Voorbeeldpagina's Economie Direct 3 - update 2014

Page 1

THEMA 1

3 De kern van het ondernemen


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

12

Welke motieven zorgen ervoor dat iemand als werknemer of als zelfstandige aan de slag wil gaan? Hoe denken jongeren over ondernemerschap? Hoe makkelijk of hoe moeilijk is het om een eigen zaak te starten? Is Vlaanderen niet ondernemend genoeg? Hebben ondernemers ook een sociale verantwoordelijkheid?

Onderzoeksvraag 2 Welke activiteiten vinden in een onderneming plaats?

40

Over welke productiefactoren beschikt een onderneming? Wanneer is er sprake van een productiebedrijf of een dienstenonderneming? Hoe wordt een bedrijfskolom samengesteld? In welke sectoren kun je de bedrijven indelen?

Onderzoeksvraag 3 Is winst het enige motief?

53

Wat is de belangrijkste doelstelling van een onderneming uit de profitsector? Hoe wordt winst berekend? Wat houdt maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaam ondernemen in? Welke ondernemingen behoren tot de non-profitsector? Wat is hun belangrijkste doelstelling? Hoe belangrijk is die non-profitsector?

Onderzoeksvraag 4 Hoe creëert men toegevoegde waarde en welvaart? Hoe creëer je toegevoegde waarde? Moet er belasting betaald worden op de toegevoegde waarde? Hoe wordt de welvaart van de mens gecreëerd?

10

69


83

Onderzoeksvraag 5 Aan wie moet de onderneming verantwoording aeggen? Wat is het verschil tussen een shareholder en een stakeholder? Wie zijn de interne en de externe stakeholders? Wat zijn de belangen van de verschillende stakeholders? Waarom is een stakeholdersanalyse zo belangrijk?

92

Onderzoeksvraag 6 Hoe komt de prijs tot stand? Hoe verhoudt de prijs zich ten opzichte van de gevraagde hoeveelheid? Geldt dat ook voor de prijs en de aangeboden hoeveelheid? Hoe wordt de prijs van een product of dienst bepaald?

108

Onderzoeksvraag 7 Wat veroorzaakt een prijswijziging? Wat doet de vraag naar een product veranderen? Wat doet het aanbod van een product veranderen? Welke verschuivingen hebben er plaats? Wat gebeurt er met de prijs wanneer vraag of aanbod wijzigt? Wat zijn substitutiegoederen? Wat zijn complementaire goederen?

Onderzoeksvraag 8 Hoe houdt de overheid de koopkracht van de gezinnen op peil?

127

Hoe evolueren de prijzen? Hoe meet men de inflatie? Wat zijn de gevolgen van een prijsstijging? Bestaat er een oplossing voor de daling van de koopkracht?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

11


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen? A

Intro C

Secretary Plus is ruim 15 jaar de nummer één voor de selectie, rekrutering, uitzending en opleiding van meertalige management assistants. Secretary Plus vindt voor jou de ideale functie die overeenstemt met je kwalificaties en ervaring. Functiebeschijving: Je werkt in een klein team en daardoor is de jobinhoud uitgebreid en gevarieerd. De volgende taken maken o.a. deel uit van je takenpakket: • je staat in voor het klassement en de algemene postbehandeling; • je verzorgt de correspondentie; • dictafoonwerk; • af en toe vang je de receptie op (bij afwezigheid van de vaste receptioniste). Profiel: • Je hebt een zeer goede kennis van het Nederlands en Engels (mondeling en schriftelijk), en een goede basiskennis Frans. • Je kennis van Ms Office is uitstekend. • Je bent flexibel qua takenpakket en hebt bij voorkeur relevante ervaring met administratief werk. Aanbod: • Je werkt enkel op woensdag, donderdag en vrijdag. • Goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer • Je salaris is afhankelijk van je ervaring en competenties.

2 Laurent en Evelien, op zoek naar een uitdaging advertentie

B

KAPPER (M/V) Werkgever: Wakko Hairdressers Plaats: Gent, Oost-Vlaanderen Geplaatst op: 2010-04-02 Vacaturestatus: voltijds Jobreferentie: 00370667-228751D9.1.R Contracttype: onbepaalde duur Functieomschrijving Verwacht: Voor funky salon in volle groei Vereisten: - Enthousiast - Verantwoordelijk - Stipt en gemotiveerd Sollicitatie: Bel Pieter 0475 44 45 23 of pieter.platel@telenet.be

3 Steven, pas afgestudeerd advertentie

1 Sylvia, alleenstaande moeder van 2 kinderen advertentie

Kies een van deze personen en licht toe waarom de gekozen job bij haar of hem past?

12


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Opdracht 1 Werknemer of zelfstandige? Niet iedereen die werkt, werkt voor een werkgever. Sommigen werken voor eigen rekening. Dan ben je zelfstandige. b1

In de rechterkolom vind je de definities van specifieke categorieĂŤn van werkende mensen. Plaats in de lege witte kaders de juiste beroepscategorie. Kies hierbij uit: arbeider, bediende, vrij beroep, handelaar, handelsvertegenwoordiger en een restcategorie.

Iemand die beroepsmatig voor eigen rekening daden van koophandel (aan-en verkopen van goederen en diensten met de bedoeling winst te maken) stelt.

WERKENDE BEVOLKING

Iemand die op basis van een specifiek diploma en strikte wettelijke regels een intellectueel beroep uitoefent. De persoon werkt voor eigen rekening en draagt hierbij persoonlijke verantwoordelijkheid. Iemand die voor eigen rekening werkt, maar die geen daden van koophandel stelt en geen intellectueel beroep uitoefent. Denk hierbij aan een onthaalmoeder, een kunstenaar ...

