagogen in Brand. Viele jüdische Menschen wurden getötet, Tausende verhaftet und in Konzentrationslager deportiert. Die Polizei griff nicht ein. Diese Pogromnacht gilt als einer der ersten grausamen Höhepunkte in der Verfolgung der Juden in Deutschland.
c Lies den Auszug aus dem Zeitungsinterview und beantworte die Fragen.
Frau Friedländer, die Leserinnen und Leser der Berliner Morgenpost haben Sie zur Berlinerin des Jahres gewählt. Was sagen Sie dazu?
Ich bin überrascht und freue mich natürlich sehr darüber. Das ist unglaublich. Wie Vieles, was ich in den vergangenen Jahren hier in Deutschland erlebt habe.
Sie sind in vielen Schulen gewesen und haben dort über Ihre Kindheit und Jugend in Berlin, Ihre Flucht vor den Nazis und Ihre Gefangenschaft im KZ gesprochen. Immer wieder haben Sie auch im Bundestag und vor dem Europaparlament geredet. Was ist Ihre Motivation?
Ich spreche für die, die es nicht geschafft haben. Nicht nur für die sechs Millionen ermordeten Juden, sondern auch für die vielen anderen Menschen, die umgebracht worden sind, weil das Regime sie nicht als Menschen betrachtet hat. Und ich spreche auch für meinen Bruder, meine Eltern und die vielen Verwandten, die die Nazis ermordet haben.
Woher nehmen Sie die Kraft, auch noch mit 102 Jahren immer wieder aufzutreten?
Nach: www.morgenpost.de
Ich mache etwas, das mir sehr wichtig ist, ich habe eine Aufgabe. Das hält mich am Leben. Ich bin immer noch neugierig auf das Leben und komme gern mit Menschen ins Gespräch. Das alles gibt mir Kraft. Ich erzähle meine Geschichte und spreche ohne Anklage. Ich bin unpolitisch und ich hasse nicht. Ich will einfach nicht, dass jemals wieder ein Mensch das erleben muss, was wir erlebt haben, damals in Deutschland. Ich sage: „Ihr habt es in der Hand, dass das nicht wieder passiert.“
1 Wo erzählt Margot Friedländer ihre Geschichte?
2 Wie konnten die Nazis laut der Zeitzeugin so viele Leute umbringen?
3 Warum setzt sie ihre Hoffnung auf die Jugendlichen?
4 Woran merkt man, dass Margot Friedländer nicht verbittert ist?
d Sieh dir das Video an. Was ist der Hauptgedanke in diesem Video und zugleich die Botschaft, die die Zeitzeugin für die heutige Jugend hat?
e Stell dir vor, dass die Zeitzeugin vor euch in der Schule sprechen würde. Was würdest du ihr sagen? Benutze die Redemittel.
Bewunderung und Respekt ausdrücken
Vielen Dank, Frau Friedländer, dass Sie Ihre Erinnerungen mit uns teilen wollen.
Ihr Mut, vor uns zu sprechen, verdient höchsten Respekt.
Es ist eine Ehre, Ihnen zuzuhören und von Ihrer Erfahrung zu lernen.
Ihre Geschichte ist wirklich außergewöhnlich und hat mich sehr berührt.
Ich bin zutiefst beeindruckt von Ihrer Stärke und Ihrem Lebenswillen.
Ihre Tapferkeit und Ihr Durchhaltevermögen sind wirklich bewundernswert.
Ich finde es unvorstellbar, dass Sie Ihre positive Einstellung behalten haben.
Ihre Worte sind eine Quelle der Inspiration für unsere Generation.
Es ist wichtig, dass Menschen wie Sie uns bleibend an die Vergangenheit erinnern.
f Welche bekannte oder historische Person bewunderst du? Berichte. Verwende die Redemittel aus Übung 1.2 e.
z. B. Ich bewundere Sophie Scholl. Ihr Mut im Widerstand gegen das NS-Regime verdient höchsten Respekt.
DIES ODER DAS
Die Juden im Dritten Reich
Lies die Vorschriften und beantworte die Fragen auf iDiddit.
Lies den Romanausschnitt und beantworte die Fragen auf iDiddit.
SCHON FERTIG?
Schlage im Internet nach, an wen der Margot-Friedländer-Preis jährlich vergeben wird.
Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau
a Lies den Text. Sieh dir danach das Video an und ergänze den Steckbrief.
Im Jahr 1945 endete der Zweite Weltkrieg. Die Siegermächte Frankreich, Großbritannien, die USA und die Sowjetunion teilten Deutschland in vier Besatzungszonen ein. Mitten in der sowjetischen Zone – im östlichen Teil von Deutschland – lag die Stadt Berlin. Auch sie wurde in vier Sektoren aufgeteilt. Westberlin war dadurch eine Art Insel, umringt von der sowjetischen Zone. Weil die Sowjetunion auch den Westteil der Stadt kontrollieren wollte, blockierte sie ab dem 24. Juni 1948 alle Zufahrtswege über Land und Wasser nach Westberlin. Nur zwei Tage später reagierten die Westalliierten mit einer bis heute berühmten Rettungsaktion aus der Luft.
Steckbrief zur Luftbrücke
• Nahrungsmittel, und Treibstoff wurden eingeflogen
• damalige Einwohnerzahl von Westberlin: mehr als Millionen
• Dauer der Luftbrücke:
• Spitzname für die Transportflugzeuge:
• Spitzname für die Piloten:
• Ende der Blockade: am
Am 9. September 1948 hielt Ernst Reuter, der damalige Bürgermeister von Westberlin, vor den Ruinen des Reichstagsgebäudes eine emotionale Rede. Mit viel Pathos rief Reuter aus: „Ihr Völker der Welt (…), schaut auf diese Stadt und erkennt, dass ihr diese Stadt und dieses Volk nicht preisgeben dürft!“
In seiner Rede rief er die westlichen Alliierten dazu auf, Westberlin zu verteidigen und die Luftbrücke aufrechtzuerhalten.
b Sieh dir das Video über den US-Piloten Gail Halvorsen an und beantworte die Fragen.
Verstehenshilfen:
1 der Flügel de vleugel
2 wackeln wiebelen
3 der Zaun de omheining, het hek 4 abgeriegelt afgesloten
1 Zuerst mochte Halvorsen die Deutschen nicht. Wann änderte sich das?
☐ Als er sich Hals über Kopf in ein deutsches Mädchen verliebte.
☐ Als er gesehen hat, wie dankbar die hungernden Kinder waren.
☐ Als er sich mit einem ehemaligen deutschen Soldaten befreundet hat.
2 Welche Lebensmittel hatte er an Bord seiner Maschine?
3 Was hat er an selbst gebastelten kleinen Fallschirmen abgeworfen?
4 An welchen Geschmack kann sich die Zeitzeugin noch gut erinnern?
c Lies den Text und markiere alle Substantive im Singular. Was fällt auf?
Luftbrückenpilot Gail Halvorsen:
„In meinemHerzen gibt es einen besonderenPlatz für die Berliner“
Der US-amerikanischePilot Gail Halvorsen (1920-2022), besser bekannt unter seinemSpitznamen „Candy Bomber“, wurde zu einem wahren Helden. Die spontaneAktion desPiloten erfreute die Kinder von Westberlin in derZeit derLuftbrücke.
Nach: www.tagesspiegel.de
Schwache Substantive
z. B. Was ist der Spitzname dieses Piloten? Der Pilot wurde zu einem wahren Helden. S. 210
Die Luftbrücke
Sieh dir das Video über Mercedes Wild und den Schokoladenflieger an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
SCHON FERTIG?
Schlage im Internet nach, welche Bücher und Comics es über den Piloten Gail Halvorsen gibt.
Sieh dir das Video über die CARE-Pakete für Berlin an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
a Sieh dir die Schlagzeile aus der Tageszeitung an und beantworte die Fragen.
1 In welchem Jahr wurde der Flughafen Tempelhof geschlossen?
2 Wofür sollte das riesige Areal nach der Schließung genutzt werden?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Verstehenshilfen:
1 abheben opstijgen
2 eine satte Wiese een weelderige weide
3 die Weite de uitgestrektheid
4 das Kettcar de gocar t
5 die Feldlerche de veldleeuwerik
6 das Hochbeet het verhoogd plantenbed
7 der Gar tenzaun het tuinhek
8 der Schrebergarten het volkstuintje
1 Wie groß ist die Grünfläche hinter dem ehemaligen Flughafen?
2 Welcher berühmte Stadtpark hat eine vergleichbare Größe?
3 Wie beschreibt der Reporter das Tempelhofer Feld?
4 Was gibt es zwischen der alten Start- und Landebahn?
☐ eine Zone, wo man grillen und sich sonnen kann
☐ eine Zone, wo Tiere geschützt werden
☐ eine Zone mit Kleingärten
5 Woran erinnert der nächste Teil des Flugfeldes den Reporter?
6 Wann ist das Tempelhofer Feld für BesucherInnen zugänglich?
c Lies die Texte und beantworte die Fragen.
Das Tempelhofer Feld ist ein riesiger, offener Raum, der für alle zugänglich ist. Ich kenne keine andere Großstadt, wo man auf einer so großen Fläche kostenlos viele Freizeitaktivitäten durchführen kann. Wo gibt es das schon, dass nicht alles zugebaut wird? Das Feld eignet sich ideal zum Skaten, Radfahren, Joggen oder einfach zum Spazierengehen. Man kann dort grillen, picknicken oder einfach nur die Weite genießen. Ebenso gibt es hier ein kleines Naturschutzgebiet für Vögel und andere Kleintiere – auch das ist in einer Großstadt wie Berlin wichtig.
Ich persönlich fahre gerne abends hin, hole mir im Späti eine kühle Spezi und genieße einfach den Ort und die Atmosphäre. An diesem geschichtsträchtigen Ort kann ich mich von der Hektik der Stadt erholen.
Ich war neugierig auf die monumentale Architektur des ehemaligen Flughafens und auf die enormen Dimensionen. Ich wurde nicht enttäuscht, denn es ist im wahrsten Sinne weitläufig. Auf dem Feld ist viel Platz zum Bewegen, aber schön ist was anderes. Ein Park ist es definitiv (noch) nicht.
Das Tempelhofer Feld ist eine große, leere Fläche, die an einen verlassenen Flughafen erinnert. Es ist kein Park, denn es fehlen Bäume, Wasserläufe und Parkbänke. Hier gibt es nur eine Betonpiste, Gras und Wind. Man könnte auf diesem Areal Tausende Wohnungen bauen und dann würde es noch genug Platz für einen richtigen Park geben. Aber die Stadt findet es wichtiger, dass einige Egoisten hier ihre Drachen steigen lassen können.
1 Was für Texte sind das?
2 Welche Texte sind …
• eher positiv?
• eher negativ?
3 Ordne die Schlussfolgerungen jeweils dem passenden Text zu.
• Vielleicht sollte man in einigen Jahren mal wiederkommen. Text
• Es ist ein einzigartiges Erlebnis, das man nicht verpassen sollte. Text
• Man hätte so viel mehr aus diesem Ort machen können. Text
• Dieses tolle innerstädtische Areal muss einfach erhalten bleiben. Text
4 Welches Wort aus dem Text ist gemeint?
• ein kleines Geschäft, das abends und nachts geöffnet ist der
• eine Mischung aus Cola und Limonade die
• das Gefühl, wenn alles schnell und unorganisiert abläuft die
• mit einer historischen Bedeutung
• ein Spielzeug, das man im Wind fliegen lässt der
• desillusioniert sein, weil die Erwartungen nicht erfüllt sind sein
d Welche historischen Orte oder Gebäude in Belgien haben auch eine neue Bestimmung bekommen? Schlage eventuell nach und berichte.
z. B. Die „Kazerne Dossin“ in Mechelen war zuerst eine Kaserne und ist heute ein Museum. Es erinnert an die Opfer des Holocaust.
a Hör dir den Bericht an. Fasse den Inhalt stichwortartig zusammen, wie die Notizen eines Studenten.
Spannung Westen – Sowjetunion
→ 1949: BRD (W) / DDR (O)
b Sieh dir das Video an. Beantworte die Fragen oder ergänze.
Verstehenshilfen:
1 die Vorwarnung de waarschuwing
2 abriegeln afsluiten
3 die Hürde de hindernis
4 überwinden overwinnen
5 der Zaun het hek, de omheining
1 An welchem Tag haben DDR-Polizisten die Grenze mit Stacheldraht abgeriegelt?
2 Wer war Conrad Schumann?
☐ eines der ersten Maueropfer
☐ ein DDR-Grenzpolizist
3 Was erfahren wir über ihn?
4 Wie lange war die Mauer, die Westberlin umschließt?
5 Was wird im Video alles gezeigt?
☐ wie die Fenster der Häuser an der ostberliner Seite zugemauert wurden
☐ wie die Häuser an der Grenze abgerissen wurden
☐ wie eine Kirche an der Grenze abgerissen wurde
☐ wie Leute versucht haben, mit Bussen nach Westberlin zu flüchten
☐ wie Leute Tunnel gegraben haben, um in den Westen zu fliehen
☐ wie zwei Familien mit einem selbstgebauten Ballon in den Westen geflogen sind
6 Kreuze an, welche Teile der Grenzanlage im Video zu sehen sind.
☐ eine erste, kleinere Mauer an der ostberliner Seite
☐ Stacheldraht
☐ ein Signalzaun mit einem stillen Alarm
☐ Stolperdrähte
☐ Wachtürme mit Soldaten
☐ Wachhunde
☐ hohe Lampen
☐ ein Stahlteppich mit langen Dornen
☐ ein Weg für die Grenzpolizisten
☐ Minenfelder
☐ Sperren für Fahrzeuge
☐ Erde, die geharkt wurde
☐ die eigentliche Mauer (3,60 Meter hoch, oben abgerundet)
7 Wie viele Menschen sind an dieser Grenzanlage ums Leben gekommen?
3.2 Spektakuläre Fluchten in den Westen
a Sieh dir die Bilder an. Lies den Text und beantworte die Fragen.
Die wahre Geschichte einer DDR-Flucht mit einer Isetta
30 Jahre nach dem Mauerfall erzählt ein Kinofilm im Miniformat eine hochemotionale Geschichte von Kreativität, Mut und Freiheit.
Wir sehen die geheimen Vorbereitungen, um einen Menschen über die innerdeutsche Grenze zu schmuggeln. Der Regisseur und sein Team haben mit Requisiten, Kostümen und Fahrzeugen ein originalgetreues Berlin der 1960er Jahre entstehen lassen.
Die bedrückenden, nächtlichen Szenen am DDR-Grenzübergang machen die Angst greifbar. Auch die Erleichterung spiegelt der Film gut wider. Es ist ganz großes Kino mit vielen Gänsehautmomenten. The Small Escape beruht dabei auf einer wahren Geschichte: 1964 verhalf Klaus-Günther Jacobi seinem Freund Manfred Koster in einer umgebauten Isetta zur Flucht aus der DDR. Die beiden hofften, das 2,30 Meter lange Fahrzeug würde niemand als einen Fluchtwagen identifizieren. Sie hatten recht.
Nach: www.horizont.net
Diese Isetta wurde nur einmal als Fluchtauto eingesetzt. Doch acht weiteren Menschen gelang ebenfalls in einer umgebauten Isetta die Flucht aus der DDR. Gewürdigt wird das Kultauto daher schon seit längerem im Berliner Mauermuseum.
1 Bei vielen Fluchtversuchen wurde ein umgebautes Auto eingesetzt. Warum ist gerade dieses Auto eher ungewöhnlich als Fluchtauto?
2 In welchem Jahr spielt sich diese Fluchtgeschichte ab?
3 Welche Atmosphäre spiegelt der Film wider?
4 Welche Wirkung hat der Film auf die ZuschauerInnen?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen mündlich.
1 Was für ein Film ist dies?
2 Wie wird die bedrohliche Atmosphäre an der Grenze im Film dargestellt? Beantworte die Frage auf Niederländisch.
3 Wo befindet sich die umgebaute Isetta am Ende des Films?
4 In welchem Jahr spielt die Szene, die auf dem Fernsehgerät gezeigt wird?
c Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wo und wann spielt sich die Geschichte im Film ab?
2 Gib ein Beispiel dafür, dass man in der DDR niemandem vertrauen konnte.
3 Würdest du den Film gern sehen? Warum (nicht)? Antworte mündlich.
d Sieh dir die Buchcover an und beantworte die Fragen.
Ab Ende 1963 durften bestimmte Leute mit dem Auto von Westberlin nach Ostberlin und am selben Tag wieder zurückfahren. Dazu brauchte man aber einen sogenannten „Passierschein“. Das war ein Dokument, das von der DDR ausgestellt wurde und das nur einen Tag gültig war. Einige mutige Menschen aus dem Westen haben es riskiert, DDR-Bürger in speziell umgebauten Autos über die Mauer zu bringen. 1 2 3 4
1 Welches Cover passt zum Filmtrailer?
2 Was für ein Bauwerk ist auf Cover 1 zu sehen?
3 Welche Sehenswürdigkeit ist auf Cover 4 zu sehen?
e Arbeitet zu viert. Jeder schlägt den Kurzinhalt eines dieser Bücher im Internet nach.
Erzählt euch gegenseitig, ….
• wovon das jeweilige Buch handelt.
• welches der vier Bücher ihr gern mal lesen würdet und warum.
Verwendet die Redemittel.
über den Kurzinhalt eines Buches sprechen
Im Buch geht es um eine Familie, die eine Flucht aus der DDR plant.
Die Hauptfigur heißt Felix. Er wirkt entschlossen und mutig.
Das Buch beschreibt das tägliche Leben von zwei Jugendlichen in der DDR.
Der Kurzinhalt klingt sehr interessant. Man bekommt einen Einblick in das Leben in der DDR.
Das Cover und der Klappentext haben mich sofort angesprochen.
Das Cover zeigt eine junge Frau, die durch einen Tunnel kriecht.
Das Buch behandelt Fluchtversuche und das Leben unter einem autoritären Regime.
Motivation und Erwartungen ausdrücken
Die Geschichte klingt interessant. Ich würde gern mehr über das Leben in der DDR erfahren.
