6 minute read

Lees- en inleefmoment

Next Article
Overzicht lesmap

Overzicht lesmap

Doel: Samen met de kleuters bouw je het verhaal opnieuw op aan de hand van de prenten. Stel zo veel mogelijk open vragen en ga samen op zoek naar de antwoorden. Dat helpt de kleuters om hun woordenschat op een spontane manier verder op te bouwen.

OD NED 1.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen.

OD NED 1.2 De kleuters kunnen voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen.

OD NED 2.6 De kleuters kunnen antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties.

Benodigdheden

- boek: Herfstpret

Voor Het Lezen

Bekijk de cover van het boek aandachtig met de kleuters. Lees de titel. Schenk aandacht aan de titel en de letters. Verklank de letters. De volgende vragen kunnen als leidraad dienen om een gesprek aan te knopen.

- Wat zie je?

- Waar zou het boek over gaan?

- Welke dieren herken je?

- Waar zijn de dieren? Waarom denk je dat?

- Hoeveel dieren kun je tellen?

- Ken je de geluiden die de dieren maken?

Welk dier is jouw lievelingsdier? Waarom is het je lievelingsdier?

- Hoe denk je dat de dieren zich voelen? Waarom denk je dat? Vertel.

Ik zie een mand. Wat zit er in de mand?

- Zie je nog ergens anders appels? Zullen we alle appels tellen?

- Wat doet de vogel met de appel? Zou de vogel appels lekker vinden?

Vind jij appels lekker?

- Welke kleur hebben de appels? Eet jij soms rode appels? Welke kleur appels bestaan er nog?

Ik zie blaadjes. Welke kleur hebben de blaadjes? Hoe zou dat komen?

- Wat doen de dieren met de blaadjes? Vinden ze dat leuk? Waarom denk je dat? Zou jij dat leuk vinden?

Ik zie een kar. Wat zit er in de kar? Wat zouden ze van plan zijn met de boot?

- Zie jij de paddenstoelen? Zijn het allemaal dezelfde paddenstoelen? Wat is er anders? Mag je paddenstoelen plukken/eten/vastnemen? Wat kan er dan gebeuren?

- Zou het koud zijn? Waarom denk je dat? Wat hebben de dieren aan?

Tijdens Het Lezen

Lees het boek een eerste keer. Na het lezen kun je de kleuters bevragen naar hun eigen ervaringen met uitstapjes naar het bos of het park in de herfst.

PAGINA 1-2

- Welke vruchten zie je aan de boom? Welk soort boom is een boom met eikels? (eik of eikenboom)

- Wat ligt er op de grond? Hoe komt dat?

- Hebben alle blaadjes dezelfde kleur? Welke kleuren zie je? Wat vind jij de mooiste kleur?

- Hoe komt het dat de dieren hun kap ophebben? (regen) Wat kun je nog gebruiken als het regent? Heb jij een kap aan je jas?

- Welk dier zie je hier?

- Wat doen ze? Lukt het? Hoe zou het komen dat het niet lukt? Wat heb je nodig om een boot te laten varen? (wind) Hoe kunnen wij helpen? Help je mee?

PAGINA 3-4

-

Wasbeer en muis zijn blij. Hoe zie je dat?

- Hoe komt het dat ze blij zijn? Zou jij blij zijn? Zou jij graag met een boot in een plas spelen?

- Wie zit verstopt?

- Waar heeft vos zich verstopt? (ACHTER een boom)

- Hoe zou het komen dat vos zich heeft verstopt?

- Durf jij altijd te vragen of je mee mag spelen? Vind je dat spannend of lukt het je wel om het te vragen? Wat doe je dan?

- Vaart de boot snel?

- Muis en wasbeer lopen in de plas. Wat hebben ze aan hun poten? Loop jij graag in de plassen?

PAGINA 5-6

- Is vos nog steeds verstopt? Wat doet vos? Mag hij meespelen? Vinden ze dat fijn? Hoe zie je dat? Hoe zou vos zich voelen? Hoe zou jij je voelen?

- Wat zien vos, muis en wasbeer op de grond liggen? Wat doen ze? Heb jij al eens herfstvruchten verzameld? Welke waren dat? Wat deed je ermee?

- Wie komt er piepen in de boom? Zie je nog ergens een eekhoorn? Wat doen de eekhoorns? Wat verzamelde de eekhoorn al in zijn hol?

- Mogen wasbeer, vos en muis alle herfstvruchten meenemen? Waarom is het geen goed idee om alle herfstvruchten mee te nemen? Hoe zouden de dieren zich voelen als ze geen vruchten meer vonden?

- Waar legt wasbeer zijn herfstvruchten in? Blijft de boot drijven, volgens jou? En als wasbeer hem helemaal vol zou leggen? Wat zou er dan gebeuren?

- Kijk eens naar de bomen. Hangen er dezelfde blaadjes aan? Dezelfde vruchten? Waar zitten de kastanjes in? Kun je zo’n bolster met je handen vastnemen? Wat gebeurt er dan? (prikken) De natuur opent de bolster vanzelf wanneer de kastanje rijp is.

- Plukken de dieren paddenstoelen? Waarom niet, volgens jou?

PAGINA 7-8

- De dieren kijken omhoog. Wat zien ze?

