NEDERLANDS 1XL
Vicky Aerts
Stijn Buysschaert
Leen Lammertijn
Tom Rambaut
Ria Van der Mueren
Via www.diddit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Nieuw Traject Nederlands 1. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
! ©VANIN
LET OP: ACTIVEER DEZE LICENTIE PAS VANAF 1 SEPTEMBER; DE LICENTIEPERIODE START VANAF ACTIVATIE EN IS 365 DAGEN GELDIG.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.diddit.be.
© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2024
ISBN 978-94-647-0600-0
Ontwerp: Effenaf
Opmaak: Coco Bookmedia D/2024/0078/233 Tekeningen: Lise Vanlerberghe
Art. 606345/01
NUR 110
©VANIN
©VANIN
Na de laatste pitstop volgt het grotere, belangrijke werk: de uitdaging. Dat is een grotere opdracht waarbij je combineert wat je in de lessen van dat deel hebt geleerd. De uitdaging is ook opgebouwd rond OVUR en bevat eveneens een evaluatiemoment
Na de uitdaging volgt De laatste ronde: daarin ga je op een leuke en uitdagende manier aan de slag met de woordenschat van het deel.
haNdIg voor oNderweg
In de loop van elk deel word je ondersteund door enkele hulpmiddelen.
Dit logo geeft aan dat je een fragment zult bekijken of beluisteren.
Dit logo geeft aan dat je op diddit extra materiaal kunt vinden.
Dit logo geeft aan dat je meer info over de leerstof kunt vinden in je Trajectwijzer.
Je werkte naar de theorie toe en nu is het tijd om die in te oefenen.
Soms wil je wat verder gaan? Dan is een plusopdracht iets voor jou. Dat is een extra opdracht of extra theorie, gewoon wat meer of wat moeilijker. De opdracht verbreedt of verdiept de leerstof.
les Wat als … Standaardnederlands niet bestond?
orIëNtereN o vur
o v ur voorbereIdeN
uItvoereN
ov u r
ovu r reflectereN
alleen maar dialect gesproken zou worden? Bekijk een panelgesprek over taal op televisie.
luIstereN Is faNtastIsch
OPDRACHT 6 Lees het gedicht ‘De schullebak’.
1 Voorspel hoe het gedicht van Rikkert Zuiderveld gaat. Schrijf een woord dat volgens jou past in het vers
DE SCHULLEBAK
Dit is de bonte schullebak,
die woont in Kostverloren.
Zijn lichaam is een prullenbak met grote
OVUR loodst je regelmatig door de opdrachten.
Hij heeft de snavel van een kraai, de vleugels van een reiger, de kleuren van een papegaai, de strepen van een
Hij heeft de poten van een de ogen van een schelvis. Van alle dieren heeft hij wat, Maar niks dat van hemzelf is.
R. Zuiderveld en K. Aertssen. De Utrecht, Mozaïek (www.uitgeverijmozaiek.be)
Bij het leren en studeren krijg je ook hulp van verschillende kaderteksten. Gebruik ze zeker om je voor te bereiden.
1 Luc Appermont en Herman Verbruggen geven hun mening over het gebruik van dialect op televisie. a Hoe denken zij daarover? Met welke argumenten staven zij hun mening? Luc Appermont is voor/tegen het gebruik van dialect op televisie omdat en omdat
fris als een zo nijdig als een wat Wat is een vergelijking? Een vergelijking is een vorm van beeldspraak die de overeenkomst noemt tussen een onderwerp en iets anders, met de woorden als zoals gelijk
Herman Verbruggen is voor/tegen het gebruik van dialect op televisie omdat
b Welke taalvariëteit gebruiken zij zelf?
2 Wat doet een taaldokter?
Doe je boek dicht en beluister het gedicht. Klopt je voorspelling? Welke woorden ontbreken? Noteer ze in het gedicht.
2 Wat is volgens jou de boodschap van de dichter?
Luisterhouding
Als je luistert, mag je niet verstrooid zijn, want dan mis je de boodschap. Door je aandacht te verscherpen kun je beter luisteren: concentratie is nodig.
Een wat-kader brengt je kennis of theorie.
3 Discussieer in groepen van vier. Mag op televisie ook dialect gesproken worden? Noteer een groepsbesluit.
2 Vul de vergelijking aan. Kies het juiste dier. Kies uit: mol – sprinkhaan – hond – vis – vos – ezel – kat – raaf – snip – haas – pauw – wezel zo verkouden als een zo gezond als een zo sluw als een zo mager als een zo bang als een zo blind als een zo lenig als een zo zwart als een zo trots als een zo trouw als een zo snel als een zo koppig als een
3 Zoek zelf drie vergelijkingen met kleuren. Bv. Zo wit als sneeuw
4 Presentatoren moeten voor een groot publiek verstaanbaar zijn. Op welke zaken moeten ze bij het spreken letten?
OPDRACHT 3 Ga aan de slag met de tekst ‘Bekende Vlamingen in de jeugdbeweging’ op p. 14. orIëNtereN Wat moet je doen? Wat ken of weet je
je
HELP©VANIN
Een hoe -kader vertelt je hoe je aan de slag kunt gaan bij spreken, schrijven, luisteren, lezen, spellen, taal onderzoeken …
Wat je moet kennen en kunnen staat in een waarheen -kader. Dat kader vind je telkens op het einde van een les en geeft aan waaraan je gewerkt hebt.
Onderaan sommige pagina's tref je de verklaring aan van een woord dat of een uitdrukking die op die pagina staat. Op diddit vind je een overzicht van al die woorden en schooltaalwoorden.
Bij sommige opdrachten staat een tip om je op weg te helpen.
Het onlineleerplatform bij Nieuw Traject Nederlands
Materiaal
Hier vind je het lesmateriaal en de online-oefeningen. Gebruik de filters bovenaan, de indeling aan de linkerkant of de zoekfunctie om snel je materiaal te vinden.
Lesmateriaal
Hier vind je het extra lesmateriaal bij Nieuw Traject Nederlands, zoals video’s, audio’s, pdf's …
Oefeningen
• De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau.
• Je kunt hier vrij oefenen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten terug die de leraar voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leraar toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en evaluaties? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
E-book
Het e-book is de digitale versie van het leerwerkboek. Je kunt erin noteren, aantekeningen maken, zelf materiaal toevoegen …
©VANIN
Meer info over diddit vind je op www.vanin.diddit.be/nl/leerling.
Geniet bij de start al even mee van dit gedicht.
Ik sta pal voor je, onderzoek je scherp: jij telt tien tintelende tenen, en aan elke vinger bungelt een maand.
Ben jij het nieuwe schooljaar?
Ja, in mijn hoofd werk en woorden, onder mijn knieën een boek.
Met wijd open mond kijk jij me strak aan, verbeeld ik het me of wentelen er werkelijk witte woorden uit?
Zie ik je hand en wenk je mij?
Kom binnen, zeg je, open me gerust, zet je voor me en lees, speel met me en leer, geniet maar gooi me niet hardhandig dicht.
Ik open voor jou een traject, mijn bladzijden trillen en willen je verleiden, willen je trainen en zorgen dat je scoort.
In mijn hoofd woelen wollige woorden ze tellen ver en zoeken onder, wil jij van me houden en me liken, vertellen wat je bekoort?
Ontdek tomeloos wat ik in me heb: aan letters geef ik plaats, vurig verzin ik zinnen om mijn gedachten in een web te spinnen.
©VANIN
Begin nu maar, en spring samen uitdagend in dit nieuwe schooljaar.
Ria Van der Mueren
©VANIN
1 Wat zie je? Wat zie je niet? Beschrijf de situatie of context en de sfeer.
2 Zouden de personen volgens jou een gesprek voeren? Waarom denk je dat?
3 Zou jij een van die personen willen zijn?
4 Beeld je in dat jij een van hen bent. Waar is jouw favoriete plek om van de wolken te genieten?
5 Hoe heeft de fotograaf dit beeld genomen? Welke houding nam de fotograaf aan?
Nam hij de foto van boven naar beneden, van beneden naar boven, recht vooruit?
Deed hij dat vanuit een bepaald standpunt of perspectief?
deel 1 verbeelden ©VANIN
PAPS DROOMJOB
Hilde e. Gerard
‘Voor volgende week plan ik een hele leuke opdracht.’ Met stralende ogen kijkt mevrouw Jansen de klas rond. Pieter zucht binnensmonds. Een halfjaar ver is het schooljaar en ja hoor, zijn nieuwe school is best oké. Alleen … de lessen Nederlands. Pfff. Teksten lezen, nieuwe woorden instuderen. Homoniemen, homofonen, oeverloos taaltaken schrijven … En nu … Pieter dwingt zichzelf naar zijn lerares te luisteren. ‘Een spreekbeurt!’
Mevrouw Jansen juicht het uit. Pieter zucht nog meer. Steels kijkt hij rond. Achteraan rolt Stef met zijn ogen. Stef is zijn vriend. Samen werken ze aan een project voor informatica. Programmeren, dat is pas leuk. ‘Twee minuten praten jullie vooraan in de klas over jezelf. Maar niet echt over jezelf.’ De lerares schudt haar hoofd. ‘Je fantaseert een hele nieuwe persoonlijkheid.’ Saar op bank één klapt nog net niet in haar handen. Natuurlijk vindt zijn buurmeisje die opdracht geweldig. Fantaseren is haar dagelijkse bezigheid. Zó vermoeiend.
Twee dagen voor het nieuwe schooljaar is Pieter verhuisd. Pas eind september sprak Saar Frederiks hem aan. Drie voetballen had hij toen al over de omheining getrapt. Elke keer ging hij aanbellen bij het nummer 13. ‘Beleefd zijn, Pieter!’ waarschuwde mam hem steeds. Tevergeefs, want de zwarte deur van de buren ging nooit open. Eén keer had hij zijn buurmeisje al gezien, toen ze door de voortuin naar de brievenbus sloop. Op school zag hij haar natuurlijk ook. Waar ze steevast te laat aankwam.
‘Zijn dat jouw voetballen?’ vroeg Saar. Bij voetbal nummer vier zwaaide ze de deur open. Totaal onverwacht. Met haar schoenpunt wees ze naar de ballen die onder een laag modder zaten.
‘Ja’, zei Pieter. ‘Ik heb al een paar keer aangebeld.’ Op zijn beurt wees hij naar de glanzende voordeur.
‘We doen nooit open’, vertrouwde Saar hem toe. Ze deed een stapje dichterbij om op fluistertoon verder te gaan. ‘Mijn vader is geheim agent, moet je weten. Hij jaagt op maffiabonzen en terroristen. Vóór alles wil hij zijn identiteit afschermen.’ Gejaagd keek ze om zich heen. ‘Laatst scheurde er een auto door de straat. Wat later verstopte een gemaskerde kerel zich in de struiken. Vader stuurde de bloedhond erop af.’ Pieter slikte en deed een stapje weg. Hij had het niet zo met honden sinds hij als kind was gebeten, in zijn arm en niet eens heel erg en door een poedel. Stel je voor hoe een bloedhond zou toeslaan. ‘D-d-dank je’, stotterde hij, ‘voor mijn voetballen.’ Hij bukte zich en drukte drie vieze ballen tegen zijn borst. De andere schopte hij voor zich uit naar het nummer 15. Op school bleef hij uit de buurt van Saar. Oktober was al enkele weken oud toen de verjaardagskalender van de klas eindelijk aan de muur kwam. ‘Babyfoto’s zijn altijd leuk’, had mevrouw Jansen geantwoord toen een leerling vroeg wat ze precies moest meebrengen. ‘Of een kiekje van je huisdier, of je hobby … Een gezinsfoto, eventueel. Aan jullie de keus.’ Het spectaculairst was zonder twijfel Jons portret. Hij bracht een kleurige foto mee van Sisje, zijn kousenbandslang. De meisjes in de klas griezelden, behalve Saar. Als er een bloedhond in je woonkamer rondliep, was je wel het een en ander gewoon, nam Pieter aan. Enkele dagen later hing ook Saars foto aan de wand. 13 maart. De verjaardag van haar en het hondje dat ze twee jaar geleden als geschenk had gekregen. Woefie, een rasechte chihuahua. Pieter hield het niet meer.
‘Is dat je bloedhond?’ hikte hij, terwijl hij Stef een vriendschappelijke por gaf. Saar keek Pieter aan alsof hij van een andere planeet kwam.
‘Zie je niet goed of wat?’ antwoordde ze met een weervraag en ze rolde met haar ogen. ‘Of weet je gewoon niks van honden af? Want een bloedhond ziet er helemaal anders uit, hoor. Ik kan het weten’, voegde ze er fluisterend aan toe. Ze kantelde haar hoofd en even leek het alsof ze nog iets wou zeggen, maar toen liep ze gewoon weg. Pieter keek haar fronsend na.
binnensmonds: onduidelijk, mompelend oeverloos: eindeloos steels: heimelijk, stiekem steevast: altijd, voortdurend de identiteit: de persoonlijkheid, eigen karakter woord
Voor de spreekbeurtvolgorde trok Berna’s onschuldige hand een naam uit een zakje. Saar komt als eerste aan de beurt. Ze vertoont geen greintje nervositeit ‘Zoals jullie weten, woon ik in de Bessenlaan op het nummer 13. Jullie kennen het huis wel. Zwarte voordeur, neergelaten rolluiken, slecht onderhouden tuin.’ Enkel Saar zelf giechelt om de flauwe grap. ‘Thuis hing er altijd al een geheimzinnig sfeertje. Vorig jaar biechtte pap dan eindelijk op dat hij een spion was.’ Ze laat haar woorden even bezinken. ‘Hij is geen James Bond of zo, hoor. Eerder wat ze noemen een “stille”. Dat is een geheim agent die het internet afschuimt op zoek naar onregelmatigheden. Pap spreekt meerdere talen. Die komen hem goed van pas. Vindt hij afwijkingen op het net, opruiende taal, geheime vennootschappen en zo, dan neemt hij contact op met Langley, in de Verenigde Staten. Zoals jullie wel weten uit films, is daar het hoofdkwartier van de CIA. Dergelijk contact verloopt via een beveiligde telefoonlijn. Meer mag ik daar eigenlijk niet over zeggen.’ Met een vriendelijk knikje beëindigt ze haar betoog. In de klas kun je een speld horen vallen tot achteraan mevrouw Jansen luid begint te klappen. Al gauw doet iedereen mee, zelfs Stef. Enkel Pieter houdt zijn armen stijf over elkaar. Dit is geen fantasietje, gonst het in zijn hoofd. Saar gelooft die dingen écht.
De volgende spreekbeurt neemt Jon voor zijn rekening. Hij vertelt bloeddorstige verhalen over Sisje. Hoe ze kikkers en vogels verslindt en soms ook een mens. Vooral de buurman moet het geregeld ontgelden.
‘Hoe kan een slang een mens opeten?’ wil een rillende Berna weten.
‘In kleine hapjes’, antwoordt Jon zonder blikken of blozen en hij gaat verder over hoe goed Sisje kan zwemmen en hoe graag ze een bad neemt in badschuim van Nivea. Daar moet vooral mevrouw Jansen hartelijk om lachen. Ze grinnikt nog altijd als ze met mevrouw Gielen van wiskunde door de gang loopt. De twee dames gaan zo op in hun gesprek dat ze Pieter achter hen niet opmerken.
‘En Saar?’ wil de wiskundelerares weten. ‘Waarover fantaseerde die?’
‘Wel’, begint mevrouw Jansen, ‘echt fantaseren zou ik het niet noemen. Saar … ahum … verdraaide de waarheid een beetje.’ Ze glimlacht even. ‘Ze had het over haar papa. En haar verhaal bevatte alle elementen: internet, talen, telefoneren … Snap je?’
Gielen knikt. ‘Ja, hoor. Dat karakteriseert Luuk Frederiks helemaal, vastgegroeid aan zijn gsm of tokkelend op zijn pc.’ Ze maakt een hoofdbeweging naar een man die wat verderop uit een klas komt. ‘Daar hebben we hem’, zegt ze, ‘onze collega Frans-Engels. Wat doen we? Vertellen we hem wat zijn dochter over hem zegt?’
‘Nee, hoor’, lacht Jansen. ‘Dat blijft ons geheim.’
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Hilde E. Gerard.
het greintje: het vleugje, het zweempje de nervositeit: de druk, de spanning afschuimen: doorzoeken, op zoek gaan naar iets de onregelmatigheid: de afwijking, de mistoestand opruien: ophitsen, aanzetten tot het plegen van een misdrijf het betoog: verdediging van een standpunt
Hallo, ik ben Speelse Fluwijn
kennismaken jezelf voorstellen
wIe zIjN zIj?
OPDRACHT 1 Bekijk de foto’s.
OVUR-strategie inzetten
©VANIN
1 Welke naam hoort bij welke persoon of personen? Zet de letter van de foto bij de juiste naam.
• Big Rom:
• Expressieve sneeuwuil:
• Uncle Walt (Walt Disney):
• The King of Pop:
• The Boek-king:
• Stroppendragers:
2 Wat voor namen krijgen ze? Hoe wordt zo’n naam gekozen?
3 Welke bijnamen of totemnamen van bekende personen ken jij nog?
wIe beN jIj?
OPDRACHT 2 Ga aan de slag met vergelijkingen.
1 Vergelijk mens en dier.
Denk aan hun uiterlijk of hun karakter. Ken je het dier? Vul de vergelijking aan.
Hij is …
zo sterk als een
zo stil als een
zo fris als een
zo nijdig als een
©VANIN
Wat is een vergelijking?
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak die de overeenkomst noemt tussen een onderwerp en iets anders, met de woorden als, zoals, gelijk …
Een metafoor is een soort vergelijking zonder als, zoals, gelijk, net als … waarbij je onmiddellijk het beeld krijgt.
Bv. die sloddervos
2 Vul de vergelijking aan. Kies het juiste dier.
zo verkouden als een
zo gezond als een
zo sluw als een
zo mager als een
zo bang als een
zo blind als een
zo lenig als een
zo z wart als een
zo trots als een
zo trouw als een
zo snel als een
zo koppig als een
De totem is de naam van een dier dat dezelfde eigenschappen heeft als de persoon die de totem krijgt. woord
de totem: een bijnaam die je krijgt bij de scouts
3 Zoek zelf drie vergelijkingen met kleuren. Overleg met je buur: in welke context zou je die vergelijking kunnen gebruiken?
Bv. Zo wit als sneeuw
OPDRACHT 3 Ga aan de slag met de tekst ‘Bekende Vlamingen in de jeugdbeweging’ op p. 16-17.
Oriënteren
Wat moet je doen? Wat ken of weet je al? o vur
1 Probeer op basis van de titel te voorspellen waarover de tekst gaat. Ook vetgedrukte tekst of beelden kunnen je al iets vertellen.
VOOrbereiden
o v ur
Hoe pak je dat aan?
2 Denk na over het onderwerp van de tekst. Kies a of b.
a Ben jij zelf lid van een jeugdbeweging? Vertel dan in één zin van welke jeugdbeweging je lid bent en wat je ervaringen zijn.
b Ben je geen lid? Vertel dan in één zin van welke andere vereniging (bv. een sportclub) jij lid bent en waarom je daarvoor kiest. Of vertel waarom jij van geen enkele club lid bent.
3 Brainstorm: bedenk met je partner tien woorden die te maken hebben met ‘jeugdbeweging’. Vul aan.
Bedenk ook een vraag waarop je in de tekst een antwoord verwacht.
Noteer op een apart blad.
Uit
VOeren
ov u r
Je voert de opdracht uit.
4 Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Bekende Vlamingen in de jeugdbeweging
Sien Eggers - Toen: zes à zeven jaar actief bij Chiro Herent
Nu: actrice, bekend van o.a. Van vlees en bloed en Eigen kweek
‘Voor het eerst naar de Chiro gaan, is zoals voor het eerst naar de muziekschool gaan. Je denkt er niet bij na, je gaat omdat je zus of je vriendjes gaan. Maar als je in een fijne hoop zit en goei matekes hebt, is het geweldig plezant. Kameraadschap is ook wat ik er heb geleerd. Samenhorigheid, iets samen doen en blij zijn dat je dat in groep hebt gekund.‘
Sien Eggers
‘Nog altijd ga ik elk jaar naar de eetdag van mijn Chiro. Op het menu staat steevast stoofvlees met frietjes. Ook Pol Verdoodt, de aalmoezenier van onze Chiro toen, is er altijd aanwezig. Als kind gingen we ’s nachts zijn pyjama en die van de leiding stelen. Die hingen we in de vlaggenmast.’ de aalmoezenier: een priester voor militairen, gevangenen en leden van een jeugdbeweging woord
Roos Van Acker - Toen: lid en twee jaar leiding van VVKSM Eeklo
Nu: presentatrice en zangeres
‘Mijn mama is jaren bij de scouts geweest. Van haar mochten mijn oudere zus en ik alle hobby's doen die we wilden, maar ze stimuleerde het uiteraard dat we naar de scouts gingen. Uiteindelijk heb ik alle afdelingen doorlopen en ben ik ook twee jaar leiding geweest.’
‘Mijn totem is speelse fluwijn, een ander woord voor marter. Een vlug, beweeglijk, schrander en behoedzaam dier dus.’
‘De scouts hebben van mij een sociale en zelfstandige plantrekker gemaakt. Ik heb er angsten overwonnen, maar ook leren vuur maken. Ik leerde er houden van de natuur. Nog straffer, ik maakte er kennis met goede muziek. Elke zaterdag voor de activiteiten knalde Studio Brussel door de luidsprekers.’ (waar Van Acker presenteert, JVL) (lacht).
‘Jongeren kunnen vandaag veel meer doen dan vroeger, maar de jeugdbeweging zal altijd blijven bestaan. Nergens anders groei je op die manier samen op, word je samen volwassen. Dat is niet zoals bijvoorbeeld een sportkamp, waar je elkaar één keer voor een korte periode ziet.’
Naar: J. Van Loy. ‘Bekende Vlamingen in de jeugdbeweging: ‘De scouts hebben van mij een plantrekker gemaakt’, Knack
a Welke uitspraken zijn van Sien Eggers? Noteer de letter in de tekstballon.
A ‘Ik heb in de jeugdbeweging geleerd wat kameraadschap betekent.’
B ‘Ik heb er goede muziek leren kennen.’
C ‘Elk jaar ga ik naar de eetdag van mijn Chiro.’
D ‘Ik heb geleerd om op eigen benen te staan.’
E ‘De jeugdbeweging zal altijd blijven bestaan.’
F ‘De jeugdbeweging leerde mij houden van de natuur.’
b Omcirkel de woorden die bij Roos Van Acker passen. schrander – zorgzaam – behoedzaam – behendig – gehard – vlug – beweeglijk
– schrander:
– zorgzaam:
– behoedzaam:
– behendig:
– gehard:
– vlug:
– beweeglijk: Roos Van Acker
©VANIN
c Zoek het synoniem. K ies uit: bedachtzaam, behulpzaam, levendig, snel, taai, pienter, vaardig
© Hans Vanneste
stimuleren: aanmoedigen uiteraard: vanzelfsprekend noteren: opschrijven omcirkelen: een cirkel rond tekenen woord
d Wat betekenen die woorden? Kies het passende woord uit b en vul in.
A De kleine jongen is erg (hij snapt iets snel). Hij kon al lezen toen hij vier was.
B (voorzichtig, erg oplettend) plaatste vader de laatste kaart van zijn kaartenhuisje.
C Wat ben je (vlug en handig) met jouw smartphone!
D Ik ben een (levendig) persoon, achter een bureau zitten past niet bij mij.
E Mijn buurjongen heeft veel aandacht voor zijn zieke oma. Hij is erg (behulpzaam).
F De soldaten waren (taai). Ze konden tegen hitte, koude en een slaaptekort.
G Zo als een vlieg graaide de peuter het koekje uit mijn hand.
e De totem is de naam van een dier dat dezelfde eigenschappen heeft als de persoon die de totem krijgt. Wat is de totem van Roos Van Acker? ovu r reflectereN Denk na over het resultaat.
5 Wat vind jij van het gebruik van totems? Zou jij zelf graag een totem krijgen? Zou je er graag eentje bedenken voor een ander? Geef je mening mondeling weer.
6 Markeer wat voor jou van toepassing is.
• Het lukte mij prima om de tekst te lezen en de vragen te beantwoorden. Ik had geen hulp nodig.
• Het lukte mij al goed om de tekst te lezen en de vragen te beantwoorden. Af en toe had ik wat hulp nodig.
• Ik vond het nog moeilijk om de juiste antwoorden te vinden in de tekst. Daarbij had ik nog hulp nodig.
©VANIN
OVUR-stappenplan
Om een opdracht tot een goed einde te brengen kun je een stappenplan volgen.
Oriënteren Wat moet je doen? Wat ken of weet je al?
Voorbereiden Hoe pak je dat aan?
Uitvoeren Je voert de opdracht uit.
Reflecteren Je denkt na over je resultaat.
Als je de eerste letter van elk woord neemt, heb je OVUR.
Je noemt dat stappenplan het OVUR-stappenplan of de OVUR-strategie.
Je kunt:
• uitleggen hoe sommige bekende personen aan hun bijnaam of totemnaam komen;
• enkele veelvoorkomende vergelijkingen met een dier gebruiken;
• zelf een totemnaam bedenken aan de hand van een opvallende eigenschap;
• jezelf voorstellen met behulp van een totemnaam.
de mening: hoe jij denkt over iets of iemand markeren: aanduiden met een markeerstift woord hoe waarheen
WIE BEN JE?
Stel jezelf voor aan de hand van een eigen totem met behulp van het OVUR-stappenplan.
Roos Van Acker vergelijkt zichzelf met een fluwijn of marter. Maak zelf een totem die bij jou past om jezelf kort voor te stellen.
1 Zoek vijf woorden die jou positief typeren. Wat voor iemand ben je? Welk kenmerk past het beste bij jou?
Roos Van Acker jij schrander behoedzaam vlug beweeglijk speels
©VANIN
2 Selecteer één woord. Zoek een dier met dezelfde karaktertrek of met hetzelfde kenmerk. behoedzaam marter
Inspiratie nodig? Gebruik de totemzoeker. De link vind je op diddit.
Totemzoeker
Snel te bereiken via totemzoeker.be
Zoek op eigenschappen (scheiden met een komma) Zoek op totem
3 Zoek een passend kenmerk, een bijvoeglijk naamwoord, als voortotem.
Speelse marter orIëNtereN o vur
typeren: kenmerkend zijn voor iemand selecteren: kiezen woord
ov u r
4 Kies een totem voor jezelf en vertel in enkele zinnen waarom die totem bij je past. Maak eerst een k ladversie en schrijf die dan netjes over.
Mijn totem is
5 Ver tel de klas welke totem je voor jezelf bedacht hebt.
reflectereN
uItvoereN ovu r
6 Vul de beoordeling in. Eenmaal voor jezelf en eenmaal voor een klasgenoot.
De score gaat van 1 tot 4.
• 1 staat voor onvoldoende of helemaal niet.
• 2 betekent voldoende, je houdt voldoende rekening met het criterium.
• Als je 3 aanduidt, betekent dat goed
• Een 4 staat voor zeer goed tot uitstekend
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je begint met je totem te noemen. ja/neeja/nee
Je legt uit waarom de totem bij je past. 1 2 3 41 2 3 4
Je spreekt luid (volume) en duidelijk (articulatie). 1 2 3 41 2 3 4
Je spreekt vlot, zonder haperingen (tempo). 1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
7 Goed geluisterd? Je leraar noemt drie totems. Ken je de naam van de klasgenoot nog?
Noteer de totem en de naam.
vragen communicatiemodel gebruiken
wat vertel jIj mIj?
OPDRACHT 1 Lees het stripverhaal.
we elkaar?
gastenboek INVULLEN
geconcentreerd luisteren
©VANIN
1 Wie communiceert er in dit stripverhaal?
2 Wat is communicatie?
3 Op welke manieren wordt er in dit stripverhaal gecommuniceerd?
4 Bek ijk de communicatiepuzzel.
a Vul de communicatiepuzzel aan met voorbeelden uit het stripverhaal. Zet het bijbehorende cijfer op de juiste plaats in de afbeelding.
Kies uit: Lientje (1) – informatie geven (2) – op de speelplaats, omringd door kinderen (3) – niet laten merken dat je een heksenkind bent (4) – geheimzinnig fluisterend (5) – de boodschap mist zijn effect (6) – stem (7) – goede raad om geen problemen te krijgen op school (8) – moeder van Lientje (9)
b Vul bij elk puzzelstuk extra informatie aan. Zet de letter in het juiste puzzelstuk.
A het hulpmiddel waarmee de informatie doorgegeven wordt
B wie de informatie ontvangt
C de uitwerking die de boodschap heeft op wie ze ontvangt
D in welke situatie of context of onder welke omstandigheden er gecommuniceerd wordt
E de informatie (wat) die van de ene naar de andere partij overgebracht wordt
F op welke manier de informatie gestuurd wordt
G wie de boodschap zendt
H het doel dat degene die de boodschap zendt, voor ogen heeft
I de boodschap van de informatie die van de ene naar de andere partij gestuurd wordt (dikwijls gaat dat niet over de letterlijke boodschap)
het effect: de invloed, uitwerking woord
©VANIN
Communicatie
Wanneer je communiceert, breng je informatie over van de ene partij naar de andere. Soms doe je dat met woorden, soms met gebaren, gezichtsuitdrukkingen, beelden
In een communicatiesituatie kun je deze delen onderscheiden: de zender wie de boodschap zendt, de spreker, de schrijver, de tekenaar … de bedoeling het doel dat de ontvanger (lees-/luisterdoel) of de zender (tekstdoel of spreek-/ schrijfdoel) voor ogen heeft (informeren, ontroeren ...) de boodschap wat: de informatie die wordt gestuurd = wat je zegt (letterlijk) waarover: de boodschap achter de boodschap = wat je bedoelt de context de situering van het communicatieve gebeuren het kanaal hoe/waarmee de informatie doorgegeven wordt De omstandigheden waarin en de manier waarop de boodschap doorgegeven wordt, spelen een belangrijke rol. de ontvanger wie de informatie ontvangt het effect de uitwerking die de boodschap heeft op de ontvanger
OPDRACHT 2 Vervolledig de deeltjes van het communicatiemodel voor de situatie of context.
1
Berichten 10:14
Details Hond
Hoelang moet ik die kraag nog dragen?
Tot je ophoudt met krabben.
Dit is VERNEDEREND!
Ik STOOT OVERAL TEGENAAN!
GA DAN ZITTEN!
Als ik ga zitten, lijk ik op een lamp … zender boodschap ontvanger bedoeling kanaal effect
Stuur
2
Het is belangrijk dat je veel blijft oefenen.
Ik oefende veel, maar het lukt nu niet zo goed …
zender boodschap
ontvanger kanaal bedoeling
OPDRACHT 3 Vervolledig de communicatiesituatie. Maak een ontwerp van een pictogram. zender boodschap
Kauwgom is niet toegelaten op school.
ontvanger bedoeling kanaal pictogram effect
Jouw ontwerp
wat vertelt mIjN huIsdIer mIj?
OPDRACHT 4 Lees de tekst.
Dierencommunicatie
In teken- en animatiefilms spreken dieren dikwijls zonder moeite Nederlands of Engels met elkaar. In het echt kennen dieren geen gesproken taal. Ze praten op een andere manier. Dieren gebruiken van alles om een boodschap over te brengen: geuren, geluiden, lichaamshouding, gebaren, gelaatsuitdrukkingen, aanrakingen en smaakzin.
Lokken
Om een partner te lokken zendt de zijdevlinder een geursignaal uit dat het mannetje tot op kilometers afstand kan waarnemen. Het achterwerk van een vrouwtjesbaviaan is in haar vruchtbare periode sterk opgezwollen en knalrood. Sprinkhanen en krekels gebruiken geluid als communicatiemiddel.
Waarschuwen
Niet alleen partners, maar ook soortgenoten wisselen berichten uit. Dat is vooral te zien bij sociaal levende dieren, zoals papegaaien, apen, dolfijnen, mieren en bijen. Hoewel ze niet praten, gebruiken ze wel klanken die voor een bepaald begrip staan. Zo waarschuwt de groene meerkat groepsgenoten voor gevaar en heeft hij aparte klanken voor luipaard, slang en arend. Mieren gebruiken chemische signaalstoffen om informatie uit te wisselen, bijvoorbeeld over de toestand van het nest en over hun koningin.
Stinken!
Ook niet-sociale dieren communiceren met elkaar. Om aan soortgenoten duidelijk te maken wat de grenzen van zijn territorium zijn, sproeit een tijger urine gemengd met kliersappen tegen boomstammen en keien. Zo‘n plek wordt ook wel ‘geurvlag’ genoemd. Hij markeert zijn territorium nog eens extra door aan bomen te krabben en zijn uitwerpselen op grenspunten te begraven. Tijgers maken ook gebruik van geluiden en lichaamstaal. Zo kunnen tijgers met een luide brul aangeven ‘hier ben ik’! Als ze dreigen, laten ze hun tanden zien.
Kleuren
Communicatie speelt niet alleen tussen soortgenoten. Ook roofdieren en prooidieren wisselen onderling signalen uit. Een mogelijke prooi kan bijvoorbeeld het signaal afgeven dat hij gevaarlijk of giftig is, of vies smaakt. Denk maar aan felgekleurde rupsen. Dat signaal kan ook vals zijn. Met de grote, felgekleurde oogvlekken op zijn vleugels lukt het de dagpauwoogvlinder aardig om rovers af te schrikken. We spreken dan van mimicry. Een ander vals signaal is camouflage. De prooi zegt dan eigenlijk: ik ben slechts een stukje van de omgeving.
Naar: ‘Kunnen alle dieren elkaar verstaan?’, www.willemwever.kro-ncrv.nl
1 Vervolledig voor deze tekst het communicatiemodel.
zender:
boodschap: ont vanger: kanaal:
©VANIN
waarnemen: kunnen zien, horen, ruiken … het territorium: het grondgebied van een dier woord
2 Kies één dier waarvoor je het communicatiemodel wilt invullen. de zijdevlinder de groene meerkat zender boodschap ontvanger
bedoeling kanaal effect
©VANIN
OPDRACHT 5 Bekijk de trailer van de film en vervolledig mondeling het communicatiemodel.
de trailer: deeltjes van een film, vertoond als reclame, een smaakmaker woord
luIstereN Is faNtastIsch
OPDRACHT 6 Lees het gedicht ‘De schullebak’.
1 Voorspel hoe het gedicht van Rikkert Zuiderveld gaat. Schrijf een woord dat volgens jou past in het vers
DE SCHULLEBAK
Dit is de bonte schullebak, die woont in Kostverloren.
Zijn lichaam is een prullenbak met grote
Hij heeft de snavel van een kraai, de vleugels van een reiger, de kleuren van een papegaai, de strepen van een
Hij heeft de poten van een de ogen van een schelvis.
Van alle dieren heeft hij wat, Maar niks dat van hemzelf is.
R. Zuiderveld en K. Aertssen. De mooievaar. Utrecht, Uitgeverij Mozaïek
Kijk goed naar de tekening! tip
Doe je boek dicht en beluister het gedicht. Klopt je voorspelling? Welke woorden ontbreken? Noteer ze in het gedicht.
2 Hoe kon je de ontbrekende woorden juist voorspellen?
3 Zoek nog twee woorden die rijmen op …
– kostverloren: – reiger:
4 Wat is volgens jou de boodschap van de dichter?
Luisterhouding
Als je luistert, mag je niet verstrooid zijn, want dan mis je de boodschap. Door je aandacht te verscherpen kun je beter luisteren: concentratie is nodig.
vers: regel uit een gedicht; dichtregel woord hoe
Rijm
Rijm is een klankovereenkomst in niet te ver van elkaar verwijderde, beklemtoonde lettergrepen. Je vindt het vooral in gedichten.
Eindrijm is rijm op het einde van twee of meer versregels.
OPDRACHT 7 Op uitstap naar Zootastic!
Nog nooit gehoord van de krokogaai, de chimpanfant of de papehond? Nee? Ze leven nochtans in Zootastic, de enige zoo met dieren uit de toekomst!
Robbe bezocht Zootastic. Luister naar zijn reisverslag. Plaats de dieren in volgorde: welk dier zag Robbe eerst?
1 Lees de tips voor een goede luisterhouding. Ze zullen je helpen om je beter te concentreren.
2 Welk dier zag Robbe eerst?
Wees aandachtig. Laat je niet afleiden. Verscherp je aandacht door mee te denken. Maak beelden in je hoofd of maak enkele notities.
A C B
©VANIN
D F E
3 Vul het communicatiemodel in. zender boodschap ontvanger bedoeling kanaal effect
4 Hoeveel dieren plaatste je in de juiste kooi? Markeer je score.
0 – 1 – 2 – 3 – 4 – 5
5 Duid aan.
Je vond de oefening:
O heel makkelijk.
O eerder mak kelijk.
O eerder moeilijk
O heel moeilijk.
Je concentratie tijdens de luisteropdracht was:
O altijd goed.
O meestal goed.
O niet zo goed.
Je kunt:
• de delen van het communicatiemodel opsommen;
• in een communicatiesituatie zender, boodschap, ontvanger, bedoeling, kanaal en effect aanduiden;
• je aandacht verscherpen tijdens het luisteren.
HELP ZOOTASTIC
Welk dier mag in Zootastic zeker niet ontbreken? Laat een berichtje achter in het gastenboek van de zoo. Vertel welk gek dier je de volgende keer graag in de zoo zou ontmoeten. Vermeld de naam van het dier, enkele eigenschappen en de plaats waar het dier leeft.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
1 Overloop voor deze situatie of context mondeling het communicatiemodel.
2 Vul het schema in.
naam dier:
©VANIN
leefomgeving:
eigenschappen:
uItvoereN ovu r reflectereN
3 Schrijf het bericht voor het gastenboek van Zootastic. Lees ook de criteria in het reflectiekader.
Gastenboek Gastenboek
Volgende keer zou ik in Zootastic graag een zien.
Dit dier leeft in
Enkele eigenschappen zijn:
4 Hoe ging het? Geef jezelf per uitspraak of criterium een cijfer van 1 tot 4.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Werkpuntje voor jezelf: ov u r
Je vermeldt de naam van het dier, minstens twee eigenschappen én de woonplaats.
Je gebruikt hoofdletters en leestekens.
Je bouwt goede zinnen.
Je hebt je werk herlezen. ja/neeja/nee
In een lijst gevangen 3
lijstjes lezen en opstellen
chronologie ontdekken en weergeven
alfabetisch rangschikken
te weteN, te oNthoudeN, te doeN …
5 Hoe bouw je een lijstje op? Wanneer kan het handig zijn om een lijstje te hebben? 1
informatie ordenen
OPDRACHT 1 Bekijk deze teksten. Waarvan zijn dit voorbeelden?
Mijn lievelingsdieren
✓ Minecraft
✓ Mario Games
✓ FIFA
✓ Lego
✓ Angry Birds
• Telefacts
• Familie
• Belgium’s Got Talent
• Echte Verhalen
©VANIN
D E F
• huiswerk maken
• kamer opruimen
• sportzak klaarzetten
• 1 uur pianospelen
- 6 flessen melk
- 200 gr gehakt
- 1 klein bruin brood
- 2 flessen cola
- 1 zak chips
1 Kijk naar de opbouw / de opsommingstekens. Wat kun je daaruit afleiden?
2 Geef alle lijstjes een originele naam en vul lijstje A aan. Werk per twee.
3 Wanneer k an het handig zijn om een lijstje te hebben?
4 Wat is een ‘bucketlist’? Wat zou er op jouw bucketlist staan?
Maak een lijstje van vier zaken die je zeker wilt doen voor je zestien wordt.
2018 – Geraint Thomas
2017 – Chris Froome
2016 – Chris Froome
2015 – Chris Froome
2014 – Vincenzo Nibali
2013 – Chris Froome
2012 – Bradley Wiggins
lIjstjes … allemaal lIjstjes
OPDRACHT 2 Bekijk de verschillende lijsten en onderzoek de kenmerken.
Lijst A
Wendy Stroobant – De vloek
Ted van Lieshout – Gebr
Johan Vandevelde – Elfenblauw
Evelien De Vlieger – Getekend
Paul De Moor – Toen de wereld nog werelt was Simone van der Vlugt – Bloedgeld
Do Van Ranst – Die foto waar ik niet op sta
Luc Descamps – Angeldust, een lied voor de sterren
Sebastiaan Leenaert – Misschien een engel
Johan Vandevelde – Het kronosproject
Hilde E. Gerard – Zwarte stilte
1 Welke titel zou je de lijst kunnen geven?
Winny Ang – Ik wil niet naar Marokko!
John Flanagan – De ruïnes van Gorlan
Dirk Bracke – Als de olifanten vechten
Piet De Loof – Mijn vriend Hitler
Guy Didelez – Eeuwig zwijgen
2 Welke boeken uit deze lijst heb je al gelezen? Markeer ze.
3 Welke boeken van Johan Vandevelde staan in de lijst? Onderstreep ze.
4 Kon je de antwoorden op de vorige twee vragen makkelijk opzoeken? Hoe komt dat?
5 Hoe kun je de lijst beter ordenen om het opzoekwerk te vergemakkelijken?
©VANIN
hoe
Lijst
Het is handig om een lijst bij de hand te hebben. Om zaken makkelijk op te zoeken heb je een bepaalde volgorde nodig. Daarom kan het handig zijn als de lijst alfabetisch gerangschikt is.
VERTELLEN ZONDER WOORDEN – Guy Didelez
2 Aan iemands lippen hangen
Heet van de naald
5 Heksen, brandstapels en bezemstelen … Zelfstandige naamwoorden
Goochelen met zelfstandige naamwoorden
4 Over wie of wat gaat het? Het onderwerp
met een berichtje
6 Speeddaten met een boek
Laat je niet zomaar verleiden
1 Tekstsoorten en tekstdoelen
Maak een kwartet
3 Wat vertelt een tekst?
Word een schema-expert
UITDAGING Ontmasker de leugenaar
1 Wat staat er in deze lijst opgesomd? Hoe heet zo’n lijst?
©VANIN
2 Waar vind je dat soor t lijsten meestal?
3 Welke titel zou je deze lijst kunnen geven?
4 Stel je voor: je merkt dat p. 72-95 uit jouw werkboek verdwenen zijn. Zoek in de lijst welke les(sen) op die bladzijden staat of staan.
5 Lukte dat makkelijk en vlot? Hoe komt dat?
6 Hoe kun je deze lijst beter maken om het opzoekwerk makkelijker te maken?
Inhoudsopgave
Voor een overzichtelijke lijst van wat in een boek, een krant, een tijdschrift, een cursus, een portfolio … staat, is een alfabetische rangschikking niet op zijn plaats. Dan is het beter een chronologische volgorde te gebruiken.
Dat heet dan een inhoudsopgave. Die staat meestal in het begin van het boek, een krant, een tijdschrift, een cursus, een portfolio …
de portfolio: verzameling van creatieve uitingen waarmee iemand toont wat hij kan
Lijst C
1 Waarvoor dient zo’n lijst? Hoe heet zo’n lijst?
2 Waar vind je dat soor t lijsten dikwijls?
3 Welke volgorde wordt hier gebruikt? Leg uit waarom.
Register
Als je enkel trefwoorden in een alfabetische volgorde plaatst, dan spreek je over een register In een atlas vind je dat achteraan. Daar kun je bijvoorbeeld opzoeken op welke bladzijden er een kaart van België staat.
OPDRACHT 3 Bij deze lijstjes loopt iets mis. Ontdek de fout. Verbeter of stel een aanpassing voor.
Lijst A: Klas 1A3
Andries Vertongen
Maarten Bervoets
Mohammed Amziane
Hadiya Naji
Lisa Verbist
Pommelien Truys
Iona Bennuzi
Luna Leysen
Pien Bouwen
Nils Verbruggen
1 Wat loopt er fout?
Djamila Bennadhou
Ben Courtois
Dina Verstreken
Mona Derdeene
Gino Benvolio
Kamiel Everts
Door Zeeman
Ariane Cools
Magdalena Mignola
Sebbe Coocke
2 Welke rangschikking heeft zo’n lijst nodig?
Lijst B: F.C. De Kampioenen
16 Bij sjoeke en sjoeke
3 Buziness is buziness
6 De dubbele dino’s
15 De huilende hooligan
13 De K ampioenen maken een film
10 De ontsnapping van Sinterklaas
18 De simpele duif
17 Het geval Pascale
12 Het sehks-schandaal
7 Kampioen zijn is plezant!
1 Wat loopt er fout?
2 Welke rangschikking heeft zo’n lijst nodig?
8 Kampioenen op verplaatsing
2 Mijn gedacht!
14 Oma Boma
19 Supermarkske
5 ’t Is niet waar, hé?
9 Tournée zénerale
4 Vliegende dagschotels
11 Xavier in de puree
1 Zal ’t gaan, ja?
3 Als jij de lijst opnieuw zou moeten maken, met de gepaste rangschikking, hoe zou je dat dan aanpakken?
©VANIN
OPDRACHT 4 Maak jij net als velen een to do-lijst?
Vertel aan je buur.
1 Wanneer en waarover maakte jij recent een to do-lijst?
2 Kun jij je aan die lijst houden? Geraakt die uiteindelijk afgewerkt?
3 Hoe begin je aan zo’n lijst?
4 Zijn er volgens jou ook voorwaarden aan die lijst? Is een bepaalde volgorde belangrijk?
5 Lees de lijst met tips over het maken van een to do-lijst. Is de volgorde hier belangrijk? Markeer de tips die jou kunnen helpen.
• Noteer eerst alle taken in willekeurige volgorde zodat je hoofd leeg is en alle taken op papier staan.
• Maak vervolgens een indeling, volgorde en planning.
• Verdeel grotere taken in deeltaken die je één voor één kunt afwerken.
• Omschrijf de taken in daadwerkelijke handelingen. Dus niet: starten met taak X, maar beschrijf de specifieke actie die je moet ondernemen om te starten.
• Maak naast de to do-lijst een tijdsplanning. Zo kun je controleren of je op schema blijft.
• Controleer je to do-lijst en planning op haalbaarheid.
• Kijk of je taken kunt doorgeven als je niet uitkomt met je planning.
• Maak gebruik van een ‘prioriteitskenmerk’ zodat je per taak kunt zien hoe dringend het is.
• Houd de lijst up-to-date. Streep taken door die je afgerond hebt en noteer nieuwe taken direct in de lijst.
• Kom je maar niet toe aan die ene taak? Kijk of je de taak verder kunt opsplitsen in kleinere deeltaken waardoor je er makkelijker aan begint.
Naar: To do lijst maken: 10 tips, www.tuxx.nl
OPDRACHT 5 Kies een van de beelden. Geef het door aan je buur.
Stel dan deze vragen. –
Aan welke lijst doet het beeld je denken?
– Wie stelt zo’n lijst op?
– Voor wie is de lijst bedoeld?
– Wat staat er bijvoorbeeld op de lijst?
Maak zelf zo’n mini-lijst met zes zaken. Geef die lijst aan je buur en leg je keuze uit.
A B
C D
OPDRACHT 6 Vertel aan de anderen over het digitaal opmaken van lijstjes.
1 Wie maakt weleens lijstjes op de computer? Wat is het onderwerp van die lijstjes? Hoe pak je dat aan?
2 Gebruik je een of ander programma om die lijstjes te maken? Leg uit hoe het programma werkt.
waarheen
©VANIN
Je kunt:
• gegevens overzichtelijk ordenen;
• een lijst opstellen in een logische volgorde;
• een logische volgorde aanbrengen in een klaslijst, inhoudsopgave, register …;
• vlot alfabetisch rangschikken.
AAN DE SLAG MET EEN GEORDENDE EN
OVERZICHTELIJKE LIJST
1 Kies een van deze situaties en maak de opdracht op een apart blad.
a SCHOOL: Maak een alfabetische lijst van alle vak ken. Schrijf bij elk vak wie de leraar is en in welk lokaal het vak gegeven wordt.
b VRIJE TIJD: Maak een alfabetische lijst van alle hobby’s die de leerlingen van jouw klas hebben. Schrijf bij elke hobby ook de namen van de leerlingen die de hobby hebben en of ze die in clubverband uitoefenen.
c VRIENDEN: Maak een alfabetische lijst van jouw k lasgenoten en andere vrienden op school. Schrijf bij elke vriend de verjaardag.
2 Lees aandachtig het stappenplan en verzamel het nodige materiaal.
Stappenplan
• Neem er de voorgedrukte tabel bij of stel zelf een mogelijke tabel op.
• Wat moet je opsommen? Geef de eerste kolom een titel.
• Som de zaken in gepaste volgorde op in de eerste kolom van de tabel.
• Welke info moet je verzamelen? Schrijf de namen van de categorieën als titel bovenaan in de tweede en eventueel in de derde kolom. Zorg voor duidelijke titels.
• Verzamel die info en vul de tabel aan.
• Controleer jouw tabel met de criteria die je vindt bij de reflectie.
• Maak een digitale versie van de lijst.
uItvoereN eN reflectereN
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov ur
3 Aan de slag! Werk jouw lijst zo duidelijk mogelijk uit.
Controleer jezelf met de criteria. Kruis aan wat in orde is. Geef jezelf een score van 1 tot 4.
In orde Je traject naar succes jij
Je lijst heeft boven elke kolom een duidelijke titel. 1 2 3 4
De items in de eerste kolom hebben een logische rangschikking. 1 2 3 4
Je lijst is volledig en juist aangevuld. 1 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
aankruisen: er een kruisje voor plaatsen woord
les Gezocht: taalfanaat en mailkampioen
spellingonderzoek
VOEREN
de spellINgchecker
BERICHT schrijven
FORMELE EN INFORMELE
CONTEXT HERKENNEN
OPDRACHT 1 Lees de strip van Kinky en Cosy. 1
1 De vader van Kinky en Cosy schrijft een briefje aan de leraar.
a Wie is in de strip de zender?
b Wie is de ontvanger?
c Wat is de boodschap?
d Welk k anaal wordt gebruikt?
e Wat is het effect van de boodschap?
2 Als de vader van Kink y en Cosy de spellingchecker gebruikt had, dan had hij dit op zijn scherm gezien:
Nul op 10? Ben u nie beschaamt? Al een heluk dadu geen lerraar rekenen ben, wand fan tellen weet u nix! De papa van Kinky en Cosy
a Welke woorden duidt de spellingschecker in Word aan als fout? Markeer ze.
b Welke niet, al zijn ze wel fout? Onderstreep.
c Waarom zijn ze niet als fout aangeduid? Bespreek
3 Word geeft ook suggesties bij rood onderstreepte woorden. Helpen ze je altijd vooruit? Bespreek.
OPDRACHT 2 Ga aan de slag met Word.
1 Typ het briefje van de papa van Kinky en Cosy over, maar haal alle fouten eruit.
2 Vergelijk met je buur. Heb je dezelfde oplossing?
3 Schakel nu de spellingchecker in. Weet je nog niet hoe dat moet? Bekijk het instructiefilmpje op diddit.
4 Bek ijk je tekstje. Rekent de spellingchecker nog iets fout? Wees zelf ook kritisch. Moet je nog iets verbeteren? Roep je leraar als je denkt een juiste oplossing te hebben.
OPDRACHT 3 Lees de dierenweetjes.
In deze weetjes ontbreekt telkens de naam van een bijzonder dier. Je leraar dicteert. Kun jij de moeilijke woorden juist spellen?
Weetje 1 De rode is een andere katachtige dan de Hij is veel kleiner en heeft een korter staartje
Weetje 2 De is het kleinste vogeltje ter wereld. Sommige soorten zijn slechts zes centimeter groot.
Weetje 3 De A zteken dachten dat de voorloper van de magische krachten bezat.
Weetje 4 In Abu Dhabi wordt jaarlijks een schoonheidswedstrijd voor gehouden.
Weetje 5 Praten kunnen niet, maar ze hebben wel een hele reeks geluiden waarmee ze kunnen communiceren
1 Typ de dierenweetjes over in Word. Gebruik dezelfde lay-out. Het lettertype is Calibri (body) en de lettergrootte is 12.
a Weet jij de juiste knoppen te vinden? Noteer er telkens de sneltoets bij.
vet: onderstreept: cursief:
b Met welke toets kun je inspringen?
c Hoe geef je tekst een k leur?
2 Zet de spellingchecker aan om te controleren of je de dierennamen juist gespeld hebt.
©VANIN
de instructie: richtlijn of aanwijzing over hoe iets uitgevoerd moet worden kritisch: grondig beoordelen op de positieve en negatieve kanten woord
OPDRACHT 4 Het Groot Sprintdictee!
Rennen en spellen, gaat dat samen? Absoluut! Het Groot Sprintdictee speel je in duo’s. De leraar verspreidt tien moeilijke zinnen. Als het startsein gegeven is, moet je om de beurt rennen en spellen.
Aandacht voor spelling
• Je geeft altijd aandacht aan je spelling.
• Je schrijft een hoofdletter aan het begin van de zin.
• Je schrijft een leesteken op het einde van de zin.
• Je gebruikt een spellingchecker om schrijffouten op te sporen.
• Je k ijkt de werkwoorden extra na.
• Je leest je tekst hardop: misschien ontdek je nog slechte zinnen of spelfouten.
formeel of INformeel?
OPDRACHT 5 In het briefje van de papa van Kinky en Cosy liep meer mis dan alleen de spelling. Ga op onderzoek.
1 Je onderzoekt de communicatieve context of situatie
Zender en ontvanger kennen elkaar:
O goed tot vrij goed.
O niet goed of helemaal niet.
Zender en ontvanger zijn:
O gelijken.
O geen gelijken: een van de twee is hoger geplaatst.
Die situatie of context noem je:
O een informele situatie of context.
O een formele situatie of context.
Welke taalvariëteit zou de zender in die situatie of context moeten gebruiken?
O Standaardnederlands
O dialect
O Standaardnederlands of dialect
de taalvariëteit: taalregister, bv. dialect, standaardtaal, jongerentaal
2 Onderzoek een andere communicatieve context of situatie
Kinky laat een briefje achter voor Cosy om haar te zeggen dat ze even terug naar school gefietst is om een boek op te halen.
Zender en ontvanger kennen elkaar:
goed tot vrij goed. niet goed of helemaal niet.
Zender en ontvanger zijn:
gelijken.
Die situatie of context noem je:
geen gelijken: een van de twee is hoger geplaatst.
een informele situatie of context. een formele situatie of context.
Welke taalvariëteit zou de zender in die situatie of context moeten gebruiken?
Standaardnederlands dialect Standaardnederlands of dialect
Hoe zou het briefje van Kinky aan Cosy er kunnen uitzien? Maak een voorbeeldbriefje op een apart blad.
3 Bij een informele situatie of context gaat het er losjes aan toe, maar bij een formele situatie of context horen specifieke regels en structuren.
a Met welke structuur had de vader van Kinky en Cosy rekening moeten houden bij het schrijven van zijn briefje? Hoe zou het briefje er moeten uitzien?
b Ook de woordkeuze is van belang in een formele situatie of context. Voor welke woorden had de vader van Kinky en Cosy het best gekozen? Markeer.
je – meneer – u – jij – Robbert
c Kun jij de juiste structuur aanbrengen in het briefje van de papa van Kinky en Cosy?
Je mag in Word werken of op een apart blad. Denk ook aan de spelling en gebruik in Word eventueel de spellingchecker.
Formeel en informeel
Als zender en ontvanger elkaar goed kennen en elkaars gelijken zijn, spreek je van een informele situatie of context. De geschreven boodschap hoeft dan geen vaste structuur te hebben. De zender kan ervoor kiezen om Standaardnederlands of dialect te gebruiken.
Als zender en ontvanger elkaar niet of niet goed kennen of als een van beiden hoger geplaatst is, spreek je van een formele situatie of context. De geschreven boodschap heeft dan een vaste structuur. De zender gebruikt in een formele situatie of context altijd Standaardnederlands
eeN berIcht stureN
OPDRACHT 6 Duid in elke mail duidelijk aan wat er minder gepast is in deze situatie of context. Bespreek per twee.
Matthéo Jansens Boek lenen
ik ben mijn boek vergeten mag ik die van jouw lenen ik zal die vanavond nog komen ophalen
Rachid Demir
Rachid
We kunnen morgenochtend niet samen naar school fietsen. Ik heb deze avond mijn pols gebroken tijdens de training! + AUWCHIE
CU L8er!
leraar Nederlands Ik zal morgen de toets niet kunnen maken want ik ben mijn boek vergeten op school!
leraar Nederlands Leesportfolio
Yowkes
In bijlage zit mijn portfolio. Ik vond de opdracht veel te lang en ik ben blij dat die af is. Nu kan ik eindelijk naar tv kijken!
Vriendelijke groeten
Melanie – 1MOa
OPDRACHT 7 Wat is belangrijk als je een mail opstelt? Bekijk alles wat niet gemarkeerd is in de vorige opdracht. Bespreek per twee.
Een formeel bericht – mailen
Zorg voor een kernachtig onderwerp. Dat hoeft geen zin te zijn. Je kunt al in één of twee woorden weergeven waarover de mail gaat.
Denk na over de situatie of context en beslis of het om een formele of informele mail gaat. Dan weet je ook of de mail al dan niet aan een vaste structuur moet voldoen.
Elke mail begint met een correcte begroeting of aanspreking en eindigt met een afsluiting en slotgroet. Een bedanking kan soms ook op zijn plaats zijn.
Probeer de boodschap kort en bondig te verwoorden. Overbodige informatie laat je achterwege.
Let ook op spelling en zinsbouw. Vermijd het overtollige gebruik van smileys, emoji en afkortingen.
OPDRACHT 8 Schrijf de laatste e-mail op p. 44 opnieuw. Houd rekening met alle tips voor het schrijven van een formeel bericht.
leraar Nederlands Leesportfolio
waarheen
Je kunt:
• je eigen spelvaardigheid k ritisch onder de loep nemen;
• een spellingchecker gebruiken indien nodig;
• je bereid tonen correct te spellen;
• het verschil aanduiden tussen een formele en een informele situatie of context;
• de juiste taalvariëteit kiezen voor elke situatie of context;
• een formeel bericht of een formele e-mail opstellen en versturen.
kernachtig: kort en bondig, je beperken tot de kern van de boodschap woord
mail JE LERAAR
orIëNtereN o vur o v ur
1 Schrijf een e-mail naar je leraar. Laat hem weten wat jouw favoriete stripreeks is. Geef twee redenen waarom je zo van die stripreeks houdt. Beschrijf je favoriete personage uit die reeks.
2 Vul het communicatiemodel aan voor de e-mail. zender boodschap ontvanger
bedoeling kanaal effect
Deze situatie of context is: formeel. informeel.
Mijn bericht krijgt: een vaste structuur. geen vaste structuur.
3 Welke drie delen zal het midden van je bericht bevatten? bericht of e-mail onderwerp begroeting bedanking en slot
4 Maak een k ladversie. Controleer je tekst met de spellingchecker.
voorbereIdeN ov u r uItvoereN
5 Verstuur het bericht aan je leraar. Zet een klasgenoot in cc. Kies voor een duidelijk onderwerp.
6 Vul het reflectieschema in wanneer je een bericht ontvangt van een klasgenoot. Stuur die k lasgenoot een bericht terug waarin je over je bevindingen vertelt. Wat is al goed? Wat kan nog beter? Zet je leraar in cc.
7 Hoe ging het?
In orde Je traject naar succes
Je gebruikt een kernachtige onderwerpsregel.
Je hanteert een correct taalregister.
Je schrijft een beleefde begroeting, bedanking en slot.
De boodschap is duidelijk, kort en bondig.
Je gebruikt hoofdletters en leestekens correct.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
e-mail e-mail van je klasgenoot
©VANIN
De stem van verbeelding 5
leeservaring verwoorden
wereldboekeNdag: rozeN eN boekeN
boekentips zoeken
OPDRACHT 1 Ontdek dit feest voor geliefden.
1 Bek ijk het filmpje.
a Waarover gaat het filmpje?
b In welke stad speelt dit filmpje zich af? Hoe weet je dat?
c Aan welk feest doen de beelden je denken?
d Wat is het doel van dit filmpje, denk je?
2 Lees de tekst over dit Catalaanse feest.
BARCELONA – Op 23 april is het heel gewoon om in Catalonië vrouwen op straat te zien lopen met een roos in de hand terwijl naast hen een man loopt met een boek onder zijn arm. 23 april is namelijk een nationale feestdag waarop de vrouwen rode rozen ontvangen van degene die van hen houdt en als tegenprestatie ontvangen de mannen een boek van de vrouwen. Meestal vormen de inkomsten op die dag zo‚n 5 % van het volledige jaarinkomen van de boekensector. Alleen rond kerst en tijdens de internationale boekenbeurs te Madrid worden er meer boeken verkocht in Spanje.
Op Sant Jordi was het oorspronkelijk de bedoeling dat alleen geliefden meededen, maar de laatste jaren is de feestdag uitgegroeid tot een fenomeen waarbij familieleden, ondernemers en zelfs klasgenoten elkaar
‘lezershow’: genietend lezen EN PRESENTEREN
©VANIN
de traditionele cadeaus overhandigen. In grote steden als Barcelona, Girona en Tarragona worden op de Ramblas boekenmarkten gehouden waar de geliefden boeken kunnen kopen en uiteraard ontbreekt het ook niet aan bloemenverkopers bij wie ze de traditionele rode roos kunnen kopen.
Oorsprong
Maar waar komt dat feest nu vandaan? Het verhaal van het boek is gemakkelijk te verklaren. Op 23 april herdenken we de dood van twee van de grootste schrijvers ooit, Miguel de Cervantes en William Shakespeare. 23 april is door UNESCO dan ook uitgeroepen tot ‘Dag van het Boek’. Het verhaal van de roos is wat gecompliceerder. Het is terug te voeren tot de middeleeuwen en is doordrenkt van een romantische legende.
Naar: R. Stoffer. ‘Sant Jordi, Catalaanse liefdesdag met boeken en rozen’, www.spanjevandaag.com
oorspronkelijk: allereerst, in het begin het fenomeen: een zeldzaam verschijnsel traditioneel: volgens de oude gewoonte gecompliceerd: ingewikkeld, complex, moeilijk doordrenken: ergens helemaal in doordringen woord
a Wat vieren ze in Catalonië op 23 april?
b Waarom precies op die dag? Wie zijn ze?
c Welke geschenken horen bij dat feest?
d Waarom kiezen ze net voor die geschenken?
e Benieuwd naar het verhaal achter de roos? Je leraar vertelt.
f Wat vind jij van die traditie? Zou je zelf willen deelnemen? Waarom wel/niet? Zou jij liever een boek of een roos krijgen? Waarom?
je eIgeN leesvoorkeur
OPDRACHT 2 Zoek jouw favoriete boek. Breng je lievelingsboek mee en vul de boekfiche in.
Boekfiche
De titel van mijn favoriete boek is en is de auteur.
Het is een jeugdboek / stripverhaal / weetjesboek / gedichtenbundel / kookboek /
Ik vind het boek spannend / verrassend / origineel / boeiend / gemakkelijk / begrijpelijk / geloofwaardig / ontroerend / grappig / diepzinnig / leerrijk / omdat
OPDRACHT 3 Maak voor jezelf een leesprofiel.
Gebruik daarvoor het sjabloon dat je van je leraar krijgt. Bewaar het daarna in je literatuurportfolio. Wees creatief en combineer woord en beeld.
OPDRACHT 4 Zoek een goede boekenmatch voor jezelf! De werkbladen vind je op diddit.
Je mag best kritisch zijn. Wees niet te snel tevreden.
In het werkschema kun je zien welke oefeningen je gaat maken. Oefening 2 en 3 zijn keuzeopdrachten. Kies een van de twee websites.
de traditie: een oude gewoonte van een groep mensen diepzinnig: waar erg over nagedacht werd het sjabloon: een model
werkschema opdracht timing
1 www.boekenzoeker.be 25’
2 - 3 deleesjury.be www.pluizer.be 15’
4 evaluatie 10’ start to read: eeN opwarmertje
OPDRACHT 5 Kies het fragment dat jou het meest aanspreekt.
Vul de bijbehorende fiche in en los de vragen op.
1 Uit de lucht geplukt of hoe Rick y de wereld redt – Mark Tijsmans
2 De demonen van Dalca: Nachtwild – Johan Vandevelde en Bart Vermeer
3 De Wonderlingen – Brian Selznick
4 Percy Jackson en de Olympiërs – Rick Riordan
©VANIN
Je kunt:
• een eenvoudige boekfiche invullen voor een gelezen boek;
• je eigen leeservaring verwoorden;
• op een boekenwebsite een geschikt boek voor jezelf vinden;
• een aantal vragen over een boekfragment beantwoorden.
waarheen
DE LIVE LEZERSHOW
1 Bekijk het filmpje.
a Wie is aan het woord?
b Waarover gaat het filmpje?
c Wat is het doel van het filmpje?
d Welke extra informatie krijg je in dit filmpje over de Live Lezershow?
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Maak keuzes.
a Welk jeugdboek ga jij lezen?
b Welke rubriek uit de Live Lezershow ga jij verzorgen?
O Schrijver onder de loep
O In de huid van een personage
O De hand van de illustrator
O Pecha Kucha-presentatie
O De literaire mindmap
O
3 Aan de slag!
a Lees je boek
b Zoek op diddit het instructiefilmpje van de rubriek die jij voor je rekening zult nemen en bekijk het.
c Noteer hier de stappen die jij zult zetten om je rubriek uit te werken. Elke stap wordt in het filmpje uitgelegd.
Stap 1:
Stap 2:
©VANIN
Stap 3:
uItvoereN
4 De dag van de Live Lezershow is aangebroken. Je brengt jouw uitgewerkte deel voor de k las. Lees vooraf de uitspraken of criteria.
reflectereN
5 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij
Je hebt jouw deel goed uitgewerkt. Je houdt rekening met de stappen uit het instructiefilmpje.
Je kunt de nodige informatie vlot vertellen.
Je gebruikt Standaardnederlands.
Je hebt een goed spreektempo: niet te snel, maar ook niet te traag.
Je spreekt luid en duidelijk (volume en articulatie). 1 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
UITDAGING: IN DE MAILBOX VAN JE LERAAR
orIëNtereN o vur
Aan het einde van deze les zul je een mail versturen aan je leraar met daarin een lijst van zes jeugdboeken die je nog zou willen lezen.
1 Denk voor die situatie na over de vragen van het communicatiemodel.
voorbereIdeN
o v ur
2 Zoek zes boeken die jij in de toekomst graag zou willen lezen.
Stap 1 Kijk terug naar les 5. In die les verzamelde je al vier boekentips.
Stap 2 Zoek twee extra boekentips voor jezelf. Daarvoor kun je de websites gebruiken die aan bod kwamen in les 5.
Stap 3 Leg een lijst aan met die zes boeken. Kies een logische volgorde. Leg je keuze voor je volgorde uit.
3 Stel een e -mail op aan je leraar Nederlands waarin je die lijst doorgeeft.
4 Welke info mag zeker niet ontbreken?
5 Maak een eerste kladversie van de mail.
6 Controleer je mail.
O Wijst de spellingchecker nog fouten aan?
O Herlees je e -mail: zijn alle zinnen goed gebouwd?
O Heeft elke zin een hoofdletter en een leesteken?
©VANIN
ov u r
7 Maak een definitieve versie van de mail. Verstuur die aan je leraar.
reflectereN
uItvoereN ovu r
8 Evalueer jezelf.
In orde Je traject naar succes jij
Je mail bevat een lijst met zes jeugdboeken in een logische volgorde.
Je gebruikt een kernachtige onderwerpsregel.
Je hanteert een gepast taalregister.
Je schrijft een beleefde begroeting, bedanking en slot.
De boodschap is duidelijk, kort en bondig.
Je gebruikt hoofdletters en leestekens correct.
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Noteer in de wolk minstens tien woorden waaraan jij denkt bij de woorden ‘verbeelden’ of ‘fantaseren’.
OPDRACHT 2 Rangschik de woorden.
In het verhaal van Hilde E. Gerard houdt Pieter van programmeren. Hij benadert de zaken graag op een logische manier. Kun jij zorgen voor een logische verdeling van de woorden in de wolk? Welke woorden kunnen samenhoren? Rangschik ze in kolommen op een apart blad. Geef elke kolom een passende titel.
OPDRACHT 3 Geef een instructie.
In het verhaal gaf mevrouw Jansen de leerlingen een opdracht: ‘Bedenk een nieuwe persoonlijkheid voor jezelf.’ Ook jouw leraar gebruikt geregeld instructiewoorden om je een opdracht te geven. Probeer het zelf! Maak met deze instructiewoorden een opdracht die past bij het gegeven vak.
Bv. ordenen (geschiedenis): Orden de gebeurtenissen volgens datum. noteren (Nederlands):
selecteren (muziek):
aank ruisen (aardrijkskunde):
het instructiewoord: een woord dat aangeeft wat je moet doen woord
De laatste ronde
OPDRACHT 4 Welk woord gebruikt de schrijver in het verhaal ‘Paps droomjob’ op p. 12-13? Vul aan.
mompelend: eindeloos: heimelijk, in het geheim: de eigenheid, de persoonlijkheid: de spanning, de druk, de angst: de af wijking, de mistoestand: ophitsen, aanstoken: altijd, voortdurend: doorzoeken: het vleugje, het zweempje:
OPDRACHT 5 Geef het antoniem.
slordig: eenvoudig: oppervlakkig: vooruitstrevend:
OPDRACHT 6 Geef een woord uit de woordfamilie.
K ies voor een zelfstandig naamwoord (zn) of een bijvoeglijk naamwoord (bn). Gebruik het daarna in een zin.
• typeren: (bn)
zin:
• waarnemen: (zn)
zin:
• het territorium: (bn)
zin:
• de traditie: (bn)
zin:
• geregistreerd: (zn)
zin:
De laatste ronde
OPDRACHT 7 Welk woord past in de zin?
K ies uit: stimuleren – oeverloos – identiteit – totem – trailer – fenomeen – selecteren – sjabloon
Heb jij de van de herwerking van The Lion King al gezien?
Kun je mij een bezorgen om een mooie muurtekening van een beer te maken?
Elk scoutslid krijgt als jongverkenner of jonggids een : dat is meestal de naam van een dier dat dezelfde eigenschappen heeft als het scoutslid.
jouw leraar het gebruik van een woordenboek bij een schrijfopdracht?
Heb jij al gehoord van het van het noorderlicht of poollicht? Dat schijnt een prachtig lichtverschijnsel te zijn!
OPDRACHT 8 Bedenk een alternatief leven voor jezelf / je buur / een leraar.
Denk aan: job/hobby/woonplaats en soort woning/familieleden/huisdieren/geheimen/… Vertel er iets over!
OPDRACHT 9 Maak zelf een kruiswoordraadsel met woorden uit dit deel.
Werk per twee.
Je mag een digitale tool gebruiken. De leraar helpt je op weg.
Laat een ander duo het kruiswoordraadsel invullen.
het alternatief: een andere mogelijkheid, een keuzemogelijkheid
deel 2 vertellen
©VANIN
1 Wat zie je? Beschrijf de sfeer bij dit kampvuur.
2 Houd jij ervan om bij een k ampvuur te zitten?
3 Waarover zouden de gesprekken kunnen gaan?
4 Wat in de foto trekt vooral de aandacht? Hoe kreeg de fotograaf dat voor elkaar? Bestudeer ook het licht in dit beeld.
5 Wat zou de fotograaf bedoeld hebben met deze foto?
VERTELLEN ZONDER WOORDEN
Guy didelez
Manuel is in Colombia geboren en zijn voorouders waren indianen. Hij heeft niet veel school gelopen, maar hij weet alles over de natuur. En dus werkt hij als gids. Hij leidt toeristen door het tropisch regenwoud, want zonder hem komen ze daar gegarandeerd nooit levend uit.
In augustus 1957 is Manuel voor een vierdaagse tocht vertrokken met een man die Douglas Butler heet. Butler wil de hele tijd praten, maar Manuel zwijgt liever, want hij heeft een zware tocht voor de boeg. In het regenwoud kunnen ze immers niet zomaar overal overnachten. Ze moeten tegen de avond een open plek bereiken, waar Manuel het kleine tentje, waarin hij samen met de toerist slaapt, kan opstellen.
Hoewel de zon al laag zit, slaagt hij in zijn doel. Hij stelt het tentje op, eet nog een hapje en valt na de zware tocht doodmoe in slaap. Als hij ’s morgens wakker wordt, ligt hij alleen in de tent. Zijn klant is buiten een plasje gaan doen. Manuel ligt in een slaapzak, maar zijn armen liggen buiten de slaapzak. Logisch: het is ook heel warm in de tent. Plots voelt Manuel iets bewegen op zijn buik. Een soort geritsel. Hij beseft onmiddellijk dat hij in gevaar is. Er zit iets in zijn slaapzak. Een dier. Heel voorzichtig beweegt hij zijn nekspieren en probeert hij zijn hoofd een paar centimeter op te tillen. Net genoeg om vast te stellen dat er zich een cirkelvormig iets op zijn buik en in zijn slaapzak bevindt …
Een ratelslang, flitst het door zijn hoofd. Eén beet is dodelijk.
Douglas is intussen de tent weer binnengekomen en staart hem stomverbaasd aan. Ongetwijfeld vraagt hij zich af waarom die rare gids van hem niet beweegt en hem sprakeloos met grote, bange ogen ligt aan te kijken. Het ergste is dat Manuel het hem niet eens kan vertellen. Zodra hij iets wil zeggen, beweegt zijn buik. Dan zal de slang opgeschrikt worden en bijten. Ratelslangen vallen liever aan dan te vluchten. Manuel zal de beet niet overleven, dat weet hij wel honderd procent zeker.
Douglas is intussen weer beginnen praten.
‘Something wrong?’
Natuurlijk is er iets verkeerd. Er is heel veel verkeerd. Toch weet Manuel nu al dat er één mogelijkheid is om hier levend uit te geraken. Maar daarvoor heeft hij de hulp van Douglas nodig. Hoe kan hij zijn plan in godsnaam duidelijk maken? Manuel voelt zich als iemand die levend begraven wordt zonder zelfs maar om hulp te kunnen roepen. En dus kijkt hij naar Douglas. Hij kijkt hem recht in de ogen en kijkt dan naar zijn buik. En opnieuw. En opnieuw. Douglas volgt zijn blik. Tot het afschuwelijke langzaam tot hem doordringt.
‘A … A snake!?’
Juist, een slang. Een ratelslang zelfs! Zover zijn ze dus al. Maar hoe kan Manuel Douglas nu uitleggen dat er ook een manier bestaat om uit deze vreselijke situatie te ontsnappen? In paniek kijkt hij om zich heen. Tot hij plots het blikje gemalen koffie ziet dat wat verder in de tent op de grond staat. Langzaam en o zo voorzichtig beweegt zijn hand zich in de richting van het blikje. Hij wijst naar het blikje en dan naar het grondzeil van de tent. Vol verwachting kijkt hij Douglas aan.
Die snapt er niks van. Koffie? Hij heeft nog nooit gehoord over een slang die een kopje koffie wil drinken. Maar als Manuel de handeling herhaalt en opnieuw naar het blikje koffie en het grondzeil wijst, begrijpt hij uiteindelijk toch wat er van hem verwacht wordt. Heel voorzichtig kruipt Douglas de tent weer in. Hij mag Manuel absoluut niet raken, want als die beweegt, zal de slang onherroepelijk bijten. Dan moet Douglas op z’n dooie eentje een uitweg uit het regenwoud zoeken. De kans dat het hem niet zal lukken en dat hij daarbij op zijn beurt om het leven komt, is echt niet denkbeeldig
gegarandeerd: zeker, beslist voor de boeg hebben: nog werk moeten doen onherroepelijk: onveranderlijk, niet te veranderen niet denkbeeldig: realistisch, geloofwaardig woord
Als Douglas uiteindelijk het blikje heeft geopend, strooit hij de koffie op het tentzeil uit, zo dicht mogelijk tegen de hand van zijn Indiaanse gids. En kijk … In het koffiegruis tekent Manuel zo goed en zo kwaad als dat gaat en erop lettend om vooral geen enkele buikspier te bewegen … een zonnetje! Douglas kan zijn ogen niet geloven. Wie tekent er nu een zonnetje terwijl er een ratelslag op zijn buik ligt te wachten om hem de fatale beet te geven? In zijn hoofd tolt alles door elkaar … Tot hij plots beseft wat de bedoeling is en hij heel voorzichtig weer uit de tent sluipt en die behoedzaam langs de buitenkant begint af te breken.
En jawel hoor. Zonder dat ze er woorden voor nodig hadden, hebben de twee samen de oplossing gevonden. De tent staat op een open plek in het regenwoud. De zon is al een tijdje op en begint harder en harder te schijnen. Ze schijnt nu niet meer op de tent maar rechtstreeks op de slaapzak … Het gevolg laat zich raden. Niet eens zo veel later glipt de slang uit de slaapzak om een andere plek op te zoeken. Slangen houden er nu eenmaal niet van om in de felle zon te liggen. Douglas en Manuel kunnen nu eindelijk weer vrijuit ademhalen. Hun woordeloze samenwerking heeft hen allebei het leven gered.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Guy Didelez.
tollen: draaien, draaiend bewegen woord
Over teksten en en tekstdoelen
1
tekstsoort herkennen
kwartet MAKEN tekstdoel aanduiden
leesdoel bepalen
AAn de slAg met een vAriAtie AAn teksten
OPDRACHT 1 Wissel ideeën uit over lezen. Bespreek samen deze vragen.
1 Houd jij van lezen? Wat lees je zoal?
2 Wat heb je vandaag al gelezen? Waarom heb je dat gelezen? Met welk doel?
3 Met welk doel worden teksten geschreven? Zet het tekstdoel er telkens bij.
• een overzicht van tv-programma’s voor vandaag
• de reclametekst over een nieuw tv-programma
• een versje op het geboortekaartje van de baby van de buren
• een fragment in het jeugdboek dat daarnet de prijs van de Kinder- en Jeugdjury won
• een bespreking of review van een nieuwe game
OPDRACHT 2 Bekijk de tekstfragmenten. Wat is het tekstdoel? Welke tekst herken je? Kies dan de juiste tekstsoort.
1 Noteer bij elke tekst het tekstdoel en de tekstsoort. Om welk tekstvoorbeeld gaat het? Kies uit deze tekstsoorten: informatieve tekst, persuasieve tekst, opiniërende tekst, prescriptieve tekst, narratieve tekst.
persuasief: overtuigend of activerend opiniërend: een mening of opinie gevend prescriptief: iets voorschrijven, een instructie geven narratief: verhalend woord
megalithische monumenten.
Dat komt vooral omdat men er weinig over wist en eigenlijk nog steeds weinig over weet. Een voorbeeld. In het dorpje Mousny in de Ardennen bevinden zich een hoop grote keien die min of meer een cirkel vormen. Een legende beweert dat de keien eigenlijk een herder en zijn schapen zijn. Zij werden door Jezus Christus in stenen veranderd omdat de herder Christus weigerde te helpen! Andere verhalen brengen megalieten in verband met de duivel, bovennatuurlijke krachten en zelfs buitenaardse wezens. Nog altijd zijn er mensen die dergelijke zaken geloven.
ABron: www.megalitica.beNaar: www.megalitica.be
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
Al sinds de middeleeuwen doen de meest fantastische verhalen de ronde over de megalithische monumenten.
Dat komt vooral omdat men er weinig over wist en eigenlijk nog steeds weinig over weet. Een voorbeeld. In het dorpje Mousny in de Ardennen bevinden zich een hoop grote keien die min of meer een cirkel vormen. Een legende beweert dat de keien eigenlijk een herder en zijn schapen zijn. Zij werden door Jezus Christus in stenen veranderd omdat de herder Christus weigerde te helpen! Andere verhalen brengen megalieten in verband met de duivel, bovennatuurlijke krachten en zelfs buitenaardse wezens. Nog altijd zijn er mensen die dergelijke zaken geloven.
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
©VANIN
CSamuel wordt midden in de nacht in Antwerpen met zijn familie opgepakt door de Duitse SS. Samen komen ze terecht in de Mechelse Dossinkazerne, een doorgangskamp waar duizenden Joden opgesloten zitten. In afwachting van hun deportatie per trein naar een van de concentratiekampen ondergaan ze de wreedheden en vernederingen van de SS’ers. Tegelijkertijd plannen drie jongeren in Brussel de sabotage van een van die transporten. Een onmogelijk idee, waar zelfs verzetslieden niet in geloven. Hun verhaal zal zich op een onwaarschijnlijke manier kruisen met dat van Samuel.
Jongen zonder naam is geïnspireerd op ware feiten. Een meeslepend boek voor alle kinderen vanaf 12 jaar dat laat zien waartoe zowel het slechte als het goede in de mens kan leiden.
Vanaf 12 jaar ‒ 144 p.
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
DWat te doen bij een incident?
bij een ongeval
• bel de receptie (toestel 231)
• vermeld: – wie je bent – waar het is gebeurd – wat er is gebeurd – hoeveel slachtoffers er zijn
• blijf bij het slachtoffer / de slachtoffers
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
FHoe lang ik bezig ben om een sinaasappel te eten
De schil eraf halen
Alle witte stukjes eraf halen
De sinaasappel daadwerkelijk opeten
Etekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
Of je nu op zoek bent naar spannende achtbanen, betoverende attracties of spectaculaire parkshows. In de Efteling is voor iedereen wat te vinden. Ontdek Nederlands grootste attractiepark. Een uniek park, midden in de natuur.
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
GHoe neem je een strafschop?
Zorg dat alles en iedereen op zijn plek staat.
• Weet wat de zwakke en sterke kanten zijn van de keeper.
• Kies voor een hoge of lage bal.
• Wacht op het fluitsignaal.
• Neem een goede, niet te zachte aanloop.
• Schop hard, maar gericht.
• Reageer op het resultaat.
tekstdoel:
tekstsoort:
tekstvoorbeeld:
Tekstsoort en teksten
Deze tekstsoorten kun je onderscheiden: informatieve teksten, persuasieve teksten, opiniërende teksten, prescriptieve teksten en narratieve teksten. Er bestaan ook mengvormen.
Er zijn maar enkele tekstsoorten, maar van elke tekstsoort bestaan er verschillende voorbeelden: bv. krantenartikel, gedicht, advertentie, verhaal, strip, cartoon, folder, brief …
2 Beantwoord deze vragen.
a Bek ijk tekst C.
A Waarom lees je die? Wat is je leesdoel?
b Wanneer lees je teksten zoals tekst A?
c Waarom lees je deze teksten?
tekst D: tekst F: tekst G:
e Wat is het doel van tekst E? Waarom werd die gemaakt?
©VANIN
Tekstdoel en leesdoel
Communiceren doe je niet zomaar. De zender (spreker of schrijver) heeft een doel voor ogen, soms zelfs meer dan een. Hij wil de ontvanger bijvoorbeeld informeren, overtuigen, zijn mening geven, instructies doorgeven … Je spreekt dan over het tekstdoel
Ook de ontvanger leest of luistert met een doel (leesdoel, luisterdoel). De belangrijkste lees- of luisterdoelen zijn: genieten, informatie zoeken, begrijpen, een mening kennen, studeren. Sommige teksten hebben meer dan één lees- of luisterdoel. De situatie of context is dan verschillend.
Sommige teksten hebben meer dan één leesdoel. De situatie of context is dan verschillend..
OPDRACHT 4 Bekijk teksten A, B, C, D en E.
Vervolledig de tabel. Welke tekst herken je? Geef het leesdoel en het tekstdoel.
tekst
AWaarom lees je deze tekst? (leesdoel)
Waarom schreef de auteur de tekst? Hij wil de lezer … (tekstdoel)
Het is vooral belangrijk om te weten met wie je te maken hebt: het paard, een edel dier, intelligent en gevoelig. Wat voor paard zou bij jou als ruiter passen? Er wordt besproken wat voor rassen er zijn, hoe een paard de wereld ziet en op welke manier hij communiceert. Een beginnende ruiter start waarschijnlijk op een manege. Ook daar wordt over verteld: over de eerste les. En vooral over hoe je alle attributen die ze daar hebben, moet gebruiken bij de verzorging van je paard. Het is wel duidelijk dat je meer tijd kwijt bent met dat verzorgen dan met rijden!
Naar: M. Van Turnhout. ‘Paardrijden, zo doe je dat!’, www.leestafel.info
©VANIN
het attribuut: iets wat je nodig hebt
CStreng verboden te spieken
Spieken? Niemand van ons doet het. We zouden niet durven. Toch bestaat het woord. Zo’n honderdvijftig jaar geleden dook spieken voor het eerst in het Nederlands op. We hebben het toen afgekeken … van een Duitse leraar.
In de stad Leiden kwam rond 1850 een leraar uit Duitsland werken. Zijn naam was Carl Sicherer. Voor de klas staan was niet zijn ding. Bij examens moest hij voortdurend zijn leerlingen tot de orde roepen: ‘Nicht spicken!’
Voor die tijd gebruikte men andere woorden om ‘afkijken’ te beschrijven, bijvoorbeeld stechelen, foetelen en smokkelen. Maar dankzij Carl Sicherer – en vooral zijn leerlingen –werd spieken snel populair.
Het Duitse woord spicken was trouwens niet zo nieuw. Je vindt al in geschriften uit 1523 een beschrijving van iemand die plagiaat pleegt en daarom bekendstaat als ‘der Spicker’. Hij steelt gedachten en woorden uit de teksten van anderen en neemt teksten vaak letterlijk over.
Ook de Duitsers waren misschien niet zo origineel. Het zou kunnen dat spicken van het Latijnse spicere komt en dat betekent ‘kijken’.
Naar: Tlpst, de taallesbrief van Onze Taal, ‘Streng verboden te spieken’, www.onzetaal.nl
E©VANIN
DAlle wriemeldiertjes …
Alle wriemeldiertjes alle wiebeldiertjes alle kruip- en kriebeldiertjes zitten verstopt in het hoge gras.
Ik zou maar op mijn tenen lopen als ik jou was.
Uit: Van Leeuwen, Joke. Ozo heppie en andere versjes, Querido, Amsterdam
Je kunt:
• het leesdoel bij een tekst bepalen;
• tekstdoelen en tekstsoorten herkennen en bepalen zoals informatieve tekst (informeren), persuasieve tekst (overtuigen), prescriptieve tekst (instructies of aanwijzingen geven), opiniërende tekst (mening geven), narratieve tekst (ontspannen);
• deze teksten herkennen en benoemen: inhoudsopgave, register, handleiding, literair fragment, stripverhaal, krantenartikel …
MAAK EEN KWARTET
• Werk per twee.
• Ontwerp een kwartet.
• In het k wartet verwerk je de leerstof van deze les.
• Spreek af welk kwartet je zult maken.
• Verdeel het werk en maak afspraken.
• Ga met het k wartet aan de slag, vorm een groep met een ander duo.
• Wissel even uit met een ander duo of groepje.
1 Hoe ziet een kwar tet eruit?
2 Waarover gaat deze les 1?
orIëNtereN o vur o v ur
3 Hoe zal jullie kwar tet eruitzien?
4 Bespreek.
• Welke kaarten zou je kunnen maken? Denk aan de thema’s van de les. Kies vier thema's.
• Welke woorden kunnen op de kaarten komen?
uItvoereN
voorbereIdeN ov u r
5 Ontwerp per twee een kwartet over wat er in deze les aan bod kwam.
©VANIN
reflectereN
Kies bij het thema voor een tekstsoort. Noteer dan enkele voorbeelden van teksten onderaan de kaart. Leesdoel en tekstdoel zijn ook mogelijke thema’s voor de kaarten. tip ovu r
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Het thema / de onderwerpen van de les zijn duidelijk. 1 2 3 41 2 3 4
Per thema krijgen vier ‘woorden’ telkens een plaats. 1 2 3 41 2 3 4
De leraar heeft ons bij deze opdracht veel / een beetje / niet geholpen.
Werkpuntje voor jezelf:
Aan iemands lippen hangen
2
oriënterend en globaal luisteren
luisterdoel bepalen
verhaal
NAVERTELLEN
luisterfiche INVULLEN
nieuwsflits beluisteren
luIstereN Is eeN kuNst
OPDRACHT 1 Bereid je voor op de luisteropdracht. Bekijk de afbeeldingen.
1 Hoe kun je je op een luistertaak voorbereiden? Hoe pakte je vroeger zo’n opdracht aan? Welke tips kreeg je van de leraar of van een klasgenoot? Noteer hier twee tips.
Tip 1:
Tip 2:
©VANIN
2 Welk land of welke streek kun jij met deze afbeeldingen associëren?
Geef vijf zaken die je aan die streek doen denken.
associëren: samenvoegen, koppelen, een verbinding maken, een verband zien woord
3 Je beluistert zo dadelijk een sterk verhaal uit een vreemd land.
a Wat is volgens jou een sterk verhaal?
b Waarom luister je daarnaar? Wat is je luisterdoel?
c Hoe ga je dat aanpakken? Markeer in het kader wat voor jou van toepassing is.
Je luistert zo:
• dat je weet waarover het verhaal gaat;
• dat je het verhaal tot in de details kunt navertellen;
• dat je de algemene draad van het verhaal kunt vertellen (de w-vragen kunnen je daarbij helpen);
• dat je het verhaal kunt toetsen aan je eigen ervaringen en opvattingen;
• dat je enkel een antwoord vindt op een aantal specifieke vragen over het onderwerp.
d Wat weet je over de regio? Geef een feit.
4 Luister nu naar het verhaal.
a Wat zou de bedoeling van de verteller kunnen zijn?
b Waarover gaat het sterk verhaal?
c Vul de woorden die je uit het verhaal hebt onthouden in het kader in. Werk per twee.
HET VERHAAL: de opbouw
Inleiding (de w-vragen)
Het verhaal speelt zich af in ( Waar?), ( Wanneer?).
Het blijft te lang uit in het land. Het blijft aanhoudend stormen en sneeuwen.
De ( Wie?) wil weten waarom en wil het probleem (verhelpen) (Wat?).
Reis (midden)
Het hoofdpersonage reist naar de . Hij hakt de van het bos om met een en schaaft van de stam.
Hij stapelt de splinters op elkaar en ze torenen hoog boven het bos uit.
De man zit op een en steekt de in brand.
De droogt en door de wordt de man omhooggetild.
Op een verre in de vorm van een
In het wolkenhuis ontmoet hij de . Die is aan handen en voeten
Hij vertelt de man dat de de dader is. Met een maakt de man hem los Neem eventueel notities op een blaadje. Als je eerst de opdracht bekijkt, kun je gericht luisteren.
©VANIN
aan handen en voeten gebonden: geen kant op kunnen woord
Weer naar de
Met een reist hij naar huis. De man landt in een , maar gelukkig blijft zijn boven water. Een maakt er haar nest op en legt eieren.
Op een onbewaakt moment sluipt een tot bij het nest en smikkelt de eieren op.
Het slot
De man zet zijn tanden in de van het dier en bijt zich met alle kracht vast.
Met een sprong gaat het roofdier ervandoor. Zo haalt hij de man uit zijn benarde positie. (De wolf trekt hem uit het moeras.)
Nog drie geweldige sprongen en de man is (weer veilig, weer op vaste grond).
Meer dan eens vertelt de man bij het dit sterke verhaal.
+ 5 Waarom lijkt dit verhaal op een sprookje? Noteer vijf elementen uit het verhaal.
©VANIN
6 Bespreek je luisterervaring.
a Wat liep vlot tijdens de luisteropdracht? Geef een positief punt.
b Noem een moeilijkheid die je tijdens het luisteren ondervond.
c Bedenk er zelf een oplossing voor.
d Welke woorden uit het luisterfragment kon je het makkelijkst onthouden en invullen?
e Waarom kon je de andere woorden minder goed onthouden?
smikkelen: eten benard: benauwd, onaangenaam woord
OPDRACHT 2 Vervolledig het kader.
1 Noteer de ingevulde woorden en de titel van het verhaal op de juiste plaats in het kader. Start alleen en overleg daarna met je klasgenoot.
TITEL
Bv. maakt los
Bv. geweldige
Welke woorden uit het luisterfragment kon je het makkelijkst onthouden en invullen?
2 Welke titel zou je boven die woorden kunnen noteren?
3 Waarom kon je de andere woorden minder goed onthouden?
4 Noteer ook boven die woorden een titel.
©VANIN
Luisterstrategie
Voor je start met luisteren, oriënteer je je eerst op de luistertaak.
Je vraagt je af:
• waarom je luistert en bepaalt zo het luisterdoel;
• hoe je het luisteren zult aanpakken en je past de juiste luisterstrategie toe.
Je luistert globaal. Je kunt door die manier van luisteren het onderwerp (en de hoofdgedachte) en de hoofdzaken van het verhaal / van wat je beluisterde weergeven.
5 Waarover gaat het verhaal? Vat het in drie of vier zinnen samen. Gebruik daarvoor de woorden onder de titel ‘hoofdzaken’.
6 Wat is in het verhaal volgens jou onwaarschijnlijk of onmogelijk? Noem één gebeurtenis uit het verhaal.
7 Klopt wat in het fragment gezegd wordt (betrouwbaarheid)? NEE/JA
8 Reflecteer op je luisteren. Gebruik het kader.
Je traject naar succes
bepaalt het luisterdoel.
Je herkent de juiste tekstsoort.
Je weet waarover het fragment gaat (onderwerp).
Je noteert de hoofdzaken.
Je vat het verhaal samen in enkele zinnen.
Werkpuntje voor jezelf:
oefeN eveN kort …
OPDRACHT 3 Bekijk de afbeeldingen aandachtig.
1 Welk land kun je met die afbeeldingen associëren?
2 Lees eerst de luisterfiche, zodat je weet wat je precies moet doen.
3 Gebruik je koptelefoon of oortjes en luister naar het fragment. Vul daarna de info in de luisterfiche aan.
luisterfiche 1
TEKSTSOORT Wat is je luisterdoel?
Markeer: het is een informatieve – persuasieve – narratieve – prescriptieve – opiniërende tekst.
TEKST Markeer: het is een studietekst – inhoudsopgave – verhaal – nieuwsflits (bv. reportage of interview) – gedicht.
LUISTERSTRATEGIE
Welke aanpak zul je toepassen?
Markeer: oriënterend – globaal – intensief – genietend – zoeken – kritisch luisteren.
ZENDER Wie is de zender?
ONDERWERP
Waarover gaat het luisterfragment?
HOOFDPUNTEN (w-vragen) Wie? Het gaat over een
Wat? De man met een
Waar? Vanuit het water kan hij het vuur bestrijden in
Wanneer? Wordt niet vermeld in het fragment.
Hoe? Hij vertrekt vanop het water in een
Waarom? Wordt niet vermeld in het fragment.
REFLECTIE Hoe verloopt het invullen van de fiche?
Wat lukt goed?
©VANIN
Wat vind je moeilijk?
4 Misschien onthield je toch een paar details omdat je heel geconcentreerd luisterde of omdat het onderwerp je interesseerde. Vertel aan elkaar één detail (bijzaak).
5 Ver tel aan je buur ook hoe je het luisteren hebt aangepakt.
Zou je een volgende keer op dezelfde manier luisteren?
Wat zou je eventueel anders doen?
Je kunt:
• een verhaal/nieuwsflits beluisteren en de korte inhoud weergeven;
• het luisterdoel bepalen;
• de juiste luisterstrategie toepassen (oriënterend en globaal luisteren);
• de bedoeling van de zender achterhalen;
• de hoofdzaken en bijzaken van elkaar onderscheiden;
• reflecteren op de eigen luisterhouding.
de bijzaak: zaak van ondergeschikt belang n hoofdzaak
HEET VAN DE NAALD
1 Bekijk de afbeeldingen per fragment. Kies een fragment waarover je meer te weten wilt komen. Noteer hier je keuze: fragment
2 Vorm op basis van je keuze groepjes van drie, vier of vijf leerlingen.
3 Ver tel in je groep aan elkaar wat je al over het onderwerp weet.
Fragment 1
Fragment 2
Fragment 3
Fragment 4
©VANIN
voorbereIdeN
4 Lees eerst de luisterfiche, zodat je weet wat je precies moet doen. Alle luisterfiches staan op diddit.
5 Gebruik je koptelefoon of oortjes en luister naar het fragment. Vul daarna de info in de luisterfiche aan.
6 Misschien onthield je toch een paar details omdat je heel geconcentreerd luisterde of omdat het onderwerp je interesseerde. Vertel aan elkaar één detail.
reflectereN
uItvoereN ovu r
7 Als iedereen klaar is, overleg je in je groep. Vul eventueel je fiche verder aan of verbeter foutieve gegevens. Vul een gezamenlijke luisterfiche in en laat die door de leraar verbeteren.
8 Samen met je klasgenoten kies je een ander luisterfragment. Vul onmiddellijk de gezamenlijke fiche voor dat fragment in.
9 Geef een voorbeeld van een detail (bijzaken) voor fragmenten 1 en 2.
10 Waar of niet waar?
Geef het juiste antwoord i.v.m. details die je onthield uit interesse bij fragment 3 en 4. Plaats een kruisje in de juiste kolom.
UITSPRAKEN fragment 3
Het gif komt vrij uit de tand van de spin.
De beestjes komen ook in België voor.
Het geneesmiddel wordt gemaakt van de poot van het beestje.
Wie gebeten wordt en geen behandeling krijgt, zal sterven.
UITSPRAKEN fragment 4
In België kun je bananen kweken.
We kopen de cavendish-banaan in de supermarkt.
In het labo bewaren ze 150 soorten bananen.
Een bananenplant is het grootste kruid ter wereld.
©VANIN
waar niet waar
waar niet waar
3
Wat vertelt een tekst?
leesstrategieën inzetten stamboom OPSTELLEN
informatie uit een tekst en schema HALEN
schema’s lezen en schema’s maken
hoe ga je lezeN?
c In de tekst markeer je bijzonderheden bij het sleutelwoord. 1
Vergelijk met hoe je luistert naar een tekst.
OPDRACHT 1 Lees de tekst ‘Wil je astronaut worden?’ en zoek een gepaste aanpak.
1 Denk na over deze vragen voor je begint te lezen.
a Bek ijk de tekst en voorspel waar die over gaat. Waar vind je de informatie?
b Hoe noem je die manier van lezen? Vergelijk met je manier van luisteren.
c Wat weet je al over het onderwerp?
d Wil je de tekst lezen? Hoe kun je snel een beeld krijgen van de inhoud? Hoe pak je dat aan? Vertel.
e Hoe noem je die manier van lezen?
2 Lees nu de hele tekst.
a Uit welke grote delen bestaat een tekst? Schrijf de naam boven elk deel.
b Lees daarna elke paragraaf of alinea en noteer de sleutelwoorden van elke paragraaf of alinea in de marge.
het sleutelwoord: het kernwoord, belangrijk woord in een zin of tekst woord
Wil je astronaut worden?
Om door de ruimte te vliegen hoef je geen superman of supervrouw te zijn. Er zijn veel mannen en vrouwen, uit verschillende landen, die astronaut zijn geworden. ESA telt op dit moment bijvoorbeeld veertien astronauten uit acht landen.
De spanning van een lancering voelen, de aarde hoog vanuit de lucht bekijken en rondzweven in een ruimtevaartuig. Wat moet je zoal doen om tot de weinigen te behoren die dat kunnen meemaken?
Om te beginnen moet je het wel echt willen, want astronaut ben je niet een-twee-drie. Je bent al jaren bezig met studie en werk voordat je aan de opleiding tot astronaut zelf begint. De meeste astronauten beginnen als ze tussen de 27 en 37 jaar zijn.
Daarbij moet je slim genoeg zijn om techniek, medicijnen of natuurwetenschap te studeren aan de universiteit. Veel astronauten volgen ook een opleiding tot piloot in de luchtmacht van hun land.
de missie: een zending of opdracht woord ©VANIN
Daarnaast komen de astronauten uit veel verschillende landen in Europa en kunnen ze missies uitvoeren samen met astronauten uit de VS, Rusland en Japan. Ze moeten Engels en Russisch kunnen spreken zodat ze met elkaar kunnen praten.
Vervolgens moet je gezond zijn, want astronautentrainingen en ruimtevluchten kunnen heel vermoeiend zijn.
Ten slotte, in een ruimtevaartuig leef en werk je met elkaar in een heel kleine ruimte, dus je moet wel goed met andere mensen kunnen opschieten.
Nog steeds geïnteresseerd? Zo ja, wie weet cirkel jij dan later wel als een van de weinigen rond de aarde, maak je een ruimtewandeling of breng je een bezoek aan de maan. Tot ziens in de ruimte!
Naar: ‘Wil je astronaut worden?’, www.esa.int
d Hoe heb je de opdracht aangepakt? Hoe heb je de tekst gelezen?
Als je een tekst oriënterend leest, dan bekijk je de tekst vlug omdat je wilt nagaan welke tekst je in handen hebt en wat je ermee kunt doen. Je wilt het lees- en tekstdoel van de tekst kennen.
Als je een tekst globaal leest, dan lees je het begin en einde van de tekst. Wat is het hoofdonderwerp van de tekst? Wat is de bron? Je wilt een algemeen (globaal) idee van de tekst krijgen.
Als je een tekst helemaal wilt begrijpen, lees je die tekst intensief. Je leest grondig, alinea na alinea, en zoekt eventueel moeilijke woorden op.
Als je gericht informatie zoekt in een tekst, lees je zoekend. Je laat je leiden door de vraag en hoeft de tekst daarom niet helemaal te lezen.
OPDRACHT 2 Lees deze tekst globaal. Hoe lees je dan? Vergelijk met globaal luisteren (p. 70).
De opleiding tot astronaut
(1) Honderden uren training
Voordat astronauten aan hun eerste ruimtevlucht kunnen beginnen, krijgen ze honderden uren training. Die bestaat uit drie hoofddelen.
(2) Eerst een basistraining
Nieuwkomers die astronaut willen worden, beginnen met een basistraining van 12 maanden. Daarin leren ze over ruimtetechnologie en -wetenschap, medische basisvaardigheden en de werking van het Internationale Ruimtestation (ISS). Ook maken ze kennis met SCUBA. Daarbij oefenen ze in gewichtloosheid in een capsule op de bodem van een grote watertank.
(3) Vervolgopleiding
Als ze klaar zijn met het eerste deel, gaan ze verder met de vervolgopleiding. Die duurt ook een jaar. In dat jaar gaan ze dieper in op de verschillende delen van het ISS, de experimenten en de transportvoertuigen en de rol van de vluchtleiding.
(4) Een eerste missie
Dan zijn ze klaar voor een eerste missie. Ze werken zo veel mogelijk samen met de andere teamleden om de speciale taken van hun missie te leren. Verder worden zogenaamde paraboolvluchten uitgevoerd om ze te laten wennen aan de gewichtloze toestand.
(5) Internationaal opgeleid
De astronauten trekken een paar jaar met elkaar op en leren elkaar zo goed kennen. Hun opleiding vindt plaats in de VS, Rusland, Japan en Europa. Dat betekent dat ze niet alleen de wetenschappelijke experimenten en speciale taken tijdens de missie goed moeten kennen, maar wellicht ook Russisch moeten leren (Engels is al verplicht).
Naar: ‘De opleiding tot astronaut’, www.esa.int
©VANIN
de capsule: de bemanningsruimte in een raket woord
1 Bepaal waar je het antwoord op de vragen zult vinden.
a Schrijf naast elke vraag het nummer van de paragraaf of alinea waar je de informatie kunt vinden.