Mir gefällt die Idee, eine Geschichte über mutige Menschen zu lesen.
Ich erwarte, dass ich durch das Buch die Geschichte Deutschlands besser verstehen werde.
Mit der Schule habt ihr das Mauermuseum in Berlin besucht. Wieder daheim möchten die Mitglieder des Leseclubs eurer Schule ein Buch zum Thema „Flucht aus der DDR“ lesen. Es werden möglichst viele Vorschläge gesammelt, so dass sich die Leseratten aus dieser Liste ein Buch auswählen können, das sie gern lesen und besprechen würden.
• Recherchiere im Internet. Benutze eine Website für Bücher und Filme (z. B. Amazon.de).
• Suche weitere Bücher, Comics oder Graphic Novels zum Thema „Flucht aus der DDR“.
• Lies die Beschreibungen und wähle ein Buch, das dir persönlich gefällt.
• Erstelle einen Steckbrief zu diesem Buch. Dein Steckbrief soll Folgendes enthalten:
- ein Bild des Buchcovers;
- eine Inhaltsbeschreibung;
- wenigstens einen Grund, warum du das Buch gerne lesen möchtest.
• Postet die Steckbriefe auf einer digitalen Pinnwand.
a Sieh dir das Video über das Ende der DDR an. Beantworte die Fragen.
1 Was machten immer mehr Menschen in der DDR im Jahr 1989?
2 An welchem Tag wurde die Grenze geöffnet?
3 Wie lange hat die Mauer die Stadt Berlin geteilt?
4 Am Ende steht die Reporterin vor der East Side Gallery. Welches Bild sehen wir hinter ihr?
Die East Side Gallery ist ein beeindruckendes Denkmal für Freiheit und Kreativität. Es handelt sich um einen 1,3 km langen Abschnitt der Berliner Mauer, der nach dem Fall der Mauer von 118 Künstlern aus der ganzen Welt bemalt wurde.
Einige der bekanntesten und meistfotografierten Kunstwerke sind der „Trabi, der durch die Mauer fährt“ und der „sozialistische Bruderkuss“.
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 An welchem Tag kommen Zehntausende Menschen in den Mauerpark?
2 Über welchen Kontrast wundert sich die jüngere Schwester Cäcilie?
3 Was gab es hier fast 30 Jahre?
4 Woher kommt die Frau, die sich für ihr eigenes Land auch offene Grenzen wünscht?
Der Mauerpark ist ein beliebter Treffpunkt im Herzen Berlins. Am Wochenende findet hier ein riesiger Flohmarkt statt, mit Vintage-Kleidung, Antiquitäten und leckerem Essen. Ein Highlight sind auch die Open-Air-Karaoke-Veranstaltungen, die jeden Sonntag sowohl Einheimische als auch Touristen anziehen.
a Lies die Texte. Ordne jedes Bild dem passenden Text zu.
Der Reichstag ist ein historisches Gebäude, das das deutsche Parlament, den Bundestag, beherbergt. Ein architektonisches Meisterwerk ist die 60 Meter hohe Glaskuppel.
Der Gendarmenmarkt ist bekannt für seine Schönheit und Symmetrie. Der Platz ist von drei beeindruckenden Gebäuden umgeben: dem Konzerthaus, dem Deutschen Dom und dem Französischen Dom.
Das Brandenburger Tor ist ein berühmtes Wahrzeichen und ein Muss für jeden Berlinbesucher. Heute gilt es als Symbol der deutschen Einheit.
Der Tiergarten ist Berlins größter und ältester Park. In seiner Mitte steht die Siegessäule. Wer die 285 Stufen hinaufsteigt, wird mit einer beeindruckenden Aussicht belohnt.
Der Potsdamer Platz wurde nach der Wiedervereinigung Deutschlands komplett neu gestaltet. Heute findet man hier moderne Architektur, Kultur, Shopping und Unterhaltung.
Die Museumsinsel in der Spree beherbergt fünf weltberühmte Museen und den Berliner Dom. Sie ist ein Muss für jeden, der sich für Kunst, Geschichte und Architektur interessiert.
Der Fernsehturm auf dem Alexanderplatz ist ein Wahrzeichen Berlins. Mit 368 Metern ist er das höchste Bauwerk Deutschlands. Der Alexanderplatz selbst ist ein lebhafter Platz mit vielen Geschäften und Restaurants.
Checkpoint Charlie war der bekannteste Grenzübergang Berlins während des Kalten Krieges. Heute ist es eine Touristenattraktion, die an die Teilung Berlins erinnert.
b Sieh dir das Video an. Korrigiere die Fehler.
1 Man k ann die Bustour das ganze Jahr über machen.
2 Alle 10 Minuten halten die Busse an etwa 15 verschiedenen Stopps.
3 Der YouTuber ist am Berliner Dom losgefahren.
Führe ein Chat-Gespräch mit ChatGPT.
Situation: Du schreibst mit einer Mitarbeiterin der Berliner Touristinfo.
• Ergänze zuerst den folgenden Prompt mit deinen persönlichen Daten. Benutze ihn dann als Einstieg für das Gespräch.
Mein Name ist … Ich bin … Jahre alt und möchte Berlin besuchen. Die wichtigsten Sehenswürdigkeiten habe ich schon besucht. Du gibst mir Tipps zu den weniger bekannten Orten und Aktivitäten in Berlin.
Du spielst folgende Rolle: Du bist Mitarbeiterin in der Touristinfo Berlin.
Ich stelle dir verschiedene Fragen. Beantworte sie kurz und in einfacher Sprache (Niveaustufe A2, Anfänger).
Du beginnst die Konversation. Stelle selbst auch weitere Fragen und reagiere auf mich wie in einem Dialog.
• Stelle insgesamt wenigstens zehn Fragen. Frage nach originellen Tipps für deinen Berlinbesuch.
• Reagiere auf die Antworten und Fragen des Chatbots.
• Schicke deiner Lehrkraft das Chatgespräch zu.
in der U-Bahn: nach dem Weg fragen
Entschuldigen Sie, können Sie mir helfen? Ich möchte zum Naturkundemuseum.
Das ist ganz einfach. Sie steigen hier ein und nehmen die U2, Richtung Pankow.
An der ersten Station steigen Sie aus. Das ist die Station Stadtmitte. Dort nehmen Sie die U6 Richtung Alt-Tegel. Sie müssen 4 Stationen fahren bis zur Station Naturkundemuseum.
Entschuldigung, wie komme ich zum Reichstag, bitte?
Mal sehen. Du nimmst zuerst die S1, Richtung Potsdam Hauptbahnhof.
An der Station Brandenburger Tor musst du aussteigen. Das sind 6 Stationen.
Dort steigst du in die U55 um, Richtung Hauptbahnhof. Nach einer Station bist du schon am Ziel.
Die Station heißt Bundestag.
Entschuldigung, wissen Sie, wo ich mein Ticket entwerten kann?
Sicher, am Automaten auf dem Bahnsteig, bevor Sie einsteigen.
d Ihr seid in der U-Bahn in Berlin. Führt zu zweit ein Gespräch. Benutzt den kompletten U-BahnPlan auf iDiddit und erklärt euch gegenseitig, wie ihr vom jeweiligen Standort zu diesen Sehenswürdigkeiten fahren könnt.
zum KaDeWe (Kaufhaus des Westens):
Standort: Platz der Luftbrücke (U6)
Ziel: Wittenbergplatz (U1, U2, U3)
zum Schloss Charlottenburg:
Standort: Schlesisches Tor (U1)
Ziel: Charlottenburg (U7)
zum Nikolaiviertel:
Standort : Bundestag (U55)
Ziel: Märkisches Museum (U2)
zum Checkpoint Charlie:
Standort : Turmstraße (U9)
Ziel: Kochstraße (U6)
Berlin verfügt über neun U-Bahn-Linien. Die jeweiligen Endstationen sind besonders wichtig, da sie die Fahrtrichtung angeben. So verläuft z. B. die grüne Linie U1 zwischen den Stationen Uhlandstraße und Warschauer Straße. Zusätzlich gibt es die S-Bahn, die teilweise oberirdisch fährt. Tickets gelten nicht nur für U-Bahn und S-Bahn, sondern auch für die Straßenbahnen und Busse der Stadt.
Sieh dir den Cartoon an. Beantworte die Fragen mündlich.
1 Beschreibe, was auf dem Cartoon zu sehen ist.
2 Was sagt dieses Bild über die DDR aus?
Sieh dir den Imagefilm an.
Virtuelle Zeitreise durch Berlin
Sieh dir die Website an.
Das Leben in der ehemaligen DDR
• Arbeitet in Kleingruppen. Recherchiert im Internet und sucht die Antwort auf diese oder andere Fragen:
- Wie war das Leben für Kinder und Jugendliche in der DDR?
- Wie sah der Alltag aus und worin unterschied er sich in Ost und West?
- Gab es in der DDR keine Bananen oder ist das nur ein Mythos?
- Welche gesetzlichen Feiertage und Feste gab es in der DDR?
- Warum waren die Sportler und Sportlerinnen der DDR an der Weltspitze?
• Entwerft ein (digitales) Plakat zum Thema eurer Wahl und präsentiert es vor der Klasse.
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Das Ampelmännchen ist eine charmante und ikonische Figur, die auf den Fußgängerampeln in Berlin zu finden ist. Er wurde in der DDR-Zeit entworfen und hat die Wiedervereinigung Deutschlands überlebt. Heute ist der OstAmpelmann ein beliebtes Souvenir und Symbol Berlins. Es gibt sogar Ampelmann-Läden in der Stadt, in denen man alles von T-Shirts bis hin zu Schlüsselanhängern kaufen kann.
Verstehenshilfen:
1 füllig rond en vol
2 niedlich schattig
1 Wer ist Markus Heckhausen?
3 die Statur het postuur, de gedaante
4 der Erhalt het behoud
2 Wann und wo wurde das Ost-Ampelmännchen zuerst eingeführt?
3 Was war sein Erfinder von Beruf?
4 Welche Figuren findet er nicht so geeignet, um Kinder anzusprechen?
5 Wie sollte das neue Ampelmännchen aussehen?
6 Nach der Wende wollte man …
☐ das Ost-Ampelmännchen auch in Westberlin einführen.
☐ das Ost-Ampelmännchen durch die Piktogramme aus dem Westen ersetzen.
7 Was hat Markus Heckhausen als Erstes aus den Ampelmann-Gläsern gemacht?
8 In welchem Land sind die Ost-Ampelmännchen sehr beliebt?
Vom Herbst 1989 bis zum Herbst 1990 gab es in der DDR friedliche Proteste und Massendemonstrationen. Diese Zeit, in der sich die DDR von einer kommunistischen Diktatur in eine parlamentarische Demokratie verwandelte, wird als „die Wende“ bezeichnet.
Als je in het Duits vertelt over iets wat voorbij is, kun je het Imperfekt (ook Präteritum) gebruiken. In het Nederlands noemen we dit de onvoltooid verleden tijd.
Meestal is er geen verschil in betekenis met het Perfekt. Het Imperfekt klinkt echter wat formeler en wordt eerder in geschreven taal gebruikt.
z. B. Gestern sah ich einen Stolperstein auf dem Gehweg. G estern habe ich einen Stolperstein auf dem Gehweg gesehen
Allgemeine Regel
Bij zwakke werkwoorden voeg je de volgende uitgangen toe aan de stam:
Stamm + Endungen
spielen
ich spielte wir spielten du spieltest ihr spieltet er/sie spielte sie spielten Sie spielten
Auch so: hören, kochen, kaufen, fragen, lernen, angeln, klettern
z. B. Mit 10 Jahren spielte er schon Klavier.
Let op: de eerste en de derde persoon enkelvoud hebben dezelfde vorm.
Werkwoorden die in het Nederlands zwak zijn, zijn dat in het Duits meestal ook. Er zijn echter een aantal uitzonderingen. De volgende werkwoorden zijn bijvoorbeeld zwak en dus regelmatig in het Duits:
(ver)kaufener (ver)kaufte (ver)kopenhij (ver)kocht fragener fragte vragenhij vroeg
Schwache Verben mit Stamm auf -d oder -t, Konsonant + -m oder -n
Eindigt de stam van het werkwoord op een -d of -t? Voeg dan een extra -e toe tussen de stam en de uitgang in alle persoonsvormen arbeiten
ich arbeitete wir arbeiteten du arbeitetest ihr arbeitetet er/sie arbeitete sie arbeiteten
Sie arbeiteten
Auch so: reden, antworten, kosten, heiraten, flüchten
Hetzelfde geldt voor werkwoorden met stam op -m of -n waarvoor een andere medeklinker staat dan -h (≠ ch), -r, -m, -l of -n
Die letters kun je onthouden met het geheugensteuntje ‘HaaRMoLeN’. zeichnen
ich zeichnete wir zeichneten du zeichnetest ihr zeichnetet er/sie zeichnete sie zeichneten Sie zeichneten
Auch so: atmen, öffnen, rechnen Nicht so: filmen, lernen, wohnen
1.2 Starke Verben
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker van de stam in het Imperfekt, net zoals in het Nederlands. Van sterke werkwoorden moet je dus de stamtijden (Imperfekt en Partizip Perfekt) opzoeken of leren. Een overzicht van frequente sterke werkwoorden en hun stamtijden vind je in de opzoekgrammatica.
laufen helfenspringengehenstehen essen
ich du er/sie wir ihr sie Sie lief liefst lief liefen lieft liefen liefen half halfst half halfen halft halfen halfen sprang sprangst sprang sprangen sprangt sprangen sprangen ging gingst ging gingen gingt gingen gingen stand stand(e)st stand standen standet standen standen aß aßest aß aßen aßt aßen aßen
1.3 Unregelmäßige Verben
Haben, sein und werden im Imperfekt
Bij de werkwoorden haben, sein en werden is het Imperfekt gebruikelijk. Het Perfekt wordt bij deze werkwoorden niet zo vaak gebruikt. haben sein werden
ich du er/sie wir ihr sie Sie hatte hattest hatte hatten hattet hatten hatten war warst war waren wart waren waren wurde wurdest wurde wurden wurdet wurden wurden
z. B. In der DDR hatte man keine Freiheit. Die VW-Käfer war sehr populär. Die DDR wurde 1949 gegründet.
Die Modalverben und wissen im Imperfekt
Typisch voor deze werkwoorden is dat ze in het Imperfekt geen Umlaut hebben. wollendürfenkönnen mögen müssenwissen ich du er/sie wir ihr sie Sie wollte wolltest wollte wollten wolltet wollten wollten durfte durftest durfte durften durftet durften durften konnte konntest konnte konnten konntet konnten konnten mochte mochtest mochte mochten mochtet mochten mochten musste musstest musste mussten musstet mussten mussten wusste wusstest wusste wussten wusstet wussten wussten
Mischverben
Typisch voor deze werkwoorden is dat ze de kenmerken van zwakke en sterke werkwoorden verenigen. Enerzijds verandert de klinker van de stam, anderzijds hebben ze de uitgang -te. denkenbringennennen ich du er/sie wir ihr sie
Sie dachte dachtest dachte dachten dachtet dachten dachten
brachte
brachtest
brachte
brachten
brachtet
brachten
brachten
a Markiere die Verben im Imperfekt.
nannte
nanntest
nannte
nannten
nanntet
nannten
nannten
Marlene Dietrich – Diva und Stilikone
z. B. Er dachte lange nach.
Sie brachte die Kinder ins Bett. Sie nannten ihre Tochter Nina.
Marlene Dietrich wurde am 27. Dezember 1901 in Berlin geboren. Sie begann ihre Karriere als Schauspielerin am Theater und in Stummfilmen. Der Film
Der Blaue Engel (1930), in dem sie auch sang, bedeutete ihren Durchbruch zum Weltstar. Nach diesem Erfolg zog sie nach Hollywood, wo sie schnell zu einer der erfolgreichsten Filmstars wurde.
Nach der Machtübernahme Hitlers im Jahr 1933 distanzierte sie sich vom Nationalsozialismus. So lehnte sie in dieser Zeit deutsche Filmangebote ab und weigerte sie sich, die nationalsozialistische Propaganda zu unterstützen. Stattdessen emigrierte sie in die USA und nahm 1939 die Staatsbürgerschaft der Vereinigten Staaten an.
Während des Zweiten Weltkriegs sang Marlene Dietrich für die US-amerikanischen Soldaten an der Front. Ihre Haltung spiegelte sich auch in ihren vielen Soldatenliedern aus dieser Zeit wider. Ende der 1970er Jahre verließ sie das Showgeschäft und verbrachte ihre letzten Jahre zurückgezogen in ihrer Pariser Wohnung, wo sie am 6. Mai 1992 starb.
b Notiere den Infinitiv der fettgedruckten Verben.
Von meiner Kindheit in der DDR bleibt mir ein besonderer Tag in Erinnerung: der Tag, an dem wir unseren ersten Trabant bekamen. Ich konnte meinen Blick nicht von diesem Auto lösen. Es symbolisierte für uns mehr als nur ein Fortbewegungsmittel – es stand für Freiheit und Abenteuer. Meine Eltern strahlten vor Glück, denn sie warteten schon jahrelang auf diesen Moment.
Mit dem Trabant unternahmen wir Fahrten zu Verwandten, Ausflüge ins Grüne und manchmal fuhren wir einfach ziellos umher. Meine Schwester und ich saßen fasziniert auf dem Rücksitz und beobachteten die Welt, die hinter den Fensterscheiben an uns vorbeizog
Der Trabant bedeutete für uns mehr als nur ein Auto. Er war ein Teil unserer Familie.
c Ergänze die Verben im Imperfekt.
Der Volkswagen Käfer (sein) ein besonderes Auto. Das Auto (haben) ein einzigartiges Design, das ihn sofort erkennbar (machen): klein, kompakt und mit einer runden Form, die an einen Käfer (erinnern).
In den 1950er Jahren (steigen) die Popularität des Käfers enorm an.
Er (werden) zum Symbol des Wirtschaftswunders. Viele Menschen (kaufen) sich einen Käfer als ihr erstes Auto.
In den 1960er Jahren (sein) der VW-Käfer das Symbol der Flower-PowerBewegung und (stehen) für Freiheit und Abenteuerlust.