- Wat zit er in de wolk, volgens jou? (regendruppels)

- Als je heel goed kijkt, zie je dat er iemand verstopt is. Zie je waar? (ACHTER de boom) Hoe zou het komen dat het dier verstopt zit? Verstop jij je soms?

- Welk dier zou het zijn? Welk stuk van het dier zien we? (snavel, vleugel) Welk dier heeft een snavel en vleugels?

- Volgens mij heeft het dier iets vast. Zie jij dat ook? Wat zou dat kunnen zijn?

- Zullen we eens kijken of we het juist hadden? Hoe kunnen we dat te weten komen? (pagina omslaan)

- We zijn nog iets vergeten … Wat moesten we nog doen om die grote donkere wolk weg te krijgen? (blazen) Blaas je mee?

PAGINA 9-10

- Oeps, we hebben te hard geblazen! Onze vriendjes zijn omgevallen.

- Welk dier zat verstopt? Nu kunnen we het goed zien.

- Hij heeft twee dingen vast. Zie jij wat? (paraplu, mand)

- Waarvoor gebruik je een paraplu? Heb jij een paraplu? Wat was de uil van plan met de mand?

- Zie jij appels? Waar zouden de appels zijn? Ben jij al eens appels gaan plukken? Waar groeien appels?

PAGINA 11-12

- Hier zie je de appelboom. Welke vruchten groeien er in de appelboom? (appels) Groeien er ook peren? (alleen appels)

- Vind jij appels lekker? Welke kleur hebben de appels van deze appelboom? Ken je ook andere kleuren appels? Welke kleuren? - Kunnen de dieren aan de appels? (Ze hangen te hoog.) Welke oplossing hebben de dieren gevonden? Lukt het?

- Hoe kunnen we de dieren helpen?

PAGINA 13-14 - Is het schudden gelukt? Wat gebeurt er met de appels?

- Wat doen de dieren? Waar leggen ze de appels?

- Kunnen ze de appels vangen? Wie vangt er appels? Wat gebeurt er als de appels op de grond vallen? (deuk, niet zo lekker)

- Zou uil een plan hebben met de appels? Wat zou jouw plan zijn? Wat kun je allemaal doen met appels? Wat vind jij lekker?

PAGINA 15-16

- Waar zijn de dieren naartoe? Waar zitten ze verstopt?

- Van wie zie je een stuk staart en een vleugel piepen?

- Zitten er al appels in de mand? Zie jij de appels? Waar zijn ze?

- Zullen we eens schudden? Dan komen onze vrienden misschien weer tevoorschijn.

PAGINA 17-18

- Is het gelukt? Wie zien we weer?

- Wat hebben ze in hun pootjes?

- Ze hebben er honger van gekregen. Wat gaan ze maken? Vind jij appeltaart lekker?

- Wat hadden ze nog kunnen maken met de appels? Zou jij graag appeltaart maken?

PAGINA 19-20

- Waar zijn de vrienden nu? Hoe zie je dat?

- Wat zijn muis en wasbeer aan het doen? Help jij thuis soms? Mag jij ook roeren? Wat mag je nog doen?

- Wat doet vos? Wat doet hij eerst? (schil) En wat daarna? (stukjes)

- Helpt uil ook mee? Wat doet hij?

- Wat heb je nodig om taart te maken? Weet jij wat de dieren allemaal moeten doen?

- Wat moeten de dieren doen als het beslag/deeg klaar is? Kunnen ze het dan zo opeten?

Waar moet het in? (oven) Een oven is heel warm. Als jij thuis cake bakt, wie zet dan het beslag in de oven? Waarom? Wat zou er kunnen gebeuren?

- Welke dieren piepen door het raam naar binnen? - Kijk eens goed rond. Wat gaan de dieren drinken? Waarom denk je dat? Wat zou er in de theepot zitten? Zou er ook iets anders in kunnen zitten? Wat vind jij lekker?

PAGINA 21-22

- Wat smullen de dieren? Ziet het er lekker uit? Zou jij graag willen proeven?

- Wat drinken ze? Drinkt iedereen hetzelfde?

- De dieren moeten eerst nog blazen. Hoe komt dat? (taart is nog warm, afkoelen)

- Het ziet er gezellig uit. Zouden wij ook een appeltaart kunnen maken? Wie zou dat leuk vinden? Wie zou dat lekker vinden? Wie wil er helpen? Wat hadden we ook weer nodig?

PAGINA 23-24

- Waar zijn muis, wasbeer, uil en vos nu?

- Kijk eens heel goed. Wat hebben ze meegenomen voor vogel?

- Wat doen ze met de blaadjes? Wat gebeurt er? Zou jij dat ook graag eens doen? Het lijkt wel of het blaadjes regent.

NA HET LEZEN

Het boek blijft in de boekenhoek/kring beschikbaar voor de kleuters. Ze kunnen het doornemen wanneer ze willen.

Het boek nodigt uit om een verteltafel te maken. Voorzie knuffelpoppen of kegelpoppen van de verschillende personages en materialen uit het boek.

Het verhaal in kleine groep vertellen biedt altijd meer leerkansen voor het sociaal-emotionele aspect. Zo kun je veel beter ingaan op de gevoels- en belevingswereld van de kleuters. Hoe zou jij je voelen? Wat zou jij doen?

Zet het boek zo aantrekkelijk mogelijk in je kring. Geef het een prominente plek zodat de kleuters er snel naar kunnen grijpen.

This article is from: