BLOK 1
Les 1 Kennismaking
p. 8
Les 2 Vragen over communicatie
p. 11
Les 3 Gevoelens in een ik-boodschap
p. 16
Les 4 Je voorbereiden op een luistertaak
p. 23
Les 5 Over teksttypes en hun kenmerken
p. 26
Les 6 Genieten van verhalen
p. 29
Les 7 Verschillen in taalgebruik
p. 37
Les 8 Mailen naar een leraar
p. 44
Les 9 Hoofdletters (contractwerk)
p. 49
Les 10 Oefenen met instructiewoorden
p. 55
Woord- en spelcocktail
p. 57
Woordverklaringen
p. 63
Zelftoets
p. 67
Blok 1 - Les 1
7
LES 1 Kennismaking
1 Kennismaken via een gedicht OPDRACHT 1
Lees het gedicht.
Boeekkje Bo je oppeen Ho H oe ga ga ik op openn alss een en bo oeekk?? IIkk wiill meezzel elf eeeens ns lez e een n, blad bl deerren en en ki kijjkken en hoev ho evee eel ppaagi g na na’s ’s ik tteel. el.l. Off ik eeeen spro O ssp pro roo okkje kjee ben en of mee of eer er ee een ssttud udie iebo iebo boeekk. Zo Z ou ikk mijij kop open en? Leene nen bbiij de de bieebb?? Alllee A leeeen n sti tieekkeem m leezzeen n hho oe ikk aflfloo oop eenn zaacchtje oo htjjees ht teru te ruggzzet rugz ettteen in ette in de ka kast st? Ted vvaan LLiieesshho Te out ut
1 Als jij een boek was, wat voor een boek zou je dan zijn? Kruis aan (meer dan één kruisje mag). romantisch humoristisch horror sprookjesachtig fantasierijk avontuurlijk dierenverhaal vol informatie 2 Zou je een dik of een dun boek zijn? Welk verhaal uit je leven moet er zeker in? 3 Wat zou er op de boekkaft staan? 4 Zou je de laatste pagina van je boek al willen lezen?
Woordverklaring
8
Blok 1 - Les 1
gevaarlijk; je kunt het einde avontuurlijk = spannend, niet voorspellen
2 Tien woorden over jezelf OPDRACHT 2
Dit is Ellen. Deze elf woorden beschrijven haar perfect.
1 Wat zou de link zijn tussen Ellen en ‘regen’?
REGEN
KONIJN
TROETELBEESTJES
PIANO SNOEPJES KABELJAUW
SPORTPALEIS
BALLET KOPPIG
WATERSKI
BAD BOYS
2 Beschrijf jezelf in tien kernwoorden, net zoals Ellen.
Maak hier een smiley van jezelf! Blok 1 - Les 1
9
OPDRACHT 3
Speel het memospel. Spelregels:
1 Je krijgt tien minuten om de tien woorden van de andere leerlingen te bekijken. Onthou zo veel mogelijk info. 2 De leraar haalt de blaadjes weg. Hij verdeelt de klas in twee groepen. 3 Een leerling uit groep 1 neemt plaats op een stoel vooraan in de klas. 4 De leerlingen van groep 2 proberen in één minuut zo veel mogelijk woorden van de persoon vooraan te raden. 5 Elk geraden woord is een punt waard. Let op! Herhaal je een woord, dan gaat er een punt af. Luister dus goed en roep niet door elkaar. 6 Keer de rollen om: een leerling uit groep 2 neemt vooraan plaats. De leerlingen uit de andere groep proberen nu punten te sprokkelen. 7 De leraar is jury en bepaalt hoeveel rondes jullie spelen. OPDRACHT 4
Wat leer je bij Nederlands? Geef voorbeelden uit deze les! schrijven: lezen: kijken: luisteren: spreken: taalbeschouwing: genietend lezen:
LEREN
Tijdens de les Nederlands bestudeer en gebruik je onze Nederlandse taal. Je besteedt aandacht aan schrijven, lezen, spreken, luisteren, kijken, taalbeschouwing en genietend lezen.
KUNNEN
Wat moet je kunnen? - jezelf in ‘termen’ (woorden) voorstellen; - luisteren naar je klasgenoten; - vertellen waar jij aan denkt bij ‘taal’, bij Nederlands.
10
Blok 1 - Les 1
Woordverklaring enken over taal de taalbeschouwing = nad
LES 2 Vragen over communicatie
1 Ken je de context al? OPDRACHT 1
In de lagere school leerde je deze vragen bij een communicatiesituatie al.
1 Kun je ze toepassen op dit huilend kind? Vragen bij een communicatiesituatie
Het antwoord zegt iets over
1
Wie zegt/schrijft iets?
de zender
2
Wat zegt/schrijft hij/zij?
de boodschap
3
Voor wie is het bedoeld?
de ontvanger
4
Met welke bedoeling zegt/schrijft iemand dat?
het doel
5
Via welke weg en met welke middelen verloopt de communicatie?
het kanaal
6
Wat is het resultaat?
het effect
Bij deze foto is dat ...
Veranderen de antwoorden als je de situatie, de omstandigheden ( = de context) beter begrijpt?
2 Bekijk deze vijf communicatiesituaties en beantwoord de vragen. a Wie is de zender bij afbeelding 1? b Wat is de boodschap bij afbeelding 2? c Wie is de ontvanger van afbeelding 3? d Wat is het doel van afbeelding 4? e Wat is het effect van het gedicht (nr. 5)?
TM MF - TV GIDS 19 mei 2013
Woordverklaring = situatie waarin informatie de communicatiesituatie wordt uitgewisseld
Tijd d
Show Titel
18:00
South Park
18:30
Dag Top 5
19:00
Your Take
19:20
Pop Up Video
20:00
Ultratip 30
20:40
Music Fact
21:30
Pop Up Video
22:00
Photochat
23:00
South Park
23:30
Essentieel Belgisch
Show beschrijvin ng
Naar: www.gva.be N Naa
Blok 1 - Les 2
11
Uit: Het Nieuwsblad
IGLO TENT (lichtgewicht) met hordeur en dakventilatie. De tent is zeer eenvoudig op te zetten. Inclusief gekoppelde glasfiber tentstokken, haringen en scheerlijnen in een handige draagtas. De afmetingen zijn 200 cm x 145 cm, (tweepersoonstent). Prijs 29,99 euro.
Gepest Tegen ’t raam van de veranda met m’n neus, m’n wangen nat, wéér gepest op school, eerst Johan, dan de hele klas zowat. Ik was zo boos, wat zeg ik, woedend! Maar ik zei niks. Kon ik maar! En weer thuis, toen dacht ik stiekem: kreng! En pestkop! Leugenaar!
OPDRACHT 2
Ik kijk zomaar wat de tuin in, kouwe biefstuk op m’n bord. Ja, hier sta ik dan, zo droevig dat het bijna prettig wordt. André Sollie
Voor één afbeelding uit de vorige opdracht beantwoord je deze zes communicatievragen. Doe dit voor nummer … 1 zender 2 boodschap 3 ontvanger 4 doel 5 middel/kanaal 6 effect Woordverklaring
12
Blok 1 - Les 2
hting (via het dak) de (dak)ventilatie = verluc inclusief = inbegrepen
2 Met welk doel doe je dit? OPDRACHT 3
Bestudeer de afbeeldingen. Welk doel heeft de zender? En met welk doel ‘leest’ de ontvanger deze boodschappen? Hebben ze het gewenste effect op jou? Vul de tabel aan.
Foto
Doel zender
Leesdoel ontvanger
Effect?
1 2 3
Uit: D e Telegraaf
Blok 1 - Les 2
13
OPDRACHT 4
Lees jij altijd om je te ontspannen?
1 Met welk doel lees je - de treinregeling? - een filmbespreking? - een spannend boek? - een bouwplan van LEGO? - een strip? 2 Combineer drie woorden met elkaar en vind de drie tekstdoelen. Benoem die ook. krant strip
reclamefolder liefdesbrief
bijsluiter
Wikipedia
staaltje parfum
mop
verkiezingskrantje
Leesdoel 1:
Leesdoel 2:
Leesdoel 3:
LEREN
Bij communicatie wil een zender zijn boodschap overbrengen op de ontvanger. Hij moet dat doen via een geschreven tekst, met zijn gezichtsuitdrukking, met een gesproken mededeling, met een gebaar of … Slaagt de zender in zijn opzet, dan bereikt hij het gewenste effect bij de ontvanger. Om de communicatiesituatie goed te begrijpen, moet je de context kennen. Communiceren doe je niet zomaar. De zender heeft een doel voor ogen, soms zelfs meer dan één. Hij wil de ontvanger informeren, overtuigen, ontroeren of ontspannen. Doet hij dat met een tekst, dan spreek je van het tekstdoel. Als hij daarvoor een gesproken boodschap gebruikt, dan heb je een spreekdoel. Ook de ontvanger leest of luistert met een doel (leesdoel, luisterdoel): ook hij wil bijvoorbeeld informatie zoeken, of zich ontspannen en laten ontroeren. Of hij zoekt argumenten die hem kunnen overtuigen.
14
Blok 1 - Les 2
KUNNEN
Wat moet je kunnen?
- vragen stellen over de communicatieve situatie (wie, wat, aan/voor wie, waarom, hoe); - leesdoelen, tekstdoelen formuleren; - de begrippen zender, ontvanger, boodschap, kanaal, effect, doel kunnen omschrijven.
Blok 1 - Les 2
15
LES 3 Gevoelens in een ik-boodschap
HERHALEN
Ken je het nog? - zender, boodschap, ontvanger
1 Wat voelt hij of zij? OPDRACHT 1
Voel je je blij, bang of boos?
1 Plaats woorden die ongeveer hetzelfde betekenen in de juiste kolom. De vierde kolom gebruik je voor andere gevoelens. Kies uit: ongerust, vertederd, gespannen, zenuwachtig, ontgoocheld, dankbaar, enthousiast, woedend, gelukkig, benieuwd, opgewekt, verwonderd, kwaad, verlegen, angstig, vernederd, onzeker, eenzaam, onverschillig, bezorgd, ontspannen, opgelucht, ontroerd, nieuwsgierig, zelfverzekerd. Blij
Bang
Boos
Ander gevoel
Woordverklaring
16
Blok 1 - Les 3
je niet, je hebt er geen onverschillig = het raakt gevoelens bij behandelen dat hij zich vernederen = iemand zo minder voelt esteld; je had veel meer ontgoocheld = erg teleurg verwacht ens zacht, warm en stil van vertederd = je wordt erg goed afgelopen is iets opgelucht = blij omdat
2 Lees de twee fragmenten uit Brams dagboek. Noteer wat Bram voelt. Fragment 1
Na een waardeloze zomervakantie kijkt Bram eigenlijk wel weer uit naar een nieuw schooljaar. Hij heeft er zin in en wil alle vakantie-ellende zo snel mogelijk vergeten. Het schooljaar begint goed: op dag één geeft hij de KaasTik door aan Jeremy. Maar al snel voltrekt zich de ene ramp na de andere. Dieptepunt is de dag dat Bram zich per ongeluk verstopt in de meisjestoiletten … Hoewel hij die vernedering graag onder de pet wil houden, verspreidt zo’n verhaal zich nogal gemakkelijk op school. Zo fijn is het nieuwe schooljaar dus ook weer niet! Hoe overleeft Bram dit jaar? Achterplattekst van Het leven van een loser, Vette pech, Jeff Kinney
Gevoelens van Bram: Eerst:
Dan: Fragment 2
Al word ik helemaal gek van Max, ik heb ook één reden om blij met hem te zijn. Sinds Max kan praten, dwingt Rick mij niet meer om de chocoladerepen te verkopen voor de inzamelingsacties van zijn klas. En geloof me maar, daar ben ik echt heel dankbaar voor.