Der Käfer (gelten) als sehr zuverlässig und (sein) einfach zu reparieren, was zu seiner Beliebtheit (beitragen). Er (erreichen) eine unglaubliche Produktionszahl von über 21 Millionen Einheiten. Obwohl die Produktion des VW Käfers im Jahr 2003 (enden), ist seine Beliebtheit ungebrochen.
d Ergänze die Verben im Imperfekt.
1 Meine Tante und mein Onkel … (leben) in der DDR, als am 9. November 1989 die Berliner Mauer … (fallen).
2 Opa … (sein) noch ein Kind, als Deutschland die Fußball-WM … (gewinnen).
3 Mein Vater … (arbeiten) in der Volkswagenfabrik in Wolfsburg.
4 Wir … (reisen) durch ganz Deutschland in einem alten Käfer.
5 Die Kinder … (erleben) die Luftbrücke als ein spannendes Abenteuer.
6 Viele Leute … (flüchten) über Westberlin in die Bundesrepublik.
7 Im Jahr 1963 … (besuchen) der US-amerikanische Präsident John F. Kennedy Westberlin.
8 In der DDR … ( geben) es nur selten Bananen und Orangen in den Geschäften.
9 Meine Eltern … (heiraten) kurz vor dem Fall der Mauer.
10 Im Herbst 1989 … (gehen) Hundertausende auf die Straße, um gegen das Regime zu demonstrieren.
2 Die Deklination von Substantiven
2.1 Dativ- und Genitivendungen
Zelfstandige naamwoorden worden in het Duits in sommige gevallen verbogen. Mannelijke en onzijdige substantieven krijgen in het enkelvoud de uitgang -(e)s in de genitief.
z. B. Der neue Wagen des Direktors ist schön.
Wie heißt der Autor dieses Buches?
Substantieven krijgen in de datief meervoud een extra -n als uitgang, behalve bij meervoudsvormen op -s of -n
z. B. Wann triffst du dich mit deinen Freunden?
Der Hund spielt mit den Kindern.
2.2 Schwache Substantive
Er zijn in het Duits een aantal zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud de uitgang -(e)n krijgen in de accusatief, datief en genitief. Dit zijn de zogenoemde zwakke substantieven.
Nominativder Pilot die Piloten
Akkusativden Piloten die Piloten
Dativdem Piloten den Piloten
Genitivdes Piloten der Piloten
z. B. Nom. Der Architekt hat für seinen Entwurf einen Preis bekommen.
Akk Kennst du den Architekten, der das neue Rathaus entworfen hat?
Dat. Mit welchem Architekten haben Sie zusammengearbeitet?
Gen. Die Zeichnung des Architekten ist noch nicht fertig.
Bij zwakke substantieven kun je het verschil tussen enkelvoud en meervoud enkel zien aan het lidwoord, het werkwoord en de context.
z. B. Sg. Kennst du den Architekten, der das neue Rathaus entworfen hat?
Pl. Kennst du die Architekten, die das neue Rathaus entworfen haben?
Zwakke substantieven zijn bijna altijd mannelijk, met uitzondering van das Herz.
Enkele frequent voorkomende zwakke substantieven zijn:
• personen op -e: der Junge, Kunde, Experte, Kollege, Neffe, Zeuge
• dieren op -e: der A ffe, Löwe, Rabe
• nationaliteiten op -e: der Grieche, Russe, Brite, Chinese, Franzose, Schwede
• beroepen op -oge: der P sychologe, Biologe, Pädagoge
• vreemde woorden
- op -ant/-ent: der Musikant, Elefant, Student, Patient, Präsident
- op -et/-it/-ot: der Athlet, Planet, Satellit, Pilot
- op -ist: der P olizist, Journalist, Tourist
- overige: der A rchitekt, Astronaut, Fotograf, Automat der Prinz, Held, Mensch, Name
Substantieven met de uitgang -or behoren niet tot de zwakke substantieven en krijgen dus geen uitgang -en in het enkelvoud:
z. B. Er spricht mit einem Professor. Der Name dieses Sponsors ist mir nicht bekannt.
Notiere, in welchem Kasus die Substantive stehen. Notiere auch, ob sie im Singular oder im Plural stehen.
Kasus Sg. / Pl.
1Kennst du diese Experten nicht?
2Warum fragst du nicht deinen Kollegen?
3Er würde gern mit diesem Musikanten zusammenarbeiten.
4Der Journalist darf die Athleten interviewen.
5Hast du ein Foto vom Löwen gemacht?
6Darf man diesen Elefanten streicheln?
7Haben Sie die Eltern dieser Studenten eingeladen?
8Er hat seit Jahren Streit mit seinen Nachbarn
9Haben Sie den Patienten schon untersucht?
10 Er hat die Produkte seines Konkurrenten nachgemacht.
senkrecht
1 kleine Gedenktafeln im Straßenpflaster
2 der Nachname einer berühmten deutschen Schauspielerin
3 ein Wahrzeichen von Berlin, eines der höchsten Bauwerke in Deutschland
4 diese ikonische Figur gibt es in Grün und Rot
5 das Auto, mit dem fast alle in der DDR gefahren sind
6 die massive Attacke auf Juden im November 1938
7 der ehemalige Flughafen von Berlin, der jetzt unter Denkmalschutz steht waagerecht
8 diese Absperrung gab es, bevor die eigentliche Mauer gebaut wurde
9 Spitzname für die Flugzeuge, die Westberlin mit Lebensmitteln versorgten
10 eine Person, die ein historisches Ereignis miterlebt hat
11 der Sit z des Bundestages in Berlin, ein Gebäude mit Glaskuppel
12 die Marke eines berühmten Autos mit abgerundeter Form
1 Marlene Dietrich – Sag mir, wo die Blumen sind
a Lies den Text. Sieh dir das Video an und ergänze den Text.
1962 sang Marlene Dietrich das Lied Sag mir, wo die Blumen sind und machte den Song international populär. Es war die deutsche Version des amerikanischen AntiKriegsliedes Where Have All The Flowers Gone aus dem Jahr 1955. Das Lied hat die Form eines Kettenliedes, in dem jede Strophe mit dem Schlussgedanken der vorangehenden Strophe beginnt.
Sag mir, wo die Blumen sind, wo sind sie geblieben?
Sag mir, wo die Blumen sind, was ist geschehen?
Sag mir, wo die Blumen sind, Mädchen pflückten sie geschwind
Wann wird man je verstehen?
Wann wird man je verstehen?
Sag mir, wo die sind, nahmen sie geschwind
Sag mir, wo die sind, zogen fort, der beginnt
Sag, wo die sind, über Gräbern weht der Sag mir, wo die sind, blühen im Sommerwind
b Was hältst du vom Inhalt des Liedes? Wie gefällt dir diese Version? Berichte mündlich in der Klasse.
2 Flucht in den Westen
Sieh dir die Bilder der Comicgeschichte an. Ordne sie den passenden Texten zu.
1 Ostberlin, 28. Juli 1965. Heinz Holzapfel will mit seiner Frau und seinem Sohn Günter (9) aus der DDR f liehen. Im Haus der Ministerien hat er oft Besprechungen. Er kennt das riesige Gebäude gut.
2 Die Flucht ist sorgfältig geplant. Die Werkzeuge haben sie monatelang vorbereitet.
3 Vom Dach aus will die Familie mit einer Seilbahn den Absprung in den Westen wagen. Die Mauer ist hier nur 12 Meter vom Gebäude entfernt.
4 Am Abend klettert die Familie auf das Dach. Im Regen kriechen sie fast zwei Stunden bis zum Ziel.
5 Auf der westlichen Seite der Mauer warten vier Familienangehörige.
6 Günter macht den Anfang und saust die Seilbahn hinab über die Mauer.
7 Die Helfer spannen das Seil mit Hilfe eines LKW und fangen den Sohn sicher auf.
8 Die Familie Holzapfel gehört zu den mehr als 5000 Menschen, die zwischen 1961 und 1989 aus der DDR fliehen. Ihre Flucht in den Westen bereuen sie nicht einen Tag.
3 Kleo a Lies den Text.
Es gibt viele Filme und Serien wie Sonnenallee, Das Leben der Anderen oder Good Bye, Lenin!, die das Leben in der DDR und das Überwachungssystem der Staatssicherheit thematisieren. Doch meist sind die Rollen von Gut und Böse dabei klar verteilt. Die deutsche Netflix-Serie Kleo stellt die gewohnte Sichtweise jedoch auf den Kopf.
Die Serie startet im Jahr 1987. Die junge Stasi-Killerin Kleo Straub (Jella Haase) verübt einen Auftragsmord auf einen Geschäftsmann in Westberlin. Kurz darauf wird sie allerdings ohne Begründung von der Stasi verhaftet und ins Gefängnis gesperrt. Dort geht Kleo durch die Hölle – bis die Mauer fällt und sie freikommt. Im ihr fremden „neuen Berlin” macht sich Kleo auf die Suche nach Erklärungen: bei ihrem Ex-Freund Andi (Vladimir Burlakov), ihrer großen Liebe, der jetzt eine neue Familie hat. Oder bei ihrem Großvater, der sie großzog und in die Ideologie der Stasi einführte. Alles, an das sie jemals geglaubt hat, scheint kaputt zu sein; alle, die sie liebte, scheinen sie verraten zu haben. Deswegen begibt sie sich auf einen skrupellosen Rachefeldzug1
Nach: vogue.de
Verstehenshilfe:
1 der Rachefeldzug de wraakactie
b Sieh dir das Interview mit Jella Haase an. Beantworte die Fragen oder ergänze.
1 Wie lautet die Anklage gegen Kleo?
2 Was ist ihre Strafe?
3 Die Schauspielerin Jella Haase hat sich diese Szene nicht so vorgestellt. Sie dachte, dass Kleo da wäre.
4 Wie reagiert Kleo auf das Urteil?
5 Was war bei dieser Rolle neu für Schauspielerin Jella Haase?
6 Katarina Witt, eine Olympiasiegerin aus der DDR, diente als Vorbild für eine Szene. Welchen Sport hat sie wohl ausgeübt?
7 Was war für Jella Haase bei der Interpretation dieser Rolle wichtig?
8 Wie hat Jella Haase die Rolle von Kleo aufgenommen?
c Würdest du dir gerne diese Serie ansehen? Erkläre, warum (nicht).
derBürgersteig
derJude Juden
der Künstler Künstler
der Nationalsozialismus
dieGeschichte Geschichten
dieStatue Statuen
dieVergangenheit
dieZeitzeugin Zeitzeuginnen
Die Stolpersteine befinden sich im Bürgersteig. stoep
Die systematische Deportation von Juden begann 1941. Jood
Ein Künstler hatte die Idee der Stolpersteine. kunstenaar
Der Nationalsozialismus war eine radikale politische Bewegung. nationaal-socialisme
Die Zeitzeugin erzählt ihre Geschichte in Schulen. verhaal
Auf dem Marktplatz steht die Statue des Bischofs. standbeeld
Wir dürfen die Vergangenheit nicht vergessen. verleden
Die Zeitzeugin hat ein Buch über ihre Geschichte veröffentlicht. tijdsgetuige (vr.)
das Denkmal DenkmälerIn Berlin gibt es viele Denkmäler. gedenkteken
das Ereignis Ereignisse
Die Pogromnacht war ein trauriges Ereignis. gebeurtenis das Lager Lager
Konzentrationslager
das Opfer Opfer
Im Lager waren die Lebensumstände sehr schwer. kamp
Das Konzentrationslager Auschwitz ist heute eine Gedenkstätte. concentratiekamp
Jeder Stolperstein erinnert an ein Opfer. slachtoffer
das Schicksal Schicksale Das traurige Schicksal dieser Familie ist bekannt. lot
aufwachsen wächst auf, ist aufgewachsen
Sie ist in einer reichen Familie aufgewachsen. opgroeien berühren berührt
Diese Geschichte hat mich sehr berührt. aangrijpen deportierendeportiert
Viele jüdische Familien wurden im Krieg deportiert. deporteren, wegvoeren erinnern anerinnert anDas Mahnmal erinnert an die vielen Opfer. herinneren aan ermorden ermordet Viele jüdische Menschen wurden ermordet. vermoorden flüchten flüchtet
Die Familie versuchte zu flüchten. vluchten untertauchentaucht unterSie lebte lange Zeit untergetaucht. onderduiken verhaften verhaftet
Die Polizei hat einige Demonstranten verhaftet. arresteren zerstören zerstört
Die Stadt Dresden wurde im Krieg fast völlig zerstört. verwoesten jüdisch
Anne Frank war ein jüdisches Mädchen. Joods
Flughafen, der Geschichte schrieb
derBomber Bomber
derFlughafen Flughäfen
Im Krieg hörte man oft die Motoren der Bomber. bommenwerper
Der Flughafen ist sehr wichtig für die Stadt. luchthaven
3
derPilot Piloten
Der Pilot startete seine Maschine. piloot der Spitzname Spitznamen
Sein Spitzname war „der Schokoladenflieger“. bijnaam das Gebäude Gebäude
das Nahrungsmittel Nahrungsmittel
die Alliierten
Der Flughafen Tempelhof ist ein riesiges Gebäude. gebouw
Die Rosinenbomber brachten lebenswichtige Nahrungsmittel. voedingsmiddel
Die Alliierten organisierten eine Luftbrücke. geallieerden, bondgenoten schützen schützt
Hier werden Tiere und Pflanzen geschützt. beschermen
ehemalig
Der ehemalige Flughafen ist außer Betrieb. vroeger, voormalig einzigartig
Das Tempelhofer Feld ist ein einzigartiger Park. uniek zugänglich
Der Park ist bis Sonnenuntergang zugänglich. toegankelijk
derFluchtversuch Fluchtversuche
derStacheldraht Stacheldrähte
derTunnel Tunnel
Das Museum dokumentiert die vielen Fluchtversuche. vluchtpoging
Ein Zaun aus Stacheldraht versperrte uns den Weg. prikkeldraad
Viele Menschen sind durch einen Tunnel in den Westen geflüchtet. tunnel
derWachturm WachtürmeOben auf dem Wachturm stand ein Soldat. bewakingstoren der Zaun Zäune
dieFlucht
dieGrenze Grenzen
dieMauer Mauern
die Sperre Sperren
dieWirtschaft
Ein hoher Zaun war das erste Hindernis an der Grenze. omheining, hek
Die Berliner Mauer sollte die Flucht der DDRBürger verhindern. vlucht
An der Grenze gab es strenge Kontrollen. grens
Eine Mauer teilte Berlin mehr als 28 Jahre lang. muur
Die Sperre verhindert, dass Fahrzeuge weiterfahren. versperring
Im Westen erlebte die Wirtschaft einen Boom. economie
das Gefängnis GefängnisseWer Kritik übte, kam ins Gefängnis. gevangenis
das Opfer Opfer
Wie viele Opfer hat die Mauer gefordert? slachtoffer bauen baut
1961 wurde die Berliner Mauer gebaut. bouwen fliehen flieht, ist geflohenZwei Gefangene versuchten zu fliehen. vluchten flüchten flüchtet
Kurz vor dem Bau der Mauer konnte er in den Westen flüchten. vluchten
derBahnsteig
BahnsteigeDie Fahrgäste warten auf dem Bahnsteig. perron
derErfinder Erfinder
Wie heißt der Erfinder des Ampelmännchens? uitvinder
derPark Parks
Im Zentrum befindet sich ein riesiger Park. park der Platz Plätze
dieAmpel Ampeln
Der ganze Platz ist verkehrsfreie Fußgängerzone. plein
Fahren Sie an der Ampel nach rechts. verkeerslicht Fußgängerampel
dieAussicht
dieGlaskuppel Glaskuppeln
die Station Stationen
dieVergangenheit
Die Fußgängerampeln in Ostberlin sahen anders aus. voetgangersverkeerslicht
Vom Turm aus hat man eine weite Aussicht auf die Stadt. uitzicht
Die Glaskuppel des Reichstags ist einen Besuch wert. glazen koepel
Wie viele Stationen sind es bis zum Hauptbahnhof? halte
In Berlin erinnert vieles an die bewegte Vergangenheit. verleden
das Bauwerk Bauwerke Der Dom ist ein beeindruckendes Bauwerk. bouwwerk
das Gebäude Gebäude Wie alt ist dieses Gebäude eigentlich? gebouw
das Männchen Männchen
Ampelmännchen
das Wahrzeichen Wahrzeichen
aussteigen steigt aus, ist ausgestiegen
Das Männchen auf der Ampel sieht sympathisch aus. mannetje
Das Ampelmännchen ist eine ikonische Figur. mannetje op verkeerslicht
Das Brandenburger Tor ist das Wahrzeichen Berlins. symbool, kenmerkend gebouw
Nach zwei Stationen müssen wir aussteigen. uitstappen einsteigen steigt ein, ist eingestiegen
umsteigen steigt um, ist umgestiegen
Mein Wortschatz
Vorsicht, wenn Sie einsteigen! instappen
Wir mussten zweimal umsteigen. overstappen
NA DIT HOOFDSTUK KUN JE ...
zeggen wat je voor het milieu doet; je mening geven over reclamespots; krantenartikelen begrijpen; over verkeersveiligheid praten; in nieuwsberichten de indirecte rede herkennen; passieve constructies herkennen; je mening geven over orgaandonatie; blogberichten begrijpen; vertellen wat je later wil studeren; vertellen wat je later wil worden en wat je in je job belangrijk vindt.
GRAMMATICA
de gebiedende wijs (herhaling) de Konjunktiv I (receptief) het passief (receptief)
WOORDENSCHAT
het milieu
studierichtingen het verkeer beroepen
ONLINE LEERPADEN
Rette die Umwelt! der Imperativ (Wiederholung) im Verkehr der Konjunk tiv I Studium und Berufe das Passiv
1.1 Wie umweltbewusst bist du?
a Fülle die Umfrage aus und erfahre, wie umweltbewusst du bist.
1 Wie kommst du zur Schule?
A Immer mit dem Fahrrad, außer bei einem Orkan oder Schneesturm. Sicherheit geht vor!
B Bei gutem Wetter mit dem Fahrrad, bei schlechtem Wetter mit dem Bus oder Zug.
C Mit dem Moped oder Auto – die Schule ist so schon schwierig genug!
2 Schaltest du den Laptop aus, wenn du schlafen gehst?
A Natürlich mache ich das! Ich will doch k eine Energie verschwenden!
B Ich schalte ihn meistens in den Standby-Modus.
C Nein, mein PC ist immer an!
3 Kaufst du manchmal Secondhandkleidung?
A Auf jeden Fall! Ich kaufe fast alle meine Kleidungsstücke in trendigen Secondhandläden.
B Ich kaufe manchmal Secondhandkleidung, bevorzuge1 aber neue Kleidung.
C Ist das dein Ernst? Ich trage nur neue K leidung aus der letzten Modesaison. Ich muss doch mit der Mode gehen!
4 Trennst du den Abfall immer richtig?
A Klar, ich trenne meinen Müll immer richtig!
B Normaler weise ja, außer wenn ich unterwegs bin. Dann werfe ich meinen Müll einfach in die erste Mülltonne, die ich sehe.
C Mülltrennung? Was ist das?
Verstehenshilfen:
1 bevorzugen verkiezen
Du hast die meisten Fragen mit A beantwortet:
Du bist ein echter Umweltfreund!
Du versuchst, die Umwelt auf jede mögliche Weise zu schützen. Du bist ein Vorbild für andere, Hut ab!
5 Isst du auch mal vegetarisch?
A Selbst verständlich, ich esse mindestens zweimal pro Woche vegetarisch!
B Ich esse einmal pro Woche vegetarisch.
C Nein, ich mag kein vegetarisches Essen. Gib mir einfach ein gutes Steak!
6 Würdest du je an einer Klima-Demonstration teilnehmen?
A Auf jeden Fall, wir sollten uns aktiv für das Klima einsetzen. Nur gemeinsam können wir etwas erreichen.
B Ich würde gerne demonstrieren, bin aber zu faul, es auch wirklich zu tun.
C Nein, auf keinen Fall. Ich habe schon genug zu tun!
7 Wie reagierst du, wenn jemand seine Cola-Dose auf den Boden wirft?
A Ich bin völlig schock iert und verlange, dass die betreffende Person die Dose in die Mülltonne wirft.
B Natürlich finde ich das nicht in Ordnung, aber ich traue2 mich nicht, etwas zu sagen. Ich werfe die Dose einfach selbst in die Mülltonne.
C Es ist mir völlig egal, was andere tun.
2 sich trauen durven
Du hast die meisten Fragen mit B beantwortet:
Du tust schon einiges für die Umwelt, könntest aber noch einen Schritt weiter gehen. Geh doch mal öfter in einen hippen Secondhandladen oder gib dir mehr Mühe, deinen Müll richtig zu trennen.
Du hast die meisten Fragen mit C beantwortet:
Du bist alles andere als umweltbewusst! Warum tust du nicht auch etwas für die Umwelt? Fahr doch mal mit dem Fahrrad zur Schule, du wirst sehen, dass es gar nicht so schlimm ist!
b Suche das entsprechende Wort in der Umfrage.
1 Darauf wird im Straßenverkehr sehr viel Wert gelegt. die
2 So nennt man das Sortieren der Abfälle. die
3 Da wirft man seine Abfälle hinein. die
c Hör dir die Redemittel an und kreuze in der linken Spalte an, was auf dich zutrifft.
Das mache ich alles für die Umwelt ich
Ich esse möglichst wenig Fleisch.
Ich esse regelmäßig vegetarisch.
Für mein Mittagessen nutze ich eine Brotdose und eine Trinkflasche.
Ich schalte das Licht aus, wenn ich den Raum verlasse.
Ich drehe den Wasserhahn zu, wenn ich mir die Zähne putze.
Ich dusche, statt zu baden.
Ich fahre so oft wie möglich Rad.
Ich nutze die öffentlichen Verkehrsmittel (Bus, Straßenbahn, U-Bahn, Zug).
Ich fliege nie mit dem Flugzeug.
Ich tausche meine Kleidung mit Freunden / Freundinnen.
Ich stöbere manchmal auf Flohmärkten.
Ich repariere kaputte Dinge, statt sie wegzuwerfen.
Ich trenne immer meinen Abfall.
Ich nutze immer Stoffbeutel statt Plastiktüten.
d Arbeitet zu zweit. Stellt einander Fragen und kreuzt in Übung 1.1c die Antworten des Partners / der Partnerin an.
z. B. Isst du möglichst wenig Fleisch?
Nein. Und du? Ja, und du?
Ich auch nicht. / Ich schon. Ich nicht. / Ich auch.
e Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
• Welches Ziel will Familie Güse erreichen?
• Welche Maßnahmen treffen die Familienmitglieder dazu? Ergänze die Übersicht.
Verkehr
Wohnen Das Haus besitzt …
☐ eine gute Dämmung bzw. Isolierung.
☐ eine Ladestation für Elektroautos.
☐ eine Solaranlage.
☐ eine Wärmepumpe.
☐ ein Lüftungssystem.
☐ einen Holzofen.
☐ Smart Home-Technologien.
Kleidung
Ernährung
• Hat die Familie ihr Ziel erreicht?
☐ ja ☐ nein
• Wie lautet die Schlussfolgerung im Video?
Mein ökologischer Fußabdruck
Fülle die Umfrage aus und finde heraus, wie groß dein ökologischer Fußabdruck ist.
DIES ODER DAS
Nachhaltige Ernährung
Sieh dir das Video an. Beantworte die Fragen auf iDiddit.
1.2 Deine TU DU‘s
a Sieh dir die Werbespots an.
1 Für welche Kampagne wird Werbung gemacht?
2 Was möchte man mit diesen Werbespots erreichen?
3 Sieh dir den Screenshot an und erkläre das Wortspiel.
4 Wähle passende Adjektive und äußere deine Meinung zu den Werbespots.
z . B. Ich finde Spot 2 gut, weil er … ist .
Ich finde Spot 1 toll, denn er ist … und … .
☐ auffällig ☐ überraschend
☐ unauffällig ☐ realistisch
☐ bunt
provozierend
überzeugend
unrealistisch
hässlich ☐ lustig
☐ interessant
☐ schockierend
erkennbar
innovativ
informativ
langweilig
humorvoll
absurd ☐ kreativ
schön
b Arbeitet zu zweit. Lest die TU DU’s und sprecht darüber.
1 Was macht ihr schon und was macht ihr noch nicht?
2 Welche Maßnahmen sind leicht in den Alltag zu integrieren?
3 Welche TU DU‘s setzt ihr auf eure To-Do-Liste?
SPARE STROM, INDEM DU DEN STECKER BEI PRODUKTEN ZIEHST, DIE DU NICHT BENUTZT.
HINTERFRAGE DEINE KONSUMGEWOHNHEITEN. BRAUCHST DU DIESES PRODUKT WIRKLICH?
blöd
TRINKE LEITUNGSWASSER.
PFLANZE BÄUME UND PFLANZEN, DIE DIE LUFT FILTERN.
NIMM DIE TREPPE ANSTATT DEN FAHRSTUHL ODER DIE ROLLTREPPEN.
KAUFE NUR LEBENSMITTEL, DIE DU AUCH AUFBRAUCHEN KANNST.
RICHTE NISTMÖGLICHKEITEN FÜR VÖGEL EIN.
KAUFE REGIONALE PRODUKTE.
FÜHRE EINEN STROMSPARTAG EIN.
der Imperativ
z. B. Iss weniger Fleisch. Kau fe keine Plastiktüten. S. 250 WIEDERHOLUNG
Recherchiere im Internet. Wähle fünf persönliche Umweltziele, die du noch dieses Jahr erreichen möchtest.
Um Unterstützung von deinen Freunden zu bekommen – und sie auch zu inspirieren – möchtest du deine Ziele in sozialen Medien teilen. Erstelle deswegen eine Abbildung für jedes Umweltziel und achte auf ein kreatives Layout.
Schicke deiner Lehrkraft die Bilder.
a Lies die Texte und beantworte die Fragen.
Eine solche Geschwindigkeit2 bei der Erwärmung habe es seit Jahrtausenden nicht gegeben. Forscher meinen, sie sei beispiellos und das in allen Regionen der Erde. Manche Veränderungen seien nicht mehr rückgängig zu machen, etwa der Anstieg des Meeresspiegels. Die Erde werde sich bei der derzeitigen3 Entwicklung bereits gegen 2030 – und damit zehn Jahre früher als erwartet – um 1,5 Grad im Vergleich zum vorindustriellen Zeitalter erwärmen.
Die Erderwärmung hat sich dem neuen Bericht des Weltklimarats IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) zufolge stark beschleunigt. Bereits 2030 droht folglich ein Temperaturanstieg um 1,5 Grad.
Nach: www.deutschlandfunk.de
Verstehenshilfen:
1 beschleunigt versneld
2 die Geschwindigkeit de snelheid
1 Was ist der Hauptgedanke des Textes?
3 derzeitig huidig
☐ Der Anstieg des Meeresspiegels kann nicht mehr umgekehrt werden.
☐ Die Erde erwärmt sich schneller als erwartet.
☐ Der Weltklimarat IPCC hat einen neuen Bericht veröffentlicht.
„Der Klimawandel1
ist ein wissenschaftlicher Fakt“
Mit der AfD sei zum ersten Mal eine politische Partei aufgekommen, die ein klimaskeptisches Programm habe, sagte der Klimaforscher Werner Krauß im Deutschlandfunk. Bisher habe es in Deutschland immer einen parteiübergreifenden Konsens darüber gegeben, dass der Klimawandel ein ernsthaftes Problem sei.
Es sei auffallend, dass in der Debatte der Klimawandel kaum kontrovers in der Öffentlichkeit2 diskutiert werde.
Nach: www.deutschlandfunk.de
Verstehenshilfen:
1 der Klimawandel de klimaatverandering 2 in der Öffentlichkeit in het openbaar
2 Welche Aussage stimmt?
☐ Der AfD zufolge ist der Klimawandel ein ernsthaftes Problem.
☐ Laut der AfD ist es nicht sicher, dass der Mensch die Ursache für den Klimawandel ist.
Die Alternative für Deutschland (AfD) ist eine rechtspopulistische politische Partei, die 2013 in Deutschland gegründet wurde. Die Partei ist u. a. für ihre extremen Äußerungen über Flüchtlinge bekannt.
b Suche die Verbformen der „indirekten Rede“ in Übung 1.3a. Ergänze die Übersicht.
S. 251
die indirekte Rede
In Zeitungsartikeln und in den Nachrichten berichtet man meistens über das, was jemand gesagt hat. Man verwendet dann den Konjunktiv I, um die Worte dieser Person neutral zu wiederholen:
z. B. Der Wissenschaftler sagte, die Situation sehe nicht gut aus.
Typische Verben, die eine indirekte Rede einleiten, sind sagen, meinen, denken, glauben, behaupten usw.
Indikativ PräsensKonjunktiv I
sie/es hat er/sie/es ist sie sind
er/sie wird
2.1 Kennst du diese Verkehrsschilder?
Ordne jedes Verkehrsschild der passenden Umschreibung zu. Erfahre so den Sicherheitstipp.
Z Sackgasse: Hier können Sie nicht weiterfahren.
N Achtung: Schleuder- und Rutschgefahr! Sie können die Kontrolle über das Fahrzeug verlieren.
F Es herrscht Stau(-gefahr). Halten Sie ausreichend Abstand!
T Kreuzung mit Vorfahrt von rechts. Gewähren Sie anderen Verkehrsteilnehmern, die von rechts kommen, Vorfahrt.
A In dieser Straße müssen Sie eine Parkscheibe verwenden. Platzieren Sie diese gut sichtbar im Fahrzeug und stellen Sie die aktuelle Uhrzeit darauf ein.
I Achtung: scharfe Kurve nach rechts. Reduzieren Sie Ihre Geschwindigkeit!
L Sie müssen das Fahrzeug anhalten und anderen Verkehrsteilnehmern Vorfahrt gewähren. Erst dann dürfen Sie weiterfahren!
E Hier befindet sich ein Parkhaus.
R Achtung: Fußgängerüberweg. Warten Sie, bis alle Fußgänger die Straße sicher überquert haben.
U Autobahnausfahrt: Begeben Sie sich auf den rechten Fahrstreifen.
H Sie befinden sich auf einer Vorfahrtsstraße.
C Mautpflichtige Strecke: Sie müssen für die Nutzung der Straße bzw. Autobahn bezahlen.
S Kreisverkehr: Dies ist eine Kreuzung in runder Form.
In Deutschland sind die Autobahnen für Autos in der Regel mautfrei. Wer nach Deutschland reist, soll allerdings beachten, dass man in vielen Städten eine Umweltplakette bzw. Feinstaubplakette braucht. Diese Plakette gibt an, wie umweltschädlich das Auto ist und in welchen Teilen der Stadt man damit (nicht) fahren darf.
In Österreich und in der Schweiz muss man für die Benutzung der Autobahnen Maut bezahlen, und zwar in Form einer (E-)Vignette.
österreichische Vignette schweizerische Vignette
a Wählt eine Gruppe. Arbeitet zu dritt oder zu viert und beantwortet mündlich die Fragen.
• Ihr habt bereits den Führerschein:
1 Welche Verkehrsmittel benutzt ihr außer dem Auto, um euch fortzubewegen?
2 Welche Vorteile bringt der Führerschein mit sich?
3 War die theoretische / praktische Fahrprüfung schwierig?
4 Habt ihr die Prüfung schon beim ersten Mal bestanden?
5 Welche Tipps habt ihr für MitschülerInnen, die noch keinen Führerschein haben?
• Ihr habt den Führerschein noch nicht:
1 Welche Verkehrsmittel benutzt ihr, um euch fortzubewegen?
2 In welchen Situationen wäre es praktisch, Auto fahren zu können?
3 Habt ihr schon für eure theoretische Fahrprüfung gelernt? Kennt ihr schon alle Verkehrsregeln und Verkehrszeichen?
4 Habt ihr schon Fahrstunden genommen? Wenn ja, wie war das?
5 Wann möchtet ihr die praktische oder theoretische Fahrprüfung machen?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Was muss man immer dabeihaben, wenn man Auto fährt?
2 Warum dürfen wir in der ersten Situation einfach durchfahren?
3 Wie weiß man in der zweiten Situation, dass es sich nicht um einen Kreisverkehr handelt?
4 Welche Regel gilt in der zweiten Situation?
5 Was bedeuten die Pfeile auf dem Zusatzzeichen?
Das Überholverbot gilt
Das Reißschlussverfahren
DIES ODER DAS
Regeln im Kreisverkehr
Sieh dir das Video an und mache dir Notizen.
Wie verhält man sich richtig?
Sieh dir das Video an und mache dir Notizen. Wie verhält man sich richtig?
Die Abkürzung ADAC steht für „Allgemeiner Deutscher Automobil-Club“. Der ADAC bietet u. a. Pannenhilfe und Informationen rund um Mobilität bzw. Verkehr an.
2.3 Sicherheit im Verkehr
a Lies den Text und markiere alle Unfallursachen.
Die Gründe für Unfälle auf Landstraßen sind vielfältig:Unangepasste Geschwindigkeit undAlkohol am Steuer gehören zu den häufigsten Unfallursachen. Auchrisikoreiches und unachtsames Fahren sowieAblenkung am Steuer können tödliche Folgen haben. Die neuen Plakate der Werbekampagne #Fahrsicher werden an Landstraßen aufgestellt, um Fahrende auf Fehlverhalten aufmerksam zu machen und mit dem Wortspiel aufzuzeigen, dass eine angepasste und verantwortungsvolle Fahrweise das Risiko für Unfälle mindern kann.
Quelle: www.dvr.de/praevention/kampagnen/landstrasse
b Sieh dir die Plakate der Kampagne an.
• Schlage die Übersetzung der Wörter in einem Wörterbuch nach. Achte auf den Kontext „Verkehr“.
• Unterstreiche die betonten Buchstaben in den Wortgruppen der ersten zwei Plakate.
- sehen: übersehen:
- lenken: ablenken:
- die Fahr t: die Ausfahrt:
- die Strecke: die Rennstrecke:
- die Tour: die Sauftour:
- die Freude: die Risikofreude:
SCHON FERTIG?
Schau mal in einem Bildwörterbuch und einem Wörterbuch für Abkürzungen.
TIPP
De vertaling van geïsoleerde woorden kan je opzoeken in een (online) vertalend woordenboek. Combineer verschillende woordenboeken met elkaar en bekijk voorbeeldzinnen om er zeker van te zijn dat je vertaling klopt.
Op de website van het woordenboek Duden kan je informatie over de uitspraak van een woord opzoeken.
• Bij moeilijk uit te spreken woorden vind je de fonetische transcriptie terug.
• Wanneer de fonetische transcriptie ontbreekt, wordt de klemtoon van het woord aangegeven met behulp van een punt (korte klinker) of een streepje (lange klinker).
• Door op het microfoontje te klikken kan je de uitspraak van een woord beluisteren. fonetische transcriptie kor te klinker lange klinker
c Sprecht zu zweit über die Plakate.
1 Was ist alles auf ihnen zu sehen?
2 Was ist jeweils mit dem Wortspiel gemeint?
d Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
Verstehenshilfen:
1 der Tüftler de knutselaar
2 das Heck de achterkant van de auto
1 Was muss man aufstellen, wenn man eine Autopanne hat?
2 Die Erfindung der beiden Tüftler besteht aus demselben Stoff, aus dem auch sind.
3 Marvin Schröter testet die Erfindung. Ergänze die Tabelle.
Test 1
Test 2
Sicherheitsausstattung
Was sieht man?
Fazit
4 Was haltet ihr von dieser Erfindung?
a Lies die Unfallmeldungen und ordne die Titel zu.
Velofahrer verletzt 44-jähriger Raser angehalten Betrunken am Steuer Junge angefahren und liegengelassen
Übers Wochenende hatte die Luzerner Polizei mehrere Unfallmeldungen zu bearbeiten. In Wolhusen wurden betrunkene Männer aus dem Verkehr gezogen. In Schötz wurde ein Knabe von einem Motorradfahrer angefahren und leicht verletzt.