Welke basisvaardigheden worden aangeboden?
Welke talen moeten de astronauten beheersen?
Wanneer gaan ze dieper in op de delen van het ISS?
Wat betekent ISS?
Waar vindt de opleiding plaats?
Wanneer en waar leren ze wennen aan gewichtloosheid?
b Stel zelf drie andere vragen op en schrijf er de paragraaf of alinea naast waar je het antwoord kunt vinden.
1 alinea:
2 alinea:
3 alinea:
2 Lees de tekst opnieuw. Beantwoord daarna de vragen. Denk eerst na over hoe je antwoord eruit zal zien. Wat zoek je precies in de tekst? Is die info goed herkenbaar in de tekst? Hoe?
a In welke landen vindt de opleiding plaats?
Antwoord op de vraag:
Hoe herkenbaar?
b Hoelang duurt de eerste basistraining?
Antwoord op de vraag:
Hoe herkenbaar? op weg Naar eeN schema
6 Hoe lees je die schema's? 2
OPDRACHT 3 Bekijk en lees de schema’s op p. 79-80.
1 Welke informatie vind je in de schema’s? Bespreek.
2 Waar vind je zulke schema’s?
3 Verkies jij een schema of een tekst? Verduidelijk.
4 Wat is het doel van zo’n schema?
5 Kan elke soort informatie in een schema? In eenzelfde schema?
7 Onderzoek ook de lay-out. Welke hulpmiddeltjes zijn er gebruikt?
8 Elk schema heeft ook een naam en past dikwijls bij een bepaald doel. Probeer de namen bij de schema’s te plaatsen.
Kies uit: waaierschema – boomschema – mindmap – feitenketting – T-schema of kolommenschema – cyclisch schema of cyclisch model – tijdlijn
schema A schema B
schema C schema D schema E schema F
TEKSTEN tekstsoorten
informatieve tekst
overtuigende of persuasieve tekst
ontspannende of diverterende tekst
ontroerende of emotieve tekst
informeren
overtuigen ontroeren ontspannen tekstdoelen
Breuk % Kommagetal
50 %0,50
25 % 0,25
75 %0,75
12,5 % 0,125
33,3 %0,33 66,7 % 0,67 20 %0,20
gewervelde dieren
©VANIN
zoogdierenam bieënreptielenvogels vissen
Kringloop van asfalt
1 mengen van nieuwe grondstoffen en gebruikt asfalt
2 verwerking
3 gebruik van de weg
4 frezen
Schema’s lezen en maken
Het doel van een schema is informeren en zakelijke gegevens visueel/schematisch/overzichtelijk weergeven.
Een schema kan:
• tonen uit welke delen iets bestaat;
• eigenschappen of kenmerken duidelijk maken (overeenkomsten en verschillen, voor- en nadelen);
• ideeën, eigenschappen, losse gedachten voor jezelf of anderen ordenen;
• een kringloop van herhalende eigenschappen, gebeurtenissen … beschrijven;
• feiten, gegevens in een rij plaatsen.
Om een schema te maken kun je de lay-out met verschillende middelen ondersteunen, bv. pijltjes, kleuren, tekeningen of icoontjes …
©VANIN
Soorten schema’s
• Het tabelschema, T-schema of kolommenschema maakt eigenschappen of kenmerken duidelijk (bv. overeenkomsten en verschillen, voor- en nadelen …).
• Het waaierschema toont uit welke delen iets bestaat. Elk deel krijgt dan nog verdere informatie.
• Het boomschema laat zien uit welke delen iets bestaat.
• Een mindmap: mindmapping is een techniek om brainstormideeën, losse gedachten, hoofd- en bijzaken, eigenschappen voor jezelf en anderen te ordenen.
• Het c yclisch model beschrijft een kringloop van zich altijd herhalende eigenschappen, verschijnselen, gebeurtenissen …
• De feitenketting zet feiten/gegevens in een rij. Als de tijd of chronologie belangrijk is, dan krijg je een tijdlijn.
lezeN eN schematIsereN
OPDRACHT 4 Bekijk de afbeelding en de tekst.
1 Bedenk een titel.
2 Welk soor t schema vind je in afbeelding A?
3 Komt de informatie in de tekst overeen met de info in de afbeelding? Wat kun je daaruit leren?
4 Hoe lees je deze teksten (schema en tekst)?
BAschijf 6 000 jr. oud 3-delig 5 000 jr. oud koper/hout 4 500 jr. oud
lichte spaken 3 500 jr. oud
staal/hout 300 jr. oud
spaken/luchtband ± 1900 staal/luchtband lichtmetaal
heden
©VANIN
Het wiel is een late uitvinding. Na de laatste ijstijd was onze aarde nog tot ca. 10 000 v.C. vooral met landijs bedekt, waardoor een wiel weinig nut gehad zou hebben.
De voorlopers van het wiel waren boomstammen, die over de grond gerold werden.
Ongeveer 6 000 jaar geleden ontdekten onze voorouders de as. Twee schijven werden door middel van een stang met elkaar verbonden. Zo ontstonden de eerste karren en wagens.
Rond 3200 v.C. werd in Mesopotamië de stabiliteit van kruiwielen verbeterd. Daarvoor legden ze planken tegen elkaar. Die verbonden ze met dwarsbalken en vervolgens sneden ze ze rond uit.
Met de verbetering van werktuigen ontstond ca. 4 000 jaar geleden het spaakwiel. De verdere ontwikkeling van het wiel hing af van de geografische omstandigheden. In gebieden waar water en lasten door woestijnen vervoerd moesten worden, was het wiel nauwelijks bruikbaar. Daar bleven ze lastdieren gebruiken.
In de loop van de tijd vond het gebruik van het wiel bijna overal ingang. Vooral de Romeinen droegen daartoe bij, doordat ze een geweldig wegennet aanlegden.
Pas in het industrietijdperk, in de 19de eeuw, deed het wiel zijn intrede in bijna alle technische terreinen, zoals machines, verkeersmiddelen …
De vorm en de functie van het wiel zijn in de loop der tijden niet veranderd.
Naar: Loncke. ‘De geschiedenis van het wiel’, www.constructie.weebly.com
5 Zou je de tekst ook in een ander schema kunnen gieten? Hoe zou je dat aanpakken? Bespreek.
de stabiliteit: de vastheid, de stevigheid geografisch: wat de plaats en ligging betreft, aardrijkskundig (de geografie) woord
Verschillende leesstrategieën
Er zijn verschillende manieren om een tekst te lezen. Je noemt ze de leesstrategieën
ORIËNTEREND lezen: je bekijkt de tekst vlug omdat je wilt nagaan welke tekst je in handen hebt en wat je ermee kunt doen. Je leest de titel en de tussentitels of tussenkopjes en bekijkt de illustraties. Je wilt het lees- en tekstdoel van de tekst kennen.
GLOBAAL lezen: je leest het begin en einde van de tekst. Wat is het hoofdonderwerp (thema) van de tekst? Wat is de bron? Je wilt een algemeen (globaal) idee van de tekst krijgen.
ZOEKEND lezen: je wilt gerichte informatie vinden. Bv. een antwoord voor een bepaald probleem, een vertaling van een woord …
KRITISCH lezen: je vraagt je af of alles wat in de tekst staat, wel klopt. Daarom ga je na of het correct is wat de auteur schrijft. Je vergelijkt met een andere bron of met wat je zelf al weet.
GENIETEND lezen: je wilt je enkel ontspannen, je wilt genieten van de tekst.
INTENSIEF lezen: je wilt de tekst helemaal begrijpen. Daarom lees je die grondig, alinea na alinea.
STUDEREND lezen: je wilt de inhoud van een tekst in je geheugen opslaan om er later mee te werken.
Als je een tekst (boodschap) beluistert, dan heb je als ontvanger een (luister)doel. De zender heeft een spreekdoel. De leesstrategie wordt dan een luisterstrategie
OPDRACHT 5 Hoe lees je deze teksten?
Welke leesstrategie gebruik je? Vul aan met de juiste term.
TEKST
programma’s in een tv-gids
tijdschriftartikel
les natuurwetenschappen
sportuitslagen de bespreking van een nieuwe game de inbox van je mail een jeugdboek
een samenvatting van de les geschiedenis
MANIER VAN LEZEN = LEESSTRATEGIE
OPDRACHT 6 Bekijk het schema.
Bedenk om beurten een vraag waar het schema een antwoord op geeft. Stel elk minstens twee vragen. Werk in duo‘s. Controleer het antwoord op je vraag met behulp van het schema.
OPDRACHT 7 Lees de tekst.
Maak een schema van deze tekst op de volgende pagina. Welk soort schema zul je gebruiken?
Wat is het verschil tussen een krokodil en een alligator?
Alhoewel krokodillen en alligators veel op elkaar lijken, horen ze officieel niet tot dezelfde familie. Ook wat het leefgebied betreft, zijn er grote verschillen. Krokodillen leven eigenlijk bijna op elk continent op het zuidelijk halfrond (Afrika, Zuidoost-Azië, Australië, Zuid-Amerika). Alligators komen alleen in Noord- en ZuidAmerika en China voor.
In vergelijking met alligators hebben krokodillen een langere, smallere snuit en wanneer een krokodil zijn bek dicht heeft, zijn al zijn tanden nog te zien. Een alligator heeft een overbeet. Als hij zijn bek dicht heeft, valt de bovenkaak over de onderkaak heen en zijn alleen zijn bovenste tanden te zien.
De krokodil behoort tot de familie van de Crocodylidae en kent veertien soorten, de alligator behoort tot de familie van de Alligatoridae en kent acht soorten. Krokodillen eten voornamelijk vogels en grote zoogdieren, alligators eten naast andere zoogdieren ook vis en reptielen.
Zowel krokodil als alligator zijn carnivoor, dus vlees- en/of viseter.
Naar: ‘Wat is het verschil tussen een krokodil en een alligator?’, www.hetverschiltussen.nl
©VANIN
het continent: een werelddeel de carnivoor: een vlees- en viseter woord
Schema:
1 Ver tel de tekst na aan de hand van je schema. Kleur het bolletje als je op deze punten ‘ja’ kunt antwoorden.
O Je kunt de tekst navertellen.
O De gegevens in je schema zijn de belangrijkste.
O Je gebruikt sleutelwoorden om de belangrijkste gegevens in het schema te noteren.
O Het schema is bruikbaar voor het doel dat je wilt bereiken.
O Gegevens die je niet in het schema hebt, zijn toch niet zo belangrijk.
O Het schema is duidelijk voor jou. Het roept geen nieuwe vragen op.
Heb je bij een of meer van de punten geen bolletje gekleurd? Vul je schema dan verder aan.
2 Vergelijk met het schema van je buur. Bespreek samen deze vragen.
a Welk van de twee schema’s is volgens jou het beste en waarom?
b Wanneer maak jij schema’s?
c Welk doel heb je dan voor ogen?
d Voor wie maak je die schema’s?
OPDRACHT 8 Kies een tekst.
Duid je keuze aan en lees de tekst. Ga daarna aan de slag met de opdrachten.
Tekst A: Klimaatverandering
Tekst B: Wat is het verschil tussen fondant en marsepein?
A Klimaatverandering
Klimaatverandering betekent dat er lange tijd een grote afwijking van de normale klimaatpatronen is. Het klimaat van de aarde lijkt heel snel te veranderen. Dat is sinds het einde van de laatste ijstijd, 10 000 jaar geleden, niet meer gebeurd. De wetenschappers weten niet precies hoeveel het klimaat is veranderd of waarom dat gebeurt, maar ze geloven wel dat in elk geval een deel van de veranderingen is ontstaan door dingen die wij mensen doen.
Wetenschappers geloven dat de wereld warmer wordt. Dat kunnen we zien aan het smelten van de ijskappen en de stijgende zeespiegel. Ze denken dat dit voor een deel komt door de grotere hoeveelheid ‘broeikasgassen’, gassen uit fabrieken, auto’s en vliegtuigen die de dampkring in gaan. De klimaatverandering wordt ook erger gemaakt door het kappen van bossen en het verbranden van olie en kolen. De ozonlaag, die ons beschermt tegen de schadelijke UV-stralen van de zon, is de afgelopen jaren veel dunner geworden en op sommige plaatsen is hij helemaal verdwenen. Dat is een gevolg van de grote hoeveelheid sprays die we gebruiken.
Al die onderwerpen worden nu vanuit de ruimte bestudeerd. Zo kunnen we meer te weten komen over het klimaat van de aarde en kunnen we veranderingen in de gaten houden.
Naar: ‘Klimaatverandering’, www.esa.int/kids
©VANIN
BWat is het verschil tussen fondant en marsepein?
Zowel marsepein als fondant worden gebruikt om cupcakes, koekjes en taarten mee te versieren, maar wat is nu het verschil tussen die twee?
Het basisingrediënt van marsepein en fondant is allebei suiker. In marsepein zitten naast suiker ook amandelen, wat veel invloed heeft op de smaak, de structuur, de kleur en de bewerkelijkheid. Dat zijn meteen ook de meest genoemde verschillen tussen fondant en marsepein.
Smaak
Beide zijn erg zoet; marsepein heeft een amandelsmaak, fondant is eigenlijk alleen maar suiker.
Structuur
Marsepein is door de aanwezigheid van amandelen wat vetter, waardoor hij niet echt opdroogt, maar altijd wat vettig blijft. Fondant is steviger en droogt in.
Kleur
Fondant is in de basis wit, wat je zelf door middel van kleurstof alle kleuren van de regenboog kunt kleuren. De kleuren zijn over het algemeen sprekender en ‘echter’ dan gekleurde marsepein, die in de basis blank is en zich minder goed laat kleuren. Kleuren worden vaak net wat donkerder bij marsepein.
Zowel fondant als marsepein kun je gekleurd kopen.
Bewerkelijkheid
Marsepein blijft door zijn vettige structuur iets minder stevig. Bijvoorbeeld ‘roosjes’ kunnen op de duur wat inzakken, wat er niet zo professioneel uitziet. Het droogt niet snel uit, dus je kunt er op je gemak mee aan het werk zonder dat er bijvoorbeeld scheuren in komen.
Fondant daarentegen droogt wel uit. Je moet er redelijk snel mee aan de slag om zonder scheuren een taart bekleed te krijgen. Daarentegen blijven ‘roosjes’ en andere fijne structuren erg mooi en zakken figuurtjes niet in.
Door beide producten uit te proberen kom je er vanzelf achter wat voor jou het beste werkt en welke je het lekkerste vindt.
Naar: www.hetverschiltussen.nl
©VANIN
1 Schrijf een passend onderschrift voor de afbeelding(en).
2 Wat maakt de schrijver van het artikel duidelijk?
3 Welk schema zou jij gebruiken om de tekst overzichtelijk weer te geven? Maak zo’n schema.
Jouw schema
Je kunt:
• de gepaste leesstrategie inzetten;
• een schema lezen en er informatie uit halen;
• van een tekst een schema maken dat de nodige info bevat;
• schema’s vergelijken.
WORD EEN SCHEMA-EXPERT
orIëNtereN o vur
1 Maak een stamboom van je familie (of kies voor dit alternatief: maak een stamboom van een bekend persoon, bv. van onze Belgische koning).
2 Gebruik daar voor een boomschema waarin je jouw naam of die van de bekende persoon onderaan zet. Probeer zo ver mogelijk in de tijd terug te gaan (minstens drie generaties –van jou tot bij je grootouders). Denk aan de hoofdletters!
3 Leg daarna je stamboom uit aan twee klasgenoten.
Voor een voorbeeld van een boomschema: bekijk schema B op p. 79.
voorbereIdeN
o v ur
4 Wat is een stamboom? Hoe ziet een stamboom eruit? Hoe ziet een boomschema eruit?
5 Verzamel de nodige informatie. Waar kun je die vinden? Wie kun je aanspreken?
ov u r
6 Maak de stamboom. Denk eraan dat de naam van de jongste onderaan komt.
uItvoereN ovu r reflectereN
7 Hoe ging het?
In orde Je traject naar succes jouw boomschema boomschema van je klasgenoot
De naam van de jongste persoon staat onderaan. ja nee ja nee
Je stamboom is opgebouwd met een boomschema en bevat minstens drie generaties.
Je gebruikt hoofdletters voor de eigennamen. 1 2 3 41 2 3 4
Je kunt je stamboom vlot uitleggen aan de anderen. 1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
les Over wie of wat gaat het?
onderwerp zoeken en aanduiden
over wIe gaat het?
relatie tussen o en pv aanduiden
persoonsvorm aanduiden
korte boodschap
SCHRIJVEN
pv spellen in de Ott
OPDRACHT 1 Bekijk de foto’s. Beschrijf wat je ziet.
1 Noteer minstens één zin per beeld. Wees origineel!
Foto 1:
Foto 2:
Foto 3:
2 Werk verder in duo’s. Onderzoek de zinnen.
a Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd? Wie doet iets? Wie is of wordt iets? Onderstreep die woorden in de zin.
b Hoe noem je iets of iemand waarover of over wie iets gezegd wordt?
c Wat wordt er over het onderwerp in de rest van de zin gezegd? Markeer de woorden (de rest van de zin).
3 Kies allebei een originele zin van de ander.
Vervang ‘wie’ of ‘wat’ door een andere persoon of zaak. Noteer de twee zinnen:
wIe of wat doet of Is Iets?
OPDRACHT 2 Guy Didelez vertelt. Lees waarover!
1 Lees de inhoud van enkele van zijn boeken.
Bram, Sofie en Bert trekken zich het lot aan van hun nieuwe klasgenoot Peter. Die stottert en wordt door de leraar Nederlands gepest De drie vrienden winnen zijn vertrouwen. Op een dag ontdekken ze zijn geheim. Peter is buikspreker, net als zijn overleden vader. Raspoetin, een van de vier oude, houten poppen waarmee hij optreedt, stottert niet
De vijftienjarige Janne wordt opgenomen in een psychiatrische instelling. Op haar eigen vraag. Toch is ze nog niet aan praten toe. Niemand weet wat er echt met haar aan de hand is. Zelf zou Janne liever voor eeuwig zwijgen …
Plots neemt een jongen tegenover mij plaats. En dat terwijl er nog zoveel andere vrije plaatsen zijn. Hij kijkt me recht in het gezicht. Hij is niet echt knap, maar toch heeft hij iets. Komt het misschien door zijn donkere, wat mysterieuze ogen?
Het klikt meteen tussen Sam en Janne. Sams flauwe grapjes en zijn kleine verrassingen vrolijken Janne op. Maar ze brengen haar ook in verwarring. Zou ze bij hem haar hart kunnen luchten?
2 Welk boek zou je willen lezen?
3 Markeer in de zinnen wie of wat iets doet / wie of wat iets is of wordt. Markeer dus het onderwerp van de zin. Het cursieve deel mag je overslaan.
4 Onderzoek het onderwerp van de zinnen. Noteer wat je ontdekt over … de plaats in de zin: de lengte /bouw van het onderwerp:
5 Zoek een zin waarin het onderwerp weinig betekenis heeft. Onderstreep dat onderwerp.
6 Wie of wat doet iets? Wie of wat wordt of is iets?
a Omkader de woorden die juist voor of juist achter het onderwerp staan.
b Lees alle woorden die je omkaderde opnieuw.
c Vergelijk die woorden met elkaar. Welk verschil merk je op?
7 Lees de eerste tekst over Raspoetin opnieuw en vul het kader aan.
waarover ‒ over wie (onderwerp) woord juist voor of achter onderwerp (persoonsvorm)
Enkelvoud of meervoud? (getal van het onderwerp en de pv) eigenschap
Bram, Sofie en Bert enkelvoud / meervoud
Die enkelvoud / meervoud
De drie vrienden enkelvoud / meervoud
ze enkelvoud / meervoud
Peter enkelvoud / meervoud
a Noteer in de tweede kolom het woord (werkwoord of persoonsvorm ‒ pv) dat juist achter het onderwerp staat.
b Markeer in de derde kolom het juiste getal (enkelvoud of meervoud) van de persoonsvorm en het onderwerp.
c Welke eigenschap van het onderwerp heb je zonet ontdekt? Noteer die in de laatste kolom.
Het onderwerp
Het onderwerp (o) is een zinsdeel dat voor de betekenis van de zin echt belangrijk is. Het geeft aan over wie of waarover in de zin iets gezegd wordt.
Bv. Intussen verdwijnen Bo's vriend Senne en zijn moeder op een mysterieuze manier.
Hoe zoek je het onderwerp?
Stel de juiste sleutelvraag: ‘ Waarover of over wie wordt er in deze zin iets gezegd? ’
Kenmerken
1 Het onderwerp kan bestaan uit een woord of een woordgroep.
2 Het onderwerp staat meestal juist voor of achter de persoonsvorm (pv).
3 Het onderwerp komt overeen in persoon en getal met de pv.
4 Het onderwerp begint niet met een voorzetsel.
Bv. Sams flauwe grapjes, zijn enorme relativeringsvermogen en zijn kleine verrassingen vrolijken Janne op. Maar ze brengen haar ook in verwarring.
Als je dikwijls hetzelfde onderwerp schrijft, kun je die herhaling vermijden door een verwijswoord of synoniem te gebruiken.
OPDRACHT 3 In welke krantenkop is het onderstreepte zinsdeel het onderwerp? Markeer deze krantenkoppen.
Jongeren gooien flessen naar politie op Scheldekaaien, zes relschoppers opgepakt
Vijftig brandweermannen voorbije nacht paraat gebleven op militair domein in Brecht
Auto snel opladen is een dure zaak
Modeontwerper Alber Elbaz onverwacht overleden
Studenten ontwerpen bijzondere plant die zorgt voor gezondere klaslokalen
OPDRACHT 4 Onderstreep alle onderwerpen.
Kaat is in de wolken: ze heeft net leren chatten en maakt al meteen een vriend, Wannes. Het klikt tussen de twee jongeren. Al gauw wil Wannes weten hoe het meisje eruitziet. Kaat is echter te beschaamd om een foto online te zetten. Ze heeft een gespleten lip en is erg onzeker over haar uiterlijk. Lien, de beste vriendin van Kaat, stelt het meisje gerust: na alle operaties kun je er bijna niets meer van zien. Toch wil Kaat liever wat wachten. Ze wordt immers opnieuw geopereerd en daarna zal ze er nog beter uitzien. Pas dan zal ze Wannes een foto laten zien. Maar vlak na de operatie staat de jongen zomaar voor de deur.
Dit is een optimistisch boek. Het verhaal gaat over een meisje dat leert leven met een aangeboren gelaatsaf wijking. Een sterk geschreven verhaal! De auteur maakt het thema op een positieve manier bespreekbaar.
oNderzoek oNderwerp eN persooNsvorm
OPDRACHT 5 Bouw eerst mondeling zinnen en noteer ze dan op een kladblad.
1 Bouw per twee minstens vijf zinnen met deze delen.
De zussen Sterre en Katrijn zwemt in de vijver. Julie en Lander lees mijn Facebook. Soraya kijken naar een film Kira, de poes, spelen in de tuin. Ik vangt vliegen in huis.
2 Maak minstens zes zinnen met deze delen. Werk per twee. Noteer jullie zinnen eventueel op een kladblad. Was kookt gewonnen!
Zij jij (graag) te snel.
De soep heb in vrede.
Je wij een spel?
Spelen leven af?
Ik antwoordt over.
3 Hoe heb je de opdracht aangepakt? Bespreek.
4 Maak deze opdrachten. Werk met de zinnen van oefening 1 op de vorige pagina.
a Onderzoek de ‘personen’ van het onderwerp.
b Onderzoek ook de spelling van het bijbehorende werkwoord.
c Ver werk de gegevens in een tabel. Denk aan de persoon en aan enkelvoud en meervoud. enkelvoud meervoud
©VANIN
d Komen alle personen aan bod? Enkelvoud of meervoud?
Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
De onvervoegde vorm van het werkwoord heet de infinitief. De infinitief eindigt meestal op -en.
De ik-vorm (of de infinitief – en) van het werkwoord wordt de stam genoemd.
De vervoegde vorm van het werkwoord heet de persoonsvorm. Hij komt in persoon en getal overeen met het onderwerp:
• als één persoon een handeling uitvoert of een toestand meemaakt, dan schrijf je het onderwerp en de persoonsvorm in het enkelvoud
• als meer dan één persoon een handeling uitvoert of een toestand meemaakt, dan schrijf je het onderwerp en de persoonsvorm in het meervoud
Enkelvoud en meervoud worden het getal genoemd.
Je vervoegt het werkwoord door te vertrekken van wat je hoort. Daarvoor kun je volgend werkwoordschema gebruiken:
Zoek het onderwerp en de pv. ja
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
Is het een pv? nee
onvoltooid verleden tijd (ovt) 1e persoon enkelvoud 2e persoon enkelvoud 3e persoon enkelvoud 1e/2e/3e persoon meervoud geen klankverandering klankverandering
ik jij/je/u hij/zij/ het … wij/jullie/ zij …
STAMSTAM + t STAM + t STAM + en STAM + de(n)
Schrijf wat je hoort. MAAR … jij/je na pv: STAM
STAM + te(n) Let op! Hoor je d/t achteraan? Luister naar de wij-vorm.
Twijfel je? Denk aan het werkwoord spelen of werken. Daar hoor je wat je moet schrijven.
ik speel jij speelt speel jij hij speelt wij spelen ik speelde ik werk jij werk t werk jij zij werk t jullie werken zij werk ten
Of je redeneert op deze manier:
ENKELVOUD
ik = stam
je/jij = stam + t
Als het onderwerp achter de persoonsvorm staat, dan schrijf je de stam.
Schrijf wat je hoort. Bv. de vergrote foto, de verbrande vinger, gelopen, de uitgeputte jongen …
Hoor je d/t achteraan?
Verleng.
OF Luister naar de laatste klank voor de -en van de infinitief (kijkletter).
kijkletter = letter van 't kofschip t andere letter d Bv. gewerkt, gespeeld
©VANIN
Ik fluister
Je/jij fluister t MAAR fluister jij hij, zij (enk), het = stam + t
Hij fluister t / zij fluister t / het kind fluister t
MEERVOUD
wij = stam + en (infinitief) Wij fluisteren
jullie = stam + en (infinitief) Jullie fluisteren zij (mv) = stam + en (infinitief) Zij fluisteren
OPDRACHT 6 Zoek een reeks werkwoorden die te maken hebben met vertellen.
1 Schrijf de infinitief van de werkwoorden in een woordspin. Op diddit vind je een voorbeeld. Bedenk er minstens zes.
2 Noteer nu van elk werkwoord de stam. Bv. fluisteren fluister
3 Hoe heb je de stam gevonden?
OPDRACHT 7 Noteer de tegenwoordige tijd van de werkwoorden.
1 Markeer in de zin eerst het onderwerp dat bij het werkwoord hoort.
2 Noteer de stam en de uitgang in de kolommen en schrijf dan de correcte werkwoordsvorm in de zin.
WERKWOORD STAM UITGANG ZIN
behoren
verschillen
maken
houden
onderscheiden
beschrijven
beschouwen
De bij tot een superfamilie.
©VANIN
Bijen van de meeste andere (vleesetende) vliesvleugeligen door het dieet van nectar en stuifmeel.
Bijen zijn vooral bekend om de honing die de honingbij
Een imker bijen voor de productie van honing.
Vandaag de wetenschap heel wat soorten bijen.
Wetenschappers in hun werken ongeveer 20 000 bijensoorten.
Ze de hommel als een bij met een langere beharing, waardoor ze in koelere streken kunnen overleven.
OPDRACHT 8 Vul de correcte vorm van het werkwoord in de zin in.
1 Markeer in elke zin eerst het onderwerp dat bij het werkwoord hoort.
2 Schrijf de werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Steekmuggen of muskieten (zijn) de bekendste muggen. Een mug (zijn) een onschuldig insect. Ze (leven) van nectar. De mens (kennen) de mug als een lastig diertje. Een vervelende mug (zuigen) bloed. Vooral een vrouwelijke mug (komen) in actie tijdens de aanmaak van de eitjes. Bij de mens (resulteren) dat meestal in een rode jeukende bult. Stekende muggen (aanrichten) ook veel schade; ze verspreiden ziekten. In tropische gebieden (verspreiden) een mug op grote schaal vaak dodelijke ziekten ‒ onder andere malaria ‒ waaraan jaarlijks miljoenen mensen sterven.
Een regendruppel die een mug in volle vlucht (raken), is als een botsing tussen een mens en een bus, behalve dat de mug het (overleven).
Een mug (leven) van plantensappen als nectar. Het (zijn) een vrij onopvallend insect.
In rust (vouwen) ze haar twee vleugels achter de rug. Het achterste paar poten (zijn) bij veel soorten langer en (steken) in rust naar achteren. Dat (doen) de mug om eventuele aanstormende vijanden waar te nemen. In plaats van die te zien, (voelen) de mug de luchtwervelingen met de achterpoten. Bij gevaar (vliegen) ze snel weg.
OPDRACHT 9 Gebruik de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
OVER DOEDELZAKKEN, TRADITIONELE MUZIEK EN CEILIDHS
Voor ieder die tijd (doorbrengen) in Schotland, (garanderen) we bijna altijd een tenen bewegende deun, een vrolijke dans en een goede meezinger.
Er (zijn) zelden sprake van een stille bijeenkomst.
Traditionele Schotse muziek (klinken) nog altijd door het hele land.
U (horen) de straatdoedelzakspeler die op de pijpen (blazen) , energieke fluitsessies en de zachte melodieën van volksliedjes die vanuit de pubs (weerklinken)
Wat (gebeuren) er als je onze traditionele muziek (mengen) met een dansvoorziening? Je (beleven) een echte goede Schotse nacht uit!
Naar: Over doedelzakken, traditionele muziek en ceilidhs, visitscotland.com
OPDRACHT 10 Onderzoek de spelling van de persoonsvormen.
1 Markeer de werkwoorden. Bespreek per twee.
AOranjeachtig rozerood
De zon zakt en de dagelijkse kleuren vloeien samen alsof een schilder zijn kwast schoonspoelt in een glazen pot: de tinten van het doek waaien door het water. Twintig, dertig tellen later mengen ze tot donker en zakken naar de bodem. Kijk!
Zo valt de nacht.
L. Vogelesang. Zeg gauw iets spijkerhards. Amsterdam, Querido
Zoek eerst het onderwerp met het bijbehorende werkwoord. Gebruik termen als persoon, stam, uitgang …
BEr lopen overal riviertjes onder mijn vel
Er lopen overal riviertjes onder mijn vel.
En ik zie die blauwe adertjes wel, maar ik voel ze niet, ik hoor ze niet, ik weet niet waarheen ze stromen.
Mijn lijf is een terrein waar ik zelf niet kan komen. Mijn lijf is een geheim met een huid, hier aan de buitenkant.
Ik kan niet bij mezelf naar binnen. Ik ben mijn eigen buitenland.
E. Van de Vendel. De groeten van Superguppie. Amsterdam, Querido
©VANIN
2 Kies een van beide gedichten en verander het onderwerp op bepaalde plaatsen in het gedicht. Lees maar voor.
3 Vul zelf de juiste vorm van de werkwoorden in.
Mama
Mama (bellen) met iemand van haar werk en (leggen) een knoop in mijn sjerp.
Mama (wachten) op een kaartje van de kassier en (halen) mijn snoep uit het papier.
Mama (praten) met papa terwijl ze in mijn ogen (kijken)
Mama (kunnen) altijd overal alles tegelijk.
F. Adam. Waarom ik altijd nee zeg. Amsterdam, Querido
4 Noteer de werkwoorden in de tegenwoordige tijd (ott).
Afkortingtaal
(zijn) het Nederlands niet je moedertaal? Dan (duren) het even voordat je die taal onder de knie (hebben). Toch (lukken) het na een tijdje meestal wel. Tot je (ontdekken) dat er nog een andere taal (bestaan) binnen het Nederlands.
Anwar Manlasadoon uit Syrië (kunnen) erover meepraten. Hij (beginnen) een studie aan een hogeschool en (k rijgen) les in het Nederlands, (lezen) studieboeken in het Engels en (afleggen) toetsen in het Nederlands en het Engels. Die twee talen combineren (vinden) hij al moeilijk, maar dan (zijn) er nog een extra taal, namelijk de taal van de afkortingen.
Hij (denken) dat de afkortingen woorden (zijn) die hij niet (kennen) en (vragen) aan zijn vriendin een lijst met afkortingen en hun betekenis samen te stellen.
Als je ff (rondkijken), (zien) je dat we idd veel te maken (k rijgen) met afko’s i.p.v. volledige woorden. Wat (vinden) jij daarvan?
Naar: Onze Taal
5 Maak zinnen met deze werkwoorden en onderwerpen. Gebruik de tegenwoordige tijd. Werk met het voorgestelde leesteken.
a vermijden - jij - ?
©VANIN
b vinden - de minister - .
c verbranden - hij - ?
d uitdelen - de leraar - .
Je kunt:
• het onderwerp onderzoeken;
• het onderwerp aanduiden in de zin;
• de relatie onder werp – persoonsvorm aanduiden;
• de stam van een werkwoord vormen;
• de persoonsvorm aanduiden;
• een werkwoord vervoegen in de tegenwoordige tijd. waarheen
INFORMEER MET EEN BERICHTJE
orIëNtereN o vur o v ur
1 Je bent alleen thuis. Plots schiet je iets te binnen. Hoe breng je je ouders op de hoogte?
2 Dit keer schrijf je een boodschap op een blaadje. Breng je boodschap in een goede zin. Vertel …
a dat je in bad zit.
b dat je voor oma even eieren moest halen.
c dat je naar je beste vriend(in) een boek terugbrengt.
d dat je in de sportclub/dansles je rugzak vergeten hebt en dat je even teruggereden bent.
3 Wat zal het onder werp van je zin zijn? Probeer in je boodschap een tweede zin te schrijven met een ander onderwerp.
voorbereIdeN ov u r
4 Kies drie situaties. Gebruik de tegenwoordige tijd.
5 Aanvullend verzin je zelf nog iets. Werk op een apart blad of schrijf op een post-it.
reflectereN
uItvoereN ovu r
Je traject naar succes jij je klasgenoot
De boodschappen kloppen met de opdracht.
Je gebruikt telkens het goede onderwerp.
Elke boodschap krijgt ook een ander onderwerp
Je gebruikt de correcte spelling van het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Heb je ook een eigen situatie verzonnen? ja nee
Werkpuntje voor jezelf:
les 5 Heksen, brandstapels en bezemstelen …
Zelfstandige naamwoorden
zelfstandig naamwoord herkennen en aanduiden toneelstukje BEWERKEN
genus bepalen
lidwoord kiezen
ENKELVOUD EN MEERVOUD gebruiken
wat weet je Nog?
OPDRACHT 1 Kun jij alle zelfstandige naamwoorden vinden? Test jezelf en houd je voortgang bij op diddit.
Markeer de zelfstandige naamwoorden in de tekst.
Door boeken, films en strips hebben velen van ons een vastomlijnd idee gekregen van hoe heksen en tovenaars eruitzien. Heksen zijn steevast lelijke oude feeksen met een puntmuts. Tovenaars zijn oude mannen met lang, zilvergrijs haar en een enge mantel met capuchon. Toch zou die beschrijving vele mensen in verschillende delen van de wereld niets zeggen. Sommige mensen stelden zich magiërs voor als vreemd uitziende figuren. Andere mensen denken net dat tovenaars er heel gewoon uitzien en zich enkel onderscheiden door hun geheime kennis van de magie.
D. Hill. Ooggetuigen – Heksen en tovenaars. Amsterdam, Memphis Belle
©VANIN
OPDRACHT 2 Zelfstandige naamwoorden geven een naam aan personen, voorwerpen …
Om een zelfstandig naamwoord te kunnen vinden, is het goed dat je een paar dingen weet. Lees de weetjes en los de vragen op.
weetje
Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een lidwoord zetten.
Voorbeeldzin: In het verhaal van Sneeuwwitje is de jaloerse stiefmoeder eigenlijk een heks.
1 Zoek in de voorbeeldzin die woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten en som ze op. Schrijf het lidwoord erbij:
2 Welke verschillende lidwoorden heb je ontdekt? Wanneer gebruik je elk van die lidwoorden? Kijk eventueel in een woordenboek.
de capuchon: een kap aan de kraag van een trui, jas of T-shirt woord
3 In de voorbeeldzin vind je één zelfstandig naamwoord waar je geen lidwoord (in het enkelvoud) voor kunt zetten. Om welk woord gaat het?
Hoe komt het dat je voor dat woord geen lidwoord kunt plaatsen?
4 Kies een gepast lidwoord bij het zelfstandig naamwoord: de of het
a blik van de leraar voorspelt niet veel goeds.
b Gooi blik altijd waar het hoor t.
c De spits raakte bal met zijn linkerhand.
d Op bal van de burgemeester was veel volk.
5 Vul in met een, de of het.
Yannick heeft hekel aan garnalen.
Het regent al hele dag.
Het uitgehongerde katje werd door oude man meegenomen.
Geef je het jongetje snoepje als beloning?
De Sloveen P. won dit jaar Ronde van Frankrijk.
De eerste minister zal knoop moeten doorhakken.
©VANIN
6 Een lidwoord nodig of niet? Vul aan waar nodig.
Hij is gisteren vader geworden.
Zij speelt k larinet in de jeugdharmonie.
k larinet is een houten blaasinstrument.
Onder begeleiding wandelden ze naar het centrum van de stad.
Gisteren zijn ze voor de rest van de maand vertrokken richting Spanje.
Je reed vorige week in verkeerde richting.
Het zelfstandig naamwoord – het lidwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) geeft een naam
Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een lidwoord zetten.
Bv. het verhaal – de stiefmoeder – een heks
‘Een’ is een onbepaald lidwoord en kun je voor bijna alle zelfstandige naamwoorden gebruiken.
Bv. een verhaal – een stiefmoeder – een heks
‘De’ en ‘het’ zijn bepaalde lidwoorden. Je gebruikt ‘de’ voor mannelijke en vrouwelijke woorden en ‘het’ voor onzijdige woorden.
Bv. verhaal (onzijdig) het verhaal stiefmoeder (vrouwelijk) de stiefmoeder
De keuze van het lidwoord kan een andere betekenis geven aan het zn.
Bv. de voetbal (bal) ‒ het voetbal (spel) een vriend (een van de vele vrienden) ‒ de vriend van mijn zus (slechts een specifieke vriend)
Omdat in het Nederlands mannelijke en vrouwelijke woorden allebei het lidwoord ‘de’ krijgen, voelen wij niet altijd goed aan of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Het genus van een woord kun je vinden in het woordenboek.
Als je het woord door ‘hij’ of ‘zij’ probeert te vervangen, ontdek je het genus. tip
©VANIN
Voor woorden die een persoonlijke naam aanduiden voor iets of iemand (eigennaam), kun je geen lidwoord zetten.
Bv. Sneeuwwitje
Het ontkennend lidwoord ‘geen’ duidt op de afwezigheid van iets of op een ontkenning.
Bv. Geen mens zal dat geloven.
OPDRACHT 3 Herlees de voorbeeldzin. Ontdek meer over het meervoud.
Voorbeeldzin: In het verhaal van Sneeuwwitje is de jaloerse stiefmoeder eigenlijk een heks.
a Ga na of de zelfstandige naamwoorden uit de voorbeeldzin een meervoud hebben. Onderzoek ook wat er met het lidwoord gebeurt.
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
b Wat valt je op? Bekijk ook het lidwoord.
Meervoud van een zelfstandig naamwoord
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud
Bv. de verhalen – de stiefmoeders – de heksen
Woorden die een persoonlijke naam (eigennaam) van iemand of iets aanduiden, hebben meestal geen meervoud.
Bv. Sneeuwwitje, Zweinstein
Hoe vorm je het meervoud? voorbeelden
treinen, boeken, ramen
Waarom?
De meeste zelfstandige naamwoorden krijgen in het meervoud -en. tekens, twijfels, telefoons
Ook -s is een veelvoorkomende meervoudsvorm. groenten of groentes, perioden of periodes leraren of leraars, appelen of appels
mogelijkheden
gelederen (meervoud van gelid ) lammeren, eieren, steden, koeien
vat – vaten, voetpad – voetpaden maar : handvat – handvatten
geluk jaloersheid rubber
vee
zeeman – zeelui/zeelieden
kikvorsmannen, ombudsmannen, barmannen
Soms zijn er dubbelvormen en is zowel -(e)n als -s mogelijk.
Er bestaan ook speciale meervoudsvormen.
©VANIN
Een korte klinker wordt soms lang in het meervoud.
Er zijn zelfstandige naamwoorden die geen meervoudsvorm hebben.
Het meervoud van beroepsaanduidingen op -man:
• -man verandert in -lui/-lieden
De vorm op -lieden is deftiger.
• Recentere beroepsaanduidingen vormen hun meervoud meestal op -mannen criterium criteria datum data politicus politici basis bases
criteriums, datums, basissen, crisissen
blad: bladen (van een schrift) of bladeren (van een boom) pad: padden (dier) of paden (weg)
Bij woorden uit het Latijn of het Grieks
• wordt het meervoud soms mee ontleend;
• kun je in vele gevallen ook -s of -en als meervoud gebruiken. Gebruik nooit een dubbele meervoudsvorm (een stapelmeervoud)!
Soms geeft een andere betekenis van eenzelfde woord (homoniemen) een ander meervoud.
Hoe spel je het meervoud? voorbeelden
Waarom?
hond – honden, dier – dieren, geest – geestenDikwijls schrijf je wat je hoort.
persoon – personen, maan – manen
kat – katten, man – mannen, handvat – handvatten
maar : vonnissen, dromedarissen, secretarissen dreumesen, luiwammesen (wel zessen) viezeriken, perziken (wel ogenblikken = blik) lemmeten (wel sigaretten, korte metten) kieviten (maar gebitten), engelen
reis – reizen, duif – duiven
pausen, kersen, wensen, koersen, mensen, kousen
Woorden die eindigen op één medeklinker:
• bij een lang uitgesproken klinker op het einde van de klankgroep schrijf je een enkele medeklinker;
• bij een kor t uitgesproken klinker met een medeklinker aan het einde van de klankgroep schrijf je een dubbele medeklinker.
-is wordt altijd -issen
Als er geen klemtoon ligt op -es, -ik, -et, -it, -el verdubbelt de medeklinker niet.
De slotmedeklinkers -s en -f veranderen meestal in -z en -v.
Toch blijft in veel gevallen de -s behouden. filosofen, biografen, nimfen, paragrafen perspectieven, octaven, statieven
ree – reeën, twee – tweeën, fee – feeën knieën, melodieën, epidemieën, drieën bacteriën, traliën of tralies
ski’s, agenda’s, party’s, papa’s lentes, cafés, dictees, taboes, bureaus, etuis, milieus, discjockeys
OCMW’s, gsm’s maar : x’en, sms’en
OPDRACHT 4 Lees de krantenkoppen.
a Onderstreep alle zelfstandige naamwoorden.
In woorden met Griekse delen blijft de -f behouden. maar : niet in woorden van Latijnse afkomst
Woorden die eindigen op twee klinkers: -ee wordt soms -eeën; -ie wordt -ieën (indien klemtoon op -ie) of -iën of -s.
Woorden die eindigen op enkele a, i, o, u, medeklinker + y krijgen ’s om een verkeerde uitspraak te voorkomen (de klinker blijft lang uitgesproken).
Als er geen verkeerde uitspraak mogelijk is (combinatie van klinkers, doffe e of é, k linker + y), schrijf je geen apostrof.
Letterwoorden krijgen ’s, behalve als ze op een s-klank eindigen: dan schrijf je ’en.
©VANIN
b Zet de zn om: enkelvoud naar meervoud of meervoud naar enkelvoud.
Dringend gezocht: goede vakman
Oude strips scoren op veilingen
Lijk uit Leie gehaald
Ongeval met vrachtwagen veroorzaakt lange files op snelweg
Toerist overleeft mislukte bungeesprong
OPDRACHT 5 Verander het getal van de onderstreepte zelfstandige naamwoorden: enkelvoud wordt meervoud en omgekeerd.
De school zet de deuren open op 24 en 25 mei.
Hoe kun je online boeken bestellen?
Er staan veel bomen in het park .
Er staan bijna geen huizen aan de rechterkant van de straat
Hij stuurt je zijn allerbeste wens
Na die hevige storm moest het dak hersteld worden.
Wat is de belangrijkste stad in Nederland?
De jongen bestuurde de auto heel voorzichtig.
OPDRACHT 6 Onderzoek de meervoudsvorming.
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud. Bij sommige gebeurt er iets vreemds bij de meervoudsvorming. Omcirkel het zelfstandig naamwoord dat niet in het rijtje thuishoort. Verduidelijk je keuze. a bezemsteel – puntmuts – pad – toverstok
©VANIN
b kind – lam – hersenen – ei
c aardappel – horloge – keuze – gemeente
d wereld – muziek – vriend – melk
OPDRACHT 7 Herlees de voorbeeldzin. Ontdek meer over verkleinwoorden.
Voorbeeldzin: In het verhaal van Sneeuwwitje is de jaloerse stiefmoeder eigenlijk een heks.
a Ga na of de zelfstandige naamwoorden uit de voorbeeldzin een verkleinwoord hebben. Onderzoek ook wat er met het lidwoord gebeurt.
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een verkleinwoord.
b Wat valt je op? Bekijk ook het lidwoord.
Het verkleinwoord van een zelfstandig naamwoord
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een verkleinwoord
Bv. het verhaaltje – het stiefmoedertje – het heksje
Woorden die een persoonlijke naam aanduiden van iets of iemand (eigennaam), hebben meestal geen verkleinwoord. Soms zijn die woorden al een verkleinwoord op zich.
Bv. Sneeuwwitje – (Hans en) Grietje
Je gebruikt verkleinwoorden om iets kleins aan te geven, maar een verkleinwoord duidt soms ook een bepaalde gevoelswaarde aan.
Bv. Wat een lief hondje. (teder, liefkozend) Onze buur kocht een nieuw autootje. (ironisch bedoeld)
Het verkleinwoord voorbeelden Waarom?
potje, bloemetje, boekje, boompje, raampje
cakeje, jungletje, rendez-voustje
s’je, cd’tje, gsm’etje
jongen – jongetje nieuws – nieuwtje
weg – weggetje spion – spionnetje bal – balletje lam – lammetje
auto – autootje villa – villaatje paraplu – parapluutje café – cafeetje
baby – baby’tje, pony – pony’tje taxi – taxietje, ski – skietje
auto-tje, paraplu-tje, ski-tje, pony-tje
Je maakt een verkleinwoord door een achtervoegsel bij het zelfstandig naamwoord te voegen. De meest gebruikte achtervoegsels zijn: -tje, - etje, -je en -pje
Die regel geldt ook voor vreemde woorden.
Verkleinwoorden van afkortingen schrijf je met een apostrof.
De -n valt weg bij jongen
De -s valt weg bij nieuws
Soms verdubbel je de eindmedeklinker om de correcte uitspraak van de klinker te bewaren.
Wanneer het zelfstandig naamwoord eindigt op a, o, u, é, verdubbel je die.
Wanneer het zelfstandig naamwoord eindigt op een medeklinker + -y krijg je ’tje als uitgang; -i krijg je ietje als uitgang.
Bij het splitsen val je terug op het grondwoord.
koning – koninkje woning – woninkje
voorbeelden
ring – ringetje, ding – dingetje vergadering – vergaderingetje
pralientje, aspirientje
(Je zegt niet aspirinetje, maar aspirientje, dus schrijf je ook aspirientje.)
Waarom?
Woorden op -ing krijgen -inkje als de klemtoon van het woord op het deeltje voor -ing valt.
De klemtoon valt op -ing zelf: -etje
De klemtoon valt niet op het deel net voor -ing: -etje
Als bij een verkleinwoord van een zelfstandig naamwoord van Franse oorsprong de eind -e niet uitgesproken wordt, past de spelling zich aan.
OPDRACHT 8 Kijk naar de vorming van het verkleinwoord.
a Maak een verkleinwoord van de zelfstandige naamwoorden die tussen haakjes staan.
Hij zal straks alles op een (rij) zetten.
Axel is echt geen heilig (boon)
Edward kent het allemaal op zijn (duim)
Miet houdt de (touw) stevig in handen.
Siska neemt te veel een (loop) met de waarheid.
Hun oma zou vandaag een (oog) in het zeil houden.
©VANIN
De leraar wil altijd de (punt) op de i zetten.
Dat is werkelijk het (neus) van de zalm.
Die pester kreeg uiteindelijk een (koek) van eigen deeg.
De tweeling zal toch een (tand) moeten bijsteken, of het zal niet goed aflopen. + b Ga de uitdaging aan en noteer de verkleinwoorden van deze zelfstandige naamwoorden.
diner –gsm –tiramisu –douche –sardine –
oefeNeN met zelfstaNdIge NaamwoordeN
OPDRACHT 9 Woordfamilie: lees de woordenrijen.
1 Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden? Markeer ze. toveren – tovenaar – betoverd – tovenarij – toverstaf angst – beangstigend – angstig – angsthaas – angsten vrouwtje – vrouwen – vrouwelijk – vrouw – jonkvrouw
2 Aan welke woorden heb je getwijfeld? Hoe komt dat?
OPDRACHT 10 Lees dit artikel.
1 Markeer alle zelfstandige naamwoorden.
2 Omcirkel alle eigennamen met groen.
Blijf uit de buurt van een zwarte kat
heksje – hekserij – geheks – heksen – behekst –kruiden – kruidig – gekruid – kruidje-roer-mij-niet film – verfilmd – filmisch – Harry Potterfilms
Vroeger geloofden sommige volkeren dat de kat het symbool was van het kwaad. Duivels en heksen konden veranderen in katten. In de middeleeuwen had vooral de zwarte kat het zwaar. Er bestonden spelletjes om de dieren pijn te doen of te doden. In Frankrijk en Portugal werden katten verbrand in een zak. De overblijfselen zouden geluk brengen.
Vele mensen geloven nog altijd dat een zwarte kat ongeluk brengt. Je wilt dus geen zwarte kat tegenkomen op straat. In sommige landen of culturen is het anders. In Engeland brengt een zwarte kat net geluk en brengt een witte kat ongeluk. De oude Egyptenaren vereerden dan weer de kat. Ze hadden zelfs een godin met het hoofd van een kat. Ze heette Baset.
Naar: ‘Samenleving: Blijf uit de buurt van een zwarte kat‘, Wablieft + 3 In dit artikel vind je enkele abstracte zelfstandige naamwoorden. Som ze op.
OPDRACHT 11 Lees het artikel.
1 Markeer alle zelfstandige naamwoorden.
Pluk een klavertjevier
Het klavertjevier is een teken van geluk. Klaver zou beschermen tegen betoveringen van heksen, en dan vooral het klavertjevier. Wie een klavertjevier heeft, kan zien welke mensen heksen zijn. Ook kun je dan onzichtbare feeën zien. Als je droomt van een klavertjevier, zul je lang en gelukkig getrouwd zijn. Als een meisje een klavertjevier in haar rechterschoen doet, zal zij trouwen met de eerste man die zij tegenkomt. Dat kan dus een geluk of een ongeluk zijn. Een klavertje met vijf blaadjes laat je het best staan. Het zou ongeluk brengen.
Naar: ‘Samenleving: Pluk een klavertjevier', Wablieft
+ 2 Herlees het artikel. Maak van alle zelfstandige naamwoorden een verkleinwoord.
Welke problemen/bijzonderheden kom je tegen bij die zelfstandige naamwoorden? de eerste man die geluk ongeluk meisje
©VANIN
+ 3 Onderstreep de zelfstandige naamwoorden in deze zinnen.
Het houden van een huisdier bevordert de sfeer in huis.
Zij heeft het pianospelen onder de knie na vijf jaar dagelijks oefenen.
Mijn moeder houdt niet van het stofzuigen van de trap.
Markeer ook telkens het lidwoord dat erbij hoort.
Wat is bijzonder aan bepaalde zelfstandige naamwoorden?
Werkwoord of bijvoeglijk naamwoord, gebruikt als zelfstandig naamwoord
Soms kan een werkwoord gebruikt worden als zelfstandig naamwoord.
Bv. Voor Ron Wemel verliep het toveren niet altijd van een leien dakje.
Ook een bijvoeglijk naamwoord kan gebruikt worden als zelfstandig naamwoord.
Bv. Jij tovert altijd het goede in je vrienden naar boven.
OPDRACHT 12 Lees de tekst.
1 Vul de ontbrekende woorden in.
2 Markeer het woord waarnaar ze verwijzen.
3 Zoek het genus van dat woord op in een woordenboek en controleer je oplossing.
Alle vrouwen, of liever heksen, zaten onbeweeglijk op hun plaats en staarden als gehypnotiseerd naar iemand die plotseling op het podium was verschenen. Het was ook een vrouw. was klein, vast niet meer dan een meter veertig. droeg een nogal elegante, lange zwarte japon. k wam tot op de grond. Haar lange zwarte handschoenen kwamen tot aan haar ellebogen.
Anders dan de anderen had ze geen hoed op.
Ik vond helemaal niet dat ze op een heks leek, maar ze kon onmogelijk geen heks zijn, wat deed ze daar anders op dat podium?
Heel langzaam hief de jonge vrouw op het podium haar handen op naar haar gezicht. Ik zag haar gehandschoende vingers iets loshaken achter haar oren en toen … toen pakte ze haar wangen vast en trok haar gezicht eraf! Met haar handen haalde ze zo weg. Het was een masker! Ze legde voorzichtig op een tafeltje naast zich. Daarna keerde ze zich weer naar ons toe; en ik schreeuwde het bijna uit!
R. Dahl. De heksen. Baarn, De Fontein
©VANIN
gehypnotiseerd de hypnose: een kunstmatig opgewekte slaaptoestand elegant: bevallig, sierlijk, stijlvol woord
OPDRACHT 13 Vul het verkleinwoord van het opgegeven woord in. Welk effect krijg je? Bespreek samen met je buur.
Kies uit deze mogelijke effecten: klein – liefkozend – ironisch – speels – teder – meevoelend – verbloemend foto Ik heb jouw altijd in mijn portemonnee. cadeau Wat een lief !
A4 Moet al die informatie op een ? X Veel van je allerliefste zoon.
baby Je was een schattig vakantiewoning Ons lag prachtig tegen een heuvel aan. schip Het meerde aan in de haven.
pad Blijf op het , je mag niet op het gras lopen. trofee Het was leuk dat elk kind een kreeg. melodie Ik k rijg dat niet uit mijn hoofd.
OPDRACHT 14 Onderzoek ook deze verkleinwoorden.
a Schrijf naast elk verkleinwoord de gewone vorm van het zelfstandig naamwoord. bloempje lammetje rendez-voustje
winterkoninkje diefstalletje cakeje jongetje pianootje defileetje skietje
b Markeer de letters die bij het zelfstandig naamwoord (grondwoord) gevoegd werden om het te verkleinen. Bespreek samen. Noteer een kort besluit.
©VANIN
c Met welk woord uit a kun je deze vergelijken? Geef telkens het verkleinwoord. – taxi – kom – bal – paraplu – café
Je kunt:
• een zelfstandig naamwoord herkennen en de kenmerken geven;
• een gepast lidwoord bij een zelfstandig naamwoord gebruiken;
• het genus van een zelfstandig naamwoord opzoeken/geven;
• het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen;
• het verkleinwoord van een zelfstandig naamwoord vormen;
• het effect van het gebruikte verkleinwoord geven.
goochelen met zelfstandige naamwoorden
orIëNtereN o vur
1 Lees aandachtig het toneelfragment. Wat valt je op? Is het eenvoudig om de tekst te begrijpen?
voorbereIdeN
o v ur
2 Bewerk het toneelstukje creatief per twee. Vervolgens breng je het op een overtuigende manier voor de klas.
a Vul de gaten met zelfstandige naamwoorden. Kies zorgvuldig. Afhankelijk van de woorden die jij kiest, wordt het stuk grappiger, ernstiger, geloofwaardiger …
b Tevreden? Verdeel dan de rollen. Wie speelt de goochelaar? Wie neemt de rol van assistent voor zijn rekening?
c Decor : wat heb je nodig om een gepast decor te maken? Wie brengt wat mee naar de klas? Maak afspraken.
d Oefenen maar!
ov u r
3 Breng het toneelstukje voor de klas. Houd rekening met de criteria in het reflectiekader.
uItvoereN ovu r reflectereN
4 Hoe ging het?
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt het toneelfragment creatief bewerkt met goedgekozen zelfstandige naamwoorden.
Je zorgt voor passende attributen en decorelementen.
Je leeft je goed in je rol in.
Je spreekt voldoende luid.
Je articuleert duidelijk.
Waar ben je tevreden over?
Wat zou je de volgende keer anders aanpakken? Noteer een werkpuntje.
Speeddaten met een boek 6
bibliotheek bezoeken
kern van het verhaal achterhalen spreken over leesgedrag
eerste date: op waNdel …
OPDRACHT 1 Lees de tekst. Bespreek per twee.
Speeddaten in de bibliotheek
Blind daten, speeddaten, internetdaten: je kunt het zo gek niet bedenken of het bestaat. Nu bestaat er ook zoiets als bibdaten. De deelnemers praten over hun passie voor boeken.
spreken over boeken leesvoorkeur VERWOORDEN
De bibliotheek van Leuven organiseerde in het kader van Kulturama voor de eerste keer een bibdating. Het leek een beetje op speeddating, maar dan tussen de boeken. De organisatoren wilden komaf maken met het stereotiepe beeld dat bibliotheken muf en saai zijn. Een tijdje geleden had de bibliotheek al zoiets georganiseerd tijdens de Week van de Bibliotheek, maar dat had toen weinig succes.
Frederika is laaiend enthousiast over bibdating. ‘Het is voor iedereen toegankelijk, je hoeft geen vrijgezel te zijn. Het is een originele formule om over boeken te praten en nieuwe mensen te leren kennen. Natuurlijk kun je eraan deelnemen om aan een lief te geraken, maar je kunt ook gewoon nieuwe vrienden maken die dezelfde passie voor boeken delen als jij.’
Naar: ‘Speeddaten in de bibliotheek’, De Standaard
1 Zou jij aan zo’n initiatief willen deelnemen? Waarom wel/niet?
2 Ben je lid van een bibliotheek?
3 Neem je weleens deel aan initiatieven van de bib? Welke?
4 Formuleer een suggestie voor een activiteit die de bib in jouw gemeente kan organiseren.
©VANIN
stereotiep: traditioneel, vastgeroest woord
OPDRACHT 2 Wat wil je weten van een ander als het over boeken gaat?
1 Noteer drie vragen op een klein blaadje, waarin je informeert naar persoonlijke boekenweetjes. Dat kan gaan over favoriete boeken of auteurs …
2 Wandel door de ruimte. Stel je vraag bij een ontmoeting aan een klasgenoot. Ga dan verder en stel een nieuwe vraag aan een andere klasgenoot.
Je antwoord is meer dan ja of nee. Vul aan met ‘want … ‘, ‘omdat …’
Je kunt ook doorvragen als je meer wilt weten dan wat je als antwoord krijgt.
OPDRACHT 3 Noteer twee zaken die je uit de eerste date wilt onthouden.
tweede date: sprekeN over boekeN
OPDRACHT 4 Bekijk de cover en eerste pagina van elk boek.
De vlucht van de kraanvogel – Danny De Vos
Na de scheiding was alles verdeeld. De witleren sofa bleef bij zijn moeder in het oude huis. De rode koelkast ook. Net als de grote keukentafel, het tweepersoonsbad, de foto’s aan de muur en de kerstboom (die nep was). Nu
Melle Kriekemans erover nadacht, besefte hij ineens dat zijn vader vooral boeken had meegenomen. En wat kleren.
Het was alweer een paar jaar geleden dat hij vertrokken was. Veel was er voor Melle toen niet veranderd, alleen dat zijn vader sindsdien een paar straten verderop woonde. Zijn moeder was zelfs in het drukke advocatenkantoor van haar ex blijven werken. Echte ruzie hadden zijn ouders dus niet.
Tot nu.
‘Mijn besluit staat vast. Het spijt me, Melle, maar we gaan verhuizen’, had Suzannah op een dag bij het ontbijt gezegd.
‘Verhuizen? Waarom?’
Melle wilde helemaal niet verhuizen. Hij vond dat zijn moeders uitleg nergens op sloeg: een nieuw leven beginnen kon ze alleen maar doen op een plek waar niets haar nog aan haar oude leven deed denken. Huh? En hij dan? Deed hij haar niet aan haar oude leven denken? Verhuizen was veel erger dan de scheiding zelf. Maar er was niets aan te doen, Suzannah dreef haar zin door. Zelfs zijn vader, die het verhuisidee ook waanzin vond, kon haar niet ompraten. Er was zo’n daverende ruzie van gekomen dat zijn moeder ontslag had genomen.
En nu was het dus zover. Wat voor spullen zouden er in het nieuwe huis staan? Toch geen ouderwetse rommel?
‘Mam, wie was de vorige bewoner eigenlijk?’
Ze schudde ongeduldig met haar hoofd, haar mobieltje stevig tegen een oor. Nu begon ze te roepen. ‘Bij de buren? Bij welke buren?’
D. De Vos. De vlucht van de kraanvogel. Amsterdam, Ploegsma
Lichaam van licht – Jelmer Soes
Als ik mijn ogen open, zie ik mezelf in 3D. Ik kijk naar mijn handen. Ze bestaan uit ontelbaar veel pixels. Ze trillen. Nu lijken ze nog handen, maar ieder moment kunnen ze uit elkaar vallen. Ze zijn mij, maar ze zijn mij ook niet.
Ik zit op de grond. Mijn benen zijn moe, opgebrand. Om mij heen hangen dreigende schaduwen van bomen, takken strekken zich naar mij uit. Het moeras is schemerdonker. Overal denk ik gevaar te zien.
Dit is niemandsland. Lichtjaren ver van huis. Hoe lang zit ik hier al wel niet, hoe lang loop ik hier al rond? Een hele zomer. Ik kon niet meer wegkomen. Ik vergat de tijd, vergat de andere wereld, vergat mezelf en ik vergat jou.
Ik moet je vertellen over deze wereld. Je kent dit niet, je weet niet hoe het voelt, en ik wil dat je dat wel weet. Dit is het hele verhaal. De versie met niet alleen de momenten die ik zelf uitkoos, maar ook de momenten waarop mijn gordijnen dicht waren, ook als het nacht was en ik hier naartoe vertrok, en honderden, duizenden gevechten.
Ik zie mijn trillende handen. De pixels hebben kleuren die lijken op mijn huid, op mijn lichaam, maar ze zijn het niet. Net niet. En precies dat ben ik geweest: een beetje mezelf, een beetje van alles wat ik ooit had willen zijn, en een beetje van iets wat ik verborgen wilde houden. Ik zie mezelf in 3D. Dan sluit ik mijn ogen.
J. Soes en Sanoj. Lichaam van licht. Amsterdam, Querido
Broederband – De spookgezichten – John Flanagan
‘Dat bevalt me niks’, zei Thorn. Er verscheen een rimpel in zijn neus terwijl hij de vochtige zeelucht opsnoof.
Hij stond met Hal op de pier van het haventje van Kasteel Dun Kilty in Clonmel. Het kasteel lag een paar kilometer landinwaarts en het haventje was de uitvalsbasis voor een bescheiden vissersvloot, die voedsel voor de kasteelbewoners en het omliggende stadje verzorgde. Daarnaast legden er soms schepen aan met berichten voor koning Sean, de heerser van Clonmel.
Een van die schepen was de Reiger. De bemanning had een pakket getekende en verzegelde papieren aan de koning overhandigd waarin het verdrag tussen Skandia en Clonmel werd bevestigd. Soortgelijke overeenkomsten waren in de drie andere koninkrijken aan de Hiberniaanse kust afgeleverd. Erak schakelde voor dergelijke taken graag de Reiger in.
Het was een snel en beweeglijk schip en Hal was een betrouwbare navigator.
Hun taak zat er nu op en het werd tijd om terug naar huis te gaan. Het weer beloofde echter weinig goeds.
De twee vrienden keken uit over de grijze, razende zee die door de straffe noordenwind buiten de havenmuren langs werd gestuwd. Thron snoof nogmaals de zeelucht op. ‘De passage om de noordpunt van Picta zal nat en onstuimig zijn.’
Hal haalde zijn schouders op. ‘We zijn wel eerder nat geworden.’
J. Flanagan. Broederband 6 - De spookgezichten. Haarlem, Gottmer
Ze zag de jongen te laat. Hij zat bij de driesprong en leunde met zijn rug tegen een boomstam. Enkele meters van hem vandaan lag een fiets in de berm.
Clara hield haar pas in en stond in tweestrijd. Teruggaan was opvallender dan gewoon voorbijlopen. Ze stak de weg over, zodat de afstand tussen hen groter zou zijn als ze hem passeerde.
De stem van Stromae zong door. De muziek op haar iPod had haar zo in beslag genomen dat ze niet op de omgeving had gelet en nu zat daar opeens die jongen, leunend tegen een eik. Waarschijnlijk een toerist die op doortocht was. Ze zou geen notitie van hem nemen en gewoon doorlopen.
Clara duwde de donkere zonnebril vaster op haar neus. De zon brandde, het was bloedheet, haar T-shirt plakte op haar huid.
De driesprong naderde, ze versnelde haar pas en bleef star voor zich uitkijken. Stromae begon aan een nieuw lied. De afstand tussen haar en de jongen werd steeds kleiner en ze merkte verschrikt op dat hij wat moeizaam aanstalten maakte om te gaan staan.
Ik negeer hem gewoon, sprak ze zichzelf toe. Vanuit haar ooghoeken zag ze hem staan. Zijn mond bewoog, maar ze verstond hem niet door de muziek. Ook al had ze hem verstaan, dan zou ze nog niet gereageerd hebben..
Ze passeerde de driesprong en liep haastig verder. Het asfalt onder haar voeten was op sommige plaatsen gesmolten door de hitte.
Clara voelde de ogen van de jongen in haar rug prikken. De verlaten landweg, omzoomd door bergen van kalksteen, strekte zich voor haar uit. Aan weerszijden pronkten velden vol zonnebloemen, maïs en lavendel.
Ze haalde de dopjes uit haar oren, maar de stilte rondom benauwde haar plotseling, haar eigen stappen klonken beangstigend.
A. de Vries. Littekens. Rotterdam, Lemniscaat
20 vragen voor Gloria – Martyn Bedford
Inspecteur van politie Katherine Ryan:
‘Met toestemming van de ondervraagde en haar ouders wordt van dit gesprek een beeld- en geluidsopname gemaakt. We bevinden ons in spreekkamer 1 van het politiebureau van Litchbury en het is 14 juni, twaalf over tien ’s ochtends. Het gesprek wordt geleid door mezelf, inspecteur van politie Katherine Ryan van het politiedistrict West Yorkshire. Ter ondersteuning van een minderjarige is ook de moeder van de ondervraagde hier aanwezig. Wil je even zeggen hoe je heet?’
Mevrouw Elizabeth Ellis:
‘O, ja hoor. Liz. Ik bedoel (schraapt haar keel) Elizabeth Mary Ellis.’
Inspecteur Ryan:
‘Dank je. Ik spreek met … Zou je je volle naam willen zeggen?’
Gloria Ellis:
‘Gloria Jade Ellis.’
Inspecteur Ryan:
‘Goed zo. Hoe oud ben je, Gloria?’
Gloria:
‘Vijftien. In oktober word ik zestien.’
Inspecteur Ryan:
‘Is het oké als ik je Gloria noem? Je moeder noemt je Lor, maar –‘
Gloria: ‘Gloria is prima.’
©VANIN
Inspecteur Ryan:
‘Oké. Zoals ik je al heb uitgelegd, Gloria, is dit een gesprek. Geen verhoor. Je bent hier uit vrije wil. Je hebt ja gezegd toen ik vroeg of –‘
Gloria: ‘Ik weet wat vrije wil betekent.’
Inspecteur Ryan: ‘Sorry, ik bedoelde het niet kleinerend. Ik wilde alleen zeker weten dat je begrijpt wat we hier vandaag doen. Dus, zoals ik zei, je bent hier uit vrije wil om ons te helpen erachter te komen wat er is gebeurd. Dat is alles. Duidelijk?’
Gloria: (Knikt.)
Inspecteur Ryan: ‘Zou je willen antwoorden voor de opname?’
Gloria: ‘Ja, dat is duidelijk.’
Inspecteur Ryan: ‘Eén moment.’ (Drukt op een knopje op de tafel.) ‘Is het volume goed, Mike?’
Opnametechnicus (door een microfoon): ‘Ja hoor.’
1 Maak een keuze: welk boek zou je wel willen lezen? Welk boek zou je niet willen lezen?
2 Waarover zal het boek dat je wel wilt lezen gaan? Noteer de kern van het verhaal. Waar vond je de info?
Titel boek:
Kern van het verhaal: De kern heb je afgeleid uit
©VANIN
OPDRACHT 5 Wandel opnieuw door de klas.
Deel je keuze mee aan de klasgenoot die je ontmoet. Je wisselt je keuze uit met minstens drie leerlingen.
Je kunt:
• ver tellen waarom je voor een bepaald boek kiest;
• de kern van het verhaal achterhalen voor het lezen;
• spreken over lezen en je eigen leesgedrag;
• stilstaan bij het lezen door er met een ander over te praten.
Laat je niet zomaar verleiden
orIëNtereN o vur o v ur
1 Welke verhalende boeken vond je leuk om te lezen?
2 Breng zo’n boek mee naar de klas.
3 Bereid je goed voor: vertel kort waarom een klasgenoot het ook zou moeten lezen. Wat is de kern van het verhaal?
voorbereIdeN ov u r
4 Je werkt in duo’s en schuift twee keer door.
a Je voert een gesprek over je boek. Een gesprekje duurt telkens twee minuten, dan neemt de ander over. Na de tweede twee minuten schuift een leerling door. De leraar geeft aan hoe dat gebeurt.
b Stel je boek kort voor: wat is de kern van het verhaal?
c Stel elk aar vragen over het boek.
d Overtuig de ander om het boek te lezen.
reflectereN
uItvoereN ovu r
5 Maak een verlanglijstje en noteer voor jezelf minstens twee titels van boeken die je wilt lezen. Stop je lijstje in je leesmap of literatuurportfolio.
6 Beantwoord de vragen.
a Wie heeft jou het meest geboeid? Waarom?
b Wie is je als vlotte verteller bijgebleven?
c Noteer van beiden een positief element.
UITDAGING: ONTMASKER DE LEUGENAAR
Je werkt voor deze les in groepjes van drie. Je vormt een team van ‘De drie wijzen’.
Om te weten wie liegt en wie de waarheid vertelt, is het interessant om eerst de leugenaar te zoeken. Of lijkt dat gemakkelijker dan gedacht?
1 Lees de tekst ‘Zeven tips om een leugenaar te ontmaskeren’ ter inspiratie.
orIëNtereN o vur o v ur
2 Welke tips uit de tekst vind je interessant om te onthouden tijdens deze opdracht? Noteer er minstens drie. Het mag kort en eventueel schematisch.
voorbereIdeN ov u r
©VANIN
3 Je speelt het spel van ‘De drie wijzen’. Je krijgt twee opdrachten als voorbereiding.
uItvoereN ovu r reflectereN
4 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt minstens drie tips uit de tekst gehaald. 1 2 3 4 /
Je brengt je woordverklaring overtuigend en duidelijk. 1 2 3 41 2 3 4
Je persoonlijk verhaal is logisch opgebouwd.
Werkpuntje voor jezelf:
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Welk woord of welke uitdrukking associeer je met deze afbeeldingen?
1 Noteer het woord of de uitdrukking onder het beeld.
2 Gebruik dat woord of die uitdrukking in een duidelijke context. Vertel een situatie aan je partner of noteer op een apart blad.
OPDRACHT 2 Lees de tekstjes. Welk synoniem kun je gebruiken voor wat onderstreept is? Noteer.
In Engeland vergat een voetbalscheidsrechter een muntje voor de toss. Het resultaat: een schorsing van 21 dagen. Een toss is belangrijk in veel sporten, maar welke andere mogelijkheden bestaan er?
©VANIN
Het Belgische voetbal zit na de operatie ‘Schone handen’ in een heel onaangename situatie. Zouden er matchen verkocht zijn? Verliepen alle wedstrijden op een eerlijke manier? Verscheidene mensen zijn aangehouden.
Bij de lancering van een Sojoez-draagraket met een bemanningsruimte voor het Internationaal Ruimtestation ISS is vandaag een probleem ontstaan. De bemanningsruimte met twee opvarenden moest een ballistische noodlanding maken. De twee astronauten verkeren in ‘goede conditie’ en werden intussen uit hun bemanningsruimte bevrijd.
Ik wil dj worden, wat heb ik nodig? Je denkt er al een tijd over na, maar wilt nu echt de stap maken om te beginnen met dj'en. Alleen weet je niet welke spullen je allemaal nodig hebt om je eerste dj-mix te draaien. Op deze pagina lees je waar je op moet letten tijdens het kiezen van een dj-set voor beginners.
OPDRACHT 3 Noteer onder elk woord het passende synoniem. niet te veranderen traditioneel aardrijkskundig opdracht
De laatste ronde
1 Vul dat synoniem in de passende zin aan.
2 Er ontbreekt ook nog een woord. Achterhaal het door de context te lezen en vul het aan.
a In Europa is de Antwerpse haven centraal gelegen. Ze is verbonden met alle continenten. Zeeschepen van over de hele komen er binnenvaren.
b Wie ballet zegt, denkt algauw aan het beeld van meisjes in tutu’s. Een beeld waar Jommeke nu komaf mee wil maken in Balletkoorts. Dat is het nieuwe dat vanaf 6 februari in de winkel ligt.
c De van de rechter was Tegen de uitspraak kon niet meer in beroep gegaan worden.
d Defensie heeft zijn belangrijkste militaire voor volgend jaar voorgesteld. De strijd tegen terrorisme en radicalisering blijft de hoofdopdracht, in - en buitenland.
OPDRACHT 4 Vul de zinnen aan met een geschikte context die je zelf kiest.
1 Toen de jongen zijn capuchon
©VANIN
2 In dat continent bevinden zich
3 Het zag er erg benard uit toen
4 Er was geen alternatief, want
5 Wil je absolute stabiliteit, dan
OPDRACHT 5 Welk woord omschrijft de woordgroep? Noteer dat woord in de middelste kolom.
Gebruik het woord in een nieuwe, passende woordgroep in de rechterkolom.
een vrij traditioneel beeld geen planten eten deel van de wereld kunstmatige slaaptoestand
De laatste ronde
OPDRACHT 6 Schrijf bij de foto’s een korte, passende context. Verwerk er de opgegeven woorden in. Gebruik minstens twee mededelende zinnen en één vragende of uitroepende zin.
carnivoor – onherroepelijk
elegant – capuchon
attributen – aan handen en voeten gebonden – pralines maken
continent
OPDRACHT 7 Ga aan de slag met nog meer woorden.
1 Verzamel op een apart blad per twee zo veel mogelijk woorden met ‘kamp’. Wie wint?
2 Bedenk minstens tien synoniemen voor het woord ‘vertellen’ of voor een vorm van ‘spreken’. Maak met drie van die woorden een mooie zin. Noteer op een apart blad.
3 Maak een woordveld. Noteer ‘griezelen’ … centraal. Noteer verwante woorden en zoek enkele synoniemen.
verwant (aan): trekken van overeenkomst vertonend woord
De laatste ronde
4 Wat wordt er bedoeld?
– Eerst water, de rest komt later!
– Met vuur spelen.
– Olie op het vuur gooien.
– Het is water en vuur
– Als klap op de vuurpijl.
Welke van die uitspraken is letterlijk bedoeld?
OPDRACHT 8 Wees creatief!
Op zoek naar een griezelverhaal … – Schrijf een griezelverhaal met je klas (of in groepen van zes leerlingen). – Verzin eerst samen een thema en een (voorlopige) titel.
– Elke leerling schrijft om beurten een zin. Lees goed wat er al staat en ga verder met het verhaal. – Je verhaal is maximaal één pagina A4-formaat.
– Overlees op het einde van de oefening de tekst met z’n allen. Misschien kun je hem nog wat bijschaven. Geef je verhaal af aan de leraar. Wie leest het verhaal op een gepaste manier voor in de klas?
deel 3 ontdekken
1 Vertel wat je ziet (niet ziet) op de foto. Denk daarbij aan de w-vragen.
2 Is er maar één persoon te zien? Voorspel wat ze elkaar vertellen.
3 Welk verhaal zou de fotograaf met dit beeld willen vertellen? Zou je bij de foto zelf een verhaal kunnen verzinnen? Waarover zou dat dan gaan?
4 De foto geeft een vreemde gebeurtenis weer. Het is een eigenaardig beeld. Ken jij andere vreemde dingen in onze wereld of in de ruimte?
5 Hoe zou de fotograaf dit beeld gemaakt hebben?
6 Zou je termen zoals close-up en totaalbeeld hier kunnen gebruiken? Bespreek samen.
©VANIN
HET GEHEIM
luc descamps
‘Dus, jongens en meisjes, wees creatief en ga op ontdekkingstocht. Of je nu zoals Christoffel Columbus de oceaan oversteekt, op zoek naar een nieuw continent, of diep in jezelf op zoek gaat naar een gevoel dat je nog niet kende, iets ontdekken is altijd meer dan de moeite waard.’
Daarop liet mevrouw Van der Wee haar klas ietwat verbaasd achter.
‘Wat is me dat voor een huistaak?’ mopperde Cato. ‘Hoe moeten we nu op zoek gaan als we niet weten naar wat?’
‘Vind ik ook’, viel Karim haar bij. ‘Ik denk dat die Van der Wee lichtjes gestoord is.’
‘Lichtjes?’ Joachim trok een pruilmondje en zette een geslaagde karikatuur van hun lerares neer. ‘Jongens en meisjes, iets ontdekken is altijd de moeite waard.’
Iedereen lachte om Joachim, die zich op korte tijd had ontpopt tot de grapjas van de klas. Alleen Jasper kon er niet om lachen. Hij schreef zuchtend het woord ‘ontdekken’ in de takenrubriek van zijn schoolagenda. Dit was echt niets voor hem.
‘Ik weet al wat ik wil ontdekken’, zei Eefje met een raadselachtige glimlach om haar lippen.
‘O ja? Wat dan wel?’ wilde Loubna weten.
Maar Eefje schudde alleen haar hoofd.
‘Later, als ik het ontdekt heb.’
‘Je bent onmogelijk’, zeurde Loubna.
Eefje lette al niet meer op haar. Haar blik volgde Jasper, die met zijn schooltas onder zijn arm het lokaal verliet.
‘Je valt op hem, hè?’
‘Huh?’
‘Jasper, volgens mij zie je hem wel zitten.’
Eefje zei niets, maar trok haar schouders op en toverde weer die raadselachtige glimlach op haar gezicht.
Het berichtje kwam om twee minuten over half acht.
‘Er zit iets in je brievenbus.’ Anoniem.
Fronsend vroeg Jasper zich af van wie het berichtje kwam. Hij zat al een uur lang zijn hoofd te breken op de opdracht van mevrouw Van der Wee. Geen nieuwe berichten in zijn mailbox. Waarschijnlijk een of andere flauwe grappenmaker. Tenzij … zou die persoon echt de brievenbus bedoelen? Jasper haastte zich de trap af en glipte de voordeur uit. Het puntje van een rode envelop stak uit de brievenbus. Jasper keek verbaasd om zich heen, maar zag niemand. ‘Voor Jasper’ stond er op de envelop. Nieuwsgierig liep hij terug naar zijn kamer en scheurde de envelop open. Geen afzender.
‘Als je een groot geheim wilt kennen, volg dan deze instructies nauwgezet op.’
Onder het bijgevoegde plannetje stonden zes instructies:
1 Ga naar de ingang van het kerkhof.
2 Ga honderd stappen naar rechts.
3 Kruip door het gat in de heg.
4 Sla rechtsaf, derde gang links.
5 Loop op het einde van die gang tot aan de derde boom.
6 Kijk naar de wortels en graaf.
Dat was het. Geen afzender … niets. Twijfelend keek Jasper naar buiten. Het begon al te schemeren. Nee, dit was vast een flauwe grap. Hij keilde de briefjes in de prullenmand en richtte zich zuchtend op het lege blad voor hem. In stilte verwenste hij Van der Wee. Hij had geen flauw idee, tot hem ineens iets te binnen schoot.
bijvallen: instemmen, akkoord gaan zich ontpoppen: zich ontwikkelen tot zich het hoofd breken: proberen een antwoord te vinden op een moeilijke vraag schemeren: een beetje donker worden verwensen: vervloeken
Er was toch sprake van een geheim in dat briefje? Natuurlijk, hij moest dat geheim ontdekken en daar iets over schrijven voor zijn huistaak. Snel liep hij naar beneden en griste zijn jas van de haak. ‘Hé Jasper!’ Zijn moeder. ‘Waar ga je nu nog naartoe?’ ‘Huistaak, mam.’
‘Maar … niet te laat, hoor!’
Dat hoorde Jasper al niet meer. Hij holde naar het kerkhof, amper vijf straten verder, met het geheimzinnige briefje in zijn hand. Hij kroop door de heg en werd meteen overvallen door een onaardse stilte, alsof de doden de geluiden van buiten het kerkhof afschermden. Een rilling bekroop hem, maar hij vermande niemand kwaad, toch? Bij de derde boom bleef hij staan. ‘Kijk naar de wortels en graaf’, luidden de instructies. Jasper kreeg het onaangename gevoel dat hij bespied werd, maar zag niemand. De grafzerken staken steeds donkerder af tegen de snel duisterder wordende lucht. Hij rilde opnieuw. Ineens zag hij dat de aarde tussen enkele wortels was omgewoeld Zonder nadenken liet hij zich op zijn knieën vallen en begon met zijn handen in de mulle aarde te graven. Al snel vonden zijn vingers een plastieken koker met daarin een nieuw briefje in hetzelfde, gelijkmatige handschrift. Hij moest zich inspannen om de woorden te kunnen lezen. ‘Als je het geheim wilt kennen, moet je met je rug tegen de boom gaan staan, je ogen sluiten en je lippen tuiten. Open je ogen en je zult het geheim nooit kennen.’
Jasper aarzelde, maar deed toch wat in het briefje stond. Nu hij hier was, wilde hij het mysterie ook ontrafelen. Hij klopte het zand van zijn handen, leunde tegen de boom en sloot zijn ogen. Hij voelde zich wel een beetje onnozel nu hij daar met getuite lippen stond. Hij was blij dat het donker werd en dat het kerkhof dicht was. Hij mocht er niet aan denken dat iemand hem zo zou zien staan. Wat als het een grap was? Wat als iemand stiekem een foto nam en die op Facebook postte? Hij zou nogal een figuur slaan. Hij wilde net zijn ogen opendoen toen hij een zacht geritsel hoorde. Ingespannen bleef hij staan luisteren, met zijn ogen nu stijf dichtgeknepen. Hij voelde het meer dan dat hij het hoorde: iets of iemand kwam dichterbij. De angst kreeg hem in zijn greep, maar toch hield hij zich aan de instructies. Nu rook hij ook iets. Hij kon de geur niet thuisbrengen, maar die stoorde niet, integendeel. Het leek op … ja, op wat leek het? Terwijl hij verwoede pogingen deed om de geur thuis te brengen, voelde hij een zachte aanraking op zijn lippen. Hij schrok en wilde wegtrekken, maar twee handen hielden zijn hoofd tegen. De kus was aangenaam … lekker. Pas toen de lippen de zijne loslieten, opende hij ademloos zijn ogen.
‘Eefje?’ bracht hij verbaasd uit. ‘Wat doe jij …’
‘Ik wilde ontdekken hoe je lippen smaken’, zei
Eefje met een ondeugende glimlach.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Luc Descamps.
grissen: wegnemen zich vermannen: moed vatten omwoelen: loswerken, omwroeten aarzelen: twijfelen een figuur slaan: in een goede of slechte positie komen te staan, een goede of slechte indruk maken
Doen of zijn? Over het wwg en nwg
1
1 betekenisverbanden in zinnen aantonen: DOEN OF ZIJN?
JOURNALIST HELPEN: schrijven
©VANIN
gezegde: wwg en nwg aanduiden, benoemen en gebruiken
Wat Weet je al? Wat kun je al?
OPDRACHT 1 Wat is het onderwerp van de zin?
1 Onderzoek de zinnen: over wie of wat gaat het in deze zinnen? Markeer het onderwerp.
a De jongens en meisjes van de scouts hielden gisteren een wafelverkoop voor het goede doel.
b Vooral ouders en grootouders hebben de heerlijke wafels gebakken.
c De groep zamelde zo meer dan 500 euro in.
d Volgende zaterdag brengen ze dat geld naar de organisatie.
e Omdat ze niet allemaal in de auto kunnen, gaan slechts vijf leden naar Boom.
f Daar zullen velen aanwezig zijn om hun goede doel toe te lichten en te vertellen hoe ze het geld bijeengebracht hebben.
2 I n welke zinnen was het onderwerp vinden voor jou … gemakkelijk?
t wijfelachtig?
te moeilijk?
Als het grootste getal bij ‘te moeilijk’ staat, dan herlees je het kader bij het onderwerp op p. 91.
Daarna maak je extra oefeningen op diddit over het onderwerp.
OPDRACHT 2 Wat wordt er over het onderwerp gezegd?
1 Lees de tekst over Jommeke. Onderstreep het onderwerp blauw en wat over het onderwerp gezegd wordt rood.
Jommeke is een personage bedacht door tekenaar Jef Nys en hoofdrolspeler in de gelijknamige Vlaamse stripreeks. Hij heeft een pratende papegaai, Flip, als huisdier. Op 30 oktober is Jommeke jarig en als sterrenbeeld heeft hij schorpioen. Hij is een slim en avontuurlijk jongetje van 10 jaar en 4 maanden. Zo beschreef tekenaar Jef Nys hem zelf. Hij is makkelijk herkenbaar aan zijn apart blond kapsel, het strooien dakje.
Al sinds het eerste verhaal draagt Jommeke een korte, zwarte broek en een blauwe trui zonder mouwen met daaronder een wit hemd waarvan de mouwen opgerold zijn. In dat album was hij ongeveer vijf jaar. Intussen kunnen we, door zijn taalgebruik, kennis en omgang met technische apparatuur, een verandering veronderstellen. Jommeke is al elf jaar in het album ‘De grasmobiel’. De stripfiguur beschikt sinds album 214 ook over een gsm.
Hij woont met zijn ouders, vader Theofiel en moeder Marie, in de Hemelstraat in Zonnedorp. Naar: ‘Jommeke (stripfiguur)’, www.nl.wikipedia.org
2 Hoeveel zinnen kon je direct oplossen? Zes of meer? Als dat nog niet lukt, ga dan eerst naar de oefeningen op diddit bij de tweedeling van de zin (het onderwerp en de rest van de zin).
aaN de slag met ‘doeN’ (werkwoordelIjk gezegde) eN ‘zIjN’ (NaamwoordelIjk gezegde)
OPDRACHT 3 Ken jij Columbus?
1 Lees de tekst om Columbus beter te leren kennen.
a Zoek vijf zaken die Columbus deed. Noteer die in de eerste kolom.
©VANIN
b Zoek drie eigenschappen of kenmerken (hoe was hij?). Noteer die samen met het werkwoord dat de eigenschap met het onderwerp verbindt in de tweede kolom.
Christoffel Columbus is een van de bekendste ontdekkingsreizigers uit de geschiedenis. In 1492 ‘ontdekte’ hij het werelddeel Amerika. Honderden jaren voor Columbus er voet aan wal zette, waren de Vikingen al in Amerika geweest, maar andere landen wisten daar niets van af.
Columbus was van oorsprong Italiaan. Hij woonde eerst in de Italiaanse stad Genua. Zoals veel andere jongens werd hij zeeman. Later verhuisde hij naar Portugal en nog later naar Castilië.
Columbus nam soldaten mee op zijn schepen. Hij mocht gouverneur worden van het veroverde gebied als hij land zou ontdekken en veroveren.
De ontdekking van Amerika
De eerste reis naar Amerika maakte hij met de schepen Niña, Pinta en Santa María. Hij had 90 bemanningsleden bij zich. De schepen vertrokken in augustus 1492 uit Spanje. Ruim twee maanden later was er land in zicht: een van de eilanden voor de kust van Midden-Amerika.
Columbus wist niet dat er nog een heel onbekend continent op zijn route lag. Toen hij in Amerika aankwam, dacht hij dat hij in Indië was aangekomen. Hij noemde de bewoners daarom indianen.
Columbus maakte verschillende reizen naar Amerika. In 1493 vertrok hij voor de tweede keer met 17 schepen. Op die tweede reis ontdekte en bezocht hij het eiland Dominica en ook Guadeloupe en Puerto Rico. Alle gebieden die hij tot dan toe ontdekt had, waren eilanden. Pas op zijn derde reis, in 1498, ontdekte Columbus het vasteland van Zuid-Amerika. Hij kwam aan in wat nu Venezuela is.
Columbus dacht tot aan zijn dood dat hij een nieuw deel van Oost-Azië ontdekt had. Hij werd 55 jaar.
Naar: 'Christoffel Columbus’, www.wikikids.nl
VIJF ACTIES OF DADEN: hij deed …
DRIE EIGENSCHAPPEN: hij was …
2 Wat doet het onder werp? Wat is het onderwerp?
Neem de tekst over Jommeke er opnieuw bij. Noteer drie zaken die Jommeke doet in de linkerkolom en drie eigenschappen in de rechterkolom.
drie acties of daden: hij (Jommeke) doet … drie eigenschappen: hij is …
©VANIN
OPDRACHT 4 Wat is de relatie?
Ga op zoek naar de gepaste relatie tussen het onderwerp en het gezegde. Voor deze opdrachten werk je per twee. Overleg voor je een oplossing noteert.
1 Lees de taaluitingen van een peuter. Hij spreekt nog niet zo goed Nederlands: de uitingen zijn geen complete zinnen, het zijn altijd twee woorden die naast elkaar gezet zijn en samen een uitspraak vormen. Toch zit daar al betekenis in. Het is niet moeilijk om te bedenken wat de peuter zou bedoelen.
Er ontstaat een extra betekenis door het verband tussen de twee woorden. Bekijk dat betekenisverband (hij doet/hij is) en verdeel de uitspraken in twee groepen. Verklaar je keuze.
Zus helpen
Kindje spelen
Jurk mooi
Buurman boos
Zonnetje schijnen
Broertje slapen
Opa blij
Timo verdrietig
2 Als je het eens bent over een indeling, vul dan schema 1 op deze manier in: – zet het eerste woord van de uitspraak in de eerste kolom;
– zet het tweede woord in de derde kolom.
De middelste kolom blijft dus leeg.
groep 1:
Verklaring keuze:
schema 1
groep 2:
Verklaring keuze:
3 Je hebt de eerstetaalzinnen in twee groepen ingedeeld. Als je met twee woorden een betekenisvolle taaluiting maakt, gaat het altijd om een van deze twee betekenisverbanden: ‘iets zijn’ en ‘iets doen’.
a Noteer dat bovenaan in het schema bij groep 1 – groep 2.
b Die twee betekenisverbanden zijn met een neutraal woord uit te drukken. Noteer een neutraal woord uit de opsomming hieronder, om het juiste betekenisverband uit te drukken in de middelste kolom van het schema. Als je het niet eens wordt, vul dan een vraagteken (?) in.
is – wordt – gaat – zal – doet – blijft – kan – lijkt – moet – mag – wil
+ c Bespreek samen alle mogelijkheden en vul je gezamenlijke oordeel in schema 2 in.
• Vul een plus (+) in als het woord op bijna alle plaatsen in de groep past.
• Vul een min (–) in als het woord op bijna geen enkele plaats in de groep past.
• Als je het niet eens wordt, vul dan een vraagteken (?) in.
schema 2
Vul in de tweede kolom van schema 1 in:
Past bij de eerste groep: +, – of ?
Past bij de tweede groep: +, – of ? is wordt gaat zal doet blijft kan lijkt moet mag wil
Sommige werkwoorden passen in de tweede kolom van beide groepen, sommige maar in één groep. Zoek telkens nog één ander werkwoord.
©VANIN
OPDRACHT 5 Bekijk en onderzoek de zinnen in het schema. Werk per twee.
1 Doe voor iedere zin het volgende:
• Zoek de kernwoorden.
• Bepaal het betekenisverband (iets doen of iets zijn).
• Noteer de persoonsvorm (pv).
• Ga na of de pv past bij een werkwoordelijk (wwg) of naamwoordelijk gezegde (nwg).
• Noteer (geef ) de redenering die je bij het beantwoorden van de vragen gevolgd hebt.
Bekijk dit voorbeeld voor je aan de slag gaat.
Voorbeeldzin: De slechtste speler is altijd de keeper. kernwoorden speler keeper betekenisverband (doen of zijn) zijn persoonsvorm is Past de pv bij wwg of nwg? naamwoordelijk (nwg) redenering De persoonsvorm valt niet samen met een kernwoord. De kernwoorden zijn naamwoorden. De pv past bij een naamwoordelijk gezegde (zijn). Dat sluit aan bij het naamwoordelijke betekenisverband, want de keeper, die is de slechtste speler. conclusie is de keeper naamwoordelijk gezegde
Zin 1: Het water stroomt over de weg.
kernwoorden
betekenisverband (doen of zijn)
persoonsvorm
Past de pv bij wwg of nwg? redenering
conclusie
Zin 2: Het water is levensgevaarlijk.
kernwoorden
betekenisverband (doen of zijn)
persoonsvorm
Past de pv bij wwg of nwg?
redenering
©VANIN
conclusie
Doe dat nu ook voor deze zinnen. Werk op een apart blad.
Zin 3: Mijn vriend kocht een nieuwe game voor zijn computer.
Zin 4: Mijn vriend is de nieuwe ‘kampioen gaming’.
2 Vul na de opdracht deze reflectie in.
Reflectie op het duowerk en de opdrachten
Markeer.
De opdrachten lukten: L K J
Je werkte samen met je partner: niet / onvoldoende / matig / goed / prima
Je maakte oefeningen: geen / onvoldoende / voldoende / veel
Je begreep de vragen: niet / onvoldoende / matig / goed / prima
Je begrijpt de leerstof: niet / onvoldoende / matig / goed / prima
tIjd om te oefeNeN
OPDRACHT 6 Lees de zinnen. Ontdek of het gaat over een doen- of zijn-relatie.
Noteer achter de zin: zijn- of doen-relatie.
1 De tekening van Pieter Konijn van Beatrix Potter is vandaag helemaal onbekend.
2 Miljoenen k inderen groeiden met het verhaal op.
3 Beatrix Potter werkte altijd bijzonder nauwkeurig.
4 Ze bestudeerde de dieren bijna wetenschappelijk.
5 De magie van het bewegende beeld heeft de mens al eeuwenlang betoverd.
Vul zelf een zin aan met een doen-relatie en eentje met een zijn-relatie.
OPDRACHT 7 Zoek het betekenisverband in de genummerde zinnen in de tekst: doen of zijn?
1 Markeer eerst het onderwerp. Onderstreep dan de woorden die aangeven wat het onderwerp doet of is.
Hond
(1) Een hond is een van de slimste dieren. (2) Geen enkel ander dier heeft zich zo naar de mens geschikt als de hond. (3) Overigens heeft die ontwikkeling hen veel meer intelligentie opgeleverd! (4) Als gevolg van het in huis nemen van honden – met een volwaardige plek binnen het gezin – zijn deze dieren veel slimmer geworden. (5) Zo hebben honden leren blaffen op het moment dat ze met mensen in contact kwamen. (6) Op die manier vertellen ze dat ze naar buiten moeten of eten willen. Een leuk weetje: wilde honden blaffen bijna niet. Ook het empathisch vermogen van de hond is enorm toegenomen. (7) Honden kunnen zich veel beter inleven in de situatie van een ander. Het is een feit dat een stoeipartij tussen honden vrijwel nooit overgaat in een vechtpartij. (8) Kennelijk nemen honden bepaalde gedragsregels in acht. Ook vertrouwen ze erop dat de ander dezelfde bedoeling heeft.
2 Noteer de nummers van de zinnen met een doen-relatie.
Noteer de nummers van de zinnen met een zijn-relatie.
overigens: voor het overige, wat de rest betreft
OPDRACHT 8 Onderzoek het verschil. Bespreek mondeling en let vooral op de werkwoorden. Werk per twee.
1 a Hij is ziek. b Hij is genezen.
2 a Papa komt naar huis. b Hij komt zijn belofte na.
3 a Ze neemt weer de benen. b Ze neemt elke dag een appel.
4 a Dat is een gevaarlijk spel. b Ze speelt een gevaarlijk spel.
Het gezegde: het werkwoordelijk en het naamwoordelijk gezegde
Het deel waarin je verneemt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt, noem je een werkwoordelijk gezegde (wwg): bv. Columbus ontdekte Amerika.
Het betekenisverband met het onderwerp is een doen-relatie
Welke werkwoorden zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?
Het deel waarin verteld wordt hoe, wie of wat het onderwerp is of wordt, noem je een naamwoordelijk gezegde (nwg): bv. Hij is een bekende ontdekkingsreiziger.
Het betekenisverband met het onderwerp is een zijn-relatie
Welke (werk)woorden zeggen hoe, wie of wat het onderwerp is of wordt?
Er is altijd een persoonsvorm (pv). Dikwijls wordt die met andere woorden of werkwoorden aangevuld.
de bouw vaN het gezegde
4.1 het werkwoordelIjk gezegde (wwg)
OPDRACHT 9 Ontdek het werkwoordelijk gezegde.
Soms bestaat het werkwoordelijk gezegde alleen uit een persoonsvorm. Dan is een van de twee kernwoorden een werkwoord dat gelijk is aan de persoonsvorm. Soms is dat echter niet zo.
1 Vergelijk beide zinnen.
a Mama vertelt een mooi verhaal.
b Mama heeft een mooi verhaal verteld.
In welke zin is een kernwoord ook de persoonsvorm?
kernwoorden: mama – vertellen (vertelt)
2 Zoek de eerstetaalzinnen (kernwoorden) in zinnen a tot h. Als dat goed lukt, probeer je het ook voor zinnen i en j.
a I k zal een taart bakken voor haar verjaardag.
b Ze lust alleen appeltaart.
c Mijn oma heeft me een eenvoudig recept gegeven.
d Gisteren hebben we de ingrediënten al gehaald.
e Tijdens de voorbereiding staat mijn mama altijd te zingen.
f Samen ruimen we dan de keuken op.
g Tijdens het feestje zullen de gasten zich zeker amuseren.
h De taar t zal heerlijk smaken.
i Alleen John zou die weleens met lange tanden kunnen eten.
j H ij houdt helemaal niet van zoet!
3 Bek ijk nu alle zinnen en onderzoek hoe het wwg is opgebouwd. Dikwijls worden de kernwoorden met andere (werk)woorden in de zin aangevuld.
a Welke (werk)woorden vertellen wat het onderwerp doet? Markeer die.
b Uit welke delen is het wwg samengesteld? Geef de verschillende combinaties weer.
c Noteer de wwg’s in het schema.
Het werkwoordelijk gezegde is gebouwd zoals … loopt (pv) zal (pv) … komen (inf ) heeft (pv) … gewerkt (vd) – is (pv) … aan het stappen (aan het + inf ) – staat (pv) … te wachten (te + inf ) – sprak (pv) … af (adpv) – herinnerde (pv) zich (wed. vn) – … heeft het hazenpad gekozen (een werkwoordelijke uitdrukking)
©VANIN
d Bouw zelf zinnen. Vertel wat je gisterenavond gedaan hebt. Zorg dat er in elke kolom van het schema een aanvulling komt. Als voorbereiding noteer je voor jezelf welke werkwoorden je wilt gebruiken. Werk op een apart blad.
e Werk per twee. Overleg in welke kolom jouw wwg’s een plaats krijgen.
Bouw van het werkwoordelijke gezegde: de delen
Hoe kan een wwg samengesteld zijn?
(a) persoonsvorm (pv)
(b) pv + infinitief (inf)
(c) pv + voltooid deelwoord (vd)
(d) pv + wederkerend voornaamwoord (wed. vn.) + inf
(e) pv + afgescheiden deel van de pv (ad pv)
(f) pv + (rest) werkwoordelijke uitdrukking (ww. uitdr.)
De hond blaft
De hond zal niet blaffen.
De hond heeft de hele nacht geblaft
De hond kan zich niet beheersen
De hond voelt echt met zijn baasje mee
Hij gaat voor zijn hond door het vuur
OPDRACHT 10 Lees het sprookje. Onderzoek de genummerde zinnen. Vul het schema aan met de gevraagde informatie.
De mooie heks - Een verhaal uit Terschelling over een heks als geliefde
Een jonge boer op Terschelling had verkering met een meisje van het dorp. (1) Ze was niet alleen rijk, maar ze was ook beeldmooi. (2) De jongen hield verschrikkelijk veel van haar. Op een dag zei een vriend tegen hem: “Je hebt een beste meid, maar (3) ze is een heks.” - “Hoe kom je erbij?” vroeg de jonge boer geërgerd. “Als je me niet gelooft, moet je maar eens langsgaan als ze je niet verwacht”, stelde de vriend voor.
(4) Die opmerking bracht de jonge boer aan het twijfelen. Hij wilde zekerheid en ging op een avond, toen iedereen naar bed was, kijken.
Het meisje lag te slapen. De jonge boer riep haar naam, maar ze gaf geen antwoord. (5) Hij stootte haar aan. Hij schudde haar door elkaar, maar er was geen leven in te krijgen. Hij vond het vreemd.
(6) Geschrokken ging hij op een stoel bij het hoofdeind zitten wachten tot ze wakker zou zijn.
(7) Opeens hoorde hij een muis ritselen. Hij keek op en zag het diertje over de dekens rennen en in haar mond verdwijnen. (8) Meteen begon ze diep te ademen en sloeg ze haar ogen op. De jonge boer verzon een uitvlucht en ging weg zonder iets te laten merken.
Een paar dagen later ging hij nog eens kijken. Ze zat op een stoel te slapen met haar voeten op een kachel. Weer was ze niet wakker te krijgen. (9) Wat later was een vonk uit het haardvuur in haar mond gesprongen. Daarop zuchtte ze. (10) Plots was ze klaarwakker.
Hij wist genoeg en wilde haar nooit meer zien.
Naar: De mooie heks, www.beleven.org
zinnen betekenisverband doen of zijn werkwoordelijk gezegde naamwoordelijk gezegde bouw van het gezegde (delen)
1
zinnen betekenisverband doen of zijn werkwoordelijk gezegde naamwoordelijk gezegde bouw van het gezegde (delen)
1 Onderzoek zin 6 opnieuw.
a Duid het juiste antwoord aan. (6) Geschrokken ging hij op een stoel bij het hoofdeind zitten wachten tot ze wakker zou zijn.
In die zin vind je:
- nog een wwg - ook een nwg
b Markeer het wwg of nwg in die zin.
c Waaruit bestaat het wwg of nwg? Som de delen op.
2 Schrijf een korte alinea over een derde bezoek tijdens de slaap van zijn geliefde.
a Duid in de alinea twee zinnen aan met een wwg en duid ook de delen aan van het gezegde.
b Gebruik in een zin een nwg en duid de delen ervan aan.
c Schrijf in de verleden tijd.