Uit: Jeff Kinney, Het leven van een loser
Blok 1 - Les 3
17
Gevoelens van Bram: Vroeger:
Nu:
2 Wat voel ik? Wat voel jij? OPDRACHT 2
Gebruik de woorden uit de vorige opdracht.
1 Hoe voel jij je als … a een klasgenoot zonder te vragen een gom uit je pennenzak neemt?
b een vriend 20 minuten later dan afgesproken opdaagt?
c een leraar je onterecht van spieken beschuldigt?
2 Wat zou je dan zeggen? Zegt elke leerling van de klas dat op dezelfde manier? Vul het schema voor elke situatie op twee verschillende manieren aan. a Het gom-incident: Spreekdoel = De zender
De ontvanger
De boodschap
bv. Sien
bv. Liam
bv. ‘Schatje, heb je mijn gom weer gepikt?’
Woordverklaring
18
Blok 1 - Les 3
em, een storend of het incident = een proble gevaarlijk voorval
b Het telaatverhaal: Spreekdoel = De zender
De ontvanger
De boodschap
De ontvanger
De boodschap
c De spiekbeschuldiging: Spreekdoel = De zender
3 Communicatie met effect? OPDRACHT 3
Je kunt vloeken om je gom terug te krijgen. Of smeken. Maar heeft elke boodschap wel het juiste effect? Onderzoek dat voor de boodschappen die je noteerde bij opdracht 2.
LEREN
Spreek met een ik-boodschap. Die zorgt ervoor dat de ontvanger jouw kant van de zaak beter begrijpt. Zo zal hij/zij meer begrip opbrengen voor je boodschap. Een goede ik-boodschapper kan vlot zijn/haar gevoelens onder woorden brengen, voelt zich sterker en zelfzekerder. De anderen zijn sneller bereid om dingen uit te praten.
Blok 1 - Les 3
19
DOEN
Hoe doe je dat? Stap 1
Maak jouw gevoelens/probleem duidelijk en gebruik daarbij het woord ‘ik’: Ik vind het echt vervelend …
Stap 2
Zeg wat de oorzaak is van die gevoelens: … dat je zomaar mijn spullen pakt zonder te vragen,
Stap 3
Zeg waarom je je zo voelt. Geef de reden: want wanneer ik ze nodig heb, zijn ze nergens te vinden.
Stap 4
Zeg wat je wilt dat er gebeurt om het probleem op te lossen: los Ik zou graag willen dat je het me eerst vraagt vanaf nu.
Naar: Haal de grrr uit je agressie
OPDRACHT 4
Oefen de ik-boodschap met deze spreekopdracht
OPDRACHTOMSCHRIJVING
Omcirkel jouw situatie:
Je leraar geeft je een vervelende situatie waarvoor jij een ik-boodschap formuleert.
1. Jij mag van je broer/zus niet aan de pc zitten ook al is het jouw beurt. 2. Op woensdagmiddag is het heel druk in de bibliotheek. Iedereen wacht zijn beurt af. Een jongen gaat plots voor jou staan. 3. Je moeder vindt je kamer erg rommelig. Je moet die onmiddellijk opruimen. Jij hebt geen zin nu, want je wilt je favoriete game spelen. 4. Je leraar deelt een toets uit met vragen die niet bij de opgegeven leerstof horen. Niemand kent het antwoord. 5. Je broer kijkt al een uur naar flauwe kinderprogramma’s. Jij wilt wel eens iets anders zien.
Je doel? De ontvanger overtuigen van jouw standpunt. Werkwijze Je kunt het spreekkader gebruiken bij de voorbereiding, maar lees niet af tijdens de spreekopdracht. Je zult spreken in kleine groepjes van leerlingen met dezelfde opdracht. Om beurt formuleer je je ik-boodschap. Evaluatie Je beoordeelt jezelf en de anderen aan de hand van de evaluatiefiches.
Woordverklaring
20
Blok 1 - Les 3
eling; soms worden er de evaluatie = de beoord punten gegeven
SPREKEN
Ik vind het (gevoel) dat je (gedrag)
Daardoor / omdat (gevolg)
Daarom zou ik willen dat
1
Nog niet beginnen! De OVUR- fiche SPREKEN helpt je om een beter resultaat te halen. Neem ze erbij en overloop met de leraar de vragen bij OriĂŤnteren. Nu pas ben je klaar om aan je opdracht te beginnen! Succes!
= onvoldoende (1) Evaluatiefiche 1 medeleerlingen
Gevoelens in ik-zinnen
= voldoende (2) Vier stappen
Stemvolume
= goed (3) Tempo
EVALUEREN
Effect
Naam:
/15 Naam:
/15 Naam:
/15 Naam:
/15
Blok 1 - Les 3
21
EVALUEREN
Evaluatiefiche 2 zelfevaluatie
Naam: Klas:
Nr.
= onvoldoende (1) = voldoende (2) = goed (3) A Voorbereiding
Opmerkingen en tips
1 Wist ik precies wat ik moest doen? 2 Heb ik alle stappen van de voorbereiding doorlopen? 3 Vulde ik het spreekkader in? B Specifieke evaluatiecriteria 4 Ik gebruikte ik-zinnen met gevoelens. 5 Ik volgde de vier stappen. 6 Ik heb het gewenste effect bereikt. C Algemene e valuatiecriteria 7 Ik sprak voldoende luid. 8 Ik sprak niet te snel of te traag. Waarop let ik de volgende keer?
Resultaat: /15
Wat moet je kunnen? - je gevoelens verwoorden; - een ik-boodschap formuleren in verschillende situaties; - de OVUR-werkwijze toepassen; - een synoniem of verklaring geven voor woorden die gevoelens uitdrukken; - de voordelen van een ik-boodschap opsommen.
22
Blok 1 - Les 3
KUNNEN
LES 4 Je voorbereiden op een luistertaak
1 Een experiment OPDRACHT 1
1
Wat levert onvoorbereid luisteren op?
1 Doe het experiment en volg de instructies van je leraar. 2 Dat kan beter! Neem de OVUR-fiche LUISTEREN en zoek antwoorden op de oriënteringsvragen. 3 Vul nu dit schrijfkader aan.
SCHRIJVEN
Op deze school hebben de leerlingen elke dag (behalve woensdag) lesuren. Op woensdag zijn er lesu het
en het
lesuren. ‘s Morgens is er een pauze tussen
lesuur.
De middagpauze begint na het
lesuur. Het
lesuur is het
eerste lesuur na de middag.
4 Dit is een luisteropdracht. Hoe pakte je vroeger zo’n opdracht aan? Welke tips kreeg je mee van de leraar of van je klasgenoten? Noteer hier twee tips. Tip 1:
Tip 2:
Woordverklaring ef, test het experiment = een pro wat je precies moet doen ht, de instructie = de opdrac
Blok 1 - Les 4
23
5 Dit zijn de vakken in de school voor avonturiers. Welke vakken had je al voorspeld? Bij welk vak kun je je niks voorstellen? 2 uur
EHBO (eerste hulp bij ongevallen)
EHBO
2 uur
kaartlezen
KL
2 uur
overlevingstechnieken
OT
5 uur
Frans
FR
1 uur
teletijdles
TT
2 uur
reactietraining
RT
1 uur
seinen
SN
5 uur
Nederlands
NE
2 uur
tent opzetten
TO
2 uur
rugzak pakken
RP
4 uur
routeberekening
RB
4 uur
passiebeleving
PB
6 Luister aandachtig en vul het lessenrooster in.
Maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
Woordverklaring
24
Blok 1 - Les 4
die houdt van spannende de avonturier = iemand gebeur tenissen e voor iets of iemand de passie = heel sterke liefd
2 Wat leert het experiment je? OPDRACHT 2
1
Bespreek je luisterervaring met deze vragen.
1 Wat liep vlot tijdens de luisteropdracht? Schrijf ĂŠĂŠn positief punt op.
2 Noteer een moeilijkheid die je tijdens het luisteren ondervond.
3 Bedenk er zelf een oplossing voor.
4 Met de correctiesleutel controleer je wat je goed en verkeerd invulde. / 32 Je score: Had je dit resultaat verwacht?
LEREN
Een goede voorbereiding bij luisteropdrachten helpt om je luisterdoel te bereiken. Als luisteraar mag je niet verstrooid zijn of je mist de boodschap. Je luistert gericht en haalt de nodige informatie uit de tekst
Wat moet je kunnen?
KUNNEN
- tips formuleren om een luistertaak aan te pakken; - informatie uit de tekst halen tijdens het luisteren; - een kader (lessenrooster) invullen; - jezelf goede voorbereidingsvragen stellen voor je aan een luisteropdracht begint; - je luisterprestatie beoordelen met reflectievragen.
Blok 1 - Les 4
25
LES 5 Over teksttypes en hun kenmerken
HERHALEN
Ken je het nog? - tekst- en leesdoelen - speel- en luisterdoelen
1 Verschillende types OPDRACHT 1
Wat las je vandaag al?
1 Maak een woordspin op het bord. 2 Een sms of een krantenbericht lees je misschien dagelijks. Andere teksttypes kom je minder vaak tegen. Herken je ze? Vul het antwoordkader in. Kies uit: inhoudsopgave, cartoon, handleiding, cover, grafiek, register, bijsluiter, lezersbrief, recept, filmbespreking. Nummer
Teksttype
1 2 3 4 5
Uit: Pienter Pienter, Van In
Uit: At Atlas, tlass, Va tlas Van an In
Woordverklaring
26
Blok 1 - Les 5
t overzichtelijke lijst van wa de inhoudsopgave = een staat er in een boek of tijdschrift trefwoorden achteraan in t me lijst een = r het registe schikt een boek; alfabetisch gerang
Uit: Handleiding X-box
Aantal leerlingen
1000 sms telefoneren mms foto’s nemen of filmen spelletjes internet andere
800 600 400 200 973
0
576
367
178
435
507
233
Gebruik van de gsm
3 Teksttypes herken je aan enkele typische kenmerken. Hoe herken je: - een bijsluiter? - een register? - een inhoudsopgave? - een filmbespreking? - een recept? 4 Combineer drie woorden uit het kader en benoem het teksttype dat hen verbindt. verzen
poëzie informeren
genieten kop
Walt Disney
Sneeuwwitje
De Morgen dichter
Teksttype 1: Sneewwitje + Walt Disney + genieten = sprookje Teksttype 2: Teksttype 3: Woordverklaring t, tekst, bv. een brief, gedich het teksttype = het soort sms’je...
Blok 1 - Les 5
27
5 Hier vind je, door telkens drie tekstkenmerken met elkaar te verbinden, drie teksttypes. tekening
alfabetisch plaatsnaam
tekstballon lijst
horizontaal
klanknabootsing
hokjes
omschrijvingen
Teksttype 1: Teksttype 2: Teksttype 3:
KUNNEN
Wat moet je kunnen? - voorbeelden geven van de verschillende teksttypes; - het teksttype herkennen als je een voorbeeld krijgt; - tekstkenmerken geven van een inhoudstafel, een register, een recept enz.
EXTRA OPDRACHT 2
Maak van deze inhoudsopgave een register.
opleiding – studiekeuze – beroepskeuze – werkervaring – vakantiejob – beroepen – secundaire scholen – avondonderwijs
1
4
7
2
5
8
3
6
LEREN
Een sms, een recept, een strip, een krantenartikel ... zijn verschillende teksttypes. Elk teksttype heeft zijn typische tekstkenmerken. Een register bijvoorbeeld is een lijst van alfabetisch geordende trefwoorden. Een inhoudsopgave is een overzichtelijke lijst van wat er in een boek of tijdschrift staat.
28
Blok 1 - Les 5
LES 6 Genieten van verhalen 1 Heb je al leeservaring? OPDRACHT 1
Hoe beleven jongeren boeken? Lees hun ervaringen.
Woordverklaring ur, typische meisjesboeken de chicklit = chicksliteratu
Blok 1 - Les 6
29
1 Vul nu jouw fiche in.
Eerste boek dat ik zelf las: Ik lees het liefst Mijn grootste ergernis bij lezen: Mijn favoriete hoofdpersoon: Met deze schrijver wil ik wel een dagje doorbrengen: Dit boek vond ik helemaal niks: Dit boek wil ik nog heel graag lezen: Mijn favoriete stripreeks:
2 Noteer jouw favoriete boek op de lijst die je van je leraar krijgt. Hang de lijst in de klas uit.
2 Leesportfolio OPDRACHT 2
Alles over de boeken die je dit schooljaar zult lezen en wat je erbij en erover zult maken, bewaar je in een creatieve verzamelmap: een leesportfolio. Hou je erg veel van boeken, dan kun je het hele jaar door lezen, opdrachten maken, een lijst opstellen met gelezen boeken en die boeken ook van je persoonlijke commentaar voorzien. Heb je een favoriete schrijver? Kies je voor een bepaald soort boeken? Hou je helemaal niet van boeken? Ook dan vind je leuke opdrachten voor de portfolio. Misschien heb je die boeken nog niet ontdekt waar jij wel van houdt. Volg de stappen om er een te maken. Hoe ziet zo’n leesportfolio eruit?
DOEN
1 Neem een map met flappen. 2 Wees creatief en geef die map een persoonlijk tintje. 3 Stel met de leraar een inhoudsopgave op. Bewaar die vooraan en vul die aan bij elke opdracht. 4 Maak de opdrachten telkens op een ander blad.
30
Blok 1 - Les 6
Woordverklaring zamelmap de/het portfolio = een ver
OPDRACHT 3
Klaar voor je eerste opdracht?
1 Voor je in de eerste opdracht vliegt, maak je duidelijke afspraken met de leraar: - Wanneer geef je het werk af? - Hoe geef je het af? - Andere afspraken? 2 Kies een van deze opdrachten voor je eerste portfoliowerk. Keuzeopdracht 1 Poëzie
1 Kies drie gedichten die jij de moeite vindt. Schrijf ze over op een blad. Illustreer ze met een tekening of foto. 2 Noteer erbij (met je eigen woorden en in zinnen): - waarom je elk gedicht koos (telkens twee redenen); - waarover het gaat; - welke gevoelens er voor jou in het gedicht terug te vinden zijn. Verwoord ze in k-boodschappen. i
Keuzeopdracht 2 Een boek
1 Kies een boek. Neem een kopie van de cover en de achterplattekst. 2 Noteer erbij (met je eigen woorden en in zinnen): - waarom je voor dit boek koos (twee redenen); - waarover het gaat / de thema’s (max. 10 regels); - welke gevoelens je in het boek terugvindt (min. 3 en max. 5); - welke gevoelens jij had toen het boek uit was: verwoord die in enkele zinnen.
Keuzeopdracht 3 Een luisterboek
1 Kies een luisterboek. Neem een kopie van het doosje. 2 Noteer erbij (met je eigen woorden en in zinnen): - waarom je voor dit boek koos (drie redenen); - waarover het gaat – de thema’s (max. 10 regels); - hoe jij het luisteren ervaren hebt: verwoord dat in enkele zinnen. Beschrijf je luisterhouding: wanneer, waar, hoe heb je geluisterd? Wat zou je de volgende keer weer doen, wat niet?
Woordverklaring het thema = onderwerp gedicht, tekst ... gaat
, waarover een boek, film, lied
Blok 1 - Les 6
31
3 Genieten van boekfragmenten Laat je meeslepen door een verhaal
OPDRACHT 4
Bekijk de covers van de boeken. Wat zeggen de illustratie, de titel …? Waarover zou het boek kunnen gaan? Voorspel en noteer telkens één woord (of thema). Fragment 1 Fragment 2 Fragment 3 1 Er zijn twee fragmenten om te lezen en een om te beluisteren. Kies een fragment om te lezen. Noteer met welk fragment je verder gaat. Het wordt fragment
omdat
2 Fragment 3 beluister je samen. Fragment 1
5
10
15
20
25
32
Onder vier ogen van Sandra Glover
Karen staarde naar het glas op de vloer. Naar wijijfefls bijij de z haar tw heefeftft zo Karen he oë. de purperen vloeistof app van Zoë cha nds vrie g ge opdringeeririge haar oë Z ls als t nt wan t, die haar huiswerk voor ijk b bl Terecht, zo eim h geh ge d end en kk o sch een e wen ouw aardrijkskunde vlekte, in vertrrou l s. lo l hel he e d n e r are Ka r voo ekt r ek vertelt, bre van de tafel afdroop erstrikt Voor ze hheet beseft, raaakkt ze ver en traag in het grijze dn h de halve waarhe a leugens en ha in een web van tapijt opgezogen werd. jkee maniier dat haaarr opp een pijnlijk Ze had haar glas zwartematiscche aum eieiggenn trau r haa et m eert confronntteert lt volg bessensap omgestoten eten in vo d n. Tegen better wet erlelede adoptieevver . n eten e haaar gew toen ze overhaast de televisie a gevoelens en ha h ar Karen ha mijdenn ver ve e t t ht c ach ma alle uitzette, omdat ze niet kon t u ui t Ze proobeeeerr halen ... zicch herha urtenissen zi ebeur verdragen wat ze net op dat de gebe het scherm had gezien. chaapp rsch anggers wan Eeen meeslepend verhaal over zw E ‘Karen! Wat doe je nou ie. t ptie dop a b j titieners en de verwerking vann bi toch …?’ Ze draaide zich om naar haar moeder, die in de deuropening van de woonkamer stond. ‘O, in ’s hemelsnaam! Je hebt je cassis omgegooid! Haal vlug een doek.’ Toen Karen met de doek terugkwam, stond haar moeder nog altijd uit te varen alsof ze de voorbije minuten gewoon een lege kamer de les had gelezen. ‘Je hele huiswerk zit onder de vlekken, kijk maar. Ik had je toch gezegd je werk niet in de woonkamer af te maken. Je hebt weer tv zitten kijken, hè?’ Karen knikte. Ze was zo van streek door wat ze daarnet had gezien dat ze liever geen uitleg gaf. Ze had kunnen inbrengen dat ze niets meer te doen had dan een paar kaarten in te kleuren. Niet iets waarop je je ten volle moest concentreren. Ze was dus perfect in staat om tegelijkertijd tv te kijken. Eigenlijk had ze die twee dingen ook met succes gedaan.
Blok 1 - Les 6
Woordverklaring ng de illustratie = de tekeni
30
35
40
45
50
55
60
65
70
Ze had alleen de fout gemaakt het toestel niet onmiddellijk uit te schakelen toen haar programma afgelopen was. Ze had het vroege avondnieuws aan laten staan, en daarbij vaag woorden opgepikt als ‘Europa’, ‘Ierland’ en ‘minister van Financiën’, voor iets echt haar aandacht getrokken had. Het belangrijkste item van het lokale nieuws. ‘Je moet je huiswerk helemaal overmaken. Hier kan je niets meer mee beginnen,’ zei haar moeder, terwijl ze twee doorweekte bladen papier ophield en daarna in de prullenmand liet vallen. Haar huiswerk! Dat was het probleem niet. Ze had nog een paar extra kaarten en in een halfuurtje kreeg ze dat klusje wel klaar. Maar het nieuws! Als ze het bij het rechte eind had, als het klopte wat ze dacht, dan kreeg ze dat probleem nog niet in een half leven opgelost, laat staan in een halfuurtje. ‘Karen,’ zei haar moeder. ‘Karen? Voel je je wel goed? Je staat te beven als een riet.’ ‘Van de kou,’ zei Karen. ‘Ik heb het een beetje koud, dat is alles. Ik zal mijn huiswerk op mijn kamer afmaken. Het is daarboven warmer.’ Ze pakte haar tas en liep naar haar kamer. Ze kon haar moeder niet zeggen wat ze gezien had. Dat kon ze niemand vertellen! Nu nog niet. Niet zolang ze niet weer rustiger geworden was. Haar moeder zou het natuurlijk helemaal nog vroeg genoeg te weten komen. Wat later op de avond, in het nieuws van tien uur of uit de avondkrant. Morgen zou iedereen op school het vast al te weten gekomen zijn. Al hadden ze over het algemeen niet bepaald de gewoonte tot in de details over het nieuws te discussiëren, toch zouden ze hierover zeker praten. Dit was immers niet iets wat iedere dag gebeurde. Misschien hoogstens een keer of tien per jaar in het hele land. Niet iets waarvan je verwachtte dat het juist in je eigen stad kon gebeuren, als het ware voor je eigen voordeur. Karen duwde haar slaapkamerdeur open, liet haar schooltas vallen en plofte neer op haar bed. Haar hoofd stond op ontploffen. Wat moest ze in godsnaam beginnen? Wat er ook mocht gebeuren, wat ze ook zeiden, ze moest voorzichtig zijn. Ze mocht niets laten merken. Geen gevoelens. Geen enkele aanwijzing dat dit nieuwsbericht voor haar belangrijker was dan voor alle anderen. Niet voor ze beslist had hoeveel ze prijs zou geven, als ze al iets zou zeggen! En niet voor ze wist aan wie ze dat zou kunnen vertellen. Geheimen! Ze haatte geheimen. Zelfs de prettige geheimpjes vond ze helemaal niet leuk. Bijvoorbeeld, hoe je in geen geval mocht verklappen wat je voor ma’s verjaardag gekocht had. Ze was altijd al bang geweest dat ze zulke geheimpjes op een onbewaakt moment toch bloot zou geven. Maar de meeste geheimen waren van het onaangename soort. Zoë’s soort van geheimen. Geheimen die je beloofde niet verder te vertellen, maar waarvan je, diep in je hart, wist dat je ze eigenlijk niet voor jezelf mocht houden. En nog erger, veel erger, waren de geheimen van de derde soort. Haar soort van geheimen. De echt persoonlijke geheimen. Van die geheimen waarvan je in geen geval wou dat iemand ze ooit aan de weet kwam. En nu? Wat nu? Nu alle geheimen ineens in haar hoofd naar binnen stroomden, haar hersens volledig onder water zetten, haar niet meer redelijk lieten denken? Ze stond op, liep naar haar bureautje en probeerde zich op de kaarten te concentreren. Ze probeerde alles uit te wissen. Dat was haar vertrouwde verdediging. Maar hoe kon ze zich nu concentreren? Nu ze nog altijd zag wat ze gezien had. Nu ze wist wat ze wist. Uit: Sandra Glover, Onder vier ogen
1 Welk geheim zou Karen kennen? Hoe voel jij je als iemand jou een echt geheim toevertrouwt? Kun je goed geheimen bewaren? 2 Karen verdeelt geheimen in soorten. Welke? Vind jij ook dat er soorten geheimen zijn? 3 Verklaar de titel van het boek.