Trotz über 2,5 Promille Alkohol im Blut hat sich ein Mann am Samstagmorgen hinters Steuer gesetzt. In Wolhusen kontrollierte ihn die Luzerner Polizei. Wie diese mitteilt, zeigte der Atemalkoholtest bei dem 45-Jährigen einen Wert von 2,54 Promille an. Die Polizei nahm ihm den Führerausweis ab und leitete ihn an das Strassenverkehrsamt weiter.
Am Nachmittag sind in Escholzmatt auf der Hauptstrasse bei einem Abbiegemanöver ein Velo und ein Auto ineinander gefahren. Der Velofahrer wurde dabei verletzt und musste vom Rettungsdienst ins Spital gefahren werden. Der Gesamtsachschaden liegt bei 7500 Franken.
b
Am Samstagabend war eine Gruppe von Jugendlichen in Schötz mit ihren E-Trottinetts unterwegs. Als ein 11-jähriger Knabe die Luzernerstrasse auf dem Fussgängerstreifen überqueren wollte, wurde er von einem Motorradfahrer angefahren. Dieser fuhr weiter, ohne sich um den verletzten Jungen zu kümmern. Er musste ins Spital gefahren werden. Die Luzerner Polizei sucht nun Zeugen, welche den Unfall beobachtet haben.
Mit 117 Kilometern pro Stunde raste ein Autofahrer über die Kantonsstrasse bei Malters, auf der Tempo 80 vorgesehen ist. Die Luzerner Polizei stoppte ihn am Sonntagnachmittag kurz vor 14.45 Uhr und nahm dem Schweizer den Führerausweis ab.
Nach: www.pilatustoday.ch/unfall
S. 253
z. B. Der betrunkene Mann wird (von der Polizei) aus dem Verkehr gezogen. Der Knabe wurde (von einem Motorradfahrer) angefahren.
Der Mann ist ins Spital gefahren worden
Übersetze folgende Wörter aus den Unfallmeldungen.
1 der Unfall
2 betrunken
3 das Steuer
4 der Gesamtsachschaden
5 überqueren
6 der Zeuge
7 rasen
c Beantworte die Fragen zum Text.
1 Kreuze alle Verkehrsverstöße an, die im Text vorkommen.
☐ fahren unter Drogeneinfluss
☐ fahren unter Alkoholeinfluss
☐ fahren ohne gültige Fahrerlaubnis
☐ Fahrerflucht
☐ telefonieren am Steuer
☐ Missachtung der Vorfahrt
☐ parken im Parkverbot
☐ überhöhte Geschwindigkeit
2 Woran kann man sehen, dass es sich hier um einen schweizerischen Text handelt?
Gib mindestens ein Beispiel an.
3 Suche im Text das schweizerische Wort für …
Fahrrad
Führerschein
Fußgängerüberweg
Krankenhaus
Elektro-Roller
Die Schweiz besteht aus 26 Kantonen (vergleichbar mit den deutschen Bundesländern). Luzern ist einer davon. Die vier Amtssprachen in der Schweiz sind Deutsch, Französisch, Italienisch und Rätoromanisch. Da die Schweiz ein mehrsprachiges Land ist, wird das Deutsche von den anderen Sprachen beeinflusst.
Die Schweiz ist kein Mitglied der Europäischen Union, deswegen bezahlt man hier nicht mit Euro, sondern mit Schweizer Franken.
a Sieh dir die Plakate an und beantworte die Fragen mündlich.
1 Womit kann man helfen?
2 Wer organisiert die Spendenaktionen?
In Deutschland sorgt die Organisation Tafel Deutschland, dass Lebensmittel mit kleinen Schönheitsfehlern oder einer beschädigten Verpackung nicht weggeworfen, sondern armen Menschen gegeben werden. Die Organisation besteht seit 1993 und unterstützt bis zu zwei Millionen Bedürftige mit der Hilfe von 60 000 Freiwilligen.
b Wie steht es jeweils auf den Plakaten? Suche das entsprechende Wort.
1 daraus isst man aus
2 jemandem helfen jemanden
3 extra
4 sich einsetzen für
c Für welche guten Zwecke kann man sonst noch spenden?
d Sieh dir die Werbespots an. Beantworte die Fragen oder ergänze.
1 Wofür kann man jeweils spenden?
• Werbespot 1:
• Werbespot 2:
• Werbespot 3:
2 Wer macht Werbung?
3 Wie lautet der Werbeslogan?
4 Was soll man spenden?
e Arbeitet zu zweit. Habt ihr schon mal etwas gespendet?
z . B. Hast du schon mal etwas gespendet?
Ja, ich habe schon mal Geld / Lebensmittel / Kleidung … gespendet.
Nein. Und du?
f Lies den Text. Notiere jeweils eine passende Ergänzung der Titel.
Um Menschen in Not mit einer Spendenaktion zu helfen, könnt ihr richtig kreativ werden. Vom Kuchenbasar bis zum Benefizkonzert ist alles möglich. Dabei könnt ihr eure besonderen Talente nutzen oder einfach etwas wählen, was vielen Menschen Spaß macht. Hier ein paar Anregungen und Beispiele, wie ihr mit Leidenschaft, einer cleveren Idee und Teamgeist in eurer Schule Spenden sammeln könnt.
Schwitzen für eine gute Sache –
Sport ist gesund, macht Spaß und kann anderen Menschen helfen. Das funktioniert so: Ihr sucht euch Sponsoren, die euch einen festgelegten Geldbetrag für jeden Kilometer oder jede Runde, die ihr lauft, zusagen. Je weiter ihr kommt, umso mehr Menschen in Not könnt ihr helfen. Stellt für den Spendenlauf am besten ein Organisationsteam zusammen und legt fest, wer was vorbereitet und bis wann. Diese Aktivität bringt alle zusammen und sorgt für eine gute Stimmung!
Im Zeichen der Menschlichkeit –Veranstaltet ein Turnier mit wohltätigem1 Hintergrund, bei dem Schülerinnen und Schüler in Sportarten wie Fußball, Volleyball, Basketball, Handball oder Wasserball aktiv werden können. Sucht euch als Veranstaltungsort für das Benefiz-Turnier eine Schulsporthalle oder einen nahegelegenen Sportplatz aus, um die gute Erreichbarkeit für SchülerInnen und LehrerInnen sicherzustellen. Mit dieser Aktion bewegt ihr nicht nur euch selbst, sondern ihr helft gleichzeitig Menschen, die dringend auf Hilfe angewiesen sind. Mannschaftssportarten erfordern zudem Teamarbeit.
Alte Dinge mit neuem Wert –
Bestimmt lassen sich allerlei interessante Gegenstände für Sammlerfreunde auftreiben2: Kurioses, Nützliches oder Schönes. Veranstaltet einen Flohmarkt oder eine Auktion und versteigert die Gegenstände. Nutzt Online-Plattformen oder Auktionsseiten, um die Gegenstände einem breiteren Publikum zugänglich zu machen. Dies ermöglicht auch Personen außerhalb der Schule, an der Aktion teilzunehmen.
Kultur pur –
Ihr bereitet in der Klasse gerade ein Theaterstück vor, singt im Schulchor oder spielt Instrumente? Dann verbindet doch euer Engagement mit einem kulturellen Erlebnis für Eltern, Freunde und Bekannte. Plant die Aufführung sorgfältig und wählt Stücke oder Musikstücke aus, die das Publikum ansprechen und unterhalten. Koordiniert die Proben, um sicherzustellen, dass die Performance reibungslos3 verläuft. Die Eintrittsgelder werden gespendet.
Kunst hilft –
Wenn ihr gern malt, zeichnet, fotografiert oder Collagen anfertigt, könnt ihr eure eigene Postkartenaktion starten. Experimentiert mit verschiedenen Techniken und Stilen, um eine vielfältige Auswahl an Postkarten zu erstellen. Achtet darauf, dass die Botschaft oder das Design mit dem guten Zweck klar kommuniziert werden. Verkauft die Postkarten dann mit dem Hinweis auf den guten Zweck. Die Postkarten ermöglichen es euch, eure künstlerische Seite zu zeigen und euren persönlichen Stil auszudrücken. Jede Karte wird zu einem individuellen Kunstwerk.
Nach: Deutsches Rotes Kreuz - www.drk.de
Verstehenshilfen:
1 wohltätig liefdadig
2 auftreiben bij elkaar krijgen, zien te vinden
3 reibungslos soepel, vlot
g Markiere im Text die konkreten Tipps bei der Organisation der jeweiligen Spendenaktionen.
Arbeitet in Kleingruppen.
• Sucht einen guten Zweck, den ihr unterstützen möchtet.
• Überlegt, welche Spendenidee aus Übung 3f ihr realisieren wollt. Ihr dürft euch auch eine neue Spendenidee ausdenken.
• Macht Notizen anhand der W-Fragen (was, wo, wer, wann, wie, warum).
• Schreibt anhand der Notizen einen zusammenhängenden Text von ungefähr 200 Wörtern.
• Sendet der Lehrkraft den Text mit eurer Spendenidee.
a Lies den Text und beantworte die Fragen.
In verschiedenen Ländern weltweit besteht die Möglichkeit, Organe zu spenden und somit anderen Menschen eine Chance auf ein neues Leben zu geben. Bei einer Organspende wird das kranke Organ, z. B. das Herz, die Leber, die Lunge, die Niere, das Pankreas, der Dünndarm, durch ein gesundes Organ eines anderen Menschen ersetzt. Organspende ist ein bedeutender Akt der Menschlichkeit und Solidarität.
In Deutschland und anderen Ländern in Europa gibt es unterschiedliche Regelungen zur Organspende. Wenn jemand in Deutschland Organe spenden möchte, muss diese Person das ausdrücklich erklären. Das nennt man ein Zustimmungssystem. Dies geschieht durch das Ausfüllen eines Organspendeausweises. Darin trägt man ein, ob man nach seinem Tod Organe spenden möchte. Einen eigenen Organspendeausweis dürfen Jugendliche ab 16 Jahren haben. Dieser Ausweis ist wichtig, damit Ärzte im Notfall den Wunsch des Verstorbenen kennen.
In Deutschland gibt es immer wieder Bestrebungen, die Organspendebereitschaft zu erhöhen, unter anderem durch Kampagnen und Informationsarbeit.
In den USA ist die Regelung ähnlich wie in Deutschland. Man muss zu Lebzeiten zustimmen, Organe zu spenden. Andere Länder haben andere Regelungen. In Spanien, Schweden und Belgien ist zum Beispiel jeder automatisch Organspender, es sei denn, man sagt ausdrücklich „nein“. Das nennt man ein Widerspruchssystem. Die Entscheidung, Organe zu spenden, wird also als Standard betrachtet. Dieses System führt zu einer höheren Bereitschaft zur Organspende in der Bevölkerung. Die Organspende kann Leben retten und Menschen, die auf eine Transplantation warten, neue Hoffnung schenken. Es ist wichtig, sich bewusst mit diesem Thema auseinanderzusetzen und seine Entscheidung klar zu kommunizieren.
1 Wovon handelt der Text?
2 Was ist ein wesentlicher Unterschied zwischen Organspende in Deutschland und in Belgien?
3 Was ist der Vorteil des Widerspruchssystems?
4 Wie soll man mit dem Thema Organspende umgehen?
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wie sah Matthias‘ Leben vor einigen Monaten aus?
2 Welche Organe haben nicht mehr gut funktioniert?
3 Wie hat sich Matthias gefühlt und was hat er gemacht?
4 Wer war immer an der Seite von Matthias?
5 Welchen Sport hat Matthias aufgeben müssen?
6 Welche zwei Optionen hatte Matthias?
7 Wer hat Matthias eine Niere gespendet?
8 Was hat Matthias’ Opa sogar vorgeschlagen?
9 Wie viele Transplantationen stammen in Deutschland von einem Lebendorgan?
10 Wie viele Menschen warten jährlich auf ein Spenderorgan?
11 Wie fühlen sich Mutter und Sohn nach der Transplantation?
c Welche Organe kann man spenden? Suche die Wörter im Text und ordne sie dem Bild zu.
… dafür!
Gruppendiskussion: Organspende: Ich bin …
… dagegen!
Gruppe 1: Pro-Argumente Arbeitet in Kleingruppen. Lest die Informationen auf iDiddit und benutzt die Redemittel. Sammelt weitere Argumente. Diskutiert mit Gruppe 2 .
Gruppe 2: Kontra-Argumente Arbeitet in Kleingruppen. Lest die Informationen auf iDiddit und benutzt die Redemittel. Sammelt weitere Argumente. Diskutiert mit Gruppe 1.
d Fülle den deutschen Organspendeausweis aus.
Für den Fall, dass nach meinem Tod eine Spende von Organen/Geweben zur Transplantation in Frage kommt, erkläre ich:
JA, ich gestatte, dass nach der ärztlichen Feststellung meines Todes meinem Körper Organe und Gewebe entnommen werden. oder JA, ich gestatte dies, mit Ausnahme folgender Organe/Gewebe:
oder JA, ich gestatte dies, jedoch nur für folgende Organe/Gewebe:
oder NEIN, ich widerspreche einer Entnahme von Organen oder Geweben. oder Über JA oder NEIN soll dann folgende Person entscheiden:
Name, Vorname Telefon
Straße
Platz für Anmerkungen/besondere Hinweise:
PLZ, Wohnort
DATUM
UNTERSCHRIFT
e Arbeitet in Kleingruppen. Vergleicht eure Organspendeausweise. Berichtet dann gegenseitig.
z. B. Ich würde eine Organspende erlauben / nicht erlauben.
Ich würde eine Organspende zur Transplantation, mit Ausnahme von … erlauben.
Ich würde nur eine Spende folgender Organe zur Transplantation erlauben: … .
Meine Mutter / Mein Vater / … soll entscheiden, ob meine Organe gespendet werden.
a Lies den Text.
Auf dieser Webseite geben Schülerinnen und Schüler Einblicke in ihre Erlebnisse während des Austauschjahres – von ihren Erfahrungen in der ausländischen Schule über das Leben in der Gastfamilie bis hin zu den persönlichen Veränderungen, die sie im Laufe des Auslandsaufenthalts durchgemacht haben.
b Arbeitet zu zweit. Jede Person wählt eine der beiden Aufgaben bzw. Texte.
Ein Auslandsjahr in … Finnland
1 Lies den Blogbeitrag von Johanna.
2 Stelle deinem Partner / deiner Partnerin folgende Fragen über Alex.
- Wie war die Schule in Costa Rica?
- Wie war Alex‘ Gastfamilie?
- Was ist typisch für Costa Rica?
- Was hat Alex am besten gefallen?
- Was war schwieriger für ihn?
3 Beantworte die Fragen über Johanna.
Ein
Costa Rica
1 Lies den Blogbeitrag von Alex.
2 Beantworte die Fragen über Alex.
3 Stelle deinem Partner / deiner Partnerin folgende Fragen über Johanna:
- Wie war die Schule in Finnland?
- Wie leben die Finnen?
- Was kann man alles in der Natur machen?
- Wie hat das Schuljahr Johanna verändert?
- Wie will sie ihren Lebensstil anpassen?
Hey Leute! Ich bin Johanna, 17 Jahre alt, und ich will euch von meinem mega spannenden Schuljahr in Finnland erzählen. Die Schule in Finnland ist echt anders als in Deutschland. Statt nur auswendig zu lernen, geht’s hier voll um die Entwicklung der Schüler. Der Unterricht ist viel interaktiver, und alle Lehrer sind total darauf bedacht, dass man sich selbst entfalten kann. Kein Vergleich zu dem Noten-Stress, den wir in Deutschland haben. Die Finnen leben auch ganz anders. Die Sauna ist hier echt ein Ding. Es ist nicht nur ein Ort zum Schwitzen, sondern so eine Art sozialer Treffpunkt. Saunieren ist hier fast so normal wie Zähneputzen – echt witzig! Dann gibt es diese coolen Wintersportarten! Schlittschuhlaufen auf zugefrorenen Seen ist hier nicht nur ein Hobby, sondern fast schon ein Nationalsport. Ich, die vorher noch nie auf Schlittschuhen stand, hab‘ das echt lieben gelernt. Es macht so viel Spaß, mit Freunden über den See zu düsen. Und dann die Beziehung der Finnen zur Natur – das ist der Wahnsinn! Hier spaziert man nicht nur in den Wäldern, man sammelt hier auch Beeren und Pilze. Ich habe gelernt, welche Beeren essbar sind und wie man sie richtig pflückt. Ich merke schon jetzt, dass meine Zeit hier in Finnland mich auf so viele Arten verändert hat. Zum Beispiel war ich vorher total schüchtern, aber hier haben die Leute so eine offene Art, dass ich total aus mir rausgekommen bin. Ich habe gelernt, selbstbewusster zu sein und auf andere zuzugehen. Ich versuche jetzt viel bewusster zu leben und meinen Beitrag zur Natur und Umwelt zu leisten.
Hey Leute, ich bin Alex, 18 Jahre alt, und ich muss euch einfach von meinem unglaublichen Schüleraustausch in Costa Rica berichten. Das war wirklich eine ganz besondere Zeit!
Die Schule hier in Costa Rica war ein echtes Abenteuer. Der Unterricht hatte so eine entspannte Atmosphäre, ganz anders als in Deutschland. Hier wurde viel Wert auf praktisches Lernen gelegt, und das hat mir echt gefallen. Die Lehrer waren mega engagiert und sind mit uns oft raus in die Natur gegangen – da hab‘ ich nicht nur besser Spanisch gelernt, sondern auch viel über die Umwelt und die Kultur hier erfahren.
Meine Gastfamilie war einfach fantastisch! Die Herzlichkeit und Offenheit der Ticos, wie die Costa Ricaner genannt werden, haben mich wirklich beeindruckt. Wir haben viel Zeit miteinander verbracht, sind gemeinsam durch den Dschungel gewandert und haben zusammen typisch costa-ricanische Gerichte gekocht. Reis und Bohnen wurden hier wirklich zu meinen täglichen Begleitern.
Das Tempo des Lebens in Costa Rica war für mich einer der auffälligsten Unterschiede zum deutschen Alltag. Hier geht alles etwas gemächlicher zu – das berühmte „Pura Vida“ ist nicht nur eine Redewendung, sondern eine Lebenseinstellung. Die Menschen hier nehmen sich Zeit, um das Leben zu genießen. Was mir besonders gut gefallen hat? Die Tierwelt! Affen, bunte Vögel und sogar Faultiere – das war wie ein täglicher Ausflug ins Abenteuer. Die Strände in Costa Rica sind natürlich auch der Hammer. Surfen bei Sonnenuntergang – das werde ich definitiv vermissen. Klar, es gab auch mal Momente, die nicht so easy waren. Die Sprachbarriere war manchmal eine Herausforderung und das Heimweh hat auch mal angeklopft. Aber am Ende kann ich nur sagen: Costa Rica hat mich total beeindruckt und verändert. Pura Vida für immer!
c Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Wo haben Marielena und Johannes einen Schüleraustausch mit Erasmus+ gemacht?
2 Warum hat sich Marielena für Erasmus+ entschieden?
3 Wie bereitet die Schule die SchülerInnen auf Erasmus+ vor?
4 Was kostet der Erasmusaustausch für die SchülerInnen?
5 Was haben Marielena und Johannes aus ihren Erfahrungen gelernt?
Schüler und Schülerinnen können mit dem EU-Programm Erasmus+ bis zu einem Jahr an einer Partnerschule in einem anderen Land verbringen. So werden sie in Europa mobil und lernen im internationalen Austausch voneinander.
d Schulalltag in Belgien oder Schüleraustausch im Ausland? Mache den Test.
Bist du zufrieden mit deinem Schulalltag?
Vielleicht!
Sicher?
Meine Freunde nach der Schule im Park treffen macht mich glücklich.
Ich bin auch gern allein unterwegs.
Ich kann nicht ohne meine Lieblingslehrer und Lieblingsfächer.
Ich bin am liebsten zu Hause.
Vielleicht!
Verreist du gern?
Nicht zufrieden? Willst du einen Schüleraustausch im Ausland machen?
Du scheinst deinen Schulalltag zu lieben! Du magst deine Schule und ohne deine Freunde bist du einfach unglücklich. Bleib in Belgien!
Manchmal träume ich von einem anderen Schulalltag.
Ich kann problemlos längere Zeit ohne meine Familie und Freunde leben. Ich liebe andere Sprachen.
Stimmt nicht!
Davor habe ich ein bisschen Angst.
Stimmt!
Ja, sehr gern!
Ein Jahr bei einer Gastfamilie und an einer Gastschule verbringen macht bestimmt Spaß!
Ich bin gern zu Hause, interessiere mich aber auch für andere Kulturen.
Du hast Zweifel und sogar ein bisschen Angst vor einem Auslandsjahr. Du magst deinen Schulalltag, bist aber auch offen für andere Sprachen und Kulturen. Ein Schüleraustauch im Ausland ist also vielleicht etwas für dich!
Ab ins Ausland! Du bist schon längst überzeugt. Pack deinen Koffer und fahr in ein Gastland!
6.1 Was nach der Schule?
a Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen oder kreuze an.
1 Was hat man die Leute gefragt?
2 Was haben die Leute geantwortet? Sie haben/sind … ☐ ein Auslandsjahr gemacht. ☐ gejobbt. ☐ sich freiwillig engagiert. ☐ in Urlaub gefahren. ☐ in einer Band gespielt. ☐ eine Sprachreise gemacht.
☐ ein Au-pair-Jahr gemacht. ☐ direkt angefangen, zu studieren. ☐ sich selbstständig gemacht. ☐ gar nichts gemacht.
b Arbeitet zu zweit.
1 Formuliert abwechselnd eine Aussage zur Grafik. z. B. Betriebswirtschaftslehre ist der beliebteste Studiengang bei Frauen und bei Männern.
Bei Männern steht der Studiengang Informatik an zweiter Stelle.
Die beliebtesten Studiengänge in Deutschland Ranking der am stärksten besetzten Studiengänge nach Geschlecht 2022/23
Allgemein-Medizin
Rechtswissenschaft
Soziale Arbeit
Betriebswirtschaftslehre
Maschinenbau/-wesen
Elektrotechnik/Elektronik
Wirtschaftsinformatik
Quelle: de.statista.com
Frauen Männer
2 Was fällt euch in Bezug auf die Studienwahl bei Frauen und bei Männern auf?
c Arbeitet zu zweit. Was möchtet ihr nach der Schulzeit machen? Verwendet die Redemittel.
Was möchtest du nach der Schulzeit machen?
Ich möchte an einer Universität • an einer Hochschule studieren.
Ich möchte vielleicht Architektur • Rechtswissenschaft • Betriebswirtschaftslehre • Psychologie • Informatik • Sprachwissenschaft • Geschichte • Ingenieurwesen studieren.
Ich möchte ein Jahr im Ausland verbringen.
Ich möchte mir eine Stelle • einen Job suchen.
Ich würde gerne eine große Reise machen, vielleicht nach Australien • in die USA.
Ich könnte mir vorstellen, als Au-pair im Ausland zu arbeiten.
Ich weiß noch nicht, was ich machen werde.
a Lies den Zeitungsartikel und beantworte die Fragen.
Im Rahmen eines neu eingeführten Praktikumsprogramms haben SchülerInnen des Königlichen Athenäums Sankt Vith in der deutschsprachigen Gemeinschaft Belgiens die Gelegenheit, verschiedene Berufsfelder kennenzulernen und wertvolle Einblicke in die Arbeitswelt zu gewinnen, sei es beim Reifenwechsel, beim Haarefärben oder imGespräch mit Kunden.
Die SchülerInnen tauchten im Laufe des ersten Schulsemesters in verschiedene Berufsfelder ein. Die Interessengebiete waren sehr weitläufig1 und gingen von derKrankenschwester über denMechaniker bis hin zumSteuerberater2 Das Handwerk erfreute sich großer Beliebtheit. Noah machte sein Praktikum in einer Autowerkstatt: „Ich habe Reifen und Bremsen gewechselt und repariert, Öl- sowie verschiedene Filterwechsel gemacht. Mir hat besonders gut gefallen, dass ich nach fünf Minuten normal mitgearbeitet habe. Das Motto des Arbeitgebers ist ‚Learning by doing‘.“
Auch Deborah durfte imFriseursalon alsFriseurin schon richtig mit anpacken. „Ich habe sehr viel gelernt,wieHaare zu waschen, zu föhnen und besonders zu färben.Außerdem habe ich den Boden gekehrt, Kaffee gemacht und Geschirr gespült. Das gehört auch dazu.“
Einige SchülerInnen hatten die Möglichkeit, den Arbeitsalltag im Gesundheitswesen hautnah3 mitzuerleben. Zoé und Célina konnten in verschiedene Abteilungen desKrankenhauses in St. Vith reinschnuppern4. Célina berichtet, dass sie viele neue Dinge gelernt habe, wie z. B. verschiedene Werte5 zu messen oder Medikamente vorzubereiten. „Ich habe gesehen, dass
der Beruf sehr anstrengend ist, da man den ganzen Tag von A nach B läuft, um Menschen zu helfen.“
Emmeline durfte bei einerTierärztin dabei sein, als eine Katze operiert wurde: „Als die Tiere wieder aus der Narkose erwachten, durfte ich mit ihnen spielen, sie streicheln oder sie füttern.Am dritten Tag durfte ich helfen, eine vergiftete Katze zu versorgen.“
Christian verbrachte sein Praktikum in einemHotel alsRezeptionist: „Ich durfte mit der Hilfe von meinen Betreuerinnen6 ans Telefon gehen, E-Mails beantworten und den Check-in und Check-out durchführen. Außerdem habe ich die Frühstücksliste, das Menü und den Plan für den Zimmerservice erstellt.“
Das Praktikum hat den SchülerInnen an erster Stelle ermöglicht, die Vorstellung der verschiedenen Berufsfelder mit der Realität abzugleichen7. Sie konnten aus erster
Hand erfahren, ob der Beruf ihren Erwartungen entspricht8. Zudem bieten Praktika die Gelegenheit, theoretisches Wissen in die Praxis umzusetzen. Das stärkt schließlich auch das Selbstvertrauen.
Nach: grenzecho.be
Verstehenshilfen:
1 weitläufig breed, uiteenlopend
2 der Steuerberater de belastingsadviseur
3 hautnah van dichtbij
4 reinschnuppern rondsnuffelen
1 Was sind die Ziele eines Praktikums?
5 der Wert de (meet)waarde
6 die Betreuerin de begeleidster
7 abgleichen vergelijken
8 entsprechen overeenkomen met
2 Markiere die Berufe gelb.
3 Markiere die Arbeitsorte grün.
4 Markiere die Arbeitstätigkeiten, die die SchülerInnen ausführen durften, blau.
Die Deutschsprachige Gemeinschaft Belgiens ist eine politische Gemeinschaft in Belgien, in der Deutsch die Amtssprache ist. Sie zählt etwa 77 000 Einwohner und liegt im Osten des Landes, in der Region Wallonien. Sie umfasst neun Gemeinden, darunter Sankt Vith und Eupen, die Hauptstadt der Deutschsprachigen Gemeinschaft. Seit 2017 präsentiert sich die Deutschsprachige Gemeinschaft unter dem Begriff „Ostbelgien“. Die deutschsprachige Tageszeitung dieser Region heißt Grenzecho
b Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen.
1 Was sind Girls’ Day und Boys’ Day?
2 Welche Berufe können Mädchen kennenlernen?
3 Was für Frauen können Mädchen zudem kennenlernen?
4 In welchen Berufen sind Frauen oft in der Überzahl?
5 Warum gibt es den Girls’ Day und Boys’ Day?
6 Wo arbeiten immer noch hauptsächlich Frauen bzw. Männer? Ordne zu. In Kitas In Kfz-Werkstätten In Grundschulen Im IT-Bereich Im Pflegebereich In technischen Berufen
… arbeiten hauptsächlich Frauen. … arbeiten hauptsächlich Männer.
7 Was sollte bei der Berufswahl wichtiger sein als Geschlechterklischees?
c Schreibe jeden Beruf unter das passende Foto. die Ärztin die Informatikerin der Krankenpfleger die Köchin der Gärtner der Feuerwehrmann die Schaffnerin die Kfz-Mechatronikerin der Verkäufer der Klempner die Journalistin der Forscher
d Arbeitet in Kleingruppen. Was möchtet ihr später werden? Verwendet die Redemittel.
über Berufswünsche sprechen
Was möchtest du später werden?
Ich will vielleicht • wahrscheinlich • auf jeden Fall Lehrerin werden.
Mein Ziel ist es, Ingenieur zu werden.
Mein Traumberuf ist Fußballprofi.
Ich weiß noch nicht, was ich später werden möchte.
6.3 Ich über mich
a Markiere, was auf dich zutrifft.
Später möchte ich …
Was ist dir im Beruf wichtig?
viel Geld verdienen. flexible Arbeitszeiten haben. eine gute Work-Life-Balance haben. von zu Hause aus arbeiten können. draußen arbeiten. ganztags arbeiten. halbtags arbeiten. im Team arbeiten. selbstständig arbeiten. in einem internationalen Umfeld arbeiten. geschäftlich reisen können. mit den Händen arbeiten. einen sicheren Job mit langfristiger Perspektive haben. in einem kreativen Berufsfeld tätig sein. in einer Führungsposition tätig sein.
b Was würdest du am liebsten machen? Wähle jeweils eine Möglichkeit.
1 ☐ am Schreibtisch arbeiten 4 ☐ drinnen arbeiten ☐ viel unterwegs sein
draußen arbeiten
2 ☐ mit Menschen arbeiten 5 ☐ mit Kunden kommunizieren
☐ mit Technik arbeiten ☐ hinter den Kulissen arbeiten
3 ☐ immer denselben Job haben 6 ☐ mit dem Fahrrad zur Arbeit fahren
☐ unterschiedliche Jobs haben ☐ mit dem Auto zur Arbeit fahren
c Arbeitet zu zweit. Stellt euch gegenseitig Fragen über eure Berufswünsche. Kreuzt in Übung 6.3a die Antworten des Partners / der Partnerin an.
z. B. Möchtest du später viel Geld verdienen?
Ja.
Nein. Und du?
Ich auch (nicht). Ich schon.
d Arbeitet zu viert. Jede Zweiergruppe setzt sich zu einer anderen Zweiergruppe.
• Berichtet über die Antworten des Gesprächspartners.
A berichtet über B und umgekehrt. C berichtet über D und umgekehrt.
z. B Nour möchte später ganztags arbeiten. Sie möchte draußen arbeiten …
• Stellt einander abwechselnd Fragen und antwortet wie im Beispiel.
z. B Möchtet ihr später in einem Team arbeiten?
Ich schon. Ich auch. Ich nicht. Ich möchte lieber selbstständig arbeiten.
Führe ein fiktives Chatgespräch über Studiengänge.
• Ver wende einen Chatbot nach Wahl (z. B. ChatGPT, Copilot).
• Lies unten die Tipps für ein gutes sokratisches Gespräch.
• Benutze den folgenden Prompt, um das Gespräch zu starten:
Führe ein sokratisches Gespräch mit mir über Studiengänge, auf Niveau A2. Ich bin auf der Suche nach einem Studiengang, der meinen Interessen entspricht.
• Schicke deiner Lehrkraft das Chatgespräch.
TIPP
Ein sokratisches Gespräch ist ein Dialog, bei dem die Teilnehmer gemeinsam über eine Frage nachdenken. Es geht darum, durch Fragen und Diskussion gemeinsam zu lernen und neue Erkenntnisse zu gewinnen.
• Stelle offene Fragen, die mehr als nur „Ja“ oder „Nein“ als Antwort erfordern.
• Lies aufmerksam die Antworten des Chatbots.
• Reagiere auf die Antworten des Chatbots. So vertiefst du die Diskussion.
• Denke über deine eigenen Ansichten nach. Sei bereit, sie zu überdenken, wenn neue Informationen auftauchen.
Met de imperatief (gebiedende wijs) geef je een bevel of een instructie. In het Duits zijn er drie vormen, afhankelijk van de situatie en het aantal personen tot wie je je richt:
du ihr Sie
kaufen Kauf(e)Kauft Kaufen Sie weniger Fleisch! vermeiden Vermeide VermeidetVermeiden SiePlastikmüll!
nehmen Nimm Nehmt Nehmen Sieöfter die Treppe!
essen Iss Esst Essen Sieauch mal vegetarisch!
fahren Fahr(e)FahrtFahren Siemit dem Fahrrad zur Schule.
sein Sei Seid Seien Sie umweltbewusst!
a Sieh dir die Tipps zum Umweltschutz im Alltag an. Konjugiere die Verben im Imperativ.
beim Einkaufen
Kauf(e) kein Wasser in Plastikflaschen. (vermeiden) Verpackungen. (packen) dein Obst und Gemüse nicht in Einwegtüten1 (haben) deine Einkaufstasche immer dabei. (kaufen) Getränke in Glas statt in Plastik. (nehmen) keine Tüte, sondern einen Karton im Supermarkt. (testen) Unverpackt-Läden.
zu Hause
Teilt Gegenstände wie Werkzeuge mit Freunden und Familie. (waschen) eure Wäsche in Waschsalons. (verwenden) keine Einwegrasierer2 . (trennen) euren Müll. (optimieren) euer Heizverhalten3 (schmeißen) weniger Lebensmittel weg. (kochen) mit Deckel4.
unterwegs
Meiden Sie Coffee to Go-Becher. (nutzen) Carsharing. (reisen) mit den öffentlichen Verkehrsmitteln. (bieten) die Möglichkeit, Fahrgemeinschaften5 zu bilden.
Verstehenshilfen:
1 die Einwegtüte het wegwerpzakje
2 der Einwegrasierer het wegwerpscheermesje
3 das Heizverhalten het stookgedrag
Nach: letsearth.de
4 der Deckel het deksel 5 die Fahrgemeinschaft de carpoolgelegenheid
b Lies die Reaktionen auf die Tipps aus Übung a. Beantworte danach die Frage. Benutze den Imperativ in deiner Antwort.
MEINUNGEN ZU „TIPPS ZUM UMWELTSCHUTZ IM ALLTAG“
Anne Tramberger sagt: Recht vielen Dank für den hilfreichen Post. Dieser Blog ist wirklich lesenswert!
Let’s Earth sagt: Danke für das Feedback!
Darian sagt: Hallo und vielen Dank für die Tipps. Auch, wenn man sich viel mit dem Thema beschäftigt, findet man doch immer noch ein paar zusätzliche Tipps. Die Liste von Möglichkeiten wird immer länger. Super!
Let’s Earth sagt: Da hast du vollkommen recht ! Hast du noch andere Tipps auf Lager?
Meine Tipps ?
De Konjunktiv I gebruik je bij de indirecte rede om de woorden (bv. uitspraken, meningen of verzoeken) van een andere persoon weer te geven, zonder ze letterlijk te herhalen.
De Konjunktiv I wordt vooral gebruikt in krantenartikels of in het nieuws om objectief en neutraal verslag uit te brengen.
Typische werkwoorden die een Konjunktiv I inleiden, zijn bijvoorbeeld sagen, denken, meinen, glauben, behaupten, erzählen of fragen.
direkte Rede
Boas:
„Ich komme nicht zum Training. Ich bin krank.“
Louisa:
„Ich habe heute keine Zeit. Ich muss viel lernen.“
Der Journalist:
„Der Film ist sehr gut. Er hat mir gefallen.“
Tina:
„Kannst du mir helfen? Ich bin neu hier.“
indirekte Rede
Boas sagte, er komme nicht zum Training. Er sei krank.
Louisa behauptet, dass sie heute keine Zeit habe. Sie müsse noch viel lernen.
Der Journalist berichtet, dass der Film sehr gut sei Er habe ihm gut gefallen.
Tina fragte, ob ich ihr helfen könne. Sie sei neu hier.
Je kan de Konjunktiv I herkennen aan de afwijkende werkwoordsvorm. De derde persoon enkelvoud krijgt meestal de uitgang -e. De werkwoorden haben en sein en de Modalverben hebben onregelmatige vormen in de Konjunktiv I
a Lies den Zeitungsartikel.