4.2 het NaamwoordelIjk gezegde (Nwg)
OPDRACHT 11 Lees de tekst. Ontdek wie Walt Disney is.
1 Markeer de zinnen met een naamwoordelijk gezegde. Welke (werk)woorden vertellen wat/hoe het onderwerp is of wordt?
Wie is Walt Disney?
©VANIN
Disney was erg jong toen hij al op de witte muren van zijn ouderlijk huis tekende. Zijn ouders waren daar niet blij mee. Zij gaven hem dan ook geen tekenspullen, zijn tante wel. Zij gaf hem zijn eerste schetsboek en kleurpotloden. Hij bleek een echt natuurtalent te zijn.
Walt Disney is al wat ouder als hij samen met zijn broer een gebouw huurt waar ze ‘The Walt Disney Studio’ starten. Vanaf dan begint Walt Disney verschillende figuurtjes te tekenen. Een van zijn eerste creaties is Mickey Mouse. Later bedenkt hij ook andere figuurtjes zoals Donald Duck, Goofy en Pluto. Langzaam maar zeker wordt Walt Disney bekender. In 1928 wordt hij echt beroemd! Zijn eerste films waren die met Mickey Mouse. Zijn eerste langspeelfilm was ‘Sneeuwwitje en de zeven dwergen’. Zijn figuren zijn over de hele wereld geliefd. Ze zullen altijd geliefd blijven; ze spreken ook nu nog veel kinderen aan.
Veel van zijn films zijn nog altijd erg populair! Naast het maken van Disneyfilms had Walt Disney nog een andere grote droom: een Disneypretpark. In 1966 overleed Disney, maar nog altijd worden Disneyfilms gemaakt en Disneypretparken geopend!
Naar: ‘Wie is Walt Disney?’ www.disneyinformatie.blogspot.be
2 Neem de gemarkeerde zinnen.
Omcirkel het onderwerp. Onderstreep het werkwoord en de naamwoorden die het hoe of wat aanduiden. Noteer ze in het schema.
Het werkwoord kun je dikwijls vervangen door een =-teken. Doe de test. Wat/hoe = …
Het naamwoordelijk gezegde is gebouwd zoals … de werkwoorden (=) is (pv) … / is (pv) … geworden (vd)
Bv. was
Hoe of wat is (wordt …) het onderwerp? (naamwoordelijk deel van het nwg)
Bv. erg jong
3 Maak drie zinnen over jezelf. Vertel hoe of wat je bent, wordt … Vertel dat aan je buur.
a Ik ben
b Ik word
c
©VANIN
Bouw van het naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde (nwg) geeft een toestand aan: het onderwerp is/wordt … iets. Het nwg bestaat uit een werkwoordelijk deel en uit een naamwoordelijk deel: de werkwoordsvormen van zijn of worden of … (ook blijken, blijven, lijken, schijnen kunnen de verbinding maken met het onderwerp) + een naamwoord (zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord).
Hoe kan een nwg samengesteld zijn?
(a) pv + naamwoordelijk deel van het nwg Die film is een succes
(b) pv + naamwoordelijk deel van het nwg + vd Disneyfilms zijn altijd succesvol geweest
(c) pv + naamwoordelijk deel van het nwg + inf Zijn films zullen kaskrakers blijven.
(d) pv + naamwoordelijk deel van het nwg + inf + inf Nieuwe Disneyfilms zouden even geliefd kunnen worden
OPDRACHT 12 Onderzoek deze krantenkoppen.
1 Over wie of waarover wordt er iets gezegd? Omcirkel het onderwerp.
2 Welk(e) woord(en) zegt of zeggen wat het onderwerp IS of DOET? Markeer het wwg/nwg.
3 In welke krantenkop staat een nwg? In welke krantenkop een wwg? Duid aan en verduidelijk telkens mondeling je antwoord.
a Duitser ontwaakt met een dichtgemetselde voordeur wwg / nwg
b Winter deelt vooral prik uit op vrijdag en zaterdag wwg / nwg
c Syrische tandarts enige dokter en chirurg voor 40 000 mensen wwg / nwg
d Voorbije 12 maanden warmste ooit op Noordpool wwg / nwg
e De giraf dreigt stilaan uit te sterven wwg / nwg
f Doodrijdster was ‘verstrooid’ wwg / nwg
4 Onderstreep de persoonsvorm in het wwg of nwg.
5 Welke krantenkoppen bevatten geen persoonsvorm (pv)?
©VANIN
6 Hoe verklaar je dat in krantenkoppen de persoonsvorm (pv) dikwijls wordt weggelaten?
7 Verander de bouw van het wwg/nwg in twee krantenkoppen. Herschrijf hieronder. Benoem de delen.
OPDRACHT 13 Onderstreep in deze zinnen het wwg of nwg.
De voedingsdriehoek vertelt je over gezond eten. De laatste grote veranderingen aan de driehoek gebeurden in 2017. Nu pasten wetenschappers hem opnieuw aan. De driehoek kijkt nu ook naar het milieu.
Je voeding heeft een grote invloed op je gezondheid en op het milieu. Ook een goed milieu is belangrijk. Daarom kijkt de voedingsdriehoek nu onder andere naar broeikasgassen. Water drinken is heel gezond. Maar voor het milieu drink je beter water van de kraan dan water uit flessen. Dat veroorzaakt minder vervuiling. Ook vlees heeft een grote invloed op het milieu. Daarom eet je ook best wat minder vlees. Meer info vind je op www.gezondleven.be.
Naar: ‘Beter eten voor het milieu’, www.wablieft.be
1 Hoeveel nwg heb je gevonden in de zinnen?
2 Noteer het wwg dat bestaat uit een pv en een adpv:
OPDRACHT 14 Vul deze onderwerpen en de rest van de zin aan. Maak telkens een zin met een wwg en dan ook met een nwg. Werk op een apart blad.
a Markeer het woord dat of de woordgroep die je als onderwerp in de zin kunt/wilt gebruiken.
b Kies daarbij een werkwoord en pas de vorm aan.
c Maak een zin met een wwg. Lees de zin en controleer of de boodschap duidelijk is.
d Maak een zin met een nwg. Lees de zin en controleer of de boodschap duidelijk is.
1 Vroeger – mijn grootouders …
2 De nieuwe leerlingen – het resultaat …
3 Een spannend verhaal – schrijver …
©VANIN
Je kunt:
• het betekenisverschil van de soorten gezegden aantonen;
• het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde in de zin aanduiden (wwg en nwg);
• de delen van het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde aanduiden;
• zinnen vormen met een naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde;
• de termen werkwoordelijk gezegde (wwg) en naamwoordelijk gezegde (nwg) gebruiken. waarheen
Help de journalist
1 Kies een van de krantenkoppen uit opdracht 10:
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Waarover zou het artikel kunnen gaan? Noteer als voorbereiding enkele ‘peuterzinnen’, de kernwoorden van de boodschap. Bekijk aan welke criteria je zinnen moeten voldoen. Je voegt per twee een extra criterium toe. Noteer dat in de tabel bij 5. Werk verder op een apart blad.
r
3 Formuleer nu zes zinnen die in het artikel zouden kunnen staan.
4 Duid in je zinnen het onderwerp en het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde aan.
5 Wissel je zinnen met een k lasgenoot. Lees de zinnen en evalueer met deze criteria.
Je traject naar succes Aanpassing nodig? Welke?
De zes zinnen passen volgens mij bij de titel. 1 2 3 4
Alle zinnen bevatten minstens acht woorden. 1 2 3 4
Onderwerp en gezegde (wwg/ nwg) zijn correct aangeduid.
In minstens drie zinnen staat een wwg.
Variatie in de zinnen: niet elke zin start met het onderwerp.
criterium:
©VANIN
6 Noteer een besluit.
Dit gaat goed:
Dit kan echt wel beter:
2 3 4
3 4
Ontdek de wereld 2
intensief luisteren
luIstereN om te weteN
hoofdletters en leestekens gebruiken
schrijfkader
invullen
OPDRACHT 1 Lees de blogtekst.
Neem een andere weg
Het is jouw missie om de wereld om je heen anders te bekijken. Alsof je hem voor het eerst ziet, want de eerste keer is de mooiste keer.
Maak aantekeningen. Verzamel wat je op je ontdekkingsreizen tegenkomt. Schrijf je bevindingen op. Spreek mensen aan. Neem risico’s. Heb oog voor patronen. Zoek en vind. Concentreer je op één ding tegelijkertijd. Stel een ongewone vraag.
formulieren invullen: inleefreis
En neem een andere weg … Zo kom je op plekken waar je nog nooit geweest bent. En dat is waar een naar op zoek is.
1 De blogtekst beschrijft de jobinhoud van één bepaald beroep. Welk beroep? Vul dat in de laatste zin in.
2 Onderstreep vier zaken die je volgens de tekst moet doen om dat beroep goed uit te oefenen.
3 Zou jij dat beroep graag uitoefenen? Waarom wel/niet?
4 Welke talenten heb jij die je zou kunnen gebruiken bij het uitoefenen van die job? Zoek er andere dan degene die je in de tekst vindt.
OPDRACHT 2 Bekijk het filmpje over een jonge ontdekkingsreiziger.
1 Waarover zal dit filmpje gaan? Wat zal het thema zijn?
2 Met welk doel zul je kijken en luisteren?
©VANIN
het patroon: een model, een vorm, telkens terugkerende zaken woord
3 Op welke vragen zou je zeker een antwoord willen hebben na het bekijken van het filmpje? Noteer de vragen in de tabel bij 4.
Bekijk nu het filmpje.
4 Op welke vragen krijg je een antwoord? Noteer de antwoorden in de tabel. Schrijf de vraag volledig uit in de eerste kolom.
VRAGEN
ANTWOORDEN
5 Gebruik de informatie uit de tabel om dit schrijfkader in te vullen. uit is de ontdekker.
Hij ontdekte
Hij deed die ontdekking door eerst
Hij kwam tot de conclusie dat
Vervolgens bekeek hij
Binnenkort trekken wetenschappers
6 Herlees je schrijfkader en dek het vervolgens af. Probeer de inhoud van het filmpje na te vertellen aan een k lasgenoot. Kruis aan wat voor jou past.
O Het lukte mij om de inhoud van het filmpje na te vertellen. Ik had alle hoofdzaken goed onthouden.
O Het lukte mij matig om de inhoud van het filmpje na te vertellen. Ik had de meeste hoofdzaken onthouden, maar vergat nog iets.
O Het lukte mij nog niet om de inhoud van het filmpje na te vertellen. Ik had weinig/geen hoofdzaken onthouden.
Intensief luisteren – hoofdzaken
Als je intensief luistert, wil je zo veel mogelijk informatie begrijpen en onthouden
Dat doe je door je te concentreren op de w-vragen wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe Die vragen kunnen je helpen om de tekst te begrijpen en de inhoud van de tekst na te vertellen.
7 Je bent geboeid door de jonge ontdekkingsreiziger en je wilt enkele details kennen. Bekijk het filmpje nog een laatste keer en zoek het antwoord op deze vragen.
a Waar leefden de Maya’s?
b Van wie k reeg William hulp om de satellietbeelden te bekijken?
8 Welke luistertip kun je bedenken voor het zoeken naar details?
Intensief luisteren – bijzaken/details
Als je detailvragen moet beantwoorden, is het nodig om gericht naar die informatie op zoek te gaan in het filmpje / de luistertekst. Je aandacht richten doe je door de vragen vooraf goed te lezen. De antwoorden op die vragen zullen dan extra opvallen.
OPDRACHT 3 Kijken en luisteren in duo. Op ontdekkingsreis naar …
1 Lees de titels van de filmpjes. Bespreek met een klasgenoot welke twee filmpjes je wilt bekijken. Markeer je keuze. 1 Wrak van Columbus – 2 Chinees Nieuwjaar – 3 Wanten voor koala’s – 4 Postbode op Antarctica –5 Geothermie in IJsland
2 Bepaal wie welk filmpje voor zijn rekening neemt. Noteer het nummer van de titel van het filmpje dat jij zult bekijken.
3 Beantwoord de vragen over het filmpje van jouw keuze. Let op: je mag het filmpje pas bekijken nadat je de vragen bij ‘vooraf’ beantwoord hebt.
VOORAF a Waarover verwacht je dat het filmpje zal gaan?
b Met welk doel zul je kijken en luisteren?
c Op welke vragen verwacht je een antwoord te krijgen? Maak op een kladblad een tabel met twee kolommen en noteer die vragen in de linkerkolom.
BEKIJK HET FILMPJE
d Noteer de antwoorden op de vragen in de rechterkolom van je tabel.
e Vul nu het schrijfkader in.
©VANIN
schrijfkader
Het filmpje dat ik bekeek, ging over
Daarover werd verteld dat
Ik vind dat a Verbeter de vorige vragen met de correctiesleutel.
b Bek ijk het filmpje een tweede keer. Bedenk twee detailvragen waarop dit filmpje een antwoord geeft. Werk op een apart blad.
c Je k lasgenoot gaat aan de slag met jouw filmpje. Vertel hem eerst waarover je filmpje gaat. Daarvoor kun je het schrijfkader gebruiken. Daarna bekijkt je klasgenoot het filmpje en zoekt hij de antwoorden op jouw detailvragen.
d Hoe ging de luisteropdracht voor jou? Duid aan wat past.
Je traject naar succes jij
Je kunt de hoofdzaken goed onthouden en invullen in de tabel.
Je vult het schrijfkader duidelijk in.
Je vindt de antwoorden op de detailvragen van je klasgenoot.
Je kunt je tijdens deze luisteropdracht goed concentreren.
als
oNtdekkINgsreIzIger IN hoofdletterlaNd
OPDRACHT 4 Lees de tekst.
Peking Express
Acht koppels reizen in Peking Express liftend door een aantal Aziatische landen. De kandidaten racen in verschillende etappes om te voorkomen dat ze geëlimineerd worden, want het koppel dat als laatste aankomt, moet het spel verlaten.
Tijdens de etappes kunnen de kandidaten amuletten, een voorsprong in de race of een vrijgeleide winnen om het spel niet te moeten verlaten. Die prijzen kunnen ze winnen bij opdrachten die aansluiten bij het land dat ze bezoeken.
©VANIN
Het koppel dat als eerste de finaleplaats bereikt, wint het spel en het geld dat ze verdiend hebben. Dat geldbedrag hangt af van het aantal amuletten dat het koppel tijdens het spel verdiend heeft. Elke amulet is 10 000 euro waard.
Er reist ook een zwarte envelop mee. De inhoud van de envelop bepaalt het lot van het duo dat als laatste arriveert. Als de inhoud groen is, dan komt er een extra passagier bij, zoals Min Hee Bervoets of Ella Leyers. Die bekende Nederlander of Vlaming regelt dan de liften, het onderdak en het eten voor het duo.
De reis begint bij Unesco-werelderfgoed Ha Long Bay in Vietnam. Via Laos eindigt Peking Express negen weken later bij de wereldberoemde tempels van Angkor Wat in Cambodja.
Peking Express is van oorsprong een Nederlands-Vlaams televisieprogramma. Nu is het programma in negen andere landen te zien: Duitsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Spanje, Italië, Marokko en Colombia. Frankrijk is koploper met negen seizoenen.
Naar: ‘Peking Express’, www.nl.wikipedia.org en ‘Comeback Peking Express trekt 376.000 kijkers’, www.ad.nl
1 Zou je de deelnemers van Peking Express ontdekkingsreizigers kunnen noemen? Of zijn het eerder avonturiers? Zou jij zo’n ontdekkingsreiziger of avonturier willen zijn? Bespreek met je buur.
2 Markeer in de tekst de woorden met een hoofdletter.
de etappe: de afstand afgelegd tussen twee rustpunten elimineren: verwijderen, uitschakelen de amulet: een voorwerp waarvan bepaalde mensen geloven dat het bescherming biedt tegen gevaar, ziekte en ongeluk
3 Werk per twee. Waarom krijgen de gemarkeerde woorden een hoofdletter? Rangschik ze op de juiste plaats in de tabel. Eén voorbeeld is gegeven.
4 Vergelijk je oplossing met die van een ander duo. Wat is hetzelfde? Wat is anders?
eerste woord van een zin eigennamen
Acht namen van personenaardrijkskundige namennamen van zaken
Min Hee Bervoets Aziatische Peking Express
Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
• bij het eerste volledige woord van een zin:
Bv. In Peking Express liften acht koppels door Aziatische landen.
Acht koppels liften door Azië.
’s Morgens vertrekken de duo’s al heel vroeg.
• bij eigennamen:
• namen van personen
Bv. Ella Leyers, Min Hee Bervoets
• aardrijkskundige namen en hun samenstellingen en afleidingen, talen en dialecten
Bv. Azië, Laos, Aziatische, Chinees
• namen van zaken: bedrijven, kranten, tijdschriften, gebouwen, feesten …
Bv. Peking Express, Unesco, Angkor Wat
• uit respect: officiële aanspreektitels, namen van God, heiligen …
Bv. Zijne Majesteit de Koning, God
Hoofdletters
Je schrijft geen hoofdletter:
• als iets anders dan de plaatsnaam wordt bedoeld
Bv. moezelwijn, een bordeaux
• bij windstreken
Bv. noorden, zuiden
• bij samenstellingen en afleidingen van feesten
Bv. kerstvakantie, paasnacht
• bij tijdsaanduidingen
Bv. oktober, ijstijd
• bij historische perioden en/of kunststijlen
Bv. middeleeuwen, postmodernisme
• bij officiële aansprek ingen als de eigennaam achter de titel komt of als een functie wordt bedoeld
Bv. koningin Paola, de premier
OPDRACHT 5 De Grote Avonturiersquiz.
Werk per twee. De leraar stelt tien vragen. Je verdient één punt per juist antwoord. Je kunt nog een punt verdienen door het woord correct te spellen. Werk op een apart blad. Veel succes!
Score:
kennis van de wereld: /10
hoofdlettergebruik: /10
totaal: /20
©VANIN
OPDRACHT 6 Lees de tekstjes.
Markeer de woorden die een hoofdletter moeten krijgen en schrijf ze op de juiste manier onder de tekst. de chinese muur wordt ook wel de grote muur genoemd en dat is niet voor niks. het is de langste muur ter wereld. hij is 6259 kilometer lang en ligt in het noorden van china. het gerucht gaat dat je de chinese muur helemaal vanaf de maan kunt zien. maar dat is niet waar. de muur is veel te dun om hem vanaf die afstand te kunnen zien. het eerste stuk van de chinese muur werd rond 200 voor christus gebouwd. de muur moest ervoor zorgen dat vijanden het land niet binnen konden komen, maar alleen een muur was natuurlijk niet genoeg. de muur moest ook bewaakt worden en omdat de muur zo lang was, waren daar heel veel mensen voor nodig. meer dan een miljoen! over de hele lengte staan er meer dan duizend forten en uitkijktorens op de muur.
Naar: National Geographic Junior
een elektrische limousine die in 2,8 seconden naar de 100 schiet en raketten die na gebruik terugkeren op de plaats van vertrek – ze zijn natuurlijk prachtig, maar het is niet waarvan elon musk ooit in zijn jongetjeskamer droomde. dàt was een kolonie op mars. de baas van autofabrikant tesla, zonnepanelenmaker solarcity en ruimtevaartconcern spacex wil naar de rode planeet. sneller dan nasa: in 2025 zullen de eerste mensen voet op de rode grond moeten zetten.
Naar: Volkskrant
OPDRACHT 7 Lees ook deze tekst. Pas de regels van de hoofletters toe.
Markeer de letters die een hoofdletter moeten zijn.
1989: het internet zonder belgische uitvinders kon je het internet in zijn huidige vorm wel vergeten. bij bell labs in antwerpen werd de adsl-lijn ontwikkeld, die snel internet toeliet via een gewone telefoondraad. ingrid daubechies hielp op haar beurt bij het perfectioneren van de JPEG-standaard, die de digitale beelden samenperst waardoor een webpagina snel op je computerscherm kan verschijnen. maar ook een van de drie ‘peetvaders’ van het commerciële internet is een belg: robert cailliau bedacht in 1989 het allereerste hypettextsysteem (zeg maar link), waarmee hij samen met de brit tim berners-lee en de amerikaan vinton cerf de grondlaag onder het world wide web legde.
Naar: Belfius magazine
©VANIN
OPDRACHT 8 Lees het krantenbericht en de krantenkoppen. Schrijf de gemarkeerde woorden met een hoofdletter of zonder hoofdletter op de juiste plaats in het schema.
Bashir Abdi verpulvert Europees record in de marathon met winst in Rotterdam: “Toeschouwers waren geweldig, ik werd bijna doof”
Atletiekgeschiedenis. Bashir Abdi (32) heeft met een nieuw Europees record de Marathon van Rotterdam gewonnen. De Belg, in Tokio goed voor olympisch brons, liep een tijd van 2u03’36”, tevens een parcoursrecord. De vorige Europese besttijd stond sinds december 2019 op naam van de Turk Özbilen (2u04’16”). Een verpulvering.
“Ik ben heel blij”, vertelde Abdi in een flashinterview bij NOS. “Ik wilde het hier in Rotterdam klaren. Dit is een thuiswedstrijd. De toeschouwers langs de kant waren fantastisch. Ze schreeuwden mijn naam, op bepaalde stukken werd ik bijna doof. Ik kreeg er kippenvel van.”
Abdi kon in de finale, na zo’n 35 kilometer, op het juiste moment versnellen. “Ik had nog twee kompanen en het tempo ging omlaag. Dat kon ik niet laten gebeuren. Ik kwam naar hier om te winnen. Dus ging ik solo. Ik wist dat ik hier toe in staat was, alleen moeten de omstandigheden goed zitten.”
Het ging hard van bij de start in Rotterdam. In de eerste wedstrijdhelft verschool Abdi zich helemaal achterin in de ruime kopgroep van 21, maar dat was meer dan voldoende. De Gentenaar passeerde halverwege in 1u01:59, ruim onder het schema voor het Europees record. Daarna versnelde parcoursrecordhouder Kipserem en moest Abdi passen. Hij kwam in een derde groepje terecht en het leek allemaal moeilijk te worden, maar hij bleek uiteindelijk gewoon degene die zijn wedstrijd het best had ingedeeld. Abdi liep naar de kopgroep om er uiteindelijk na 35 kilometer van weg te lopen.
Naar: Bashir Abdi verpulvert Europees record in de marathon met winst in Rotterdam, www.hln.be
Lees ook de krantenkoppen.
Dit is beslist: mondmaskers vanaf zes jaar, week extra kerstvakantie
Red Flames doen goede zaak
Frankrijk en Spanje steeds groener op coronakaart, toestand in oosten Europa gaat verder achteruit
Geen feestje met koning Filip voor schrijfster Astrid Roemer
Je schrijft een hoofdletter
bij het eerste volledige woord van een zin
bij eigennamen:
- namen van personen
- aardrijkskundige namen
- hun samenstellingen
- hun afleidingen
- hun talen en dialecten
- namen van zaken
- bedrijven, kranten, tijdschriften, gebouwen, feesten ...
uit respect: officiële aanspreektitels, namen van God, heiligen ...
Je schrijft GEEN hoofdletter
- als iets anders dan een plaatsnaam wordt bedoeld
- bij windstreken
- bij samenstellingen en afleidingen van feesten
- bij tijdsaanduidingen
- bij historische perioden en/of kunststijlen
- bij officiële aansprekingen als de eigennaam achter de titel komt of als een functie wordt bedoeld
VOORBEELDEN UIT HET KRANTENARTIKEL
VOORBEELDEN UIT HET KRANTENARTIKEL
OPDRACHT 9 In deze tekst ontbreken hoofdletters én leestekens.
1 Markeer de woorden die een hoofdletter moeten krijgen en zet leestekens waar nodig.
Denk aan het woord zelf.
denk jij bij het woord ‘indianen’ aan mensen uit india die mensen hebben helemaal niets te maken met de stammen uit amerika columbus dacht daar echter anders over
toen columbus wist dat de aarde niet plat, maar rond was, wilde hij proberen om via een andere weg naar india te varen de bestaande route langs kaap de goede hoop was namelijk heel erg druk en gevaarlijk hij ging via het westen naar india, dacht hij eenmaal aan land gaf hij de inwoners de naam indianen, maar eigenlijk was hij in amerika
vergis je niet tegenwoordig leven er nog altijd indianen in amerika ze combineren hun oude leven met het moderne ze leven bijvoorbeeld vaak niet meer in een stam bij elkaar en ze passen zich aan aan de nieuwe omgeving waarin ze leven
Naar: ‘Indianen’, www.natgeojunior.nl
2 Vergelijk met je buur. Heb je dezelfde oplossing? Wat is anders? Bespreek.
Weet je het nog? Waarom gebruik je leestekens?
3 Welk soor t zin krijgt dit leesteken? Noteer een voorbeeld uit de tekst.
een punt (.):
©VANIN
een vraagteken (?):
een uitroepteken (!):
Leestekens
Je gebruikt een leesteken om de lezer bij het lezen te ondersteunen, te laten zien waar hij bijvoorbeeld beter pauzeert, om de bedoeling van de zin te verduidelijken: iets meedelen, iets vragen, iets bevelen of uitroepen.
Elke zin eindigt met een leesteken
Na een mededelende zin komt een punt (.).
Bv. Peking Express is een avonturenprogramma.
Na een vraag komt een vraagteken (?).
Bv. Is Peking Express een avonturenprogramma?
Na een uitroep of een bevel komt een uitroepteken (!).
Bv. Beleef mee het avontuur van Peking Express!
OPDRACHT 10 Een leesteken geeft ook aan welke intonatie je voor de zin gebruikt. Lees deze zinnen hardop en bespreek waarom je voor een bepaalde intonatie kiest.
1 Joost is vandaag jarig.
Joost is vandaag jarig?
Joost is vandaag jarig!
2 Sarah is van een klimrek gevallen?
OPDRACHT 11 Lees de tekst. Wat loopt er fout? Herstel.
Sarah is van een klimrek gevallen. waarheen
dag allemaal je leerde in deze les over hoofdletters en leestekens je leerde wanneer je hoofdletters moet gebruiken daarnaast kreeg je ook uitleg over soorten leestekens en wanneer je welk leesteken gebruikt zoals je ziet bevat deze tekst geen hoofdletters en leestekens vind je dat dit dan gemakkelijk leest misschien is het zelfs moeilijk om deze tekst te lezen het lijkt helemaal fout kun jij de tekst herstellen het is nu aan jou succes
©VANIN
Je kunt:
• een schrijfk ader invullen met antwoorden op de w-vragen en op de hoe-vraag;
• met een schrijfk ader de inhoud van een tekst navertellen;
• de juiste spelling gebruiken bij hoofdletters en leestekens.
Op inleefreis
Je wilt met een organisatie zoals Broederlijk Delen op inleefreis. Via het inschrijvingsformulier wil jij jezelf kandidaat stellen.
orIëNtereN o vur
1 Ken jij de organisatie Broederlijk Delen? Wat doet die organisatie?
Welke twee woorden herken je in het woord ‘inleefreis’?
2 Wat is een inleefreis?
o v ur voorbereIdeN
3 Bekijk een filmpje over een inleefreis.
a Wat verwacht je te zien?
b Met welk doel zul je kijken en luisteren?
c Op welke vragen zou je na het bekijken van het filmpje een antwoord willen hebben? Noteer de vragen in een tabel. Werk op een apart blad.
d Bek ijk nu het filmpje over een inleefreis naar Burkina Faso.
e Op welke vragen krijg je een antwoord? Noteer de antwoorden in de tabel.
f Gebruik de informatie uit de tabel om het schrijfkader in te vullen.
De jongeren gingen op inleefreis naar om kennis te maken met
Ze logeerden in
Voor de jongeren is deze reis een bijzondere ervaring omdat
g Bekijk het filmpje een tweede keer. Welke jongere doet deze uitspraak? Noteer het nummer
Kies uit: Kato Hendrickx (1) – Emilie Goossens (2) – Tanne Vanderheyden (3) – Lien Schuurmans (4) – Robbe Van Roey (5) – Sarah Rijkers (6) – Milan Jacqmotte (7) –Maaike Bruyninckx (8) – Jonas Ketelslegers (9)
‘Ik zal de wereld voortaan bekijken met een meer open blik.’
‘Ik ga nu meer genieten van de kleine dingen.’
‘In het gastgezin was het heel primitief.’
‘Ik vind het al erg als ik tien dagen zonder wifi zit.’
‘Iedereen zou dit moeten gezien hebben!’
u r
4 Het filmpje heeft jou helemaal overtuigd. Je wilt je inschrijven voor een inleefreis.
Vul het inschrijvingsformulier in.
Overtuig de organisatie om voor jou te kiezen.
Denk aan hoofdletters en leestekens!
5 Controleer je eigen inschrijvingsformulier met deze criteria.
6 Wissel je formulier met je buur. Vul dit ook voor je buur in. Formuleer een werkpuntje of een tip.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt een aantrekkelijke en overtuigende tekst geschreven.
Je schrijft een hoofdletter waar nodig.
Je schrijft achter elke zin het gepaste leesteken.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
les Wat als … Standaardnederlands niet bestond? 3
opbouw van taal verwoorden
SCHITTEREN op het podium letters en soorten opsommen articulatie en intonatie verzorgen
volume en tempo aanpassen klanken herkennen
wat als …
OPDRACHT 1 Wat als … op televisie alleen maar dialect gesproken zou worden?
Bekijk een panelgesprek over taal op televisie.
1 Luc Appermont en Herman Verbruggen geven hun mening over het gebruik van dialect op televisie.
a Hoe denken zij daarover? Met welke argumenten staven zij hun mening?
Luc Appermont is voor/tegen het gebruik van dialect op televisie omdat en omdat
Herman Verbruggen is voor/tegen het gebruik van dialect op televisie omdat en omdat
b Welke taalvariëteit gebruiken zij zelf?
2 Wat doet een taaldokter?
3 Discussieer in groepen van vier. Mag op televisie ook dialect gesproken worden? Noteer een groepsbesluit.
4 Presentatoren moeten voor een groot publiek verstaanbaar zijn. Op welke zaken moeten ze bij het spreken letten?
het panelgesprek: gesprek met een groep van experten het argument: wat je gebruikt om je bewering te staven, kracht bij te zetten discussiëren: van gedachten wisselen over iets met iemand woord
word jIj eeN toppreseNtator?
OPDRACHT 2 Hoe is een taal opgebouwd?
1 Hoe zit een taal in elkaar? Begin bij het kleinste taaldeel. Rangschik de woorden. Kies uit: woorden, letters, klanken, zinnen.
2 Vul in.
Onze taal bestaat uit . Die schrijf je op als : klinkers, medeklinkers en andere klanken (tweeklanken). Daarmee vorm je Wanneer je verschillende samenbrengt in een betekenisvol geheel, heb je een
OPDRACHT 3 Werk in expertengroepen en deel wat je leerde.
Stap 1: In de expertengroep word je expert in één deel van spreekvaardigheid.
Stap 2: In de basisgroep geef jij je expertise door aan je groepsgenoten. Je vertelt aan de hand van een steekkaart wat je geleerd hebt.
1 Articulatie en uitspraak
a Onze taal vertoont soms gekke kuren. Je schrijft niet altijd wat je hoort. Kijk naar het voorbeeld. Geef nog twee andere voorbeelden.
Bv. mailen (je hoort ee)
b Een doffe klank wordt niet altijd geschreven als e. Geef drie voorbeelden.
c Bedenk zo veel mogelijk woorden met de klanken 'ui', ‘ei/ij’ en ‘ou/au’. Noteer ze op een apart blad. Spreek de woorden telkens hardop uit. Let op je uitspraak!
d Je bent een radiopresentator. Kondig een plaat aan. Gebruik in je aankondiging zo veel mogelijk woorden uit de vorige vraag. Lees de aankondiging om de beurt voor. Let op je uitspraak. Maak een voorstel op een kladblaadje.
2 Intonatie
a Wat is intonatie? Welk woord herken je in het woord ‘intonatie’?
b Wat bedoelen ze met ‘een goede intonatie’? Waarom is dat belangrijk?
c Het intonatiespel: je k rijgt een dobbelsteen en een intonatiekaart. Je gooit de dobbelsteen. Vervolgens kijk je op de intonatiekaart welke emotie je zult gebruiken (overeenkomstig met het aantal ogen op de dobbelsteen). Dan lees je regels 1-3 van het startverhaal voor. De andere groepsleden raden welke emotie je neergezet hebt. Uiteraard krijgt iedereen een andere intonatiekaart.
3 Volume
a Wanneer spreek je luid?
b Wanneer spreek je automatisch stil?
c Onderzoek welk effect het volume heeft op de sfeer van de tekst. Lees om de beurt regels 25-31 van het startverhaal voor. Iemand leest met gewoon stemvolume. Daarna leest iemand de tekst fluisterend voor. Tot slot leest iemand de tekst heel luid. Wat doet dat met de sfeer van de tekst?
Fluistervolume:
Luid:
4 Tempo
a Wanneer ga je in het dagelijks leven sneller spreken?
b Lees regels 47-55 van het startverhaal. Waar mag je wat sneller lezen? Waar kun je beter wat trager lezen? Bespreek per twee.
de emotie: het gevoel woord
OPDRACHT 4 Volg je traject.
In de basisgroep ga je met het verhaal aan de slag. Je leest om de beurt een stukje voor. De klasgenoot die aan jouw linkerkant zit, is jouw taaldokter en vult jouw kader in.
Je traject naar succes
Je spreekt alle woorden juist en duidelijk uit. Je let extra op de uitspraak van de ‘andere klanken’ (tweeklanken).
Je varieert in intonatie, zodat je tekst levendig overkomt.
Je spreekt luid en duidelijk. Je past je volume aan de gebeurtenissen in het verhaal aan.
Je hebt een aangenaam leestempo. Je past je tempo aan de gebeurtenissen in het verhaal aan.
Werkpuntje voor jezelf:
OPDRACHT 5 Speel het spel van k lank en ruis – HOEKENROEPEN
Je leraar vertelt hoe je het speelt.
Klanken en letters
Een taal bestaat uit klanken. Die klanken schrijf je op als letters. In de Nederlandse taal zijn er klinkers en medeklinkers. Ui, ou/au en ei/ij zijn andere klanken (tweeklanken). Bij het uitspreken van die lettercombinatie hoor je twee verschillende klanken. Door letters te combineren vorm je een woord. Wanneer je verschillende woorden in een betekenisvol geheel samenbrengt, heb je een zin
Spreekvaardigheid
Als je een goede spreker wilt worden, zijn vier zaken heel belangrijk:
• articulatie: spreek elk woord juist en duidelijk uit.
• intonatie: varieer in toonhoogte om levendigheid in je spreken te brengen.
• volume: spreek niet te luid of te stil en pas je volume aan de situatie of context aan waar nodig.
• tempo: spreek niet te snel of te traag en pas je tempo aan de situatie of context aan waar nodig.
Je kunt:
• in je eigen woorden uitleggen hoe een taal is opgebouwd;
• de klinkers, medeklinkers en de andere klanken (tweeklanken) opsommen;
• je uitspraak verzorgen;
• variatie brengen in je intonatie;
• je volume en tempo aanpassen aan de situatie of context.
OP HET PODIUM
De klas wordt een podium en je groepje spreekspecialist! Kies een opdracht. Zorg voor decor en attributen. Iemand start met een originele aankondiging.
Opdracht 1: Speel met ongeveer vier personen een stripfragment na. Selecteer een fragment uit een stripverhaal geschikt om na te spelen (+/- drie pagina’s).
Opdracht 2: Speel met ongeveer vier personen een fragment uit een tv-serie na. Selecteer een fragment, geschikt om na te spelen (maximaal vier minuten).
1 Voor welke opdracht heb je gekozen? Welk fragment heb je geselecteerd?
2 Waarover gaat jouw fragment?
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
3 Som op wat je nodig hebt om het fragment te kunnen naspelen.
a Rolverdeling: wie speelt welke rol? Wie zorgt voor de aankondiging?
b Decor : hoe kun je duidelijk maken waar het fragment zich afspeelt?
c Attributen: welke attributen heb je zeker nodig bij het naspelen van het fragment?
4 Bek ijk samen de tekst.
a Welke woorden zijn moeilijker om uit te spreken? Noteer ze.
b Waar moet je je stemvolume aanpassen? Bespreek.
c Waar moet je je spreektempo aanpassen? Bespreek.
©VANIN
ov u r
5 Jouw podiummoment is aangebroken. Lees vooraf de aandachtspunten.
reflectereN
uItvoereN ovu r
6 Controleer je eigen werk met deze criteria. Laat daarna een klasgenoot jou beoordelen.
Je traject naar succes jij je klasgenoot
De situatie / de gebeurtenissen worden duidelijk overgebracht. 1 2 3 4 1 2 3 4
Je spreekt alle woorden juist en duidelijk uit. Je let extra op de uitspraak van de ‘andere klanken’ (tweeklanken).
Je varieert in intonatie, zodat je tekst levendig overkomt.
Je spreekt luid en duidelijk. Je past je volume aan de gebeurtenissen aan.
Je past je tempo aan de gebeurtenissen in het verhaal aan. 1
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
les Ken je het voorwerp? Over het lv en mv 4
lijdend voorwerp (lv) herkennen, aanduiden, gebruiken
wIe of wat doet of Is Iets?
O nderwerp, wwG en nwG
OPDRACHT 1 Lees de tekst.
meewerkend voorwerp (mv) herkennen, aanduiden, gebruiken
blik op de toekomst: SCHRIJVEN
1 Onderzoek de onderstreepte zinnen. Omcirkel het onderwerp en markeer het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.
‘Iedereen kent de kusjesdans’
De Amerikaanse groep Los Lobos had in de zomer van 1987 een hit met 'La Bamba'. Dat was toen al jarenlang een bekend lied. Bijna iedereen kende het hier als 'de kusjesdans'. Op feesten ging bij het lied iedereen in een kring staan. Daarna mocht je elkaar kussen 'La Bamba' raakte in 1958 bekend door de Amerikaanse zanger Ritchie Valens. Hij was toen 17 jaar De ouders van de tiener kwamen uit Mexico Daar was 'La Bamba' een oud volksliedje Het lied zou al in de 16de eeuw hebben bestaan. De Spanjaarden zongen het toen ze Mexico veroverden.
Soldaten en matrozen zongen het lied Ze wilden er vrouwen mee verleiden. Die traditie bleef bestaan. Dankzij de hit uit 1958 leerden we de dans zelfs in Vlaanderen kennen De mannen zongen hier niet Ze dansten ook niet echt. Ze kusten gewoon!
In 1959 stierf Ritchie Valens. Hij zat in een vliegtuig dat neerstortte. In 1987 maakten ze een film over zijn leven. De groep Los Lobos mocht de muziek spelen. Ook de muzikanten van Los Lobos zijn van Mexicaanse afkomst.
Vandaag kennen de jongeren 'La Bamba' bijna niet meer Ze denken gewoon aan een Spaans lied Kusjesdans? Daar hebben ze nog nooit van gehoord Ze kussen nu op andere muziek
Naar: ‘ Zomer-Wablieft: Iedereen kent de kusjesdans’, Wablieft
2 Overloop je oplossing samen met je buur. Waar zitten er verschillen? Bespreek. Als je er niet uit raakt, vraag je de correctiesleutel aan je leraar.
©VANIN
vul Iets of IemaNd aaN bIj het werkwoord!
werkwOO rdelijk G eze G de en lijdend vOO rwerp
OPDRACHT 2 Werk met kaartjes en zoek een indeling.
In het schema ontdek je opnieuw zinnetjes met kernwoorden Denk goed na over wat ze kunnen betekenen.
a Verdeel de zinnen in twee groepen. Gebruik daarvoor twee verschillende kleuren.
Zinnen waarover je het niet eens bent, duid je nog anders aan.
baby huilen hondje blaffen snoep kopen ik zitten papa lachen kus geven opa voorlezen vis eten oma bellen leraar pesten boek lezen flesje drinken
b Verdeel de zinnen nu in de kolommen.
iemand doet iets doen iemand doet iets
©VANIN
ZINSDEEL
Vergelijk met je eerste oplossing. Bespreek met twee duo’s. Welke zinsdelen vind je in elke kolom?
Noteer dat onderaan in elke kolom.
c Bek ijk de werkwoorden: aan welke kun je naast het onderwerp ook een lijdend voorwerp (iets) koppelen? Markeer die werkwoorden.
IETS = een lijdend voorwerp
tekenen – schrijven – pakken – noteren – vangen – horen – luisteren – bedenken – gaan – vertrekken – drinken – slapen – geven – kopen – sturen – voetballen – toveren – vertellen – lezen – sluipen – lusten – schaatsen –zien – verdienen – belonen – straffen
Met welke kolom uit het schema komt dat overeen?
d Noteer zelf nog vijf werkwoorden die een lijdend voorwerp (iets) kunnen hebben. Maak met twee van die werkwoorden een zin waarin je dat aantoont.
Het lijdend voorwerp (lv)
Wat?
Sommige werkwoordelijk gezegdes hebben een aanvulling nodig. Dan kun je IETS of IEMAND bij het werkwoord aanvullen: dat zinsdeel noem je een lijdend voorwerp
Bv. Het meisje helpt haar oma. Ze maakt de lunch klaar. (iemand helpen – iets klaarmaken)
Waaraan herken je dat voorwerp?
1 Het is een zinsdeel dat bij bepaalde werkwoordelijk gezegdes kan of moet voorkomen, IETS/IEMAND … Het heeft dan een sterke verbinding met het werkwoord.
2 Het komt alleen voor bij een wwg dat een aanvulling nodig heeft om de boodschap te verduidelijken.
3 Het kan vervangen worden door iets/iemand
4 Het begint nooit met een voorzetsel (in, met, op, uit …).
5 Een werkwoord kan maar één lijdend voorwerp hebben.
Het lijdend voorwerp kan het enige voorwerp van de zin zijn, maar het kan ook gecombineerd worden met andere voorwerpen.
©VANIN
OPDRACHT 3 Markeer het lijdend voorwerp. Bespreek je antwoord per twee.
Verduidelijk je keuze mondeling. Gebruik in je uitleg de termen ‘onderwerp’ en ‘lijdend voorwerp’.
a papa koken vogel vliegen ik fietsen jasje maken klokje tikken
b cake bakkenboom groeien ijsje eten boekje pakken truitje wassen
c ezel balken katje drinken hondje blaffen hamster eten konijntje aaien
d vriend helpenEmma rennen buur lopenopa lezen mama strijken
e baby wassen pizza etenoma huilenhuisje bouwen bal gooien
OPDRACHT 4 Hoe is het lijdend voor werp opgebouwd?
1 Bek ijk deze zinnen. Onderstreep daarin het lijdend voorwerp. Onderzoek hoe een lijdend voorwerp opgebouwd kan zijn. Bespreek je oplossing per twee.
Tijdens het werken zong hij een lied van Adele.Welke app raad je me aan?
Kris heeft Debbie gisteren in het station gezien. Ze stuurde haar vriendin een bericht.
Bel jij haar even?
2 Ver volledig dit besluit.
Een lijdend voorwerp kan opgebouwd zijn uit
Mijn vriendin vertelde dat ze naar Italië op reis gaat.
Een lijdend voorwerp kan / kan niet over iets of iemand gaan.
Een lijdend voorwerp maakt een sterke verbinding met Hoe is het lijdend voorwerp opgebouwd?
Het lv bestaat uit één woord, een woordgroep of een zin.
Bv. Zij helpt hem. – Zij helpt de nieuwe buurman. – Zij helpt de oude man die op de hoek van de straat woont
Hoe zoek je het lijdend voorwerp?
Onderzoek of het werkwoordelijk gezegde een aanvulling nodig heeft met IETS of IEMAND.
Wat/wie … (werkwoord + onderwerp)?
Bv. Wat koopt hij? iets kopen: een boek Hij koopt een boek
Wie helpt zij? iemand helpen: de oude man Zij helpt de oude man
©VANIN
OPDRACHT 5 Onderzoek deze zinnen.
1 Onderstreep het lijdend voorwerp en vervang het door een ander lv.
Jongeman gooit oude matras op straat voor gelukkige vinder.
De dame spaarde het hele jaar rosse centjes.
Politie helpt inbreker met problemen.
Ze kregen een fikse boete: ze aten TUC-koekjes tijdens het rijden.
De sportman verloor zijn dure sportschoenen.
2 In welke zinnen vind je een lijdend voorwerp? Duid aan.
Dubbele naam is zeldzaam
Sinds 2014 kunnen vader en moeder hun beide familienamen doorgeven aan hun kind. Ze geven hun kind dan een dubbele naam. Zeven jaar later lijken gewoonten niet veel veranderd. Vorig jaar kregen maar 5.500 baby’s een dubbele naam. Dat is minder dan 8%. De meeste kinderen krijgen dus nog altijd de naam van de vader. En bij de dubbele namen komt de naam van de vader eerst bij vier op de vijf kinderen.
Naar: ‘Dubbele naam is zeldzaam’, www.wablieft.be
OPDRACHT 6 Vul aan met een lijdend voorwerp dat minstens drie woorden bevat. Bespreek je antwoord per twee.
1 Hij schilderde …
2 Je zult opnieuw … k rijgen.
3 De leerlingen verkopen … om hun zieke vriend te steunen.
4 Volgende zomer verbouwen de buren … .
werk ook jIj mee IN de zIN? m eewerkend vOO rwerp
OPDRACHT 7 Onderzoek en vul aan.
1 Vul de zinnen aan. Aan wie? Voor wie?
a Zij ver telde een spannend verhaal
b Hij vertelt een spannend verhaal
c De sponsor koopt nieuwe truitjes
d Hun trainer vraagt een ander veld
2 Vul aan met twee werkwoorden die in het rijtje passen. (aan) iemand iets vragen, aanraden, meedelen, (aan) iemand iets geven, betalen, lenen,
3 Wat past niet in het rijtje? Waarom? voor zijn broer iets bereiden – betalen – kopen – drinken
aan een vriend iets bevelen – antwoorden – vergeten – vergoeden
Werkwoorden met een onderwerp en een meewerkend voorwerp
Werkwoorden die je kunt combineren met aan iemand/voor iemand, kunnen een meewerkend voorwerp bij zich krijgen.
Bv. iets kopen voor iemand / iets vertellen aan iemand
OPDRACHT 8 Bedenk werkwoorden die bij een patroon passen.
Probeer voor ieder patroon ten minste vijf voorbeelden te vinden (controleer voor jezelf of je dat werkwoord met het hele patroon in een zin kunt gebruiken).
– iets iemandiemand iets / iemand lachen eten tegenkomen uitleggen
©VANIN
1 Bij welke kolom kon je gemakkelijk voorbeelden verzinnen? Bij welke kolom was het lastig?
2 Sommige werkwoorden passen misschien in twee kolommen. Ga na waar dat in jouw voorbeelden het geval is en voeg de werkwoorden in die andere kolom toe.
3 Vul aan en k ies uit lijdend of meewerkend voorwerp. Wat heb je ontdekt?
• Je kunt makkelijk werkwoorden verzinnen waar iets/iemand bij past en die iets/iemand kun je meestal weglaten. Dat komt omdat de meeste werkwoorden in dat patroon passen: ze hebben één voorwerp bij zich:
• Als een werkwoord twee voorwerpen bij zich heeft, is er eentje altijd iemand en bij die iemand kun je meestal aan of voor toevoegen. Dat zinsdeel is dan het
• Een is dus meestal iets (maar k an ook iemand zijn) en een is altijd (aan/voor) iemand (er zijn maar enkele uitzonderingen).
OPDRACHT 9 Vul aan met een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp.
Je lijdend voorwerp moet langer zijn dan één woord.
1 Dali schenkt
2 Pablo belooft
3 Sofie brengt
4 Joeri onderzoekt
Waar lukt het niet om een lijdend én een meewerkend voorwerp toe te voegen? Waarom?
OPDRACHT 10 Hoe is het meewerkend voorwerp opgebouwd?
Markeer het meewerkend voorwerp in de zin. Vervang het door een woordgroep. Wie is ze/hij? Indien nodig schuif je met zinsdelen.
1 We hebben haar een k aart gestuurd.
©VANIN
2 Daarna hebben we hem nog een geschenk gegeven.
3 Zijn vader biedt hem een drankje aan.
4 Hij kocht hun elke dag een lekker ijsje bij de lieve verkoopster op het plein.
5 De leraar gaf ons een fikse straf omdat we te lang in de gang bleven hangen.
Het meewerkend voorwerp (mv)
Wat?
Bepaalde gezegdes krijgen naast een lijdend voorwerp een tweede zinsdeel als aanvulling. Het duidt aan op wie (of wat) de werking zich richt. Wie ontvangt er iets, wie verneemt iets, van wie wordt iets afgenomen …
Je kunt het werkwoord dat vaak een vorm van communicatie of een of andere interactie uitdrukt, aanvullen met AAN IEMAND of VOOR IEMAND.
Je noemt zo’n aanvulling bij het werkwoordelijk gezegde of het naamwoordelijk gezegde een meewerkend voorwerp
Bv. Julie en Dimitri gaven een verjaardagsgeschenk aan hun vader. ( iets geven aan iemand)
Ze gaven hem een verjaardagsgeschenk.
Ze vroeg aan hem hoe laat het was. ( iets vragen aan iemand)
Ze vroeg hem hoe laat het was.
De buurvrouw beloofde een nieuwe auto voor haar zoon. ( iets beloven voor iemand)
Ze beloofde haar zoon een nieuwe auto.
Waaraan herken je dat voorwerp?
1 Het is een zinsdeel
2 Het komt voor bij een wwg of nwg om de boodschap te verduidelijken met de aanvulling AAN of VOOR IEMAND.
3 Het kan met aan of voor beginnen, meestal kun je aan of voor weglaten. Soms verandert de woordvolgorde daardoor.
4 Het ver wijst over het algemeen naar een persoon die als tegenspeler van het onderwerp optreedt en in die zin aan de handeling ‘meewerkt’.
5 Het k an vervangen worden door aan/voor iets/iemand.
Hoe is het opgebouwd?
Het mv bestaat uit één woord, een woordgroep of een zin.
Hoe zoek je het meewerkend voorwerp?
Het meewerkend voorwerp duidt de persoon aan die iets/niets ontvangt. (interactie)
Het meewerkend voorwerp duidt de persoon aan met wie gecommuniceerd wordt.
Voor of aan wie + onderwerp en wwg of nwg …?
Welke woorden zeggen aan wie of voor wie iemand iets is of doet?
©VANIN
OPDRACHT 11 Onderzoek het meewerkend en lijdend voorwerp in zinnen.
Bouw mondeling zinnen. Werk in duo’s.
1 Kun je met deze werkwoorden een zin met een lijdend voorwerp vormen? Markeer die werkwoorden waarbij het kan.
verdwalen – liggen – rondslenteren – achterblijven – staan – bewaren
2 Kun je een zin bedenken met deze werkwoorden en er een lijdend voorwerp in stoppen? Markeer die werkwoorden waar het kan.
plagen – vangen – verbergen – ophangen – vragen – schrijven – brengen – eten – ruiken – luisteren
3 Kun je een zin bedenken met deze werkwoorden en er een meewerkend voorwerp in stoppen? Markeer de werkwoorden waarmee dat lukt.
knellen – verlangen – brengen – vragen – verlangen – geven
4 Noteer drie werkwoorden die met beide voorwerpen kunnen voorkomen.
OPDRACHT 12 Ga aan de slag met de tekst.
Lees de tekst.
a Noteer de nummers van de zinnen met een lijdend voorwerp.
België: Windmolens krijgen ‘stopcontact’
(1) Het bedrijf Elia plant op zee een nieuw platform. (2) Dat zal dienen als ‘stopcontact’ voor windmolens. (3) Elektriciteit uit windmolens is de energie van de toekomst. (4) Dat denkt Elia. (5) Dat bedrijf verstuurt elektriciteit van de bron naar de gebruiker. (6) Elia gaat nu een platform bouwen in zee, op 40 kilometer van Zeebrugge. (7) Dat kost 400 miljoen euro. (8) Het platform zal dienen als een soort ‘stopcontact’. (9) Nieuwe velden van windmolens op zee kunnen erop aansluiten. (10) Ze moeten dan zelf geen dure kabels naar de kust leggen. (11) De elektriciteit gaat langs het ‘stopcontact’ naar de kust. (12) Dat bespaart dus geld. (13) Het ‘stopcontact’ verstoort het leven in zee ook minder.
(14) Het is echt een milieuvriendelijke blik op de toekomst.
Naar: ‘België: Windmolens krijgen stopcontact’, Wablieft
Zinnen met een lijdend voorwerp:
Vergelijk je oplossing met die van je buur. Verklaar waarom je voor die zinnen koos.
b Onderzoek zinnen 3 en 14. Welke zinsdelen herken je? Duid aan en benoem. (3) Elektriciteit uit windmolens is de energie van de toekomst.
(14) Het is echt een milieuvriendelijke blik op de toekomst.
©VANIN
Je kunt:
• het lijdend en meewerkend voorwerp in de zin aanduiden;
• zinnen vormen met een lijdend en meewerkend voorwerp;
• zeggen waaruit het lijdend en meewerkend voorwerp bestaat;
• zinnen aanvullen met een lv en/of mv;
• kenmerken van het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp verwoorden.
waarheen
Jouw blik op de toekomst
Schrijf een korte tekst (van vijf tot acht zinnen) over een aspect of mogelijke ontdekking voor de toekomst. Kies eerst een thema. Werk per twee.
Hoe pak je dat aan?
1 Kies een thema (mode, natuur, kunst, wetenschappen, bouwen en wonen, school …).
2 Verzamel ideeën.
3 Probeer eerst op een apart blad een antwoord te formuleren op de vragen. Antwoord met een volledige en duidelijke zin of zinnen.
4 Onderstreep in je antwoorden het lijdend voorwerp met groen.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov u r
a Hoe benader jij de toekomst? c Wat geloof je niet? b Wat fascineert je? d Waarin geloof je?
©VANIN
5 Schrijf je tekst op een apart blad. Gebruik je antwoorden op de vragen.
reflectereN
uItvoereN ovu r
6 Vind je in je antwoorden een lijdend voorwerp?
7 Bek ijk nu alle lijdende voorwerpen en de werkwoorden waarbij ze voorkomen. Wat kun je daaruit besluiten?
8 Onderzoek je zinnen opnieuw: heb je ook ergens een meewerkend voorwerp gebruikt? Onderstreep met rood.
Je traject naar succes jij
Je vertelt in je tekst over de toekomst. 1 2 3 4
Je verwerkt alle antwoorden in je tekst. 1 2 3 4
Je kunt alle lijdende voorwerpen aanduiden. 1 2 3 4
Heb je ook een meewerkend voorwerp gebruikt? ja nee
het aspect: verschijningsvorm, aanzicht, facet fascineren: betoveren, boeien, aanspreken woord
Lees en ontdek 5
tekstopbouw HERKENNEN
delen van een tekst AANDUIDEN
chronologische tekststructuur AANDUIDEN
wat weet je al? wat kuN je al?
hoofd- en bijzaken ONDERSCHEIDEN
CENTRALE THEMA OF HOOFDGEDACHTE AANGEVEN
je held VOORSTELLEN
OPDRACHT 1 Onderzoek de opbouw van een tekst. De opbouw helpt je om een tekst beter te begrijpen.
1 Bek ijk de tekst.
a Duid de delen van de tekst aan en benoem ze.
Kies uit: alinea – illustratie – inleiding – kop – lead – tekstblok – titel – tussenkop – tussentitel
b Welke termen zijn synoniemen? Noteer die hier.
©VANIN
Allemaal (vreemde) beestjes?
De mens leeft niet alleen op deze aarde. Planten en dieren zijn de andere bewoners van onze wereldbol. Ons gedrag heeft invloed op het milieu en dus ook op die andere bewoners. Veel soorten dreigen uit te sterven. Dat is heel jammer, want deze opvallende beestjes kleuren de wereld.
Draakje speelt verstoppertje
De rafelvis lijkt een beetje op een blad met rafels. Toch is het helemaal geen plant. De vis verbergt zich graag tussen de planten onder water en leeft in de buurt van Australië. Zijn thuis zijn de riffen in zee. De vis kan tot 35 centimeter groot worden. Zijn vijanden en prooien ontdekken hem moeilijk. Door zijn vorm krijgt hij de bijnaam 'zeedraak'.
Groene vacht
De luiaard is een harig beest uit de oerwouden van Zuid-Amerika. Slapen kan hij als geen ander.
De luiaard leeft in de bomen. Hij eet vooral bladeren. Daar kan ook wel een insectje bij. Of zelfs een klein diertje. Om alles te verteren slaapt de luiaard wel tien uur aan één stuk. De haren van de luiaard zijn bruin of soms wat groen. Dat komt door bacteriën en algen. Die leven in zijn vacht.
Heilige hoorns
Voor deze runderen heb je vanzelf respect. Dat komt door hun lange hoorns.
Het zijn Watusi-runderen. Ze leven vooral in Rwanda in Afrika. Hun voorouder is de oeros.
Watusi-runderen waren eeuwenlang heel belangrijk voor enkele Afrikaanse stammen. Voor de Tutsi's waren deze runderen zelfs heilig.
Naar: ‘In de kijker: Allemaal (vreemde) beestjes?’ Wablieft
2 Lees ook deze tekst. a Bedenk zelf een titel en een tussentitel.
In Amsterdam en in Utrecht is er nu een klerenbibliotheek. Je kunt er kleren lenen. Je neemt ze mee naar huis, draagt ze en brengt ze vier weken later terug. Je moet de kleren zelf niet wassen.
Het idee is niet helemaal nieuw. Kleren ruilen of ‘swishen’ heeft al enkele jaren veel fans. Vooral vrouwen doen het. Ze ruilen hun kleren en ontdekken zo nieuwe dingen, zonder ze te kopen. Ook zakenvrouwen kunnen hun kleren ruilen. Ze deden dat al in Alkmaar – ook in Nederland. Nieuw bij de klerenbibs in Nederland is dat de kleren terugkomen naar de bibliotheek.
Naar: ‘België: Leen eens een broek’, Wablieft
b Welke illustratie zou bij de tekst passen? Kies uit deze reeks. Doe een voorstel.
A B C D
illustratie:
©VANIN
Als de vorige opdrachten niet vlot gingen, oefen je verder op diddit voor je aan de volgende opdracht begint.
waarover gaat het? wat Is het thema?
OPDRACHT 2 Zoek een gepaste titel.
1 Welke titel past volgens jou bij deze foto's in de krant?
a Wat is de rode draad doorheen de foto’s?
b Verzin een passende titel.
De vier beelden hebben een link met de Cliniclowns.
A B
C
D
©VANIN
c Wat is volgens jou een goede titel? Bespreek samen aan welke criteria een titel moet voldoen.
Criteria voor een goede titel
Een goede titel …
• valt op / valt niet op (heeft een groter lettertype, is in vetjes gedrukt);
• is kor t / lang (lidwoorden en bepaalde werkwoorden worden dikwijls weggelaten);
• wekt geen / wel nieuwsgierigheid bij de lezer;
• vat dikwijls de tekst of alinea samen / geeft extra informatie;
• zet de lezer aan om de tekst te lezen / zet de schrijver aan om de tekst te lezen;
• legt de klemtoon op de minst / meest informatieve woorden (die geven veel informatie).
d Lees je titels. Beantwoorden ze aan die criteria? Pas aan waar nodig.
OPDRACHT 3 Lees de tussentitels bij de verschillende delen van een tekst over voetbal.
De voetbalwereld
1 Geschiedenis
2 Symbool
3 Waaraan moet een bal voldoen?
4 Hoe wordt een voetbal gemaakt?
In welk deel van de tekst zou je deze informatie kunnen vinden? Noteer het nummer in de laatste kolom.
De bal moet bolvormig zijn.
De oudste bal komt uit Egypte.
De bal doet denken aan de zon.
Er worden allemaal kleine zeshoeken uit de plaat gesneden.
In de prehistorie werd voetbal gespeeld met stenen ballen.
De oudste ballen die wel bekend zijn, waren gemaakt van linnen en gevuld met riet, stro en waren groen of geel gekleurd.
De omtrek van de bal moet tussen 68 en 71 cm liggen.
Hier worden de ballen opgepompt en wordt er gecontroleerd of ze niet lek zijn.
De twee halve ballen worden op een klein stukje na aan elkaar gezet en dan wordt de bal gekeerd want de goede kant zit binnenin.
In de middeleeuwen werd er al een vorm van voetbal gespeeld.
Bij het begin van de wedstrijd mag de bal de 453 gram niet overschrijden.
©VANIN
Titel en tussentitels
Een titel (of kop)
• staat boven een tekst;
• geeft aan waar de tekst over gaat;
• valt op door een ander letter type;
• is meestal de kor tste samenvatting van de zakelijke tekst;
• beantwoordt aan enkele criteria: hij is kort, wekt nieuwsgierigheid, zet aan tot lezen en legt de klemtoon op de meest informatieve woorden.
Elke tekst begint met een titel. Soms zijn er tussentitels (of tussenkopjes). Die
• staan boven een deel van de tekst;
• geven aan waarover dat deel gaat.
verder lezeN …
OPDRACHT 4 Bepaal de hoofdgedachte.
Bekijk en lees de teksten. Beantwoord daarna de vragen.
ANaar: ’Vlog’, www.wikipedia.be
B
Vijf tips om te vloggen
Met je smartphone
Metro NL
Ma. 21 maart, pagina 8 metro
Omdat smartphones en hun bijbehorende camera’s steeds beter worden, zijn de toestellen tegenwoordig ook prima geschikt om filmpjes mee in te blikken. Heb je er bovendien altijd al van gedroomd om een ster op YouTube te worden of om je eigen vlog te maken? Dankzij Samsung Discover kunnen we je vijf tips geven waarmee je meteen van start kunt gaan. Als je die volgt, zullen de technische aspecten alvast snor zitten!
Lees meer op metrotime.be/samsung
Naar: ‘Vijf tips om te vloggen met je smartphone’, www.metrotime.be
CIn 2000 probeerden enkele Amerikanen de mogelijkheden van een vlog uit. Slechts vier jaar later pikte de geschreven pers daarop in en verscheen er een artikel in de krant. Het jaar nadien volgden er verscheidene initiatieven om het vloggen onder de aandacht te brengen, maar die waren niet krachtig genoeg om een hype te creëren. Best gek, dacht ik bij mezelf, maar tegelijkertijd dacht ik ook even terug aan mijn eigen ervaringen met YouTube en Facebook in de beginjaren. Toen besteedde ik niet zo veel aandacht aan het delen van leuke foto’s of filmpjes of het bekijken ervan. YouTube diende voornamelijk om liedjes te beluisteren en Facebook om een status te delen of te lezen wat iemand anders te zeggen had.
Naar: 'Het vloggen: Klaar om ons te veroveren!', www.comma.smallteaser.com
1 Wat is de hoofdgedachte van de drie teksten?
2 In welke tekst zul je het antwoord vinden op deze vragen? Plaats de letter van de tekst bij de vraag.
Hoe kun je beter vloggen met je smartphone?
Wanneer is vloggen ontstaan?
Wat is een vlog?
Waarvan is vlog de afkorting?
3 Hoe heb je de hoofdgedachte gevonden?
O Ik heb naar de titel of kop gekeken.
O Ik heb naar de illustraties gekeken.
O Ik heb de tekst volledig gelezen.
O Ik heb het begin en het einde van de tekst gelezen.
O Ik heb gezocht naar vetgedrukte of anders gekleurde woorden.
4 Wat vertelt de schrijver over het thema? Vertel het in één of twee korte zinnen.
Tekst A:
Tekst B:
Tekst C:
De hoofdgedachte of het centrale thema
Een tekst gaat ergens over. Dat is het onderwerp van de tekst. Dikwijls is dat onderwerp in één woord te benoemen. Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt, is de hoofdgedachte of het centrale thema van een tekst. Wat de schrijver over het centrale thema vertelt, vind je in de hoofdpunten van de tekst.
Om het onderwerp en de hoofdgedachte te vinden, kun je de tekst het best globaal lezen. Daarvoor lees je de tekst niet volledig, enkel in grote lijnen. Lees zeker het begin (inleiding) en het einde (slot) van de tekst. Bestudeer ook de titel en bekijk de structuur, de illustraties en de tekstopmaak of lay-out.
OPDRACHT 5 Markeer het thema waarover je meer wilt lezen.
optie 1: Bizarre werelden – optie 2: Beestachtig – optie 3: Vreemde gewoontes – optie 4: Knappe animatie
Zoek drie klasgenoten die dezelfde keuze maakten. Maak de opdrachten.
Noteer de naam van het groepslid bij de rol die hij op zich neemt.
koploper tijdbewaker verslaggever bemiddelaar
Deel 1
1 Lees de teksten van jouw keuzethema. Bedenk een passende titel die voldoet aan de criteria uit het kader over titels op p. 175.
2 Noteer de titels van de twee teksten op een blaadje. Als iedereen klaar is, bespreek je welke titel het best bij de tekst past. Schrijf de titel boven de tekst.
Deel 2
1 Kies elk een van de vier teksten op diddit.
2 Lees de tekst.
3 Noteer op een apar t blad de woorden die belangrijk zijn om de tekst te onthouden en na te vertellen.
4 Lees de titel opnieuw. Waarom koos de schrijver volgens jou die titel?
5 Bedenk een andere passende titel. Waarom zou je voor die titel kiezen?
6 Ver tel aan de groep wat je las. Gebruik daarvoor de belangrijkste woorden.
a De andere leden van de groep lezen de tekst. Ze zullen je kritisch beoordelen. Ze zullen nagaan of je de tekst correct samenvatte en vertellen wat ze ervan vonden.
b Noteer wat anderen ervan vonden.
c Hoe noem je die belangrijkste woorden?
d Wat doen die woorden precies?
e Vul na het vergelijken van de titels de ontbrekende woorden in.
Wat is een sleutelwoord (kernwoord)?
Een sleutel opent deuren. Wie een deur opent, ziet wat erachter zit. Zo gaat het ook met een sleutelwoord. Sleutelwoorden geven de lezer toegang tot het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst of de alinea.
Je vindt de dikwijls in de en/of zin van een alinea. Samen met de andere woorden vormen ze de van de tekst. Die zin vertelt je waarover het in de tekst zal gaan.
OPDRACHT 6 Lees de tekst over gamen oriënterend. Voer daarna de opdrachten uit.
ZO
WORDEN GAMES EXPRES VERSLAVEND GEMAAKT
De grootste gamebeurs ter wereld is de E3 in LA. Die beurs presenteert de nieuwste ontwikkelingen en de nieuwste spellen in de industrie aan de liefhebbers. Maar hoe wordt een nieuwe game een succes? De ontwikkelaars maken de game zo verslavend mogelijk en daar zijn een paar trucs voor.
OPGESLOKT
Bij nieuwe spellen weet je als gamer niet wat je kunt verwachten. Dat is de zogenaamde beslissingsfase waarin de gamer probeert uit te zoeken wat het spel inhoudt en of het aan zijn behoeften voldoet. Gameontwikkelaars willen die beslissingsfase zo kort mogelijk houden. Ze proberen te vermijden dat een gamer op rationele gronden beslist om een spel wel of niet te spelen. Dat is belangrijk omdat gamers afhaken als ze al weten hoe het spel zal verlopen. Kortom: gamers moeten meteen door het spel worden opgeslokt. Dat opslokken gebeurt door games te laten inspelen op competitiedrang en sociale interactie. Uit onderzoek is gebleken dat dit de ‘basisbehoeften’ van gamers zijn. Voor sommigen is het kletsen in de ‘chatroom’ belangrijker dan het daadwerkelijke spel.
ANDERE TRUCS
Daarnaast zijn er nog een paar trucs die gameontwikkelaars inzetten om spellen extra verslavend te maken. Die trucs spelen in op het individu. Denk aan het toevoegen van een positieve uitkomst of beloning, waardoor de kans toeneemt dat de gamer doorgaat. Dat kan bijvoorbeeld fictief geld of extra wapens zijn.
ERVARINGSPUNTEN
De gamer krijgt zo het gevoel dat hij steeds beter wordt in het spel, een gevoel dat versterkt wordt door het krijgen van ervaringspunten. Die punten zijn in werkelijkheid echter gebaseerd op het feit hoelang je het spel speelt en niet of je daadwerkelijk beter wordt. Hoe meer ervaringspunten, hoe meer mogelijkheden voor de gamer. Hij wordt op die manier competitiever en stijgt ook nog in aanzien bij andere spelers.
Maar wanneer zet je die beloning in als gameproducer? Belangrijk is dat de gamer niet precies kan voorspellen wanneer hij beloond wordt, waardoor de behoefte om lang door te gaan met spelen wordt aangewoekerd. Het inzetten van push-notificaties is ook een hulpmiddel om spelers weer in het spel te trekken als hij even offline is.
FEEDBACK
Bovendien geven verslavende spellen veel feedback van de zogenaamde progressie die een speler maakt. Denk bijvoorbeeld aan uitgebreide statistieken die eigenlijk niks zeggen over hoe goed iemand is in een game. Een voorbeeld daarvan is hoelang de gamer het spel al heeft gespeeld; hij ziet dat als een prestatie. Hoe meer feedback, hoe meer de gamer denkt dat hij erop vooruit gaat. Door al die trucs blijft de verslaving niet lang uit!
Naar: Metronieuws
©VANIN
rationeel: verstandelijk fictief: verzonnen de push-notification: melding die kan worden verzonden via vast en mobiel internet de progressie: geleidelijke vooruitgang woord
1 Bekijk de lay-out aandachtig. Duid aan wat je allemaal in de tekst opmerkt. Welke van deze elementen komen in de tekst voor? Vul aan wat je in de tekst vindt. Als je een van de opgesomde elementen in het kader niet in de tekst terugvindt, schrijf dan GEEN.
titel tussentitel(s) inleiding aparte tekstblokjes slot illustratie/afbeelding bronvermelding
2 Lees de titel opnieuw en schrijf de hoofdgedachte op. Noteer daarnaast de hoofdzaken (sleutelwoorden) en de bijzaken (details) op een apart blad.
3 Waaruit bestaat een apar t tekstblokje?
©VANIN
4 Hoe noem je het eerste tekstblokje? Waarover vertelt de schrijver daarin?
5 In welk deel van de tekst geeft de schrijver meer informatie/uitleg?
6 Met welk tekstblokje rondt de schrijver de tekst af? Wat vind je daarin terug?
De alinea
De tekstdelen of tekstblokjes noem je alinea’s. Je kunt een alinea herkennen aan deze aspecten.
• Elke goed opgebouwde alinea heeft een kernzin met daarin de belangrijkste gedachte (kerngedachte) van die alinea.
• In een alinea staat die kernzin voor- of achteraan.
• Dikwijls is er een witregel tussen twee alinea's.
• Soms springt de eerste regel in.
• De laatste regel is meestal niet helemaal volgeschreven.
OPDRACHT 7 Lees de tekst oriënterend.
Wil je graag weten welke dieren nog niet ontdekt zijn? Op die vraag bestaat eigenlijk geen antwoord. Van niet-ontdekte dieren weten we gewoon niet dat ze er zijn. Hoe weten wetenschappers dan dat er nog miljoenen dieren zijn die we niet kennen?
In het regenwoud zitten duizenden en duizenden insecten. Als je er met een vlindernetje door wandelt, vang je er zonder veel moeite een heleboel. Dan nodig je een keverexpert, een vlinderexpert en nog wat andere experts uit. Ze zullen ongetwijfeld een aantal soorten insecten herkennen en benoemen. Maar er zullen ook een paar exemplaren tussen zitten waarover ze twijfelen. Dat ene kevertje lijkt op een soort dat al ontdekt is, maar is toch niet helemaal hetzelfde. Het zou weleens een nieuwe ondersoort kunnen zijn. De experts gaan dan naar de bibliotheek of ze zoeken op het internet. Misschien steken ze hun licht op bij collega-experts die op andere plaatsen in de wereld werken. Zelfs als alle experts ter wereld zich over het netje gebogen hebben, kun je er zeker van zijn dat er nog een paar insecten zijn waarvan niemand precies weet wat ze zijn. Dan moeten ze dus verder bestudeerd worden.
Natuurlijk kun je niet met een netje door het regenwoud rennen om grote dieren te vangen. Daarvan zijn de meeste wel bekend. Maar toch worden er nog nieuwe soorten gevonden. Duikers zien heel diep in de zee bijvoorbeeld vissen die ze nog nooit eerder zagen. Ze gaan naar de bodem met onderzeeërs waarop heel sterke lampen staan, want het is natuurlijk pikdonker in het diepste van de oceaan. Dan moeten ze proberen de vis of het dier te vangen, zodat ze helemaal zeker zijn dat het een nieuwe soort is.
Wetenschappers schatten dat er 8,7 miljoen soorten dieren op aarde zijn. Iets meer dan één miljoen soorten zijn al ontdekt. Reken maar even uit: ongeveer 86 % van alle soorten op het land en 91 % van alle soorten onder water moet nog ontdekt worden. Sommige soorten verdwijnen zelfs voor ze ontdekt zijn.
Wil jij natuurwetenschapper worden? Moet je zeker doen! Er is nog veel werk aan de winkel.
Naar: Mathilde Masters, 321 superslimme dingen die je moet weten voor je 13 bent
1 Wat zie je als je de tekst oriënterend leest?
a Waarom lees je de tekst? Wat is je leesdoel?
b Wat verwacht je te lezen?
2 Lees de tekst globaal. Markeer in elke alinea de woorden die jij belangrijk vindt.
3 Wat is de hoofdgedachte (centraal thema) van de tekst?
4 Zoek nu uit welke titel het best past bij de kernwoorden. Noteer de titels op de juiste plaats.
K ies uit:
• NIEUWE SOORTEN GROTE DIEREN
• 8,7 MILJOEN SOORTEN DIEREN
• MILJOENEN DIEREN ZIJN NOG NIET ONTDEK T
• DUIZENDEN INSECTEN IN HE T REGENWOUD
OPDRACHT 8 Lees ook deze tekst. Beantwoord daarna de onderzoeksvragen.
Ferdinand Magellaan
Ferdinand Magellaan was een Portugese ontdekkingsreiziger, die in Spaanse dienst de eerste zeilreis rond de wereld leidde. Tijdens deze reis sneuvelde hij op de Filipijnen.
In opdracht van de koning van Spanje zocht hij een westelijke route om naar de Molukken te varen, waarmee Spanje een winstgevende specerijenhandel wilde opzetten. Met een vloot van vijf schepen vertrok Magellaan op 20 september 1519 in westelijke richting. Hij stak eerst de Atlantische Oceaan over en voer daarna een heel stuk zuidelijk langs de kust van ZuidAmerika. Tussen Vuurland en het Zuid-Amerikaanse vasteland vond hij een doorgang naar de Stille Oceaan. Deze doorgang werd later naar hem de Straat Magellaan genoemd.
Slechts één van de vijf schepen
De vloot voer verder in westelijke richting en stak de Stille Oceaan over richting Filipijnen. Daar werd Magellaan op 27 april 1521 gedood op het strand van het eiland Mactan tijdens een schermutseling met de inheemse bevolking. Zijn bemanningsleden vervolgden de tocht, bereikten de Molukken en zetten via Afrika koers naar Europa. Uiteindelijk bereikte in 1522 slechts één van de vijf schepen het thuisland Spanje.
Deze expeditie was de eerste waarbij een volledige reis om de wereld werd gemaakt.
Naar: ‘Top 10 beroemde ontdekkingsreizigers die de wereld in kaart hebben gebracht’, www.alletop10lijstjes.nl
1 Welke elementen merk je op in de lay-out?
2 Hoe is de tekst opgebouwd? Duid de verschillende delen aan.
3 Wat is de hoofdgedachte?
©VANIN
4 Kun je de zinnen zomaar van plaats wisselen?
5 Hoe werden de gegevens gerangschikt?
6 Hoe noem je de woorden die dat verband in de tekst aanduiden? Markeer die woorden in de tekst.
Signaalwoorden
Woorden die verbanden in tekst tussen de alinea’s of de zinnen aanduiden, noem je signaalwoorden.
Voorbeelden van die woorden in een chronologische structuur: eerst, daarna, vervolgens, dan, nu, later, nadien, toen, eerst, ten slotte, terwijl, vroeger, in 1682, de 15de eeuw, 7 jaar later, twee maanden eerder, voor, voordat, tot, terwijl, zolang, sinds, in het begin, intussen, een jaar later, op 25 december …
©VANIN
Opbouw van een tekst
1 Een tekst wordt dikwijls in een chronologische volgorde geschreven. Dat wil zeggen dat de tekst opgebouwd is volgens de tijd. Tijdsaanduidingen zoals een datum, woorden als morgen, vorige week … en woorden als ten eerste, vervolgens, daarna, ten slotte … duiden die volgorde aan.
2 Een tekst wordt ook structureel geordend: titels, tussentitels …
3 Zakelijke teksten zijn meestal opgebouwd met een inleiding, een midden en een slot. De inleiding trekt de aandacht van de lezer en vertelt kort waarover de tekst handelt.
In het midden volgt de verdere uitwerking. Daarin vind je de boodschap van de tekst. Het slot dient om de tekst gepast af te ronden. Soms wordt de belangrijkste informatie kort herhaald, soms bevat die slotzin een conclusie.
Je kunt:
• de hoofdgedachte van een tekst aangeven;
• in een informatieve tekst de hoofdzaken van de bijzaken onderscheiden;
• de opbouw van een informatieve tekst herkennen en de verschillende delen aanduiden;
• de sleutelwoorden in een tekst aanduiden;
• de gepaste titel/kop of tussentitels voor een tekst bedenken;
• de signaalwoorden van een chronologische structuur in een tekst aanduiden;
• de kenmerken van een chronologische structuur aanduiden;
• de termen alinea en opbouw (inleiding, midden en slot) gebruiken.
Ken je de held?
orIëNtereN o vur
Werk in groepjes van drie. Zoek een kort filmpje (trailer) met een (strip)held als inspiratie.
1 Bedenk een leuke en aantrekkelijke titel voor het verhaal in het filmpje.
2 Schets de situatie of context: wat gebeurt er? Gebruik daarbij passende signaalwoorden.
3 Ver tel aan een ander trio wat er volgens jou zou kunnen volgen. Hoe loopt het af?
OF: Schrijf een inleiding of een slot bij het filmpje. Lees je voorstel aan een andere groep voor.
voorbereIdeN
4 Maak een keuze.
Zoek eventueel naar bloopers. tip o v ur
a Welke held? Welk filmpje?
b Ga je spreken (vertellen) of schrijven (en voorlezen)?
c Welke informatie: wat zijn de belangrijkste zaken of hoofdzaken voor de opdracht?
uItvoereN
ov u r
5 Breng je verhaal op een boeiende manier. Werk op een apart blad voor je inleiding/slot of voor de voorbereiding om te kunnen vertellen (noteer sleutelwoorden).
©VANIN
6 Hoe ging het?
ovu r reflectereN de blooper: een opnamemoment waarbij iets fout loopt, dikwijls een grappige situatie
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je bedenkt een leuke en aantrekkelijke titel.
Je schetst duidelijk wat er in het filmpje gebeurt en gebruikt daarbij passende signaalwoorden.
Je vervolledigt het verhaal:
• je geeft duidelijk weer hoe het verhaal verder gaat.
• je vult aan met een passende inleiding of slot.
Je deelt je ideeën met je eigen groepje en met een ander trio op een boeiende manier.
Werkpuntje voor jezelf:
Gevat samengevat
verhaal samenvatten
MET SLEUTELWOORDEN
genietend lezen
w-vragen STELLEN
vaN sleutelwoordeN tot verhaal
OPDRACHT 1 Lees de sleutelwoorden.
karaktertekening
MAKEN
John Flanagan Waasland Shoppingcenter 10-jarig jubileum van ‘De Grijze Jager’ vrijdag 2 juni van 16.30 uur tot 18.00 uur
Signeren – max. één boek voor alle fans
1 Op welke vragen geven de sleutelwoorden een antwoord?
Markeer het vraagwoord en het bijbehorende sleutelwoord telkens in dezelfde kleur.
©VANIN
2 Kun jij met die sleutelwoorden het verhaal reconstrueren? Schrijf het verhaal op in drie goede zinnen.
3 Je leraar leest het originele artikel voor. Welke verschillen merk je met jouw versie?
OPDRACHT 2 Ken jij de boekenreeks ‘De Grijze Jager’?
1 Ver tel in maximaal tien sleutelwoorden waar de reeks over gaat.
Ken je de reeks niet? Geen nood. In het kader vind je de nodige info. Markeer tien sleutelwoorden en noteer ze onder de tekst. Denk bij het selecteren van sleutelwoorden aan de w-vragen.
signeren: handtekenen reconstrueren: opnieuw opbouwen met de gegevens die je hebt selecteren: kiezen woord
De Grijze Jager speelt in een wereld vol kastelen, woeste wouden en vijanden. De Grijze Jagers vormen een elitekorps van spionnen. Je ziet ze niet, maar zij zien alles. Ze krijgen een speciale opleiding: boogschieten, paardrijden en sluipen. De Grijze Jagers zijn de ogen en oren van de koning. Ze gaan vaak op reis, houden contact met elkaar en proberen complotten tegen de koning te verijdelen. Will, de hoofdpersoon, is klein en behendig en een krak in sluipen! Trek is Wills paard. Hij is supersnel, intelligent en loyaal aan zijn baasje. Voor je op zijn rug kunt zitten, moet je het wachtwoord fluisteren: ‘Mag ik?’ De leermeester van Will heet Halt. Hij lijkt nors, is streng en precies. Maar als je hem beter leert kennen, ontdek je andere eigenschappen: Halt is sterk, slim, betrouwbaar en trouw aan koning Duncan. Koning Duncan regeert over het koninkrijk Araluen, dat lijkt op het middeleeuwse Engeland. Het is verdeeld in vijftig lenen, die elk een kasteel hebben. Kasteel Redmont is het kasteel van koning Duncan.
Morgarath, de Zwarte Heer, is lang en dun, heeft pikzwarte ogen en is de aartsvijand van koning Duncan. Hij heeft een leger van Wargals. Dat zijn afschuwelijke, moordlustige wezens met gele slagtanden. Ze waggelen een beetje tijdens het lopen.
Naar: '10 jaar De Grijze Jager', Gottmer Uitgevers Groep
2 Op welke vragen geven jouw sleutelwoorden een antwoord?
Noteer ze en markeer vraagwoord en bijbehorend sleutelwoord in dezelfde kleur.
©VANIN
3 Wissel je blad met dat van je buur. Kan hij het verhaal reconstrueren aan de hand van jouw sleutelwoorden?
Heb je goede sleutelwoorden gekozen? Waarom wel/niet?
O Ik heb goede sleutelwoorden gekozen. Mijn buur kan de belangrijkste info reconstrueren.
O Ik heb een aantal goede en enkele minder goede sleutelwoorden gekozen. Mijn buur kan het verhaal niet helemaal reconstrueren. Er ontbreekt belangrijke informatie.
O Ik heb geen goede sleutelwoorden gekozen. Mijn buur kon het verhaal niet reconstrueren.
4 Vul voor deze helden de steekkaart aan met enkele karaktereigenschappen. Onderstreep die info in de tekst. steekkaart
Will Halt Trek
5 Gebruik nu jouw sleutelwoorden uit vraag 1 om het verhaal samen te vatten in vijf goede zinnen. Werk op een apart blad. Waren je sleutelwoorden niet helemaal goed? Kies dan eerst nieuwe.
het complot: samenzwering loyaal: trouw
vaN verhaal over sleutelwoordeN Naar sameNvattINg
OPDRACHT 3 Lees op diddit het fragment uit De Grijze Jager: de ruïnes van Gorlan. Werk in groepjes van vier met de placemat of vul de steekkaart in die op diddit staat.
1 Zou je op basis van dit fragment het boek aanraden aan een klasgenoot? Waarom wel/niet?
2 Zoek een tiental sleutelwoorden in het verhaal. Denk daarbij aan de w-vragen. Noteer ze op een apart blad.
3 Ga per twee verder. Vat het verhaal met behulp van de sleutelwoorden samen in een vijftal goede zinnen. Werk op een apart blad. Kijk je eigen werk na met behulp van de criteria.
4 Wissel je werk met je buur. Vul voor de samenvatting van je buur het kader in.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je vermeldt de belangrijkste personages (wie).
Je samenvatting bevat de belangrijkste gebeurtenissen (wat).
Je samenvatting vertelt iets over enkele andere w-vragen: waar OF wanneer OF waarom.
Je samenvatting bevat geen details.
Je samenvatting bestaat uit ongeveer vijf goede zinnen.
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
Een verhaal samenvatten
Om een verhaal samen te vatten ga je eerst op zoek naar de sleutelwoorden. Die vind je door een antwoord te zoeken op de w-vragen: wie, wat, waar, wanneer en waarom. Daarna gebruik je de sleutelwoorden om je verhaal in enkele zinnen samen te vatten. Details laat je weg.
Je kunt:
• de w-vragen stellen en beantwoorden bij een verhaal;
• een verhaal navertellen aan de hand van de sleutelwoorden;
• een verhaal samenvatten aan de hand van de sleutelwoorden;
• enkele woorden kiezen om het karakter van een hoofdpersonage te beschrijven.
Een karaktertekening
orIëNtereN o vur
1 Wat is een k araktertekening? Wat moet een karaktertekening bevatten? Bespreek.
voorbereIdeN
o v ur
2 Zoek acht woorden die iets vertellen over Will. Noteer ze hieronder.
uItvoereN
ov u r
3 Maak in vier goede zinnen een karaktertekening van Will. Gebruik de woorden van de vorige vraag.
©VANIN
4 Zet je k araktertekening om in een beeld. Gebruik je fantasie. Hoe ziet Will er volgens jou uit?
Denk daarbij ook aan deze zaken.
• Welke kleding draagt een Grijze Jager?
• Welke wapens heeft een Grijze Jager bij zich?
• Welke lichaamsbouw is ideaal voor een Grijze Jager?
reflectereN
ovu r
5 Controleer je eigen werk met deze criteria. Laat daarna een klasgenoot jouw karaktertekening beoordelen.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je somt acht woorden op die iets vertellen over Will. 1 2 3 4 1 2 3 4
Je gebruikt de woorden in je karaktertekening van Will.
Je verbindt zinnen op een logische manier.
Je karaktertekening bestaat uit ongeveer vier zinnen.
Je gebruikt de gevonden informatie in je afbeelding van Will.
Werkpuntje voor jezelf:
Uitdaging: speel het spel
Kun jij het tofste spel ontwikkelen?
1 Bespreek eerst deze vragen in groep.
a Houd jij van gezelschapsspellen? Waarom wel/niet?
b Welke gezelschapsspellen vind je het leukst? Wat vind je er zo leuk aan?
c Welke elementen bevat een goed gezelschapsspel volgens jou?
2 Welk spel wil jij ontwikkelen? Kies uit: Memory – Domino – Bingo.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
3 Maak op een apart blad een lijstje van woorden en verklaringen of woorden en gatenzinnen die je wilt gebruiken. Elk groepslid kiest vijf items. Denk daarbij aan de woorden of verklaringen die je zelf moeilijk vindt om te onthouden.
4 Ga aan de slag met het sjabloon dat je van de leraar k rijgt. Noteer de leerstof die jij wilt verwerken in het spel op de kaartjes. Kijk goed naar het voorbeeld.
5 Maak een minihandleiding bij het spel. Op diddit vind je een stappenplan.
ov u r
6 Werk samen met een ander groepje om de spellen uit te testen. Je beoordeelt het spel van het andere groepje met behulp van de criteria.
reflectereN
uItvoereN ovu r
7 Vul het kader in.
Je traject naar succes jij
Je verduidelijkt het doel van het spel. De spelers weten wat de bedoeling van het spel is.
Je lijst op welke voorbereidingen je zult treffen voor het spel gespeeld kan worden.
Je legt het spelverloop helder uit. Je slaat geen stappen over.
Je voegt een gekke spelregel toe aan het spelverloop.
Je gebruikt hoofdletters waar nodig.
Je schrijft op het einde van elke zin een leesteken.
Werkpuntje voor jezelf:
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Geef vijf synoniemen voor het werkwoord ‘ontdekken’.
OPDRACHT 2 Geef voor de gevonden synoniemen een woord uit de woordfamilie. Noteer telkens tussen haakjes de woordsoort.
Voorbeeld: ontdekken de ontdekking
OPDRACHT 3 Zoek voor deze zelfstandige naamwoorden een werkwoord uit dezelfde woordfamilie. Gebruik ze daarna in een zin.
• het argument:
• de emotie:
• de eliminatie:
• de ver wensing:
• de aarzeling:
• de reconstructie:
De laatste ronde
OPDRACHT 4 Welk werkwoord zoeken we?
De schrijver gebruikt veel kleurrijke (tekenende) werkwoorden in zijn verhaal. Hoe zegt hij het?
1 zich ontwik kelen tot o
2 proberen een antwoord te vinden op een moeilijke vraag = zich het hoofd … b
3 een beetje donker zijn s
4 vervloeken v
5 wegnemen g
6 moed vatten v
7 loswerken, omwroeten o
8 een belachelijke of domme indruk maken = een figuur … s
9 twijfelen a
10 instemmen, ak koord gaan b
OPDRACHT 5 Vul het passende woord in.
©VANIN
1 Sommige tv-opnames worden verknoeid door onvoorziene omstandigheden: dat levert dikwijls leuke op!
2 In een of groepsgesprek geven de verschillende deelnemers hun mening of hun idee over een bepaald onderwerp.
3 Veel mensen geloven dat een of talisman bescherming biedt tegen boze krachten.
4 Weet jij uit hoeveel de Ronde van Frankrijk bestaat?
OPDRACHT 6 Speel galgje in groepen van vier.
Spelregels
Eén leerling (de uitdager) kiest een woord en noteert op een kladblad enkele stippen. Elke stip staat voor een letter.
De andere leerlingen (de spelers) proberen om de beurt een letter te raden. Komt de letter voor in het woord, dan wordt ze op de juiste stip geplaatst (of op meer stippen als de letter meerdere keren in het woord voorkomt). Komt de letter niet in het woord voor, dan wordt er een deel van de galg getekend. De galg bestaat uit acht delen.
De spelers winnen als ze het woord geraden hebben voor de galg compleet is. De uitdager wint wanneer de galg volledig getekend wordt.
De laatste ronde
OPDRACHT 7 Zoek de woorden in het rooster.
Lees de omschrijvingen onder het woordrooster. Markeer het passende woord in het woordrooster.
RWOHOSSXUZLEZLOPAXSYSRWNI IYJLMSBFGENAUPRMAKTESDEMI LSSJNITCEFFEAEQXWGFVQTODZ QHAIRGFLXVBTRYYKNOVJTZLLX PBKTJNIARIRMTEOGJDEESBLUK CZKCREQIUOKHJCNLJBLLHWTZI JPQEPRSAODWBVIOIGUXREHEXK FHGMOEONMNERETNEMUGRANWPH LELOENOTNVXYPXDAHIWPEXUZN NSBWAABHOFHODLAHJVLTISTCE BXGAXKUOZLBSZGQKWDKESWIMM PKJOKOXLJRMCTVKLNQZUSJNLO BRKWZQNTUZKNMGSFRFPNUBFGW IYXQYKXXQBCETIMJDJEKCCTLM BLOOPERSOGANMYXPLBADSKSND YNWEYILTPRQPBOSSBFETIU QNF ABERMJIFFOWSRGPGFQWHDOLIP VHWATHXVUYYDABHMADCZUBRKK
opnamemomenten waarbij iets fout liep: de uitwerking, het resultaat: ver wijderen, weglaten: een gesprek waarbij over een bepaald onderwerp van gedachten gewisseld wordt: omwroeten, loswerken en door elkaar halen: een telkens op dezelfde manier terugkerende reeks prenten, getallen …: trouw: geluksbrengers die je bescherming bieden: je bewering staven, kracht bijzetten: handtekenen:
OPDRACHT 8 Geef een antoniem. elimineren de mening het effect loyaal
OPDRACHT 9 Ontsnap uit de klas! De leraar geeft meer uitleg.
©VANIN
deel
trainen
1 Bekijk het beeld. Beschrijf wat je ziet. Wat zie je niet?
2 Welk beeld zou jij aan het werkwoord trainen koppelen?
3 Vind je dit een geslaagde foto? Waarom wel/niet?
4 Hoe zou dit beeld tot stand gekomen zijn?
5 Is het belangrijk dat je de gezichten ziet? Waarom wel/niet?
6 Zou een close -up volgens jou hetzelfde effect hebben? Wat is het effect van een close-up?
©VANIN
BLOED, ZWEET EN TRA(I)NEN
winny anG
‘Looooooooooooopen. Springen. Bukken. Onbeweeglijk op de grond liggen. Lopen. Onopvallend. Rechtsomkeer maken. Lopen. Niet huilen. Glimlachen. Slikken. Niet bang zijn, niet bang zijn, niet bang zijn. Rusten. Slapen – maar altijd met één oog open.’
Die woorden dreunen door het hoofd van Ahmed. Het is de diepe stem van zijn papa. Of is het zijn eigen stem?
‘Bekijk het als een training, een training om te overleven. Een loopwedstrijd met hindernissen waarvoor oefenen noodzakelijk is. Je moet al je zintuigen gebruiken, alles nauwgezet observeren. Denk aan de naam die we je gegeven hebben, Ahmed, prijzenswaardig …’ Mama knikt bemoedigend en pakt hem stevig vast, net voor zijn vertrek geeft ze hem een zilverkleurige ketting. ‘Die ketting is nog van mijn oma geweest, ze zal je beschermen tijdens je tocht.’
Het bonkt in zijn hoofd, een grote prop krijgt Ahmed niet weggeslikt, het is een slijmerige octopus met minstens acht kronkelende tentakels. Ahmed voelt even aan de ketting verborgen onder zijn gestreepte T-shirt.
Priemende blikken, als speldenkoppen in de rug. De klasgenoten kijken naar hem. De mond van meneer Jansen staat lichtjes open, er is net een vraag uit ontsnapt. ‘Oh, waar gaat het ook alweer over …?’ vliegt door Ahmeds hoofd. Enya, zijn buurmeisje, fluistert hem toe: ‘Het is DE ezel.’ Meneer Jansens wenkbrauwen gaan omhoog. Hij is een gedreven leraar met een krullende snor. ‘Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. De enige manier om Nederlands te leren, is elke dag, elke minuut, elke seconde trainen’, zegt hij kordaat en vriendelijk tegelijkertijd. Hij hapt naar adem en vervolgt: ‘Het is zoals je spieren trainen. Een marathon loop je ook niet na één dag trainen. Probeer je te focussen, Ahmed.’
De tentakels wringen zich overal tussen, papa’s stem echoot: ‘Focussen … denk niet aan het slechte en moeilijke, train je gedachten. Blijf ademen.’
Ahmed kijkt rond: in zijn klas zitten vijf jongens en zes meisjes, de jongste is twaalf en de oudste is vijftien jaar. Ze komen uit alle windstreken. Een ratatouille van talen, tinten, geuren … Ze zouden elkaar nooit tegengekomen zijn als ze niet waren gevlucht naar België. Sommigen met ouders, sommigen alleen.
In een flits krijgt hij het heel benauwd; Ahmed zit weer in de laadbak van een rammelende bestelwagen. Zijn maag keert zich om. Meer dan drieëntwintig uren geen spoortje daglicht zien. Zonder enig tijdsbesef en met een penetrerende geur van te veel mensen bij elkaar, zo onbeweeglijk mogelijk zitten. Proberen denken aan zijn favoriete gerechten (een zoet bladerdeeggebakje met dadels en honing), de hobbelige weg naar school … en vooral blijven ademen. Wanneer Ahmed aan die tocht denkt, weet hij niet vanuit welke magische wolk hij zijn kracht haalde om het vol te houden. Bloed, zweet en tranen kostte het om door te gaan.
‘Je moet getraind zijn in onzichtbaar worden, als een soort kameleon die verdwijnt in de achtergrond.’ De vele adviezen van papa blijven van toepassing, zelfs nu Ahmed veilig in België is. Dat had hij echt niet verwacht. Ahmeds zintuigen staan nog op scherp: eten dat anders smaakt, klanken die de eerste maanden geen enkel houvast bieden, kou lijden op de speelplaats. Alles is nieuw. Hij zou nu wel een kameleon willen zijn, niet te veel opvallen.
dreunen: trillen, daveren, bonken de tentakel: beweeglijk orgaan waarmee organismen hun prooi vangen priemend: doordringend echoën: weerklinken, weerschallen, galmen de ratatouille: Frans gerecht dat bestaat uit allerlei gestoofde groenten; figuurlijk: een bont allegaartje, een mengelmoes
Het missen van zijn familie en vrienden is een glibberig gevoel dat uitdijt naar alle uithoeken van zijn lichaam. Gelukkig bestaan Skype, Facebook en WhatsApp. Ahmeds smartphone is vastgelijmd aan zijn lichaam. Als hij niet kan slapen, kijkt hij urenlang filmpjes. Hij bidt dat zijn familie snel naar België kan komen.
Boven de speelplaats ziet Ahmed laaghangende wolken. Zijn gedachten gaan naar zijn stad, ver weg. Een stad vol geroezemoes en kleine steegjes, talloze geuren door elkaar en een warmte die je – zeker over de middag –platslaat. Zijn huis met zijn ouders en zijn kleine zusje Nema. Haar gejengel klinkt hier als muziek in Ahmeds oren. Gisteren gaf ze hem een kushandje op het scherm.
Hij logeert nu bij nonkel Sabih, een verre oom die nog bij zijn papa op school heeft gezeten. Dat voelt een beetje vertrouwd aan. Ahmed heeft pas leren fietsen in België. Dat vergde ook veel training in het park achter zijn hoek. Na school gaat hij vaak een ijsje eten met een paar klasvrienden, zijn favoriete smaak: speculaas met nootjes. Thuis gooit hij pistachenoten en honing op zijn ijs, een heerlijke combinatie.
‘En zoals jullie weten: oefening baart kunst’, zo eindigt meneer Jansen zijn betoog. Iedereen lacht, dit is werkelijk het stokpaardje van meneer Jansen, hij herhaalt het tot vervelens toe in elke les. Hij kijkt met een bemoedigende glimlach naar zijn leerlingen en geeft een knipoog aan Ahmed.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Winny Ang.
uitdijen: zich uitzetten, groter van omvang, dikte, volume worden, zwellen woord
routeplanner van
deel 4 trainen Klas Nr.
Bekijk de uitdaging over quizzen, gokken en raden aandachtig. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom de lessen van dit deel.
Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen binnen het deel A en B en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. Les 1 valt buiten deze routeplanner. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je.
De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig.
Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt.
Werk voor het groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest.
Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!
JOUW ROUTEPLANNER
lessen volgorde aantal lesuren moet mag zelfstandig klassikaal afgerond
A Beeld en verhaal: ’Bloed, zweet en tra(i)nen’
Verken de uitdaging en de andere lessen + planning
Les 2 Het was …: verleden tijd en voltooid deelwoord
Les 3 Korte en lange zinnen 1 - 1,5
Les 6 Welke taal gebruik jij? Over taalvariatie 1
BLes 4 Schrijven kun je leren 2
Les 5 Vragen over vragen 1
Uitdaging: Waag een gokje! 1 - 2
De laatste ronde
0,5 - 1
TOTAAL 9,5 - 11,5
1 2
Beluister of lees een boek 1
luisterboek en jeugdboek kiezen junior recensent worden
voorkeur uitdrukken mening formuleren
GERICHT NOTITIES NEMEN
luIstereN eN lezeN
OPDRACHT 1 Maak een keuze.
1 Kies een van deze mogelijkheden.
a Het luisterboek: je beluistert een hoofdstuk. Het leesboek: je leest het boek helemaal.
b Het luisterboek: je beluistert het hele boek. Het leesboek: je leest (minstens) een hoofdstuk.
c Het boek is niet opgebouwd in hoofdstukken: je beluistert of leest een afgerond geheel of 20 bladzijden. Je bespreekt die optie met de leraar. Het verhaal ken je wel helemaal, door ofwel alles te beluisteren of alles te lezen.
De volgende opdrachten maak je met het luisterfragment en het fragment dat je op diddit vindt.
2 Je combineer t lezen en luisteren: je volgt mee in het boek terwijl je luistert.
OPDRACHT 2 Neem notities tijdens het luisteren of lezen.
Noteer niets in het boek, maar neem een apart blad of een klein schriftje. Je kunt een antwoord geven op deze w-vragen: wie, wat, waar en wanneer?
Na het luIstereN of lezeN
OPDRACHT 3 Geef je mening.
1 Lees enkele zinnen die een recensent schreef over een jeugdboek.
‘Mr. Poppins’ is het verhaal van Guille, die later graag Mary Poppins wil worden. Meteen van bij het begin is het een fascinerend verhaal waarin je wordt meegezogen. Elk hoofdstuk wordt afwisselend door iemand anders verteld. […] Het boek is heel moeilijk in een hokje te plaatsen. Er worden zo veel verschillende onderwerpen aangeraakt: anders zijn, rouwen, verschillende culturen, verdriet, psychologische hulp … Op het eerste gezicht allemaal zware onderwerpen (en dat zijn ze ook), maar de auteur slaagt erin om ze op een zeer toegankelijke manier te verwerken. De taal is eenvoudig en licht gehouden, het lettertype eerder groot en ook de marges van de pagina’s zijn breed. Je vliegt als het ware door het boek heen.’ (Mr. Poppins van Alejandro Palomas)
Naar: K. Simaeys. ‘Mr. Poppins’, www.pluizer.be
a Wat doet een recensent?
b Markeer een zin waar de recensent het over de inhoud heeft.
c Onderstreep een zin waar het over de taal gaat.
d Kruip in de huid van een recensent en geef kort je mening over het verhaal. Schrijf minstens drie zinnen over de inhoud van het gelezen of beluisterde boek en minstens twee zinnen over de taal die de auteur gebruikt.
©VANIN
2 Hoe heb je het luisteren / lezen ervaren?
Formuleer minstens drie ik-boodschappen waarin je je mening geeft over het beluisteren of lezen van een boek.
Waar gaat je voorkeur naar uit? Kies uit deze formuleringen.
• Ik vind … omdat …
• Ik onthoud …
• Ik er vaar luisterboeken als …
• Ik verkies … omdat …
• Ik …
Je kunt:
• een boek beluisteren of lezen en je voorkeur geven;
• gericht notities nemen tijdens het luisteren of lezen;
• je mening formuleren in een ik-boodschap.
waarheen woord
fascinerend: betoverend, spannend, avontuurlijk psychologisch: wat te maken heeft met de menselijke geest
word junior recensent
Werk per twee en ken sterren toe aan de boeken die je beluisterde of las: van 1 tot 4 sterren.
1 Ken je de sterren bij films, tv-programma’s en liedjes? Staat de uitleg van de sterren ergens genoteerd? Zoek het eens op.
2 Wat betekenen voor jou de verschillende scores? Wanneer verdient een boek 1, 2, 3 of 4 sterren?
orIëNtereN o vur o v ur
3 Omschrijf de verschillende scores/criteria voor het aantal sterren.
voorbereIdeN ov u r
4 Geef nu sterren aan de boeken die je beiden las. Noteer die op een kaartje met titel en auteur en breng die ergens aan in de klas zodat anderen die ook kunnen bekijken.
reflectereN
uItvoereN ovu r
5 Zoek een titel van een boek dat je kent. Ga je akkoord met het aantal sterren dat erbij staat? Ken je geen enkel boek? Spreek dan een klasgenoot aan en vraag waarom zijn boek zo veel sterren kreeg.
Je traject naar succes jij
Je kunt duidelijke omschrijvingen maken voor de scores/sterren.
Je kunt helder uitleggen waarom je boek precies zo veel sterren kreeg.
Dit heb je over jezelf geleerd:
©VANIN
2 3 4
Het was … : verleden tijd en voltooid deelwoord 2
1 verleden tijd gebruiken
persoon, getal, stam, uitgang inzetten
gepaste tijd bij communicatie kiezen spelkampioen WORDEN voltooid deelwoord vormen
weet je het Nog?
OPDRACHT 1 Lees de tekst. Beantwoord daarna de vragen.
(1) Een z waluw scheert vlak boven mijn hoofd door de azuurblauwe lucht. (2) Het felle zonlicht verjaagt de laatste restjes van mijn heerlijke droom. (3) Ik knipper slaperig met mijn ogen, ga rechtop zitten en rek me uit. (4) De zon staat al boven de abdij van Ename (…) (5) Onze geiten Lokke en Liza grazen nog altijd gulzig onder de Grote Olm.
M. de Bel. Nelle, Blankgoud. Antwerpen, Van Halewyck
©VANIN
1 Over wie zou het verhaal gaan? Markeer in elke zin het onderwerp blauw.
2 Onderstreep alle werkwoorden.
3 Markeer de persoonsvormen geel.
4 In welke persoon en in welk getal staan de onderwerpen en de persoonsvormen? Bespreek klassikaal.
5 Schrijf in deze tabel de persoonsvormen over. Elke zin is genummerd. Noteer ook de stam van het werkwoord.
6 Wat verdwijnt er wanneer je de stam vormt?
7 Hoe vorm je het werkwoord? Vul aan.
derde persoon enkelvoud (ott) = eerste persoon enkelvoud (ott) =
8 Vul deze werkwoorden in de zinnen correct in. Gebruik de tegenwoordige tijd.
a knik ken – trappen – rijden
Hij , het gaspedaal wat dieper in en met ronkende motor een vrachtwagen voorbij.
b afvragen
Je je wat het nou is …
c snappen
‘Ik het', zeg je en je het ook echt.
Als opdracht 1 niet zo goed lukte, ga dan naar diddit voor extra oefeningen op de tegenwoordige tijd.
©VANIN
het werkwoord Is eeN persooNsvorm
OPDRACHT 2 Lees deze zinnen over Marc de Bel.
Toen Marc de Bel nog een kind was, viel hij uit een boomhut. Na wat huilen en met enkele builen krabbelde hij overeind en meteen flitsten er tientallen wilde boekideeën door zijn jongenshoofd …
1 Kies wat past.
In de zinnen lees je over vroeger – nu – de toekomst.
De zinnen staan dus in de verleden – tegenwoordige – toekomende tijd.
2 Markeer die woorden in de tekst die het antwoord verklappen.
3 Hoe zijn de werkwoorden aangepast om de verleden tijd aan te geven?
4 Onderzoek per twee de werkwoorden die in de verleden tijd staan in dit fragment uit het sprookje Repelsteeltje. Je werkt niet met de zinnen die in een lichtere kleur staan.
Rangschik de werkwoorden in kolommen.
Schrijf een passende titel boven de kolom en noteer onderaan een eenvoudige regel. Werk daarbij met wat je bij oefening 5 formuleerde.
Een werkwoord dat meer dan één keer in de tekst voorkomt, noteer je maar één keer.
Repelsteeltje
Er was eens een molenaar. Hij was arm, maar hij had een mooie dochter. Op een keer kwam hij in gesprek met de koning en om zich een zeker aanzien te geven zei hij tegen hem: ‘Ik heb een dochter die van stro goud kan spinnen.’ De koning sprak tot de molenaar: ‘Dat is een kunst die mij wel bevalt. Als je dochter zo knap is als je zegt, breng haar dan morgen naar mijn paleis, dan zal ik haar op de proef stellen.’
Toen ze het meisje bij de koning brachten, leidde hij haar een kamer binnen die helemaal vol met stro lag. Hij gaf haar een spinnewiel en een haspel en sprak: ‘Ga maar aan het werk en als je tussen vannacht en morgenochtend dit stro niet tot goud gesponnen hebt, dan moet je sterven.’ Daarna deed hij zelf de kamer op slot en het meisje bleef alleen achter. Daar zat de arme molenaarsdochter. Ze was ten einde raad; zij wist niet hoe je van stro goud moest spinnen en haar angst werd steeds groter, zodat ze ten slotte in tranen uitbarstte.
Toen ging plots de deur open en een klein mannetje stapte naar binnen en sprak: ‘Goedenavond, molenarinnetje, waarom huil je zo?’ ‘Ach,’ antwoordde het meisje, ‘ik moet van stro goud spinnen en dat kan ik niet.’ Het mannetje sprak: ‘Wat geef je mij, als ik het voor je spin?’ ‘Mijn halsketting’, zei het meisje. Het mannetje nam de ketting aan, ging aan het spinnewiel zitten en snorre, snorre, snor, hij trok driemaal en de spoel was vol. Daarna zette hij een andere spoel op en snorre, snorre, snor, hij trok opnieuw driemaal en ook de tweede was vol. Dat ging zo door tot de ochtend, toen was al het stro gesponnen en waren alle spoelen vol goud.
De koning kwam al bij zonsopgang en toen hij het goud bekeek, was hij erg verbaasd en heel blij; in zijn hart verlangde hij naar nog meer goud. Hij liet de molenaarsdochter naar een andere kamer brengen die nog veel groter was en vol met stro lag. Hij beval haar dat ook in één nacht tot goud te spinnen als haar leven haar lief was. Het meisje wist zich geen raad en huilde. Toen ging de deur weer open en het kleine mannetje verscheen en sprak: ‘Wat geef je mij, als ik dit stro voor je tot goud spin?’ (…)
Gebroeders Grimm. Repelsteeltje, een sprookje van de gebroeders Grimm. www.grimmstories.com
op de proef stellen: iemand testen om te zien of die te vertrouwen is woord
TITEL
VOORBEELDEN
REGEL
5 Vul de gepaste tijd in.
– ‘Hoe komt het ’, vraagt een leeuw in de dierentuin aan een andere, ‘dat ik altijd vers vlees krijg en jij alleen bananen?’
– ‘Tja,’ antwoordt de andere, ‘eigenlijk (willen) ze een aap kopen, maar toen (blijken) dat er geen voorhanden (zijn), (kopen) ze mij.’
Waarom is er een wisseling van tijd in de tekst?
OPDRACHT 3 Zet de zin in de verleden tijd.
1 Noteer de stam van het werkwoord.
2 Lees de zin. Markeer daarin het onderwerp.
3 Noteer de uitgang.
4 Vul nu het werkwoord in de zin in: gebruik de verleden tijd.
WERKWOORD/ INFINITIEF
©VANIN
ontmoeten
maken
Toen Raymie twee andere deelnemers.
Op dansles ze samen plannen voor de wedstrijd. volgen
Ze de instructies van de bekende danslerares.
verspreiden
Plots zich allerlei geruchten over een van de deelnemers.
betekenen die geruchten een gevaar voor de anderen?
vermoeden twijfelen
saboteren
K. Dicamillo. Neem mijn hand. Tielt, Lannoo
Raymie lange tijd niets, maar plots ze toch aan de bedoelingen van Billie.
Billie inderdaad de wedstrijd …
De verleden tijd
Iets wat in het verleden gebeurde, staat in de verleden tijd. Je kunt aan een zin in de verleden tijd bijvoorbeeld het woord ‘gisteren’ of ‘toen’ toevoegen.
Iets wat vandaag of in het heden gebeurt, staat in de tegenwoordige tijd. Aan die zin kun je bijvoorbeeld het woord ‘nu’ toevoegen.
Wat in de toekomst komt, kun je met een tijdsaanduiding in de toekomst aangeven of je gebruikt de toekomende tijd. De toekomende tijd herken je aan het werkwoord ‘zullen’. Dat kun je op verschillende manieren vervoegen.
Bv. Ik zal het morgen aan mijn ouders vragen.
Zou hij het morgen nog wel weten?
1 De verleden tijd heeft dezelfde klank als in de infinitief.
STAM + DE(N) of STAM + TE(N)
ik /jij/hij/u wacht te, waste, sticht te, hoopte wij/jullie/zij wacht ten, wasten, hoopten
ik/jij/hij/u antwoordde, voorspelde, duidde aan, raadde wij/jullie/zij antwoordden, voorspelden
hij wacht te, werk te, kef te, kuste, juichte, hoopte
hij opende, speelde, wandelde, groeide
hij beleefde, verhuisde
Er zijn maar twee verschillende uitgangen: de enkelvoudsuitgang en de meervoudsuitgang. Meestal is er geen probleem bij de keuze van ‘-te’ of ‘-de’. Niemand zegt bv. ‘ik werkde’ of ‘ik opente’. Je hoort dat het ‘werkte’ en ‘opende’ moet zijn.
Voor wie toch een regel wil:
Je gebruikt de uitgang ‘- te’ als de stam eindigt op een medeklinker (kijkletter) van ’t kofschip of ’t fokschaap
In alle andere gevallen gebruik je de uitgang ‘- de’.
Let op bij werkwoorden zoals beleven / verhuizen
De stam is beleev/verhuiz (v en z zijn hier de kijkletter). Dus krijgen ze volgens de regel de uitgang ‘- de’ in de verleden tijd ondanks het feit dat je hier ‘f’ en ’s’ schrijft (letters van ‘t kofschip).
2 De verleden tijd heeft een andere klank dan in de infinitief. Veel werkwoorden hebben in de verleden tijd een andere klank dan in de infinitief. bv. vergeten – vergat, kijken – keek, lezen – las ik/jij/hij/u keek, liep, las, at, nam, bad, bood, bond …
wij/jullie/zij – liepen, lazen, aten, namen, baden, boden, bonden …
Er worden voor de hele vervoeging in de verleden tijd maar twee verschillende vormen gebruikt: de enkelvoudsvorm en de meervoudsvorm.
OPDRACHT 4 Zet de werkwoorden in de gepaste tijd.
De komma, daar is eeuwenlang aan gewerkt
Aristophanes van Byzantium (leven) zo’n 2200 jaar geleden. Als bibliothecaris (meeschrijven) hij aan wetenschappelijke edities van boeken van Griekse dichters.
Allemaal woorden achter elkaar, dat (vinden) hij maar niets. Daarom (beginnen) hij ter verduidelijking punten te zetten. Dat (doen) hij boven, in het midden van en onder aan de regel. Bij zo’n punt (kunnen) je even op adem komen tijdens het lezen en voorlezen van de teksten.
Vanaf de dertiende eeuw (gebruiken) schrijvers en later drukkers de slash, het teken /, als aanduiding om in een zin even te pauzeren.
In de vijftiende eeuw (starten) de beroemde drukker Aldus Manutius (1449-1515) met het vervangen van de slash door de gekrulde komma. Vanaf de zeventiende eeuw (worden) dat teken algemeen gebruikt in teksten.
Zo’n komma, hebben we die nu nog wel nodig? Ja hoor! Komma’s en andere leestekens hebben echt wel nut.
Naar: Onze Taal
©VANIN
OPDRACHT 5 De geschiedenisles: houd jij van geschiedenis?
Waarover ging de vorige les? Noteer twee zinnen in de gepaste tijd.
OPDRACHT 6 Schrijf een kort bericht aan een klasgenoot, aan een van je vrienden of aan een leraar.
In je bericht bedank je die persoon voor wat hij vorige week voor je deed.
Je bericht schrijf je dus in de verleden tijd.
Je buur leest je bericht na en geeft je feedback.
OPDRACHT 7 Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de onvoltooid verleden tijd.
1 Edith (behalen) een graad in het surfen.
2 H ij (ledigen) vorig jaar al zijn bijenkorven.
3 De advocaat (verdedigen) zijn cliënt met overtuiging.
4 Aan de telefoon (praten) zijn oma veel te hard.
5 De jongeren (ontmoeten) tijdens hun kamp veel plaatselijke bewoners.
6 Voor een fietsvak antie (trekken) we naar de Ardennen.
7 Alice (schelden) ons gisteren de huid vol.
8 (K ijken) de leraar vorige les ook kwaad naar jou?
9 Vorig weekend (lezen) ik 100 pagina’s in mijn boek.
10 Die jongen (worden) streng bestraft.
OPDRACHT 8 Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de onvoltooid verleden tijd.
©VANIN
1 Geen enkel detail (ontsnappen) aan zijn aandacht.
2 Na een vermoeiende tocht (uitrusten) de wandelaars aan de rivier.
3 De aardappels (overkoken) toen hij even niet (opletten).
4 H ij (installeren) die nieuwe game op zijn laptop.
5 De leraar (leiden) toen het gesprek in goede banen.
6 Het echtpaar (reserveren) een tafel voor de volgende dag.
7 De peuter (roepen) vorige nacht verschillende keren om zijn mama.
8 Op zondag (brengen) onze bakker vroeger de broodjes tot aan de deur.
9 M iro (drinken) in een keer zijn glas leeg.
10 Er (komen) zo’n 100 foto’s uit het buitenland voor die tentoonstelling.
OPDRACHT 9 Lees de cover van Nelle, een boek van Marc de Bel dat zich in het verleden afspeelt.
Zet de werkwoorden in de verleden tijd.
Vlaanderen, 1635
Na de terechtstelling van haar tante Clara als heks krijgt de vijftienjarige Nelle de Vos onderdak bij de oude Agripus en zijn kleinzoon Wiete. Bij hen vindt ze weer rust, geborgenheid en liefde. De wereld lacht haar toe, zeker nu ze allicht zwanger is en samen met Wiete opnieuw poppenkast gaat spelen op de kermissen in de omliggende dorpen.
Maar de katholieken treden onder druk van de dorpspastoors en de bisschoppen almaar strenger en brutaler op tegen de duivelse kunstenmaekers, terwijl de roep van het Grote Avontuur steeds luider klinkt in de oren van Nelle en Wiete. Bovendien maken ze na de voorstelling kennis met Rikkert en zijn levenslustige zus Mona, die van plan zijn om met een koopvaardijschip mee te varen naar Turkije, waar de zeden heel wat minder streng zijn, de zon het hele jaar door schijnt en poppenkastspelers op handen worden gedragen. Redenen genoeg dus om de harten van Nelle en Wiete sneller te laten kloppen, ondanks verhalen over Barbarijse piraten die naar verluidt veel goud verdienen met het verkopen van op zee buitgemaakte slaven en slavinnen …
Om over na te denken … Waarom zou het gepast zijn om deze tekst in de verleden tijd te schrijven? Waarom zou dat hier niet gebeurd zijn?
©VANIN
OPDRACHT 10 Onderzoek de woordparen in de verleden tijd.
Vul de juiste vorm in. Noteer de infinitief achter elke zin.
1 mistte of miste?
Hij de penalty
Het heel erg vanmorgen.
2 speldde of spelde?
Hij het woord correct.
Hij jou iets op de mouw.
de penalty: strafschop woord
de werkwoordsvorm Is geeN persooNsvorm
OPDRACHT 11 Maak zinnen.
1 Beschrijf wat je vandaag al gedaan hebt in drie zinnen.
Ik heb …
2 Noteer ook twee zinnen met zaken die deze week gebeurd zijn.
Er is …
3 Onderzoek de zinnen die je schreef.
• Onderstreep het werkwoordelijk gezegde (wwg).
• Hoe is het wwg opgebouwd?
• Vergelijk jouw zinnen met die van je buur.
4 Verzamel de werkwoordsvormen die geen persoonsvorm zijn weer in kolommen. Let daarbij op de vorming. Werk op een apart blad.
5 Formuleer daarna ook een besluit. Vergelijk met de vervoeging in de verleden tijd.
OPDRACHT 12 Lees de twee teksten.
tekst 1
Je hond trainen
Je krijgt een nieuwe, jonge hond. Die puppy train je vaak thuis. Als je alleen met hem in de tuin oefent, dan speelt hij niet met andere honden.
Een puppy maakt best kennis met andere honden. Zo wordt hij sociaal.
In een hondenschool blijft hij in contact met andere, minder bekende honden. Misschien overweeg je daarom toch maar om een hond niet enkel thuis te trainen …
©VANIN
tekst 2
Je hond trainen
Je hebt een nieuwe, jonge hond gekregen. Die puppy heb je vaak thuis getraind. Als je alleen met hem in de tuin geoefend hebt, dan heeft hij niet met andere honden gespeeld.
Een puppy heeft best kennisgemaakt met andere honden. Zo is hij sociaal geworden.
In een hondenschool is hij in contact gebleven met andere, minder bekende honden. Misschien heb je daarom toch maar overwogen om een hond niet enkel thuis te trainen …
1 Welk verschil merk je tussen de twee teksten? Denk aan de tijd.
2 Markeer in de beide teksten het wwg of het nwg in elke zin en noteer ze in de tabel.
tekst 1
tekst 2
a De werkwoorden hebben in de eerste kolom een andere vorm dan in de tweede kolom. Welke vorm herken je in de eerste kolom? En in de tweede kolom?
b Met welke hulpwerkwoorden wordt een voltooid deelwoord (vd) vervoegd? Schrijf de infinitief.
©VANIN
Hoe weet je dat je bijvoorbeeld ‘gemaakt’ met een -t schrijft en ‘geoefend’ met een -d?
Het voltooid deelwoord
De werkwoordsvormen gewerkt, geopend, gespeeld, gelezen zijn geen persoonsvormen.
Die andere vorm van het werkwoord is het voltooid deelwoord (vd). In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal ook een persoonsvorm. Die pv helpt het voltooid deelwoord. Daarom wordt die persoonsvorm ook het hulpwerkwoord genoemd.
Een voltooid deelwoord herken je hieraan:
• het eindigt op -t of -d, onregelmatige vormen dikwijls op -en of -n;
• het begint dik wijls met ge-, behalve als het werkwoord al begint met be-, her-, ont-, ver- …
De vorming van het voltooid deelwoord:
het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t (bv. gewerkt, geopend): schrijf de uitgang -d of -t en luister daarvoor naar de verleden tijd.
het voltooid deelwoord eindigt op -en/-n (bv. gevonden, gelezen, gebakken, gegaan): je kent de vervoeging of zoekt die op in een woordenboek of woordenlijst.
In een zin waarin je een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord terugvindt, wordt de voltooide tijd gebruikt.
OPDRACHT 13 Ontdek het voltooid deelwoord.
1 Onderstreep in de eerste alinea van de tekst alle voltooide deelwoorden.
2 Vanaf de tweede alinea vorm je het voltooid deelwoord van de werkwoorden tussen haakjes.
Vroeg beginnen sporten, is dat de boodschap?
Florian Van Acker heeft een gouden medaille gewonnen op de Paralympische Spelen. Dat zijn de Olympische Spelen voor mensen met een beperking. Die Spelen hebben in de stad Rio de Janeiro in Brazilië plaatsgevonden. Florian heeft goud gewonnen in het tafeltennis.
Ik was zeven jaar toen ik mijn eerste balletje sloeg. Ik kon het meteen goed. Ik heb ook nog andere sporten (beoefenen) zoals judo en paardrijden. Ik ben geen mens om stil te zitten. Basketten heb ik ook nog (doen) . Maar dat ben ik ook weer vrij snel beu (worden) . Ik heb daar hard (lopen) , maar toch heb ik er zelden of nooit de bal (krijgen) . Ik wilde liever een sport doen waarin ik zelf de baas was.
Ik heb me toen bij een club voor tafeltennis in Zonnebeke (aansluiten) . Dat was in 2007. Daar ben ik William Claerhout (tegenkomen) . Hij heeft altijd (vinden) dat ik goed speelde. William is nog onze buurman (zijn) , dat wist ik toen niet. Hij heeft heel veel voor mij (betekenen) . Hij heeft ook veel voor mij (doen) , allemaal gratis. Dat heb ik al vaak als echte vriendschap (benoemen) , mensen die echt iets willen doen voor elkaar. Aan hem heb ik veel te danken.
Naar: ‘In de kijker: Op bezoek bij Florian Van Acker’, Wablieft
OPDRACHT 14 Vervolledig deze uitspraken. Vorm het voltooid deelwoord.
De warmte van deze kaart, komt van een goede vriend.
Een fijne dag en veel geluk, dat heb jij (verdienen) ! Het spijt me dat ik nog niet langs ben (komen) . Ik ben heel erg (schrikken) en wist niet wat ik moest zeggen. Maar ik denk aan je. Tot gauw.
Woorden schieten tekort. Het spijt me heel erg voor je. Wat jij (meemaken) hebt … Ik ben met stomheid (slaan) Laten we er het beste van maken.
©VANIN
We hebben samen (lachen) , (huilen), , (spelen) , lief en leed (delen)
OPDRACHT 15 Denk na over wat voorbij is. Waarvoor wil jij je tegenover iemand verontschuldigen?
Schrijf op een briefje een verontschuldiging en gebruik daarin een voltooid deelwoord. Onderstreep het vd en laat het briefje aan een klasgenoot lezen.
OPDRACHT 16 Maak van het werkwoord tussen haakjes een voltooid deelwoord.
1 De trainer heeft zich in de nesten (werken).
2 Veel spelers hebben tijdens de training een verrekking (oplopen).
3 Zeker drie voetballers hebben al een dokter (raadplegen).
4 De ar ts heeft hen minstens drie weken rust (voorschrijven).
5 Zo hebben er enkele reservespelers kansen (krijgen).
6 Zelf had M iro dat zeker niet (durven).
7 Geluk kig heeft Dali hem de hele tijd moed (inspreken).
8 Alain en Eddie hebben de competitie (winnen).
9 Beiden hebben ze uitstekend (spelen).
10 Hun supporters hebben hen naar de overwinning (schreeuwen).
OPDRACHT 17 Maak van het werkwoord tussen haakjes een voltooid deelwoord.
©VANIN
1 Vier vrienden zijn met een leesclub (starten).
2 Online is er een oproep (posten) om ook anderen uit te nodigen.
3 Ook in de bibliotheek hebben ze reclame (maken).
4 Via de jeugdclub zijn er al interessante vragen (stellen).
5 Zoveel interesse op zo’n korte tijd hebben ze niet (verwachten).
6 Plots was de wind in sterkte (toenemen).
7 De weerman heeft voor vanavond een hevig onweer (voorspellen).
8 Deze morgen is er ook al veel regen (vallen).
9 Geluk kig is de rivier niet buiten zijn oevers (treden).
10 Het gebied langs de rivier is niet opnieuw (overstromen).
OPDRACHT 18 Vergelijk deze krantenkoppen.
1 Onderzoek de koppen.
Aantal ongevallen vermindert
Als je het werkwoord vervangt door ‘werkt’ of ‘gewerkt’, hoor je al snel of je de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord nodig hebt! tip
AANTAL ONGEVALLEN VERMINDERD
Aantal ongevallen verminderde
Ze zijn alle drie juist, maar waar komt het verschil vandaan als het om verminderen gaat?
a Herschrijf de k rantenkoppen: maak er een langere zin van.
b Leg uit waarom de drie vormen correct zijn.
2 Bouw nu zelf zinnen met deze werkwoordvormen.
a beoefend
©VANIN
b beoefent
c oefent
d geoefend
e beantwoord
f beantwoordt
g beantwoord
Je kunt:
• ver woorden waarom een juiste verleden tijd noodzakelijk is voor goede communicatie;
• een verleden tijd herkennen en correct spellen;
• een tekst in de verleden tijd plaatsen;
• een voltooid deelwoord herkennen en correct spellen.
Wie wordt kampioen?
Je krijgt enkele stellingen en zinnen. Telkens geef je op het teken van de leraar aan of je ermee akkoord gaat of niet, of de stelling of de zin klopt of niet.
1 De leraar leest een zin of een stelling. Ga je akkoord of niet? Je staat allen op en maakt telkens een keuze. De ene kant van de klas betekent akkoord, de andere niet akkoord.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
2 Elke zin of stelling heeft te maken met deze les: verleden tijd en voltooid deelwoord.
ov u r uItvoereN
3 De leraar leest. Op zijn teken ga je zo snel mogelijk aan een kant van het lokaal staan. Te lang twijfelen betekent dat je niet meer verder kunt meedoen. Op het teken van de leraar maak je dus snel een keuze!
©VANIN
reflectereN
4 Hoe ging het?
ovu r
Je traject naar succes jij
Je kunt voldoende snel een keuze maken bij het horen van de stelling of zin.
Je begrijpt elke stelling goed genoeg om een juiste keuze te maken.
De zinnen over de verleden tijd lukken goed.
De zinnen over het voltooid deelwoord lukken goed.
2 3 4
Stellingen die verwijzen naar theorie lukken goed. 1 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Korte en lange zinnen 3
1 enkelvoudige zin herkennen en bouwen krantenbericht VERZINNEN
zINNeN oNderzoekeN
samengestelde zin herkennen en bouwen verbindingswoord/ voegwoord gebruiken
OPDRACHT 1 Bekijk en beluister het filmpje over judo. Lees daarna teksten 1 en 2.
tekst 1
Judo is een krachtsport. Veel jongens beoefenen die sport. Ook meisjes doen judo. Je hebt er veel kracht voor nodig. Ook techniek is belangrijk.
Op school moeten leerlingen vaak stilzitten. Als je dan zenuwachtig bent voor toetsen, kun je je uitleven op de mat. Dat is alvast een reden die meisjes geven om aan judo te doen. Meisjes geven nog andere redenen. Judo is niet alleen voor jongens. Meisjes kunnen het even goed. Soms zelfs nog beter.
Tijdens wedstrijden mogen meisjes enkel tegen meisjes vechten. Op de training mogen meisjes ook tegen jongens kampen.
tekst 2
Judo is een krachtsport. Veel jongens beoefenen die sport, maar ook meisjes doen judo. Je hebt er veel kracht voor nodig en ook techniek is belangrijk.
Op school moeten leerlingen vaak stilzitten en als je dan zenuwachtig bent voor toetsen, kun je je uitleven op de mat. Dat is alvast een reden die meisjes geven om aan judo te doen. Ze geven nog andere redenen. Judo is niet alleen voor jongens, want meisjes kunnen het even goed of soms zelfs nog beter.
Tijdens wedstrijden mogen meisjes enkel tegen meisjes vechten, maar op de training mogen ze ook tegen jongens kampen.
1 Welke tekst zou het best passen bij het filmpje op televisie? Welke tekst leest het vlotst? Waarom?
2 Lees beide boodschappen aandachtig
boodschap A boodschap B
Veel jongens beoefenen de sport. Ook meisjes doen judo.
Tijdens wedstrijden mogen meisjes enkel tegen meisjes vechten.
Op de training mogen meisjes ook tegen jongens vechten.
©VANIN
Veel jongens beoefenen de sport, maar ook meisjes doen judo.
Tijdens wedstrijden mogen meisjes enkel tegen meisjes vechten, maar op de training mogen ze ook tegen jongens kampen.
a Bek ijk de zinnen van boodschap A. Over wie wordt iets gezegd? Markeer de onderwerpen geel.
b Duid het wwg (groen) of nwg (roze) aan. Onderstreep de persoonsvorm in de zinnen.
Staan pv en onderwerp telkens naast elkaar?
c Hoeveel zinnen tel je in boodschap A?
Hoeveel eindleestekens tel je?
Hoeveel eindleestekens tel je in boodschap B?
d Welke verschillen merk je tussen de zinnen van boodschap A en B?
OPDRACHT 2 Vul een passend verbindingswoord (voegwoord) in. Kies uit: en, of, maar, want.
1 Houd je eerder van tennis houd je meer van basketbal?
2 Het is erg warm vandaag, Timo draagt toch een dikke trui.
3 Ze hebben een grote zaal gehuurd, er worden veel mensen verwacht.
4 Anderlecht werd alweer kampioen dat hadden veel mensen voorspeld.
5 David Goffin speelde een goeie tenniswedstrijd vind je dat hij niet goed speelde?
6 Een voetbalwedstijd live meemaken is fantastisch, de sfeer in een stadion is toch anders dan wat je hoort en ziet op televisie.
7 Ik ben drie weken geblesseerd, binnenkort kan ik weer trainen.
8 Een tienk amper is een veelzijdige atleet hij moet dus veel atletiekdisciplines onder de knie hebben.
OPDRACHT 3 Vul na het verbindingswoord (voegwoord) de zinnen op een correcte manier aan.
1 Zonder aarzelen nam hij de bal en
2 Zeilen is een olympische spor t of
©VANIN
3 Schaken is een denksport die steeds meer jongens en meisjes beoefenen, maar
4 Wie een scherpe tijd wil lopen, moet heel hard trainen, want
OPDRACHT 4 Markeer de samengestelde zinnen met nevenschikking met en, of, maar, want.
Denk je dat jouw brein intussen dolgedraaid is door al dat studeren? Nafi Thiam studeert en ze scoort ook nog een olympische medaille!
Tijdens een meeting in Oostenrijk behaalde Belgische atletiekkampioene Nafi Thiam als een van de enige vier vrouwen ooit 7 000 punten in de zevenkamp. Na olympisch goud in Rio is dat een wereldprestatie. Ze moet dus veel trainen, maar ze wil haar hoofd ook vol aardrijkskunde stoppen! Eén woord: respect!
Is het lastig om je studies te combineren met topsport? ‘Makkelijk is het niet, maar het is vooral een kwestie van organisatie. Je moet een goede planning opstellen. Daarna moet je die planning gewoon volgen en wordt het een gewoonte. Voor mijn studies krijg ik ook hulp van buitenaf.’
Naar: ‘Blokken met wereldkampioene Nafi Thiam’, www.redbull.com
Gezonde hersenen zorgen voor een goede lichamelijke en geestelijke conditie. Het is daarom belangrijk om ze goed te trainen en te stimuleren. Gelukkig bestaan er diverse geheugenspelletjes en die zijn heel leuk.
Naar: www.gezondheidsnet.nl
Spoorlopen blijft probleem
Het aantal meldingen van spoorlopers blijft stijgen. Dat heeft spoorwegmaatschappij Infrabel laten weten. Er vielen zelfs al drie doden en drie zwaargewonden. De spoorwegmaatschappij organiseert al jaren campagnes. Daarmee willen ze de gevaren van spoorlopen duidelijk maken. Overal staan verbodsborden, camera's en waarschuwingen om mensen tegen te houden. De campagnes lijken niet te werken en dat vindt Infrabel heel jammer.
Spoorlopen is levensgevaarlijk, want treinen kunnen niet altijd tijdig remmen. Spoorlopers krijgen daarom een fikse boete!
Naar: www.karrewiet.ketnet.be
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Ik zal vanavond zeker naar de training gaan. Zaterdag is er een wedstrijd. Dat zijn twee enkelvoudige zinnen.
Ik zal vanavond zeker naar de training gaan, want zaterdag is er een wedstijd. Dat is een samengestelde zin. Twee enkelvoudige zinnen kunnen met een verbindingswoord (voegwoord) of een leesteken (komma, dubbele punt, puntkomma) met elkaar verbonden worden.
Andere verbindingswoorden (voegwoorden) die dikwijls gebruikt worden: en, maar, of Voor de verbindingswoorden (voegwoorden) maar en want, schrijf je een komma.
In een tekst vind je een variatie: zowel enkelvoudige als samengestelde zinnen komen aan bod.
OPDRACHT 5 Verbind de zinnen.
1 In de tekst ontbreken enkele verbindingswoorden (voegwoorden). Vul ze aan.
2 Markeer de samengestelde zinnen met nevenschikking.
Streepjesvacht
De tijger staat misschien wel het meest bekend om zijn mooie goudgele, gestreepte vacht. Door zijn strepen kan hij zich goed verstoppen in het bos. Iedere tijger heeft unieke strepen. De meeste tijgers hebben meer dan honderd strepen op hun vacht, de strepen van iedere tijger zijn uniek.
Tijgerbrul
De brul van een tijger is goed te horen, de wilde kat maakt ook ‘infrageluid’. Dat geluid is erg laag. Wij mensen kunnen dat niet horen. Veel andere dieren horen het wel weten zo dat ze moeten maken dat ze wegkomen. Tijgers kunnen met hun infrageluid ook partners lokken. Het lage gebrul is van veel verder weg te horen dan een gewone ‘brul’.
Mensendoder
Mensen staan niet op het menu van tijgers, toch hebben ze de meeste menselijke doden op hun naam staan van alle grote katten, tijgers en mensen leven in sommige gebieden dicht bij elkaar. Enkel oude tijgers met een onvolledig gebit vallen mensen aan. Voor hen zijn wij een makkelijke prooi dacht je van niet?
Naar: ‘Weet je dit al over de tijger?’ www.natgeojunior.nl
©VANIN
3 Markeer de samengestelde zinnen met nevenschikking en onderstreep de passende voegwoorden.
Elektrische fiets steeds populairder, ook bij jongeren
De elektrische fiets raakt steeds meer ingeburgerd en wordt ook vaker gebruikt om ermee naar het werk te fietsen. Dat blijkt uit de fietsbarometer van VAB. Ook bij jongeren wordt de elektrische fiets populairder. Bijna 1 op de 5 eigenaars van een elektrische fiets is jonger dan 35.
Uit de VAB-fietsbarometer blijkt dat het fietsgebruik in Vlaanderen is toegenomen. Vooral voor het woonwerkverkeer grijpt de Vlaming vaker naar de fiets. 26 procent van de fietsers gebruikt zijn of haar fiets om naar het werk te gaan, tegenover 20 procent in 2015. Logischerwijs fietsen we dus ook meer kilometers. In 2015 fietste 17 procent meer dan 2000 kilometer per jaar en nu is dat al bijna verdubbeld tot 30 procent.
De stadsfiets is nog altijd de meest gebruikte fiets om naar het werk te rijden (75 procent). Toch wisselen almaar meer mensen hun stads- of racefiets in voor een elektrische fiets. 16 procent van de werknemers die met de fiets gaan werken, gebruikt daarvoor een elektrische fiets. In 2015 was dat nog 5 procent.
De elektrische fietser blijkt ook steeds jonger te worden. Bijna 1 op de 5 fietsende werknemers jonger dan 35 is in het bezit van een elektrische fiets, maar In 2015 was dat slechts 1 procent en 9 procent van de elektrische fietsers is zelfs jonger dan 25.
Meer fietsers, maar ook meer ongevallen Jammer genoeg is ook het aantal ongevallen gestegen en dat zowel bij elektrische fietsers als bij de gebruikers van stads- en racefietsen. Vooral wie de fiets gebruikt voor woon-werkverkeer loopt een hoger risico op een ongeval. 33 procent van hen had de afgelopen 3 jaar een ongeval, ten opzichte van 23 procent voor vrije tijd. VAB rekent hier ook valpartijen of botsingen tegen obstakels bij.
VAB roept de overheid op om meer aandacht te hebben voor veilige fietsroutes naar het werk. ‘Anders zou dat wel eens kunnen betekenen dat het grote potentieel van de elektrische fiets in het woon-werkverkeer afgeremd wordt’, klinkt het. Dat potentieel is groot, want 55 procent van wie nog geen elektrische fiets heeft, overweegt er een te kopen. Drie jaar geleden was dat 35 procent.
Naar: VRT NWS + 4 Markeer in een andere kleur de samengestelde zinnen met onderschikking, met bijzinnen.
zINNeN bouweN eN varIëreN
OPDRACHT 6 Schrijf op een apart blad een passende, korte tekst.
Gebruik daarbij het beeld en de opgegeven woorden. Elk tekstje bevat minstens één samengestelde zin.
want – en maar – en want – of
©VANIN
Je kunt:
• op een correcte manier enkelvoudige en samengestelde zinnen bouwen;
• verbindingswoorden (voegwoorden) op een correcte manier in zinnen gebruiken;
• van verschillende enkelvoudige zinnen één samengestelde zin maken.
Kruip in je pen
Schrijf een kort, verzonnen nieuwsbericht bij een krantenkop.
orIëNtereN o vur
1 Vorm groepjes van drie of vier. Maak van de krantenkoppen een volwaardige zin. Daarna maak je van die zin een samengestelde zin zoals in dit voorbeeld.
Tientallen mensen dakloos na brand in flatgebouw (maar)
Bv. Tientallen mensen zijn dakloos geworden na een brand in een flatgebouw.
Tientallen mensen zijn dakloos geworden na een brand in een flatgebouw, maar ze zijn ondertussen opgevangen door familie en vrienden.
2 De opdracht bestaat uit verschillende delen.
Deel 1: Lees de krantenkoppen en maak er een vlotte, enkelvoudige zin van. Bouw daarna nog een enkelvoudige zin die past als vervolg op je eerste zin.
Deel 2: Iedereen van de groep kiest twee zinnen.
Deel 3: Een klasgenoot controleert en vervangt enkelvoudige zinnen door samengestelde.
Deel 4: Een ander oefent een controle uit.
uItvoereN
voorbereIdeN ov u r
3 Kies een krantenkop.
Postkaart na 43 jaar op bestemming in Frankrijk (maar)
WARM WEEKEND OP KOMST (EN)
Containerschip vastgelopen in Westerschelde (want)
Supporters zien Brugge al kampioen (of)
Deel 1: Gebruik het aangegeven verbindingswoord (voegwoord) dat tussen haakjes staat. Vorm met de twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin met het verbindingswoord.
Deel 2: Elk groepslid neemt één van de vier zinnen en schrijft er een kort verzonnen stukje bij. Mik op een achttal korte enkelvoudige zinnen. Het wordt een nieuwsbericht bij een krantenkop.
Deel 3: Vervolgens geef je je tekst door aan iemand anders van de groep. Hij controleert jouw tekst op eventuele fouten en herschrijft die zodat er minstens drie samengestelde zinnen in voorkomen. Gebruik dus dezelfde zinnen die je kreeg van het groepslid dat de tekst schreef.
Deel 4: Als de opdracht af is, geef je de nieuwe tekst opnieuw door aan een derde persoon. Die controleert of alles klopt. Overleg eventueel met elkaar bij twijfel.
©VANIN
reflectereN
4 Lees de tekstjes aan elkaar voor en evalueer jezelf en een klasgenoot.
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je maakt van krantenkoppen enkelvoudige zinnen die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken.
Je schrijft bij een startzin of krantenkop een vlotte, correcte, korte tekst. 1
Je beoordeelt op een eerlijke en objectieve manier de tekst van iemand anders.
Je zet een tekst met enkelvoudige zinnen op een correcte manier om in een tekst met een aantal samengestelde zinnen.
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
1
Schrijven kun je leren 4
schrijfplan gebruiken
structuur in de tekst aanbrengen:
VERSLAG SCHRIJVEN
gepaste tijd in de schrijfopdracht kiezen
welke tekst, met welke keNmerkeN?
op communicatieve situatie afstemmen
voor afwisseling zorgen
OPDRACHT 1 Denk samen na over deze drie vragen.
1 Wat is een persoonlijk verslag?
2 Welke delen horen in zo’n verslag?
3 Hoe pak je het schrijven van een persoonlijk verslag aan?
MOPPEN TAPPEN
OPDRACHT 2 Zoek eisen (criteria) voor de schrijfopdracht. Werk per twee of per vier.
©VANIN
1 Lees deze verslagen.
COLLEGETEAM WINT HET BASKETTOERNOOI VOOR SCHOOLPLOEGEN UIT DE EERSTE GRAAD
Ons team begon als favoriet aan het toernooi en ontgoochelde niet.
Onze ploeg won tegen de Middenschool en het VTI. En telkens met duidelijke cijfers. Onze jongens moesten het in de halve finale opnemen tegen de buren van het Lyceum. Een leuke partij tussen twee goed spelende ploegen werd uiteindelijk door onze jongens gewonnen met 34-21. Onze ploeg moest in de laatste wedstrijd opnieuw tegen het VTI spelen en ook ditmaal trokken wij aan het langste eind. Het werd 33-23.
Proficiat aan alle spelers voor hun inzet: Léonard, Yanis, Simon, Ahmed, Wout, Anton, Jarne en Thijs.
SPORTDAG
Op de sportdag vorige week vrijdag zwermden onze leerlingen van de eerste graad uit naar De Gavers in Harelbeke. Dat adembenemende decor nodigt simpelweg uit tot avontuur, sport en spel.
De weergoden waren ons niet echt gunstig gezind. Toch trotseerden onze dappere sportievelingen de kou en waagden ze zich aan ‘de grote sprong’ vanaf de steiger. Kanoën en raften zorgden voor een vleugje competitie. Teamwork was eens te meer de sleutel tot succes!
Geen boom bleek te hoog, geen touw te gevaarlijk, geen hindernis te moeilijk! De vuile was bij thuiskomst vormde daarvan absoluut het bewijs. Ook de leraren deden (soms onder sociale druk ) gewillig mee.
Kortom, we leerden elkaar op vele terreinen kennen en dat nemen we graag vanaf maandag mee terug naar de klas!
2 Aan welke criteria/eisen moet een goed verslag voldoen? Denk ook aan de negen vragen van het communicatiemodel Bedenk en noteer twee criteria:
a een voor de vorm (taal, opbouw …):
b een voor de inhoud:
aaN de slag met eeN schrIjfplaN
OPDRACHT 3 Schrijf een verslag over …
Kies een van de onderwerpen om verder mee te werken. Je klasgenoten zullen je tekst lezen en misschien komt die wel op de website van de school?
Herinner je je …
• de overstap van het basis- naar het secundair onder wijs?
• een eerste toets in het secundair?
• de eerste les geschiedenis, wiskunde, Nederlands, Frans, muziek, lichamelijke opvoeding … (maak een keuze)?
• de kennismak ing met je klasleraar?
• de sportdag?
• de cultuurdag?
OF
• een leuk familiemoment?
• het spannendste wat je ooit meemaakte?
• een moment waarop je echt wel bang was?
• dat moment waarop je iemand verraste?
• een toffe dag/periode met vrienden?
©VANIN
Bereid stap 1 individueel voor. Werk op een apart blad. Daarna overleg je met een klasgenoot.
Stap 1 Verzamelen van informatie, selecteren, ordenen
1 Verzamel ideeën.
a Zoek antwoorden op de vragen wie, wat, wanneer, waar, waarom, hoe?
b Je vertelt iets wat zich vroeger afspeelde: denk dus goed na over welke ‘tijd’ je zult gebruiken. Wees consequent! Waarvoor kies je?
2 In welke volgorde breng je de info in het middendeel (twee alinea’s)?
Vertel de verschillende stappen/gebeurtenissen in een logische volgorde. Zoek verschillende tijdsaanduidingen.
3 Maak keuzes voor de belangrijkste zaken. Bedenk ook wat de anderen graag zouden lezen.
consequent: duidelijk, rechtlijnig
Stap 2 Wat wil je vertellen?
4 Overleg met een klasgenoot wat er wel en niet bij hoort en hoe je het schrijven zult aanpakken.
a Vertel in één minuut wat jij wilt schrijven.
Luister naar wat je buur gaat schrijven. Stel vragen aan elkaar over een ‘deelonderwerp’: bv. over de tijd (wanneer) en/of de plaats (waar).
b Ver tel nu in een minuut hoe je de tekst zult schrijven: wat doe je achtereenvolgens?
Luister naar de aanpak van je buur.
Probeer twee tips te geven die jij als lezer belangrijk vindt.
c Kom tot afspraken: waarvoor kies je?
Stap 3 Hoe ga je alles formuleren?
d Schrijf nu twee alinea’s. Werk op een apart blad, of maak een digitale versie. Houd daarbij rekening met de afspraken en de criteria.
• Breng de hoofdzaken.
• Hoe kun je die goed en duidelijk formuleren?
• Heb je een hulplijn nodig? Het woordenboek of de woordenlijst? Een spellingcorrector? De leraar?
• Herlees wat je geschreven hebt!
Leg die alinea’s voor aan je klasgenoot. Lees dan samen na en stuur elkaar bij.
• Markeer de tijdsaanduidingen als eerste controle.
• Gebruik middelen zoals de spellingcorrector.
• Gebruik de tips en de criteria om aan zelfreflectie te doen: stel elkaar vragen om te zien of je met de criteria aan de slag ging.
©VANIN
e Werk je tekst af met een uitnodigende inleiding en een passend slot.
• Wat hoor t in een inleiding?
• Wat komt in het slot?
• Welke titel kies je?
f Lees eerst de tekst (zelf) na voor je die aan ‘een lezer’ bezorgt. Bekijk nog even deze reflectievragen.
• Wat vind je zelf het beste stukje?
• Wat lijkt er niet zo goed of vlot?
• Wat lijkt nog niet te kloppen?
• Heb je ver teld wat je wou?
• Past je taalgebruik bij een verslag en bij het publiek dat je voor ogen hebt?
• Wat zou je lezer graag over dit onderwerp te weten willen komen?
• Wat wil je met je tekst bereiken? Wat is je tekstdoel? Klopt dat?
• Merk je een logische lijn in je tekst?
g Een k lasgenoot leest jouw tekst en geeft commentaar. Je krijgt zowel positieve feedback als enkele tips. Gebruik daarvoor de vragen uit f. Noteer kort wat je straks gaat herwerken. Dat mag met kernwoorden.
Stap 4 Reviseren op basis van commentaar: nalezen en herschrijven
h Ver werk de commentaar.
• Zou je zelf de tekst lezen na het zien van de titel? Hoe kun je zorgen dat die titel de lezer aantrekt?
• Zou de inleiding meer moeten aanspreken, spannender moeten zijn?
• Pas aan en herschrijf die delen die nodig zijn.
• Werk je digitaal? Zet de spelling- en grammaticacontrole aan. Wees kritisch. woord
reviseren: de tekst beter maken op basis van commentaar/feedback
Stap 5 Verzorgen en publiceren
• Is je tekst klaar voor ‘publicatie’? Verzorg de afwerking: lay-out, spelling en interpunctie, zinnen, het gebruik van de tijd …
• Informeer of je tekst kans maakt om op de website van de school gepubliceerd te worden.
i Vul nu deze evaluatie in, voor jezelf en voor een klasgenoot van de andere groep.
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt de stappen vlot kunnen volgen. 1 2 3 4
Je tekst beantwoordt aan de ‘kenmerken’ (criteria) van een verslag.
Je tekst bevat de hoofdzaken: je hebt verteld wat je wou.
Je tekst is goed gestructureerd en bevat een inleiding, midden en slot.1
Je hebt je tekst aan de tips van je klasgenoot aangepast.
Je kunt feedback en tips formuleren voor een andere leerling.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
Een schrijfplan
Voor het schrijven
1 Nadenken over taalgebruik: beantwoord de vragen van het communicatiemodel.
2 Plannen: een schrijfplan maken verzamelen, selecteren, ordenen verzamelen selecteren ordenen
Wat weet je er al over? Wat zoek je op in boeken en op het internet?
Stel jezelf vragen zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom, waarmee, hoe.
Breng de gegevens van verschillende informatiebronnen samen.
Zoek welke info je kunt gebruiken: wat is (minder) belangrijke info?
Wat past bij je bedoeling en bij je publiek?
Wat wil je schrijven?
Kies een tekst en houd rekening met de kenmerken van die tekst.
In welke volgorde wil je de ‘boodschap’ brengen? Waarmee begin je? Wat staat in het midden? Hoe eindig je? Zorg voor een duidelijke structuur: inleiding –midden (met verschillende alinea’s) – slot (IMS).
Maak een schrijfplan en een kladversie, schrijf een en ander op. Aan welke criteria (eisen) moet de taak voldoen?
Met welke werkpuntjes uit vorige opdrachten moet jij rekening houden?
©VANIN
Tijdens het schrijven
3 Formuleren: schrijven, structureren, herlezen
uitschrijven Schrijf je tekst voor de eerste keer uit: houd rekening met je bedoeling, gebruik je voorbereiding. Heb aandacht voor de inhoud: correct, volledig (zeker de kern), duidelijk, gepast?
Zorg voor een logische samenhang in de tekst, in de alinea’s en in de zinnen. Formuleer zo duidelijk en volledig mogelijk, zodat je lezers goed weten wat je bedoelt. Denk aan de woordkeuze en het taalregister. Schrijf aandachtig: zo maak je minder fouten en hoef je niet opnieuw te beginnen.
Je kunt hulp zoeken voor wat je niet goed geformuleerd krijgt (bij een medeleerling of de leraar).
Herlees geregeld wat je geschreven hebt.
Na het schrijven
4 Reviseren: nalezen en herschrijven nalezen herschrijven
Lees je tekst kritisch na of laat hem nalezen. Controleer de inhoud, de samenhang, de titel, de opbouw of structuur, de formulering (woorden, zinnen …).
Vraag je af of je je doel kunt bereiken.
Bekijk kritisch of en hoe je met vorige werkpuntjes rekening houdt. Verbeter waar nodig.
Herschrijf de tekst die je aan je lezer aflevert. De tekst is: aantrekkelijk – duidelijk – correct – gepast.
5 Verzorgen en publiceren: inhoud – vorm – taalgebruik verzorgen publiceren
Wees precies en zorgzaam. Check ook de leestekens en de spelling.
Verzorg je tekst. Die beantwoordt aan de specifieke tekstkenmerken.
Vraag je af of je het de lezer gemakkelijk hebt gemaakt om jouw tekst te lezen. Je tekst ga je publiceren: je krijgt een ‘echte’ lezer.
Je kunt:
• een verslag schrijven over een gegeven schoolse opdracht;
• structuur aanbrengen in de tekst: IMS (inleiding – midden – slot); feiten t.o.v. meningen; keuze tijd: bepalingen en werkwoordtijd sporen; vasthouden aan de gekozen tijd; gepaste signaalwoorden;
• in opgegeven alinea’s werken;
• correcte zinnen schrijven met een afwisselende zinsbouw;
• je eigen tekst reviseren.
Vertel een mopje over dieren.
De structuur in een mop is erg belangrijk. Pas op het einde mag je de ‘pointe’ of ontknoping brengen.
• Je mop bevat een variatie aan zinnen.
• Je vertelt in de verleden tijd.
• Houd rekening met de opdracht en gebruik het schrijfplan nu als spreekplan.
• Oefen eerst per twee. Geef elkaar tips en feedback.
• Breng je mop dan voor de klas.
1 Hoe vertel je een leuke mop?
Ken je een mop over dieren of zoek je in een boekje met moppen of op internet?
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Werk voor deze opdracht met een plan voor spreken, afgeleid van het schrijfplan.
Noteer op een apart blad wat je doet voor, tijdens en na het spreken.
©VANIN
ov u r
3 Vertel je dierenmop en houd daarbij rekening met de criteria.
uItvoereN ovu r reflectereN
4 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt de stappen van schrijven naar spreken kunnen omzetten. 1 2 3 4
Je tekst beantwoordt aan de ‘kenmerken’ van een mop. 1
Je gebruikt Standaardnederlands.
Je mop is goed gestructureerd: de pointe komt op het einde.
Je kunt feedback en tips formuleren voor een andere leerling.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
Vragen over vragen 5
instructie/vraag/opdracht herkennen en onderzoeken geheugen trainen
antwoorden formuleren
de eNe vraag Is de aNdere NIet
OPDRACHT 1 Lees de vraag en de opdracht.
A Wanneer kookt water?
B Kleur de Schelde blauw.
1 Wat is het verschil tussen A en B?
2 Met welk woord begint vraag A? Markeer.
3 Geef vijf vraagwoorden.
4 Met welk woord begint de opdracht? Onderstreep.
5 Geef vijf instructiewoorden.
Een instructie, een vraag, een opdracht
Welke instructie krijg je? Moet je een vraag beantwoorden of een opdracht uitvoeren?
Een opdracht kan zowel verbaal als non-verbaal zijn.
Verbaal betekent met woorden, non-verbaal zonder woorden, bv. iets vergelijken of iets kleuren.
Vraagwoorden zijn bv. hoe, wanneer … Instructiewoorden zijn bv. markeer, doorstreep
OPDRACHT 2 Ken je de hobby van je buur?
Stel hem enkele vragen: maak twee ja-neevragen en twee w-vragen of vraagwoordvragen
Denk aan het gebruik van hoofdletters en leestekens.
Ja-neevragen:
Ja-neevraag = een vraag waarop je enkel met ja of nee kunt antwoorden. Die vraag begint altijd met de persoonsvorm.
Bv. Lees jij graag strips van Suske en Wiske?
W-vragen of vraagwoordvragen: 1 2
W-vraag of vraagwoordvraag = een vraag die begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom (= w-vraag), hoe … Het antwoord op die vraag is uitgebreider.
Bv. Waar lees jij het liefst?
OPDRACHT 3 Bestudeer nog meer soorten vragen.
1 Maak een keuze: werk met een van de drie teksten hieronder of met een tekst van een ander vak. Neem de taak van je leraar een keertje over en stel vier vragen over de tekst. Schuif de tekst en de vragen door naar je buur, hij noteert de antwoorden.
©VANIN
a Neem een boek of cursus van een van de vakken die je vandaag hebt.
b Werk met de teksten op deze en de volgende pagina.
c Stel deze vier soorten vragen. Noteer die op een apart blad. Laat plaats om een antwoord te noteren.
A een ja-neevraag
B een vraagwoordvraag
C een meervoudige vraag
D een meerkeuzevraag
1 Weersverwachting voor vandaag en volgende nacht
Vandaag is het eerst overal zwaarbewolkt tot betrokken. In het zuidoosten kan er wat lichte regen vallen, gevolgd door enkele buien. Elders kunnen er na de middag plaatselijk enkele buien vallen. Een lokaal onweer is daarbij niet uitgesloten. Tegen het einde van de middag verschijnen er in het westen wat meer opklaringen. De maxima liggen tussen 18 graden in de Ardennen en 22 graden in de Kempen bij een matige en aan de kust soms vrij krachtige wind die draait van zuid naar zuidwest.
Vanavond zijn er afwisselend buien, mogelijk met onweer, en enkele opklaringen. Vooral na middernacht zijn er over heel het land onweersbuien mogelijk. Plaatselijk kunnen de buien hevig zijn. De temperaturen dalen naar waarden tussen 15 en 17 graden. De wind is meestal matig en aan de kust soms vrij krachtig uit zuid tot zuidwest.
Naar: www.meteo.be
2
Weersverwachting voor morgen vrijdag
Vrijdag krijgen we 's ochtends perioden van lichte regen in de noordelijke helft van het land en nog enkele (onweers)buien in het zuiden. Na de middag neemt de buienneiging geleidelijk af vanuit het westen en verschijnen er stilaan brede opklaringen. Tussen de opklaringen door kan er her en der wel nog een bui vallen. De kans daarop is het grootst in het zuidoosten van het land. De maxima schommelen tussen 17 graden in de Hoge Ardennen en 21 of 22 graden in het centrum. De zuidwestenwind waait matig, aan zee vrij krachtig.
Vrijdagavond zijn er mogelijk nog enkele buitjes in het zuidoosten. Elders is het droog. 's Nachts wordt het meestal licht- tot halfbewolkt. Tegen de ochtend komt er vanuit het westen meer bewolking en kan er een spatje regen vallen aan de kust. De minima liggen tussen 8 en 15 graden bij een meestal matige zuidwester.
Naar: www.meteo.be
3 Heel wat Vlamingen bewegen te weinig om gezond te zijn, want gezond bewegen is meer dan slenteren of kuieren.
Nochtans is stevig wandelen, recreatief zwemmen of fietsen haalbaar voor velen en goed voor lichaam én geest.
Matig intensief bewegen levert je meer gezondheidsvoordeel op dan licht intensieve bewegingen: zowel fysiek als mentaal. Beweeg dagelijks dus ook een stukje aan matige intensiteit.
Je vindt deze manier van bewegen terug in de middelste groene zone van de bewegingsdriehoek. De bewegingsintensiteit van de lagen eronder en erboven is respectievelijk lager en hoger.
Wat is matig intensief bewegen?
Op de figuur zie je twee cirkelhelften. De bovenste helft staat voor lang stilzitten of ‘sedentair gedrag’, de andere helft geeft de drie vormen van lichaamsbeweging weer.
Matig intensief bewegen, wat doet dat met je?
Je gaat sneller ademen, dat noemen we aeroob bewegen.
Je hart slaat sneller.
Je bent niet buiten adem.
Je kunt nog gewoon praten.
Moet je sporten om matig intensief te bewegen? Nee, zeker niet. Sporten kan matig intensief zijn, maar doe je in je vrije tijd en heb je meestal gepland. Het verschil met licht intensief bewegen? Bij matig intensief bewegen kan je nog praten, maar een liedje zingen lukt al moeilijker. Wist je dat je ook in je dagelijkse leven vaker matig intensief beweegt dan je denkt?
Enkele voorbeelden:
fietsen naar school of het werk – harken in de tuin
ramen wassen
©VANIN
Denk dus niet dat je buitengewone inspanningen moet doen: voldoende matig intensieve beweging levert je al heel wat gezondheidsvoordeel op.
Naar: gezondleven.be
2 Bespreek de vragen per twee na de oefening.
a Zijn alle vragen duidelijk beantwoord en krijg je de antwoorden die je verwacht? Waarom / waarom niet?
b Welke vragen zijn moeilijk op te stellen? Waarom?
c Welke zijn moeilijk te beantwoorden? Waarom?
3 Noteer nu zelf een besluit: wat is een meervoudige vraag en wat is een meerkeuzevraag?
vraag eN aNtwoord
m Hoeveel landen behoren tot de Europese Unie? 13 in een bepaalde volgorde zetten abcdefghijklm 2
OPDRACHT 4 Markeer de vraagwoorden of de instructiewoorden.
Combineer de twee kolommen. Wat wordt er verwacht?
a Hoe verklaren wetenschappers de werking van de zwaartekracht?
b Waar ligt Suriname?
c Rangschik de namen alfabetisch.
1 zeggen hoe het werkt
2 een naam geven
3 een definitie geven
d Duid in de afbeelding de stamper in de bloem aan. 4 je mening geven
e Leg uit hoe je een nieuw contact kunt opnemen op je smartphone.
f Som de provincies van België op.
g Waarom worden baby’s ingeënt tegen een reeks ziektes?
5 een plaats aangeven, lokaliseren
6 duidelijk maken waarom het zo is
7 een opsomming geven (zonder uitleg)
h Hoe noem je iemand die huidziektes onderzoekt? 8 een oorzaak/reden geven
i Wat is een lijnstuk?
j Wat vind je van de nieuwste strip van Suske en Wiske?
9 de juiste term geven
10 een kruisje, letter, symbool op een afbeelding plaatsen
k Wanneer eindigde de Eerste Wereldoorlog? 11 een tijdstip geven
l Wie is de eerste minister van ons land?
12 een getal geven
lokaliseren: bepalen waar iets zich bevindt woord
OPDRACHT 5 Hoe ziet het antwoord eruit? Bespreek mondeling.
Bv. Hoelang duurde de Eerste Wereldoorlog? Het antwoord geeft een periode: aantal jaren.
1 Waarmee kun je de lengte meten?
2 Teken bovenaan het blad een driehoek ABC.
3 Leg uit: groenten blancheren.
4 Noteer de naam van drie auteurs die nu een boek in de Kinder- en Jeugdjury hebben.
5 Wie is de nieuwe trainer van de eerste ploeg?
6 Hoeveel dagen telt februari in een schrikkeljaar?
7 Wanneer star t het eerste lesuur na de middag?
8 Zet in de juiste volgorde, rangschik van klein naar groot: 0.15 – 1.5 – 15 – 0.3
9 Welke drie delen vind je altijd in een goede tekst terug? Vink aan.
O inleiding
O titel
O illustratie
O slot
O tussentitel
O alinea
O midden
Markeer het vraagwoord of instructiewoord.
10 Welk woord past bij welk vak? Koppel de woorden met de vakken door de passende bolletjes met elkaar te verbinden.
een passer O O aardrijkskunde een atlas O O wiskunde de beschaving O O techniek energie O O geschiedenis werkwoorden O O Nederlands
©VANIN
Vraag bepaalt opbouw van antwoord
Je antwoord bestaat uit evenveel delen als er vraagwoorden of instructiewoorden zijn.
Bepaalde vraagwoorden hebben vaste antwoordvormen. De informatie in het antwoord is aan het vraagwoord gekoppeld.
Waarom? reden, oorzaak
Waar? plaats
Wie? naam/persoon
Wanneer? tijdsaanduiding, periode
De relatie tussen de vraag en het antwoord
Afhankelijk van de soort vraag pas je jouw manier van antwoorden aan. Ontleed de vraag voor je een antwoord formuleert!
O Welk vraagwoord/instructiewoord staat er?
Hoeveel delen komen er in het antwoord?
V Wat moet zeker in je antwoord komen?
Wat heb je nodig om je opdracht uit te voeren?
U Formuleer het antwoord of voer de opdracht uit.
R Controleer de vorige drie stappen.
Nog meer schooltaal …
OPDRACHT 6 Wat betekent het?
Leid de betekenis van de cursief gedrukte woorden af uit de context van de zin. Zoek nadien pas de betekenis op in het woordenboek. Noteer alleen de betekenis die in de zin past.
1 Ik heb je vraag niet goed begrepen. Formuleer je ze eens opnieuw?
Formuleren betekent:
2 Je zult een goede verklaring moeten hebben waarom je te laat bent!
Verklaring betekent:
3 Illustreer je antwoord met een voorbeeld uit de les.
Illustreren betekent:
4 Als huiswerk schematiseer je de tekst die we tijdens de les lazen.
Schematiseren betekent:
5 Vergelijk de grafieken.
Vergelijken betekent:
OPDRACHT 7 Ontleed de vraag of opdracht.
1 Wat bedoelt je leraar geschiedenis?
a Geef de kenmerken van de gotische kunst.
b In de les van vandaag behandelen we het ontstaan van de middeleeuwse stad.
c Geef drie oorzaken van de bevolkingsdaling in de 14de eeuw.
2 Wat bedoelt je leraar Nederlands?
a Je moet dringend je schrijfwijze verzorgen.
b Het onder werp van je spreekopdracht mag je zelf kiezen.
c Ik maak geen onderscheid tussen de meisjes en de jongens in de klas. Iedereen is gelijk.
3 Wat bedoelt je leraar wiskunde?
a Vergeet niet al je gegevens te controleren voor je die berekening maakt.
b Bewijs mij dat je voor deze toets gestudeerd hebt.
4 Wat bedoelt je k lasleraar?
a Ik wil elke week in de agenda een overzicht zien van alle resultaten.
b Wat concludeer je na de aanmerking in je agenda van je leraar techniek?
Je kunt:
• een vraag of opdracht correct lezen;
• de informatie uit de vraag gebruiken om het antwoord te formuleren;
• een juist en volledig antwoord formuleren;
• verschillende soor ten vragen herkennen.
Geheugenwerk trainen
Zoek ezelsbruggetjes om moeilijk te onthouden zaken beter in je geheugen te krijgen. Eerst leren en dan vlot vragen en opdrachten kunnen aanpakken ...
1 Wat is een ezelsbruggetje?
2 Krijg je van een leraar soms een ezelsbruggetje aangereikt? Voor welk vak? Geef hier een voorbeeld.
orIëNtereN o vur o v ur
3 Waar kun je ezelsbruggetjes vinden? Noteer een bron die je raadpleegt. Selecteer de meest geschikte bronnen.
uItvoereN
voorbereIdeN ov u r
4 Zoek voor drie verschillende vakken minstens één ezelsbruggetje en noteer dat op een apar t blad. Noteer er het vak bij en de bron. Probeer ook het verband te verklaren. Bv. Om te concurreren moet je met zijn tweeën zijn. Je kunt niet met jezelf concurreren, daarom schrijf je meer dan één r.
5 Heb je zelf al een ezelsbruggetje gemaakt? Deel dat met je klasgenoten. Noteer dat ook.
6 Stel een (toets)vraag waarbij je minstens een van de ezelsbruggetjes kunt gebruiken.
reflectereN
7 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij
Je kunt websites vinden met ezelsbruggetjes.
Je noteert de bron van de geselecteerde websites.
Werkpuntje voor jezelf:
concurreren: wedijveren woord ovu r
1 2 3 4
1 2 3 4
Welke taal gebruik jij?
Over taalvariatie 6
afkortingen begrijpen en gebruiken
taalvariatie of taalvariëteit (h)erkennen
begrIjp je de boodschap?
formeel en informeel taalgebruik gepast inzetten: dialect of Standaardnederlands
OPDRACHT 1 Bekijk, lees, beluister deze fragmenten.
1 Denk aan de vragen van het communicatiemodel
Gericht kijken, luisteren en lezen doe je aan de hand van vragen.
• Wie is de zender/ontvanger?
• Wat is de boodschap?
• Waarover zou de boodschap gaan?
• Wat is de bedoeling?
AAls we kussen, dan geven we een pieper.’
Als we werken, dan doen we deure.
Als we prutsen, dan zijn we aan tjoolen. Als we voortdoen, dan geven we sjette.
En als we westvlaanderen, dan doen we dat met hart en ziel.
C'Ma ge kunt ni zonder, hè?'
afkortingenlijst OPSTELLEN
D ‘Ek verkuup verscheilende sorten alme, gelijk tournaviezn, liern, okkers, moar uuk dingn veur de lochting, gelijk kurtwoans en rikkn.’
‘Ik wil vanavond eens flink boozen en shaken!’ F ‘Heb jij al een pinpas om te pinnen?’
G
‘Aangezien wij aanstaande week tien jaar gehuwd zijn, nodigen wij u alsook uw par tner uit op een diner in onze woonst.’
©VANIN
H ‘Of m.a.w. d.w.z. dat we e.e.a. zullen krijgen.’
I ’t Is 4U.’
J K
Brabants Hollands Limburgs skon mooi sjoon gère graaggaer gelijk zoals, direct wie, geliek mee met, meteen mit gij jij geer, doe wijd ver wied neì nieuw nuuj, nuud
2 Begrijp je elke boodschap en waar zit volgens jou het probleem?
3 Wanneer is een dialect spreken volgens jou geen probleem?
4 a Welke woorden uit deze voorbeelden gebruiken jongeren als ze met elkaar communiceren?
b Geef zelf enkele voorbeelden van jongerentaal.
c Wanneer gebruik jij jongerentaal? Wanneer zeker niet? Waarom is dat zo?
5 In welke situaties is het gebruik van standaardtaal belangrijk? Geef minstens drie voorbeelden. Denk aan de negen vragen van het communicatiemodel.
6 a Waar voor staan deze afkortingen: m.a.w. – d.w.z. – e.e.a.?
b Wanneer gebruik jij zelf afkortingen?
c Welke afspraken kun je maken over het gebruik van afkortingen op school?
Afkortingen
Een afkorting is een verzamelnaam voor woorden die niet volledig geschreven worden.
De officiële afkortingen worden op die manier ingedeeld. De juiste schrijfwijze van officiële afkortingen kun je opzoeken in het woordenboek.
‘Eigen’ afkortingen kun je gebruiken als je (snel) notities wilt nemen.
kan en mag het kOrter?
OPDRACHT 2 Lees de uitleg over de soorten afkortingen.
Vul zelf minstens twee voorbeelden aan in de laatste kolom.
NAAM VERKORTE SCHRIJFWIJZE VANSCHRIJFWIJZE VOORBEELD (echte) afkortingen woord dat of woordgroep die we bij het lezen vervangen door volledige woorden met punt(en)
symbolen (inter)nationaal vastgelegde schrijfwijze voor begrippen zonder punt(en)
initiaalwoorden woorden die je als een reeks letters uitspreekt zonder punt(en)
letterwoorden woorden die je als een woord uitspreekt zonder punt(en)
verkortingen woord(groep) waarvan een of meer woorddelen weggelaten wordt zonder punt(en)
hOe mOet het?
OPDRACHT 3 Bekijk de communicatieve contexten.
1 Bespreek ze eerst per twee.
a Wie is er in gesprek? Waarover zou het gesprek kunnen gaan? Welke taal gebruiken ze?
Welke gesprekken horen bij elkaar?
Wie is er in gesprek?
Welk soort gesprek voeren ze? Markeer. ernstig gesprek / losse babbel ernstig gesprek / losse babbel
Welke taal gebruiken ze? Markeer. dialect / Standaardnederlandsdialect / Standaardnederlands
c Noteer boven de tweede en derde kolom of het om een formele of informele communicatieve situatie of context gaat.
©VANIN
d Werk in duo’s. Zoek samen een context waarin jullie:
- een formeel gesprek voeren;
- een informeel gesprek voeren.
A Welke gesprekspartners zijn er betrokken?
B Welk taalregister gebruiken jullie?
C Waar gaat jullie voorkeur naar uit: mondelinge of schriftelijke interactie?
D Bespreek met een ander duo jullie gekozen contexten.
E Klopt er volgens jullie iets niet, vraag het dan aan de leraar.
2 Bekijk de twee brieven. Let op de uiterlijke verschillen. Vul daarna de tabel aan: markeer wat klopt.
A BKaat Janssens
Leuvensesteenweg 44 1800 VILVOORDE
Reizen Delmonte
Brouckèreplein 6 1000 BRUSSEL
Vilvoorde, 20 juli 2019
Reis naar Oostenrijk van 10 tot 19 juli 2019
Geachte heer of mevrouw Graag wil ik u danken voor de goede organisatie van de fietsreis in Oostenrijk. Zoals u in het bijgevoegde beoordelingskaartje kunt lezen, ben ik erg tevreden over de reis. Toch zou ik graag twee punten willen signaleren waarover ik minder te spreken ben Toen ik de reis in uw kantoor in Vilvoorde boekte, stond op de boekingsdocumenten dat de treinreis niet meer afzonderlijk geboekt hoefde te worden.
Toen ik twee weken later de reisdocumenten kreeg, bleek dat we toch nog met het reisbureau contact moesten opnemen om de treinreis te regelen. Ik heb daarna drie keer moeten bellen voordat het duidelijk werd dat de treinreis al geregeld was Voorts wi ik melden dat de reisbrochure geen precies overzicht geeft van wat in de reis begrepen is. Zo was het voor ons niet duidelijk of de lunchpakketten wel of niet bij de reissom inbegrepen waren.
Met vriendelijke groeten
Kaat Janssens
Bijlage: beoordelingskaartje
Wie schrijft naar wie?
brief A brief B
Zender en ontvanger kennen elkaar wel / niet.
Zender en ontvanger kennen elkaar wel / niet.
Wat is de bedoeling van de zender? informeren / overtuigen / ontroeren / ontspannen informeren / overtuigen / ontroeren / ontspannen
Welk soort brief stuurt de zender? zakelijke / persoonlijke brief zakelijke / persoonlijke brief
Welke taal (kunnen) ze gebruiken? dialect / Standaardnederlands dialect / Standaardnederlands
©VANIN
Gepaste taal: formeel en informeel
Schrijven naar of spreken met een vriend(in) kan heel informeel. Je hoeft je niet aan allerlei afspraken te houden. De taal of de vorm van de boodschap kun je vrij kiezen, het kan in het dialect of in standaardtaal. Er bestaan ook veel vormen van tussentaal
Anders is het als je bijvoorbeeld de leraar of de directeur aanspreekt. Dan houd je je beter aan de strikte omgangsvormen: dat is een formele situatie en dan gebruik je Standaardnederlands
Wanneer je een tekst schrijft, houd je o.a. rekening met:
• de ontvanger : naar wie schrijf je?
• de bedoeling: wat wil je bereiken?
• de boodschap: wat wil je ver tellen?
• het uitzicht van de tekst.
• de manier waarop je de boodschap brengt.
OPDRACHT 4 Lees de zinnen.
1 In elke zin staat een vetgedrukt woord. Markeer schrijftaal of spreektaal in de tweede kolom. Noteer in de derde kolom de andere taalvariëteit.
ZIN
1 Op het einde van de dag krijg ik goesting om naar televisie te kijken.
2 Aanvankelijk was hij de beste van de ploeg.
3 Zend hem maar naar de bibliotheek met zijn boek: hij zal zelf de boete moeten betalen.
4 Ze was te laat: ze kreeg echter geen uitbrander.
5 Hij kocht naast sportschoenen tevens een nieuw trainingspak.
6 We hadden het nieuwtje reeds opgevangen.
7 Dat is een machtige prestatie.
8 Hij probeerde zijn tijd op de 100 m te verbeteren.
9 Opgelucht deelde de trainer zijn ploeg het eindresultaat mede
10 Vermits je onvoldoende oefent, zouden je cijfers kunnen tegenvallen.
SCHRIJFTAAL OF SPREEKTAAL? ANDERE TAALVARIËTEIT
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
schrijftaal / spreektaal
2 Wat gebruik je wanneer? Zul jij bepaalde woorden die schrijftaal zijn zelf gebruiken?
3 Welke spreektaalwoorden uit het vorige lijstje zul jij bij voorkeur ook in een vlotte tekst gebruiken? Noteer de nummers van de zinnen.
4 Onderstreep de schrijftaal in de zin. Hoe zou jij die aanpassen? Formuleer een voorstel. Vergelijk dan met je buur.
a Ik ben verheugd je te zien.
b Het waaide dusdanig dat we maar thuis bleven.
c Ze k regen al snel onenigheid.
d Dat geldt op heden tevens voor je broer.
©VANIN
de omgangsvorm: de manier waarop mensen met elkaar omgaan woord
Taalvariëteit: schrijftaal en spreektaal
Taal kan variëren en hangt af van de persoon tot wie jij je richt, de plaats waar jij je bevindt, de bedoeling … of van de communicatieve situatie of context.
Taal bestaat uit verschillende taalvariëteiten
Alle taalvariëteiten van het Standaardnederlands die vooral in geschreven teksten voorkomen, noem je ‘schrijftaal ’.
Alle taalvariëteiten die je vooral in de gesproken taal terugvindt, noem je ‘spreektaal ’. De begrippen ‘schrijftaal’ en ‘spreektaal’, ‘geschreven taal’ en ‘gesproken taal’ worden door elkaar gebruikt. Het onderscheid tussen spreektaal en schrijftaal komt in grote mate overeen met het onderscheid tussen informeel en formeel taalgebruik.
OPDRACHT 5 Onderzoek deze situaties. Welk register gebruik je het best?
A Je komt te laat aan op school: problemen door een staking bij de busmaatschappij. Je verontschuldigt je bij het binnenkomen in de les wiskunde.
Kies een register: formeel – informeel / dialect – tussentaal – Standaardnederlands
Formuleer een zin:
©VANIN
B Je plande om samen met vrienden te gaan bowlen. Je voelt je wat ziekjes.
Kies een register: formeel – informeel / dialect – tussentaal – Standaardnederlands
Formuleer een boodschap:
Je kunt:
• in een gepaste communicatieve situatie of context verschillende soorten afkortingen gebruiken;
• het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik aangeven;
• taalvariëteiten herkennen en het verschil aangeven tussen geschreven en gesproken taal en tussen dialect, tussentaal en standaardtaal;
• je taal aanpassen aan de ontvanger en het spreekdoel.
Op zoek naar afkortingen
Je stelt een lijst op met minstens vijftien afkortingen.
1 Maak een keuze:
orIëNtereN o vur o v ur
• een lijst met afkor tingen die in bepaalde vakken voorkomen
• een lijst van afkor tingen die jij in je communicatie gebruikt (sms, chat …) en nu aan je grootouders wilt leren
2 Doe een brainstormoefening: verzamel de afkortingen, selecteer er vijftien en noteer de verklaring ernaast.
3 Zoek naar een interessante indeling (bv. per vak, per thema, per soort …).
voorbereIdeN ov u r
4 Je ontwerpt een bruikbaar instrument dat verschillende keren als een soort geheugensteuntje gebruikt kan worden. Wees creatief!
5 Breng dat mee naar de k las. In groepen van drie of vier stel je jouw werk voor. Tijdens de voorstelling gebruik je Standaardnederlands.
reflectereN
uItvoereN ovu r
6 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt vijftien afkortingen met hun verklaring genoteerd. 1 2 3 4 1 2 3 4
Je gebruikt een gepaste indeling. 1 2 3 4 1 2 3 4
Het resultaat is een creatief ontwerp.
Tijdens het groepswerk gebruik je Standaardnederlands.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
©VANIN
het instrument: een tool of hulpmiddel; wat gebruikt wordt om een doel te bereiken, gereedschap … woord
Uitdaging: waag een gokje! quiz je mee?
orIëNtereN o vur
1 In dit deel leerde je heel wat over instructietaal, over soorten vragen, over de verleden tijd en het voltooid deelwoord en ook wat over taalvariëteiten. Dat oefen je verder in op een creatieve en communicatieve manier.
voorbereIdeN
o v ur
2 Maak eerst de oefeningen op diddit om alles grondig in te oefenen.
uItvoereN
Waag een gokje!
ov u r
3 Ga nu aan de slag. Een leerling kiest een beeld. De klas raadt het beeld door hem janeevragen te stellen. Iedereen bedenkt enkele ja-neevragen. De leraar duidt aan wie een vraag mag stellen. Wie denkt dat hij het antwoord weet, staat recht. Je krijgt slechts één kans om een gok te wagen. Als het antwoord klopt, ben jij de volgende om een beeld te kiezen. Zo niet, dan blijf je vragen stellen tot iemand het correcte antwoord kan geven. Gebruik beelden zoals deze. Die zijn duidelijk en iedereen kent ze.
Wie of waar ben ik?
Noteer de naam van een plaats of een persoon op een blaadje. Toon dat niet aan de klas. Eén leerling komt vooraan in de klas en geeft antwoorden. De klas stelt vragen en moet de plaats of de persoon achterhalen.
Variant 1: Er worden enkel ja-neevragen gesteld.
Variant 2: Er worden ook vraagwoordvragen gesteld.
Aandachtspunt: de leerling voor de klas moet kort antwoorden en zo weinig mogelijk verklappen.
Aan het woord over een woord
Werk in groepjes van drie of vier leerlingen. Verknip de woordkaart die je van de leraar krijgt. Leg de blanco zijde naar boven gericht. Kies om beurten een kaart.
Geef uitleg over het woord op de kaart. De andere groepsleden raden het woord.
©VANIN
de variant: een vorm die enigszins van de gewone afwijkt
uItvoereN
Bv. auto
ov u r
– Dit voor werp zie je elke dag als je naar school fietst.
– Het is vrij groot en ook vrij duur.
– Je hebt het in diverse vormen en kleuren.
Als je begint met 'het heeft vier wielen', dan raadt de klas het meteen. Vermijd dat.
De miniquiz
Geef niet te snel te veel informatie prijs. Vertel eerst heel algemene zaken.
Organiseer een miniquiz! Vorm groepjes van drie leerlingen. Je leraar duidt een groep aan die tegen je groep speelt en geeft instructies over hoe je deze miniquiz zult spelen.
– Zorg voor een ondoorzichtig zakje of een doos waarin je kleine kaartjes kunt stoppen. Verknip de woordenkaart en leg de kaartjes met de blanco zijde naar boven.
– Elke groep kiest om beurten een kaartje. Verdeel alle kaartjes.
– Ver volgens zoekt elke groep passende vragen bij de woorden die op het kaartje staan. Het antwoord op de vraag mag maar uit één woord bestaan. Dat is het woord op het kaartje.
– Beide groepen stoppen hun kaartjes in hun doos.
–
Elke groep komt om beurten aan het woord.
– Ofwel raadt enkel de leerling die het kaartje trekt het antwoord, ofwel mag je samen zoeken. Bepaal dat vooraf.
– Houd de stand bij.
©VANIN
reflectereN
4 Hoe ging het?
ovu r
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je stelt duidelijke en correcte ja-neevragen en vraagwoordvragen. 1
Je beoordeelt de gestelde vragen en je verbetert die indien nodig. 1
Je omschrijft woorden correct en duidelijk. 1
Je neemt op een ernstige en eerlijke manier deel aan een miniquiz. 1 2 3 4 1 2 3 4
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Gebruik elk woord uit het lijstje één keer.
markeren – barrière – stokpaardje – uitdijen – revisie – consequent – ratatouille – lokale – psychologisch –concluderen – fascinerend
1 een bijvoeglijk naamwoord dat past bij ‘… handelen’
2 een synoniem voor ‘toenemen’
3 een woord voor je geliefkoosde onderwerp
4 een woord dat bij past bij ‘de … recherche’
5 twee instructiewoorden
6 een ander woord voor ‘herziening’
7 een woord dat men gebruikt voor ‘mengelmoes’
8 een woord dat bij past ‘iemand … bijstaan’
9 een ander woord voor ‘belemmering’
10 een antoniem voor ‘saai, onaantrekkelijk’
OPDRACHT 2 Zoek drie verbanden aan de hand van drie trefwoorden.
tikfout zien hulpmiddel vangarm tool nalezen spelfout zien octopus gereedschap beweeglijk
hondje in de bergen kwispelstaarten weergalm geestelijke gezondheid geluid geen arts zindelijkheidstraining burn-out
OPDRACHT 3 ‘Trainen’ gebruiken we ook in andere talen. Rangschik deze woorden bij ‘hun’ taal.
crèche – mailen – failliet – chatten – deadline – charmant – trottoir – ballerina – siësta – terracotta – gamba –outfit – paella – maffia – commando – blanco
Engels Frans Italiaans Spaans
De laatste ronde
OPDRACHT 4 Bouw bruggen. Zoek de woorden die passen bij de omschrijvingen. De laatste letter van woord a = de eerste letter van woord b enzovoort.
1 a onderdeel van een soort b beweeglijk orgaan waarmee organismen hun prooi vangen c plaatselijk
2 a bont allegaartje b hoorbare terugkaatsing van geluid c manier waarop mensen met elk aar omgaan
OPDRACHT 5 Bekijk deze vier activiteiten die je pas na veel trainen echt onder de knie hebt.
Kies minstens twee foto’s. Noteer er een passend onderschrift bij. Gebruik in je onderschrift zeker één woord uit elke rij. Zoek de betekenis van moeilijke woorden op.
Rij 1: diabolo – Rubiks kubus – kalligrafie – bottle flip
Rij 2: oefenen – minutieus – coördinatie – engelengeduld – breinbreker – gelukstreffer
OPDRACHT 6 Combineer de cijfers en letters.
Welk woord past het best bij het synoniem van ‘trainen’?
dresseren opleiden coachen africhten klaarstomenrepeteren A B C D E F agent debutant paard tekst hond ploeg
deel 5 verleiden
1 Bekijk het beeld. Beschrijf wat je ziet. Wat zie je niet? Wat zou er gebeuren?
2 Waarover zou het gesprek kunnen gaan? Wat wordt er gezegd? Waar bevinden beiden zich? Verzin een plaats.
3 Bestudeer ook de houding en de mimiek van beiden.
4 Welke verhalen ken je waarin een appel een rol speelt?
5 Waaraan denk je bij het woord ‘appel’?
Werk per twee en zoek zo snel mogelijk elk twaalf woorden die volgens jou met appel te maken hebben.
Stel per twee jullie keuze voor aan de klas.
6 Wie of wat wil de fotograaf benadrukken? Hoe doet hij dat? Zijn kleuren hier belangrijk?
Welke kleuren spelen een rol?
©VANIN
de mimiek: de gezichtsuitdrukking woord
ZEEHONDEN
kOen d ’Haene
Haroen en Tessa zwaaien opgelucht naar de toeristen op de huifkar die weer in de richting van het strandpaviljoen over het zand hobbelt. Oef! Het voorbije half uur verstoorden joelende kinderen en hun veel te luid roepende ouders de rust op het eiland. Haroen en Tessa zijn helemaal te voet gekomen. Ze liepen drie uur op de grens van zand en water en genoten van de zon, de wind en de zee.
En van elkaar. ‘Zou hij nu ook verliefd op mij zijn?’ dacht Tessa. Ze durfde zijn hand niet vastnemen. Dat is iets voor oude mensen. Haar ouders doen het weleens, hand in hand door de stad wandelen. Meestal schaamt ze zich dan en gaat ze snel wat verder lopen.
De plaats waar ze langs liepen, heette Cupido’s polder en dat vond ze heel romantisch. Maar hem een hand geven … Mmmm, toch maar niet. Straks misschien, als ze helemaal alleen zouden zijn. En als ze durft.
Maar toen kwamen die vervelende toeristen en bleven ze zwijgend en verveeld over het strand lopen.
Schelpjes zoeken.
‘Kijk, daar in de verte zie je de vuurtoren van Ameland’, zegt Haroen als het weer stil is. Het is het sein voor Tessa om weer dicht bij hem te lopen.
‘Als je goed naar de stroming kijkt, zie je een rimpeling op de plaats waar de twee zeeën tegen elkaar botsen. Het water van de Noordzee is net wat krachtiger dan dat van de Waddenzee.’
Haroen gaat op zijn knieën zitten en Tessa voelt kriebels in haar buik als ze zich naast hem vlijt.
Ineens legt hij een vinger op haar mond en wijst met zijn andere hand naar een verre plaats in zee.
‘Kijk eens …’ fluistert hij. ‘Daar, honderd meter verder, in de richting van de vuurtoren. Zeehonden!’
Ineens zijn de kriebels weg en in een flits staat Tessa recht. Ze is gek van zeehonden. Ze tuurt in de verte.
Zouden die zwarte stippen dan echt …?
‘Ik zie alleen zwarte stippen … Dat zijn scholeksters, toch?’
‘Neen …’ zegt hij. ‘Het zijn zeehonden. Ben ik zeker van. Ze liggen te zonnen op de zandbank. Wacht.’
Hij neemt zijn smartphone, maakt zoemend een foto en geeft haar het toestel.
‘Kijk maar.’
Tessa kijkt naar de stippen.
‘Mmmm … Scholeksters. Net zoals we er op onze tocht wel honderd hebben gezien. Die vogels met hun akelige gekrijs.’
Haroen kijkt ontgoocheld.
‘Het zijn echt zeehonden … Wacht …’
Hij neemt zijn rugzak af, plaatst hem naast haar en doet zijn sportschoenen uit.
‘Wat ga je doen?’
‘Ik laat je de zeehonden zien’, zegt hij.
Zonder omkijken stapt hij in de richting van de verre zandbank. Het water komt snel tot bij zijn knieën.
‘Je komt niet zover, hoor’, roept Tessa tegen de wind in.
‘Jawel’, hoort ze vaag.
Hij loopt verder de zee in, zijn smartphone hoog boven zich. Nu en dan blijft hij staan en kijkt hij door het toestel in de richting van de zandbank. Het toestel klikt en hij gaat verder.
Het water reikt stilaan tot zijn middel. Waar hij nu is, verandert het kabbelende water in een deinende stroming. De golven komen boven zijn navel, maar het houdt hem niet tegen.
het paviljoen: lichtgebouwd huisje of overdekte stellage in parken, op festivalterreinen joelen: luid en uitbundig roepen romantisch: dromerig, zonder rekening te houden met de werkelijkheid vlijen: zachtjes neerleggen kabbelen: zachtjes golven deinen: langzaam op en neer gaan
Ineens blijft hij staan. Ze ziet hem aarzelen om nog verder te gaan en ze merkt snel waarom. Een stap verder en het water komt tot aan zijn kin. Er moet een diepe slenk zijn daar. De waddenkust is erg verraderlijk, zeker aan het einde van het eiland bij de botsende stromingen. En het is vloed, dan moet je nog meer oppassen.
Haroen aarzelt. Hij blijft staan en kijkt achter zich. Hij schat de afstand in en zet dan aarzelend een stap.
‘Nee, doe het nou niet!’ schreeuwt Tessa.
Ze kijkt ontzet naar hem. Hij struikelt, staat weer even rechtop, zet strompelend door het water enkele stappen achteruit. Ineens reikt het water nog nauwelijks tot aan zijn middel.
‘Kom snel terug!’ roept ze. ‘Ik geloof je wel, hoor. Het zijn zeehonden, geen scholeksters!’
Haroen hoort haar niet. Hij keert zich weer om en zoekt aarzelend naar een veilige weg om dichter bij de zandbank te komen. Hij beukt tegen de stroming nu.
God, als hij nu valt, zuigen de golven hem mee en leidt de stroming hem snel van het eiland weg. Elke zomer moet de kustwacht hier mensen redden.
‘Haroen, kom toch terug nu. Dit hoeft echt niet!’
Even blijft hij staan en dan keert hij zich bruusk om. Met neergeslagen hoofd komt hij terug in haar richting. Ze haalt opgelucht adem. Ze schudt haar sandalen af en mikt ze samen met zijn sportschoenen op een hoopje droger zand. Ze loopt in zijn richting. Het duurt maar even of ze staat met het water tot aan haar dijen bij hem.
‘Sorry …‘, zegt hij. ‘Ik kon geen duidelijke foto maken. Maar het waren echt zeehonden, hoor!’
‘Ik geloof je wel, Haroen. Dat moest je echt niet voor me doen!’
‘Ik weet het wel. Maar ik wou het zo graag voor jou. Je bent gek van zeehonden …’
Ze kijkt naar de zon die schittert op zijn blote huid. En naar zijn gespierde armen.
‘Ook zonder die zeehondjes ben je mijn held’, zegt ze. ‘Zo moedig dat je was!’
‘Tja, moedig …’ zegt hij triest.
‘Je bent een schat, jij. En de moedigste jongen van de hele wereld. Ik ben zo blij
dat je ervoor koos om terug te komen. Stel je voor dat je verdronk, dan was ik je helemaal kwijt.’
Hij kijkt verbaasd op.
‘Kwijt?’
Tessa bloost.
‘Wel ja, kwijt. Ik wil niet verder zonder jou …’
Zijn sombere blik verdwijnt en in de plaats verschijnt een brede glimlach.
‘Kom hier’, zegt hij.
Hij geeft haar een zoen op haar wang. Hij legt zijn armen om haar middel en trekt haar wat dichter tegen zich aan.
‘Zeg … Ik moest veel doen om jou die zoen te kunnen geven, hoor!’
Ze schiet in de lach. Ze wil hem nu ook zoenen, maar hij houdt haar af.
‘En toch … Het waren echt zeehonden!’
‘Gekkie!’ kirt ze.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Koen D’Haene.
de slenk: geul in een strand of schor, schorre ontzet: ontsteld, door schrik verbijsterd beuken: hard slaan of kloppen woord
1
Geloof je wat reclame belooft?
KRITISCH KIJKEN EN LUISTEREN
laat je niet verleiden DOOR RECLAME
BETROUWBARE EN MISLEIDENDE INFORMATIE onderscheiden
achter de schermeN vaN de reclame
OPDRACHT 1 Bespreek de vragen bij de foto.
1 Wat zijn deze mensen van plan, denk je?
Waar zijn ze?
2 Waarom kijken ze verleidelijk?
3 Waar vind je foto’s als deze terug?
4 Wat was er allemaal nodig om deze foto te maken?
5 Voor welk soort product zou er reclame gemaakt worden?
OPDRACHT 2 Bekijk een fragment uit een consumentenprogramma.
Het programma test of de beweringen in reclamespots waar zijn. Doet het product wat het belooft? Of moet je het allemaal met een korreltje zout nemen?
1 Kijk naar de reclametests op diddit.
Focus je tijdens het kijken op deze vragen:
a Welke bewering test dit programma op de waarheid?
b Op welke manier doen ze dat?
c Wat is hun besluit?
2 Bespreek je antwoorden eerst per twee, daarna klassikaal.
©VANIN
de consument: iemand die een product of dienst koopt, een verbruiker of klant de bewering: iets waarvan je zegt dat het zo is met een korreltje zout nemen: niet te letterlijk nemen, het niet allemaal zomaar geloven woord
OPDRACHT 3 Luister naar drie radiospots.
1 Schrijf het merk op waarvoor ze reclame maken en het product dat ze aan de man brengen Omschrijf kort hoe ze jou proberen te overtuigen.
MERKPRODUCT
Hoe probeert de spot de luisteraar te overtuigen?
2 Geloof jij die spots?
a Kies een reclamespot. Is die betrouwbaar? Geef je mening.
De spot voor bevat betrouwbare info.
O helemaal niet akkoord – O eerder niet akkoord – O eerder akkoord – O helemaal akkoord
b Welke kritische vragen kun je bij deze spots stellen? Verzin er twee.
Bv. Korting is leuk, maar heb je wel iets nodig?
©VANIN
c Welke reclamespots ken je nog waar je als consument kritische vragen bij kunt stellen?
Kritisch luisteren of kijken
Kritisch luisteren of kijken betekent dat je niet zomaar alles gelooft wat de zender beweert of belooft. Je gaat na hoe betrouwbaar de informatie is. Je toetst de beweringen aan je eigen mening of ervaring of je raadpleegt een andere bron.
Mogelijke kritische vragen die je kunt stellen.
• Waarom wil je dit product zo graag hebben?
• Heb je het echt nodig?
• Is het zijn prijs waard?
• Heb je de reclame vergeleken met gelijkaardige producten of met andere aanbiedingen?
• Weet je zeker dat het product doet wat het belooft?
iets aan de man brengen: iets verkopen woord hoe
OPDRACHT 4 Zoek de ontbrekende woorden.
1 Reclameteksten bulken van de positieve woorden die je een prettig gevoel proberen te geven. In deze reclametekst voor een jeugdvakantie werden ze geschrapt. Luister naar het origineel. Onthoud zo veel mogelijk positieve woorden.
TROEVEN positieve versienegatieve versie
Tijdens deze vakantie verblijf je in het mooie Ostello Costa Alta, een recent gerenoveerde jeugdherberg, gelegen in het park van Monza.
Je bezoekt de stad Bergamo. De kabeltrein brengt je naar het centrum van deze leuke stad en ’s avonds krijg je er een echte Italiaanse pizza op jouw bord. Ook de stad Como en het
Comomeer zelf mogen een bezoekje van je verwachten. Een ijsje op het mooie stadsplein van Como of genieten van het prachtige uitzicht van het Comomeer: alles is hier mogelijk.
Je verkent het grote park van Monza per fiets en koelt af in een heus waterpretpark, Acqua World, waar verschillende glijbanen op jou wachten.
De monitoren staan klaar om dit alles in een zalig Kazoujasje te stoppen.
Zoals je ziet: deze vakantie is de ideale mix tussen Italiaanse cultuur, ontspanning en Kazoufun!
Naar: ‘Troeven’, www.kazou.be
2 Noteer de ontbrekende positieve woorden uit de tekst in de tweede kolom.
3 Maak nu antireclame en noteer enkele negatief klinkende woorden in de derde kolom.
4 Luister naar het resultaat van je buur. Welke van beide versies overtuigt om mee te gaan op vakantie? Waarom is dat zo?
5 Zoek een synoniem voor deze woorden in de originele tekst. Zorg dat je synoniem past in de context.
• recent: (fonkel)
• gerenoveerd:
• heus:
Kies twee woorden en maak er een leuke zin mee.
©VANIN
• zalig:
• ideaal:
bulken: uitpuilen, er is een massa van het origineel: de oorspronkelijke versie woord
6 Wat gaat er al goed bij deze luisteropdrachten? Beoordeel jezelf.
Je bereidt je voor door de opdracht goed te lezen waardoor je weet wat je moet doen.
Opdracht 2 niet akkoord akkoord
Opdracht 3 niet akkoord akkoord
Opdracht 4 niet akkoord akkoord
Je stelt jezelf vooraf vragen als: welke boodschap verwacht je? Wat weet je er al van? Wat is het doel van die boodschap?
Opdracht 2 niet akkoord akkoord
Opdracht 3 niet akkoord akkoord
Opdracht 4 niet akkoord akkoord
Je kunt je tijdens het kijken of luisteren concentreren (bv. door de ogen te sluiten, door niet naar klasgenoten te kijken, door te noteren als dat mag …).
Opdracht 2 niet akkoord akkoord
Opdracht 3 niet akkoord akkoord
Opdracht 4 niet akkoord akkoord
Waar ga je de volgende keer op letten?
Je zorgt ervoor dat je precies weet wat je moet doen.
Je gaat na wat je al over het onderwerp weet.
Je luistert de hele tijd aandachtig.
dIgItale reclamevormeN
OPDRACHT 5 Luister naar acht korte teksten.
Wees aandachtig. Laat je niet afleiden. Verscherp je aandacht door mee te denken. Maak beelden in je hoofd.
1 Welke voorbeelden ken je van reclameboodschappen in de digitale wereld?
2 Luister naar de korte informatieve teksten over digitale reclametechnieken en plaats er het juiste voorbeeld bij.
tekst 12345678 voorbeeld
3 Vertel in je eigen woorden wat deze foto’s je over die vormen van reclame leren.
OPDRACHT 6 Geef je mening over kindermarketing. Verbieden of niet?
1 Wat betekent kindermarketing volgens jou?
2 Welke voorbeelden van kindermarketing ken jij?
3 Kijk naar een filmpje over kindermarketing.
Gebruik bij 1 het woord promotie
4 Waarom wil de organisatie in het filmpje een verbod op kindermarketing? Duid aan.
O Omdat kinderen daardoor een voorkeur krijgen voor ongezonde producten.
O Omdat de ouders daardoor te veel verleid worden om producten voor kinderen te kopen.
O Omdat alle kinderen recht hebben op gezonde voeding.
O Omdat kinderarbeid verboden is.
5 Bedenk nog een ander argument tegen kindermarketing.
6 Dit is een filmpje van de voorstanders van een verbod. Bedenk ook een argument van het andere kamp, de tegenstanders van een verbod.
©VANIN
7 Heeft het filmpje jou overtuigd?
8 Ik vind dat k indermarketing wel / niet verboden moet worden omdat
Je kunt:
• beoordelend luisteren en kijken naar reclameboodschappen in de media;
• kritische vragen stellen bij die boodschappen;
• informatie kritisch beoordelen: is de informatie correct en betrouwbaar?
waarheen
de promotie: een product bekendmaken om er meer van te verkopen woord
Laat je niet zomaar verleiden
• Breng een voorbeeld van een reclameboodschap mee die erin slaagt om jou te verleiden.
• Je werkt in duo’s.
• Stel het product en de advertentie kort aan elkaar voor.
• Ver tel waarom je overtuigd bent om het te kopen.
• Na het luisteren stel je elkaar kritische vragen.
• Beantwoord de vragen duidelijk.
Kies een product dat jij ook echt zelf zou kunnen kopen.
1 Wat moet je meebrengen naar de klas?
2 Aan welke voorwaarden moet je voorbeeld voldoen?
3 Wanneer moet je het voorbeeld meebrengen naar de klas?
4 Wat kun je er allemaal over vertellen?
orIëNtereN o vur o v ur
5 Zoek een geschikte reclameboodschap.
6 Noteer op een k ladblad een drietal redenen waarom je het product zou kopen.
7 Overloop de kritische vragen en bedenk er een goed antwoord op.
8 Oefen een paar keer hardop wat je zult zeggen.
uItvoereN
voorbereIdeN ov u r
9 Aan de slag nu.
• Als spreker: stel je advertentie voor aan je klasgenoot.
• Als kritische luisteraar: luister naar de mening van je klasgenoot.
• Als kritische luisteraar: stel gepaste kritische vragen.
reflectereN
10 Beoordeel jezelf.
Je traject naar succes
Beoordeel het werk van je klasgenoot.
Beoordeel je eigen luisterwerk.
Je
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
Naar het reclamebureau 2
reclameonderzoekje uitvoeren: delen herkennen en strategieën inzetten
RECLAMETECHNIEKEN herkennen
reclame onder de loep
klasfolder of klasposter ONTWERPEN
functie en belang van het beeld omschrijven
1 A B C
OPDRACHT 1 Wat is reclame? Bespreek samen deze vragen.
1 Zag of hoorde je vandaag al reclames die je opgevallen zijn? Welke?
2 Welke tekstsoort is reclame? Wat is het tekstdoel?
3 Probeer reclame te omschrijven.
OPDRACHT 2 Onderzoek de reclames met het communicatiemodel.
1 Bek ijk de reclames op p. 260-261.
©VANIN
2 Zoek een antwoord op de vragen van het communicatiemodel (zender, boodschap, ontvanger, bedoeling, kanaal, effect) voor twee reclames. Kies er twee samen met je buur en bespreek. Noteer de oplossingen op een apart blad.
3 Kon je voor beide reclames op alle vragen een antwoord formuleren? Op welke vragen niet? Hoe komt het?
4 Bestudeer de reclames en maak een rangschikking per soort. Werk in een tabel op een apart blad. Bespreek per twee welke indeling je zou kunnen maken.
Hey,
Was da voor paard?
OPDRACHT 3 Welke delen vind je in een reclametekst?
1 Deze woordenschat kun je gebruiken tijdens verdere gesprekken over reclame.
a Een slogan of slagzin is een kernachtige, korte zin, vooral gebruikt voor reclame of om een standpunt of mening duidelijk te maken.
b Een logo is een afbeelding (of enkele letters) waaraan je een merk of bedrijf herkent.
c De broodtekst is het blok met een grote tekstmassa.
d De keuze voor een beeld, foto, tekening of illustratie, kleur, formaat en verhouding is belangrijk.
2 Bek ijk het instructiefilmpje. Zoek de verschillende delen in enkele van de reclames. Wat ontbreekt weleens? Waarnaar gaat meestal veel aandacht?
3 Bek ijk de reclame van TUC opnieuw. Duid de verschillende delen aan en benoem.
4 Welke technieken heeft de reclamemaker volgens jou gebruikt? Bespreek per twee. a Bekijk de beelden en onderzoek de combinatie beeld – tekst. Denk aan kleur, formaat, (welke) personen …
Noteer welke technieken je vaak ziet terugkeren.
b Onderzoek de taal. Bespreek verder per twee.
• Vind je zinnen of alleen woorden? Welke zinnen?
• Speelt de maker met k lanken?
• Hoe is een slogan opgebouwd? Wat valt op aan de taal, de lengte van de slogan?
• Noteer welke taaltechnieken vooral terugkeren.
Reclame
• Wat: een vorm van communicatie.
• Doel: overtuigen; iemand overhalen om iets te kopen of te doen.
• Kanaal: veelgebruikte media voor reclame zijn: posters op billboards, folders, advertenties op radio en televisie, promotiefilms in de bioscoop, banners op internetpagina’s, sociale media, advertenties in kranten en tijdschriften. Op vrijwel elk voorwerp kan reclame worden opgenomen, zelfs op kleding, de zijkanten van trams, bussen, taxi's en auto's, de achterkant van toegangsbewijzen van grote evenementen …
• Hoe: allerlei reclametechnieken.
©VANIN
OPDRACHT 4 Bestudeer enkele reclametechnieken.
1 Hoe proberen reclamemakers de interesse te wekken van de doelgroep? Bekijk de reclames opnieuw en zoek drie trucjes.
2 Lees nu de k aders waarin enkele reclametechnieken opgesomd zijn. Bekijk de reclames op p. 260-261 opnieuw. Welke passen bij een bepaalde techniek? Noteer de letter ernaast.
RECLAMETECHNIEKEN – OM KLANTEN TE OVERTUIGEN RECLAME
Getuigenissen: om de beste kwaliteit van hun product aan te tonen, gebruiken reclamemakers woorden en beelden van gewone gebruikers, experts of allebei. Ook gebruiken ze soms bekende personen.
Associatie : een product koppelen aan aangename dingen om zo naar dat product te laten verlangen. Daarvoor gebruiken ze vaak kinderen, baby’s, leuke momenten en ander vergelijkbaar beeldmateriaal.
Slogan: roept de herinnering aan het merk, het product of de dienst op.
Spelen met taal, bv. om de slogan te laten opvallen: rijm, verschillende soorten zinnen, aanspreken van de lezer …
de/het billboard: een groot reclamebord
3 Onderzoek ook de taal in de reclames. Lees deze voorbeelden van spelen met taal. Noteer waar mogelijk een letter van een reclame ernaast.
spelen met taal
Woorden beginnen met dezelfde letter(s).
Knappe koks kunnen meer met Miele. (Miele – elektrische apparaten)
Het einde van twee woorden klinkt hetzelfde.
Geschenken doen aan boeken denken. (Standaard Boekhandel)
Ze gebruiken woorden in hun figuurlijke betekenis.
VTM, zoveel om te delen.
Ze herhalen woorden.
Carglass herstelt, Carglass vervangt.
Ze verzinnen een nieuw woord, een woord dat nog niet eerder werd gebruikt.
Goede foto’s maken flitssimpel.
Ze nemen een woord onveranderd over uit een andere taal.
Connecting people. (Nokia)
Ze spelen met de betekenis, de klank en de schrijfwijze van woorden.
4FM, het klinkt tussen ons. (‘tussen ons klikken’ en ‘klinken’)
lezeN over reclame
OPDRACHT 5 Lees de tekst en beantwoord de vragen.
1 Bek ijk de titel. Waarover zou de tekst kunnen gaan?
2 Bedenk een vraag waarop je graag een antwoord wilt krijgen.
RECLAME
Meneer Proper wordt sexy verleider
De bijna zestig jaar oude detergentenmascotte Meneer Proper gaat de verleidingstoer op. Komende zondagnacht is hij te zien in een reclamespotje dat zal worden uitgezonden tijdens de Super Bowl, de finale van het kampioenschap American football.
'Mr. Clean' zoals hij in het Engels heet, is strakker dan ooit in zijn kenmerkende witte broek en T-shirt. Al kuisend brengt hij een vrouw het hoofd op hol, maar dan komt de aap uit de mouw.
De reacties op het spotje zijn verschillend. Meneer Propers bazen - Proctor&Gamble - verwachten in ieder geval veel van de campagne. Het bedrijf kocht nooit eerder een spotje tijdens de Super Bowl en is bereid om veel te betalen. Wellicht kijken zondag meer dan 114 miljoen mensen live. De prijzen voor reclamespots variëren tussen 4,5 miljoen en 5,84 miljoen dollar.
Meneer Proper verscheen in 1958 voor het eerst in een reclame. De mascotte heeft al jaren een eigen Twitterpagina die inmiddels door meer dan 22 500 'fans' wordt gevolgd. Op de pagina telt hij af naar zondag.
Naar: ‘Meneer Proper wordt sexy verleider’, www.hln.be
3 Lees het artikel en beantwoord de vragen klassikaal.
a Leg het communicatiemodel bij dit ar tikel. Bespreek.
b Zou je na het lezen van het artikel het spotje willen bekijken? Waarom wel/niet?
c Waarom is het voor de reclamemaker interessant dat er ook een krantenartikel over de campagne verschijnt?
d Begrijp je de twee onderstreepte delen? Zoek naar een verklaring.
OPDRACHT 6 Lees ook dit artikel. Bespreek samen de vragen.
1 Hoe zou het beeld bij deze campagne eruitgezien hebben?
2 Waar vind je het antwoord op de eerste vraag?
Volkswagen zet reclamecampagne met scouts stop
Volkswagen zet de reclamecampagne met liftende scouts stop. De nationale leiding van Scouts en Gidsen Vlaanderen had daarop aangedrongen omdat er vooraf geen afspraken gemaakt werden.
De advertentie toonde liftende scouts als publiciteit voor het type Caddy Maxi van VW. De scouts namen afstand van die campagne. ‘We willen op geen enkele manier een verband leggen tussen het commerciële belang van een automerk en ons pedagogisch project van scouting’, zegt woordvoerder Jan Van Reusel.
Het reclamebureau en de jurist van VW hebben aan de advocaat van de jeugdbeweging laten weten de campagne stop te zetten. Scouts en Gidsen Vlaanderen is daar tevreden over en waardeert de inspanning van VW om de affiches met scouts te verwijderen.
Naar: De Morgen
‘We blijven echter betreuren dat het imago van scouting zonder overleg wordt ingezet voor reclame’, benadrukt Van Reusel. ‘Samen met onze advocaat gaan we na hoe we beter kunnen waken over kenmerken van onze jeugdbeweging bij publiciteit.’
De woordvoerder van VW bevestigt dat de reclamecampagne gestopt is. ‘We hebben nooit de bedoeling gehad om de scouts in een slecht daglicht te stellen. We zijn het niet eens met hun argumenten, maar tonen onze goede wil en halen de affiches dus uit het straatbeeld’, vertelt de woordvoerder van het bedrijf.
©VANIN
3 Kun je zomaar een beeld gebruiken voor een reclame? Waarom (niet)?
4 Markeer mogelijke argumenten in de tekst.
OPDRACHT 7 Voer een klassengesprek over reclame.
Bereid deze vragen voor en neem enkele notities op een kladblaadje.
1 Welke reclame vind je zelf het leukst/spannendst/domst/saaist?
2 Waaraan herken je reclame?
3 Wat maakt reclame leuk en niet leuk?
4 Is reclame op tv altijd leuk?
5 Zap je weleens bij reclame?
6 Wat doe je als je reclame niet leuk vindt?
7 Koop je wat je op reclame ziet? Waarom wel/niet?
8 Wat doe je met reclamefolders die in je bus komen? Of kiezen jullie er thuis voor om geen folders te ontvangen? Wie heeft het voorstel gedaan? Wil je dat zelf thuis voorstellen?
9 Zorgen reclamefolders ervoor dat je ook in die winkels gaat kopen? Welke wel/niet? Waarom zou dat zo zijn?
10 Als je geen geld hebt om iets te kopen en je wilt graag iets hebben, wat doe je dan?
OPDRACHT 8 Bekijk het filmfragment.
1 Bek ijk het filmpje uit het programma Ook getest op mensen waarin uitgelegd wordt hoe reclame werkt bij kinderen.
2 Er wordt gesproken over AIDA. Waarvoor staat dat principe? Tijdens het kijken maak je notities, zodat je AIDA aan elkaar kunt verduidelijken.
3 Bespreek in duo’s hoe je de opdracht aangepakt hebt. Bedenk een tip die je aan een ander wilt geven.
Je kunt:
• op een reclameboodschap het communicatiemodel toepassen;
• de functie (en het effect) van (bijgeleverde) beelden vaststellen;
• de belangrijke delen van een reclameboodschap aanduiden (slogan, logo …);
• het belang van het beeld bij de boodschap omschrijven;
• enkele reclamestrategieën / -technieken in de reclameboodschappen herkennen.
Creatief met reclame
Maak een folder of een poster voor de klas. Werk in duo’s, maak samen de keuzes.
1 Wat wil je ontwerpen? Wie is je doelpubliek?
2 Hoe ziet een folder eruit? Hoe is die samengesteld? En een poster?
3 Wat bied je in de folder of op de poster aan? Bekijk de keuzes.
4 Wees ook creatief met taal. Gebruik minstens een van de technieken in de slogan.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
5 Kies een van beide mogelijkheden: een klasfolder of een poster?
De k lasfolder
a Kies het thema in teken van gezondheid, bv. gezonde voeding, bewegen, hygiëne … Het thema is duidelijk zichtbaar in de folder.
b Maak per twee één bladzijde uit een folder: knip, plak, teken … en bundel al die bladzijden.
c Op je bladzijde staat een speelse slogan. Speel met taal in die slogan.
d Ver tel een ander duo waarom je bepaalde keuzes maakte.
De klasposter of affiche
a Maak reclame voor je klas of een activiteit van je klas.
b Je poster bevat minstens één slogan en één beeld. Speel met taal in de slogan.
c Ver tel een ander duo waarom je bepaalde keuzes maakte.
• Wat heb je nodig om aan de slag te kunnen gaan?
• Maak afspraken en noteer ze.
Afspraken
Wat? Wie? Tegen wanneer? Oké?
uItvoereN
De klasfolder
ov u r
a Bundel alles tot een eigen k lasfolder.
b Bedenk een naam voor de ‘klas’ waar de folder vandaan komt.
De klasposter of affiche
a Waar wil je de k lasposter of affiche voorstellen/ophangen?
b Bedenk twee argumenten voor de plaats die je voorstelt.
reflectereN
6 Beoordeel jezelf.
ovu r
Je traject naar succes jij
Je komt goed voorbereid naar de klas en houdt je aan de afspraken (zie tabel afspraken).
Je geeft duidelijk je eigen mening weer.
Je luistert goed naar de inbreng van de ander.
Je kunt duidelijke argumenten formuleren in gesprek met het andere duo.
Je werk bevat een geslaagde slogan met aandacht voor taal.
Het thema is zichtbaar in de folder of op de affiche.
Je stelt een plaats voor om de poster op te hangen of de folder voor te stellen.
Een werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
1
Zeg het met … een bijvoeglijk naamwoord
bijvoeglijk naamwoord herkennen en gebruiken verzonnen product PROMOTEN trappen van vergelijking gebruiken
©VANIN
hoe ‘kleur’ je een tekst?
OPDRACHT 1 Bekijk aandachtig deze tekst en beantwoord daarna de vragen.
Een levend museum
In de zomer vind je ze in elke stad: levende standbeelden. Ze hebben prac htige kostuums aan en staan stil tot je een munt in hun hoed werpt. Dit weekend komen ze samen in Lommel. De stad wordt een museum van levende standbeelden.
Niet iedereen mag in Lommel beeld spelen. Enkel de beste artiesten van Europa werden geselecteerd. Hun kostuums zijn heel mooi. Ze kunnen urenlang stilstaan. En ze zijn erg origineel.
Bonte boel
De organisatoren zorgen voor een wandelroute door de stad. Op je weg ontdek je klassieke beelden die van steen of brons lijken. Je ziet het verschil met een ec ht standbeeld bijna niet! Er zijn ook kleurrijke, poëtische en grappige figuren. Sommigen zijn alleen, anderen staan in groep. Maar je ziet niet alleen standbeelden. Op je wandeling ontmoet je ook acteurs en acrobaten. Zij voeren een toneeltje op. Je weet niet waar je eerst moet kijken! Kortom: een origineler uitstapje bestaat niet!
Naar: ‘Tip: Festival ‘Beeldig Lommel’, Wablieft
1 Wat is het tekstdoel?
2 Wat is het centrale thema of de hoofdgedachte van de tekst?
3 Lees de tekst nu intensief.
In deze tekst vind je heel wat zelfstandige naamwoorden. Ken je ze nog? Test jezelf en onderstreep ze allemaal.
Heb je meer dan vijf fouten? Ga naar diddit.
Heb je minder dan vijf fouten? Ga rechtstreeks naar oefening 5.
5 In die tekst vind je woorden die iets over een zelfstandig naamwoord vertellen. Ze geven bijvoorbeeld een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord weer. Markeer die woorden. Trek een pijl naar het zelfstandig naamwoord waarover ze iets vertellen.
6 Schrijf vijf van de gemarkeerde woorden in de eerste kolom van deze tabel. Noteer in de tweede kolom telkens het bijbehorende zelfstandig naamwoord.
WOORDEN DIE EEN EIGENSCHAP OF KENMERK
WEERGEVEN =
ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
7 Waarom zijn die woorden volgens jou ook belangrijk in deze tekst? Bespreek mondeling.
©VANIN
OPDRACHT 2 Lees nu deze tekst over het Beeldenfestival.
Op zaterdag 17 en zondag 18 juni wordt Lommel weer omgetoverd tot de plek van België. Voor de tiende keer op rij vormt het stadscentrum het decor van het Beeldenfestival.
Geniet van beelden, beeldenacts, straatartiesten, steltenlopers, kinderbeelden, randanimatie. De organisatie heeft een topeditie klaar!
Voor dit evenement kun je terecht in het stadscentrum van Lommel: zaterdag 17 juni en zondag 18 juni van 14 uur tot 18 uur.
De programmaboekjes zijn één week voor het festival te koop voor € 1,50 bij Toerisme Lommel en CC De Adelberg.
Naar: ’10 jaar Beeldig Lommel’, www.beeldiglommel.be
1 Wat merk je op bij het lezen van deze tekst? Bespreek mondeling.
2 Herschrijf één alinea van de tekst op een apart blad en voeg meer info toe.
de act: een optreden of deel van een optreden de randanimatie: activiteiten om mensen bezig te houden, naast de hoofdactiviteit de editie: een versie, aflevering het evenement: een belangrijke gebeurtenis
Het bijvoeglijk naamwoord: functie en plaats
Het bijvoeglijk naamwoord (bn) is een woordsoort die iets over een zelfstandig naamwoord vertelt.
Het geeft meer informatie. Het maakt een tekst vollediger, maar ook mooier en kleurrijker
Bv. het levende museum
Het bijvoeglijk naamwoord kan voor het zelfstandig naamwoord staan in de zin.
Bv. Ze hebben prachtige kostuums aan.
Het kan ook achteraan in de zin staan. Het is dan een deel van het naamwoordelijk gezegde.
Bv. Ze zijn erg origineel
Soms wordt een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Bv. het verkochte beeld
OPDRACHT 3 Markeer de bijvoeglijke naamwoorden in deze fragmenten.
AB
Maak ook deze week elke dag kans op gratis tickets voor de langverwachte, zinderende, culturele zomer. Laat u met het hele gezin verrassen door de boeiendste en meest diverse tentoonstellingen, in alle uithoeken van het land.
Uit: www.steps.be
Kleren die je lange tijd niet draagt, krijgen een muffe geur. Misschien doet het je denken aan de geur van een oude mantel van je oma of opa of van vintagekleren en geeft je het een nostalgisch gevoel of … misschien heb je toch liever kleren die niet muf ruiken! Enkele tips om muffe geuren te verbannen.
Uit: www.steps.be
OPDRACHT 4 Bekijk de bijvoeglijke naamwoorden uit opdracht 1 opnieuw. Onderzoek die bijvoeglijke naamwoorden.
1 Welke verschillen merk je op?
2 Probeer uit de voorbeelden af te leiden wanneer je een verbuigings-e toevoegt.
Als het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat:
Als het zelfstandig naamwoord een de-woord is:
Als het zelfstandig naamwoord een het-woord is in het enkelvoud:
Uitzondering:
©VANIN
Let op de schrijfwijze. tip
Let op het verschil tussen de zelfstandige naamwoorden waar ze bij staan.
Het bijvoeglijk naamwoord: de verbuiging
Soms moet je het bijvoeglijk naamwoord verbuigen: je voegt dan een ‘e’ toe aan de grondvorm.
Bv. de prachtige kostuums
Je verbuigt het bijvoeglijk naamwoord NIET als het voor een het-woord staat in het enkelvoud, behalve na het, dit, dat of een bezittelijk voornaamwoord.
Bv. een kleurrijk standbeeld MAAR: dit kleurrijke standbeeld
OPDRACHT 5 Herlees deze zin en beantwoord de vragen.
Een origineler uitstapje bestaat niet.
1 Markeer het bijvoeglijk naamwoord (bn).
2 Weet je het nog? Wat is er aan de hand met dit bijvoeglijk naamwoord? Hoe noem je die vorm?
3 Wat is de grondvorm van dit bijvoeglijk naamwoord? Hoe noem je die vorm?
©VANIN
4 Ver vang het bijvoeglijk naamwoord door een ander gepast bn. Kies voor dezelfde vorm.
5 Ken je een nog sterkere vorm? Hoe zeg je bijvoorbeeld dat er geen enkel uitstapje origineler is dan dit? Dan is dit uitstapje het …
6 Wat voeg je aan de grondvorm toe om de vergrotende en overtreffende trap te vormen?
7 Ken je onregelmatige vormen? Geef enkele voorbeelden.
Het bijvoeglijk naamwoord: de trappen van vergelijking
Om zaken met elkaar te vergelijken worden de trappen van vergelijking gebruikt. Je geeft ermee aan hoe sterk een bepaalde eigenschap aanwezig is.
• de stellende trap (knap)
• de vergrotende trap (knapper) grondwoord + er
• de overtreffende trap (knapst) grondwoord + st
Om de trappen van vergelijking te vormen van een voltooid deelwoord dat gebruikt wordt als bijvoeglijk naamwoord, voeg je ‘meer’ (vergrotende trap) of ‘meest’ (overtreffende trap) toe aan het grondwoord.
OPDRACHT 6 Markeer de bijvoeglijke naamwoorden. Noteer daarna de trappen van vergelijking.
De weerman voorspelt drie zonnige dagen. De natte kampplaatsen kunnen weer opdrogen en de jongste kinderen zullen nog enkele leuke en ontspannende dagen doormaken voor het einde van de week.
Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap
oefeNeN met bIjvoeglIjke NaamwoordeN
OPDRACHT 7 Overdrijf!
1 Ver volledig de zinnen. Gebruik de overtreffende trap. Denk na over het gepaste lidwoord (de of het).
Amina is … (snel).
Dat kind is … (jong).
Mijn oma is … (lief).
Kies nu zelf een bijvoeglijk naamwoord dat volgens jou past.
Die film is … .
Dat verhaal is … .
Dat boek is het meest … .
Waaruit heb je afgeleid of je de of het moest gebruiken?
2 Vergelijk nu twee zaken en formuleer telkens een zin. Kies zelf een gepast bijvoeglijk naamwoord.
a Geef in twee zinnen aan dat de twee zaken niet gelijkwaardig zijn: het ene is beter/groter … dan het andere.
b Geef in een zin aan dat ze wel gelijkwaardig zijn.
• een strip en een tekenfilm
• schilderen en boetseren
• wetenschappen en talen
OPDRACHT 8 Bekijk aandachtig deze tekst en beantwoord de vragen.
De bal controleren door opperste concentratie, dat is wat alle grote voetballers doen. Ook Sven. En doordat hij deelneemt aan de Olympic Moves, kan hij zich ook naast het veld beter concentreren.
Het geeft hem energie en zelfvertrouwen. Dat is essentieel voor zijn drukke leven thuis en op school.
Olympic Moves is de gro otste schoolsportcompetitie in Nederland.
De ambitie is dat er meer dan 150 000 jongeren tussen de 12 en de 15 jaar aan meedoen. En als Coca-Cola ondersteunen we dat van harte. Er worden diverse sporten beoefend, van voetbal tot atletiek en streetdance, dus er is voor elk wat wils.
Ga naar coca-colanederland.nl/actieve_leefstijl en doe mee.
Kies wat jou gelukkig maakt!
Naar: ‘Sven Pouw voetbalt voor Olympic Moves-campagne in reclame Coca-Cola’, www.reclamewereld.blog.nl
1 Wat is het doel van de tekst?
2 Markeer in de tekst de naam van het product dat wordt aangeprezen.
3 Tot welke woordsoort behoort dat woord?
4 Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden. Trek een pijl naar het zelfstandig naamwoord waarover ze iets vertellen.
OPDRACHT 9 Lees dit artikel over reclame aandachtig.
Digitaal wereld vol reclame
In amper twee decennia heeft de klassiek reclamewereld haar horizonten moeten verruimen. De digitaal reclamewereld biedt enorm mogelijkheden en kan een bijzonder uitdaging betekenen voor kinderen en jongeren. Zij worden dagelijks blootgesteld aan digitaal reclameboodschappen. Het tijdperk van digitaal reclame vraagt dat jongeren en volwassenen kritisch kunnen omgaan met interactief boodschappen. Vaak zijn digitaal reclamevormen erg subtiel en zelfs moeilijk herkenbaar. Daarom is het niet altijd duidelijk voor jongeren dat het om commercieel boodschappen gaat, en bovendien komt vaak hun privacy in het gedrang, want niet zelden worden persoonlijk gegevens opgevraagd.
Naar: ‘Jongeren en reclame: Digitale wereld vol reclame’, www.mediawijs.be
©VANIN
de ambitie: gedrevenheid, eerzucht, ernaar streven om veel te bereiken interactief: onderling samenwerkend commercieel: gericht op het maken van winst woord
Wat loopt er mis? Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden waarbij het fout loopt. Pas ze aan. Noteer het bijvoeglijk naamwoord en het bijbehorende zelfstandig naamwoord.
OPDRACHT 10 Lees de reclameboodschap.
Deze reclamemakers kunnen van jou nog wat leren! Hun boodschap kan nog een stuk aantrekkelijker.
Zonder ontbijt moeten ze niet tegen me praten. Daarom ga ik er elke ochtend tegenaan met Kelloggs Corn Flakes. Dat zijn maisvlokken. Met wat melk erover zijn die Corn Flakes een begin van een drukke dag.
Naar: ‘Reclame voor ontbijtgranen Kellogg’s Corn Flakes’, www.huisvanalijn.be
1 Herschrijf de reclameboodschap op een apart blad.
2 Klaar? Ruil je reclameboodschap met die van een klasgenoot. Zoek in de reclameboodschap van je klasgenoot bijvoeglijke naamwoorden. Omcirkel ze met potlood.
©VANIN
+ Weet je het nog? Ook stofnamen kunnen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden. Geef twee voorbeelden in een zin. waarheen
Je kunt:
• een aantal eigenschappen van het bijvoeglijk naamwoord opsommen;
• bijvoeglijke naamwoorden aan een boodschap toevoegen om ze aantrekkelijker te maken;
• een bijvoeglijk naamwoord herkennen in een tekst;
• een bijvoeglijk naamwoord verbuigen als dat nodig is;
• de trappen van vergelijking gebruiken.
Een verzonnen product promoten
Bedenk een product dat (of een dienst die) nog niet bestaat en promoot dat aan je klasgenoten. Waarom moeten zij dat product (of die dienst) absoluut kopen? Wat maakt het zo bijzonder?
1 Welke opdracht moet je uitvoeren?
2 Welk eindproduct moet je afleveren?
3 Hoeveel tijd krijg je?
orIëNtereN o vur o v ur
4 Verzamel ideeën. Maak een woordspin op een apart blad. Zet de productnaam of de dienst in het midden en schrijf er bijzondere eigenschappen rond.
5 Selecteer. Markeer de eigenschappen die je wilt gebruiken in je reclameboodschap.
voorbereIdeN ov u r
6 Schrijf je reclameboodschap uit op een apart blad.
7 Maak een schets bij je boodschap. Hoe zal je product of dienst eruitzien?
reflectereN
uItvoereN ovu r
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je boodschap is aantrekkelijk.
Je gebruikt voldoende bijvoeglijke naamwoorden.
Je verbuigt de bijvoeglijke naamwoorden indien nodig.
Je gebruikt enkele trappen van vergelijking.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
Hocus, pocus, poëzie 4
KENMERKEN VAN POËZIE OPSOMMEN
LEESERVARING BIJ GEDICHTEN VERWOORDEN
lIefde voor poëzIe
WAARDERING UITSPREKEN
poëzie schrijven
ZICH CREATIEF UITDRUKKEN
OPDRACHT 1 Beluister het radioprogramma met Bart Moeyaert.
1 Beantwoord de vragen mondeling.
a Welk gedicht raakt je het meest? Waarom?
b Waarom heeft Bart Moeyaert dat gedicht gemaakt? Wat was de aanleiding?
c Welke woorden blijven jou bij? Wat vond je mooi/ontroerend ...?
2 Benieuwd naar nog een gedicht van Bart Moeyaert? Beluister 'Siberië'.
©VANIN
OPDRACHT 2 Lees of beluister de gedichten op diddit. Welk gedicht betovert jou?
1 Jouw mening telt! Je krijgt één gouden buzzer en één rode buzzer.
Welk gedicht heeft jou betoverd (gouden buzzer)?
Voor welk gedicht ga je op de vlucht (rode buzzer)?
Deze gevoelens kunnen inspireren: angstig – verdrietig – bezorgd – dankbaar – enthousiast – eenzaam –gefrustreerd – haatdragend – gekwetst – gelukkig – gestrest – hoopvol – jaloers – kwaad – knorrig – luchtig –machtig – meevoelend – moedeloos – moedig – onbezorgd – ongelukkig – onverschillig – opgejaagd –opgelucht – schuchter – sympathiek – teleurgesteld – tevreden – timide – treurig – trots – uitgelaten –verlegen – verliefd – vernederd – verontwaardigd – verrast – waardeloos – wanhopig – weemoedig –zelfverzekerd – …
gefrustreerd: ontevreden en geërgerd omdat iets niet loopt zoals jij het wilt onverschillig: je nergens om bekommeren schuchter: verlegen, timide timide: verlegen, schuchter vernederd: zich minderwaardig voelen verontwaardigd: geërgerd, heel boos weemoedig: een beetje droevig woord
Ik druk op de gouden buzzer voor het gedicht omdat
Dat gedicht gaat over
Ik herken deze gevoelens (wie wil, kan kiezen uit het lijstje op de vorige pagina):
Ik druk op de rode buzzer voor het gedicht omdat
Dat gedicht gaat over
Ik herken deze gevoelens:
2 Bespreek in groep.
a Welk gedicht kon jou bekoren?
b Welk gedicht vond je maar niets?
c Denken je groepsgenoten daar hetzelfde over? Kun je hen anders naar jouw favoriete gedicht laten kijken? Probeer hen te overtuigen van jouw keuze.
assocIeer, allItereer … eXcuseer?
OPDRACHT 3 Onderzoek de taal van poëzie.
1 Hoe noem je:
een regel tekst in een gedicht? een tekstblokje in een gedicht?
bekoren: verleiden
2 Hoe vindt een dichter de juiste woorden?
Bedenk vijf woorden die te maken hebben met ‘vlinder ’.
Bedenk vijf woorden die beginnen met ‘vl ’.
Dat noem je associëren
De gevonden woorden zijn associaties
Dat noem je allitereren
De gevonden woorden zijn alliteraties
3 Zoek associaties en alliteraties. Durf jij de associatie- of alliteratierace aan?
De taal van poëzie
Een gedicht bestaat uit versregels of verzen. Een tekstblokje noem je een strofe.
De taal in een gedicht is heel beeldend.
Bv. Je bent een boomgaard, eigenlijk, waarvan ik graag de vruchten pluk ...
De dichter maakt gebruik van associaties. Associëren betekent verbanden leggen en daardoor op nieuwe woorden komen.
Bv. lente zon natuur groen
In een gedicht vind je soms ook alliteraties of beginrijmen. Dat zijn woorden met dezelfde beginklanken.
Bv. vrolijke vrienden
In sommige gedichten rijmen de laatste woorden van een vers op elkaar; dat heet eindrijm
Je kunt:
• enkele kenmerken van poëzie opsommen;
• je eigen leeservaringen verwoorden;
• je waardering uitspreken over enkele gedichten;
• je eigen inspiratie aanboren om een eenvoudig gedicht te schrijven.
Verleid met woorden
Breng poëzie in de klas. Nodig leerlingen, leraren, ouders uit om te komen kijken en te genieten van een vleugje magie.
1 Welke tekst zul je schrijven?
2 Wat is het tekstdoel?
3 Voor welk publiek zul je iets maken?
orIëNtereN o vur o v ur
4 Werk in groepjes van drie of vier. Elk groepje schrijft drie of vier gedichten. Daarbij gebruik je één of meer technieken. Kies zelf met welke techniek je begint. Ben je klaar? Dan probeer je een andere techniek. Hoe moeilijker, hoe meer sterren bij de techniek opgenomen zijn.
Benodigdheden per groepje: enkele balpennen en potloden, een gom, kladpapier en een krant.
uItvoereN
voorbereIdeN ov u r
5 De verschillende technieken staan op diddit.
reflectereN
ovu r
6 Welke techniek lag jou het meest?
7 Welke techniek vond je erg moeilijk?
8 Van welk gedicht ben je het meest tevreden?
9 Noteer dat gedicht hier.
10 Lees de gedichten van de andere groepen.
Voor welk gedicht van een ander groepje druk jij op de gouden buzzer?
Waarom krijgt dat gedicht jouw voorkeur?
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je hebt minstens drie gedichten gemaakt.
Je hebt elke techniek juist toegepast.
Je werk ziet er netjes uit.
Je gedichten zijn creatief en origineel.
Werkpuntje voor jezelf:
2 3 41 2 3 4
5
Ik nodig je uit
1 kenmerken en doel van overtuigende tekst geven
uitnodiging opbouwen: w-vragen aantrekkelijke uitnodiging SCHRIJVEN
KENMERKEN VAN EEN
UITNODIGING toelichten
wat Is eeN goede uItNodIgINg?
OPDRACHT 1 Onderzoek de uitnodiging.
Werk per twee. Beantwoord de vragen mondeling en ga aan de slag met de voorbeelduitnodigingen die je zelf meebracht. Heb je zelf geen uitnodiging meegebracht? Dan kijk je naar de uitnodigingen op diddit.
1 Voor welke gelegenheid heb je zelf al eens een uitnodiging ontvangen?
2 Voor welke gelegenheid heb je zelf al een uitnodiging gemaakt?
3 Wat is het doel (tekstdoel) van een uitnodiging?
©VANIN
4 Via welke kanalen kun je een uitnodiging aan de ontvanger bezorgen?
5 Kies een voorbeelduitnodiging. Bekijk de voorbeelden aandachtig en beantwoord de vragen in de tabel.
vragen uitnodiging 1 uitnodiging 2
Voor welke gelegenheid is dit een uitnodiging?
Voor wie is de uitnodiging bedoeld? (doelpubliek)
Op welke vragen geeft de uitnodiging nog een antwoord? Noteer het vraagwoord en het bijbehorende antwoord.
Is de informatie op de uitnodiging correct of niet correct?
Onderzoek ook of je spelfouten of slecht gebouwde zinnen kunt vinden.
Is de informatie op de uitnodiging gepast?
Onderzoek of de lezer in de je-vorm of de u-vorm aangesproken wordt.
Is de woordkeuze aan het doelpubliek aangepast?
Is de uitnodiging aantrekkelijk?
Wat maakt de uitnodiging aantrekkelijk of net niet aantrekkelijk?
Sluiten de foto's/prenten/kleuren aan bij de gelegenheid?
Is de uitnodiging duidelijk?
Begrijp jij alle info? Waarom wel/niet?
Zou jij op deze uitnodiging willen ingaan? Waarom wel/niet?
Een goede uitnodiging
Een uitnodiging is een tekst/kaart/brief … waarmee je iemand voor een bepaalde gelegenheid uitnodigt.
Een uitnodiging heeft meestal twee tekstdoelen: mensen informeren en overtuigen. Het hoofddoel is overtuigen.
Een uitnodiging richt zich tot een welbepaald publiek. Dat kun je dikwijls afleiden uit de taal (woordkeuze) en het uitzicht (prenten/illustraties).
Een uitnodiging geeft een antwoord op deze vragen
• Wie nodigt uit? / Wie is uitgenodigd?
• Waar vindt het feest of evenement plaats?
• Wanneer vindt het feest of evenement plaats?
• Waarom wordt er gefeest? Wat is de gelegenheid? Wat voor feest of evenement is het?
• Wie moet ik verwittigen?
Je kunt een uitnodiging overbrengen via verschillende kanalen, bv. post, e-mail, Facebook, sms, affiche … Dat is afhankelijk van de gelegenheid en de doelgroep.
Een goede uitnodiging voldoet aan een aantal criteria. Ze is:
• volledig: alle nodige gegevens worden vermeld;
• correct: de informatie is correct; je gebruikt de juiste spelling en een degelijke zinsbouw;
• gepast: de woordkeuze is aangepast aan het doelpubliek;
• duidelijk: iedereen begrijpt de informatie op je uitnodiging;
• aantrekkelijk: de kleuren, prenten, foto’s en lay-out zijn aangepast aan het doelpubliek en de gelegenheid.
Je kunt:
• tekstkenmerken, tekstdoel en leesdoel van een overtuigende tekst geven;
• de kenmerken van een goede uitnodiging opsommen en toelichten;
• aanwijzen hoe een uitnodiging is opgebouwd;
• een uitnodiging opstellen voor leeftijdsgenoten.
Een verleidelijke uitnodiging maken
Ga zelfstandig aan de slag om een volledige, duidelijke en aantrekkelijke uitnodiging te maken.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
1 Voor welke gelegenheid maak jij een uitnodiging? Vink aan:
O een verrassingsfeestje voor de verjaardag van je beste vriend/vriendin
O een slaapfeestje voor je verjaardag
O een bioscoopavondje met vrienden/vriendinnen
O een poëziemoment in onze k las
2 Wat is de bedoeling van jouw uitnodiging?
3 We is je doelpubliek? Wie ga jij uitnodigen?
4 Vul alle nodige info aan in de woordspin. Wie?
Wanneer?
Waarom? Extra info? Waar? Wat? mijn uitnodiging
uItvoereN
ov u r
5 Maak een eerste versie van je uitnodiging op een apart blad.
reflectereN
ovu r
6 Wissel jouw uitnodiging met die van een klasgenoot. Beoordeel elkaars werk.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
De inhoud is volledig en correct. Je vindt op elke vraag een antwoord: wie, wat, waar, wanneer, waarom.
Het is duidelijk voor wie de uitnodiging bedoeld is.
Je gebruikt de juiste aanspreekvorm (je of u) voor je doelpubliek.
De woorden zijn correct gespeld.
Je hebt voldoende aandacht voor uitzicht en lay-out.
De uitnodiging is aantrekkelijk.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
©VANIN
Uitnodiging
Uitdaging: word reclame-expert
1 Observeer reclames. Onderzoek twee reclameboodschappen. Wat zijn succescriteria voor een geslaagde reclame? Beantwoord die vraag in een presentatie.
2 Ver trek met een van de vragenlijsten op diddit. Overloop die en maak afspraken (ook over de planning). Probeer een en ander te voorspellen. Iedereen noteert de afspraken.
Geef de verzamelde informatie aan elkaar door. Wat uitleg over de reclame zelf kan nodig zijn. Welke reclames onderzoek jij? Markeer de opdracht voor je expertengroep.
a buitenreclame: zoek reclame op twee verschillende plaatsen (bushokje, muur van een woning, tram, in het station, langs de (snel)weg …). Noteer de plaats.
b reclame in een tijdschrift of krant: kies twee verschillende tijdschriften en/of kranten.
c reclame op tv: kies twee verschillende zenders en kijk op twee verschillende tijdstippen. Noteer de zender en het tijdstip. Voor, tijdens of na een programma? Welk programma?
d reclame op internet: kies twee verschillende websites. Geef een korte omschrijving van de website: waarover gaat de website? Wie is de zender en wie de doelgroep?
3 Werk als reclame-expert met je vragenlijst. Bekijk vooraf de evaluatiefiche.
Voor een algemeen oordeel kun je gebruikmaken van de beoordelingswoorden op diddit.
©VANIN
4 Elke groep brengt in een presentatie het antwoord op de vraag over ‘geslaagde reclame’.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov u r uItvoereN ovu r reflectereN
5 Hoe verliep het groepswerk?
Beoordeling groepswerk
Je komt goed voorbereid naar het groepswerk. (vragenlijst)
Je werkt constructief mee aan het groepswerk.
Je geeft duidelijk je eigen standpunt weer.
Je luistert goed naar de inbreng van anderen.
Je wisselt duidelijk informatie uit met de andere groepsleden.
2 3 4
4
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
constructief: opbouwend, vormend, waarmee je iets kunt doen woord
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Beluister de zes geluiden.
1 Noteer bij elk geluid de naam van het dier en het werkwoord dat bij het geluid hoort.
2 Vul in het derde vakje de figuurlijke betekenis van het werkwoord in.
Bv. geluid: muis – werkwoord: piepen – figuurlijke betekenis: met een zacht en fijn stemmetje spreken
geluid dier werkwoord figuurlijke betekenis
1 2 3 4 5 6
3 Zoek naar andere werkwoorden die de klank van het geluid nabootsen of een beweging weergeven. Vul het juiste werkwoord in.
a Kinderen vieren op een luidruchtige en drukke wijze feest of tonen hun vrolijkheid. Ze
b De stormwind , ,
c De golven slaan tegen het schip. Ze het schip
d Het water in het beekje
e Het water golft zacht of
©VANIN
OPDRACHT 2 Combineer de cijfers en letters. Een synoniem of verklaring vind je in de laatste kolom. woord synoniem en/of verklaring
1 de kritiek A betoveren, in hoge mate boeien
2 joelen B geremd in je spreken en doen, bedeesd, verlegen
3 interactief C de geul, smal kanaal in strand of schor
4 bekoren D beoordeling van iets
5 romantisch E grootse, merkwaardige gebeurtenis of happening
6 kabbelen F op elkaar inwerkend
7 tieren G zachtjes golven
8 timide H vreugdevol en luid, uitbundig roepen
9 het evenement I dromerig, dweperig
10 de slenk J luidruchtig woedend schreeuwen 123456789 10
De laatste ronde
OPDRACHT 3 Vul de ontbrekende woorden aan.
a bek ijken de toeschouwers de van de cowboys. De aanhoudende tussen de twee mannen op hun paarden vindt het publiek maar flauwtjes. Beiden willen ze de beste ruiter zijn. Hun is bijna te ruiken in de circustent. Na de voorstelling komt er veel op hun eerzuchtig gedrag.
b Het was de eerste van een har tverwarmend Wie had ooit geloofd dat heel Vlaanderen op het puntje van zijn stoel zou zitten tijdens de live-uitzending op de digitale televisie?
Niemand geloofde die vooraf. Het optreden van een meisje liet niemand . Haar fijne stemmetje vulde elke woonkamer.
c Maries vriendin was in het begin wat . Maar met de tijd durfde ze spontaan haar gedachten te verwoorden. Marie vond het fijn en merkte op dat Freya nu niet meer zo dikwijls uitgelachen werd. Ze haatte het als andere leerlingen erg en scherp op Freya’s verlegen gedrag reageerden. Het was best te begrijpen waarom Freya zich zo dikwijls voelde. Haar verraadde haar gevoelens onmiddellijk.
d Wees op je hoede en neem reclameboodschappen met een zout. Want reclame wil je verleiden om een product te kopen. Hoe meer een product krijgt, hoe sneller het kopen. Laat je dus niet te snel verleiden en neem alles eens rustig onder de . Want bedrijven willen absoluut hun product aan de brengen.
©VANIN
e De Brusselse rapper Damso k an me wel . H ij is mijn lievelingsartiest. Ik draag zelfs een T-shirt van hem! Zijn stijl is eerder rustig en zijn teksten hebben een diepere betekenis. Het zijn geen rapteksten, er wordt wel wat in gevloekt! Ik houd er niet van als zangers de werkelijkheid mooier maken. Zeg het zoals het is, liedjes dik wijls van vreselijke liefdespijn. Af en toe voel ik me bij het beluisteren van een raptekst.
f In het houten op het strand brandde nog een klein lichtje. Twee verliefde jongeren , terwijl het water van de zee . Maar k inderen deden hen opschrikken. Ze erg in op hun hemelse moment.
g Tijdens de wieler wedstrijd is er heel wat in het dorp. De brengt veel drukte met zich mee. Iedereen werkt mee aan het opzetten van allerlei activiteiten.
Aan de kraampjes halen kleine kinderen hun hart op. Ze vissen eendjes en zoeken de mooiste prijs uit. Veel dorpelingen kijken al uit naar de volgende wielerwedstrijd en nemen afscheid van elkaar.
Ook dit jaar was het weer een supergezellige dag.
OPDRACHT 4 Bouw zelf een kort verhaaltje met vijf gekozen woorden uit De laatste ronde. Noteer dat op een apart blad.
deel 6 onderzoeken
1 Bekijk het beeld. Wie zie je? Wat zie je niet?
2 Welke vraag zou de man in het water aan de meisjes gesteld hebben?
3 Hoe zie je dat het de bedoeling is om te leren?
4 Wat heeft de fotograaf ‘centraal’ in beeld gebracht?
5 Wat betekent ‘kadrage’? Bespreek het kader waarin de fotograaf hier zijn ‘verhaal’ brengt.
6 Is alles even scherp in beeld gebracht?
©VANIN
BAS’ ROTTE ZOMER
sebastiaan leenaert
Bas verveelt zich rot. De zomervakantie is eindeloos. Dagen vol verveling, weken oeverloos uitkijken over de goudgele maïsvelden. Tiktak tiktak. Er beweegt niks. Er is zelfs geen wind die verfrissing kan brengen. De boeren wachten op de oogst, drinken bier op het kerkplein en vertellen over saai en saaist. Als de kerk twaalf uur luidt, strompelen ze lui huiswaarts voor het middagmaal. Dan doen ze een dut. Om vier uur ‘s middags zitten ze opnieuw op het kerkplein en drinken ze meer bier. En maar geeuwen en kletsen. Boeren gaan niet op vakantie. Vakantie? En wie let er op de koebeesten als wij weg zijn? Jij misschien? Geen zomerstrand in Spanje, geen trektochten door de Alpen, zoals Bas’ vrienden uit de stad. Hun moeders zijn advocaten, hun vaders fabriekseigenaars of politici. Bas’ ma en pa zijn boeren. En boeren gaan niet op vakantie. Bas zit op internaat, in de stad, en dat vindt hij best. Maar dat maakt de zomers nog ellendiger. Geen maten hier. Geen 4G-internet, geen bioscoop of shoppingcenter.
Vandaag was het op de koop toe moordend heet. De hitte zit in de nacht. Bas lummelt in zijn onderhemdje in het deurgat van de boerderij. Voor zijn neus scharrelt een late legkip verdwaasd in het grind. Haar laatste wapenfeit voor vandaag. De kerk slaat twaalf keer. Ma en pa slapen al lang. Bas kon niet slapen door de hitte. Hij probeert een boek te lezen. Iets over een tovenaar, over een tovenaarsschool. Saaier dan verwacht eigenlijk. Bas drinkt van zijn waterfles en staart in de donkere verte. Tiktak tiktak.
En dan verandert er iets. Iets beweegt. Uit de velden stijgt een lichtbundel op. Bas knijpt zijn ogen samen. Wat is dat? De brede lichtstraal tast traag de duistere hemel af. Bizar. Heel vreemd. Maar de lichtbundel is alweer verdwenen. Vast niks, een jongdemente boer die met zijn tractor door de velden crost. Terug naar de Tovenaar. ‘De draak klauwt en briest en …’
Tractorlichten schijnen niet omhoog! Misschien Bas’ fantasie slaat op hol. Fragmenten uit films die hij ooit zag: maïsmonsters die dorpen terroriseren, freaky pubers met staalblauwe ogen maken volwassenen af, ufo’s en graancirkels. Bizarre gemuteerde kinderen. En een creepy soundtrack eroverheen. The X-files.
Daar heb je de lichtbundel weer!
Eropaf! Ik ga op onderzoek!
Bas sluipt stil de trap op naar zijn kamer, grijpt zijn zaklamp en steekt een Zwitsers zakmes in zijn schoudertas. Zijn gsm. Foto’s nemen. Bewijsmateriaal vastleggen. Deur toe. Stil de trap naar beneden.
Bas baant zich een weg door het maïsveld. Hij probeert het geruisloos te doen, maar dat lukt niet. De bladeren schuren en krassen zijn armen en benen. Hoort hij kinderstemmen? Dat toch niet? Bizarre gemuteerde kinderen. Maïsvelden zijn griezelig. Vogelverschrikkers en monsters en sektes. Opnieuw die fantasie van hem. Toch gaat hij recht op de lichtbundel af. Het licht maakt onregelmatige bewegingen, traag en rond.
©VANIN
Een zoeklicht, denkt Bas, het is een zoeklicht Kan niet anders
Even alles op een rijtje zetten. Nuchter. Wat zijn de feiten? Een lichtbundel. ’s Nachts. In een afgelegen gebied. Wat kan ik uit de feiten afleiden?
Het komt van mensen. Dieren bedienen geen zoeklichten.
Misschien is het geen zoeklicht. Misschien is het een signaal, een boodschap. Bas stopt.
Of een baken, om gevaar aan te duiden.
Hij knipt zijn zaklamp uit. Luistert aandachtig, kijkt schichtig over zijn schouder, naar boven, en dan weer voor zich uit.
Het is een lokmiddel. Een val. En ik ben de prooi. De draak klauwt en briest en … Zou ik … Zal ik … Ik ga terug.
strompelen: met veel moeite lopen lummelen: zijn tijd verdoen zonder iets degelijks uit te voeren; lanterfanten jongdement: op jonge leeftijd niet goed meer kunnen nadenken en onthouden briesen: brullen, razen terroriseren: geweld uitoefenen, schrik aanjagen muteren: anders worden, veranderen zich een weg banen: doordringen het baken: lichtpunt, merkteken dat richting aangeeft schichtig: schuw, bedeesd, angstig woord
Nee.
Avontuur. Eindelijk gebeurt er iets in dit godvergeten hol. Misschien sta ik op het punt een megaontdekking te doen. Onderzoek is gevaarlijk. Maar morgen ben ik wereldberoemd.
Bas speurt opnieuw de hemel af. Het licht is verdwenen.
Verdorie. Nu heb ik te lang gewacht. Mijn kans verkeken.
Bas haalt zijn schouders op. Ach, foert. Ik maak mezelf wat wijs … Het was toch niks. Hij knipt zijn zaklamp opnieuw aan, draait zich om en loopt terug richting de boerderij.
Dan stopt hij. Hij hoort iets. Een zwakke stem. Ze klinkt verdrietig. Hol.
‘Sterre aan de hemel. Waar ben je?’
Huh? Wat? Bas keert op zijn stappen terug. Waar komt de stem vandaan? Hij duwt de maïsplanten opzij.
‘Sterre? Billie? Waar ben je?’
Op een paar meter van Bas staat een oude man. Bas herkent hem niet. Hij woont niet in het dorp. Hij ziet er honderden jaren oud uit. De man staart Bas aan. Er verschijnt jong licht in zijn ogen.
‘Billie?’
Bas schudt zijn hoofd. ‘Neen. Bas.’ Voorzichtig.
Stilletjes.
‘Bas?’
Bas knikt.
De ogen van de man vragen nog even verder en worden dan dof.
‘Juist, je zegt het. Juist. Bas. Niet Billie.’ Hij knipt zijn zaklamp aan, richt de krachtige bundel naar de hemel en verdwijnt tussen de maïskolven.
Bas blijft verbaasd achter.
De boeren wachten op de oogst, vertellen over saai en saaist. Tiktak tiktak. Het is nog geen twaalf uur, er is tijd voor meer bier. Bas zat nooit eerder op het terras van het café op het kerkplein. Hij voelt zich onwennig, met zijn cola, in zijn korte broek.
‘Vannacht’, zegt hij, aarzelend, ‘zag ik een man in het maïsveld.’
De boeren kijken op.
‘In het maïsveld? Vannacht? Wat deed ge daar?’
‘De man zag er superoud uit. Hij dacht dat ik Billie was.’
Open monden.
‘Billie?’ De boeren kijken elkaar aan. Sprakeloos. Ze nemen haastig een slok van hun bier.’
‘Weet je het zeker, Bas?’
‘Hij dacht dat jij Billie was?’
‘Billie, ja, dat zei hij. En iets over een ster aan de hemel.’
‘Je moet gedroomd hebben. Dat was het. Een droom.’
‘Antoon is lang dood. Hij woonde in het oudste huis van het dorp, het huis met de datum boven de deur. Antoon maakte de Grote Oorlog mee, en de ratten, vier jaar in de loopgraven. Hij zat er te lang en werd er gek van verveling.’
‘Dat was Antoon, die man vannacht?’
‘Dat kan niet. Antoon is lang dood.’
‘En Billie? Wie is Billie?’
‘Antoon is lang dood, Bas, vergeet het.’
En de kerktoren luidt twaalf uur en de boeren strompelen huiswaarts voor het middagmaal, zo snel als ze kunnen. Dan doen ze een dut. Vandaag zullen ze niet meer buiten komen.
Maria komt afrekenen. Ze veegt haar handen af aan haar schort. Haar handen zijn nooit vuil.
‘Anderhalve euro, Bas, voor je cola.’
Maria is de cafébazin van het café met het terras op het kerkplein. Sinds jaar en dag.
‘Billie was het zoontje van Antoon’, zegt ze.
‘Zijn zoon?’
Maria knikt. ‘Het was een luchtgevecht boven het maïsveld. Een Duitse piloot stortte neer. Triestig.’
‘De Duitsers?’
‘De Tweede Wereldoorlog. We waren bezet. Meneer pastoor vertelde Antoon dat Billie een ster aan de hemel geworden was.’
Maria neemt de euro’s. ‘Hij was aan het spelen in het veld. Zijn lijf helemaal verbrand.’
***
Bas wacht. In de verte slaat de klok twaalf uur. Een zachte wind schuurt de maïsbladeren tegen elkaar.
Hij kijkt naar de hemel. De lichtbundel verschijnt. Het licht is zwakker deze nacht. Bas wacht. Dan hoort hij de zwakke stem van Antoon.
‘Sterre aan de hemel. Waar ben je?’
‘Hier,’ zegt Bas, ‘ik ben hier.’
De maïsplanten wijken opzij en Antoon stapt uit de duisternis, zijn zaklantaarn gericht op Bas’ gezicht.
‘Billie?’ Zijn ogen zijn dof.
‘Hier ben ik,’ zegt Bas opnieuw, ‘ik ben hier.’
Op het gezicht van Antoon verschijnt een glimlach.
‘Je bent oké, Billie, je bent oké.’ Jong licht in zijn ogen.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Sebastiaan Leenaert.
routeplanner van deel 6 onderzoeken Klas Nr.
Bekijk de uitdaging van dit deel aandachtig en word tekstchirurg. Je wordt uitgedaagd om te laten zien hoe goed je een tekst kunt ontleden.
De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom de lessen van dit deel.
Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen binnen het deel A en B en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A.
In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop.
De leraar begeleidt je.
De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig.
Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor het groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest.
Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!
JOUW ROUTEPLANNER
lessen volgorde aantal lesuren moet mag zelfstandig klassikaal afgerond
A Beeld en verhaal: ‘Bas’ rotte zomer’ Verken de uitdaging en de andere lessen + planning
Les 1: Zakelijke teksten onder de loep
Les 2: Het grote luisterexperiment 2
Les 3: Foutloos spellen
BLes 4: Op zoek naar een boek 2
Uitdaging: Word tekstchirurg
De laatste ronde
- 1
Zakelijke teksten onder de loep
1
tekstdelen rangschikken
alinea’s en verbanden AANDUIDEN
logIsch geraNgschIkt?
OPDRACHT 1 Zoek de volgorde.
Geloof jij in buitenaards leven?
kernzin en HOOFDGEDACHTE aangeven
GETUIGENVERSLAG GEVEN
1 Lees zin a. Kun je een krantenbericht daarmee beginnen? JA / NEE
2 Lees zin f. Kun je het bericht daarmee eindigen? JA / NEE
Bestaat buitenaards leven?
a Ook als maar een k lein deel van die planeten gunstige omstandigheden heeft, is het mogelijke aantal bewoonbare planeten erg groot.
©VANIN
b Tot nu toe hebben wetenschappers alleen leven op aarde gevonden.
c Velen zijn er echter van overtuigd dat er ook elders leven moet zijn.
d Alleen al in ons sterrenstelsel zijn er honderden miljarden sterren, waarvan er vele planeten hebben.
e De vraag of buitenaards leven bestaat, is dus grotendeels afhankelijk van hoe makkelijk of moeilijk het is om leven te beginnen.
f Want het universum is enorm groot en het leven dat wij kennen, kan onder zeer afwisselende omstandigheden gedijen
R. Dinwiddie. Hapklare wetenschap. Baarn, Tirion Natuur
3 Zoek de eerste zin. Welke zin geeft een algemeen antwoord op de vraag of er buitenaards leven bestaat?
4 Zoek de laatste zin. Welke zin bevat een besluit?
5 Markeer in de overgebleven zinnen woorden of woordgroepen die je de logische volgorde van de zinnen ‘verklappen’. Zulke woorden die alinea’s of zinnen met elkaar verbinden, noem je signaalwoorden
6 Herstel nu de volgorde van de zinnen. Noteer ze in de tabel.
7 Alle zes de zinnen horen bij elkaar en vormen één blokje tekst. Hoe wordt zo’n blokje tekst genoemd?
gunstig: positief, goed, voordelig het universum: het heelal, de ruimte gedijen: goed groeien, makkelijk overleven, bloeien woord
OPDRACHT 2 Zoek opnieuw de juiste volgorde.
Middernachtzon
a Beide duren zes maanden.
b Dat is de middernachtzon.
c Nergens op aarde zit er zo’n verschil tussen de seizoenen.
d De Noordpool en de Zuidpool kennen maar twee seizoenen, zomer en winter.
e I n die periode, midden in de zomer, zijn er dagen dat de zon 24 uur achter elkaar schijnt.
f Na zes maanden waarin de zon nooit tevoorschijn komt, volgt een periode van zes maanden daglicht.
R. Dinwiddie. Hapklare wetenschap. Baarn, Tirion Natuur
1 Met welke zin kan het bericht beginnen?
2 Met welke zin kan het eindigen?
3 Markeer in de zinnen de woorden die verwijzen naar al eerder genoemde woorden of zinnen. Zulke woorden noem je verwijswoorden
4 Herstel nu de volgorde van de zinnen. Noteer de volgorde in de tabel. Lees daarna eens hardop.
Alinea’s en kernzinnen
De tekstdelen noem je alinea’s. Een tekst bestaat meestal uit verschillende alinea’s. Korte teksten, zoals een nieuwsbericht, kunnen ook uit slechts één alinea bestaan.
Alinea’s hebben een bepaalde opbouw. Ze bestaan uit de kerngedachte (of kernzin) en een uitleg of uitwerking ervan. De kernzin van de alinea bevat de hoofdgedachte. Meestal is de eerste of de tweede zin van de alinea de kernzin. Soms is het de laatste zin.
Alinea’s worden met elkaar verbonden door verwijswoorden en signaalwoorden
Verwijswoorden verwijzen terug naar iets wat al genoemd is, of wijzen vooruit naar iets wat kort erna komt. Ze voorkomen dat dezelfde woorden herhaald worden.
Signaalwoorden geven een signaal dat er een bepaald verband bestaat tussen zinnen of delen van zinnen, maar ook tussen alinea’s
Een alinea
Zo kun je een alinea herkennen:
• er is één kerngedachte of kernzin per alinea;
• die kerngedachte staat voor- of achteraan in een alinea;
• dikwijls is er een witregel (blanco tekstregel) tussen twee alinea’s;
• soms springt de eerste regel in;
• de laatste regel is meestal niet helemaal volgeschreven.
OPDRACHT 3 Onderzoek de alinea’s.
1 Hoeveel planeten kun jij opsommen? Bekijk de tekst.
Nieuwe planeten ontdekt
A In totaal ontdekten de wetenschappers zeven planeten. ‘Ze zijn alle zeven aardeachtig’, zeggen ze. ‘Precies zusjes van onze aarde.’ Drie van de zeven planeten bevinden zich op een goede afstand van de dwergster. Dat wil zeggen dat ze niet te ver staan. Want dan is het te koud en zal het aanwezige water in ijs veranderen. Ze staan ook niet te dicht. Want dan is het te heet en verdampt het water. Er kan dus vloeibaar water aanwezig zijn. Dat is een voorwaarde voor buitenaards leven. Denk daarbij wel niet meteen aan groene wezens. Buitenaards leven kan ook betekenen dat er heel kleine organismen zijn, zoals bacteriën. De planeten zullen nu nog verder worden bestudeerd.
B In 2015 ontdekte het team een dwergster. Dat is een ster die niet zo veel licht uitstraalt. Een dwergster is ongeveer tien keer kleiner dan de zon en duizend keer zwakker. De ster kreeg de naam Trappist-1. Dat is een soort bier dat in België erg populair is. Het team vond het grappig om de ster daarnaar te vernoemen. Rond de ster Trappist-1 zweven een aantal planeten. Die heeft het team twee jaar lang bestudeerd.
C Wetenschappers ontdekten onlangs zeven nieuwe planeten. Die zijn ongeveer zo groot als de aarde. Een internationaal team van wetenschappers deed de ontdekking. Aan het hoofd van dat team staat een Belg. Zijn naam is Michaël Gillon. Hij speurt de hemel af met een telescoop. Die bevindt zich in een woestijnachtig gebied in Chili. Daar is het namelijk 300 nachten per jaar helder. In België is dat maar twee nachten per jaar. De telescoop wordt wel bestuurd vanuit Luik.
Naar: ‘Nieuwe planeten ontdekt’, Kits online, www.kits.be
©VANIN
2 Ga aan de slag met deze opdrachten en vragen.
a Lees de eerste zin van de drie alinea’s. Waarom kan alinea A niet de eerste alinea zijn?
b Wat staat meestal vermeld in de eerste alinea van een zakelijke tekst?
c In welke alinea komt de eerste zin daarvoor in aanmerking?
d Zet de alinea’s in de juiste volgorde.
e Lees de tekst aandachtig (intensief lezen). Zijn de uitspraken juist of fout? Zeg waarom ze fout zijn.
A De telescoop waarmee de planeten werden ontdekt, staat in Chili omdat daar meer heldere nachten zijn dan in België.
B Een van de planeten is vernoemd naar een populair Belgisch bier.
C Op drie van de zeven planeten is buitenaards leven mogelijk.
D Elk van de zeven ontdekte planeten lijkt qua omvang op onze aarde.
E Een voorwaarde voor buitenaards leven is dat de planeet dicht bij de dwergster staat.
Zakelijke tekst
Een zakelijke tekst heeft een vaste opbouw
Die bestaat uit een inleiding met het hoofdonderwerp of centrale thema
In de volgende alinea’s (het midden) wordt dat hoofdonderwerp uitgewerkt. De alinea's zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden. Die signaalwoorden verraden dikwijls de structuur van een tekst. Ze duiden bijvoorbeeld een logische volgorde of oorzaken en gevolgen aan.
In de laatste alinea, die je het slot noemt, wordt meestal het hoofdonderwerp herhaald of je leest er een besluit of een goede raad.
IN verbaNd met …
OPDRACHT 4 Ontdek de verbanden.
Zou jij je aanmelden voor een ‘one-way ticket’ naar Mars?
1 Lees de tekst.
Als je de informatie uit een langere tekst wilt onthouden, dan kun je na een bepaald deel voor jezelf proberen samen te vatten wat je al hebt gelezen. Herhaal dat voor verschillende delen. tip
©VANIN
Wat doet 340 dagen in de ruimte met je lichaam?
Een Amerikaanse en een Russische astronaut zijn veilig naar de aarde teruggekeerd. Bijna een jaar verbleven ze in het ruimtestation ISS voor een experiment: wat gebeurt er met je lichaam als je zo lang in de ruimte verblijft? Eén ding hielden beide heren er alvast aan over: een dikker hoofd.
Experiment
340 dagen, bijna een jaar dus, brachten de Amerikaanse astronaut Scott Kelly en de Russische kosmonaut Michail Kornijenko door in de ruimte. Ze verbleven in het International Space Station, een internationaal ruimtestation dat sinds 1998 baantjes rond de aarde draait. Normaal gezien blijven astronauten niet zo lang in de ruimte, maar Kelly en Kornijenko deden het als experiment. Ze wilden in kaart brengen welke impact het menselijk lichaam moet ondergaan bij een lang verblijf in de ruimte, iets waar wetenschappers volop onderzoek naar doen.
Behalve de ruimtevaarders zelf is ook Mark Kelly een heel belangrijke figuur in het onderzoek. Hij en Scott zijn eeneiige tweelingbroers, wat maakt dat ze zo goed als identiek zijn. Maar waar Scott de ruimte opzocht, bleef Mark op de aarde. Dat gaf de wetenschappers de unieke gelegenheid om beide broers op een identieke manier te onderzoeken en vergelijkingen te maken, bijvoorbeeld door middel
identiek: dezelfde, gelijk
van regelmatige analyses van hun bloed en urine, en allerlei andere tests. ‘We hebben altijd gedacht dat je sneller ouder wordt in de ruimte’, leggen de onderzoekers uit. ‘We hopen dat nu ook te kunnen bewijzen.’
Vier centimeter gegroeid
De resultaten van het onderzoek kennen we pas over twee maanden, maar sommige effecten waren meteen zichtbaar. Zo kon Scott Kelly na de landing niet staan of lopen. Men moest hem wegdragen, net als Kornijenko trouwens. Hij was ook bijna vier centimeter gegroeid. ‘Een ruimtereis brengt heel ons systeem in de war’, vertelt Floris Wuyts, professor Fysica aan de Universiteit Antwerpen en evenwichtsexpert. ‘Het begint al bij staan en lopen. Door te stappen druk je je botten samen, waardoor er stoffen vrijkomen die nieuw botweefsel aanmaken. Stappen kun je in de ruimte niet. Je zweeft voortdurend, waardoor de spieren in je benen verzwakken en je botten minder sterk worden, iets wat men osteoporose noemt.’
Wuyts gaat de Russische kosmonaut de volgende maanden intensief onderzoeken en focust daarbij op het evenwichtsstelsel. ‘In de ruimte is er geen boven of onder en dus gaat je evenwichtsstelsel minder goed functioneren’, legt hij uit. ‘Daardoor krijg je onder meer minder goede oogreflexen. Nog een verschijnsel dat typisch is voor een lang verblijf in de ruimte, is dat er meer water naar je hoofd gaat. Daarom krijgen astronauten vaak een dikker hoofd in de ruimte.’
Intussen heeft Kelly zijn normale lengte teruggekregen, maar of hij voor de rest weer de oude is? ‘Na zes maanden in de ruimte heb je een week nodig om te herstellen’, aldus Wuyts. ‘Maar Kelly en Kornijenko waren langer weg. We weten nog niet hoe snel ze zullen recupereren.’
Naar Mars
©VANIN
Waarom is het zo belangrijk om te weten wat de ruimte met ons lichaam doet? Wuyts hoopt meer inzicht te krijgen in evenwichtsstoornissen in het algemeen, maar de ruimtevaart heeft nog een ander motief, namelijk toekomstige, lange ruimtereizen. Tot nu toe zijn ruimtevaarders niet verder gereisd dan onze maan, een trip die – heen en terug – amper zes dagen in beslag neemt. Maar tegen 2026 wil men ook mensen naar Mars sturen (het Mars One-project) en die reis kan makkelijk een paar jaar duren. Al die tijd moeten astronauten gezond en fit blijven. En nog belangrijker: ze mogen niet te veel spiermassa en botkalk verliezen, want op Mars staat niemand klaar om hen te dragen … Maar zelfs als de medische wetenschap oplossingen vindt voor het Mars Oneproject, waar het allemaal om draait, dan nog is het helemaal geen certitude (of zekerheid) dat de Marsgangers het op de rode planeet lang zullen uithouden. De eenzaamheid, de kleine omgeving en het gebrek aan daglicht zijn op zich al serieuze beproevingen, maar natuurkundigen waarschuwen nog voor iets anders: de Marsgangers zullen zelf hun voedsel moeten kweken. Dat houdt het risico in dat de zelfgekweekte tomaten en kroppen sla te veel zuurstof produceren. Als het zuurstofgehalte in het Marsstation niet kan worden gecorrigeerd via een filtersysteem, zouden de eerste kolonisten al na 68 dagen beginnen te sterven.
Naar: J. De Bodt. ‘Wat gebeurt er met je lichaam na 340 dagen in de ruimte?’, Het Nieuwsblad, www.nieuwsblad.be
de analyse: het onderzoek, de ontleding de osteoporose: snellere afbraak dan aanmaak van bot (bv. bij ouder worden), waardoor de botten broos worden en de kans op breuken stijgt functioneren: werken de kolonist: wie als een van de eersten een bepaald gebied betreedt woord
2 Zoek een synoniem in de tekst. Hoe zegt de schrijver dat …
a … het experiment wilde aantonen wat de inwerking is van een lange ruimtereis op het lichaam?
b … de wetenschappers de broers Kelly op dezelfde manier konden onderzoeken?
c … we nog niet weten hoe snel Kelly en Kornijenko zullen herstellen van hun ruimtereis?
d … Wuyts de Russische kosmonaut de volgende maanden diepgaand zal onderzoeken?
e … het nog helemaal niet zeker is of de Marsgangers het lang zullen uithouden op de rode planeet?
3 Lees deze zinnen opnieuw. Zoek de juiste verbanden tussen de woorden, tussen de delen van een zin of tussen zinnen. Eén verband komt twee keer voor.
Kies uit: gevolg – reden – tegenstelling – oorzaak
a De resultaten van het onderzoek kennen we pas over twee maanden, maar sommige effecten waren meteen zichtbaar.
b Door te stappen druk je je botten samen.
c Nog een verschijnsel dat typisch is voor een lang verblijf in de ruimte, is dat er meer water naar je hoofd gaat. Daarom krijgen astronauten vaak een dikker hoofd in de ruimte.
d Je z weeft voortdurend, waardoor de spieren in je benen verzwakken en je botten minder sterk worden.
e Ze mogen niet te veel spiermassa en botkalk verliezen, want op Mars staat niemand klaar om hen te dragen …
Signaalwoorden
Tegenstelling of verschil
Als je wilt zeggen dat twee dingen verschillend zijn, kun je dat doen met een tegenstelling of verschil.
In een tekst staan dikwijls tegenstellingen of verschillen. Je kunt dat zien aan deze signaalwoorden: maar, toch, hoewel, ondanks, echter, niet, in tegenstelling tot en het tegenovergestelde
Een oorzaak-gevolg of reden-gevolg
In een tekst kun je aangeven dat er iets gebeurt (gevolg) en waardoor dat gebeurt of waarom dat gebeurt (oorzaak of reden).
In een tekst staan dikwijls zinnen met een oorzaak/reden en gevolg. Je kunt dat zien aan deze signaalwoorden: omdat, doordat, door, want, daarom, hierdoor, daardoor, namelijk en zodat.
Bv. Het is al weken aan het regenen. Daardoor is de rivier buiten haar oevers getreden.
Oorzaak: Het is al weken aan het regenen.
Gevolg: De rivier is buiten haar oevers getreden.
g Aan het woord 'daardoor' kun je zien dat het om een oorzaak en gevolg gaat.
Bv. Sien is dolgelukkig, omdat ze voor de Blind Auditions geselecteerd is.
Reden: Ze is voor de Blind Auditions geselecteerd.
Gevolg: Sien is dolgelukkig.
g Aan het woord ‘omdat’ kun je zien dat het om een reden en gevolg gaat.
©VANIN
4 De gemarkeerde woorden verwijzen naar een woord, woordgroep of zin. Schrijf onder de zin wat het verwijswoord aanduidt.
a Dat gaf de wetenschappers de unieke gelegenheid om beide broers op een identieke manier te onderzoeken. (r. 19-20)
b Op Mars staat niemand k laar om hen te dragen … (r. 53)
c Hij en Scott zijn eeneiige tweelingbroers, wat maakt dat ze zo goed als identiek zijn. (r. 17-18)
d Kelly en Kornijenko deden het als experiment. Ze wilden in kaart brengen welke impact het menselijk lichaam moet ondergaan. (r. 13-15)
e We hopen dat nu ook te kunnen bewijzen. (r. 22-23)
Je kunt:
• verbanden aanduiden tussen woorden, tussen delen van een zin, tussen zinnen en tussen alinea’s;
• informatie onthouden;
• deeltjes van een tekst tussendoor samenvatten;
• zinnen van een tekst logisch rangschikken;
• alinea’s van een tekst logisch rangschikken.
Je bent een belangrijke getuige
Je bent getuige bij een van de situaties op de foto's. Vertel.
1 Bek ijk de foto’s. Welke foto trekt je aandacht? Kies een foto om mee verder te werken.
2 Wat zou er gebeurd kunnen zijn? Waar zou het gebeurd kunnen zijn?
voorbereIdeN
3 Bedenk waarom of waardoor het gebeurd kan zijn. Of bedenk wat het gevolg kan zijn. Formuleer een zin met een passend signaalwoord. Werk op een apart blad.
4 Stel dat je getuige was van de gebeur tenis. Welke vragen verwacht je dan van een reporter die je interviewt? Schrijf er minstens drie op.
uItvoereN
ov u r
5 De leraar projecteert de foto. Een medeleerling interviewt je als getuige. Jij vertelt wat je hebt gezien en gehoord. Kies een emotie (bv. woedend, zenuwachtig, angstig, geschokt…) waarin je jouw verslag brengt.
reflectereN
6 Hoe ging het?
Werkpuntje voor jezelf: orIëNtereN o vur o v ur
ovu r
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je vertelt een oorzaak, reden of gevolg. ja/neeja/nee
Je geeft randinformatie over de gebeurtenis. 1 2 3 41 2 3 4
Je getuigt in de gekozen emotie. 1 2 3 41 2 3 4
Je getuigenis komt geloofwaardig over. 1 2 3 41 2 3 4
Het grote luisterexperiment 2
luisteren en kijken met voorkennis
noteren TIJDENS HET LUISTEREN gericht luisteren en kijken
Is voorkeNNIs eeN voordeel?
VERTELLEN ALS EEN professor
INFORMATIE ONTHOUDEN
Je kunt je afvragen of je beter en gerichter kunt luisteren als je al iets weet over het onderwerp van de tekst. De onderzoeksvraag luidt dan: beïnvloedt voorkennis de luisterprestatie?
OPDRACHT 1 Bereid de luisteropdracht voor.
1 Bepaal eerst tot welke groep schakers jij behoort: de fervente schakers, de occasionele schakers of de niet-schakers. Beantwoord de vragen.
a Heb je dit bordspel ooit gespeeld?
ja (1 punt) – nee (0 punten)
b Hoeveel soorten schaakstukken kun je opsommen?
> 4 (3 punten) – 3 (2 punten) – < 3 (1 punt)
c Wanneer eindigt het spel? ( juist = 1 punt)
d Welk stuk k an verschillende velden in alle richtingen lopen en slaan? (juist = 1 punt)
e Wat is rokade? (juist = 1 punt)
2 Welke groep zal het meest van het luisterfragment begrijpen en onthouden? Formuleer een hypothese
fervent: enthousiast, fanatiek, geestdriftig, gepassioneerd, ijverig, vurig occasioneel: toevallig, af en toe, bij gelegenheid de hypothese: een aanname, veronderstelling die je wilt bewijzen woord
OPDRACHT 2 Luister naar het fragment.
Het fragment heet ‘De stukken goed opstellen’ en komt uit het boek Schaken voor de jeugd van Sabrina Chevannes.
Na een tweede luisterbeurt kun je vertellen hoe je het bord legt en hoe je de stukken bij het begin van het spel zet.
Voor het luisteren
a Wat beluister je?
b Hoeveel keer krijg je het fragment te horen?
c Wie is het luisterpubliek?
d Wat is het luisterdoel?
e Wat is het onder werp / de hoofdgedachte?
f Wat wil je erover bijleren?
g Wie is de zender?
h Welke aanpak (luisterstrategie) zul je toepassen? Markeer. oriënterend – globaal – zoekend – intensief – studerend – kritisch luisteren
Tijdens het luisteren
i Luister nu geconcentreerd. Laat je niet afleiden.
j Denk mee. Noteer de eerste keer sleutelwoorden. Werk op een apart blad.
k Plaats alle sleutelwoorden in een woordgroep. Noteer bij een tweede luisterbeurt nog extra sleutelwoorden.
OPDRACHT 3 Heb je de boodschap begrepen?
Maak de controleopdracht. Gebruik je notities. Kies eerst de juiste persoon (positie). Zet nu alle 16 zwarte stukken op de juiste plaats. Gebruik de eerste letters.
©VANIN
a Heb je de persoon (positie) juist?
ja (2 punten) – nee (0 punten)
b Welke stukken heb je juist geplaatst? (6 punten)
koning dame (koningin)
lopers paarden
torens pionnen
OPDRACHT 4 Controleer of voorkennis een rol speelt.
Na het luisteren
1 Bereken je score op opdracht 1. Markeer de groep waartoe jij behoort.
FERVENTE SCHAKER Je bent een kenner.
OCCASIONELE SCHAKER
Je weet iets van schaken.
Totaal: /8
NIET-SCHAKER
Je weet nog niet zo veel van schaken. opdracht 16 punten of meer3 tot 5 punten 2 punten of minder aantal klasgenoten per groep gemiddelde score op de controleopdracht
2 Hoeveel klasgenoten zitten er in elke groep? Noteer het in de tabel.
3 Wat is de gemiddelde score op de controleopdracht per groep?
4 Was je hypothese juist? Wat kun je besluiten?
©VANIN
De invloed van voorkennis op luisteren
Als je al iets weet over het onderwerp, betekent dat dat je over enkele ‘kapstokken’ beschikt waaraan je gemakkelijk nieuwe voorkennis kunt haken. Anders gezegd, voorkennis zorgt dat je je werkgeheugen minder belast, waardoor je je beter kunt concentreren en nieuwe informatie kunt vasthouden. Voorkennis is zonder twijfel een voordeel
Dat wil niet zeggen dat je niet kunt luisteren zonder voorkennis. Je zult zonder voorkennis (of met weinig voorkennis) geconcentreerder moeten luisteren om de informatie te onthouden.
De invloed van noteren tijdens het luisteren
Je onthoudt informatie beter als je noteert: je behoudt je focus en blijft beter geconcentreerd.
Noteren helpt je ook om de structuur te ontdekken.
Als je sleutelwoorden noteert, onthoud je bovendien makkelijker de kern van de boodschap.
Om sneller te noteren kun je afkortingen gebruiken. hoe hoe
luIstereN eN kIjkeN met eeN voorsproNg
OPDRACHT 5 Ga aan de slag met onderzoeksvragen.
Je kunt je afvragen of je anders luistert en kijkt als je weet waarop je moet letten.
1 Formuleer nu zelf een onderzoeksvraag.
2 Wat is je hypothese?
Ik verwacht dat
Bekijk één keer het filmfragment van de Damiaanactie waarin Ella en Filomena een ziekenhuis in India bezoeken. Ze komen er alles te weten over lepra. De klas wordt in tweeën verdeeld. De ene helft mag de vragen vooraf doornemen, de andere helft niet. Je mag noteren tijdens het luisteren.
Voor het luisteren en kijken
a Wat bek ijk je?
b Hoeveel keer krijg je het fragment te zien?
c Wie is het k ijkpubliek? Wie zijn de ontvangers?
d Wat is het luisterdoel/kijkdoel?
e Wat is het het onder werp / de hoofdgedachte?
f Wie is de zender? Wat weet je erover?
g Welke aanpak (luisterstrategie) zul je toepassen? Markeer.
oriënterend – globaal – zoekend – intensief – studerend – kritisch luisteren
Tijdens het luisteren en kijken
h Luister en kijk geconcentreerd. Laat je niet afleiden.
Denk na over hoe je snel en duidelijk notities kunt nemen.
©VANIN
i Denk mee. Noteer sleutelwoorden op een apart blad en maak woordgroepen waar dat kan.
Na het luisteren en kijken
k Beantwoord de vragen. De leraar geeft je een vragenblad.
l Bespreek mondeling.
A Welke groep scoort het best? De groep die inzage had in de vragen of de groep die geen inzage had?
B Was je hypothese juist? Wat kun je besluiten?
Gericht luisteren of kijken
Als je vooraf weet wat gevraagd zal worden en als je dus gericht kunt luisteren of kijken, dan heb je als luisteraar een niet te onderschatten voordeel.
Richt je aandacht dus op wat je precies wilt weten.
g Je hoeft immers enkel aandacht te hebben voor een beperkt stuk informatie, waardoor je werkgeheugen niet overbelast raakt.
g Het is makkelijker om je te focussen omdat je weet wat er zal komen.
g Lees vooraf aandachtig de vragen en opdrachten.
Je kunt:
• geconcentreerd en gericht luisteren;
• sleutelwoorden noteren tijdens het luisteren;
• afkor tingen gebruiken om sneller te noteren;
• informatie onthouden;
• ver tellen of verslag uitbrengen over wat je gehoord hebt.
©VANIN
Word je een echte professor of net niet?
Kruip in de huid van professor Eustachius en presenteer de bevindingen uit de experimenten in maximaal één minuut.
Verwerk er exact één leugen in zodat je medeleerlingen je als nepprofessor kunnen ontmaskeren. De presentatie van de bevindingen gebeurt in duo’s.
Hoe pak je dat aan?
1 Waarover moet je als professor vertellen?
2 Hoe gedraagt een typische professor zich?
3 Wat moet je als luisteraar doen?
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
4 Selecteer enkele bevindingen of besluiten van het grote luisterexperiment.
5 Verzin één leugen.
6 Noteer op een k ladblad de tekst van je presentatie en noteer de uiteindelijk versie hier. Je notities moeten geen volledige zinnen zijn.
©VANIN
7 Oefen een paar keer hardop wat je zult zeggen. Let op vlotheid en overtuigingskracht.
8 Als professor: vertel je klasgenoot over de resultaten van het grote luisterexperiment. Als aandachtig luisteraar: zoek de leugen. Wie is de snoodaard?
reflectereN
9 Hoe ging het?
ovu r
Beoordeel de mondelinge presentatie van de professor.
Hij presenteert overtuigend. 1 2 3 4
Hij presenteert de bevindingen van het grote luisterexperiment correct en volledig.
Beoordeel je eigen luisterwerk.
2 3 4
Je concentreert je tijdens de presentaties. 1 2 3 4
Je vindt de leugen. ja nee ov u r uItvoereN de snoodaard: een boef, een bedrieger woord
©VANIN
3
Foutloos spellen
lange, korte en andere klanken correct spellen
sprintdictee MAKEN
schrIjf je wat je hoort? hoor je wat je schrIjft?
OPDRACHT 1 Luister naar de tien reeksen van woorden.
1 In elke reeks ontbreekt het laatste woord. Vul de reeks aan terwijl je luistert. Denk goed na over de spelling.
reeks 1 cel cirkel carnaval
reeks 2 kwartaal quiz kwartel
reeks 3 karamelkanarie kantine
reeks 4 café diner logé
reeks 5 bikini lelie spinazie
reeks 6 gefascineerd lieverd automaat
reeks 7 niveau bureau gitaarsolo
reeks 8 roem boerka boerderij
reeks 9 koud wenkbrauw dauw
reeks 10 conditie fantasie politie
a In elke reeks zit een vreemde eend in de bijt. Onderstreep het woord dat niet in het rijtje past.
b Licht mondeling toe waarom.
c Wat kun je besluiten?
Je schrijft niet altijd wat je en je hoort niet altijd wat je K lanken die je op uitspreekt, worden soms anders geschreven (café, diner).
Klanken die je op uitspreekt, worden soms met dezelfde letter geschreven (cirkel, carnaval). 1
een vreemde eend in de bijt: een vreemde tussen allemaal bekenden de bijt: een niet-bevroren plek in het ijs woord
©VANIN
Klanken en letters
Zinnen bouw je met woorden. Die zijn op hun beurt samengesteld uit klinkers en medeklinkers die je uitspreekt als klanken
Wat je hoort, is een klank
Wat je ziet en schrijft, is een letter. Er zijn twee soorten letters: 1 k linkers: a, e, i, o, u + y (er zijn lange en korte klinkers ); 2 medek linkers.
Je schrijft niet altijd wat je hoort!
Ons alfabet bestaat uit 26 letters. Het woord 'alfabet' komt van de eerste en de tweede letter uit het Griekse alfabet: alfa en bèta.
2 Maak zelf een goede zin van minstens acht woorden waarin je het woord correct gebruikt.
Bv. gefascineerd: Mijn vader is gefascineerd door alles wat met ruimtevaart te maken heeft.
a logé:
b trend:
c boerka:
d conditie:
e niveau:
OPDRACHT 2 Vul de zinnen aan met een woord uit opdracht 1.
1 Een groep van vier muzikanten noem je een …
2 Een ander woord voor een vervolgserie op tv is een …
3 M ijn vader is … door alles wat met Ierland te maken heeft.
Mij zegt het weinig.
4 Ken jij het verschil tussen een lunch en een …? Lunchen doe je ’s middags, dineren doe je ’s avonds.
5 I n onze gerenoveerde B&B kunnen we nu zes … ontvangen.
korte eN laNge klaNkeN
OPDRACHT 3 Lees de zin uit het opstel van een leerling.
1 Kun je de boodschap begrijpen?
2 Toch is er iets fout gelopen. Wat? Verbeter maar
3 Onderzoek hoe je korte en lange klanken correct spelt. Bespreek samen.
a Lees het fragment uit ‘FC De Kampioenen’ op p. 311.
b Zoek in het fragment minstens één voorbeeld voor elke rij. Schrijf de woorden op de juiste plaats en accentueer de klank.
korte klank
lange klank enkel geschreven binnen een woord op het einde van een woord
lange klank dubbel geschreven binnen een woord op het einde van een woord
andere klank
klinkt als twee klanken na elkaar (tweeklank) klinkt dof
4 Wat gebeur t er met de medeklinker bij een korte klank?
5 Wanneer wordt een lange klank enkel geschreven binnen een woord?
6 Hoe wordt een lange klank op het einde van een woord geschreven?
accentueren: markeren, onderstrepen, beklemtonen woord
©VANIN
Verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven
Zo moet je verdubbelen (bv. vissen).
Hak het woord in klankgroepen.
Klankgroep = wat je hoort als je een woord in stukjes zegt.
Bv. m(o)/der – p(o)/ten
Pas de regel toe op de laatste klank van elke klankgroep. Hoor je op het einde van de klankgroep een korte klank? Schrijf dan één klinker en twee medeklinkers.
Bv. modder
Dus: Ik luister naar het einde van de klankgroep. g Ik hoor een korte klank. g Ik schrijf één klinker en twee medeklinkers.
Bv. potten
Zo moet je verenkelen (bv. apen).
Hak het woord in klankgroepen.
Pas de regel toe op de laatste klank van elke klankgroep. Hoor je op het einde van de klankgroep een lange klank? Schrijf dan één klinker en één medeklinker.
Bv. dr(oo)/men g dromen
Dus: Ik luister naar het einde van de klankgroep. g Ik hoor een lange klank. g Ik schrijf één klinker en één medeklinker.
Bv. p(oo)/ten g poten
Zo schrijf je gewoon.
Hak het woord in klankgroepen.
Pas de regel toe op de laatste klank van elke klankgroep. Hoor je op het einde van de klankgroep een andere klank? Schrijf het woord dan gewoon.
Bv. blijven
Dus: Ik luister naar het einde van de klankgroep. g Ik hoor een andere klank. g Ik schrijf gewoon.
Bv. flinke boetes
Moeilijke gevallen:
fee, zeepaard, meenemen
dubbele ee op het einde van een woord goochelen, loochenen
dubbele oo voor een ch sluw, schaduw enkele u voor een w in gesloten lettergreep slaatje, parapluutje
dubbele klinker in verkleinwoorden van woorden die eindigen op een ongedekte klinker
©VANIN
OPDRACHT 4 Vul in met c/cc, k of s. Rangschik de woorden in de kolommen.
een re ept / een ent / de Grote O eaan / een irkel / een ymbool / een amera / re lamefolder / een omiek / einen / de ele triciteit / een ysteem / een do ent / vijftig kilo ement / de provin ie
Limburg / een halve meter of 50 entimeter / de bios oop / een avia / een ouvenir / een olonie / iemand feli iteren met zijn verjaardag / de sport lub / een inse t / het onta t / het ollege / dat woord heeft een
a ent / het cir us / een ijfer / een eti et / een on lusie
c klinkt als s c klinkt als k k klinkt als k s klinkt als s
OPDRACHT 5 Bouw samenstellingen.
1 Maak telkens twee samenstellingen die met volgend woord beginnen. Let vooral op de spelling. zee twee thee
2 Noteer minstens vijf woorden die eindigen op –ee. Kies twee van die woorden en vorm daarmee een samenstelling.
OPDRACHT 6 Vervolledig de woorden. Schrijf het woord opnieuw in de tweede kolom.
1 Vul in met een lange ‘oo’-klank. ontg chelen risic niv gitaars l shamp bur cad diab l
g chelaar sn daard
2 Vul in met een ‘ie’-klank.
3 Vul in met een lange ‘ee’-klank.
p ram de tw ling
b k n caf
lab rint pur
s steem comit kanar muntth
s mpath k vuurz
sp naz l lie
spaghett jen ver
anal se pat
mach ne acn
ou of au? eI of Ij? Y, Ie of I?
OPDRACHT 7 Vul aan. Schrijf het woord opnieuw in de tweede kolom.
1 Vul in met ou of au.
2 Vul in met ij of ei.
r we aardappelen kaps zen ber w uitw den over iets
f teuil pijn l den
h weel openbaar v len
kl w nagelv l gustus rad sjes
OPDRACHT 8 Hoe schrijf je de ‘ie’-klank in deze woorden? Vul aan.
Een l ter Een hobb
Een l d Januar
Een g taar Een bab
Een d ploma Een al b
Zijn cond t De vak ant
OPDRACHT 9 Schrijf je deze woorden met i, ie of y? Schrijf de woorden volledig in de juiste koppen.
1 l … nx h … pnose privac …
Na drie eeuwen is de opnieuw de grootste kat in de Hoge Venen. zorgt voor een pijnloze bevalling.
Facebook schendt uw !
2 h … acinten detect … ves cab … nes
Het laatste weekend van april trokken de bloeiende in Hallerbos veel bezoekers.
De politie ontvangt steeds meer klachten over
De Panne wil authentieke op het strand beschermen.
dezelfde klaNk, aNdere betekeNIs?
OPDRACHT 10 Ontdek het verschil.
1 Lees deze woorden hardop. Wat merk je op? verrassen – verassen / rauw – rouw
Gebruik elk woord in een zin. Wat merk je op?
2 Lees deze zinnen.
a Je moet je schouders recht houden.
b Wat is het verband tussen een goede job en een diploma?
Onderzoek de twee gemarkeerde woorden in de zinnen. Noteer de betekenis van die woorden.
3 Ken je nog een andere betekenis voor recht en verband? Schrijf die onder de afbeeldingen.
recht: verband:
Homoniem
‘ Recht ’ en ‘ verband’ hebben minstens twee verschillende betekenissen. Andere voorbeelden zijn: licht, kan, haar …
Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien of op dezelfde manier worden uitgesproken, maar verschillen in betekenis.
OPDRACHT 11 Ga aan de slag met homoniemen.
Gebruik de homoniemen in twee afzonderlijke contexten op een apart blad. Werk telkens met een andere betekenis.
OPDRACHT 12 Bestudeer deze korte zinnen en ontdek wat ze betekenen.
1 Dat is een hele stapel.
Hij is helemaal stapel.
stapel:
2 Het is echt een lokaal probleem.
Het is echt een probleem om een vrij lokaal te vinden.
lokaal:
OPDRACHT 13 Welk homoniem wordt cryptisch omschreven?
1 Je kunt ze geven en je hoofd erop laten rusten.
2 Het is een gevangenis en een bouwsteen van een organisme.
3 Je kunt erop turnen en erover rijden.
4 Het zit soms in je haar en je kunt erin mikken.
5 Zowel fijnproevers als misdadigers komen ermee in aanraking.
6 Het is volume en overzicht tegelijkertijd.
7 Deze stenen zeggen a, e, i, o, u.
8 Ze hangen aan de bomen en drinken melk.
9 Deze handvatten kun je ontvreemden.
10 Het is een instituut en een kunstenaar met zijn leerlingen.
©VANIN
Je kunt:
• kor te, lange en andere klanken correct schrijven;
• verduidelijken waarom je bepaalde klanken zo schrijft;
• de betekenis van homoniemen achterhalen.
cryptisch: met een verborgen betekenis, verbloemd woord waarheen
Sprintdictee
Neem deel aan het sprintdictee en win.
1 Werk per vier. Je vormt twee duo’s die op een grote afstand van elkaar zitten.
2 De leraar geeft elke groep twee reeksen van acht woorden en een invulblad.
3 Het doel is de woorden die de andere groep kreeg op jullie blad te schrijven. Je rent naar de woorden van de andere groep om ze te memoriseren en ze dan weer stilletjes te dicteren aan je partner, die ze in de juiste kolom noteert.
4 Je mag zo vaak teruglopen als je wilt, maar er mag slechts één iemand lopen.
5 Het duo dat als eerste alle reeksen juist heeft, wint.
orIëNtereN o vur o v ur
6 Bepaal een tactiek en spreek af.
voorbereIdeN ov u r uItvoereN
7 Bij het startsignaal mag je beginnen.
8 Loop, memoriseer, dicteer en schrijf.
©VANIN
9 Hoe ging het?
memoriseren: uit het hoofd leren woord ovu r reflectereN
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je maakt vooraf goede afspraken. ja/neeja/nee
Je onthoudt de woorden.
Je dicteert verstaanbaar.
Je schrijft de woorden correct.
Werkpuntje voor jezelf:
Op zoek naar een boek
thema bepalen vanuit COVER EN ACHTERPLAT
LEESGEDRAG ONDERZOEKEN
joNgeNs eN meIsjes eN boekeN
OPDRACHT 1 Wat lees jij zoal?
1 Wat kun je zoal lezen door de dag heen?
BOEK CREATIEF presenteren
BOEKENWEBSITES vergelijken
2 Ben je een ‘boekenverslinder’ of eerder een ‘boekenzweter’? Vreet je de lettertjes op of bezorgen ze je eerder hoofdpijn?
a Waaraan denk jij bij ‘een boek lezen’? Vink aan.
ontspannend verrijkend gevoelig spannend fantasie aangenaam informatie saai leerzaam vakantie vermoeiend gezellig opwekkend wereld einde winter verplicht realiteit lastig vervolg dun tuin alleen regendagje zon triestig avontuur zwembad geschiedenis leuk
b Onderzoek of er een verschil is tussen waaraan jongens en meisjes denken bij een boek lezen. Welke drie woorden werden door de jongens het meest gemarkeerd?
En welke drie door de meisjes? Kruis aan wat het best bij jou past. Onderzoek wat jongens en meisjes het meest aankruisten. aantal meisjes aantal jongens
Je leest graag en veel. Hoe meer boeken je kunt verslinden, hoe liever!
Af en toe lees je wel een boek, maar dan het liefst tijdens de vakantie.
Je leest enkel boeken als het moet, maar dan vind je dat wel leuk.
Boeken lezen is voor jou een zware opdracht. Niet tof!
c Hoe verklaar je die gelijkenissen of verschillen?
©VANIN
een boek verslinden: een boek snel en met veel leesplezier lezen woord
OPDRACHT 2 Waar lees je het liefst?
Schrijf onder elke foto wat je op die plaats het liefst zou willen lezen. Noteer er ook bij waarom je daarvoor precies die plaats verkiest. Wat is de populairste plaats voor de jongens? En voor de meisjes? Hoe verklaar je dat?
©VANIN
welk boek past bIj jou?
OPDRACHT 3 Zoek een passend boek.
1 Hoe ga je op zoek? Waar zoek je precies?
2 Deze sites bieden je interessante informatie over alles wat met lezen te maken heeft.
a Ontdek de verschillende sites. Vergelijk ze met elkaar.
b Geef in de tabel jouw waardering.
overzichtelijke site: informatie is snel en vlot te vinden
groot aanbod aan allerlei informatie gericht op jongeren en leuk om te zoeken aantal sterren
www.boekenzoeker.be
www.jeugdbibliotheek.nl
www.pluizuit.be
www.ikhaatlezen.be
www.winob.be
OPDRACHT 4 Zoek op de boekenwebsites van opdracht 3.
Beantwoord deze vragen. Sommige vragen zijn doordenkertjes! Geef aan op welke site jij het antwoord het makkelijkste vond. Zet een kruisje in de rechterkolom als het ook op een andere site te vinden is.
vraag antwoord het vlotst gevonden op de site ook te vinden op de site
Wie is de auteur van het boek Roodkontje?
Waar ontwaakt de hoofdfiguur Tobias in het boek Vermist?
Gideon Samson schreef het boek Eilanddagen. Wie is het hoofdpersonage in dat boek?
Bij welke uitgeverij is het boek Jaspers vlinders van Johan Vandevelde uitgegeven?
Wat breekt het meisje in het boek van Astrid Witte?
Wat is Emilia’s gevaar in Honderd uur nacht?
Schrijfster Linda Dielemans zit niet meteen in de zon. Waar zit ze dan wel?
eeN keuze makeN!
OPDRACHT 5 Zoek een boek via de websites in opdracht 3.
1 Welke gegevens over je gekozen boek vind je er allemaal op? Vul aan.
Welke gegevens zoek je?
Waar zijn die te vinden? titel
auteur uitgeverij jaar van uitgave tekst op het achterplat (schrap wat overbodig is): passende lengte / te lang / te kort / te veel informatie / te weinig informatie er wordt te veel / niet te veel verklapt informatie of het boek wel of niet vertaald is ISBN-nummer (= internationaal standaardboeknummer: een unieke, wereldwijd gebruikte standaard voor de identificatie van boeken en aanverwante producten)
Andere gegevens die jou opvallen?
2 Lees een paar alinea’s van het begin en van het einde van het boek. Wat kom je al te weten?
covers, tItels, flapteksteN eN thema’s
Allerlei onderwerpen kunnen in boeken aan bod komen: avontuur, oorlog, liefde, vriendschap, muziek, familieproblemen …
OPDRACHT 6 Voorspel de inhoud.
1 Waarover denk je dat dit boek zal gaan? Overleg per twee.
2 Lees het achterplat of de flaptekst aandachtig en bekijk de cover.
a Markeer in de teksten enkele belangrijke woorden die volgens jou met de cover te maken kunnen hebben.
b Combineer vervolgens de covers met de passende teksten.
c Onder de tekst schrijf je één of meer thema’s die volgens jou in het verhaal voorkomen.
d Leg uit waarom je denkt dat dat het thema van het verhaal is.
ADe conciërge op Joricks school is vermoord. Uit nieuwsgierigheid gaat Jorick kijken op de plaats van de misdaad, maar dat had hij nooit moeten doen. Nog nooit had hij een dode van zo dichtbij gezien. Een onbezonnen actie waarna de nietszeggende ogen van de dode hem nog lang zullen blijven achtervolgen …
BWard woont samen met zijn Venezolaanse moeder in Nederland, maar officieel bestaat hij niet. Ward is namelijk staatloos. Wanneer de politie zijn moeder oppakt en het land uitzet, staat Ward er alleen voor. De enige die hem kan helpen, is zijn Nederlandse vader, dus hij besluit hem te gaan zoeken. Ward leidt een dakloos bestaan en is steeds onderweg, uit angst voor de politie. Gelukkig kan hij zich uitleven in freerunning, alleen dan voelt hij zich even vrij.
CAmir rijdt voor het circus van zijn vader uit. Hij vertelt verhalen en hangt affiches op. Op een dag steekt hij een onbekende grens over. Zo belandt hij in het Witte Land, waar alles anders is. Kinderen en volwassenen hebben er geen rechten. Maar heeft niet iedereen recht op een beetje geluk? Amir gaat de strijd aan, samen met Boris, Sam en de muis Dante. Een brandend actuele jeugdroman over kinderrechten, en over de vluchteling in ieder van ons.
DHet is maart 1725 als Tijs en Maarten aan boord gaan van de walvisvaarder Jonge Eva. Tijs weet het zeker: in de ijzige wateren van het verre Groenland wacht het avontuur. Nu hij en zijn beste vriend Maarten een plekje hebben veroverd op de walvisvaarder van Klaas Daalder, houdt niets hem nog tegen een held te worden en het hart van de mooie Antje te veroveren. Maar het leven op het schip valt hem zwaar, ze hebben last van de ijzige kou en de dichte mist en komen zelfs vast te zitten.
©VANIN
EHet lijkt wel alsof een duistere kracht de stad in zijn greep heeft. Het aantal moorden en verdwijningen is op enkele maanden tijd dramatisch toegenomen, en ook op de school van Maikel duiken een paar obscure figuren op. Wie is de mysterieuze Johanna die zich zo afzijdig houdt? Waarom vertelt de nieuwe geschiedenisleraar alleen gruwelverhalen uit de 19de eeuw? En waarom wordt iedereen zo snel verslaafd aan dat nieuwe computerspel? Voor ze het weten belanden Maikel en zijn vrienden in de onderbuik van Brussel, waar ze de strijd moeten aanbinden met een ongekend leger bovennatuurlijke wezens.
FChelsea zingt hemels. Volgens sommigen in de jeugdwerking minstens zo goed als Adele. Maar studeren gaat haar minder goed af … Hoe zal het gaan op haar nieuwe school?
Ook Yassim komt naar de jeugdwerking. Hij kan lekker koken en voetbalt graag met zijn beste vriend Joren. Het jaarlijkse free podium op school wordt een tweestrijd tussen Chelsea en haar knappe medeleerlinge Phaedra. Dan is er groot nieuws: er start een nieuwe talentenjacht op televisie, gepresenteerd door Sean Dhondt. Phaedra doet zeker mee. Chelsea ook?
Terwijl de meisjes zich opmaken voor de strijd, jagen ook Yassim en Joren hun dromen na. Wie zal slagen? Wie faalt? En wat het is belangrijkste voor hun toekomst?
GOver tomatensoep en spaghetti.
Over een restje cola in de koelkast en de perfecte rijstpap.
Over een verloren broer en de smaak van zijn stem.
Een aangrijpend verhaal over lekker eten en verlies.
Het lijkt een volmaakte zomerdag als Andres wegfietst van huis. De zon schijnt, mama maakt lekker eten, papa werkt in de groentetuin. Andres’ broer ligt languit te soezen onder de lindeboom. Hij ruikt al de geur van de tomatensoep die mama aan het maken is; hij is verzot op eten. Er zijn ook zovéél dingen om te proeven – zelfs iemands stem heeft een smaak: die van mama smaakt naar melk, die van papa naar chocolade. Maar die van Andres? Dat is een raadsel dat hij wil oplossen. Meer dan ooit, sinds die zomerdag.
HYo is geadopteerd en wil weten waar ze vandaan komt. Ze vraagt haar adoptieouders of ze meer weten over haar achtergrond, maar die blijven herhalen dat ze niet meer hebben dan de origami kraanvogel in een oude envelop.
Yo heeft het gevoel dat ze iets achterhouden en besluit het samen met haar vrienden Melle en Mac uit te gaan zoeken.
D. de Vos
De
©VANIN
De
M. Hendrickx & D. Dobbeleers
Heb jij ze wel alle vijf? Sint-Niklaas, Abimo
Informatie over het boek
Een ander woord (synoniem) voor onderwerp is thema. Het thema van een boek is datgene waarover dat boek vooral gaat en waar het verhaal rond geschreven is.
Meer weten voor je het boek leest?
Bestudeer de ‘buitenkant’ van het boek.
De cover van een boek vertelt al iets over het verhaal. Alhoewel een auteur natuurlijk niet te veel wil verklappen met de cover. De uitgever probeert de voorkant van het boek zo aantrekkelijk mogelijk te maken: een mooie foto, een tekening, een raadselachtige afbeelding …
Het achterplat of de flaptekst op de achterkant maakt je meestal meer duidelijk. Belangrijk is natuurlijk om de lezer net voldoende, maar niet te veel informatie te geven. Het doel van die tekst is om de lezer zin te laten krijgen om dat boek te lezen.
Je kunt:
• onderzoeken of er een verschil is over hoe jongens en meisjes denken over (boeken) lezen;
• verschillende informatieve sites over boeken met elkaar vergelijken;
• de juiste informatie uit een website halen;
• het thema van een boek bepalen door covers en flapteksten grondig te lezen en te bekijken;
• een boek op een creatieve manier presenteren;
• de presentatie van jezelf of een klasgenoot op een objectieve manier beoordelen.
Creatief aan de slag!
Je maakt een posterpresentatie of een kijkdoos.
1 Bij een posterpresentatie werk je met afbeeldingen of foto’s. Een kijkdoos bevat een aantal voorwerpen.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Hoe ga je te werk?
a Maak je een posterpresentatie? Kies dan zes duidelijke afbeeldingen uit die je op een groot stuk karton of een groot stevig blad kleeft. Elke afbeelding heeft te maken met een fragment of personage uit je verhaal.
b Als je voor een kijkdoos kiest, zoek je een zestal voorwerpen die aan je verhaal gelinkt zijn. Die stop je in een doos(je).
a Posterpresentatie
uItvoereN ovu r reflectereN
3 Vertel kort waarover het verhaal gaat en welke personages erin meespelen.
• De k las kiest een van de afbeeldingen of foto’s waarover je iets meer moet vertellen.
• Elke afbeelding geeft voldoende en duidelijke informatie.
• Situeer elke afbeelding in het tijdsverloop of de verhaallijn van het fragment.
• Voeg een ex tra afbeelding toe die te maken heeft met een personage: een verzonnen personage of iemand die echt meespeelt in het verhaal.
• De k las moet achterhalen of het personage verzonnen is of niet.
b K ijkdoos
• Toon de inhoud aan de k las.
• De k las kiest in je doos een willekeurig voorwerp dat te maken heeft met een fragment, een personage, een spannend moment … uit het verhaal.
• Je verklapt voorlopig het tijdsverloop niet.
• De k las legt de voorwerpen in de goede (chronologische) volgorde zoals ze in het verhaal voorkomen. Je kunt daarbij tips geven zonder al te veel te verklappen.
• Zet de leerlingen op een dwaalspoor. Voeg één voorwerp toe dat helemaal niets met je verhaal te maken heeft.
• Ver tel zo geloofwaardig mogelijk.
4 Hoe ging het?
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Werkpuntje voor jezelf: ov u r
©VANIN
Je presentatie is inhoudelijk goed en correct uitgewerkt. Ze is niet te lang en ook niet te kort.
De voorwerpen van je kijkdoos of de foto’s op je poster zijn goed gekozen. Je kunt ze duidelijk linken aan het verhaal.
a De afbeeldingen van je posterpresentatie situeer je correct in het tijdsverloop of de verhaallijn van het verhaal.
b De k las kan jouw voorwerpen uit de kijkdoos in de goede chronologische volgorde leggen. Je gaf voldoende tips over het tijdsverloop.
Je brengt de presentatie op een boeiende, aantrekkelijke en passende manier.
Uitdaging: word tekstchirurg
Kun jij een tekst tot op het bot ontleden?
1 Bekijk de teksten op diddit gedurende één minuut. Vertel daarna aan je buur welke teksten je je herinnert.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Bij welke tekst past welke titel? Bespreek het met je buur.
TEKSTTITEL
Onderzoek wijst uit: hoge concentraties gif in plastic speelgoed.
Duitse kicks
De pulse jet go kart
Dolfijne vakantie
Een intelligente en scherp ruikende zeereus
ov u r
3 De teksten bieden een antwoord op één of meer vragen. Vul de tabel op diddit aan met passende antwoorden. Werk op een apart blad. Ga in de bronnen (teksten) op (onder)zoek!
reflectereN
uItvoereN ovu r
4 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je beantwoordt (onderzoeks)vragen over een tekst correct. 1 2 3 41 2 3 4
Je verklaart je keuze voor een antwoord duidelijk. 1 2 3 41 2 3 4
Je werkt op een vlotte manier samen. 1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Gebruik elk woord uit het lijstje één keer.
K ies uit: baken – occasioneel – banen – fervent – strompelen – gunstig – analyseren – schichtig – gedijen –memorabele
a een woord dat past bij ‘zich een weg …’
b een synoniem voor ‘onderzoeken’
c een zelfstandig naamwoord
d een woord dat past bij ‘een … gebeurtenis’
e antoniem voor ‘regelmatig’
f een woord voor ‘goed groeien’
g een woord voor ‘moeizaam lopen’
h een bijvoeglijk naamwoord dat past bij ‘hermelijn’
i een ander woord voor ‘fanatiek’
j een synoniem voor ‘bevorderlijk, voordelig’
OPDRACHT 2 Leid een zelfstandig naamwoord af van het werkwoord. Markeer het gepaste lidwoord. werkwoord zn functioneren accentueren koloniseren terroriseren analyseren dementeren identificeren de – het de – het de – het de – het de – het de – het de – het
OPDRACHT 3 Zoek drie verbanden aan de hand van drie trefwoorden. bot sterren geradicaliseerd ruimte bomgordel ontkalking ouderdom zelfmoord oerknal
OPDRACHT 4 Anagrammen. Welk woord wordt gezocht?
1 Een CHISCRYPT raadseltje: hoe noem je een metalen klant? Koper!
2 Na afloop van het onderzoek bleek de HOESTHYPE juist te zijn: zout verhoogt de kooktemperatuur.
3 De bloedstalen werden voor LANAYES naar het labo gestuurd.
4 Patiënten met GEITJEMONDEN kunnen op jonge leeftijd niet meer goed nadenken en onthouden.
©VANIN
De laatste ronde
OPDRACHT 5 Markeer het woord dat het best past in de context van de vetgedrukte woorden.
baken paard kapitein streep stapel
osteoporose oog zenuw hersenen bot snoodaard valstrik winter kunst spel
gedijen orchidee ster racewagen skelet strompelen rennen wandelen hinken kruipen kolonist dure energie zachte stof nieuw gebouwvreemd gebied
memoriseren geweld stress evenement black-out
lummelen minzaam uitgeput lui streng jongdement vergeten therapie revalidatie bedevaart briesen slang vlieg paard varken
OPDRACHT 6 Bouw bruggen. Zoek de woorden die passen bij de omschrijvingen.
De laatste letter van woord a = de eerste letter van woord b enzovoort.
1 a dezelfde, gelijke b wie als een van de eersten een bepaald gebied betreedt c geweld uitoefenen, onderdrukken
2 a onderzoeken, ontledingen (mv) b als je snel schrikt of bang bent, schuw c positief, goed, voordelig
OPDRACHT 7 Wat onderzoeken deze wetenschappers? Verbind correct. Er is één vakgebied te veel. Zoek de naam van de wetenschapper die past bij het vakgebied dat overblijft.
Kies uit: hart en bloedvaten – weer – lichaam van de vrouw – huid – fauna en flora – geestelijke toestand –misdaad – stoffelijke overblijfselen uit het verleden
criminoloog archeoloog dermatoloog cardioloog gynaecoloog meteoroloog bioloog blijft over:
De laatste ronde
OPDRACHT 8 Vul de zinnen aan met een passend woord.
1 De dag starten met een lekker ontbijt is belangrijk. Zo kan je lichaam tijdens de dag beter . Je kunt je beter concentreren en dat heeft natuurlijk een positief effect op je werk- of schoolprestaties.
2 Eeneiige tweelingen hebben verschillende vingerafdrukken, maar hun DNA-profiel is wel
3 De zegswijze ‘Een schip op het strand is een aan zee’ betekent zoveel als ‘Het ongeluk van de een is een waarschuwing voor de ander’.
4 Veel groenten en fruit eten heeft een effect op je gezondheid.
5 Hij nam deel aan de wandeltocht van 100 km. De laatste kilometers heeft hij echt
6 Hij maakte een grondige en bekeek onder andere de voor- en nadelen.
7 Toen ik voor de allereerste keer op mijn nieuwe school aankwam, voelde ik me echt
OPDRACHT 9 Hoe staat het in de tekst Bas’ rotte zomer?
1 Als de kerk twaalf uur luidt, gaan ze met veel moeite huiswaarts.
2 Bas is zijn tijd aan het verdoen in het deurgat van de boerderij.
3 Scharrelen in het grind is de laatste actie van een late legkip.
4 Het was vast een boer die op jonge leeftijd niet goed meer kan nadenken
5 Bas ziet maïsmonsters die dorpen schrik aanjagen
6 Bas ziet genetisch veranderde kinderen.
7 Bas maakt voor zichzelf een doorgang door het maïsveld.
8 Bas denkt dat het zoek licht mogelijks een merkteken op het water is.
9 Hij k ijkt schuw over zijn schouder en dan weer voor zich uit.
10 Bas doorzoekt de hemel.
OPDRACHT 10 Bekijk het beeld. Noteer minstens drie zinnen die erbij passen.
Gebruik in die zinnen ook drie woorden uit deze laatste ronde.
©VANIN
1 Beschrijf wat je ziet. Wat zie je niet?
2 Waarom past de afbeelding bij het thema Scoren?
3 Wat gebeurde er voor deze foto genomen werd?
4 Welk gevoel kun je van het gezicht van de voetbalspeelster aflezen?
5 Wat zie je scherp in het beeld? Wat is onscherp?
6 Is de keuze scherp-onscherp van de fotograaf volgens jou een goede keuze? Bespreek.
©VANIN
PENALTYKILLER
dO van ranst
Rindert: Ik sta voor het doel, oog in oog met de doelman. Doelvrouw. Lou. Zo heet ze. Ze heeft haar voeten ver uit elkaar, haar handen op de knieën. Een seconde lang moet ik aan rugby denken. Niet aan voetbal. In mijn hoofd heeft ze zwarte strepen onder haar ogen en op haar wangen. Oorlogsstrepen. Schuin achter Lou schreeuwen en roepen haar supporters. Of beter: haar vriendinnen. Achter en naast mij schreeuwt niemand. In mijn ooghoeken zie ik Fin met half dichtgeknepen ogen naar me kijken. Naar mij en naar de bal vlak voor me. De tijd staat even stil. Een of andere voetbalgod heeft de stekker uit de klok getrokken. De tijd is blijven staan op 89:52:04. Ik zou snel-snel kunnen uitrekenen hoelang de match nog duurt, maar laat ik de tijd voor het eindsignaal van de scheidsrechter nuttig gebruiken. Of die nu stilstaat of niet.
Lou: Niemand wilde het geloven. ‘Een meisje? Voetballen?’ ‘Nee’, zei ik dan. ‘Niet voetballen, maar ballen pakken. Ik wil in het doel!’ Mijn moeder greep naar haar hart. Mijn vader schudde het hoofd. Mijn oudere zus, Ella, rolde met haar ogen en vroeg zich hardop af of ik misschien lesbisch was. Ik sloeg ze weg met mijn hand, die rotreacties. En als ik die kon wegslaan, dan zeker een bal.
Rindert: Niemand wilde het geloven. Ik voetballer. ‘Jij met je ADHD?’ lachte Fin, toen ik het hem vertelde na de gymles waarin ik de zoveelste bal naar de verkeerde had geschopt of vlak bij mijn voeten toch nog was kwijtgeraakt. Ik had er zelfs een in eigen doel getrapt, maar Beernaart, onze turnleraar, keurde het met een knipoog naar me af. ‘Ik zal bewijzen dat ik het kan’, zei ik toen tegen Fin. ‘Scoren!’
Fin lachte. Iedereen die erbij stond lachte. Ik niet. Ik balde mijn vuisten. Fin zag het. ‘Ze zoeken bij ons nog een spits’, zei hij. Met een monkellachje. Maar ik zei: ‘Oké.’
Lou: Misschien hadden ze gelijk. Ik heb het hele seizoen lang nog geen enkele bal gepakt. Sommige waren gewoon té snel, té onverwachts, té leep. Mijn moeder boos naar de coach toe: ‘Natuurlijk kan dat meisje die ballen niet pakken. Heb je gezien wat voor een reus ze voor zich had? Bestaat er niet zoiets als een meisjesploeg?’
Daar had ze ergens wel een punt. Ik was het enige meisje van de ploeg. Een echte meisjesploeg hebben ze in het dorp niet. Maar ik sta mijn mannetje wel.
En dan nu het grapje van de eeuw: een meid met ballen! (dat is zowat de grap van elke match omdat ik niet meer mag doen dan de ballen het veld opdragen). Ik zit haast altijd op de bank. De coach schakelt me soms vijf minuten voor affluiten in. Áls we flink op voorsprong staan en niks meer te verliezen hebben. Of als onze echte doelman, Benno, gekwetst is of zo.
Zoals nu. Hij hield een vlijmscherpe strafschop uit de netten, maar kopte de paal. Twee weken out.
Rindert: Ik ben al het hele seizoen spits, maar werd nog maar vier keer opgesteld. ‘Je moet nog veel leren’, zegt de coach. ‘Kijken met je ogen.’
Maar zopas kreeg Django rood omdat hij de bal nog een keer het doel intrapte nadat de keeper van de tegenstanders met zijn hoofd loeihard de doelpaal had geraakt. Hij bleef wel een minuut lang levenloos liggen en Django deed een vreugdedansje. Dan moet je het veld af.
Na Django moet normaal gezien Fin het veld op. Maar zijn rechtervoet ligt in het gips. Volgens de andere spelers komt hij nu supporteren voor het doelmeisje van de andere ploeg dat steeds op de bank zit, Lou. Haar vader is zijn tandarts. ‘Ze is mooi’, zegt hij.
Ik sta oog in oog met haar. ‘Niet vinden dat ze mooi is, niet vinden dat ze mooi is’, denk ik bij mezelf. Ik kijk naar Fin. Hij kijkt naar Lou.
oog in oog staan met: recht tegenover elkaar staan (tegenstanders of onverwachte ontmoetingen) in mijn ooghoeken: zonder er rechtstreeks naar te kijken, tersluiks, heimelijk de spits: aanvaller de monkellach: glimlach uit genoegen of uit spot vlijmscherp: heel scherp
Lou: Ze dachten eerst dat ik een jongen was omdat ik Lou heet. Ze dachten dat het van Louis kwam. Aan Louize hadden ze niet gedacht. Stomme jongens.
Het was voor het eerst dat er een meisje meedeed. Ze keken me met grote ogen aan toen ik het veld op kwam, in mijn favoriete joggingpak: pastelblauw met glitters! Iedereen zweeg en bewoog niet meer. Ik stak mijn tong uit, naar niemand in het bijzonder. Iets anders wist ik niet te verzinnen. ‘Lou’, siste mijn moeder, die me naar het veld had gebracht. ‘Doe normaal.’
En nu sta ik oog in oog met een jongen die hard gaat trappen. Het staat op zijn gezicht te lezen. Om de bal in mijn doel te trappen heeft hij een speler van ons aan zijn truitje tegen de grond getrokken. Een wonder dat de scheidsrechter het niet heeft gezien, want het zag er heel erg geel uit. Zijn ogen zien vuurrood. Het lijkt alsof dit de enige kans is die hij ooit nog krijgt om te scoren. Behalve de Friedl- en Gingermeiden die gillen alsof ze een bandlid van de Inflatable Wails zien, kun je een speld horen vallen. Op kwart voor negen zie ik mijn moeder naar haar gezicht grijpen. Op de klok staat 89:52:04.
Rindert: Als een meisje mijn bal uit het doel houdt, kap ik ermee, denk ik. Dat had ik misschien al eerder moeten doen. Ik had er nooit aan moeten beginnen. Lou slaat op haar knieën en roept iets. Ze slaat zich met een handschoen op de borst. De meiden scanderen haar naam. Ik haal met mijn rechter uit. De punt van mijn spike raakt op een manier waarvan ik vermoed dat het niet kwaad is. Onze coach roept mijn naam. Ik weet ook niet waarom. Mijn ogen volgen de bal die hoogte neemt. Lou opent haar armen en kiest ervoor om naar de linkerkant te springen, maar mijn bal gaat rechts en komt loeihard tegen de lat terecht. In het publiek weerklinkt er een ‘hoew’. Ik denk: goed, ik stop ermee. Lou ligt op de grond, met haar armen uitgestrekt voor zich.
Lou: Ik zie hoe de bal de lat raakt, maar niet loodrecht omlaag valt, maar met een lichte knik naar het net toe. Misschien valt de bal over de krijtstreep en wordt die toch als doelpunt … nog voor mijn gedachten klaar zijn, spring ik op en laat me naar de andere kant vallen, met mijn handschoenen als een kommetje tegen het gras, waar de bal precies invalt.
De Friedl- en Gingermeiden schreeuwen het uit. De jongen staat met open mond naar de bal te kijken, die ik tegen mijn borst gedrukt houd. Ik laat de bal los en hol naar de jongen. Ik omhels hem en geef hem een zoen, net naast zijn mond.
De scheidsrechter fluit. De klok zegt dat het 90:03:19 is.
Rindert: Alle spelers slaan de handen in elkaar. Zoals altijd na een match. ‘Niet kwaad, hoor’, knipoogt de coach. Ik knik.
Ik sla mijn hand in die van Fin. Hij kijkt me recht in de ogen. Hij heeft een andere kleur. Hij opent zijn mond om iets te zeggen, maar ik ben sneller. ‘Ik denk’, zeg ik, ‘dat ik zonet gescoord heb.’ Hij kijkt me aan. Een paar seconden. Dan lacht hij. ‘Ik denk het ook, verdomme’, gromt hij.
Lou: De meiden hebben me al twee keer opgetild en vier keer omhelsd.
Ginger pakt me bij de schouders beet. Ze kijkt me recht in het bezwete gezicht aan.
‘Wat?’
‘Dat jij dat durfde, die jongen zoenen!’
‘Dat was toch de afspraak? De eerste speler waarvan ik een bal uit de netten hou, kus ik.’
‘Ja, maar Lou, hij is nog leuk ook.’
‘Zal mij een zorg wezen’, zeg ik.
Ik kijk achterom. De tegenstanders bestormen de douches.
Hij kijkt achterom.
Ik steek mijn tong naar hem uit. Hij krijgt een kleur.
Dat kan ik zien van aan de andere kant van het veld.
Ik denk: ik pakte die bal.
En: hij heeft gescoord.
©VANIN
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Do Van Ranst.
een speld horen vallen: doodstil kappen met iets/iemand: ophouden met, breken met (spreektaal) scanderen: als blijk van bewondering of afkeuring in lettergrepen uitroepen de handen in elkaar slaan: samenwerken woord
Hoe doe je dat?
luisteren NAAR INSTRUCTIES
keItof kNutseleN
delen van instructie aanduiden
BEVELENDE ZINNEN bouwen
IMPERATIEF gebruiken
c Beluister het derde fragment en vertel wat er misloopt. 1
SOORTEN ZINNEN BOUWEN
signaalwoorden in stappenplan aanduiden EN GEBRUIKEN
MONDELINGE INSTRUCTIE VOORSTELLEN
OPDRACHT 1 Maak zelf een muurdecoratie.
1 Bek ijk de foto’s en de tekst. Wat ontdek je?
Wil je een muurdecoratie waaraan je geen fortuin hoeft te besteden? Met een beetje creativiteit, gecombineerd met de juiste materialen en een efficiënt stappenplan, kun je zelf een prachtig effect creëren!
2 Bereid de luisteropdracht voor. Beluister daarna het luisterfragment.
a Beluister het eerste fragment en noteer welk deel er ontbreekt.
b Beluister het tweede fragment en vul aan wat ontbreekt.
©VANIN
OPDRACHT 2 Volg een stappenplan.
1 Lees de stappen en voer de opdrachten uit. Werk in duo’s.
a Zet de stappen in de juiste volgorde.
b Welke woorden duiden de volgorde van de stappen aan? Onderstreep die woorden.
2 Hoe noem je die woorden? Wat is de functie/taak van die woorden?
stappen
A Draai dan het papier om en teken de omtrek van de letters aan de achterkant met potlood over.
B Voor je de houten plankjes met de wondere woorden aan de muur ophangt, denk je goed na over hoe je de woorden wilt schikken en tonen aan je vrienden. Schets vooraf een ontwerp op een tekenblad.
C Leg vervolgens het papier met de bedrukte kant naar boven op het hout, plak het papier vast in de vier hoeken en ga nu aan de voorkant over de buitenkant van de letter. Als je het papiertje weghaalt, zie je de contouren van de letter op het stuk hout.
D Vooraf bedenk je welke woorden je graag terug wilt zien. Denk daarbij aan dingen als: succes, liefde, gezin of kies gewoon voor de namen van alle huisgenoten. Welke woorden wil je op creatieve wijze op de muur terug zien?
E Knip daarna het papier op maat van de houten tegel.
FKleur de letters in met verf en laat alles drogen.
G Met een beetje hulp van een volwassene is de klus om de mooie woorden op te hangen snel geklaard
H Print eerst de gewenste letters op gewoon papier.
I Werk daarna de letters af met een laag glossy Mod Podge.
3 Welke van de zinnen hebben een onderwerp? Markeer die zinnen.
4 Welk verschil merk je op tussen de gemarkeerde zinnen en de andere zinnen van het stappenplan?
©VANIN
a Omcirkel in die andere zinnen het werkwoord dat je ertoe aanzet om iets te doen.
b Noteer de infinitieven van die werkwoorden in het kader.
INFINITIEF
INFINITIEF
de klus klaren: een karweitje doen/afmaken woord
c Hoe noem je die vorm van het werkwoord in de bevelende zin?
d Vul de tweede en vierde kolom in het kader aan met die werkwoordsvorm en zet er een titel boven.
e Hoe vorm je die werkwoordsvorm?
De instructie
Een goede instructie:
• begeleidt de luisteraar of lezer door alle stappen van de taak die hij wil uitvoeren;
• moedigt hem aan om een handeling of taak zorgvuldig uit te voeren;
• legt duidelijk uit waarom hij een bepaalde handeling zo moet uitvoeren en niet anders;
• bevat enkel belangrijke/nodige informatie.
Een instructie geven
Bouw een instructie op rond verschillende delen: een inleiding, de benodigdheden, een stappenlijst en soms een tip.
Gebruik de imperatief. Maak bevelende zinnen
Illustraties maken je instructie niet alleen aantrekkelijk voor de gebruiker, ze zorgen er ook voor dat hij de informatie sneller kan verwerken.
©VANIN
OPDRACHT 3 Waarom happy stones schilderen?
Lees de tekst. Noteer in de tabel de infinitief en de stam van de onderstreepte werkwoorden.
Happy stones schilderen
Een Happy Stone is een steen die door iemand mooi beschilderd is en vervolgens ergens neergelegd om de vinder blij te maken.
Wie zo’n steen vindt, mag die mee naar huis nemen. Je kunt de steen ook op een ander plekje neerleggen om iemand anders een geluksmomentje te bezorgen
Zo zwerven de beschilderde stenen door het hele land om mensen blij te maken. Lief hè?
Het idee om stenen te beschilderen en achter te laten is jaren geleden al ontstaan in het buitenland. Begin 2020 is deze rage ook in Nederland overgenomen
Tijdens de eerste lockdown gingen kinderen op berenjacht, en nu op stenenjacht. Een ideale manier om kinderen te laten knutselen én ze met een doel te laten wandelen
Naar: ‘Stenen schilderen met kinderen: benodigdheden en tips’, www.kidstravelservice.nl
INFINITIEF
boekeN kafteN ... gemakkelIjk karweItje?
OPDRACHT 4 Bekijk een filmpje over boeken kaften.
1 Lees nu de tekst en bekijk de afbeeldingen. Staan de stappen in de goede volgorde? Plaats de passende cijfers naast elke stap. Begin bij 1 en eindig bij 10.
Markeer in de stappen een aantal sleutelwoorden. Vertel de instructie voor de klas. Lees de tekst niet letterlijk af. Gebruik die sleutelwoorden en geef zo je eigen stappenplan.
Welke verschillen merk je tussen een mondelinge en een schriftelijke instructie?
2 Zoek een passend signaalwoord.
a De instructie over boeken kaften bevat verschillende stappen. Lees deze zinnen.
Leg je boek opengeslagen op het kaftpapier.
Vouw het papier precies in het midden.
Vouw het kaftpapier om je boek.
Vouw de flapjes om de voor- en de achterkant.
Van de rug knip je de stroken schuin in.
Haal je boek uit de kaft en vouw de stukjes naar binnen.
Leg je boek netjes in de flapjes die je daarnet maakte.
Sluit je boek.
Met plakband plak je de omgevouwen hoeken aan elkaar.
Sluit het boek. Verstevig de rug met stukjes plakband.
b Stel dat de volgorde door elkaar gehaald wordt, zou je dan weten wat je eerst moet doen en wat volgt?
Door welke woorden toe te voegen maak je dat nog duidelijker?
©VANIN
c Herschrijf de zinnen en voeg er een passend signaalwoord aan toe. Werk op een apart blad.
Kies uit: vervolgens – daarna – nu – dan – eerst – ten slotte – als volgende stap – een volgende stap is – aansluitend – daaropvolgend – nadien
Signaalwoorden gebruiken
Om de zinnen vloeiend met elkaar te verbinden, gebruik je signaalwoorden. Die woorden geven het signaal dat er bv. iets opgesomd wordt.
Eerst, daarna, vervolgens, als volgende stap, aansluitend, ten slotte … zijn voorbeelden van signaalwoorden die aangeven dat er verschillende stappen na elkaar komen of opgesomd worden.
In een instructie geven die signaalwoorden duidelijk aan in welke volgorde de stappen komen.
3 Onderstreep in elke zin het onderwerp, zoek het wwg of nwg en markeer daarin de persoonsvorm.
a Wat stel je vast?
b Welke zinnen zijn geen bevelende zin?
c Werk op een apart blad. Maak van vijf bevelende zinnen naar keuze een mededelende zin.
Bv. Neem een boek uit het rek, Jeroen. g Jeroen neemt een boek uit het rek.
d Maak van die vijf mededelende zinnen nu een vragende zin waarop je met ja of nee kunt antwoorden.
OPDRACHT 5 Breng een instructie voor je klasgenoten.
Met enkele notities bij de hand vertel je een instructie na aan je klasgenoten. Je notities zijn geen doorlopende tekst, maar je gebruikt een schema, een mindmap, afkortingen, sleutelwoorden … Maak een keuze uit een van deze fragmenten of zoek zelf een passend fragment. Bekijk en beluister de filmpjes eventueel meer dan één keer. Het filmpje over bakstenen duurt iets langer en is wat moeilijker.
Hoe maak je een pizzabodem? Hoe maak je slijm?
Hoe maak je een appelcake? Hoe wordt een baksteen gemaakt?
De opdracht kun je individueel of in duo’s maken. Voor je de spreekopdracht uitvoert, controleer je aandachtig waarop je straks beoordeeld wordt.
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je maakt een duidelijke mindmap of een duidelijk schema.
Je plaatst de stappen in een logische volgorde.
Je verzorgt je articulatie, stemvolume, intonatie en houding bij het spreken.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
©VANIN
Je kunt:
• de verschillende delen van een instructie benoemen en aanduiden;
• de signaalwoorden in een stappenplan aanduiden en in een zin gebruiken;
• een eenvoudige woordspin en een eenvoudig schema opmaken;
• correcte mededelende, vragende en bevelende zinnen bouwen;
• een instructie volgens de passende strategie bekijken, beluisteren, voorstellen en beoordelen;
• je uitspraak, ar ticulatie en houding bij het spreken verzorgen.
Zo doe je dat …
Je kunt kiezen om deze spreekopdracht individueel of met zijn tweeën voor te bereiden en uit te voeren
1 Stel een instructie voor aan je klasgenoten. Kies een onderwerp dat je medeleerlingen interessant kunnen vinden of doe het aan de hand van de filmpjes in opdracht 4.
Waarover kun je praten? Bv. over een speciaal recept, een gezelschapsspel, de voorbereiding of organisatie van een feestje, het klaarmaken van je bagage voor een sportkamp, een avonturenreis of een weekend met de jeugdbeweging.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Werk eerst de grote structuur uit: plaats de stappen in een logische volgorde. Vermijd te veel technische woorden, maar te eenvoudig taalgebruik hoeft ook niet.
Zorg voor enkele leuke details of tips.
Kies werkwoorden die precies weergeven wat je bedoelt.
©VANIN
uItvoereN
ov u r
3 Heb je je woordspin, mindmap of schema bij de hand? Staat alle materiaal klaar? Denk aan de aandachtspunten tijdens het spreken. Lees die in het reflectiekader.
reflectereN
4 Hoe ging het?
ovu r
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je maakt een duidelijke mindmap of een duidelijk schema. 1 2 3 41 2 3 4
Je plaatst de stappen in een logische volgorde en je gebruikt signaalwoorden. 1 2 3 41 2 3 4
Je kiest passende taal en je voegt een aantal interessante details aan je instructie toe.
Je verzorgt je articulatie, je stemvolume en je houding bij het spreken.1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
2
INTENSIEF LEZEN
Scoren maar …
SCHEMA'S opstellen: VERSCHILLEN EN GELIJKENISSEN
VERBANDEN
ZOEKEN
wat Is het verschIl?
OPDRACHT 1 Lees de tekst ‘Onbekende sporten’.
1 Lees de tekst oriënterend en beantwoord de vragen mondeling.
a Waarom lees je deze tekst? Wat is het leesdoel?
b Wat verwacht je te lezen?
2 Lees de tekst globaal en beantwoord de vragen mondeling.
a Wat weet je al over het onderwerp?
b Hoe kun je het lezen van deze tekst het best aanpakken?
c Wie is de zender en wat zou zijn bedoeling kunnen zijn?
alinea’s husselen EN ORDENEN
©VANIN
d Welke vragen stel jij je als lezer over het onderwerp? Op welke vragen zal de tekst een antwoord geven?
3 Lees de tekst intensief alinea per alinea en beantwoord de vragen. Probeer af en toe samen te vatten wat je las.
Onbekende sporten
1 5 10
Voetbal, tennis en hockey kennen we allemaal. Wie even langer nadenkt, komt ook nog wel tot karate, volleybal en atletiek. Maar er zijn ook sporten die volledig onbekend zijn en maar door een paar mensen beoefend worden.
Parkour
Een van die sporten is bijvoorbeeld parkour. Die sport is in Frankrijk ontstaan en is ook wel bekend als le parkour of PK. De bedoeling is dat deelnemers (traceurs genaamd) hindernissen in de stad op een zo vloeiend en snel mogelijke manier overwinnen. In de praktijk betekent dat over hekken klimmen, van daken springen … Eigenlijk een beetje apenkooien in de buitenlucht dus.
Parkour eist fysiek het nodige van het lichaam, maar het gaat de bedenkers van de sport ook om de filosofie erachter: vrijheid en het verleggen van grenzen. Vlak na de uitvinding in Frankrijk ontwikkelde een aantal Engelsen een eigen variant: freerunning of freestyle parkour. Daarbij is het de bedoeling om zo sierlijk mogelijk van start naar finish te gaan.
woord
apenkooien: tikkertje spelen op gymtoestellen fysiek: lichamelijk de filosofie: een levensbeschouwing uitermate: in hoge mate, buitengewoon, extreem
Parkour is een uitermate risicovolle sport. Al het geklim, en vooral het gespring, eist het nodige van het lichaam. Zo is de schok die je krijgt bij parkoursprongen gemiddeld twee keer groter dan die bij een autobotsing. Goed kunnen landen is daarom van levensbelang. Parkour is dan ook geen sport om zomaar aan te beginnen. Toch heeft de sport ook veel positieve effecten. Die zijn vergelijkbaar met de effecten van atletiek en gymnastiek: meer spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen.
Hébertisme
Verwant aan parkour is hébertisme, dat in tegenstelling tot parkour de natuur als speelgebied heeft. Bomen, bergen en beken spelen dus een grote rol. In Franstalig België is het een begrip en er is zelfs een bond: de Fédération Belge d’Hébertisme. Niet zo vreemd natuurlijk, want een beetje hébertist kan zich beter uitleven in de Belgische Ardennen dan in de Kempen.
Het voordeel is dat het zich afspeelt in de frisse buitenlucht; In die zin is het dus goed te vergelijken met survival. Net als bij parkour geldt bij hébertisme dat het geen sport is om zomaar aan te beginnen. Beoefenaars zullen eerst over een aantal basistechnieken en het nodige uithoudingsvermogen moeten beschikken.
Builderen
Builderen is een sport die ontwikkeld is door de Fransman Alain Robert. Dat zegt nog niets over het principe van de sport, maar de bijnaam van Robert schept al meer duidelijkheid: Spider-Man. Inderdaad, builderen is het beklimmen van gebouwen zonder touw. Robert beklom inmiddels meer dan zeventig wolkenkrabbers en werd daarbij een aantal keer gearresteerd.
Overigens gaat het bij builderen niet altijd om de sport. Velen krijgen een kick van het feit dat de beklimming vrijwel altijd illegaal is. Het spreekt voor zich dat builderaars de nodige ervaring op klimgebied hebben en niet zomaar tegen een wolkenkrabber op lopen.
Flyboarden
Bij kitesurfen staat de beoefenaar – een kiter of kitesurfer – op een kleine surfplank, waarna hij zich laat voorttrekken door een kite, een grote vlieger. Flyboarden, ook wel landboarden genoemd, lijkt heel erg op kitesurfen, al worden de golven van de zee ingeruild voor sneeuw of zand en de surfplank voor een groot skateboard. Op het strand zitten daar wielen onder, in de sneeuw uiteraard niet.
Bij het flyboarden hangt de flyboarder achter een kitesurfvlieger, een snowkite of een grote matrasvlieger. Het doel van de sport is niet zozeer het halen van een hoge snelheid, maar het maken van allerlei sprongen en bewegingen: freestylen
Een variant van het flyboarden is uitgevonden door Franky Zapata, een professionele jetskiracer uit Frankrijk. Na jaren ervaring met het bouwen en onderhouden van jetski’s realiseerde hij zich dat de sterke waterpomp ook gebruikt kon worden om externe apparaten van stuwkracht te voorzien. Nadat hij diverse prototypes had getest, introduceerde hij in 2011 zijn vliegende flyboard.
©VANIN
uitermate: in hoge mate, buitengewoon, extreem verwant (aan): trekken van overeenkomst vertonend de bond: een vereniging arresteren: aanhouden, inrekenen illegaal: onwettig n legaal: wettig freestylen: in een vrije stijl een sport of sportonderdeel beoefenen, improviseren introduceren: voorstellen
Flyboarden draait dan ook meer om de kick dan om het verbeteren van het lichaam. Het is een spectaculaire, extreme sport die door de toegankelijkheid voor jong en oud in korte tijd zeer populair is geworden. Al zijn de lenigheid en het uithoudingsvermogen die het oplevert natuurlijk ook mooi meegenomen.
Schaakboksen
Iepe Rubingh is een Nederlandse kunstenaar die zijn eigen sport creëerde: schaakboksen (letterlijk een combinatie tussen schaken en boksen). Tijdens een wedstrijd zijn er maximaal elf ronden, waarbij wordt gestart met vier minuten lang schaken. Na twee minuten pauze is het tijd voor twee minuten boksen, om na een minuut weer terug te keren naar het schaakbord. Het aspect schaken mag voor het publiek niet te lang duren en daarom werd gekozen voor de formule van het snelsnaken, waarbij elke speler maximaal 12 minuten bedenktijd krijgt.
De winnaar wordt bepaald door een knock-out, schaakmat of een beslissing van de jury. Rubingh is inmiddels voorzitter van de door hem opgezette World Chess Boxing Organisation. Vooral in Rusland verwierf de sport veel aanzien. Onder meer schaaklegende Garri Kasparavov en de Oekraïense boksbroers Klitschko zetten hun schouders onder het schaakboksen. Die laatste twee golden en gelden als prototypes van de sport: topboksers en bovendien hoogbegaafd.
Veelgehoorde kritiek op schaakboksen is dat het schaken bijzaak zou zijn. Een goede bokser, maar een slechte schaker heeft meer kans om te winnen dan iemand die slecht bokst, maar goed schaakt.
Naar: R. Faasen. ‘Onbekende sporten: van parkour tot schaakboksen’, www.gezondheidsnet.nl en www.aquafly.nl
Werk in groepjes. Je werkt met één bepaalde sport. Vul telkens de naam van de onbekende sport in.
Duid daarna het antwoord op de vragen aan in de alinea die je met je groep leest.
a Wat voor sport is en wat is het doel van die sport?
b Waar is die spor t ontstaan?
c Wie is de uitvinder van die sport?
d Welke variant bestaat er van die sport?
e Hoe noem je de persoon die die sport beoefent?
f Wat is het verschil tussen die sport en andere sporten?
g Met welke bekende sport kun je die sport vergelijken?
©VANIN
woord
extreem: tot de grens gaand creëren: scheppen, maken de combinatie: de samenvoeging maximaal: het maximum bereikend n minimaal het aanzien: achting, gunstige mening omtrent iemand het prototype: eerste, oorspronkelijk model
4 Welke woorden kun je gebruiken om de tekst samen te vatten?
a Plaats de woorden uit de vragen in 3 in de eerste kolom van het schema.
b Noteer de sleutelwoorden van de alinea over de onbekende sport in de tweede kolom van het schema.
ONDERWERP:
c Controleer in je groep of je aan de hand van het schema aan de andere groepen de hoofdzaken over de onbekende sport kunt vertellen.
OPDRACHT 2 Zoek het verband.
1 Verbind drie woordgroepen uit de eerste kolom met drie woordgroepen uit de tweede kolom.
Hoe wil jij in het leven scoren?
Ik wil graag scoren …
In de toekomst wil ik resultaat boeken …
Nooit wil ik geliefd worden …
Ooit wil ik geliefd zijn … Morgen wil ik mijn vrienden verrassen …
Kon ik maar reageren … Ik zie mezelf … Ik hoop later te scoren …
a Welk verband ontstaat er tussen de twee woordgroepen?
b Welk woord geeft dat telkens aan? Markeer het.
©VANIN
als knap atleet/bokser/zwemmer … als bekende gitarist/pianist/goochelaar … als een luiwammes. als mama/papa. als de meest geliefde … als voetbalspeler/tennisspeler/songwriter … als succesvolle hiphopper. als getalenteerde rapper / buitenlandse reporter.
c Hoe noem je een woord dat het verband aangeeft/signaleert?
2 Verbind drie woordgroepen uit de eerste kolom met drie woordgroepen uit de tweede kolom.
Waarmee of met wie kun jij jezelf vergelijken?
Hopelijk scoor ik later nog veel meer … Kon ik maar hetzelfde resultaat behalen …
Mijn doelpunten zijn …
Ik ben verliefd …
Ben ik zo groot …
Ik scoorde beter …
Vorige week was ik zo ziek …
Na het proefwerk trilde ik …
zoals de meeste van mijn klasgenoten. als een hond. als een riet. dan de meeste jongens van de voetbalploeg. als de slimste van de klas. evenzeer verrassend. als je vader? dan tennisspeler X of voetballer Y.
3 Onderzoek de tekst over de onbekende sporten bij opdracht 2. Vind je in de alinea’s een vergelijkend verband?
Markeer de signaalwoorden in de zinnen.
4 Welke andere woordgroepen of signaalwoorden kunnen ook dat verband aangeven? Zoek in de alinea over parkour en hébertisme.
Vergelijkend tekstverband
In een tekst met een vergelijkend tekstverband brengt de schrijver over een bepaald onderwerp gelijkenissen en verschillen aan.
Bv. Kon ik maar voetballen zoals die getalenteerde speler.
Rugby is in vergelijking met voetbal een veel ruwere balsport.
Signaalwoorden: zoals, evenals, als, alsof, of, gelijk (schrijftaal), dan, evenzeer, evenzo, eveneens, idem, dat komt overeen met, dat lijkt op, dat is te vergelijken met, in vergelijking daarmee, op dezelfde wijze is, een vergelijkbare situatie is, dat is in overeenstemming met, een gelijksoortig geval doet zich voor bij, de overeenkomsten zijn opmerkelijk
OPDRACHT 3 Vergelijk de alinea’s.
Lees deze twee alinea’s.
Veel kinderen uit nomadengezinnen gaan naar een internaat. Hassa woont tijdens het schooljaar bij zijn zus. Hij zit op een gewone dagschool. Zijn broer zit op een gewone school. Op de school wordt in twee ploegen lesgegeven: ’s morgens en ’s middags. Hassa komt na de middag, van 14 uur tot 18 uur. In de school is geen stromend water. De kinderen moeten buiten naar het toilet. Ze moeten hun handen schoonmaken met vochtige doekjes.
a Welk verschil merk je op?
b Welke signaalwoorden zorgen daarvoor? Markeer ze in de tweede alinea en leg uit.
het nomadengezin: rondzwervend gezin, gezin zonder vaste woonplaats het internaat: een kostschool ©VANIN
Veel kinderen uit nomadengezinnen gaan naar een internaat. Omdat Hassa tijdens het schooljaar bij zijn zus woont, zit hij net als zijn broer op een gewone dagschool. Op de school wordt in twee ploegen lesgegeven: ’s morgens en ’s middags. Hassa komt na de middag, van 14 uur tot 18 uur. In de school is geen stromend water, zodat de kinderen buiten naar het toilet moeten en hun handen moeten schoonmaken met vochtige doekjes.
c Lees de informatie over schoolkinderen in andere landen. Markeer in het eerste deel van de tekst het signaalwoord dat een vergelijkend verband weergeeft.
Ksenia uit Rusland
Ksenia is twaalf en woont in Sint-Petersburg in Rusland. Ze zit op een particuliere middelbare school. Daar krijgt ze meer vakken dan op een gewone staatsschool, onder meer volkskunde, journalistiek en talen.
Ksenia’s school was vroeger een kerk. Dat er geen speelplaats is, vindt ze niet zo erg, omdat er wel een gymzaal is. Veiligheidsagenten in dienst van de school controleren wie er binnenkomt en worden betaald door de ouders.
De kinderen mogen kiezen waar ze gaan zitten. Om kletskousen het zwijgen op te leggen, zet de leraar soms jongens naast meisjes. Volgens Ksenia helpt dat niets.
Min-jun uit Zuid-Korea
Min-jun is twaalf jaar en woont in Seoul in Zuid-Korea. Het schooljaar is er anders ingedeeld. Min-jun geniet van een lange zomervakantie een lange wintervakantie en dus ook van twee eerste schooldagen. In Zuid-Korea loopt de wintervakantie van midden december tot het einde van januari, terwijl kinderen in de zomer van midden juli tot midden augustus vrij zijn.
Nour uit Israël
Nour loopt school in Israël. In het eerste leerjaar staat Nour en haar schoolgenoten een erg zoete verrassing te wachten. Eerst mogen ze zoete honing van vier Hebreeuwse letters likken. Die honing symboliseert het zoete en fijne van het leerproces, een verwijzing uit de Torah, de joodse heilige geschriften. Vervolgens krijgen de jongeren een hardgekookt ei, om hen duidelijk te maken dat het onderwijs niet altijd dolle pret kan zijn. Na het ei eten Nour en haar klasgenoten van een honingcake beloning voor de volharding die ze zal tonen tijdens het studeren.
Leila uit Australië
©VANIN
Na de lagere school vertrekt Leila naar een middelbare school. Die duurt vier jaar, waarna ze nog twee jaar kan verder studeren. Die twee jaar zijn bedoeld voor jongeren die naar de universiteit willen gaan. Het schooljaar van Leila valt in Australië net bij ons enigszins samen met de seizoenen. Wanneer het bij ons winter is, in de maanden december en januari, hebben Australische jongeren zomervakantie, omdat het daar dan de warmste maanden zijn. De eerste dag van het nieuwe schooljaar valt meestal eind januari of begin februari.
particulier: niet voor iedereen toegankelijk iemand het zwijgen opleggen: iemand de mond snoeren, verbieden te spreken
Luuk uit Nederland
Luuk loopt school op het christelijk Marnix Gymnasium in Rotterdam. Hij is erg benieuwd en start in de brugklas. Al snel merkt hij dat zijn nieuwe klas multicultureel is. Het is fijn om te leren hoe jongeren van dezelde leeftijd uit andere culturen met bepaalde zaken omgaan. In Nederland zijn er in België geen echte tradities verbonden aan de eerste schooldag. Wel gaat niet het hele land op dezelfde dag opnieuw naar school. Daarvoor is het land verdeeld in drie regio’s. In 2018 bijvoorbeeld vond in het zuiden van Nederland de eerste schooldag plaats op 20 augustus, in het centrum op 27 augustus en in het noorden trokken ze onze Belgische jongeren op drie september weer naar de schoolbanken.
Ook in Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk is de eerste schooldag afhankelijk van de regio waarin je woont. Naar: VRT
d Zorg voor een vergelijkend verband.
In enkele alinea’s van de tekst ontbreken de signaalwoorden. Vul ze in zodat er een duidelijk vergelijkend verband weergegeven wordt. Vergelijk daarna je antwoorden met die van je buur.
e Duid in de tekst de signaalwoorden aan die een vergelijkend verband aanduiden.
De dag dat ik gevangen werd, had ik een wonderzoete droom. Een paar dagen eerder had ik voor het eerst eitjes gelegd aan de rand van het water. Tussen de stenen glinsterden de eitjes als kleine sterren. Ik was zo trots als een pauw. Ik droomde dat ik de eitjes zag uitkomen. Met elke slag van hun staart, met elke beweging van hun doorzichtige vinnen, werden de visjes groter en sterker dan je je maar kon voorstellen. Ze zwommen in een wijde kring naar boven. Het leek wel of ze dansten. Sommige visjes kwamen overeen met mij: een karper die zich elegant door het water bewoog. Een toekomstige Koningin van de Rivier.
Naar: Dierbaar. Spannende en aaibare dierenverhalen en -gedichten. Tielt, Lannoo
©VANIN
OPDRACHT 4
Neem elk deeltje van de tekst door en zoek de aspecten die in de verschillende deeltjes aan bod komen. Maak notities.
Beslis eerst of je deze opdracht alleen wilt maken of wilt samenwerken met een klasgenoot. Kies daarna een van de opdrachten en markeer je beslissing.
1 Werk met twee tekstjes en maak een T-schema waarin je de belangrijkste informatie verwerkt.
2 Maak bij elk tekstje enkele notities. Gebruik die om de tekstjes in een schema samen te brengen.
Je kunt:
• signaalwoorden die het vergelijkende tekstverband aangeven markeren;
• een voorgedrukt schema invullen;
• de juiste signaalwoorden voor een vergelijkend verband gebruiken;
• de volgorde van gehusselde alinea's herstellen.
multicultureel: uit (elementen van) verschillende culturen samengesteld woord
Een tekst begrijpen en alinea’s husselen
Je gooit een tekst door elkaar voor een andere groep. Slagen ze erin om die terug in de goede volgorde te zetten?
1 Maak een keuze uit de teksten A, B en C. Lees de teksten enkel oriënterend en globaal. Wie dezelfde tekst kiest, vormt een groepje.
Als je de tekst goed begrijpt, verwissel je de alinea’s, zodat de samenhang zoek is. Maak met je groep een gehusselde tekst als opdracht voor de andere groepen.
2 Lees de tekst intensief. Voer daarna de opdrachten uit.
a Markeer de woorden die jij of iemand van de groep niet begrijpt.
b Zoek de verklaring.
3 Hussel de tekst door elk aar voor de andere groepen.
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov u r uItvoereN
a Duid eerst zelf alle alinea’s aan.
b Welke opvallende kenmerken vind je in de inleiding?
c Hoe kun je zien dat een van de alinea’s het slot is?
d Lees alinea per alinea en onderstreep de signaalwoorden die een vergelijkend verband aanduiden.
e Verknip de tekst en herschik de alinea’s zodat er geen logische volgorde meer is.
f Bek ijk de nieuwe volgorde en duid de kernzinnen aan.
g Ga na of je de alinea’s weer in de juiste volgorde kunt zetten.
©VANIN
4 Maak de opdrachten.
a Knip en plak de tekst als oefening voor de andere groepen.
b Voorzie onder de tekst een raster, zodat de juiste volgorde ingevuld kan worden.
c Als je de opdracht te moeilijk vindt, kun je een tip geven. Vul op één plaats in het raster de juiste letter van de alinea al in.
De juiste volgorde zoeken
OVUR Lees de tekst oriënterend en globaal
• Waarover gaat de tekst?
• Wat is volgens jou de titel van de tekst?
• Wat verwacht je te lezen?
OVUR Zoek de juiste volgorde van de alinea’s.
• Lees elke alinea intensief, duid de sleutelwoorden en kernzinnen aan.
• Bedenk welke alinea de tekst zou kunnen inleiden. Welke alinea geeft aan waarover de tekst zal gaan en vertelt de hoofdzaken?
• Welke alinea zou de tekst kunnen afsluiten? Die verwijst naar de inleiding, de titel, het hoofdonderwerp of zorgt voor een besluit. Die alinea rondt het geheel af.
• Welke alinea’s vormen het midden? Let op de signaalwoorden, ze duiden dikwijls de volgorde aan door een verband aan te geven: een chronologisch verband (Wat komt er eerst in de tijd?), een oorzaak-gevolgverband, een opsommend verband of een vergelijkend verband.
OV UR Vul het raster onder de tekst correct in, zodat de juiste volgorde zichtbaar wordt
• Schrijf de titel en tussentitels bij de tekst en de alinea’s in het raster.
• Markeer in de alinea’s de signaalwoorden die een vergelijkend verband aangeven.
OVUR Even checken!
• Lees de tekst hardop in de juiste volgorde en ga na of er een logisch verband ontstaat. Zo niet, pas de tekst opnieuw aan.
©VANIN
reflectereN
5 Hoe ging het?
ovu r
In orde Je traject naar succes
Je voorziet alle alinea’s van een letter.
Onder de tekst noteer je de tussentitels.
Onder de gehusselde tekst staat een raster met het juiste aantal alinea’s.
Je kunt de tussentitels bij elke alinea invullen.
Je kunt zelf de tekst opnieuw correct samenstellen met behulp van de kernzinnen, sleutelwoorden en signaalwoorden.
Je gaat na of sommige alinea’s een andere plaats kunnen krijgen.
Werkpuntje voor jezelf:
1
Stap voor stap 3
NADENKEN OVER INSTRUCTIES
instructies aanpassen
hoe voer je de haNdelINgeN uIt?
bedenken KENMERKEN INSTRUCTIE
instructie SCHRIJVEN
gepaste TAAL IN EEN INSTRUCTIE gebruiken
OPDRACHT 1 Zoek de kenmerken van een goede instructie.
1 Noteer op een apar t blad voor jezelf met kernwoorden minstens vier kenmerken van een instructie. In totaal zijn er zeven kenmerken. Als je er maar twee kunt opnoemen, dan lees je opnieuw wat een instructie is op p. 338 of in de Trajectwijzer.
2 Bek ijk de foto’s. Leg uit wat je ziet.
©VANIN
a Heb jij zo’n voorwerp al zelf gemaakt?
b Uit welk land komt die gewoonte oorspronkelijk?
c Vul in de tekst op de volgende pagina de ontbrekende woorden in. Kies uit: Italiaans – Spaans – Chinees – piñata – verjaardag – verjaardagstaart – kinderfeestje – Italianen – Spanjaarden – Chinezen
Sommige woorden moet je meer dan eenmaal gebruiken. Soms moet je het woord aanpassen aan de zin.
Een maken is onder meer een traditie.
De ontdekkingsreiziger Marco Polo nam in de dertiende eeuw de traditie mee vanuit China. In Italië kreeg het ding vervolgens de naam , afgeleid van pignatta, wat ‘breekbare pot’ betekent. De traditie werd daarna overgenomen door de .
Vroeger was het gebruikelijk om de op de eerste zondag van de vasten stuk te slaan.
Inmiddels heeft de geen religieuze betekenis meer en wordt hij gebruikt voor en . De figuren zien er leuk uit en ze zijn heel makkelijk zelf te maken.
religieus: godsdienstig woord
d Lees de instructie om zo’n traditionele figuur te maken. e Ontdek wat er misloopt met deze instructie. Noteer dat in de rechterkolom.
Dit heb je nodig
Emmer, kranten, knutsellijm, vulling (snoep, cadeautje, confetti), crêpepapier, schaar, plakband, houten stok van ongeveer 45 centimeter lang,
Zo maak je het
Maak in een emmer de behanglijm aan volgens de instructies.
De ballon met behanglijm en de repen krant er.
Smeer hem vervolgens weer in met behanglijm en plak er nog een laag papierrepen op. Breng ongeveer vier lagen aan en laat ze een uurtje drogen.
Als ze (bijna) droog zijn, plak je er nog een aantal lagen papier op, totdat het stevig aanvoelt. Laat de ballon uiteindelijk nog twee dagen drogen. Het papier-maché moet hard zijn, zodat je de ballon lek kunt prikken.
Met een schaar een opening in de ballon, zodat er een klepje ontstaat dat je na het vullen weer makkelijk dicht kunt plakken met plakband. Let erop dat het gat groot genoeg is om te vullen met snoepjes, confetti en/of een cadeautje.
De basis is nu klaar.
Scheur eerst de kranten in reepjes en blaas de ballon op. Knoop dan het touw vast aan het tuitje.
Het crêpepapier in stroken en knip er horizontaal streepjes in, zodat er sliertjes ontstaan.
Tip: Om een leuk effect te creëren, plak je de stroken crêpepapier over elkaar heen.
Bedenk van tevoren wat je wilt maken en stem er de kleuren en het knutselmateriaal op af. Gebruik je fantasie!
Een goede instructie schrijven
Wil je als schrijver je lezer ertoe aanzetten om jouw instructie uit te voeren?
• Zoek een passende titel.
• Som alle benodigdheden op
• Zet de stappen in de juiste volgorde.
• Voeg signaalwoorden toe in je zinnen om de juiste volgorde duidelijker aan te geven.
zelf aaN de slag
OPDRACHT 2 Herschrijf de instructie, denk aan de taal.
Herschrijf de instructie zodat de lezer een duidelijke boodschap krijgt en de handeling nauwkeurig kan uitvoeren. Sommige werkwoorden kun je meer dan één keer gebruiken.
Poppen van helmgras
Helmgras houdt het duinzand op zijn plaats. Het is sterk en buigzaam genoeg om ermee te vlechten en te weven, zodat je er figuurtjes van kunt maken zoals dit poppetje.
eerst een bosje helmgras en een knoop aan één eind; dan heb je het hoofd.
vervolgens de grasstengels in drie bosjes en ze gedeeltelijk, waardoor de romp ontstaat. de rest in zes bosjes en t wee vlechten voor de benen. in de uiteinden daarvan een knoop, zodat de voeten worden gevormd. dan een dunnere bos helmgras. aan één eind een knoop aan en een vlecht van de bos tot bijna het andere eind. deze vlecht door de lussen in het boveneinde van de romp, zodat de armen ontstaan. knopen in de losse eindjes.
Veiligheidstip
Gras kan snijwondjes veroorzaken, dus er met je vingers langs te strijken!
J. Schofield & F. Danks. Het strandboek - Ontdek wat je allemaal kunt doen bij meren, rivieren en aan zee. Zeist, Christofoor
©VANIN
De taal in de instructie
Als je als schrijver je lezer ertoe wilt aanzetten om jouw instructie nauwkeurig uit te voeren, gebruik je bevelende zinnen. Daarin gebruik je dikwijls de imperatief.
Breng afwisseling in de woordkeuze en vervang de loperwerkwoorden ‘doen’ en ‘maken’.
de boel loopt IN het hoNderd
OPDRACHT 3 Werk de instructie af.
1 Lees de instructie. Verbeter wat misliep.
PVA-lijm, een pen, een potlood, acrylverf, synthetische en natuurlijke borstels, een palet, meubilair of decoupagelak
Kleinere rivierstenen beschilderen kan erg rustgevend werken. Het kost niet veel geld, want je hebt maar weinig verf nodig. Je kunt je creativiteit helemaal botvieren met allerlei soorten beschilderingen.
Ga eerst buiten op zoek naar stenen. Grote, kleine, ronde, ovale: het maakt niet uit welke stenen je meeneemt. Zoek de stenen bij een rivier of op het strand of bij beekjes. Vind je niets in de buurt, dan bieden tuincentra uitkomst. Voor teksten zijn platte stenen makkelijk, maar van dikkere kun je hele leuke dieren maken. Zowel lichte stenen als donkere kunnen gebruikt worden.
Soms lijken ze schoon, maar zijn ze wat vettig. Even googelen maar! Was de stenen goed voor je begint. Daardoor houdt de verf niet goed. Je vindt schitterende voorbeelden op internet. Een paar leuke voorbeelden zullen je zeker helpen. Bedenk eigen creaties of laat je inspireren door bestaande tekeningen en foto’s.
Breng vervolgens de primer met een natuurlijke kwast aan met een oplossing van PVA en waterlijm in een 1: 1-berekening en laat die drogen. Schilder daarna met verdund water en acrylverf de steen in een witte kleur, dat doe je om de gekozen achtergrond helderder te maken. Teken alle lijnen van je gekozen ontwerp. Schilder de details met synthetische penselen. Laat de tekening uitdrogen. Geef je creatief product aan het einde een glanzende afwerking met meubilair of decoupagelak. Misschien kun je zo’n steen als geschenk geven: een verjaardaggroet of een liefdesverklaring getekend op een steen. Maak je eigen dieren- of bloementuin of tover sprookjesdieren tevoorschijn.
Naar: De Speurzoekers
a Bedenk eerst een titel voor de instructie. Schrijf die boven de tekst.
b Uit hoeveel alinea’s bestaat de instructie?
c In welke alinea loopt het mis?
d Hoe kun je die alinea verbeteren?
e Herschrijf de stappen van de alinea waar het misliep.
2 Hoe wordt de instructie afgesloten? Bespreek samen.
a Markeer de afsluitende zinnen (tekstblokje/alinea).
b Vind je dat als lezer belangrijk?
c Wat gebeur t er daardoor met de boodschap van de schrijver?
Je kunt:
• aanduiden wat er in een instructie ontbreekt;
• de stappen van een instructie op de juiste plaats zetten;
• de juiste signaalwoorden gebruiken;
• bevelende zinnen vormen;
• een instructie schrijven voor je klasgenoten.
©VANIN
Schrijvend scoren bij je vrienden?
Durf je voor een knotsgekke instructie te kiezen? Doe het gerust. Ben je een waaghals en een durver? Wil je je informeren over een bepaalde sprong? Wil je een heksentoer uithalen of een ingewikkelde knoop kunnen leggen? Aan jou de keuze!
orIëNtereN o vur
1 Zoek een spel, een lekker recept, een goocheltruc, een knutselwerk, een hobby … Bedenk wat je precies wilt uitleggen in een duidelijke instructie.
voorbereIdeN
o v ur
2 Verzamel zo veel mogelijk informatie over jouw onderwerp voor een instructie.
a Selecteer wat je zult gebruiken. Schrap overbodige informatie. Voeg één tip of slotzin toe.
b Zoek ook afbeeldingen of maak zelf tekeningen om de instructie nog te verduidelijken.
c Gebruik het schrijfkader dat je op diddit vindt en schrijf een eerste versie van je instructie. Houd rekening met wat je leerde in de vorige opdrachten.
uItvoereN
ov u r
3 Je schrijft een instructie die voldoet aan de criteria in ‘je traject naar succes’.
4 Lees de instructie aandachtig en vink de criteria in het kader aan.
a Pas de instructie opnieuw aan als je instructie niet voldoet aan de criteria.
b Vraag aan een medeleerling om jouw instructie te lezen en te beoordelen.
c Schrijf daarna de aangepaste instructie over.
d Voeg er de illustraties bij
reflectereN
5 Hoe ging het?
©VANIN
ovu r
In orde Je traject naar succes
Boven je instructie staat een duidelijke titel.
Je begint met een korte inleiding.
De instructie bevat een lijst met alle benodigdheden.
De instructie bestaat uit minimaal vijf stappen in een welbepaalde volgorde.
Bij enkele stappen gebruik je signaalwoorden zodat de volgorde duidelijk is.
De instructie bestaat uit bevelende zinnen.
Je eindigt met een passende slotzin of een toffe tip.
Voelt je klasgenoot zich aangesproken om de instructie uit te voeren? ja nee
Werkpuntje voor jezelf:
Je favoriete boek?
genieten VAN VERHALEN
verhalen BEOORDELEN
hamvraag STELLEN EN BEANTWOORDEN
jeugdboeken SCORE TOEKENNEN
verhalen interpreteren
het Is eeN pareltje, eeN aaNrader, geweldIg, schIttereNd!
NIEUWS
WAT IS KJV?
HOE WORD IK LID?
DE INTERNETJURY
WELKE BOEKEN
LEZEN WE?
Boekenjury
KJV is een jury van kinderen en jongeren tussen 4 en 16 jaar. Juryleden krijgen een lijst van boeken om te beoordelen. Soms komen ze samen in leesgroepen om te praten over de boeken.
Als je als jurylid alle titels van jouw leeftijdsgroep hebt gelezen, dan mag je stemmen. Op het stemformulier noteer je je top 8.
Alle stemmen van heel Vlaanderen worden verzameld en geteld.
Ter info: de KJV is ondertussen ‘Leesjury’ geworden. Meer info vind je op www.deleesjury.be.
©VANIN
OPDRACHT 1 Lees wat er over boeken gezegd wordt.
1 Wat moet je weten als je iets over boeken wilt vertellen? Bespreek samen.
2 Wat onthoud jij van boeken?
3 Lees de commentaar van de lezers van de Kinder- en Jeugdjury. Welke reactie vind je de beste?
04.11 Lotte
Het verhaal van Bettie Elias is enorm meeslepend en realistisch.
Het is zeker een aanrader. Het zit vol spanning en emotie. Toen ik aan het lezen was, zat ik precies zelf in het boek.
06.01 Ruben
Ik vond het een mooi boek met een mooi verhaal. Alleen jammer dat het een soort strip was. Dat maakte het meer een stripboek. Wel een mooie boodschap, soms ook moeilijk om te lezen en te begrijpen.
14.12 Tijs
Ik vond het redelijk moeilijk om te lezen en het was ook redelijk kort. Het verhaal was ook niet echt leuk en soms moeilijk om te lezen/begrijpen.
15.01 Tülin
Ik vond dit een heel mooi en aangrijpend boek. Je wordt zo meegesleept in het verhaal over een kleine jongen met een grote droom en de liefde tussen hond en baasje.
12.11 Ruben
Het was een SUPERleuk boek.
Het begin was een beetje onduidelijk, maar dat werd snel beter. Toch spijtig dat het niet verder ging.
20.11 Suzanna
Het had een spannend verhaal kunnen worden, maar het komt me te ongeloofwaardig over. Het toeval speelt een wel erg grote rol. Er bestaan al veel jeugdboeken over tieners die in geheime missies worden betrokken en dit is een van de minder geslaagde.
Dit is het eerste deel van de reeks ‘Vic Falls Missions’. Benieuwd naar het vervolg ben ik wel. Het verhaal is immers geschreven door een duo met een vlotte pen, dat de spanning probeert hoog te houden.
4 Vergelijk de laatste commentaar met de vorige.
a Onderzoek de taal. Welke verschillen zie je?
b Vergelijk de zender/schrijver van dit stukje met die van de andere reacties. Wat kun je erover vertellen? Waaruit kun je dat afleiden?
2 ©VANIN
welke score verdIeNt eeN verhaal of jeugdboek?
OPDRACHT 2
Stel criteria op voor een ‘goed’ boek.
Stel per twee een lijst op met criteria waaraan een jeugdboek moet voldoen.
a Kies uit de lijst van zestien criteria de vijf belangrijkste. Het belangrijkste plaats je bovenaan.
b Vergelijk de lijsten met de andere klasgenoten en stel een klaslijst op.
Het verhaal …1 is realistisch
2 is aangrijpend
Het kan zich werkelijk (in de realiteit) afspelen.
Het ontroert je, verovert je hart.
3 vertelt over hoe mensen vroeger leefden.
Het geeft je een nieuwe kijk op het verleden.
4 is gefantaseerd
De gebeurtenissen zijn verzonnen, soms onmogelijk.
Het onderwerp (thema) … 5 spoort je aan om na te denken over bepaalde omstandigheden, gebeurtenissen of over het gedrag van mensen.
De opbouw …6 zorgt dat je snel snapt waarover het verhaal gaat.
7 is chronologisch
De schrijver vertelt het verhaal zoals het gebeurde.
Het verhaal begint … 8 met een duidelijke voorstelling van de personages en de omstandigheden.
De personages … 10 komen echt tot leven
9 midden in een actie. Stilaan wordt duidelijk wie, wat, wanneer, waar en hoe alles verloopt.
Het lijkt wel alsof je ze werkelijk kent. 11 zijn herkenbaar
Je kunt jezelf gemakkelijk met een personage vergelijken. (identificeren)
Het verhaal eindigt … 12 met een happy end
Alles loopt gelukkig weer goed af! 13 met een triestig einde
Misschien wil je wel huilen. 14 met een open einde
Je kunt als lezer zelf verder verzinnen hoe het afloopt.
Tijdens het lezen … 15 blijven veel gebeurtenissen je verrassen
Het verhaal blijft spannend
Na het lezen … 16 raad je anderen het boek spontaan aan
c Vul je persoonlijk scorebord voor de beoordeling van een verhaal in. Je vindt het scorebord in de leesstop onder Uitvoeren op p. 374.
luIster, lees eN beoordeel!
OPDRACHT 3 Beluister het verhaal.
1 Beluister het eerste deel van het verhaal ‘De dankbare olifant’. Beantwoord daarna de vragen in groepjes.
a Zit je op het puntje van je stoel?
b Ben je benieuwd naar wat er gaat gebeuren?
c Hoe komt het dat je als luisteraar erg nieuwsgierig wordt?
d Op welke vraag wil je na het beluisteren van dit eerste deel een antwoord krijgen? Noteer de vraag.
2 Beluister het tweede deel van het verhaal. Beantwoord daarna de vragen in groepjes.
a Welke personages komen aan bod in het verhaal?
b Waarover gaat het verhaal?
c Heb jij respect voor bepaalde mensen? Waarom krijgen zij van jou respect (waardering)?
d Waarom doodt de olifant de man niet?
e Waarom was de man heel bang?
f Kun je begrijpen dat de olifant de andere passagiers wel doodt? Waarom wel/niet?
g Zou dit ook in de wereld van de mens gebeuren?
h Hoe zou jij reageren als anderen iemand van je gezin pijn doen of vermoorden?
i Bedenk een andere titel voor dit verhaal.
De cliffhanger
Een cliffhanger is een techniek uit de film- en televisiewereld, maar wordt ook gebruikt in verhalen, boeken en toneelstukken.
Een verhaal van bv. een serie of aflevering, film of boek eindigt op een moment waarop de spanning het grootst is. Bovendien is het niet duidelijk hoe het afloopt.
Op dat moment is het verhaal nog niet afgerond en blijft de kijker of lezer met een onbevredigd gevoel achter. Hij is erg nieuwsgierig naar het verdere verloop. En dat is meestal in een volgende aflevering of een volgend hoofdstuk te zien of te lezen.
De term ‘cliffhanger’ betekent letterlijk iets wat over een rotswand bungelt en de afgrond of de zee in dreigt te tuimelen.
©VANIN
3 Ken je het verhaal? Vertel over de figuur in de tekening.
a Lees het verhaal en beantwoord de vragen.
Pinokkio
Zodra Geppetto thuis was, pakte hij zijn gereedschap en wilde meteen aan zijn marionet beginnen. ‘Hoe zal ik hem noemen?’ zei hij tegen zichzelf. ‘Pinokkio! Die naam zal hem geluk brengen.’ Hij maakte eerst de haren, daarna het voorhoofd en vervolgens de ogen. Maar wat was hij verbaasd toen hij merkte dat de ogen, zodra ze af waren, bewogen en hem strak aankeken.
Na de ogen maakte hij de neus. Maar zodra de neus klaar was, begon die te groeien: hij groeide en groeide maar en was binnen een paar minuten een enorm lange neus waar geen einde aan kwam.
Na de neus maakte hij de mond.
De mond was nog niet klaar of hij begon al te lachen en Geppetto voor de gek te houden.
Na de mond maakte hij de kin en daarna de hals, de schouders, de borst, de armen en de handen.
De handen waren nog maar net af of Geppetto voelde dat de pruik van zijn hoofd werd getrokken. Hij keek op en wat zag hij? Zijn pruik lag in de handen van de marionet, die hem op zijn eigen hoofd zette!
Door dat brutale en ondeugende gedrag werd Geppetto verdrietiger dan hij in zijn hele leven ooit was geweest. Hij keek Pinokkio aan en zei: ‘Deugniet van een zoon! Je bent nog niet eens af en je hebt al geen respect meer voor je vader!’
Nu moest hij nog de benen en de voeten maken. Toen die klaar waren, pakte Geppetto de marionet onder de armen en zette hem neer op de vloer om hem voetje voor voetje te leren lopen. Toen Pinokkio’s benen goed en wel soepel waren, begon hij alleen rond te stappen en door de kamer te hollen. Totdat hij bliksemsnel met één sprong buiten op straat belandde en aan het rennen sloeg.
De arme Geppetto ging erachteraan.
‘Houd ‘m tegen! Houd ‘m tegen!’ schreeuwde hij.
Uiteindelijk kwam er een agent op het lawaai af. Hij ging dapper midden op straat staan, met zijn benen uit elkaar. Zonder zich een millimeter te verroeren greep de agent Pinokkio keurig bij zijn buitensporig lange neus en overhandigde hem aan Geppetto, die zei: ’We gaan meteen naar huis. En daar zwaait er wat, reken daar maar op!’
Pinokkio liet zich bij dat dreigement op de grond vallen en wilde niet meer verder lopen.
Ondertussen waren er groepjes nieuwsgierigen en zwervers om hem heen komen staan.
‘Arme marionet,’ zeiden sommigen, ‘hij heeft gelijk dat hij niet naar huis wil. Wie weet hoe hard die vreselijke
Geppetto hem zal slaan!’
Er was zo’n opschudding, dat de agent Pinokkio liet gaan en de arme Geppetto naar de gevangenis bracht.
C. Collodi. Pinokkio
de marionet: een pop die je kunt laten bewegen met touwtjes aan de armen en benen zich verroeren: bewegen <–––> geen vin verroeren: totaal niet bewegen buitensporig: onredelijk, onmatig, buiten de maat woord ©VANIN
b Welke uitspraken passen wel/niet bij dit verhaal? Plaats een kruisje achter de uitspraak in de tabel.
uitspraken wel niet
1 Geppetto is de echte vader van Pinokkio.
2 Pinokkio heeft geen respect voor Geppetto.
3 Geppetto was heel gelukkig met de creatie (het maken) van Pinokkio.
4 Pinokkio komt traag tot leven.
5 Geppetto behandelt Pinokkio zoals het hoort.
6 Nieuwsgierigen en zwervers hebben een grote invloed op de politieman.
7 De mensen die Pinokkio opmerken, reageren zoals het hoort.
c Bespreek in je groep waarom je die uitspraken hebt aangeduid.
OPDRACHT 4 Lees en luister daarbij naar de vragen in je hoofd.
Terwijl je een verhaal leest, duiken in je gedachten vragen op. Dat vertraagt het lezen, want daardoor dwaal je af. Misschien fantaseer je zelfs over je toekomst, je voorbije verjaardag, een enge ervaring … Of misschien begrijp je niet waarom een personage zich op een bepaalde manier gedraagt.
a Lees het verhaalfragment en luister naar de vragen die plots in je hoofd opduiken.
Showbizzkiss
Maarten speelt mee in een musical en beleeft heerlijke tijden in de spotlights. Maar drie jaar later wil hij niet meer aan die rol herinnerd worden. In dit boek lees je Maartens verhaal van binnenuit.
Ik raak met mijn schouder haar schouder, haar hele lichaam draait een kwartslag, waarmee ik mij een doorgang naar de trap verschaf. Als een kat glip ik door een gat in de haag. Op mijn kamer gooi ik me op bed en sluit mijn ogen. Slapen komt niet in me op.
Ik denk na. Over wat nu weer de aanleiding was voor de honderdste ruzie met opa. Want ik weet dat mama me volgt. Dat ze om uitleg komt.
Zo gaat het altijd.
‘Veilig?’ vraagt ze.
Ik zwijg. Ik hoop dat ze op mijn bed komt zitten, haar hand op mijn voorhoofd legt.
En dat doet ze ook. Dat doet ze altijd. Erom vragen doe ik niet. Allang niet meer. Ik ben onderhand zestien.
‘Wat gebeurde er?’ vraagt ze.
Ik blaas en haal mijn schouders op.
‘Hij wou weer leuke dingen met je doen?’
‘Leuke dingen, leuke dingen!’ Ik laat het wit van mijn ogen zien.
‘Je moet hem begrijpen, Maarten. Hij denkt dat je nog steeds elf bent of zo.’
‘Acht ja!’ roep ik. ‘Acht!’
‘Geef hem een keertje zijn zin’, zucht ze.
‘Mam!’ roep ik. Waarbij ik rechtop ga zitten, om haar echt in het gezicht te kijken, mijn ogen te laten zien, de wanhoop erin. ‘Hij vroeg of ik wilde figureren in “Kwastje en de bezemwagen”!’
Mam schiet in de lach. Ik niet.
Ze kucht en doet bijzonder haar best om weer ernstig te kijken. ‘Lieverd’, zegt ze. Ze verbijt nog steeds haar lach.
‘Doe maar’, zeg ik. ‘Lach je te pletter!’ Ik ga weer op bed liggen, maar dan met mijn rug naar haar toe. Ze aait mijn schouders.
Heerlijk is dat.
‘Kwastje en de bezemwagen?’ vraagt ze.
‘Ga weg.’
‘Je weet dat opa trots op je is.’
‘Was’, zeg ik. ‘Was!’
‘Kom, Maarten. Waar haal je dat nu vandaan dat hij dat nu niet meer zou zijn?’
Dat haal ik natuurlijk nergens vandaan. Dat opa vandaag voor de zoveelste keer bij ons was om me mee te krijgen naar zo’n duffe opname van een duffe kleuterserie betekent gewoon dat hij de draad weer met me wil opnemen.
Met precies die woorden had hij het ook gezegd: ’We pikken de draad weer op, kerel. Het kan weer een springplank zijn!’
©VANIN
onderhand: intussen, ondertussen
Ik had intussen heel de tijd mijn handen op mijn oren en riep aldoor ‘Neeneeneeneeneenee!’
Weer gelanceerd.
‘Weet je nog?’ mijmerde hij. ‘Pinokkio.’ En hij deed alsof er een deugddoende rilling over zijn rug liep. ‘Zwijg over die aap’, had ik gezegd.
Ik ben hem zat. Die houten pop met zijn potsierlijke jasje. Die stomme veel te grote strik. Zijn belachelijke neus.
‘Doe maar niet zo laag, Maarten!’ riep hij. ‘Zo een kans krijg je nooit meer’. Opa had geknikt. Maar dan zo’n knik waar ik het schijt aan heb. Zo eentje waarbij hij schuin naar de vloer keek en in zijn blik nog half mijn benen ving en ‘Goed, goed’, mompelde. En: ’Jij je zin.’
Hij had zijn pet in zijn beide handen en stond er heel de tijd in te knijpen, alsof het een stressbal was. ‘Dan laat ik je maar’, fluisterde hij.
Ik moest weer mijn grote mond opzetten. ‘Doe dat vooral’, hapte ik. Daar kon hij niet tegen. Hij bewoog zijn hoofd in een ruk naar mijn gezicht, maar zijn ogen bleven ter hoogte van mijn nek steken. Ik was ondertussen een flink hoofd groter dan hij en dat was hij nog niet gewend.
Hij slikte iets weg en riep dat ik een ondankbaar, verwaand jong was.
Toen plette hij me tussen onze muur en de voordeur en verdween. Dampend.
D. van Ranst & M. van Hove. Showbizzkiss. Amsterdam, Querido
b Noteer minstens drie vragen die bij je opkwamen tijdens het lezen van het verhaalfragment.
1 2 3
c Overloop in groepjes van drie of vier leerlingen de vragen. Welke vraag is volgens jullie de belangrijkste, de vraag waar dit fragment eigenlijk om draait?
De hamvraag
De hamvraag is de belangrijkste vraag, een vraag waarop je als lezer niet meteen een antwoord weet.
Het gaat over zaken die je wilt weten, die je eigenaardig, raadselachtig, onbegrijpelijk , onduidelijk of raar vindt in een verhaal.
De hamvraag beantwoorden
De antwoorden op de hamvraag vind je niet letterlijk in het verhaal. Maar je kunt er wel over nadenken en discussiëren. Als lezer stel je die vragen eigenlijk spontaan tijdens het lezen zelf.
d Bedenk een antwoord op de hamvraag van de groep.
OPDRACHT 5 Bespreek en lees meer.
1 Hoe zou jij de situatie aanpak ken? Bespreek mondeling.
a Stel je voor dat jouw opa je ondankbaar zou noemen, wat zou jij dan doen?
b Stel dat je mag deelnemen aan een auditie voor een musical of toneelstuk. Hoe zou jij je voorbereiden? Zou jij het aan je klasgenoten vertellen? Waarom wel/niet?
c Stel dat jij succes boekt met de hoofdrol in een optreden. Zou je het tof vinden om zo te scoren in je vriendengroep? Hoe denk je dat anderen zullen reageren? Welke moeilijkheden kunnen daardoor ontstaan? Hoe zou je de tijdelijke roem aanpakken?
2 Stel dat je een toverkoffer bezit. Wat zou jij willen toveren? Voor wie en waarom zou je dat willen?
a Als je een kor t verhaal wilt lezen en interpreteren, gebruik je dit stappenplan.
Een verhaal lezen en interpreteren
1 Stel jezelf vragen tijdens het lezen.
2 Kies een hamvraag
3 Bespreek je hamvraag met anderen.
4 Formuleer een (voorlopig) antwoord op je hamvraag.
5 Verantwoord je antwoord voor jezelf en anderen.
©VANIN
b Lees het verhaal ‘Toverkoffer en tinteltenenzand’.
Toverkoffer en tinteltenenzand
1
Jonah kaatste de bal tegen het muurtje. Zijn vriend Nouh sloeg de bal terug. Ze gingen er net zolang mee door tot één van hen miste. Het was middag en de zon stond hoog aan de hemel. Er was geen wolkje te bekennen.
‘Nog een keer?’ vroeg Jonah. Nouh knikte.
‘Eén keertje dan. Straks moet ik de geiten naar de stal brengen.’ Jonah gaf de bal een flinke mep. In de verte rommelde iets. Hij keek geschrokken achterom.
‘Het zal toch niet ...’ Zijn hart ging luider bonzen. Nouh had het gerommel ook gehoord, hij wenkte Jonah. ‘Kom! Op de berg kunnen we veel verder kijken.’ Ze klommen de heuvel op. Het rommelen werd luider. Het klonk als onweer. Onheilspellend. Nouh was als eerste boven.
‘Daar!’ In de verte kringelde rook omhoog. Jonah trok bleek weg.
‘Ze komen eraan’, stamelde hij. ‘We moeten hier weg.’ Hij trok Nouh mee. ‘Kom, snel!’
De jongens zetten het op een lopen. Door het mulle zand. Naar het dorp. Dat leek wel een mierennest. Mensen propten hun bezittingen in dozen en koffers en stapelden alles op houten karren. Het dorp liep leeg.
Jonah klopte Nouh op de schouder.
‘Tot snel?’
‘Tot snel!’ Jonah trok een sprintje tot aan zijn huis. Daar was alles rustig. Een vreemd gevoel bekroop hem. Geen zenuwachtige moeder of gehaaste vader, geen druk kwispelende hond, geen volgeladen kar. Niets. Hij duwde de deur open.
‘Ah, daar ben je’, zei zijn ma. Pa zat aan tafel met een krant. Zijn twee oudere broers en zijn kleine zus speelden met Abouh, de hond. Jonah was in de war.
‘We ... we moeten weg,’ stamelde hij, ‘de rebellen ...’
‘Dat weten we’, antwoordde zijn vader. ‘Geen zorgen, je moeder en ik weten wat te doen.’
interpreteren: uitleggen
Buiten klonk een knal. De ramen van hun huis trilden. Abouh ontblootte zijn tanden en gromde. ‘Jonah lieverd, haal de rode reiskoffer eens die onder ons bed ligt.’ ‘Maar ...’ ‘Doe wat we vragen jongen. Snel.’ Het gebulder klonk nu onophoudelijk en kwam razendsnel dichterbij. Jonah vond de koffer en haastte zich ermee naar zijn ouders. Zijn vader opende de koperen sloten.
‘Wij nemen alleen mee wat echt belangrijk is’, zei hij. ‘Elkaar.’ Hij stapte in de koffer. ‘Kom, allemaal erbij.’ Jonah kon het niet geloven. Dacht zijn pa nu echt dat ze nog tijd hadden voor een spel?
‘Maar pa, de rebellen, ze ...’
‘Doe wat je gevraagd wordt, zoon!’ Jonah balde zijn handen tot vuisten, maar hij stapte toch in. Het werd ijl in zijn hoofd. De wereld tolde om zijn as. De woonkamer vervaagde.
Een zacht briesje streelde zijn wangen. Lauw water klotste over zijn voeten en boven zijn hoofd lachten meeuwen. Het strand! Zijn vader, moeder, broers en zus waren er ook. Zelfs Abouh was meegekomen!
Iedereen lachte.
Hoe het kon, wist Jonah niet, maar dat deed er niet toe. Ze waren ver weg van bulderende geweren en brandende gebouwen. Dat was wat telde! Hij gaf zijn blote voeten even de tijd om te wennen aan het kriebelzand. Toen zette hij het op een lopen. Wat heerlijk, die wind in zijn haren. Hij liet zich vallen, trok zijn kleren uit en liep de zee in. Zalig!
Hij speelde met zijn broers, zus en Abouh tikkertje in het water en liet zich daarna drogen op het strand. Ze roosterden vis boven een vuur en dronken kokosmelk. ’s Avonds keek Jonah vanuit de hangmat die hij deelde met Abouh naar de sterren. Abouh duwde zijn vochtige snuit tegen Jonahs wang en likte het zeezout uit zijn oren. Jonahs tenen tintelden nog na. Dit was dus hoe vakantie voelde. Hij sloeg zijn armen om de nek van Abouh en wiegde zichzelf in slaap.
De volgende dagen genoot hij met volle teugen van zon, zee en strand. Hij ravotte met zijn broers en bouwde zandkastelen met zijn zus. Hier hadden ze niets en tegelijkertijd alles. Hoe mooi kon het leven zijn. De vierde dag werd zijn pa onrustig. Hij ijsbeerde over het strand, voerde lange gesprekken met ma. Er was iets op til. Jonah voelde het tot in zijn kleinste teen. Op de ochtend van de vijfde dag zette zijn vader de rode koffer klaar.
‘Is de vakantie voorbij?’ vroeg Jonah beteuterd. Zijn moeder legde een arm om zijn schouder.
‘Nee, jongen. Helemaal niet. Onze reis begint pas.’
‘Kijk goed rond’, zei pa. ‘Denk aan wat je hier het meest zal missen. Neem het mee in je hoofd.’ Ze stapten in de koffer en het volgende moment tolden ze door de ruimte.
Ze landden precies op de plek waar ze vertrokken waren: thuis. Alleen was het niet langer ‘thuis’. Er restten alleen nog wat ingevallen muren, kapotte ramen en vernielde meubels. Het rook er naar brand en benzine. Tranen sprongen in Jonahs ogen. Het hele dorp was weggevaagd. Een eindje verderop lag zijn bal. Lek.
Abouh stak zijn neus tussen de smeulende resten. Zijn vrolijke staart viel stil. Pa kwam dichterbij.
‘Denk aan wat we hebben meegebracht’, zei hij. Jonah staarde in de koffer. Leeg. Hij begreep het niet.
‘Hoor!’ riep zijn zus, ‘meeuwen!’
‘Kokosmelk’, jubelde zijn oudste broer.
‘De zee’, klonk het een eindje verder. Jonah sloot zijn ogen. Toen voelde hij het. Zijn tenen gingen gloeien. ‘Tinteltenenzand’, fluisterde hij.
‘Kom op’, riep ma. ‘We hebben werk te doen.’
Samen ruimden ze hun oude leven op. Het nieuwe wachtte.
V. Aerts, ‘Toverkoffer en tinteltenenzand ’, in: De rode koffer. Eindhoven, Lecturis
c Dit is de hamvraag:
d Vergelijk dit verhaal met de vorige drie verhalen. Wat zijn de gelijkenissen en wat zijn de verschillen?
De dankbare olifant Pinokkio Showbizzkiss Toverkoffer en tinteltenenzand
Wie zijn de personages?
WIE?
Wat gebeurt er in het verhaal?
WAT?
Waar speelt het verhaal zich af?
WAAR?
Wanneer speelt het verhaal zich af?
WANNEER?
Waarover gaat het verhaal?
ONDERWERP/ THEMA
Is het een realistisch of een gefantaseerd verhaal?
©VANIN
realistisch gefantaseerd realistisch gefantaseerd realistisch gefantaseerd realistisch gefantaseerd
e Wat vind jij het mooiste moment in het verhaal ‘Toverkoffer en tinteltenenzand’? Waarom houd je van dat moment?
f Op welke momenten zou jij de rode koffer in je leven kunnen gebruiken? Vertel maar.
g In welke landen is er momenteel oorlog en weinig of geen hoop voor het volk?
h Hoe eindigt het verhaal? Lees de zin opnieuw. Welk leven staat hen volgens jou te wachten?
3 Wat vind je van de vier verhaalfragmenten?
Welke uitspraken uit je eigen beoordelingsscore kun je op deze verhalen toepassen?
Geef elk verhaal de juiste plaats op het podium. Eentje valt naast de prijzen.
Je kunt:
• een verhaal/boekfragment beoordelen met voorgedrukte uitspraken;
• je eigen mening over een verhaal/boekfragment geven;
• genietend luisteren en een waardeoordeel uitspreken;
• verhalen interpreteren door een aantal stappen te doorlopen;
• vragen over het gelezen of beluisterde verhaal beantwoorden.
De kroon op het werk
Je kiest één verhaal, leest het en geeft het een score. Je mag kiezen uit vijf verschillende verhalen.
orIëNtereN o vur
1 Houd je van fantasie, lees je liever realistische verhalen of wil je meer weten over het verleden? Duid aan welk soort verhaal je wilt lezen:
• een realistisch verhaal: Zijdeman (Kathleen Vereecken)
• een fantastisch verhaal (sprookje): Griekse mythen (Imme Dros)
• een spannend verhaal: Naar de top (Dan Gemeinhart)
• een verhaal over het verleden: De koop (Marleen Nelen)
• een hier- en-nu-verhaal: Nessie (Guy Didelez en Frank Pollet)
2 Bekijk de vijf gekozen criteria op p. 359-360 om het verhaal te beoordelen.
3 Lees het verhaal dat je gekozen hebt.
Zijdeman
Het besef sijpelde maar langzaam door. Als druppels water door een dik zeil. Eerst aarzelend, niet meer dan een vraag die in ieders ogen te lezen stond, zonder dat iemand ze hardop durfde stellen. Nog voor de winter begon, zou hij thuiskomen. Als alles goed ging. Maar de winter begon en mijn vader kwam niet thuis. Als ik door de straten van onze wijk liep, leek het kouder dan ooit. Ik probeerde op de Rue du Faubourg Saint-Antoine te blijven, want vanaf de zijstraten gaapte het platteland. En tussen de enorme moestuinen zag ik bomen, misschien wel witte moerbeien. Zijderupsen waren gek op bladeren van de witte moerbei. Het was het enige wat ze aten, ze aten zich er letterlijk aan te barsten, ze braken uit hun vel en kwamen keer op keer groter en vetter tevoorschijn, tot het tijd werd om zich in te spinnen. En dan dacht ik aan mijn vader. We hadden hier zo vaak samen gewandeld. Hij, mijn moeder en ik. Ik tussen hen in, toen ik nog erg klein was, terwijl ze me ieder bij een hand vasthielden en af en toe een eind voor zich uit zwaaiden. Ik herinnerde me hoe hard ik toen had gelachen. Hoe de ogen van mijn moeder glansden en hoe mijn vader keer op keer riep: ‘Je kunt vliegen, Camille! Je gaat hoger dan alle anderen, kijk maar!’ En toen zwaaiden ze me naar voren en ik gilde en lachte. Ik was te klein geweest om me te schamen voor de uitbundigheid van mijn ouders. Ik zag nauwelijks de blikken van de anderen, die deftig en ingetogen rondtrippelden. Dat begon me pas op te vallen toen ik ouder was en Louis het kind werd dat tussen hen in liep en de lucht in werd gezwaaid. Toen had ik me beschaamd. En als ik daaraan terugdacht, schaamde ik me voor die schaamte. Soms liep ik naar waar het druk en lawaaierig was en gelukkig hoefde ik daar niet ver voor te gaan. Onze straat uit, door de stadspoort van Saint-Antoine aan de Bastille en nog verder. Door de wijk Le Marais met zijn statige hotels rondom de Place Royale, waar het uitzicht nog steeds te weids was en de geluiden niet hard genoeg waren om mijn hoofd mee te vullen en al het andere te verjagen. Verder, verder moest het, voorbij het stadhuis, daar waar de straten smal, de lucht dik en de mensen rauw en luidruchtig waren. Het verscheurde me. Ik mocht er niet komen van mijn vader. Het was er te gevaarlijk voor een goedgeklede jonge vrouw zonder begeleider, maar alleen daar was het druk genoeg om hem te vergeten. En toch vergat ik hem niet, want zijn stem klonk in mijn hoofd luider dan de gekte van de stad. Het verkeer raasde, maar ik zag het niet. Ik zag het
niet echt. Zelfs niet toen twee koetsen, die elk een andere kant op wilden, elkaar de weg versperden, zag ik het niet echt. Pas toen een van de koetsiers zijn degen trok en dreigde de keel van zijn tegenstander open te halen, kwam de wereld weer een beetje dichterbij.
K. Vereecken. Zijdeman. Tielt, Lannoo
Griekse mythen
Diktys leerde de jonge Perseus alles van schepen, zeilen en riemen en alles wat hij moest weten van water, wind en stroming om een behoorlijke visser te worden.
Danaë wilde hem alles leren over de goden. Daar had Perseus geen geduld voor. Hij protesteerde:
‘Ik ga naar zee en ik hoef alleen Poseidon te kennen, dat is de god van de zee, dat is de god van de vissers.’
‘Maar je blijft geen visser, Perseus. Jij wordt een koning! Koning van Argos. Koningen horen de goden te kennen.’
‘Goed, vertel me dan maar de avonturen van Hermes. Hermes is ook een god en die wint altijd, dat is spannend’, zei hij, maar zijn moeder bleef koppig proberen.
‘Straks van Hermes. Luister nu, Perseus. Eerst was er Chaos. Uit de Chaos is alles ontstaan … Zeg, luister je, Perseus?’
‘Ja, ik hoor het. Maar nu van Hermes. Nu weer van Hermes.’
‘Straks van Hermes. Dit is belangrijk. Dit moet je weten. Alles komt voort uit de grote, woeste, duistere Chaos: Licht en Donker, Lucht en Water, Hemel en Aarde. Vadertje Hemel en moedertje Aarde kregen zes zonen en zes dochters, we noemen die twaalf de Oudere goden of de Titanen. Ze waren enorm en onnoemelijk machtig. Een van hen is de vader van de zon en de maan, een tweede is de wilde Okeanos, die als een slang van sissend, kolkend water de aarde scheidt van het Onland. Hij is de vader van alle zeeën en alle rivieren. Luister je, Perseus? Wat is het laatste dat ik gezegd heb?’
‘Over Okeanos. Nu moet je weer vertellen over Hermes.’
‘Straks van Hermes. Elke prins hoort de goden te kennen. Jij bent de erfgenaam van Akrisios, koning van Argos. Wie niet weet hoe de hemel en de aarde vroeger ontstaan zijn, niets weet van de goden, kan niet regeren, dus luister: Kronos, de jongste Titaan, verjoeg zijn vader, de Hemel, greep de macht en was van plan voor eeuwig te heersen. daarom wou hij geen zoons, hij had zelf zijn vader verslagen! Vijf van de kinderen die hij kreeg met Rhea, zijn zuster, slokte hij na de geboorte op, twee zoons en drie dochters.
Rhea verzon een list: toen haar zesde kind was gekomen, bracht ze Kronos een steen in zachte doeken gewonden: “Grote Kronos, hier is ons jongste kindje, een jongen,” zei ze. Kronos slikte de bundel ongezien door en Rhea bracht haar zoon, die ze Zeus, de stralende, noemde, veilig naar Kreta, waar een geit hem voedde en grootbracht. Zeus trok ten oorlog tegen zijn vader zodra hij een man was. Kronos werd verslagen en in de afgrond geworpen, maar hij moest eerst zijn kinderen uitspugen, zonen en dochters. Nu komt het allerbelangrijkste, Perseus, dit moet je onthouden: Zeus werd na de Titanenstrijd de grootste gebieder, god van de hemel, de wolken, de regen, donder en bliksem. Broer Poseidon werd god van de zee en de sombere Haides kreeg de onderwereld met de graflelieweiden, waar de doden heen gaan als vage, doorzichtige schimmen. Hij is rijk, het erts is van hem en het edelgesteente. Hera, de vrouw van Zeus, beschermde gezin en familie. Hestia beheerde de haard, het centrum van iedere woning. En de gouden Demeter zorgde voor vruchtbare akkers overal op de aarde, die langzamerhand was voorzien van dieren, vogels en wezens die leken op goden maar niet als goden het eeuwige leven hadden: de mensen.’
I. Dros. Griekse mythen. Amsterdam, Atheneaeum – Polak & van Gennep
Naar de top
Een donkere storm.
Regen zwiept tegen de ruit.
Het gaat onweren.
Jessie hield de telefoon in haar hand en keek naar bliksemflitsen die de heuvels in de verte verlichtten. Door het open raam rook ze de regen. De wereld buiten leek koud en donker. Haar vriend was daar ergens. Alleen met zijn hondje. En de klok die de tijd wegtikte.
Haar vingers zochten de nummers op de telefoon, voelden aan de toetsen zonder er op te drukken. Het zou zo gemakkelijk zijn om haar geheim prijs te geven. Ze kon de tiplijn bellen en vertellen wat ze wist, zonder haar naam te zeggen. Zijn ouders zouden nooit ontdekken dat zij het had geweten en het hun niet had verteld. Mark zou nooit weten dat zij hem had verraden. En dan zou al dat rukken en trekken diep binnen in haar voorbij zijn. En Mark zou thuiskomen.
Zij was de enige die het kon doen.
Haar vingers toetsen het eerste cijfer in. Het schermpje van de telefoon lichtte op, klaar voor het volgende cijfer. Er was een bliksemflits en bijna meteen het knallen van de donder. Jessie sprong op en gilde.
Een windvlaag woei door het raam naar binnen en bracht de geur van het onweer mee. De brandlucht van bliksem kwam de kamer in en bracht een herinnering met zich mee.
Jaren geleden, groep vijf. Het ziekenhuis. Het ging steeds slechter. Zijn haar was weg. Hij was zwak, misselijk en moe. Ze was zo vaak mogelijk naar hem toe gegaan. Hij vond het vreselijk om niet naar school te kunnen. Hij miste Beau. Ze hadden gekaart op zijn bed, met zijn vader en zijn moeder, en ze hadden allemaal vrolijk gedaan. Zelfs Mark. En toen waren zijn ouders de kamer uit gegaan om voor hen allemaal iets te eten te halen in de cafetaria. Mark en Jessie bleven alleen achter.
©VANIN
En toen de deur dichtsloeg, greep Mark zo snel en hard naar haar hand dat ze zich probeerde los te rukken. Maar hij hield haar stevig en koortsig vast. Ze keek op naar zijn ogen en was verbaasd toen ze tranen zag die over zijn wangen liepen. Ze probeerde zich niet meer los te trekken.
‘Ik wil niet huilen als zij erbij zijn’, zei hij met trillende stem. ‘Ik weet hoe verdrietig ze daarvan worden. Ik wil ze niet vertellen hoe rot ik me voel. Of hoe bang ik ben. Dat wil ik ze niet aandoen. Begrijp je dat?’
Jessie knikte, ook al wist ze niet zeker of ze het begreep.
‘Het is een soort geheim’, ging hij huilend verder. ‘Maar ik kan het niet in mijn eentje bewaren, Jess. Het is te veel voor me. Mag ik bij jou huilen? Wil je mijn geheim delen?’
Jessie kneep in zijn hand. Ze keek in zijn groene ogen en knikte weer. ‘Ja,’ zei ze, ‘ik zal jouw geheim bewaren.’
‘Altijd?’
‘Altijd. Ik beloof het.’
Toen huilde hij tegen haar schouder. Hij vertelde haar hoe rot hij zich voelde. En hoe bang hij was. Maar toen zijn ouders terugkwamen, waren ze weer aan het kaarten en giechelen. Ze had zijn geheim bewaard. Elke keer dat ze op bezoek kwam, bewaarde ze het. Dan hoefden zijn ouders het niet te doen. En Mark hoefde het niet in zijn eentje te bewaren. Later, in de zomer waarin haar ouders gescheiden waren, had ze zelf elke dag gehuild. Haar vader was teruggegaan naar Mexico en haar moeder deed niets anders dan verdrietig rondhangen, tv kijken en elke avond een fles wijn drinken. Jessie had niemand meer.
Behalve Mark. Hij belde haar op. Kwam langs. Liet briefjes en snoep voor haar achter op hun geheime plek. Jess had een keer een hele avond bij hem thuis zitten huilen, zonder er zich voor te schamen. Tenslotte had hij ook vaak gehuild waar zij bij was.
zwiepen: veerkrachtig doorbuigen (en weer terugspringen) een geheim prijsgeven: vertellen, opofferen, opgeven woord
‘Het is niet eerlijk’, had ze snikkend gezegd. ‘Je vader en moeder moeten er voor je zijn. Je moet op ze kunnen rekenen.’
Mark had een hand op haar schouder gelegd. ‘Je kunt op mij rekenen, Jess’, had hij gezegd. ‘En ik reken op jou. Wij kunnen altijd op elkaar rekenen. Toch?’
Jess keek naar buiten, naar de storm en de duisternis. Zelfs nu zijn leven op het spel stond en iedereen naar hem zocht, had hij een briefje voor haar achtergelaten. Om het haar te laten weten. En afscheid te nemen. Omdat hij wist dat ze daarop zou rekenen.
Ze keek naar het briefje, dat verkreukeld op tafel lag. Ze had het zo vaak gelezen dat ze het niet meer hoefde te zien om te weten wat erin stond.
Mijn beste vriendin, het spijt me zo. Veel geluk.
Bewaar mijn geheim.
D. Gemeinhart. Naar de top. Rotterdam, Lemniscaat
De koop
Julio staat met zo’n honderd andere jongens op het binnenplein te wachten. Het is koud. Zijn blote voeten zijn blauw en gevoelloos. Een man met een lange zwarte mantel keurt hen langzaam en aandachtig. Zware edelstenen schitteren aan zijn handen. De directeur van het weeshuis stapt met hem mee. Als de edelman bij iemand stilstaat, haalt de directeur hem onmiddellijk uit de rij.
Hij wringt zijn dikke vingers tussen de tanden en beweegt het geschrokken gezicht heen en weer.
De man schudt zijn hoofd en loopt verder. Julio hoort hem mompelen: ’Het is niet wat ik zoek. Het is helemaal niet wat ik zoek.’
‘Deze hier’, zegt de directeur. ‘Hij is heel sterk. Hij spreekt nooit tegen.’
‘Hij ziet er te dom uit. Ik heb u al gezegd dat ik geen kracht zoek.’
De edelman knoopt zijn openwaaiende mantel dicht. De dunne hemdjes en de uitgerafelde broeken van de kinderen doen hem rillen.
De directeur kijkt vleiend naar hem op. ‘We kleden hen niet te warm. Daar worden ze maar zwak van. We moeten ze toch voorbereiden op het echte leven, nietwaar?’
‘Noem het zoals u wilt. Eén van hen gaat met me mee naar huis. En hij zal fatsoenlijk gekleed zijn.’
De directeur luistert tevreden. Zijn volle wangen blozen. ‘Natuurlijk’, zegt hij. ‘En met uw geld kopen we nieuwe kleren voor de anderen.’
De edelman trekt ongelovig zijn wenkbrauwen op, maar zwijgt. Voorzichtig kijkt Julio opzij. Ze zijn bijna bij hem. Nog drie jongens te gaan.
De meeste van hen willen verkocht worden. Julio niet.
Hij neemt me niet, denkt hij. Hij bidt bijna. Hij neemt me niet.
De man kijkt zijn richting uit, alsof hij hem heeft horen denken. Eén seconde kruisen hun blikken.
Julio draait snel zijn hoofd weg.
De vreemdeling is helemaal in het zwart gekleed. Hij ziet eruit als een kraai. Een grote, sombere kraai. Zelfs de lange veren op zijn hoed zijn zwart. Bij elke beweging wippen ze nerveus op en neer. Ze kriebelen de voorste rijen jongens in hun nek. Zijn ogen zijn donker en somber, zijn neus is vlijmscherp en er hangt een druppel aan. De man is verkouden. Het duo is nu zo dichtbij dat Julio de man kan ruiken. Muskus en zweet.
©VANIN
nerveus: zenuwachtig het duo: twee personen die bij elkaar horen de muskus: een sterk ruikende stof bij mannelijke muskusdieren, gebruikt in de parfumerie
Julio probeert er zo dom en zo slecht mogelijk uit te zien. Hij zuigt zijn wangen naar binnen. Moeder, denkt hij, kwam jij me maar halen. Dat is natuurlijk onzin. Zoiets gebeurt alleen in de verhalen die ze elkaar ’s avonds fluisterend vertellen.
Julio weet niets over zijn moeder. Alleen dat ze hem als een zak oude vodden aan de deur van het weeshuis heeft gezet. Ze heeft niet eens de moeite gedaan om hem een naam te geven. Andere jongens hebben tenminste een kort briefje in hun nachtkastje. Dit is Marco. Ik ben te arm. Zorg goed voor hem, alsjeblieft Vaak vraagt hij zich af of ze is blijven kijken tot ze er zeker van was dat iemand hem vond. Vooral ’s nachts lijkt hem dat heel belangrijk. Met zijn hoofd onder zijn versleten deken fantaseert hij hoe ze met hem in haar armen naar het sombere gebouw loopt. Hoe ze hem een laatste keer tegen zich aan drukt. Terwijl ze hem neerlegt, valt het dekentje een beetje open. Hij slaapt. Er loopt speeksel uit zijn mondje, dat ze afveegt met de rug van haar hand Ze trekt aan de zware bel en verdwijnt ze snel ze kan in het donker. Bijna laat ze zich overrijden door een span haastige paarden. De koetsier scheldt haar uit en ze kijkt hem aan, met ogen vol tranen. De portier van het weeshuis opent de knarsende poort en vloekt bij het zien van het zielige bundeltje. Zo is het misschien gegaan.
Soms verandert hij het verhaal. Als hij zich slecht voelt, laat hij de koetsier over haar heen rijden en dan lijdt ze vreselijk veel pijn. Dat is wraak. Soms droomt hij dan weer dat ze zich bedenkt. Ze komt terug en neemt hem weer mee en ze zijn arm en gelukkig en samen.
Julio is eigendom van het weeshuis. Net als de altijd vuile borden, de tralies voor de ramen en de kastanjebomen naast de hoge muren, die zorgvuldig worden gesnoeid. Zijn hele leven al slaapt hij met deze jongens in een grote zaal. De ijzeren bedjes staan dicht bij elkaar en in het stro zit ongedierte dat zich ritselend uit de voeten maakt wanneer iemand zich beweegt. Het is nooit stil. Altijd wordt er wel ergens gefluisterd of gehuild. Als er te veel lawaai is, komen de paters met hun dansende lichtjes. Ze schuifelen langs de bedden met hun gezichten verborgen in donkere kappen. Ze lijken op lugubere spoken en straffen willekeurig.
De directeur slaat hem met vlakke hand in het gezicht.
‘Ben je doof?’ snauwt hij. Nu heeft Julio zich toch laten verrassen.
‘Wel?’
Julio heeft een vraag niet gehoord. Het is beter te zwijgen dan verkeerd te antwoorden. Misschien laat de edelman het zo en gaat hij verder naar de volgende jongen. Julio buigt zijn hoofd. Hij staart naar de magere knieën van de edelman. Ze staan een beetje naar buiten gedraaid door het vele paardrijden. Het gouden stiksel op de schoenen glanst in de winterzon. Armbanden maken een rinkelend geluid. Julio voelt een koude hand onder zijn kin. De hand tilt zijn hoofd op, zacht maar dwingend. Julio knippert met zijn ogen. Een edelman die niet vies van hem is! Een edelman die hem durft aan te raken!
‘Kan dit kind spreken?’ vraagt de man aan de directeur, terwijl hij Julio loslaat. De directeur geeft Julio opnieuw een klinkende oorveeg.
‘Hij kan spreken. Maar hij heeft een moeilijk karakter. Ik raad hem niet aan. Hij werkt een hele tijd goed mee, is zelfs behulpzaam. En dan ineens, knip, wordt hij koppig en vervelend. Hij is onvoorspelbaar. Maar natuurlijk is het uw keuze.’
M. Nelen. Duivelstocht. Leuven, Davidsfonds/Infodok
©VANIN
het span: twee (of meer) voorgespannen trekdieren schuifelen: zich voetje voor voetje voortbewegen luguber: naargeestig, akelig, somber, huiveringwekkend woord
Nessie
Het kon in dit boek natuurlijk niet ontbreken … het verhaal over het monster van Loch Ness, het beroemdste watermonster ter wereld. Het monster werd in 564 n.C. voor het eerst gezien door de heilige Columba. Volgens de overlevering wilde het zich toen net op een zwemmende man storten. Maar de priester, van geen kleintje vervaard, hief het kruis dat hij bij zich had en sprak heel resoluut: ‘Tot hier en niet verder! Raak die man niet aan! Ga onmiddellijk weg!’ En kijk, die woorden hadden zo’n effect dat het monster terstond weer wegzwom. En zoals het in alle stichtende verhalen past, waren de aanwezigen zo onder de indruk dat ze zich prompt tot het christendom bekeerden.
Na die eerste melding bleef het lange tijd stil. Maar vanaf 1880 werd ‘Nessie’, zoals het monster al snel genoemd werd, geregeld gesignaleerd. Toch duurde het nog tot 1933 voor het monster internationale aandacht kreeg. Dat jaar reden meneer en mevrouw Spicer op hun terugreis naar Londen langs de zuidelijke oever van Loch Ness. ‘Loch’ betekent eigenlijk ‘meer’ en het Loch Ness is echt wel een meer om U tegen te zeggen. Met een lengte van 36 kilometer en een diepte tot 220 meter is het zowat de grootste vergaarbak van zoet water in Groot-Brittannië. De Spicers keken raar op toen er uit de varens langs de weg plots een vreemd gedrocht opdook. Volgens hen had het een lange beweeglijke nek – iets dikker dan de slurf van een olifant – een kleine kop, een zwaar lichaam en vier zwemvliesachtige poten. Het monster stak de weg over met een dier –misschien wel een schaap – in zijn bek en sprong dan met een geweldige plons het meer weer in. Spicer vertelde de ongelooflijke gebeurtenis aan een journalist. Die plaatste het in de krant en al snel ging het verhaal de wereld rond.
Onmiddellijk waren er mensen die Spicer onvoorwaardelijk geloofden. Ze twijfelden er niet aan dat hij inderdaad een monster van een kleine negen meter lang gezien had dat eruitzag als een reusachtige slak met een lange nek. Ze beweerden dat het meer diep genoeg was om een voorhistorisch dier te herbergen. Een plesiosaurus misschien, een slangenhagedis met een tonvormig lichaam en een slangachtige nek die gedurende miljoenen jaren in de zee geleefd had. En omdat zelfs monsters zich eenzaam kunnen voelen, geloofden die mensen dat er misschien wel een monsterfamilie op de bodem van het meer leefde.
Vanaf dat ogenblik volgden er duizenden getuigenissen van mensen die allemaal beweerden het monster gezien te hebben. Jammer genoeg waren er haast geen bewijzen. Het monster liet zich blijkbaar zeer moeilijk fotograferen. En als het toch eens op de gevoelige plaat verscheen, dan bleek er vaak met de foto geknoeid. Dat was ook het geval met de beroemdste foto die ooit van Nessie gemaakt werd en waarop de lange nek van het monster heel duidelijk uit het water steekt.
Dokter Robert Kenneth Wilson, die de foto genomen had, bekende op zijn sterfbed dat het om een valse monsterkop ging die vastgebonden was aan een speelgoedonderzeeër. Ook met de pootafdrukken die men aan de rand van de oever vond, was meestal wat mis. Er waren er zelfs bij die afkomstig waren van een paraplubak vervaardigd uit een nijlpaardpoot. woord
de overlevering: een verhaal dat mondeling van het ene geslacht aan het andere wordt doorgegeven van geen kleintje vervaard zijn: niet gauw bang zijn resoluut: vastberaden, ronduit, openhartig stichtend: godsdienstig, zedelijk prompt: vlot, snel, keurig, precies signaleren: waarschuwend de aandacht vestigen op het gedrocht: een afzichtelijk, wanstaltig of schrikwekkend wezen, zoals draken en andere in het volksgeloof bestaande monsters onvoorwaardelijk: niet door voorwaarden beperkt, onbeperkt, absoluut voorhistorisch: uit de prehistorie herbergen: huisvesting of slaapgelegenheid bezorgen, huisvesten vervaardigen: maken, samenstellen, produceren, fabriceren
Ondanks al die vervalsingen bleef Nessie de wetenschappers boeien. In 2000 werd er zelfs een twaalfkoppig team samengesteld. Omdat het water te troebel was om goed te filmen, namen ze sonarapparatuur mee aan boord. Die apparatuur kaatst geluidsignalen terug, zodat men de grootte van onzichtbare voorwerpen kan bepalen. Na heel wat vruchteloze pogingen ontdekten de expeditieleden op de bodem van het meer ‘iets’ van zo’n vijf meter lang dat qua vorm wat aan Nessie deed denken. Om er zeker van te zijn dat het geen wrak van een bootje was, voer de hele expeditie de volgende dag terug naar de plaats waar het voorwerp was waargenomen … maar tot hun verbazing was het weg.
G. Didelez en F. Pollet. Onopgelost en waargebeurd. Antwerpen, Van Halewyck
twaalfkoppig: uit twaalf mensen bestaand het expeditielid: een lid van een wetenschappelijk team dat onderzoek doet in een weinig bekend land ov u r
4 Noteer een hamvraag en een mogelijk antwoord. Gebruik het stappenplan op p. 365. hamvraag: antwoord:
5 Gebruik dit persoonlijke scorebord bij de beoordeling van een verhaal of jeugdboek.
scorebord
gekozen verhaal titel:
©VANIN
6 Ver woord je mening over het verhaal mondeling.
uItvoereN ovu r reflectereN
7 Hoe ging het?
Je traject naar succes
Je kunt een hamvraag formuleren.
Je vindt gemakkelijk een mogelijk antwoord op die vraag.
De zelfgekozen uitspraken kun je toetsen aan het verhaal.
Je kunt je mening over het verhaal vlot verwoorden.
Werkpuntje voor jezelf:
Uitdaging: op naar de top
Speel Slangen & Ladders: voer de opdrachten alleen, met een klasgenoot of de hele groep uit.
orIëNtereN + voorbereIdeN
ov ur
1 Bereid het spel voor! Dit is de eerste opdracht, behaal met je groep de beste score.
• Open de envelop met de eerste opdracht, lees de spelregels en het doel van het spel.
• Overleg welke leerling van je groep het spel uitlegt.
• Oefen even en vink de criteria in de tabel van het traject naar succes aan.
De leraar bepaalt je score aan de hand van de criteria. Let ook op je spreektechniek.
In orde Je traject naar succes jij
Je instructie bevat deze delen: een korte inleiding, de benodigdheden, de spelregels en het doel van het spel.
Je legt het spel duidelijk uit, zodat de luisteraar weet hoe hij het moet spelen.
Je vertelt enkel belangrijke/nodige informatie.
Je verwoordt de spelregels vlot (zonder stopwoordjes).
Werkpuntje voor jezelf:
©VANIN
uItvoereN
ov u r
2 Speel het spel met de klas. Een van de groepen wordt jury, beoordeelt en controleert de opdrachten die de groepen uitvoeren. De jury houdt ook de score bij.
reflectereN
3 Hoe ging het?
ovu r
Je traject naar succes jij
Je hebt enthousiast meegespeeld.
De opdrachten zijn gemakkelijk uit te voeren.
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training:
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Vervang de woorden.
1 Ver vang de onderstreepte woorden door een passend samengesteld woord.
2 Zoek voor het gevonden woord in zinnen b, c, e twee andere samenstellingen die met hetzelfde woord beginnen en die aangeven dat iets buitensporig is.
3 Bestaat het woord ‘de vlijm’? Wat betekent het?
gepast samengesteld woord twee andere woorden –iets buitensporigs
a Het mes is bijzonder scherp.
b Het geluid was ex treem luid.
c De hond is uitermate ziek.
d De kat is buitengewoon mager.
e Het verhaal is bijzonder oud.
OPDRACHT 2 Vul de zin aan zodat je de betekenis van de woorden uit de context kunt afleiden.
1 Het is illegaal
2 De minister van Justitie is
3 Ben jij ook lid van
A de Bond Beter Leefmilieu?
B ik vind je wel lief!
C voor ze weer rondtrekken.
4 Als je vriend alleen maar roddels rondstrooit dan D en bleef angstvallig achter de boom zitten.
5 Na het verlies van hun woningen door de hevig brand zullen
6 Al snel introduceert vader
7 Jammer, maar je interpreteert mijn brief werkelijk verkeerd,
8 Het nomadengezin zal zeker zes maanden in het nieuwe pand blijven wonen
9 Zijn prooi verroerde zich niet
©VANIN
E een schoolgenoot van mijn vader.
F maar wel door een particulier verkocht.
G om zonder geldige papieren in een land te verblijven.
H leg je hem best het zwijgen op
I zijn nieuwe vriendin aan zijn kinderen.
10 Het herenhuis werd niet door een makelaarsbedrijf J de families de handen in elkaar slaan 123456789 10
OPDRACHT 3 Wat past in de zin? Markeer het juiste woord.
1 Ze had onderliggend/onderhand snel de vaat gedaan om haar moeder te helpen.
2 Mijn k las is multicultureel/multifunctioneel. Ik vind het fijn om in contact te komen met vreemde gebruiken.
3 Die lenige man was uitermate/uitmuntend geschikt voor de job.
4 Behandel me niet als jouw marjolein/marionet, ik weet wel wat ik wil en beslis zelf wat ik doe!
5 Na de ruzie mocht ze die avond van haar ouders geen vin verroeren / geen vlieg meer kwaad doen, enkel roerloos op een stoel zitten.
De laatste ronde
OPDRACHT 4 Vul de zinnen aan met een uitdrukking. Let op de context van de zin.
a Als je iets te snel aanpakt en je onvoldoende voorbereidt, dan loop je
b Werk je erg vlug en hard, dan zul jij je lopen.
c De stewards zorgen ervoor dat de sportwedstrijd niet loopt.
d Een wielrenner die prima getraind is en zich fit voelt, heeft
d Wil je scoren, dan moet je alle zeilen
e Let op dat je geen fouten maakt en domme dingen zegt, zorg ervoor dat je de bal niet .
f Krijg je bij voetbal alle steun van het publiek, dan heb je
g Bij een 0-0 eindstand spreek je van een
h De jonge voetbalsupporter stond enkele seconden met de voetbalheld.
i In het stadion kon je horen vallen, iedereen hield de adem in en vroeg zich af of de voetballer opnieuw zou scoren.
OPDRACHT 5 In groep scoren met balspelen: wat weet je erover?
1 Noem vijf verschillende balspelen.
©VANIN
2 Hoe kun je scoren bij fopbal?
3 Rug aan rug
• Zoek de betekenis van de begrippen en uitdrukkingen uit de voetbalwereld.
• Verdeel de klas in een even aantal groepen (maximaal acht leerlingen per groep). Elke groep duidt twee afgevaardigde leerlingen aan om het spel te starten.
• Van elke groep zitten twee leerlingen rug aan rug.
• Leerling één heeft een lijst met sleutelbegrippen, leerling twee krijgt een foto of tekening van het begrip. Hij beschrijft waar hij naar kijkt en leerling één probeert te raden om welk begrip het gaat.
• De leerling die de tekening of foto beschrijft mag het juiste sleutelbegrip of de uitdrukking niet gebruiken.
4 Houd een groepsgesprek. Kies een van de uitspraken.
• Sommige spor ten zijn enkel voor jongens.
• Meisjes en jongens kunnen in dezelfde ploegen spelen.
• Als je geen sport beoefent, word je al snel als lui bestempeld.
• In de media wordt te veel aandacht aan sport besteed.
OPDRACHT 6 Ga aan de slag met het verhaal. Lees in je groep het deel van het verhaal verteld vanuit een personage: Lou of Rindert.
1 Beeld het fragment uit. Zorg dat je klasgenoten heel duidelijk aan de lichaamshoudingen kunnen merken over welk fragment het gaat.
2 Maak een tableau vivant van het fragment en laat leerlingen van de andere groepen vertellen welk fragment uitgebeeld wordt.
3 Maak van het tableau vivant een foto, post de foto’s op Pinterest zodat iedereen ze kan bekijken. Of zet de foto’s in de juiste volgorde om opnieuw het verhaal op te bouwen.
1 Beschrijf wat je op de foto ziet. Wat zie je niet?
2 Welke gevoelens herken je bij de persoon op de foto? Waaruit leid je dat af?
3 Heb jij een gezicht dat gemakkelijk je gevoelens verraadt? Vertel over een situatie waarin dat duidelijk was.
4 Verzin een boodschap die op het computerscherm zou kunnen verschijnen. Denk aan de w-vragen.
5 Kies of maak zelf een beeld dat volgens jou bij dit werkwoord past.
6 Bespreek je houding.
• Hoe breng je je beeld, van onder naar boven of omgekeerd of werk je vanop ooghoogte?
• Neem je een close-up of een totaalbeeld?
©VANIN
Vind ik leuk
piet de lOOf
Ik like de status van de U15 van mijn voetbalclub. 0-1 winst. Uit bij White Star Lauwe. Altijd moeilijk.
Ik like een filmpje van Fré, die na de toets zijn Franse woordenlijst ritueel verbrandt. En duidelijk niet meer weet dat je die moet meenemen naar het volgende trimester.
Ik like een fotoalbum van opa, die weer veel te veel beelden heeft gepost van zijn uitstap met wandelclub
Hanske de Krijger.
Het is zo’n avond.
Scrollen door de tijdlijn van Facebook, Facebook afsluiten en jezelf erop betrappen dat je twee minuten later weer door dezelfde tijdlijn scrolt.
Maar nu komen er berichten.
Warre via WhatsApp. ‘Gewonnen bij White Star Lauwe,‘ tikt hij, ‘ook gezien? Goal van Brian, kort voor tijd. Ze zeggen dat hij wordt gescout door enkele grote ploegen.’
Of dat klopt?
‘Weet ik niet’, antwoord ik.
‘Ah … oké. Ik zag dat je de Facebookstatus likete. Dus misschien wist je meer.’
‘Nee. Echt niet.’
Mijn gsm gaat af. Fré is buiten adem en begint al te spreken nog voor ik zelf iets heb kunnen zeggen.
Dat hij een idioot is, zegt hij zelf, maar dat wist ik al. ‘Blijkbaar moet je die Franse woordenlijst ook volgend trimester nog gebruiken.’
‘U-hu.’
‘Ik heb het hele pak in de haard gesmeten.’
‘Ja, dat heb ik gezien.’
‘Ik weet het, je bent de enige die het filmpje heeft geliket.’
‘Echt?’
‘Ja, en toen begon het tot me door te dringen dat het misschien toch niet zo grappig was als ik dacht.’
‘Tja …’
‘Zeg … Mag ik jouw woordenlijst kopiëren? Jij hebt die zo goed bijgehouden en aangevuld.’
‘Ja’, zeg ik, al denk ik: ‘Nee, want jij moest weer eens opvallen, en jij maakte mij belachelijk na mijn spreekbeurt, en jij kiest me nooit als we ploegen samenstellen bij het voetballen.’
Terzelfder tijd wordt er aan de deur gebeld. Ik verwacht het gehaaste voorkomen van een bol.com-bezorger –eindelijk die plaat van Brian Eno! – maar de man die er staat, is heel wat bleker en ouder. En bekender.
‘Opa?!’
‘Dag jongen’, zegt hij, wat hij al zo lang doet dat ik mij soms afvraag of hij mijn naam nog wel kent.
Hij brandt meteen los: ‘Zeg, ik heb vandaag enkele foto’s gepost van onze laatste wandeling met de club.’
‘Ja, ik heb dat gezien.’
‘Gezien? Méér dan dat! Je hebt ze leuk gevonden!’
‘Geliket, ja. Nog maar pas, ik b …’
‘… ben meteen in mijn auto gesprongen, ja!’
‘Hoe? Waarom?’
Opa spreidt zijn armen in een alles verklarend, bijna pauselijk gebaar: ‘Waarom? Dat is zo simpel als eentje en eentje twéé is.’
‘Ja?’
‘Maar ja! Ik wist niet dat jij zo graag wandelde!’
‘Dat valt wel mee, opa …’
ritueel: volgens de godsdienstige gebruiken scouten: op zoek zijn naar (nieuw talent) losbranden: (figuurlijk) zich (met veel emotie) uiten, zijn hart luchten, zijn verhaal op een enthousiaste manier beginnen te vertellen pauselijk: van of door de paus
Hij kijkt wantrouwig. ‘Hoezo, dat valt wel mee? Je hebt het toch leuk gevonden? Dat hele album!’
‘Ik vind zo veel leuk op Facebook. Ik bedoel: ik vond het gewoon leuke foto’s, maar wandelen zelf vind ik niet zo leuk.’
‘Nee?’
‘Niet écht.’
‘Dus je dacht: ik ga de ouwe een plezier doen en zijn foto’s liken, maar eigenlijk is het niet helemaal gemeend?’
‘Maar jawel. Alleen …’
In zijn ogen trekt iets droevigs voorbij, zijn schouders zakken. ‘Dat zijn nu dingen die ik niet begrijp. Als mijn vrouw foto’s post van haar uitstap met Markant, dan ga ik die foto’s niet liken – het mogen nog de mooiste foto’s ter wereld zijn. Want die vrouwenbende van Markant, ik word er ziek van … Maar als jij, mijn oudste kleinzoon, het héle album van onze wandeling leuk vindt, dan denk ik: die wil meer, die is gebeten, het wandelaarsbloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik ga hem dus direct uitnodigen voor onze dauwwandeling van zaterdag … Maar ja. Je wandelt dus niet graag.’
Er bekruipt mij een schuldgevoel. En het besef dat het vandaag niet de eerste like is met directe gevolgen …
‘Kijk,’ zeg ik, ‘misschien dat ik zaterdag toch eens kom kijken …’
‘Komen kijken? Wat valt er nu aan wandelaars te zien? Doe gewoon mee. Je zult er deugd van hebben, eens goed marcheren.’
‘Maar ik moet zaterdag …’
‘Jij moet niets, jongen! Jonge gasten moeten zich meer ontspannen. Een gezonde geest in een gezond lichaam.’
‘Opa, ik …’
‘Het kietelt, hè? Ik zie het, jongen, ik zie het aan je oogjes. Zaterdag om acht uur aan de kerk, oké? En smeer
je kuiten maar in!’
‘Ja, opa.’
Hij steekt wat houterig zijn duim op.
‘Vind ik leuk! Je opa zo’n plezier doen. En je moeder maar zagen dat je met geen stokken achter je computer vandaan te krijgen bent – die vrouwen kunnen nogal overdrijven, hè. Ze kan meegaan met die van Markant!’
‘…’
‘Tot zaterdag!’
Een kwartier later heeft opa zijn Facebook-status aangepast: gaat zaterdag met zijn kleinzoon flink wandelen!
Vind ik leuk.
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Piet De Loof.
marcheren: in de pas lopen, te voet gaan houterig: niet lenig en niet levendig, stram, onhandig woord
Surfen en liken
1
informatie verzamelen en vergelijken
klopt dat wel?
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden GEBRUIKEN
OPDRACHT 1 Ken je deze? Bespreek samen.
ONLINE TEKSTEN BEOORDELEN
presentatie BRENGEN
©VANIN
1 Wat is Twitter en wat is Facebook?
a Zoek het op het internet op.
b Ver tel op welke webpagina je de beste omschrijving vond.
c Wie heeft een Facebookaccount, Instagramaccount of YouTubekanaal?
2 Zoek het antwoord op deze vragen. Ga naar de site van Jongerengids.
a Hoe oud moet je zijn om een Facebook account te mogen hebben?
b Hoe kun je een foto die iemand van jou op Facebook geplaatst heeft, laten verwijderen?
c Welke twee tips tegen cyberpesten die je op de site vindt, spreken je aan?
d Op het internet is niet iedereen wie hij zegt te zijn. Wat helpt je om te weten te komen of iemand werkelijk is wie hij beweert te zijn?
e Surf verder op die webpagina. Geef nog twee zaken die voor leeftijdgenoten interessant zijn om te weten.
f Wat je leest, lees je grondig en kritisch.
Klopt alles wel? Praat verder in de klas over die zaken.
Plaatsen gebruikers van sociale netwerken nieuwsberichten soms vlug online zonder de feiten grondig te controleren?
Welke voorbeelden kun je daarvan geven?
OPDRACHT 2 Welk nieuwsbericht zou jij ‘liken’?
1 Kleur de duimpjes. Wat het meest ingekleurd is, zou je als eerste lezen en dat ‘like’ je dus het meest.
2 Geef telkens een duidelijke reden waarom je dat bericht wel, niet of helemaal niet goed vindt.
Stad Antwerpen 22 hrs
Agenda bij de hand? 9/12 opent Winter in Antwerpen met optredens van o.a. Dimitri Vegas & Like Mike, Natalia & Jef Neve! Het volledige programma vind je hier: http://bit.ly/2jmLB1
Dimitri Vegas & Like Mike openen Winter in Antwerpen
ANTWERPEN.BE
www.facebook.com/stad.antwerpen
OPINIE “HET IS CLIJSTERS EN HENINSIAANS WAT GOFFIN PRESTEERT”
Daviscup Carl Maes blikt nog een keer terug op de finale van de Daviscup. Het hoogtepunt van onze cocommentator? “David Goffin die zonder setverlies Tsonga en Pouille naar huis speelt.”
VAN HERCK: “WIJ MOETEN NOG MEER UIT DEZE GROEP HALEN"
Daviscup Johan Van Herck bereikte met België voor de 2e keer in 3 jaar de finale van de Daviscup, maar toch vindt hij dat het tijd is dat ons land nog een stap extra zet.
POUILLE: “HOPELIJK ANNULEERT GOFFIN ZIJN VAKANTIE MET MIJ NIET”
Daviscup Lucas Pouille won het beslissende duel in de finale van de Daviscup. “Ik wilde alles kapot spelen”, zegt de Fransman.
www.sporza.be
©VANIN
Best verkocht
Drie keer niks
Jeff Kinney Nederlandstalig
Het mega moppenboek Nederlandstalig
€ 14,99
€ 10,00
Mijn groot zoekboek
Gert Verhulst Nederlandstalig
€ 12,99
www.standaardboekhandel.be
De waanzinnige boomhut van 78 verdiepingen
Andy Griffiths, Terry Denton Nederlandstalig
€ 14,99
School in Brussel geëvacueerd na gaslek: lek gedicht, situatie onder controle
In Brussel zijn vanochtend uit voorzorg 300 studenten van de Nie uwlandcampus geëvacueerd na een gaslek. Er zijn geen gewonden. Het gaslek is intussen gedicht en de situatie is onder controle.
Het gaslek bevond zich aan de hoofdingang van de school, in de Nieuwlandstraat. Daar zou bij boorwerken in een kelderverdieping in een huis naast de campus een gasleiding geraakt zijn.
Sibelga en de Brusselse brandweer zijn ter plaatse en hebben intussen alles onder controle. De leerlingen en het personeel van de school zullen via de achterzijde naar hun lokalen kunnen terugkeren van zodra de brandweer de nodige controles heeft uitgevoerd. Ook de crèche op de site werd geëvacueerd en is momenteel gesloten.
www.vrt.be/vrtnws/
OPDRACHT 3 Vergelijk de berichten.
1 Lees en vergelijk deze drie nieuwsberichten met elkaar.
tekst 1
Een afscheid in schoonheid, het was Usain Bolt niet gegund. Nadat hij de finale op de 100 meter al verloor, droop de Jamaicaan op het WK atletiek met lege handen af nadat hij zelf met een blessure moest opgeven in de finale van de 4x100 meter.
Is er nog een beter bewijs nodig dat het tijd was voor Usain Bolt om te stoppen dan zijn ‘laatste race’ in Londen? Na ongeveer 50 meter in zijn spurt greep de Jamaicaan naar zijn linkerbil, een grimas op het gelaat. Over and out. Heel het stadion hield de adem vol ongeloof in, maar hoe hard Bolt nog probeerde om zich staande te houden, het ging niet meer. Zijn carrière eindigde niet met een twaalfde WK-goud, maar wel liggend op de piste, kreunend van de pijn, terwijl anderen triomfeerden
Naar: Het Laatste nieuws, www.hln.be
tekst 2
Geblesseerd opgeven in de finale van de 4x100 meter, het was een afscheid in mineur voor Usain Bolt op het WK in Londen. Nu blijkt dat de Jamaicaan een stevige spierscheuring opgelopen heeft. Niet bepaald het gedroomde afscheid voor de achtvoudig olympisch kampioen, die zeker en vast nog altijd wereldtop was en dat wellicht nog een tijdje zou blijven Hij droop ontgoocheld en zonder ereronde af.
Bolt zette zelf de MRI-foto op Twitter, nadien werden de foto en z’n uitleg weer verwijderd. ‘Helaas heb ik een spierscheuring in mijn hamstring’, schreef Bolt. ‘Ik zal drie maanden moeten herstellen.’
Naar: www.sporza.be
tekst 3
De laatste race in zijn fenomenale loopbaan is voor Usain Bolt op een ant iclimax u itgedraaid. D e Jamaicaan, snelste man ter wereld, nog altijd in vorm, nog niet afgeschreven en zeker nog de te kloppen sprinter, raakte bij het WK als slotloper op de 4x100 meter geblesseerd aan zijn bovenbeen en kon niet meer verder. Bolt krabbelde na een tijdje weer op en liet zich vervolgens toejuichen door de 56 00 0 toeschouwers in het olympisch stadion. Hij gaat ondanks zijn mislukte laatste sprintoptredens met pensioen als de snelste en meest gelauwerde atleet ooit.
Naar: De Morgen, www.demorgen.be
©VANIN
2 Vertellen de onderstreepte stukken hetzelfde?
de blessure: een verwonding of een letsel de grimas: een vertrokken gelaatsuitdrukking waarbij te zien is dat iemand pijn heeft de carrière: een loopbaan, de activiteiten op vlak van sport of in beroepsverband die iemand heeft uitgevoerd door de jaren heen triomferen: zegevieren, de overwinning behalen en dat tonen in mineur: in een sombere stemming, niet vrolijk de hamstring: een spier aan de onderkant van het dijbeen fenomenaal: verbazingwekkend de anticlimax: een hoogtepunt dat uitblijft aan het einde van een verhaal lauweren: verheerlijken woord
OPDRACHT 4 Vergelijk nieuwsthema’s uit verschillende bronnen met elkaar.
1 Vergelijk de teksten met elkaar. Duid alle gelijkenissen en verschillen aan.
Man die 15-jarige jongen op de sporen in Aarschot gooide, aangehouden voor racistisch geweld
Een 35-jarige man die dit weekend een zwarte jongen van 15 op de treinsporen in het station van Aarschot duwde, is aangehouden. Dat laat het parket van Leuven weten. De feiten raakten bekend door een filmpje dat op Facebook circuleert. Daarop is een vechtpartij te zien tussen de minderjarige jongen en drie blanke mensen, een man en twee vrouwen. De jongen krijgt ook racistische opmerkingen. In het filmpje dat op Facebook circuleert, is te zien hoe twee vrouwen en één man een 15-jarige zwarte jongen belagen die op de trein naar Leuven stond te wachten. ‘De man gaf hem een duw en een van de vrouwen maakte een racistische opmerking’, zegt het parket van Leuven. ‘Ze bleven de 15-jarige jongen verbaal en fysiek uitdagen en er ontstond een gevecht waarbij de man de jongen op de sporen duwde. De jongen trok de man mee.’
Naar: VRT
Op Facebook is een filmpje opgedoken waarop een gevecht te zien is tussen een zwarte jongen en enkele omstaanders. De feiten deden zich voor in het station van Aarschot. Het parket heeft een onderzoek geopend voor slagen en verwondingen en een 35-jarige man uit Aarschot is intussen aangehouden. Hij wordt in verdenking gesteld van opzettelijke slagen en verwondingen met racistisch motief.
‘De trein Luik Guillemin-Antwerpen-Centraal kwam net voorbij, maar kon door het seinhuis snel worden stilgelegd’, aldus Infrabel-woordvoeder Thomas Baeken. ‘Een drama is zo nipt vermeden.’
In het filmpje gaat het over een discussie van enkele omstaanders tegen de 15-jarige jongen. Waarom en over wat de discussie aanvankelijk ging, is niet meteen duidelijk. Het slachtoffer tracht zijn kalmte te bewaren maar de omstaanders blijven hem lastigvallen en al snel krijgt de jongen racistische opmerkingen naar zijn hoofd geslingerd.
De gemoederen raken nog meer verhit en er ontstaat een vechtpartij waarop een man de jongen op de sporen duwt. De jongen verdedigt zich en trekt vervolgens zijn aanvaller zelf op de sporen waar het gevecht verder gaat. Intussen springen de andere uitdagers eveneens op de sporen om zich in het gevecht te mengen. Uiteindelijk weten omstaanders de boel te kalmeren en de vechthanen uit elkaar te halen. Het filmpje werd op het internet geplaatst door de vriendin van de moeder van het slachtoffer. Zij vergezelde die dag de 15-jarige jongen op uitstap.
Naar: De Morgen
©VANIN
Op Twitter is een filmpje opgedoken waarop een discussie te zien is tussen een tiener en enkele omstaanders. De feiten deden zich voor in het station van Aarschot. De verdachte, een kerel uit Aarschot, werd opgepakt in het station. Hij is voorlopig vrijgelaten.
In het filmpje gaat het over een discussie van enkele omstaanders tegen de 15-jarige jongen. Waarom en over wat de discussie aanvankelijk ging, is vrij duidelijk: een meningsverschil over het aankomstuur van de trein. Het slachtoffer zegt niets maar de omstaanders blijven hem lastigvallen en al snel krijgt de jongen racistische opmerkingen naar zijn hoofd geslingerd.
De gemoederen raken nog meer verhit en er ontstaat een ware vechtpartij waarop een vrouw de jongen op de sporen duwt. De jongen is niet van plan zich te laten doen en trekt vervolgens zijn aanvaller zelf op de sporen waar het gevecht verder gaat. Intussen springen de andere uitdagers eveneens op de sporen om zich in het gevecht te mengen. De oudere broer van het slachtoffer greep in om zijn zus weer op het perron te helpen. Hij kreeg zelf ook enkele klappen. Uiteindelijk weten omstaanders de boel te kalmeren en de vechthanen uit elkaar te halen.
Naar: HLN
2 Zoek nu zelf een of meer nieuwsthema’s en vergelijk verschillende bronnen met elkaar. Geven ze dezelfde informatie? Maak er een nieuw stukje van met die informatie die jij vertrouwt nadat je de bronnen met elkaar vergeleken hebt.
Vind je bronnen over hetzelfde onderwerp niet zo vlot?
Dan kun je aan de slag met de nieuwsberichten die je leraar je bezorgt.
herhalINgeN vermIjdeN
OPDRACHT 5 Ontdek de voornaamwoorden.
Lees het fragment uit opdracht 3 opnieuw.
Een afscheid in schoonheid, het was Usain Bolt niet gegund. Nadat Usain Bolt de finale op de 100 meter al verloor, droop Usain Bolt op het WK atletiek met lege handen af nadat Usain Bolt zelf met een blessure moest opgeven in de finale van de 4x100 meter.
a Over wie gaat het?
b Welke woorden geven dat aan? Markeer ze.
c Welke andere woorden worden in de oorspronkelijke tekst gebruikt om naar Usain Bolt te verwijzen?
d Welke van die woorden vervangt de naam van een persoon en is een persoonlijk voornaamwoord?
e Markeer in deze tekst de persoonlijke voornaamwoorden.
Koning zijn lijkt mij een leuke baan
Maar zonder koningin is er niets aan
Grijs en leeg het leven
Van een man zonder verhaal
Een veel te hoge prijs die je betaalt
O, weet je
Ik, jij, hij of zij
Iedereen heeft iemand nodig
O, kijk naar mij
We gaan er samen voor
Ik, jij, hij of zij
Iedereen heeft iemand nodig
We slaan er ons wel door
© Jan Leyers en Frank Vander Linden
Ik weet nog hoe je lachte toen ik zei
Ik besta voor jou en jij voor mij
Ik had te veel gedronken
En je bleef buiten bereik
Maar nu krijg ik voor één keer toch gelijk
Geloof me
Ik, jij, hij of zij
Iedereen heeft iemand nodig
O , kijk naar mij
We gaan er samen voor
Ik, jij, hij of zij
Iedereen heeft iemand nodig
We slaan er ons wel door
We slapen samen
Lachen samen
Hoeven ons niet meer te schamen
Wie had durven hopen
Dat jij hier naast mij zou lopen
Grijs en leeg het leven
Van een man zonder verhaal
Een veel te hoge prijs die je betaalt
O ja
Ik, jij, hij of zij
Iedereen heeft iemand nodig
O , kijk naar mij
We slaan er ons wel door
Ik, jij, hij of zij
f Plaats de voornaamwoorden die je markeerde op de passende plaats in de tabel. Vul de tabel daarna verder aan met de ontbrekende voornaamwoorden.
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
persoon als onderwerp als ander zinsdeel
1 enkelvoud ik
Bv. Vandaag ga ik zwemmen. mij/me
Bv. Els heeft mij zien zwemmen.
2 enkelvoud vertrouwelijk enkelvoud beleefd
3 enkelvoud mannelijk enkelvoud vrouwelijk enkelvoud onzijdig
1 meervoud
2 meervoud vertrouwelijk meervoud beleefd
3 meervoud
g Markeer de persoonlijke voornaamwoorden in de teksten bij opdracht 3.
©VANIN
Voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar andere woorden in een zin.
Ze vervangen andere woorden en zorgen voor variatie of afwisseling. Een tekst wordt vlotter en aangenamer om te lezen: de vervelende herhalingen zijn er niet meer.
Bv. De atleet wint de sprint. Bovendien loopt de atleet een wereldrecord.
g De atleet wint de sprint en bovendien loopt hij een wereldrecord.
De ploegdokter loopt naar de geblesseerde speler en de ploegdokter verzorgt de geblesseerde speler.
g De ploegdokter loopt naar de geblesseerde speler en hij verzorgt hem
De vetgedrukte woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden
OPDRACHT 6 Zorg voor variatie.
Onderstreep de herhaling. Gebruik een passend persoonlijk voornaamwoord voor de herhaling.
1 Op een dag deed Ger t een ontdekking. Gert zag dat geurige hapjes tussen het riet dreven.
2 Het was een perfecte morgen. Het licht drong door tot op de bodem van de rivier. Het licht kleurde de wereld in allerlei tinten.
3 De meisjes hielden hun ogen wijd open. Luid zongen de meisjes vrolijke liedjes.
4 De wind doet het water rimpelen.De wind zingt een schitterend melodietje.
5 In mijn leven is vriendschap één van de mooiste waarden. Vriendschap biedt twee vrienden veel levensvreugde.
OPDRACHT 7 Waar verwijs je naar?
Onderstreep de persoonlijke voornaamwoorden en markeer in de tekst waarnaar het verwijst.
In verschillende landen bestonden ze al en nu dus ook in Italië: de pizza-automaten. Eén duw op de knop en enkele minuten later verschijnt er een vers gebakken pizza, zonder dat je daarvoor enig menselijk contact moet ondergaan. Een pizza bestellen wordt dus net zo makkelijk als een blikje frisdrank uit de automaat halen.
Mr Go Pizza Hoewel er in de meeste gevallen nauwelijks aandacht wordt besteed aan zo’n automaat, is dat in Rome anders. Mr Go Pizza, zoals de eerste Italiaanse pizza-automaat heet, verscheen enkele weken geleden in het Romeinse straatbeeld. Hij doet al heel wat stof opwaaien. Nochtans beweert initiatiefnemer Massimo Bucolo dat de vier pizza’s die hij aanbiedt, gemaakt worden met ingrediënten van de beste kwaliteit. Maar een pizza klaargemaakt door een machine, daar kunnen de Italianen niet mee lachen. Zij zien die automaat liever niet in Rome verschijnen! Of de automaat veel succes zal hebben bij de lokale bevolking, valt dan ook te betwijfelen.
Naar: ‘Ophef in Italië: Rome krijgt een eerste pizza-automaat en daar is niet iedereen blij mee’, www.metrotime.be
OPDRACHT 8 Zoek welk woord het verwijswoord vervangt.
De verwijswoorden zijn onderstreept. Trek een pijl van het verwijswoord naar de woorden die ze vervangen.
Dieren in het wild zijn een inspiratiebron voor ons, maar ze zijn ook onontbeerlijk om de natuur en ons welzijn in evenwicht te houden.
‘Bedreigde diersoorten’, www.wwf.be
De gemiddelde persoon doet er goed aan om het haar om de twee à drie dagen te wassen. Maar er is niet echt een algemene regel. Het hangt ervan af of je al dan niet een vette hoofdhuid hebt en hoe je comfortgevoel is, hoe je hoofdhuid aanvoelt. Wanneer je haar gestyled is, kun je soms wat langer wachten om het te wassen. Er wordt in elk geval aanbevolen om het nooit langer dan twee weken niet te wassen.
Naar: ‘Hoe vaak moet je je haar wassen?’, www.gezondheid.be
OPDRACHT 9 Onderstreep de voornaamwoorden.
Onderstreep in het fragment uit Mijn vader maakt wapens van Geert Spillebeen de persoonlijke voornaamwoorden.
Hoggy was een warme ziel. Ze was ons tweede moedertje. Die arme kindermeid wist soms geen raad met al mijn vragen. Waarom de olifant zo’n klein staartje had en waar de zebra zijn strepen vandaan haalde, dat wist ik al. Hoghart pikte die weetjes gewoon uit onze huisbibliotheek. Daar stonden die gekke, fabelachtige boeken van Rudyard Kipling. We hadden ze allemaal. Hoggy las me er al uit voor toen ik amper kon lopen.
Grappig en razend spannend.
G. Spillebeen. Mijn vader maakt wapens. Wielsbeke, De Eenhoorn
©VANIN
OPDRACHT 10 Vul het persoonlijk voornaamwoord in. Vertrek vanuit de onderstreepte woorden.
1 Huub begrijpt niet waarom Jeroen er nog niet is. Zou hij het juiste uur doorgegeven hebben?
2 In september rijd ik graag met de fiets naar de jeugdbeweging. Rijd je straks met mee?
3 Op de keukentafel ligt het lunchpakket dat je mama klaarmaakte. Ben je vergeten?
4 Frederik zal met zijn sportclub meegaan naar Oostende. De trainer vroeg om aan te sluiten.
5 Vorige week kregen we nieuwe buren, maar we kennen nog niet zo goed.
6 Voor haar verjaardag kreeg Sien twee games. moet nog ontdekken wat precies moet doen.
7 Wij bezoeken onze vrienden in de Ardennen. hebben vorige week uitgenodigd.
8 De leraar zei dat de leerlingen onvoldoende gewerkt hebben: ‘ moeten volgens ex tra tijd stoppen in jullie schoolwerk.’
OPDRACHT 11 Vul aan met een voornaamwoord.
Vul in de tekst ‘De cello van mevrouw Rozas’ de ontbrekende en passende persoonlijke voornaamwoorden aan.
De dromerige Orfeo beleeft een moeilijke tijd. Zijn vader is weg, zijn moeder heeft verdriet en op school wordt gepest. vlucht in zijn eigen wereld, waar geluid centraal staat. Geluiden die raken, noteert in een boekje.
Op een dag ontmoet de oude mevrouw Rozas. De klank van haar cello fascineert is dan ook verrukt als aanbiedt hem celloles te geven.
Maar waarom speelt zelf nooit meer op het instrument? Waarom praat niet graag over vroeger? Pas na haar dood ontrafelt Orfeo het geheim van mevrouw Rozas en haar cello.
P. De Loof. De cello van mevrouw Rozas. Waasmunster, Abimo
OPDRACHT 12 Onderzoek ook deze voornaamwoorden.
1 Lees de zinnen.
Na ongeveer vijftig meter in zijn spurt greep de atleet naar zijn linkerbil.
Hij zei: ‘Helaas heb ik nu een spierscheuring in mijn hamstring.’
a Over wie wordt hier iets verteld?
b Van wie zijn die linkerbil en die hamstring?
c Welke woorden duiden aan dat iets het bezit is van iemand?
2 Vul de ontbrekende woorden in.
De fiets is van Sarah. Het is Sarahs fiets. Het is fiets.
De auto is van opa. Het is opa’s auto. Het is auto.
Voornaamwoorden
Naast persoonlijke voornaamwoorden bestaan er ook bezittelijke voornaamwoorden. Ze geven aan dat iets het bezit is van iemand of aan iemand toebehoort.
Bv. Mijn zus verkocht haar fiets aan haar vriendin.
OPDRACHT 13 Lees de weetjes en de berichten.
1 Markeer alle bezittelijke voornaamwoorden.
A Een zeester ‘ruikt’ haar prooi door met haar pootjes te wapperen.
B Mijn eerste wedstrijd op topniveau was meteen geslaagd!
C Slingerapen kunnen met hun staar t net zo goed voelen als met hun vingers.
D Om zijn groeiende tanden kort te houden moet een bever blijven knagen.
E Weefmieren gebruiken hun kinderen als lijmtube tijdens het bouwen van hun huis.
F Eenzaam op jouw hotelkamer? Huur een goudvis voor 3,50 euro per nacht.
G Uw tuin een opk napbeurt geven? Bel ons voor een afspraak!
2 Plaats de bezittelijke voornaamwoorden die je markeerde op de passende plaats in de tabel.
3 Vul de tabel verder aan met de ontbrekende voornaamwoorden.
4 Neem de term ‘bezit’ niet altijd te letterlijk.
Bv. Het is jouw vakantie. Onze trein was weer te laat.
Jouw en onze zijn wel bezittelijke voornaamwoorden, al is vakantie niet echt een bezit en is de trein niet van ons.
Zoek per twee naar minstens nog een voorbeeld.
Houd rekening met het verschil tussen jou en jouw en tussen u en uw
Bv. Dat boek is van jou. Het is dus jouw boek. Die auto is van u. Het is dus uw auto. tip
Gebruik nooit twee keer het woord jullie na elkaar.
HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD persoon bij een zelfstandig naamwoord
1 enkelvoud mijn boek / fiets
2 enkelvoud vertrouwelijk boek/fiets enkelvoud beleefd boek/fiets
3 enkelvoud mannelijk boek/fiets enkelvoud vrouwelijk boek/fiets enkelvoud onzijdig boek/fiets
1 meervoud boek (het boek)/ fiets (de fiets)
2 meervoud vertrouwelijk boek/fiets meervoud beleefd boek/fiets
3 meervoud boek/fiets
OPDRACHT 14 Lees ‘Mijn vader maakt wapens’ opnieuw.
Markeer de bezittelijke voornaamwoorden in het fragment bij opdracht 9.
Bv. Hebben jullie je boeken? jullie jullie tip waarheen
Je kunt:
• nieuwsberichten over hetzelfde onderwerp met elkaar vergelijken;
• vragen over online teksten correct beantwoorden;
• nieuwsberichten en online teksten beoordelen (betrouwbaarheid, correctheid, bruikbaarheid);
• persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden op een correcte manier gebruiken.
Een nieuwsbericht voor de klas
Breng per twee een korte uiteenzetting over een artikel.
1 Je vertelt daarbij vooral de hoofdzaken. Je leest en selecteert de gevonden informatie k ritisch. Beperk je tot een drietal minuten.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Zoek een kort artikel over een actueel nieuwsitem in een (online) tijdschrift of krant. Het onder werp bepaal je zelf. Denk bij de keuze aan je publiek en kies een passend onderwerp.
3 Zoek in verschillende bronnen informatie over het nieuwsitem. Vergelijk die artikels of nieuwsberichten met elkaar.
Bepaal welke betrouwbare elementen je uit de artikels overhoudt. Maak met die betrouwbare gegevens een nieuw, maar kort nieuwsbericht.
4 Duid sleutelwoorden aan die je tijdens de uiteenzetting kunt gebruiken.
uItvoereN
Kijk op websites van kranten of van journaals. tip ov u r
5 Maak een eenvoudige mindmap met PowerPoint (of Prezi, of een ander presentatiepakket dat je kent). Selecteer een drietal beelden die je presentatie ondersteunen.
©VANIN
reflectereN
6 Hoe ging het?
ovu r
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je kiest een passend onderwerp voor een korte uiteenzetting.1 2 3 41 2 3 4
Je zoekt en selecteert op een vlotte manier informatie.1
Je vergelijkt artikels met elkaar en kiest er de belangrijke elementen uit.
Je maakt een gestructureerde en overzichtelijke mindmap. 1 2 3 41 2 3 4
Je presentatie is duidelijk en goed van lengte. 1 2 3 41 2 3 4
Je werkt op een vlotte manier samen met een klasgenoot.1 2 3 41 2 3 4
Je luisterhouding is correct tijdens de andere presentaties. 1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Expressief met taal
DE KUNST VAN voorlezen ’toepassen’: articulatie, tempo, intonatie ...
eigen mening geven
verhalen delen feedback geven
luisteren EN EXPRESSIEF VOORLEZEN
lIkeN, lIkete, gelIket
©VANIN
OPDRACHT 1 Bekijk het filmpje. Formuleer je mening.
1 Noteer onder de zes emoji wat ze betekenen.
2 Lees de verzen of gedichten en teken er een emoji bij. Geef je mening.
ALEES blij: Ik mij? op ik denk aan en zeg aan jij neer dan jou Denk
BJe gezicht is je eigen weerbericht als je in de spiegel kijkt kun je je eigen bui zien hangen.
CGoede morgen maandag Hoe gaat het met dinsdag?
Doe de groeten aan woensdag; En zeg tegen donderdag, Dat ik met de trein van vrijdag, Zaterdag en zondag kom logeren.
Anoniem
J. ’t Lam
DErnstig mis
Toen Tim in de wiskundeles plots ernstig vroeg waarom de school zo rechthoekig was schaterde de klas het uit.
Gedurende de Franse les zocht hij ernstig naar het ezelsbruggetje op een landkaart. De klas lachte luid.
Bij de les geschiedenis beet Tim ernstig de punten van zijn kleurpotloden af en vroeg om ketchup. Enkelen lachten.
Tijdens het middagmaal at Tim ernstig met mes en vork zijn wiskundeboek. Eén lachte. Te luid.
Toen de leraar Nederlands ernstig vroeg waar Tim was lachte niemand meer.
D. Billiet. Op de vlucht voor een landkaartje Leuven, Davidsfonds/Infodok
FDolfijn
ENachtmuziek
De kat speelt viool op een oude zool; en de koe klept met de klepel.
De hond slaat de trom op een ijzeren kom en de schotel schudt de lepel.
Maar de wakkere haan springt over de maan, en alles houdt op met zingen.
Wat zou jij gedaan hebben had je die haan over de maan zien springen?
J. Vercammen. Ik ben ik. Hasselt, Heideland
©VANIN
Als ik een wens mocht doen, zou ik wensen dat ik een dolfijn was in een schone blauwe zee. Pats het water in, pats het water uit, pats het water in, pats het water uit, pats het water in, pats het water uit, pats het water in, pats het water uit, pats het water in, pats het water uit, tot het donker wordt.
H. van Reek. L.I.K. Amsterdam, Querido
GWeerberichten
Graag wil ik u inlichten over de weerberichten bij ons thuis
Door een druppende kraan in de badkamer is er overstroming. Door een defecte dampkap in de keuken is de zichtbaarheid beperkt. Ik krijg op mijn donder omdat ik warm loop voor Noor.
Daarom wil ik er nu als de bliksem vandoor.
Riet Wille
HRuzie
Ik vond gemeen dat jij … En jij vond ook iets. Woorden vliegen als scherp zand in ons gezicht.
Daar ga je met driftige stappen, nu al bijna de hoek om. Daar sta ik en kijk je na.
Theo Olthuisa Van welk gedicht houd je het meest? Vertel waarom je ervan houdt.
b Welk gedicht vind je het minst aantrekkelijk? Waarom is dat zo?
c Welk gedicht maakt je verdrietig en/of boos? Hoe komt dat?
d Welk gedicht tovert een glimlach op je gezicht? Vertel waarom.
e Ken je een gedicht dat je aan het lachen brengt? Breng het mee.
f Welk gedicht of rijmpje zou je graag willen voordragen?
3 Wie bewonder jij omdat hij vlot, mooi en goed Nederlands spreekt?
Waarom vind jij dat? Hoe spreekt hij dan?
Wie bewonder jij omdat hij boeiend kan voorlezen? Bespreek.
4 Bek ijk en beluister de verschillende fragmenten in het filmpje. Iemand leest voor uit …
a Kies wat je wilt beoordelen. Teken één duimpje in de juiste kolom. de inhoud (van het fragment) de houding (gezicht, handen …) de taal (van de voorlezer)
b Als je gekozen hebt, zoek je in de klas iemand die hetzelfde koos en beoordeel je samen.
c Als je de drie voorleesfragmenten hebt beoordeeld, kun je samen voor jouw deel criteria noteren. Gebruik daarvoor de emoji op p. 393.
Je koos voor inhoud.
Denk na over … 1 de luisteraar 2 het onderwerp.
©VANIN
Je koos voor houding.
Denk na over … 1 het lichaam. 2 het gezicht en de handen.
Je koos voor taal.
Denk na over … 1 de stem. 2 de verstaanbaarheid.
5 Welk voorleesmoment vond jij het tofst? Verantwoord je keuze. a Formuleer je mening in één of twee duidelijke zinnen.
De woorden in het kader kunnen je helpen om je boodschap nauwkeurig te verwoorden. Met ‘goed’ als antwoord weet de voorlezer te weinig over zijn prestatie.
het voorleesmoment (in zijn geheel beoordelen)
schitterend – boeiend – interessant – ontroerend – verstaanbaar – verrassend – expressief – rustig –dynamisch – luid – gevoelig – stil
b Lees de beoordeling van je klasgenoot. Noteer er een emoji bij en verduidelijk je keuze.
6 Wanneer is iemand een prima voorlezer? Som de belangrijke voorwaarden op.
Voorlezen
Voorlezen draait rond gedeeld plezier, gedeeld verdriet, gedeelde verhalen.
Daarom is een boeiende tekst van het grootste belang, maar ook een gepassioneerde voorlezer. Die zet zijn lichaam en mimiek in om de personages tot leven te brengen. Hij lacht om hun gekke, grappige of guitige streken. Je noemt het expressie
Bovendien zijn intonatie en een gepast spreektempo noodzakelijk : ze dragen bij tot de betekenis van het verhaal. Spreek rustig en duidelijk, zodat de luisteraar de tijd krijgt om het verhaal te begrijpen.
De goede voorlezer zoekt vooraf uit waar hij pauzes zal inbouwen of wanneer hij zijn stem tot een spannend volume kan laten dalen. Hij kleurt zijn taal met vrolijkheid, spanning of verdriet waar het verhaal dat vraagt.
word jIj als voorlezer gelIket?
OPDRACHT 2 Onderzoek hoe je voorlezen tot een succes maakt. Wat doe je vóór het lezen?
1 Bek ijk het instructiefilmpje en let vooral op de tips die van jou een goede voorlezer maken.
2 Lees de tekstfragmenten en kies een voorleestekst op basis van de tips in het instructiefilmpje.
Mijn tekstkeuze:
Ik koos dat fragment omdat
dynamisch: de dynamiek of de beweging betreffend, vol kracht gepassioneerd: hartstochtelijk, met hartstocht, met passie woord
OPDRACHT 3 Denk na over wat je enkele minuten voor het voorlezen kunt doen.
1 Ver tel vooraf kort iets over de inhoud van het verhaal. Daarbij is een mindmap of spreekblaadje handig.
2 Hoe ga je te werk?
Beantwoord de vragen en noteer met sleutelwoorden wat je de luisteraars wilt vertellen. Start met het opzoeken van informatie.
a Wie is de auteur? Wat is de titel van het boek of het verhaal?
b Welke personages zijn belangrijk voor het fragment?
c Wat gebeur t er in het verhaal? Wat is het onderwerp van het verhaal?
d Waarom wil je dat fragment voorlezen?
e Waarop moeten de luisteraars letten?
OPDRACHT 4 Lees wat je doet tijdens het voorlezen.
1 Stip aan wat voor jou meer inspanning vraagt.
Tijdens het voorlezen
Start met een buik ademhaling, zodat je wat rustiger wordt en je stem kracht krijgt.
Lees het verhaal rustig, duidelijk en expressief voor. De gepaste mimiek en het gevoel dat je in je stem steekt (of de stemkleur) zullen je zeker helpen.
©VANIN
Gebruik de mogelijk heden van je stem, maar maak er geen toneelstukje van.
Maak af en toe gebaren om de woorden te ondersteunen.
Las soms bewust een pauze in.
Let op hoe je het boek vasthoudt. Laat je gezicht er niet achter verdwijnen.
2 Dit is het vervolg van het voorgelezen verhaal over de edelhond. Om beurten kies je een fragment van het verhaal. Lees het voor. Een klasgenoot beoordeelt je.
Melchior deed er het zwijgen toe. Balthasar stond op om meer hout te halen. Ze sliepen onder de blote hemel. In het oosten pinkte de ster die ze waren gevolgd. ’s Nachts was het koud in de woestijn. De hazewind rilde als een riet. Het knechtje was klaar met zijn werk en ging een beetje verderop naast het vuur liggen om te slapen. Hij rolde zich in zijn mantel tot alleen een stukje van zijn kroeshaar zichtbaar bleef.
‘Kom hier’, lokte Caspar de hond met een restje vlees dichterbij. Het dier liet zich niet verleiden. Het at slechts wat de meester hem gaf. Hij was een edelhond, geen bedelhond. Hij kroop bij Balthasar onder het deken en krulde zich op. Zijn neus raakte zijn staart. Hij hoorde de mannen praten over de ster en over alle hemellichamen die ze kenden: Jupiter, Venus, Saturnus, Mars. De hond dommelde weg. Hij trok met zijn poten in zijn slaap. Het knechtje droomde ook. Hij jammerde zacht.
‘Sirius’, zei Balthasar en de hazewind bewoog zijn oren, omdat hij zijn naam herkende. Maar de prins van Shaba had wat anders bedoeld. Hij wees naar het sterrenbeeld van de Grote Hond, dat helder aan de hemel schitterde. Zo zwart als de nachtelijke koepel was, zo wit fonkelde één ster meer dan alle andere. ‘Sirius’, herhaalde Balthasar en deze keer legde hij toch zijn hand op de kop van het dier. Caspar keek nog wel even opzij. Maar Melchior bleef naar de hemel staren.
P. Gaudesaboos, S. vanden Heede, J. van Leeuwen, C. Cneut, J. Devrome & S. Van Doninck. Dierbaar, Spannende en aaibare dierenverhalen en -gedichten. Tielt, Lannoo
3 Deze oefeningen kunnen je helpen.
a Ademhaling
Als je spreekangst hebt of nerveus bent om voor een groep te spreken, dan kunnen ademhalingsoefeningen je helpen om rustig te worden en de juiste spreekadem te vinden.
• Adem rustig in via je neus alsof je even aan een bloem ruikt.
• Laat je adem zachtjes ontsnappen alsof je een kaars langzaam uitblaast.
• Adem een aantal keren via de neus in en uit.
• Leg je handen op je buik . Laat bij een inademing je buikspieren wat verslappen. Bij de uitademing en het spreken zorg je voor spierspanning, waardoor je stem meer kracht krijgt.
• Zoek je eigen natuurlijke toonhoogte door zachtjes op een klank te zoemen.
b Articulatie
Je hoeft niet luider te praten om verstaanbaar te zijn, maar je moet wel goed articuleren: spreek klanken, lettergrepen en woorden nauwkeurig en duidelijk uit.
Deze tongbrekers kunnen je helpen om goed te articuleren. Oefenen maar!
• De slome slak eet slappe sla.
• Gooi geen groene groenten in de grote gracht.
• Leentje leerde Lotje lopen op de lange Lindelaan. Maar omdat Lotje niet wilde lopen, liet Leentje Lotje staan.
• Ruud rups raspt rap rode ronde radijsjes.
• Un chasseur sachant chasser chasse sans son chien
©VANIN
• The big black bear bit the big black bug, made the big black bear bleed blood.
• Ik zag de zon in de Zuiderzee zinken.
• Meisje met je mooie mondje moet je met je maatje mee?
• Vaders vader vond vier vuile vesten van vier vuile venten.
• Als vliegen vliegen en bijen vrijen, dan vliegen de vliegen de vrijende bijen vliegensvlug voorbij.
• De opgefokte topkok Wopke wokt de opgehokte wipkip.
• Lulu lit la lettre lue à Lili et Lola alla à Lille où Lola lie le lilas.
• Sachez, mon cher Sacha, que Natasha n’attacha pas son chat.
• Didon dîna dit- on de dix dos dodus de dix dodus dindons.
• Probably properly pronouncing ‘probably’ is a problem.
c Intonatie, klemtoon, inlassen van pauze en expressie
De kwaliteit van je stem en de juiste lichaamstaal zorgen ervoor dat een boodschap blijft hangen. Bereid je voor met deze tips.
• Markeer in de tekst op welk moment je gelaatsuitdrukking of mimiek verandert en wanneer je eventueel je handen gebruikt om de woorden te ondersteunen.
• Herlees de tekst in stilte en duid aan wanneer je een pauze wilt inlassen. Vergelijk met je klasgenoot of hij op hetzelfde moment pauzes inlast. Lees opnieuw voor en beoordeel elkaar.
• Lees de tekst voor met een heel boze stem, een blije stem, een angstige stem … Verandert je mimiek terwijl je dat oefent? Welke verschillen merk je nog op?
• Beluister elkaar en beoordeel de intonatie, de klemtoon, het inlassen van pauzes en de expressie.
de gelaatsuitdrukking: je kunt aan iemands gezicht zien hoe hij zich voelt (de mimiek) woord
In orde Je traject naar succes jij je leraar
Je toon varieert voldoende. Je durft spelen met de toonhoogte of intonatie.1
Er klinken gevoelens in je stem: angst, boosheid, vreugde …
(tempo).
Je handen ondersteunen de boodschap.
Je stem klinkt zacht, luid, stil … (volume)
mimiek wisselt.
Je articuleert goed.
Werkpuntje voor jezelf:
4
Als het goed lukt, vraag de leraar dan om je ademhaling, articulatie, stemvolume en tempo te controleren. Daarna start je met de volgende opdracht.
OPDRACHT 5 Voorlezers gevraagd. Oefen met zijn vieren.
Oefen deze zes fragmenten. Bereid je voor met de opgegeven tips.
A©VANIN
Mijn gsm gaat af. Fré is buiten adem en begint al te spreken nog voor ik zelf iets heb kunnen zeggen.
Dat hij een idioot is, zegt hij zelf, maar dat wist ik al. ‘Blijkbaar moet je die Franse woordenlijst ook volgend trimester nog gebruiken.’
‘U-hu.’
‘Ik heb het hele pak in de haard gesmeten.’
‘Ja, dat heb ik gezien.’
‘Ik weet het, je bent de enige die het filmpje heeft geliket.’
‘Echt?’
‘Ja, en toen begon het tot me door te dringen dat het misschien toch niet zo grappig was als ik dacht.’
‘Tja …’
‘Zeg … Mag ik jouw woordenlijst kopiëren? Jij hebt die zo goed bijgehouden en aangevuld.’
‘Ja’, zeg ik, al denk ik: ‘Nee, want jij moest weer eens opvallen en jij maakte mij belachelijk na mijn spreekbeurt en jij kiest me nooit als we ploegen samenstellen bij het voetballen.’
P. De Loof
B‘In de paar korte weken voordat ik naar de oorlog zou gaan, moest ik omgeschoold worden van boerenknol tot cavaleriepaard.
Dat ging niet zonder slag of stoot, want ik had een gloeiende hekel aan de strakke discipline van de rijschool. Thuis genoot ik altijd van de lange ritten die ik met Albert langs de weg en door de velden maakte. De pijn van het ploegen en eggen had ik altijd met liefde verdragen, maar dat kwam omdat we een sterke band hadden, van elkaar hielden en elkaar vertrouwden.
Maar het ergst van alles was mijn berijder. Korporaal Samuel Perkins was een keiharde kerel, die alleen maar gelukkig leek te zijn als hij een paard in zijn macht had.
M. Morpurgo. Warhorse. Amsterdam, Fantoom
CToen kwam het hele dier tevoorschijn. Hij was enorm, met donkerbruine vleugels en een witte buik. Hij had iets prehistorisch, als een beest uit een verdwenen wereld, te groot voor dit landschap. ‘Een visarend,’ fluisterde ik. Ik kon het bijna niet geloven. ‘We hebben een visarend hier, bij onze boerderij.’ ‘Tegen niemand zeggen, he?’ zei Iona.
G. Lewis. Kulanjango: mijn vogelvriend. Rotterdam, Lemniscaat
DEn al die tijd blijft je hart maar doorgaan. Het doet wat het moet doen, de ene hartslag na de andere, totdat er een signaal komt dat het tijd is om te stoppen. Dat kan zelfs al over een paar minuten zijn, zonder dat jij het weet.
Want sommige harten kloppen maar ongeveer 412 miljoen keer. Klinkt alsof het best veel is, hè? Maar dan ben je nog maar twaalf jaar.
A. Benjamin, Terry Fan. Suzy en de kwallen. Amsterdam, Van Goor
E‘Hebbes!’ juichte Derek, terwijl hij de slang achteloos in het midden vastpakte. Vanaf dat moment ging niets meer volgens het script. Zoals Mickey had verwacht, ging Bijter volledig door het lint. Eerst beet hij Derek in zijn ene arm en toen in de andere arm. Hij beet hem in zijn pols. En hij beet hem zelfs in zijn kin. ‘Jeminee’, jammerde Derek telkens, maar hij liet niet los.
C. Hiaasen. Hap! Rotterdam, Lemniscaat
©VANIN
FIk fietste naar huis, ging door de voordeur naar binnen, deed hem heel zacht achter me dicht, sloop naar binnen en de trap op. Ik ging op bed liggen, onder het dekbed dat ik ver over me heen trok. Wat is er gebeurd? Wat had hij gezegd? Is hij verliefd? Op wie? Niet op mij? Was er niks? En die kus dan? En onze voeten die elkaar raakten onder de tafel? Waren het alleen maar voeten en had ik de rest erbij bedacht?
A. Kranendonk. Lynn! Rotterdam, Lemniscaat
Je kunt:
• een literair fragment expressief voorlezen;
• je toon, tempo, articulatie, ademhaling en stemvolume aanpassen aan de voor te lezen tekst;
• rekening houden met de opgegeven criteria om voor te lezen;
• genietend luisteren en een eigen oordeel formuleren over het voorgelezen fragment;
• medeleerlingen positieve feedback geven na een voorleesbeurt.
De grote voorleesronde
Je leest expressief een literair fragment voor aan je klasgenoten.
1 Kies uit drie opdrachten.
a Je leest in de k las voor.
b Je leest voor in een vlog. Die opdracht pak je in duo’s aan. Zoek een medeleerling en beslis samen waarover je zult voorlezen.
c Je leest voor aan een groepje leerlingen.
Je kunt een vlog snel en makkelijk in elkaar zetten, maar daar moet je wel een aantal dingen voor weten.
Wil je een vlog maken? Bezoek dan de website op diddit en let op de tips.
2 De keuze van het literair fragment is belangrijk. Denk daarbij aan deze elementen.
• Je leest enthousiaster als het fragment je werkelijk boeit.
• Je bereidt je voor aan de hand van de criteria in het reflectiekader.
• Oefening baart kunst! Hoe meer je oefent, hoe beter je kunt voorlezen.
uItvoereN
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov u r
O Ik lees voor in de klas.
O Ik lees voor in een vlog.
O Ik lees voor aan een groepje leerlingen.
Ik werk samen met
reflectereN
3 Je geeft positieve feedback en baseert je daarvoor op deze symbolen.
Je mimiek verrast de luisteraar. Er zit vaart en rust in het verhaal: het gepaste tempo
Je handen ondersteunen de boodschap.
De inhoud verbaast me.
4 Hoe ging het?
Je past het volume aan de tekst aan. Je leest voldoende luid.
Je last de juiste pauzes in.
De inhoud is geweldig
Je vindt de juiste toon en klemtoon.
Je leest expressief voor!
©VANIN
Je leverde een schitterende prestatie!
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je mimiek en het bewegen van je handen verrassen de luisteraar. 1
Er zit vaart en rust in het verhaal: het gepaste tempo.
Je past het volume aan de tekst aan. Je leest voldoende luid. 1 2 3 41 2 3 4
Je vindt de juiste toon en klemtoon. 1 2 3 41 2 3 4
Je articulatie is verzorgd. 1 2 3 41 2 3 4
Je last de juiste pauzes in.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot: ovu r
Wie zijn ze? 3
leesvoorkeur aangeven
stripverhaal en jeugdboekfragment beoordelen
veel of weINIg karakter hebbeN
OPDRACHT 1 Bekijk de stripplaatjes.
karaktereigenschappen personages beschrijven
(Facebook)profiel MAKEN
letterlijk en figuurlijk onderscheiden en begrijpen
1 Lees de k arakterbeschrijving van de stripfiguren en combineer die met de stripplaatjes. Over wie gaat het?
karakterbeschrijving
1
2
Zij is stoer en vrolijk en heeft een grote mond, maar wel een klein hartje. Soms is ze jaloers, dikwijls erg nieuwsgierig en altijd heeft ze zin in avontuur.
stripplaatjes
©VANIN
3
Ze is een geweldige moederfiguur en tante. Ze sleurt haar neefje en nichtje dikwijls mee op avontuur. Ze heeft een boon voor …
Hij is een echte ijdeltuit en wil altijd de held zijn. Als dat niet lukt, ligt hij dwars, zeker als een ander met de eer gaat lopen. Hij heeft een goed hart en schiet iedereen te hulp.
4
5
Deze dubbelgespierde borstkas kan elke boef de baas en heeft een hart van goud. Hij komt uit de oertijd, dus weet niemand hoe oud hij is. Hij is slim, spreekt een beetje raar en heeft veel geduld.
Je vindt geen slimmere professor. Met zijn teletijdmachine kun je door de tijd reizen. De striphelden vliegen de hele wereld rond in zijn Gyronef. Hij is meestal zeer ernstig, maar dikwijls ook verstrooid.
Hij is supercool, houdt van gamen en voetbal en het beleven van spannende avonturen. Hij is dapper en slim en springt voor iedereen in de bres. Hij is een echte held.
W. Vandersteen. De stoute steenezel. Antwerpen, Standaard Uitgeverij/WPG Uitgevers België
2 Welke stripfiguur past het best bij jouw karakter? Waarom vind je dat?
OPDRACHT 2 Bekijk de cover en lees de titel.
1 Voorspel wat je verwacht te lezen. Noteer vijf kernwoorden.
2 Lees het achterplat en ga na of je voorspelling ermee overeenstemt.
a Wat kom je nog meer te weten?
b Markeer het in de tekst.
©VANIN
Een wonderkind, zo wordt Clara (14) genoemd. Als pianiste wordt ze overal toegejuicht. Tot het tijdens een belangrijk concert fout gaat. Heel erg fout … Pas een maand later kan Clara weer naar school. Het pianospelen heeft ze opgegeven. Maar aan de schoolpoort komt alles weer boven: het fatale concert, het urenlange studeren en natuurlijk de muziek. Verward trekt Clara de stad in, samen met haar vriendin Sofie (17), een wereldwijs fotomodel. De hele dag dolen ze rond in Brugge, de stad vol schoonheid en herinneringen.
OPDRACHT 3 Lees dit fragment uit De schoonheid van Clara
1 5 10
Wel een uur slentert Clara rond. Eigenlijk weet ze helemaal niet waarheen. Ze kan niet terug naar huis, nu tenminste nog niet. Eerst kan ze maar beter een goede uitleg verzinnen waarom ze vanmorgen de schoolpoort voorbij is gelopen. Of moet ze weer bekennen dat ze de deur van het verleden niet heeft durven dichtslaan?
Voor het eerst in een maand loopt ze zomaar in de stad rond, zonder plan, zonder doel. Ze ziet er best beeldig uit, in haar simpele blauwe schooluniform. De spray op haar kapsel houdt perfect: de ene sliert haar valt voor haar gezicht, de andere los op haar schouder. Het haar verdeelt haar gezicht in twee delen, en zo voelt ze zich ook: ze bestaat voor een deel uit de Clara van voor het ongeval en een deel uit de Clara van erna. Hoe langer ze rondloopt, hoe meer de stad op haar drukt. Iedereen in deze stad is met het verleden bezig: de toeristen met hun plannen vol historische bezienswaardigheden, de winkels met prenten en ansichtkaarten van eeuwenoude gebouwen, de musea pronken met beelden en schilderijen uit een tijd die al lang voorbij is. In deze stad vol verleden kan Clara niet anders dan aan vroeger te denken. En de
toekomst? Tja … Ze ziet een spreuk op een witgekalkte muur, onder een gouden Mariabeeldje dat twee meter hoog in een glazen kastje hangt:
Waarom angst hebben voor de toekomst? Was het verleden dan zo mooi?
Het passeert in een flits, net zoals het gezin met twee jonge meisjes die op een brugje een foto van elkaar maken. Het ene meisje draait zich koket naar de camera en trekt gekke gezichten. Ze lijkt op Clara toen ze zo oud was en toen alles nog zo simpel leek.
Clara zweeft door de straten, gedragen door herinneringen aan de voorbije jaren. Ze denkt aan de piano, waar ze sinds een maand niet meer heeft op gespeeld. Ze denkt aan papa, die niet met haar lijkt te durven praten en met geen woord over het ongeval of de piano rept. En als ze door de Stoofstraat loopt, het smalste straatje van de stad, denkt ze aan Sofie. Wat was het lang geleden dat ze hier hadden gelopen. Wat was Sofie toen trots geweest dat ze links en rechts de muren kon aanraken als ze haar armen spreidde. Makkelijk zat – Sofie was drie jaar ouder. Clara probeerde het nu ook, maar nog altijd kwam ze net te kort.
Te koop.
Clara staart naar de affiche voor het raam van een failliete winkel in de Mariastraat. In het duister ziet ze de contouren van roerloze meubels. Het fluorescerende oranje van de affiche vloekt ermee. Er gaat iets triests van uit, van de lege winkel, en van de affiche. Clara denkt aan hoe de uitbater de affiche heeft opgehangen. Hoe hij zijn winkel voor de laatste keer afsloot, om nooit meer open te doen. Die man had letterlijk de deur van het verleden dichtgeslagen.
Te koop.
Mislukt, had er ook kunnen staan. Mislukt, zoals Clara. Gefaald op wat het belangrijkste moment uit haar leven moest worden: de wedstrijd die de start van een grote carrière zou inluiden. Clara was zomaar weggelopen van het podium, middenin dat ene stuk dat ze zo goed kon spelen, dat ze al honderden keren had gespeeld, zelfs voor Hem. Niemand had het kunnen geloven. Niet Clara. Niet zij, het meisje met zoveel talent.
Talent.
Dat was het woord waar alles om draaide sinds ze als kleuter de pianoklas was binnengekomen en die ene noot had aangeslagen die alles zou veranderen. Clara had Talent, met een hoofdletter. Dat leek eerst wel handig: je kon alles beter en sneller dan de rest. Het ging vanzelf, je hoefde er niet eens veel moeite voor te doen. Het leek wel ademen: dat kon je ook zonder dat je het ooit had hoeven te leren. Maar aan al dat Talent zat een groot nadeel: het was nooit genoeg, het kon altijd beter. Je kon hetzelfde liedje nog wel een beetje sneller spelen, of een beetje anders. Er was altijd wel een noot die nog mooier kon, of harder of zachter. Alles kon. Alles moést kunnen.
P. De Loof. De schoonheid van Clara. Waasmunster, Abimo
de contour: de omtrek fluorescerend: fluoresceren: licht uitstralen woord
1 Welke woorden passen bij Clara? Markeer ze in het kader. Waarom koos je die woorden? betrouwbaar – onbetrouwbaar – verlegen – achterdochtig – actief – lui – slim – dom – arrogant –onderdanig – gevoelig – gevoelloos – eigenwijs – gehoorzaam – talentvol – talentloos – heldhaftig – laf –angstig – dapper – tobberig/piekerend – zorgeloos – eerlijk – oneerlijk – zenuwachtig – ontspannen/relaxed –gaat eigen weg – meeloper – gelukkig – ongelukkig – wanhopig – kalm – nieuwsgierig – ongeïnteresseerd –blij – verdrietig – zelfverzekerd – onzeker – denkt goed na
2 Waarom is het moeilijk voor Clara om in de stad aan de toekomst te denken?
3 Met welke woorden vertelt de schrijver dat ze niet echt ziet wat er in de stad gebeurt?
4 Kun jij jezelf in die situatie herkennen? Ben jij soms enkel lijfelijk ergens aanwezig, maar niet met je gedachten? Wat was daarvoor de aanleiding? Kun je dat met Clara’s situatie vergelijken? Vertel!
5 Waarom denk je dat Clara de schoolpoort voorbijloopt?
6 Aan welke drie personen denkt Clara tijdens haar zwerftocht in de stad?
7 Hoe reageer t haar vader na de noodlottige gebeurtenis?
8 Denk je dat jouw vader (of moeder) op dezelfde manier zou reageren? Vertel eens.
9 Hoe wil Clara haar probleem oplossen?
10 Welk verschil en welke gelijkenis ziet Clara als ze zich vergelijkt met de man van de winkel?
11 Heeft ‘talentvol zijn’ enkel voordelen of heeft het ook nadelen?
a Welk nadeel heeft Clara duidelijk ondervonden?
b Hoe ga je best om met talent?
12 Wat is volgens jou de ‘hamvraag’ voor dit verhaalfragment? Bedenk een mogelijk antwoord op die vraag. Vergelijk je hamvraag met de vraag van de andere leerlingen. De vraag die het meest voorkomt, noteer je. Bespreek in klasverband het mogelijke antwoord op de gekozen hamvraag.
©VANIN
lijfelijk: lichamelijk woord
13 Zijn er volgens jou verschillen tussen de beschrijving van de karaktertrekken van de personages van een verhaal en van stripfiguren? JA / NEE / SOMS
a Markeer de karaktereigenschappen van twee stripfiguren uit opdracht 1.
b Welk verschil merk je op tussen de personages van een verhaal en de stripfiguren?
c Waar van houd jij het meest: van karakters die in het verhaal evolueren of van karakters die altijd voorspelbaar blijven? Verantwoord je keuze.
Ik houd van want
14 a Welk film- of tv-personage vind je interessant? Waarom boeit dat personage je? Evolueert het personage tijdens de film? JA / NEE Bespreek.
b Hoe noem je een personage van wie het karakter weinig of niet verandert?
IN eIgeN persooN
OPDRACHT 4 Neem jij selfies? Bespreek samen deze vragen.
1 Neem je dikwijls of af en toe een selfie? Waarom doe je dat?
2 Post je selfies op sociale media? Waarom wel/niet of wanneer wel/niet?
3 Bek ijk je selfies van anderen op sociale media? Waarom doe je dat?
4 Geef je commentaar op selfies? Zo ja, welke boodschap breng je dan?
5 Lees de titel van het verhaal ‘Zoenen met een selfie’. Wat verwacht je in dit verhaal te lezen?
6 Lees het fragment.
evolueren: ontwikkelen, veranderen woord
©VANIN
©VANIN
©VANIN
©VANIN
©VANIN
a Welke beoordelingswoorden passen bij het verhaal? Markeer ze. Vertel aan je buur waarom je voor die woorden koos.
grappig n droevig waarschijnlijk n onwaarschijnlijk begrijpelijk n onbegrijpelijk gevoelig n doet me niets zet me aan het denken n laat me koud bekend n onbekend interessant n oninteressant verrassend n voorspelbaar
herkenbaar n niet herkenbaar vlot verteld n langdradig griezelig n rustgevend kinderachtig n voor mijn leeftijd moeilijk n makkelijk laat me meeleven n laat me niet meeleven ontroerend n niet ontroerend opgewekt n zielig
b Herken je jezelf in dit verhaal? JA / NEE
©VANIN
origineel n niet origineel sfeervol n sfeerloos leerzaam n niet leerzaam mooi n niet mooi geloofwaardig n ongeloofwaardig waardevol n waardeloos indrukwekkend n niet indrukwekkend overzichtelijk n onsamenhangend
c Welke overeenkomsten of tegenstellingen met jouw selfie vind je in het verhaal?
d In welke omgeving bevindt de hoofdpersoon zich?
e Passen de twee schilderijen bij het verhaal? Waarom wel/niet?
f Past het verhaal in onze tijd? Waarom wel/niet? Zoek twee woorden die naar onze tijd verwijzen.
g De auteur vormt zelf nieuwe woorden om uit te drukken hoe het personage zich voelt. Weet jij wat hij precies bedoelt met: ‘Merk ik hoe kringloopwinkelachtig ik me voel als ik mezelf verkoop als hip en cool’?
En wat zijn volgens jou skateboardbenen en glimlachtanden?
h Bedenk zelf een nieuw woord om een bepaald gevoel aan te duiden.
Bv. Op maandag voel ik me startlui en vrijdagmiddag voel ik al veel kriebelhaartjes
meN zegt, de meNseN …
OPDRACHT 5 Bekijk de cover en lees het fragment.
1 Over wie gaat het verhaalfragment?
Kwallenbloei
Iets anders wat ik wil vertellen over kwallen is dit: ze nemen de wereld over.
Wist je dat? Bijna niemand heeft het in de gaten. Dat is onze eigen schuld, want het boeit niemand. Mensen kijken liever naar een kat die piano speelt, ze willen weten welke filmster in een afkickcentrum zit of wie het vriendje van wie heeft afgepikt. Ze zijn bezig met internetspelletjes of ze vragen zich af welke kleur oogschaduw ze zullen kopen of hoe ze er op een foto het leukst uitzien.
Maar intussen komt er in de zeeën steeds meer kwallenbloei.
Gek woord, hé? Kwallenbloei, alsof het gaat over bloemen die bloeien in een zonnige tuin. Maar het is gewoon een zwerm kwallen. Er komen er steeds meer. Tenminste, volgens de wetenschappers. Dat komt door de mensen. Wij halen vis uit de zee. Veel te veel vis. Die vissen brengen we naar fabrieken en daar worden er vissticks en kibbeling van gemaakt. We brengen de vissen naar kapitein Iglo. Of we leggen ze in de winkel, waar je die glibberige vissen op bergen ijs ziet liggen.
En omdat wij dat doen, worden de kwallenzwermen steeds groter. De kwallen krijgen steeds minder concurrentie van de andere dieren. Er komen er steeds meer, ze bewegen zich voort in grote groepen en ze verslinden alles. De zee wordt steeds warmer, wat voor bijna iedereen heel erg is. En er komen ook steeds meer chemicaliën in het zeewater. In grote delen van de zee zit tegenwoordig niet meer genoeg zuurstof. Maar kwallen zijn gek op warm zeewater, ze hebben helemaal geen last van chemicaliën, en de zuurstof die ze nodig hebben, hebben ze gewoon bij zich in hun waterige lijf.
Er zijn nu al zo veel kwallen dat elektriciteitscentrales soms moeten sluiten omdat de buizen voor het koelwater verstopt zitten met duizenden kwallen. En ze stelen het eten van dieren waarvan je het nooit zou verwachten, zoals de pinguïns in Antarctica. Er is zelfs een wetenschapper die denkt dat op een dag de walvissen zullen uitsterven door de kwallen.
Niemand weet dat. Niemand denkt daarover na of praat erover. Het is ontzettend belangrijk nieuws, maar wanneer heb jij nou voor het laatst een kwal op tv gezien?
En toch stikt het ervan, echt waar.
Ze zijn overal. En ze bewegen zich geluidloos en in grote aantallen voort door de donkere zee.
A. Benjamin. Suzy en de kwallen. Amsterdam, Van Goor
2 Geloof jij wat het hoofdpersonage over de kwallen vertelt? Waarom wel/niet? Vertel maar.
in de gaten hebben: doorkrijgen hoe de dingen in elkaar zitten of zicht houden op de situatie het afkickcentrum: een therapeutische inrichting waar je een ontwenningskuur kunt volgen de kibbeling: stukjes gepaneerde en gefrituurde vis de chemicaliën: scheikundige stoffen
3 Noteer elementen (woorden) die ervoor zorgen dat het verhaal geloofwaardig of ongeloofwaardig wordt. geloofwaardig ongeloofwaardig
4 Vindt de verteller, Suzy, de mensen interessant? Waarom wel/niet? Bespreek.
5 Lees het k rantenartikel over de kwallen in de Noordzee.
a Welke elementen vind je ook in het verhaalfragment terug? Markeer de zinnen (of delen ervan) in het artikel.
Steeds meer kwallen in de Noordzee
In de Noordzee zitten steeds meer kwallen, onder meer omdat ze door de overbevissing steeds minder concurrentie hebben. ‘Daarom is het belangrijk dat we onze zeeën zo duurzaam mogelijk beheren’, zegt marien bioloog Jan Seys.
Niet alleen door de overbevissing krijgen kwallen steeds meer vrij spel. Ook de nitraten en fosfaten die via de landbouw in zee terechtkomen, zijn voor kwallen een lekkere brok én ze hebben ook geen last van de klimaatopwarming.
©VANIN
Het zijn voorlopig nog vooral ongevaarlijke kwallen, zoals de oorkwal, die de Noordzee bevolken. ‘Maar als de klimaatopwarming zich doorzet, is het niet uitgesloten dat soorten uit het zuiden ook bij ons opduiken’, zegt Jan Seys. ‘Ik denk dan bijvoorbeeld aan de parelkwal die rond de Middellandse Zee toch vaak problemen veroorzaakt en waarbij soms hele stranden ontruimd moeten worden.’
Volgens Seys is de opmars van de kwal in de Noordzee enkel te stuiten door een duurzaam beheer van onze zeeën, waardoor de vispopulatie opnieuw stijgt en de kwallen weer concurrentie naast zich moeten dulden. ‘En in de mate van het mogelijke moeten we ook de klimaatopwarming aanpakken’, aldus nog Seys.
Naar: ‘Steeds meer kwallen in de Noordzee’, www.deredactie.be
b Hoe kan de kwallenbloei volgens Seys gestopt worden? Onderstreep het antwoord in het artikel.
c Lees het opschrift op het bord.
GEWOON EEN STELLETJE KWALLEN!
A Waarover gaat het?
B Het gaat in de boodschap over de letterlijke / figuurlijke betekenis. Maak een keuze en markeer wat juist is.
C Wat betekenen uitspraken zoals ‘een kwal van een kerel’?
1 Onderzoek deze constructies en verduidelijk wat ze volgens jou betekenen. Verzin per twee telkens een situatie waarin je die kunt gebruiken.
‘Beer van een vent’ doet wat vijf mensen voor hem niet lukt: tilt auto op om vastzittende jongen te bevrijden na botsing
Bron: www.bndestem.nl
- een beer van een vent - een aap van een jongen - een tijger van een moeder
2 Vergelijk deze constructies. Waar verwijst ‘kanjer’ telkens naar?
een kanjer van een auto een kanjer van een meid een kanjer van een leraar een kanjer van een voetballer een kanjer van een vrouw
Figuurlijk taalgebruik kun je gebruiken om te overdrijven of om iets mooi te laten klinken.
OPDRACHT 6
Lees deze info en het fragment.
Benny Lindelauf werd geboren op 15 december in 1964. Het was die nacht zo bitter koud dat hij gehuld werd in een babypakje gemaakt van watten. Niet dat het veel hielp, vanaf die dag was hij een hartgrondige koukleum Benny groeide op in Sittard, een ‘middenkind’ ingeklemd tussen zijn drie jaar oudere zus en drie jaar jongere broer. Iedereen dacht vroeger dat hij een meisje was, iets waar hij zich de ene keer niet tegen verzette en waar hij de andere keer woedend over kon worden. Hij hield van in bomen klimmen en hutten bouwen, maar was tegelijkertijd een leeskind. Hij las het plaatselijke nonnenbibliotheekje volledig aan flarden.
Naar: www.bennylindelauf.com
Wie is Tortot? Benny Lindelauf vertelt het je, lees maar.
Tortot had in zijn vele jaren als oorlogskok een feilloze intuïtie gekregen. Die nacht brak hij heimelijk zijn tent af. Hij bepakte zijn bebrilde ezeltje met tent, potten, pannen en zijn veldfles met Eeuwigheidssoep. Toen liep hij de nacht in, voorbij de in slaap ingedommelde wachten. Recht naar het kamp van de vijand.
Klopte zijn hart als een razende?
Stond het zweet hem op het voorhoofd?
Welnee. Zelfs toen hij op ze toe liep met zijn witte schort en koksmuts die zijn komst al honderd meter van tevoren aankondigden, zélfs toen hij hardhandig werd opgepakt door het vijandelijke leger en met zijn hoofd op het schavot terechtkwam, klopte zijn hart kalm als dat van een slapende rog.
‘Ik heb het recht op een laatste wens’, zei Tortot.
©VANIN
‘Onzin’, zei de sergeant die hem op het schavot vasthield. Zijn naam was Nilliewasser, maar in het leger stond hij bekend als de Manke. ‘Hak zijn kop eraf.’
‘Zo staat in het handboek’, zei Tortot.
‘Welk handboek?’
‘Het handboek Keurig Oorlogvoeren.’
‘Onzin! Zijn kop eraf!’
Toen de soldaat aarzelde, duwde de Manke hem weg en trok eigenhandig het valmes omhoog. Op dat moment begonnen een paar soldaten te piepen. Die hielden het handboek Keurig Oorlogvoeren liever in ere, ook al wisten ze niet helemaal zeker of het echt bestond. Straks werden ze nog verdacht van muiterij!
Het werd nog erger toen de majoor lucht kreeg van de ophanden zijnde executie
Hij gaf de sergeant een draai om de oren. Was Nilliewasser zo achterlijk geboren of was hij pas op latere leeftijd aan hersenversterving gaan lijden? Welke idioot negeerde het oorlogsprotocol?
‘Sorry, broer’, zei Manke.
Dat leverde hem een tweede draai om zijn oren op.
B. Lindelauf. Hoe Tortot zijn vissenhart verloor. Amsterdam, Querido
de koukleum: iemand die het snel koud heeft feilloos: volkomen juist de intuïtie: de feeling, het instinct het schavot: stellage waarop tot lijfstraf veroordeelden hun vonnis ondergingen in ere houden: goed onderhouden, niet laten voorbijgaan de muiterij: oproer van krijgs- of scheepsvolk ophanden zijn: binnenkort te verwachten zijn, te gebeuren staan de executie: terechtstelling (van een veroordeelde) het oorlogsprotocol: voorschrift, regels ... i.v.m. de oorlog
a Beantwoord deze vragen mondeling.
A Is de kok een angsthaas, een schijtlaars? Bewijs met voorbeelden uit het fragment.
B Wat vind je van de kok? Zou jij je op dezelfde manier gedragen?
C Vind je hem sympathiek? Waarom wel/niet?
D Welke bijnaam (toenaam) heeft sergeant Nilliewasser?
E Verklaar zijn bijnaam.
F Bedenk een bijnaam voor de kok.
G Vind je het bedenken van een bijnaam in groepen een goed idee? Waarom wel/niet?
+ b Ga verder op onderzoek in de tekst. Bespreek.
A Wie is de auteur van dit fragment?
B Wanneer zou dit fragment plaatsvinden? Waaruit leid je dat af?
C Bek ijk de taal die de auteur gebruikt:
- Vertel iets over de zinnen.
- Wat vind je van de woordkeuze?
- Waarom staat ‘Keurig Oorlogvoeren’ cursief?
- In de tekst lees je meer dan eens over hoe zijn hart klopte. Zoek dat op.
D Wie gaf wie een draai om de oren?
©VANIN
+
c Ken je het verschil tussen een koosnaam en een spotnaam?
A Zoek de juiste koos- of spotnaam. Combineer de inwoners met hun bijnaam.
Inwoners van Hoe noem je de inwoners? Bijnaam
Gent 1
Antwerpen 2
Lier 3
Aalst 4
Mechelen 5
Brussel 6
Lillo 7
Leuven 8
A Krabbenkokers
B Manenblussers
C Kiekefreters
D Koeienschieters
E Sinjoren/Pagadders
F Schapenkoppen
G Stroppendragers
H Ajuinen
12345678
B Spreekopdracht: Ga op zoek naar het ontstaan van de bijnaam en breng dit nadien voor de klas.
OPDRACHT 7 Lees deze pagina uit de strip De stoute steenezel.
©VANIN
de nabjaar: (Antwerps dialect) een vreemde, rare kerel, synoniem van abjaar, napsjaar, hapsjaar, apsjaar woord
a Onderzoek de zinnen.
A Wat ontbreekt in die eerste zinnen? Waarom is dat hier geen probleem?
B Vergelijk met de volgende zinnen. Markeer in de andere zinnen de verwijswoorden. Zeg mondeling naar wie of wat ze verwijzen.
b Wat is volgens de plaatjes een steenezel?
A Over welke betekenis gaat het in dit beeldverhaal?
B Wanneer zeg jij van iemand dat hij of zij een steenezel is?
C Wat bedoel je dan precies?
c Werk met z’n vieren en combineer de begrippen en de figuurlijke betekenis zo snel mogelijk.
1 spring-in-’t-veld A zeer dom mens
2 uilskuiken B niet ernstig persoon
©VANIN
3 viesneus C (scheldwoord) bangerd, bangerik, schijtlaars, bangeschijter
4 roddeltante D iemand die niets doet in het leven
5 losbol E iemand die een teruggetrokken bestaan leidt, niet opvalt
6 kruidje-roer-me-niet F iemand die zeer koppig is, van geen toegeven wil weten
7 bolleboos G spotnaam voor een kouwelijk mens
8 flierefluiter H iemand die zich van de andere familieleden of leden van een bepaalde groep in het goede of kwade onderscheidt
9 muurbloempje I iemand die voor alles de neus optrekt
10 keikop J iemand die zeer begaafd is, bijzonder in iets uitmunt, een uitblinker
11 steenezel K roddelaarster
12 buitenbeentje L iemand die kleingeestige opmerkingen maakt, een vitter
13 heilig boontje M levendig, beweeglijk kind
14 angsthaas N iemand die snel op zijn of haar tenen getrapt is
15 muggenzifter O iemand die zich buitengewoon braaf gedraagt en doet alsof hij een heilige is
16 koukleum P stommeling, sufferd
123456789 10 11 12 13 14 15 16
d Welke woorden uit de tabel passen bij jou? Markeer.
wat verkIes je?
OPDRACHT 8 Vergelijk de fragmenten uit de vorige opdrachten.
1 Welke verschillen en overeenkomsten merk je op tussen de verschillende fragmenten?
verhaalfragmenten
De schoonheid van Clara, Suzy en de kwallen, Tortot
strip(verhaal) De stoute steenezel graphic novel / literaire stripboek
Zoenen met een selfie thema/ onderwerp
lay-out
personages verhaal
2 Wat lees jij het liefst? Leg je keuze kort uit. Ik kies voor omdat
Je kunt:
• ver tellen wat je het liefst leest: een verhaal, stripverhaal of graphic novel;
• het karakter van een personage beschrijven en beoordelen;
• woorden die een karaktertype weergeven gebruiken;
• letterlijke en figuurlijke taal onderscheiden en begrijpen;
• een verhaalfragment beoordelen met behulp van de beoordelingswoorden.
Profiel van een personage
Maak voor een personage uit je gelezen boek een virtueel Facebookprofiel aan.
1 Kies uit deze mogelijkheden:
• een pagina uit een fotoboek van het personage
• een PowerPointpresentatie met vijf dia’s als karakterschets
• een collage van foto’s en/of tekeningen op een tekenblad
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Beantwoord de vragen om een personage uit het boek te kiezen.
a Welk personage van het gelezen jeugdboek boeit je het meest of verafschuw je?
b Welk personage is jouw tegenpool. Welk personage wil je helemaal niet zijn?
c Welk personage bewonder je?
d In welk personage herken jij karaktereigenschappen of talenten van jezelf?
3 Stel een mindmap samen over het gekozen personage.
a Noteer de naam van het gekozen personage in het midden van een A4-blad.
b Gebruik zes takken:
(1) uiterlijke kenmerken
(2) innerlijke eigenschappen
(3) talenten
(4) interesses
(5) bijzonderheden
(6) belangrijke gebeurtenissen
Vul elke tak aan met voorbeelden uit het jeugdboek. Vul enkel sleutelwoorden aan, geen zinnen.
4 Zoek afbeeldingen of maak tekeningen die bij de sleutelwoorden van de mindmap passen.
5 Gebruik foto’s, tekeningen en woorden om het profiel van het personage samen te stellen.
uItvoereN
6 Voer de gekozen opdracht uit en gebruik de mindmap, de afbeeldingen, tekeningen en sleutelwoorden.
©VANIN
virtueel: denkbeeldig woord
7 Hoe ging het?
Werkpuntje voor jezelf: ovu r reflectereN
Je traject naar succes jij
Je bereidt de opdracht voldoende voor, zodat je een profiel kunt samenstellen. 1 2 3 4
Je besteedt voldoende tijd aan de uitwerking van de opdracht. 1 2 3 4
Het profiel geeft een duidelijk beeld van het personage.
In het profiel staan foto’s, tekeningen, beelden en woorden.
2 3 4
Boeiend presenteren
presenteren
VOOR EEN GROEP
PowerPointpresentatie opstellen
gericht kijken en luisteren
informatie zoeken en vergelijken
OVERTUIGEN ALS marktkramer mindmap maken
zou je dIt lIkeN?
1
OPDRACHT 1 Beoordeel deze presentaties. Bekijk de afbeeldingen aandachtig.
Stel: het onderwerp van elke presentatie is hetzelfde. De plaats, de persoon en de manier verschillen. Welke presentatie zou bij jou de meeste aandacht trekken? Kleur de nodige like-tekens om een waardeoordeel te geven en licht je oordeel kort toe in een klassengesprek.
A B
©VANIN
C D
sprekeN voor eeN groep
OPDRACHT 2 Bekijk het filmpje. Bespreek daarna deze vragen mondeling.
1 Waarover gaat het?
2 Zou jij op die manier een spreekopdracht opnemen? Waarom wel of waarom niet?
3 Wat doet de spreker volgens jou goed?
4 Wat zou je anders aanpakken?
5 Waarmee zul je rekening houden als je voor een groep iets vertelt? Som drie zaken op waaraan jij spontaan denkt.
eeN sterke opeNer
OPDRACHT 3 Bekijk het filmpje. Beantwoord daarna de vragen.
1 Markeer de tips die in het filmpje gegeven worden.
• Je geeft je publiek een hand.
• Je maakt contact met je publiek.
• Je lacht naar iedereen en maakt een klein grapje.
• Je wint het vertrouwen van je publiek.
• Je werpt een strenge blik naar wie de aandacht verliest.
• Je k ijkt het hele publiek aan, zodat de toehoorders zien dat je hen wilt bereiken.
2 Welke tips voor het presenteren krijg je nog in dit filmpje?
OPDRACHT 4 Welke houding neem je aan bij een presentatie? Bekijk het filmpje.
zeNder, boodschapper eN oNtvaNger
OPDRACHT 5 Oriënteer je op je taak. Gebruik de vragen van het communicatiemodel.
Stap 1
1 Wie ben jij als zender/spreker?
2 Wie zijn de ontvangers? Ken jij je publiek goed?
3 Hoe ga je te werk? OF Op welke manier breng je de boodschap?
4 Wat is je boodschap?
a Welke onderwerpen interesseren je? Waarover kun je vlot praten?
b Over welk onderwerp kun je al veel vertellen?
c Zou dat onder werp jouw publiek kunnen interesseren? Waarom wel/niet?
d Kun je daarover ook wat beeldmateriaal tonen?
5 Wat is de bedoeling?
6 Welk effect wil je?
7 Welk k anaal gebruik je?
Stap 2
8 Zoek informatie op over je onderwerp. Selecteer de informatie die je wilt gebruiken.
Stap 3
9 Maak over je onderwerp een eenvoudige, maar duidelijke mindmap of een woordspin. Werk op een apart blad.
De mindmap of woordspin is de basis. Noteer nog meer woordgroepen of zinnen om je spreekopdracht verder uit te bouwen.
Stap 4
10 Maak een PowerPointpresentatie.
Breng daarin de kern van wat je over je gekozen onderwerp wilt vertellen. Wanneer zou je zelf aandachtig luisteren? Denk daaraan als je je PowerPointpresentatie maakt.
Hoe ga je te werk?
a Bek ijk de foto’s of afbeeldingen die verwijzen naar een aantal tips bij het maken van een PowerPointpresentatie. Ze geven aan wat je beter wel of beter niet doet bij het opstellen van dia’s. Werk daarvoor per twee.
b Gebruik dit k ader als checklist voor een goede PowerPointpresentatie.
©VANIN
Denk ook aan de antwoorden op de vragen van het communicatiemodel!
Een PowerPointpresentatie
Aandachtspunten voor een geslaagde PowerPointpresentatie.
• Gebruik een titeldia, een schema als inleiding en bouw dan je midden verder uit. Met een passend slot sluit je af.
• Plaats niet te veel tekst op één dia: houd je aan de regel van 7 X 7.
• Gebruik een voldoende groot en goed leesbaar lettertype.
• Kleur is een ex tra troef. Overdrijf niet met kleuren en ook niet met effecten.
• Zorg ervoor dat je PowerPointpresentatie niet overladen is met dia’s.
• Controleer je tekst en vooral ook je titels op spelfouten.
• Speel je PowerPointpresentatie volledig af en spreek daarbij ook als voorbereiding.
Stap 5
11 Met je gestructureerde mindmap, je PowerPointpresentatie en alle tips die je leerde, ben je klaar voor je presentatie.
a Hoe kun je die grondig inoefenen? Heb je suggesties? Praat erover in een klassengesprek.
b Oefen per twee. Je kunt:
• een toelichting geven bij een beoordeling in een klassengesprek;
• duidelijke en correcte antwoorden formuleren bij een kijk- en luisterfragment;
• informatie opzoeken en die kritisch met andere informatie vergelijken;
• een eenvoudige en duidelijke mindmap maken;
waarheen
• een duidelijke en eenvoudige PowerPointpresentatie opstellen die je presentatie ondersteunt.
©VANIN
Word marktkramer
Je brengt diverse leuke zaken mee naar de klas die je wilt verkopen. Die verkoop je niet echt, want alles komt na de les terug bij de eigenaar.
orIëNtereN o vur o v ur
1 Welke voorwerpen kunnen dat zijn?
g boeken, een k lein parfumstaaltje, een stukje taart dat je zelf gebakken hebt (dat kun je moeilijk teruggeven), een tekening, schilderij of kaartje dat je zelf maakte, een knutselwerkje …
Je probeert individueel of per twee een aantal voorwerpen te verkopen aan iemand uit de klas die aan jouw marktkraampje komt winkelen. Op jouw beurt ga je zelf shoppen in de klas.
voorbereIdeN ov u r
2 Om je producten zo goed mogelijk voor te stellen, maak je een beknopte PowerPointpresentatie (met maximaal vier dia’s – een titel, twee inhoudelijke dia’s en een slot) die jouw producten in de verf zet. Daarvoor heb je een tablet of pc nodig. Stal je voorwerpen op een aantrekkelijke manier uit.
©VANIN
3 Wat je vertelt en hoe je dat doet, is belangrijk. Gebruik de PowerPointpresentatie ter ondersteuning. Overtuig je klanten. Prijs je producten aan. Zorg voor een maximale opbrengst. Als koper probeer je zo veel mogelijk te krijgen en zo weinig mogelijk uit te geven. Onderhandel met elkaar op een correcte, beleefde en rustige manier.
reflectereN
uItvoereN ovu r
4 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je maakt een duidelijke, aantrekkelijke en beknopte mindmap of een schema en een PowerPointpresentatie.
Je overtuigt met wat en hoe je vertelt, met je houding en met je PowerPointpresentatie.
Je handelt op een rustige, correcte en beleefde manier.
2 3 41 2 3 4
Je werkt op een correcte manier samen. 1 2 3 41 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
les
Striphelden tellen 5
ZOEKEND LUISTEREN: STRIPS
WOORDSOORTEN HERKENNEN
telwoorden AANDUIDEN EN GEBRUIKEN
keN je deze strIpheldeN?
OPDRACHT 1 Bekijk twee korte beeldfragmenten.
Suske en Wiske zien er vanaf nu zo uit.
bingo SPELEN
© 2018 Standaard Uitgeverij/WPG Uitgevers België
©VANIN
Lees de vragen vooraf om zoekend te luisteren. Bekijk de beeldfragmenten. Beantwoord daarna de vragen. Markeer het juiste antwoord.
a Hoelang worden er al stripalbums van Suske en Wiske uitgebracht?
meer dan 70 jaar – meer dan 100 jaar – meer dan 72 jaar
b Het hoeveelste album is De Planeetvreter? het 330ste – het 359ste – het 339ste
c In welk jaar was er veel drukte/opschudding rond de verandering van de figuren?
d Wie is de stripauteur?
in 1950 – in 1981 – in 2001 – in 2010
Roger Leloup – Willy Vandersteen – Merho – Jef Nys
e Waarom kwam er een make-over/ vernieuwing? nieuwe tekenaar – hoop op betere verkoop – wens van de dochter
f Hoeveel stripalbums werden er al verkocht? meer dan 100 miljoen – meer dan 200 miljoen – meer dan 175 miljoen – meer dan 300 miljoen
g Hoe ziet het Vlaamse stripduo er vandaag uit?gekker – eigentijdser – dommer – leuker
h Zou de dochter de verandering op Facebook liken?
i Zou jij de make-over liken op Facebook of via Twitter of andere sociale media? Waarom wel/ niet?
ja, want de personages zien er mooi uit – neen, want ze zijn te veel veranderd – ja, want ze beleven dezelfde verhalen
OPDRACHT 2 Onderzoek de gemarkeerde woorden in de uitspraken op de vorige pagina.
1 Rangschik de gemarkeerde woorden in de tabel. a b c d titel gemarkeerde woorden woordsoorten
2 Wat geven de woorden in de kolommen a, b, c en d aan? Noteer een titel bij elke kolom in de tabel.
3 Hoe zou je de woorden kunnen (be)noemen? Vul dat in de kolom woordsoorten in.
4 Wat is het betekenisverschil tussen de eerste en de tweede kolom?
Het telwoord
De woorden die iets te maken hebben met tellen, noem je telwoorden
Bv. Op 24 februari word jij 13 jaar.
Ken je het eerste album van Willy Vandersteen?
Het hoofdtelwoord
Hoofdtelwoorden geven een aantal of nummer aan.
• Bepaalde hoofdtelwoorden zijn getallen als vijf, miljoen, drieëntwintig. Ook beide is een bepaald hoofdtelwoord; het duidt altijd een tweetal aan.
• Onbepaalde hoofdtelwoorden zijn veel en weinig en hun trappen van vergelijking (veel –meer – meest en weinig – minder – minst).
Het rangtelwoord
De rangtelwoorden geven de rangorde of plaats in een reeks aan.
Bv. Hij eindigde op de derde plaats, maar zijn vriend op de eerste!
• Bepaalde rangtelwoorden geven een duidelijke plaats in een reeks aan.
• Onbepaalde rangtelwoorden geven een minder precieze plaats in een reeks aan.
Het zijn woorden als laatste, middelste, hoeveelste en zoveelste
OPDRACHT 3 Lees de krantenkoppen.
1 Markeer de telwoorden.
Renault viert veertig jaar Formule 1 met gele theepot
VERMISTE KAT DUIKT NA ZEVEN JAAR OPNIEUW OP
Kittel wint vierde Touretappe met vingers in de neus
Amerikaanse tiener wint twee keer de lotto in één week tijd
Al 38 mensen mogen Tomorrowland niet binnen: politie screent elke festivalganger
Familie gaat zwemmen in zee en raakt in problemen. En dan vormen 80 badgasten plots vliegensvlug menselijke ketting
Konta eerste Britse halve finaliste op Wimbledon sinds 1978, Pliskova nieuwe nummer 1
SLECHTE DAG? VIJF DINGEN WAAR JE METEEN VROLIJK VAN WORDT
Husky getraumatiseerd na aanval door zeven andere honden
‘6de massale uitstervingsgolf bedreigt menselijke beschaving’
Deze Drie Dagelijkse gewoontes maken je gelukkiger
Heldhaftige man redt elf puppy’s van verdrinkingsdood
2 Rangschik de gemarkeerde telwoorden in de tabel.
HOOFDTELWOORDEN
©VANIN
RANGTELWOORDEN
a Onderzoek de schrijfwijze van de hoofdtelwoorden in de krantenkoppen. Wat valt je op?
b Onderzoek de schrijfwijze van de rangtelwoorden in de krantenkoppen. Wat valt je op?
c Bedenk voor jezelf een aantal krantenkoppen of titels van strips met telwoorden.
3 Lees het nieuwsbericht en markeer de telwoorden.
a Wat valt je op in de schrijfwijze van de telwoorden?
b Noteer de telwoorden in de tabel.
c Hoe vorm je een rangtelwoord?
d Bespreek per twee hoe je de telwoorden schrijft. Misschien kunnen documenten op het internet je helpen.
‘Elsje heeft me veel gebracht’
Het was echt het jaar van Elsje. Ze bestond tien jaar en vierde dat met een speciale jubileumuitgave. Tel daarbij de Willy Vandersteenprijs voor het duo achter de strip en een expositie van Elsje in het nieuwe museum Strips! in Rotterdam, en er is reden genoeg om tekenaar Gerben Valkema op te zoeken.
Inmiddels zijn we tien jaar verder en bereikt Elsje elke dag zo’n drie miljoen mensen in tientallen regionale kranten. Om dit alles te vieren werd een tiende uitgave ‘Je bent van harte welkom een feestje voor me te geven’ uitgebracht.
HOOFDTELWOORDEN
RANGTELWOORDEN
©VANIN
Spelling van het telwoord
Deze hoofdtelwoorden schrijf je in één woord:
• alle hoofdtelwoorden tot 1000 Bv. eenentwintig, zevenenveertig, achtennegentig, tweehonderdtweeëntwintig
• alle veelvouden van honderd en duizend die gevormd worden met een hoofdtelwoord tot 100 of met een veelvoud van 100 Bv. driehonderd, zestienhonderd, vijfenzestighonderd, zevenduizend, vierennegentigduizend, vijfhonderdduizend, tweehonderddrieënzeventigduizend, negenhonderdeneen
• Miljoen en miljard zijn altijd aparte woorden.
OPDRACHT 4 Spoor de telwoorden op in de inhoud van dit stripverhaal.
1 Noteer de hoofdtelwoorden en de rangtelwoorden in het kader onder de tekst.
DE INHOUD VAN HET STRIPVERHAAL ‘Ik wil er twee’
‘Ik wil een hond. Een die het altijd doet, ook zonder batterijen.’
Evert zegt het al voor de honderdste, de duizendste, de honderdduizendste keer.
‘Ik wil een hond, ik wil een hond, ik wil een hond.’
Maar vandaag zegt hij er nog iets anders achteraan: ‘Ik wil een hond, anders ga ik bij opa wonen.’
De volgende ochtend vertrekt Evert al vroeg. Door de stille straten, het park … Maar ineens springt er een beest uit de struiken. Een pikzwart beest.
Een warm en humoristisch verhaal over een vindingrijk jongetje.
H. Hagen. Ik wil er twee! Amsterdam, Van Goor
BEPAALDE HOOFDTELWOORDEN BEPAALDE RANGTELWOORDEN
2 Hoe vorm je een rangtelwoord? hoe beNoem je de woordeN IN zINNeN?
OPDRACHT 5 Lees het gedicht en vergelijk de stripfiguren.
1 Markeer alle zelfstandige naamwoorden.
Tel de sterren van de zomernacht.
Tel er je geboortedatum bij op.
Plus je telefoonnummer.
En het nummer van je paspoort.
Deel dat getal door je gewicht in ponden.
Tel uit je winst!
Je mag er zijn.
J. Van Hest. Fluiten naar de overkant. Amsterdam, Elsevier
2 Noteer de woorden die een aantal of hoeveelheid weergeven.
3 Onderzoek de woordsoorten in het gedicht.
a Noteer de woorden van het gedicht in de juiste kolom.
b Voer de opdrachten in het gedicht uit en je bekomt telwoorden. Noteer ze ernaast. Noteer ze ook in de kolom.
ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
WERK WOORDENTELWOORDEN
4 Onderzoek de woordsoorten in het gedicht ‘Een foto’. Voer de opdrachten uit onder het gedicht.
Een foto
Van die razzia zijn foto’s:
Jonas Daniël Meijerplein, waar de Duitse militairen joden aan het treiteren zijn.
Een bange man met keurige schoenen, lange jas en vlinderdas, wordt over het plein gedreven of het naar een veemarkt was.
Drie Duitse soldaten staan er met een spottend lachje bij
Willem Wilmink
Noteer uit dit gedicht:
• vijf zelfstandige naamwoorden:
en daar kijkt een vierde Duitser, misschien toch beschaamd, opzij. Stel je voor, je zag die foto van de man met vlinderdas en je zou opeens ontdekken dat het je eigen vader was. Soms moet ik er ook aan denken hoe ’t die andere zoon vergaat, die ontdekte: kijk, mijn vader is die lachende soldaat.
• drie zelfstandige naamwoorden in het meervoud:
• twee zelfstandige naamwoorden die uit meer dan een grondwoord bestaan (samenstellingen):
• vier bijvoeglijke naamwoorden:
• drie verschillende voornaamwoorden:
• vijf werkwoorden (de vorm in het gedicht, eventueel met de infinitief erbij):
• alle telwoorden die je in het gedicht vindt:
OPDRACHT 6 Onderzoek de zeven weetjes over Fanny.
1 Welke woorden komen er in de zinnen voor? Markeer de verschillende woordsoorten in een andere kleur. Duid de zelfstandige naamwoorden, de werkwoorden, de telwoorden, de voornaamwoorden en de lidwoorden aan.
Zeven weetjes over Fanny Haar verjaardag is op 15 februari.
Ze stond drie keer op de cover van P-magazine als stripfiguur.
Ze verscheen voor het eerst in Kiekeboe in 1977.
Ze had in totaal meer dan 27 vriendjes.
In 2006 kreeg ze haar eigen standbeeld in Middelkerke.
Hoe klinkt Fanny in het echt? Dat moet je aan Clara Cleymans vragen.
Zij nam in 2012 een stemmetje voor de blondine op.
In de musical ‘Baas boven baas’ werd ze dan weer gespeeld door Véronique Leysen.
2 Welke woordsoort komt het meeste voor?
3 Welke woordsoort komt maar één keer voor? Onderstreep het woord.
©VANIN
Wie verdient jouw like? Vergelijk de stripfiguren en vertel waarom je voor die bepaalde stripfiguur kiest.
1 Yoko Tsuno 2 Jerom 3 Fanny 4 Kuifje 5 A sterix 6 jouw keuze © Dupuis © 2018 Standaard
Uitgeverij/WPG Uitgevers België
© 2018 Standaard
Uitgeverij/WPG Uitgevers België © Hergé/ Moulinsart Asterix® / © 2018 Editions Albert René / Gosciny-Uderzo
Vertel over je keuze door de zinnen aan te vullen. Gebruik de talentenkaarten van de personages op diddit.
Ik kies (naam strippersonage) , omdat vind ik het minst interessant, omdat
In herken ik deze twee eigenschappen van mezelf:
Mijn zus / broer / mama / papa lijkt het meest op , omdat hij of zij
©VANIN
Ik zou graag zijn omdat
waarheen
Je kunt:
• zoekend luisteren;
• telwoorden in een zin aanduiden;
• hoofd- of rangtelwoorden in een zin toevoegen;
• het verschil tussen een hoofdtelwoord en een rangtelwoord verwoorden;
• bepaalde en onbepaalde hoofd- en rangtelwoorden van elkaar onderscheiden;
• woordsoorten herkennen;
• hoofd- en rangtelwoorden juist schrijven.
Bingo spelen
1 Luister naar de tekst. Vul zo snel mogelijk de gevraagde woordsoorten in. Als je klaar bent, roep je ‘bingo’.
voorbereIdeN
orIëNtereN o vur o v ur
2 Herlees het kader over de telwoorden, hoofd- en rangtelwoorden en de voornaamwoorden. Zoek in de trajectwijzer het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord op.
uItvoereN
3 Speel bingo!
ov u r
BINGO
zelfstandig naamwoord (enkelvoud) bijvoeglijk naamwoord werkwoord rangtelwoord hoofdtelwoord voorzetsel zelfstandig naamwoord (verkleinwoord) voornaamwoord zelfstandig naamwoord (meervoud)
©VANIN
reflectereN
4 Hoe ging het?
ovu r
Je traject naar succes jij
Je onderscheidt de telwoorden van de andere woordsoorten. 1 2 3 4
Je herkent een hoofdtelwoord en een rangtelwoord. 1 2 3 4
Je geeft een voorbeeld van een hoofd- en een rangtelwoord in een zin. 1 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Uitdaging: mijn talent
Vertel aan de anderen wie je bent en welke talenten je hebt.
Beluister het lied van Paris, een personage uit ‘De Mestkever’. Werk op een apart blad.
1 Welke verschillen en gelijkenissen vind je tussen dit lied en het verhaal van Piet De Loof?
Denk aan het onderwerp, het personage en de boodschap van het verhaal.
2 Bedenk een titel voor het lied.
a Hoe stel je jezelf aan anderen/klasgenoten/Facebookvrienden voor? Maak een woordspin.
Wat wil je hen vertellen? Waarvoor of waarom wil je geliket worden? Welke talenten heb jij?
b Duid aan hoe jij jezelf en je talenten wilt voorstellen.
met een talentenkaart
met een PowerPointpresentatie
met een mindmap
met een digitale strippagina
©VANIN
3 Ga op zoek naar je talenten en eigenschappen. Weet je ook waar je niet goed in bent?
4 Verzamel alle gegevens en zoek afbeeldingen. Misschien past een stripfiguur bij je? Laat je inspireren door de talentenkaarten van enkele stripfiguren bij les 5.
5 Bedenk de lay-out van de presentatie, de strippagina, de talentenkaart of de mindmap.
6 Kies hoe jij je taak wilt voorstellen. Duid een van de mogelijkheden aan.
foto van je talentenkaart
digitale strippagina
PowerPointpresentatie
mindmap of taak
Denk terug aan één of meer situaties die beantwoorden aan minstens vijf van de criteria op diddit.
uItvoereN
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN ov u r
7 Maak je talentenkaart, je digitale strippagina, je PowerPointpresentatie of je mindmap. Vertrek vanuit de communicatiesituatie. Beantwoord de vragen in het kader op diddit.
8 Hoe ging het?
Je traject naar succes jij je klasgenoot
Je past de boodschap aan de ontvanger (leeftijd, doelgroep, belang, verwachting …) aan.
Je boodschap is duidelijk.
De talentenkaart, de PowerPoint, de mindmap of de strippagina vertellen wie je werkelijk bent.
Werkpuntje voor jezelf:
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training: ovu r reflectereN
©VANIN
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Vul de zin aan met een synoniem voor de woorden tussen haakjes.
Kies uit: virtueel, lijfelijk, in mineur, triomf, metamorfose
1 Het feest eindigde (somber) nadat vastgesteld werd dat een genodigde geld gestolen had.
2 Na de (zege) van vorige vrijdag kenden de voetballers vandaag een echte nederlaag.
3 Leef niet te veel in een (denkbeeldige) wereld, het maakt je ongelukkig als je weer in de werkelijkheid belandt.
4 Ik houd niet van het (lichamelijke) contact op een volgepropte bus.
OPDRACHT 2 Wat past in de zin? Markeer het juiste woord.
1 Het was een fenomenale / maniakale halve finale: er werd driemaal gescoord door de tegenploeg.
2 De gamer leeft meer in de manuele / virtuele wereld dan in de werkelijkheid.
3 Door de mist zag je enkel de contouren / krachttoeren van de kerk.
4 Ken jij Antwerpen, een heel dynamische / statische stad? Het bruist er van het leven.
OPDRACHT 3 Vorm werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.
1 Vorm een werkwoord met het opgegeven zelfstandig naamwoord. Gebruik het afgeleide werkwoord correct in de zin. Let op de juiste spelling.
a DE BLESSURE:
©VANIN
De doelman had zich na die harde trap ernstig
b HET AFKICKCENTRUM:
Vorig jaar mijn broer van een gameverslaving.
c DE GRIMAS:
Tijdens de zware beklimming van de berg de renner voortdurend. Zijn gezichtsuitdrukking verandert zodra hij een grotere inspanning levert.
2 Vorm een zelfstandig naamwoord met het werkwoord. Gebruik het afgeleide zelfstandig naamwoord correct in de zin.
a EVOLUEREN:
De van de prestaties van de tennisspeler was opmerkelijk.
b LAUWEREN:
De burgemeester legde een rond de schouders van de gelukkige winnaar.
c TRIOMFEREN:
Gisteren behaalden de Rode Duivels een enorme . Ze speelden een knappe match.
d VERANT WOORDEN:
De leraar vroeg me een voor de slechte score voor de laatste toets.
De laatste ronde
OPDRACHT 4 Ga aan de slag met woorden bij het verhaal: Engelse en andere vreemde woorden.
1 Schrijf de infinitief van tien Engelse werkwoorden die jij in het Nederlands gebruikt in de eerste kolom.
2 Zoek de Engelse vorm op en noteer die in de tweede kolom.
Nederlands
Engels
OPDRACHT 5 Speel leentjebuur. Werk in groepjes.
1 Lees de zinnen en plaats ze zo snel mogelijk in de juiste volgorde.
2 Noteer de juiste volgorde van de zinnen in de tabel. Enkele zinnen werden al ingevuld.
3 Rangschik de woorden in vetjes in de juiste kolom. Van welke taal zijn ze geleend?
Tekst 1
A In zijn agenda controleerde hij de afspraak die de kunstenaar met hem gemaakt had.
B Na het interessante gesprek over een nieuwe beeldhouwwerk vertrokken ze samen naar een bekend restaurant om een hapje te eten.
C De tooghangers neurieden de strofen luid mee en zongen de refreinen uit volle borst.
D Op een zonnige zondag stak de professor, Leo, met zijn paraplu de straat over.
E Daarom stapten de heren op en zochten ze een andere plaats om wat te babbelen
F Omdat ze na het diner nog zoveel wilden vertellen, vroeg Leo de kunstenaar om met hem in het café aan de overkant een pintje te drinken.
G Ze hoopten om gezellig te praten over koetjes en kalfjes, maar schlagers maakten het gesprek bijna onmogelijk.
H Hij was op weg naar het museum
I Leo zei dat hij het zeker niet laat wilde maken omdat hij nog een heleboel e-mails moest beantwoorden.
De laatste ronde
Frans Engels Duits
Latijn Grieks
Tekst 2
A De studenten bleven tot de ambulance ter plaatste was.
B Toen ze zag hoe erg de hond gebeten had, sloeg ze alarm en belde ze onmiddellijk de hulpdiensten.
C Ook de moeder ontfermde zich over haar dochtertje.
D Een van hen studeerde aan de toneelschool en hoopte om later vaak op de bühne te staan.
E Enkele studenten die mensen op de straat aanspraken voor een enquête snelden te hulp.
F In de straat naar de taverne naast het theater klonk luid geblaf.
G De moeder van het gebeten kindje reageerde panisch en zette gillend de kinderwagen met haar baby ver weg van de hond.
H Ze gooiden hun plastic mapjes met informatie op de grond en joegen met z’n tweeën het wilde beest de andere kant op en troostten het kindje.
I Plots sprong een rottweiler naar het handje van een kleuter.
Frans Engels Duits
OPDRACHT 6 Ontdek beeldtaal en enkele vreemde talen.
1 Zet de beeldtaal om in een zin.
Latijn Grieks
De laatste ronde
2 Lees de vijftien vertaalde zinnen onder de Nederlandse boodschappen. Schrijf de juiste taal bij elke zin. Gebruik de talen in het kader.
Japans, Fins, Fries, Grieks, Zuid-Afrikaans, Zweeds, Italiaans, Engels, Duits, Turks, Pools, Latijn, Frans, Deens, Spaans
We houden van de natuur. Ik vind het leuk.
We love nature.
Nous aimons la nature.
Wir lieben die Natur.
Ons is lief vir die natuur.
Vi älskar naturen.
私たちは自然を愛する。
Nos encanta la naturaleza.
Wy leafde de natuer.
Amamus natura.
Αγαπάμε τη φύση.
Vi elsker naturen.
Rakastamme luontoa.
Biz doğayı seviyoruz.
Amiamo la natura.
Kochamy naturę.
Nederlands
I like it.
J'aime ça.
Ich mag es
Ek hou daarvan.
Jag gillar det.
私はそれが好きです。
Me gusta.
Ik fyn it.
Ego amo eam.
Μου αρέσει.
Jeg kan godt lide det.
Pidän siitä.
Beğendim.
Mi piace.
Lubię to.
Vertaal de twee boodschappen nog in een andere taal, als iemand in je groep aan andere moedertaal heeft.
3 Onderzoek de zinnen met behulp van de vragen.
a Vind je ‘we’ en ‘ik’ gemakkelijk terug in de andere talen?
b Bij welke talen klinkt het anders?
c Welk zelfstandig naamwoord kun je terugvinden in de andere talen? Bij welke talen lukt dat goed?
d Noteer drie woorden uit de Engelse, Franse, Latijnse taal die je ook in je eigen moedertaal gebruikt.
e Gebruik jij woorden uit andere talen in het Nederlands? Welke woorden gebruik jij?
OPDRACHT 7 Luister naar ‘Gebruikt u woorden uit andere talen in het Nederlands?’
Beantwoord deze vragen.
a Welke woorden gebruiken de geïnterviewden in het Nederlands?
b Welke vreemde woorden heb je onthouden? Noteer ze en geef een betekenis.
©VANIN
c Kun jij in een andere taal iets vertellen over je lievelingseten? Probeer maar.
d Over welke gerechten werd er in de andere talen gesproken?
springen
©VANIN
1 Wat zie je in dit beeld? Wat zie je niet?
2 Wanneer zou jij hoog in de lucht willen springen? Of een gat in de lucht kunnen springen?
3 Waar zou jij dit toestel plaatsen om het nog spannender te maken?
4 Welk perspectief herken je in deze foto: een kikkerperspectief of een vogelperspectief?
5 Verduidelijk wat beide perspectieven betekenen.
6 Welke effect bereikt de fotograaf met deze keuze?
BEVROREN
evelien de vlieGer
‘Je telt tot tien en dan moet je springen’, zeiden Eenhoorn, Jakala en Arend als uit één mond. De andere leiders waren bezig met een bosspel achter de verkennerstenten. Joren stond wankel op de ruwe stam van een overhellende wilg. Iedereen wist dat hij hoogtevrees had. Maar de leiding had zin in wraak.
‘Komaan jongens, Joren kan precies niet meer tot tien tellen, laten we hem helpen.’
‘Eén’, brulden ze.
‘Ben je een verkenner of brengen we je terug naar de welpen, Joren?’ riep Eenhoorn. ‘Kun je voetje van de grond spelen.’
‘Ja, je staat al goed’, lachte Arend.
Eenhoorn was niet de ergste van de drie. Ook voor Arend was Joren niet echt bang. Maar Jakala was wild. Zij was de reden waarom hij hier nu stond, met het angstzweet in zijn handpalmen en onder hem de oneindige diepte. Nu ja, oneindig. Toch zeker vijf meter. Of vier, drie misschien?
‘Twee!’
Joren aarzelde. Hij wilde het meteen achter de rug hebben. Hen niet het plezier gunnen om tot tien te tellen en van alles naar zijn hoofd te slingeren. Maar zodra hij naar beneden keek, werd hij stijf als een tak. Alleen als ze hem braken, zou hij in het water belanden.
‘Drie!’
Jakala kon zomaar uit haar vel springen, zonder aanleiding. Joren vroeg zich af hoe zo iemand het tot leidster had geschopt. Omdat ze twee gezichten had? Hij was een van de enigen die zich niet liet verblinden door haar lieve kant.
‘Vier! Komaan, Joren. Zet gewoon een stapje naar voren.’ Arend.
‘Haha, dat rijmt!’ brulde Jakala.
Duh, nog niet gemerkt? dacht Joren. Alles rijmt op mijn naam. Heb je watten in je oren? Mag ik je even de grond in boren? Was je maar nooit geboren. Dat laatste meende hij niet. Als hij eenmaal die boom af was, zouden ze dat zelf wensen, want hij zou meteen naar de eenheidsleider gaan en laten weten hoe het zat met hun nachtelijke tochtjes naar het dorp.
‘Vijf!’
‘Laat je gewoon vallen, het is maar water!’ riep Eenhoorn.
‘Of zal ik je een handje komen helpen?’ Arend stond aan de voet van de wilg die met zijn takken over het water helde alsof hij de overkant wilde aanraken. Hij stond er om Joren tegen te houden als hij de boom af zou willen lopen in plaats van te springen. Maar hij was het allang moe, zag Joren. De grootste spring-in-’t-veld van de scoutsgroep moest de wacht houden? Geen sterk plan. De nachtelijke tochtjes naar het dorp bevielen hem vast meer: actie, spanning, kilometers vreten. En pakjes friet met mayonaise!
‘Het wordt tijd dat die rat eens doet wat we vragen. Tijd om te tellen, jongens. Waar zaten we?’ Jakala.
‘Zes!’ riepen Arend en Eenhoorn.
‘Ik heb niet eens iets gezegd!’ riep Joren.
‘Maar je was het wel van plan’, zei Eenhoorn.
Joren antwoordde niet, maar Eenhoorn had gelijk, hij wás onderweg geweest naar de eenheidsleider.
‘Als jullie me laten gaan, verklap ik niets’, zei Joren. Jakala grijnsde. ‘Goed geprobeerd, maar voor kleine ratten kunnen we niet te mild zijn. Zeg eerst maar eens wat je precies te vertellen had.’
‘Als je me laat gaan.’
‘Eerst opbiechten. En we tellen ondertussen verder, we hebben niet de hele dag. Zeven!’
Bij zes leek alles nog veraf, maar zeven was anders. De tien lonkte, en bij acht zou dat nog erger worden, straks trilde hij van de zenuwen het water in. Hij stamelde dat hij hen gevolgd was naar het dorp. Dat hij gezien had hoe ze bier dronken op een terras. En daarna was hij terug naar het kamp gelopen.
wankel: wie of wat niet stevig staat en gemakkelijk uit balans kan raken zonder aanleiding: zomaar, zonder reden stamelen: stotteren, gebrekkig spreken woord
‘Helemaal in je eentje?’ zei Eenhoorn. ‘Respect. Dat had ik niet gedurfd op mijn dertiende.’
‘Acht!’ riep Arend, die er korte metten mee wilde maken. ‘Helpt het als ik zelf in het water kom?’
‘Wat zeg jij nu?’ beet Jakala hem toe. ‘Je gaat het hem toch niet gemakkelijker maken? Wat maakt het uit? Iedereen gaat toch weleens in het dorp iets drinken? Dat hij maar naar de eenheidsleider loopt. Hij kan ons niets maken. En ik word helemaal opgevreten door de muggen, dus ik ben hier weg.’
‘Negen!’ riep Jakala. ‘Jij blijft hier! We zouden dit samen doen, weet je wel.’
‘Ach, het joch weet niets, dat zie je toch’, zei Eenhoorn.
‘Arend, jij loopt die stam op om Joren een handje te helpen als ik “tien” roep’, zei Jakala.
‘Wacht!’ riep Joren. ‘Ik verklap niets! Echt niet! Als je me gewoon laat gaan.’
‘Ik stel voor dat we stemmen’, zei Eenhoorn. ‘Wie wil hem laten gaan?’ Jakala haalde haar schouders op, dat onnozele stemmen altijd. Arend was al halverwege de stam, maar stak net als Eenhoorn onmiddellijk een hand in de lucht. Joren zette zich schrap, de diepte lag al dichterbij, zijn hart sprong niet meer tot in zijn keelgat telkens als hij naar beneden keek.
‘Jullie krijgen er nog spijt van, jongens’, zei Jakala en toen hoorden ze een SPLASH! van jewelste.
Aan de overkant klauterde Joren kletsnat de oever op: de kant het dichtste bij het kamp. Hij zou het eerst bij de tent van de eenheidsleider zijn. Hij had gesprongen, dus hij was vrij om te gaan vertellen dat het drietal geld uit de kas van de kookploeg nam, elke avond. Hij stoof weg onder het gejoel van Eenhoorn en Arend: ‘Woehoe, je deed het, Joren, we zijn trots op je!’
©VANIN
Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Evelien De Vlieger.
er korte metten mee maken: zonder veel omhaal en zonder veel nadenken te werk gaan om zo snel mogelijk klaar te zijn woord
routeplanner van
deel 9 Springen Klas Nr.
Bekijk de uitdaging om een moodboard te maken eerst aandachtig. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom de lessen van dit deel.
Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen binnen het deel A en B en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je.
De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig.
Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor het groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest.
Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!
JOUW ROUTEPLANNER
lessen volgorde aantal lesuren moet mag zelfstandig klassikaal afgerond
A Beeld en verhaal: ‘Bevroren’ Verken de uitdaging en de andere lessen + planning
Les 1: Wat ik deze zomer echt wil doen …
Les 2: Ik weet meer dan ik denk 2
Les 3: Ik ga op reis en ik neem mee … 2
B Uitdaging: Spring de vakantie in 1
De laatste ronde
- 1
- 10
les 1 Wat ik deze zomer echt wil doen …
gepaste leesstrategieën inzetten
de bucketlist
informatiebronnen raadplegen
informatie kritisch bekijken
MINIBROCHURE OPMAKEN
OPDRACHT 1 Bekijk de tekst ‘Tien dingen die ik echt nog wil doen op reis’ op de volgende pagina.
Beantwoord vraag 1 tot en met 7.
1 Som drie tekstkenmerken op.
2 Welke tekst herken je? Hoe weet je dat?
3 Waarom schreef de auteur de tekst? Wat is het tekstdoel?
©VANIN
4 Waarom zou jij de tekst lezen? Wat is het leesdoel?
5 Welke leesstrategie paste je toe om de vorige vier vragen te beantwoorden? Markeer. globaal lezen – oriënterend lezen – zoekend lezen – kritisch lezen – intensief lezen
6 Wat is het hoofdonderwerp van de tekst? Waar vind je dat terug?
7 Welke leesstrategie gebruikte je om het antwoord op de vorige vraag te vinden?Markeer. globaal lezen – oriënterend lezen – zoekend lezen – kritisch lezen – intensief lezen
8 Lees de tekst nu intensief.
de bucketlist: een lijst met dingen die je zeker nog wilt doen/beleven woord
Tien dingen die ik echt nog wil doen op reis
HELIKOPTERVLUCHT MAKEN
Waar maakt me eigenlijk niet uit, maar wat zou ik toch graag een helikoptervlucht willen maken. Volgens mij geeft dat een enorm gevoel van vrijheid en moet het zó bijzonder zijn om een gebied vanuit de lucht te zien.
PARAGLIDEN
BALLONVAART MAKEN - CAPPADOCIË
Al jarenlang staat Cappadocië op mijn verlanglijst. Wat moet het daar prachtig zijn … En sinds ik een televisieprogramma zag waarin ze een ballonvaart maakten over een deel van het gebied, ben ik verkocht. Dat móét ik een keer gedaan hebben!
Ik heb iets met ‘in de lucht zijn’. Nadat ik mijn eerste parachutesprong maakte op Texel, raakte ik verknocht aan de adrenaline die dat teweegbrengt. Een vrije val van een halve minuut en vervolgens een paar minuten genieten van het uitzicht. Ik wil meer! En toen hoorde ik hoe cool paragliden moet zijn … Dat wil ik ook!
CARNAVAL VIEREN - BRAZILIË
CRUISE MAKEN - CARAÏBEN
Als je het me een tijdje terug had gevraagd, dan had ik je geantwoord dat dit niets voor mij was. Maar nu ik steeds meer lees over cruises, ben ik toch wel erg nieuwsgierig geworden. Slapen, eten, zwemmen, feesten op een groot schip en vervolgens ook nog eens de mooiste plekken aan wal bekijken. Tja, en als ik dan toch mag kiezen, doe me dan maar een cruise in de Caraïben!
Sinds ik het carnaval op Curaçao heb meegemaakt, ben ik verkocht. Wat is dat een leuk event! Maar wat er op Curaçao gebeurt, valt eigenlijk in het niet bij de feestelijkheden in Brazilië … Hoe gaaf moet het zijn om eens carnaval in Rio te vieren?
HET NOORDERLICHT ZIEN
©VANIN
MACHU PICCHU BEKLIMMEN - PERU Ik ben dus nog nooit in Zuid-Amerika geweest. Eigenlijk staat alles daar nog op mijn verlanglijst, maar mijn allergrootste wens is toch wel om Machu Picchu te mogen aanschouwen. Een brok geschiedenis die je gezien móét hebben.
Tot nu toe heb ik het altijd op het nippertje gemist in Fins Lapland en Noorwegen. Ik heb het wel eens aanschouwd vanuit het vliegtuig, maar dat telt eigenlijk niet. Een collega van mij heeft het dit jaar wél gezien en die kon er niet over ophouden: het was te magisch voor woorden. Fingers crossed dat ik dit ook gauw mag afvinken!
verknocht: gehecht aanschouwen: zien, bekijken woord
LEREN SURFEN - HAWAI
Nadat ik de film Blue Crush had gezien, wist ik het zeker: ik moet naar Hawaï en ik moet daar leren surfen! Dat golfsurfen is al jaren een droom van mij, maar aangezien ik niet echt in de buurt van de zee woon, komt het er maar niet van. Het lijkt me zo gaaf als je dat kunt en waar kun je het beter leren dan dáár?
EEN DAGJE PRET IN FERRARI LAND - SALOU
Een dagje de waaghals uithangen in het gloednieuwe pretpark Ferrari Land in Salou mag zeker niet ontbreken! Dat park heeft met de Red Force de hoogste en snelste verticale achtbaan van Europa. Verder is er een vrijevaltoren van 55 meter hoog die ik zeker niet wil missen.
LOPEN OVER DE CHINESE MUUR - CHINA
Mijn vriend is er al eens geweest en elke keer als ik zijn foto’s zie, denk ik: ik wil ook. Wat een immens bouwwerk is dat! Voor mij is dat dé reden om eens naar China af te reizen. Dat geeft me meteen ook een goede reden om de rest van dat bizarre land te ontdekken.
Naar: ‘Tien dingen die ik echt nog wil doen op reis’, www.reisdoc.nl
2 ©VANIN
aaN de slag met INformatIebroNNeN
OPDRACHT 2 Onderzoek de tekst uit opdracht 1. Werk per twee.
1 Hoeveel alinea’s telt die tekst?
2 Welke delen ontbreken? Kruis aan.
inleiding (aankondigen van onderwerp)
midden (verder uitwerken van onderwerp)
slot (samenvatting of besluit)
3 Voeg de ontbrekende tekstdelen toe. Je mag het werk verdelen. Houd het kort!
Noteer de inleiding boven de tekst en het slot eronder of werk op een apart blad.
4 Welke structuur herken je in het midden van de tekst?
5 Maak een schematische voorstelling van het midden van de tekst. Leg uit waarom je voor die voorstelling kiest. Werk op een apart blad.
6 Welke items van die bucketlist zouden ook op de jouwe staan?
7 Welke nieuwe items zou je nog willen toevoegen? Maak een eigen bucketlist met acht bestemmingen waar je zeker nog naartoe wilt reizen. Werk op een apart blad.
immens: heel groot, reusachtig woord
OPDRACHT 3 Ga aan de slag met je eigen bucketlist.
1 Omcirkel in je bucketlist je drie favoriete bestemmingen.
2 Zou je de tekst uit opdracht 1 kunnen gebruiken om informatie te zoeken over een bepaalde reisbestemming of reisactiviteit?
3 Ga via een zoekmachine (zoals Google) op het internet op zoek naar informatie over jouw favoriete bestemmingen. Welke zoektermen zul je gebruiken?
4 Bekijk het instructiefilmpje over de betrouwbaarheid van een bron.
5 Welke vragen stel je om na te gaan of een bron geschikt is of niet?
6 Werk samen met een klasgenoot. Onderzoek de bronnen die je gekozen hebt.
a Welke informatie krijg je over de vakantiebestemming?
b Is die informatie betrouwbaar? Formuleer samen een antwoord. Leg je antwoord ook uit.
c Zie je naast de informatie nog andere teksten op die webpagina?
d Welke andere bronnen (niet internet) zou je kunnen raadplegen om informatie te verzamelen over een vakantiebestemming?
Informatiebronnen raadplegen
Als je op zoek gaat naar informatie, kun je verschillende bronnen raadplegen via allerlei kanalen: het internet, kranten, tijdschriften, brochures, radioprogramma’s, televisieprogramma’s …
Door oriënterend en globaal te lezen zie je snel welke bronnen geschikt zijn en welke niet.
Het is belangrijk om na te gaan of de bron betrouwbaar is. Dat doe je door:
• na te k ijken wie de auteur van de bron is;
• te onderzoeken met welke reden de bron gemaakt werd;
• na te gaan of de bron recent is en dus niet gedateerd
OPDRACHT 4 Over bronnen in de geschiedenisles. Bespreek.
In de lessen geschiedenis komen ook bronnen aan bod. Afhankelijk van de periode en van het soort bron kan de betrouwbaarheid beter of minder goed nagegaan worden. Bespreek dit fragment samen en overleg met de leraar geschiedenis. Aan welke bronnen denk je dan bijvoorbeeld?
Hoe meer de bron afwijkt van de historische werkelijkheid – of de gebeurtenissen en ontwikkelingen waarover historici het eens zijn en dus plaats hebben gevonden – hoe meer je kunt twijfelen aan de betrouwbaarheid.
Veelgemaakte fouten
‘Het is heel lang geleden gebeurt, dus je weet het niet zeker’ – Ook al is iets heel lang geleden gebeurt, dat betekent nog niet dat de bron onbetrouwbaar is.
‘De maker kan iets veranderd hebben’ – Of de maker een beetje van de werkelijkheid verdraaid heeft, weten historici nooit zeker. Maar dat hoeft nog geen reden te zijn om aan de betrouwbaarheid te twijfelen. Want als wat in de bron verteld wordt, overeenkomt met je kennis over de periode of bevestigd wordt door andere bronnen uit de periode, dan heb je geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid.
‘De bron komt uit die tijd, dus het moet betrouwbaar zijn’ – Hier wordt ervan uitgegaan dat personen uit het verleden nooit logen of informatie verdraaiden zodat het hen beter uitkwam. Dat toets je weer door wat in de bron verteld wordt te vergelijken met wat gekend is over het verleden. Komt de informatie in de bron overeen met die kennis? Dan heb je geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid.
‘Er staat geen maker bij de bron, dus de bron is niet betrouwbaar’ – Als de maker van de bron onbekend is, dan betekent dat nog niet dat de bron onbetrouwbaar is. Klopt de informatie van de bron met de informatie die gekend is over het onderwerp? Dan geeft de bron waarschijnlijk een betrouwbaar beeld.
Naar: Wanneer is een bron betrouwbaar?, www.geschiedenisvandaag.nu
©VANIN
Je kunt:
• de juiste leesstrategieën inzetten;
• verschillende informatiebronnen opsommen;
• snel en efficiënt informatie vinden via een zoekmachine op het internet;
• onderzoeken of een informatiebron betrouwbaar is;
• kritisch naar een tekst kijken.
gedateerd: niet recent, verouderd
Op bezoek in het reisbureau
Maak een minibrochure over je favoriete bestemming.
1 Werk in duo’s en bekijk je bucketlists. Zie je overeenkomsten? Welke bestemming zou je samen willen bezoeken? Is er geen enkele overeenkomst? Probeer je klasgenoot dan te overtuigen om jouw favoriete bestemming te bezoeken.
2 Waar zou je informatie kunnen vinden over die bestemming? Welke bronnen zou je kunnen raadplegen?
orIëNtereN o vur o v ur voorbereIdeN
3 Zoek drie verschillende informatiebronnen over die bestemming. Noteer de bronnen die je gebruikt. K ijk goed na of die bronnen betrouwbaar zijn. Herbekijk eventueel eerst het instructiefilmpje.
4 Zoek uit waarom die bestemming de moeite waard is. Wat is bijzonder? Noteer dat in maximaal vijf goede zinnen.
5 Zoek vijf activiteiten die je op die bestemming kunt doen of bezienswaardigheden die je kunt bezoeken. Maak een lijstje. Denk aan een bepaalde volgorde.
uItvoereN ovu r reflectereN
6 Giet alle informatie nu in een minibrochure. Gebruik de vijf zinnen over de bestemming en lijst de bezienswaardigheden op. Voeg minstens één foto toe. Kijk je werk na met behulp van het reflectiekader.
7 Je leraar legt een wereldkaart in de klas. Prik jouw minibrochure op de juiste plaats op de kaart.
8 Neem een kijkje bij de wereldkaart. Jij beoordeelt de minibrochure van een ander team.
In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot
Werkpuntje voor jezelf: ov u r
Je beschrijft de reisbestemming in vijf goede zinnen.
Je lijst vijf bezienswaardigheden op.
Je zorgt voor minstens één foto die bij de bestemming aansluit.
Je tekst komt overtuigend over.
©VANIN
Ik weet meer dan ik denk
woordbetekenissen achterhalen
woordbetekeNIsseN vINdeN
woordbetekenissen voor bingo opnemen
OPDRACHT 1 Luister naar de tekst ‘De opmars van de drone’.
1 Vul terwijl je luistert de tien weggelaten woorden in.
De opmars van de drone
Ze beschikken over sensoren en intelligente computerchips. Ze hebben piepkleine camera's en instrumenten om stoffen zoals gif mee op te sporen. Drones, onbemande vliegtuigjes, zijn wereldwijd in opmars. Maar wat zijn die drones? Zijn ze een uitkomst of kleven er ook nadelen aan?
Wat is een drone?
Een onbemand lucht vaartuig of ’drone’ is een luchtvaartuig zonder piloot aan boord. Het toestel wordt dikwijls op afstand bestuurd, waarbij de bestuurder zich vlakbij kan bevinden, maar ook op duizenden kilometers afstand.
Het woord drone komt van het woord ‘dran’, dat in het Oudengels betekent; dat is een mannelijke honingbij. Het betekent letterlijk 'diep gezoem'.
©VANIN
in opmars zijn: in aantal toenemen woord
Drones worden sinds 11 september 2001 (9/11) steeds meer ingezet door het Amerikaanse leger.
Intussen gebruiken andere landen die drones ook steeds vaker voor militaire toepassingen. De ingebouwde sensoren en gps-systemen zorgen er namelijk voor dat bombardementen met uiterste uitgevoerd kunnen worden. Ook vanaf grote afstand.
Naast militaire doeleinden hebben drones tegenwoordig steeds vaker een bredere toepassing in allerlei sectoren, zoals de hulpverlening, de beveiliging en de horeca
Ambulancedrone
Een voorbeeld van een toepassing in de hulpverlening is de ambulancedrone. Het zal nog wel even duren voordat hij daadwerkelijk rondvliegt, maar het ambulancedrone dat de Vlaming Alec Momont als afstudeerproject aan de TU Delft ontwikkelde, lijkt veelbelovend. De onbemande, vliegende drone kan een razendsnel afleveren in geval van een hartinfarct. Er is direct contact mogelijk met de mensen ter plekke via een livestream video- en geluidsverbinding. De drone weet de patiënt te vinden door het mobiele telefoonsignaal van de beller.
Hij haalt snelheden van wel 100 kilometer per uur, weegt vier kilo en kan een last van vier kilo dragen. De ambulancedrone zal eerst nog veel meer getest moeten worden, want hij is nog niet uitgeprobeerd met echte patiënten.
de horeca: hotels, restaurants en cafés de jurist: advocaat, rechtsgeleerde stuiten: botsen de privacy: persoonlijke levenssfeer woord ©VANIN
Kritiek
Inzet van drones voor militaire doeleinden is al jaren onderwerp van discussie. Veel juristen en mensenrechtenorganisaties veroordelen het gebruik ervan. Het veroorzaakt namelijk een groot aantal (burger)slachtoffers.
Een ander punt van kritiek is dat onbemande vliegtuigjes een gevaar kunnen vormen voor de veiligheid van het luchtverkeer. De drones nemen razendsnel in aantal toe en het is al eens gebeurd dat een drone op een vliegtuig stuitte
Ook wordt steeds vaker gewezen op de mogelijke schending van de privacy. Drones hebben de meest technologie en gevoelige gegevens kunnen zo op straat komen te liggen.
En wat zou er gebeuren als die kleine bespiedmachientjes in handen vallen van ? O f in handen van terroristen?
2 Hoeveel woorden heb je kunnen invullen? /10
Hoeveel woorden heb je correct gespeld? / 10
De woorden die je invulde, zijn best moeilijke woorden. Zet een kruisje onder het woord als je het met je eigen woorden kunt verklaren.
hypergevoelig dar precisie defibrillator
3 Er zijn verschillende manieren om de betekenis van woorden te achterhalen.
Bekijk het filmpje over woordleerstrategieën.
Zoek daarna de betekenis van de vetgedrukte woorden.
a Ze beschik ken over hypergevoelige sensoren.
Betekenis?
Hoe heb je dat gevonden?
Ken je nog woorden met hyper? Geef er twee.
b Het woord ‘drone’ komt van het woord ‘dran’; dat is Oudengels voor ‘dar’. Wat betekent het?
Hoe heb je dat gevonden?
c De ingebouwde sensoren en gps-systemen zorgen er namelijk voor dat bombardementen met uiterste precisie uitgevoerd kunnen worden.
Betekenis?
Hoe heb je dat gevonden?
d Het vliegtuigje kan een defibrillator razendsnel afleveren in geval van een hartinfarct.
Betekenis?
Hoe heb je dat gevonden?
hyper = heel erg
Welk woord herken je in ‘precisie’?
Welke informatiebron kun je gebruiken?
Woordleerstrategieën
Wat doe je als je een woord in een tekst niet begrijpt? Dan pas je één of meer woordleerstrategieën toe.
Dit zijn belangrijke woordleerstrategieën.
1 Je bestudeer t de woordbouw. Daarvoor ga je bij samenstellingen en afleidingen op zoek naar de betekenis van de afzonderlijke woorddelen.
2 Je probeert het woord vanuit de context te verklaren. Je bekijkt de illustraties. Of je zoekt een synoniem, antoniem, uitleg of voorbeeld in de zinnen voor of na het onbekende woord.
3 Je k ijkt naar de woordfamilie. Je vergelijkt met woorden die je al kent. Je gaat op zoek naar bekende delen in het woord of woorden die erop lijken, zowel in je eigen als in een vreemde taal.
4 Lijkt het onbekende woord op een woord in een andere taal? Je zoekt naar taalverwantschap
5 Als je de betekenis niet kunt afleiden, dan gebruik je een informatiebron. Je zoekt het woord op in een woordenboek of op het internet.
6 Als je de betekenis zelf niet kunt vinden, dan vraag je de betekenis aan iemand die het woord wel begrijpt.
4 Er wordt gezegd dat drones sinds 11 september 2001 (9/11) almaar meer ingezet worden door het Amerikaanse leger. Wat is er toen gebeurd? Waarom denk je dat ze almaar vaker ingezet worden sindsdien? Vertel.
5 Zoek nu de betekenis van de overige woorden uit de tekst en duid de woordleerstrategie aan. Leg eventueel uit in de laatste kolom.
WOORD
Het betekent letterlijk ‘diep continu gezoem’.
©VANIN
Het prototype ambulancedrone (…) lijkt veelbelovend.
De onbemande, autonoom vliegende drone kan een defibrillator razendsnel afleveren.
Drones hebben de meest geavanceerde technologie.
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
WOORD
En wat zou er gebeuren als deze kleine bespiedmachientjes in spe in handen vallen van paparazzi?
En wat zou er gebeuren als deze kleine bespiedmachientjes in spe in handen vallen van paparazzi?
BETEKENIS
STRATEGIE
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
VERKLARING
Ken je nog woorden met auto? Geef er twee.
6 Zoek zelf nog een moeilijk woord in de tekst. Duid de woordstrategie aan.
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap +
7 Ken je ook de betekenis van deze woorden uit de tekst? Zo nee, kun je ze zelf achterhalen?
Drones, onbemande vliegtuigjes, zijn wereldwijd in opmars
©VANIN
Naast militaire doeleinden hebben drones tegenwoordig steeds vaker een bredere toepassing in allerlei sectoren, zoals de hulpverlening, de beveiliging en de horeca
Veel juristen en mensenrechtenorganisaties veroordelen dit gebruik.
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
De drones nemen razendsnel in aantal toe en het is al eens gebeurd dat een drone op een vliegtuig stuitte
Ook wordt steeds vaker gewezen op de mogelijke schending van de privacy
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
woordbouw
context
woordfamilie
informatiebron
taalverwantschap
ik ken de betekenis
OPDRACHT 2 Zet een gepaste strategie in voor de verklaring.
Lees deze tekst. Duid daarin 5 tot 8 woorden aan die je doorgeeft aan je buur. Hij probeert de betekenis te achterhalen en geeft daarbij aan welke strategie hij daarbij kon gebruiken.
Werk op een apart blad.
Hoe is de Melkweg
aan zijn naam gekomen? (En wat heeft melk daarmee te maken?)
Op een heldere nacht zou je op een plek met weinig licht zomaar de Melkweg kunnen zien. Maar waarom heet ‘ons’ sterrenstelsel zo?
Wie die Melkweg ooit heeft mogen aanschouwen, heeft gezien dat het een wittige strook is in een zee van zwart. Je bent niet de eerste die dat opviel.
De Oude Grieken vonden de lange witte band ook al opmerkelijk.
De Oude Grieken gaven de Melkweg zijn naam
Het volk had ook al een vermoeden hoe die witte strook daar was gekomen. Of in ieder geval een mooi ontstaansverhaal. Volgens een oude Griekse legende hebben we de Melkweg te danken aan Herakles (ook wel bekend onder zijn Romeinse naam Hercules). Zijn vader, Zeus, was een god. Hij verwekte ook een buitenechtelijk kind bij een eenvoudige sterveling: Alkmene. Niet écht eenvoudig, want Alkmene was een mooie prinses. Afijn, Zeus was dol op Herakles, maar Zeus’ vrouw Hera was logischerwijs minder in haar nopjes met het kind. Omdat Zeus zijn zoon het eeuwige leven gunde, moest hij Herakles laten drinken van de moedermelk van Hera. Dat zou krachtige eigenschappen bevatten. Terwijl zij sliep, legde Zeus Herakles aan de borst. Hera werd wakker, schrok zich een hoedje en duwde
het kind van zich af. De melk die vervolgens de lucht inspoot werd de Melkweg. De Oude Grieken noemden ons sterrenstelsel dan ook galaktikos kyklos, wat ‘melkachtige cirkel’ betekent.
De Melkweg is niet in iedere taal naar melk vernoemd
Toen de Romeinen de scepter gingen zwaaien in Europa, werd het Latijn gemeengoed.
Zij namen de Griekse naam voor het sterrenstelsel over, en noemden het Via lactea, wat letterlijk Melkweg betekent. Die naam is nooit veranderd, waardoor de witte band aan de nachthemel nog altijd Melkweg heet. Niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels (Milky Way), Spaans (Via láctea), het Noors (Melkeveien) en vele andere talen. (De goden hebben sowieso een grote invloed gehad op onze taal.)
Toch is de Melkweg niet in iedere taal naar de Griekse mythe vernoemd. In China spreken ze bijvoorbeeld over de ‘Zilveren Rivier’ die aan de hemel zou stromen. En in Finland en Estland zeggen ze zoiets als ‘de weg van de vogels’. Waarom? Finoegrische volken (waartoe de Finnen en Esten behoren) zagen dat migrerende vogelsoorten het sterrenstelsel gebruikten om de weg naar het zuiden te vinden.
ROELIENE BOS
Naar: Hoe is de Melkweg aan zijn naam gekomen?, www.quest.nl
prettIge woordstoorNIsseN
• het gepaste taalregister gebruiken en beoordelen in verschillende communicatieve situaties. 2
OPDRACHT 3 Lees de drie woorden.
Ze worden verklaard in De foute woordenboek. Fantaseer maar.
1 Wat betekenen ze? Geef er zelf een betekenis aan. afwasbeer: puitenverblijf: blafond:
2 Vind je het moeilijk of mak kelijk om de betekenis te achterhalen?
3 Wat doe je als je zelf een betekenis verzint?
Je kunt:
• woordbetekenissen achterhalen door een gepaste strategie in te zetten;
• taalregisters en taalvariëteiten herkennen en benoemen: formeel en informeel, Standaardnederlands en dialect;
Win bingo als redacteur van ‘de foute woordenboek’
orIëNtereN o vur
1 Werk per twee en ga aan de slag als redacteur. De leraar geeft je een woord uit De foute woordenboek. Wat betekent het woord volgens jou? Fantaseer maar.
Woord:
Verklaring:
2 Formuleer de uitleg zo dat die recht uit het woordenboek lijkt te komen.
3 Gebruik het woord in een context. Bedenk een situatie of een zin waarin het gebruikt wordt.
voorbereIdeN ov u r
4 a Alle door de duo’s verklaarde woorden worden geprojecteerd.
b Je k rijgt van de leraar een bingokaart met alle verklaarde woorden.
c Elk om de beur t gebruikt een duo zijn woord in een context. Je zegt het woord niet, maar vervangt het door ‘piep’.
d Daarna geeft het duo de zelfbedachte betekenis.
e De andere duo’s zetten een kruis over het verklaarde woord op de bingokaart.
f Wie vijf woorden op een rij heeft, roept ‘bingo’.
g De leraar controleert de bingokaart. Bij een foute oplossing speel je verder.
reflectereN
uItvoereN ovu r
5 Je beoordeelt je eigen groep. Je leraar geeft je de originele oplossingen.
In orde Je traject naar succes jij
Je bedenkt een geloofwaardige betekenis.
Je gebruikt het woord in een passende context.
Je werkt vlot samen met je partner.
Je raadt goed de betekenis van de andere woorden.
Werkpuntje voor jezelf:
de redacteur: een persoon die de inhoud van een blad (bv. krant) samenstelt woord o v ur
1
3
Ik ga op reis en ik neem mee …
genres ontdekken
eeN goed boek
genietend lezen
leeservaring en -voorkeur verwoorden
OPDRACHT 1 Lees het gedicht en beantwoord de vragen.
Het goede boek
Het goede boek - je kunt het zomaar kopen
Je neemt het mee, je zet het in een kast
Het zal je nimmer voor de voeten lopen
Maar legt, zodra je wilt, een wereld open
En daarin ben je dan zijn eregast.
Drs. P
placemat-verhaal schrijven
1 Wat bedoelt de dichter met de onderstreepte versregels?
2 Wanneer is een boek voor jou ‘een goed boek’? Je dacht daarover al even na in les 5 van het deel ‘Scoren’.
3 Welk ‘goed boek’ heb je onlangs gelezen? Naar welke wereld nam de auteur je mee?
4 Bespreek met een klasgenoot. Heb je dezelfde smaak? Of net niet?
5 Houd je vooral van fictie of eerder van non-fictie?
©VANIN
non-fictie: de realiteit zoals in een zakeliijke tekst fictie: verzonnen tekst zoals in een verhaal tip
2
eeN geNre voor elke dag
OPDRACHT 2 Groepeer de jeugdboeken.
Werk in groepen. Welke boeken horen samen en welke zeker niet? Overleg met je klasgenoten en beredeneer je keuze. Na elke ronde krijg je van de leraar extra informatie. Je kunt je keuze dan eventueel aanpassen.
Malou van de mussen
Paultje, echt geen jongen Mistland, de Sobmanwetten
De jongen die zijn vader zocht iBoy
Jonge vlieger
De vloek Horowitz horror Jonkvrouw
Neem mijn hand Eilanddagen Havikskruid
De mysterieuze zolder Ule
Torak en Wolf
Mijn vader maakt wapensGeestenburg Inwijding
genre
boeken (titels)
genre
boeken (titels)
1 Welke titels van jeugdboeken kon je meteen in eenzelfde kolom zetten? Hoe komt dat?
©VANIN
2 Bij welke jeugdboeken bleef je twijfelen? Waarom?
3 Over welke jeugdboeken heb je lang gediscussieerd? Hoe kwam dat?
OPDRACHT 3 Bepaal het genre.
Werk in groep. Gooi de dobbelsteen. Het aantal ogen bepaalt welk genre je groep onder de loep zal nemen. Markeer dat genre.
Vragen 1 en 2 behandel je in groep. Vragen 3, 4 en 5 maak je individueel. = hier en nu = historisch = griezel = sciencefiction = oorlog = fantasie
Een hier-en-nu-verhaal: Paultje, echt geen jongen
Paultje gluurde tussen de spijlen van de trap door naar beneden en luisterde. Zijn moeder was in de winkel. Hij sloop op kousenvoeten naar zijn slaapkamer.
Zijn mond werd droog van de spanning, zijn hart hamerde. Met trillende handen schoof hij de broodzak vanonder zijn bed en pakte de pop eruit. Betoverd liet hij zijn wijsvinger over het wipneusje van de pop glijden.
’Nu hebben we toch een pop’, zei Paulien. Paultje wiegde de pop terwijl Paulien een slaapliedje neuriede Na het dutje kamde hij de poppenharen. Ze voelden zijdeachtig aan. Met een elastiekje probeerde hij een paardenstaart te maken. Toen hij het elastiekje om de staart bond, zwaaide zijn slaapkamerdeur open.
‘Waarom kom je niet als ik je roep?’ Madeleine hapte naar adem toen ze de pop zag. Haar gezicht werd hard, haar ogen kil.
‘Hoe kom jij aan die pop?’
Paul sloeg zijn ogen neer.
‘Is die van Elsje?’ Een overbodige vraag. Ze had de pop op het sinterklaasfeest gezien.
Paultje zweeg.
Madeleine ging voor hem staan.
‘Ik geloof mijn ogen niet! Hoe kan je zoiets doen?’
Haar hand kwam hard op zijn wang terecht.
Paultje duizelde. Zijn gezicht stond in brand. Nog nooit had zijn moeder hem geslagen.
Als je vader dat te weten komt, begaat hij een ongeluk!’ Speeksel spatte uit haar mond en woest griste ze de pop uit zijn handen.
©VANIN
‘Je vertelt niemand over die pop. Hoor je me? Niemand! En je steelt nooit meer.’
Paultje schudde het hoofd. Tranen stroomden over zijn wangen. Zijn luchtpijp voelde als schuurpapier en hij kreeg een hoestbui.
Madeleine draaide zich om en liep driftig zijn slaapkamer uit en de trap af. Haar vingers knepen zo hard in het poppenhoofd dat onder haar duim een diepe deuk ontstond. Ze verstopte de pop diep in een lade achter de blikken doos met schoensmeer en borstels. Terwijl ze dat deed, viel het weesgegroet haar in. Ze bad niet hardop, maar herhaalde het keer na keer in haar hoofd. Ze had haar zoon geslagen. Tot haar eigen ontsteltenis was dat niet omdat hij de pop gestolen had. Het waren zijn meisjesmanieren die haar zorgen baarden.
Het elastiekje was uit de poppenharen gevallen en lag op de mat. Paultje staarde ernaar. Hij haalde zich het betoverende moment met Paulien en de pop voor de geest en zag opnieuw de boze ogen van zijn moeder.
Haar hand tintelde nog steeds op zijn wang ... Hij pakte het elastiekje en schoot het tegen zijn klerenkast. Vliegensvlug raapte hij het terug op en schoot het opnieuw weg. Tegen zijn bed, links, rechts. Tegen het kruisbeeld. Dat deden jongens met elastiekjes.
Stoer moest hij worden! Sterk! Een echte jongen. Een vent. Hij vloekte. Nog harder dan zijn vader.
B. Minne. Paultje, echt geen jongen. Wielsbeke, De Eenhoorn
Een historisch verhaal: Malou van de mussen
HET JONGSTE MAARTJE
Het is augustus en bloedheet. De maartjes klagen, ze kunnen het stofvegen niet bijhouden. Ondertussen grijpt de Zwarte Dood steeds gretiger om zich heen. De mensen sterven als vliegen en de schepen varen de haven niet meer in of uit. De leprozerie en het pesthuis in de Nieuwstad zitten vol, maar er komt elke dag plaats vrij. De twee burgemeesters van Antwerpen hebben een wet uitgeschreven: nieuwe pestlijders zijn verplicht om een witte stok te dragen en zo snel mogelijk naar het pesthuis te gaan. De grafdelvers die nog in leven zijn, kunnen het werk niet bijhouden, daarom worden de sterkste gevangenen uit het Steen verplicht om hen te helpen. Als ze die helse karwei overleven, zullen ze vrijgelaten worden.
In Den Gulden Rinck zijn de regels veranderd: Cornelis en Bertje zijn de enigen die naar het vleeshuis en de markt mogen gaan. Elodie moppert over de kwaliteit van de etenswaren die zij uitkiezen, maar de meester is onverbiddelijk: de vrouwen moeten thuisblijven, we mogen zelfs niet naar de mis gaan op zondag. Voor Cornelis en Bertje weer naar binnen mogen, moeten ze in de kelder andere kleren aantrekken. Het goed dat zij en de meester buitenshuis droegen, wordt door Cornelis met kruidenbosjes uitgerookt. Die geur hangt de hele nacht in de kamers en verdwijnt pas met de ochtenddauw.
Tijdens het eten hangt er in de schommelkeuken een gespannen sfeer. De huishoudster doet pinnig, Bertje lacht af en toe, maar durft geen woord tegen mij te zeggen en Anna en Catharina kijken me nauwelijks aan. Cornelis houdt zich afzijdig, hij noemt me nooit meer Malou.
Ik voel me hier niet welkom.
Toch is Nelleke de enige die openlijk vijandig doet. Ze heeft haar eigen beddenbak helemaal in haar eentje tot in de uiterste hoek van de kamer geschoven, zo ver mogelijk bij de mijne vandaan.
©VANIN
Als we op een avond met alle vrouwen in de schommelkeuken zitten, komen Cornelis en Bertje met driftige passen binnen. Bertje bloost zowaar.
Die jongen is een sukkelaar, hij is nog magerder dan Hendrik.
‘Er is een heks voor de vierschaar gebracht en veroordeeld!’ zegt Cornelis. ‘Ze heet Clara Joossen en komt uit Straatsburg. Ze heeft bekentenissen afgelegd in het Steen!’
‘Wat heeft ze dan bekend?’ vraagt Nelleke.
‘Tijdens een heksensabbat in Lembeke heeft ze met Roeland de duivel gedanst en hem op zijn blote kont gekust. Ze heeft de Zwarte Dood naar Antwerpen gelokt!’
‘Ze heeft zeker pas bekend nadat ze gefolterd werd?’ zegt Elodie zacht. ‘Dat arme mens.’
‘Heksen verdienen ons medeleven niet’, zegt mevrouw Margaretha scherp. ‘Wanneer wordt die toverkol op de brandstapel gezet?’
‘Morgenvroeg op de Grote Markt. Ze wordt eerst gewurgd.’
‘Ik heb nog nooit in mijn leven meegemaakt dat er in Antwerpen een heks werd verbrand’, zegt Elodie.
‘Gegeseld of verbannen, dat wel, maar op de brandstapel gezet… Heeft de meester iets te maken met die veroordeling, Cornelis?’
‘Nee, het komt door toedoen van oud-schepen Johannes Baxius, dat is een heksenjager.’
‘Mag ik alsjeblieft naar de heksenverbranding gaan kijken?’ smeekt Nelleke.
‘Ben je gek? Jij blijft hier!’ zegt Elodie.
‘We mogen niet buitenkomen van de meester’, zegt mevrouw Margaretha.
‘Ik ga kijken!’ Bertje kijkt triomfantelijk de tafel rond. Hij heeft gesproken zonder te stotteren.
‘Jij mag gaan als Cornelis meegaat’, zegt de huishoudster.
‘Dat is toch niks voor een kind, Margaretha’, zegt Elodie.
‘Ik ben geen k-k-kind! Ik ben al v-v-veertien!’
De volgende avond ziet Bertje doodsbleek als hij aan tafel schuift. Ook Cornelis is stil. De lepels tikken in de kommen. Iedereen wacht.
Als die twee blijven zwijgen, houdt Nelleke het niet meer uit. ‘Hoe was het?’ vraagt ze.
Bertje kijkt niet op van zijn kom en prevelt: ‘Het s-s-s-stonk v-v-vvverschrikkelijk!’
Elodie maakt een kruisteken. ‘God hebbe haar ziel.’
50 55 ‘En ‘t was een vreselijk gezicht’, vult Cornelis aan. ‘Het was nog een jonge vrouw. Ze zag er helemaal niet uit als een heks.’
‘Voor heksen moet je niet bidden en schijn bedriegt’, zegt mevrouw Margaretha. ‘Haar betovering werkte blijkbaar nog tot na haar dood! God heeft door het open dak van de vierschaar toegekeken terwijl de schepenen hun oordeel velden. Hij zal wel gezien hebben dat het goed was. Dat mag je niet in twijfel trekken, Elodie!’
N. Elpers. Malou van de mussen. Amsterdam, Van Goor
Een griezelverhaal: De vloek
Vrijdag, laatste lesuur. In de klas klinkt het gebruikelijke rumoer dat altijd opstijgt tijdens het wisselen van lessen en leraars. Speciaal voor de geschiedenisles is Stella op de tweede rij naast Kat gaan zitten. Op Frankies plaats, want die is ziek. Haar smartphone ligt op haar schoot. Kat werpt er een fronsende blik op, maar zegt er niets van. Kat doet al de hele dag afwezig. Zij en Dizzy hebben ruzie, maar ze willen geen van beiden vertellen waarover.
Stella’s vingertoppen glijden over het touchscreen van de nagelnieuwe smartphone. Die heeft ze onlangs van papa gekregen om goed te maken dat hij veertien avonden op rij niet thuis was wegens gemeenteraden, problemen met de brandweer, huldigingen van sportlui, besprekingen met de politie enzovoorts.
©VANIN
Met dit toestelletje kun je makkelijk een gesprek opnemen, dat heeft ze getest. Ze wil Jelle bewijzen dat mevrouw Goedhart hen manipuleert, dat ze in hun brein zit te wroeten als een boze fee. Hij lijkt dat idee nog niet helemaal te aanvaarden, al doet hij lang niet meer zo stug. ‘Kat, kun je het niet goedmaken met Dizzy?’ vraagt ze zacht.
‘Dizzy?’ Kat steekt een vinger in haar mond en maakt een veelzeggend braakgeluid.
Maar daar komt mevrouw Goedhart aan. Ivar veert overeind en klapt in zijn handen, alsof de eerste minister op bezoek is! Is dat een ‘Noordse’ gewoonte misschien? Maar Ivar komt niet echt uit een of ander Scandinavisch land, toch? Stella schudt met haar hoofd. Er is iets mis met haar geheugen, alsof er links en rechts een radertje losspringt.
Mevrouw Goedhart ziet er opmerkelijk stralend uit. Kwam ze hier niet de eerste dag binnengekreupeld, tandeloos en gerimpeld als een oude appel? Nu lijkt ze een jonge oma van halfweg de vijftig! Doorheen haar grijze haar schemert hier en daar wat rood. Haar ogen zijn helder nu. Het ene is blauw en het andere … groen! Een beetje rouge op haar wangen fleurt haar bleke teint op. Ze draagt nog steeds dezelfde hakken, maar haar oudedametjesjurk heeft ze geruild voor een zwarte die rond haar slanke lijf spant. Het model staat haar echt goed, al zou Stella er een riempje bij dragen.
Heeft de oude dame vanmorgen met de strijkbout haar rimpels gladgestreken? Of karrenvrachten vitamines geslikt? Of haar gezicht laten opspuiten? Ze loopt naar het bureau, nog altijd een beetje mank, maar toch niet meer zo onzeker als eerst. Het is intussen een vertrouwd beeld: het zwarte handtasje, de ellebogen op het bureaublad, de vingertoppen tegen elkaar. Maar de reumaknobbels zijn minder uitgesproken en de tanden minder geel.
Zonder veel inleiding loodst mevrouw Goedhart hen de Tweede Wereldoorlog in. ‘Op Stella’s verzoek’, knipoogt ze.
Stella en de anderen leven in Duitsland, waar Hitler aan de macht is. Ze zijn bevriend met ene Fritz. De vader van Fritz en zijn grote broers zitten bij de SS. Over een jaar of wat, wil Fritz ook bij de SS, het elitekorps van Hitler. Dan mag hij zich zo’n jofel, grijs uniform aanmeten, en iedereen wegmaaien die hem voor de voeten loopt.
Het begint te schemeren in de mistige straten van Berlijn. Aan de muren en tegen de ramen hangen affiches waarop joodse mensen worden afgebeeld als inhalige duivels met haakneuzen. Van hun valse grijns kun je aflezen wat voor stiekeme bedriegers ze zijn, dieven, zeg maar. Stella kent geen enkele jood persoonlijk, maar Hitler, hun leider, zegt dat die lui voor geen meter deugen en dus walgt ze van hen. Met Fritz voorop banjeren ze met een groepje door de straten. Het plan? Een jood vinden en hem dan
zo hard in elkaar rammen dat hij een uur nodig heeft om zijn tanden bij elkaar te rapen. Dat zegt Fritz. Ze zingen anti-joodse leuzen, maar zo horen die schurken hen natuurlijk al van ver aankomen. Fritz, die wat op Frankie lijkt, draait zich om en legt een vinger op zijn lippen. De sfeer wordt grimmiger, de nevel dikker. Al wie van de norm afwijkt, moet eraan. Joden zeker, ze besmetten het ras. Duitsers moeten zuiver blijven.
Naast Stella lopen Kat en Fatiha. Is Fatiha wel raszuiver? Geen tijd om erover na te denken, want Fritz wijst naar een portiek waarin twee schimmen elkaar staan te zoenen.
‘Flikkers!’ gilt Fritz. ‘Pak ze!’
De twee hebben hen opgemerkt en stuiven weg. Stella en de anderen achtervolgen hen door straten en stegen. Tot de twee jongens elk een andere kant op rennen. Eentje zijn ze al gauw kwijt, maar de andere is niet zo snel. Zijn blonde haar maakt hem extra zichtbaar.
‘Nemen jullie de volgende steeg!’ schreeuwt Fritz. ‘We sluiten die nicht in!’
‘Hij kan geen kant meer op!’ hijgt Kat.
De blonde jongen - is dat Dizzy niet? - staat midden op een kruispunt. Hij speurt paniekerig om zich heen naar een gaatje waarlangs hij kan ontsnappen, maar ze sluiten hem van alle kanten in.
‘Maak hem af!’ galmt de stem van Fritz. Kat vliegt als eerste op Dizzy af. Stella schopt tegen zijn arm. Fatiha rukt aan zijn haar. Hij probeert weg te kruipen, maar een paar jongens houden hem tegen de grond gedrukt. Fritz roept en tiert.
In een van de huizen gaat een deur open. Jelle komt naar buiten gestrompeld met maaiende armen en in zijn rechterhand een opengevouwen zakmes. Hij stort zich op Dizzy, steekt de punt van het mes in zijn hals.
‘Stóóóp!’ schreeuwt opeens iemand luid. ‘Hou daarmee op!’ Het is Arne. Hij rukt wild aan Jelles arm.
En Stella? Ze is niet meer in Berlijn, maar gewoon in de klas. Ze staan met zijn allen om Dizzy heen, die op zijn rug tussen de tafeltjes ligt met Jelle bovenop hem. Arne hangt aan Jelles arm. Dizzy’s neus bloedt, zijn ene oog zwelt op. Over zijn keel loopt een striem waaruit wat druppeltjes bloed opwellen.
©VANIN
‘Ga door! Maak hem af!’ krijst mevrouw Goedhart.
‘Geef hier, Jelle.’ Stella wringt het mes uit zijn hand. Zijn vingers gaan vanzelf open.
‘Ga toch door!’ De lerares slaat met haar vuist op het bureau.
Een jongen vloekt. Fatiha begint te huilen. Alleen Ivar zit nog braaf op zijn stoel. Hij glimlacht gelukzalig, alsof hij op de eerste rij zit voor een 3D-fiIm. Hij mist nog net een zak popcorn.
‘Wat is er gebeurd?’ Fatiha opent haar vingers. Er valt een pluk blond haar op de grond.
Jelle hijst zich in zijn rolstoel. Hij wringt zich een weg tussen de anderen door en rijdt over Fatiha’s tenen, maar dat lijkt ze niet eens op te merken. Ze huilt met gierende uithalen, wil haar hoofd tegen Kats schouder drukken, maar die duwt haar ruw van zich af. Arne staat tegen de muur geleund, zijn handen voor zijn gezicht. Stella houdt het mes een eindje van zich af, alsof ze bang is er zelf mee te gaan steken.
Jelle is de klas al uit als Dizzy overeind krabbelt en het bloed van onder zijn neus veegt. De anderen hebben opeens ook haast om weg te komen. Ze pakken hun tas in, kwetteren met schrille stemmen over een toets van wiskunde, over een jurkje in een etalage en andere onbenulligheden. Rustig loopt Ivar de klas uit, een beetje mechanisch zelfs. Mevrouw Goedhart grist haar handtasje van het bureau en mankt, na een giftige blik op Arne, naar buiten. Pas dan loeit de schoolbel.
Stella wil een hand op Dizzy’s schouder leggen, maar hij duwt haar opzij en rent weg. Ook Arne verdwijnt, zwalpend als een dronkenman.
W. Stroobant. De vloek. Leuven, Davidsfonds/Infodok
Een
iBoy
Er zijn mensen die zo goddelijk zijn, zo uitzonderlijk, dat ze van nature, op grond van hun buitengewone talenten, alle morele oordelen of wettelijke verordening te boven gaan. Er bestaat geen wet waaronder mensen van dat kaliber vallen. Zij zijn zelf de wet.
Aristoteles
Toen ik weer de huiskamer in kwam, zat Ben nog steeds onderuitgezakt op de bank tv te kijken en kon ik zijn moeder in de keuken horen afwassen. Ik liep naar hem toe en ging naast hem zitten.
‘Alles in orde?’ bromde hij, zonder zijn ogen van het scherm los te maken.
‘Nee, niet echt’, zei ik.
Hij haalde zijn schouders op en bleef naar de tv kijken. Ik zat een tijdje in stilte mijn best te doen om fragmenten van het online tv-programma in mijn hoofd te negeren, die me vast hadden kunnen vertellen waar hij naar keek als ik het echt had willen weten. Maar dat wilde ik niet.
‘Zal ik jou eens wat zeggen’, zei ik zachtjes tegen Ben. ‘Als jij me vertelt wat je hebt gedaan om de Crows zo nijdig te krijgen, vertel ik niemand over de iPhone.’
‘Wat?’ snauwde hij, terwijl zijn ogen zich plotseling van het scherm losscheurden.
‘Je verstond me wel.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Dat weet je wel’, zei ik. ‘Ik wil alleen maar weten waarom de Crows hier langskwamen om je een pak op je donder te geven. AIs je me dat vertelt, houd ik mijn mond over dat jij die iPhone hebt gestolen.’
Op dat moment riep zijn moeder uit de keuken: ‘Alles goed daar, Ben?’
‘Ja, mam’, riep hij terug. ‘Ik zit met Tom te praten. Alles in orde.’ Hij draaide zich weer naar mij en ging zachter praten. ‘Hoe weet jij dat van die iPhone?’
©VANIN
Omdat stukken ervan in mijn hersenen zitten, wilde ik zeggen, daarom. En op een of andere manier - op een onwerkelijke, onvoorstelbare, ongelooflijke manier - zijn die stukjes iPhone aan mijn hersenen gekoppeld en verbinden ze me met alles waar een iPhone verbinding mee kan maken en meer, en dat is een hele hoop. En ergens in die hoop zit een serie codes of sleutels - een soort beveiligingsdata - die als zodanig mij totaal niks zegt, maar op een of andere manier (alweer) wordt alles gefilterd/vertaald naar iets wat ik wel begrijp en zo weet ik dat deze iPhone nooit verkocht is of geregistreerd, en nauwelijks is gebruikt. Ik zie ook een aangifte van diefstal en een verklaring die de manager van de Groothandel Autotelefoons in Highstreet heeft afgelegd met informatie over de diefstal van een iPhone op 2 maart. De beschrijving van de dief is een beschrijving van jou, Ben. Zo weet ik dat jij de iPhone hebt gestolen, oké?
Maar dat vertelde ik hem natuurlijk niet. In plaats daarvan zei ik: ‘Het maakt niet uit hoe ik dat weet. Ik weet het gewoon. En als je wilt dat je moeder en de politie het ook te weten komen …’
‘Mijn moeder?’ zei hij spottend. ‘Vertel haar maar wat je wilt. Daar heb ik schijt aan.’
‘O ja?’ zei ik. ‘Waarom fluister je dan?’
Hij keek me een tijdje woedend aan en probeerde de stoere, overal-schijt-aan-hebbende jongen uit te hangen, maar ik wist dat het maar schijn was. Alle bendejongens hier uit de buurt zijn bang voor hun moeder. Dat zullen ze natuurlijk nooit toegeven, maar hoe oud ze ook zijn, hoe gewelddadig, doortrapt of gevoelloos ook … vanbinnen zijn het allemaal moederskindjes. En Ben was niet anders.
‘Dus’, zei ik. ‘Ga je vertellen wat er gebeurd is? Of wil je dat ik even met je moeder ga praten?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik noem geen namen …’
‘Ik vroeg niet om namen. Ik wil alleen weten wat er gebeurd is.’
‘Oké’, siste hij. ‘Maar praat een beetje zachtjes, ja?’
Ik keek hem aan. ‘Ik wacht nog steeds …’
‘Hoor eens,’ fluisterde hij, ‘het had niks met die iPhone te maken, ja? Niet echt … ik bedoel, ik was met een stel van de FGH toen ik hem pikte, maar …’
‘De FGH? Wat deed je met hen?’
‘Niks. Gewoon een beetje rondhangen, je weet wel …’
‘Ik dacht dat je met de Crows omging?’
‘Nou, ja … maar het werd daar een beetje heftig, weet je wel …’
‘Wat bedoel je?’
Hij aarzelde.
Ik zei: ‘Wat bedoel je, Ben?’
Hij zuchtte. ‘Ze wilden dat ik een gozer een afstraffing zou geven, je weet wel, hem met een mes steken … waarom weet ik niet. Hij was niet van de FGH of zo, gewoon een of andere jongen … ik denk dat hij een Crow beledigd had, een kerel die …’ Hij aarzelde weer. ‘Ja, nee … ik weet niet meer wie het was. Maar in elk geval gaven ze me een mes en zeiden dat ik die kerel een jaap moest geven. Niet erg of zo, gewoon een snee in zijn been, je weet wel …’
‘En dat heb je geweigerd?’
‘Ja … ik bedoel, ik wilde niemand steken, jezus.’ Hij keek me aan en ineens was de kille, stoere, doortrapte jongen die hij voorgaf te zijn, verdwenen en was er alleen nog maar de jongen van vroeger over. Hij snufte, veegde zijn neus af. ‘Ik zei dat ik het niet ging doen’, zei hij.
‘Kwamen ze daarom hier langs?’ vroeg ik. ‘Omdat je zei dat je het niet wilde?’
Hij knikte.
Hij snoof minachtend.
‘Jij hebt het niet gedaan, Ben’, verzekerde ik hem. Zíj hebben het gedaan. Zij zijn de enigen die verantwoordelijk zijn.’
‘Ja, maar als ik niet …’
‘Zo moet je niet denken.’
‘Ik kan het niet helpen.’
‘En die iPhone?’ vroeg ik.
Hij snoof nog eens heftig, slikte snot en tranen door. ‘Ik weet het niet … ik denk dat iemand nadat ze me in elkaar hadden geslagen hem uit mijn zak heeft gehaald … ik kan het me niet echt herinneren.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik denk dat ze hem gewoon voor de lol uit het raam hebben geflikkerd, je weet wel …’ Voor het eerst keek hij naar mijn hoofdwond. ‘Ik weet niet wie hem gegooid heeft, Tom.’
‘Zou je het zeggen als je het wel wist?’
©VANIN
‘Ik denk het niet. Ik bedoel, je weet toch hoe het is …’
‘Ja …’
‘Het heeft geen zin.’
‘Wat niet?’
‘Proberen erachter te komen wie het gedaan heeft. Het maakt geen enkel verschil.’
‘Dat hoor ik steeds.’
‘Ja, nou … het is zo.’
Ik keek hem aan, in tweestrijd tussen medelijden en iets wat dicht bij minachting lag. Ondanks zijn stommiteit dat hij zich om te beginnen bij de Crows en de FGH had aangesloten, was het toch echt niet zijn schuld dat hij in elkaar was geslagen en dat zijn zus was verkracht. En ik begreep volkomen waarom hij geen namen wilde noemen en niet eens op straf uit was voor Lucy’s aanvallers en de zijne, maar hij had ongelijk dat het geen verschil uitmaakte. Misschien maakte het geen verschil wat betreft het ongedaan maken van wat Lucy en hem overkomen was, maar het pakken en straffen van hun overvallers zou weleens kunnen betekenen dat iemand anders hetzelfde bespaard zou blijven.
Maar hoe zit dat, vroeg ik mezelf af, dat je voor Ben bijna minachting voelt omdat hij weigert namen te noemen, maar je bij Lucy dat gevoel niet hebt?
Daar had ik geen antwoord op.
‘Vallen de Crows je nog steeds lastig?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet echt … wel waarschuwingen, je weet wel. Houd je mond, want anders … dat soort dingen.’
‘En de FGH?’
‘Hoezo de FGH?’
‘Ga je daar nog mee om?’
‘Nee.’ Hij keek me aan. ‘Je bent toch niks van plan, hè?’
‘Nee’, zei ik. ‘Nee, ik ben niks van plan.’
K. Brooks. iBoy. Amsterdam, De Harmonie
Een oorlogsverhaal: Ule
De woorden van memee blijven door mijn hoofd galmen, terwijl we zwijgend verder stappen. Maar dan houdt Guust het niet langer uit.
‘Zou memee ook muilentrekkers in die ransel hebben gestopt?’ vraagt de snoeper zich hardop af.
‘Dat zien we deze middag wel, als we stoppen om te eten’, antwoord ik.
‘We …’
De woorden blijven steken in mijn keel, wanneer ik opeens vanuit het bos achter het kasteel van Herlegem een groep soldaten in grijze uniformen zie opdagen. Heel even staan we alle vijf als aan de grond genageld en staren we als versteend naar het dozijn zwaarbewapende pinhelmen. Ik kijk vragend naar moe. Die is al even verrast en weet het ook even niet.
Vluchten heeft geen enkele zin. Die pinhelmen halen ons zo in.
‘Gewoon verder stappen’, zegt Dree. ‘Hopelijk negeren ze ons.’
Maar de pinhelmen lopen recht op ons af.
‘En ze verkracht’n de vrouw’n en de jonge meiskes!’
Een van de barbaren, een bonk van een kerel met een grote, gekrulde snor, roept ons iets in het Duits toe. Maar we doen alsof we hem niet horen en versnellen onze pas. Tot overmaat van ramp krijgt Bella uitgerekend nu weer een van haar kuren en zet ze haar zinnen op het gras aan de kant van de weg.
‘Vort, Bella!’ snauwt Dree.
Hij rukt met al zijn kracht aan het touw. Maar Bella verzet met moeite nog een poot. Drees ogen schieten razendsnel van links naar rechts, op zoek naar een stok. Maar die vindt hij niet.
De pinhelmen halen ons moeiteloos in. De krulsnor roept ons weer iets toe, waarop de anderen luid in de lach schieten. Hij loopt op Dree af, terwijl de aandacht van de andere soldaten vooral uitgaat naar moe en mij. Het angstzweet breekt me uit. Bolster blaft de vreemdelingen nijdig toe.
©VANIN
Krulsnor, duidelijk de leider, ziet er in zijn strak zittende, grijze uniform en ondanks het zware pistool, dat in een zwartlederen holster aan zijn broekriem bengelt, helemaal niet gewelddadig uit, integendeel. Hij lijkt zelfs een beetje op Polle Trompies. De bonk glimlacht ons vriendelijk toe, legt zijn hand op Bella’s rug en zegt iets wat ik niet versta. Misschien is hij ook wel een boer. En zegt hij dat hij thuis ook koppige koeien heeft en dat hij eens zal laten zien hoe hij die aanpakt. Hij steekt zijn hand uit en beduidt Dree hem het touw te geven. Dree aarzelt en kijkt naar moe. Maar veel geduld heeft de krulsnor blijkbaar niet. Hij grist het touw uit Dree zijn handen en geeft een teken aan een van zijn kompanen. Die stapt kordaat op moe af, graait op zijn beurt het touw uit haar hand en wandelt vrolijk Iachend met Stula weg. Nog een andere pinhelm, een kerel met ijzige, staalblauwe ogen en een klein, onnozel snorretje komt op me af en wil het touw uit mijn handen rukken.
‘Je moet altijd opkomen voor jezelf en je nooit laten doen. Nooit. Door niemand …’
Dus geef ik Mirza niet zomaar prijs en blijf het touw stevig vasthouden. Tot grote ergernis van de pinhelm, die me een ijskoude, hatelijke blik toewerpt. Ik kijk moe strak aan en schrik van de doodsbange blik in haar ogen. Haar gezicht is asgrauw. Bolster stopt met blaffen en gromt woest naar mijn belager. Zijn nekhaar komt dreigend overeind.
‘Lassen Sie diese Ziege, Adolf’, zegt de jongste van de bende pinhelmen.
Maar lJsoog negeert zijn jongere kompaan en blijft krachtig aan het touw rukken.
‘Laat dat touw los, Ule!’ zegt moe.
Dan gaat alles opeens erg snel. IJsoog duwt mij met zijn andere hand brutaal achteruit en rukt het touw bruusk uit mijn hand. Bolster aarzelt niet en zet, tot hilariteit van de andere pinhelmen, zijn tanden in de kuit van de bruut. De barbaar trekt zonder aarzelen zijn Lugerpistool, richt het op Bolster en haalt, voor wij goed en wel beseffen wat er gebeurt, de trekker over.
Het schot galmt als een donderslag over de velden en laat een vlucht kraaien krassend uit het korenveld opvliegen. Bolster ploft op de grond. Hij trekt nog een paar keer met zijn rechtervoorpoot, waarmee hij altijd om een hapje bedelt, en blijft dan roerloos liggen. Ik staar, compleet van slag, naar de almaar groter wordende bloedvlek onder zijn kop. Mijn maag keert zich binnenstebuiten. Ik moet kotsen, maar mijn keel zit helemaal dichtgeschroefd. Guust en Miel beginnen te huilen en lopen naar moe.
‘Godverdomse smeerlap!’ roept Dree de moordenaar toe.
Maar de rotzak gunt ons geen blik meer waardig en sjokt met Mirza de rest van de pinhelmen achterna.
Dree grist een steen van de grond.
‘Niet doen, Dree!’ gilt moe.
Maar haar waarschuwing komt te laat. De steen mist lJsoog op een haartje. De barbaar draait zich met een ruk om. Hij werpt Dree een vernietigende blik toe en trekt zijn pistool.
‘Nee...!’ schreeuwt moe.
IJsoog richt doodkalm zijn pistool op het voorhoofd van Dree. Die staart als gehypnotiseerd recht in de loop van het dodelijke pistool. Ik wil hem opzij duwen, maar mijn benen wegen opeens als lood.
Net wanneer de moordenaar de trekker overhaalt, maakt Mirza een gekke bokkensprong. De dodelijke kogel scheert rakelings boven Drees hoofd en boort zich een eind verder met een droge plof in de stam van een populier.
Krulsnor roept de schietgrage barbaar iets toe. Die aarzelt heel even. Niet meer dan een paar seconden, die eeuwen lijken te duren. Hij werpt Dree, die er als bevroren bij staat, nog een laatste ijskoude blik toe, stopt zijn pistool weer in de holster aan zijn broekriem, spuwt in het gras en voegt zich bij de anderen. Moe slaakt een zucht van opluchting, slaat haar armen om Miel en Guust en begint te beven over haar hele lichaam. Dree ziet lijkbleek en zakt als een smeltende sneeuwman in elkaar. Hij kijkt mij en moe onwezenlijk aan. Een kakgeur dringt mijn neus binnen. De pinhelmen verdwijnen in het bos achter het kasteel. De kraaien keren terug en strijken weer in het korenveld neer. Een vlieg landt op de neus van Bolster, terwijl het zand de bloedvlek onder zijn kop opzuigt. Ik loop tot bij moe, Miel en Guust en sla mijn armen om hen heen. In de verte blaft een hond.
M. de Bel. Ule. Antwerpen, Manteau
Een fantasieverhaal: De mysterieuze zolder
Caitlin was Nick de hele dag uit de weg gegaan. Daar had ze haar redenen voor, al hadden die weinig te maken met Nick maar alles met het voorwerp dat ze op zijn garageverkoop had gekocht.
De dag daarvoor, op zondagochtend, had ze haar kunstwerk willen creëren.
Ze deed haar vernielkleren aan, legde een dekzeil op de vloer van de garage en zette de arme, weerloze bandrecorder in het midden. Ze stapte op het apparaat af, woog de moker in haar handen en vroeg zich af hoeveel klappen ze zou moeten geven om het op precies de juiste manier te verminken.
Maar ze had nog nooit zo'n ouderwetse bandrecorder gebruikt en ze moest toegeven dat het ding haar intrigeerde. Zou hij het nog doen?
Er was nergens een snoer te zien, maar toen ze op AFSPELEN drukte begonnen de spoelen te draaien en gleed de band over de leeskop. Kennelijk was de band leeg.
Ze stopte met afspelen, plugde de microfoon in en drukte op OPNEMEN.
‘Test, test. Mijn naam is Caitlin Westfield. Test, test.’
©VANIN
Ze spoelde de band terug tot de teller weer op nul stond en speelde de opname af.
‘Test, test’, klonk haar stem door het draadrooster van de speaker. ‘Mijn naam is Caitlin Westfield en dit is zonde van m'n tijd.’
Ze hoorde het bijna niet, omdat ze, als ze eerlijk was niet goed had geluisterd en inderdaad had gedacht dat dit zonde van haar tijd was.
‘Dat is gek’, zei ze en trok de conclusie dat ze het verkeerd verstaan had. Ze speelde het nogmaals af en toen ze hetzelfde hoorde, besloot ze dat ze het inderdaad zo gezegd moest hebben. Wat kon er voor andere verklaring zijn?
Om dat definitief te bewijzen, drukte ze weer op OPNEMEN.
‘Test, test. Ik test dit stomme apparaat nog een keer, zodat ik het tenminste met een gerust hart aan barrels kan slaan.’
En toen ze het afspeelde zei haar stem: ‘Test, test. Ik test dit stomme apparaat nog een keer omdat ik anders hysterisch word.’
Nu werd Caitlin inderdaad bijna hysterisch.
Als er sprake was van een truc, kon zij er in elk geval geen verklaring voor bedenken. Haar hart begon
ongezond snel te bonzen. Ze drukte weer op OPNEMEN en terwijl de banden draaiden, bekeek ze het apparaat vanuit alle mogelijke hoeken, om te zien of er iets vreemds aan was.
Op dat moment ging haar mobieltje.
Ze haalde het uit haar zak en zag dat het Theo was. Haar vriendje had de neiging om op de meest ongelegen momenten te bellen. Ze zette de telefoon op de luidspreker en legde hem neer, zodat ze beide handen vrij had om de bandrecorder te onderzoeken.
‘Hé, Caitlin, met mij.’
‘Hoi.’
‘Wat ben je aan het doen?’
‘Kunstproject.’
‘O. We waren van plan met wat mensen naar het winkelcentrum te gaan. Misschien kunnen we naar die nieuwe horrorfilm gaan kijken.’
‘Lijkt me leuk, maar ik ben voorlopig nog wel even bezig’, zei Caitlin. ‘Kom je later langs?’
‘Ja, tuurlijk. Lekker samen chillen.’
‘Dag, Theo.’
‘Dag.’
Pas toen ze had opgehangen, besefte ze dat de bandrecorder nog draaide.
Ze drukte op STOP, staarde minstens een minuut lang naar het apparaat en weigerde te geloven dat ze dacht wat ze dacht … terwijl ze zich tegelijkertijd realiseerde dat, als wat ze dacht klopte, dit iets waanzinnigs was.
Ze spoelde de band terug tot '000' en drukte op AFSPELEN.
‘Hé, Caitlin, met mij.’
‘Hoi.’
‘Mij een zorg wat je aan het doen bent, maar je wilt natuurlijk dat ik het vraag, dus vooruit dan maar.’
‘Kunstproject... Alsof jij je interesseert voor de dingen die ik belangrijk vind.’
©VANIN
‘O. Ik wil namelijk niet als enige zonder vriendinnetje aan komen zetten als we naar het winkelcentrum gaan. Kunnen we Iekker zoenen tijdens de film.’
‘Klinkt vreselijk. Ik heb dit gesprek eigenlijk al afgesloten, maar je hebt kans dat ik me later zó stierlijk verveel dat ik het niet eens erg vind als je langskomt.’
‘Nou, oké. Dan kunnen we lekker zoenen.’
‘Dag, Theo.’
‘Hmm, ik vraag me af wat er te eten is.’
Kalm schakelde Caitlin het apparaat uit, wikkelde het in het dekzeil, sjouwde het hele geval naar buiten en gooide het in de vuilniscontainer.
Vervolgens ging ze naar haar slaapkamer, deed de gordijnen dicht en trok de dekens over haar hoofd. De recorder bleef wel anderhalf uur in de vuilniscontainer liggen voor Caitlin hem er weer uithaalde en meenam naar haar kamer. Het ding kapotslaan was niet meer aan de orde. Ze wist niet wat het apparaat was of waarom het deed wat het deed, maar één ding was duidelijk - op de een of andere manier veranderde die oude bandrecorder de dingen die je zei in de dingen die je dacht. En meer dan dat: het groef nog dieper en onthulde wat je voelde, al besefte je zelf pas wat je gevoeld had als je de opname beluisterde.
N. Shusterman & E. Elfman. De mysterieuze zolder. Houten, Van Holkema & Warendorf
1 Wat vind jij leuk aan het fragment?
2 Wat vind je niet leuk aan het fragment?
3 Zou je het boek willen lezen? Waarom wel/niet?
4 Welke typische zaken voor dat genre heb je in het fragment ontdekt?
5 Heb je in het fragment ook zaken ontdekt die voor een ander genre kenmerkend zijn? Welke?
OPDRACHT 4 Stel een leesprofiel op
Markeer per lijn één item. Wissel daarna je blad met een klasgenoot. Zoek een perfecte boekenmatch voor dat leesprofiel op www.boekenzoeker.org. Gebruik eventueel de minihandleiding bij het onlinelesmateriaal.
Je leesprofiel
dikke boeken / dunne boeken fictie / non-fictie geloofwaardig / ongeloofwaardig hoofpersoon = een jongen / hoofdpersoon = een meisje / hoofdpersoon = een dier hier en nu / historisch / sciencefiction / oorlog / fantasie / griezel grappig / ernstig / echt gebeurd om lekker bij weg te dromen / om over na te denken / om mee op onderzoek te gaan
Boekenmatch
Ik koos voor dit boek: omdat
OPDRACHT 5 Lees deze teksten.
1 Tot welk genre behoren deze verhalen? Leg ook uit waarom je voor een bepaald genre kiest.
Ontmoet Sally Jones, de ster van dit verhaal. Toegegeven, ze is een gorilla, maar wat voor één. Spreken kan ze niet, maar verder is Sally Jones een bijdehante machiniste op de ‘Hudson Queen’. Wanneer haar scheepsmaatje, de Chief, onterecht in de gevangenis belandt, doet Sally Jones alles wat ze kan om zijn onschuld te bewijzen. Ook wanneer dat betekent de wereld rondreizen om een zekere verdachte op te sporen. Het wordt alleszins een spannend, vaak hachelijk avontuur.
J. Wegelius. Moordaap. Hasselt, Clavis
genre:
De veertienjarige Sel is samen met zijn vriend Mon bagagedrager voor de passagiers van de drukke veerboot tussen Antwerpen en Sint-Anneke. Na een ruzie tussen de twee wordt Mon bewusteloos teruggevonden en wordt Sel verdacht van de aanslag. De échte daders vinden, is niet eenvoudig. Maar met de hulp van Katrien, de mooie dienstmeid van een rijke advocaat, komt Sel een smokkelbende op het spoor.
H. van de Velde. Het mysterie van de smokkelaar. Leuven, Davidsfonds/Infodok
genre:
Als Dashiells ouders geen topwetenschappers waren, was hun gezin niet uitgekozen om op de eerste maanbasis te gaan wonen. Als Dashiell niet op de maan had gewoond, had hij die avond niet van dat smerige ruimtevoedsel moeten eten. Als Dashiell niet midden in de nacht met krimpende buikpijn op de ruimte-wc had gezeten, had hij niet per ongeluk het gesprek van professor Holtz kunnen afluisteren. Als Dashiell niet had gehoord over de ontdekking van professor Holtz, had hij nooit geweten dat professor Holtz die nacht géén natuurlijke dood stierf, maar vermoord werd.
S. Gibbs . De maan-zaak. Houten, Van Holkema & Warendorf
genre:
Een meisje wordt geboren nadat een storm het koninkrijk van haar ouders weggespoeld heeft. Ze gaat door het leven op stelten, nooit met beide voeten op de grond, en ziet met lede ogen haar ouders langzaamaan doorzichtig worden. Op wankele hoogte heeft de toekomstige koningin ook een zicht op haar eigen toekomst; haar gave toont haar een toekomst zonder ouders en zonder land ...
P. Verrept. De koningin zonder land. Wielsbeke, De Eenhoorn
genre:
©VANIN
2 Vergelijk nu met je buur. Heb je dezelfde oplossing? Wat is anders? Probeer samen tot een oplossing te komen. Discussieer over je keuze en probeer samen tot een besluit te komen.
Jeugdliteratuur – genres
Jeugdliteratuur is literatuur die speciaal voor jongeren geschreven is. Die boeken gaan dikwijls over onderwerpen die jongeren erg aanspreken. Afhankelijk van het thema van het boek kun je verschillende genres onderscheiden.
Voorbeelden van genres:
• Het hier-en-nu-verhaal speelt zich af in onze tijd; alle gebeurtenissen zijn uit het leven gegrepen.
• Het historisch verhaal speelt zich af in een bepaalde periode in het verleden en gebruikt op een geloofwaardige manier elementen uit die tijd.
• Het oorlogsverhaal gaat over oorlog en de gevolgen ervan op mensen en hun omgeving.
• Het fantasieverhaal is volledig verzonnen. Er komen dikwijls magische wezens in voor of gebeurtenissen die niet echt kunnen gebeuren.
• Het sciencefictionverhaal speelt zich af in de toekomst of in een tijd waarin de wetenschap al ver vooruit is. Andere planeten, ruimtewezens en tijdreizen zijn items die geregeld aan bod komen.
• Het griezelverhaal zorgt voor een hoge dosis spanning en gaat over zaken die ons schrik aanjagen, zoals geesten, monsters, zombies …
• Het dierenverhaal is een verhaal waarin dieren een hoofdrol spelen. Dikwijls krijgen ze menselijke eigenschappen aangemeten.
• Het detectiveverhaal is een verhaal waarin een moord, verdwijning of andere misdaad opgelost moet worden.
• Het sprookje is een verhaal waarin een held voor een probleem komt te staan en dat moet oplossen. Een sprookje begint dikwijls met de woorden ‘Er was eens …’ en eindigt met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
In een verhaal van een bepaald genre kunnen ook elementen voorkomen uit andere genres.
©VANIN
Je kunt:
• een aantal genres opsommen binnen de jeugdliteratuur;
• kenmerken geven van deze genres: hier-en-nu-verhaal, historisch verhaal, oorlogsverhaal, fantasieverhaal, sciencefictionverhaal en griezelverhaal;
• je leeservaring verwoorden bij een bepaald genre;
• je leesvoorkeur verwoorden.
Genre zoekt auteur
Je wordt auteur voor één dag.
orIëNtereN o vur
1 Werk in groepen. Gooi de dobbelsteen en markeer met welk genre je groep aan de slag zal gaan. = hier en nu = historisch = griezel = sciencefiction = oorlog = fantasie
2 Je wordt auteur voor één dag. Je krijgt een bepaald genre toegewezen. Met welke elementen zul jij rekening houden?
©VANIN
voorbereIdeN
o v ur
3 Leg de placemat in het midden van de tafel. Elke leerling neemt plaats bij één vak van de placemat. Het middelste vak laat je open. Bij elk vak hoort een andere opdracht. Je voert de opdracht uit van jouw vak.
Personage: bedenk een personage dat past bij het genre dat jij toegewezen kreeg. Geef dat personage een naam en beschrijf het personage met minimaal acht en maximaal tien sleutelwoorden. Als je voldoende tijd hebt, kun je ook een schets maken.
Tijd: in welke tijd zal jouw verhaal zich afspelen? Beschrijf met minimaal acht en maximaal tien sleutelwoorden. Als je voldoende tijd hebt, kun je ook een schets maken.
Ruimte: waar zal jouw verhaal zich afspelen? Beschrijf die plaats met minimaal acht en maximaal tien sleutelwoorden. Als je voldoende tijd hebt, kun je ook een schets maken.
Gebeurtenis: beschrijf één belangrijk moment / één belangrijke gebeurtenis uit jouw verhaal in minimaal acht en maximaal tien sleutelwoorden. Als je voldoende tijd hebt, kun je ook een schets maken.
4 Bedenk een goede titel voor je verhaal. Schrijf die in het middelste vak van de placemat.
uItvoereN
ov u r
5 Alle placemats liggen verspreid in het klaslokaal. Wandel door alle verhalen. Kun je achterhalen bij welk genre ze horen? Vul de titels in op de juiste plaats in de tabel.
hier-en-nu-verhaal
historisch verhaal
fantasieverhaal
griezelverhaal
sciencefictionverhaal
oorlogsverhaal
ovu r reflectereN
6 Je beoordeelt de placemat van een andere groep.
In orde Je traject naar succes jij
Je zorgt voor een originele titel.
Het personage hoort thuis bij het genre én past bij de beschreven tijd en ruimte.
De beschrijving van tijd en ruimte past bij het genre.
De gebeurtenis bevat voldoende elementen die bij het genre passen.1 2 3 4
Werkpuntje voor jezelf:
Uitdaging: Spring de vakantie in
Maak je eigen moodboard in vakantiestijl.
orIëNtereN o vur
1 Bekijk deze foto’s. Heb je zelf ook zo’n foto? Bespreek wat je ziet.
2 Werk per twee. Zoek op het internet waar je die bezienswaardigheden vindt. Duid hun naam aan op een k aart.
Welke leesstrategie heb je toegepast om de antwoorden te vinden?
uItvoereN
3 Kies samen een van de bezienswaardigheden waarover je meer te weten wilt komen.
4 Zoek een betrouwbare website over die bezienswaardigheid. Noteer de gegevens en zoek vijf moeilijke woorden.
5 Wat zou jij je klasgenoten over de bezienswaardigheid willen vertellen? Werk verder op een apart blad.
a Noteer acht kernwoorden.
b Schrijf een onderschrift (een of twee zinnen) bij de foto waarin je de belangrijkste info vermeldt.
c Knip jouw foto uit en noteer het onderschrift erbij.
d Noteer op de achterkant van de foto de bron die je gebruikt hebt.
reflectereN
6 Hoe ging het?
ovu r
In orde Je traject naar succes
De informatie in je onderschrift is correct.
Je onderschrift past bij de foto.
Je onderschrift bevat waardevolle info voor een toerist.1
Je gebruikt een correcte spelling.
Werkpuntje voor jezelf:
Werkpuntje voor je klasgenoot:
Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:
• dit gaat vlot:
• dit vraagt training: o v ur voorbereIdeN ov u r
De laatste ronde
OPDRACHT 1 Zoek een gepast woord of een uitdrukking bij de afbeelding.
Bij deze afbeeldingen hoort een woord of een uitdrukking uit het verhaal ‘Bevroren’ van Evelien De Vlieger. Plaats die onder de afbeelding. Verklaar dat woord of die uitdrukking.
©VANIN
OPDRACHT 2 Gebruik die woorden of uitdrukkingen.
Verzin een nieuwe, duidelijke context, die voldoende ruim is en waarin je het woord of de uitdrukking gebruikt.
OPDRACHT 3 Evelien De Vlieger besteedt veel aandacht aan taal. Hoe zegt de auteur het in het verhaal?
Herschrijf de zin met de woorden die de auteur in de tekst gebruikt heeft.
1 Joren stond stevig klaar vlak bij de diepte die hij onder zich zag.
2 Arend wilde er heel snel een einde aan maken.
3 Hij liet zich niet beïnvloeden door Jakala die lief deed.
De laatste ronde
4 Mag ik even heel wat negatieve dingen over je vertellen?
5 Zijn jouw oren verstopt?
OPDRACHT 4 Pictionary of uitbeelden: raad de woorden. Gebruik de vijf uitdrukkingen telkens in een nieuwe context die minstens drie zinnen bevat. Werk op een apart blad.
1 Werk in kleine groepjes.
2 Kies uit opdrachten 1 en 3 een uitdrukking of een woord.
3 Beeld dat woord uit of probeer het te tekenen op het bord in de klas.
4 De anderen raden.
5 Je mag niets vertellen.
OPDRACHT 5 Vervang wat onderstreept is door een ander woord dat je leerde. Herschrijf de zin als dat nodig is.
a Mijn k leine broertje kan echt niet zonder zijn knuffelbeertje.
b In het centrum van de stad liepen de betogers plots op een muur van politieagenten die hen de doorgang belemmerden.
©VANIN
c Na de aanslagen ging het nieuws als een vuur tje de wereld rond en overal hadden de personen die bepaalden wat op welke plaats in de krant komt de handen vol.
d Dat roddelblaadje gebruikte zomaar foto’s van een familievakantie van de eerste minister, wat toch wel een schending is van de gegevens uit de persoonlijke levenssfeer van mensen.
e Maar liefst drie rechtsgeleerden vertegenwoordigden de beschuldigde arts. Hij maakte zware fouten tijdens de operatie.
f Het nieuwe voetbalstadion van Tottenham Hotspur in Londen is een heel modern, maar ook een bijzonder groot bouwwerk.
g Mijn grootouders hebben al vijftig jaar niets meer veranderd aan het interieur van hun woning en ze geven toe dat het er toch een beetje verouderd uitziet. Even opfrissen zou welgekomen zijn!
h Eerlijk? Op een circuit met een formule 1-wagen enkele rondjes rijden plaats ik bovenaan het rijtje dingen dat ik ooit nog eens wil doen.
i De voorbijgangers stonden vaak even stil en keken naar de artiest die een ongelooflijke krijttekening op de grond maakte.
De laatste ronde
OPDRACHT 6 Vul de zinnen aan met een passend woord.
1 Dat is een groot pretpark. Je kunt er wel dagen in vertoeven!
2 Op mijn staat een luchtdoop helemaal bovenaan. Wat zou ik graag een parachutesprong maken.
3 Er is een enorme fout gebeurd in die firma bij de verwerking van groenten. We geven de zaak in handen van een
4 Die foto’s toon ik niet aan iedereen. We moeten de toch respecteren, hoor.
5 Het voorstel om iedereen loonsverhoging te geven op heel wat onbegrip van de directie van het bedrijf.
OPDRACHT 7 Ontcijfer de anagrammen. Schrijf het woord dat je vindt in de rechterkolom.
tederdage wachsunanoe tacrudeer knervocht beenluit
©VANIN
OPDRACHT 8 Heb je een idee hoe het verhaal ‘Bevroren’ verder zou kunnen verlopen?
1 Eerst werk je individueel: bedenk elk zelf één spannend moment dat volgend op het verhaal kan gebeuren.
2 Ga in k leine groepjes aan de slag en leg je ideeën samen.
3 Werk samen een vervolg uit op het fragment dat niet langer dan één pagina is.
4 Lees het verzonnen vervolg op het verhaal voor.
5 Kies een vijftal goedgekozen dia’s of afbeeldingen die naar jullie mening passen bij de sfeer van het fragment.
6 De luisteraars kunnen die beelden tijdens het voorlezen bekijken.
7 Laat ze in een passende volgorde zien.
8 Houd rekening met alle aandachtspunten voor spreken die je al leerde in de vorige delen.