Iemand die in loondienst werkt en hoofdzakelijk handenarbeid verricht.

Iemand die in loondienst werkt en hoofdzakelijk hoofdarbeid verricht. Iemand die in loondienst werkt en zich bezighoudt met het (be)zoeken van klanten om zo goederen en diensten te verkopen.

b2

Onderstreep nu de kernwoorden in de omschrijvingen.

CLOSE-UP Wanneer je leraar vraagt om begrippen met je eigen woorden te omschrijven, moet je er altijd voor zorgen dat je de kernbegrippen gebruikt.

b3

Wat verstaan we onder een zelfstandige?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

13


b4

Wat verstaan we onder een werknemer?

b5

Plaats de begrippen ‘zelfstandige’ en ‘werknemer’ bij in het bovenstaande schema.

b6

Welke beroepen herken je op deze tekening? Plaats op de tekening de letter ... − A bij drie personen die een arbeid(st)er kunnen zijn; − B bij drie personen die een bediende kunnen zijn; − H bij twee personen die een handelaar kunnen zijn; − V bij twee personen die een vrij beroep kunnen uitoefenen; − HV bij een persoon die een handelsvertegenwoordiger kan zijn; − R bij een persoon die in de restcategorie kan vallen.

Opdracht 2 Hoe denken jongeren over het ondernemerschap? O V U R

Ik vind het heel goed wanneer je een eigen onderneming begint, omdat je dan je eigen droom kunt waarmaken. Ik zou geen eigen bedrijf willen beginnen. Je moet met zoveel regels rekening houden en er komt veel papierwerk aan te pas.

14


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Ik zou geen eigen bedrijf willen beginnen. Mijn ouders hebben er één en ze zijn altijd 12 tot 14 uur per dag aan het werk.

Ik zou geen eigen bedrijf willen beginnen, ik wil gewoon ergens aan het werk. Ik hoef al dat gedoe niet.

De voorbije jaren hebben slechts drie procent van de Vlamingen een eigen onderneming opgestart, wat zowat het laagste percentage is in heel Europa. Vlaanderen scoort vooral zwak op het gebied van jong ondernemerschap en dat dreigt een zware hypotheek te leggen op de toekomstige welvaartsontwikkeling. Ook in Nederland is er meer ondernemerschap en ondernemendheid nodig. Daarom werd er een onderzoek gehouden dat een antwoord zocht op de vraag: ‘Hoe staan Nederlandse jongeren tegenover ondernemerschap?’ Aan de hand van deze onderzoeksvraag werden verschillende meerkeuzevragen opgesteld. Met deze enquête trok men vervolgens naar 620 jongeren van 15 of 16 jaar, gespreid over 11 scholen. Door een goede mix van scholen te kiezen konden de onderzoekers een representatief beeld krijgen van wat de jongeren in heel Nederland over het ondernemerschap denken. Hieronder vind je enkele resultaten van dat onderzoek. TABEL 1

Waarom denk je dat mensen een eigen onderneming beginnen?

Nederland Eigen klas Aantal leerlingen Meer geld, winst maken

55 %

Houden van zelfstandigheid

41 %

Uitdaging

in %

4 %

Bron: Nationale jeugdraad

+=

b1

Hoeveel Nederlandse leerlingen vonden de zelfstandigheid het belangrijkste motief?

b2

Vul de tabel verder aan met de gegevens van jouw klas.

b3

Verschilt de mening van je klas erg van deze van de Nederlandse jongeren? Had je dat verwacht? Overleg even met je buur.

b4

Noteer hieronder nog een andere reden waarom jij met een eigen onderneming zou beginnen.

THEMA 1 De kern van het ondernemen

15


TABEL 2

Als je wel een eigen onderneming wil beginnen: welke problemen denk je dan tegen te komen?

Aantal keer geantwoord Financiële problemen

Procentueel aandeel

Aandeel in graden

397

Te weinig klanten

87

Boekhouding, belastingen ...

25

Te weinig ervaring

25

Stress

25

Verantwoordelijkheid

13

Risico

13

Concurrentie

13

Andere

118 TOTAAL

(Opgelet! Op deze vraag mochten de leerlingen meer dan één antwoord aanduiden.) Bron: Nationale jeugdraad

b5

Bereken in de tabel het procentueel aandeel van elk antwoord. Bereken daarvoor eerst het totaal aantal antwoorden.

CLOSE-UP Een cirkeldiagram wordt gebruikt om aan te geven hoe groot elk onderdeel is in vergelijking met het geheel van de onderdelen. Zo kan je het gebruiken om weer te geven hoeveel procent elke partij bij de verkiezingen haalde, of hoeveel derdejaars er in elke studierichting zitten. Een cirkeldiagram kan je niet gebruiken als je meerdere gegevensreeksen hebt. De verkiezingsresultaten van de 5 laatste verkiezingen kan je dus niet in één cirkeldiagram weergeven. Let op volgende aandachtspunten bij een cirkeldiagram: • plaats de cijfergegevens bij je taartpunten; • geef je grafiek een correcte titel; • begin met het grootste stuk op 12 uur en ga vervolgens in wijzerzin naar de steeds kleinere stukken; • eindig met de restcategorie indien die aanwezig is, ongeacht de grootte van het stuk; • voeg een legende toe die dezelfde volgorde als de taartstukken heeft.

16


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

b6

Verwerk de bovenstaande gegevens in een cirkeldiagram. Bereken daarvoor eerst hoeveel graden elk antwoord voor z’n rekening neemt. VAARDIGHEDEN:

b7

Hoe maak ik een cirkeldiagram?

Geef een concreet voorbeeld van een probleem dat je zou plaatsen onder de categorie ‘andere’.

TABEL 3

Waarvoor zou je kiezen?

Een onderneming met anderen – met een familielid – met een vriend(in)

65 % 35 % 30 %

Een eigen onderneming in mijn eentje

35 %

Bron: Nationale jeugdraad

b8

Kun je een reden bedenken waarom je liever samen met anderen een zaak zou starten?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

17


TABEL 4

Wat voor soort informatie over een eigen bedrijf is volgens jou belangrijk?

Een voorbeeld van een ondernemingsplan

51 %

Informatieboekje over hoe en wat

52 %

Inspirerende verhalen van ondernemers

28 %

Overzicht van informatiebronnen, zoals internetadressen

26 %

Stappenplan voor het starten van een eigen bedrijf

85 %

Tips

51 %

Voorbeelden van startende ondernemers

42 %

Bron: Nationale jeugdraad

CLOSE-UP Een kolomgrafiek wordt gebruikt om aan te geven hoe groot een gegeven is doorheen de tijd of in vergelijking met andere gegevens. Zo kan je het gebruiken om weer te geven hoeveel de leerlingen er in de afgelopen 10 jaar in het derde jaar economie hebben gezeten, of om te vergelijken hoeveel inwoners enkele landen hebben. Een kolomgrafiek kan je ook gebruiken als je meerdere gegevensreeksen hebt. Je kan bijvoorbeeld weergeven hoeveel inwoners enkele landen telden in de jaren 1900, 1950 en 2000. Let op de volgende aandachtspunten bij een kolomgrafiek: • • • • •

18

plaats de cijfergegevens bij je kolommen; geef je grafiek een correcte titel; ijk je y-as duidelijk; benoem je assen; voeg indien nodig een legende toe.


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

b9

Maak van de bovenstaande gegevens een kolomgrafiek zodat in één oogopslag duidelijk wordt welke soort informatie voor de Nederlandse jongeren het belangrijkste was. VAARDIGHEDEN:

Hoe maak ik een kolomgrafiek?

10

Lees samen met je buur op de website van Wikipedia wat een ondernemingsplan precies inhoudt. Leg uit waarom het opstellen van dat plan heel belangrijk is wanneer je als zelfstandige aan de slag wilt gaan.

11

Wat kunnen de volgende organisaties voor startende ondernemingen betekenen? Geef telkens één concreet voorbeeld. • Unizo (www.unizo.be)

• Voka (www.voka.be)

THEMA 1 De kern van het ondernemen

19


• KBC (www.kbc.be – ondernemen)

Opdracht 3 Hoe makkelijk of hoe moeilijk is het om een eigen zaak te starten? Van start! Groen, fris, jong! Freelance radiomaker, zo noem ik mezelf. Het voelt goed. De vrijheid van het zelfstandig ondernemen geeft me veel energie. Mijn agenda was in het begin al lekker vol en er komen af en toe nog een paar leuke dingen bij. Ik ben freelancer geworden omdat ik merkte dat ik meer wilde dan wat ik op mijn vaste plek als werknemer kon verwezenlijken. Eén doorslaggevend e-mailtje heeft mij overtuigd om als zelfstandige aan de slag te gaan. Ik kreeg een prachtige kans van iemand die mijn werk goed vond. Ik mocht voor hem één documentaire maken, zonder enige garantie voor de toekomst. Een unieke kans! Ik heb meteen ja gezegd. Ook al besefte ik dat het onmogelijk te combineren zou zijn met de baan die ik had ... Ik was namelijk fulltime in dienst bij een omroep, als verslaggever voor een Radio 1-programma. Officieel werk je dan 36 uur per week, maar in de praktijk ben je er veel meer tijd aan kwijt. Die baan zou ik dus moeten opzeggen. De klassieke twijfels raasden door mijn hoofd. De zekerheid van de vaste baan versus het risico van het freelancen, het vaste patroon versus de vrijheid. Elke maand opnieuw onzekerheid of ik rond zou komen. Altijd in topconditie zijn om de klussen te kunnen uitvoeren, want een ziekmelding bestaat niet als zelfstandige. Elke dag je opnieuw bewijzen, want je bent maar zo goed als je laatste klus. Terwijl op de radio de ene deskundige na de andere met nóg slechtere economische voorspellingen kwam, gaf ik toch die vaste baan op. Ik lijk wel gek! Zou ik me eigenlijk niet veel meer zorgen moeten maken? Mijn opdrachtgevers, voornamelijk publieke omroepen, zijn niet erg afhankelijk van de conjunctuur. Hun budgetten worden voornamelijk door de overheid vastgesteld. Maar als je de verhalen mag geloven, ontkomt zo langzamerhand niemand meer aan de recessie. Een goed gemikte bezuinigingsronde kan er in één klap voor zorgen dat ik geen klussen meer krijg. Toch blijf ik goed gehumeurd. Mijn optimisme verbaast mij zelf. Waarschijnlijk zit er toch meer ondernemersbloed in me dan ik dacht. Ik wil uitvliegen en bewijzen dat ik mijn eigen broek op kan houden. Het is een onzekere vlucht, maar ik moet het doen! Bron: www.sproutstart.nl

20


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

b1

Welke voor- en nadelen van een zelfstandige kun je uit het bovenstaande verhaal afleiden?

Voordelen

b2

Nadelen

Wat maakte het net nu voor deze verslaggever een moeilijke stap om zijn vaste job op te geven en te starten als freelancer?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

21


To the point Binnen enkele jaren zullen jullie zelf een beroep kiezen. Je zult dan ook voor jezelf moeten uitmaken of je als werknemer of als zelfstandige aan de slag wilt gaan. Een werknemer is iemand die door een werkgever tewerk wordt gesteld en in ruil daarvoor een vergoeding of loon ontvangt. Een arbeider presteert vooral handenarbeid. Een bediende daarentegen presteert voornamelijk hersenarbeid. Het loon van een bediende wordt soms ook salaris genoemd. Een handelsvertegenwoordiger is iemand die zich bezighoudt met het opsporen of bezoeken van (nieuwe) klanten om zo verkoopscontracten te sluiten. Een zelfstandige is niet verbonden door een arbeidsovereenkomst en werkt dus voor eigen rekening. De bekendste groepen van zelfstandigen zijn de handelaars en de vrije beroepen. Een handelaar is iemand die daden van koophandel stelt en dat doet in hoofdberoep of in bijberoep. Een uitoefenaar van een vrij beroep kan zich vrij vestigen of een aanstelling krijgen op basis van uitgebreide studies en een formele, vaak wettelijk geregelde toelating tot een beroepsgroep. Naast deze zelfstandigen is er ook nog een grote groep die niet binnen deze twee categorieĂŤn te plaatsen valt. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan de kunstenaars en de ambachtslieden. Werken als zelfstandige is zeker iets voor jou wanneer: − je houdt van zelfstandigheid en uitdagingen; − een onzeker inkomen jou niet afschrikt. Maar niet iedereen is bereid om de verantwoordelijkheid van een eigen zaak te dragen. Sommige mensen werken liever onder leiding van anderen, maar ook dan kun je heel ondernemend zijn.

Mindmap Wat? Bediende?

Werknemer

Arbeider?

Handelsvertegenwoordiger?

Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Wat? Handelaar?

Zelfstandige Restcategorie? Vrij beroep?

Vul nu je begrippenlijst verder aan.

22

Motieven om aan de

Zelfstandige?

slag te gaan als ... Werknemer?


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Oefening 1 Is Vlaanderen inderdaad niet ondernemend genoeg?

Meer startende bedrijven dan voor de crisis Afgelopen jaar gingen 72 044 nieuwe bedrijven van start. Dat is aanzienlijk meer dan in 2009 en zelfs 631 meer dan in 2007, het jaar voor de crisis. Met één starter per 150 inwoners tiert het ondernemerschap weer welig in ons land. Maar de regionale verschillen zijn groot. Brussel is het actiefst met één starter per 118 inwoners, Luxemburg en Henegouwen bengelen aan de staart met minder dan één per 200 inwoners. De cijfers werden verzameld door Unizo, de Unie van Zelfstandige Ondernemers, in samenwerking met Graydon. Ze werden gisteren voorgesteld op de negende Vlaamse Startersdag, waaraan meer dan 4 000 aspirant-starters deelnamen. Als naar het totale aantal starters wordt gekeken, spant Antwerpen de kroon. Eén op de zes probeerde afgelopen jaar zijn geluk in die provincie. Aan het andere eind van het spectrum vinden we eens temeer Luxemburg met nauwelijks één starter op 54. Bron: De Standaard, mei 2011

MINDER STARTERS, MEER STOPPERS 72 643 ondernemingen zagen vorig jaar in België het levenslicht. Dat zijn er 2,33 procent minder dan een jaar eerder. Opvallend is dat de daling volledig op het conto van Vlaanderen te schrijven is. In 2012 telde Vlaanderen 4,6 procent minder startende ondernemingen, terwijl er in Wallonië (+ 0,1 procent) en Brussel (+ 1,8 procent) een stijging is.

Dat het ondernemerschap in Vlaanderen afneemt, blijkt ook uit het aantal stopzettingen. Vorig jaar gaven ruim 38.000 bedrijven de pijp aan Maarten, 7 procent meer dan in 2011. Er worden nog steeds meer bedrijven opgestart dan er gestopt worden, maar het verschil neemt af. Er zijn nog slechts 9 procent meer starters dan stoppers. Vijf jaar geleden was dat verschil 35 procent.

Bron: De Standaard, april 2013

+=

b1

Vul in de tabel op de volgende pagina het totale aantal starters aan op basis van de bovenstaande krantenartikels.

b2

Bereken ook de procentuele veranderingen t.o.v. de voorgaande jaren. VAARDIGHEDEN:

Hoe bereken ik relatieve cijfers?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

23


TABEL 5

Evolutie van het aantal starters in België

Aanvangsjaar

Totaal

Procentuele verandering t.o.v. voorgaande jaar

2000

49 294

2001

48 394

–1,83 %

2002

47 342

–2,17 %

2003

47 980

1,35 %

2004

53 688

11,90 %

2005

56 995

2006

65 629

2007 2008

68 692

2009

66 303

2010 2011 2012 2013 2014 2015 … Bron: Startersatlas Unizo, 2013

CLOSE-UP Een lijngrafiek wordt vaak gebruikt om de evolutie doorheen de tijd van een of meerdere gegevens weer te geven. Zo kan je het gebruiken om weer te geven hoeveel leerlingen er sinds 2000 jaarlijks een A-attest haalden. Je kan ook meerdere gegevensreeksen tonen door meerdere curven weer te geven. Zo kan je ook de evolutie van het aantal B- en C-attesten aan de grafiek toevoegen. Bij de vraag- en aanbodcurve zal op de x-as het aantal gevraagde of aangeboden producten worden geplaatst. Let op volgende aandachtspunten bij een kolomgrafiek: • geef je grafiek een correcte titel; • ijk je x- en y-as duidelijk; • als je een tijdsevolutie weergeeft, plaats je de tijd steeds op de x-as van oud naar recent; • benoem je assen; • voeg indien nodig een legende toe; • zorg voor duidelijke rasterlijnen als je in een rekenblad werkt.

24


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

b3

Zet de procentuele verandering van het aantal starters in een lijngrafiek. VAARDIGHEDEN:

Hoe maak ik een lijngrafiek?

b4

Bekijk je grafiek. Als je weet dat het aantal starters afneemt in de jaren dat het economisch minder goed gaat, in welke jaren kende België dan economisch moeilijke tijden?

b5

Bekijk de tabel op de volgende pagina. Noteer hieronder de top vijf van sectoren waarin de meeste nieuwe ondernemingen werden opgericht.

b6

In welke sector zou jij aan de slag willen gaan? Waarom?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

25


b7

Bereken het wijzingspercentage voor het laatste jaar. Welke sector heeft dat jaar het meest ingeboet aan populariteit bij starters?

TABEL 6

Starters per sector, absolute aantallen en wijziging t.o.v. het voorgaande jaar

2008 Financiële diensten: banken, verzekeringen … Zakelijke diensten

Immobiliën

Communicatie en IT

Diensten aan personen

Andere diensten

Bouw

Industrie

Detailhandel (excl. Automobielsector) Horeca

Groothandel

Automobiel

Transport

Vrije beroepen

Overige activiteiten

Bron: Startersatlas Unizo, 2013

26

2009

2010

2011

2 349

2 399

2 768

3 208

–19,97 %

2,13 %

15,38 %

15,90 %

7 048

6 768

7 484

7 339

4,99 %

–3,97 %

10,58 %

–1,94 %

5 977

5 530

6 387

6 829

–3,55 %

–7,48 %

15,50 %

6,92 %

4 406

3 992

4 793

4 932

–3,14 %

–9,40 %

20,07 %

2,90 %

4 099

3 962

4 188

4 175

8,84 %

–3,34 %

5,70 %

–0,31 %

4 363

4 313

4 461

4 461

–3,26 %

–1,15 %

3,43 %

0,00 %

8 421

7 524

8 114

8 946

–15,47 %

–10,65 %

7,84 %

10,25 %

4 326

3 878

4 049

4 661

–16,05 %

–10,36 %

4,41 %

15,11 %

6 179

6 695

7 402

7 498

–6,19 %

8,35 %

10,56 %

1,30 %

5 018

4 896

4 921

4 811

–0,85 %

–2,43 %

0,51 %

–2,24 %

1 900

1 839

1 982

2 034

–8,21 %

–3,21 %

7,78 %

2,62 %

1 205

1 192

1 170

1 321

–9,87 %

–1,08 %

–1,85 %

12,91 %

1 695

1 378

1 487

1 544

–3,97 %

–18,70 %

7,91 %

3,83 %

5 338

5 840

6 629

6 601

–4,30 %

9,40 %

13,51 %

–0,42 %

6 368

6 097

6 209

6 014

21,76 %

–4,26 %

1,84 %

–3,14 %

2012 2 821

7 154

5 560

4 425

4 133

4 810

8 139

4 555

7 039

4 638

1 902

1 272

1 309

8 731

6 155


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

TABEL 7

Starters per geslacht

2000 Man

2002

2004

2006

2008

2010

2012

16 076

16 034

18 629

23 869

23 071

22 967

24 991

Vrouw

8 381

8 054

9 379

12 615

12 864

14 360

17 844

Onbekend

1 227

1 304

2 413

504

82

47

16

25 684

25 392

30 421

36 988

36 017

37 374

42 851

totaal

Bron: Startersatlas Unizo, 2013

b8

Welk grafiektype gebruik je best om bovenstaande gegevens weer te geven? Waarom?

b9

Teken een grafiek waarop het aantal vrouwelijke en mannelijke starters wordt weergegeven.

THEMA 1 De kern van het ondernemen

27


28

10

In de startersatlas van Unizo lezen we dat het aantal vrouwelijke starters zich op een recordhoogte bevindt. Hoe zie je dat op de grafiek?

11

Hoeveel procent van alle starters waren in 2000 vrouwen? En in 2012?

12

“Een zelfstandig beroep is nog altijd vrouwonvriendelijk.� Ga je akkoord met die uitspraak? Noteer hieronder minstens twee argumenten om je mening te verdedigen.


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Oefening 2 Hebben ondernemers ook een sociale verantwoordelijkheid? TABEL 8

Overlevingsgraad van Belgische onderneming naar oprichtingsdatum

Oprichtingsdatum Actief

Overlevingsgraad Stopzetting Eindtotaal

2005

33 371

58,55 %

23 624

56 995

2006

39 874

60,76 %

25 755

65 629

2007

46 495

65,11 %

24 918

71 413

2008

47 960

69,82 %

20 732

68 692

2009

49 777

75,08 %

16 526

66 303

2010

57 751

80,16 %

14 293

72 044

2011

65 150

87,60 %

9 224

74 374

2012

69 223

95,29 %

3 420

72 643

Bron: Startersatlas Unizo, 2013

Een stopzetting kan het gevolg zijn van een vrijwillige beëindiging van de activiteiten door de ondernemer. Andere redenen zijn, in volgorde van belangrijkheid: een faillissement, het ontbreken van attesten of vergunningen, een fusie tussen twee of meer ondernemingen, het overlijden van de zaakvoerder of een overdracht van de onderneming. b1

Wanneer kan een onderneming failliet worden verklaard?

b2

Wat gebeurt er bij een faillissement?

b3

Van de bedrijven die in 2005 werden opgericht zijn er begin 2013 in totaal 4 628 failliet gegaan. Hoeveel procent van alle stopzettingen is dus te wijten aan een faillissement?

b4

Een faillissement heeft niet alleen gevolgen voor de ondernemer zelf. Noem twee andere partijen voor wie een faillissement ook nadelige gevolgen kan hebben.

THEMA 1 De kern van het ondernemen

29


30

b5

Bestudeer tabel 9. Welke sectoren worden vooral getroffen door faillissementen? Noteer de top drie.

b6

Een groot aandeel van het aantal faillissementen situeert zich in Vlaanderen. Heb je daar een verklaring voor?


54

57

42

Vrije beroepen

Administratieve diensten

Rest

393

137

249

Vlaams Gewest

Brussels Hoofdst. Gewest

Waals Gewest

Volgens gewest

17

9

22

163

Immobiliën

Financiële activiteiten en verzekeringen

ICT

Horeca

45

199

Klein- en groothandel

Transport

117

43

Industrie, energie, water en winning van delfstoffen

Bouwnijverheid

11

779

THEMA 1 De kern van het ondernemen

247

156

448

39

44

54

22

13

30

178

42

226

143

51

9

851

F

285

188

493

38

63

56

18

21

30

209

55

245

174

47

10

966

M

252

188

461

60

59

55

21

16

29

178

47

196

178

57

5

901

A

229

167

467

35

51

60

27

20

39

158

43

230

142

53

5

863

M

308

167

486

48

62

55

19

19

38

180

51

248

169

64

8

961

J

163

137

296

40

39

43

14

11

9

122

27

153

103

30

5

596

J

135

121

285

33

32

28

14

10

20

110

28

140

88

34

4

541

A

302

289

527

78

67

70

16

22

38

218

60

282

183

75

9

1 118

S

322

304

537

85

75

67

15

16

52

205

69

309

192

69

9

1 163

O

243

174

502

59

53

49

13

10

28

190

52

254

147

57

7

919

N

233

235

461

73

49

56

13

17

36

151

52

262

166

52

2

929

D

2 968

2 263

5 356

630

651

647

209

184

371

2 062

571

2 744

1 802

632

84

10 587

28,03 %

21,38 %

50,59 %

5,95 %

6,15 %

6,11 %

1,97 %

1,74 %

3,50 %

19,48 %

5,39 %

25,92 %

17,02 %

5,97 %

0,79 %

100 %

jaartotaal jaartotaal (absoluut) (relatief)

2012

TABEL 9

Landbouw, bosbouw en visserij

Volgens activiteit

aantal faillissementen

J

2012

Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Maandelijkse faillissementen in België

Bron: statbel.fgov.be

31


Check–up Kun je de opdrachten en oefeningen zelfstandig oplossen? Zo ja, vink dan het vakje ernaast aan. Zo neen, maak dan eerst de extra oefeningen bij het onlinelesmateriaal. Noteer daarna in de laatste kolom de nummers van de Extra’s die je maakte.

Doelstelling

32

Opdracht Oefening Extra

Welke motieven zorgen ervoor dat iemand als werknemer of als zelfstandige aan de slag wil gaan?

■ 1-2

Hoe denken jongeren over het ondernemerschap?

■ 2

Hoe makkelijk of hoe moeilijk is het om een eigen zaak te starten?

■ 3

Is Vlaanderen niet ondernemend genoeg?

1

Hebben ondernemers ook een sociale verantwoordelijkheid?

2


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

DIRECT! Uit het nieuws

bb1

Bekijk de nieuwsfragmenten bij het onlinelesmateriaal. Beantwoord nadien de volgende vragen. Hoe is het aantal starters geĂŤvolueerd ten opzichte van vorig jaar?

bb2

Hoe kun je die evolutie verklaren?

bb3

Wat weerhoudt mensen ervan om als zelfstandige te starten?

bb4

Welke maatregelen worden er getroffen om het ondernemerschap te stimuleren?

Persoonlijk woordenboek

THEMA 1 De kern van het ondernemen

33


A!

Action! Hoe is het om zelfstandige te zijn?

O V U R

In deze action voeren we een onderzoek naar het zelfstandig ondernemerschap. Je werkt volgens de OVUR-methode. Deze methode helpt je een goed onderzoek te voeren aan de hand van vier stappen. Stap 1 - Oriënteren Elk onderzoek begint met een oriënteringsfase. Dat is de O van ‘OVUR’. We proberen hierbij zo duidelijk mogelijk het te onderzoeken probleem af te bakenen. In ons onderzoek kiezen we ervoor om naar de voor- en nadelen van het zelfstandig ondernemerschap te kijken. We hebben reeds gemerkt dat er veel over dit onderwerp te vinden is. Het is dus realistisch om rond deze problematiek een onderzoek op te starten. Toch zouden we ook wat breder willen gaan dan louter voor- en nadelen. We willen een algemeen beeld krijgen van het zelfstandig ondernemerschap, zonder in detail op alle deelaspecten in te gaan. In dat kader gaan we op zoek naar een hoofdonderzoeksvraag. Dat is de algemene vraag waarop we een antwoord zoeken met ons onderzoek. Je kiest het beste voor een open vraag.

b1

Wat is een open vraag?