• Markiere die Konjunktiv-I-Formen.
• Unterstreiche auch die Verben, die den Konjunktiv I einleiten.
Augenzeugin beobachtet Diebstahl
Eine Augenzeugin berichtete heute von einem Diebstahl, den sie beobachtet hatte. Sie erzählte, wie ein Dieb die Handtasche einer blinden Frau gestohlenhabe. Glücklicherweisesei niemand verletzt worden, so die Zeugin.
Sie meinte, dass der Dieb unauffällig durch die Menschenmenge geschlendert sei. Plötzlichhabe er einen günstigen Moment genutzt und nach der Handtasche der hilflosen Passantin gegriffen.
Der Diebsei daraufhin in Richtung eines nahegelegenen Ausgangs gerannt und sei schnell in der Menschenmenge verschwunden. Obwohl einige Passanten auf den Vorfall aufmerksam wurden,sei der Dieb entkommen. Die Zeuginhabe sofort die blinde Frau beruhigt und die Polizei alarmiert.
Sie berichtete, siemüsse nun versuchen, sich an so viele Details wie möglich über den Dieb zu erinnern, um der Polizei und der Frau zu helfen. Leiderkönne sie sich nicht mehr gut daran erinnern, wie der Dieb ausgesehenhabe. Sie denkt, der Diebhabe einen grauen Kapuzenpulli und eine Jeanshose getragen.
Die Zeugin betonte noch, wie wichtig essei, Leuten in Not zu helfen. Sie meinte, essei ein Glück, dass nichts Schlimmeres passiert sei.
b Hör dir die Wettervorhersage im Radio an und lies mit. Markiere die Konjunktiv-I-Formen.
Das Wetteramt in Stuttgart gab bekannt, dass sich das Wetter heute äußerst wechselhaft zeigen werde. Morgens liege die Temperatur bei etwa 5 Grad Celsius und werde im Tagesverlauf auf maximal 12 Grad Celsius ansteigen. Es sei mit wechselnder Bewölkung zu rechnen, begleitet von kurzen, intensiven Regenschauern. Im Verlauf des Nachmittags sei mit einer deutlichen Abnahme der Sichtweite aufgrund von Nebel zu rechnen. Zum Abend hin werde die Wolkendecke wieder auflockern und vereinzelt könne sogar die Sonne scheinen. Mit Einbruch der Dunkelheit sei jedoch erneut mit einer Zunahme von Wolken und kühlen Temperaturen zu rechnen. In den späten Nachtstunden sei mit einem leichten, aber spürbaren Wind zu rechnen.
Passieve zinnen worden vooral in geschreven taal gebruikt, bijvoorbeeld in krantenartikels. Je benadrukt hiermee een handeling of een toestand. Wie of wat de handeling of de toestand veroorzaakt (heeft), is onbekend of onbelangrijk en wordt in de passieve zin vaak weggelaten:
z. B. Aktivsatz: Der Autofahrer fuhr den Mann an.
Passivsatz: Der Mann wurde angefahren.
Wie de man aangereden heeft, is in de tweede zin niet van belang of is niet geweten. De nadruk ligt op het feit dat de man aangereden werd.
Het passief bestaat uit een vervoegde vorm van het hulpwerkwoord werden en een voltooid deelwoord, bv.:
Präsens Imperfekt
Ich werdewurde geliebt.
Du wirst wurdestauch eingeladen
Die Tür wird wurde geöffnet.
Wir werdenwurdenfreundlich begrüßt. Ihrwerdetwurdetbestens versorgt
Siewerdenwurdengut informiert.
Wanneer je toch de persoon wilt benadrukken, gebruik je in het Duits von + Dativ.
z. B. Von wem wurde Amerika entdeckt?
Wir wurden von einer Polizistin angehalten.
Het voltooid deelwoord van werden is geworden, maar bij het passief gebruik je de vorm worden: z. B. Wann ist dieses Haus gebaut worden?
Lies die Texte. Unterstreiche jeweils das Hilfsverb werden und das Partizip Perfekt.
Heute freuen wir uns, bekannt zu geben, dass unsere Spendenaktion für das Tierheim erfolgreich war. In den letzten Wochen wurden großzügige Beiträge gespendet.
Die gesammelten Spenden werden dafür verwendet, die Lebensbedingungen der Tiere zu verbessern und für ihre medizinische Versorgung zu sorgen. Ein herzliches Dankeschön an alle Spender, die geholfen haben, dieses wichtige Projekt zu realisieren.
In den nächsten Tagen wird eine Veranstaltung geplant, um die Unterstützer zu ehren und die gesammelte Summe bekannt zu geben. Dieser großartige Geldbetrag wird dazu genutzt, den Tieren im Tierheim nachhaltig zu helfen.
Macht ihr auch bald ein Austauschjahr im Ausland? Auf dieser Website geben wir euch Tipps, wie ihr euch schnell in der neuen Umgebung einleben könnt.
Zunächst ist es wichtig, dass ihr euch flott in der neuen Fremdsprache ausdrücken könnt. Eure Sprachkenntnisse in der Fremdsprache könnt ihr steigern, indem ihr aktiv mit Einheimischen ins Gespräch kommt und an Sprachkursen teilnehmt. An vielen Unis werden auch Sprachaustauschprogramme angeboten. Es lohnt sich auf jeden Fall, daran teilzunehmen. In diesen Programmen wird euch die Möglichkeit geboten, mit anderen Studierenden in der Fremdsprache zu kommunizieren. So könnt ihr euer Sprachniveau auf eine unterhaltsame Weise steigern. Es ist auch hilfreich, sich aktiv am Studierendenleben zu beteiligen. Durch die Teilnahme an sozialen Veranstaltungen, Gruppenaktivitäten und Vereinen werden schnell neue Freundschaften geschlossen.
Gemeinsames Kochen ist auch eine hervorragende Möglichkeit, sich besser kennenzulernen. Ladet doch einfach Kommilitonen zu gemeinsamen Kochabenden ein, bei denen Gerichte aus verschiedenen Ländern geteilt werden. So wird der kulturelle Austausch gefördert und eine gemütliche Atmosphäre geschaffen.
Der DAAD (Deutscher Akademischer Austauschdienst) ist eine Organisation, die den internationalen akademischen Austausch unterstützt. Sie vergibt Stipendien und bietet Programme für Studenten, Forscher und Akademiker aus aller Welt an, um den Austausch zu fördern und die Zusammenarbeit zwischen verschiedenen Kulturen und wissenschaftlichen Gemeinschaften zu stärken.
1 Buchstabenblüten
Auf jedem Blütenblatt stehen die Buchstaben eines Wortes, das mit dem Thema zusammenhängt. In jedem Wort fehlt aber derselbe Buchstabe. Dieser soll in der Mitte der Blume stehen. Notiere jeweils die fünf Wörter und den fehlenden Buchstaben.
Notiere hier die Wörter: 1 2 3 4 5
Der fehlende Buchstabe ist
Notiere hier die Wörter: 1 2 3 4 5
Der fehlende Buchstabe
hier die Wörter:
Der fehlende Buchstabe ist
2 Verkehrstrimino
Arbeitet zu zweit oder zu dritt.
• Ihr bekommt einige Kärtchen mit Definitionen und Begriffen.
• Ordne jeden Begriff einer Definition zu, indem du die Karten aneinander legst.
• Wenn du alle Begriffe richtig zugeordnet hast, entsteht die Form eines Dreiecks.
3 VR-Radfahren: Hast du die Gefahr erkannt?
Im toten Winkel
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
DIES ODER DASAuto biegt ab
Sieh dir das Video an und beantworte die Fragen auf iDiddit.
4 Tik Tak Bombe
Vorbereitung
Arbeitet zu viert oder zu fünft.
• Ihr bekommt einige Kärtchen. Legt den Kartenstapel mit der weißen Seite nach oben auf den Tisch.
• Stellt den Timer ein, sobald ihr das Spiel beginnt. Ihr könnt selbst bestimmen, wann der Timer abläuft bzw. wie lange eine Spielrunde dauert.
Spiel
In der Mitte des Tisches liegt ein Stapel mit Karten. Auf jeder Karte stehen ein Oberbegriff und ein Buchstabe, z. B.
Obst B…
Der erste Spieler nimmt die oberste Karte und nennt (in diesem Fall) eine Obstsorte, die mit einem B beginnt, z. B. Banane.
• Läuft der Timer nicht ab, wenn du an der Reihe bist, dann ist der nächste Spieler dran.
Die Karte wird dann neben den Stapel gelegt.
• Läuft der Timer ab, wenn du an der Reihe bist, dann gehören alle Karten dieser Spielrunde dir.
Wer am Ende des Spiels die wenigsten Karten hat, hat gewonnen.
Sieh dir das Musikvideo an. Äußere deine Meinung zum Lied und zum Video. Benutze dazu die Redemittel.
über Lieder sprechen
Das Lied ist ein Ohrwurm.
Ich mag das Lied (nicht).
Die Melodie gefällt mir (sehr) • gar nicht.
Ich liebe die Stimme des Sängers.
Der Liedtext ist langweilig • gut • interessant.
Die Musik macht mich fröhlich • traurig.
Das Musikvideo gefällt mir (nicht).
Die Bilder im Video sind (nicht so) schön.
Die Musik passt (nicht) gut zum Video.
Insgesamt finde ich das Musikvideo (nicht) schön • gut gemacht.
In Deutschland gibt es ein Pfand auf Getränkeverpackungen aller Art, z. B. Dosen, Plastikflaschen usw. Am Logo kannst du erkennen, ob Pfand auf der Verpackung ist. Wenn du die leeren Verpackungen in den Supermarkt zurückbringst, bekommst du auch das Pfandgeld zurück. So schützt man die Umwelt und sorgt dafür, dass Verpackungen nicht in die Natur geworfen werden.
Seht euch den Werbespot an. Arbeitet danach zu zweit und beantwortet die Fragen mündlich.
1 Der Werbespot spielt in Berlin. Woran kann man das erkennen?
2 Wie heißt das Unternehmen? Schlagt nach, wofür diese Kurzform steht.
3 Was ist das Ziel dieses Spots?
4 Wie lautet der doppelte Werbeslogan?
3 Gedicht: Herta Müller - No. 493 (der Platz war für den Kopf)
Herta Müller ist eine deutsch-rumänische Schriftstellerin (1953). Sie erhielt 2009 den Nobelpreis für Literatur für ihr Gesamtwerk, das oft von ihrer Erfahrung unter der Diktatur in Rumänien geprägt ist. Müller schreibt besondere Gedichte: Sie schneidet Wörter aus Zeitschriften und setzt sie zu poetischen Collagen zusammen.
a Hör dir das Gedicht an und lies mit.
b Was hältst du vom Gedicht? Benutze die Redemittel.
über Gedichte sprechen
WIEDERHOLUNG
Ich mag das Gedicht (nicht).
Ich finde das Gedicht schön • interessant • eindrucksvoll • berührend • stimmungsvoll • musikalisch • komisch • unverständlich • schwierig • zeitlos. Bei diesem Gedicht bekomme ich Gänsehaut.
Das Gedicht regt mich zum Nachdenken an.
Ich verstehe nicht so gut, was der Autor / die Autorin mit dem Gedicht meint. Die Sprache im Gedicht ist einfach • schwierig.
Erstelle eine Gedicht-Collage.
• Du bekommst von deiner Lehrkraft eine Seite aus einer Zeitschrift oder Zeitung.
• Wähle für dein Gedicht eines der folgenden Themen: Umwelt, Verkehr, Spenden, Studium oder Berufe.
• Klebe die ausgeschnittenen Wörter auf ein Blatt Papier oder ein Stück Karton.
• Präsentiere die Gedicht-Collage in der Klasse.
derAbfall Abfälle
Wirf deinen Abfall doch in den Mülleimer! afval derAlltag
Der Alltag ist oft stressig. dagelijks leven der Bus Busse Ich fahre meistens mit dem Bus zur Schule. bus
derFlohmarkt Flohmärkte
Auf dem Flohmarkt findet man billige Kleidung. rommelmarkt derMüll
derOrkan Orkane
der Stoffbeutel Stoffbeutel
Der Müll wird jede Woche abgeholt. afval
Orkane verursachen meistens große Schäden. orkaan
Beim Einkaufen benutze ich einen Stoffbeutel. stoffen tas derSturm Stürme
Der Sturm hat viele Bäume entwurzelt. storm der Zug Züge Der Zug nach Brüssel fährt um 8.35 Uhr ab. trein die Demonstration DemonstrationenDie Demonstration ist friedlich verlaufen. betoging dieDose Dosen
Brotdose Brotdosen
Was kostet eine Dose Cola? blik
Ich habe meine Brotdose zu Hause vergessen. brooddoos die Energie Energie ist heute sehr teuer. energie die Maßnahme MaßnahmenWir brauchen strenge Maßnahmen. maatregel die Mülltonne MülltonnenIm Stadtpark stehen zu wenig Mülltonnen. vuilnisbak dieMülltrennung
Dank Mülltrennung können Wertstoffe recycelt werden. afvalscheiding
die Plastiktüte PlastiktütenPlastiktüten sind schlecht für die Umwelt. plastic zak die Secondhandkleidung
die Straßenbahn Straßenbahnen
Viele Stars tragen heutzutage Secondhandkleidung. tweedehandskledij
Was kostet eine Fahrkarte für die Straßenbahn? tram
die Strecke Strecken Kurze Strecken fahre ich mit dem Fahrrad. traject, parcours die Trinkflasche TrinkflaschenWo kann ich meine Trinkflasche auffüllen? drinkfles
dieU-Bahn U-Bahnen In Berlin fahren viele Leute U-Bahn. metro das Auto Autos
Autos sind immer noch sehr teuer. auto das Fahrrad Fahrräder Ich fahre mit dem Fahrrad zur Schule. fiets das Flugzeug Flugzeuge Wir reisen nur selten mit dem Flugzeug. vliegtuig
das Klima
Das Klima ist hier warm und feucht. klimaat das Moped Mopeds Ein Moped ist nicht so gut für die Umwelt. bromfiets das Ziel Ziele
Welches Ziel hast du vor Augen? doel die öffentlichen Verkehrsmittel
Öffentliche Verkehrsmittel sind umweltfreundlicher als Autos. openbaar vervoer ausschaltenschaltet ausSchaltest du bitte den Fernseher aus? uitschakelen
demonstrierendemonstriert
Die Einwohner demonstrieren für mehr Umweltschutz. betogen
reparieren repariert
Kannst du mein Fahrrad reparieren? repareren schützen schützt
Wie können wir die Umwelt besser schützen? beschermen sich Mühe geben gibt sich, hat sich gegeben
Sie gibt sich Mühe, Deutsch zu lernen. moeite doen stöbern stöbert
tauschen tauscht
Auf dem Flohmarkt stöbern wir gerne nach Schnäppchen. rondneuzen
Ich tausche manchmal Kleidung mit meiner Schwester. ruilen trennen trennt
Wir sollten den Müll richtig trennen. scheiden wegwerfen wirft weg, hat weggeworfen
Wirf deine alten Kleider doch nicht weg! weggooien nachhaltig
umweltbewusst
Wir sollten mehr nachhaltige Produkte kaufen. duurzaam
Ich versuche, umweltbewusst zu leben. milieubewust vegetarisch
Wir essen gelegentlich vegetarisch. vegetarisch statt
Statt Plastiktüten verwende ich Stofftaschen. in plaats van
Gute Fahrt! 2
derAbstand Abstände Halte Abstand und vermeide so Unfälle! afstand
derAutofahrer Autofahrer
derFahrstreifen Fahrstreifen
derFührerschein Führerscheine
Alle Autofahrer müssen die Verkehrsregeln beachten. autobestuurder
Auf der Autobahn gibt es mehrere Fahrstreifen. rijstrook
Hast du den Führerschein schon gemacht? rijbewijs
derFußgänger Fußgänger Der Fußgänger überquert die Straße. voetganger der Kanton Kantone
derKreisverkehr Kreisverkehre
derStau Staus
derUnfall
Unfälle
dieAutobahn Autobahnen
Die Schweiz besteht aus 26 Kantonen. Zwitserse deelstaat
Wer in den Kreisverkehr einfährt, darf nicht blinken. rotonde
Wir werden zu spät kommen, wir stehen im Stau. file
An dieser Kreuzung gab es schon mehrere Unfälle. ongeval
Auf deutschen Autobahnen wird sehr schnell gefahren. autosnelweg dieAutopanne AutopannenWir hatten leider eine Autopanne. autopech
dieFahrprüfung FahrprüfungenIch habe die Fahrprüfung bestanden! rijexamen
dieFahrt Fahrten
Die Fahrt dauert anderthalb Stunden. rit
Ausfahrt AusfahrtenNehmen Sie die Ausfahrt Darmstadt Nord. afrit
Vorfahrt
dieGeschwindigkeit
Geschwindigkeiten
Radfahrer haben hier Vorfahrt. voorrang
Die Geschwindigkeit ist auf 130 km pro Stunde begrenzt. snelheid
dieKreuzung KreuzungenAn dieser Kreuzung gibt es keine Ampeln. kruispunt
dieKurve Kurven
Der Unfall passierte in einer Kurve. bocht
dieParkscheibe Parkscheiben
die Polizei
dieSicherheit
In dieser Straße muss man eine Parkscheibe einlegen. parkeerschijf
Die Polizei kontrolliert die Geschwindigkeit der Autofahrer. politie
Die Sicherheit der Passagiere geht vor. veiligheid die Straße Straßen
die Strecke Strecken
Die Straßen sind nachts nicht gut beleuchtet. straat
Die Strecke ist fast 5 km lang. traject die Warnweste Warnwesten
das Fahrzeug Fahrzeuge
das Parkhaus Parkhäuser
das Verkehrsschild Verkehrsschilder
das Warndreieck Warndreiecke
Bei einer Autopanne soll man eine Warnweste tragen. fluohesje
Elektrische Fahrzeuge werden immer beliebter. voertuig
In diesem Parkhaus sind nur noch 20 Plätze frei. parkeergarage
Was bedeutet dieses Verkehrsschild? verkeersbord
Das Warndreieck sollte gut sichtbar aufgestellt werden. gevarendriehoek ablenken lenkt ab
Lass dich beim Fahren nicht vom Smartphone ablenken. afleiden bestehen besteht, hat bestanden
Hoffentlich bestehe ich die Fahrprüfung! slagen voor halten hält, hat gehaltenHalten Sie immer genug Abstand. houden lenken lenkt
Wer hat den Wagen eigentlich gelenkt? (be)sturen parken parkt
Man kann hier nirgendwo parken! parkeren überqueren überquert
Überqueren Sie hier die Straße. oversteken übersehen übersieht, hat übersehen
Ich hatte den Radfahrer übersehen. over het hoofd zien warten wartet
Wir müssen warten, bis die Ampel grün ist. wachten
Gute Fahrt! Goede reis!
