©VANIN
scoop macro
Chalmet Bart Vanopré Christina Wauters MarleenVia www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij MacroScoop 5 Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e -mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
©VANIN
scoop macro 5
Let op: deze licentie is uniek, eenmalig te activeren en geldig voor een periode van 1 schooljaar. Indien je de licentie niet kunt activeren, neem dan contact op met onze klantendienst.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën.
Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen.
Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het onlinelesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0574-4
D/2024/0078/113
Art. 606838/01
NUR 120
Coverontwerp: Shtick
Ontwerp binnenwerk: B.AD
Opmaak: Coco Bookmedia / Barbara Vermeersch
Tekeningen: Geert Verlinde
Inhoud
WERKEN MET MACROSCOOP
Welkom (terug) bij MacroScoop. We leggen graag even uit hoe je met dit leerschrift aan de slag gaat.
1 Op weg met MacroScoop
Het leerschrift bestaat uit 4 thema’s. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd.
Elk thema start met enkele foto’s die te maken hebben met dit thema. Je vindt ook een handig overzicht van de hoofdstukken.
©VANIN
Op vind je een eerste kennismaking met het thema. In de WOW! vind je verschillende bronnen die je nieuwsgierig maken naar meer. Je kunt op iDiddit noteren wat je graag nog te weten wilt komen over het thema.
Doorheen de verschillende hoofdstukken vragen we ons een aantal zaken af. Je verwerft de nodige kennis en vaardigheden om uiteindelijk een antwoord te geven op de vragen in de groene kaders.
In de hoofdstukken vind je verschillende opdrachten, onderzoeken en theorie.
Je kunt alle opdrachten en onderzoeken in je leerschrift maken of op
De theorie duiden we in je schrift aan met een groene lijn.
De Checklist is een opsomming van de doelen waaraan je in het thema hebt gewerkt. Je gaat bij jezelf na welke doelen je denkt bereikt te hebben, of waaraan je nog moet werken. Als je twijfelt, dan ga je terugkijken in het thema.
De Checklist kun je ook op iDiddit invullen.
Je kunt in het onderdeel Test jezelf verder oefenen. Je leerkracht beslist of je de oefeningen op het einde van het thema maakt of doorheen de lessen. Alle oefeningen staan ook op iDiddit. Op iDiddit vind je bovendien nog meer oefeningen terug.
Stoffen die goed in water oplossen, worden niet alleen polaire stoffen, maar ook hydrofiele stoffen genoemd. Hydrofiel betekent letterlijk ‘waterlievend’, de stof houdt dus van water. Stoffen die niet goed in water oplossen noem je apolaire stoffen of hydrofobe stoffen. Dat betekent letterlijk ‘bang van water’. De meeste gekende voorbeelden van hydrofobe stoffen zijn oliën en vetten. Deze kun je bijna niet oplossen in water.
2 Handig voor onderweg
Hydro el oppervlak
In de loop van elk thema word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.
Ook een ondergrond kan hydrofoob (waterafstotend) of hydrofiel (waterabsorberend) zijn. Je ziet dat in het dagelijks leven bijvoorbeeld vermeld staan op verpakkingen van luiers of tetradoeken.
De oplosbaarheid van een stof hangt af van de aard van de stof en van de aard van het oplosmiddel.
In polaire oplosmiddelen (bijvoorbeeld water) lossen polaire stoffen zoals NaCl en azijnzuur goed op. – In apolaire oplosmiddelen (bijvoorbeeld pentaan) lossen apolaire stoffen zoals di-jood en di-ethylether goed op.
Test jezelf: oefening 5
Neen. Niet alle stoffen zijn oplosbaar in water, maar soms wel in andere stoffen. De oplosbaarheid hangt immers af van de stof en van het oplosmiddel.
Interessant om weten
2.2 KU n J e e LK t YP e V erf G eBrUiK en om mU ren te sC hiLDeren ?
Stamcellen zijn cellen zonder specifieke functie, die nog tot verschillende celtypes kunnen ontwikkelen. Je kunt ze overal in het lichaam aantreffen.
1 Als je op een dag de muren van je slaapkamer een nieuw kleurtje wilt geven, dan is niet alleen de kleur van belang. Je moet ook rekening houden met het type verf, de materialen die je nodig hebt en de veiligheidsvoorschriften die op de verpakking van de verf vermeld zijn.
We zetten doorheen het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in deze rode kaders.
Een Interessant om weten is een klein blokje extra informatie om jouw interesse nog meer aan te wakkeren.
De bekendste zijn die uit het beenmerg: dit zijn cellen die voortdurend nieuwe bloedcellen maken. Andere stamcellen maken bijvoorbeeld steeds nieuwe huidcellen aan die de dode cellen (huidschilfers) vervangen.
a Op een verfblik (en andere chemische stoffen) staan veiligheidspictogrammen. Ze maken deel uit van de chemische informatie. Koppel het pictogram aan de passende verklaring.
pictogramcombinatie verklaring
1 1 B A ontplofbaar
Stamcellen verschillen van weefselspecifieke cellen. Een weefselspecifieke cel kan zich enkel ontwikkelen binnen het weefsel zelf (bv. huidcel in de huid). Er gebeurt nog steeds heel veel onderzoek naar stamcellen. Stamceltherapie wordt al ingezet bij bepaalde kankersoorten en ook in het onderzoek naar diabetes type 1 heeft men ontdekt dat er op die manier nieuwe insulineproducerende cellen kunnen worden gemaakt.
2 2 C B oxiderend/brandbevorderend
3 Vanaf de derde week na de bevruchting begint de ontwikkeling van de verschillende organen en ledematen en verloopt de verdere groei normaal gezien volgens de volgende schema’s.
3 TOT 8 WEKEN FOETALE PERIODE (9 WEKEN TOT GEBOORTE)
EMBRYONALE PERIODE
74 ChemisChe informatie
Vaktaal en moeilijke woorden vallen op door de stippellijn. Achteraan het leerschrift en op iDiddit zijn die woorden opgenomen in de Woordenlijst, waar je de verklaring van de woorden vindt.
Wanneer je een onderzoek uitvoert, volg je telkens 7 stappen die worden aangeduid met de volgende iconen:
1 MAAND2 MAANDEN 3 MAANDEN 1-23 g 4 MAANDEN 23-190 g 5 MAANDEN 190-500
Onderzoeksvraag
Hyp othese
Benodigdheden
1 TRIMESTER2 TRIMESTER3 TRIMESTER
Werk wijze
CENTRAAL ZENUWSTELSEL OREN OGEN TANDEN GEHEMELTE UITWENDIGE GENITALIËN PERIODE VAN GROTE KWETSBAARHEID PERIODE VAN KLEINERE KWETSBAARHEID
LEDEMATEN HART
Dit icoon geeft aan dat er aanvullend lesmateriaal of een extra opdracht op iDiddit staat.
Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een videofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.
Waarneming
Besluit
Reflectie
Mijn lesmateriaal
Het onlineleerplatform bij MacroScoop
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Adaptieve oefeningen
In dit gedeelte kun je de leerstof inoefenen op jouw niveau. Hier kun je vrij oefenen of de oefeningen maken die de leerkracht voor je heeft klaargezet.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten?
Ga naar www.ididdit.be
Thema 1 Voortplanting
1 VAN CEL TOT ORGANISME
2 GEBOORTEREGELING EN -BEPERKING
3 GEZONDHEIDSZORG
Produc tie geslachtshormonen bij Mannen & Vrouwen Menopauze Oestrogeen Testosteron1 VAN CEL TOT ORGANISME
1.1 HOE ZIE JE BIOLOGISCH HET VERSCHIL TUSSEN EEN JONGEN EN EEN MEISJE?
1 De voorbije jaren werkte je al uitgebreid rond het thema voortplanting bij de mens. Je leerde onder meer het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken.
Formuleer die begrippen in je eigen woorden.
– Primaire geslachtskenmerken –
Secundaire geslachtskenmerken
2 Je ontdekte ook de bouw van het mannelijk en het vrouwelijk voortplantingsstelsel. Fris je kennis op aan de hand van de onderstaande opdrachten. Je start met het mannelijk voortplantingsstelsel.
Het mannelijke voortplantingsstelsel produceert de mannelijke voortplantingscellen (zaadcellen of spermcellen), die aangemaakt worden in de teelballen. Zaadcellen zijn nog geen sperma. Daarvoor moet er nog vocht worden bijgevoegd door zowel de zaadblaasjes als de prostaat. Bij seksuele opwinding of prikkeling vullen de zwellichamen van de penis zich met bloed en brengen die in erectie.
De penis, en meer specifiek de eikel, is een erg gevoelig orgaan van het mannelijke lichaam.
Benoem de aangeduide organen en noteer ze in de tabel op de volgende pagina. Fig. 1.1
3 Je vervolgt met de studie van het vrouwelijk voortplantingsstelsel.
Het vrouwelijke voortplantingsstelsel produceert eicellen, die geproduceerd worden in de eierstokken.
Net zoals de penis bij de man, heeft ook de vrouw een orgaan dat gevoelig is voor seksuele opwinding of prikkeling: de clitoris. Dit is een gevoelig orgaantje dat zich bevindt op de plaats waar de binnenste schaamlippen samenkomen.
Het bolvormig orgaantje met de grootte van een erwt noem je de clitoriseikel.
Hierrond zit een stukje huid: de clitorishoed. De clitorishoed vormt het uitwendige zichtbare deel van de clitoris die voor de rest vooral inwendig ligt.
De clitoris is opgebouwd uit zwellichamen en ook die kunnen zich vullen met bloed.
clitor iseikel uri ne bui s
clitor i shoed clitor iseikel
zwellichamen
©VANIN
binnenste sc haa ml ip
vagina anus maa gden vl ies
buitenste scha a mli
Fig. 1.4 Uitwendig en inwendig deel van de clitoris
Interessant om weten Benoem de aangeduide organen.
Wanneer je zwanger bent, moet je niet wachten tot na de geboorte om te weten of het een jongen of een meisje zal worden. Vanaf 16 weken kan met behulp van een echografie het geslacht met redelijke zekerheid waargenomen worden. De geslachtsbepaling is geen verplicht onderdeel van het onderzoek. Je kunt er als toekomstige ouder nog altijd voor kiezen om bij de geboorte verrast te worden.
4 De eicel en de zaadcel zijn dierlijke cellen.
Dierlijke cellen bevatten een beperkt aantal celorganellen.
De eicel of vrouwelijke voortplantingscel is de grootste cel van het menselijk lichaam en is met het blote oog waarneembaar. Ze heeft een ronde vorm en een diameter van ongeveer 0,1 tot 0,2 mm. De eicel is zo groot omdat ze heel wat reservevoedsel met zich meedraagt. Dit reservevoedsel is nodig om na de bevruchting (conceptie) de bevruchte eicel en later het embryo van energie te voorzien. Voor de rest bestaat de eicel uit veel cytoplasma, met daarin de celkern. In tegenstelling tot de zaadcel kan de eicel niet uit zichzelf bewegen.
De mannelijke zaadcellen zijn veel kleiner en kunnen door hun flagellen of beweeglijke zweepstaart een slingerende beweging maken. De zaadcellen hebben een grootte van 55 µm (= 0,055 mm) en zorgen voor het transport van het DNA. De zaadcel bevat slechts een zeer kleine hoeveelheid cytoplasma.
In de hals (ook wel het middenstuk genoemd) liggen erg veel mitochondriën die voor de energievoorziening zorgen. In de kop van de zaadcel zit een enzym dat de eiwitlaag van de eicel kan afbreken. Zo kan de zaadcel de eicel binnendringen en kan de bevruchting plaatsvinden.
a Zet de namen van de celonderdelen op de juiste plaats. Kies uit:
cytoplasma – celkern – kop – DNA – hals – eiwitmantel – mitochondriën – staart
= celmembraan
b Vergelijk de eicel met de zaadcel. Gebruik de criteria in de onderstaande tabel. zaadcel eicel
geslacht mannelijk / vrouwelijk mannelijk / vrouwelijk grootte vorm beweeglijkheid aanwezigheid mitochondriën ja / nee ja / nee
5 Het voortplantingsstelsel is een voorbeeld van een organisatieniveau.
a Welk organisatieniveau?
b Waaruit is het opgebouwd?
c Wat is de functie?
6 Wat is het verschil tussen interseks, gender en seksuele oriëntatie?
©VANIN
Wat is interseks?
Als de initiële geslachtsorganen van het embryo zich niet volledig tot mannelijke geslachtsorganen ontwikkelen, kan het individu vanaf de geboorte zowel mannelijke als vrouwelijke primaire geslachtskenmerken vertonen. Zo kan iemand geboren worden met een niet-volgroeide penis en een vaginaingang of een clitoris die zo groot is dat ze op een penis lijkt. Dat wordt een intersekse persoon genoemd. Soms komt dat verschijnsel pas in een latere levensfase, zoals tijdens de puberteit, tot uiting en is dat uitwendig helemaal niet zichtbaar: een perfect uitziende jongen kan dan eierstokken blijken te hebben of een meisje kan geen baarmoeder hebben. Een hormoonhuishouding die afwijkt van de norm kan ervoor zorgen dat bepaalde secundaire geslachtskenmerken, zoals de menstruatiecyclus, niet optreden of dat andere lichaamskenmerken afwezig zijn.
Hoewel de lichamen van intersekse personen afwijken van het stereotiepe beeld van een man of vrouw, komen ze vaker voor dan je zou denken. Naar schatting 1 op de 200 mensen heeft intersekse geslachtskenmerken
Geslacht versus gender
Een vader en zijn zoon raken betrokken bij een zwaar auto-ongeval. De vader is op slag dood, maar zijn zoon kan nog net op tijd naar het ziekenhuis worden gebracht. Als hij daar is aangekomen, houdt de chirurg halt en roept: ‘Stop. Ik kan deze jongen niet opereren, want dit is mijn zoon.’
Hoe kan dat?
Bij een chirurg denken we onmiddellijk aan een man, maar een chirurg kan ook een vrouw zijn. Het voorbeeld toont aan hoe bepaalde patronen in ons denken ingebakken zitten.
Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet altijd terug te voeren op hun biologisch geslacht. Veel verschillen zijn maatschappelijk of sociologisch bepaald en zorgen voor je gedrag, voor de job die je kiest, voor de kleding die je draagt. Daardoor is man- of vrouw-zijn meer dan een biologisch kenmerk. Het wordt ook bepaald door de rol die je op je neemt, door je gevoel een man of een vrouw te zijn, door je genderidentiteit. Je genderidentiteit is dan je psychologisch geslacht
Meestal vallen biologisch en psychologisch geslacht samen, maar dat is niet altijd het geval. Sommige mensen die biologisch man zijn, voelen zich eerder vrouw en andersom; ze zijn transgender. Net zoals een persoon van een bepaald biologisch geslacht ook interseksuele kenmerken kan hebben, is ook het gender niet beperkt tot man of vrouw. Je kunt transgender zijn, maar je kunt je ook ergens tussenin voelen; niet iedereen kan dat voor zichzelf duidelijk bepalen.
Je genderexpressie is de manier waarop jij je genderidentiteit tot uiting brengt. Dat kan met je kledij en met andere accessoires, maar ook met je gedrag, met je hobby’s, met je jobkeuze... Omdat de maatschappelijke verwachting over mannelijk en vrouwelijk gedrag altijd wijzigt, verandert ook de manier waarop mensen hun genderidentiteit uiten. Vijftig jaar geleden waren er nauwelijks vrouwelijke voetballers of mannelijke huishoudhulpen, intussen is dat heel gewoon.
Er zijn ook mensen bij wie de genderidentiteit zo sterk van hun biologisch geslacht afwijkt, dat ze zich laten opereren. Ze laten hun geslacht aanpassen; ze zijn dan transseksueel
Seksuele oriëntatie
De meeste mensen zijn heteroseksueel (hetero = ongelijk) en voelen zich aangetrokken tot iemand van het andere geslacht. Heel wat mensen koesteren gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht en zijn daarom homoseksueel
Biseksuele mensen kunnen zowel op iemand van hun eigen als van het andere geslacht verliefd worden. Homoseksualiteit (zowel tussen mannelijke als vrouwelijke individuen) en biseksualiteit komen in de natuur ook bij heel wat andere diersoorten regelmatig voor. Wanneer je op een andere persoon valt, ongeacht zijn geslacht of gender, ben je panseksueel.
Interessant om weten
Elke dag wordt in België een vijftal kinderen geboren met een variatie in geslachtskenmerken. Dat is ongeveer evenveel als het aantal tweelingen dat in België geboren wordt.
Al van bij de geboorte zijn de verschillen tussen jongens en meisjes zichtbaar.
De geslachtskenmerken die van bij de geboorte aanwezig zijn, noem je de primaire geslachtskenmerken
De geslachtskenmerken die pas op latere leeftijd (tijdens de puberteit) tot uiting komen, noem je de secundaire geslachtskenmerken
Het mannelijk voortplantingsstelsel produceert de zaadcellen; het vrouwelijk voortplantingsstelsel zorgt voor de eicellen
Zowel bij de man als bij de vrouw zijn er organen die gevoelig zijn voor seksuele opwinding en prikkels. Bij de man is dat de penis met de eikel en bij de vrouw de clitoris.
De zaadcel is de mannelijke voortplantingscel, opgebouwd uit drie delen: de kop, de hals (of het middenstuk) en de staart.
In het middenstuk zitten de mitochondriën die zorgen voor de energie.
De staart zorgt voor de beweging van de zaadcellen.
– In de kop zit een enzym dat de eiwitlaag in het celmembraan van de eicel kan afbreken.
De eicel is de vrouwelijke voortplantingscel. Het is de grootste cel van het menselijk lichaam en bevat naast de kern, een grote hoeveelheid cytoplasma met daarin reservevoedsel. Dit reservevoedsel is nodig om de bevruchte eicel en later het embryo van energie te voorzien.
Naast de cellen zijn ook de voortplantingsorganen (elk met hun eigen taak) verantwoordelijk voor de organisatie van het nieuwe leven.
Een intersekse individu vertoont geslachtskenmerken van zowel een jongen als een meisje. Dat is niet altijd uitwendig zichtbaar en kan pas in latere levensfasen tot uiting komen.
Je biologisch geslacht is gebaseerd op je lichamelijke kenmerken. Je genderidentiteit slaat op de geaardheid die je voelt. Je genderexpressie is de manier waarop jij je genderidentiteit tot uiting brengt.
Je seksuele oriëntatie vertelt iets over de aantrekking tot andere personen. De meeste mensen zijn heteroseksueel, maar daarnaast bestaat ook een homoseksuele, biseksuele of panseksuele geaardheid.
Test jezelf: oefeningen 1, 2 en 3
©VANIN
Het biologisch verschil tussen jongens en meisjes kun je bij de geboorte vaststellen. De primaire geslachtskenmerken zijn verschillend.
1.2 HOE BEÏNVLOEDEN HORMONEN HET VOORTPLANTINGSPROCES?
1 Vanaf de puberteit spelen geslachtshormonen een grote rol bij de lichamelijke en de emotionele ontwikkeling.
Een hormoon is een stof die aangemaakt wordt in een hormoonklier en afgegeven wordt aan de bloedbaan. Het bloed transporteert het hormoon door het lichaam en stuurt zo organen en weefsels aan om allerlei lichaamsfuncties te regelen.
Voorbeeld
Adrenaline wordt geproduceerd in de bijnier. Daar wordt het afgegeven aan de bloedbaan. Via het bloed wordt adrenaline getransporteerd naar organen waarop het een effect heeft.
orgaan hormoon klier
bijnier adrenaline bloedsomloop hart , endeldarm, urineblaas
Adrenaline wordt het schrikhormoon genoemd.
Als dieren in de natuur schrik hebben, omdat ze bijvoorbeeld een vijand zien, dan zal adrenaline ervoor zorgen dat ze zo snel mogelijk kunnen vluchten. Door het hormoon gaat hun hart sneller kloppen en gaan ze urineren en zich ontlasten. Dat laatste is ook heel nuttig, want op die manier moeten ze minder gewicht meenemen op hun vlucht. Bij de mens heeft adrenaline hetzelfde effect.
De hormonen die ervoor zorgen dat de secundaire geslachtskenmerken (de puberteit) tot uiting komen, worden geproduceerd door de hypofyse
bijnier nier
Dit kliertje met de grootte van een erwt, bevindt zich onderaan de hersenen en controleert onder meer de vrouwelijke eierstokken en de mannelijke teelballen.
De hypofyse vormt de schakel tussen het zenuwstelsel en het hormonale stelsel.
a Duid de hypofyse aan op de afbeelding. Zoek hiervoor de nodige informatie op het internet.
b Welke hormonen worden afgescheiden door de hypofyse? Noteer in de tabel per hormoon de afkorting, de specifieke werking en duid aan of het hormoon een rol speelt bij de voortplanting.
hormoonafkorting werking rol bij voortplanting / –
Zorgt voor de groei, de eiwitsynthese en de afbraak van vetten
– Speelt een rol bij de regeling van de bloedsuikerspiegel (afremmen van insuline) ja nee /
Stimuleert de melkafscheiding van de melkklieren ja nee
thyroïdstimulerend hormoon ja nee
adrenocorticotroop hormoon
Stimuleert de bijnierschors ja nee
Stimuleert de groei en de rijping van de: – eicellen in de eierstok
zaadcellen in de teelballen ja nee
luteïniserend hormoon – Helpt in de eierstok
Beïnvloedt de afscheiding van geslachtshormonen door ja nee /
– Stimuleert het samentrekken van de baarmoeder bij de bevalling – Stimuleert het afgeven van melk door de melkklieren ja nee
2 Niet alleen de hersenen zorgen voor specifieke voortplantingshormonen. Ook in de teelballen en de eierstokken worden hormonen geproduceerd die een grote rol spelen.
a Bestudeer de grafiek.
a1 Wat lees je af op de horizontale as?
a2 Wat lees je af op de verticale as?
GEMIDDELDE HORMOONPRODUCTIE
a3 Welke twee hormonen spelen een rol en bij welk geslacht?
Produc tie geslachtshormonen bij Mannen & Vrouwen
Oestrogeen Testosteron
Menopauze
b Welke functie hebben de hormonen die je als antwoord op vraag a.3 noteerde?
– Zorgt voor de ontwikkeling en instandhouding van de voortplantingsorganen, de geslachtskenmerken en het gedrag.
–
©VANIN
Bevordert de vorming van
– Zorgt voor de ontwikkeling en instandhouding van de voortplantingsorganen, de geslachtskenmerken en het gedrag.
Bevordert de verdikking van het
c Op welke leeftijd is de gemiddelde productie van deze hormonen het hoogst?
Interessant om weten
Regelmatig worden in de sportwereld bloedtesten uitgevoerd bij atleten. In deze bloedtesten komt soms tot uiting dat atleten zich inspuiten met extra testosteron om hun prestaties te verhogen. Deze vorm van doping is uiteraard niet legaal en bijgevolg ook niet zonder gevolg voor de deelname aan sportwedstrijden.
3 De menstruatiecyclus verloopt onder invloed van verschillende hormonen om de eicel te laten rijpen. Om zo de eicel volledig klaar te maken voor een eventuele bevruchting.
De vorming van eicellen start al voor de geboorte van een vrouwelijke foetus, maar de eicellen zullen pas in latere levensfasen rijpen. Bij de geboorte bevatten de eierstokken ongeveer 500 000 onrijpe eicellen. Onder invloed van het follikelstimulerend hormoon (FSH) rijpen de eicellen, met daarrond een blaasje (de follikel).
Per cyclus rijpt er meestal slechts één eicel. Het vrijkomen van de eicel uit de eierstok noem je de eisprong of ovulatie. De eicel heeft vanaf dat ogenblik een levensduur van 24 uur. Wanneer ze binnen die tijdspanne niet bevrucht wordt, sterft ze af.
Tijdens het rijpingsproces worden de hormonen oestrogeen en progesteron geproduceerd. Die hormonen komen in het bloed terecht en zorgen er op die manier voor dat het baarmoederslijmvlies dikker wordt en dat er bloedvaten ontwikkelen in het slijmvlies. Op die manier maakt de baarmoeder zich klaar om een eventuele bevruchte eicel op te vangen en verder te laten ontwikkelen.
Wanneer de eicel niet bevrucht wordt, zal het baarmoederslijmvlies afgestoten worden. Dat gaat gepaard met een bloeding, de menstruatie Door contracties of samentrekkingen van de baarmoeder wordt de slijmlaag naar buiten geperst. Over het algemeen vindt de menstruele bloeding 14 dagen na de eisprong plaats. Er kan daarna een nieuwe cyclus starten.
Tijdens een zwangerschap en vanaf de menopauze verloopt de productie van de hormonen volledig anders. Dat zorgt voor een onevenwicht in de hormonale balans die voor heel wat problemen kan zorgen.
©VANIN
De afbeelding hieronder geeft een overzicht van de schommelende hormonale waarden bij een vrouw met een regelmatige cyclus van 28 dagen.
oestrogeen progesteron
rijping van de eicel en de follikel ovulatie
B
baarmoederslijmvlies wordt afgebroken
baarmoederslijmvlies wordt dikker
geel lichaam
baarmoederslijmvlies krijgt meer bloedvaten
baarmoederslijmvlies wordt afgebroken
34dagen
a Markeer de volgende perioden met een verschillende kleur op de figuur. Let op: er kan overlapping plaatsvinden!
– Ontwikkeling van het baarmoederslijmvlies in het blauw
– Eisprong of ovulatie in het groen
– Menstruatie in het rood
b Waar in het lichaam vinden de gebeurtenissen van de vetgedrukte letters plaats?
– Letter A
– Letter B
c Welk ‘nieuw’ hormoon zie je in de figuur?
d Wanneer is de waarde van dit nieuwe hormoon het hoogst?
e Ga op zoek naar de taak van het hormoon in vraag c. ––
f Niet elke vrouw heeft een regelmatige menstruatiecyclus. Soms is de periode tussen twee menstruaties de ene keer opvallend langer of korter dan de andere keer. Wat is hiervan het gevolg?
g Hoe bereken je de datum van de eisprong wanneer de cyclus niet regelmatig is?
h Wat gebeurt er met het baarmoederslijmvlies als er geen bevruchting gebeurt?
a Welke periode luidt bij de vrouw het einde van de hormoonproductie in?
b Wanneer start deze periode en wat gebeurt er dan?
c Wat is het gevolg van deze periode?
d Geef een vijftal voorbeelden van ongemakken die je uit figuur 1.21 kunt afleiden.
Hormonen spelen een grote rol bij de voortplanting.
Een deel van de hormonen wordt gevormd door de hypofyse in de hersenen, zoals het groeihormoon, het follikelstimulerend hormoon en het luteïniserend hormoon. Ook prolactine en oxytosine komen vrij.
In de geslachtsorganen worden ook specifieke hormonen geproduceerd:
– Bij de man gaat het vooral om testosteron. Dit hormoon zorgt voor de ontwikkeling en instandhouding van de mannelijke voortplantingsorganen, de secundaire geslachtskenmerken en het gedrag, en bevordert de vorming van zaadcellen.
– Bij vrouwen speelt vooral oestrogeen een belangrijke rol. Oestrogeen zorgt voor de ontwikkeling en instandhouding van de vrouwelijke voortplantingsorganen, de secundaire geslachtskenmerken en het gedrag, en bevordert de verdikking van het baarmoederslijmvlies.
De menstruatiecyclus bij de vrouw is een maandelijks terugkerend proces waarbij de eicel rijpt onder invloed van hormonen en de baarmoeder zich steeds klaarmaakt voor een eventuele innesteling van een bevruchte eicel. Naast oestrogeen, het luteïniserend hormoon en het follikelstimulerend hormoon is ook progesteron actief.
De menopauze luidt de onvruchtbare periode van de vrouw in. Dit gaat gepaard met een stevige daling in de hoeveelheid geslachtshormonen.
Test jezelf: oefeningen 4, 5 en 6
HOE BEÏNVLOEDEN HORMONEN HET VOORTPLANTINGSPROCES?
De geslachtshormonen spelen een belangrijke rol bij de seksuele ontwikkeling tijdens de puberteit en bij de voortplanting.
1.3 HOE ONT WIKKELT EEN NIEUW ORGANISME ZICH UIT ÉÉN CEL?
1 Geslachtsgemeenschap tussen een man en een vrouw kan tot bevruchting leiden.
Tijdens de geslachtsgemeenschap beweegt de penis op en neer in de vagina. Door deze seksuele prikkeling kan de man een orgasme bereiken. Hierbij komen duizenden zaadcellen vrij tijdens de zaadlozing of ejaculatie. Sperma is de vloeistof waarin de zaadcellen zich bevinden. De zaadcellen zoeken hun weg naar de eicel. Slechts een honderdtal zaadcellen bereiken de eicel.
Voor de bevruchting van de eicel is het nodig dat één zaadcel de eicel bereikt en de kernen van eicel en zaadcel met elkaar versmelten.
De bevruchting van de eicel vindt plaats in het begin van de eileider.
a Welke weg leggen de zaadcellen achtereenvolgens af om bij de eicel te geraken? Vul aan de hand van de video de tabel aan.
b Zet de nummers 1 tot 4 op de juiste plaats op de afbeelding.
c Zodra een zaadcel binnendringt in de eicel, kan de feitelijke bevruchting gebeuren. Bekijk de video en verwoord wat er gebeurt nadat de zaadcel de eicel binnengedrongen is.
Bevruchtingsmembraan verhindert dat meerdere zaadcellen versmelten met de eicel.
celmembraan
versmelting eicel met zaadcel
eicel eicelkern
kop met zaadcelkern
kop met zaadcelkern achtergebleven staart van zaadcel
2 Zodra de eicel bevrucht is, kan er zich een embryo ontwikkelen. De bevruchte eicel zal zich na de bevruchting verder delen.
Eerst moet die vrucht zich innestelen. Dat duurt ongeveer een week en vindt bij een normale cyclus plaats tussen de 5de en de 12de dag na de bevruchting. Tijdens de zwangerschap ondergaat de baby-in-wording ontzettend veel veranderingen. Tot acht weken in de zwangerschap noem je dit de embryonale ontwikkeling, daarna spreek je van de foetale groei
Tijdens de embryonale fase worden alle organen aangelegd. De foetale periode volgt meteen na de embryonale fase. Tijdens deze fase zullen de organen verder groeien en in werking treden. Het geslacht wordt duidelijk en de spieren en de zintuigen worden actief. Vanaf 24 weken is de foetus levensvatbaar, maar pas vanaf 40 weken is de baby volgroeid.
Aan de hand van de afbeeldingen op deze pagina kun je de volledige embryonale ontwikkeling volgen en bespreken.
2 dagen 1 dag
geel lichaam
3 dagen
4 dagen 5 dagen innestelling eileider bevruchting
Beantwoord de vragen met behulp van je reeds verworven kennis.
a Welke cellen zijn er nodig bij bevruchting?
b Wanneer grijpt de bevruchting plaats?
c Bekijk de video en beantwoordt de vragen.
c1 Waar gebeurt de bevruchting?
c2 Welk proces start er onmiddellijk na de bevruchting?
c3 Deze klomp cellen vervolgt zijn reis naar de baarmoeder en ondergaat vlak voor de innesteling in het baarmoederslijmvlies een verandering. Welke? Op figuur 1.26 zie je die verandering in detail. Beschrijf wat er gebeurt.
slijmwand van de baarmoeder eierstok
©VANIN
trophoblast
embryoblast of kiemschijf
c4 De buitenste laag van dit hoopje cellen, noem je de trophoblast en het onderste gedeelte de embryoblast of kiemschijf. Zoek op hoe deze delen zich verder ontwikkelen. – trophoblast: – embryoblast of kiemschijf:
Interessant om weten
Stamcellen zijn cellen zonder specifieke functie, die nog tot verschillende celtypes kunnen ontwikkelen. Je kunt ze overal in het lichaam aantreffen.
De bekendste zijn die uit het beenmerg: dit zijn cellen die voortdurend nieuwe bloedcellen maken. Andere stamcellen maken bijvoorbeeld steeds nieuwe huidcellen aan die de dode cellen (huidschilfers) vervangen.
Stamcellen verschillen van weefselspecifieke cellen. Een weefselspecifieke cel kan zich enkel ontwikkelen binnen het weefsel zelf (bv. huidcel in de huid).
Er gebeurt nog steeds heel veel onderzoek naar stamcellen. Stamceltherapie wordt al ingezet bij bepaalde kankersoorten en ook in het onderzoek naar diabetes type 1 heeft men ontdekt dat er op die manier nieuwe insulineproducerende cellen kunnen worden gemaakt.
3 Vanaf de derde week na de bevruchting begint de ontwikkeling van de verschillende organen en ledematen en verloopt de verdere groei normaal gezien volgens de volgende schema’s.
EMBRYONALE PERIODE
1 MAAND2 MAANDEN
3 TOT 8 WEKEN FOETALE PERIODE (9 WEKEN TOT GEBOORTE) CENTRAAL ZENUWSTELSEL
1 TRIMESTER2 TRIMESTER3 TRIMESTER
LEDEMATEN HART
GENITALIËN PERIODE VAN GROTE KWETSBAARHEID
a Bekijk de video en de website op om een bondig overzicht te vormen van de verdere ontwikkeling van maand tot maand.
b Gebruik de video enkel als beeldmateriaal. Haal de informatie op de website.
c Kleur in de tabel hieronder de maanden van de embryonale ontwikkeling in het groen en de maanden van de foetale groei in het blauw.
d Zoek de grootte en de massa van de embryo/foetus op en noteer die in de tweede kolom.
e Rangschik ten slotte in de derde kolom de tekstblokken hieronder in chronologische volgorde door de hoofdletters op de juiste plaats te zetten.
A De foetus draait met het hoofdje naar beneden – het ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel ontwikkelen verder – het uiterlijk van het haar en van de huid worden definitief.
B De ontwikkeling van de zintuigen begint – het geslacht van de foetus is zichtbaar op de echo.
C De foetus is volledig volgroeid – het lichaampje blijft erg lenig – niet alle botten zijn vergroeid.
D De lichaamsbeharing en de nageltjes worden zichtbaar – op het einde van de vierde maand kan de vrouw bewegingen van de foetus waarnemen.
E Embryo en placenta gevormd – genetisch is alles bepaald.
F De foetus beweegt veel, maar slaapt ook veel – het lichaam wordt dikker – de foetus kan reageren op prikkels van buitenaf – alle organen zijn gevormd, maar ze zijn nog niet functioneel.
G De hersenen groeien snel – armpjes en beentjes kunnen bewegen – er is nog veel plaats in de vruchtzak.
H De foetus is nagenoeg klaar om geboren te worden – hij is zo goed als volgroeid – hij heeft nog maar weinig plaats in de vruchtzak.
De moeder voelt de baby schoppen.
I Alle organen zijn aanwezig – het hartje is gevormd, maar het klopt maar vanaf 6 weken.
Interessant om weten
De grootte van een embryo (en later de foetus) tijdens de zwangerschap wordt vaak vergeleken met groenten en fruit van ongeveer dezelfde omvang. De zwangerschap beleven krijgt op die manier iets meer visuele ondersteuning. Want zeg nu zelf, niemand kan zich iets voorstellen bij een foetus van 9 weken, maar dat lukt wel wanneer je hem vergelijkt met de grootte van een kers!
©VANIN
grootte van kersgrootte van pruimgrootte van peergrootte van pompelmoes
4 Tijdens de verdere ontwikkeling is de placenta of moederkoek een heel belangrijk uitwisselingsorgaan tussen moeder en ongeboren kind. De moederkoek geeft niet alleen stoffen door (voedingsstoffen, zuurstofgas), maar zal er ook tegenhouden.
baarmoederspier
baarmoederslijmvlies
navelstreng
zuurstofarm bloed
moederkoek
zuurstofarm bloed
zuurstofrijk bloed
vruchtvliezen
moederkoek/placenta baarmoederholte
binnenste vruchtvlies baarmoederslijmvlies
zuurstofrijk bloed
a Verklaar dat de navelstreng en de moederkoek zowel een doorgeefluik als een barrière vormen tussen moeder en kind. De afbeelding (en het 3D-beeld) kan je daarbij helpen.
b Hoe verklaar je dat de placenta ook een rol speelt bij het transport van schadelijke stoffen?
c Is de moederkoek een orgaan van het kind of een orgaan van de moeder? Verklaar.
5 De foetale fase eindigt met de geboor te.
Na 40 weken (of 9 maanden) is het ogenblik van de geboorte aangebroken. Dit verloopt in verschillende stadia. De geboorte start met de indaling van de foetus in het geboortekanaal en wordt vervolgens opgedeeld in drie fasen: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte.
indaling ontsluiting uitdrijving nageboorte
navelstreng placenta
baarmoeder
endeldarm
baarmoederhals opening van de baarmoederhals wordt breder
baarmoeder
moederkoek
navelstreng
a Benoem de fasen die je herkent op de afbeeldingen in de tabel.
b Kruis telkens aan welke gebeurtenis(sen) van toepassing is (zijn).
Fase
breken van de vruchtvliezen
weeën
openen van de baarmoederhals persweeën om de baby naar buiten te duwen doorknippen van de navelstreng naweeën om placenta, navelstreng en vruchtvliezen uit te stoten
Fase
©VANIN
breken van de vruchtvliezen
weeën
openen van de baarmoederhals weeën om de baby naar buiten te duwen doorknippen van de navelstreng naweeën om placenta, navelstreng en vruchtvliezen uit te stoten
Fase
breken van de vruchtvliezen
weeën
openen van de baarmoederhals persweeën om de baby naar buiten te duwen doorknippen van de navelstreng naweeën om placenta, navelstreng en vruchtvliezen uit te stoten
Wanneer de kern van een eicel en een zaadcel met elkaar versmelten, is er sprake van bevruchting
De bevruchting vindt plaats in het begin van de eileider.
De bevruchte eicel zal zich verder delen. De innesteling ervan duurt ongeveer een week en vindt plaats tussen de 5de en de 12de dag na de bevruchting.
Na de innesteling ontwikkelt de bevruchte eicel zich verder. De eerste 8 weken spreek je van de embryonale ontwikkeling, daarna van de foetale groei.
– Tijdens de embryonale fase worden alle organen aangelegd. – Tijdens de foetale groei groeien de organen verder en beginnen ze te werken; het geslacht wordt duidelijk en de spieren en de zintuigen worden actief.
Al van bij de innesteling is het embryo verbonden met de moederkoek via de navelstreng. Dit uitwisselingsorgaan zorgt voor de aanvoer van voedingsstoffen, afweerstoffen en zuurstofgas en voor de afvoer van afvalstoffen.
Na 40 weken (of 9 maanden) volgt de geboorte. De geboorte start met de indaling van de foetus in het geboortekanaal en verloopt daarna in drie fasen: de ontsluiting, de uitdrijving en de nageboorte.
Test jezelf: oefeningen 7, 8 en 9
HOE ONTWIKKELT EEN NIEUW ORGANISME ZICH UIT ÉÉN CEL?
Na de versmelting van de kern van de zaadcel met de kern van de eicel zal de bevruchte eicel zich delen en ontwikkelen tot een embryo en later een foetus.
2 GEBOORTEREGELING EN -BEPERKING
2.1
OP WELKE M ANIER KUN JE EENZWANGERSCHAP VERMIJDEN?
1 Voortplanting is niet altijd het doel van vrijen. Daarom bestaan er verschillende methoden om een zwangerschap te vermijden. Je noemt dit anticonceptie of voorbehoedsmiddelen. Gebruik de ontdekplaat om een duidelijk overzicht te krijgen van de verschillende methoden.
a Anticonceptie kan in twee groepen ondergebracht worden. Hoe verschillen die in hun werking?
– Hormonale anticonceptie
– Niet-hormonale anticonceptie
b Welk anticonceptiemiddel herken je op de afbeeldingen? Noteer de naam en vermeld om welk type voorbehoedsmiddel het gaat.
/ niet-hormonaal
/ niet-hormonaal
/ niet-hormonaal
/ niet-hormonaal
/ niet-hormonaal
/ niet-hormonaal
c Welke andere voorbehoedsmiddelen komen in de ontdekplaat nog aan bod? Noteer ze en kruis aan of ze tot de hormonale of de niet-hormonale anticonceptie behoren.
anticonceptiemiddel hormonaal niet-hormonaal
d De voorbeelden uit opdracht c zijn zeker en vast niet allemaal even veilig. Geef een voorbeeld van een onveilige methode en verklaar.
2 Sommige voorbehoedsmiddelen werken op dezelfde manier, bij andere is de werking totaal verschillend.
a Welk voorbehoedsmiddel herken je op de figuur? Noteer de naam. Bespreek vervolgens de werking aan de hand van de nummers op de afbeelding.
b Een definitieve vorm van anticonceptie is sterilisatie. Vergelijk de mannelijke en de vrouwelijke sterilisatie met elkaar in de onderstaande tabel.
vrouwelijke / mannelijke sterilisatie vrouwelijke / mannelijke sterilisatie
c Wie na onveilig seksueel contact vreest voor een ongewenste zwangerschap, kan een morning-afterpil nemen. Zoek op hoe die pil werkt en waarom je ze toch het best vermijdt.
morning-afterpil
Hoe werkt de pil?
Wanneer innemen?
Bijwerkingen?
Welke hormonale methode je ook kiest, medisch advies en opvolging zijn echt noodzakelijk. Er moet rekening gehouden worden met de regelmaat van de menstruatiecyclus, de hevigheid van de menstruatie en met de algemene lichamelijke en psychische toestand van de gebruikster. Sommige medische problemen en het nemen van bepaalde geneesmiddelen kunnen ook een invloed hebben op de werking van de hormonale anticonceptie. Het gebruik van een ander voorbehoedsmiddel is dan aangewezen.
Interessant om weten
Steeds vaker hebben vrouwen (en wetenschappers) bedenkingen over het gebruik van hormonale anticonceptie. Het innemen van hormonen is immers niet altijd zonder gevaar en er dient goed nagedacht te worden over het gebruik.
Ook de eventuele bijwerkingen van de hormonale anticonceptie brengt een discussie in de samenleving op gang. Voor de pil is er bijvoorbeeld het effect op de emotionele gemoedstoestand, lichamelijke ongemakken zoals hoofdpijn, pijnlijke borsten en een mogelijke gewichtstoename. Ook spreekt de wetenschap van een licht verhoogd risico op bloedklonters, aderverkalking en hart- en vaatziekten. Een doordachte keuze maken en de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen, zijn bijgevolg heel belangrijk.
De wetenschap staat ook niet stil en voert nog steeds onderzoek naar nieuwe methoden van anticonceptie. Zo bestaat er sinds 2022 een niet-hormonale gel die in de vagina aangebracht wordt en voorkomt dat zaadcellen de baarmoeder binnendringen.
Het is belangrijk om de keuze te maken voor een geschikt voorbehoeds- of anticonceptiemiddel.
Anticonceptie kan in twee groepen ondergebracht worden.
– Hormonale anticonceptie
Scheiden in het lichaam van de vrouw hormonen af zodat er geen rijping van een eicel, eisprong of bevruchting kan plaatsvinden.
De pil, de prikpil, het hormoonstaafje en de hormoonpleister zijn enkele voorbeelden.
Niet-hormonale anticonceptie
Zorgen dat er geen bevruchting kan plaatsvinden. Dat kan op een natuurlijke manier, zoals door periodieke onthouding en coïtus interruptus.
De barrièremethoden maken dat de zaadcellen een eicel niet kunnen bereiken. Voorbeelden hiervan zijn het vrouwen- en het mannencondoom.
De meest definitieve barrièremethode is de sterilisatie zowel bij de man als bij de vrouw.
Hormonale anticonceptie moet altijd medisch opgevolgd worden. Enkel een correct gebruik kan een eventuele zwangerschap vermijden.
Test jezelf: oefening 10
OP WELKE MANIER KUN JE EEN ZWANGERSCHAP VERMIJDEN?
Er zijn verschillende manieren om een zwangerschap te vermijden. Een correct gebruik en de nodige kennis van een anticonceptiemiddel zijn daarbij noodzakelijk.
1 Soms is er een kinderwens maar lijkt zwanger worden niet te lukken. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Gelukkig staat de wetenschap niet stil en kan ze hiervoor oplossingen bieden. In dat geval spreek je van een medisch geassisteerde zwangerschap.
a Bekijk de video’s over IVF en noteer wat er gebeurt.
– Stap 1:
– Stap 2:
– Stap 3:
©VANIN
b Een andere methode is KI of IUI. Zoek op wat dat betekent. Gebruik hiervoor de website.
IVF staat voor in-vitrofertilisatie (bevruchting in glas). Een IVF-behandeling is een vruchtbaarheidsbehandeling waarbij de eicel buiten het lichaam wordt bevrucht. Het embryo wordt daarna terug in de baarmoeder geplaatst. Twee weken later kan een zwangerschapstest het resultaat aantonen.
Een IVF-behandeling duurt lang. Het is het resultaat van een intensieve hormoonbehandeling waarbij het lichaam van de vrouw extra gestimuleerd wordt om eicellen te produceren. De behandeling is prijzig, stresserend en is niet altijd succesvol.
Kunstmatige inseminatie wordt vaak toegepast wanneer de zaadkwaliteit, de zaadhoeveelheid of de beweeglijkheid van het sperma verminderd is. Ook wanneer het baarmoederslijm een mindere kwaliteit vertoont of wanneer het lichaam negatief reageert op sperma, kan deze behandeling hulp bieden.
c Niet elke behandeling gebeurt met gebruik van de eigen eicellen of zaadcellen. Soms kan er ook een donor ingeschakeld worden. Lees de artikels op en noteer de juiste donorvorm in de tabel.
spermadonatie – eiceldonatie – embryodonatie
De IVF-techniek werd voor het eerst succesvol uitgevoerd in 1978. Louise Brown werd geboren op 25 juli 1978 en ging de geschiedenisboeken in als de eerste ‘proefbuisbaby’. Interessant om weten
2 Wanneer je toch ongewenst zwanger blijkt te zijn en de morning-afterpil niet meer aan de orde is, kan er beslist worden om een abortus uit te voeren.
a Wat betekent het begrip ‘abortus’? Leg uit.
b Hoe zit het met de wetgeving in België? Zoek op.
c Wie beslist over een abortus?
Wanneer zwanger worden niet lukt, kan er gekozen worden voor een medisch geassisteerde zwangerschap. Voorbeelden hiervan zijn IVF (in-vitrofertilisatie) en KI (kunstmatige inseminatie).
– Bij IVF wordt de bevruchting uitgevoerd in een schaaltje en het bevruchte embryo vervolgens teruggeplaatst.
Bij KI worden de zaadcellen kunstmatig in het lichaam gebracht.
Wanneer een meisje toch ongewild zwanger blijkt te zijn, kan de medische wereld helpen bij het beëindigen van de zwangerschap door een abortus uit te voeren. Abortus is onderworpen aan de Belgische wetgeving.
OP WELKE MANIER KUN JE GEHOLPEN WORDEN BIJ ZWANGERSCHAPSPROBLEMEN?
De medische wereld biedt hulp bij problemen van allerlei aard.
3 GE ZONDHEIDSZORG
3.1 WAAR MOET JE OP LETTEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP?
1 Zowel voor als tijdens de zwangerschap is een gezonde voeding uiterst belangrijk. Lees het artikel op en beantwoord daarna de vragen.
a Wat konden wetenschappers door dat onderzoek aantonen?
b Speelt dit een rol in het verdere leven van het kind?
2 Ga via naar het artikel en zoek naar de antwoorden op de volgende vragen.
a Welke voedingsmiddelen mag een zwangere vrouw eten of drinken? Kruis aan of het wel of niet mag. Formuleer er eventueel een bedenking bij.
voedingsmiddel toegestaan niet toegestaan
een broodje préparé/americain
een blikje Red Bull
een blikje Coca-Cola Zero sushi
een goed doorbakken steak
een spiegelei
b Welke verklaring(en) vind je terug in het artikel om aan te tonen dat je bepaalde voedingsmiddelen beter vermijdt?
c Welke drie risico’s (op korte en op lange termijn) zijn er verbonden aan een vet- en suikerrijke voeding tijdens de zwangerschap? Zoek op via het internet.
De wetenschap is er lang van uitgegaan dat een baby in de baarmoeder enkel de stoffen zou opnemen die hij of zij nodig heeft. De moederkoek en de navelstreng werden gezien als een barrière of filter die enkel de nuttige stoffen zou doorlaten.
Intussen weet men wel beter. De aanof afwezigheid van bepaalde stoffen in het bloed van de moeder kan tijdens de zwangerschap grote gevolgen hebben op de aanleg en de verdere groei en ontwikkeling van de verschillende organen. Deze gevolgen kunnen ook op latere leeftijd voor ernstige gezondheidsproblemen zorgen.
Aangezien de organen al in de embryonale fase gevormd worden, dus in het prille begin van de zwangerschap, is het van levensgroot belang dat de omstandigheden zo gunstig mogelijk zijn.
Een ongezonde levensstijl doet de kans op aandoeningen zoals een verhoogde bloeddruk en zwangerschapsdiabetes stijgen, met een verstoring van de verdere ontwikkeling van het embryo tot gevolg. Ook de vruchtbaarheid zelf staat onder invloed van je levensstijl en de kans op een premature baby neemt aanzienlijk toe.
Op het vlak van voeding blijkt dat een gezond en evenwichtig voedingspatroon met voldoende oog voor variatie, het kind de kans biedt om alle nodige voedingsstoffen op te nemen. Bovendien worden niet alleen de goede stoffen uit de voeding doorgegeven, maar ook de schadelijke stoffen.
Ouders kunnen hun kinderen aanleren om zichzelf te beheersen en om signalen van verzadiging te herkennen. Op die manier kunnen de effecten van de blootstelling tijdens de zwangerschap verzacht worden. Het effect van voeding tijdens de zwangerschap is dus niet te onderschatten, maar kan nog wel omgekeerd worden.
3 Schadelijke externe factoren die een invloed hebben op de zwangerschap, kunnen te wijten zijn aan gezondheidsgedrag, factoren uit het leefmilieu en blootstelling aan ziekteverwekkers.
a De invloed van externe schadelijke factoren op een zwangerschap wordt grondig onderzocht. Kies een van de factoren uit de opsomming hieronder en maak een verslag van één pagina. Vermeld zeker de effecten op de ontwikkeling van een embryo/foetus. – effect van röntgenstraling tijdens de zwangerschap – blootstelling aan radioactieve straling – effect van roken – effect van drugs (zoals heroïne, methadon …) – toxoplasmose – zikavirus – rubellavirus – hiv-virus – effect van alcohol op de zwangerschap – 3M PFOS – microplastics
b Noteer de factoren, die hierboven opgesomd zijn, in de correcte kolom van de tabel.
gezondheidsgedragfactoren uit het leefmilieuimpact van besmettingen
©VANIN
c De invloed van roken wordt door jongeren nog steeds onderschat. Die invloed begint al voor de bevruchting of de zwangerschap. Vergelijk de vorm en het aantal zaadcellen van een niet-roker met die van een roker aan de hand van de afbeelding.
d Waar kun je op letten om de zwangerschap zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen? –––––
In de rook van tabakswaren zitten er heel wat schadelijke stoffen. Die kunnen schade toebrengen aan het erfelijk materiaal van zaadcellen en eicellen, waardoor er geen levensvatbaar embryo kan groeien of er sprake kan zijn van ernstige lichamelijke afwijkingen. Ook de vorming van eicellen en zaadcellen kan erdoor beïnvloed worden.
De rook die vrijkomt bij het roken van sigaretten, is vaak zelfs schadelijker dan de rook die geïnhaleerd wordt. Vandaar dat ‘passief roken’ (het inademen van tabaksrook via de omgeving) invloed heeft op de vruchtbaarheid, het verloop van de zwangerschap en de ontwikkeling van het kind. Vandaar dat roken steeds vaker aan regels en wetgeving onderworpen wordt. Zo is het op heel veel openbare plaatsen verboden om nog te roken.
Zowel passief als actief rokende zwangere vrouwen nemen heel wat risico’s, want het kind rookt vanaf het begin al mee. De ontwikkeling van organen en weefsels kan belemmerd worden. Ook stijgt het risico op fatale afwijkingen.
Op lange termijn neemt de kans op astma, overgewicht, verminderde vruchtbaarheid, prikkelbaarheid en gedragsstoornissen voor het kind toe.
Onderzoek toonde ook aan dat kinderen die blootgesteld werden aan sigarettenrook, na de geboorte vaker visuele stoornissen en tekenen van stress vertonen. Ze zouden ook minder gemakkelijk te troosten zijn.
Een gezonde levensstijl is belangrijk voor een goed verloop van de zwangerschap zodat het ongeboren kind alle mogelijke levenskansen krijgt. Voeding speelt hierbij een grote rol.
De moederkoek vormt het doorgeefluik voor zowel goede stoffen als schadelijke stoffen. Deze schadelijke stoffen (zoals de rook van tabakswaren) kunnen levensbedreigende effecten veroorzaken op korte of lange termijn.
Naast het gezondheidsgedrag van de moeder zijn ook de invloeden uit het leefmilieu en de blootstelling aan ziekteverwekkers voorbeelden van externe factoren die een schadelijk effect kunnen veroorzaken.
Test jezelf: oefening 11
Een gezonde levensstijl is absoluut noodzakelijk tijdens de zwangerschap. Zo niet stijgen de kansen op afwijkingen en problemen bij zowel de moeder als het kind.
1 Het gebruik van voorbehoedsmiddelen of anticonceptie kan je ook beschermen tegen soa’s.
a Waarvoor staat het letterwoord ‘soa’?
b Slechts één anticonceptiemiddel beschermt, in geval van correct gebruik, zowel tegen een zwangerschap als tegen soa’s. Kruis het juiste middel aan.
Interessant om weten
Double dutch is niet alleen een bijzondere manier van touwtjespringen of een alcoholische cocktail.