Blok 1 - Les 6
33
Fragment 2
Niets zeggen van Elly De Vries
jk. Opp de eftt het moeiililijk heef Mik he en e laggen e kaarr ges o is hij inn el choool sssch basiss e j tj k eenn mie m s, die Mik h ma door Tho maas naaarr hom ho T kt e aas blij vindt. Hel hoo ho fde middelbaree sc l te gaan dezelflfde k fd op Mik, liefd verrlie k Meike iss ve k. Mik. als Mi rdiger is dan taaard zachta h j anders, za datt hi omda alss zij Mik aarr al j ngens. Maa nddeerre jo de and telt efdd is, verrtel len dat ze verrlilief rtelle verrtel wil ve wa ike is kwaad m. Meik hij haaarr z ijn geheim f e gesteld datt Mik niett hetzellfd eurge eleeur en tel n sen sse rtu d de n on or haar. Mik is voor voeltt vo m zijjn geheim ike zi doodsbbaanng dat Meik eluukkigg lenn. Gel z l vertellle ooll za chhoo op sch draaitt ze bij.
5
10
15
20
25
30
34
Ze heeft gelijk. Het moet, en al helemaal nu ze hem weer gepakt hebben. Zo gemeen, vier tegen één. En dan dat belachelijke corvee. Hij ziet zich al proppen rapen met ze. Verbroederen, ja, ja. Vandaag móét hij naar Pien. Hij heeft het pap en mam ook beloofd. Maar nu het zover is … Het is alsof hij voor een hoge muur staat, waar hij niet overheen kan kijken. Zijn wiskundeboek en schrift liggen voor hem. Dit keer werkten ze eerst ieder voor zich de opdracht uit, daarna moeten ze in groepjes bespreken op wat voor manier ze dat hebben gedaan. Meike zit ijverig te schrijven, ziet hij als hij opzij kijkt. ‘Mik! Ben jij soms al klaar?’ De stem van Het Ei. Nee, schudt Mik. In gedachten doet hij de intonatie na. Het korte zinnetje van Het Ei klinkt als een snauw, niet als een vraag. Hij zet zijn pen weer op papier en schrijft met zijn opgezwollen rechterhand moeizaam een paar getallen op. In het groepje doet hij geen mond open. Zijn gedachten cirkelen voortdurend rond het gesprek met Pien. Wat zal ze zeggen? Wanneer zal hij naar haar toe gaan? In de kleine pauze? Nee! Dat is zo meteen al, na dit uur. In de grote pauze dan? Daarna hebben ze les van haar, het 5de en 6de uur. Zijn hart klopt in zijn keel. Wat zegt mam wel eens … Als je iets eng vindt om te doen, probeer dan eerst tot rust te komen. Adem goed in en uit. Denk je in dat je, rustig en zeker, doet wat je moet doen. Zie jezelf vol zelfvertrouwen voor je. Grote kans dat het daarna heel goed lukt. Net zoiets als toneelspelen, denkt hij. Maar hij weet dat het niet hetzelfde is. Na de bel aan het einde van het tweede uur pakt hij heel langzaam zijn tas in. Meike komt naast hem staan. ‘Je gaat zeker niet naar buiten, hè?’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik blijf ook binnen,’ zegt ze. ‘Als je had gezien hoe Thomas naar me keek. Maar moet je horen, we gaan …’ ‘Naar buiten, jullie,’ zegt Het Ei. ‘Ik sluit het lokaal af.’ ‘Naar de lerarenkamer. Een afspraak met Pien maken.’ Ze loopt met grote stappen voor hem uit. ‘Meike!’ Hij is stil blijven staan. Niet nu al, denkt hij. Meike staat een paar meter verder ook stil en kijkt achterom. Ze wenkt. Hij schudt zijn hoofd. Hij is opeens heel misselijk. ‘Kom nou,’ zegt Meike. Rustig en zeker, denkt hij koortsachtig, rustig en zeker. Die muur. Die hoge muur.
Blok 1 - Les 6
35
40
45
50
55
60
65
70
‘Kom nou,’ zegt Meike nog een keer. ‘Als je het nu niet doet …’ Dan loopt hij achter haar aan. Zijn keel zit dicht. Hij probeert langzamer te ademen. Hij stelt zich voor dat hij tegenover Pien zit. Rustig en zeker zegt hij tegen haar: ‘Ik ben genderdysfoor.’ Pien kijkt hem aan. Gewoon zoals ze altijd kijkt. Zijn adem wordt kalmer. Zijn misselijkheid zakt. Werkt het dan echt? Nog een keer stelt hij zich de situatie voor, nog eens spreekt hij in gedachten heel rustig die ene zin uit. En weer kijkt Pien zoals ze altijd kijkt. Belangstellend. Vriendelijk. ‘Ik wil je iets vragen,’ zegt hij tegen Meike als hij weer naast haar loopt. ‘Ga je mee naar het gesprek met Pien?’ ‘Oké!’ zegt Meike. De deur van de lerarenkamer is dicht, erachter klinkt gepraat en gerinkel van kopjes. Mik klopt aan. ‘Dat horen ze niet, joh,’ fluistert Meike. Ze pakt de knop en opent de deur. Naast elkaar staan ze op de drempel, vlak bij de tafels waaraan leraren en leraressen zitten te praten. Ze doen een paar stappen naar binnen toe. Waar is Pien? ‘Zoeken jullie iemand?’ Achter hen staat Gomperts. ‘Ja,’ zegt Meike bedeesd. ‘Pien.’ ‘Daar!’ Hij wijst naar een van de hoeken. ‘Wacht, ik haal haar wel even.’ Mik blaast hoorbaar zijn adem uit. ‘Hé, joh,’ stoot Meike hem aan. ‘Doe gewoon.’ ‘Meike? Mik?’ Pien staat voor hen met een beker in de hand. ‘Is er iets?’ ‘Ja.’ Mik kijkt haar aan. Pien heeft sproetjes op haar neus en op haar wangen. Dat heeft hij nog nooit gezien. ‘Vertel eens.’ De eerste bel gaat. Mik krijgt weer een por van Meike. ‘Zég dan.’ ‘Ik moet … ik wil een afspraak maken,’ zegt hij. ‘Vandaag nog,’ zegt Meike haastig erachteraan. ‘Het heeft haast, hè?’ Pien knikt nadenkend. ‘Het gaat zeker over die vechtpartij van woensdag?’ Ze wijst even met één vinger naar Miks blauwe oog. Hij knikt. ‘Ook,’ zegt hij. ‘En nog veel meer,’ zegt Meike. ‘Kom in de grote pauze maar naar me toe, Mik. Dan zit ik, even denken … op de kamer van meneer Dekker. Weet je die?’ ‘O, ja.’ Pien knikt. ‘Tot straks, Mik.’ Ze draait zich om. Meike loopt vlug om haar heen. ‘Ik kom ook mee.’ ‘Ook tot straks dan.’ Samen lopen ze de gang op. ‘Bedankt,’ zegt Mik opgelucht. ‘Dat je me hielp.’ Meike kijkt tevreden. ‘You’re welcome,’ zegt ze zoals ze bij Engels heeft geleerd. Uit: Elly de Vries, Niets zeggen!
1 Hoe merk je dat Mik zenuwachtig is om een afspraak met Pien te maken? 2 Wat (welk woord) begrijp je niet in dit fragment? Zal dat belangrijk zijn voor het vervolg van het boek? Waarom denk je dat? 3 Wat zou het onderwerp kunnen zijn van het gesprek met Pien? Waaruit kun je dat afleiden? 4 Waar kun jij op je school terecht met persoonlijke problemen?
Blok 1 - Les 6
35
Fragment 3
Luisterfragment uit Het Dolfijnenkind van Patrick Lagrou
ol s hoo d g met sc n da r jn op een Mari Alls Ma t urt ebe eb g k ekt, o bezzoe olfinarium be eeen ddo ijj erbi der nde Zon ds. Zo h el vreemds et he er iets i het watterr hijj in denken, duikkt hi naa te de j lfij dolfi neen, alsof m met de do weemt n zw en aan. daa eeftt ged i anders hee nooit hijj noo rt watt er is ort hoo z jn moeder ho Alls zi e n een r jn ari M Ma e ze d vertelt b uurrd, geebe , n den de l erle et ver a en uit het aaanttal zak h ar. oor ha ok aall is dat pijnliijk voo oo en m am s ze n en arna vertrekk Daaarna j is ijn Mar Ma r a naaarr de Bahama’s waa e n maar waaar ook zijn vadder b reen, geebo n. r wenen. t rieuze wijijzze is veerd yste p mys op d heid r a waa wa e d ar zoektocht naa Huun zo ginnen. begi kaan be
1 Waarnaar gaat je voorkeur uit: een boek lezen of een boek beluisteren? Waarom? 2 Beluisterde je al eens een volledig boek? Welk? 3 Wanneer zou je naar een boek luisteren? 4 Welke middelen gebruiken de voorlezers die een auteur niet heeft? 5 Welke personen komen in dit fragment aan bod? Wie is de belangrijkste persoon? Waaruit kun je dat afleiden?
4 Welk boek van de drie zou jij willen lezen? Waarom? Wat moet je kunnen? - je gevoelens verwoorden na het lezen van een jeugdboek of literair fragment; - vragen beantwoorden over het gelezen/beluisterde fragment; - een leesportfolio bijhouden volgens de afspraken.
36
Blok 1 - Les 6
KUNNEN
LES 7 Verschillen in taalgebruik
HERHALEN
Ken je het nog? - zender, ontvanger en de communicatievragen
1 Kijken naar reclamespotjes OPDRACHT 1
1
Let goed op de taal in deze tv-spotjes.
1 Maak de opdrachten, maar bereid je eerst voor met de vragen van de OVUR-fiche LUISTEREN / KIJKEN. 2 Bekijk en beluister de spotjes. Lees de gesprekjes. a Welk gesprek hoort bij welke foto? A
B
Veldverse groenten en fruit.
Veldverse groenten en fruit.
En plannen? n?
1
Ja, shoppen! ‘k Wil een nieuwe dressing
C
Veldverse groenten en fruit.
En plannen? n?
2
En plannen? n?
3 Ja, naar de salsa. Ah, dat wordt pikant.
Ja, straks naar de film. Ze spelen een Bloody Mary II.
/3 A
B
C
b De drie groenten spreken elk een ander dialect. Noteer twee typische woorden uit dat dialect.
TOMAAT:
en
PAPRIKA:
en
SLA:
en /3
Blok 1 - Les 7
37
c Wat bedoelt de zender met de onderstreepte woorden? 1 Ik heb ne rendez-vous met de Jean. 2 Ik heb nen dag congé. 3 ‘Is wer komkommertijd. /3 d Wie is hier de zender? Wie is de ontvanger? Wat is de boodschap? Wat is het doel van deze spotjes? /4 1
3 Voor je verbetert, overloop je de reflectievragen op de OVUR-fiche.
2 Standaardnederlands of dialect? OPDRACHT 2
Mijn taal en jouw taal verschillen.
1 Zoek voor vijf dialectwoorden uit de kijkopdracht een woord uit het Standaardnederlands (dus geen dialectwoord). dialectwoord
¼
Standaardnederlands
¼ ¼ ¼ ¼ ¼
2 Lees of bekijk de drie fragmenten. Noteer eronder welk soort taal aan bod komt: Standaardnederlands of dialect.
1
‘Hallo! Ik ben thuis!’ Mijn vader hangt in zijn luie stoel. Zijn gezicht is helemaal verborgen door de krant. Hij kijkt niet eens op als ik binnenkom. Bromt, zonder zijn mond te openen, ergens diep in zijn keel, dag of iets dat daarvoor moet doorgaan en leest verder. Uit: Frank Geleyn, Ik zwijg
38
Blok 1 - Les 7
2
De kakkerlakken. De buren begroeten elkaar na een reis.
3
Over ‘t water van de Fixkes en Axelle Red de prins had al zijn dwergen nor de creche gestuurd nen bungalow op camping bangladesh gehuurd ne speedo vol goesting, al zijn harekes gewaxt waar is die 10-meter-plank want van t jaar gonnek er af
3 Schrijf- of spreektaal OPDRACHT 3
Schrijf je zoals je spreekt?
1 Lees de zinnen. In elke zin staat een vetgedrukt woord. Schrijf je deze woorden in een tekst of zeg je ze? Kopieer het woord in de juiste kolom en zoek een synoniem dat in de andere kolom past. Zin 1
Op het einde van de zomervakantie kreeg ik weer goesting om naar school te gaan.
2
Beiden gaven ze hun huistaak te laat af.
3
Na de vervelende opmerking van een klasgenoot toonde de leerling zijn rood gelaat aan de klassenleraar.
4
De leraar had je reeds verteld dat het maar een fabeltje was.
5
De les zal een paar minuten later aanvangen.
6
Vermits je weigert te studeren, moeten we je straffen.
7
Wat een machtige middag!
Schrijftaal
Spreektaal
Woordverklaring orden die dezelfde het synoniem = Twee wo emen van elkaar. oni betekenis hebben, zijn syn
Blok 1 - Les 7
39
2 Als je spreektaal opschrijft, maak je wel eens spelfouten. Je spelt het anders dan dat je het hoort. Waar zitten de fouten? Omcirkel ze. Bespreek wat fout liep. a eens of is “Ik heb is gekeken naar dat nieuwe tv-programma. Het is me te langdradig. Dat het twee minuten over de natuur gaat, dat mag nog wel is, maar niet de hele tijd. Mijn broer zei ook: Zet het eens op iets anders!” b m’n (= mijn) of men Men leraar is razend! Ik kwam te laat en had mijn taak niet bij. Mijn flauwe excuses hielpen niet: “De wind blies m’n ketting eraf. En thuis dacht m’n dat men taak wc-papier was.” Ook op het secretariaat kon men er niet om lachen. c met of zonder eindletter -n Vanaf de allereerste dag dat ik jou zag Was ik betoverd door je speciale lach Je hebt me in andere werelde gebracht Je bent het mooiste wat ooit in mijn leve is gekome Zoiets bijzonders had ik nooit durve drome Nooit wil ik in andere arme ruste Nooit wil ik andere lippe kusse Jouw verschijning heeft mijn hart geraakt Jouw karakter heeft mij verliefd gemaakt (vrij naar houvanjou!! op liefdesgedichten.org)
4 Formeel of informeel? OPDRACHT 4
Schrijf je zoals je spreekt?
1 Bekijk de cliparts en vul de tabel in.
‘Zijt ge daar zeker van?’
Losse babbel Welke gesprekken zijn een voorbeeld? Wie is er in gesprek?
Welke taal gebruiken ze? Markeer.
nr.
en nr.
Ernstig gesprek nr.
en nr.
en
en
en
en
dialect / Standaardnederlands dialect / Standaardnederlands
Woordverklaring
40
Blok 1 - Les 7
ie ertekening die je als illustrat de clipart = een comput in een tekst kunt plakken
2 Doe hetzelfde voor deze brieven.
Geaacht chtee mevr mevr evrouw ouw uw w Pe P ete eters rs
Daag lievve scha h t!
Ikk had u graag graag gra a uit uitgen gennodi odd gd voo voorr een per persoo soonli soo nli nl l jk gespre ges pre r k op op maan maan aandag dag 19 no n ve vem mber er om 19 uuur.r. Ik zouu he hett met met et u graa graa r g hebb hebbben en ove overr het ged gedrag rag van an uw w do d cht chter er Eef E . Ze Ze doet oe he hett de de laat laat aatste s ti ste tijd tijd echtt niet go ech goed ed op sch school ool.. ool
Supers p sppijtig j g dat je er niett bij bent ntt! P riijsj is ec Pa echt ht heell mo m oi o! De lange g wande d lingen g langs g de Seein inee zoud zo udden zoveel leeuker ukker zijjn me mett jojouu erbi er bijj ..... Jf Je
Kuntt u uw Kun uw ko komst mstt be b ves vestig tig tigen? i en? n? U kunt me me ti tijde j ns de ssch jd jde c ool oolure uren ure ren bere e iike ken op het et nu numme ummer mme meer van van de sch chool ooll, off een ee mai ma l sturrenn naar naa aar dire r cte c ur@ @school.be.
P : Jee heb PS ebtt de gro gr et e jejess van vaan mi mijn j bro jn r er er!!
Alvast Alv ast be bedan dankt. dan kt. kt kt.
Dikk Di kkee ku kk kus,s
Mett vriendelijke groeten Christine V Vaanderveken
Persoonlijke brief
Zakelijke brief
Welke brieven zijn een voorbeeld?
nr.
Wie schrijft naar wie? Markeer.
Zender en ontvanger kennen elkaar wel / niet.
Zender en ontvanger kennen elkaar wel / niet.
Welke taal gebruiken dialect / Standaardnederlands ze? Markeer.
dialect / Standaardnederlands
en nr.
nr.
en nr.
Blok 1 - Les 7
41
3 Zet de woorden in de juiste wolk. Kies uit: zakelijk – losjes – gemoedelijk – jeans – officieel – stijfjes – vriendschappelijk – de hand schudden – ongedwongen – das – heel beleefd – kus op de wang – sollicitatiegesprek – kattebelletje voor je vriend(in) – u – jij – ge
FORMEEL
INFORMEEL
LEREN
Taal bestaat in verschillende taalvariëteiten. De taal die je gebruikt varieert of verandert naargelang de situatie waarin je zit: - informeel of formeel taalgebruik, - dialect of standaardtaal / Standaardnederlands, - spreektaal of schrijftaal. Schrijven naar of spreken met een vriend of vriendin kan heel informeel. Je hoeft je niet aan allerlei afspraken te houden. De taal of de vorm kun je vrij kiezen. Spelling en uitspraak zijn dan bijvoorbeeld minder belangrijk. Anders is het als je de directeur aanspreekt of iemand onbekend. Ook bij een zakelijke brief houd je je beter aan strikte omgangsvormen: dat is een formele situatie en dan gebruik je standaardtaal.
Woordverklaring
42
Blok 1 - Les 7
het gesprek dat je voert om het sollicitatiegesprek = een bepaalde job te krijgen fje met een eenvoudige het kattebelletje = een brie je! Tot straks! X) boodschap (bv. Ik hou van manier waarop mensen de omgangsvormen = de met elkaar omgaan de variëteit = de soort
OPDRACHT 5
Pas jij je taal aan de situatie aan? Oefen met deze korte spreekopdracht.
OPDRACHTOMSCHRIJVING
1
Oefen vijf minuten met het situatiekaartje dat je van de leraar krijgt.
Na 30 seconden laat hij één van jullie van rol wisselen.
Er staat één situatie op en de drie rollen zijn onderstreept. Speel het gesprek na en oefen de drie rollen. Bereid je kort voor met de OVUR-fiche SPREKEN.
Let goed op de taal die je gebruikt: past formele taal of kies je voor informeel? Is dialect toegelaten of toch maar standaardtaal proberen? Schakel om als je nieuwe rol dat vereist. Lees ook hoe je dit straks ‘in het echt’ moet uitvoeren en hoe je beoordeeld zal worden.
De leraar duidt een duo aan dat hun situatie naspeelt. De leraar beslist wie welke rol speelt.
= onvoldoende (1)
= voldoende (2)
= goed (3)
EVALUEREN
Hoe ging het? - Ik was rustig. - Ik sprak Standaardnederlands (in de gepaste situatie). - Ik bekeek mijn gesprekspartner. - Het lukte om een gesprek te beginnen. - Ik heb de oefentijd goed gebruikt.
KUNNEN
Wat moet je kunnen? - met een voorbeeld het verschil tussen geschreven en gesproken taal, dialect en standaardtaal, formele en informele situaties duidelijk maken; - je taal aanpassen aan de communicatieve situatie, aan de ontvanger en het spreekdoel; - gericht luisteren / kijken met de OVUR-strategie.
Blok 1 - Les 7
43
LES 8 Mailen naar een leraar
HERHALEN
Ken je het nog? - het onderscheid formeel – informeel
1 Hoi! Hallo! Geachte ... OPDRACHT 1
Vergelijk de berichten.
1 Wat vind je er goed aan? Wat zou je anders doen? Mail 1 Bericht 1 aan:
leraar.Nederlands @ school.be
Onderwerp:
spreekbeurt
Dit is onze tekst van de spreekbeurt. Vriendelijke groeten Lien, Jan en Kim (1 C)
Mail 2 Bericht 2 aan:
leraar.Nederlands @ school.be
Onderwerp: Beste meneer In bijlage zit onze tekst van de spreekbeurt. ☺
44
Blok 1 - Les 8
☺
☺
Mail 3 Bericht 3 aan:
leraar.Nederlands @ school.be
Onderwerp:
spreekbeurt
Hoi! We hebben eindelijk de tekst van de spreekbeurt klaar ‌ een beetje te laat, maar we konden echt niet rapper omdat we met tweeÍn nog op reis waren!!!!!!! SORRYYYYYYYYYYYYYYYYYYYYYY ......................................... ;-) Doei! Lien, Jan en Kim (1 C)
2 Stel nu zelf een goede vierde versie op die de pijnpunten van de vorige mails wegwerkt.
Bericht 4 aan:
leraar.Nederlands @ school.be
Onderwerp:
Woordverklaring plek, het knelpunt het pijnpunt = de zwakke
Blok 1 - Les 8
45
LEREN
Wanneer je schrijft, houd je altijd rekening met -
de ontvanger: Naar wie schrijf je? Ken je die persoon? de bedoeling: Wat wil je bereiken? de boodschap: Wat wil je vertellen of vragen? het uitzicht van de tekst; hoe je de boodschap brengt: formeel of informeel.
Schrijf je een mail naar een leraar? Dan zijn dit de criteria. - Een duidelijk onderwerp: kort, krachtig en betekenisvol. - Een beleefde aanspreking: niet te informeel of te plechtig. - Correcte informatie: kort, duidelijk, ter zake. - Formeel taalgebruik: juiste spelling, sobere woordkeuze, geen smileys, uitroeptekens, schreeuwerige drukletters of kleurtjes. - Een gepaste groet: eigentijds, dus niet te plechtig, maar ook niet te informeel. - Een ondertekening met je naam en klas. -…
OPDRACHT 2
Het echte werk nu.
OPDRACHTOMSCHRIJVING Stuur een mail naar je leraar Nederlands. In de mail vertel je welke jeugdauteur je in de klas op bezoek zou willen hebben. Je legt ook uit waarom. 1
Bereid je voor met de vragen van de OVURfiche SCHRIJVEN. Maak een kladversie en gebruik de evaluatiefiche op de volgende pagina om je eigen werk bij te schaven.
Je doet dat uiterlijk op De beoordelingsfiche (door jou al ingevuld) geef je de les erna af. De leraar zal dezelfde criteria gebruiken om je werk te beoordelen. Heb je de voorbereidingsvragen van de OVUR-fiche nagekeken? Maak dan op de volgende pagina je kladversie.
Ben je tevreden? Verstuur je mail dan ook echt naar
Woordverklaring
46
Blok 1 - Les 8
eel dat goed moet zijn, dat het criterium = het onderd men zal beoordelen sober = eenvoudig
Bericht aan:
leraar
Onderwerp:
EVALUEREN
Beoordelingsfiche mail: Wat vind ik? Heb ik het goed toegepast?
1
Algemeen:
-
Hoofdletters?
ja – nee
-
Leestekens?
ja – nee
-
Geen te lange zinnen?
ja – nee
2
Specifiek:
-
Duidelijk onderwerp? (kort, krachtig)
ja – nee
-
Aanspreking? Gepast? (eigentijds, maar niet te informeel)
ja – nee ja – nee
-
Correcte informatie? (kort, duidelijk, ter zake)
ja – nee
-
Gepast taalgebruik? (formeel en sober woordgebruik)
ja – nee
-
Groet? Gepast? (eigentijds)
ja – nee ja – nee
Werkpunt?
Blok 1 - Les 8
47
KUNNEN
Wat moet je kunnen? - een gepaste mail sturen naar je leraar; - info vragen via mail aan je leraar; - (eigen) mails aan de criteria toetsen en bijsturen; - de OVUR-vragen beantwoorden bij een schrijfopdracht. - enkele criteria voor een formele mail opsommen. EXTRA OPDRACHT 3
Bekijk deze e-mailadressen.
1 Plaats de letter in de juiste kolom. a b c d
goedeloedeboskoe@hotmail.com siena.willems@yahoo.com fie_de_keersmaecker@telenet.be jolieieieieieieieieientjeeeee@msn.com
Formeel
e f g h
deleukstevandeklas@live.be deklas@live.be yvesrombouts@skynet.be ts@skynet.be ditte_bos@hetnet.nl etnet.nl degrotebozewolf@gmail.com wolf@gmail.com
Informeel
2 Waaruit bestaat een e-mailadres? Een e-mailadres bestaat uit vier delen. Deel 1 is een naam of een pseudoniem. Zo hebben verschillende artiesten een pseudoniem. Meestal wordt de naam in kleine letters geschreven. In formele e-mailadressen gebruik je de voor- en familienaam. Dat gebeurt op drie manieren: 1
alle letters worden aan elkaar geschreven: bv. koenwauters@hotmail.com
2
de voor- en familienaam worden gescheiden door een punt. Dat punt wordt ook ‘dot’ genoemd: bv. koen.wauters@hotmail.com
3
de voor- en familienaam worden gescheiden door een liggend streepje. Dat teken ken je ook als ‘underscore’: bv. koen_wauters@hotmail.com
Deel 2 is het apenstaartje of ‘at’. Je herkent het aan dit teken: @. Deel 3 is meestal de e-mailservice. Voorbeelden hiervan zijn hotmail, msn, yahoo, gmail … Daarna staat een punt of een dot. Ten slotte eindigt een e-mailadres meestal met enkele letters. Vaak kun je daaraan zien uit welk land de persoon komt. Zo verwijst ‘be’ naar België en ‘nl’ naar Nederland. Soms eindigt een e-mailadres op .com. Dan kun je niet zien uit welk land de afzender afkomstig is. a Wat is jouw e-mailadres? b Past je e-mailadres voor een formele situatie? Waarom wel? Waarom niet?
Woordverklaring
48
Blok 1 - Les 8
uilnaam of leuke bijnaam het pseudoniem = een sch die je zelf kiest
LES 9 Hoofdletters: contractwerk
3
Voor je aan dit contractwerk begint ... Noteer in je agenda: het inschrijvingsformulier en hoofdletters. Luister naar de uitleg van de leraar over dit contractwerk: hoeveel tijd heb je? Welke onderdelen mag / moet je doen? Waar vind je de spellingregels?
Omschrijving
Mag/Moet
Afgewerkt? ja/nee
1
Inschrijvingsformulier Expeditie ‘Robinson’
2
Extra training hoofdletters (fragmenten)
3
Probleem met de hoofdlettertoets
4
Schrijf een reisdagboek
☺ je werkte enthousiast aan de opdracht /
Correctie Verbeterd
Hoe?
je had er niet veel zin in
= onvoldoende (1) Zelfevaluatie
= voldoende (2)
= goed (3)
EVALUEREN
Opmerkingen en tips van de leraar
Je vond deze oefeningen eenvoudig. Je werkte zelfstandig. Je werkte ordelijk en net. Je had voldoende tijd. Je verbeterde alles correct. Je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt.
Blok 1 - Les 9
49
CONTRACT 1
3
Naar Expeditie Robinson - Junioreditie ‌ Schrijf je in met dit formulier! Maak een goede indruk, zorg dat je geselecteerd wordt. Een goede indruk kun je maken door je formulier foutloos in te vullen. - Controleer of je alle persoons- en plaatsnamen al dan niett mett een hoofdletter moet schrijven. - Gebruik daarvoor de spellingregels over hoofdletters bij personen en aardrijkskundige namen. - Verbeter met de verbetersleutel.
JUNIOREDITIE Inschrijvingsformulier
Expeditie Robinson voornaam: geslacht: m
v
naam:
geboortedatum:
adres: land: werelddeel:
telefoonnummer: e-mailadres: gewicht:
lengte:
naam vader: naam moeder: naam broer(s)/zus(sen):
hobby’s: reiservaringen (landen die je al bezocht hebt):
droombestemming:
Omschrijf in drie zinnen waarom jij de beste kandidaat bent voor het programma.
50
Blok 1 - Les 9
CONTRACT 2
3
Lees het fragment.
1 Enkele woorden zijn gemarkeerd. Noteer in het kader het nummer van de spellingregel die bij dit woord van toepassing is.
B het naar buiten gaan botsen Nino en Julio op een deftig uitziende man. Bij Zijn parfum stinkt uren in de wind en hij is beladen met sieraden. Zijn gezicht Z is spierwit gepoederd. Zijn kleren zijn gemaakt van een dure, ragfijne stof. Hij heeft een tiental slaven bij zich. H ‘Ik had u niet gezien. Het spijt me. Weet u of Magelhães beschikbaar is?’ ‘Ik vermoed van wel. We komen net bij hem vandaan.’ De man steekt de gehandschoende hand uit. ‘Ik ben Cartagena, kapitein van de San Antonio.’ ‘Aangenaam. Antonino de la Cruz.’ Cartagena herkent de naam en buigt eerbiedig. ‘Ik ben net terug uit Sanlucar.’ Hij aarzelt even. ‘Dan hebt u de schepen gezien?’ moedigt Nino hem aan. ‘Met alle respect, het zijn wrakken. Ze zijn veel te klein. En te oud.’ ‘Ik heb begrepen dat er hard aan gewerkt is.’ ‘Dat zal wel. Toch zijn ze niet om aan te zien. Volgens mij vallen ze uit elkaar nog voor we de Nieuwe Wereld bereikt hebben.’ Nino zit in de kajuit. Hij knielt en bidt. Zijn gezicht ziet grauw van angst. Nino belooft God wat hij maar wil. Processies en schenkingen. Als God hem maar wil redden uit deze nachtmerrie. Maar de verkenners komen terug. Ze hebben een rivier gevonden die uitmondt in twee andere, brede rivieren. Eén naar het zuidoosten en één naar het zuidwesten. Hun kleren zijn met zijde bestikt. Magelhães laat zijn Molukse slaaf, Enrico, iets zeggen in zijn eigen taal. De inboorlingen begrijpen dadelijk wat hij zegt. Iedereen is dolgelukkig. Dit betekent dat ze in de buurt van de Molukken zijn.
Uit: Marleen Nelen, Duivelstocht
Woord
Spellingregel
Woord
bv. Duivelstocht - Cartagena - San Antonio - Sanlucar
Nr. 4B
- God - zuidoosten, zuidwesten - Molukse
. .
Spellingregel . . .
.
Toon je werk aan de leraar en vraag om de correctiesleutel. Verbeter je werk met een kleur.
Blok 1 - Les 9
51
2 Nu noteer je twee andere voorbeelden die dezelfde spellingsregel volgen. Je vindt inspiratie in de linkerkolom van het spellingsoverzicht. Bv: Je schrijft zondag zonder hoofdletter, net als maandag en juni. Je schrijft Pasen met een hoofdletter, net als en Je schrijft paasei zonder hoofdletter, net als en Je schrijft Het Nieuwsblad met hoofdletters, net als en Je schrijft Nieuwstraat met een hoofdletter, net als en Je schrijft Vans met een hoofdletter, net als en Je schrijft ‘s Morgens met een hoofdletter, net als en Je schrijft goudakaas zonder hoofdletter, net als en Je schrijft zuidelijk zonder hoofdletter, net als en CONTRACT 3
Er is een probleem met de hoofdlettertoets van je computer. Maak de oefening door de woorden te markeren, die je met een hoofdletter moet schrijven.
ddt ontsnapt in de laatste aflevering van de voorlaatste reeks van fc de kampioenen speelde jacques vermeire opnieuw ddt. één zond deze aflevering van de populaire vlaamse serie voor de eerste keer uit op zaterdag 13 maart 2010. tijdens een staking van de leuvense cipiers worden marc en maurice als gemeentepersoneel ingezet om de gevangenen te bewaken. ddt, die nog altijd vastzit, maakt van de gelegenheid gebruik om te ontsnappen. hij wil wraak nemen op de kampioenen. wanneer hij naar zijn oude ‘garage’ terugkeert, maakt hij kennis met fernand. ddt ziet in hem de ideale bondgenoot voor zijn wraakactie … Naar: www.dekampioenen.be
52
Blok 1 - Les 9
CONTRACT 4
Schrijfopdracht: je reisdagboek
OPDRACHTOMSCHRIJVING
1
Neem deze opdrachtomschrijving zorgvuldig door en bereid je voor met de OVUR-fiche SCHRIJVEN. Samen met vier bekende personen neem je een vlucht naar Zuid-Amerika. Onderweg stort het vliegtuig neer, maar je overleeft de ramp. Snel merk je dat je op een onbewoond eiland terechtgekomen bent en dat je met elkaar moet samenleven tot je gered wordt. Je besluit een dagboek bij te houden. Vul de eerste dag van het dagboek in. Je vertelt wat jij beleeft, dus je gebruikt ikzinnen.
Geef een antwoord op deze vragen. Schrijf telkens een volledige zin. 1 Naar welk land in Zuid-Amerika was je op reis? 2 Wat zijn de namen van de personen die met jou op het eiland zitten? 3 Welke nationaliteit hebben ze? 4 Wat is hun beroep? Verzamel je ideeën op een kladblad. Maak dan een kladversie. Controleer jezelf op hoofdletters. Schrijf dan pas de nette versie. Geef die af, samen met dit contractwerk én de ingevulde zelfevaluatie.
Blok 1 - Les 9
53
Dag 1
EVALUEREN
Hoe ging het?
Geeft je tekst een antwoord op de gestelde vragen van de opdracht?
ja/nee
Schreef je vanuit de ik-persoon?
ja/nee
Overlees je tekst: hebben alle persoons- en plaatsnamen een hoofdletter gekregen?
ja/nee
Wat moet je kunnen? - een formulier correct invullen; - de juiste spelling gebruiken bij hoofdletters; - spellingregels gebruiken om je eigen schrijfoefeningen na te kijken.
54
Blok 1 - Les 9
KUNNEN
LES 10 Oefenen met instructiewoorden
OPDRACHT 1
Begrijp je de leraar wel? Bekijk deze tekening en lees de tekstballon. Markeer de woorden die aangeven wat de leerling precies moet doen.
Misschien heb je het al ondervonden: in het secundair onderwijs komen nogal wat opdrachtwoorden (vanaf nu spreek je van instructiewoorden) aan bod. OPDRACHT 2
Lees deze toetsopdrachten.
1 Markeer de instructiewoorden. a Leg de werking van het hart uit. b Bewijs het middelloodlijncriterium. c Schets het verloop van de Eerste Wereldoorlog. d Pas de regel van drie toe. e Geef de definitie van een cirkel. f Teken de driehoek ABC. g Bekijk je resultaat, wat besluit je? h Construeer een cirkel. i Verklaar waarom je uitkomst niet kan kloppen. j Benoem de rivieren aangeduid met A, M en Z. k Bespreek de werking van de stofzuiger. l Bewijs dat de mens zich aan de natuur aanpast. m Vergelijk een warm gematigd met een koud gematigd klimaat.
Woordverklaring derstrepen, omcirkelen, markeren = aanduiden (on rtrekken ...) met een markeerstift ove opdrachtwoord het = het instructiewoord
Blok 1 - Les 10
55
2 Plaats het juiste instructiewoord in het kadertje naast de verklaringen. Sommige instructiewoorden hebben meer dan een betekenis. (Het aantal staat tussen haakjes). Kies uit: schets (2), bewijs (3), pas toe (3), vergelijk (2), benoem (1), teken (2), leg uit/bespreek (3), besluit (3), verklaar (2), definieer (1), construeer (2) Instructiewoord
Verklaring
Nummer
- geef de naam - geef er uitleg over (eventueel met eigen woorden) - zeg hoe je het gebruikt - geef de (letterlijke) definitie van - leg uit (waarom) - zoek de reden van je besluit - leg verbanden - toon aan - geef voorbeelden bij de definitie - leg uit aan de hand van vaststaande elementen - zoek de verschillen, de gelijkenissen - kijken: is dit hetzelfde? - samenvatting van het geleerde, wat is je conclusie - afleiden van een eigenschap uit een onderzoek - wat is goed en wat liep fout - maak oefeningen - demonstreer (toon aan) - toon aan met (een) eigen voorbeeld(en) - maak een tekening met de vrije hand - leg een situatie uit - teken met passer en liniaal - maak of bouw - teken met een geodriehoek - duid aan op een kaart/plattegrond 3 Herlees de zinnen bij oefening 1. Noteer het nummer van de zin in de laatste kolom. 4 Word zelf even leraar. Stel deze toetsvragen met verschillende instructiewoorden op over de leerstof van je favoriete vak. Vraag 1: Vraag 2: Vraag 3:
Wat moet je kunnen? - de betekenis van de instructiewoorden uit de oefening omschrijven: - opdrachten juist uitvoeren.
56
Blok 1 - Les 10
KUNNEN
E
J
I
Woord- en spelcocktail
F
G
C A
H
OPDRACHT 1
D
Een boel ‘moeilijke woorden’ uit Blok 1 – of valt het nog mee? hema – teksttype – pseudoniem – instructiewoord – markeren – illustratie – thema klit – synoniem – experiment – clipart – evaluatie – inhoudsopgave – chicklit portfolio – register – kattebelletje Zoek in het lijstje hierboven: a een ww: b een synoniem voor ‘tekening, prentje’: c een woord voor een computertekening die je als illustratie in een tekst kunt plakken: d 2 woorden duiden een soort lijst aan die in veel ‘leerboeken’ staat, achteraan of vooraan: 1 2 e een synoniem voor ‘schuilnaam’: f een ynoniem s oor ‘proef, v test’: g een woord dat men gebruikt voor ‘typische meisjesboeken’: Hoe noem je: h een woord dat de opdracht weergeeft, een woord dat zegt wat je precies moet doen? i een ander woord met (ongeveer) dezelfde betekenis? j een verzamelmap, bv. voor taken/schrijfoefeningen/boekbesprekingen die je maakt in de loop van een heel schooljaar? k het soort tekst, bv. een brief, gedicht, sms’je ... ? l het onderwerp waarover een boek, film, liedje ... gaat? m de beoordeling van een taak, presentatie ... ? n een kort briefje met een eenvoudige boodschap, zoals je bv. soms op tafel vindt als je thuiskomt en er is niemand? o Nu blijft er nog 1 woord over dat je zelf mag verklaren, en t s: da i
Blok 1 - Woord- en spelcocktail
57
OPDRACHT 2
Een heleboel emoties! Welke gevoelens hieronder zijn aangenaam? Hoe voel jij je niet graag? Schrijf onder elke smiley minstens elf woorden van de volgende verzameling. ongerust – vertederd – gespannen – zenuwachtig – ontgoocheld – dankbaar – enthousiast – woedend – gelukkig – benieuwd – opgewekt – verwonderd – kwaad – verlegen – angstig – vernederd – onzeker – bang – eenzaam – onverschillig – bezorgd – ontspannen – opgelucht – ontroerd – nieuwsgierig – zelfverzekerd
OPDRACHT 3
Als je goed kijkt, vind je beslist enkele ‘koppeltjes’ in de woorden uit opdracht 2.
1 Zoek een synoniem voor: a vertederd
=
c gespannen
=
b benieuwd
=
d woedend
=
2 Zoek het tegengestelde van:
58
a ontspannen ↔
c zelfverzekerd ↔
b opgelucht ↔
d dankbaar
Bl Blok 1 - Woord- en spelcocktail
↔
OPDRACHT 4
Bruggen bouwen Zoek de woorden die passen bij de omschrijvingen. De laatste letter van woord 1 = de eerste letter van woord 2 enzovoort. Die letters krijg je cadeau. a 1: de onderdelen die goed moeten zijn, die men zal beoordelen (woord in het mv.!) 2: een spannende, gevaarlijke belevenis of het verhaal over zo’n belevenis 3: een lijst met trefwoorden achteraan in een boek, alfabetisch gerangschikt
a
r
b 1: een verzamelmap 2: blij omdat iets goed afgelopen is 3: onderwerp waarover een boek, film, tekst ... gaat
o
t
c 1: het gesprek dat je voert om een bepaalde job te krijgen 2: een briefje met een eenvoudige boodschap, bv. ‘Ik hou van je! Tot straks! X’ 3: de beoordeling; soms worden er punten gegeven
k
e
d 1: typische meisjesboeken; een Engels woord in afgekorte vorm 2: soort tekst (bv. een brief, gedicht, sms), is telkens een ander ... 3: synoniem voor ‘gevoelens’ 4: woord met (ongeveer) dezelfde betekenis
t
OPDRACHT 5
e
s
Allemaal gevoelens! Werk met je buur. Kies een gevoel uit opdracht 2 om uit te beelden voor de klas. Bedenk een situatie die je met twee gaat spelen. Op een bepaald moment ‘bevriezen’ de spelers. Op dat moment moet de klas raden welk gevoel jullie hebben uitgebeeld. De leraar bepaalt hoeveel woorden/zinnen jullie maximaal mogen gebruiken!
Blok 1 - Woord- en spelcocktail
59
OPDRACHT 6
Kruiswoordraadsel
Horizontaal 3 Er komt stoom uit zijn oren en hij briest als een leeuw. Pas op! Hij is ... ! 8 Af en toe moet je eens ontspannen. Ken je het spreekwoord daarvoor? De boog kan niet altijd ... zijn! 10 Als ik een spreekbeurt moet houden, struikel ik over mijn woorden en vergeet ik mijn tekst. Waarom ben ik toch zo ... (= nerveus)? 12 We zaten aan tafel met de Engelse collega’s van mama en haar Japanse baas. Gelukkig spreekt die vrij goed Engels, zodat de ... vlot verliep. 14 HÊ! Waarom stel je zoveel vragen? Ben je zo ... ? 15 Onze leraar kan met zoveel ... (= hartstocht) vertellen over de oude Romeinen en hun vreemde gewoontes, dat ik helemaal vergeet dat ik geschiedenis haat. 17 Gooi maar alle ramen open, want er hangt hier echt een zweetluchtje. Hier is dringend nood aan ... (= verluchting). 18 Mijn vriendje kan goed doen alsof niets hem raakt. Zelfs op de grofste beledigingen reageert hij niet en trekt een o... gezicht.
60
Bl Blok 1 - Woord- en spelcocktail
Verticaal 1 Je had nooit mogen verklappen aan zijn vrienden dat hij vorig jaar nog last had van bedplassen. Daardoor voelde hij zich ontzettend ... (= klein, minderwaardig). 2 Er was zo’n grote ... (= verscheidenheid, keuze) aan taartjes en gebakjes, dat mama niet meer kon kiezen. 4 Mevrouw, welke c... moeten we in ‘t oog houden voor onze schrijfoefening? Gaat u ook rekening houden met spelfouten? (woord in het mv.!) 5 Elke cultuur heeft haar eigen taal en ook haar eigen o... . Zo zullen Filippijnse mensen een cadeautje nooit openmaken terwijl de gasten erbij zijn. 6 Waarom ben je zo ... ? Je moet dringend meer zelfvertrouwen krijgen! 7 Tine had haar les goed geleerd en toch had ze een 0 op haar toets. Ze wist helemaal niet wat ze moest doen, ze begreep de ... niet. 9 Onze presentatie verliep bijna perfect en heel de klas reageerde enthousiast. Er was maar één ... (= zwakke plek): in het begin kregen we de slappe lach van de zenuwen. 11 Op de prijskaart staat: btw en bediening ... (= inbegrepen). Dan moet je toch niet zo’n grote fooi geven? 13 Als ik in een nieuwe groep kom, durf ik bijna niets te zeggen. Ik ben erg ... . 16 Zo’n druk, hip T-shirt zou ik voor papa niet meenemen. Hij draagt altijd ... (= eenvoudige) kleren. OPDRACHT 7
Bonuswoord Als je alle oefeningen juist opgelost hebt, kun je dit woord vinden. Je leraar geeft je daarvoor een bonuspunt. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
vakje 1-8 uit opdracht 1 neem je het woord dat overbleef tot op het einde vakje 9:
uit opdracht 3 neem je de 3e letter van het synoniem voor benieuwd
vakje 10
uit opdracht 3 neem je de 4e letter van het tegengestelde van opgelucht
vakje 11
uit opdracht 3 neem je de voorlaatste letter van het tegengestelde van dankbaar
Voorbeeldzin van de leraar:
Blok 1 - Woord- en spelcocktail
61
OPDRACHT 8
2
Spelcocktail Deze woorden zaten ergens in Blok 1 verscholen. Oefen hun schrijfwijze met de fiche SPELSPELLETJES. avonturier avontuurlijk chicklit clipart communicatiesituatie criterium evaluatie experiment illustratie incident inclusief inhoudsopgave instructie instructiewoord kattebelletje markeren omgangsvormen ontgoocheld onverschillig opgelucht passie pijnpunt portfolio pseudoniem register sober sollicitatiegesprek synoniem taalbeschouwing teksttype thema variĂŤteit (dak)ventilatie vernederen vertederd
62
Bl Blok 1 - Woord- en spelcocktail
Blok 1 - Woordverklaringen
63
zn
zn
zn
zn
het criterium – criteria
evaluatie – evaluaties
de
het experiment – experimenten
de
zn
zn
instructie – instructies
de
het instructiewoord – instructiewoorden
zn
inhoudsopgave – inhoudsopgaves
bn/bw
zn
de
inclusief
het incident – incidenten
illustratie – illustraties
zn
communicatiesituatie – situaties
de
zn
clipart – cliparts
de
zn
bn
avontuurlijk
chicklit
zn
avonturier – avonturiers
de
de
Woordsoort
Die Franse instructiewoorden begrijp ik niet. Wat betekent traduisez nu weer?
het opdrachtwoord
de opdracht, wat je precies moet doen
een overzichtelijke lijst van wat er in een boek of tijdschrift staat
Als ik de inhoudsopgave van hoofdstuk 1 bekijk, herken ik een heleboel onderwerpen van vorig schooljaar. Als onze leraar Frans de instructies voor een oefening niet vertaalt, weet ik nooit wat ik moet doen.
inbegrepen
een probleem, een storend of gevaarlijk voorval
tekening
een proef, test
de beoordeling; soms worden er punten gegeven
het onderdeel dat goed moet zijn, dat men zal beoordelen
situatie waarin informatie wordt uitgewisseld
een computertekening die je als illustratie in een tekst kunt plakken
de instructie: zie les 4
de instructeur = soort lesgever
tegengestelde: exclusief = niet inbegrepen
illustreren = een tekening erbij maken/zoeken
experimenteren = testen, uitproberen
het avontuur; de avonturier
spannend, gevaarlijk; je kunt het einde niet voorspellen chicksliteratuur, typische meisjesboeken
avontuurlijk: zie les 1
55
23
26
12
18
32
23
20
46
11
40
29
8
24
Verwante woorden P.
iemand die houdt van spannende gebeurtenissen
Betekenis
Op de rekening staat: bediening inclusief. Je hoeft dus geen fooi/ drinkgeld meer te geven.
De betoging verliep zonder incidenten. De politie stond ontspannen toe te kijken.
Waarom hebben boeken voor tieners zo weinig illustraties?
Aan zo'n experiment wil ik niet meedoen: het lijkt me veel te gevaarlijk!
Voor de zelfevaluatie moet je je eigen werk beoordelen.
‘Zijn kledij is geen criterium om mijn zoon te beoordelen!', brieste papa tegen de directeur.
De communicatiesituatie was ingewikkeld omdat de vier aanwezigen allemaal een verschillende moedertaal hadden.
Dankzij die leuke clipart zag haar opstel er heel aantrekkelijk uit.
Mijn broer lacht me vaak uit als ik van de bib kom. 'Weer van die onnozele chicklit meegebracht, zusje?', smaalt hij dan.
Jeff is avontuurlijk aangelegd: hij houdt van bergbeklimming en andere gevaarlijke sporten.
Een avonturier als hij is een interessante kandidaat voor Expeditie Robinson!
Zin
64
Blok 1 - Woordverklaringen
bn
bn
onverschillig
opgelucht
zn
zn
het pseudoniem – pseudoniemen
het register – registers
het sollicitatiegesprek – zn gesprekken
bn/bw
zn
de/ portfolio – het portfolio’s
sober
zn
zn
vd
ontgoocheld
passie – passies
zn
omgangsvormen
ww
zn
het pijnpunt – pijnpunten
de
de
markeren
het kattebelletje – kattebelletjes
Woordsoort
aanduiden (onderstrepen, omcirkelen, met een fluostift overtrekken ...)
een briefje met een eenvoudige boodschap (vb. Ik hou van je! Tot straks! X)
Betekenis
Die short kun je echt niet aantrekken om op sollicitatiegesprek te gaan.
Vergis je niet! Die sobere jurk is ontzettend duur!
Zoek eens snel op in het register op welke kaart Berlijn te vinden is.
GAL is het pseudoniem van cartoonist Gerard Alsteens.
Hoeveel taken moeten er dit trimester in ons portfolio zitten?
Haar pijnpunt blijft dat ze zo weinig zelfvertrouwen heeft.
Mijn tante heeft een passie voor orchideeën. Ze heeft al twintig verschillende soorten in huis.
Heel de klas was opgelucht omdat de juf toch geen toets deed.
Papa reageerde onverschillig op de voetbaluitslagen, want hij interesseert zich niet voor voetbal.
Ik was erg ontgoocheld toen iedereen een cadeautje kreeg, behalve ik!
de opluchting
de onverschilligheid
de ontgoocheling
het gesprek dat je voert om een bepaalde job te krijgen
eenvoudig
een lijst met trefwoorden achteraan in een boek; alfabetisch gerangschikt
een schuilnaam of leuke bijnaam die je zelf kiest
een verzamelmap
de zwakke plek, het knelpunt
solliciteren = je kandidaat stellen voor een bepaalde job
verwar niet met somber = donker, pessimistisch
registreren = opnemen in een register, noteren
42
46
26
48
30
45
24
16
16
16
42
55
42
Verwante woorden P.
heel sterke liefde voor iets of iemand synoniem: hartstocht
blij omdat iets goed afgelopen is
het raakt je niet, je hebt er geen gevoelens bij
erg teleurgesteld; je had veel meer verwacht
Zijn ouders hebben hem streng opgevoed; ze hechten veel belang aan de manier waarop mensen met beleefde omgangsvormen. elkaar omgaan
Met markeren mag je niet overdrijven, anders wordt je blad té druk.
Pieter is zeker thuis geweest, want ik heb een kattebelletje van hem gevonden op de koelkast.
Zin
Blok 1 - Woordverklaringen
65
zn
de
zn
zn
zn
zn
ww
vd
het teksttype – teksttypes
het thema – thema’s
variëteit – variëteiten
(dak)ventilatie
vernederen
vertederd
de
de
taalbeschouwing
zn
het synoniem – synoniemen
Woordsoort
Mama raakt meteen vertederd als ze naar babyfoto's kijkt.
Ik laat me door zo'n macho niet vernederen waar al mijn vrienden bij staan!
Deze koepel kun je opendraaien als het te warm wordt; zo krijg je een goede ventilatie.
Ken je deze variëteit van witte druiven? Er zitten geen pitjes in!
We moesten vier gedichten zoeken over het thema vriendschap.
Vaak herken je het teksttype al aan de lay-out.
Taalbeschouwing wordt makkelijker met leuke voorbeeldzinnen.
Zoek eens een synoniem; anders moet je drie keer na mekaar hetzelfde woord gebruiken.
Zin
je wordt ergens zacht, warm en stil van
iemand zo behandelen dat hij zich minder voelt
verluchting (via het dak)
de soort
onderwerp waarover een boek, film, lied, gedicht, tekst ... gaat
het soort tekst, bv. een brief, gedicht, sms'je ...
nadenken over taal
Twee woorden die dezelfde betekenis hebben, zijn synoniemen van elkaar.
Betekenis
synoniem: ontroerd
vernederd = klein, minderwaardig; de vernedering
de ventilator
variëren = afwisseling brengen
16
16
12
42
31
27
10
39
Verwante woorden P.
66
Blok 1 - Woordverklaringen
Zelftoets
In Blok 1 heb je al heel wat geleerd: je kent en kunt al een en ander! Tijd dus om jezelf te testen. Begrijp en beheers je alles? De oplossingen vind je bij het onlinelesmateriaal.
Les 2 Vragen over communicatie 1 Bekijk deze communicatiesituatie. Duid de zender, de boodschap en de d ontvanger aan.
Okselvijvers
//3 3
Dag Joepie. Ik ben een jongen van 16 en ik moet echt aaltijd lttijijd zw zzweten. wet ete teenn. Onder mijn oksels zijn het echte vijvers. Ook al heb ik he hhet et nni niet ieett w warm, aarrm, m, toch zweet ik. Weten jullie hoe ik dit overmatig zwetenn mo moet m oet oet et sstoppen? tto op pp pen en? Ruben Uit: www.joepie.be
zender boodschap ontvanger middel doel
2 Lees de bladwijzer aandachtig. Beantwoord nadien de vragen. a Wie is de schrijver?
/5
TIPS
voor een gesmeerde
b Wat zegt hij?
voorleestechniek
1 Maak het gezellig. 2 Kijk je publiek zo vee
l mogelijk aan.
3 Las korte stiltes in en verhoog zo de spanning.
c Aan wie zegt hij het? Voor wie is het bedoeld? d Met welke bedoeling zegt de schrijver iets? e Hoe zegt hij het?
4 Stel tussendoor vra gen aan je publiek: wat nu? 5 Zacht geuister, har d
gebulder: wissel af.
6 Speel met tempo: lees snel bij een achtervolging, trager voor de ontknoping. 7 Je gezicht leeft me e met het verhaal. 8 Lees in spreektaal, niet in schrijftaal. Verander de zinnen als die te moeilijk zijn . 9 Stop op een spann end moment: zo he bben je luisteraars iets om naa Blok 1 r-uitZelftoets te kijken. Uit: www.klasse.be
67
Les 3 Gevoelens in een ik-boodschap 3 Lees dit gedicht en markeer de gevoelens die je erin terugvindt.
/5
bang – boos – onzeker – verlegen – gespannen – zenuwachtig – woedend – jaloers – blij – zelfverzekerd – nieuwsgierig – …
Tas Liep ik met mijn grote tas alle boeken, niks vergeten te zeulen in die nieuwe school. Waar moest ik naartoe? De jongens en meisjes uit de vijfde stonden gewoon bij elkaar. Zou ik later ook met jongens praten en lachen en staan? Stonden ze bij mijn fiets te vrijen durfde ik niets te zeggen. Wachten tot ze klaar waren mijn zware tas op de grond. Remco Ekkers
Les 5 Over teksttypes en hun kenmerken 4 Pas het oriënterend lezen op deze tekst toe. Geef van deze tekst de basisinformatie. /5 a Welke tekstkenmerken heeft de tekst?
b Wat voor teksttype is dit?
c Noteer de bron van deze tekst.
d Welk tekstdoel heeft deze tekst?
e Noteer het leesdoel.
68
Blok 1 - Zelftoets
Uit: Dag Allemaal
Les 8 Mailen naar een leraar 5 Lees het e-mailbericht. Wat loopt er fout? Wees kritisch en beoordeel met de tabel.
/5
Bericht aan: Onderwerp: hoi daar! In bijlage ons groepswerk. XXX die van 1Mb
Criteria Duidelijk onderwerp (kort, krachtig)
ja - nee
Gepaste aanspreking (eigentijds, maar niet te informeel)
ja - nee
Correcte informatie (kort, duidelijk en ter zake)
ja - nee
Gepast taalgebruik (formeel en sober woordgebruik, direct)
ja - nee
Gepaste groet (eigentijds)
ja - nee
6 Herschrijf de mail tot een goede.
/10
Bericht aan: Onderwerp:
Controleer je mail met de criteria!
Blok 1 - Zelftoets
69
Les 9 Hoofdletters 7 De journalist die dit artikel schreef, vergat de hoofdletters. Breng ze aan en noteer de woorden eronder.
/12
spuit die jackson doodde te koop voor 5 miljoen dollar sommige avonturiers trachten op een wel heel bedenkelijke manier een graantje mee te pikken rond de dood van michael jackson. zo biedt een onbekende amerikaanse verkoper de fatale spuit ter veiling aan voor 5 miljoen dollar. het lugubere object wordt geveild door veilinghuis julien’s uit las vegas. dat meldt onze nederlandse zusterkrant de telegraaf. de familie wil tot elke prijs vermijden dat de veiling, voorzien voor 25 juni, effectief plaatsvindt. de verkoper wil het object precies een jaar na de dood van the King of pop laten veilen. dichte vrienden reageren geschokt op de geplande verkoop. daarnaast is de spuit niet langer nodig in de lijkschouwing of bij het komende proces van conrad murray, de lijfarts van de betreurde popster. Naar: Het Laatste Nieuws
Les 10 Instructiewoorden 8 Welke betekenis past bij de schuingedrukte woorden? Vink aan. Els, benoem de zinsdelen in de zin. geef een naam onderzoek schrijf op Water verdampt. Welke verklaring kun je daarvoor geven? beschrijving uitleg Geef een overzicht van de cijfers. Maak een lijst met cijfers. Schrijf een uitleg over de cijfers. Bereken een gemiddelde.
70
Blok 1 - Zelftoets
Formuleer de reden voor ‌ Schrijf op Duid aan Vergelijk beide teksten. Geef de kenmerken. Geef wat gelijk is en wat verschillend.
/5