De hoofdonderzoeksvraag die wij ons stellen luidt: “Hoe is het om zelfstandige te zijn?” Aan de hand van je onderzoeksvraag kan je opmaken of het om een vergelijkend, een definiërend, een verklarend ... onderzoek gaat. Wij voeren een beschrijvend onderzoek. b2

Wat is een beschrijvend onderzoek?

Met ons onderzoek willen we dus een beschrijving geven van het zelfstandig ondernemerschap. Onze hoofdonderzoeksvraag is echter moeilijk om mee op onderzoek te vertrekken. Vaak ga je eerst een antwoord moeten zoeken op een hele reeks kleinere vragen, alvorens een algemeen besluit te formuleren als antwoord op je hoofdvraag. Zo zal je op de hoofdonderzoeksvraag ‘Wie is onze leraar economie?’ pas een antwoord vinden nadat vragen over naam, woonplaats, studies, gezinssituatie enz. beantwoord zijn. Deze kleinere vragen worden deelvragen genoemd. Elk van deze deelvragen levert een bijdrage aan ons onderzoek. b3

34

Welke deelvraag zou interessant kunnen zijn voor jouw onderzoek? Geef twee mogelijke open deelvragen.


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Stap 2 - Voorbereiden Eens we de onderzoeksvraag en bijhorende deelvragen hebben, kunnen we ons onderzoek echt beginnen voorbereiden. We vragen ons eerst af hoe we een antwoord gaan vinden op onze vragen. We kiezen dus een onderzoeksmethode. b4

Plaats de volgende onderzoeksmethodes bij de juiste omschrijving. 1

Observatie

A

Je voert onderzoek door informatie te zoeken in boeken en (vak)tijdschriften. Je vult deze aan met informatie die je op betrouwbare websites vindt.

2

Experiment

B

Je voert onderzoek door je onderzoeksobject (bv. ondernemers) waar te nemen in een bepaalde natuurlijke of kunstmatige omgeving.

3

Enquête

C

Je gaat mensen die je onderzoeksobject vormen of er veel van af weten vragen stellen en voert je onderzoek aan de hand van de antwoorden die zij je geven.

4

Interview

D

Je gaat aan een grote groep mensen een eerder beperkte lijst vragen voorleggen. Je kiest daarbij meestal voor vragen waarop slechts een beperkt aantal antwoordmogelijkheden zijn.

5

Literatuurstudie

E

Je gaat een nauwkeurige observatie doen van een onderzoeksobject waarbij je zoveel mogelijk invloedsfactoren in de hand houdt of uitschakelt. Een laboratorium biedt hiervoor het ideale kader.

1

2

3

4

5

Je zou je hoofdonderzoeksvraag naar het zelfstandig ondernemerschap kunnen beantwoorden op basis van opzoekingswerk op het internet en in de bibliotheek. Je zou ook twee weken achter een zelfstandige aan kunnen lopen en zo nauwkeurig mogelijk kunnen observeren hoe het is om ondernemer te zijn. In dit geval kiezen we echter voor het interview als onderzoeksmethode om onze gegevens te verzamelen. Ideaal is het als je meerdere personen kunt interviewen, omdat je onderzoek dan een betere weerspiegeling geeft van de gemiddelde zelfstandige. Het onderzoek is dan ‘representatiever’. Voor deze opdracht volstaat het echter één iemand te interviewen. Je leraar beslist of je dit interview alleen of in groep gaat afnemen. b5

Als je met meerdere personen samenwerkt, vul dan hier hun namen in.

b6

Welke persoon ga je interviewen?

THEMA 1 De kern van het ondernemen

35


b7

Welke band heb je met die persoon (ouder, peter, buur, kennis …)? Waarom kies je die persoon?

Een interview kan enkel goed zijn als er voldoende voorbereiding in wordt gestoken. Het is belangrijk een reeks goede vragen te hebben. Naast de vragen die helpen een antwoord te vinden op onze onderzoeksvraag, stellen we ook enkele algemene vragen om het interview beter te kunnen begrijpen. Volgende vragen moet je zeker stellen aan de geïnterviewde: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 b8

Kan u zichzelf even kort voorstellen? Denk hierbij aan naam, woonplaats, studies, gezinssituatie enz. Wat is de naam van uw onderneming en waar is ze gelegen? Welke activiteiten oefent u als zelfstandige uit? Wanneer bent u als zelfstandige van start gegaan? Heeft u voordien nog een ander beroep uitgeoefend? Zo ja, welk? Waarom bent u met een eigen zaak begonnen? Is het moeilijk om een eigen zaak te runnen? Waarom wel / niet? Wat zijn de leukste kanten aan het zelfstandige zijn? Wat zijn de minder leuke kanten aan het zelfstandige zijn? Hoe probeert u een evenwicht te vinden tussen werk en privé? Hoe komt u te weten wat de klant precies wilt? Hoe probeert u uw concurrenten steeds een stap voor te blijven? Welke dingen zou u anders aanpakken moest u opnieuw kon beginnen? Welke goede tips zou u meegeven aan toekomstige ondernemers?

Bedenk zelf nog een goede open vraag die je aan de zelfstandige gaat stellen. Verlies hierbij de hoofdonderzoeksvraag niet uit het hoofd!

Sommige mensen antwoorden heel kort. Het is sterk aan te raden om tijdens een interview bijvragen te stellen. Denk hierbij aan: ‘Hoe bedoelt u?’ en ‘Wat is dat precies?’ of ‘Waarom vindt u dat?’. Het interview moet ook praktisch georganiseerd worden. Zoek een ogenblik waarop iedereen aanwezig kan zijn voor het interview. Tijdens het interview worden niet enkel vragen gesteld, er moeten ook antwoorden genoteerd worden. Daarnaast moeten tijdens het interview drie foto’s getrokken worden waarbij iedereen minimaal een keer in beeld komt. Een bijkomende afsluitende groepsfoto met de geïnterviewde erbij is natuurlijk heel leuk! Er zijn dus heel wat taken die niet uit het oog mogen verloren worden. Om alles in goede banen te laten lopen maak je een taakverdeling op voordat je op interview vertrekt. Ben je alleen, dan is dit alvast een geheugensteun zodat je niets vergeet.

36


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

b9

Vul de taakverdeling in. Zorg voor een eerlijke verdeling. Zeker bij het maken van de notities ben je best met zoveel mogelijk!

Taak

Uitvoerder(s)

Maken van afspraak met ondernemer Stellen van vragen Maken van notities Maken van foto’s 10

Wat is de datum en het uur van het interview?

Stap 3 - Uitvoeren Eindelijk is het zover om je onderzoek in de praktijk te brengen. Het uitvoeren start bij het verzamelen van de gegevens. Begin je interview met een korte voorstelling van jezelf of je groepsleden. Vertel waarom je het interview wil afnemen en zeg kort waarover het gesprek zal gaan. Stel vervolgens de voorbereide vragen. Werk deze niet in een recordtijd af, maar maak er een echt gesprek van. Tijdens het interview maak je ook enkele foto’s om in je verslag te verwerken. Vraag eventueel of het gesprek opgenomen mag worden, dan heb je een back-up voor je notities. Laat na het interview je notities nog eens nalezen of overloop ze even. Eventuele vergissingen kan je er dan nog uithalen. Bedank de geïnterviewde voor zijn/haar medewerking. Vraag of je het verslag eventueel mag publiceren op de website van de school of in de schoolkrant. Na het afnemen van het interview moet je de verzamelde gegevens verwerken. Je hebt nu immers bronmateriaal, maar je hebt nog geen antwoord op je hoofdonderzoeksvraag. Je moet volgende zaken bij je leraar inleveren: 1 Een voorblad met je naam of de namen van de groepsleden, je klas en school, de datum en in een groter lettertype de hoofdonderzoeksvraag als titel. 2 Een korte inleiding waarin je verwerkt voor welk vak je het werk moest maken, wat de hoofdonderzoeksvraag is die je gaat beantwoorden en welke de onderzoeksmethode is die je gebruikt hebt. Je zet er ook in welke onderdelen de lezer gaat terugvinden in je onderzoeksverslag. 3 Een overzicht van de technische gegevens van het interview: • dag, • uur, • plaats, • duur van het interview, • naam van de vraagsteller, • naam van de verslaggever(s) die de notities maakten, • naam van de geïnterviewde.

THEMA 1 De kern van het ondernemen

37


4 Een verslag van het interview (telkens bestaande uit de vraag en de samenvatting van het antwoord) met foto’s. Zorg ervoor dat je spreektaal van het interview omzet naar schrijftaal voor je verslag. 5 Een conclusie waarin je een antwoord geeft op de hoofdonderzoeksvraag. Vat in een tiental regels samen hoe het voor jouw geïnterviewde is om zelfstandig te zijn. Opgelet, breng geen nieuwe informatie aan in je besluit, maar vertrek vanuit je interview. Je verbeterde verslag verwerk je tot slot in een PowerPoint-presentatie van maximaal 10 minuten. Jullie stellen daarin je zelfstandige ondernemer voor aan je klasgenoten. Illustreer je presentatie met minimum 3 foto’s. Zorg voor een gepaste lay-out en vermijd taalfouten. Tips voor een goede presentatie vind je bij het onlinelesmateriaal. VAARDIGHEDEN:

Hoe maak ik een goede presentatie?

Maak met je leerkracht duidelijke afspraken over een tijdskader waarbinnen dit werk moet geleverd worden. In onderstaand kader kan je de verschillende werkmomenten en deadlines opschrijven. Vraag ook of je een logboek moet bijhouden.

Datum

Activiteit

Stap 4 - Reflecteren Het terugkijken op het geleverde werk en de gedane vaststellingen is de laatste fase van de OVUR-methode. Je hebt nu verschillende presentaties van je klasgenoten gehoord. Op basis van je ene interview was het een risico om een algemene conclusie over het ondernemerschap te trekken. Misschien had de zelfstandige in jouw interview wel een buitengewoon positieve of negatieve ervaring gehad. Maar nu je meerdere interviews hebt, kan je een representatiever besluit opstellen. Ook naar je eigen werk moet je met een kritische blik kijken. Beantwoord daarbij volgende vragen: • Ben je tevreden met het interview? Waarom wel / niet? • Ben je tevreden over de manier waarop je te werk gegaan bent? Waarom wel / niet? • Wat ga je de volgende keer anders doen?

38


Onderzoeksvraag 1 Welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen?

Evaluatiecriteria – Hoe is het om zelfstandige te zijn? : interview Naam: Inhoud

Max.

Score

Opmerkingen

Voorblad Inleiding Technische fiche Uitgeschreven interview Aanwezigheid 3 foto’s Besluit Vorm Verzorgd voorblad Gelijk lettertype Paginanummering Gebruik van titels Spelling en zinsbouw Elektronische presentatie Algemene structuur Animatie-effecten Duidelijkheid per dia Leesbaarheid van dia Spelling TOTAAL

THEMA 1 De kern van het ondernemen

39


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.