Het is een term die ook gebruikt wordt op het vlak van seksuele voorlichting. Je hoort in het begrip het woord ‘double’, wat duidt op een dubbele bescherming. Je gebruikt dus meer dan één anticonceptiemiddel. In de praktijk gaat het meestal om een combinatie van de pil en het condoom, waarbij de bescherming tegen zowel een zwangerschap als een soa op die manier het grootst is.
2 Er zijn verschillende soorten soa’s. Raadpleeg de ontdekplaat op en vul vervolgens de tabel in om een overzicht te krijgen.
naam soa (vrouw) (man)
symptomen – ongewone afscheiding uit de vagina – verandering in de menstruatie – pijn in de onderbuik – bloedverlies tijdens het vrijen – bij niet-behandeling: ontsteking in het bekkengebied – ongewone afscheiding via de penis – pijn bij het plassen – last bij de zaadlozing – pijn in de balzak
hoe opsporen? uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid verloop behandeling
hoe voorkomen? gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
naam soa
symptomen bij vrouwen: – onduidelijke symptomen, waardoor de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn bij mannen: – geelgroene afscheiding via de penis – pijn bij het plassen – bloed uit de penis
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
©VANIN
hoe opsporen? uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid verloop behandeling Bacteriën zijn steeds meer resistent hoe voorkomen? gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
naam soa
symptomen
hoe opsporen?
©VANIN
verloop behandeling
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
een zalf of crème tegen de jeuk en textiel wassen op hoge temperatuur
De eerste symptomen zijn eenvoudige
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
hoe voorkomen?
Jezelf ertegen beschermen kan enkel door seksueel contact te vermijden, en ook door geen ongewassen kleding door te geven. Vermijd ook het gezamenlijke gebruik van washandjes of handdoeken.
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
naam soa
symptomen
hoe opsporen?
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
(de lever wordt aangetast) en griepverschijnselen. Soms weet je het niet omdat je niet altijd symptomen hebt.
uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
verloop behandeling
hoe voorkomen?
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
naam soa
symptomen
Bij 1 % van de besmette personen zijn er wratten op de geslachtsorganen zichtbaar (uit- of inwendig).
©VANIN
De symptomen verschillen van de fase waarin de ziekte zich bevindt.
hoe opsporen? uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid uitstrijkje bloedtest urinetest zichtbaar op de huid
verloop behandeling
De wratjes kunnen behandeld worden met zalf, vloeibare stikstof of ze verdwijnen vanzelf.
hoe voorkomen? gebruik van een condoom (maar het geeft geen garantie) je kunt het niet voorkomen
Interessant om weten
gebruik van een condoom je kunt het niet voorkomen
Voortplantingsorganen zijn vatbaar voor kanker. Baarmoederhalskanker is de oorzaak van 1 op de 110 vastgestelde kankers. De kanker wordt veroorzaakt door een virus en ontstaat doordat er in de baarmoederhals cellen op een abnormale manier beginnen te delen en een gezwel vormen.
Baarmoederhalskanker voorkomen kan onder andere door een HPV-vaccinatie. Dit vaccin wordt toegediend in het eerste jaar van het middelbaar onderwijs bij zowel jongens als meisjes. Ook jongens kunnen de besmetting immers doorgeven.Het vaccin beschermt tegen bepaalde types van het virus, maar heeft enkel zin als er nog geen enkele seksuele activiteit is (dus voor de eerste geslachtsgemeenschap). Het vaccin biedt geen garantie op het niet krijgen van baarmoederhalskanker. De vaccinatie is tot nu toe niet verplicht.
De Vlaamse overheid biedt het vaccin tegen het humaan papillomavirus (HPV) gratis aan aan alle meisjes en jongens in het eerste jaar secundair onderwijs in Vlaanderen en aan alle meisjes en jongens van dezelfde leeftijd in het buitengewoon onderwijs. De volledige vaccinatie bestaat uit twee inentingen in de bovenarm, die moeten gebeuren in de loop van één schooljaar (eerste jaar van het SO). De inentingen kunnen uitgevoerd worden door het CLB of door een arts naar keuze. In dat laatste geval moeten de kosten van de consultatie zelf betaald worden.
Het condoom is het enige voorbehoedmiddel dat bij seksueel contact ook beschermt tegen soa’s (seksueel overdraagbare aandoeningen).
Er zijn verschillende soa’s, elk met hun typische symptomen en behandeling.
Bij vrijen zonder bescherming loop je niet alleen kans op een (ongeplande) zwangerschap, maar kun je ook een soa oplopen.
SYNTHESE
Maak een synthese van het thema. Je hebt de vrije keuze hoe je dat doet.
Op vind je een aantal voorbeelden van een synthese bij dit thema.
CHECKLIST
©VANIN
Wat ken/kan ik?
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
Ik kan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel situeren. 8-9
Ik kan de functie van de organen in het mannelijk voortplantingsstelsel omschrijven. 8-9
Ik kan de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel situeren. 9-10
Ik kan de functie van de organen in het vrouwelijk voortplantingsstelsel omschrijven. 9-10
Ik kan het verschil tussen primaire en secundaire geslachtskenmerken uitleggen en er voorbeelden aan koppelen.
8
Ik kan de eicel en de zaadcel met elkaar vergelijken. 11
Ik ken het verschil tussen de begrippen interseks, gender en seksuele oriëntatie. 12-13
Ik ken de rol van hormonen in het lichaam. 14
Ik kan de verschillende hormonen met betrekking tot de voortplanting benoemen.
Ik kan de functies en de rol van de verschillende hormonen met betrekking tot de voortplanting bespreken.
Ik kan de hypofyse linken aan de hormonen.
Ik kan het belang van de menstruatiecyclus bij de voortplanting omschrijven.
Ik kan omschrijven wat bevruchting is.
Ik kan de bevruchting situeren in de menstruatiecyclus.
Ik kan de rol van hormonen in de menstruatiecyclus verklaren.
Ik kan het mechanisme van de hormonale regeling van de menstruatiecyclus beschrijven.
Ik ken het begrip menopauze en kan dit verklaren vanuit hormonen.
Ik kan aanduiden waar de bevruchting gebeurt in het lichaam van de vrouw.
Ik weet dat stamcellen geen specifieke functie hebben, maar dat ze zich kunnen ontwikkelen tot verschillende celtypes.
Ik kan de belangrijke fasen (zygote, stamcellen, embryo, foetus) in de ontwikkeling van zygote tot pasgeboren kind met elkaar vergelijken.
Ik ken het verschil tussen een embryo en een foetus.
Ik kan de rol van de placenta en de navelstreng tijdens de embryonale ontwikkeling en foetale groei verklaren.
15-16
15-16
14
16-18
20
20-21
16-18
16-18
19
21-22
23
23-24
23-24
25-26
Wat ken/kan ik?
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
Ik kan de fasen van de geboorte herkennen, opsommen en verduidelijken. 26-27
Ik ken de meest gebruikte manieren om een zwangerschap te vermijden.
Ik kan de betrouwbaarheid van anticonceptie bespreken.
Ik kan anticonceptie indelen in hormonale en niet-hormonale anticonceptie.
Ik kan de werking van de meest gebruikte anticonceptie verklaren.
Ik kan een standpunt innemen op het vlak van anticonceptie en dat ook verduidelijken. 31
Ik kan technieken bespreken die de kans op zwangerschap bij verminderde vruchtbaarheid verhogen.
Ik ken de verschillende donatiemanieren op het vlak van voortplanting.
Ik ken manieren om een ongewenste zwangerschap te beëindigen.
Ik kan omschrijven dat eetgewoontes een heel belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van een gezond embryo en een gezonde foetus.
34
35-36
Ik kan factoren opsommen die kunnen bijdragen om de zwangerschap voorspoedig te laten verlopen. 35-38
Ik weet dat de invloed van externe schadelijke factoren op een zwangerschap te herleiden zijn tot: gezondheidsgedrag, factoren uit het leefmilieu en impact van besmettingen. 37
Ik kan met voorbeelden illustreren dat preventieve maatregelen de schade aan embryo en foetus opgelopen door omgevingsfactoren, kunnen vermijden of beperken.
Ik ken de verklaring van het letterwoord soa.
Ik weet dat een condoom het enige voorbehoedsmiddel is dat zowel tegen soa als tegen een zwangerschap beschermt.
Ik ken de meest voorkomende soa’s en kan ze bespreken.
37-38
39
39
40-42
TEST JEZEL f
1 Noteer het overeenkomstige vrouwelijke orgaan bij de organen van het mannelijke voortplantingsstelsel.
mannelijk orgaan vrouwelijk orgaan
zwellichaam in de penis eikel voorhuid balzak
2 Op welke manier is de zaadcel aangepast om goed te bewegen en om de eicel te bevruchten?
3 Teken een zaadcel en een eicel. Benoem vervolgens de onderdelen.
4 Een vrouw heeft een regelmatige cyclus van 33 dagen. Haar laatste menstruatie begon op 18 november. Rond welke datum zal de eisprong normaal plaatsvinden?
5 Farah is 16 jaar en menstrueert nog maar enkele maanden. De cyclus is nog erg onregelmatig. Ze noteert haar menstruatie regelmatig in haar smartphone in een speciale kalenderapp om te kijken hoe de cyclus zich ontwikkelt. Als ze die beter leert kennen, kan ze beter inschatten wanneer ze haar volgende menstruatie kan verwachten.
a Lees in de beschrijving wanneer Farah menstrueerde in de afgelopen maanden en hoelang die duurde.
– Ze menstrueerde op 1 mei gedurende 5 dagen.
– De volgende menstruatie begon op 10 juni en duurde ook 5 dagen.
– Ze kreeg haar volgende menstruatie op 12 juli, ook toen duurde die 5 dagen.
– In augustus ging Farah met haar ouders op vakantie. Haar menstruatie liet langer op zich wachten. De menstruatie kwam pas op 24 augustus, dit keer voor 7 dagen.
– De volgende menstruatie begon op 21 september en duurde 5 dagen.
– Ook op 23 oktober kreeg Farah haar menstruatie. Dit duurde ook 5 dagen.
b Kleur de duur van de menstruatie op de kalender door de juiste blokjes te kleuren.
maand dag
123456789101112131415161718 19 202122232425262728293031
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november december
c Duid de eisprong aan in de maanden mei, juni, juli en augustus met een blauwe ster. Wat valt je op?
d Wanneer kan Farah haar volgende menstruatie ongeveer verwachten, uitgaande van een gemiddelde cyclusduur van 30 dagen?
6 Zijn de volgende uitspraken over de voortplantingshormonen juist of fout. Verbeter indien fout.
– Oestrogeen is het hormoon dat ervoor zorgt dat de baarmoeder zich klaarmaakt voor de innesteling.
– Testosteron wordt door de hypofyse gemaakt.
– De hypofyse maakt naast hormonen die met voortplanting te maken hebben, ook andere hormonen aan.
– Het follikelstimulerend hormoon zorgt ervoor dat de follikel omgezet wordt in het geel lichaam.
7 Dit schema stelt een menstruatie voor, gevolgd door een bevruchting. Plaats de letters op de juiste plaats in het schema. Kies uit:
A embryo in de baarmoeder
B menstruatie
C embryo in de eileider
D eicel rijpt
E ovulatie
a Op welke dagen kan de bevruchting gebeurd zijn?
b Op welke dagen kan geslachtsgemeenschap tot bevruchting geleid hebben?
8 Noteer de naam in de invulvakjes. Is de afbeelding van een embryo of van een foetus? Waarom?
9 Rangschik de gebeur tenissen chronologisch.
gebeurtenis
De vliezen scheuren, het water breekt.
De vrouw krijgt naweeën.
De baby ademt voor het eerst met zijn longen.
Persweeën
Het hoofdje komt naar buiten.
De eerste weeën beginnen.
De navelstreng wordt doorgeknipt.
De baby daalt in.
De voetjes van de baby komen naar buiten.
De nageboorte komt naar buiten.
In de borstklieren wordt melk geproduceerd.
chronologische volgorde
Tot welke fase van de geboorte behoren de blauw omcirkelde gebeurtenissen?
10 De afbeelding hiernaast toont de barrièremethode.
a Wat wordt hiermee bedoeld?
b Welke voorbehoedsmiddelen behoren daartoe?
barrièremethode
soort voorbehoedsmiddelhormonaal / niet-hormonaal doel
voorbeeld
11 Rangschik de externe factoren die een invloed op de zwangerschap kunnen uitoefenen in de juiste kolom. Je mag extra informatie opzoeken. – wekelijks eten van fastfood – drinken van alcohol – toxoplasmose – syfilis – loodvergiftiging
gezondheidsgedrag factoren uit het leefmilieuimpact van besmettingen
horizontaal
2 ander woord voor ejaculatie
3 dit buisje vervoert de zaadcellen naar de urinebuis
5 een ander woord voor voorbehoedsmiddel is …middel
6 wordt beschermd door de voorhuid
9 maandelijkse bloeding bij vrouwen
13 heel gevoelige mannelijke organen in de balzak; zaadcellen en mannelijke hormonen worden hier geproduceerd
14 het enige voorbehoedsmiddel dat beschermt tegen zwangerschap en hiv
16 een zaadcel bestaat uit een kop, een hals en een ...
verticaal
1 vrouwelijke verbinding tussen de buiten- en de binnenkant van het voortplantingsstelsel
2 de penis richt zich op doordat deze orgaantjes zich opvullen met bloed
4 kan bevrucht worden door een zaadcel
7 ander woord voor ovulatie
8 levensfase waarin een kind een (jong)volwassene wordt
10 zo noem je de bevruchte eicel vanaf de bevruchting tot de 8e week van de zwangerschap
11 gevoelig orgaantje bij de vrouw dat zorgt voor genot
12 de foetus is via de navelstreng in de baarmoeder verbonden met de moederkoek of …
15 een spontane zaadlozing van een man tijdens de slaap noem je een … droom
©VANIN
Verder oefenen? Ga naar .
NOTITIES ©VANIN
Thema 2 Chemische informatie
1 VOEDINGSSTOFFEN
2 OPLOSMIDDELEN
3 ZUREN
4 DOSIS EN CONCENTRATIE
1 VOEDINGSSTOFFEN
1.1 WAAR LEES JE INFORMATIE OVER DE STOFFEN DIE IN JE VOEDING ZITTEN?
1 In de media wordt regelmatig bericht over het gebruik van chemische stoffen in voeding. Een voorbeeld van dergelijke informatie vind je terug op iDiddit.
a Bekijk de bronnen en vul vervolgens de tabel in.
a1 Over welk voedingsmiddel gaat het?
a2 Over welke chemische stof gaat het?
a3 Hoe wordt de stof vermeld op het voedingsetiket?
b Zoek extra informatie over de chemische stof (figuur 1.1) en vul de volgende tabel in.
Molecuulmodel:
Chemische formule?
1.1
Gevarensymbolen:
Betekenis?
GHS09
GHS06
GHS08
GHS06
GHS08
GHS05
1.2
In welke aggregatietoestand komt de stof voor bij kamertemperatuur?
Hoe kun je de stof herkennen?
In welke andere toepassingen wordt de stof gebruikt?
GHS05
c Ga zelf op zoek naar een recent artikel dat duidelijk maakt dat er in onze voeding chemische stoffen voorkomen die je beter vermijdt. Voeg je artikel hier toe met de bronvermelding.
2 Voedingsetiketten zijn van groot belang om de gezondheid van de bevolking te beschermen. Ze maken duidelijk welke stoffen er in een voedingsmiddel aanwezig zijn. Etiketten zijn in Europa aan strikte regels onderworpen.
a Dat al deze informatie (of het ontbreken ervan) echt noodzakelijk is, bewijs je met de volgende opdrachten uit de actualiteit. Leg het probleem bij de volgende voorbeelden uit.
a1 Op het etiket van chocopasta van de Nederlandse supermarktketen Jumbo staat niet duidelijk vermeld dat er sporen van hazelnoten in de choco aanwezig kunnen zijn.
a2 In 2022 was er rond de paasperiode heel wat te doen over kinderchocolade van Ferrero. Aan de hand van het etiket wist men welke producten men uit de winkels moest wegnemen om meer besmettingen te voorkomen. Leg uit.
b Ga via de link op iDiddit op zoek naar de tien items die op een etiket vermeld worden. Vul de tabel in.
begrip op het etiket
omschrijving van het begrip
1 Over welk voedingsmiddel gaat het?
2
3
4 voedingswaarde of
Wat zit er in het voedingsmiddel?
14 stoffen die intoleranties of allergische reacties kunnen veroorzaken
tabel met informatie over de energie die het voedingsmiddel levert
5 massa zonder verpakking of ‘uitgelekte’ massa
6 ‘ten minste houdbaar tot’ of ‘te gebruiken tot’
7bewaarvoorschriften
8
9 (fabrikant)
10
Moet je het voedingsmiddel verhitten, koken, smelten …?
Wie heeft het voedingsmiddel gemaakt?
Van waar is het voedingsmiddel afkomstig?
c Voeg een volledig etiket toe (of voor de digitale versie aan de hand van een foto) en duid alle verplichte zaken aan. Benoem ze ook telkens.
d Een veelvoorkomende fout in het lezen van etiketten is het verschil tussen ‘tht’ en ‘tgt’. Leg het verschil uit aan de hand van de video. afkorting afkorting voluit Wat betekent het? tht
Interessant om weten
Op het etiket van voedingsmiddelen staan vaak eenvoudige visuele voorstellingen van codes waarbij een letter (van A tot en met E) gecombineerd wordt met een kleur (van donkergroen tot rood).
Een eerste voorbeeld is de nutriscore. Die geeft aan welke voedingsmiddelen binnen een bepaalde productgroep gezonder zijn dan andere. Het is van belang dat je binnen dezelfde productgroep vergelijkingen gaat maken. De nutriscore kan de voedingsdriehoek niet vervangen. Ze moet als een aanvulling worden gezien.
Naast de nutriscore wordt ook de ecoscore vermeld. De ecoscore geeft informatie voor een meer duurzame levensstijl. Ze geeft weer welke voedingsmiddelen een milieuvriendelijke optie zijn.
©VANIN
3 De informatie op het etiket vertelt niet alleen over de eigenschappen van het voedingsmiddel, maar toont ook welke voedingsstoffen het menselijk lichaam nodig heeft.
Elk levend wezen of organisme neemt specifieke voedingsstoffen op door het consumeren van voedingsmiddelen. Er is een onbeperkt aantal voedingsmiddelen, maar ze zijn opgebouwd uit een beperkt aantal voedingsstoffen.
De voedingsstoffen zijn levensnoodzakelijk. In het menselijk lichaam worden die grote en samengestelde moleculen (je spreekt van macromoleculen) tijdens het spijsverteringsproces omgezet in kleinere moleculen. Daaruit kunnen dan nieuwe stoffen aangemaakt worden die gebruikt worden voor de opbouw van cellen. Die stoffen kunnen worden opgenomen in het bloed en getransporteerd naar de plaatsen in het lichaam waar ze nodig zijn.
Voedingsstoffen worden opgedeeld in drie grote groepen: bouwstoffen, brandstoffen en beschermende stoffen. Het is belangrijk dat er voldoende variatie in de voeding is om zoveel mogelijk voedingsstoffen binnen te krijgen.
a In de eerste graad maakte je al kennis met voedingsstoffen. Fris je kennis over de verschillende groepen voedingsstoffen op door de tabel in te vullen.
naam van de groep welke voedingsstoffen?functie in het lichaam
(= )
naam van de groep welke voedingsstoffen?functie in het lichaam
(= of ) (= )
b Op de verpakking van een voedingsmiddel staan vaak synoniemen voor de voedingsstoffen uit opdracht a. Voeg ze toe in de tabel tussen de haakjes.
c Zoek voor de onderstaande voedingsmiddelen op of de voedingsstoffen wel of niet voorkomen. Zet een ‘+’ voor aanwezig, een ‘–’ voor afwezig. Gebruik indien nodig de Nubel-voedingsmiddelentabel.
voedingsmiddelsuikersvetteneiwittenmineralenvitaminen brood (bruin) chateaubriand dadels (vers) verse zalm granaatappel spirelli (ongekookt) kaas 45+ mandarijn
Interessant om weten
Vitaminen zijn essentieel voor een goed verloop van ons metabolisme. De mens heeft het vermogen verloren om zelf vitaminen aan te maken en moet die dus opnemen via de voeding.
Bij gebrek aan een bepaalde vitamine (hypovitaminose) kunnen ziekten ontstaan die te verhelpen zijn door het tijdig toedienen van de ontbrekende vitamine.
Dat mag echter niet roekeloos gebeuren, want overdosering leidt tot hypervitaminose (te veel van een bepaalde vitamine), waardoor vergiftigingsverschijnselen kunnen optreden.
In voedingstabellen wordt daarom vaak onderscheid gemaakt tussen de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH in mg) en de maximaal veilige dosis per dag (in mg).
4 Een van de belangrijkste functies van de voeding is het leveren van energie voor het lichaam.
De hoeveelheid energie die 100 g of 100 ml van een voedingsmiddel levert, noem je de energetische waarde van het voedingsmiddel. Deze energie wordt uitgedrukt in joule (J) of calorie (cal). De waarden worden op het etiket opgelijst in een tabel en stellen je in staat om te berekenen hoeveel energie je opneemt wanneer je dit product eet. Vaak wordt door de fabrikant de energie per portie genoteerd in deze tabel. De energetische waarde is een belangrijke factor om rekening mee te houden wanneer je een bepaald dieet volgt.
Wereldwijd lijden meer dan 1 miljard mensen (± 18%) aan overgewicht of obesitas. Vrouwen zijn sneller vatbaar voor overgewicht dan mannen. Dat komt deels omdat het dagelijkse energieverbruik bij mannen groter is dan bij vrouwen.
a Welke factoren spelen een rol bij het bepalen van de dagelijkse energiebehoefte? Inspireer je onder andere op de tabel.
b Bekijk het etiket van een reep chocolade.
b1 Welke voedingsstoffen zijn in grote hoeveelheid aanwezig per 100 g chocolade?
b2 Welke voedingsstoffen komen in mindere mate voor?
b3 Hoe verklaar je dat het geen zin heeft om te overleven op enkel chocolade?
©VANIN
c Je kunt de energetische waarde van bijvoorbeeld pindanoten ook achterhalen met behulp van een onderzoek waarbij je pindanoten gaat verbranden.
ONDERZOEK 1 – DEMOPROEF
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je aantonen dat er energie zit in een pindanoot?
2 h YPOT h ESE
3 BENODIGD h EDEN
bekerglas 100 ml water (gedemineraliseerd) drie ongezouten, gepelde pindanoten (± 1,5 g) drie prepareernaalden driepikkel met draadnet theelichtje lucifers roerstaaf thermometer
4 WERK WIJZE
1 Giet 50 ml water in het bekerglas.
2 Plaats het bekerglas op het draadnet, roer even en bepaal de begintemperatuur van het water.
3 Draai voorzichtig een eerste pindanoot op een prepareernaald. Opgelet: de pinda mag niet breken. Herhaal dit voor de twee overige pindanoten.
4 Steek het theelichtje aan en hou een eerste pinda in de vlam tot hij brandt.
5 Hou de brandende pinda onder het bekerglas tot hij uitgebrand is.
6 Steek meteen een tweede pindanoot in brand en hou die ook onder het bekerglas.
7 Herhaal stap 6 voor de resterende pindanoot.
8 Roer even in het verwarmde water en bepaal de eindtemperatuur van het water.
5 WAARNEMING
begintemperatuur (θbegin)
eindtemperatuur (θeind)
temperatuurverschil (Δθ = θeind – θbegin)
6 BESLUIT
7 REFLECTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Waarom werk je met drie noten in plaats van met één noot?
c Hoe verklaar je dat je de noot laat ontbranden met de vlam van een theelichtje en niet met de vlam van de lucifer?
d De energie die vrijkomt tijdens de verbranding kun je berekenen met een formule.
E = m.c.ΔT
– m = 50 g = 0,050 kg
– c = 4,2 J/kg.°C
– ΔT = Δθ = resultaat uit het onderzoek Bereken de energie die vrijkomt.
©VANIN
Tip
Om de temperatuur van 1 ml water met 1 °C te laten stijgen, moet je 4,2 J energie toevoegen.
e Stel dat je 100 g pinda’s eet. Hoeveel bedraagt de hoeveelheid energie dan? Vergelijk dit met de energetische waarde die je op het internet kunt terugvinden.
f Hoe komt het dat de waarde die je bepaald hebt bij het onderzoek kleiner is dan de gevonden waarde op het internet?
g Hoe verklaar je nu dat een boterham met pindakaas een energierijke maaltijd is?
Interessant om weten
Onder de noten vallen pindanoten op omdat ze bestaan uit twee gemakkelijk te scheiden helften. Dat komt omdat pindanoten geen noten zijn, maar zaden. Die zitten per twee of drie in een peulvrucht.
De pindaplant is heel bijzonder omdat de steel waaraan de peul groeit langer wordt en de jonge vrucht onder de grond duwt. Daarmee is de andere naam aardnoot verklaard.
De twee ‘helften’ van een pindanoot zijn dus de zaadlobben die we ook kennen van bonen.
Pindanoten worden met nog andere namen aangeduid: grondnoot, olienoot, apennoot of arachidenoot. De laatste verwijst naar de wetenschappelijke naam van de pindaplant (Arachis hypogea) en naar het feit dat arachideolie uit pinda’s gehaald wordt.
5 Vaak worden er nog andere zaken toegevoegd aan voeding. Bekijk de video over voedingsadditieven die je terugvindt op en geef daarna antwoord op de volgende vragen.
a Hoe worden voedingsadditieven op een etiket genoteerd?
b Wat betekent de letter E?
c Juist of fout? Verklaar je antwoord:
c1 Voedingsadditieven zijn kunstmatige of synthetische stoffen.
c2 Van voedingsadditieven word je ziek.
d Bestudeer de onderstaande voedingsmiddelen. Ga online op zoek naar de betekenis van de verschillende additieven en noteer ze.
–
E453 + E466 –
E230 –E320 –
E502 + E527 –
E320 + E338 –
E102 + E111 + E124 + E132 + E133 + E143 –
E300 –
Voedingsadditieven zijn stoffen die aan de voeding worden toegevoegd tijdens de productie ervan. Ze hebben geen voedingswaarde, maar ze worden toegevoegd om bepaalde eigenschappen van het voedsel te verbeteren of te wijzigen, zoals: – de houdbaarheid; – de structuur; – de kleur; – de smaak.
Sommige mensen staan weigerachtig tegenover al die ‘chemicaliën’ in onze voeding. Toch is er geen reden tot paniek, want de reglementering rond chemische additieven is streng. Ze steunt op het principe van de positieve lijsten. Dat wil zeggen dat fabrikanten alleen toevoegsels mogen gebruiken die uitdrukkelijk door het FOD Volksgezondheid toegelaten zijn. Anders gezegd: alles is strikt verboden wat niet uitdrukkelijk opgenomen werd in de lijst van toegelaten additieven.