3 der Zweck Zwecke
Es ist eine Aktion für einen guten Zweck. doel die Organisation OrganisationenDie Organisation setzt sich für Tiere ein. organisatie
dieSpende Spenden Wir sammeln Spenden für das Tierheim. gift, donatie die Spendenaktion Spendenaktionen
Mit dieser Spendenaktion helfen wir Menschen in Not. inzamelingsactie
dieWerbung WerbungenDiese Werbung informiert über Blutspende. reclame spenden spendet Sie spenden Geld ans Rote Kreuz. doneren unterstützen unterstütztUnterstützt du uns bei diesem Projekt? ondersteunen
der Ausweis Ausweise
Hast du deinen Ausweis dabei? identificatiebewijs der Tod
Ich habe keine Angst vor dem Tod. dood dieLeber Lebern
dieLunge Lungen
Alkohol schadet der Leber. lever
Rauchen schadet den Lungen. long dieNiere Nieren
dieOrganspende
Er braucht eine neue Niere. nier
OrganspendenOrganspenden retten viele Leben. orgaandonatie
die Transplantation Transplantationen
dieZustimmung
Die Transplantation war zum Glück erfolgreich. transplantatie
Du brauchst meine Zustimmung nicht. toestemming das Herz Herzen
das Organ Organe
Sie hatte ein krankes Herz. hart
Manche Menschen haben kranke Organe. orgaandonatie erlauben erlaubt
Kannst du mir das bitte erlauben? toestaan ersetzen ersetzt
Die Ärzte ersetzten das geschädigte Organ. vervangen funktionieren funktioniertDas Telefon funktioniert im Moment nicht. functioneren, werken spenden spendet Ich spende jeden Monat Blut. doneren
derAufenthalt AufenthalteWie war dein Aufenthalt in Polen? verblijf
der Austausch
Schüleraustausch
Ein Austausch bietet eine einzigartige Erfahrung. uitwisseling
Unsere Schule organisiert einen Schüleraustausch. leerlingenuitwisseling die Gastfamilie Gastfamilien
Meine Gastfamilie in Spanien war sehr herzlich. gastgezin das Austauschjahr
Möchtest du auch ein Austauschjahr machen? uitwisselingsjaar
der Beruf Berufe Er ist Fotograf von Beruf. beroep derForscher Forscher Forscher machen oft Experimente. onderzoeker derKlempner Klempner Der Klempner hat unsere Wasserleitung repariert. loodgieter derKrankenpfleger KrankenpflegerKrankenpfleger kümmern sich um Patienten. verpleger der Mechaniker MechanikerDer Mechaniker reparierte mein Auto. mecanicien der Profi Profis Dieser Tennisspieler ist ein erfahrener Profi. professional der Rezeptionist RezeptionistenDer Rezeptionist empfängt die Hotelgäste. receptionist derStudiengang StudiengängeWelcher Studiengang passt zu dir? studierichting
die Ärztin Ärztinnen Die Ärztin untersuchte den Patienten. dokter (v.)
Tierärztin TierärztinnenEr brachte seinen Hund zur Tierärztin. dierenarts (v.) die Erziehung Sie genoss eine gute Erziehung. opvoeding die Friseurin FriseurinnenGehst du immer zur selben Friseurin? kapster
dieHochschule HochschulenBist du Student an einer Hochschule? hogeschool die Informatikerin InformatikerinnenSie arbeitet als Informatikerin. informaticus (v.) die Journalistin JournalistinnenDie Journalistin arbeitet für diese Zeitung. journaliste
dieKita Kitas
Viele Schulen und Kitas sind heute geschlossen. kinderopvang die Köchin KöchinnenMeine Tante ist eine hervorragende Köchin. kok (v.)
dieKrankenschwester Krankenschwestern
Die Krankenschwester war sehr nett zu den Patienten. verpleegster diePflege
dieStelle
Stellen
Dieser Patient braucht viel Pflege. verzorging
Ich suche eine neue Stelle. job die Studienwahl
Die Studienwahl ist eine schwere Entscheidung. studiekeuze die Universität UniversitätenEr studiert Geschichte an der Universität. universiteit das Praktikum Praktika
Ich mache gerade ein Praktikum bei Siemens. stage das Team Teams
Bist du neu im Team? team die Arbeitszeiten
Architektur
Betriebswirtschaftslehre
Germanistik
Geschichte
Informatik
Medizin
Psychologie
Rechtswissenschaft
Sprachwissenschaft
sich engagieren
Meine Arbeitszeiten sind täglich anders. werkuren
Sie interessiert sich für Architektur. architectuur
Ich will Betriebswirtschaftslehre studieren. bedrijfseconomie
Er hat einen Master in Germanistik. Duitse taal- en letterkunde
Die deutsche Geschichte ist sehr interessant. geschiedenis
Kennst du dich mit Informatik aus? informatica
Ich habe Medizin studiert. geneeskunde
Meine Mutter unterrichtet Psychologie. psychologie
Sie hat einen Abschluss in Rechtswissenschaft. rechten
Ich will vielleicht Sprachwissenschaft studieren. taalwetenschap
Sie engagiert sich für den guten Zweck. zich engageren studieren
Was möchtest du studieren? studeren ganztags ↔ halbtags Meine Schwester arbeitet ganztags. voltijds geschäftlich
Sie ist oft geschäftlich unterwegs. zakelijk halbtags ↔ ganztags Er arbeitet halbtags in einer Bibliothek. deeltijds selbstständig
Ich habe mich selbstständig gemacht. zelfstandig
• Veel Nederlandse woorden zijn in het Duits hetzelfde. Soms zien ze er een beetje anders uit of klinken ze anders, maar je kunt ze toch herkennen. Het zijn transparante woorden.
• Nederlands en Duits zijn Germaanse talen. Ze hebben dezelfde oorsprong en je kunt nog steeds veel overeenkomsten vinden. Vaak zijn de medeklinkers in beide talen hetzelfde, maar de klinkers verschillend.
• Noteer falsche Freunde in een tabel om ze beter te onthouden. Heb je een visueel geheugen? Gebruik dan afbeeldingen om de woorden te illustreren.
• Leer woorden in eenvoudige contextzinnen om ze gemakkelijker te onthouden. De zinnen Wer bist du? en Wie alt bist du? helpen je bijvoorbeeld om het verschil te zien tussen het Nederlandse en het Duitse wie.
• Leer nieuwe woordenschat in thematische woordvelden. Vertrek bij het studeren van het grondwoord (de knoop) en bouw systematisch elke tak verder op.
das Gesicht der Körper groß klein das Aussehen die Haare die Nase das Auge das Ohr der Arm das Bein
• Leer zelfstandige naamwoorden altijd samen met hun lidwoord en meervoudsvorm.
• Leer woorden in paren:
• Cousin + Cousine
• Onkel + Tante
• Leer vaak voorkomende woordcombinaties (Kollokationen) als één geheel (zoals hierboven):
• zu Fuß gehen
• mit dem Bus fahren
• mit der U-Bahn fahren
• Leer tijds- en plaatsbepalingen als vaste verbindingen. Ze vormen één geheel. Let op: in het Duits drukt men plaats (Wo?) en richting (Wohin?) anders uit.
bv. Ich bin in der Stadt. (plaats: wo?) Ich gehe in die Stadt. (richting: wohin?)
• Bij samenstellingen bepaalt het laatste woord het geslacht:
bv. das Haus + die Nummer = die Hausnummer
• Om een taal sneller en efficiënter te leren, moet je actief lezen. Zoek in teksten of oefeningen naar woorden en uitdrukkingen die je nadien zelf kunt gebruiken. Zo krijg je de taal sneller onder de knie.
• Laat je bij een langere tekst niet afschrikken door het grote aantal woorden dat je nog niet begrijpt.
• Om specifieke informatie te zoeken in een tekst, lees je de tekst scannend. Je hoeft de tekst dus niet woord voor woord te lezen. Lees de opdrachten en zoek de gevraagde informatie in de tekst.
• Om de hoofdzaken uit een tekst te achterhalen, lees je de tekst globaal. Je leest doorgaans de eerste en laatste alinea van de tekst, of de eerste en laatste zin van elke alinea.
• Als je een tekst helemaal wilt begrijpen, lees je hem intensief. Je leest de hele tekst dan grondig door en zoekt de betekenis van moeilijke woorden op.
• Let op titels, ondertitels, foto’s en bijschriften. Gebruik je voorkennis: wat weet je al over dit onderwerp?
• Veel woorden zijn transparant. Ze lijken op het Nederlands of zijn internationaal. De context kan je helpen om moeilijkere woorden te begrijpen.
• Bij een ar tikel over een gebeurtenis worden er meestal antwoorden gegeven op de volgende vragen: wat, waar, wanneer, wie en waarom? Probeer bij het lezen van zulke teksten telkens de antwoorden op die vragen te vinden.
Luisteren en kijken
• Probeer de grote lijnen te begrijpen wanneer je een audio- of videofragment voor het eerst hoort of ziet. Bij een volgende luister- of kijkbeurt kun je op de details letten.
• Noteer tijdens het luisteren of kijken de belangrijkste woorden. Met behulp van die kernwoorden kun je achteraf de inhoud van het audio- of videofragment reconstrueren.
• In een instructievideo legt de vertelstem uit wat je ziet. Concentreer je dus op het beeld wanneer je niet goed begrijpt wat er gezegd wordt.
Een gesprek voeren
• Houd bij het communiceren steeds het communicatiemodel in het achterhoofd.
• Kies een medium dat geschikt is voor je boodschap, bv. een e-mail, een WhatsAppbericht, een presentatie, een post-it ...
• Stel jezelf de vraag wie de ontvanger is. Welk taalregister (informeel / formeel) moet je gebruiken?
• Aan de eventuele reactie van de ontvanger (antwoord, gelaatsuitdrukking, gebaren) zie je of hij/zij de boodschap begrepen heeft.
Sender
Empfänger
• Als je je gesprekspartner niet goed verstaat, kun je de volgende vragen stellen:
• Wie bitte?
• Kannst du etwas langsamer sprechen?
• Können Sie das bitte wiederholen?
• Zo vraag je naar onbekende woorden:
• „Schilderen“, wie heißt das auf Deutsch?
• Wie sagt man … auf Deutsch?
• Was ist die Übersetzung von … ?
• Wie schreibt man das?
• Kannst du / Können Sie das bitte mal buchstabieren?
• Twijfel je over de uitspraak van een woord? Zoek het dan op in een audiowoordenboek. Vraag tips aan je leerkracht!
• Verzamel ideeën en kernwoorden voordat je begint te schrijven.
• Denk op voorhand goed na over de opbouw van je tekst – zo zit hij meteen goed in elkaar en spaar je tijd.
• Laat je tekst even liggen en herlees hem met een frisse blik om eventuele fouten te corrigeren.
• Gebruik (digitale) hulpmiddelen, zoals een woordenboek, een tool voor tekstcontrole, een model of een voorbeeld. Vraag tips aan je leerkracht.
• Wees alert bij het inzetten van automatische vertaalmachines. De vertaling is niet altijd correct.
Credits:
p. 14 Eisbachwelle © Shutterstock / Cheungjoproduction; p. 14 Monopteros © Shutterstock / Asvolas; p. 14 Englishen Garten © Imageselect / AllesSuper; p. 16 Viktualienmarkt © Shutterstock / FooTToo; p. 16 Neue Rathaus © Shutterstock / Tohuwabohu 1976; p. 16 Allianz Arena © Shutterstock / anahtiris; p. 16 Engl. Garten © Shutterstock / trabantos; p. 17 © Shutterstock / Viacheslav Lopatin; p. 18 © Shutterstock / FooTToo; p. 20 © Shutterstock / manfredxy; p. 21 Zelt © Shutterstock / Takashi Images; p. 21 StudentInnen © Shutterstock / matejknezevic; p. 21 BMW museum © Shutterstock / Boryana Manzurova; p. 27 © Shutterstock / Christian Mueller; p. 35 Links © Imageselect / Zoonar/symbolpics, Zoonar GmbH; p. 35 Mitte © Imageselect / Wilfried Feder Westend61; p. 35 Rechts © Shutterstock / Oleksandr Khomenko; p. 38 © Imageselect / Jochen Tack Imagebrker RM; p. 40 © Shutterstock / Makasana photo; p. 44 © Imageselect / Bahnmueller Imagebroker RM; p. 48 © Broth Film/Goldkinf Filmproduktion/Kobal/Shutterstock; p. 49 Denkmal © Imageselect; p. 49 Straße © Shutterstock / 4kclips; p. 60 Ägyptische Museum © Imageselect / Album / quintlox; p. 60 Samurai Museum © Picture-Alliance / dpa / Imageselect; p. 60 Schloss Charlottenburg © Shutterstock / AR Pictures; p. 60 Willy-Brandt-Haus © Imageselect / Helmut Baar; p. 60 Körperwelten Museum © Imageselect / Mark Waugh; p. 60 Pergamommuseum © Shutterstock / posztos; p. 61 Disgusting Food Museum © Imageselect / Johan Nilsson/TT, TT News Agency; p. 61 Deutsche Spionagemuseum © Imageselect / Joko; p. 61 Sudhaus © Imageselect / Gunter Schneider; p. 62 © Shutterstock / praszkiewicz; p. 63 © Imageselect; p. 66 © Shutterstock / Legendary4; p. 68 © Shutterstock / Salvador Maniquiz; p. 71 Der Lehrling © Imageselect / Jan Fritz; p. 71 Neo Rauch © Hans Peter Schaefer, http://www.reserv-a-rt.de, CC BY-SA 3.0 DEED; p. 72 © Dialogmuseum/Laura Brichta; p. 73 © Shutterstock / frantic00; p. 77 © Shutterstock / oleschwander; p. 78 © Imageselect / Album / Fine Art Images; p. 79 © Shutterstock / NeydtStock; p. 80 © Imageselect / Bildagentur-online/Klein; p. 86 Neue Nationalgalerie © Shutterstock / tichr; p. 86 Kunstgewerbemuseum © Shutterstock / Mo Photography Berlin; p. 86 Musikinstrumenten-Museum © Shutterstock / Mo Photography Berlin; p. 93 Gedicht © Marlen Pelny: Wir müssen nur noch die Tiere erschlagen, Verlag Voland & Quist GmbH, Dresden und Leipzig 2013; p. 94 © Ulf K. / Sepia; p. 95 © Shutterstock / Natata; p. 103 © Shutterstock / Cristiano Palazzini; p. 113 © Shutterstock / Jamie Lamor Thompson; p. 115 © Imageselect / INTERFOTO Moore; p. 119 © Imageselect / Matthew Chattle; p. 121 Kneipp © Shutterstock / Birgit Reitz-Hofmann; p. 121 Kneipp-therapie © Imageselect / Zoonar/gero. b; p. 135-136 © 2010 Eric Corbeyran/P. Horne, Knesebeck Verlag; p. 137 © Imageselect / Impress Copyright, United Archives GmbH; p. 138 © Imageselect / Future Image; p. 148 Liebesbrücke © Imageselect / Purebudget; p. 148 Liebesschlosser © Imageselect / Purebudget; p. 178 Gedicht Bertolt Brecht. Bertolt Brechts Hauspostille. © Suhrkamp Verlag AG 1999. Reprinted with kind permission of Suhrkamp Verlag AG; p. 179 © Imageselect / Bayerischer Rundfunk / Keller, Hagen / Album; p. 187 Statue © Shutterstock / Lindasky76; p. 187 Stolpersteine Rosen © Shutterstock / Achim Wagner; p. 187 Stolperstein © Shutterstock / aquatarkus; p. 188 © Imageselect / Panther Media; p. 191 © Shutterstock / meunierd; p. 192 Luftwege während der Berliner Blockade, Leerlaufprozess, CC BY-SA 3.0 DEED; p. 193 © Imageselect / dpa picture alliance archive; p. 195 © Shutterstock / hanohiki; p. 197 © Shutterstock / Gaschwald; p. 200 Bruderkuss © Shutterstock / ilolab; p. 200 Mauerpark © Shutterstock / elbud; p. 200 Seifenblase © Shutterstock / elbud; p. 201 © Shutterstock / lexan; p. 203 KaDeWe © Shutterstock / SergeyPhoto7; p. 203 Schloss Charlottenburg © Shutterstock / Grzegorz_Pakula; p. 203 Checkpoint Charlie © Shutterstock / Tupungato; p. 204 © Shutterstock / Heiko Kueverling; p. 205 © Shutterstock / Ilari Nackel; p. 208 © Imageselect / Sorge, Agencja Fotograficzna Caro; p. 209 © Imageselect / Matt Smith; p. 213 Dietrich © Imageselect / Pictorial Press Ltd; p. 213-214 Comic © avant-verlag, 2012, Buddenberg & Henseler; p. 228 © Shutterstock / Philip Lange; p. 232 Organspende © Imageselect / epd; p. 232 © UNICEF Zwitserland; p. 232 Blutspende © Imageselect / Rust; p. 239 © Shutterstock / Birgit Reitz-Hofmann; p. 247 © Shutterstock / Adam Jan Figel; p. 257 © Shutterstock / Koshiro K; p. 258 Herta Müller © Shutterstock / Markus Wissmann; p. 258 der Platz war für den Kopf – Herta Müller, Die blassen Herren mit den Mokkatassen © 2005 Carl Hanser Verlag GmbH & Co. KG, München