Mavo & ik 1 - inkijkexemplaar

Page 1

©VANIN

©VANIN

©VANIN

©VANIN

Mavo & ik INHOUD | 3 STARTEN MET Mavo & ik 4 DIDDIT: HET ONLINELEERPLATFORM BIJ Mavo & ik 7 THEMA A: IK ALS PERSOON 9 Hoofdstuk 1: Een stap in het onbekende 11 Hoofdstuk 2: Wie ben ik? 21 Hoofdstuk 3: Over inkomsten en uitgaven 4 4 THEMA B: IK EN MIJN RELATIE MET ANDEREN 59 Hoofdstuk 4: Samenleven gaat niet vanzelf 61 Hoofdstuk 5: Mijn keuze, of toch niet? 75 Hoofdstuk 6: Democratisch of autoritair? 90 THEMA C: IK EN DE WERELD 109 Hoofdstuk 7: Over betrouwbaarheid en fake news 111 Hoofdstuk 8: Vroeger en nu, hier en elders 125 Hoofdstuk 9: Historische periodes en hun kenmerken 149 Hoofdstuk 10: Kunst en cultuur 167 WOORDENLIJST 181 TOOLBOX 187 KAARTEN 191 TIJDLIJN 195 INHOUD
©VANIN

STARTEN MET M avo & ik

Welkom bij Mavo & ik. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

O p weg met Mavo & ik 1

Het leerwerkboek bestaat uit drie thema’s.

In thema B laat je je wereld opentrekken en bestudeer je hoe je respectvol met anderen omgaat. Je leert hoe discriminatie en vooroordelen werken en wat de gevolgen ervan zijn. Je ontdekt welke factoren je aankoopgedrag beïnvloeden en de verschillende soorten keuzes die we maken. Hoe een gemeente bestuurd wordt, en of dat op een autoritaire of een democratische manier gebeurt, kun je na dit thema vlotjes uitleggen.

In thema A kijk je eerst naar jezelf en leer je aan je zelfvertrouwen werken. Vervolgens bestudeer je de inkomsten en uitgaven die gezinnen en jongeren van jouw leeftijd kunnen hebben. We staan ook even stil bij de vorming van je identiteit.

©VANIN

In thema C ontdekken we dat nieuws niet altijd even betrouwbaar is en hoe je dat kunt nagaan. Je leert het verschil kennen tussen een mening, een feit en een argument. Dat helpt je om een klare kijk te krijgen op informatie over het leven in andere tijden en op andere plaatsen. Je leert te situeren op een tijdlijn, op een kaart of op een wereldbol. En tot slot krijg je er nog een portie kunst en cultuur bovenop.

Mavo & ik 4 | STARTEN MET MAvO & IK

Elk thema heeft een aantal hoofdstukken. In de inhoudsopgave van een thema vind je terug wat je in de verschillende hoofdstukken gaat leren.

O riënteren

Een inleidende oefening over het onderwerp

Een brainstormsessie

Voorkennis activeren

v oorbereiden

De noodzakelijke kennis en vaardigheden voor het U-gedeelte worden hier aangeleerd en aangereikt.

Werkvormen worden aangeleerd.

U itvoeren

Pas wat je aangeleerd hebt toe op een nieuwe oefening of situatie.

R eflecteren

Elk hoofdstuk is ingedeeld in opdrachten. De kleur van de opdracht geeft aan welke stap binnen OVUR aan bod komt. Bij de laatste opdracht (reflecteren) ga je na in hoeverre je een lesdoel bereikt hebt. Verder oefenen doe je via diddit.

Vraag feedback aan je klasgenoten. Bespreek de samenwerking in groep. Evalueer jezelf.

Doorheen het boek nemen vijf spilfiguren je mee op weg. Zij vertellen je aan de hand van een strip of een filmpje met welke problemen ze in het dagelijkse leven geconfronteerd worden: van pestproblemen tot een gestolen bankkaart.

Mavo & ik STARTEN MET MAvO & IK | 5 10 THEMA A: INHOUD Hoofdstuk 1: Een stap in het onbekende 11 De eerste schooldag 11 Gedrag, gevoelens en gedachten 12 Bodyshaming 13 Schoolreglement en afspraken 15 Denk na over feiten die je zelfvertrouwen geven of onzeker maken 16 Julan heeft een probleem 17 Mag dat? 19 Evalueer jezelf 20 Hoofdstuk 2: Wie ben ik? 21 Klasbingo 21 Respect voor elkaars diversiteit 23 Diversiteit aan tafel 24 Diversiteit in taal 26 Nationaliteit 28 Symbolen en hun betekenis 29 Nationale symbolen 31 Identiteit 37 De verschillende onderdelen van een identiteit ontdekken en begrijpen 39 Nog meer symbolen 41 Evalueer jezelf 43 Hoofdstuk 3: Over inkomsten en uitgaven 44 Jongeren hebben inkomsten 44 Niet iedereen heeft dezelfde inkomsten 44 Wat zijn jouw inkomsten, 46 Jongeren hebben ook uitgaven 48 Jongens en meisjes hebben andere uitgaven 51 Ook gezinnen hebben inkomsten en uitgaven 52 Inkomsten en uitgaven van een gezin 54 De inkomsten en uitgaven van Mila 55 Inkomsten en uitgaven binnen een budget 56 Evalueer jezelf 57 INHOUD THEMA A: IK ALS PERSOON
©VANIN

Beheers je deze vaardigheden goed of kan het nog beter? Zet een kruisje in de juiste kolom.

Checklist

We willen graag dat je vorderingen maakt en dat je reflecteert op je taken en leert uit feedback. Elk hoofdstuk eindigt met een checklist. Het is een hulpmiddel om zelf zicht te krijgen of je de doelen, waaraan we in het hoofdstuk gewerkt hebben, al dan niet onder de knie hebt.

Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan met een voorbeeld uitleggen dat mijn identiteit niet uit één kenmerk, maar uit meerdere kenmerken bestaat. ¨¨

Ik kan met een voorbeeld uitleggen dat mijn identiteit niet mijn hele leven lang door dezelfde kenmerken bepaald zal worden. ¨¨

Ik kan voorbeelden geven van hoe andere culturen en andere landen het leven in België beïnvloed hebben. ¨¨

Ik ken de symbolen van Vlaanderen (vlag, feestdag, lied). ¨¨

Ik ken de symbolen van België (vlag, feestdag, lied). ¨¨

Ik ken de symbolen van Europa (vlag, feestdag, lied). ¨¨

Ik kan ontbrekende informatie vlot opzoeken op het internet. ¨¨

Ik kan samenwerken per twee of in een groep. ¨¨

In de loop van elk hoofdstuk word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.

Moeilijke woorden worden uitgelegd in een begrippenkader. Die woorden springen extra in het oog door de stippellijn. Je vindt die woorden ook achteraan terug in de woordenlijst.

Woordenlijst

THEMA A - IK ALS PERSOON

Hoofdstuk 1: Een stap in het onbekende

Woord Verklaring In je eigen woorden

bodyshaming 1 Online negatieve opmerkingen geven op iemands uiterlijk of lichaam, vaak met het doel de persoon in kwestie belachelijk te maken.

2 Het feit dat je je gaat schamen voor je eigen lichaam omwille van die opmerkingen en omdat je het vergelijkt met het ideaalbeeld op social media.

de groepsdruk Sociale druk die een groep bewust of onbewust uitoefent op iemand om zijn/haar gedrag te veranderen zodat het overeenkomt met het gedrag van de groep.

onzeker Niet goed weten wat je moet doen.

het zelfvertrouwen Een gevoel van eigenwaarde, het vertrouwen van een persoon in zichzelf in dat wat hij of zij kan of is.

Hoofdstuk 2: Wie ben ik? Woord Verklaring In je eigen woorden de cultuur Alle gewoonten en (gedrags)regels die bij een volk of een bevolkingsgroep horen.

de diversiteit In onze samenleving leven mensen samen die onderling veel van elkaar verschillen wat betreft huidskleur, geloof, opleiding, eetgewoonten, feestgewoonten …

dynamisch Veranderlijk

geadopteerd (adopteren) Een kind dat niet van jou is, erkennen als je eigen kind door middel van een adoptie. de hymne Het volkslied. Een nationaal lied van een land. Lied dat bij een land hoort. de identiteit Alle kenmerken samen die maken wie jij bent. de lofzang Het loflied. Een lied dat bewondering uitdrukt voor iets of iemand. de nationaliteit Het land waartoe je behoort. de nationaliteitsverklaring Een aanvraag die je als meerderjarige kunt doen om je nationaliteit om te laten zetten naar de Belgische nationaliteit. de naturalisatie Je ruilt je nationaliteit in voor die van een ander land. Naturalisatie als Belg is enkel mogelijk als je niet via een nationaliteitsverklaring Belg kunt worden.

Onverdraagzaamheid: je aanvaardt niet dat anderen zich anders gedragen of anders denken dan jij.

43 HOOFDSTUK 2: Wie ben iK?

In de woordenlijst vind je alle onderlijnde woorden terug, alfabetisch gerangschikt per thema. In de laatste kolom kun je ook nog in je eigen woorden de begrippen verklaren. Zijn er nog moeilijke woorden die niet in de lijst staan? Voeg ze gerust zelf toe.

Woordenlijst 184

In een chatbox ga je in groepjes of met de hele klas een gesprek voeren over een bepaalde stelling. Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken.

CHATBOX

Bespreek dit met een andere klasgenoot. Is je klasgenoot het met je eens of niet? Leg uit.

De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:

Het luisterfragment dat hierbij hoort, vind je online.

Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je online.

Groepswerk

Je oefent je ICT-vaardigheden.

©VANIN

Je vindt online extra (ondersteunend) materiaal.

Deze opdrachten zijn een extra verdieping of bieden een extra uitdaging.

Mavo & ik 6 | STARTEN MET MAvO & IK
OPDRACHT 11: evalueer jezelf R
H andig voor onderweg 2

Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.

Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.

Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk, zoals videobestanden en de animatiefilmpjes van de spilfiguren.

©VANIN

Mavo & ik DIDDIT: HET ONLINELEERPLATFORM BIJ MAvO & IK | 7
het onlineleerplatform
bij Mavo & ik

©VANIN

Mavo & ik 8 |

©VANIN

IK ALS PERSOON

INHOUD THEMA A: IK ALS PERSOON

10 THEMA A: IK ALS PERSOON Hoofdstuk 1: Een stap in het onbekende 11 De eerste schooldag 11 Gedrag, gevoelens en gedachten 12 Bodyshaming 13 Schoolreglement en afspraken 15 Denk na over feiten die je zelfvertrouwen geven of onzeker maken 16 Julan heeft een probleem 1 7 Mag dat? 19 Evalueer jezelf 20 Hoofdstuk 2: Wie ben ik? 21 Klasbingo 21 Respect voor elkaars diversiteit 23 Diversiteit aan tafel 24 Diversiteit in taal 26 Nationaliteit 28 Symbolen en hun betekenis 29 Nationale symbolen 31 Identiteit 37 De verschillende onderdelen van een identiteit ontdekken en begrijpen 40 Nog meer symbolen 41 Evalueer jezelf 43 Hoofdstuk 3: Over inkomsten en uitgaven 44 Jongeren hebben inkomsten 44 Niet iedereen heeft dezelfde inkomsten 44 Wat zijn jouw inkomsten? 46 Jongeren hebben ook uitgaven 48 Jongens en meisjes hebben andere uitgaven 51 Ook gezinnen hebben inkomsten en uitgaven 52 Inkomsten en uitgaven van een gezin 55 De inkomsten en uitgaven van Mila 56 Inkomsten en uitgaven binnen een budget 57 Evalueer jezelf 58
©VANIN

HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE

OPDRACHT 1: De eerste schooldag

Je hebt de stap gezet naar een nieuwe school. Dat is best wel een grote gebeurtenis in je leven en niet zo makkelijk als het soms wel lijkt.

1 Wat maakt je onzeker op zo’n eerste schooldag?

2 Wat geeft je zelfvertrouwen op zo’n eerste schooldag?

3 Wat past het best bij jou? Zet een kruisje op de gekleurde balk.

Op de eerste schooldag voelde ik me:

©VANIN

erg onzeker erg zenuwachtig

een beetje onzeker een beetje zenuwachtig

helemaal niet onzeker helemaal niet zenuwachtig

11 HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE
O

OPDRACHT 2: Gedrag, gevoelens en gedachten

Hoe je je voelt, heeft een invloed op je gedrag (wat je doet) en je gedachten (wat je denkt).

1 Beeld je in dat je je onzeker voelde op die eerste schooldag. Welke gedachten, welke gevoelens en welk gedrag horen daar dan bij?

gedachten:

ge voelens:

gedrag:

2 Wil je begrijpen wat we denken, voelen en doen, en hoe dat elkaar beïnvloedt? Gebruik dan een G-schema.

G EBEURTENIS

Wat is er gebeurd? (Alsof je door een camera kijkt naar de situatie.)

G EDACHTE

Wat zijn je gedachten bij een bepaalde gebeurtenis? (Waaraan denk je op dat moment?)

G E vOEL Wat voel je bij de gebeurtenis?

G EDRAG

Wat doe je bij de gebeurtenis? (Alsof je door een camera kijkt naar je gedrag.)

G E vOLGEN

Welke gevolgen hebben dat gedrag, die gedachten of dat gevoel voor mij?

a K ies een van onderstaande situaties en omcirkel die.

Je hebt een vriend een bericht verzonden. Je ziet dat hij het gelezen heeft en online is, maar hij reageert niet.

©VANIN

Tijdens de middagpauze wandel je naar het toilet. Je passeert een van je beste vriendinnen, die in een andere klas zit. Je zwaait naar haar, maar je vriendin geeft geen reactie.

Tijdens de les L.O. worden twee basketbalploegen gekozen. Jij wordt als laatste gekozen.

De leerkracht geeft je een toets terug waarvoor je hard gestudeerd had. Je haalt een 9/10 en de leerkracht heeft er 'PROFICIAT!' bij genoteerd.

THEMA A: IK ALS PERSOON 12
v
1
2
3
4

b Stel je eigen G-schema op.

Gebeurtenis Wat is er gebeurd?

Gedachte Waaraan denk je op dat moment?

Gevoel Wat voel je bij de gebeurtenis?

Gedrag Wat doe je bij de gebeurtenis?

Gevolgen Welke gevolgen hebben dat gedrag, die gedachten of dat gevoel voor mij?

c Beeld je in dat jij die vriend of die vriendin bent in situatie 1 of 2. Hoe zouden anderen zich dan voelen of gedragen? Wat zouden zij van jou denken?

Gedachten van anderen

Gevoelens bij anderen

Gedrag van anderen

Gevolgen voor anderen

OPDRACHT 3: Bodyshaming

©VANIN

Je gevoelens, gedachten en gedrag worden niet alleen bepaald door wat je zelf voelt, denkt of doet. Soms kom je in een situatie terecht waar jij je niet goed bij voelt. Of waar de mening van anderen of de groepsdruk een rol gaan spelen.

1 Wat is groepsdruk? Noteer in je eigen woorden wat het woord betekent.

13 HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE
v

2 Geef een voorbeeld van groepsdruk als het gaat om uiterlijk of kleding.

3 Bekijk het fragment over bodyshaming.

a Vul aan.

Bodyshaming is het geven van kritiek op je eigen omdat je dat met wat je op ziet of op andere .

Bodyshaming is ook het geven van kritiek op het van , ofwel door te op Instagram of het gewoon te in hun gezicht, ofwel door erover te achter hun rug.

b Gebeurt bodyshaming altijd bewust? Markeer wat juist is.

c Wat is de eerste stap om tegen bodyshaming in te gaan volgens de reportage?

d Wat zijn de mogelijke gevolgen van bodyshaming volgens de reportage?

©VANIN

e Hoe reageer je het best volgens de reportage?

THEMA A: IK ALS PERSOON 14

v

OPDRACHT 4: Schoolreglement en afspraken

Een nieuwe school betekent ook nieuwe regels. Met andere woorden: een nieuw schoolreglement!

1 Wat als … er geen schoolreglement zou bestaan?

Is dat mogelijk? Kan de school werken zonder een reglement?

2 Welke problemen zouden er opduiken zonder schoolreglement? Geef drie concrete voorbeelden.

voorbeeld 1:

voorbeeld 2:

voorbeeld 3:

3 Belangrijke klasafspraken

Een schoolreglement is belangrijk. Het is noodzakelijk voor de goede werking van je school. Maar daar eindigt het niet. Ook in de klas moeten afspraken gemaakt worden.

Stap 1: Bespreek in groep welke afspraken jullie belangrijk vinden om goed te kunnen samenleven en samenwerken in de klas.

Stap 2: K ies de tien belangrijkste afspraken uit en noteer ze hieronder:

©VANIN

15 HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Gelden thuis dezelfde regels als op school? Markeer wat juist is. Geef een voorbeeld van wat thuis niet moet maar op school wel.

Gedraag jij je op school anders dan daarbuiten? Leg uit met een voorbeeld.

OPDRACHT 5: Denk na o ver feiten die je zelfvertrouwen geven of onzeker maken

Geef een voorbeeld bij elke situatie. Vergelijk daarna met een klasgenoot.

1 Ik voel me onzeker op de eerste schooldag.

• Hoe gedraag je je?

• Hoe voel je je?

• Waaraan denk je?

2 Ik voel me vol zelfvertrouwen op de eerste schooldag.

• Hoe gedraag je je?

• Hoe voel je je?

• Waaraan denk je?

THEMA A: IK ALS PERSOON 16
U
©VANIN

3 Ik voel me onzeker wanneer …

4 Ik ben vol zelfvertrouwen wanneer …

O PDRACHT 6: Julan heeft een probleem U

Julan zit met een probleem. Elena en Marieke proberen hem te helpen.

Op een zaterdag … Hey, hoe ging het met jou op school deze week?

Bwah, het viel wel mee.

Sorry, ik heb weer lang gegamed gisterenavond en ik heb slecht geslapen.

Oh, dat klinkt niet erg goed.

Heb je misschien nog een koek in je handtas? Ik heb eigenlijk nog niks gegeten vanmorgen.

Gaat het, Julan?

©VANIN

Ik heb nog een kleine wafel van gisteren. Neem maar.

Eigenlijk niet. Ik zit al even met een probleem, maar ik heb er nog niet over durven praten.

17 HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE

Wat scheelt er dan?

Ik ben niet zo goed in L.O. Als twee leerlingen om de beurt iemand mogen kiezen om bij hun team aan te sluiten, blijf ik vaak als laatste over. Toen ik gisteren de bal moest vangen, miste ik hem ook nog. Ik voelde me zo’n mislukkeling.

Oh, Julan! Dat is echt niet fijn, maar daar hoef jij je echt niets van aan te trekken.

Wat heb ik daar nu aan?

©VANIN

Dat is toch geweldig, Julan. Ik moest deze week een presentatie maken en de mijne was de slechtste van de klas. Ik zakte door de grond van schaamte.

THEMA A: IK ALS PERSOON 18
Maar jij kunt goed met de computer werken. Ja, jij hebt makkelijk praten. Jij bent goed in sport.

Wat is het probleem van Julan?

Hoe voelt hij zich daarbij?

Hoe proberen Elena en Marieke hem te helpen?

Z ijn er nog andere manieren waarop ze hem zouden kunnen helpen?

OPDRACHT 7: Mag dat? U

1 Mag dat?

Stap 1: Lees de situaties in de eerste kolom.

Stap 2: Leg in de tweede kolom voor elke situatie uit waarom dat volgens jou mag of juist niet mag.

Mag dat?

Mijn dochter zit in het zesde leerjaar. Haar klas gaat drie dagen op bosklassen. De leerlingen mogen er foto’s maken, maar de school verbiedt hen die foto’s achteraf online te zetten, bijvoorbeeld op Facebook of Instagram. Mag de school dat verbieden?

We verbouwen dit jaar onze school. Daardoor zullen we het enkele maanden zonder eetzaal moeten stellen.

Mogen de leerlingen hun boterhammen in de klas opeten?

Ja of nee? Schrap wat niet past. Leg uit. Controle

Ja, dat mag. Nee, dat mag niet.

©VANIN

Ja, dat mag. Nee, dat mag niet.

19 HOOFDSTUK 1: EEN STAP IN HET ONBEKENDE

Mag dat?

Mijn dochter zit in het eerste jaar sociaal-technische vorming en krijgt om de twee weken kookles. De leraar wil dat alle leerlingen hun festivalbandjes uitdoen voor de hygiëne. In de praktijk betekent dat kapot knippen. Mag de leraar dat verplichten?

In mijn klaslokaal is het vreselijk koud, soms maar 16 °C. Mag dat wel?

Ja of nee? Schrap wat niet past. Leg uit. Controle

Ja, dat mag. Nee, dat mag niet.

Ja, dat mag. Nee, dat mag niet.

Stap 3: De leerkracht bezorgt je een document. Daarmee kun je controleren of jouw antwoord correct was. Vul indien nodig aan in de laatste kolom.

OPDRACHT 8: Evalueer jezelf R

Beheers je deze vaardigheden goed of kan het nog beter? Zet een kruisje in de juiste kolom.

Checklist

Ik kan bij een feit met behulp van richtvragen mijn gedachten, gevoelens, gedrag en de gevolgen voor mezelf beschrijven.

Ik kan beschrijven welke feiten me zelfvertrouwen geven.

Ik kan beschrijven welke feiten me onzeker maken.

Ik kan met een voorbeeld beschrijven hoe groepsdruk werkt.

Ik ben me bewust van de invloed van social media op mijn gevoelens.

Ik kan me volgens de schoolregels gedragen op school.

Ik kan samenwerken per twee of in een groep.

Ik kan het.

Hier kan ik nog groeien.

THEMA A: IK ALS PERSOON 20
Bron: Klasse.be
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
©VANIN

HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK?

OPDRACHT 1: Klasbingo O

1 Vul de klasbingo op de volgende bladzijde in.

Stap 1: Eerst vul je de klasbingo in voor jezelf. Markeer alle kenmerken die op jou van toepassing zijn.

Stap 2: Vervolgens vergelijk je jouw klasbingo met die van een klasgenoot. Alle kenmerken die jullie gemeenschappelijk hebben, mag je omcirkelen.

Stap 3: Vergelijk ten slotte nog met een andere klasgenoot en doe hetzelfde.

2 Je leerkracht overloopt de resultaten met jullie. Welke besluiten kun je trekken uit de klasbingo?

©VANIN

21 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?

Ik heb een andere godsdienst dan de islam of het katholieke geloof.

Thuis spreek ik meer dan één taal.

Ik heb enkel de Belgische nationaliteit.

Ik heb een broer of een zus.

Ik ben vegetariër.

Ik speel een muziekinstrument.

Ik heb blauwe ogen.

Ik kom te voet naar school.

Thuis spreek ik geen Nederlands.

Ik ben enig kind.

Thuis spreek ik Nederlands.

Ik heb meer dan één broer of zus.

Ik woon in een appartement.

Ik woon in een huis.

Ik ben niet gelovig.

Ik ben katholiek.

Ik heb een andere nationaliteit.

Ik heb de Belgische nationaliteit en nog een andere.

Ik vind sporten niet leuk.

Ik heb zwart haar.

Ik ben moslim. Mijn beide ouders werken.

Ik hou van sport.

Ik pas mijn kleding aan mijn geloof aan.

Wij eten enkel halal.

Ik heb bruin haar.

Ik heb blond haar.

Ik heb bruine ogen.

Ik kom met de bus/ metro/tram/trein naar school.

Ik kom met de fiets naar school.

Ik heb rood haar.

Wij eten alles.

Slechts één van mijn ouders werkt.

Ik heb groene ogen.

THEMA A: IK ALS PERSOON 22
KLASBINGO ©VANIN

OPDRACHT 2: Respect voor elkaars diversiteit v

In onze klas en op school zijn er gelijkenissen, maar ook verschillen. Dat is buiten de school, in de samenleving, niet anders. De verschillen die in onze klas voorkomen, heb je daar ook.

Met een moeilijk woord noemen we dat ‘diversiteit ’. We leven in een samenleving met veel diversiteit. Dat betekent dat onze samenleving een samenleving is van mensen die onderling veel van elkaar verschillen in huidskleur, geloof, opleiding, eetgewoonten, feestgewoonten …

Diversiteit: verscheidenheid, onderlinge verschillen

Respect voor elkaar

Samenleven in een groep met verschillende culturen is niet altijd even makkelijk. Het begint met respect voor elkaar en voor elkaars cultuur.

Cultuur: alle gewoonten en (gedrags)regels die bij een volk of een bevolkingsgroep horen.

a Geef een voorbeeld van een gewoonte uit een andere cultuur die je ook in België soms ziet.

b Geef concrete voorbeelden van hoe er respectvol omgegaan wordt met verschillende culturen.

• Op school:

• In je sportclub/jeugdbeweging:

• In België:

23 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
©VANIN

OPDRACHT 3: Diversiteit aan tafel v

Diversiteit maakt het ingewikkelder om samen te leven met elkaar, maar het heeft ook voordelen.

1 Op de afbeeldingen zie je enkele typisch Vlaamse/Belgische gerechten. Herken je ze? Noteer onder elke afbeelding de naam van het gerecht.

©VANIN

2 In onze maatschappij leven verschillende culturen samen. Daardoor hebben we gerechten uit andere landen leren kennen, die ondertussen ook bij ons ingeburgerd zijn.

THEMA A: IK ALS PERSOON 24

Stap 1: Noteer onder elke afbeelding de naam van het gerecht.

Stap 2: Uit welk(e) land(en) komt het gerecht volgens jou? Schrijf de naam van het land in het vakje onder de naam van het gerecht.

Stap 3: Welke gerechten heb jij al gegeten? Kruis aan.

©VANIN

Conclusie

We eten gerechten van over de hele wereld dankzij de verschillende culturen in onze samenleving.

25 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
¨ ¨ ¨ ¨ ¨ ¨ ¨ ¨ ¨

OPDRACHT 4: Diversiteit in taal v

1 Ons land kent drie officiële talen. Weet je welke?

2 K leur de kaart correct in.

Volg het stappenplan.

Stap 1: Lees de opgave. Begrijp je wat er van jullie gevraagd wordt? Is alles duidelijk?

1 Deze opdracht maak je per twee.

©VANIN

2 Kleur op de kaart in welke delen van ons land:

• hoofdzakelijk Nederlands gesproken wordt: daarvoor gebruik je de kleur ;

• hoofdzakelijk Frans gesproken wordt: daarvoor gebruik je de kleur ;

• hoofdzakelijk Duits gesproken wordt: daarvoor gebruik je de kleur .

THEMA A: IK ALS PERSOON 26
• • • Geert Verlinden
BELGIË BELGIQUE BELGIEN

Stap 2: Hoe ga je dit doen? Wat heb je ervoor nodig? Overleg per twee en noteer jullie werkwijze hier:

Stap 3: De leerkracht geeft feedback op jullie werkwijze.

Feedback door de leerkracht

Stap 4: Kleur samen de kladversie van de kaart in die de leerkracht jullie bezorgt.

Stap 5: De leerkracht geeft feedback op jullie ingekleurde (klad)kaart.

Feedback door de leerkracht

Stap 6: Kleur nu de kaart bij oefening 1 op p. 26.

3 Hoe zeg je in het …

Vul het schema zo goed mogelijk aan.

Nederlands Dank u Alstublieft Goeiedag

Frans

Engels

Duits

Spaans

©VANIN

Italiaans

Ken je nog andere talen? Vul het schema dan verder aan met alle talen die jullie kennen in de klas.

27 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?

OPDRACHT 5: Nationaliteit v

De leerkracht bezorgt je een vragenlijst over volgende tekst. Lees de tekst en beantwoord alle vragen.

Je nationaliteit staat op je identiteitskaart. Ze geeft aan bij welk land jij hoort.

Sinds 1 januari 2020 hebben we een vernieuwde identiteitskaart met twee foto’s, een QR-code en onze vingerafdruk erop.

QR-code voor extra beveiliging

Vingerafdrukken opgeslagen op een chip

Jij bent automatisch Belg als:

• je beide ouders Belg zijn;

• één van je beide ouders Belg is, bijvoorbeeld je moeder, en zij de Belgische nationaliteit voor je aanvraagt;

• je geadopteerd wordt door (een) Belgische ouder(s).

Er zijn verschillende manieren om Belg te worden. Er zijn nog andere manieren om Belg te worden. Bijvoorbeeld via naturalisatie of aan de hand van een nationaliteitsverklaring. Je hebt dan een andere nationaliteit en je wenst in plaats daarvan Belg te worden. Denk maar aan een Italiaanse man die al 20 jaar getrouwd is met een Belgische vrouw, al die tijd al in België heeft gewoond en samen met haar twee kinderen heeft. Als die man Italiaan blijft, dan moet hij voor officiële documenten telkens naar de ambassade van zijn land in België. Dat is hij ondertussen beu! Als hij Belg wordt, dan kan hij zijn nieuwe identiteitskaart en officiële documenten afhalen op het gemeentehuis van de gemeente waar hij woont. Net als iedere Belg.

Hoe zit het met de kinderen van die Italiaanse man? Hebben die dan de Italiaanse nationaliteit, zoals de papa, of de Belgische nationaliteit, zoals de mama? Ouders en kinderen kunnen dat zelf kiezen.

• Bij de geboorte kiezen de mama en de papa een nationaliteit voor de kinderen. Dat kan die van de mama of die van de papa zijn.

©VANIN

• Ben je 18 jaar oud, dan kun je zelf kiezen tussen de beide nationaliteiten van je ouders.

Opgelet: na je 18 gaat men ervan uit dat je die nationaliteit echt gekozen hebt. Daarna nog veranderen is niet makkelijk.

Er bestaat zelfs zoiets als de dubbele nationaliteit. Dat wil zeggen dat je meer dan één nationaliteit mag/kan hebben. Sommige landen staan dat toe of verplichten dat. Zo heb je bijvoorbeeld steeds de Marokkaanse nationaliteit als een van je beide ouders Marokkaan is. Als je papa Marokkaans is en je mama Belg, dan kun je dus perfect de beide nationaliteiten hebben.

THEMA A: IK ALS PERSOON 28
BELGA Foto vooraan links in plaats van rechts Ook achteraan staat een foto.
3 2
4
1

OPDRACHT 6: Symbolen en hun betekenis

1 Wat hoort bij elkaar?

29 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
v
Viktoriia Zolotarova/Shutterstock.com Athenchen
IJSLAND ZWEDEN NOORWEGEN IERLAND VERENIGD KONINKRIJK FRANKRIJK DUITSLAND SPANJE ITALIË OOSTENRIJK TSJECHIË POLEN ZWITSERLAND HONGARIJE SLOVAKIJE ROEMENIË OEKRAÏNE WITRUSLAND RUSLAND BULGARIJE GRIEKENLAND SERVIË KROATIË BOSNIË EN HERZEGOVINA LITOUWEN LETLAND ESTLAND SLOVENIË MACEDONIË ALBANIË FINLAND MOLDAVIË LUXEMBURG BELGIË NEDERLAND 1 4 5 7 9 10 2 3 8 11 6 ©VANIN
Paul Hermans

De afbeeldingen op de vorige bladzijde kun je in drie groepen verdelen. Denk even na en noteer nadien in elke verzameling de naam van een groep.

Noteer vervolgens de nummers van de afbeeldingen in de juiste verzameling.

2 Symbolen

Wat zijn symbolen?

Volgens het woordenboek is een symbool: een bondige verbeelding van een begrip. Symbolen zijn dragers van betekenis. Zo kan een vlag een symbool zijn voor een land, een idee, een gevoel van vrijheid. Het is een vorm van beeldspraak waarbij het verband tussen beeld en object niet gebaseerd is op enig logisch of inhoudelijk verband.

Dat zijn een heleboel moeilijke woorden na elkaar! Misschien maakt een voorbeeld het iets duidelijker. Waar staan de volgende afbeeldingen symbool voor? Noteer de betekenis naast de afbeelding.

©VANIN

THEMA A: IK ALS PERSOON 30
Nr. Nr. Nr.

Snap je het plaatje? Een symbool is een teken dat een bepaalde betekenis heeft. Die betekenis herkennen we allemaal: je hebt er geen of weinig uitleg bij nodig. Zie je een symbool, dan denk je automatisch aan wat het voorstelt/aan de betekenis die het heeft.

Maar ook een voorwerp, persoon, lied, afbeelding, gebaar … kan symbool staan voor iets of iemand. Je hoort een liedje, ziet een persoon of een voorwerp, herkent een gebaar … en je legt onmiddellijk het verband met iets of iemand.

Een liedje dat ergens symbool voor staat, zoals een kerstliedje, doet je onmiddellijk denken aan Kerstmis. Een liedje van K3 of Kabouter Plop doet je denken aan Plopsaland.

Een voetballer staat symbool voor zijn club. Een sjaal met de kleuren van de club staat symbool voor die club.

En je kent vast het gebaar aan de kant van de weg dat symbool staat voor ‘Mag ik meerijden?’

Symbool staan voor iets: een duidelijk verband hebben met iets

Ken je nog voorbeelden?

OPDRACHT 7: Nationale symbolen

Ook landen hebben symbolen: zaken, personen, liedjes … die je onmiddellijk doen denken aan een land.

Het officiële symbool van een land is de vlag van het land. Maar ook het nationale volkslied of de nationale feestdag kun je daaraan toevoegen.

Noteer onder elke vlag op de volgende bladzijde de naam van het bijbehorende land.

Stap 1: Dit doe je alleen. Noteer onder elke vlag die je kent de naam van het bijbehorende land.

Stap 2: Dit doe je met twee. Vergelijk met je buur. Welke vlaggen heb jij en je buur niet? Vul aan.

Stap 3: Dit doe je met vier. Zoek een ander groepje van twee op. Vergelijk jullie antwoorden. Kun je nog aanvullen?

Stap 4: Dit doe je met de klas. Leg alles samen en kijk of jullie zo alle oplossingen gevonden hebben.

Stap 5: Als er nog vlaggen zijn die jullie niet gevonden hebben, mag je ze opzoeken op het internet.

31 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
v
1 Vlag
©VANIN

Evaluatie

Lukte Stap 2: ' Samenwerken per twee' vlot? ¨ Ja ¨ Nee

Lukte Stap 3: ' Samenwerken met vier' vlot? ¨ Ja ¨ Nee

Indien nee: leg uit waarom dat volgens jou zo is.

©VANIN

THEMA A: IK ALS PERSOON 32

Waar komen vlaggen vandaan?

In het verleden ontstonden vlaggen als legervaandels, die gebruikt werden om op het slagveld vriend van vijand te onderscheiden. Het voeren van vlaggen om het land van oorsprong te onderscheiden, buiten gevechten om, ontstond toen de marinevlag werd ingevoerd tijdens het zeilvaarttijdperk, in de vroege 17e eeuw.

De meeste landen van Europa namen een nationale vlag aan in de loop van de 19e en vroege 20e eeuw, vaak gebaseerd op oudere middeleeuwse oorlogsvlaggen. Zo zijn de kleuren van de Belgische vlag die van het wapenschild van het voormalige hertogdom Brabant.

Naar: Wikipedia.be

Wat betekent … ?

• De vlag halfstok hangen:

• Een witte vlag:

©VANIN

33 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
2 Europese Unie, België of Vlaanderen? Noteer onder elke vlag de passende naam.

Een volkslied of hymne is een lofzang over een bepaald land. Het lied wordt bij officiële gebeurtenissen gespeeld.

Hymne of volkslied: nationaal lied van een land. Lied dat bij een land hoort.

a Het Belgisch volkslied, de Brabançonne

Bij welke gebeurtenissen wordt ons Belgisch volkslied gespeeld?

• Wie van jullie kan het Belgisch volkslied fluiten, of een stukje ervan?

• Wie van jullie kan het Belgisch volkslied zingen, of een stukje ervan?

Gelukt? Top! Niet gelukt? Geen probleem: je leerkracht bezorgt jullie de tekst.

De tekst bestaat in twee talen. Waarom is dat zo, denk je?

Eigenlijk telt ons land niet twee, maar drie officiële talen. Welke taal ontbreekt nog?

Is de Franse tekst en de Nederlandstalige tekst dezelfde?

Is dat in Nederland ook zo, denk je? Hebben zij ook een meertalig volkslied? Waarom wel/niet?

Bekijk de tekst even. Is dit een modern lied? Waarom denk je dat?

©VANIN

Ons Volkslied is even oud als België zelf. Duid het correcte antwoord aan: België bestaat sinds 1830 / 1912 / 1955. Hoe oud is ons volkslied dan?

THEMA A: IK ALS PERSOON 34 3 Volkslied

Karaoke time! Zingen jullie mee?

Als je op een sportgebeurtenis of iets dergelijks een volkslied hoort, dan krijg je de korte versie: die duurt ongeveer 1 minuut. Voor het Belgisch volkslied (en de meeste anderen) is dat het refrein. Het volledige volkslied is vaak een stuk langer. Het volledige Wilhelmus, het volkslied van Nederland, duurt bijvoorbeeld een kwartier!

b Andere hymnes

Ook Vlaanderen heeft een volkslied: De Vlaamse Leeuw. En ook Wallonië heeft er één: daar zingt men Le Chant des Wallons. Bij officiële gelegenheden laten de Vlaamse Gemeenschap of de Franse gemeenschap hun eigen volkslied horen.

Andere landen hebben uiteraard ook hun eigen volkslied. In Frankrijk zingt men bijvoorbeeld de Marseillaise en in de Verenigde Staten zingt men The Star Spangled Banner.

Omdat die liedjes allemaal al minstens 100 jaar oud zijn, of ouder, hoeft het niet te verwonderen dat ze een beetje verouderd klinken.

Toen de Europese Gemeenschap gevormd werd, vond men dat er ook een Europees volkslied bij hoorde. In 1985 koos men de negende symfonie van Ludwig van Beethoven, Ode an die Freude (=  Ode aan de vreugde) als Europees volkslied. Bij officiële Europese gelegenheden, zoals het Eurovisiesongfestival, hoor je dan ook dat lied. Men laat echter enkel een instrumentale versie horen, zonder tekst. Waarom is dat zo, denk je?

Ode: ander woord voor loflied/lofzang

35 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
©VANIN

4 Nationale feestdag

Verbind elke vlag met de juiste feestdag.

Elk land heeft ook zijn nationale feestdag, waarop men viert dat het land bestaat. Natuurlijk laat men daar het volkslied horen. Weet jij welk volkslied waar en wanneer gezongen wordt? Vul de tabel correct aan. Tip: de vorige vraag kan je helpen.

Land/Gebied

THEMA A: IK ALS PERSOON 36
Europa
©VANIN
Volkslied Feestdag België Frankrijk Vlaanderen De Verenigde Staten
JULI 11 JULI 4 MEI 9 JULI 14 JULI 21

OPDRACHT 8: Identiteit v

1 De identiteit van Mark

Je nationaliteit maakt deel uit van je identiteit Je identiteit is wie je bent. Je bent dan bijvoorbeeld Belg. Maar ook wel meer dan dat, toch?

Identiteit: alle kenmerken samen die maken wie jij bent.

Neem nu Mark. Bekijk de identiteit van Mark en vul de tekst aan.

DE IDENTITEIT vAN MARK

Belg

Vlaming man voetbalfan sportief papa dierenliefhebber

Mark is 45 jaar en voelt zich vooral en . Daarnaast voelt hij zich ook nog en .

En een beetje minder aanwezig, maar toch: hij voelt zich ook , en . Al die kenmerken samen vormen de identiteit van Mark.

Belangrijk is dat je weet dat een identiteit, wie je bent en wat je daarbij voelt, dynamisch is. Dat wil zeggen dat die kan veranderen.

Een voorbeeld: wanneer voelen we ons meer Belg dan anders ?

Wanneer zal Mark zich vooral papa gevoeld hebben?

©VANIN

Wanneer zou Mark zich minder Vlaming kunnen gaan voelen en meer Belg?

37 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
Mark

2 De puberteit is een moeilijke leeftijd

De apenjaren

In je puberteit ben je op zoek naar je eigen identiteit. De puberteit wordt vaak aangeduid als ‘de apenjaren’. Het is een periode waarin je geconfronteerd wordt met heel wat veranderingen op verschillende vlakken: lichamelijke ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, seksuele ontwikkeling, ontwikkeling van het denken en de ontwikkeling naar zelfstandigheid.

Niet alleen het lichaam groeit vanbinnen en vanbuiten, ook de hersenen veranderen. Geen wonder dus dat je dankzij deze groei van de hersenen ook op een andere manier gaat denken en je anders gaat gedragen.

Aansluitend bij de biologische ontwikkeling van het lichaam ontstaat ook een interesse in seksualiteit. Je wordt je ook bewust van jouw seksuele geaardheid.

Emoties spelen een belangrijke rol in verschillende aspecten van die ontwikkeling. Je voelt de drang naar meer onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Je gaat op zoek naar je eigen identiteit. Geleidelijk aan slaag je er beter in om antwoord te geven op vragen zoals ‘Wie ben ik?’, ‘Wat vind ik belangrijk?’, ‘Waar wil ik naartoe met mijn leven?’

Bron: www.gezondheid.be

a Waarom wordt de puberteit vaak aangeduid met de term ‘de apenjaren’? Markeer in de tekst.

b Met welke veranderingen worden pubers geconfronteerd?

Wist je dat...

Nog meer weetjes over de puberteit lees je op diddit.

3 Wie ben jij? Waaruit bestaat jouw identiteit?

a Vul je eigen identiteitsdiagram aan.

Stap 1: Noteer in de tweede kolom welke kenmerken deel uitmaken van jouw identiteit. (Ik ben ..., ik voel me vooral …)

Stap 2: Geef ze daarna een cijfer in de eerste kolom. Het kenmerk dat jij het belangrijkst vindt, krijgt het cijfer 1.

Stap 3: Geef elk kenmerk een kleur (in de derde kolom).

THEMA A: IK ALS PERSOON 38
Nr. Ik ben …, ik voel me vooral … Kleur% ©VANIN

Je kunt dit samen met je leerkracht wiskunde omzetten naar percentages in de vierde kolom.

Stap 4: Vervolledig nu het diagram van jouw identiteit. Begin met je belangrijkste identiteitskenmerk. Denk goed na: hoeveel plaats neemt dat in je identiteit in? De helft? Minder? Een kwart?

MIJN IDENTITEIT

b Zullen deze kenmerken je hele leven lang je identiteit bepalen? Of kunnen ze veranderen?

39 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ? Nr. Ik ben …, ik voel me vooral … Kleur%
©VANIN

U

OPDRACHT 9: De v erschillende onderdelen van een identiteit ontdekken en begrijpen

1 De identiteit van Sylvia en Yana

Sylvia en Yana zijn twee collega’s en goede vriendinnen van elkaar. Ze lijken ook sterk op elkaar, wat identiteitskenmerken betreft. Toch zijn er ook verschillen. Waarin verschillen Sylvia en Yana van elkaar? Bekijk de diagrammen op de volgende bladzijde en zoek de verschillen.

Belg

vrouw mooie kleren sportief

vriendinnen dierenliefhebster leerkracht

Belg vrouw mooie kleren sportief

2 Welke drie kenmerken zijn het belangrijkst voor hun identiteit?

Noteer in de tabel.

vriendinnen dierenliefhebster leerkracht

THEMA A: IK ALS PERSOON 40
DE IDENTITEIT vAN SYLvIA DE IDENTITEIT vAN YANA
©VANIN

3 Welke kenmerken zijn het minst belangrijk voor de identiteit van … ?

• Yana:

• Sylvia:

4 Yana ontmoet een man die ze wel ziet zitten, maar die niet zo van dieren houdt. Vindt Yana dat een probleem voor een mogelijke relatie?

5 Sylvia leert een man kennen met wie het klikt. Maar hij vindt haar vriendinnen niet zo leuk. Zal Sylvia daarmee een probleem hebben? Leg uit.

OPDRACHT 10: Nog meer symbolen U

Een vlag staat symbool voor een land. Een volkslied en een nationale feestdag ook. Je ziet de vlag, hoort het lied … en denkt spontaan aan het land. Maar daar stopt het niet bij.

Welke zaken, voorwerpen en personen doen je allemaal denken aan een bepaald land? Wat is typisch Belgisch?

Typisch: kenmerkend, iets wat precies bij iets of iemand past.

a Vul de drie mindmaps op de volgende bladzijden aan met alles wat je doet denken aan die landen: personen, gebouwen, voorwerpen, plaatsen, liedjes, films, kleding, cultuur, voeding …

b Vergelijk jouw mindmaps met een klasgenoot.

• Omcirkel wat jullie allebei genoteerd hebben.

• Vul aan met wat je klasgenoot vond maar jij niet, en omgekeerd.

41 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
©VANIN

WAT DOET

JE ALLEMAAL

DENKEN AAN: BELGIË

WAT DOET

JE ALLEMAAL

DENKEN AAN: DE USA

©VANIN

THEMA A: IK ALS PERSOON 42

OPDRACHT 11: Evalueer jezelf R

Beheers je deze vaardigheden goed of kan het nog beter? Zet een kruisje in de juiste kolom. Checklist

Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan met een voorbeeld uitleggen dat mijn identiteit niet uit één kenmerk, maar uit meerdere kenmerken bestaat.

Ik kan met een voorbeeld uitleggen dat mijn identiteit niet mijn hele leven lang door dezelfde kenmerken bepaald zal worden.

Ik kan met een voorbeeld uitleggen dat mijn identiteit sterk verandert tijdens de puberteit.

Ik kan voorbeelden geven van hoe andere culturen en andere landen het leven in België beïnvloed hebben.

Ik ken de symbolen van Vlaanderen (vlag, feestdag, lied).

©VANIN

Ik ken de symbolen van België (vlag, feestdag, lied).

Ik ken de symbolen van Europa (vlag, feestdag, lied).

Ik kan ontbrekende informatie vlot opzoeken op het internet.

Ik kan samenwerken per twee of in een groep.

43 HOOFDSTUK 2: WIE BEN IK ?
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
WAT
JE ALLEMAAL DENKEN
JAPAN
DOET
AAN:

HOOFDSTUK 3:

OPDRACHT 1: Jongeren hebben inkomsten

Bekijk het filmfragment van Mila en Anouar.

a Waar gaat het fragment over?

b Waarvan hangt het af hoeveel Anouar aan het cadeau van zijn zus wil spenderen?

c Waar halen Anouar en Mila hun geld vandaan?

Anouar en Mila hebben dus inkomsten. Jongeren hebben inkomsten dankzij zakgeld, verjaardagen ... Inkomsten of inkomen is het geld dat je krijgt.

OPDRACHT 2: Niet iedereen heeft dezelfde inkomsten

1 We maken een onderscheid tussen vaste en variabele inkomsten.

• Vaste inkomsten zijn inkomsten waarvan je zeker bent. Die krijg je altijd, elke week of elke maand, en vaak op hetzelfde moment.

Een voorbeeld daarvan is

©VANIN

• Variabele inkomsten zijn inkomsten die niet steeds hetzelfde zijn. De ene keer krijg je 10 euro, de volgende keer 20 euro of misschien helemaal niets. Ze zijn wisselend. Met een moeilijk woord noemen we dat variabel. Soms heb je die inkomsten dus wel, soms niet. Variabele inkomsten veranderen vaak. Ze blijven niet gelijk.

Een voorbeeld daarvan is

THEMA A: IK ALS PERSOON 44
Ov ER INKOMSTEN EN UITGAv EN v
v
O

2 Waar halen Julan, Marieke en co hun inkomsten vandaan?

a Bekijk de beeldfragmenten en beantwoord de vragen.

Stap 1: Bekijk het beeldfragment van elke spilfiguur.

Stap 2: Welke vaste inkomsten heeft de spilfiguur? Noteer het bedrag in de juiste kolom.

Stap 3: Bekijk het beeldfragment nog een keer.

Stap 4: Welke variabele inkomsten heeft de spilfiguur? Noteer het bedrag in de juiste kolom.

©VANIN

45 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
Anouar Mila Marieke Elena Julan
Vaste
inkomsten Variabele inkomsten

b Waar of niet waar?

Omcirkel het correcte antwoord. Verbeter wanneer het antwoord ‘niet waar’ is.

• Iedereen krijgt zakgeld waar niet waar

• De meesten krijgen hun zakgeld per week. waar niet waar

• Anouar krijgt het meeste zakgeld. waar niet waar

• Mila en Elena krijgen evenveel zakgeld. waar niet waar

OPDRACHT 3: Wat zijn jouw inkomsten?

1 Vergelijk jouw situatie met die van de spilfiguren.

Welke situatie komt het best met die van jou overeen? Omcirkel het figuurtje dat het best bij jouw financiële situatie past.

Financieel/financiële: alles wat te maken heeft met geld.

2 Vul het schema in met jouw inkomsten.

Vaste inkomsten Variabele inkomsten

Jij

THEMA A: IK ALS PERSOON 46
v
©VANIN

3 Vergelijk.

De meeste jongeren in België krijgen (een vorm van) zakgeld. Dat bedrag krijg je wekelijks of maandelijks. Vaak stijgt het ook met je leeftijd: hoe ouder je wordt, hoe hoger het bedrag dat je krijgt.

Gemiddeld zakgeld per maand

€ 40,00

€ 30,00

€ 20,00

€ 10,00

a Hoeveel zakgeld krijgt iemand van 12-13 jaar gemiddeld in België?

b Hoeveel zakgeld krijgt iemand van 14-15 jaar gemiddeld in België?

Voor wie zakgeld krijgt

c Vergelijk met jouw leeftijd: krijg jij meer of minder zakgeld per maand?

d Krijg je meer zakgeld als je ouder wordt? Leg uit.

e Vind je het bedrag van je zakgeld voldoende? Leg uit.

Voor wie geen zakgeld krijgt

f Vind je het oké dat je geen zakgeld krijgt of zou je liever maandelijks/wekelijks zakgeld krijgen? Leg uit.

47 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
Leeftijd 10-11 jaar 12-13 jaar 14-15 jaar 16-17 jaar
Hoeveelheid zakgeld per maand
€ 7,60
19,00 € 25,00 € 41,50
©VANIN
Bron: Wikifin (2017)

OPDRACHT 4: Jongeren hebben ook uitgaven

1 Bekijk de beeldfragmenten en beantwoord de vragen.

v oorbereiding

Bij deze opdracht krijgt elk groepslid een taak.

Bespreek wie welke taak voor zijn rekening neemt:

Technicus De technicus bedient de computer en laat het beeldfragment afspelen.

Naam:

Verslaggever De verslaggever noteert de antwoorden op de vragen in het werkboek.

Naam:

Organisator De organisator waakt erover dat iedereen in de groep zijn taak doet.

Bij de nabespreking in de klas antwoordt enkel de organisator op de vragen.

Naam:

U itvoering

Stap 1: Bekijk het beeldfragment een eerste keer. Noteer onder jouw spilfiguur de zaken waaraan hij/zij het meeste geld uitgeeft.

Stap 2: Bekijk het beeldfragment een tweede keer. Beantwoord de andere vragen die bij jouw spilfiguur horen.

Groep 1 Anouar

Uitgaven: 1 2

Waarom krijgt Anouar zakgeld?

Iedere maand probeert hij wat te sparen. Lukt dat? Leg uit.

©VANIN

Waarvoor spaart hij?

THEMA A: IK ALS PERSOON 48
v

Groep 2 Elena

Uitgaven: 1 2 3

Haar ouders zeggen dat ze een gat in haar hand heeft. Wat bedoelen ze daarmee? Leg uit.

Waarom krijgt ze haar zakgeld telkens op zondag?

Hoe kan ze haar budget aanvullen als ze toch dringend geld nodig heeft?

Groep 3 Julan

Uitgaven: 1 2

Waarom krijgt Julan nog geen zakgeld?

Wil Julan zelf liever zakgeld of niet? Omcirkel het juiste antwoord.

Hij kan voor een nieuwe trui of een cadeautje voor een vriend steeds bij zijn ouders terecht. Sinds kort probeert hij zelf wat geld te verdienen. Hoe?

Wat doet hij als hij onvoldoende geld heeft en toch iets wil kopen?

49 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
JA NEE
©VANIN

Stap 3: Nota's aanvullen

De verslaggever heeft alle antwoorden genoteerd in zijn/haar werkboek. Nu schrijven de organisator en de technicus die antwoorden eerst over in hun werkboek.

Stap 4: Nabespreking

De leerkracht overloopt met de hele klas de vragen voor elke spilfiguur. Enkel de organisator mag antwoorden. De andere leerlingen vullen de antwoorden van de andere spilfiguren in hun werkboek aan.

R eflectie

Overloop met de groep het ‘evaluatieformulier groepswerk’ dat de leerkracht jullie bezorgt. Bespreek daarna samen met de leerkracht wat er beter kan en wat al vlot liep.

2 Vul de mindmap aan.

a Vul de mindmap aan met de uitgaven van alle spilfiguren uit de vorige oefening.

b Omcirkel de uitgaven die jij ook maakt.

c Vul aan met uitgaven die jij maakt, maar die niet voorkwamen in de vorige oefening.

©VANIN

CHATBOX

Bespreek je uitgaven in jullie groepjes van drie. Komen jullie uitgaven overeen? Geven jullie geld uit aan dezelfde dingen? Of verschillen jullie uitgaven erg van elkaar?

THEMA A: IK ALS PERSOON 50

OPDRACHT 5: Jongens en meisjes hebben andere uitgaven

Bestudeer de tabel in verband met de uitgaven van jongeren.

a Wat is de populairste uitgavenpost bij:

• jongens:

• meisjes:

b Bij welke uitgavenposten merk je de grootste verschillen tussen jongens en meisjes? Kun je daar een mogelijke verklaring voor geven?

c Markeer jouw persoonlijke top 3. Waar geef jij het meeste geld aan uit?

d Komt dat overeen met de tabel? Is jouw top drie ook de top drie volgens geslacht (jongen/ meisje)? De meest voorkomende uitgavenposten, naar geslacht

51 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
v
Geeft hier zelf geld aan uit (in %). Jongens Meisjes Abonnement (bv. op tijdschrift) 14 12 Cadeaus 65 74 Dagje uit (bv. dierentuin) 45 54 Games 84 39 Kleding en schoenen 29 56 Mobiele telefoon 38 37 Persoonlijke verzorging/make-up 14 74 Schoolspullen 12 20 Sieraden en accessoires 30 74 Snoep en snacks 76 77 Sport/hobby 16 10 Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek) 64 73 Bron: Scholierenonderzoek 2016 ©VANIN

OPDRACHT 6: Ook gezinnen hebben inkomsten en uitgaven

1 Welke inkomsten heeft een gezin?

Jij hebt inkomsten door je zakgeld, geld dat je krijgt bij speciale gelegenheden (zoals een verjaardag of feest) of geld dat je verdient op een of andere manier. Voor je ouders is dat ook zo. Gezinnen, of volwassenen, halen hun belangrijkste inkomsten uit vijf bronnen.

Combineer elke bron van inkomsten met de passende definitie door ze in te kleuren in dezelfde kleur.

Wie gaat werken, verdient daar geld mee. Je krijgt een loon. Werken allebei je ouders, dan krijgen ze allebei een loon.

Groeipakket

Dit krijg je soms als je niet werkt. Je krijgt een werkloosheidsuitkering als je ooit gewerkt hebt en nu even geen werk hebt. Je krijgt een invaliditeitsuitkering als je niet kan gaan werken omdat je een handicap of ziekte hebt.

Soms heb je geen recht op een uitkering. In dat geval heb je misschien recht op een leefloon van het OCMW/Sociaal Huis.

Vermogen

Heb je kinderen, dan krijg je elke maand een vast bedrag per kind. Vroeger werd dat de kinderbijslag genoemd.

Uitkering

Alles wat je bezit. Heb je (veel) geld op de bank staan, dan krijg je ook daar inkomsten van. De bank betaalt je een beetje om jouw geld te mogen gebruiken. Je moet al erg veel geld op de bank hebben staan om er veel inkomsten uit te halen. Bezit je een huis, dan kun je eventueel inkomsten halen uit de huur die anderen aan jou betalen.

Als je oud genoeg bent, zo ongeveer 65 jaar, kun je stoppen met werken en krijg je dit zolang je leeft.

THEMA A: IK ALS PERSOON 52
v
Loon
€ ©VANIN
Pensioen

2 Welke uitgaven heeft een gezin?

Je verdient niet enkel geld. Als gezin geef je uiteraard ook geld uit. Hieronder zie je de belangrijkste uitgaven van een gezin.

Vervoer

Onderwijs

Kinderen hebben leerplicht vanaf de leeftijd van 5 jaar tot 18 jaar. De meeste kinderen gaan naar school. Onderwijs is niet gratis: ook dat kost geld. Denk maar aan schoolboeken, balpennen, een L.O.uitrusting, schooluitstappen …

De meeste mensen hebben een auto. Die moet je kopen, onderhouden, voltanken … Hebben jullie thuis geen auto? Ook een ritje met de trein of de bus moet betaald worden. Zelfs fietsen kost geld: je fiets moet af en toe worden nagekeken, en soms gaat er ook wel eens iets stuk.

Verzekeringen

In België zijn bepaalde verzekeringen verplicht, bijvoorbeeld de verzekering voor je woning. Maar vaak hebben we er meer; je weet maar nooit. Een goede verzekering kan nog handig zijn als het ooit fout loopt.

Medische kosten

Af en toe word je ziek, niets aan te doen. Dan betaal je de dokter en koop je medicijnen.

Hobby’s

Ook hobby’s kosten geld: lidgeld van een club, materiaal ...

Verzorging

Je hebt zeep nodig, en tandpasta. En je moet ook wel eens naar de kapper …

Kleren

Ook kleren kosten geld. Broeken, jassen, schoenen, jurken …

Telecom

We kunnen niet meer zonder onze gsm of smartphone. Maar ook het abonnement van onze gsm/smartphone, het internet in huis en het abonnement voor de televisie kosten geld. Ook Spotify en Netflix moeten betaald worden.

Voeding

Je moet natuurlijk eten, en dat kost ook geld.

Reizen/uitstapjes

We gaan graag op reis of op uitstap naar een pretpark of zo. Ook dat kost geld.

Huur/woonlening

©VANIN

Huur je een huis, dan betaal je een maandelijkse huur om erin te mogen wonen. Heb je een huis gekocht, dan betaal je een lening af aan de bank.

53 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN

3 Uitgaven op korte en lange termijn

De uitgaven van een gezin kun je onderverdelen in uitgaven op korte termijn en uitgaven op lange termijn.

- Korte termijn: je geeft je geld onmiddellijk uit.

Ik koop een broodje bij de bakker.

- Lange termijn: je moet eerst sparen voordat je het geld kunt uitgeven of je spaart maandelijks een bedrag om in de toekomst iets te kunnen kopen.

Nog even en ik heb genoeg geld voor de nieuwe Playstation.

Markeer de uitgaven op korte termijn in het groen. Markeer de uitgaven op lange termijn in het blauw.

Mila koopt een nieuwe gsm en beslist om die in maandelijkse schijven af te betalen.

Elena wil een weekendje naar zee en betaalt onmiddellijk het voorschot van de reis.

Anouar wil met zijn spaargeld een cadeautje voor de verjaardag van zijn zus kopen.

Marieke koopt een ijsje in het ijssalon. Anouar koopt een cola na de voetbaltraining.

De papa’s van Julan willen over twee jaar een nieuwe auto kopen.

Elena gaat met haar mama een pannenkoek eten.

Julan koopt frisdrank en chips voor tijdens het gamen.

Elena koopt zonder erover na te denken een nieuwe zonnebril.

Julan wil ooit zijn thuisland bezoeken en is nu al volop aan het sparen.

Mila zet maandelijks een bedrag opzij om voldoende spaargeld te hebben als ze eens iets wil kopen.

THEMA A: IK ALS PERSOON 54
©VANIN

OPDRACHT 7: Inkomsten en uitgaven van een gezin

Noteer de inkomsten en uitgaven van het gezin van Marcus en Helina in de juiste kolom.

Noteer de vetgedrukte woorden uit de tekst in de juiste kolom: is het een inkomst of een uitgave? De vorige opdracht kan je een heel eind op weg helpen.

Marcus en Helina hebben samen een gezin met twee kinderen: Alan en Nina. Marcus werkt in een garage als verkoper en krijgt daar een loon voor. Helina is al een tijdje werkloos: ze krijgt een werkloosheidsuitkering.

Ze huren een huis, want kopen vinden ze te duur. Elke maand betalen ze dus huur. Alan en Nina gaan allebei naar de secundaire school: Nina wil kapster worden en zit in het vierde jaar. Alan zit in het tweede jaar en weet het nog niet goed: hij speelt vooral graag voetbal. Wanneer de kinderen weer eens thuiskomen met een schoolrekening, zucht mama vaak dat onderwijs toch een dure zaak is.

Voor hun kinderen krijgen Marcus en Helina een groeipakket: twee keer 150 euro per maand.

Aan voeding en verzorging geven ze niet zo veel uit. Vervoer is iets anders: de auto van Marcus is een bedrijfswagen. Dat valt mee. Maar het treinabonnement van de kinderen en hun fietsen, dat kost wel wat.

Laatst had Alan op weg naar school een aanrijding met een auto. Gelukkig raakte hij niet gewond. En gelukkig kwam de verzekering tussen in de kosten, want zijn fiets was helemaal kapot. Nu ja: die verzekering kost ook echt veel geld per jaar. En de medische kosten moesten ze zelf betalen: de dokter, het ziekenhuis …

De hobby van Nina en Helina is kunstschaatsen. Dat vinden ze echt tof. Maar het is wel een dure hobby als je ze vergelijkt met wat het zwemmen van Alan kost. Dat is een pak goedkoper!

Sinds vorig jaar woont oma bij hen in. Die krijgt een pensioen en betaalt daarmee een deel van de kosten.

Ze lacht vaak met alle toestellen die Marcus, Helina en de kinderen hebben: een gsm, tv, computer … ‘Dat hadden wij allemaal niet’, glimlacht ze. ‘Al die prullen kosten jullie toch handenvol geld?’ Daar heeft ze gelijk in: telecom kost heel wat. Maar als we haar online een filmpje tonen van hoe het vroeger in het dorp was, 50 jaar geleden, of wanneer ze kan skypen met tante Anna die in Finland woont, is ze toch ook blij hoor.

©VANIN

55 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
U
Het gezin van Marcus en Helina
Inkomsten Uitgaven

OPDRACHT 8: De inkomsten en uitgaven van Mila

1 Bekijk het beeldfragment van Mila en beantwoord de vragen.

a Sinds wanneer krijgt Mila zakgeld?

b Vul aan: Ze kreeg elke een vast bedrag in cash geld: euro.

c Nu is dat veranderd: leg uit.

d Wat moet ze zelf betalen?

e Wanneer mag ze haar gsm niet gebruiken?

Is dat een afspraak die bij jullie thuis ook geldt?

f Waar geeft Mila nog geld aan uit?

g Wat moet ze niet zelf betalen?

2 Vergelijk jouw situatie met die van Mila. Wat is hetzelfde? Wat is anders?

©VANIN

THEMA A: IK ALS PERSOON 56
U

OPDRACHT 9: Inkomsten en uitgaven binnen een budget

Mila heeft 320 euro gespaard. Ze wil een heleboel kopen, maar weet niet goed wat te kiezen. Help jij haar een handje?

a Wat is het budget van Mila? Hoeveel kan ze besteden?

b Ze zou graag een nieuwe gsm en een nieuwe jurk kopen. Daarna wil ze nog een ijsje gaan eten met haar vriendin. Kan dat? Reken uit.

- gsm =

- jurk =

- ijsje =

Totaal =

Komt ze toe met haar budget?

c Ze zou ook graag een nieuwe Playstation en een nieuw tennisracket kopen. Lukt dat met haar budget? Reken uit.

- Playstation =

- tennisracket =

Totaal =

Komt ze toe met haar budget?

d Welke keuzes zou jij maken in haar plaats? Stel: je budget is 320 euro. Je mag drie dingen kopen. Zorg dat je genoeg hebt met je budget …

57 HOOFDSTUK 3: OvER INKOMSTEN EN UITGAvEN
U
JA NEE JA NEE
©VANIN

e Maak met dat budget een uitgave op korte termijn en een uitgave op lange termijn. Je mag zelf kiezen wat.

Budget: 320 euro

Uitgaven op korte termijn

Uitgaven op lange termijn

OPDRACHT 10: Evalueer jezelf

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Checklist

Ik kan een uitgave van een inkomst in een gezinsbudget onderscheiden. ¨¨

Ik kan voorbeelden geven van inkomsten in een gezinsbudget. ¨¨

Ik kan voorbeelden geven van uitgaven in een gezinsbudget. ¨¨

Ik kan voorbeelden geven van uitgaven op korte termijn. ¨¨

Ik kan voorbeelden geven van uitgaven op lange termijn. ¨¨

Ik kan keuzes maken binnen een budget. ¨¨

©VANIN

THEMA A: IK ALS PERSOON 58
Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
R

©VANIN

IK EN MIJN RELATIE MET ANDEREN

INHOUD THEMA B: IK EN MIJN RELATIE MET ANDEREN

60 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN Hoofdstuk 4: Samenleven gaat niet vanzelf 61 Samenleven op school en daarbuiten 61 Het kan ook anders 62 Je kent me niet, maar je weet al wat je van me vindt 63 Over vooroordelen en stereotypering 6 4 Vooroordelen leiden tot onverdraagzaamheid en discriminatie 66 Van vooroordelen naar plagen of pesten 67 Wat kun je eraan doen? 68 Machtsmisbruik en groepsdruk 69 Gepaste reacties 70 Waarover gaat het? En hoe los je het op? 7 1 Evalueer jezelf 74 Hoofdstuk 5: Mijn keuze, of toch niet? 75 Wat je koopt, beslis je niet altijd zelf 75 Weet jij waardoor je aankopen beïnvloed worden? 7 7 De invloed van reclame op onze keuzes 78 Reële en gecreëerde behoeften 79 Je koopgedrag van dichtbij bekeken 81 Soorten keuzes 82 Soorten gedrag 84 Rationeel, emotioneel of intuïtief? 85 Mijn aankoopgedrag wordt beïnvloed door … 86 Evalueer jezelf 89 Hoofdstuk 6: Democratisch of autoritair? 90 Inspraak of niet? 90 Van veel tot geen inspraak 90 Inspraak op school 92 Vrijheid en gelijkheid, maar niet overal 94 Over fusiegemeenten en deelgemeenten 95 Van gemeente tot provincie 99 Gewesten en gemeenschappen vormen één land 102 De rol van de EU 105 Democratisch of autoritair? 106 Van gemeente tot EU 107 Evalueer jezelf 108
©VANIN

HOOFDSTUK 4: SAMENLE v EN GAAT

NIET vAN z ELF v

OPDRACHT 1: Samenleven op school en daarbuiten O

1 Oké of niet oké?

Duid bij elke situatie aan of je dit oké vindt of niet.

1 oké / niet oké

Andy heeft een potlood nodig. Hij staat midden in de les op en neemt het potlood uit de pennenzak van een andere leerling, zonder het te vragen.

2 oké / niet oké

Souki eet een zakje chips op de bus. Wanneer de chips op zijn, gooit ze het lege zakje op de grond.

3 oké / niet oké

Ahmed zit op de trein. Op het perron ziet hij een mama met een buggy. Ze wil opstappen, maar dat lukt niet. Ahmed staat op en helpt de mama om in te stappen.

4 oké / niet oké

Karen draagt een koptelefoon en luistert naar muziek. De mevrouw naast haar vraagt Karen of de muziek wat stiller kan, want de muziek staat zo luid dat ze elk woord kan horen. Als antwoord steekt Karen haar middelvinger omhoog en zegt ‘Fuck you, bitch’.

5 oké / niet oké

Soulim en Mirko spelen voetbal op de speelplaats. Telkens wanneer Mirko aan de bal is, roept Soulim: ‘Hé dikke: geef ’s een pass.’

6 oké / niet oké

Tim zit in de klas en moet dringend plassen. Hij vraagt aan de leerkracht of hij naar het toilet mag gaan, maar het mag niet. Binnen 5 minuutjes gaat de bel en dan heeft iedereen pauze. Tim kan best wel nog even wachten.

7 oké / niet oké

In de rij aan de drankautomaat gaat het niet snel genoeg voor Mats. Hij wordt ongeduldig en geeft de jongen voor hem een duw, terwijl hij zegt: ‘Kan het wat sneller, ja?’

8 oké / niet oké

Arno ziet Myriam klungelen met haar fiets. Ze probeert haar fiets uit het fietsenrek te halen en tegelijkertijd een sms te beantwoorden en haar boekentas en jas vast te houden. Arno stapt naar haar toe en biedt aan haar fiets uit het rek te nemen.

9 oké / niet oké

Samir is erg groot voor zijn leeftijd. Wanneer hij ’s middags zijn broodje gaat ophalen aan het secretariaat, steekt hij bijna altijd iedereen voorbij. Er durft toch niemand reageren.

10 oké / niet oké

Soko wil bij de directie gaan vragen of ze morgen vroeger naar huis mag. Ze heeft een afspraak bij de tandarts. De deur is gesloten. Ze klopt aan en wacht op reactie.

11 oké / niet oké

©VANIN

Lore haar rechterarm is gebroken. Ze probeert tijdens de les met haar linkerhand te schrijven, maar dat lukt niet zo goed. De leerkracht merkt dat niet op. Dounia stapt na de les naar de leerkracht en vraagt of ze de volgende les naast Lore mag zitten en haar nota’s met haar mag delen.

61 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF

OPDRACHT 2: Het kan ook anders v

1 Kies 2 situaties uit die je niet oké vindt en noteer waarom je dat vindt. Hoe zou het dan wel moeten verlopen en waarom?

a Ik kies situatie nummer .

Deze situatie vind ik niet oké, want

Hoe moet de situatie volgens jou dan wel verlopen zodat ze oké wordt?

Waarom is dat voor jou een goede oplossing? Leg uit.

b Ik kies situatie nummer .

Deze situatie vind ik niet oké, want

Hoe moet de situatie volgens jou dan wel verlopen zodat ze oké wordt?

Waarom is dat voor jou een goede oplossing? Leg uit.

CHATBOX

Bespreek een van beide situaties met een klasgenoot. Leg uit waarom jij die situatie niet oké vindt en geef aan hoe het dan wel moet.

Is je klasgenoot het met je eens of niet? Leg uit.

THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN 62
©VANIN

2 Kies nu een situatie uit die je wel oké vindt en leg uit waarom dat volgens jou zo is. Ik kies situatie nummer

Deze situatie vind ik oké, want

CHATBOX

Bespreek dit met een andere klasgenoot. Is je klasgenoot het met je eens of niet? Leg uit.

OPDRACHT 3: Je kent me niet, maar je weet al wat je van me vindt

1 Markeer bij elke spilfiguur een kenmerk waarvoor hij/zij misschien gepest zal worden, of waarover mensen een negatieve mening kunnen hebben.

Julan

Heeft twee papa’s.

Een van beide papa’s is werkloos. Is geadopteerd.

Anouar Is een gamer. Is moslim.

Voetbalt graag.

Heeft een donkere huidskleur.

Mila

Heeft geen papa: haar mama liet zich kunstmatig bevruchten.

Heeft geen broers of zussen.

Houdt van shoppen.

Elena

Haar papa en mama zijn gescheiden.

Heeft een tweelingzus.

Woont de ene week bij haar mama en de andere week bij haar papa.

Draagt een bril.

Marieke

Haar mama werkt niet, ze is huisvrouw.

Heeft een zus met een handicap.

Houdt van zwemmen.

©VANIN

63 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF
v

2 Je hebt nu een aantal kenmerken gemarkeerd. Kunnen de spilfiguren daar zelf iets aan veranderen?

3 We kennen Julan, Anouar en de anderen niet. Maar we hebben wel al een oordeel klaar, voordat we ze hebben leren kennen. Dat noemt men een vooroordeel.

a Wat is een vooroordeel?

Tip : het woord ‘vooroordeel’ kun je splitsen in ‘voor’ en ‘oordeel’. Die woorden kunnen je helpen om duidelijk uit te leggen wat een vooroordeel is.

b Kun je een voorbeeld geven van een vooroordeel waarmee jij of je familie te maken heeft (gehad)? Iets wat mensen van je denken/vinden, zonder je te kennen?

OPDRACHT 4: Over vooroordelen en stereotypering v Alle Nederlanders zijn gierig.

1 Door vooroordelen plakken we vaak een etiket op andere nationaliteiten/landen.

Zo zegt men bijvoorbeeld:

Is dat zo? Zijn echt alle Nederlanders gierig?

Kun je een voorbeeld van zo’n vooroordeel geven over Amerika, België en Italië?

64 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

2 Vooroordelen ontstaan vaak door twee technieken.

Een stereotype is een overdreven beeld van een groep mensen. Dat beeld komt vaak niet (volledig) overeen met de werkelijkheid.

Blondjes zijn dom.

Afrikanen zijn lui.

Homo's dragen roze kleren.

Daar voegen we dan nog een generalisatie aan toe: een veralgemening. Je gaat alle personen die tot een bepaalde groep behoren hetzelfde (negatieve) kenmerk geven. In dat geval begint je zin vaak met ‘alle …’

Alle Marokkanen zijn dieven.

Alle Italianen zijn macho’s.

Echt niet alle blondjes zijn dom, hoor. En denk je nu echt dat alle Afrikanen lui zijn? Of dat alle homo's in roze kleren rondlopen? Je weet toch ook dat niet alle Marokkanen dieven zijn? In hetzelfde rijtje: niet alle vrouwen zijn dol op shoppen en niet alle mannen houden van voetbal.

Kun je zelf nog een aantal voorbeelden geven van zo’n vooroordelen, stereotypes en generalisaties?

65 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF
©VANIN

OPDRACHT 5: vooroordelen leiden tot on verdraagzaamheid en discriminatie

Samenleven met mensen die anders zijn omwille van hun huidskleur, uiterlijk, gedrag ... zorgt soms voor spanningen. Wanneer we elkaar wat beter leren kennen, denken we vaak: ‘Hé, die valt eigenlijk wel mee’.

Toch hebben we snel een (voor)oordeel klaar. En dat leidt dan weer tot onverdraagzaamheid en discriminatie.

Vul de lege kadertjes aan met een eigen voorbeeld.

Onverdraagzaamheid: je aanvaardt niet dat anderen zich anders gedragen of anders denken dan jij.

Roger zit op een bankje in het park. Hij is het beu dat die jongeren zoveel lawaai maken met hun muziek en belt de politie.

Mauro verblijft met zijn ouders op een camping. Gisteren werd hij echt boos, want de familie naast hem – met een zwarte huidskleur – begon telkens te zingen wanneer een van de kinderen van de glijbaan gleed.

Anna heeft het er moeilijk mee dat de vier dochters van de buren allemaal een hoofddoek dragen.

Martine is nog altijd boos als ze aan gisteren denkt. Ze zat rustig te eten toen de vrouwen aan de tafel naast haar elkaar plots begonnen te kussen. Ze is rechtgestaan en heeft boos het restaurant verlaten.

Vul aan met een eigen voorbeeld:

Discriminatie gaat nog een stapje verder. Dan ga je bepaalde mensen anders behandelen of uitsluiten omwille van hun gedrag, uiterlijk, geloof, geslacht …

Op een oudercontact weigert de papa van een meisje een hand te geven aan de juf. Zijn geloof verbiedt hem een hand aan vrouwen te geven.

Een vrouw krijgt een bepaalde job niet omdat ze een hoofddoek draagt.

Op de trein controleert de conducteur enkel de Marokkaanse jongens. De andere treinreizigers laat hij met rust.

Vul aan met een eigen voorbeeld:

66 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
v
©VANIN

Goede afspraken maken goede vrienden!

- Luister naar elkaar.

- Oordeel niet voor je elkaar hebt leren kennen.

- Sluit niemand uit.

OPDRACHT 6: van v ooroordelen naar plagen of pesten v

Stap 1: Lees de onderstaande opdrachten.

Stap 2: Bekijk het beeldfragment. Tijdens het kijken mag je in potlood notities nemen.

Stap 3: Vul de opdrachten aan.

Stap 4: O verloop jouw antwoorden op de vragen met je buur. Wissel uit en vul aan.

Stap 5: We bekijken het fragment nog een keer. Pas aan indien nodig.

a Markeer in de woordenwolk de woorden die volgens het beeldfragment met pesten te maken hebben.

Herhaaldelijk: vaak, dikwijls, meer keren

b Wat is het verschil tussen pesten en plagen? Vul aan met woorden uit het beeldfragment.

Pesten heeft als doel het slachtoffer te .

Bij plagen is er heel veel , maar je zoekt ook wel op tussen pesten en plagen. Plagen is niet altijd , maar het voelt niet aan als .

67 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF
soms herhaaldelijk
verantwoordelijk
kwetsen onopzettelijk machtsverhouding slachtoffer plezier
gewelddadig gedrag
plagen, dagelijks omstanders emoties iedereen
©VANIN

c Pesten heeft gevolgen, en dan denken we natuurlijk meteen aan het slachtoffer (de persoon die gepest wordt). Maar bij pesten zijn er gevolgen voor iedereen. Wie goed gekeken heeft, weet welke gevolgen er nog zijn.

Gevolgen voor pester slachtoffer omstanders

d Natuurlijk kan de pester stoppen met pesten; dan stopt het probleem vanzelf. Maar dat gebeurt niet zo vaak. In het beeldfragment geeft men een paar tips om een pestsituatie te stoppen.

Tips voor het slachtoffer om het pesten te stoppen of ermee om te gaan:

Tips voor de omstanders:

OPDRACHT 7: Wat kun je eraan doen? v

Zoek online naar tips tegen pesten die jij goed vindt.

a Lees de tips en kies de tip uit die jij het beste vindt.

Waarom vind jij dit de beste manier om te reageren als je gepest zou worden?

b K ies nog een tip uit die je ook wel goed vindt.

68 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

Waarom vind jij dit een goede manier om te reageren als je gepest zou worden?

c Bekijk het ook eens vanuit je klas. Als iemand in de klas gepest zou worden, wat zouden jullie dan als klas kunnen doen om dat te laten stoppen?

OPDRACHT 8: Machtsmisbruik en groepsdruk v

1 Pesten draait vaak rond machtsmisbruik. Iemand misbruikt zijn of haar macht over iemand anders.

Geef een voorbeeld bij deze vormen van machtsmisbruik:

a ouder-kind machtsmisbruik

b leraar-leerling machtsmisbruik

2 Maar ook groepsdruk speelt een rol.

Dit ken je al uit een eerder hoofdstuk. Maar weet je het nog? Vul aan.

a Kun je met je eigen woorden uitleggen wat groepsdruk is?

b Kun je een voorbeeld geven van groepsdruk op school of in je omgeving?

©VANIN

69 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF

OPDRACHT 9: Gepaste reacties

Wat kun je doen aan uitsluiting, pesten of andere conflicten? Het is vaak niet zo eenvoudig als het lijkt om een situatie op te lossen of hulp te bieden. We helpen je een eindje op weg.

Stap 1: Bij de volgende situaties geven we telkens een aantal mogelijke reacties of oplossingen. Kies daaruit de reactie of oplossing die jou het beste lijkt en leg uit waarom.

Stap 2: Bespreek jouw oplossing/reactie met een klasgenoot: kozen jullie dezelfde? Waarom wel/niet?

Stap 3: Nadien volgt een bespreking in de klas.

Situatie 1

Als we op de speelplaats willen voetballen en de ploegen willen samenstellen, word ik altijd als laatste gekozen. Ik kan niet zo goed voetballen, maar ik doe het wel graag.

¨ Enkele leerlingen melden het aan een leerkracht. De leerkracht praat de volgende dagen met de andere leerlingen die graag voetballen en vraagt hun Julan niet altijd als laatste te kiezen.

¨ De andere leerlingen zien dat Julan het ook niet leuk vindt altijd als laatste gekozen te worden. Ze spreken af dat ze Julan sneller zullen kiezen en niet meer als laatste.

¨ Samir, een van de jongens die vaak gevraagd wordt om een ploeg samen te stellen, heeft al een paar keer gemerkt dat Julan het niet leuk vindt om altijd als laatste over te blijven. Oké, hij voetbalt echt slecht, maar niemand heeft eigenlijk iets tegen Julan zelf. De volgende keer dat hij een ploeg moet samenstellen, kiest Samir als eerste speler Julan.

¨ Op de klastweedaagse blijkt dat veel klasgenoten het jammer vinden dat Julan altijd als laatste gekozen wordt. Samen spreken ze af om vanaf nu Julan af en toe zelf een ploeg te laten samenstellen.

Ik kies deze oplossing omdat …

Situatie 2

Sally en Nina maken de hele tijd zogenaamd grappige opmerkingen over Kelly. Kelly is wat dikker dan de andere meisjes. Toen ze de nieuwe jas van Kelly zag, zei Sally laatst: ‘Mooi, maar wel wat breed, hé, die jas van jou. Ik zou hem zelf ook nog wel kopen, maar dan een maatje kleiner.’ Toen Kelly onlangs vertelde dat ze op het verjaardagsfeestje van Tina drie keer na elkaar de Kabouterdans gedanst hadden, zei Nina: ‘Weet je zeker dat het niet de olifantendans was?’

70 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
U
©VANIN

¨ Een leerling meldt het aan de leerkracht. Sally en Nina worden gestraft.

¨ Tülin, een klasgenootje, neemt het voor Kelly op na die opmerking over de olifantendans. Ze zegt openlijk tegen Nina en Sally dat die opmerkingen niet leuk meer zijn.

¨ Kelly vindt dit niet leuk meer. Maar ze weet ook niet wat te doen. Ze vraagt aan Iris, haar beste vriendin, wat ze kan doen om dit te stoppen. Samen met Iris gaat ze naar de klastitularis en vraagt aan de juf of die erover wil praten met Sally en Nina, liefst met hen twee er ook bij.

¨ Kelly vertelt in tranen alles aan haar mama, na die opmerking over de olifantendans. Haar mama neemt de telefoon en belt de ouders van Nina en Sally op.

Ik kies deze oplossing omdat …

OPDRACHT 10: Waarover gaat het? En hoe los je het op?

We zetten alles nog even op een rijtje:

• Vooroordeel: een oordeel over iets of iemand zonder die persoon te kennen.

• Stereotype: een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid.

• Machtsmisbruik: je macht over een of meer personen misbruiken.

• Groepsdruk: je gedrag aanpassen onder invloed van een groep waartoe je behoort.

Stap 1: Duid voor elk van de volgende situaties aan of het gaat om:

• een vooroordeel,

• een stereotype,

• machtsmisbruik,

• groepsdruk.

Stap 2: De leerkracht kijkt eerst even je antwoorden na voor je verder gaat met de oefening.

Feedback door de leerkracht

Stap 3: Beschrijf hoe jij die situatie zou proberen op te lossen.

©VANIN

71 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF
U

Jonas stuurt zijn jonge broertje elke middag om een broodje. Hij kan dat best zelf, maar vertikt het.

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

Jimmy heeft een paar goede vrienden met wie hij vaak optrekt. Jimmy rookt niet, maar zijn vrienden roken allemaal en bieden Jimmy telkens een sigaret aan.

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

De papa van Igor wil een tweedehandsfiets kopen via een website. Hij ziet een leuke fiets staan en wil die wel kopen. Tot hij merkt dat de verkoper een Marokkaanse naam heeft. Dat vertrouwt de papa van Igor toch niet zo.

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

Mark en David zoeken nog een derde persoon om hun quizploeg volledig te maken. Volgens het reglement moet dat een vrouw zijn. Mark stelt Kelly voor, een collega van hem die David ook kent. Waarop David zegt: ‘Komaan man, die is blond! Ik ga niet met een dom blondje aan tafel zitten, hé.’

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

72 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

Timo heeft voor een nieuwe smartphone gespaard. Trots vertelt hij een van z’n vrienden welk model hij wil kopen, maar die reageert niet zoals verwacht. ‘Koop toch een iPhone,’ zegt hij, ‘zie je, iedereen heeft die.’ Dat is ook zo: iedereen in het vriendenclubje van Timo heeft een iPhone. Nu twijfelt Timo toch …

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

Arkan, Dejan en Milan spelen toneel. Ze hebben een voorstelling gepland staan op dinsdagavond en op vrijdagavond, telkens van 18 uur tot 19.30 uur en van 20 uur tot 21.30 uur. De leerkracht geeft die dinsdag een taak op tegen woensdag. De drie jongens vragen of dat niet tegen donderdag mag. Ze worden direct na school in het theater verwacht voor een laatste repetitie en kunnen die taak echt niet maken tegen woensdag. De leerkracht weigert dat: hij verplicht de taak te maken tegen woensdag.

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

Soraya is nieuw in de klas en ziet er als een modepopje uit: lang, slank, blond haar. Tijdens de jaarlijkse schooljogging wordt er in teams van vier gelopen: twee jongens en twee meisjes. Soraya komt in het team van Ahmed terecht, die net als elk jaar wil winnen. Hij ziet Soraya niet zitten in zijn team en protesteert: ‘Die barbiepop? Die kan toch niet lopen? Heeft die eigenlijk wel sportschoenen?’

Het gaat hier om:

Ik zou dit zo proberen op te lossen:

©VANIN

73 HOOFDSTUK 4: SAMENLEvEN GAAT NIET vANzELF

OPDRACHT 11: Evalueer jezelf R

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Checklist Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik begrijp dat samenleven in een samenleving waar mensen veel van elkaar verschillen niet makkelijk is.

Ik kan een voorbeeld geven van vooroordelen in een concrete situatie.

Ik kan een voorbeeld geven van stereotypering in een concrete situatie.

Ik kan een voorbeeld geven van machtsmisbruik in een concrete situatie.

Ik kan een voorbeeld geven van groepsdruk in een concrete situatie.

Ik kan een voorbeeld geven van hoe ik gepast kan reageren in een situatie van pesten of uitsluiting.

Ik kan beschrijven hoe ik een situatie van pesten of uitsluiting zou proberen op te lossen.

Ik kan een voorbeeld geven van discriminatie.

Ik kan een voorbeeld geven van onverdraagzaamheid.

Ik kan me respectvol gedragen naar anderen toe.

©VANIN

74 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

HOOFDSTUK 5: MIJN KEU z E, OF TOCH NIET?

O

OPDRACHT 1: Wat je koopt, beslis je niet altijd zelf

1 Lees de strip en beantwoord de vragen.

Hey, Mila! Goed dat je er bent!

Waarom? Wat ben je aan het doen?

Ik ben al een half uur op zoek naar een of andere reclamestunt voor de nieuwste iPhone.

De nieuwste iPhone? Jouw iPhone is toch nog niet zo oud? Heb je die niet gekocht na je vormsel?

Ik weet het, maar dit nieuwe model kan blijkbaar zoveel meer ... Bovendien hebben mijn twee beste vriendinnen dit model en ik kan nu al niet meer meepraten!

Heb je al die nieuwe snufjes wel nodig?

©VANIN

Ik heb niet eens een iPhone en mijn toestel werkt prima. Ook al is het al drie jaar oud. Wat ga je trouwens doen als er over een jaar weer een nieuw model uitkomt?

75 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?

a Waarom wil Elena een nieuwe iPhone?

b Wat vindt Mila ervan?

2 Wat zijn jouw laatste drie aankopen?

c Wat vind jij ervan? Aankopen

Stap 1: Wat zijn jouw drie laatste aankopen? Noteer ze in de eerste kolom.

Stap 2: Vul vervolgens in de eerste kolom aan waarom je ze gekocht hebt.

Stap 3: Vink daarna in kolom 2 of 3 aan wat past.

Ik had het echt nodig. Ik wilde het graag hebben.

Wat?

Waarom?

Wat?

Waarom?

Wat?

Waarom?

©VANIN

76 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
¨
¨
¨ ¨
¨
¨

OPDRACHT 2: Weet jij waardoor je aankopen beïnvloed worden?

1 Vul de tabel aan en beantwoord de vragen.

a Van welk merk of welke winkel is/zijn je ….?

Gsm

Broek

Boekentas/rugzak

Pennenzak

Schoenen

T-shirt/trui

Tandpasta

Shampoo

b K ies een product uit de tabel en vink aan hoe je dat kent.

Product:

¨ Het werd me aangeraden door een vriend/vriendin.

¨ Al mijn vrienden hebben dat product.

¨ Mijn ouders kopen dat voor mij.

¨ Ik heb dat op tv, op het internet of in een magazine gezien.

¨ Een celebrity gebruikt dat product.

¨ Andere:

2 Voor heel wat producten wordt reclame gemaakt. Waar kun je reclame tegenkomen?

©VANIN

77 zE, OF TOCH NIET?
v
Nada B / Shutterstock.com

OPDRACHT 3: De invloed van reclame op onze keuzes

Stap 1: De leerkracht verdeelt jullie in groepjes.

Stap 2: Verdeel binnen jouw groep de vragen van deel 1 onder elkaar. Welke vragen ga jij behandelen? Vink die vragen aan.

Stap 3: De leerkracht geeft feedback over de verdeling van de vragen.

Feedback door de leerkracht op de verdeling van de vragen: ¨ oké

¨ niet oké, want:

Stap 4: Bekijk het beeldfragment en los jouw vragen van deel 1 op. De vragen staan in de juiste volgorde.

Stap 5: De leerkracht start het beeldfragment weer op. Vervolgens los je de vragen van deel 2 op. Ook deze vragen staan in de juiste volgorde.

Deel 1

¨ 1 Wat is het doel van reclame?

¨ 2 Vanaf welke leeftijd beseffen we dat reclame ons probeert te beïnvloeden?

¨ 3 Hoeveel procent van de kinderen kiest voor de rode drinkbus na het eerste spotje?

¨ 4 Wat veranderen ze vervolgens aan de spot?

Waarom?

¨ 5 Waarom wordt de rode drinkbus het best links geplaatst in het spotje?

Hoe komt dat?

©VANIN

¨ 6 Welke kleuren zien kinderen heel graag? Markeer ze. rood – groen – blauw – zwart – bruin – oranje – geel – paars – roze

¨ 7 Wat is er nog belangrijk bij spots voor kinderen?

78 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
v

Samengevat

8 Wat heeft men allemaal veranderd in de tweede versie van het spotje? 1 2 3 4

Deel 2

Deze vragen vul je individueel aan.

9 Hoeveel procent van de kinderen kiest voor de rode drinkbus na de tweede versie van het spotje?

10 Begrijpen de kinderen dat ze de rode drinkbus kiezen door het spotje?

Algemene vraag

Kiezen de kinderen bewust of eerder onbewust voor de rode drinkbus? Leg uit. De kinderen kiezen bewust/onbewust voor de rode drinkbus.

Conclusie: beïnvloedt reclame onze keuzes? JA NEE

OPDRACHT 4: Reële en gecreëerde behoeften

In je aankopen kun je een onderscheid maken tussen reële behoeften en gecreëerde behoeften.

Reële behoeften: Je koopt iets omdat je het echt nodig hebt.

Bijvoorbeeld: je schoenen zijn te klein. Dan koop je nieuwe schoenen in de juiste maat.

Gecreëerde behoeften: Je koopt iets omdat men je overtuigd heeft om dat te doen, niet omdat je het nodig hebt.

Bijvoorbeeld: je laat je leiden door reclame. Er is een actie op je lievelingstrui. Eén trui kopen + één trui gratis. Je koopt die twee truien hoewel je helemaal geen nieuwe trui nodig had.

Ga even terug naar de strip met Elena en Mila op p. 75. Elena wil een nieuwe iPhone kopen. Is dat een reële of een gecreëerde behoefte?

79 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?
v
©VANIN

1 In de tabel hieronder staan een aantal stellingen over dingen die je wel al eens gedaan kunt hebben om erbij te horen.

Stap 1: Duid aan of je jezelf wel of niet in de stelling herkent.

Stap 2: Duid aan of het in de stelling om een reële behoefte gaat, of om een behoefte die gecreëerd is door je vrienden.

Ik heb al eens .... Herken je jezelf?Soort behoefte

1 een kledingstuk gekocht omdat mijn vrienden het ook hadden.

2 een game gekocht omdat ik anders niet kan meepraten met mijn vrienden.

3 een ander soort snack gekocht omdat mijn klasgenoten die lekkerder vinden.

¨ ja ¨ nee ¨ reëel ¨ gecreëerd

¨ ja ¨ nee ¨ reëel ¨ gecreëerd

¨ ja ¨ nee ¨ reëel ¨ gecreëerd

2 Waarom denk jij dat jongeren dingen kopen om erbij te horen? Noteer drie mogelijke redenen.

Je vriendengroep of vriendenkring wordt ook peergroup genoemd. Een peergroup is een groep mensen uit de samenleving die een vergelijkbare leeftijd, status of belangstelling hebben en gemeenschappelijke waarden en normen.

©VANIN

80 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
peergroup

OPDRACHT 5: Je koopgedrag van dichtbij bekeken

We leerden al dat je aankoopgedrag beïnvloed wordt door:

• reclame,

• je peergroup of vriendengroep.

Maar dat is niet alles … Je aankopen worden ook beïnvloed door je milieu of sociale achtergrond. Met andere woorden: door de grotere groep mensen met wie je samenleeft: je ouders, je familie, je vrienden, je kennissen.

Ook zij hebben een invloed. Kopen de meeste mensen in je familie merkkleren? Dan zul jij dat ook makkelijker doen. Eten de meesten mensen die je kent elke vrijdag frietjes? Dan is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.

En daar bovenop komt nog een nieuw fenomeen dat vroeger niet bestond: social media. Facebook, Twitter, Instagram, Snapchat, TikTok, YouTube ... hebben allemaal een invloed op je koopgedrag. Al die apps en programma’s kun je gratis gebruiken, maar dan moet je er wel massa’s reclamefilmpjes bij nemen. En net die filmpjes hebben een invloed op wat je koopt.

Lees het artikel en beantwoord de vragen op de volgende bladzijde.

DE GOUDMIJN DIE INSTAGRAM HEET

Met meer dan 400 miljoen actieve gebruikers is Instagram een van de populairste socialemediakanalen. Bedrijven hadden al snel door dat ze dat medium konden inzetten als marketinginstrument. Wanneer je als vlogger of blogger een foto op hun kanaal inclusief de afgesproken #hashtags en tags post, kun je in ruil een som geld, een product of de toegang tot een exclusief event verdienen. Het is wel belangrijk dat je veel volgers en likes hebt op de foto’s die je post.

Tiany Kiriloff (116 000 volgers) begon als presentatrice van Alive.Style op JIMtv. Met de oprichting van het onlineplatform Belmodo heeft Tiany zich helemaal gevestigd als influencer in de modewereld en bezoekt ze veel fashionevents in het buitenland.

©VANIN

81 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?
v
1204
FOLLOW
likes
belmodotiany 116 000 volgers

a Hoe noem je mensen die van het beïnvloeden van anderen via social media hun beroep gemaakt hebben?

b Hoe gaan ze te werk?

c Ken jij persoonlijk iemand met dat beroep? Of volg jij iemand?

Samengevat: ons aankoopgedrag wordt beïnvloed door 4 factoren.

Elke dag maken we keuzes, maar dat doen we niet altijd op dezelfde manier. Een voorbeeld maakt dat duidelijk.

Je kat is een tijdje geleden overleden. Je gaat naar een dierenasiel om een nieuw katje te kiezen.

Manier van kiezen Je kiest:

©VANIN

Rationeel Kunia, de goedkoopste kat, omdat je er niet te veel aan wilt uitgeven. Een kat kost zo al genoeg. Nala kan ook nog, omdat de dierenarts van het centrum je vertelt dat zij het gezondste katje is van de drie.

Emotioneel Sheeba, de mooiste en schattigste kat. Zij lijkt ook het meest op jullie vorige kat.

Intuïtief Nala, zonder nadenken. Je kunt niet uitleggen waarom. Het is gewoon zo. Je voelt aan dat Nala bij jou hoort.

82 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
1 2 3 4
OPDRACHT 6: Soorten keuzes v
Nala 255 euro
344
Kunia 201
Sheeba
euro
euro

Je maakt een rationele keuze als:

• je erover nadenkt met je verstand, met je hoofd.

• je alternatieven tegenover elkaar afweegt: wat zijn de andere mogelijkheden?

• je bewust voor iets kiest op basis van argumenten.

Je maakt een emotionele keuze als:

• je je ge voelens (vreugde, verdriet, woede, verliefdheid …) een rol laat spelen.

• je kiest vanuit je hart, niet vanuit je hoofd.

Je maakt een intuïtieve keuze als:

• je zonder nadenken kiest.

• je niet kunt uitleggen waarom je ergens voor kiest: het voelt gewoon goed aan.

Duid voor de volgende situaties aan welke reactie/keuze rationeel (R), emotioneel (E) of intuïtief (I) is.

Situatie 1

Je rijdt met de auto en ziet plots een kind voor je opduiken op straat.

Je blijft kalm, kijkt in je achteruitkijkspiegel of er nog verkeer aankomt, remt rustig en brengt de wagen tot stilstand.

Je gooit zonder nadenken je stuur om en rijdt het voetpad op, weg van het kind.

Je verstart helemaal en begint te gillen. Je bent bang.

Situatie 2

Je hebt voor een nieuwe smartphone gespaard en stapt naar de winkel om die te kopen.

Je ziet in het rek een mooie rode smartphone staan en het is liefde op het eerste gezicht. Je koopt hem gewoon.

Je koopt een iPhone omdat je vrienden er ook een hebben en je graag bij dat groepje hoort.

Je vraagt uitleg over verschillende modellen en weegt de voor- en de nadelen tegen elkaar af.

©VANIN

83 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?

OPDRACHT 7: Soorten gedrag

Je kunt dit soort keuzes ook doortrekken naar ons gedrag. Soms stellen we:

Gedrag Voorbeeld

rationeel gedrag: gedrag waar je bij nadenkt.

Iemand wordt boos op jou en scheldt je uit. Jij besluit dat te negeren. Die boosheid gaat straks wel over. Nu reageren maakt het enkel erger.

emotioneel gedrag: gedrag als gevolg van (hevige) gevoelens.

intuïtief gedrag: je handelt zonder nadenken, gewoon vanuit je buikgevoel.

Iemand wordt boos op jou en scheldt je uit. Wat hij zegt, raakt je en je wordt zelf ook boos.

Je loopt door een doolhof en kunt zowel naar links als naar rechts. Je gaat zonder nadenken naar rechts. Daar is geen reden voor: het gebeurt gewoon op gevoel.

1 Noteer bij elke situatie of het om rationeel (R), emotioneel (E) of intuïtief (I) gedrag gaat.

De leerkracht geeft je een toets terug en het resultaat was echt niet goed. Boos gooi je de toets op de grond.

Je ziet een oude mevrouw die moeite heeft om over te steken. Je hebt medelijden met haar en helpt haar om over te steken.

Je zit op een overvolle bus. Bij een halte stapt een jonge mama met twee kinderen op. Je ziet dat en besluit dat zij jouw zitplaats meer nodig hebben dan jij. Je neemt je spullen bij elkaar en biedt de mama en de kinderen je plaats aan.

Je rijdt op volle snelheid met je mountainbike door het bos. Plots splitst de weg in twee. Zonder nadenken neem je het linkse pad.

2 Sta even stil bij de gevolgen van je gedrag of je keuze.

Stel: de leerkracht geeft je een toets terug en het resultaat was echt niet goed. Boos gooi je de toets op de grond.

• Welke gevolgen kan dat hebben?

• Is dat in je voordeel? Wordt de situatie er beter door?

©VANIN

• Welke reactie zou beter zijn? Geef een voorbeeld.

• Welk soort reactie is deze laatste?

84 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
v

OPDRACHT 8: Rationeel, emotioneel of intuïtief?

1 Geef de gevraagde reactie op elke situatie.

a Een klasgenoot maakt je uit voor ‘stomme lul’.

• Geef een voorbeeld van een rationele reactie daarop.

rationeel intuïtief emotioneel

• Geef een voorbeeld van een emotionele reactie daarop.

b Tijdens de les L.O. valt de leerling naast je plots flauw.

• Geef een voorbeeld van een intuïtieve reactie daarop.

• Geef een voorbeeld van een emotionele reactie daarop.

• Geef een voorbeeld van een rationele reactie daarop.

• Welke reactie is het meest geschikt voor de leerling die flauwvalt?

• Waarom?

2 Welk soort keuze is dit en waarom?

Tijdens een goochelshow word je door de goochelaar uit het publiek gekozen. Hij houdt je een pak kaarten voor en vraagt je om zomaar een kaart te kiezen.

• Welk soort keuze is dat?

85 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?
U
• Waarom? ©VANIN

OPDRACHT 9: Mijn aankoopgedrag wordt beïnvloed door

Ontdek en beschrijf hoe jouw aankoopgedrag beïnvloed wordt.

Stap 1: De eerste twee situaties bespreken we met de hele klas. Let goed op. Stap 2: Vorm groepjes per twee.

Stap 3: K ies om de beurt een situatie uit de reeks. Beantwoord bij elke situatie de volgende vragen:

• Maak je hier een rationele, emotionele of intuïtieve keuze?

• Gaat het om een reële of een gecreëerde behoefte?

• Door welke factoren werd het aankoopgedrag beïnvloed?

Opgelet: soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk.

1 Je krijgt al een paar dagen dezelfde reclamespot voor Nike-sneakers te zien op je social media. Op woensdagmiddag loop je vaak langs een winkel en daar zie je die sneakers al wekenlang in promotie staan. Twee weken later stap je de winkel binnen en je koopt de sneakers.

2 Je komt net uit de supermarkt wanneer iemand je balpennen wil verkopen ten voordele van kinderen met kanker. Je hebt eigenlijk geen balpennen nodig, maar hebt medelijden met die kinderen en wilt ze graag helpen.

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed

door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed

door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

86 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
… U ©VANIN

3 Je hebt een nieuwe bril nodig. In de ene brillenwinkel kost die 500 euro. In de winkel even verderop kost die ook 500 euro, maar loopt er een reclameaanbieding: twee brillen voor de prijs van 1. Handig, want dan kun je afwisselen. Je koopt die bril en krijgt er de tweede gratis bij.

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

4 Elke vrijdagavond eten jullie frietjes. Je bent voor het eerst in lange tijd op vrijdag eens alleen thuis en hebt honger. Zonder na te denken stap je naar de frituur en koop je frietjes.

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

5 Tijdens het shoppen zie je een jas in de etalage van een winkel hangen. Ook al heb je niet echt een jas nodig, je weet het meteen: die wil je! Je belt je mama en zij stort met de glimlach het geld op je rekening. Ze begrijpt dat: het overkomt haar ook vaak.

6 Je hebt geen nieuwe smartphone nodig. Je bent eigenlijk best wel tevreden van de Samsung die je nu hebt en die nog maar 6 maanden oud is. Maar al je vrienden hebben een iPhone. Je verkoopt je Samsung aan je zus en koopt zelf een iPhone.

7 Je kijkt erg op naar Kevin De Bruyne. Je volgt hem op social media. Hij speelt met voetbalschoenen van Nike. Je hebt eigenlijk geen nieuwe voetbalschoenen nodig, maar je wilt graag dezelfde schoenen. Je surft naar bol.com en koopt ze.

8 Je hebt een nieuwe jas nodig. Er is een leuke merkjas van Burton, maar die kost echt wel erg veel. Je ziet een andere jas, die er even goed uitziet. Er staat geen merk op, maar die jas past je, je vindt hem mooi en hij is goedkoop. Jij en je vrienden geven toch niet zo om merkkleren.

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed

door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed

©VANIN

door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

87 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?

9 Je hebt dorst na de les L.O. en loopt langs de drankenautomaat. Je koopt een flesje water. Water is oké. Je mag trouwens toch geen frisdrank drinken van je ouders.

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte

¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

10 Je gaat voor de eerste keer op skivakantie. Je huurt materiaal, maar hebt een goed skipak en een goede helm nodig. Je vraagt uitleg aan de verkoper in de zaak en neemt twee vrienden mee die al vaak zijn gaan skiën. Hun mening vind je ook belangrijk.

11 Je mag van je ouders kiezen bij het begin van het schooljaar: een busabonnement of een nieuwe elektrische fiets. Je vindt het klimaat belangrijk, dus heb je een fiets gekocht. Je moet toch op de een of de andere manier naar school en dit is volgens jou de beste oplossing. In je vriendenkring vindt trouwens iedereen dat een goede beslissing.

12 Je vrienden gaan ’s middags een hamburger eten bij Mc Donald’s. Jij gaat mee, want je hebt honger. Maar omdat je moslim bent, kies je voor een fishburger. Het vlees bij Mc Donald’s mag je immers niet eten: dat is niet halal.

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

¨ rationeel

¨ emotioneel

¨ intuïtief

¨ reële behoefte ¨ gecreëerde behoefte

Je gedrag/keuze wordt beïnvloed door:

¨ reclame

¨ peers

¨ milieu/sociale achtergrond

¨ social media

88 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

OPDRACHT 10: Evalueer jezelf R

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Checklist Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan het onderscheid tussen een emotionele, rationele en intuïtieve keuze met een voorbeeld uitleggen.

Ik ben me bewust van de gevolgen die elk soort keuze kan hebben voor mijn aankoopgedrag.

Ik kan een voorbeeld geven van een rationele keuze of rationeel gedrag.

Ik kan een voorbeeld geven van een emotionele keuze of emotioneel gedrag.

Ik kan een voorbeeld geven van een intuïtieve keuze of intuïtief gedrag.

Ik besef dat mijn aankoopgedrag beïnvloed wordt door verschillende factoren.

Ik kan uitleggen waarom ik een bepaalde aankoop gedaan heb en welke invloeden daar eventueel een rol in gespeeld hebben.

©VANIN

89 HOOFDSTUK 5: MIJN KEUzE, OF TOCH NIET?
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?

OPDRACHT 1: Inspraak of niet? O

Als je ergens inspraak over hebt, betekent dat dat jij je mening mag geven over iets waarbij je betrokken bent en mee het resultaat kunt bepalen.

Beantwoord deze vragen.

• Wie bepaalt welke kleren jij draagt?

• Wie heeft het merk en model van je smartphone gekozen?

• Wie bepaalt hoe laat de school begint?

• Wie bepaalt wat je vanavond eet?

• Wie bepaalt tot hoe laat je mag opblijven?

Conclusie:

OPDRACHT 2: van v eel tot geen inspraak v

1 We doen samen de broodjesoefening. De leerkracht legt je uit wat de bedoeling is.

¨ broodje kaas ¨ broodje tonijn ¨ broodje zalm

¨ broodje hesp ¨ broodje salami ¨ broodje kip

90 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

Democratie Democratie met vertegenwoordigers Dictatuur (autoritair regime)

Iedereen beslist mee.Iedereen beslist mee.Iedereen beslist mee.

Iedereen is gelijk. Iedereen is gelijk. Iedereen is gelijk.

Slechts een paar personen beslissen.

Slechts een paar personen beslissen.

Slechts een paar personen beslissen.

Slechts 1 persoon beslist.Slechts 1 persoon beslist.Slechts 1 persoon beslist.

Sommigen hebben meer macht dan de rest.

Sommigen hebben meer macht dan de rest.

Sommigen hebben meer macht dan de rest.

1 persoon heeft alle macht.1 persoon heeft alle macht.1 persoon heeft alle macht.

3 Waar heb je het meeste inspraak? Duid aan op de gekleurde balk.

democratie met vertegenwoordigers

democratie dictatuur (autoritair regime)

4 Waar heb je het minste inspraak? Duid aan op de gekleurde balk.

democratie met vertegenwoordigers

democratie dictatuur (autoritair regime)

5 Welk systeem gebruiken wij in België? Duid aan op de gekleurde balk.

democratie met vertegenwoordigers

democratie dictatuur (autoritair regime)

©VANIN

91 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
2 Duid de correcte kenmerken aan.

Nadelen

Landen met deze bestuursvorm

Noord-Korea, Syrië, Zimbabwe, Verenigde Arabische Emiraten ...

België, Nederland, Duitsland, VS …

Geen enkel land werkt op deze manier. Je zou voor elke beslissing alle inwoners om hun mening moeten vragen. Dat gaat niet.

OPDRACHT 3: Inspraak op school v

1 Hebben jullie als leerlingen inspraak op school? Kunnen jullie mee beslissen over sommige zaken? Geef een voorbeeld.

©VANIN

2 Rechten en plichten op school

a Welke plichten hebben jullie op school? Wat moeten jullie doen?

92 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
6 Voor- en nadelen Dictatuur (autoritair regime) Democratie met vertegenwoordigers Democratie Voordelen

b Welke rechten hebben jullie op school? Wat mogen jullie doen?

3 Vrijheid en gelijkheid op school

Zijn jullie altijd vrij om te doen wat jullie willen op school?

Mogen jullie de school verlaten wanneer jullie willen?

Kan de school je verplichten om ook in het weekend naar school te komen om lessen te volgen?

Zijn de regels voor iedereen op school gelijk?

4 Vul aan.

K ies uit: allemaal – behandeld – beslissen – gelijk – inspraak – plichten – rechten – schooluren – vrij

Conclusie

©VANIN

In een school hebben leerlingen . Ze mogen een beetje mee wat er gebeurt. Leerlingen hebben , maar ook . Leerlingen zijn : een school kan enkel

binnen de iets opleggen aan leerlingen. Het weekend is van de leerlingen!

Alle leerlingen zijn

. Sommigen mogen wat meer omdat ze ouder zijn, maar ze worden verder gelijk .

93 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?

OPDRACHT 4: vrijheid en gelijkheid, maar niet o veral

Beeld je in dat je als meisje enkel naar school mag als je broer je daarnaartoe brengt. Beeld je in dat je als vrouw geen eigen bankrekening mag hebben.

In België kunnen we ons dat niet voorstellen. Maar in sommige autoritaire landen is dat de realiteit voor vrouwen en meisjes.

1 Duid in de tekst aan wat vrouwen in Saudi-Arabië wel/niet mogen.

Stap 1: Leg een rode en een groene balpen/markeerstift/potlood klaar.

Stap 2: Lees het artikel.

Stap 3: Duid in de tekst met rood aan wat vrouwen niet mogen. Opgelet: duid geen volledige zinnen aan. Kernwoorden zijn genoeg.

Stap 4: Duid met groen aan wat vrouwen wel mogen.

Wat mogen vrouwen wel en niet in Saudi-Arabië?

• Vrouwen mogen zelf geen bankrekening openen, waardoor ze hun financiën ook niet zonder mannelijke toestemming kunnen beheren.

• Vrouwen mogen de woning niet verlaten zonder mannelijke begeleiding.

• De vrouwen mogen een opleiding volgen en sinds kort ook in winkels werken. Veel scholen, werkplekken en winkels zijn voorzien van aparte afdelingen en ingangen zodat het contact tussen man en vrouw zo min mogelijk is tijdens werk- en schooltijden.

• Vrouwen mogen sinds 2018 autorijden.

• Het is ook verboden om een gesprek te voeren met een man die geen familie of partner van je is.

• Een vrouw mag haar kleren niet kiezen. Er geldt een kledingvoorschrift voor alle vrouwen in Saudi-Arabië: je moet je lichaam zo veel mogelijk bedekken als je het huis verlaat. De meerderheid van de vrouwen draagt een abaya: een lange, donkere jurk gepaard met een hoofddoek. Het is niet verplicht om het gezicht te bedekken, maar sommige vrouwen doen dat wel. Een hoofddoek is steeds verplicht wanneer je de woning verlaat.

©VANIN

• Saudische vrouwen mogen shoppen, maar het is niet toegestaan iets te passen in pashokjes.

Naar: www.ad.nl & www.elsevierweekblad.nl

94 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
v

2 Weet je nog?

Als je het artikel goed gelezen hebt en tijdens de vorige hoofdstukken goed opgelet hebt, dan lukt dit zeker.

• Markeer de juiste antwoorden. Wat met de vrouwen in Saudi-Arabië gebeurt, is een typisch geval van:

vooroordelen

groepsdruk

pesten

machtsmisbruik

discriminatie

stereotypering

uitsluiting

• Op welke manier worden vrouwen uitgesloten?

onverdraagzaamheid

• Waarom is dit een vorm van discriminatie en machtsmisbruik?

OPDRACHT 5: Over fusiegemeenten en deelgemeenten

1 Vul het schema aan met de info uit de strip op de volgende bladzijde.

• In welke deelgemeente woont de opa van Marieke?

• Tot welke fusiegemeente hoort die deelgemeente?

• In welke provincie ligt die gemeente?

• In welk land ligt die gemeente?

Een fusiegemeente is een grotere gemeente die bestaat uit verschillende deelgemeenten. Zo bestaat de gemeente Beersel uit de deelgemeenten Dworp, Beersel, Huizingen, Alsemberg en Lot. Die kleine gemeenten vormen samen één grote gemeente.

95 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
v
Deelgemeente = Fusiegemeente = Provincie = Land =
©VANIN

Als taak tegen volgende week moeten jullie per groepje een grootouder interviewen.

groepstaak interview een grootouder

Na schooltijd …

Vinden jullie het goed dat we samen naar mijn opa gaan? Die woont aan zee! Dan kunnen we na het interview nog fijn zandkastelen bouwen.

Of gaan shoppen?

Die zaterdag …

In welke gemeente woont je opa eigenlijk, Marieke?

Die woont samen met oma en tante Sara in Koksijde. Dat is een fusiegemeente van Oostduinkerke, Wulpen en Koksijde. Zij wonen in de deelgemeente Oostduinkerke.

In welke provincie ligt Oostduinkerke?

©VANIN

Dat weet ik! Oostduinkerke ligt in West-Vlaanderen!

96 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
In …

2 Vul het schema nu nog een keer aan met de gegevens van je schoolgemeente. De info die je niet kent, kun je online opzoeken.

3 Verkeersborden wijzen je de weg.

Waar je een gemeente binnenrijdt, wordt dat aangegeven door een naambord: een geel bord met rode rand. Als er twee gemeentenamen op het bord staan, dan is de onderste naam die van de fusiegemeente en de bovenste die van de deelgemeente.

Oostduinkerke

Vul aan met behulp van de verkeersborden.

1 Lembeek is een deelgemeente van .

2 Erembodegem is een deelgemeente van

3 is een fusiegemeente met als deelgemeente Oostduinkerke.

4 Heverlee is een deelgemeente. De fusiegemeente is .

5 Een deelgemeente van Poperinge is .

97 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
Deelgemeente = Fusiegemeente = Provincie = Land =
Koksijde Heverlee Leuven Lembeek Halle Watou Poperinge Erembodegem Aalst ©VANIN

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

De gemeente heeft allerlei taken en neemt beslissingen die belangrijk zijn voor de mensen die in de gemeente wonen. Het bestuur van de gemeenten ligt in handen van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen.

De gemeenteraad vertegenwoordigt de hele bevolking van de gemeente en bestaat uit rechtstreeks verkozen leden. Iedere Belg die in de gemeente woont en meerderjarig is, kan zich kandidaat stellen. De verkiezingen vinden om de zes jaar plaats op de tweede zondag van oktober. Elke beslissing in de gemeente moet goedgekeurd worden door de gemeenteraad met een meerderheid* van de stemmen.

De gemeenteraad is het wetgevend orgaan op gemeentelijk niveau. Een gemeenteraad lijkt daarmee een beetje op het parlement van een land.

Het college van burgemeester en schepenen is het uitvoerend orgaan van de gemeente. Je kunt het vergelijken met een regering van een land. Je hebt een schepen van onderwijs, van sport, van mobiliteit … Het schepencollege neemt het dagelijks bestuur van de gemeente waar.

De burgemeester staat aan het hoofd van de gemeente. Hij is ook de vertegenwoordiger van de regering. Het aantal schepenen en leden van de gemeenteraad wordt bepaald door het aantal inwoners van je gemeente: gemeenten met veel inwoners hebben dus meer gemeenteraadsleden en schepenen dan kleine gemeenten.

* de helft + 1 of meer; de meerderheid van 20 is dus 10 + 1 = 11 of meer

98 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
4 Het bestuur van een gemeente
SCHEPEN SCHEPEN SCHEPEN BURGEMEESTER GEMEENTERAAD INWONERS v ERKIE z INGEN
SCHEPEN
©VANIN

Waar of niet waar? Noteer het correcte antwoord als het niet waar is.

Elk jaar worden in een gemeente verkiezingen gehouden.

Je mag alleen maar deelnemen aan de verkiezingen van de gemeente waarin je woont.

De burgemeester is de ‘baas’ van de gemeente.

Het aantal schepenen en gemeenteraadsleden is afhankelijk van het aantal inwoners van een gemeente.

De schepenen en de burgemeester zorgen voor het dagelijks bestuur van de gemeente.

Alleen de burgemeester beslist wat er gebeurt in een gemeente.

OPDRACHT 6: van gemeen te tot provincie

©VANIN

Gemeenten hebben kleinere taken. Ze zorgen ervoor dat er in elke fusiegemeente een school is. Ze bouwen sportterreinen, en wie weet zelfs een skatepark of een zwembad.

Als het sneeuwt, dan maken zij de wegen vrij in de gemeente. Ze houden de straten schoon en zorgen ervoor dat jij je nieuwe identiteitskaart dicht bij huis kunt ophalen.

Voor grotere taken werken alle gemeenten in een bepaald gebied samen. Zo’n gebied noemen we een provincie.

99 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
Waar Niet waar
v

1 Zoek de juiste combinatie.

Verbind de naam van elke provincie met de naam van de bijhorende provinciehoofdstad. Tip: let op de kleuren!

Gent

West-Vlaanderen

Brugge

Aarlen

Antwerpen

Namen

Oost-Vlaanderen

Luik

Vlaams-Brabant

Limburg Luik

Antwerpen Leuven

Namen

Waver

Bergen

Waals-Brabant

Luxemburg

Henegouwen

Hasselt

Stap 1: Neem een potlood.

Stap 2: Noteer de naam van de provincie in het kadertje.

Stap 3: Noteer de naam van de bijhorende provinciehoofdstad op het schrijflijntje.

Stap 4: Ga zo door tot je alles ingevuld hebt wat je denkt te weten. Vul ook de buurlanden in.

Stap 5: O verleg met je buur. Klopt alles, denken jullie?

Stap 6: Controleer door middel van de kaart achteraan in het werkboek.

Stap 7: Pas je antwoorden aan indien nodig.

Stap 8: Gom je potloodantwoorden een voor een uit en schrijf netjes over met balpen.

100 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
2 Noteer de namen op de juiste plaats op de kaart van België.
©VANIN

©VANIN

101 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?

OPDRACHT 7: Gewesten en gemeenschappen vormen één land

Ons land is opgedeeld in twee grote delen.

• De provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg vormen samen .

• De provincies Henegouwen, Waals-Brabant, Namen, Luik en Luxemburg vormen samen .

Dat lijkt simpel, maar het is iets ingewikkelder dan dat. Volg je even mee?

1 België is niet enkel opgedeeld in provincies, maar ook in gemeenschappen en gewesten.

De gemeenschappen zijn verantwoordelijk voor een taalgebied. De gewesten zijn verantwoordelijk voor een bepaald grondgebied.

a België is opgedeeld in 3 gewesten:

• het Vlaams Gewest,

• het Waals Gewest en

• het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De kaart geeft die opdeling duidelijk weer.

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Vul aan.

Het Vlaams Gewest is verantwoordelijk voor het grondgebied dat we Vlaanderen noemen.

Het Waals Gewest is verantwoordelijk voor het grondgebied dat we noemen.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verantwoordelijk voor het grondgebied dat we noemen.

102 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
v
Vlaams Gewest
Waals Gewest ©VANIN

b België is ook opgedeeld in 3 gemeenschappen:

• de Vlaamse Gemeenschap,

• de Franse Gemeenschap en

• de Duitstalige Gemeenschap.

Elke gemeenschap is verantwoordelijk voor een taalgebied.

Vlaamse Gemeenschap

Goeiedag!

Duitstalige Gemeenschap

Guten Tag!

Bonjour!

Franstalige Gemeenschap

Vul aan.

De Gemeenschap is verantwoordelijk voor het taalgebied waar de hoofdtaal Vlaams/Nederlands is.

De Gemeenschap is verantwoordelijk voor het waar de hoofdtaal Frans is.

De Duitstalige Gemeenschap is verantwoordelijk voor het taalgebied waar de hoofdtaal is.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gebied: zowel de Franstalige als de Vlaamse gemeenschap mogen er bibliotheken, culturele centra en scholen openen.

Als je beide kaartjes vergelijkt, merk je dat het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap ongeveer overeenkomen. Het grote verschil zit hem in de Duitstalige Gemeenschap: daar hoort geen gewest bij.

103 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
©VANIN

c Z ijn deze uitspraken waar of niet waar? Zet een kruisje in de juiste kolom. Verbeter de uitspraak als ze niet waar is. Je mag de kaarten van de gewesten en de gemeenschappen in België gebruiken.

Waar Niet waar

gemeenschap = taalgebied / gewest = grondgebied

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt in het Vlaams Gewest.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is drietalig: Vlaams, Frans en Duits.

Het Vlaams Gewest is verantwoordelijk voor het Vlaams grondgebied.

De Duitstalige Gemeenschap ligt in het Waals Gewest.

De Franse Gemeenschap is verantwoordelijk voor het Waals grondgebied.

2 Samen vormen de gewesten en gemeenschappen 1 land.

Ons land, België, zit ingewikkeld in elkaar. We hebben vier regeringen:

• een Belgische regering,

• een Vlaamse regering,

• een Waalse regering,

• en ook in Brussel hebben ze een regering.

We hebben afgesproken dat we sommige zaken samen doen.

• Justitie: iedereen in België krijgt dezelfde straf voor dezelfde misdaad.

• Defensie: we hebben één leger. Dat beschermt het hele land.

Andere taken doen we apart.

• Verkeer: we hebben een minister van Verkeer in Brussel, Vlaanderen en Wallonië.

• Onder wijs: we hebben een minister van Onderwijs in Brussel, Vlaanderen en Wallonië.

104 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
©VANIN

OPDRACHT 8: De rol van de EU v

Gemeenten werken samen en vormen provincies. Provincies werken samen en vormen gewesten. Maar ook landen werken samen, want samen krijg je meer gedaan. Samenwerken maakt het leven makkelijker.

België werkt samen met een aantal andere landen en vormt zo de Europese Unie (EU). Dat zijn 27 landen die samenwerken en afspraken maken die ons leven gemakkelijker maken.

1 Met welke landen werkt België samen?

©VANIN

Op de kaart zie je de 27 landen van de EU. Zet op de kaart een kruisje in alle landen waar je ooit al op vakantie bent geweest.

Met welke munt heb je daar je souvenirs betaald toen je er op vakantie was?

105 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?

2 Europa en je dagelijks leven

We kunnen in bijna elk land van de EU met dezelfde munt betalen, omdat die landen dat ooit zo afgesproken hebben. Vroeger was dat niet zo. Toen had elk land zijn eigen munt en dat was best ingewikkeld.

a Hoe beïnvloedt de EU je dagelijks leven?

Bekijk het beeldfragment aandachtig. De EU heeft heel wat zaken beslist die een invloed hebben op jouw leven. Noteer er drie die je goed vindt.

b Z ijn er zaken waarvan je niet wist dat ze afgesproken zijn voor alle landen in de EU?

OPDRACHT 9: Democratisch of autoritair? U

Er zijn verschillende manieren om tot een beslissing te komen.

democratisch = veel inspraak

autoritair = weinig tot geen inspraak

Kleur het bolletje groen als het om een democratische beslissing gaat. Gebruik rood als het om een autoritaire beslissing gaat.

In Turkije beslist de regering dat er geen les meer mag gegeven worden in het Koerdisch. De Koerden zelf zijn daar niet blij mee, maar ze kunnen er niets tegen doen.

De school legt vanaf volgend schooljaar een uniform op. De directie heeft dat beslist.

©VANIN

In de klas legt de leerkracht een taak op tegen donderdag. De leerlingen protesteren: ze hebben al twee taken tegen donderdag! De leerkracht trekt zich daar niets van aan en plant de taak toch tegen donderdag.

De school legt vanaf volgend schooljaar een uniform op. De ouders, de leerlingen en een aantal leerkrachten hadden dat voorstel gedaan. Er is overleg geweest met alle leerlingen, ouders en leerkrachten op de school. De meesten gaan akkoord.

106 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN

Vanaf volgend jaar krijgen jongeren enkel nog toegang tot het zwembad van de gemeente als er een volwassen persoon bij hen is. Dat heeft de uitbater van het zwembad beslist.

In Nederland heeft men beslist dat alle straten in de buurt van scholen verkeersvrij moeten gemaakt worden. Ouders uit heel Nederland hebben daar meer dan een miljoen handtekeningen voor verzameld nadat er in één jaar tijd 5 dodelijke ongevallen in de buurt van scholen gebeurden. Volgens een onlineenquête is 80 % van de Nederlanders het ermee eens.

OPDRACHT 10: van gemeen te tot EU U

1 Zet de woorden in de juiste volgorde: van klein naar groot.

fusiegemeente – deelgemeente – EU – land – gemeenschap & gewest – provincie

2 Benoem de afbeeldingen.

gemeente – gemeenschap – gewest – Europese Unie – België – provincies

107 HOOFDSTUK 6: DEMOCRATISCH OF AUTORITAIR?
Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Duitstalige Gemeenschap Schelde Samber Maas IJzer Maas Bergen Gent Waver Antwerpen Brugge Aarlen Hasselt NAMEN VLAAMS-BRABANT WEST-VLAANDEREN HENEGOUWEN OOST-VLAANDEREN WAALS-BRABANT ANTWERPEN LUXEMBURG LUIK LIMBURG LUIK R K J I K N A R R F E N D E LUXEMBURG HERTOGDOM GROOTDNALST LAND IUD staatsgrens provinciegrens provinciehoofdplaats provincie NOORDZEE T N W Oostduinkerke Koksijde Heverlee Leuven Lembeek Halle Watou Poperinge Erembodegem Aalst ©VANIN

OPDRACHT 11: Evalueer jezelf R

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Checklist

Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik begrijp het verschil tussen een democratie en een autoritair regime (zoals een dictatuur).

Ik ken het verschil tussen een fusie- en een deelgemeente.

Ik kan uitleggen hoe een gemeente bestuurd wordt. ¨¨

Ik ken de Belgische provincies. ¨¨

Ik ken het onderscheid tussen een gewest en een gemeenschap. ¨¨

Ik ken de gemeenschappen van ons land. ¨¨

Ik ken de gewesten van ons land. ¨¨

Ik kan een voorbeeld geven van de invloed van de EU op mijn dagelijks leven.

Ik kan een aantal landen van de EU opnoemen.

Ik kan een voorbeeld geven van hoe ik en andere leerlingen inspraak hebben in het leven op school.

©VANIN

108 THEMA B: IK EN MIJN REL ATIE MET ANDEREN
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

©VANIN

IK EN DE WERELD
110 THEMA C: IK EN DE WERELD Hoofdstuk 7: Over betrouwbaarheid en fake news 111 Feit, mening of argument? 111 Fake news 115 Bronnen screenen 117 Actua beoordelen 119 Waar is het gebeurd? 121 Analyseer een beeldfragment 123 Evalueer jezelf 124 Hoofdstuk 8: vroeger en nu, hier en elders 125 Opa, was vroeger echt alles veel beter? 125 Wonen door de eeuwen heen 126 Het leven vroeger en nu in beeld 129 Eten door de eeuwen heen 135 Het gras is niet groener aan de overkant 139 Meisjes elders 144 Wat eten we zoal? 146 Evalueer jezelf 148 Hoofdstuk 9: Historische periodes en hun kenmerken 149 Ver weg, maar toch dichtbij 149 Historische periodes 150 Tijdlijn 151 Historische periodes en hun kenmerken 151 Situeren op een tijdlijn 156 Alles op zijn tijd 158 Een maatschappij in standen 161 Op bezoek bij de Grieken en de Romeinen 162 De kenmerken van de historische periodes 164 Je leven wordt bepaald door … 165 Evalueer jezelf 166 Hoofdstuk 10: Kunst en cultuur 167 Wat is kunst? 167 Kunstvormen 168 Kunst is van alle tijden 169 Muziek door de tijden heen 1 71 Mode 174 Cultuuruitingen 176 Jouw kunstwerk? 1 78 Evalueer jezelf 1 79 INHOUD THEMA C: IK EN DE WERELD ©VANIN

HOOFDSTUK

7: Ov ER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS

OPDRACHT 1: Feit, mening of argument?

1 Feit of mening?

Nieuwsberichten in de krant bevatten zowel feiten als meningen. Er is een duidelijk onderscheid tussen die twee. Maar hoe weet je of een bewering een feit of een mening is? We doen de test!

a Je leerkracht leest enkele beweringen voor. Gaat het volgens jou om een feit of een mening? Steek het juiste kaartje op.

b Wat is het verschil tussen een feit en een mening? Leg uit.

objectief / subjectief

objectief = gebaseerd op feiten en niet op meningen

objectief / subjectief

subjectief = gebaseerd op je persoonlijke mening of voorkeur

c Geef zelf een voorbeeld van een feit en een mening.

Feit Mening

111 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS
v
FEIT
MENING
©VANIN

d De papa van Marieke leest de weekendkrant. Hij leest de krantenkoppen hardop voor. Drukken deze krantenkoppen een feit of een mening uit? Kruis aan. Leg ook uit waarom.

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

Tussentijdse feedback door de leerkracht

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

THEMA C: IK EN DE WERELD 112
©VANIN

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

¨ Feit ¨ Mening

¨ Feit

¨ Mening

©VANIN

Ga in de krant zelf op zoek naar krantenkoppen. Knip ze uit en verdeel ze in feiten en meningen. Plak de koppen op twee aparte bladen: een blad met feiten en een blad met meningen.

113 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS

Met een argument kun je een reden geven waarom je iets wel of niet doet; je kunt je beslissing dan beter uitleggen. Met argumenten zeg je ook wat je van iets vindt (goed of slecht). Er kunnen argumenten voor en tegen zijn.

Als de argumenten veranderen, kan ook je mening veranderen. Als je alle argumenten voor en tegen op een rijtje hebt gezet, kun je een mening geven die gebaseerd is op die argumenten.

a Een voorbeeld

Je zegt dat je niet buiten wilt spelen, maar binnen wilt blijven. Mogelijke argumenten kunnen zijn:

- Het regent buiten en ik wil niet nat worden.

- Het is te koud.

- Ik heb gisteren al buiten gespeeld.

- Ik ben net bezig met iets binnen en wil dat graag afwerken.

b Een eigen voorbeeld

Dit is jouw mening of beslissing:

Dit zijn de argumenten die je daarvoor gebruikt (minimaal twee):

c Wat denk jij over warme maaltijden op school? Geef twee argumenten voor en twee argumenten tegen.

Voor

THEMA C: IK EN DE WERELD 114
2 Argumenten
1 2 Tegen 1 2
©VANIN

OPDRACHT 2: Fake news v

Wat is fake news? En hoe kun je het herkennen? We gaan op zoek naar het antwoord op die vragen.

Stap 1: De klas wordt in 4 groepen verdeeld.

Stap 2: Elke groep krijgt een beeldfragment. Je vindt de fragmenten bij het onlinelesmateriaal.

Stap 3: Bij elk beeldfragment hoort een aantal vragen. Bekijk jouw fragment en beantwoord de vragen die daarbij horen.

Vragen voor groep 1 KLAAR: Bosbranden in Australië

Wat is er fout aan de foto die door Rihanna verspreid werd? Leg uit.

Hoe had je onmiddellijk kunnen zien dat de foto met de koala fake news was?

Hoe kun je fake news herkennen? Waar moet je op letten?

Vragen voor groep 2 KLAAR: Fake news, hoe kan ik het herkennen?

Waarop moet je letten bij fake news? Noteer de witte kernwoorden die op het scherm verschijnen.

1 Wie is de ?

2 Staat er veel op de site?

3 Wat is de ? Ik heb een heel goede beoordeling op mijn toets! Dat is fake news volgens mij!

©VANIN

115 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS

Vragen voor groep 3

Geef een ander woord voor fake news:

KLAAR: Fake news, wat is het?

Vul aan: fake news is nieuws dat is, dat niet is.

Welk voorbeeld geeft men van fake news? Beschrijf het in je eigen woorden.

Fake news komt voor op drie manieren:

Om welke twee redenen wordt nepnieuws gemaakt en verspreid?

Wat is het grote gevaar bij al dat fake news?

Vragen voor groep 4 KLAAR: Fake news

Fake news wordt vooral verspreid via .

Wat mag je vooral niet doen met fake news?

Waarop moet je letten om te kunnen zien of het om fake news gaat?

- K ijk naar de waarop iets geschreven is.

- K ijk naar de : is er gebruikt of niet?

Welke drie tips geeft men op het einde van het fragment?

Tip 1: Je moet alles goed

Tip 2: Gebruik je verstand.

Tip 3: Je kunt het bericht best niet als het fake is.

Stap 4: We vatten met de hele klas samen.

©VANIN

Fake news of is verzonnen. Het is informatie.

Fake news wordt gemaakt door mensen die er mee willen of onze willen beïnvloeden.

THEMA C: IK EN DE WERELD 116

Geef 5 tips waarop je moet letten om te kunnen controleren of het om fake news gaat.

OPDRACHT 3: Bronnen screenen v

Nieuws of informatie krijgen we van een nieuwsbron of een informatiebron. We spreken kortweg van de bron van je nieuws of je informatie. Die bron moet aan drie voorwaarden of criteria voldoen:

Bruikbaarheid

Is de bron bruikbaar voor je opdracht?

Als de opdracht is: ‘Zoek informatie over de klimaatopwarming’, dan heb je niet veel aan een tekst die over het leven van soldaten in WO I gaat.

Betrouwbaarheid

Is je bron betrouwbaar? Of is het fake news? Hoe we dat moeten controleren weten we al.

Vergelijk bron 1, bron 2 en bron 3.

Correctheid

Is de informatie van je bron correct? Dat kun je controleren door de informatie te vergelijken met informatie van andere bronnen of door feiten op te zoeken. Een artikel over een gebeurtenis in een krant kun je bijvoorbeeld eens vergelijken met een artikel over dezelfde gebeurtenis, maar dan in een andere krant of op een andere site. Komt de informatie overeen? Dan is ze waarschijnlijk correct.

Ik wil informatie over de helmen van de Romeinse soldaten.

Welke bronnen zijn bruikbaar om deze vraag op te lossen?

Leg uit waarom (niet). ¨ Bron 1

Bron 2 ¨ Bron 3

©VANIN

117 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS
¨

Welke van de drie bronnen is volgens jou het meest betrouwbaar?

Leg uit waarom (niet).

¨ Bron 1

¨ Bron 2

¨ Bron 3

Is de informatie over de helmen in de bronnen correct? Dat kun je controleren door te bekijken of ze hetzelfde vertellen over de helmen.

Welke informatie over de helmen komt in alle bruikbare bronnen voor?

Bron 1

Showhelm

Soldaten en officieren moesten zelf hun uitrusting betalen. Dat verklaart ook de grote verscheidenheid aan helmen die zijn teruggevonden. Wie extra geld wilde besteden aan zijn uiterlijk, kon een luxueuze helm aanschaffen of zijn geld steken in een extra ‘showhelm’ die uitsluitend werd gedragen bij parades. Legioensoldaten zagen er dan ook niet altijd uniform uit. Aan de bovenkant van de helm zijn vaak resten van een houder te zien. Daaraan werd een indrukwekkende helmbos bevestigd die bestond uit paardenhaar of veren. Daardoor leek de soldaat groter en imposanter, zodat hij de vijand al op voorhand schrik kon aanjagen.

Viziermaskers

©VANIN

Sommige helmen die door cavaleristen werden gedragen, hebben de vorm van een masker met openingen voor de mond, neusgaten en ogen. Deze viziermaskers werden met een scharnier aan de bovenkant van de helm vastgemaakt, zodat ze konden worden geopend en gesloten. De bronzen maskers waren vaak bedekt met een laag zilver, waardoor ze schitterden in de zon. Bij veldslagen toonde de drager van een viziermasker geen angst of vermoeidheid, wat intimiderend op de vijand moet zijn overgekomen.

Bron: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, Nederland www.rmo.nl

THEMA C: IK EN DE WERELD 118

Een Romeinse soldaat had maar één soort kleding. Die bestond uit: een tunica (als ondergoed) en boven de tunica een maliënkolder. Ook had hij sandalen aan met een soort spijkertjes aan de onderkant. Dat was om uitglijden te voorkomen. Een bronzen helm hoort er ook bij, en de hogere personen hadden een pluim van paardenhaar op de helm. Een gewone soldaat had drie wapens: een zwaard, een speer en een schild. Er was ook iets bijzonders aan de schilden van de Romeinen, namelijk de ronde knop aan de voorkant. Wanneer een legioen op weg naar een slagveld was, hadden ze het heel zwaar. Dat komt omdat de soldaten met bagage (uitrusting met wapens en een paal voor de tenten van het kamp, een rugzak met proviand voor drie dagen, potten en pannen) ongeveer 40 km per dag moesten lopen. Hiernaast zie je een soldaat (je kunt aan de helm zien dat het geen gewone soldaat is).

Bron: Spreekbeurt voor het vak Latijn en Grieks door drie leerlingen uit een secundaire school greek-roman-army.webnode.com

Een Romeinse soldaat droeg wollen onderkleding, een borstharnas, een helm en sandalen. Hij had een kort zwaard en een dik leren schild. Onder zijn sandalen zaten ijzeren noppen. Daar kon een soldaat honderden kilometers op lopen.

Omdat het leven van een Romeinse soldaat best goed was, wilden ook veel andere mannen voor de Romeinse keizer vechten. Er zaten zelfs veel Germanen in het Romeinse leger. Een diensttijd duurde 16 jaar en werd onder keizer Augustus opgetrokken naar 25 jaar. Daarna kregen ze een militair diploma. Daarin stond dat ze dezelfde rechten kregen als de Romeinen en dat ze vanaf nu mochten trouwen. Ze waren dan een echte Romein geworden.

Bron: Schooltv.nl

OPDRACHT 4: Actua beoordelen v

Aan de slag. Beoordeel nu zelf een bron en pas toe wat je geleerd hebt.

Stap 1: De leerkracht bezorgt je een artikel.

Stap 2: Lees het artikel.

Stap 3: Vul de actuafiche in.

■ O verloop de actuafiche: begrijp je alle vragen? Is de opdracht duidelijk?

■ Vul de actuafiche correct in.

Tip: soms kun je niet alle onderdelen van de actuafiche invullen, omdat de info niet meegedeeld wordt in je bron.

119 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS
Bron 2 Bron 3
©VANIN

1 Over wie gaat dit fragment? (persoon of personen)

ACTUAFICHE

2 Wat gebeurt er/is er gebeurd? (gebeurtenis)

3 Waar is het gebeurd? (plaats)

4 Wanneer is het gebeurd? (tijd/datum)

5 Waarom is het gebeurd? (reden/oorzaak)

6 Is dit betrouwbare en correcte informatie?

Kruis aan waarom je dat denkt.

¨ Er worden cijfergegevens gegeven.

¨ De naam van de auteur is vermeld.

¨ De datum van het artikel is vermeld.

¨ De datum van de laatste update is vermeld.

¨ Dit komt van een bekende bron: van een krant, tv-station, nieuwsdienst en/of tijdschrift.

¨ Men laat voor- en tegenstanders aan het woord.

¨ In het artikel staan links naar andere artikels die meer info geven.

¨ Er staat geen of weinig reclame rond/tussen de informatie.

¨ Bij de afbeeldingen staat vermeld waar de afbeelding vandaan komt.

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 120

OPDRACHT 5: Waar is het gebeurd? U

1 Over welk land is er sprake in de krantenkop? Vul de tabel aan.

121 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS
R.M. Nunes/Shutterstock.com Ben Houdijk/Shutterstock.com
land land 1 8 2 9 3 / 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 3 11 13 5 7 9 2 4 12 14 6 8 10
Joerg Huettenhoelscher/Shutterstock.com
©VANIN

2 Situeer de krantenkoppen in het juiste werelddeel op de kaart.

.

ik geadopteerd werd, woonde ik in China.

China ligt in het werelddeel

Voor

Hoi, Ik ben Julan. Vandaag leef ik in België.

België ligt in het werelddeel Europa.

Hoi, Ik ben Anouar. Ik woon in België.

Mijn grootouders zijn afkomstig uit Marokko.

.

©VANIN

Marokko ligt in het werelddeel

THEMA C: IK EN DE WERELD 122

OPDRACHT 6: Analyseer een beeldfragment

Bekijk het beeldfragment en vul de actuafiche aan zo goed als je kunt.

1 Voorbereiding

Denk even na: hoe ga je dit aanpakken? Welke vragen kun je het makkelijkst beantwoorden?

Voor welke vragen zul je wat meer tijd moeten nemen?

2 Actuafiche

ACTUAFICHE

1 Over wie gaat dit fragment? (persoon of personen)

2 Wat gebeurt er/is er gebeurd? (gebeurtenis)

3 Waar is het gebeurd? (plaats)

4 Wanneer is het gebeurd? (tijd/datum)

5 Waarom is het gebeurd? (reden/oorzaak)

123 HOOFDSTUK 7: OvER BETROUWBAARHEID EN FAKE NEWS
U
©VANIN

6 Is dit betrouwbare en correcte informatie?

Kruis aan waarom je dat denkt.

¨ Er worden cijfergegevens gegeven.

¨ De naam van de auteur is vermeld.

¨ De datum van het artikel is vermeld.

¨ De datum van de laatste update is vermeld.

¨ Dit komt van een bekende bron: van een krant, tv-station, nieuwsdienst en/of tijdschrift.

¨ Men laat voor- en tegenstanders aan het woord.

¨ In het artikel staan links naar andere artikels die meer info geven.

¨ Er staat geen of weinig reclame rond/tussen de informatie.

¨ Bij de afbeeldingen staat vermeld waar de afbeelding vandaan komt.

7 In welk werelddeel speelt deze gebeurtenis zich af?

8 Geef je eigen mening over dit onderwerp.

- Wat vind jij ervan?

(mening)

- Waarom vind je dat?

(argument)

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

OPDRACHT 7: Evalueer jezelf R Checklist Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan mijn eigen mening geven over een actueel onderwerp.

Ik kan mijn mening onderbouwen met argumenten.

Ik kan een feit van een mening onderscheiden.

Ik kan uitleggen wat met de term fake news bedoeld wordt.

Ik kan, met behulp van een actuafiche, beoordelen of informatie betrouwbaar is.

Ik kan de belangrijkste informatie uit een bron halen met behulp van een leesrooster/actuafiche.

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 124
JA NEE
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

HOOFDSTUK 8:

v ROEGER EN NU, HIER EN ELDERS

OPDRACHT 1: Opa, was vroeger echt alles veel beter? O

1 Welk woord zoeken we?

Het is een zeer negatief woord. Het bestaat al jaren. Door de eeuwen heen heeft ieder ras, iedere religie en ieder volk zich eraan schuldig gemaakt. Sinds de twintigste eeuw is het verboden, maar toch bestaat het nog. Er zijn verschillende slachtoffers: kinderen die moeten werken in plaats van naar school te gaan, vrouwen die worden gedwongen tot prostitutie, zwarten die worden gedwongen te werken op de plantages van een rijke familie, kinderen die uitgehuwelijkt worden aan een oudere man …

2 Wat betekent het woord dat we zochten?

3 Lees nu deze tekst.

Ze bestaan al heel erg lang. In de oudheid waren er al, vooral in de tijd van de Romeinen waren er veel. Meer dan de helft van de bevolking was er een. Dat was normaal. Niet enkel bij de Romeinen, maar ook bij de Grieken, de Egyptenaren … Over het algemeen hadden ze een zwaar leven: ze waren de roeiers van een oorlogsschip, mijnwerkers of knechten op boerderijen … Maar als ze konden werken in het Romeinse huishouden dan was het anders. Het werk was minder zwaar en ze werden vriendschappelijker behandeld. Ze werden gezien als een deel van het gezin. Ze zorgden bijvoorbeeld voor de opvoeding van de kinderen in een welvarende familie. Ze werden ook om hun talenten gewaardeerd: een goede kok bijvoorbeeld was erg geliefd.

©VANIN

4 Hoe dacht men vroeger over deze praktijken?

Hoe denkt men er vandaag over?

125 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS

meisjes – normaal – veranderen – anders – verboden – vroeger – mannen – jongens – vrouwen

Conclusie

Tijden : wat vroeger was, is nu haast ondenkbaar of . Of omgekeerd: wat absoluut niet kon, is nu normaal geworden. Denk maar aan die gaan werken, die helpen in het huishouden, die voetballen, die dansen. Vroeger was dus niet alles beter, het was gewoon .

OPDRACHT 2: Wonen door de eeuwen heen v

Prehistorie

De prehistorie is de oudste tijd in onze geschiedenis. De eerste mensen hadden geen vaste woonplaats, maar trokken mee met hun kuddes. Ze gingen jagen of verzamelden eetbare planten en vruchten. Het waren nomaden: wanneer het voedsel in een bepaald gebied opraakte, verhuisden ze naar een andere vruchtbare plaats. Ze schuilden in grotten of zelfgemaakte hutten van takken en dierenhuiden.

Oude nabije oosten

Deze tijd wordt gezien als de oorsprong van de beschaving. De twee belangrijkste beschavingen waren Mesopotamië en Egypte. De jager werd langzaamaan een landbouwer. Die landbouwers bleven op een vaste verblijfplaats wonen, vaak in de buurt van belangrijke rivieren, zoals de Nijl in Egypte. Ze leerden gewassen kweken en dieren temmen. Ze woonden in een boerderij gemaakt van hout, leem en stro. Zo ontstonden nederzettingen. De eerste nederzettingen groeiden uit tot echte steden. Dankzij de Nijl groeide het Oude Egypte uit tot een machtig

rijk. Het werd bestuurd door een farao. Als er een farao dood ging, werd er een piramide voor hem gebouwd en werd hij of zij daarin begraven.

Klassieke oudheid

©VANIN

In deze historische periode heerste de Griekse en Romeinse cultuur met villa’s en paleizen voor de rijken. Rijke Romeinen hadden een villa in de stad. Daar woonde één familie, samen met hun slaven. Het huis had vloerverwarming en was overvloedig versierd met marmer, fresco’s (muurschilderingen) en mozaïeken (tekeningen gemaakt met kleine steentjes). De armen woonden met velen samen in huurkazernes of insula. Omdat de huur zo hoog was, woonden ze met verschillende families samen. De appartementen waren erg klein en hadden geen keuken of toilet. De buitenmuren waren van steen, maar de binnenmuren van hout.

Middeleeuwen

In de middeleeuwen leefde zowat iedereen van de landbouw. De huizen werden zeer dicht op elkaar gebouwd. Kenmerkend voor

THEMA C: IK EN DE WERELD 126 5 Vul aan. Kies uit:
vroegmoderne
± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945
Wonen door de eeuwen heen prehistorie oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen tijd moderne tijd hedendaagse tijd

deze historische periode zijn de burchten of abdijen. Rond de burchten ontstonden dorpen of de eerste steden. De mensen woonden in erg eenvoudige huisjes en moesten een flink deel van het jaar voor de bewoners van de burcht of de abdij werken. In ruil voor hun woonst en grond stonden ze ook een deel van hun opbrengsten af. Later werden de steden ommuurd; grote poorten zorgden voor de veiligheid van de bewoners.

of dagloners bleven eenvoudig. Zij bouwden boerderijen met witgekalkte muren en een rieten of strooien dak.

Moderne tijd

Er werden nieuwe materialen gebruikt om huizen te bouwen, zoals glas, ijzer, beton … De arbeidershuizen werden uit steen gebouwd in plaats van leem. Maar er was nog veel ellende: veel mensen woonden in armoede in sloppen en stegen in de negentiende eeuw.

Vroegmoderne tijd

De steden werden steeds groter. Er werden paleizen gebouwd. In het centrum van de stad kwamen steeds meer rijke kooplui wonen. Ze bouwden mooie stenen gildehuizen met typische gevels. In de nauwe straatjes in de binnenstad woonden vooral handelaars en ambachtslui in woningen in houten vakwerkbouw. De woningen van de boeren

Hedendaagse tijd

Tegenwoordig zijn er honderden steden en dorpen, met verschillende soorten woningen: van klassiek tot modern, van groot tot klein, van verschillende vormen en materialen. De snelle ontwikkeling van de technologie zorgt ervoor dat iedereen zijn woning naar zijn eigen smaak kan inrichten.

1 Rangschik de woningen op de tijdlijn. Wat eerst kwam, zet je helemaal links.

Opgelet: er horen telkens twee woningen in dezelfde historische periode.

©VANIN

127 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
Granger
Classic Image / Alamy
middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd hedendaagse tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945 1 4 2 3 5 6 7
prehistorie oude nabije oosten klassieke oudheid

2 Vul aan.

Kies uit:

vaste – paleizen – steen – abdij – leem – villa’s – boerderij – houten –grotten – technologie – woonplaats – stenen – insulae – burcht – piramides

De nomaden uit de prehistorie hadden geen vaste . In de winter schuilden ze in De landbouwers uit het oude nabije oosten hadden een verblijfplaats en woonden in een . In het Oude Egypte werden gebouwd voor de farao's.

De rijken uit de klassieke oudheid woonden in . De armen woonden in .

In de middeleeuwen bouwde men de huizen rond een of een .

In de vroegmoderne tijd werden er verschillende soorten woningen

©VANIN

gebouwd: , gildehuizen, huizen of huizen van .

In de moderne tijd werden de arbeiderswoningen uit gebouwd. De zorgt ervoor dat we tegenwoordig allerlei soorten huizen kunnen bouwen.

THEMA C: IK EN DE WERELD 128
Imageselect Heritage
11 13 12 14 8 9 10

3 In welke historische periode (woning) uit het verleden zou je het liefst wonen? Leg uit waarom.

4 In welke historische periode (woning) uit het verleden zou je absoluut niet willen wonen? Leg uit waarom.

OPDRACHT 3: Het leven vroeger en nu in beeld

1 Bekijk het eerste beeldfragment.

a Wanneer speelt het fragment zich af?

b Wat heb je gezien?

c Klopt dat beeld nog altijd met de huidige situatie? Leg uit.

2 Bekijk het tweede beeldfragment.

Wat is het algemene besluit na het kijken van het fragment? Schrap wat niet past.

De vrouw / De man doet het huishouden.

De vrouw / De man gaat werken, maar doet verder niets.

CHATBOX

Bespreek met een klasgenoot of je akkoord gaat met het besluit. Leg jouw standpunt uit.

129 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
v
©VANIN

3 Bekijk het derde beeldfragment.

a In 1970 worden elektrische huishoudtoestellen gepromoot. Waarom zorgen deze uitvindingen voor een grote verandering?

b Hoe zit dat nu?

4 Bekijk de laatste twee beeldfragmenten.

a Wat heb je gezien in het eerste fragment?

b Wat heb je gezien in het tweede fragment?

c Welke conclusie kun je trekken?

5 Het leven in 1912

Het leven van een meisje

Mijn naam is Rosa. Ik ben veertien jaar en ik woon in Dendermonde.

Thuis zijn we met acht: pa, ma, ikzelf, mijn twee oudere broers en mijn drie jongere zusjes.

©VANIN

Tot vorige week waren we met negen, maar onze Jos is gestorven. Hij was al ziek van bij de geboorte. Ons ma ook. Die laatste zwangerschap heeft haar geen goed gedaan. Ze ziet bleek en hoest de hele dag. Zo kan ze ook niet gaan werken.

Pa en mijn oudste broers werken in de fabriek hier om de hoek. Elke dag. Twaalf uur lang. Behalve zondag. Omdat ons ma niet kan gaan werken, ga ik in haar plaats. Anders is ze haar werk kwijt. Ik verdien wel minder dan zij, voor hetzelfde werk, maar ’t is beter dan niets. En trouwens, ik ging vroeger ook al werken.

THEMA C: IK EN DE WERELD 130

Maar dat was in de wasserij. Nu is het in de fabriek aan de machine. Mijn jongere zus, ons Marie, werkt daar ook. De jongste twee nog niet. Ze mogen nog niet.

Volgend jaar misschien: dan wordt ons Emma zes. Dan zal het mogen. Maar ze zeggen dat de eerste minister wil dat we naar school gaan in plaats van naar de fabriek. Hij heeft schoon zeggen, die eerste minister. We hebben het geld nodig. Van mijn loon probeer ik een beetje te sparen. Voor de rest geef ik alles af. Sparen doe ik voor mij en Frans. Als ons Emma gaat werken, kan ik hier weg. Met mijne Frans. We gaan trouwen. Als ons moeder niet sterft ondertussen. Want dan kan ik hier niet weg. Ik werk alle dagen, in de fabriek, maar niet zo lang als onze pa. Iemand moet eten maken, ziet ge. De twee kleinsten kunnen wel patatten (aardappels) schillen, maar ik moet ze koken. En voor ons ma zorgen. Emma helpt me met de was.

Rosa

Het leven van een jongen

Ik ben Marcel, veertien jaar oud en woon in Luik. Sinds Kerstmis werk ik in de steenkoolmijn. Ge hoort mij niet klagen. Ik ben blij dat ik werk heb. Ook al is dat elke dag diep onder de grond, in het donker. Geld is geld. En God weet dat we het nodig hebben. Dus trek ik elke dag naar de mijn met mijn pa en mijn broers: te voet of achter op de fiets.

Toen ik drie was, zijn we verhuisd van Limburg naar hier. Om werk te vinden voor onze pa. Thuis spreken we Vlaams. Op straat Frans. En in de mijn van alles. We werken in ploegen, meestal onder de grond, maar soms ook boven de grond. En ik ben de enige Belg van mijn ploeg. De rest zijn Italianen, een paar Fransen, een Luxemburger en een Spanjaard.

Als ik had mogen kiezen, was ik op school gebleven. Dat deed ik liever. Maar onze pa en ons ma hebben niet genoeg geld om mij te laten blijven gaan. Klagen doe ik niet. Ik heb mogen gaan tot mijn negen jaar. Ik kan een beetje lezen, maar schrijven lukt niet zo goed. Nu ga ik elke dag na ’t werk bij de meester van ’t dorp. Hij zal mij beter leren schrijven. En beter leren lezen. Ik ga ook elke zondag naar de zondagschool, bij de pastoor. Dat helpt ook.

Ik ben niet van plan mijn hele leven onder de grond te gaan werken. Ze betalen hier goed, dat wel. Maar ik zie wat ik zie: iedereen wordt hier ziek en hoest na een tijdje. Als ik kan schrijven, kan ik beter werk vinden. Als ik beter werk kan vinden, kan ik trouwen. Met Liliane. Ik ben al aan ’t sparen voor een paar schoenen voor dan. Het trouwkostuum kan ik lenen van mijn broers. Da’s al twee keer gebruikt, dus nog ne keer zal geen kwaad kunnen zeker?

©VANIN

131 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS

a Vul het schema aan. Je kunt niet alle vakjes invullen.

Leeftijd 14 14

Onderwijs

Vrije tijd

Werk

Mobiliteit

Familie

b Wat vind je van het leven van Rosa? Is ze gelukkig volgens jou?

c In de brief spreekt Rosa over het invoeren van de leerplicht: alle kinderen moeten naar school gaan. Wat vindt Rosa daarvan?

d Welke toekomst ziet Marcel voor zich? Waarvan droomt hij?

e Wat weet je over het trouwkostuum? Vergelijk met onze tijd.

THEMA C: IK EN DE WERELD 132
Marcel Rosa
©VANIN

6 Naar school elders, naar school vroeger

School bestaat al een hele tijd. Al vanaf de oudheid, maar vooral vanaf de late middeleeuwen (rond 1500) wordt het een algemeen verschijnsel dat een jongere toch een tijdje naar school gaat of een of andere vorming krijgt.

©VANIN

133 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
dpa picture alliance/Alamy dpa picture alliance/Alamy dpa picture alliance/Alamy

a Bekijk de foto’s op p. 136 aandachtig en geef zo veel mogelijk verschillen tussen school vroeger en nu.

b Lees de tekst die je van de leerkracht krijgt. Los daarna de opdrachten op.

1 Schrijf de woorden bij de passende foto.

enkel jongens – computer/laptop – jongens en meisjes (gemengd) –enkel meisjes les op zaterdag – smartboard – pen en papier – lei – griffel –kolenkachel – ezelsoren dragen – verwarming – strafstudie

2 Duid correct aan in de tekst. Gebruik telkens een andere kleur.

Kleur Tekst

Sinds wanneer werd de leerplicht ingevoerd in België?

Waarom duurde het nog tot in 1922 vooraleer de wet effectief toegepast werd?

©VANIN

Vanaf welke leeftijd tot en met welke leeftijd moest je dan verplicht onderwijs volgen?

Waarom waren veel gezinnen niet zo blij met die leerplicht?

THEMA C: IK EN DE WERELD 134

3 Beantwoord de vragen.

• Wat was verplicht bij het begin en bij het einde van de schooldag?

• Beschrijf hoe de leerlingen in de rij moesten staan.

Doen jullie dat nu nog zo?

• Beschrijf hoe de leerlingen een vraag moesten stellen.

Doen jullie dat nu nog op die manier?

OPDRACHT 4: Eten door de eeuwen heen

1 In de prehistorie leefden nomaden. Wat aten die mensen?

135 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
v
©VANIN

2 Het middeleeuws eetfestijn

Stap 1: Lees de tekst.

Stap 2: Markeer in de tekst wat de rijken aten.

Stap 3: Onderstreep in de tekst wat de armen aten.

Stap 4: Z ijn er vandaag ook nog verschillen in voeding tussen rijk en arm?

Stap 5: Noteer drie verschillen en drie gelijkenissen met onze voeding of manier van eten vandaag in het kader.

drie verschillen drie gelijkenissen

Het middeleeuws eetfestijn

De feestdagen komen er weer aan. Voor veel mensen betekenen de feestdagen gezellig samen met familie en vrienden lekker eten en drinken. Dat was ook al zo in de middeleeuwen. Vooral in de tijd van de Bourgondische hertogen werd er lekker en overdadig veel gegeten. Hun feestmaaltijden zouden bij ons, moderne mensen, wellicht zorgen voor een knoop in ons spijsverteringsstelsel.

Wat er vóór het jaar 1500 zeker niet op het kerstmenu stond, was onze traditionele kerstkalkoen. Dat komt omdat wij in Europa toen de kalkoen nog niet kenden.

Ook aardappelen, tomaten, bonen, chocolade en koffie kende men niet vóór het jaar 1500.

Geen kalkoen dus, maar wel kwamen er kippen, ganzen, duiven, patrijzen en fazanten op de middeleeuwse feesttafel terecht. Maar ook pauwen, reigers, lijsters en merels belandden op het bord.

Voor een feestelijke maaltijd werden runderen, schapen, hazen, konijnen, varkens, everzwijnen en reebokken geslacht. Een vismenu bestond vooral uit snoeken, palingen, haringen, karpers, zalmen en kreeften. Vaak werden deze ingrediënten verwerkt in allerlei pasteien en terrines.

©VANIN

Groenten werden doorgaans gekookt. Rauwe groenten werden in de middeleeuwen zelden gegeten. Dat werd als zeer ongezond beschouwd.

THEMA C: IK EN DE WERELD 136

Brood werd voor alles en nog wat gebruikt. Vleesgerechten gedrenkt in saus werden bijvoorbeeld geserveerd op dikke sneden brood. Het was brood dat minstens vier dagen eerder was gebakken en daardoor een harde, stevige bodem vormde voor vloeibare gerechten.

middeleeuwse festijnen grote hoeveelheden wijn vloeiden.

In de middeleeuwen at iedereen met de vingers. Vorken leken op een instrument van de duivel en werden daarom niet gebruikt. Iedereen had wel z’n eigen lepel, die men altijd op zak had. Ridders en edellieden gebruikten hun mes om voedsel van de schalen te prikken.

Alle gerechten werden flink gekruid. Er werd flink gestrooid met het pepervat, maar gerechten werden eveneens gepimpt met kaneel, kruidnagel, gember, kardemom of nootmuskaat. Bij een rijkelijke feestdis hoorden ook sinaasappelen, citroenen, druiven, rozijnen, dadels, vijgen en perziken, al dan niet in gekonfijte vorm.

Kruiden, honing en suiker werden vaak toegevoegd aan sausen en zelfs aan wijn. Maar ook zoet gebak mocht op de feesttafel niet ontbreken, net zoals kaas en noten. Wijn werd nooit zuiver gedronken, maar altijd aangelengd met water. Vandaar dat er tijdens

Deze rijke, overdadige feestmaaltijden werden opgediend in de kastelen van koningen, hertogen en graven of bij rijke patriciërs en kooplui.

Gewone stervelingen moesten het met heel wat minder stellen. Hun kerstmaaltijd verschilde weinig van de maaltijd die ze iedere dag aten. Zij waren al blij als ze met Kerstmis een stoofpotje konden koken. De hele familie at dan uit dezelfde kom, omdat ze doorgaans ook maar één kom hadden. Bron: fluwijn.wordpress.com

3 Zoek op: waar en wanneer werd de aardappel ontdekt?

Waar:

Wanneer:

©VANIN

137 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS

4 Tegenwoordig vinden we overal wel iets om te eten: een belegd broodje, frietjes, pizza, pita en ga zo maar door. Ook in de supermarkt vinden we heel wat producten die er honderd jaar geleden nog niet waren. Vroeger was de keuze dus heel wat beperkter.

a aar wat aten onze (over)grootouders dan precies? Vraag dat aan iemand uit je familie die je daarover iets meer kan vertellen. Vul daarvoor dit schema in.

(Vul hier het geboortejaar van je geïnterviewde familielid in.)

Ontbijt Middagmaal

Avondmaal

Tussendoortjes

E xtra weetje (bijvoorbeeld: speciaal eten op zondag, een feestdag, visdag, dessert …)

b oteer twee opvallende verschillen met wat jij op een dag eet, en met hoe het vroeger was. ■ ■

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 138

OPDRACHT 5: Het gras is niet groener aan de overkant v

1 Kinderarbeid hier

Ook in België hebben we in het verleden kinderarbeid gekend. Hoelang zou dat geleden zijn, denk je? Noteer hier jouw gok:

Noteer hier, na het beluisteren van het luisterfragment, het juiste jaartal:

Jeugdauteur Paul Kustermans schreef Voor Paulien, een historisch boek over kinderarbeid. Het boek gaat over de moeilijke jaren van Paulien en veel andere kinderen die werken in de mijn in Charleroi in het jaar 1860.

Stap 1: Lees eerst rustig alle vragen. Begrijp je alles? Zo niet: vraag hulp aan je leerkracht.

Stap 2: Luister naar het fragment en vul aan waar je kunt. De vragen staan in chronologische volgorde: ze volgen elkaar op in de volgorde van het luisterfragment.

Een antwoord gemist? Geen probleem!

Stap 3: Vergelijk na het luisteren je antwoorden met die van je buur. Vul aan en pas aan waar nodig. Laat de leerkracht je antwoorden controleren.

Stap 4: Het fragment wordt nadien met de hele klas besproken.

1 Waar werkt Paulien?

2 Hoe oud is ze?

3 Sinds wanneer is kinderarbeid verboden in België?

4 K inderarbeid bestond al voor er fabrieken bestonden. Leg dat even uit.

5 Vul aan met het correcte woord.

©VANIN

In de streek van Gent werden kinderen vaak tewerkgesteld in de industrie. Dat was extra gevaarlijk en zeer ongezond: kinderen vaak jong door dit werk.

6 Was er een minimumleeftijd voor kinderarbeid? Omcirkel het correcte antwoord.

139 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
JA NEE

Tussentijdse feedback door de leerkracht

7 Vul aan met het correcte woord. De auteur geeft voorbeelden van kinderen van de leeftijd van of jaar die mee naar de fabrieken gingen voor een werktijd van of uur per dag. Kinderen moesten arbeid doen die niet konden doen, zoals tussen de door kruipen. Dat was extra werk.

8 Veel Vlaamse kinderen werkten in de mijnen in Wallonië. Dat was extra moeilijk om drie redenen:

9 Vul aan met het correcte woord. In de mijnen werkten ze meestal uur, want er was een ploeg en een ploeg. Dat betekende dat de kinderen in de winter de niet zagen opgaan en dat ze ’s avonds de niet zagen ondergaan.

10 Is het verhaal van Paulien echt gebeurd? Leg uit.

11 In de mijnen zijn er speciale taken voor kinderen. Geef er één van.

©VANIN

Als je weet dat dit fragment dateert van 1995, sinds welk jaartal is kinderarbeid dan verboden in België?

THEMA C: IK EN DE WERELD 140
–––

2 Kinderarbeid elders

Helaas bestaat er ook vandaag nog kinderarbeid. Weliswaar niet meer in België, maar elders in de wereld gebeurt het nog dagelijks.

Kinderarbeid in cijfers

1 op de 10 kinderen tussen de 5 en 17 jaar oud werkt.

– Wereldwijd gaat het om 168 miljoen kinderen.

– Bijna de helft daarvan is jonger dan 12 jaar.

– 1 op de 5 kinderen werkt in Afrika ten zuiden van de Sahara.

– In absolute aantallen heeft Azië de meeste kindarbeiders.

– In de armste landen werkt 1 op de 5 kinderen.

– De meeste kindarbeiders zijn te vinden in middeninkomenslanden.

– De meeste kinderarbeid vindt plaats in de informele sector.

Bijna 70 % van de werkende kinderen werkt onbetaald met de familie mee.

– 59 % werkt in de landbouw.

– 32 % werkt in de dienstverlenende sector.

– 7,2 % werkt in de industrie.

Gevolgen van kinderarbeid

Kinderen die werken wordt het recht op onderwijs ontzegd, het recht om te spelen en om echt kind te zijn. Kinderarbeid heeft gevolgen voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. Omdat kinderen makkelijk uit te buiten en goedkope arbeidskrachten zijn, worden zij eerder ingehuurd dan volwassenen. Daarmee leidt kinderarbeid tot lagere lonen en hogere werkloosheid onder volwassenen. Kinderen die werken en niet naar school gaan, komen later hoogstwaarschijnlijk terecht in laagbetaalde banen, en vervolgens hun kinderen ook. Zo blijft de vicieuze cirkel van armoede bestaan.

a Markeer in de tekst drie cijfers waarvan je toch even schrok. Leg ook uit (in je eigen woorden) waarom je deze cijfers koos.

b K inderarbeid kent vele gevolgen. Duid in de tekst het gevolg aan dat volgens jou het belangrijkste is en leg uit waarom.

141 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
©VANIN

c Bekijk de filmpjes bij het onlinelesmateriaal en los de bijbehorende vragen op.

Kinderarbeid in Haïti

1 Schrijf de naam Haïti in het juiste kadertje op de wereldkaart.

2 Welk soort arbeid moeten de kinderen hier verrichten?

3 De jongen uit het filmpje staat op om 4 uur ’s morgens. Wat doet hij elke dag van 4 tot 6 uur ’s morgens?

Wanneer doe jij dat?

4 Wat doet hij na 6 uur 's morgens?

5 Wanneer gaat de jongen naar school?

Tussentijdse feedback door de leerkracht

THEMA C: IK EN DE WERELD 142
Vic Hinterlang/Shutterstock.com ©VANIN

Kinderarbeid in Madagaskar

1 Schrijf de naam Madagaskar in het juiste kadertje op de wereldkaart op p. 145.

2 Gaan de jongens in de reportage naar school?

3 Wat moeten ze elke dag doen na school?

4 Wat mogen ze nadien doen?

5 Is het zwaar werk? Leg even uit.

6 Wat vindt Dominique er zelf van dat hij moet werken op de rijstvelden?

Kinderarbeid in Tanzania

1 Schrijf de naam Tanzania in het juiste kadertje op de wereldkaart op p. 145.

2 Wat vinden de jongens zelf van het werk?

3 Hoe is Richard gewond geraakt?

4 Het is ook erg gevaarlijk werk voor je gezondheid. Leg uit waarom.

5 Is kinderarbeid toegelaten in Tanzania?

©VANIN

143 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
Nok Lek/Shutterstock.com

OPDRACHT 6: Meisjes elders

1 Lees de artikels en los de vragen op.

Stap 1: Vorm vier groepen in de klas.

Stap 2: We doen aan hoekenwerk: elke groep krijgt een hoek van de klas en werkt daar.

Stap 3: De leerkracht geeft elke hoek een tekst.

K ijk welke vragen bij welke tekst horen.

Los de vragen op.

Stap 4: De groepen schuiven door naar de volgende hoek.

Stap 5: Als je alle hoeken afgewerkt hebt, mag je opdracht 2 doen.

Afghanistan

Wie zijn de Taliban?

Wat is hun doel?

Wat betekent ‘mahram’?

Is er na 1999 veel veranderd in Afghanistan?

Waarom worden sommige vrouwen ontvoerd en zelfs vermoord?

Waarom mag een vrouw niet luidop lachen?

THEMA C: IK EN DE WERELD 144
U
©VANIN

Leg kort het kastensysteem uit in je eigen woorden.

In het kastensysteem bepaalt je afkomst/ geboorte je verdere toekomst. Is dat bij ons ook zo? Leg uit.

Waarvoor staat Bollywood?

Waarom willen veel vrouwen tijdens de zwangerschap weten of ze een jongen of een meisje krijgen?

Oeganda

Was Betty het enige kind van haar land dat ontvoerd werd?

Wat is haar grote droom?

Waarom?

145 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS India
©VANIN

Wat mag Tiffany binnen een maand doen, wat in België pas vanaf 18 jaar mag?

Waarom wil zij later elders gaan wonen en werken?

2 Noteer de naam van het passende land uit de vorige oefening in de kadertjes op de wereldkaart hieronder. Zoek op het internet in welk werelddeel je het land moet situeren. Je mag ook een atlas gebruiken.

OPDRACHT 7: Wat eten we zoal?

Overal ter wereld hebben we andere tradities, zeker als het om eten gaat.

1 Bekijk het eerste beeldfragment.

■ In welk land zitten we?

■ Waarom kunnen de indianen moeilijk groenten kweken?

■ Welke oplossing hebben ze daarvoor gevonden?

■ Welke dieren kweken ze er?

■ Waarom?

■ Waaruit bestaat de maaltijd?

GROTE OF STILLE OCEAAN ATLANTISCHE OCEAAN INDISCHE OCEAAN THEMA C: IK EN DE WERELD 146 USA
U
©VANIN

2 Bekijk het tweede beeldfragment.

■ In welk land zitten we?

■ Waarom zijn er zoveel kinderen tussen 0 en 5 jaar ernstig ondervoed?

■ Nochtans is er voldoende voedsel te verkrijgen op de markt. Hoe komt het dan dat zoveel mensen geen eten hebben?

3 Bekijk het derde beeldfragment.

■ Waar zitten we?

■ Wat doen ze daar heel vaak?

■ Waarom eten ze heel vaak Mexicaans eten?

■ Waar letten ze vooral op?

■ Welke gewoonte hebben ze bij feestjes?

4 Bekijk het vierde beeldfragment. Vul de tabel aan.

Land

Tafel? Bestek?

Lawaai tijdens het eten?

©VANIN

Je bananenblad naar je toe sluiten betekent Samen uit hetzelfde bord eten

Betekenis?

147 HOOFDSTUK 8: vROEGER EN NU, HIER EN ELDERS
betekent
Jeffrey M. Frank/ Shutterstock.com

Bespreek met een klasgenoot wel gerecht uit welk land je wel eens zou willen proeven. Of welk gerecht je absoluut niet zou willen proeven. Heb je al eens iets vreemds gezien/gelezen over bepaalde eetgewoontes?

Spinnen op het menu

Cambodja staat bekend om zijn snacks van gefrituurde spin. Onder het regime van de Rode Khmer werden de verhongerende Cambodjanen gedwongen om dingen te eten die ze anders nooit in hun mond hadden gestopt. Zo joegen ze bijvoorbeeld op de enorme vogelspinnen die overal in het land te vinden waren. Nog altijd kun je in Cambodja gefrituurde spinnen kopen. Kinderen jagen op de dieren en proberen op die manier hun familie te onderhouden. De spinnen smaken een beetje naar kip en de Cambodjanen beschouwen het als een échte lekkernij. Het frituren van de spinnen vernietigt het gif van de tarantula. Ze eten de lekkernij niet alleen als voedsel, maar de spin zou ook een goed medicijn tegen rug- en longklachten zijn.

OPDRACHT 8: Evalueer jezelf

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Ik kan met een voorbeeld aangeven hoe mensen uit een andere tijd een gebeurtenis anders bekijken.

Ik kan met een voorbeeld aangeven hoe mensen uit een andere plaats een gebeurtenis anders bekijken.

Ik kan zaken uit het dagelijks leven met die van mensen uit een andere tijd vergelijken.

Ik kan zaken uit het dagelijks leven met die van mensen uit een andere plaats vergelijken.

Ik kan samenwerken per twee of in een groep.

Ik kan mijn mening op een respectvolle manier verwoorden.

Ik kan ontbrekende informatie vlot opzoeken op het internet.

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 148
R Checklist Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
CHATBOX

HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN

OPDRACHT 1: ver w eg, maar toch dichtbij

©VANIN

Op welke manieren leeft het verleden nog steeds verder in ons dagelijks leven? De afbeeldingen kunnen je helpen.

149 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
O
Elzbieta
Jiri Hera/Shutterstock.com DutchMen/Shutterstock.com
Sekowska/Shutterstock.com

OPDRACHT 2: Historische periodes

Het verleden spreekt ons aan. We willen er verhalen over lezen, het beter leren kennen, er voorwerpen uit bewaren … Alles wat in het verleden heeft plaatsgevonden, is geschiedenis. Om gebeurtenissen van vroeger te situeren, gebruiken we een tijdrekening. Elke tijdrekening begint met het jaar 1. Het jaar 0 bestaat niet.

Het vertrekpunt van onze westerse tijdrekening is de geboorte van Christus. We spreken daarom over de christelijke tijdrekening. Gebeurtenissen die zich afspelen vóór het begin van onze tijdrekening worden aangeduid met v.C. (voor Christus).

Het verleden kunnen we in 7 historische periodes indelen.

Zoek de 7 historische periodes in de woordzoeker.

Opgelet: sommige periodes bestaan uit meer dan 2 woorden. In de woordzoeker staan die woorden zonder spatie na elkaar.

VROEGMODERNETIJDY

AANFZGJKLVYALOKMZ

PODERNEZMNAANUEEN

RDHMODERNETIJDETE

EYAEANDNSPCVQEDIZ

HQZBDLTYHROAQNJJY

IDLIREYIBEWOQAIDX

SNFZMENMLADFSBTEL

TIJDSQHDBVLEDIKPM

OOSTENCIAYOTNJNRC

RABIJPRESAJZREBEL

IXYJDLRLDTGNNODAL

EHEDENDAGHOSPOLHN

RXANYXNLFVCRESLIA

©VANIN

ZLRACHISTOREITCSB

KLASSIEKEOUDHEIDI

RLMIDDELEEUWENZJL

TZLKLYFODJFRVROED

THEMA C: IK EN DE WERELD 150
O

OPDRACHT 3: Tijdlijn

De historische periodes worden voorgesteld op een tijdlijn.

Bestudeer de tijdlijn. Zijn de onderstaande uitspraken juist of fout? Markeer.

De historische periodes duren even lang. juistfout

Voor Christus gaan de jaartallen van groot naar klein.juistfout

Na Christus gaan de jaartallen van klein naar groot.juistfout

Het jaar nul bestaat. juistfout

De prehistorie is een kort tijdvak. juistfout

Het jaar 1 valt in de middeleeuwen. juistfout

De vroegmoderne tijd komt voor de moderne tijd. juistfout

Wij leven in de hedendaagse tijd. juistfout

OPDRACHT 4: Historische periodes en hun kenmerken

1 De kenmerken van de historische periodes

Onze geschiedenis is opgedeeld in 7 historische periodes. Elk van die historische periodes of tijdperken bekijken we op 4 verschillende manieren: we spreken dan van de kenmerken van de historische periodes.

De vier kenmerken van de historische periodes zijn:

1 Politiek: gaat over hoe een land bestuurd wordt, wie de macht heeft over andere mensen.

2 Sociaal: gaat over de maatschappij, over hoe mensen samenleven met elkaar. Welke verschillende groepen zijn er in die samenleving?

3 Economisch: gaat over geld en handel.

4 Cultureel: gaat over kunst (schilderkunst, beeldhouwkunst, bouwkunst, boeken, muziek en tekeningen).

151 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
O
prehistorie
tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945
oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd hedendaagse
v
©VANIN

Stap 1: Bekijk de verschillende kenmerken op deze bladzijde. Noteer elk kenmerk op de juiste plaats in de tabel op de volgende bladzijde. Werk met potlood.

Stap 2: Laat de leerkracht je oplossingen controleren.

Stap 3: Wanneer alle oplossingen goedgekeurd zijn, mag je ze met balpen overschrijven op de juiste plaats in het overzicht.

THEMA C: IK EN DE WERELD 152 2 Vul aan.
Tussentijdse feedback door de leerkracht Aan de slag! De leider van de stam heeft veel macht. 9 Handel over de hele wereld en grote ontdekkingsreizen over de oceanen 4 Slavernij in kolonies in Zuid-Amerika, Noord-Amerika, en Afrika 8 Farao’s in Egypte 1 Romeinen en Grieken veroveren de wereld. 6 Mannen en vrouwen zijn gelijk en oefenen hetzelfde beroep uit. 5 Ridders, monniken, boeren 2 Mensen leven samen in stammen. 7 Bouwen met staal en glas 10 Industrie en fabrieken ontstaan. 12
Slavernij bestaat overal. 11
©VANIN
Handel via het internet: bol.com, zalando ... 3
Piramides 13

prehistorie

Geld bestaat nog niet. Mensen ruilen wat ze nodig hebben met elkaar.

Grotschilderingen

oude nabije oosten

Handel tussen landen

Slavernij bestaat overal.

klassieke oudheid

middeleeuwen

Handel tussen landen

vroegmoderne tijd Mensen worden steeds vrijer.

Jaarmarkten in grote steden

In de steden wonen vrije mensen.

Romeinse bouwkunst

Middeleeuwse schilderkunst

moderne tijd Rijke ondernemers en arme arbeiders

Grote kloof tussen rijk en arm

Paleizen zoals Versailles

hedendaagse tijd

De meeste landen kennen verkiezingen en een democratie.

Moderne kunst

153 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
Kenmerken Politiek Economisch Sociaal Cultureel
thipjang/Shutterstock.com InnaFelker/Shutterstock.com Takashi Images/Shutterstock.com ©VANIN

3 Welke historische periode hoort bij de tekst?

a Lees de tekst. Gebruik het overzicht uit de vorige oefening om te bepalen over welke historische periode het gaat. Noteer bij elke tekst de naam van de historische periode.

Ik ben nu 6 jaar soldaat. Nog 10 jaar en mijn militaire diensttijd zit erop. Mijn pa, Titus Horenicus, vond een militaire opleiding een goed idee voor mij. Mijn oudste broer erft immers alles, later. Ik moet mijn eigen weg maken. Ik hou niet van het soldatenleven. Ze hebben me hier een opleiding tot smid gegeven. Vechten hoef ik nauwelijks te doen. Als ik terug in Rome ben, begin ik mijn eigen smidse.

Als de anderen gaan jagen, jaag ik niet mee. Mijn benen kunnen dat niet meer aan. Ik vul mijn dagen met het schilderen van alle jachtpartijen die ik vroeger maakte, op de wanden van onze grot.

Soms wilde ik dat ik niet geboren was, of ten minste in een andere familie. Mijn ouders zijn overleden, mijn zusjes zijn verkocht. Net als ik. Ik heb nooit een ander leven gekend. Toen ik geboren werd, was ik al een slaaf. Kinderen van slaven zijn zelf slaaf. Als ik ooit kinderen zou hebben, zouden ook zij slaaf zijn. Al klaag ik niet. Mijn meester behandelt me goed. Er zijn ergere levens als slaaf. Elke dag sterven er slaven in de steengroeves waar ze stenen maken voor de piramide van onze farao. Dat hoef ik niet te doen: mijn werk is in de keuken.

Ik ben de zoon van de hoofdman van onze stam. Mijn broer en ik zijn jagers. Samen met de andere leden van de stam gaan we op jacht of verzamelen we voedsel. Zo trekken we rond, de kuddes achterna.

Mijn naam is Jorge. Ik ben scheepsjongen en vaar mee naar de andere kant van de wereld. De reis heen en terug, met ons zeilschip, duurt meer dan een jaar. Voor het volgende jaar zal dit schip mijn thuis zijn, samen met nog een 50-tal anderen.

THEMA C: IK EN DE WERELD 154
meunierd/Shutterstock.com
©VANIN

Ik ben dol op steekspelen. Ridders die met elkaar vechten, daar hou ik van. Als er tijdens de jaarmarkt een steekspel georganiseerd wordt, ga ik altijd kijken. Een ridder ga ik nooit worden. Daarvoor moet je geboren worden in een adellijke familie en ik ben maar de zoon van een koopman. Een rijke koopman, dat wel. Maar toch, soms wilde ik dat ik geboren was als zoon van een ridder …

Ik vraag me vaak af hoe de mensen dat vroeger deden, zonder internet? Ik zou niet zonder kunnen! Mama zegt vaak dat het leven vroeger gezelliger was zonder internet en zonder die smartphone, maar dat geloof ik niet. Een half uur zonder en ik weet al niet meer wat te doen. Als ik ’s morgens mijn smartphone vergeet, keer ik onmiddellijk terug naar huis: liever te laat op school dan een dag zonder smartphone.

Het leven is zwaar in de fabriek, elke dag. ’s Morgens om 6 uur beginnen we te werken en ’s avonds om 18 uur stoppen we ermee. ’s Middags hebben we een pauze van een kwartier. En zo gaat dat maar door, elke dag opnieuw. Behalve zondag: dan werken we niet.

b Beantwoord nu deze vragen over de teksten uit oefening a.

• K an de zoon van de koopman zijn droom ooit waar maken en ridder worden? Leg uit.

• Hoeveel uren per dag wordt er gewerkt in de fabriek?

• Hoelang duurt de middagpauze in de fabriek?

• Hoeveel uren per dag breng jij maximaal door op school?

• Hoelang duurt de middagpauze op school?

• Hoe is de jongen uit Egypte slaaf geworden?

©VANIN

• Wat is er met zijn zusjes gebeurd?

155 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN

OPDRACHT 5: Situeren op een tijdlijn

Situeer elke foto in de juiste historische periode.

Stap 1: Zoek welke historische periode bij de eerste foto hoort.

Stap 2: Trek met je meetlat een rechte lijn van de foto naar de historische periode. Werk met potlood!

Stap 3: Laat de leerkracht je eerste foto controleren.

Tussentijdse feedback door de leerkracht

Stap 4: Verbind nadien de volgende vier foto’s met de juiste historische periode. Vraag of de leerkracht ze even wil controleren.

Tussentijdse feedback door de leerkracht

Stap 5: Wanneer alle foto’s met de historische periodes verbonden zijn, laat je de leerkracht alles controleren. Daarna mag je de lijnen met pen of stift overtrekken.

Tussentijdse feedback door de leerkracht

Daar ben ik het volledig mee eens! Moeilijk, die historische periodes ...

THEMA C: IK EN DE WERELD 156
v
©VANIN
157 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN prehistorie oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd heden - daagse tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945 Landing op de maan 1969 Eerste Kruistocht 1096 Dinosauriërs 68 000 000 jaar voor Christus Farao Ramses 2 in Egypte 1300 voor Christus Aanslag WTC-torens 2001 WO 1 1914 t.e.m. 1918 Eerste auto 1885 Titanic 1912 Grottekeningen Alta Mira 15 000 voor Christus Ontdekking van Amerika 1492 Griekse tempel 550 voor Christus ©VANIN

OPDRACHT 6: Alles op zijn tijd v

1 Verleden, heden en toekomst

Vul de vakjes verleden, heden en toekomst verder aan met de volgende begrippen.

mijn 18de verjaardag – vorige kerstvakantie – vanmorgen – straks – binnen drie maanden –gisteren – nu – morgen – volgend weekend – mijn eerste stapjes – over een kwartier –mijn derde verjaardag – vijf jaar geleden – vanavond – de les mavo –aanstaande woensdag – mijn eerste auto

Verleden Heden Toekomst

2 Tijdsduur of tijdstip

a Wat is het verschil tussen tijdsduur en tijdstip? Lees wat Marieke en Anouar zeggen.

Ik ga elke zaterdag 2 uur zwemmen.

Ik speel zaterdag om 10 uur een belangrijke voetbalmatch.

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 158
Tijdsduur Tijdstip

b Geef een voorbeeld van een tijdsduur en van een tijdstip uit je eigen leven.

■ Tijdsduur:

■ Tijdstip:

c Gaat het in deze zinnen over tijdsduur of tijdstip? Markeer het passende antwoord.

Mila gaat morgen een halve dag shoppen met haar mama. tijdsduur / tijdstip

Julan heeft gisteren 3 uur gegamed met Anouar. tijdsduur / tijdstip

WO I stopte op 11 november 1918 om 11 uur. tijdsduur / tijdstip

Marieke neemt de bus om kwart voor acht ’s morgens. tijdsduur / tijdstip

Elena heeft twee uur met haar zus zitten bellen. tijdsduur / tijdstip

3 Een dag uit het leven van Marieke

Marieke stond woensdag om half zeven op. Ze kleedde zich aan, nam een ontbijt en vertrok om kwart voor acht met de bus naar school. De lessen starten om half negen. Om twaalf uur was de school uit en keerde ze terug naar huis. Marieke zwemt in de plaatselijke zwemclub en op woensdag begint haar training om 15 uur. Ze traint anderhalf uur. Na de training vertrok ze naar huis. Ze maakte haar taak voor mavo en speelde daarna met haar twee broers. Na het avondeten keek ze nog wat tv en om half tien ging ze slapen.

In de tabel kun je aflezen hoeveel tijd Marieke besteedde aan haar activiteiten.

Wat deed jij gisteren? Markeer in de onderste tabel hoeveel uren je gisteren besteedde aan deze activiteiten. Gebruik de juiste kleuren.

Stap 1: Bekijk alleen de vier vermelde activiteiten. ‘Vrije tijd’ is de tijd waarin je heel wat andere activiteiten kunt doen, zoals spelen, studeren, eten … (behalve slapen, hobby en school).

Stap 2: Eén hokje staat voor één uur. Je markeert het hokje waarin je activiteit begint tot aan het hokje waar de volgende activiteit begint. Sommige hokjes krijgen twee kleuren.

Bijvoorbeeld: als je om half zeven opstaat, dan wordt hokje zes voor de helft geel gekleurd, de andere helft krijgt een andere kleur.

13 14 15 16 17 18

19 20 21 22 23 24

slapen school hobby vrije tijd

159 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
Dag: 123456 789 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 Woensdag 123456 789 10 11 12
12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8 12 6 3 9 2 10 1 11 57 4 8
©VANIN

4 Tijd benoemen

a Zoek de passende antwoorden en markeer ze. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

3 600 seconden

1 000 seconden

1 uur

60 minuten

3 600 minuten

12 uur

24 uur

1 jaar

52 weken

360 dagen

12 maanden

365 dagen

Een groep mensen die in dezelfde periode geboren zijn

100 dagen

1 dag

1/7 van een week

1/360 van een jaar

4 tot 5 weken

28/29/30/31 dagen

1 maand

5 tot 6 weken

25 dagen

b Een jaartal bestaat uit verschillende delen.

1 generatie

10 jaar

Een groep mensen die in hetzelfde jaar geboren zijn

100 jaar

10 jaar

1 eeuw

1 000 jaar

36 500 dagen

Het jaartal 2952 bestaat uit:

– 2 millennia of duizendtallen: 2 x 1000 = 2000 jaar

9 eeuwen of honderdtallen: 9 x 100 = 900 jaar

– 5 decennia of tientallen: 5 x 10 = 50 jaar

– 2 jaren of eenheden: 2 x 1 = 2 jaar

Vul aan. 10 jaar: 100 jaar: 1 000 jaar:

c Vul correct aan. Gebruik de woorden uit oefening a.

■ Een periode van honderd jaar is een .

■ Jij en al je klasgenoten behoren tot dezelfde

■ Een jaar is verdeeld in 12 periodes of 12 .

■ Een periode van 24 uur noemen we een .

2 9 5 2 2 9 5 2 millennium duizendtal eeuw honderdtal decennium tiental jaar eenheid
THEMA C: IK EN DE WERELD 160
©VANIN

OPDRACHT 7: Een maatschappij in standen

Tot het einde van de vroegmoderne tijd bestond de samenleving uit verschillende groepen. Die groepen werden standen genoemd.

We onderscheiden deze standen:

- adel,

- geestelijkheid (bisschoppen, priesters, nonnen …),

- kooplui,

- ambachtslui,

- boeren.

Je werd geboren in een bepaalde stand, en het was niet makkelijk om binnen te geraken in een andere stand. Af en toe gebeurde het wel eens, bijvoorbeeld wanneer een rijke boer in de stad ging wonen en handelaar werd. Of wanneer een rijke handelaar door de koning tot baron benoemd werd en zo deel ging uitmaken van de adel. Maar dat gebeurde maar heel af en toe. De enige uitzondering daarop was de geestelijkheid. Iedereen kon monnik, non of priester worden. Je hoefde er enkel voor te kiezen en bijvoorbeeld toe te treden tot een klooster.

Welke afbeelding past bij welke tekst? Combineer. Iedere stand had zijn eigen typische woning. Daaraan kon je al zien wie er woonde.

©VANIN

161 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
v
E B
A C
D

1 In het centrum van de stad kwamen steeds meer rijke kooplui wonen. Ze bouwden mooie stenen gildehuizen met typische gevels.

2 In de omgeving van de stad woonden boeren en dagloners. Zij bouwden boerderijen met witgekalkte muren en een rieten of strooien dak.

3 In de nauwe straatjes in de binnenstad woonden vooral handelaars en ambachtslui in woningen in houten vakwerkbouw.

4 Kloosterlingen woonden in grote abdijen, met een kloostercomplex en veel gebouwen voor de landbouwactiviteiten.

5 De adel woonde in grote versterkte kastelen, opgetrokken uit natuursteen. Omwonenden konden er schuilen in tijden van gevaar.

Afbeelding ABCDE

Tekst

OPDRACHT 8: Op bezoek bij de Grieken en de Romeinen U

1 Trek een lijn van elke afbeelding naar de juiste periode op de tijdlijn.

Ontvangkamer: een etentje met een zakenvriend. De Grieken liggen op banken aan lage tafels. Vrouwen

©VANIN

villa

THEMA C: IK EN DE WERELD 162
prehistorie oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd hedendaagse tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945
Griekse
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Romeinse villa Slavinnen spinnen en weven. In de slaapkamer wordt de kleding met veel zorg bewaard. zijn er niet bij. Op de binnenplaats staat het huisaltaar. Het is een ontmoetingsplaats. Keuken: huisslaven doen het werk.

2 Schrap wat niet past bij de afbeelding van de Griekse villa.

De Griekse villa had kleine ramen. De vrouwen weven en spinnen.

Alle kamers lagen rond een centrale binnenplaats. In de keuken stond het huisaltaar.

De Grieken lagen aan tafel. In de ontvangkamer kwamen de vrouwen niet.

3 Op bezoek bij een rijke Romein

Rijke Romeinen hadden een villa in de stad. Daar woonde één familie, samen met hun slaven. Het huis had vloerverwarming en was overvloedig versierd met marmer, fresco’s (muurschilderingen) en mozaïeken (tekeningen gemaakt met kleine steentjes).

a Op de afbeelding van de Romeinse villa staan een aantal nummers. Kun je achterhalen wat ze betekenen?

b Z ijn er veel verschillen tussen de villa van een rijke Romein en die van een rijke Griek?

Ik zou wel in een Romeinse villa willen wonen ...

Pompeï is een oude stad in Italië uit de Romeinse tijd. Door de uitbarsting van de vulkaan Vesuvius werd de stad op 24 augustus in 79 na Christus bedolven onder een hoop as en puin. Doordat Pompeï werd bedolven onder de as bleef de stad goed bewaard. Bijna 1700 jaar heeft het geduurd voordat Pompeï weer aan de oppervlakte verscheen. De stad werd eerder toevallig ontdekt in 1748. Bij het onlinelesmateriaal kun je een kijkje nemen in een 3D-woning uit Pompeï.

©VANIN

163 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
1 2 7

OPDRACHT 9: De kenmerken van de historische periodes

Spelregels

1 Noteer bij elke historische periode een kenmerk naar keuze in het juiste vakje.

2 Identieke kenmerken mogen niet na elkaar komen: je vult bij een periode altijd een ander kenmerk in dan in de vorige periode.

3 O ver het hele rooster moeten alle kenmerken aan bod komen.

prehistorie

oude nabije oosten

klassieke oudheid

middeleeuwen

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 164
U
1 Sudoku
PolitiekEconomisch Sociaal Cultureel
Kenmerken
prehistorie
vroegmoderne
moderne
heden-
tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945
oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen
tijd
tijd
daagse

vroegmoderne tijd

moderne tijd

hedendaagse tijd

2 Vergelijk en vul aan. Werk per twee verder en vergelijk elkaars rooster. Welke kenmerken heeft je klasgenoot die jij niet hebt? Vul aan in jouw rooster.

OPDRACHT 10: Je leven wordt bepaald door … U

Dat was vroeger vaak het geval. Geef daar een voorbeeld van en leg het in je eigen woorden uit.

Is dat nu nog altijd zo? Bepaalt vandaag de dag je geboorte wie je bent?

©VANIN

165 HOOFDSTUK 9: HISTORISCHE PERIODES EN HUN KENMERKEN
Kenmerken PolitiekEconomisch Sociaal Cultureel
JE GEBOORTE BEPAALT WIE JE BENT.

OPDRACHT 11: Evalueer jezelf

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen tijdstip en tijdsduur.

Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen wat de termen ‘generatie’ en ‘eeuw’ betekenen.

Ik kan een gebeurtenis of een persoon situeren op een tijdlijn.

Ik ken de 7 periodes waarin onze geschiedenis opgedeeld is.

Ik kan van elk van de historische periodes een aantal kenmerken opnoemen.

Ik kan mijn leven vergelijken met dat van iemand uit een andere historische periode.

Ik kan samenwerken per twee of in een groep.

Ik kan ontbrekende informatie vlot opzoeken op het internet.

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 166
R
Checklist
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR

OPDRACHT 1: Wat is kunst?

Liefje, laat mijn verdriet altijd groter wezen dan het jouwe zodat het eromheen kan liggen als armen.

Wees niet bedroefd als ik zal heengaan, dan zal ik altijd aan je denken. En anders ook.

©VANIN

167 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR
O
Herman de Coninck Historic Images/Alamy Album/Fine Art Images Tribune Content Agency LLC / Alamy Peter Barritt/Alamy Valery Egorov/Shutterstock.com Barry Lewis/Alamy Yevgen Belich/Shutterstock.com The Picture Art Collection/Alamy Azoor Photo/Alamy Igor Bulgarin/Shutterstock.com
1 2 3 4 5 6 9 13 8 12 7 10 11
Beantwoord de vragen.

Welke afbeeldingen zijn kunst, volgens jou?

Welke afbeelding(en) vind jij het mooist?

Waarom?

Welke afbeelding(en) vind jij absoluut geen kunst?

Waarom niet?

Hoe zou je kunst omschrijven? Wat is het doel van kunst?

Zoals je merkt, is het eigenlijk moeilijk om uit te leggen wat kunst precies is. Kunst is een ruim begrip, het heeft dus meerdere betekenissen.

OPDRACHT 2: Kunstvormen

Kunst is een belangrijk onderdeel van onze cultuur. Het is het resultaat van de fantasie van de mensen. Er zijn verschillende kunstvormen: beeldende kunst (beeldhouwkunst, schilderkunst, fotografie, film), woordkunst (boeken, gedichten …), danskunst, muziek en zang, architectuur, mode ...

1 Noteer in de tweede kolom bij elke kunstvorm het nummer van de passende afbeelding(en) uit de vorige opdracht.

Kunstvorm Afbeelding

Beeldende kunst

Woordkunst

Muziek en zang

Danskunst

Architectuur

Mode

©VANIN

Andere

THEMA C: IK EN DE WERELD 168
v

2

Kunst of niet?

a Is dit kunst? Geef mondeling je eigen mening.

b Bekijk nu het beeldfragment. Tot welke soort kunst behoren de kunstwerken?

OPDRACHT 3: Kunst is van alle tijden v

Er bestaat veel discussie over wanneer de oudste kunstwerken ter wereld werden gemaakt. Al in de prehistorie doken er kunstwerken op.

Prehistorische rotstekeningen beelden de jacht op dieren af. Maar in die tijd werd dat niet gezien als kunst. Men denkt dat de afbeeldingen werden gemaakt uit angst voor wilde dieren. De prehistorische mens zou door de tekeningen zijn angst beter hebben kunnen verwerken.

©VANIN

Naast rotsschilderingen zijn er uit de prehistorie ook kleine beeldjes teruggevonden. Eén beeldje van een vrouw werd overal ter wereld gevonden. Het zou symbool staan voor vruchtbaarheid. Het meest bekende voorbeeld is de Venus van Willendorf. Dat beeld werd in Oostenrijk gevonden en is ongeveer 25.000 jaar oud.

169 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR
Jackson Pollock, Reflection of the Big Dipper (1945) Marcel Duchamp, Fountain (1917) Andy Warhol, 32 Campbell’s Soup Cans (1962)
Marcel Broodthaers, Grande Casserole de Moules (1966) Rana Royalty free/Alamy
World History Archive Album/Oronoz Publiek domein Wat vind jij van deze vorm van kunst? Bespreek met een klasgenoot waarom jij dit kunst vindt, of net niet. CHATBOX

Ook in het oude Egypte, in de tijd van de Grieken en de Romeinen en in de middeleeuwen maakte men kunst.

Bekende voorbeelden van Egyptische kunst zijn uiteraard de piramides. Het zijn pareltjes van bouwkunst waar we vandaag de dag nog altijd met bewondering naar kijken. Maar ook in de beeldhouwkunst blonken de oude Egyptenaren uit. En in de schilderkunst: het versieren van papyrusrollen of huizen.

De Oude Grieken en de Romeinen blonken vooral uit in de bouwkunst. Ze bouwden mooie en grote gebouwen die ook vandaag nog imposant zijn. Ook hun beeldhouwwerk was van hoge kwaliteit. Bij de Grieken maakten ook gebruiksvoorwerpen, zoals versierde vazen, deel uit van de kunst.

Verder blijven de Griekse en Romeinse verhalen tot op vandaag bestaan: de Griekse mythen vormen de inspiratiebron voor hedendaagse films als Troy, 300 ...

In de middeleeuwen wordt vooral de muziek een belangrijke kunstvorm. De lange avonden in de kastelen worden opgevrolijkt door zingende mannen en vrouwen, acrobaten en dergelijke. De schilderkunst wordt erg realistisch: het zijn bijna foto’s, vol details. Boeken worden ware kunstwerkjes boordevol versieringen. En de bouwkunst levert spectaculaire kerken, kastelen en kathedralen op. Er ontstaat een nieuwe kunstvorm: het glasraam. Mooie wandtapijten versieren de kale kasteelmuren: het zijn echte stripverhalen in stof die bekende verhalen of gebeurtenissen uitbeelden.

THEMA C: IK EN DE WERELD 170
Pack-Shot/Shutterstock.com
©VANIN

Is de uitspraak waar? Kleur dan het bolletje groen. Is de uitspraak niet waar? Kleur dan het bolletje rood.

Glasramen bestaan al sinds de bouw van piramides.

In het oude Egypte werden huizen versierd met mooie schilderijen.

Oude Romeinse gebouwen bestaan vandaag de dag nog steeds. Zo stevig waren ze.

In de middeleeuwen werden boeken overvloedig versierd.

Muziek was in de middeleeuwen een echte kunstvorm.

De Egyptenaren versierden hun huizen met wandtapijten. Muziek verandert door de tijden heen. Soms ontdekken we nieuwe muziek omdat er nieuwe instrumenten uitgevonden worden. Rockmuziek is ontstaan omdat iemand op het idee kwam om een gitaar op een elektrische versterker aan te sluiten. Technomuziek is ontstaan omdat men plots muziek kon maken met een computer.

OPDRACHT 4: Muziek door de tijden heen

1 Muziek verandert

Stap 1: Voor deze opdracht heb je een computer met internetverbinding en oortjes nodig.

Stap 2: - Surf naar YouTube.

- Tik de naam van het eerste liedje in.

- Beluister het liedje heel even (je hoeft niet het volledige liedje te beluisteren).

- Als er een clip bij het lied hoort, bekijk dan ook zeker de beelden: ze kunnen je helpen bij de laatste vraag.

- Vul nu de tabel bij het lied aan (p. 175).

Stap 3: Doe hetzelfde voor de overige liedjes.

Wat is typisch voor deze muziek? Met die vraag bedoelen we: wat kenmerkt deze muziek echt? Typisch voor rockmuziek zijn bijvoorbeeld de elektrische gitaren, het lange haar van de muzikanten, het roepen …

©VANIN

171 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR
v

Liedje PeriodeGenre Wat vind je er goed/mooi aan?

Mozart

Wat vind je er minder goed/ mooi aan?

Wat is typisch voor deze muziek?

Eine kleine Nachtmusik

1761-1791klassiek

Elvis Presley

Jailhouse

Rock 1950 rock

The Beatles Help! 1960hippie

AC DC

Highway to hell

1979 hard rock

Sisters of Mercy

Temple of Love

1980new wave

Madonna

Like a prayer

1980-1990pop

©VANIN

Technotronic

Pump up the jam 1990techno

THEMA C: IK EN DE WERELD 172

Liedje PeriodeGenre Wat vind je er goed/mooi aan?

Scooter

Wat vind je er minder goed/ mooi aan?

Wat is typisch voor deze muziek?

How much is the fish 2000house

Ice-T

I’m your pusher 1988 rap

Eminem Till I collapse

2002hiphop

Within Temptation Ice Queen 2008gothic

Vul aan met een liedje dat je zelf leuk

vindt:

Ik hou van technomuziek. En jij? Muziek wordt vaak gekenmerkt door de periode waarin ze gemaakt is. In de jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw braken de elektrische instrumenten door en gingen muzikanten die gebruiken.

©VANIN

In de jaren 80 bouwden de Verenigde Staten en Rusland atoombommen bij de vleet. In die jaren speelde men new wave: een donkere muziekstijl die aangeeft dat men niet in een mooie toekomst gelooft met al die bommen op aarde.

In de jaren 90 begonnen jongeren in Amerika te rappen. Vooral zwarte jongeren: ze rapten over hun leven in de criminaliteit en over de politie waarmee ze constant overhoop lagen, over hun dromen om ook rijk te zijn en coole wagens te hebben.

173 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR

2 Muziek vandaag

Vandaag lopen de muziekstijlen door elkaar. Voorbeelden zijn:

- Machine Gun Kelly (MGK): een blanke rapper die rap combineert met rock en pop.

- L indsey Stirling: een violiste die klassieke viool combineert met pop en technobeats.

Door het internet wordt een muziekstijl al snel over de hele wereld verspreid.

- Rapmuziek kun je vinden in om het even welke taal (Frans, Nederlands, Duits, Pools, Fins …).

- K-pop (afkorting voor Korean pop) is een populair genre in Azië, dat door het internet razendsnel populair geworden is over de hele wereld. We begrijpen de teksten vaak niet, maar vinden de liedjes leuk.

OPDRACHT 5: Mode v

Mode is ook een vorm van kunst. Mooie kleren vinden we meer dan ooit belangrijk. Nog nooit was de keuze aan kleding zo groot als in onze tijd.

1 Welke kleren draag jij nu? Beschrijf ze nauwkeurig.

Ik voel me het best in een hippe jeans en een leuk T-shirt!

2 Waarop let jij wanneer je je kleren kiest? Markeer wat bij jou past.

Mijn kleren zijn in de mode.

Mijn kleren zijn praktisch.

Mijn kleren zijn niet duur.

Mijn kleren zijn van een bepaald merk.

Hoe ik me kleed, is onbelangrijk voor mij.

3 Welk antwoord scoort het hoogst in jouw klas?

Mijn kleren zijn mooi.

THEMA C: IK EN DE WERELD 174
Mark Horton / Getty Images
©VANIN
Joseph Okpako / Getty Images

4 Wat vind je van deze kleren?

Mode is veranderlijk. Wat vorig jaar hip was, is het dit jaar niet meer.

5 Maak een collage van typische kleding uit een bepaald tijdperk.

Stap 1: De klas wordt verdeeld in groepjes.

Stap 2: Elke groep krijgt een periode toegewezen:

- de jaren 50 (1950-1959),

- de jaren 60 (1960-1969),

- de jaren 70 (1970-1979).

Stap 3: Spreek af wie welke taak in de groep opneemt. Je mag ook samenwerken voor bepaalde taken:

- de computer bedienen:

- materiaal voorzien (schaar, lijm, papier):

- de afbeeldingen uitknippen:

- de afbeeldingen plakken:

- de titel schrijven:

Stap 4: Zoek samen op internet naar afbeeldingen van kleren uit die periode. Je zoekt zowel naar mannen- als naar vrouwenkleding.

Stap 5: Print minstens zes afbeeldingen af (meer mag ook), en plak ze op een blad papier. Noteer in drukletters de periode als titel bovenaan op jullie collage. Hang jullie collage op in de klas.

Stap 6: Bekijk aandachtig de kleding uit de verschillende periodes. In welke periode vind jij de kleren het mooist?

175 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR
©VANIN

OPDRACHT 6: Cultuuruitingen

Cultuur is alles wat door de mens is gemaakt. Het tegenovergestelde is de natuur. Typisch aan cultuur is dat het kan worden overgedragen aan de volgende generaties, zoals de gewoonten en gebruiken van een bepaald volk.

THEMA C: IK EN DE WERELD 176
v
A B C D 3 2
1 Lees de teksten en bekijk de afbeeldingen. Plaats de passende afbeelding bij elke tekst. thoron/Shutterstock.com Zzvet/Shutterstock.com
4 1 ©VANIN
Robert Estall photo agency/Alamy

ABCDEF

2 Los de vragen bij de teksten op.

a Wanneer versieren de vrouwen hun handen met henna?

Maken ze dan gewoon mooie tekeningen of zit er meer achter?

b Waarom worden kinderen in Afrika direct na de geboorte kaal geschoren?

c Welke verschillende betekenissen heeft dansen? Markeer in de tekst.

d Hoe kun je bij de Masai in Kenia zien hoe oud iemand is?

Wat vind je daarvan? Zou je dat makkelijk vinden? (Niet) leuk? Leg uit.

177 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR Anton_Ivanov/Shutterstock.com Oleg Znamenskiy/Shutterstock.com
E F 6 5
©VANIN

OPDRACHT 7: Jouw kunstwerk? U

Zoek een voorbeeld van kunst die jij mooi vindt. Je mag helemaal zelf kiezen wat. Stel jouw kunst voor aan je klasgenoten.

IK KIES:

¨ Beeldende kunst Wat vind je mooi? Een bepaald beeldhouwwerk, een schilderij, een foto? Van wie is het? Uit welke periode komt het?

¨ Woordkunst Ga op zoek naar een boek of een gedicht dat jij mooi vindt. Van wie is het? Uit welke periode komt het?

¨ Danskunst Welke dansstijl vind jij mooi? Hoort daar bepaalde muziek bij?

¨ Muziek Welke muziek kan jou bekoren? Van wie is het? Uit welke periode komt het?

¨ Architectuur Is er een gebouw dat je erg mooi vindt? Uit welke periode komt het? Wie heeft het gemaakt?

¨ Mode In welke kleren zou je graag rondlopen? Of in welke kleren durf je niet rond te lopen, maar vind je wel heel erg mooi?

Stap 1: Zoek een voorbeeld dat jij aan de klas wilt voorstellen. Zet in de tabel bovenaan een kruisje bij de kunstvorm die jij kiest.

Stap 2: Vul voor jouw voorbeeld de infofiche in die de leerkracht je bezorgt.

Stap 3: Stel je voorbeeld voor. Je mag dat doen zoals jij het wil.

- Laat een beeldfragment zien via internet.

- Laat een liedje horen.

- Bezorg de hele klas de tekst van een gedicht.

- Laat een foto zien van jouw keuze. Zorg dat die foto groot genoeg is.

- Breng het kunstwerk mee.…

Stel een tijdsplanning op, samen met de leerkracht.

Wanneer moet deze opdracht klaar zijn?

Wanneer gebeuren de presentaties?

Neem je agenda en noteer wanneer je aan deze taak gaat werken.

Spreek met je leerkracht af wanneer je mag laten zien wat je al gemaakt hebt.

De leerkracht kan je op dat ‘feedbackmoment’ tips geven.

Tussentijdse feedback op

©VANIN

Tussentijdse feedback door de leerkracht

THEMA C: IK EN DE WERELD 178

OPDRACHT 8: Evalueer jezelf

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan.

Checklist

Ik kan het. Hier kan ik nog groeien.

Ik kan een bepaalde kunstvorm linken aan een bepaalde periode in de geschiedenis.

Ik begrijp dat er elders in de wereld culturele gebruiken zijn die wij niet kennen.

Ik kan verschillende muziekstijlen onderscheiden per periode.

Ik kan zelfstandig aan een opdracht werken.

Ik kan mijn eigen mening geven over een kunstwerk.

Ik kan samenwerken per twee of in een groep.

Ik kan informatie vlot opzoeken op het internet.

©VANIN

179 HOOFDSTUK 10: KUNST EN CULTUUR
R
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨
¨¨

©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD 180

WOORDENLIJST

THEMA A - IK ALS PERSOON

Hoofdstuk 1: Een stap in het onbekende

Woord Verklaring In je eigen woorden

bodyshaming

1 Online negatieve opmerkingen geven op iemands uiterlijk of lichaam, vaak met het doel de persoon in kwestie belachelijk te maken.

2 Het feit dat je je gaat schamen voor je eigen lichaam omwille van die opmerkingen en omdat je het vergelijkt met het ideaalbeeld op social media.

de groepsdruk Sociale druk die een groep bewust of onbewust uitoefent op iemand om zijn/haar gedrag te veranderen zodat het overeenkomt met het gedrag van de groep. onzeker Niet goed weten wat je moet doen.

het zelf vertrouwen Een gevoel van eigenwaarde, het vertrouwen van een persoon in zichzelf in dat wat hij of zij kan of is.

Hoofdstuk 2: Wie ben ik?

Woord Verklaring In je eigen woorden de cultuur Alle gewoonten en (gedrags)regels die bij een volk of een bevolkingsgroep horen.

de diversiteit In onze samenleving leven mensen samen die onderling veel van elkaar verschillen wat betreft huidskleur, geloof, opleiding, eetgewoonten, feestgewoonten …

dynamisch Veranderlijk

geadopteerd (adopteren)

Een kind dat niet van jou is, erkennen als je eigen kind door middel van een adoptie.

de hymne Het volkslied. Een nationaal lied van een land. Lied dat bij een land hoort.

de identiteit Alle kenmerken samen die maken wie jij bent. de lofzang Het loflied. Een lied dat bewondering uitdrukt voor iets of iemand.

de nationaliteit Het land waartoe je behoort.

©VANIN

de nationaliteitsverklaring Een aanvraag die je als meerderjarige kunt doen om je nationaliteit om te laten zetten naar de Belgische nationaliteit.

de naturalisatie Je ruilt je nationaliteit in voor die van een ander land. Naturalisatie als Belg is enkel mogelijk als je niet via een nationaliteitsverklaring Belg kunt worden.

WOORDENLIJST 181

Hoofdstuk 2: Wie ben ik?

Woord Verklaring In je eigen woorden

de ode Een lofzang of loflied

het symbool Een teken dat een bepaalde betekenis heeft. symbool staan voor iets Een duidelijk verband hebben met iets.

typisch Kenmerkend. Wat precies past bij iets of iemand.

Hoofdstuk 3: Over inkomsten en uitgaven

Woord Verklaring In je eigen woorden financieel, financiële Alles wat te maken heeft met geld.

de inkomsten Of het inkomen. Het geld dat je krijgt. Jongeren hebben vaak inkomsten dankzij zakgeld, verjaardagen enzovoort.

de uitkering Het bedrag dat sommige mensen krijgen als ze geen loon hebben.

de variabele inkomsten

de vaste inkomsten

Inkomsten waarvan je niet zeker bent. Ze veranderen vaak.

Inkomsten waarvan je zeker bent.

het vermogen Alles wat je bezit.

Woord Verklaring In je eigen woorden

©VANIN

WOORDENLIJST 182

THEMA B: IK EN MIJN RELATIE MET ANDEREN

Hoofdstuk 4: Samenleven gaat niet vanzelf

Woord Verklaring In je eigen woorden

de discriminatie Je gaat bepaalde mensen anders behandelen of uitsluiten omwille van hun gedrag, geloof, uiterlijk, geslacht ...

de generalisatie Een veralgemening. Je geeft alle personen die tot een bepaalde groep behoren hetzelfde (negatieve) kenmerk.

de groepsdruk Je gedrag aanpassen onder invloed van een groep waartoe je behoort.

herhaaldelijk Vaak, dikwijls, meerdere keren

het machtsmisbruik Je macht over één of meerdere personen misbruiken.

de onverdraagzaamheid Je aanvaardt het niet dat anderen zich anders gedragen of anders denken dan jij.

het stereotype Een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid.

vertikken Weigeren

het vooroordeel Een vooroordeel betekent dat je vooraf over iemand oordeelt zonder die persoon te kennen. Een vooroordeel is vaak een mening die niet op feiten is gebaseerd.

Hoofdstuk 5: Mijn keuze, of toch niet?

Woord Verklaring In je eigen woorden bewust Opzettelijk

emotioneel Op basis van (hevige) gevoelens. Met je hart. Gedreven door emoties.

de emotionele keuze

de gecreëerde behoefte

Een keuze die je maakt omwille van je gevoelens (vreugde, verdriet, woede, verliefdheid …). Je kiest vanuit je hart, niet vanuit je hoofd.

Je koopt iets omdat men je overtuigd heeft om dat te doen.

intuïtief Zonder nadenken. Op buikgevoel.

de intuïtieve keuze

Een keuze die je maakt zonder nadenken. Je kunt niet uitleggen waarom je ergens voor kiest: het voelt gewoon goed aan.

©VANIN

het milieu Zie ook ‘de sociale achtergrond’. De grotere groep mensen met wie je samenleeft. Je familie, je ouders, je kennissen.

de peergroup Je vriendengroep, mensen van ongeveer dezelfde leeftijd met dezelfde interesse.

WOORDENLIJST 183

Hoofdstuk 5: Mijn keuze, of toch niet?

Woord Verklaring In je eigen woorden rationeel Met je verstand. Met je hoofd. Je weegt alternatieven af. de rationele keuze

de reële behoefte

Een keuze die je maakt wanneer je hebt nagedacht over je beslissing. Je hebt alternatieven tegen elkaar afgewogen en je kiest bewust op basis van argumenten.

Je koopt iets omdat je het echt nodig hebt.

de sociale achtergrond Of ‘het milieu’. De grotere groep mensen met wie je samenleeft. Je familie, je ouders, je kennissen.

Hoofdstuk 6: Democratisch of autoritair?

Woord Verklaring In je eigen woorden de fusiegemeente

Een grotere gemeente die bestaat uit verschillende deelgemeenten.

de gemeente Een grondgebied, met alle mensen die er wonen. de inspraak Als je inspraak hebt, mag jij je mening geven over iets waarbij je betrokken bent en waarvan jij mee het resultaat kunt bepalen.

de meerderheid De helft plus een of meer meerderjarig 18 jaar of ouder de provincie Geheel van verschillende gemeenten die in dat gebied voor grotere taken samenwerken.

Woord Verklaring In je eigen woorden

WOORDENLIJST 184
©VANIN

THEMA C: IK EN DE WERELD

Hoofdstuk 7: Over betrouwbaarheid en fake news

Woord Verklaring

het argument Je gebruikt een argument om uit te leggen waarom je iets doet of juist niet doet.

In je eigen woorden

de evenaar De lijn die van links naar rechts midden over de aarde loopt.

het fake news Nepnieuws, verzonnen nieuws

het feit Iets wat echt gebeurd is, je kunt het bewijzen.

de legende Een legende legt je uit welke betekenis kleuren en pictogrammen hebben op een kaart.

de mening Wat je persoonlijk over iets of iemand vindt.

het noordelijk halfrond

De bovenste helft van de aarde

de nulmeridiaan De lijn die van boven naar onder midden over de aarde loopt.

objectief Gebaseerd op feiten en niet op meningen

het oostelijk halfrond De rechterhelft van de aarde

subjectief Gebaseerd op je persoonlijke mening of voorkeur

het westelijk halfrond

het zuidelijk halfrond

De linkerhelft van de aarde

De onderste helft van de aarde

Hoofdstuk 8: Vroeger en nu, hier en elders

In je eigen woorden de insula (meervoud: insulae)

Woord Verklaring

In de Romeinse periode: appartementsblok met onderaan ruimte voor de middenstand (winkels); de andere verdiepingen waren voor de lagere klasse.

de leerplicht Alle kinderen moeten verplicht naar school gaan.

de nederzetting Een plek waar mensen gaan wonen, een verzameling van woningen en andere gebouwen.

de nomaden Mensen zonder vaste woonplaats, die rondtrekken op zoek naar voedsel.

de slavernij Een persoon is eigenaar van een andere persoon en dwingt die persoon om iets te doen.

©VANIN

de vorming Een opleiding, al dan niet gegeven in een school.

WOORDENLIJST 185

Hoofdstuk 9: Historische periodes en hun kenmerken

Woord Verklaring In je eigen woorden de geschiedenis Het verleden dat we kennen uit geschreven bronnen. de tijdrekening We gebruiken een tijdrekening om gebeurtenissen van vroeger te situeren.

Hoofdstuk 10: Kunst en cultuur

Woord Verklaring In je eigen woorden de architectuur Het ontwerpen van gebouwen, woningen, interieurs, meubelen … praktisch Gemakkelijk, eenvoudig typisch Kenmerkend

Woord Verklaring In je eigen woorden

©VANIN

WOORDENLIJST 186

TOOLBOX GROEPSWERK

Checklist groepswerk – Ov UR-schema

Iedereen denkt eerst voor zichzelf na over de groepsopdracht.

We bespreken samen wat de opdracht precies betekent.

We analyseren de opdracht.

We verdelen de groepsopdracht in deeltaken.

We verdelen de deeltaken onder de leden van onze groep.

We stellen een tijdschema/planning op.

Iedereen weet wat zijn deeltaak precies inhoudt.

itvoeren

Iedereen voert zijn deeltaak uit.

Iedereen houdt rekening met het tijdschema/de planning.

We controleren regelmatig of we niet van de opdracht afwijken.

We bewaken onze planning.

Iedereen past zijn deeltaak aan zodat we samen tot een mooi resultaat kunnen komen.

We brengen de verschillende deeltaken samen tot één geheel.

Iedereen staat open voor de inbreng van de andere groepsleden.

Iedereen reflecteert over de eigen inbreng van de groepsopdracht.

We reflecteren als groep over het resultaat van ons groepswerk.

©VANIN

We reflecteren als groep over de manier waarop we het groepswerk hebben aangepakt.

TOOLBOXGROEPSWERK 187
O
riënteren
v
oorbereiden
U
R
eflecteren

O riënteren

- Wat wordt er van mij verwacht?

- Wat moet ik doen?

- Hoe moet ik het doen?

- Wie zijn mijn partners?

- Wie is mijn publiek?

- Wat weet ik/weten wij al over dit onderwerp?

v oorbereiden

- gegevens verzamelen

- werkschema opstellen

- taakverdeling maken

- de verschillende stappen opgeven

- planning: wie doet wat tegen wanneer?

U itvoeren

- woordkeuze

- zinsbouw

- tekstopbouw

- gelijk aandeel voor alle groepsleden

- duidelijke presentatie

R eflecteren

Op het proces:

- Heb ik/hebben wij het goed gedaan?

- Hoe heb ik mijn opdracht uitgevoerd?

- Hoe ging het samenwerken in groep?

- Heb ik/hebben wij de opdracht goed voorbereid?

- Heb ik/hebben wij moeilijkheden ondervonden bij het uitvoeren?

- Wat kan beter?

Op het product:

- Heb ik mijn/hebben wij ons doel bereikt?

©VANIN

- Wat heb ik/hebben wij bijgeleerd?

- Heeft ons publiek alles begrepen?

TOOLBOXGROEPSWERK 188

TOOLBOX z O MAAK JE EEN MINDMAP! MA AK

Wat is een mindmap?

Een mindmap is een visuele voorstelling van allerlei woorden die bij een bepaald onderwerp horen. Met een mindmap probeer je informatie over een onderwerp op een mooie, overzichtelijke manier uit te beelden. Je gebruikt daarbij verschillende kleuren, lettertypes en tekeningen. Door bepaalde woorden in blokletters te schrijven vallen die woorden beter op.

Hoe maak je een mindmap?

Stap 1

Neem een blanco blad en leg het horizontaal voor je neer. In het midden van het blad noteer je het onderwerp waarover je een mindmap wilt maken. Noteer het woord groot genoeg, zodat het opvalt. Bijvoorbeeld: SPORT.

Tip: je kunt in plaats van het centrale woord ook een tekening maken, waarin het woord duidelijk herkenbaar is. Tekeningen onthoud je soms gemakkelijker dan woorden! Bijvoorbeeld: BEKER.

Stap 2

Trek vanuit het hoofdonderwerp verschillende lijntjes. Dat zijn de takken (subonderwerpen).

watersport

balsport

vechtsport

denksport racesport

Een mindmap lees je in wijzerzin. Begin dus bovenaan en ga zo verder volgens de wijzers van de klok.

TOOLBOXzO MAAK JE EEN MINDMAP! 189
BEKER SPORT SPORT
©VANIN

Stap 3

Elke tak kan verder vertakken: dat zijn de subtakken. Die geven nog wat meer informatie bij de takken. Het is belangrijk dat je sleutelwoorden gebruikt, dus geen zinnen. Vervang sommige woorden, indien mogelijk, door symbooltjes of tekeningen.

voetbal

volleybal

balsport

tennis

karate

basketbal

SPORT

duiken

surfen

zwemmen

watersport

zeilen

Enkele tips:

judo karate boksen

Formule 1

vechtsport

schaken

racesport

wielrennen

denksport

dammen puzzelen

- Gebruik verschillende kleuren.

- Gebruik kleine symbooltjes.

- Je kunt een mindmap ook online maken.

motorcross

©VANIN

TOOLBOXzO MAAK JE EEN MINDMAP! 190

©VANIN

K A ARTEN 191 KAARTEN
Administratieve kaart van België

staatsgrens provinciegrens provinciehoofdplaats provincie

Kaart van België (provincies)

K A ARTEN 192 ldeSche Samber Maas Leie IJzer Maas Namen Bergen Gent Leuven Waver Antwerpen
Aarlen Luik Hasselt
NAMEN
HENEGOUWEN OOST-VLAANDEREN WAALS-BRABANT ANTWERPEN LUXEMBURG LUIK LIMBURG LUIK R K J I K N A R R F EN D E LUXEMBURG HE RT OGDOM GROOTDNALST LAND IUD
Brugge
Hasselt
VLAAMS-BRABANT WEST-VLAANDEREN
T W
NOORDZEE
©VANIN
K A ARTEN 193
van Europa BOSNIË EN HERZEGOVINA SERVIË MONTENEGRO KOSOVO NOORDMACEDONIË TURKIJE ©VANIN
Kaart

©VANIN

K A ARTEN 194 P Wereldkaart
TIJDLIJN 195 TIJDLIJN prehistorie oude nabije oosten klassieke oudheid middeleeuwen vroegmoderne tijd moderne tijd heden - daagse tijd ± 3500 v.C. ± 800 v.C. ± 500 ± 1450± 1750± 1945 ©VANIN

©VANIN

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.