De voedingsadditieven worden onderverdeeld in verschillende groepen. Hieronder volgt een beperkte lijst:
1 Kleurstoffen
De E-nummering begint vanaf 100. Ze dienen om de levensmiddelen aantrekkelijker te maken.
2 Bewaarmiddelen
Conserveringsmiddelen hebben een E-nummering vanaf 200. Deze stoffen remmen het bederf door bacteriën en schimmels sterk af.
3 Antioxidantia
De antioxidantia vormen een derde groep van additieven, waarvan de nummering vanaf 300 begint. Antioxidantia beschermen het voedsel tegen aantasting door zuurstof uit de lucht.
4 Emulgatoren, geleermiddelen, verdikkingsmiddelen en stabilisatoren
De nummering begint vanaf 400.
Emulgatoren maken het mogelijk om bijvoorbeeld olie en water te mengen tot één geheel (emulsie).
Geleermiddelen en verdikkingsmiddelen geven een betere consistentie (= stevigheid) aan het voedingsmiddel.
Stabilisatoren bewaren de toestand waarin een product verkeert.
De kennis van E-nummers is van groot belang op het vlak van religie, allergie of voedingspatroon. Zo verklapt een E-nummer ook de oorsprong van het product (dierlijk of plantaardig, halal of haram).
Wat er allemaal op een etiket van een voedingsmiddel moet staan, is onderhevig aan wetgeving en regels, die strikt opgevolgd moeten worden om de gezondheid van de bevolking te waarborgen.
Ieder voedingsmiddel is opgebouwd uit voedingsstoffen
De voedingsstoffen kunnen onderverdeeld worden in drie grote groepen: bouwstoffen, brandstoffen en beschermende stoffen.
Voedingsstoffen zijn macromoleculen die via een chemische reactie tijdens de spijsvertering omgezet worden tot kleinere moleculen die opgenomen kunnen worden in het bloed.
De energetische waarde of voedingswaarde is heel belangrijke informatie op het etiket en geeft weer hoeveel energie (in joule of calorie) 100 g of 100 ml van een voedingsmiddel oplevert. Er zijn voedingsmiddelen die energierijk of energiearm zijn.
De energiebehoefte van de mens is afhankelijk van de leeftijd, het geslacht, de lichaamslengte en de mate van dagelijkse inspanning.
Voedingsadditieven zijn stoffen die aan de voeding worden toegevoegd tijdens de productie ervan. Ze hebben geen voedingswaarde, maar ze worden toegevoegd om bepaalde eigenschappen van het voedsel te verbeteren of te wijzigen.
Ze worden aangeduid met een E-nummer dat verwijst naar de categorie:
– kleurstof
conserveer- of bewaarmiddel – antioxidant
emulgator, geleermiddel, verdikkingsmiddel, stabilisator
©VANIN
Test jezelf: oefeningen 1 en 2
WAAR LEES JE INFORMATIE OVER DE STOFFEN DIE IN JE VOEDING ZITTEN?
De informatie over het voedingsmiddel en de voedingsstoffen is terug te vinden op het voedingsetiket.
KUN JE
1 Als je een vet voedingsmiddel op een wit blad papier legt, dan blijft er na het drogen een doorzichtige vlek achter op het papier.
Met dit eenvoudige middeltje kun je vetten opsporen in voedingsmiddelen.
Geef hiervan een paar voorbeelden uit je dagelijks leven.
2 Andere voedingsstoffen die aanwezig zijn in een voedingsmiddel kun je opsporen met behulp van enkele eenvoudige verklikkerstoffen.
Indicatoren (verklikkers) zijn stoffen waarmee je op basis van een kleuromslag in staat bent om een bepaalde stof te herkennen.
De meest gebruikte indicatoren om voedingsstoffen op te sporen vind je in de tabel hieronder.
voedingsstof indicator werkwijze waarneming water droog custardpoederdruk het voedingsmiddel tegen het poeder in aanwezigheid van water wordt het poeder donkerder van kleur
eiwittenalbustix
glucose (suiker)diastix
zetmeel lugol
druk het teststrookje een vijftal seconden tegen het vochtige voedingsmiddel
druk het teststrookje een vijftal seconden tegen het vochtige voedingsmiddel
druppel een beetje lugoloplossing op het voedingsmiddel
kleuromslag van geel naar groen
kleuromslag van lichtgroen naar bruin
voedingsmiddel kleurt paars/zwart
a Hoe verklaar je dat je de proef met lugol altijd als laatste test zult uitvoeren?
b Onderzoek zelf een vijftal voedingsmiddelen. Maak hierover een proefverslag. Je vindt een blanco exemplaar op iDiddit.
c Vergelijk jouw resultaten met die van een tweetal klasgenoten. Wat valt je op?
Vetten in voedingsmiddelen kun je opsporen met een wit blad papier.
Voedingsstoffen kunnen met behulp van indicatoren aangetoond worden.
De meest gebruikte indicatoren zijn: – custardpoeder voor water; – albustix voor eiwitten; – diastix voor suiker; – lugol voor zetmeel.
Niet alle voedingsstoffen kunnen in elk voedingsmiddel opgespoord worden.
h OE KUN JE VOEDINGSSTOFFEN IDENTIFICEREN ALS ER GEEN ETIKET IS?
Door testreacties of verklikkerreacties uit te voeren met behulp van indicatoren.
1.3 h OE VERSC h ILLEN VOEDINGSSTOFFEN C h EMISC h GEZIEN VAN ELKAAR?
Eiwitten, suikers en vetten hebben niet alleen verschillende functies en eigenschappen. Ook hun structuur verschilt stevig van elkaar. Dit wordt duidelijk na het beantwoorden van de vragen aan de hand van de ontdekplaat.
1 Eiwitten of proteïnen
©VANIN
a De bouwstenen van een eiwit noem je de aminozuur peptide eiwit
1.16
1.17
b Er zijn 20 verschillende
. Daarvan kunnen er in het lichaam aangemaakt worden. De andere 8 (de essentiële) kan het lichaam niet zelf aanmaken. Hoe komen die in het lichaam?
c Eiwitten komen nooit voor als lange, gestrekte draden. Ze zijn altijd opgedraaid en hebben een complexe structuur. Ook is opgebouwd uit eiwitten en de bijhorende aminozuren.
d Vertering gebeurt onder invloed van , zodat
e Voorbeelden van bekende eiwitten:
(nodig voor het in stand houden van de bloedsuikerspiegel)
(zorgt voor het transport van zuurstofgas en koolstofdioxide in het bloed)
f Organen betrokken bij de vertering van de eiwitten: mond slokdarm maag lever dunne darm
g Duid ze aan op de figuur hiernaast.
©VANIN
Fig. 1.18 Spijsverteringsstelsel
h Enkele voorbeelden van gezondheidsrisico’s verbonden aan een tekort of een teveel aan eiwitten:
2 Suikers, koolhydraten of sachariden
Suikers of koolhydraten komen veelvuldig voor in levende wezens, bijvoorbeeld onder de vorm van glucose, bietsuiker, zetmeel …
a De suikers die je het meest terugvindt in de voeding worden ook sachariden genoemd. Schematisch worden ze voorgesteld door of monosacharide disacharide polysacharide Fig. 1.19
Naargelang het aantal bouwstenen worden de sachariden verder ingedeeld.
1 bouwsteen
Veelvoorkomende vormen:
Glucose
ook genoemd, wordt aangemaakt bij de
Molecuulformule:
Vereenvoudigde structuurformule:
2 bouwstenen meer dan 2 bouwstenen
Maltose
ook genoemd
Molecuulformule: C 12 H 22 O 11
Vereenvoudigde structuurformule:
Fructose
ook genoemd
Molecuulformule:
Vereenvoudigde structuurformule:
Lactose
ook genoemd
Molecuulformule:
Vereenvoudigde structuurformule:
een macromolecule, opgebouwd uit een lange keten van glucoseeenheden
zorgt voor de stevigheid van de celwand van plantaardige cellen
sterk vertakte macromolecule opgebouwd uit glucoseeenheden, die in de spieren en de lever wordt opgeslagen als reservestof voor het lichaam bij mens en dier (regelen van de suikerspiegel)
Ze hebben allemaal dezelfde molecuulformule: (C6H10O5)n
Vereenvoudigde structuurformule:
Sacharose
ook genoemd Molecuulformule:
Vereenvoudigde structuurformule:
b Organen betrokken bij de vertering van suikers: mond slokdarm maag lever dunne darm
c Duid ze ook aan op de figuur hiernaast.
©VANIN
d Enkele voorbeelden van gezondheidsrisico’s verbonden aan een tekort of een teveel aan suikers:
3 Vetten en oliën
vetzuur- en glycerolmolecules vetmoleculen
Fig. 1.21
a Bepaalde vetten ontstaan bij de reactie tussen glycerol en vetzuren. Bij de reactie ontstaat ook water.
Sterk vereenvoudigd kun je dat voorstellen als:
glycerol
H 2 O vetzuren vetten water
Bij de vertering van die vetten ontstaan opnieuw glycerol en vetzuren, die doorheen een celmembraan kunnen dringen.
Teken de vereenvoudigde voorstelling van die reactie.
b Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘goede’ en ‘slechte’ vetten. Verklaar deze termen aan de hand van de vergelijkende tabel.
‘goede’ vetten ‘slechte’ vetten
andere naam vetten vetten oorsprong meestal plantaardig meestal dierlijk meestal plantaardig meestal dierlijk
eigenschap na koelen
blijven zacht en smeerbaar in de koelkast worden hard en moeilijk smeerbaar in de koelkast
blijven zacht en smeerbaar in de koelkast worden hard en moeilijk smeerbaar in de koelkast noodzakelijk voor het lichaam noodzakelijk niet noodzakelijk noodzakelijk niet noodzakelijk noodzakelijk in de voeding noodzakelijk niet noodzakelijk noodzakelijk niet noodzakelijk voorbeelden
c Organen, betrokken bij de afbraak van vetten: mond slokdarm maag lever dunne darm
d Duid ze ook aan op de figuur hiernaast.
e Enkele voorbeelden van gezondheidsrisico’s verbonden aan een tekort of een teveel aan vetten:
Interessant om weten
Steeds meer mensen kunnen moeilijk melk verteren. Het kan dan gaan om lactose-intolerantie, dat gepaard gaat met zware buikkrampen, overgeven en diarree.
Lactose kan niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Het moet eerst gesplitst worden onder invloed van het enzym lactase. Het grootste deel van de Aziatische bevolking en heel veel mensen van Afrikaanse origine hebben dit enzym niet. Ze kunnen melksuiker dus niet verteren.
Gelukkig bestaan er ondertussen heel wat ‘melksoorten’ die lactosevrij zijn.
Aandeel van lactose-intolerantie op de totale bevolking
1.25 Geografische verspreiding van lactose-intolerantie
Voedingsstoffen zoals eiwitten, vetten en suikers verschillen chemisch van elkaar.
De bouwstenen zijn verschillend: – Bij de eiwitten zijn het aminozuren – Suikers zijn opgebouwd uit zes- of vijfhoekige monosachariden – Vetten ontstaan bij de reactie van glycerol en vetzuren
Ook de structuurformule verschilt sterk.
Test jezelf: oefeningen 3 en 4
Voedingsstoffen verschillen chemisch van elkaar omdat ze een totaal verschillende opbouw hebben.
2 OPLOSMIDDELEN
2.1 ZIJN ALLE STOFFEN OPLOSBAAR IN WATER?
1 Om na te gaan of elke stof oplosbaar is in water, voer je een onderzoek uit.
ONDERZOEK 2
1 ONDERZOEKSVRAAG
Welke stoffen lossen op in water?
2 h YPOT h ESE
keukenzout white spirit suiker
aceton olie kaliumjodide
3 BENODIGD h EDEN
zes bekers 100 ml maatcilinder 100 ml gedemineraliseerd water roerstaaf spatel drie druppelpipetten
4 WERK WIJZE
een spatelpunt keukenzout (NaCl) een spatelpunt suiker een spatelpunt kaliumjodide een paar druppels white spirit een paar druppels aceton een paar druppels olie
1 Vul zes bekers met 50 ml gedemineraliseerd water.
2 Voeg aan de eerste beker een spatelpunt keukenzout toe en roer goed met de roerstaaf.
3 Bekijk of het keukenzout oplost in water en noteer in de tabel.
4 Herhaal stappen 1 tot 3 voor suiker en kaliumjodide.
5 Voeg in de vierde beker enkele druppels white spirit toe.
6 Bekijk of white spirit oplost in water en noteer in de tabel.
7 Herhaal stappen 5 en 6 voor aceton en olie.
5 WAARNEMING
opgeloste stof oplosbaar niet oplosbaar
keukenzout
white spirit suiker
aceton olie kaliumjodide
6 BESLUIT
7 REFLECTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
2 Kunnen stoffen die niet oplosbaar zijn in water in een ander oplosmiddel wel oplossen?
ONDERZOEK 3 – DEMOPROEF
1 ONDERZOEKSVRAAG
Welke stoffen lossen op in pentaan?
2 h YPOT h ESE keukenzout white spirit di-jood azijnzuur di-ethylether
3 BENODIGD h EDEN
twee bekerglazen 100 ml maatcilinder 100 ml gedemineraliseerd water hexaan roerstaaf spatel
4 WERK WIJZE
drie druppelpipetten een spatelpunt keukenzout enkele druppels white spirit een spatelpunt di-jood een paar druppels azijnzuur (tafelazijn) een paar druppels di-ethylether
1 Neem twee bekerglazen. In de eerste beker giet je 20 ml gedemineraliseerd water, in de tweede beker giet je 20 ml pentaan.
2 Breng een spatelpunt keukenzout in elke beker en roer goed met de roerstaaf.
3 Bekijk of keukenzout oplost in water of in pentaan en noteer in de tabel.
4 Spoel en droog de bekers goed uit.
5 Herhaal stappen 1 tot en met 4 met de overige producten uit de lijst.
5 WAARNEMING
20 ml water
goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
6 BESLUIT
opgeloste stof 20 ml pentaan
keukenzout goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
white spirit goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
di-jood goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
azijnzuur goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
di-ethylether goed oplosbaar niet of weinig oplosbaar
7 REFLECTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen polaire en apolaire oplosmiddelen
Water is een voorbeeld van een polair oplosmiddel en pentaan van een apolair oplosmiddel.
Het onderscheid tussen de twee kun je ook vinden met een eenvoudig middeltje. Je vult een buret met gedemineraliseerd water en laat een fijn waterstraaltje uit de buret lopen. Je wrijft daarna een pvc-staaf met een wollen doek en je brengt hem in de buurt van de waterstraal. De waterstraal wordt aangetrokken door de pvcstaaf.
Als je hetzelfde doet met pentaan, zul je merken dat de pentaanstraal niet aangetrokken wordt.
De oplosbaarheid van een stof hangt niet alleen af van de aard van het oplosmiddel, maar ook van de aard van de stof.
– In polaire oplosmiddelen lossen polaire stoffen zoals NaCl en azijnzuur goed op.
– In apolaire oplosmiddelen lossen apolaire stoffen zoals di-jood en di-ethylether goed op.
Interessant om weten
Stoffen die goed in water oplossen, worden niet alleen polaire stoffen, maar ook hydrofiele stoffen genoemd. Hydrofiel betekent letterlijk ‘waterlievend’, de stof houdt dus van water. Stoffen die niet goed in water oplossen noem je apolaire stoffen of hydrofobe stoffen. Dat betekent letterlijk ‘bang van water’. De meeste gekende voorbeelden van hydrofobe stoffen zijn oliën en vetten. Deze kun je bijna niet oplossen in water.
Ook een ondergrond kan hydrofoob (waterafstotend) of hydrofiel (waterabsorberend) zijn. Je ziet dat in het dagelijks leven bijvoorbeeld vermeld staan op verpakkingen van luiers of tetradoeken.
De oplosbaarheid van een stof hangt af van de aard van de stof en van de aard van het oplosmiddel.
In polaire oplosmiddelen (bijvoorbeeld water) lossen polaire stoffen zoals NaCl en azijnzuur goed op.
In apolaire oplosmiddelen (bijvoorbeeld pentaan) lossen apolaire stoffen zoals di-jood en di-ethylether goed op.
Test jezelf: oefening 5
©VANIN
ZIJN ALLE STOFFEN OPLOSBAAR IN WATER?
Neen. Niet alle stoffen zijn oplosbaar in water, maar soms wel in andere stoffen. De oplosbaarheid hangt immers af van de stof en van het oplosmiddel.
2.2 KUN JE ELK TYPE VERF GEBRUIKEN OM MUREN TE SC h ILDEREN?
1 Als je op een dag de muren van je slaapkamer een nieuw kleurtje wilt geven, dan is niet alleen de kleur van belang. Je moet ook rekening houden met het type verf, de materialen die je nodig hebt en de veiligheidsvoorschriften die op de verpakking van de verf vermeld zijn.
a Op een verfblik (en andere chemische stoffen) staan veiligheidspictogrammen. Ze maken deel uit van de chemische informatie. Koppel het pictogram aan de passende verklaring.
pictogramcombinatie verklaring 1 A ontplofbaar 2 B oxiderend/brandbevorderend
C ontvlambaar
4 D giftig/toxisch
5 E bijtend/corrosief
6 F schadelijk/ irriterend
7 G gassen onder druk
8 H lange termijn gezondheidsschade
9 I gevaarlijk voor aquatisch milieu
b Zijn er woorden bij de verklaring die je niet begrijpt? Noteer ze hieronder met hun omschrijving.
c Op het etiket van een verfblik staat het type verf vermeld. Zo kan de verf gemaakt zijn op basis van acryl of alkyd. Zoek het verschil op en vul de onderstaande tabel in.
acrylverf alkydverf
waarin is de verf opgelost? waar gebruiken? binnen buiten binnen buiten
droogtijd?
geur? weinig geurhinder sterke geurhinder weinig geurhinder sterke geurhinder
andere benamingen
jachtlak of schakelverf acrylaatverf
gezondheidsrisico voor gezondheid en milieu voor gezondheid en milieu
Verf is vloeibaar en kan gemakkelijk aangebracht worden op een oppervlak. Dat kan omdat de vaste bestanddelen opgelost worden in een oplosmiddel of solvent. Zodra de verf aangebracht is, verdampt het oplosmiddel en laat het een verffilm achter.
Het oplosmiddel in verven kan water (acrylverf) zijn of een niet-waterig solvent (alkydverf).
In alkydverven worden meestal oplosmiddelen gebruikt die geproduceerd worden uit aardolieproducten. Het gebruik van die oplosmiddelen, bijvoorbeeld white spirit, is niet zonder gevaar omdat ze belastend zijn voor het milieu en schadelijk voor de gezondheid.
Tegenwoordig gebruikt men stelselmatig meer watergedragen synthetische verven. Hierin wordt water gebruikt als oplosmiddel. Die verven zijn heel wat beter voor het milieu en voor de gezondheid.
Helemaal onschuldig zijn ze evenwel niet. Ze bevatten immers schimmelwerende middelen en emulgatoren die de kwaliteit van het grondwater aantasten. Daardoor zijn ze schadelijk voor waterorganismen en voor de mens.
Een beter alternatief is het gebruik van solvent gedragen natuurverven. De oplosmiddelen die hiervoor gebruikt worden zijn plantaardig van oorsprong. Heel dikwijls worden citrusolie en terpentijn gebruikt.
2 Wanneer je klaar bent met verven moet je nog de verfresten wegwerken of je penselen en verfborstels reinigen. Dat alles zonder het milieu of de leefomgeving in gevaar te brengen.
a Hoe reinig je het materiaal?
a1 Verf op waterbasis
a2 Verf op basis van oplosmiddel
b Zijn de volgende uitspraken over veiligheid, gezondheid en leefmilieu correct? Beoordeel ze en vink de correcte uitspraken aan.
Oplosmiddelen mag je in de af voer gieten.
Uitgedroogde verfblikken mag je in de pmd-zak stoppen.
Verfblikken en verfresten breng je naar het containerpark.
Oplosmiddel kun je hergebruiken wanneer je het volgende trucje toepast: je plaatst na het reinigen van je borstels een deksel op de pot en je laat dat 24 uur staan. De verf is zwaarder en zakt naar de bodem, het oplosmiddel kun je dan afgieten.
Verf hou je buiten het bereik van kleine kinderen, dit is een P-zin (P102).
Aan verf kun je niet allergisch zijn.
Wanneer je schildert met acrylverf, mag je de penselen uitspoelen onder de kraan (met stromend water).
c Vergelijk aan de hand van de volgende tabel de oplosmiddelen terpentine, wasbenzine en thinner die je als (toekomstige) schilder zeker tegenkomt in de doe-het-zelfwinkel.
oplosmiddelveiligheidspictogrammen andere toepassingen terpentine/white spirit wasbenzine thinner
Naast de veiligheidspictogrammen zie je op de verpakking van een product ook richtlijnen die betrekking hebben op de gezondheid en het leefmilieu. Deze richtlijnen staan ofwel gewoon vermeld in woorden of ze worden weergegeven met: – signaalwoorden (bijvoorbeeld gevaarlijk/minder gevaarlijk , waarschuwing ...).
– de H- en P-zinnen. Dit zijn gevarenaanduidingen en veiligheidsaanbevelingen. – de EUH-zinnen. Dit zijn aanvullende aanduidingen die enkel binnen de landen van de Europese Unie van toepassing zijn.
Het correct interpreteren en herkennen van chemische symbolen, kan levens redden!
Elke verfsoort heeft zijn eigen veiligheidsvoorschriften en gebruiksaanwijzing. Deze chemische informatie kun je terugvinden op het etiket van het product. De veiligheidspictogrammen op het etiket maken deel uit van de chemische informatie. Ook signaalwoorden, H- en P-zinnen en EUH-zinnen kunnen aangeduid worden en extra informatie verschaffen.
Het oplosmiddel in verf kan water (acrylverf) zijn of een niet-waterig solvent (alkydverf).
In alkydverven worden meestal oplosmiddelen gebruikt die geproduceerd worden uit aardolieproducten. Ze zijn schadelijk voor het milieu en voor de gezondheid. Verven op waterbasis (acrylverven) zijn beter voor het milieu.
Neen! Je moet rekening houden met de veiligheids- en gebruiksvoorschriften die op het etiket vermeld staan.
3 ZUREN
3.1 ZE GGEN KLEUREN OM WELK SOORT STOF h ET GAAT?
1 Bij vorige experimenten gebruikte je verschillende indicatoren. Ook natuurlijke producten zoals rode kool kun je gebruiken als herkenningsmiddel. In het volgende onderzoek ontdek je hoe het sap van rode kool van kleur kan omslaan.
ONDERZOEK 4
1 ONDERZOEKSVRAAG
2 h YPOT h ESE
3 BENODIGD h EDEN bekerglas 100 ml vier proefbuizen proefbuisrek rodekoolsap waterstofchloride (zoutzuur) azijnzuur (tafelazijn) ammoniak-oplossing natriumhydroxide-oplossing vier druppelpipetten
4 WERK WIJZE
1 Giet in de vier proefbuizen eenzelfde hoeveelheid rodekoolsap.
2 Voeg aan de eerste proefbuis enkele druppels waterstofchloride toe.
3 Voeg aan de tweede proefbuis enkele druppels ammoniak-oplossing toe.
4 In de derde proefbuis druppel je een paar druppels tafelazijn.
5 In de laatste proefbuis voeg je enkele druppels natriumhydroxide-oplossing toe.
5 WAARNEMING
Kleur de oplossing in de proefbuizen zoals je ziet tijdens het experiment.
rodekoolsap
©VANIN
6 BESLUIT
proe uis 1 + waterstofchloride
proe uis 2 + ammoniak
proe uis 3 + azijn
proe uis 4 + natriumhydroxide
7 REFLECTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Rode kool heeft een paars-rode kleur door de aanwezigheid van anthocyaan. Tijdens de bereiding wordt de rode kool rood. Hoe komt dat?
c Je kunt nog verder gaan met het experiment door bijvoorbeeld extra azijn toe te voegen aan proefbuis 2 en proefbuis 4. Wat gebeurt er dan?
2 Anthocyaan is een voorbeeld van een zuur-base-indicator. Het is een stof waarmee je op basis van een kleuromslag een zuur van een base kunt onderscheiden. Er zijn echter nog heel wat meer indicatoren dan anthocyaan.
ONDERZOEK 5
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je aantonen dat fenolftaleïne, lakmoes en methyloranje indicatoren zijn?
2 h YPOT h ESE
3 BENODIGD h EDEN
druppelplaat met 12 gaatjes waterstofchloride-oplossing natriumhydroxide-oplossing azijn (tafelazijn)
fenolftaleïne rood lakmoes (oplossing) blauw lakmoes (oplossing) methyloranje twee druppelpipetten
4 WERK WIJZE
1 Vul de vakjes van de druppelplaat met enkele druppels waterstofchloride-, natriumhydroxide- en azijnoplossing zoals op de figuur aangeduid
waterstofchloride natriumhydroxide azijn
fenolftaleïne
rood lakmoes
blauw lakmoes
methyloranje
Fig. 3.2 Druppelplaat
2 Voeg nu enkele druppels fenolftaleïne toe aan de eerste ‘rij’.
3 Noteer de kleur van de indicator in de tabel hieronder.
4 Herhaal stappen 2 en 3 voor rood en blauwlakmoes en voor methyloranje.
5 WAARNEMING
indicator waterstofchlorideoplossing natriumhydroxideoplossing azijn fenolftaleïne
rood lakmoes blauw lakmoes methyloranje
6 BESLUIT
©VANIN
7 REFLECTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
Azijn en zoutzuur zijn zuren. Natriumhydroxide en ammoniak zijn basen
Indicatoren duiden enkel aan of een oplossing zuur of basisch is. Ze geven geen indicatie over de sterkte van dat zuur of van die base.
Als je een ‘maat’ wilt die aangeeft hoe sterk of hoe zwak een zure of een basische oplossing is, dan moet je gebruik maken van een pH-meter of van een universele indicator.
De graad van zuur of basisch zijn stelt men voor door een getal. Dat getal noem je de zuurgraad of pH-waarde
De pH-waarde varieert van 0 tot 14.
– Zuiver water (een neutrale oplossing) heeft een pH = 7.
– Een basische oplossing heeft een pH > 7.
– Een zure oplossing heeft een pH < 7.
Al die waarden kun je noteren op een pH-schaal. De pH-waarde varieert van 0 tot 14.
sterk zuur zwak zuurzwakke base sterke base
zuur
neutraal
basisch
3 Niet elke oplossing is even zuur of basisch.
a Bepaal de pH-waarde van enkele oplossingen die je dagelijks gebruikt. Gebruik steeds universeel indicatorpapier en controleer daarna de waarde met een pH-meter. Maak hierover een volledig proefverslag. Je vindt een blanco exemplaar op iDiddit.
b In het dagelijks leven wordt vaak gewerkt met toepassingen op zuurgraad en het variëren in de grootte ervan. Je komt hierover meer te weten op de ontdekplaat op iDiddit. Geef enkele voorbeelden.
Interessant om weten
De zuurgraad in het menselijk lichaam is niet hetzelfde op elke plaats. Dit speelt een grote rol bij de vertering van de verschillende voedingsstoffen.
slokdarm
pH 6 tot 7,5
twaalfvingerige darm
pH 8 tot 9
dikke darm
pH 5,5 tot 7
anus
mond pH 6 tot 7,5 maag pH 1 tot 2,5
dunne darm pH 7 endeldarm
in het menselijk lichaam
Azijn en zoutzuur zijn zuren. Natriumhydroxide en ammoniak zijn basen.
Indicatoren duiden aan of een oplossing zuur of basisch is.
Je kunt de zuurgraad (of pH-waarde) bepalen met een pH-meter of universeel indicatorpapier en uitdrukken in een getal tussen 0 en 14.
–
Zuiver water (een neutrale oplossing) heeft een pH = 7.
– Een basische oplossing heeft een pH > 7.
– Een zure oplossing heeft een pH < 7.
In het dagelijks leven speelt zuurgraad (ook op lichamelijk gebied) een grote rol.
Test jezelf: oefeningen 6, 7, 8 en 9.
ZEGGEN KLEUREN OM WELK SOORT STOF h ET GAAT?
Dat kan. Indicatoren tonen door kleuromslag aan of een oplossing zuur of basisch is.
1 Verschillende zuren spelen een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Dat zul je merken als je de onderstaande opdrachten oplost. Ga online op zoek naar zaken waar je niet meteen een antwoord op kunt geven.
a Waterstofchloride
a1 Formule:
a2 Tr iviale naam:
a3 In de lessen aardrijkskunde heeft je leerkracht wel eens waterstofchloride op gesteente gedruppeld. Wat gebeurde er toen? Geef ook de verklaring.
a4 Waarvoor waarschuwen de pictogrammen?
waterstofchloride
a5 Op een fles waterstofchloride staan H- en P-zinnen. Wat betekenen de letters H en P?
a6 Welke H- en P-zinnen staan er bij waterstofchloride?
a7 Is waterstofchloride een sterk of een zwak zuur?
b Azijnzuur
b1 Formule:
b2 Azijnzuur is een zuur dat ook in de voedingsindustrie als voedingsadditief wordt gebruikt. Welk E-nummer wordt er voor azijnzuur gebruikt?
b3 Welke andere toepassingen ken je van azijnzuur?
b4 Wat betekenen de veiligheidspictogrammen die vermeld staan op een fles azijnzuur?
b5 Noteer de betekenis van de H-zinnen die je op azijnzuur aantreft.
b6 Is azijnzuur een sterk zuur of een zwak zuur?
c Citroenzuur
c1 Leid de molecuulformule af uit de figuur hiernaast.
c2 Zoals de naam doet vermoeden, werd dit zuur vroeger uit citrusvruchten gemaakt. Tegenwoordig wordt een andere manier gebruikt. Welke?
c3 Het zuur kan ook in kristalvorm voorkomen (zie figuur 3.9). Geef nog een drietal toepassingen van citroenzuur uit het dagelijks leven.
Interessant om weten
Maagzuur speelt een belangrijke rol tijdens het verteringsproces. Het sap bevat een hoge concentratie aan waterstofchloride, in combinatie met enzymen om eiwitten te verteren.
De maag kan echter geïrriteerd raken waardoor er problemen optreden zoals een branderig gevoel, maagpijn, reflux of maagzweren.
De arts zal dan een geneesmiddel voorschrijven om de zuurgraad te herstellen. Dit is vaak een middel zoals de merknaam Maalox (afkorting van MAgnesium-Aluminium-hydrOxide). Dat is een basische stof om het zuur deels te neutraliseren.
2 Je kent vast en zeker ook een aantal basische stoffen.
a Natriumhydroxide
a1 Formule:
a2 Onder welke vorm komt NaOH voor?
a3 Beschrijf de oplosbaarheid in water.
a4 Welk gevarenpictogram past bij de stof? Kruis aan.
a5 In de industrie en in laboratoria wordt NaOH veelvuldig gebruikt. Ook in het dagelijks leven kent de stof toepassingen. Noteer drie toepassingen van NaOH.
b Calciumhydroxide
b1 Formule:
b2 Andere benaming:
b3 Hoe wordt de stof verkregen?
Na filtreren bekom je een kleurloze, heldere oplossing van calciumhydroxide in water. Dit wordt genoemd en gebruik je als indicator voor De heldere oplossing wordt
b4 Witkalken van fruitbomen gebeurde vroeger vaak. Ook nu wordt het nog aangeraden door tuinbouwcentra om de bomen te beschermen tegen overdreven hitte en schimmelinfecties. Calciumhydroxide wordt ook nog gebruikt in andere toepassingen in de landbouw, in de waterwinning en in de voedingsindustrie. Noem drie toepassingen.
Interessant om weten
Op de verpakking van producten (bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen) lees je vaak de waarschuwing dat je bepaalde stoffen niet mag samenvoegen. Zo lees je op het etiket van toiletreiniger dat je het product niet mag mengen met bleekmiddel of andere schoonmaakmiddelen. De verklaring hiervoor is eenvoudig. Het mengen van dergelijke stoffen is niet zonder gevaar! Er komen door het mengen chemische reacties op gang die giftige dampen kunnen veroorzaken.
Zure en basische stoffen worden vaak gebruikt in het dagelijks leven.
MET WELKE ZUREN EN BASEN KOM JE VAAK IN CONTACT?
Zure producten zoals waterstofchloride, azijnzuur en citroenzuur en basische stoffen (bijvoorbeeld natriumhydroxide en calciumhydroxide) worden vaak gebruikt in dagelijkse toepassingen.
4 DO SIS EN CONCENTRATIE
4.1 WAAROM RESPECTEER JE h ET BEST DE DAGELIJKSE AANBEVOLEN DOSIS VAN VOEDINGSSTOFFEN EN MEDICIJNEN?
1 Een voedingsmiddel is meer dan een optelsom van de voedingsstoffen die erin zitten. Op het etiket vind je naast de voedingsstoffen ook een aanbeveling over hoeveel (de dosis) je er dagelijks van mag consumeren.
a Welke afkorting wordt er voor deze aanbeveling gebruikt en wat betekent ze?
b Waarom is het belangrijk dat deze aanbeveling genoteerd wordt?
Het overzicht van de voedingswaarde op de verpakking van een voedingsmiddel, stelt je als consument in staat om de informatie in één oogopslag af te lezen. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden geven je een idee van hoeveel je van een bepaalde (voedings)stof per dag nodig hebt. Deze hoeveelheden zijn vastgelegd in richtlijnen van de overheden en zijn gebaseerd op deskundig advies van onder meer de Hoge Gezondheidsraad (HGR).
De aanbevolen hoeveelheden geven via percentages weer hoeveel suiker, vet en zout er in een bepaald voedingsmiddel voorkomt. Met behulp van die informatie kun je als consument je maaltijden beter op elkaar afstemmen. Wanneer je bijvoorbeeld tijdens het ontbijt te veel vet of zout eet, dan kun je dat in evenwicht brengen door dit tijdens de lunch sterk te verminderen.
Op verpakkingen staat het vaak op de voorkant verkort genoteerd met percentages en in de tabel met voedingswaarden wordt dit dan verder uitgebreid.
B: Chocoladereepjes Côte d’Or (achterkant)
C: Chocoladereepjes Côte d’Or (voorkant)
D: Kellogg’s ontbijtgranen (voorkant)
E: Kellogg’s ontbijtgranen (achterkant)
F: verpakking uit het Verenigd Koninkrijk, hier gaat men nog een stapje verder met een kleurencode
c Noteer wat je gisteren gedurende de hele dag gegeten en gedronken hebt. Vergelijk dat met de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad. Wat doe je goed, wat kan beter? Evalueer je eigen voedingsgewoonten.
2 Ook bij het innemen van medicatie is het zeer belangrijk dat je de doseringsvoorschriften van de arts goed opvolgt.
a Hoe verklaar je dat er bij geneesmiddelen vaak gezegd wordt dat je ze buiten het bereik van kinderen moet bewaren?
b Bij medicijnen zijn in de verpakking doseerhulpmiddelen aanwezig, zoals maatlepels, spuitjes of pipetten. Welke twee problemen komen vaak voor wanneer je deze niet correct gebruikt?
c Welke vier factoren kunnen een rol spelen bij de dosering van medicatie? Zoek op.
d Wanneer je vreest voor een te hoge dosering met vergiftiging, kun je terecht bij het Antigifcentrum. Welk telefoonnummer heeft dit centrum waar je op elk tijdstip van de dag of week terecht kunt? Sla het nummer meteen op in je smartphone.
Op de verpakking van voedingsmiddelen en medicijnen staan richtlijnen genoteerd in verband met de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. Het is van levensbelang om deze richtlijnen in verband met de dosis goed op te volgen om op die manier overdosering en onderdosering te vermijden.
De richtlijnen staan op verschillende manieren genoteerd.
Wanneer je vreest voor een te hoge dosering waarbij mogelijk vergiftiging optreedt, neem je contact op met het Antigifcentrum.
WAAROM RESPECTEER JE h ET BEST DE DAGELIJKSE AANBEVOLEN DOSIS VAN VOEDINGSSTOFFEN EN MEDICIJNEN?
Als je de aanbevolen dosis (voor medicijnen of voeding) overschrijdt, kan dat gevolgen hebben voor de algemene gezondheid.
4.2 WAAROM h EEFT SIROOP VOOR KINDEREN NIET h ETZELFDE EFFECT BIJ EEN VOLWASSENE?
1 In de eerste graad heb je al geleerd wat een oplossing is.
Zet de gekende begrippen op de correcte plaats in figuur 4.4.
2 In de volksmond spreekt men over ‘sterke’ oplossingen. Dat betekent dat er veel opgeloste stof in de oplossing opgelost is. Dat kun je zelfs zien.
ONDERZOEK 6 – DEMOPROEF
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je visueel het verschil in sterkte van een oplossing zien?
2 h YPOT h ESE
3 BENODIGD h EDEN
vier bekerglazen 100 ml digitale balans kopersulfaat (CuSO4) water roerstaaf
4 WERK WIJZE
1 Maak vier oplossingen van kopersulfaat.
2 Maak in de eerste beker een oplossing van 1 g kopersulfaat in 50 ml water en roer goed.
3 Maak in de tweede beker een oplossing van 1 g kopersulfaat in 100 ml water en roer goed.
4 Maak in de derde beker een oplossing van 2 g kopersulfaat in 50 ml water en roer goed.
5 Maak in de vierde beker een oplossing van 2 g kopersulfaat in 100 ml water en roer goed.
5 WAARNEMING
a Wat valt op wanneer je de vier bekerglazen met elkaar vergelijkt?
b Wat neem je waar wanneer je beker 1 en beker 4 met elkaar vergelijkt?
c Welke beker heeft de donkerste kleur?
6 BESLUIT
7 REFLECTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Wat is volgens jou de sterkste oplossing?
c Waarom is dat zo?
De verhouding tussen de hoeveelheid opgeloste stof en de hoeveelheid oplossing noem je de concentratie van de stof.
Wanneer je de concentratie van een stof wilt kennen, moet je dus weten hoeveel opgeloste stof er in de oplossing terug te vinden is.
Er zijn verschillende manieren om de concentratie van een oplossing uit te drukken.
– massapercentage (m%): geeft aan hoeveel gram opgeloste stof er voorkomt in 100 g oplossing
m%= x 100%
mopgeloste stof moplossing
De concentratie-aanduiding wordt vaak gebruikt om de concentratie uit te drukken op verpakkingen van bijvoorbeeld confituur, medicatie in tabletvorm, bakpoeder …
volumepercentage (V%): geeft aan hoeveel volumedelen (gas of vloeistof) er voorkomen per 100 volumedelen van de oplossing (of het gasmengsel)
V%= x 100%
Vopgeloste stof Voplossing
Volumepercentage lees je af op de etiketten van alcoholische dranken en op de etiketten van chemische oplossingen zoals ammoniak, brandspiritus …
– massaconcentratie: uitgedrukt in g/l, kg/l
– volumeconcentratie: uitgedrukt in ml/l
massafractie: uitgedrukt in ppm of ppb
a Wat is de werkzame stof in de beide hoestsiropen?
b Vergelijk deze verpakkingen van hoestsiroop op het gebied van samenstelling. Wat valt op?
c Zowel de siroop voor kinderen als die voor volwassenen bevat 250 ml oplossing. Bereken voor beide siropen hoeveel g carbocisteïne er aanwezig is.
– Siroop voor kinderen:
– Siroop voor volwassenen :
d Reken deze hoeveelheden om voor 1 l oplossing.
– Siroop voor kinderen:
– Siroop voor volwassenen :
e Over welke concentratie-aanduiding gaat het in deze opdracht. massapercentage volumepercentage massaconcentratie volumeconcentratie
4 Sinds het coronatijdperk zijn CO2-meters niet meer weg te denken.
Met die meettoestellen kun je de concentratie van koolstofdioxide in lucht meten. Vul de tabel aan.
Gebruikte eenheid= Betekenis van de eenheid = Wat houden de LED-indicators voor luchtkwaliteit in?
De verhouding tussen de hoeveelheid opgeloste stof en de hoeveelheid oplossing noem je de concentratie van een stof.
De concentratie van een stof kan uitgedrukt worden op verschillende manieren.
–
Massapercentage (m%) geeft aan hoeveel gram opgeloste stof er voorkomt in 100 g van de oplossing.
– Volumepercentage (V%) geeft aan hoeveel volumedelen er voorkomen per 100 volumedelen van de oplossing.
–
Massaconcentratie wordt uitgedrukt in g/l of kg/l.
– Volumeconcentratie wordt uitgedrukt in ml/l. –
Massafractie wordt uitgedrukt in ppm of ppb.
Test jezelf: oefening 10
De concentratie van een siroop voor kinderen is veel lager dan die voor een volwassene.
SYNT h ESE
Maak een synthese van het thema. Je hebt de vrije keuze hoe je dat doet.
Op vind je een aantal voorbeelden van een synthese bij dit thema.
C h ECKLIST
Wat ken/kan ik?
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
Ik kan etiketten van voedingsmiddelen lezen en interpreteren. 52, 54
Ik kan informatie over de voedingswaarde aflezen en interpreteren uit etiketten van voedingsmiddelen.
Ik kan op een etiket van een voedingsmiddel de verplichte items aanduiden, herkennen en benoemen.
Ik kan het verschil in betekenis tussen ‘tht’ en ‘tgt’ herkennen en ik kan dat ook uitleggen.
Ik kan het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen uitleggen.
Ik kan de samenstelling van een voedingsmiddel afleiden uit een etiket.
Ik kan berekeningen uitvoeren in verband met de energetische waarde en afleiden welke stoffen energierijk zijn.
Ik kan voedingsstoffen indelen in drie grote groepen en deze linken aan hun functie.
Ik kan het begrip energetische waarde uitleggen.
Ik ken de factoren die de dagelijkse energiebehoeften beïnvloeden.
Ik kan de energetische waarde (en energiebehoefte) afleiden uit een etiket.
Ik kan de energetische waarde experimenteel bepalen.
Ik ken het begrip voedingsadditieven en kan het verklaren.
Ik kan voorbeelden geven van voedingsadditieven en verklaren waarvoor ze gebruikt worden.
Ik kan experimenteel afleiden uit welke voedingsstoffen een voedingsmiddel is opgebouwd door gebruik van indicatoren.
Ik kan verklaren hoe eiwitten, suikers en vetten (en oliën) chemisch gezien opgebouwd zijn.
Ik ken de begrippen proteïnen, lipiden en sachariden, monosacharide, disacharide en polysacharide.
Ik ken en herken de bouwstenen van de verschillende voedingsstoffen.
Ik kan voorbeelden geven van gezondheidsrisico’s verbonden aan te veel of te weinig van een bepaalde voedingsstof.
54, 58
54
54, 55
56
57
58, 59
56, 57
58
58
59
59-61
62, 63
62, 63
64, 65
65-69
65-69
65-69
65-69
Wat ken/kan ik?
Ik ken het verschil tussen goede en slechte vetten en kan dat illustreren met voorbeelden.
Ik ken het verschil tussen polaire en apolaire stoffen.
Ik kan voorspellen of een stof wel of niet oplost in een apolair of polair oplosmiddel.
Ik kan de oplosbaarheid van stoffen experimenteel vaststellen.
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
69
71-73
71-73
71-73
Ik kan en herken de verschillende veiligheidspictogrammen. 74, 75
Ik ken de verschillende types van verf en hun eigenschappen.
Ik ken de aanbevelingen voor verf op het vlak van opslag en afvoer.
Ik kan H- en P-zinnen verklaren door zinvol opzoekwerk.
Ik ken het verschil tussen H- en P-zinnen.
Ik kan naast H- en P-zinnen ook signaalwoorden en EUH-zinnen herkennen als richtlijnen voor gezondheid en leefmilieu.
Ik begrijp dat het correct interpreteren van chemische informatie mensenlevens kan redden.
Ik kan universeel indicatorpapier gebruiken om op te sporen of een stof een zuur of een base is.
Ik ken de pH-schaal als een maat die aangeeft hoe sterk of zwak een zuur of een base is.
Ik kan het begrip zuurgraad of pH-waarde uitleggen.
Ik ken enkele veelvoorkomende en veelgebruikte zuren en basen en hun toepassingen.
Ik begrijp het belang van het respecteren van richtlijnen met betrekking tot de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid en referentie-inname.
Ik ken het verschil tussen onder- en overdosering en kan het gevaar hiervan illustreren.
Ik kan factoren opsommen en herkennen die een rol kunnen spelen bij de dosering van medicatie.
Ik kan uitdrukkingen van dosis interpreteren.
Ik ken het begrip concentratie en kan dit in een aantal gevallen visueel afleiden.
Ik ken de verschillende manieren om een concentratie uit te drukken en kan deze in voorbeelden herkennen.
Ik kan concentraties interpreteren.
76
76, 77
77
77
77
77
82
82
82
84-87
88, 89
89
89
88-89
90, 91
91-93
91-93
TEST JEZELF
1 Op de verpakking van boter zie de volgende ‘codetaal’. Wat betekent ze?
2 Welke voedingsstof past het best bij de omschrijving?
a Je spieren worden opgebouwd.
b Je wilt een goede sportprestatie neerzetten.
c Je wilt een voorraad reserve-energie aanmaken.
3 Wat is het nut van cellulose in onze voeding?
4 Combineer de naam met de correcte omschrijving.
1glucose
2enzym
3zetmeel
4glycerol
5aminozuur
6hemoglobine
Abouwsteen van een eiwit
Been van de bouwstenen bij vetten
Cander woord voor druivensuiker
Dstof die een reactie veroorzaakt, bijvoorbeeld bij de vertering
Evoorbeeld van een polysacharide
Fvoorbeeld van een eiwit
5 Zijn de volgende stoffen oplosbaar in water of in pentaan? Kruis aan.
oplosbaar in pentaan oplosbaar in water
hexaan
olie (apolair)
benzine (apolair)
alcohol (polair)
zuurstofgas (polair)
6 a Maagoprispingen worden veroorzaakt door maagzuur, dat een grote concentratie zoutzuur bevat. Hoe verklaar je dat je hierdoor een irritatie van de slokdarm kunt krijgen?
b Tafelazijn mag je elke dag nuttigen. Het zit onder meer in mayonaise en vinaigrette verwerkt. Verklaar.
7 Wat zijn zuur-base-indicatoren?
Het zijn stoffen die een reactie vlot laten verlopen.
Het zijn stoffen die door kleuromslag het onderscheid maken tussen een zuur en een base.
Het zijn stoffen die door kleuromslag het onderscheid maken tussen een zuivere stof en een mengsel
8 Welke van de volgende uitspraken zijn waar?
Een universeelindicator is een mengsel van verschillende indicatoren met verschillende kleuren.
Een oplossing is neutraal als de pH gelijk is aan nul.
De pH kan variëren van 0 tot 10.
Een zure oplossing heeft een pH < 7.
Zuurgraad is een ander woord voor pH-waarde.
9 a Welke van de onderstaande oplossingen zijn zuur? ontstopper spuitwater keukenzout ammoniak azijn sinaasappelsap
b Maak een oplossing van azijn en keukenzout. Druppel een druppeltje op universeel indicatorpapier. Vergelijk de kleuren met die van het universeel indicatorpapier om de waarde van de pH te bepalen. Doe hetzelfde met gedemineraliseerd water.
azijn
keukenzoutoplossing
gedemineraliseerd water
10 Beantwoord de vragen over concentratie.
a Bekijk het etiket en bepaal de concentratie suiker.
b Op een fles witte wijn staat vermeld ‘12,5%’. Wat betekent dat?
c Hoe verklaar je dat je van een glas tequila sneller dronken wordt dan van een biertje?
d Op de verpakking van bakmeel om brood te bakken staat vermeld dat er 6% bakpoeder aanwezig is. Hoeveel bakpoeder zit er in een verpakking van 250 g?
Verder oefenen? Ga naar .
Thema 3 Magnetisme
1 A ANTREKKEN EN AFSTOTEN
MAGNETEN
1.1 WELKE VOORWERPEN WORDEN AANGETROKKEN DOOR EEN MAGNEET?
1 In het dagelijks leven gebruik je meer magneten dan je zou denken.
a Welke toepassingen herken je in de afbeeldingen hieronder?
b Hoe komt het dat je allerlei vormen kunt bouwen met de metalen bolletjes, zonder lijm te gebruiken?
Interessant om weten
Al in de oudheid was geweten dat bepaalde stenen (magnetiet) elkaar kunnen aantrekken of afstoten. Dit verschijnsel wordt magnetisme genoemd.
Vroeger waren magneten zware metalen voorwerpen. Nu worden ze vooral gemaakt uit metaallegeringen die licht zijn en kunstmatig gemagnetiseerd worden.
Het sterkste magnetische materiaal is een neodymium-ijzer-boorlegering (NdFeB), waarmee men supermagneten (zeer sterke magneten) maakt.
2 Niet alle stoffen worden aangetrokken door een magneet. Dat ontdek je bij het volgende onderzoek.
ONDERZOEK 1
1 ONDERZOEKSVRAAG
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN staafmagneet ijzeren spijker plastieken lat stukje aluminium doosje met ijzervijlsel houten lat paperclip koperdraad loden hulsje pvc-buis
2 euromuntstuk (bevat nikkel)
4 WERK WIJZE
©VANIN
1 Breng de verschillende voorwerpen in de buurt van de magneet.
2 Zet een kruisje in de tabel of het voorwerp al dan niet aangetrokken wordt.
5 WAARNEMING voorwerpen aantrekking geen aantrekking
ijzeren spijker plastieken lat stukje aluminium doosje met ijzervijlsel houten lat paperclip koperdraad loden hulsje pvc-buis
2 euromuntstuk
6 BESLUIT
7 REFLE CTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Wat is de reden dat precies de opgesomde voorwerpen (zie besluit) aangetrokken worden door een magneet?
c Welke euromunten worden aangetrokken door een magneet? Test het zelf uit.
d Geef hiervoor een verklaring. Zoek de nodige informatie op het internet.
Een magneet oefent een sterke aantrekkingskracht uit op metalen zoals ijzer, kobalt en nikkel.
Dat zijn ferromagnetische metalen
De metalen die niet aangetrokken worden door een magneet, zijn niet-ferromagnetische metalen
De meeste metalen zijn niet-ferromagnetisch.
Een permanente magneet is materie die uit zichzelf magnetisch is. Ze zijn vaak vervaardigd uit legeringen van ijzer, nikkel en kobalt.
Er zijn verschillende soorten permanente magneten. De meest gekende zijn de staafmagneten en de hoefijzermagneten.
Interessant om weten
Kobalt is een metaal dat een zilverachtige kleur heeft. Het is een belangrijke grondstof voor heel wat nieuwe technologieën waarbij lithiumbatterijen gebruikt worden. Dat is in laptops, smartphones, tablets en nu ook in elektrische wagens.
Nu fossiele brandstoffen steeds duurder worden, winnen elektrische auto’s aan populariteit. De vraag naar kobalt wordt daardoor steeds groter. Kobalt komt voor in enkele belangrijke mineralen zoals cobaltiet, erythriet en skutterudiet. Het is een grondstof die niet zomaar overal op aarde te ontginnen is.
Plaatsen waar kobalt ontgonnen wordt, zijn: Congo, Turkije, China, Zambia, Rusland en Australië. Omdat de vraag zeer groot is, stijgt de prijs ook.
Helaas heeft het ontginnen van kobalt ook een keerzijde, want landschappen worden niet gespaard om deze gegeerde stof te ontginnen. Heel wat kwetsbare biotopen verdwijnen daarbij.
Het ontginnen is ook niet zonder gevaar. Arbeiders moeten vaak in onveilige omstandigheden werken en er wordt amper rekening gehouden met hun gezondheid. Bovendien is de verloning ondermaats.
Amnesty International brengt deze wantoestanden regelmatig onder de aandacht in de hoop om hierin verbetering te krijgen.
3 Een permanente magneet is niet overal even sterk magnetisch.
ONDERZOEK 2
1 ONDERZOEKSVRAAG
Welk deel van een staafmagneet is het sterkst magnetisch?
2 HYPOTHESE
©VANIN
3 BENODIGDHEDEN
staafmagneet
ijzeren spijker
4 WERK WIJZE
1 Neem de ijzeren spijker en hou hem in het midden van de magneet.
2 Hou hem daarna aan een uiteinde van de magneet.
3 Hou hem daarna aan het andere uiteinde van de magneet.
5 WAARNEMING
Op welke plaats wordt de ijzeren spijker aangetrokken?
6 BESLUIT
Bij een staafmagneet is de magnetische werking het sterkst aan de uiteinden.
7 REFLE CTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
©VANIN
De uiteinden van een magneet worden de polen genoemd. Een permanente magneet heeft altijd twee polen. De rode zijde van de magneet is de noordpool (N) en de witte (of blauwe) zijde is de zuidpool (S).
Zijn er geen kleuren op de magneet, dan kun je een app installeren op je smartphone (Pole Detector app) waarmee je de polen kunt detecteren.
Installeer de app op je smartphone. – Controleer eerst op een aantal ‘gekende’ magneten of de noord- en de zuidpool ‘kloppen’.
Zoek daarna de noord- en de zuidpool bij een magneet zonder aanduidingen.
4 Met het volgende onderzoek kun je achterhalen welke invloed de magneetpolen op elkaar uitoefenen.
ONDERZOEK 3
3 BENODIGDHEDEN twee identieke staafmagneten
4 WERK WIJZE
1 Breng de noordpool van de ene magneet in de buurt van de noordpool van de andere magneet. Noteer in de tabel of de polen elkaar aantrekken of afstoten.
©VANIN
2 Herhaal de werkwijze van stap 1 voor de twee magnetische zuidpolen.
3 Breng de noordpool van de ene magneet in de buurt van de zuidpool van de andere magneet en noteer in de tabel of er aantrekking of afstoting is.
4 Breng ten slotte de zuidpool van de ene magneet in de buurt van de noordpool van de andere magneet en noteer in de tabel of er aantrekking of afstoting is.
5 WAARNEMING
magneet 1 magneet 2 werking noordpool noordpool zuidpool zuidpool noordpool zuidpool zuidpool noordpool
6 BESLUIT
7 REFLE CTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Hoefijzermagneten hebben uiteraard ook twee polen. Ze kunnen elkaar dus aantrekken of afstoten. Kleur de hoefijzermagneten hieronder in met rood en blauw zodat ze elkaar aantrekken. Duid ook de N- en de S-pool aan.
Een permanente magneet oefent een aantrekkingskracht uit op metalen zoals ijzer, kobalt en nikkel. Het zijn ferromagnetische metalen.
Een permanente magneet heeft een noordpool (N) en een zuidpool (S).
Magneten oefenen een kracht uit op elkaar: gelijknamige polen stoten elkaar af, ongelijknamige polen trekken elkaar aan.
Test jezelf: oefeningen 1, 2 en 3
WELKE VOORWERPEN WORDEN AANGETROKKEN DOOR EEN MAGNEET?
Alle voorwerpen die ijzer, kobalt of nikkel bevatten, worden aangetrokken door een magneet.
1.2 HEEF T EEN ELEKTRISCHE GELEIDER MAGNETISCHE EIGENSCHAPPEN?
1 Kan er een magnetische kracht ontstaan rond een elektrische geleider als er een elektrische stroom doorgaat?
ONDERZOEK 4
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je van een spoel een magneet maken?
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN spoel kompasnaald regelbare spanningsbron snoeren
4 WERK WIJZE
1 Leg de spoel horizontaal op de tafel.
2 Plaats de kompasnaald dicht bij een van de uiteinden van de spoel.
S N
1.13
3 Verbind de twee uiteinden van de spoel met de klemmen van een spanningsbron.
4 Schakel de spanningsbron in op een zo laag mogelijke spanning.
5 Plaats daarna de kompasnaald aan het andere uiteinde van de spoel.
5 WAARNEMING
Wat gebeurt er met de magneetnaald bij stap 4?
Wat gebeurt er met de magneetnaald bij stap 5?
6 BESLUIT
Als er een stroom door een spoel gaat, ontstaat er een magnetische kracht.
7 REFLE CTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Veronderstel dat de magneetnaald zich met de zuidpool richt naar de rechterkant van de spoel. Met welke pool richt ze zich dan naar de linkerzijde van de spoel?
c Hoe komt dat?
d Met welk soort permanente magneet kun je de spoel vergelijken?
ONDERZOEK 5
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je van een spoel een sterkere magneet maken?
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN spoel paperclip weekijzeren kern regelbare spanningsbron snoeren
stroomkring met spoel
stroomkring met elektromagneet
©VANIN
4 WERK WIJZE
1 Leg de spoel horizontaal op de tafel en leg de paperclip op enkele millimeter van het uiteinde van de spoel.
2 Verbind de twee uiteinden van de spoel met de klemmen van een spanningsbron, zoals op figuur 1.14.
3 Schakel de spanningsbron in op een lage spanning.
4 Schuif de weekijzeren kern in de spoel.
5 WAARNEMING
spoel … Wat gebeurt er? zonder weekijzeren kern met weekijzeren kern
6 BESLUIT
7 REFLE CTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
De combinatie van een weekijzeren kern en een spoel is een elektromagneet
spoel weekijzeren kern
1.15 Elektromagneet
Als een elektrische stroom door een spoel gaat, ontstaat er een magnetisch veld rond die spoel. Een elektrische stroom is een stroom van elektronen. Het zijn dus de bewegende elektronen die het magnetisme opwekken.
Een permanente magneet is opgebouwd uit atomen. In die atomen bewegen de elektronen rond de kern. Dat is dus in feite een ‘mini’ elektrische stroom die ‘mini’ magnetisme veroorzaakt.
Al de elektronen samen geven aan het atoom een resulterend magnetisch veld.
– Als die magnetische velden kriskras door elkaar zitten, heffen ze elkaar op en is het atoom niet magnetisch. Dat is het geval bij non-ferromagnetische stoffen.
Als de magnetische velden wel geordend liggen, is het atoom magnetisch. Dat is het geval bij ferromagnetische stoffen.
Je kunt de atomen beschouwen als minimagneetjes. Als het ferromagnetisch materiaal magnetisch is, liggen die minimagneetjes mooi geordend. Je hebt dan te maken met een permanente magneet
2 De sterkte van een permanente magneet kun je niet wijzigen. Bij een elektromagneet kun je dat wel.
ONDERZOEK 6
1 ONDERZOEKSVRAAG
Welke factoren beïnvloeden de magnetische veldsterkte van een elektromagneet?
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN regelbare spanningsbron snoeren spoel met 50 windingen spoel met 100 windingen paperclip weekijzeren kern
4 WERK WIJZE
1 Leg de spoel (50 windingen) horizontaal op de tafel en leg de paperclip op enkele millimeter van het uiteinde van de spoel.
2 Verbind de twee uiteinden van de spoel met de klemmen van een spanningsbron.
3 Schuif de ijzeren spijker in de spoel.
4 Schakel de spanningsbron in op een lage spanning.
5 Verhoog de spanning geleidelijk.
6 Vervang de spoel (50 windingen) door de spoel met 100 windingen. Stel de spanning in op dezelfde waarde als bij stap 4.
5 WAARNEMING
bij lage spanning (50 windingen) – stap 4
bij hogere spanning (50 windingen) – stap 5
bij lage spanning (100 windingen) – stap 6
6 BESLUIT
7 REFLE CTIE
Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
Wat gebeurt er?
Naarmate de spanning stijgt, neemt ook de stroomsterkte toe. Hoe groter de stroom door de elektromagneet, hoe sterker de magnetische werking.
3 Een permanente magneet en een elektromagneet beïnvloeden elkaar ook. Breng de polen van een permanente magneet bij de uiteinden van een elektromagneet. In de tabel staan de resultaten van het experiment. Wat heb je aangetoond bij dit experiment?
elektromagneet permanente magneet werking
uiteinde 1 noordpool afstoting
uiteinde 2 noordpool aantrekking
uiteinde 1 zuidpool aantrekking
uiteinde 2 zuidpool afstoting
Interessant om weten
Aan de universiteit van Nijmegen hebben ze de sterkste elektromagneet van de wereld ontwikkeld. De sterkte van een magneet wordt uitgedrukt in tesla (T), vernoemd naar Nikola Tesla. De nieuwe magneet heeft een sterkte van 37,5 T. Het vorige record was 33 T.
Ter vergelijking: het aardmagnetisme is ongeveer een miljoen keer kleiner.
Met deze nieuwe magneet kunnen toepassingen voor nieuwe materialen gevonden worden.
Een spoel bestaat uit een koker, waarrond een koperen draad spiraalvormig opgewonden is.
Als er een stroom door een spoel loopt, ontstaat er een magnetische kracht. De spoel gedraagt zich als een magneet met een noord- en een zuidpool.
Magnetisme ontstaat doordat in een atoom de elektronen rond de kern draaien. Deze kleine stroompjes veroorzaken een klein magnetisch veld.
– Bij non-ferromagnetische stoffen is er geen resulterend magnetisch veld.
–
©VANIN
Bij ferromagnetische stoffen kan er wel een resulterend magnetisch veld zijn.
Het magnetisch veld van een spoel wordt versterkt door de aanwezigheid van een ijzeren kern. De combinatie van een spoel met een ijzeren kern noemen we een elektromagneet
De magnetische werking van een elektromagneet kan vergroot worden door de stroomsterkte door de elektromagneet te laten toenemen.
Naarmate het aantal windingen van de elektromagneet groter wordt, vergroot de sterkte van de magneet.
Als de polen van een permanente magneet in de buurt gebracht worden van een elektromagneet gelden dezelfde regels als bij twee permanente magneten: gelijknamige polen stoten elkaar af, ongelijknamige polen trekken elkaar aan.
Test jezelf: oefeningen 4, 5, 6 en 7
HEEFT EEN ELEKTRISCHE GELEIDER MAGNETISCHE EIGENSCHAPPEN?
Op zichzelf niet. Maar als er een elektrische stroom door een geleider gaat, ontstaat er een magnetische kracht rond de geleider.
1.3 WAARVOOR WORDEN ELEKTROMAGNETEN GEBRUIKT?
1 Elektromagneten hebben meer voordelen dan permanente magneten. Kruis de correcte antwoorden aan.
Ze zijn altijd magnetisch.
De sterkte van de magneet vermindert met de jaren.
De sterkte van de magneet hangt af van de stroom.
De polen van de magneet zijn verwisselbaar.
De noordpool is sterker dan de zuidpool.
Ze zijn magnetisch als er een stroom doorgaat.
2 De sterkte van een elektromagneet kan aangepast worden en hij is gemakkelijk in en uit te schakelen. Die voordelen zorgen voor vele toepassingen.
a Bestudeer de ontdekplaat en achterhaal waarom een elektromagneet belangrijk is voor de werking van opgesomde toepassingen uit het dagelijks leven.
toepassing
functie van de elektromagneet bij in- en uitschakelen
Inschakelen
©VANIN
Uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen
toepassing
b Bestudeer het schema van de elektrische bel en de ontdekplaat om antwoord te geven op de volgende vragen.
functie van de elektromagneet bij in- en uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen
Inschakelen
Uitschakelen
Als je kort op de belknop (A) drukt, is de stroomkring dan open of gesloten?
Wat is hiervan het resultaat?
Hoe kun je dat verklaren?
Wat gebeurt er als je lang op de belknop drukt?
Het principe van de elektromagneet is in elke toepassing uit het dagelijks leven hetzelfde: men maakt gebruik van het in- en uitschakelen van de elektromagneet om een magneet al dan niet in werking te stellen.
WAARVOOR WORDEN ELEKTROMAGNETEN GEBRUIKT?
Elektromagneten worden vooral in toepassingen gebruikt waarbij het magnetisme van de elektromagneet bijdraagt tot veiligheid of comfort in het dagelijks leven.
2 HET M AGNETISCH VELD VAN EEN MAGNEET
WAAR LAAT DE MAGNEETKRACHT ZICH VOELEN ROND EEN MAGNEET?
1 Een magnetisch veld kun je zichtbaar maken.
ONDERZOEK 7
1 ONDERZOEKSVRAAG
Hoe kun je het magnetisch veld van een permanente magneet zichtbaar maken?
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN staafmagneet hoefijzermagneet glazen plaat ijzervijlsel
4 WERK WIJZE
1 Leg de glazen plaat op de staafvormige magneet.
2 Strooi ijzervijlsel op de plaats waar de magneet zich onder de glasplaat bevindt en tik zachtjes tegen de glasplaat.
3 Verwijder het ijzervijlsel van de glasplaat.
4 Leg de glazen plaat daarna over de hoefijzermagneet, strooi opnieuw ijzervijlsel op de plaat en tik tegen de glasplaat.
5 WAARNEMING
Wat gebeurt er met het ijzervijlsel bij stap 2?
Waar liggen de lijnen het dichtst bij elkaar?
Wat gebeurt er met het ijzervijlsel bij stap 3?
2.2
6 BESLUIT
Je kunt het magnetisch veld zichtbaar maken met een glazen plaat en ijzervijlsel.
7 REFLE CTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Het ijzervijlsel rangschikt zich rond een magneet volgens een bepaald patroon. Bij een staafmagneet is dit patroon anders dan bij een hoefijzermagneet. Bekijk het patroon van de staafmagneet en de hoefijzermagneet. Waar is de dichtheid van het ijzervijlsel het grootst als je de patronen met elkaar vergelijkt?
Magnetische velden
©VANIN
staafmagneet hoe jzermagneet elektromagnetisch veld
Fig. 2.3 Magnetisch veld bij permanente en elektromagneten
Het gevormde patroon van ijzervijlsel rond de magneet, is het gebied waarin de magnetische sterkte werkzaam is. Dat is het magnetisch veld. De zichtbare lijnen zijn de magnetische veldlijnen; ze gaan van de noordpool naar de zuidpool.
De magnetische sterkte wordt ook magnetische kracht genoemd.
Die magnetische kracht is niet overal even sterk bij een magneet. In de nabijheid van de polen is de veldsterkte het grootst. Daar liggen de veldlijnen heel dicht bij elkaar.
Hoe sterker de magneet, hoe groter het magnetisch veld.
Interessant om weten
Het menselijk lichaam heeft geen receptoren om een magnetisch veld waar te nemen. Je ziet enkel de gevolgen van de aantrekkingskracht tussen magnetische voorwerpen.
In het netvlies in de ogen van vogels zou zich het eiwit CRY4 bevinden, waarmee vogels wel aardmagnetische straling kunnen waarnemen. Trekvogels kunnen hiervan gebruik maken om de bestemming van de trek tot een goed einde te brengen.
Soms kunnen er wijzigingen optreden in het aardmagnetisch veld, waardoor trekvogels even de weg kwijt zijn.
Een magneet oefent een kracht uit in de ruimte rond de magneet. Die ruimte noemen we het magnetisch veld
Het magnetisch veld is het sterkst nabij de polen van de magneet.
Het magnetisch veld wordt voorgesteld door veldlijnen die een patroon vormen. Bij een staafmagneet is dit patroon anders dan bij een hoefijzermagneet.
Het magnetisch veld van een elektromagneet heeft dezelfde structuur als het veld van een staafmagneet.
Test jezelf: oefeningen 8 en 9
Rond de magneet is er een bepaald gebied waarin de magnetische kracht zich laat voelen. Daarbuiten is er niets meer merkbaar.
3 GE OGRAFISCH EN MAGNETISCH NOORDEN
1 Om het noorden tijdens een wandeling te vinden, kun je een kompas gebruiken.
a Waarvoor kun je het kompas gebruiken?
b Kun je dan ook de andere windstreken vinden?
c Als ik de naald van het kompas, die naar het noorden wijst, zou volgen, kom ik dan uit in de noordpool?
Ja, want de naald wijst naar het noorden.
Neen, want de naald wijst naar de zuidpool.
Neen, want de naald wijst naar het magnetisch noorden.
Ja, want het magnetisch noorden en het geografisch noorden vallen samen.
De aarde draait rond de geografische as. Op die as vinden we de geografische noord- en zuidpool.
De magnetische as van de aarde kun je je voorstellen alsof er in de aarde een reusachtige staafmagneet zit met een eigen noord- en zuidpool.
De aardrijkskundige noordpool is dus in feite een magnetische zuidpool, de aardrijkskundige zuidpool een magnetische noordpool!
Het magnetisch noorden en het geografisch noorden liggen niet op dezelfde plaats op aarde. Het magnetisch noorden en zuiden wijzigen immers regelmatig van plaats.
Als je het kompas zou volgen, zul je dus niet bij het geografisch noorden uitkomen. De laatste jaren schuift het magnetisch noorden steeds meer op naar het geografisch noorden.
Die verschuiving komt omdat de aarde geen massieve bol is. Diep in de aarde bevindt zich magma (vloeibare aardmaterie). De aardkorst bevindt zich daarrond. Als gevolg van de stromingen van magma bewegen de lagen van de aardkorst ook, en bijgevolg ook het magnetisch materiaal in die lagen. Hierdoor kunnen de magnetische polen van de aarde wijzigen van plaats.
magnetische zuidpool
magnetische as rotatieas geogra sche noordpool
geogra sche zuidpool
magnetische noordpool
Het geografisch noorden en zuiden van onze planeet zijn de plaatsen waar de Noord- en de Zuidpool zich bevinden op onze planeet.
De aarde is ook een magneet met een noord- en een zuidpool; het magnetisch noorden en zuiden Deze polen verschuiven in functie van de magmastromingen in de aarde.
Het magnetisch noorden en zuiden komen niet overeen met het geografisch noorden en zuiden.
WAAR LIGT HET MAGNETISCH NOORDEN OP ONZE AARDBOL?
Dat is niet zo eenvoudig te zeggen, omdat het magnetisch noorden voortdurend van plaats wijzigt.
4 MAGNETISCHE INDUCTIE
KUN JE ELEKTRICITEIT PRODUCEREN MET EEN MAGNEET EN EEN SPOEL?
1 Als er een elektrische stroom door een geleider gaat, ontstaat er een magnetisch veld rond die geleider. Maar kan het ook omgekeerd?
ONDERZOEK 8
1 ONDERZOEKSVRAAG
Wat gebeurt er als je een permanente magneet in de holte van een spoel brengt?
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN multimeter snoeren spoel permanente magneet
4 WERKWIJZE
1 Stel de multimeter in als een ampèremeter, met een meetbereik van 200 mA.
2 Sluit de spoel rechtstreeks aan op de ampèremeter.
3 Leg de permanente magneet in de holte van de spoel.
4 Beweeg rustig met de permanente magneet in en uit de spoel.
5 Beweeg sneller met de permanente magneet in en uit de spoel.
5 WAARNEMING
a Wat gebeurt er als de permanente magneet in de holte van de spoel ligt?
b Wat gebeurt er als je rustig beweegt met de permanente magneet?
c Wat gebeurt er als je snel beweegt met de permanente magneet?
6 BESLUIT
Er ontstaat elektrische stroom als je met een magneet beweegt in een spoel. De stroomsterkte wordt groter naarmate je sneller beweegt.
7 REFLE CTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Wat gebeurt er als je de magneet rond de spoel beweegt?
c Wat gebeurt er als je de multimeter instelt als voltmeter en met de permanente magneet beweegt in de spoel? Verklaar.
d Gebruik de simulatie om de volgende vragen te beantwoorden.
Tip
Beweeg heel gelijkmatig met de magneet, want anders kun je de resultaten niet goed interpreteren.
Kies het tabblad van de spoel en gebruik de lamp als verbruiker.
– Wat gebeurt er als je de sterkte van de staafmagneet wijzigt?
– Wat gebeurt er als je het aantal lussen (windingen) wijzigt?
– Wat gebeurt er als de oppervlakte van de lus (winding) wijzigt?
Telkens als een spoel en een magneet ten opzichte van elkaar bewegen, ontstaat er spanning aan de klemmen van de spoel. Daardoor loopt er een elektrische stroom door de kring.
Dat verschijnsel noem je magnetische inductie
De spanning die daarbij ontstaat, heet inductiespanning; de stroom heet inductiestroom.
Magnetische inductie is het verschijnsel waarbij het magnetisch veld van een permanente magneet invloed heeft op een niet-magnetisch voorwerp.
Als je met een permanente magneet beweegt in een spoel, dan verschuift het magnetisch veld voortdurend. Dat heeft effect op de ladingen in de koperdraad. De negatieve ladingen van de elektronen verschuiven in de koperdraad waardoor er een stroom ontstaat.
Hoe sterker de permanente magneet, hoe sterker de negatieve ladingen worden aangetrokken. Hierdoor ontstaat er een grotere stroom. In een spoel met meer windingen, is de koperdraad langer en zijn er meer geladen deeltjes die zich verplaatsen. Ook hier is de elektrische stroom groter.
2 Je wilt zoveel mogelijk elektrische stroom ontwikkelen met een spoel en een permanente magneet.
Je kunt gebruik maken van de simulatie om dat te bepalen.
Welke factoren zorgen ervoor dat de ontwikkelde stroom zo groot mogelijk wordt?
Vink de juiste antwoorden aan.
Veel bewegingen van de permanente magneet
Sterke permanente magneet
Oppervlakte van de windingen van de spoel is groot
Oppervlakte van de windingen van de spoel is klein
Interessant om weten
Spoel met weinig windingen
Spoel met veel windingen
Weinig bewegingen van de permanente magneet
Permanente magneten verliezen na een tijdje hun kracht; ze zijn minder magnetisch. Je kunt ze terug sterker maken door hen in het magnetisch veld van een sterke elektromagneet te brengen. Als gevolg van de magnetische inductie, wordt de staafmagneet weer sterker.
3 In het dagelijks leven zijn er heel wat toepassingen op magnetische inductie.
a Tijdens het fietsen wordt bewegingsenergie overgedragen op de dynamo. Die dynamo levert daardoor de nodige elektrische energie om het lampje te laten branden. Welk type fietsdynamo herken je op de onderstaande afbeeldingen?
naafdynamo / banddynamo naafdynamo / banddynamo
b Wat zijn de voordelen van een naafdynamo ten opzichte van een banddynamo?
c Leg aan de hand van de figuur uit hoe zo’n dynamo werkt.
d Hoe komt het dat het fietslicht harder gaat branden als je sneller fietst?
e Tegenwoordig kun je in sommige stations je usb-kabel voor je smartphone of tablet inpluggen bij een Pedal Power Generator. Op iDiddit vind je extra materiaal waarin de werking wordt getoond. – Hoe kun je met dit toestel bijvoorbeeld je gsm opladen?
– Welk verband is er met magnetische inductie bij deze technische toepassing?
Magnetische inductie is het verschijnsel waarbij het magnetisch veld van een permanente magneet invloed heeft op een niet-magnetisch voorwerp.
Als je met een permanente magneet beweegt in een spoel, verschuiven de elektronen in de koperdraad, waardoor er een stroom ontstaat.
De spanning die daarbij ontstaat, heet inductiespanning; de stroom heet inductiestroom
De stroomsterkte van de inductiestroom is afhankelijk van een aantal factoren: – de sterkte van de permanente magneet; – het aantal windingen van de spoel;
de oppervlakte van de windingen van de spoel.
Test jezelf: oefening 10
Dat kan!
Als een magneet en een spoel in beweging zijn ten opzichte van elkaar ontstaat er spanning, waardoor er een elektrische stroom door een stroomkring gaat.
SYNTHESE
Maak een synthese van het thema. Je hebt de vrije keuze hoe je dat doet. Op vind je een aantal voorbeelden van een synthese bij dit thema.
CHECKLIST
Wat ken/kan ik?
Ik kan eigenschappen van ferromagneten omschrijven.
Ik kan het effect omschrijven als gelijknamige en ongelijknamige magneten met elkaar in contact komen.
Ik ken de werking van een elektromagneet.
Ik weet hoe ik de magnetische werking van een elektromagneet kan beïnvloeden.
Ik kan het effect van een permanente magneet in de buurt van een elektromagneet toelichten.
Ik kan het verschil tussen een spoel en een elektromagneet toelichten.
Ik kan de werking van een elektromagneet herkennen in toepassingen uit het dagelijks leven.
Ik kan het magnetisch veld met zijn veldlijnen in verband brengen met de magneetwerking.
Ik kan het verschil tussen de geografische polen en de magnetische polen bij de aarde toelichten.
Ik ken het begrip magnetische inductie.
Ik ken het verband tussen magnetische inductie, inductiespanning en inductiestroom.
Ik weet hoe ik de stroomsterkte van de inductiestroom kan beïnvloeden.
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
100-102
103-105
106-109
109-110
110
106, 108
111-114
115-117
118, 119
120-124
120-124
120-124
TEST JEZELF
1 Als je een permanente magneet tegen het frame van een aluminium raam houdt, dan is er geen aantrekking. Hoe komt dat?
2 Op de tafel liggen twee staven die er precies hetzelfde uitzien en die ook dezelfde massa hebben. De ene is een staafmagneet en de andere een ijzeren staaf. Hoe kun je uitmaken welke van de twee de magneet is? Om de oplossing te vinden mag je de staven enkel in je handen houden en mag je geen enkel ander hulpmiddel gebruiken. Toon de oplossing aan de hand van een tekening.
3 Als je een permanente magneet in de buurt brengt van een aantal paperclips, dan worden die als een ketting van paperclips aangetrokken. Hoe komt dat?
4 Op een permanente magneet zijn de polen zichtbaar gemaakt met letters en kleuren, maar een elektromagneet heeft die kleuren en letters niet. Hoe kun je te weten komen wat de noord- en zuidpool van een elektromagneet is als er een stroom doorgaat?
Als er aantrekking is
Als er afstoting is
5 Wat gebeurt er met de polen van een elektromagneet als er wisselspanning doorheen gaat?
6 Hoe kun je een heel sterke elektromagneet maken?
7 Als een magneet zijn magnetisme verliest, is hij gedemagnetiseerd.
a Hoe kan dat gebeuren?
b Wat gebeurt er op dat moment met de minimagneetjes?
8 Je kunt het magnetisch veld ook zichtbaar maken met een simulatie. In deze applet kun je experimenteren met een permanente magneet en een elektromagneet. De omliggende kleine magneetjes maken het elektrisch veld zichtbaar. Bij de elektromagneet kun je ook de keuze maken voor wisselspanning. Bij wisselspanning is er geen vaste pluspool en minpool; ze veranderen voortdurend met een bepaalde frequentie die je kunt instellen.
a Wat gebeurt er als je de permanente magneet verplaatst?
b Wat gebeurt er als je de elektromagneet verplaatst met een batterij?
c Wat gebeurt er als je wisselspanning op de spoel aanbrengt?
9 Wat gebeurt er als je rond de naald van een kompas ijzervijlsel aanbrengt met een blad papier ertussen?
10 Bekijk de afbeelding van de zaklamp.
a Voor deze zaklamp heb je geen batterij nodig. Hoe werkt deze zaklamp?
b Dit is een toepassing op magnetische inductie. Leg uit.
Verder oefenen? Ga naar .
Thema 4 GOLVEN
1 SOORTEN GOLVEN1 SOORTEN GOLVEN
1.1 HOE K AN EEN GOLF ONTSTAAN?
1 Heel wat fenomenen en toepassingen uit het dagelijkse leven zijn gebaseerd op de werking van golven.
Welke fenomenen en toepassingen herken je in de afbeeldingen?
Interessant om weten
Bij het begrip ‘golven’ denk je bijna automatisch aan watergolven in zee. Je vraagt je misschien af hoe golven ontstaan?
Bekijk de video op en ontdek het antwoord.
2 Ontdek met het volgende onderzoek hoe een golf kan ontstaan.
ONDERZOEK 1
1 ONDERZOEKSVRAAG
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN
dik touw van 1,5 m water gekleurde papiersnippers teil kiezelsteen
4 WERK WIJZE
1 Neem het touw aan één uiteinde vast.
2 Beweeg je hand snel op en neer. Zorg ervoor dat je hand niet uitwijkt naar links of naar rechts.
3 Teken je waarneming bij a.
4 Vul de teil voor de helft met water.
5 Gooi de kiezelsteen verticaal in het midden van het wateroppervlak.
6 Teken je waarneming bij b.
5 WAARNEMING a
6 BESLUIT
a De golf in het touw ontstaat door
b De golf in het water ontstaat door
7 REFLECTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Zes punten (op een touw) voeren een trilling uit. Punt 1 is de bron van de trilling waarbij het touw naar boven bewogen wordt.
Verklaar de golfbeweging in het touw aan de hand van de afbeeldingen en teksten:
– Nummer de afbeeldingen in chronologische volgorde in de eerste kolom op p. 132.
– Noteer in de derde kolom de correcte omschrijving (met de letter) bij de juiste afbeelding. Je vindt de omschrijving op p. 133.
A
B
Punt 1 bereikt zijn positief maximum. De deeltjes, rechts van punt 1, worden mee naar boven getrokken.
Punt 2 begint te trillen en beweegt naar boven.
Punt 1 bereikt zijn negatief maximum.
Punt 2 bereikt het evenwichtspunt.
Punt 3 bereikt zijn positief maximum.
Punt 4 begint te trillen en beweegt naar boven.
CPunt 1 beweegt naar boven.
D Punt 1 heeft één volledige trilling (golf) uitgevoerd.
Punt 5 begint nu te trillen en beweegt naar boven zoals punt 1.
Punt 1 bereikt het evenwichtspunt en beweegt naar beneden.
E
Punt 2 bereikt zijn positief maximum.
Punt 3 begint te trillen en beweegt naar boven.
d Omschrijf hoe de golfbeweging van het kiezelsteentje in het water ontstaat. Gebruik je kennis rond energieomzetting.
e Herhaal de proef met de kiezelstenen. Strooi voor de start van het experiment gekleurde papiersnippers in het water. Wat gebeurt er met de papiersnippers?
Je stelt vast dat elk stukje touw en elk waterdeeltje het volgende stukje touw of volgende waterdeeltje in beweging brengen. De bron is de plaats waar de trillingen starten en waar dus de golf vertrekt.
De touwdeeltjes en waterdeeltjes verplaatsen zich niet.
De deeltjes bewegen enkel op en neer. Een golf kun je dus zien als een transport van trillingsenergie zonder transport van massa.
Om een golf (trilling) goed te omschrijven, moet je een aantal begrippen kennen:
– Een trilling is een beweging die op en neer (of heen en weer) gaat rond een evenwichtspunt;
Een golf is een trilling die zich verplaatst;
– De cyclus van een golf is het geheel van gebeurtenissen die zich voortdurend herhalen;
De periode (T) is de tijd nodig om een cyclus te doorlopen; de eenheid is seconde (s);
De amplitude ( A) is de maximale uitwijking ten opzichte van het evenwichtspunt, de eenheid ervan is de meter (m).
Golven worden voorgesteld met een (u,x)-grafiek en een (u,t)-grafiek.
u (m)
01234567 x (m)
123 0 t (s) u (m)
De afstand waarover de golf zich heeft verplaatst gedurende één periode noem je de golflengte
Die kun je aflezen op de grafiek want dat is precies de afstand tussen twee opeenvolgende golftoppen.
Het symbool voor de golflengte is λ en de eenheid is de meter (m).
De frequentie (λ) geeft het aantal cycli per seconde. Je berekent ze met de formule ƒ = 1 T
De eenheid voor frequentie is de hertz (1 Hz = 1/s).
De snelheid waarmee een golf zich voorplant, noem je de voortplantingssnelheid van de golf.
Dat bereken je met de formule: υ = λ T = λ ∙ƒ. De eenheid is m/s.
3 Oefen de begrippen in door de volgende opdrachten uit te voeren.
a Duid op de (u,x)-grafiek de golflengte en de amplitude aan.
b Lees de periode af uit de (u,t)-grafiek.
c Bereken de frequentie van de periode op de (u,t)-grafiek.
u (m)
01234567 x (m)
c Verklaar dat je eerst de bliksem ziet en dan pas de donder hoort.
123 0 t (s) u (m)
d Misschien had je vroeger als kind schrik bij een onweer. Je ouders stelden je dan gerust met de opdracht ‘Tel het aantal seconden tussen het zien van de bliksemflits en het geluid van de donder’. Hoe werkt dit trucje?
Een golf is een trilling die zich verplaatst.
Een golf transporteert trillingsenergie, maar geen massa.
Een golf wordt gekenmerkt door de volgende grootheden: –
–
–
De periode (T) is de tijd nodig om een cyclus te doorlopen; de eenheid is seconde (s).
De amplitude (A) is de maximale uitwijking ten opzichte van het evenwichtspunt;
de eenheid ervan is de meter (m).
De afstand waarover de golf zich heeft verplaatst gedurende één periode noem je de golflengte
Het symbool voor de golflengte is λ en de eenheid is de meter (m). –
De frequentie (ƒ) geeft het aantal cycli per seconde. Je berekent ze met de formule ƒ = 1 T
De eenheid voor frequentie is de hertz (1 Hz = 1/s).
–
De snelheid waarmee een golf zich voorplant, noem je de voortplantingssnelheid van de golf.
De eenheid is m/s.
De golflengte en de amplitude kun je aflezen van een (u,x)-diagram.
u (m) golflengte
amplitude
01234567 x (m)
De frequentie en de periode kun je afleiden uit een (u,t)-diagram.
u (m) T
123 0 t (s)
Test jezelf: oefening 1
HOE KAN EEN GOLF ONTSTAAN?
Een golf ontstaat door een verstoring van een toestand, bijvoorbeeld door het op en neer bewegen van een touw of door een steen in het water te gooien.
1 Naargelang de manier waarop golven voortbewegen, kun je ze in verschillende groepen onderbrengen.
a Aan de hand van de resultaten van onderzoek 1 leer je een eerste soort golven kennen. Denk terug aan de golfbeweging die ontstaat bij het op en neer bewegen van het touw.
Doorstreep de foute antwoorden.
– De golf beweegt op en neer / van links naar rechts.
– De touwdeeltjes bewegen op en neer / van links naar rechts.
– De trilbeweging staat parallel / loodrecht op de richting waarin de golf zich beweegt.
b Bekijk de animaties om het verschil tussen transversale en longitudinale golven te begrijpen. Welke soort golf hoort bij welke figuur? Noteer.
Golven waarbij de trilbeweging loodrecht staat op de voortplantingsrichting (richting waarin de golf zich beweegt) zijn transversale golven. Daartegenover staan de longitudinale golven. Bij die soort zijn de trilbeweging en de voortplantingsrichting parallel. Een voorbeeld daarvan zijn geluidsgolven.
Interessant om weten
Ontdek in de video hoe je kunt spelen met de longitudinale golven in een veer.
2 Golven worden ook gekenmerkt door de lengte van de energieoverdracht.
Naargelang de tijdsduur van de energieoverdracht kun je spreken van een puls waarbij een korte energieoverdracht plaatsvindt, een golftrein waarbij maar een tijdje een energieoverdracht gebeurt volgens een vast patroon, en een continue golf.
Golven kunnen periodiek zijn (regelmatig terugkerend) of niet-periodiek (niet regelmatig terugkerend).
Zowel de puls, de golftrein, de periodieke golf als de continue golf zijn voorbeelden van lopende golven. Ze vertrekken vanaf een bron en planten zich dan voort, in tegenstelling tot een staande golf. Bij een staande golf zie je geen golven meer in een bepaalde richting lopen maar enkel op en neer bewegen in bepaalde punten.
a Bekijk de afbeeldingen in de tabel en duid het juiste antwoord aan.
b Noteer de naam van de golf in de tweede rij.
korte energieoverdracht lange energieoverdracht
korte energieoverdracht lange energieoverdracht
soort golf: soort golf:
korte energieoverdracht lange energieoverdracht
korte energieoverdracht lange energieoverdracht
soort golf: soort golf:
c Bekijk de animaties en noteer of het om een staande of een lopende golf gaat.
– animatie 1:
– animatie 2:
3 Sommige golven hebben een middenstof nodig om zich voort te kunnen bewegen.
Golven die een middenstof nodig hebben om zich voort te kunnen bewegen zijn mechanische golven De tussenstof kan een gas zijn (meestal is het lucht), een vloeistof of een vaste stof.
Elektromagnetische golven hebben geen tussenstof nodig om zich voort te kunnen bewegen en kunnen zich dus ook verplaatsen doorheen het luchtledige. Zij zijn de drager van wat je elektromagnetische energie noemt. Daarom spreek je over elektromagnetische golven
Zoals de naam laat vermoeden is een elektromagnetische golf een dubbele golfbeweging. Een magnetisch veld staat loodrecht op een elektrisch veld. Elektromagnetische golven zijn transversale golven d.w.z. dat de golfrichting loodrecht staat op de voortplantingsrichting van de golf. Ze bewegen met de snelheid van het licht (3,0 ∙ 108 m/s).
Noteer de volgende begrippen op de correcte plaats op de figuur:
golfrichting, magnetisch veld, golflengte, elektrisch veld
©VANIN
Bekijk ook zeker eens het 3D-beeld van een elektromagnetische golf in de Van In-app.
4 Je hebt al heel wat geleerd over elektromagnetische golven en zichtbare en onzichtbare straling.
a Bestudeer de afbeelding van het elektromagnetisch spectrum en geef daarna antwoord op de vragen.
gol engte
a1 Wat is het elektromagnetisch spectrum?
zichtbaar licht
a2 Welke volgorde wordt van links naar rechts voorgesteld? Markeer het juiste antwoord.
• Van lage / hoge frequentie → lage / hoge frequentie.
• Van kleine / grote golflengte → kleine / grote golflengte.
• Van laag / hoog energieniveau → laag / hoog energieniveau.
a3 Wat is het verband tussen de golflengte en de energie van de elektromagnetische golf? Markeer het juiste antwoord.
• Hoe korter / langer de golflengte, hoe lager / hoger de frequentie, hoe kleiner / groter de energie van de elektromagnetische straling.
b Je komt vaak in contact met bronnen van elektromagnetische golven (EM-golven) die door de mens geproduceerd zijn. Elke bron produceert EM-golven met een bepaalde frequentie, golflengte en energie.
b1 Noteer met een letter de bronnen bij de juiste soort golf in de 6e kolom van de tabel op p. 140. Kies uit:
• scannen van defecten in bv. metalen constructies
©VANIN
A
• productie van nucleaire energie
• medische toepassingen
• valsgelddetector
• zonnebank
B
C
D
E
• blacklights
• desinfecteertechniek
• hoogspanningskabels
• beeldschermen van computer en tv
• antidiefstalapparatuur
• beveiligingsplaatjes op kleding
• draagbare telefoons – gsm’s
• walkietalkies
• radio- en televisiezenders
• radarapparatuur
• satellieten
• vliegtuigcommunicatie
• militaire communicatie
• medische beeldvorming
F
• beschadigen van kwaadaardige kankercellen
• bagagescanner
• nachtkijkers
• infraroodfotografie
G
• broodrooster
• warmtelampen
• afstandsbediening
• draadloze systemen bv. wifinetwerk en bluetooth
H
• microgolfoven
• marineschepen om afstanden en objecten te bepalen
b2 Teken in de kolom ‘frequentie’ en de kolom ‘energie’ een pijl in de juiste richting. Duid ook aan of de frequentie / energie van laag naar hoog gaat of omgekeerd.
golfsoort golflengtefrequentieenergiebronnen
> 104
radiogolven
vele km – enkele cm
tot cm
microgolven 1 cm – 1 mm
IR-stralen 1 mm – 760 nm
zichtbaar licht 760 – 380 nm
uv-stralen 380 – 100 nm
röntgenstralen 10 nm – 1 pm (1 pm = 10.-12 m)
gammastralen 1 – 0,01 pm
lage / hoge
lage / hoge lage / hoge lage / hoge
c EM-golven omvatten zowel schadelijke als niet-schadelijke straling.
c1 Teken in de tabel een horizontale groene lijn om een scheiding aan te duiden tussen deze twee soorten straling.
c2 Welke stof maakt het menselijk lichaam aan om de schadelijke werking van de uv-straling tegen te gaan?
c3 Leg uit hoe deze stof werkt. Zoek eventueel de informatie op het internet.
d Het spectrum bevat de belangrijkste natuurlijke bron voor licht, namelijk de zon. Uit welke golfsoorten bestaat de lichtstraling van de zon?
©VANIN
Het spectrum van zichtbaar licht is enorm smal, van 380 nm tot 765 nm. Door de verschillende golflengtes kun je kleuren zien. Een verschil in golflengte van enkele nanometers (1 nm = 10-9 m) volstaat om een andere kleur te zien.
Het is je brein dat een onderscheid maakt tussen de verschillende golflengtes. Licht met een langere golflengte zie je als rood en licht met een kortere golflengte zie je als blauw. Groen zit er tussenin. De andere kleuren worden gevormd door deze drie basiskleuren: rood, blauw en groen.
gol engte in nanometer
e Er is nog geen enkele wetenschappelijke studie bekend die aantoont dat niet-ioniserende elektromagnetische straling schadelijk zou zijn voor de gezondheid. Je hoeft er dus geen schrik van te hebben. Toch is het belangrijk dat je er op een verantwoorde manier mee omgaat.
Duid in de lijst hieronder de factoren aan die risico’s kunnen inhouden bij de blootstelling van elektromagnetische golven.
frequentie van de golf kleur van de straling sterkte van het elektromagnetisch veld luchtledige omgeving
©VANIN
afstand tot de bron duur van de bestraling temperatuur blootgestelde deel van het lichaam
Golven waarbij de trilbeweging loodrecht staat op de voortplantingsrichting (richting waarin de golf zich beweegt) zijn transversale golven. Bij longitudinale golven zijn de trilbeweging en de voortplantingsrichting parallel.
Volgens de lengte van de energieoverdracht spreek je van een puls wanneer er een korte energieoverdracht plaatsvindt, een golftrein wanneer er maar een tijdje een energieoverdracht gebeurt volgens een vast patroon, en een continue golf.
Golven kunnen periodiek zijn (regelmatig terugkerend) of niet-periodiek (niet regelmatig terugkerend).
Lopende golven vertrekken vanaf een bron en planten zich dan verder in tegenstelling tot staande golven waarbij je geen golven meer in een bepaalde richting ziet lopen maar enkel op en neer ziet bewegen in bepaalde punten.
Golven die een middenstof nodig hebben om zich voort te kunnen bewegen zijn mechanische golven. De middenstof kan een gas zijn (meestal is het lucht), een vloeistof of een vaste stof. Elektromagnetische golven hebben geen tussenstof nodig om zich voort te kunnen bewegen, en kunnen zich dus ook verplaatsen doorheen het luchtledige. Het zijn transversale golven.
Het elektromagnetisch spectrum is een overzicht van alle elektromagnetische straling gerangschikt op golflengte en/of frequentie. Je onderscheidt enerzijds zichtbaar en onzichtbare straling en ioniserende en niet-ioniserende straling
Heel wat dagelijkse fenomenen, systemen en toepassingen zijn gebaseerd op een van die soorten golven. Met je kennis over golven krijg je een inzicht welke soorten golven gezondheidsgevaren inhouden en welke niet.
Test jezelf: oefening 2 en 3
WELKE CRITERIA KUN JE HANTEREN OM GOLVEN IN TE DELEN?
Je kunt op verschillende manieren naar een golf kijken zoals: – de stand van de trilbeweging t.o.v. de voortplantingsbeweging van de golf; – de duur van de energieoverdracht; – het al dan niet aanwezig zijn van een middenstof;
– de golflengte; – de frequentie; – de energie;
enz.
2 GELUID
2.1 HOE ONT STAAT GELUID?
Geluid ontstaat als een geluidsbron (bv. applaus, praten, rijdende auto …) trillingen veroorzaakt. Die trillingen worden doorgegeven aan de lucht, die op zijn beurt begint te trillen. Daardoor ontstaat een geluidsgolf, die zich door de lucht beweegt en door het oor kan opgevangen worden. In de hersenen wordt dit signaal omgezet tot geluid.
1 Je kunt dit uittesten met een aantal voorbeelden.
a Neem een wijnglas met een voet (het glas moet zo fijn mogelijk zijn). Bevochtig de bovenrand, plaats het op de tafel en houd de voet vast met de linkerhand. Wrijf met de middelvinger van je rechterhand in een draaiende beweging over de rand van het glas.
Wat gebeurt er?
b Een stemvork wordt gebruikt om de ‘juiste toon’ te laten horen. Meestal wordt die vastgezet in een opening bovenaan een houten kistje: de klankkast.
– Maak de stemvork los van de klankkast.
– Geef een korte tik tegen een van de benen van de stemvork.
– Raak met de voet van de stemvork de klankkast aan.
Wat hoor je?
c Beschrijf het verschil tussen de toon als de stemvork los is van de klankkast en als hij de klankkast raakt.
– Stemvork los van de klankkast:
– Stemvork raakt de klankkast:
d Neem een lege glazen fles en blaas over de opening. Vul de fles daarna gedeeltelijk met water en blaas opnieuw over de opening.
d1 Wat hoor je als je over een lege fles blaast?
d2 Wat hoor je als je over een gedeeltelijk gevulde fles blaast?
Interessant om
Je kunt zelf een waterorgel maken. Zet zeven gelijke flessen naast elkaar en vul ze met verschillende hoeveelheden water. Kies de hoeveelheden water zodanig dat je een toonladder kunt blazen. De foto toont een orgel met glazen die op een verschillende hoogte gevuld zijn met water.
Trillingen kunnen geluid veroorzaken.
Die trillingen worden doorgegeven aan de lucht, die op zijn beurt begint te trillen. Daardoor ontstaat een geluidsgolf, die zich door de lucht beweegt en door het oor kan opgevangen worden. In de hersenen wordt dit signaal omgezet tot geluid.
Als een voorwerp trilt, kan er geluid ontstaan. HOE ONTSTAAT GELUID?
1 Geluid zijn hoorbare trillingen.
a Wat gebeurt er als je een snaar van een gitaar naar beneden aanslaat? Markeer de juiste woorden in de onderstaande tekst zodat hij correct wordt.
Als de snaar naar beneden beweegt, wordt de lucht onder de snaar samengeperst, waardoor de luchtdruk afneemt / toeneemt. Er ontstaat een onderdruk / overdruk. De samengeperste luchtdeeltjes botsen met de omliggende deeltjes van de lucht en geven zo hun bewegingsenergie door.
– Als de snaar probeert haar oorspronkelijke vorm terug in te nemen, wijkt ze uit naar de andere kant. Ook aan die kant worden de luchtdeeltjes samengeperst. De luchtdruk boven de snaar neemt af / toe.
Door het heen en weer bewegen van de snaar (trillen) is de luchtdruk afwisselend hoog en laag.
Het afwisselend verhogen en verlagen van de luchtdruk doet geluidsgolven ontstaan.
Geluid bestaat dus uit bewegende golven van hoge en lage druk.
b Een geluidsgolf wordt veroorzaakt door een trillende bron.
b1 Wat is hier de trillingsbron?
b2 Vink het juiste antwoord aan.
Er ontstaat een lopende golf in de ruimte.
Er ontstaat een staande golf in de ruimte.
b3 Waardoor gaat de bron trillen?
b4 Die beweging zet zich voort over de hele snaar. Wat ontstaat er daardoor?
Er ontstaat een lopende golf op die snaar
Er ontstaat een staande golf op die snaar
c Bekijk de video
c1 Wat is er nodig om geluid door te geven?
c2 Daaruit kun je besluiten dat een geluidsgolf een mechanische / elektromagnetische golf is.
d Wat is de middenstof in het voorbeeld van het aanslaan van een snaar bij een gitaar?
e De eigenschappen van de middenstof bepalen hoe snel een geluidsgolf zich kan verplaatsen.
Bekijk de tabel. Formuleer hieruit drie vaststellingen. middenstofsnelheid (m/s) middenstofsnelheid (m/s) lucht bij 20 °C343 water bij 20 °C1 440 lucht bij 0 °C 331 ijzer bij 20 °C 5 000
Vaststelling 1:
Vaststelling 2:
Vaststelling 2:
f Verklaar het verschil in snelheid aan de hand van het deeltjesmodel van de materie.
vloeibaar
g Uiteindelijk wordt het geluid opgevangen door een ontvanger. Geef twee voorbeelden van een ontvanger.
De weg die geluidsgolven in het oor volgen, is schematisch weergegeven op de volgende afbeelding. Je ziet dat de geluidsgolven zich door verschillende middenstoffen verplaatsen.
uitwendig oor middenoor inwendig oor materie lucht gehoorbeentjesvloeistof aggregatietoestand gasvormig vast vloeibaar
Geluid bestaat uit bewegende golven van hoge en lage druk.
Het is een trilling die zich verplaatst van een geluidsbron naar de ontvanger
De trilling wordt doorgegeven via een middenstof. Meestal is dat lucht. Een andere mogelijke materie is water of een metaal.
Die middenstof bepaalt de snelheid van het geluid. In vloeistoffen en vaste stoffen is deze meestal hoger dan in gassen. Ook de temperatuur speelt een rol.
In je oor verplaatsen geluidsgolven zich door verschillende middenstoffen.
Test jezelf: oefening 4
©VANIN
Ja, geluid gaat sneller door metaal dan door water. Dat heeft alles te maken met de aggregatietoestand van de middenstof.
1 De snelheid waarmee hoge en lage druk elkaar afwisselen bepaalt of een geluid hoog of laag klinkt. Het aantal trillingen per seconde is de grootheid trillingssnelheid.
a Geef een synoniem voor trillingssnelheid.
b Wat is de eenheid voor frequentie?
c Wat betekent 1 Hz?
Interessant om weten
Elk voorwerp trilt op een bepaalde manier. Dat is de eigenfrequentie. Wanneer een trillend voorwerp een ander voorwerp met dezelfde eigenfrequentie aan het trillen brengt, spreek je van resonantie Dat is bijvoorbeeld de reden dat de klankkast mee aan het trillen gaat als er een stemvork op staat. Er ontstaan dan meer trillingen zodat het geluid sterker wordt.
Via de Van In Plus app vind je een video waarin je kunt zien hoe in 1940 de Tacoma hangbrug in Amerika instortte ten gevolge van resonantie. Door een constante windsnelheid van 65 km/u en doordat de brug niet correct was gebouwd, trad er resonantie op en werden de trillingen steeds heviger.
2 Met de grafiek hieronder kun je het verschil afleiden tussen hoge en lage tonen.
hoge toon lage toon
a Bestudeer de grafiek en markeer de juiste antwoorden.
– Geluiden met een hoge frequentie, dat wil zeggen met veel / weinig trillingen per seconde, hoor je als hoge tonen. Je ziet op figuur 2.9 dat hoge tonen een grote / kleine golflengte hebben.
– Geluiden met een lage frequentie, dat wil zeggen met veel / weinig trillingen per seconde, hoor je als lage tonen. Je ziet op figuur 2.9 dat lage tonen een grote / kleine golflengte hebben.
Mensen kunnen tonen van 20 tot 20 000 Hz horen. Het beste hoor je tonen tussen 100 en 5 000 Hz.
Dat is precies het spraakgebied.
Diepe basgeluiden liggen onder de 100 Hz, schrille pieptonen boven de 8 000 Hz. De grenswaarden zijn afhankelijk van de leeftijd. Naarmate je ouder wordt, is de ondergrens hoger dan 20 Hz en de bovengrens lager dan 20 000 Hz. Een volwassene kan maar 8 000 Hz horen, maar een baby 20 000 Hz.
Geluid met een frequentie lager dan 20 Hz kun je niet waarnemen.
b Test uit tot welke frequentie jij het geluid hoort.
c Bezoek de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.
c1 Naar welk soort geluid wordt verwezen?
c2 Wat betekent dat?
c3 Noteer een aantal toepassingen die genoemd worden op de website.
c4 Welke dieren ken je die gebruikmaken van ultrasoon geluid?
c5 In Nederland gebruikt men ultrasoon geluid om hangjongeren te 'verjagen'. Dat toestel heeft men al op verschillende plaatsen uitgetest.Leg de werking van het toestel uit.
c6 Ook in de medische wereld wordt gebruikgemaakt van ultrasoon geluid. Welke toepassing herken je op fig. 2.8?
d Je hebt ook geluiden met een frequentie lager dan 20 Hz.
d1 Zoek op hoe je geluiden met een frequentie lager dan 20 Hz noemt.
d2 Welke dieren gebruiken die geluiden?
d3 Waarvoor gebruiken de dieren die geluiden?
3 Wist je dat de lengte van een blaasinstrument de hoogte van de toon die het produceert bepaalt? Onderzoek dat met het volgende experiment.
ONDERZOEK 2
1 ONDERZOEKSVRAAG
2 HYPOTHESE
3 BENODIGDHEDEN drankrietje schaar
4 WERK WIJZE
1 Neem een drankrietje, knijp een kant plat en knip twee hoekjes af zoals op de figuur.
2 Breng het rietje ongeveer 2 cm in de mond en blaas erop.
3 Knip een stukje van het rietje en blaas opnieuw.
4 Blaas tenslotte ononderbroken terwijl je het rietje korter en korter knipt.
5 WAARNEMING
a Wat gebeurt er bij stap 2?
b Wat gebeurt er bij stap 3?
c Wat gebeurt er bij stap 4?
6 BESLUIT
7 REFLECTIE
a Komt je hypothese overeen met het besluit? Verklaar.
b Misschien gebruik je in de muziekles een boomwhacker.
b1 Welk soort instrument is dat?
b2 Leg de werking uit.
4 Als je eenzelfde snaar van een gitaar hard of zacht aanslaat, is in beide gevallen de toonhoogte dezelfde, maar de intensiteit van het geluid verandert wel.
grote amplitude kleine amplitude u (cm) + 0 –harde toon zachte toon
a Bestudeer de grafiek. Wat bepaalt de intensiteit van het geluid?
b Hoe noemt men dit begrip?
c Markeer de juiste termen in de zinnen.
t (s)
– Een hard geluid heeft een grote / kleine amplitude. Dat wil zeggen dat de hoogte van de geluidsgolf groot / klein is.
– Een zacht geluid heeft een grote / kleine amplitude. Dat wil zeggen dat de hoogte van de geluidsgolf groot / klein is.
d Hoe hard of zacht een persoon geluid waarneemt, ligt aan de hoeveelheid energie per seconde waarmee het geluid zich door de lucht verplaatst.
De hoeveelheid energie van een hard geluid ten opzichte van de hoeveelheid energie van een zacht geluid is: even groot groter kleiner
hangt af van de omstandigheden
De grootheid geluidsintensiteit is de hoeveelheid energie die door de geluidsdruk op een oppervlak van één vierkante meter opgevangen kan worden. De eenheid voor geluidsintensiteit is watt per vierkante meter (W/m2).
De geluidsintensiteit is geen handige maat om de geluidservaring uit te drukken. Daarom werd een schaal ontwikkeld. Het geluidsniveau, uitgedrukt in decibel (dB), is een schaal waarbij de geluidsintensiteit van de geluidsdrempel als 0 decibel en de pijngrens als 120 decibel gebruikt wordt voor frequenties tussen 400 Hz en 1 000 Hz.
Het hardste geluid is 194 decibel, dan worden alle luchtmoleculen samengedrukt.
pijndrempel
extreem luid
zeer luid
luid
vuurwerk
straalmotor sirene trombone helikopter
haardroger
schadedrempel
truck auto gesprek koelkast regen ruisende bladeren uisteren ademen
gehoordrempel
5 Zoals elke grootheid kun je het geluidsniveau ook meten.
a Welk toestel gebruik je hiervoor?
b Om een idee te krijgen hoe hard een decibel klinkt, kun je verder aan de slag met de ontdekplaat.
b1 Wat is de gehoordrempel?
b2 Bij welke waarde bereik je de schadedrempel?
©VANIN
b3 Wat betekent de pijndrempel van 120 dB?
6 Hoe schadelijk geluiden tussen 80 en 120 decibel zijn, hangt af van hoelang je ernaar luistert.
a Welke informatie geeft de grafiek?
b Hoelang kunnen je oren het uithouden zonder blijvende schade als je het gras afrijdt met een machine die 90 dB levert?
Het is belangrijk om in te zien dat 100 dB niet hetzelfde is als dubbel zoveel lawaai als bij 50 dB! De decibelschaal is namelijk een voorbeeld van een logaritmische schaal. Bij een verdubbeling van de geluidsintensiteit verhoogt het geluidsniveau met 3 dB en halveert de veilige luisterperiode. Ook de afstand speelt een rol: bij elke verdubbeling van de afstand verlaagt het geluidsniveau met 6 dB.
c Vul de tabel aan.
geluidsintensiteit = aantal grasmaaiers geluidsniveau (in
7 Het geluid wordt uiteindelijk opgevangen door onze oren.
De trilhaartjes in het binnenoor zijn voortdurend bezig met het verwerken van geluid. Wanneer de trilhaartjes blootgesteld worden aan te hoge druk (hard geluid) of te lang of te vaak, dan worden ze overbelast. Dat resulteert in gehoorschade.
a Beluister via de website hoe het klinkt wanneer je gehoorschade hebt. Je ontdekt dat er verschillende vormen van gehoorschade zijn. Noteer enkele voorbeelden. Maak zeker ook gebruik van de ontdekplaat.
b Som mogelijke tips op om jezelf zoveel mogelijk te beschermen tegen gehoorschade bij het beluisteren van muziek.
©VANIN
c Welke voor- en nadelen hebben schuimdoppen?
Nadeel / nadelen:
Voordeel / voordelen:
d Wat is het beste alternatief voor schuimdoppen?
De golflengte bepaalt de toonhoogte of frequentie. Dat is het aantal trillingen per seconde. De eenheid voor frequentie is hertz (Hz). –
Geluiden met een lage frequentie (grote golflengte) hoor je als lage tonen. –
Geluiden met een hoge frequentie (kleine golflengte) als hoge tonen.
De mens hoort geluiden met een frequentie tussen 20 en 20 000 Hz. Infrasone geluiden zijn geluiden met een frequentie lager dan 20 Hz, ultrasone geluiden een frequentie hoger dan 20 000 Hz
De gehoorgrenzen zijn persoonsgebonden en kunnen variëren in functie van leeftijd Naarmate je ouder wordt is de ondergrens hoger dan 20 Hz en de bovengrens lager dan 20 000 Hz. Ook dieren kunnen heel verschillende gehoorgrenzen hebben.
Hoe hard of zacht je een geluid hoort hangt af van de amplitude, de hoogte van de geluidsgolf. De hoeveelheid energie per seconde waarmee het geluid zich door de lucht verplaatst is groter bij een harder geluid dan bij een zacht geluid.
De grootheid geluidsintensiteit is de hoeveelheid energie die door de geluidsdruk op een oppervlak van één vierkante meter opgevangen kan worden per seconde. De eenheid voor geluidsintensiteit is watt per vierkante meter gemeten (W/m2).
Het geluidsniveau, uitgedrukt in decibel (dB) is een schaal waarbij de geluidsintensiteit van de menselijke geluidsdrempel als 0 decibel en de pijngrens als 120 decibel gebruikt wordt voor frequenties tussen 400 Hz en 1 000 Hz.
Je meet het geluidsniveau met een geluidsniveaumeter of decibelmeter
Het kritische geluidsniveau waaraan je permanent kunt blootgesteld worden zonder blijvende gehoorschade is 80 dB. Hogere geluidsniveaus vragen beschermingsmaatregelen zoals afstand tot de geluidsbron vergroten, oorbeschermers dragen, luistertijd beperken of volume verminderen.
Wanneer de trilhaartjes in het binnenoor blootgesteld worden aan te hoge druk (hard geluid) of te lang of te veel of te vaak dan worden ze overbelast en vertonen ze schade. Er treedt gehoorschade op.
Test jezelf: oefening 5 tot en met 7
WELKE GELUIDSGOLVEN
Je kunt geluidsgolven met een frequentie tussen 20 en 20 000 Hz horen. Dat hangt af van je leeftijd en hoe je je beschermt tegen gehoorschade.
2.4 HOE K AN EEN GOLF EEN BUIGING MAKEN?
1 Op de foto zie je een opening tussen twee delen van een golfbreker. Golven die vanuit de zee (achter de golfbreker) komen, veroorzaken een golf die zich cirkelvormig uitbreidt.
De foto visualiseert een belangrijke eigenschap van golven: buiging. Je spreekt van buiging of diffractie als een golf de rand van een hindernis bereikt en daarna afbuigt rond de hindernis. Dat betekent ook dat een golf van richting kan veranderen. Ze breidt zich dan uit naar alle kanten.
Buiging van golven neem je elke dag waar. Iemand die om het hoekje staat, hoor je nog omdat de geluidsgolven de hoek ombuigen. Het verklaart ook waarom je in je achtertuin geluiden kunt horen die van de straat afkomstig zijn: de geluidsgolven bewegen niet dóór het huis, ze buigen er omheen.
a Bekijk de animatie zodat je nog beter begrijpt wat buiging of diffractie is.
b Naarmate de opening in een hindernis groter of kleiner is, wordt de buiging anders. Wat kun je besluiten uit de informatie die je krijgt bij de afbeelding hiernaast.
c Buiging van geluidsgolven komt vaak voor. Langs de autowegen worden geluidsschermen geplaatst. Toch is het achter zo’n scherm niet stil: het geluid buigt er omheen. Welke geluiden (lage/hoge frequentie) zijn aan de andere kant van het scherm nog goed hoorbaar?
2 Je weet al dat als een lichtstraal invalt op een zwart oppervlak dat hij dan geabsorbeerd wordt. Valt een lichtstraal daarentegen in op een spiegel, dan wordt hij teruggekaatst. Geluidsgolven kunnen ook geabsorbeerd of teruggekaatst worden.
a Stop een gsm in een piepschuimen verpakking en bel ernaar.
a1 Wat hoor je?
a2 Wat kun je hieruit besluiten?
b Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.
b1 Wanneer treedt er terugkaatsing van geluidsgolven op?
geluid
b2 Wanneer wordt het geluid geabsorbeerd?
b3 Wanneer kan er echo (nagalm) ontstaan?
c Binnenhuisarchitecten gebruiken dat effect bij de bekleding van een woonruimte.
c1 Beschrijf welke effecten er optreden wanneer een geluidsgolf invalt op een muur.
c2 Wat wordt bedoeld met ‘deze ruimte heeft een slechte akoestiek’?
c3 De akoestiek in een ruimte is afhankelijk van absorptie en terugkaatsing (reflectie) van het geluid door alle materialen die in de ruimte gebruikt worden. Dat zijn de wanden van de ruimte of de voorwerpen in de ruimte zoals planten, kasten, stoelen, mensen … en de grootte van de ruimte. Het is dus belangrijk om de juiste materialen te gebruiken bij de aankleding van een ruimte.
– De absorptie gebeurt door een ruwe / gladde / harde / zachte afwerking.
De terugkaatsing gebeurt door een ruwe / gladde / harde / zachte afwerking.
d Luister ten slotte naar het geluid van een echo.
Welke geluiden of welke soorten golven hoor je?
De weerkaatsing van geluidsgolven heeft veel toepassingen.
Zo worden bij de medische techniek ‘echografie’ geluidsgolven met een heel hoge frequentie uitgezonden.
Een deel van de golven gaat niet door het lichaam en wordt weerkaatst. Die gereflecteerde geluidsgolven worden omgezet in een elektrisch signaal dat naar een computer wordt gestuurd. De computer kan het elektrische signaal vervolgens omzetten in een beeld.
– Verschillende dieren gebruiken de tijdsintervallen tussen uitgezonden en gereflecteerde geluidssignalen om voorwerpen of andere dieren te lokaliseren.
Dat sonarsysteem is heel nauwkeurig.
golven uitgezonden door vleermuis teruggekaatste geluidsgolven
3 Een derde effect dat kan optreden is breking of refractie van golven.
a De afbeeldingen tonen het resultaat van een experiment dat je eerder al uitvoerde.
Omschrijf wat je met deze proef kon aantonen.
Geluidsgolven worden gebroken als ze zich bewegen van een middenstof met lage temperatuur naar een medium met een hogere temperatuur.
In het dagelijkse leven word je vrij vaak geconfronteerd met breking van geluid.
– Zo komt het bijvoorbeeld dat je een vliegtuig totaal verkeerd lokaliseert omdat het geluid gebroken wordt in de verschillende luchtlagen met een verschillende temperatuur.
– Overdag is het vlak boven de grond gewoonlijk warmer dan een eind erboven. Geluidsgolven breken dan ‘naar boven’. Daardoor is geroep niet zo ver hoorbaar. In warme woestijnen is het verschijnsel nog duidelijker.
Een ballonvaarder kan de geluiden van beneden echter wel goed horen.
b Bij een heldere nacht is het vlak bij de grond echter kouder dan een eind erboven. Bekijk de figuur hieronder om op de vragen te antwoorden.
b1 Hoe breken de geluidsgolven dan?
b2 Hoor je de geluidsgolven dan beter of slechter?
Geluidsgolven buigen om een hindernis heen (diffractie). Hoe groter de golflengte, hoe sterker de buiging.
Als golven invallen op energie absorberende materialen, worden ze grotendeels geabsorbeerd De meeste wanden laten geluid gedeeltelijk door.
Geluidsgolven kunnen ook weerkaatst (reflectie) worden.
Geluidsgolven worden gebroken als ze zich bewegen van een middenstof met lage temperatuur naar een medium met een hogere temperatuur.
Test jezelf: oefening 8 en 9
KAN EEN GOLF EEN BUIGING MAKEN?
Golven kunnen inderdaad om een hindernis buigen. Daarnaast worden golven ook teruggekaatst en geabsorbeerd en kunnen ze breken.
SYNTHESE
Maak een synthese van het thema. Je kiest zelf welke vorm je verkiest.
Op vind je een aantal voorbeelden van een synthese bij dit thema.
CHECKLIST
Wat ken/kan ik?
Ik kan fenomenen en toepassingen uit het dagelijks leven die gebaseerd zijn op de werking van golven herkennen.
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
130
Ik kan aan de hand van een proef uitleggen hoe een golf in bijvoorbeeld een touw ontstaat. 131-133
Ik kan de golfbeweging in een touw verklaren. 131-133
Ik kan omschrijven hoe een golfbeweging van een kiezelsteentje in water ontstaat.
Ik kan een golf omschrijven als een transport van trillingsenergie zonder transport van massa.
131, 133
133, 135
Ik ken de begrippen trilling, golf, cyclus, periode, amplitude, golflengte, frequentie en voortplantingssnelheid. 135
Ik kan een golf voorstellen aan de hand van een (u,x)-grafiek en een (u,t)-grafiek. 134-135
Ik kan een (u,x)-grafiek en een (u,t)-grafiek lezen en interpreteren. 134-135
Ik ken het symbool voor de grootheden periode, amplitude, frequentie van een golf.
Ik ken de eenheid en het symbool voor de eenheid van de grootheden periode, amplitude, frequentie van een golf.
Ik kan op een (u,x)-grafiek de golflengte en de amplitude aanduiden.
Ik kan op een (u,t)-grafiek de periode aflezen en de frequentie berekenen.
Ik ken de formule om de golfsnelheid te berekenen.
Ik kan verklaren hoe het komt dat je eerst de bliksem ziet en pas later de donder hoort.
Ik kan de grootheden waardoor een golf gekenmerkt wordt, opsommen en omschrijven.
Ik kan uitleggen hoe een golf kan ontstaan.
Ik kan de verschillende criteria voor het indelen van golven opsommen en verduidelijken.
Ik kan het verschil tussen een transversale golf en een longitudinale golf duiden.
Ik kan het verschil tussen een puls, golftrein, continue golf en periodieke golf duiden.
Ik kan het verschil tussen een lopende en staande golf duiden.
Ik kan het verschil tussen een mechanische en elektromagnetische golf duiden.
133-135
133-135
134-135
134-135
134
134
135
131-135
136-141
136
136
136
137
Wat ken/kan ik?
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
Ik kan uitleggen dat een elektromagnetische golf een dubbele golfbeweging is. 137138
Ik weet wat het elektromagnetisch spectrum is.
Ik kan voor verschillende bronnen van elektromagnetische golven die door de mens geproduceerd zijn, de juiste soort golf geven.
Ik ken het verband tussen de golflengte en de energie van de elektromagnetische golf.
138
Ik ken de golfsoorten van het zonlicht. 140
Ik ken het spectrum van zichtbaar licht.
Ik kan uitleggen hoe je kleuren kan zien.
Ik kan uitleggen hoe ons lichaam zich beschermt tegen de schadelijke werking van uv-stralen.
Ik ken vijf factoren die een risico spelen bij de blootstelling van elektromagnetische golven.
Ik kan uitleggen hoe geluid ontstaat.
Ik kan uitleggen dat geluid bestaat uit bewegende golven van hoge en lage druk.
Ik kan uitleggen dat een geluidsgolf een lopende, mechanische golf is.
Ik kan verklaren hoe de soort middenstof een rol speelt bij de snelheid van het geluid.
Ik ken de weg die de geluidsgolven volgen in het oor.
Ik kan aan de hand van een (u,t)-grafiek het verschil tussen een hoge en lage toon duiden.
Ik kan de begrippen ultrasoon en infrasoon geluid definiëren.
Ik ken (technische) toepassingen die gebruik maken van ultrasoon of infrasoon geluid.
Ik ken de onder- en bovengrens van het menselijk gehoor en de leeftijdsgebonden veranderingen van deze grenzen.
Ik kan aan de hand van een proef het verband tussen de lengte van een blaasinstrument en de toon die het produceert verduidelijken.
Ik kan aan de hand van een (u,t)-grafiek het verschil tussen een harde en een zachte toon duiden.
Ik kan de grootheid geluidsintensiteit definiëren.
Ik ken de eenheid voor geluidsintensiteit en het symbool voor deze eenheid.
Ik kan de schaal ‘geluidsniveau’ toelichten.
Ik ken verschillende manieren om het geluidsniveau te meten.
Ik kan de begrippen gehoordrempel, schadedrempel en pijndrempel uitleggen.
Ik kan de logaritmische decibelschaal toelichten.
140
140
140
141
145
146
147
147
146
148-
149
149
150
150, 152
150
150
150
151
Wat ken/kan ik?
Ik kan uitleggen hoe gehoorschade ontstaat.
Ik kan tips geven om gehoorschade te beperken bij het beluisteren van muziek.
Ik kan het verschijnsel buiging of diffractie van golven beschrijven.
Ik kan fenomenen of toepassingen uit het dagelijks leven verklaren aan de hand van diffractie.
Ik kan het verschijnsel absorptie of terugkaatsing van golven beschrijven.
Ik kan fenomenen of toepassingen uit het dagelijks leven verklaren aan de hand van absorptie.
Ik kan het verschijnsel breking of refractie van golven beschrijven.
Ik kan fenomenen of toepassingen uit het dagelijks leven verklaren aan de hand van refractie.
helemaal begrepen hier kan ik nog groeien pg.
151
152
153
153
154
154
155
155-
156
TEST JEZELF
1 Bekijk de grafieken. Benoem zoveel mogelijk kenmerken van een golf door op de afbeeldingen de grootheden aan te duiden en het symbool te noteren.
2 Zijn de stellingen juist of fout? Verbeter indien nodig.
Stelling JuistFout
a Een golf transporteert massa, maar geen energie.
Verbetering bij fout:
b De zon is de enige natuurlijke bron van elektromagnetische golven.
Verbetering bij fout:
c De frequentie bepaalt de soort elektromagnetische golf en waarvoor die nuttig of schadelijk kan zijn.
Verbetering bij fout:
3 Je kunt golven volgens verschillende criteria indelen. Groepeer de tegengestelde golven en het kenmerk.
A lopende golf a niet-periodiek patroon
1 het al dan niet aanwezig zijn van een middenstof
B mechanische golf b longitudinaal 2 stand van de trilbeweging t.o.v. de voortplantingsrichting
C periodieke golf c staande golf 3 regelmatigheid van de energieoverdracht
D transversale golf d elektromagnetische golf
4 het al dan niet vertrekken van een bron t.o.v. het op en neer bewegen in bepaalde punten
4 Duid het juiste antwoord aan.
– De toonhoogte wordt bepaald door de golflengte / de amplitude. – Geluiden met een lage frequentie hoor je als lage / hoge tonen.
– Bij een hard geluid is de hoeveelheid energie per seconde waarmee het geluid zich door de lucht verplaatst kleiner / groter dan bij een zacht geluid.
5 Als je onder water zwemt, kun je geluiden waarnemen. Ook vissen kunnen trillingen opvangen. Wat kun je hieruit besluiten in verband met het doorgeven van trillingen in water?
6 Naarmate de vleugels van een insect kleiner zijn moeten ze sneller bewegen om het insect te laten vliegen. Een mug kan zijn vleugels tot duizend keer per seconde op en neer bewegen. Is de zoemtoon van de mug daardoor een hoge of lage toon binnen het bereik van het menselijk oor?
7 a Hoeveel bedraagt het kritische geluidsniveau bij de mens? db
b Wat betekent dat?
c Wanneer krijg je gehoorschade?
d Hoe kun je dat voorkomen?
8 Met welke eigenschap van golven kun je onderstaande fenomenen of toepassingen verklaren. Maak de juiste verbinding.
breking diafragma reflectie regenboog buiging echo
9 Omdat het verkeer te veel lawaai veroorzaakt, plaatst men een geluidsscherm aan de kant van de laagbouw. Het effect is voor die huizen voldoende.
Verder oefenen? Ga naar . geluidsscherm
flatgebouw weg huizen
De bewoners van het appartementsgebouw klagen nu echter dat het verkeerslawaai door het plaatsen van het scherm nog erger is geworden. Kan dat? Geef een verklaring.
Woordenlijst
Thema Voortplanting
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1adrenaline een hormoon dat door het lichaam wordt geproduceerd in situaties van gevaar en opwinding
2anticonceptie methode om zwangerschap te voorkomen
3baarmoederhalskankerkankervorm waarbij er een gezwel ontstaat in de baarmoederhals
1clitoris gevoelig deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan
1cytoplasma celvloeistof
1 DNA onderdeel van de chromosomen waarmee het erfelijk materiaal van de mens opgeslagen wordt
1donor iemand die sperma, een eicel of een embryo afstaat voor gebruik bij een ander mens
1eicellen vrouwelijke geslachtscel
1eisprong
vrijkomen van een eicel ongeveer midden in de menstruatiecyclus van de vrouw
1ejaculatie zaadlozing
1embryo eerste stadium van het zich ontwikkelende kind
Thema Voortplanting
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1embryonale ontwikkeling
ontwikkeling van het ongeboren kind gedurende de eerste 11 weken van de zwangerschap
1flagel zweepstaart
©VANIN
1foetale groei ontwikkeling van het ongeboren kind vanaf de 12de week tot aan de geboorte
1follikel ook wel eiblaasje genoemd, een blaasje waarin een eicel kan worden gerijpt
1gender kenmerken die toegeschreven worden aan ‘mannelijkheid’ of ‘vrouwelijkheid’ in tegenstelling tot de biologische verschillen
1genderidentiteitpsychologisch geslacht
1genderneutraalgeen onderscheid makend tussen de seksen of genders
1geslachtskenmerk, primair kenmerk dat al vanaf de geboorte aanwezig is, zoals de penis en de vagina
1geslachtskenmerk, secundair
lichamelijk kenmerk dat zich pas ontwikkelt in de puberteit, zoals baardgroei, zwaardere spieren, borstontwikkeling …
1hormoon stof die door een klier wordt afgescheiden en een bepaald effect veroorzaakt in het lichaam
Thema Voortplanting
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
3HPV-vaccinatievaccinatie tegen het humaan papillomavirus
1hypofyse hormoonklier onder aan de hersenen
2 IUI intra-uteriene inseminatie
2 IVF in-vitrofertilisatie
2 KI kunstmatige inseminatie
1menopauze overgang: periode waarin de vrouw niet meer menstrueert
1menstruatie periodieke (meestal maandelijkse) bloeding bij de vrouw
1mitochondriëncelorganellen die zorgen voor de energie in een cel
1moederkoek orgaan dat zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen tussen moeder en ongeboren kind
1organisatieniveauniveau waarop het leven bestudeerd kan worden: van heel laag (cel) tot heel hoog (organisme)
1orgasme hoogtepunt van seksuele lustgevoelens
1ovulatie eisprong
3passief roken het ongewild inademen van tabaksrook in de omgevingslucht
Thema Voortplanting
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1placenta zie moederkoek
©VANIN
3resistent bestand tegen bepaalde ziekten, biologische of chemische stoffen
3soa seksueel overdraagbare aandoening
1sperma lichaamsvocht uit de teelballen van de man, dat zaadcellen bevat
1spermcellen zie zaadcel
1stamcel een niet-gespecialiseerde cel die de voorloper is van gespecialiseerde cellen
2sterilisatie medische ingreep waarbij de zaadleiders bij de man of de eileiders bij de vrouw onderbroken worden
1transgender een genderidentiteit hebben die verschilt van het biologische geslacht
2voorbehoedsmiddelenzie anticonceptie
1zaadcel mannelijke geslachtscel
3zwangerschapsdiabetessuikerziekte die optreedt tijdens de zwangerschap, bij een vrouw die daarvoor niet diabetisch was
Thema Chemische informatie hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1ADH aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
1consument verbruiker
1ecoscore geeft informatie voor een meer duurzame levensstijl
2emulgator stof die de vorming van een emulsie bevordert
1energetische waardehoeveelheid energie die 100 g of 100 ml van een voedingsmiddel levert
1hypervitaminosete veel van een bepaalde vitamine
1hypovitaminosete weinig van een bepaalde vitamine
1indicator stof waarmee je op basis van een kleuromslag in staat bent om een bepaalde stof te herkennen
1lactose melksuiker
1macromoleculemolecule met een groot aantal atomen (zelfs meer dan 1 000)
4massaconcentratieconcentratie-aanduiding die aangeeft hoeveel gram of kilogram opgeloste stof er aanwezig is in 1 liter oplossing
4massafractieconcentratie-aanduiding die uitgedrukt wordt in ppm of ppb
Thema Chemische informatie hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
4massapercentageconcentratie-aanduiding die aangeeft hoeveel gram opgeloste stof er aanwezig is in 100 g oplossing
©VANIN
1nutriscore geeft aan welke voedingsmiddelen binnen een bepaalde productgroep gezonder zijn dan andere
4ppb parts pro billion (deeltjes per miljard)
4ppm parts pro million (deeltjes per miljoen)
1tgt te gebruiken tot
1tht ten minste houdbaar tot
3triviale naamnamen voor chemische producten die in het dagelijks leven gebruikt worden
1uitgelekte massamassa die overblijft nadat alle vloeistof uit het product verwijderd is 1voedingsmiddelenalle soorten voedsel die door de mens gegeten kunnen worden
1voedingsstoffenstoffen die onontbeerlijk zijn voor de groei en de instandhouding van een organisme
4volumeconcentratieconcentratie-aanduiding die aangeeft hoeveel ml opgeloste stof er aanwezig is in 1 liter oplossing
Thema Chemische informatie hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
4volumepercentageconcentratie-aanduiding die aangeeft hoeveel volumedelen opgeloste stof er aanwezig is in 100 volumedelen oplossing
2watergedrageneen verf die te verdunnen is met water
Thema Magnetisme
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1elektromagneetmagneet waarvan de werking door een elektrische stroom veroorzaakt wordt Het is de combinatie van een spoel en een weekijzeren kern.
1ferromagnetische metalen metalen die aangetrokken worden door een magneet (ijzer, kobalt en nikkel)
1legering mengsel van metalen
2magnetisch veldde ruimte waarin een magneet werkzaam is
2magnetische veldsterkte
©VANIN
Hiermee drukt men uit hoe sterk het magnetisch veld is op een bepaalde plaats in het veld.
1 niet-ferromagnetische metalen metalen die niet aangetrokken worden door een magneet
1permanente magneetvoorwerpen die van zichzelf magnetische eigenschappen hebben
1spoel cilindrische vorm waarrond een koperen draad spiraalvormig gewonden is
2veldlijn de zichtbare lijnen die ijzervijlsel vormt in een magnetisch veld
Thema Golven
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1amplitude (A)maximale uitwijking ten opzichte van het evenwichtspunt; eenheid is meter (m)
2breking verandering van bewegingsrichting van geluidsgolven bij de overgang tussen luchtlagen van verschillende temperatuur
2buiging
verschijnsel waarbij een golf afbuigt rond een hindernis
1continue golfgolf waarbij gedurende een lange tijd energieoverdracht gebeurt
1cyclus geheel van gebeurtenissen die zich voortdurend herhalen
2diffractie zie buiging
1elektromagnetische golf
golf die geen middenstof nodig heeft om zich te kunnen voortbewegen
1frequentie (ƒ)aantal cycli per seconde; eenheid is hertz (Hz)
2geluidsintensiteithoeveelheid energie die door geluidsdruk uitgeoefend wordt om een oppervlak van 1 m2; eenheid is watt per vierkante meter (W/m2)
2geluidsniveaumaat voor geluidsintensiteit, uitgedrukt in decibel (dB)
1golf een trilling die zich verplaatst
1 golflengte (λ) afstand waarover de golf zich heeft verplaatst gedurende één periode; eenheid is meter (m)
Thema Golven
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1golftrein
golf waarbij energieoverdracht gebeurt volgens een vast patroon
2infrasoon geluidgeluid met een frequentie lager dan 20 Hz
1longitudinale golfgolf waarbij de trilbeweging
parallel is aan de voortplantingsrichting
1lopende golf
golf die vertrekt vanaf een bron en zich dan voortplant
1mechanische golfgolf die een middenstof nodig heeft om zich te kunnen voortbewegen
1middenstof een stof, waarin een verschijnsel plaatsheeft
2oscilloscoop toestel waarmee je elektrische signalen zichtbaar kunt maken
1periode (T)
tijd nodig om een cyclus te doorlopen; eenheid is seconde (s)
1periodiek regelmatig terugkerend
1puls
golf waarbij een korte energieoverdracht plaatsvindt
2refractie zie breking
2resonantie
1staande golf
verschijnsel waarbij een voorwerp mee gaat trillen met de frequentie van een andere trilling
golf die op alleen op en neer beweegt
Thema Golven
hoofdstuk term definitie in je eigen woorden
1transversale golfgolf waarbij de trilbeweging loodrecht staat op de voortplantingsrichting
1trilling een beweging die op en neer (of heen en weer) gaat rond een evenwichtspunt
2trillingssnelheidaantal trillingen per seconde
2ultrasoon geluidgeluid met een frequentie hoger dan 20 000 Hz
1voortplantingssnelheid (v)
snelheid waarmee een golf zich voortplant; eenheid is m/s