Ntc2 bb wb vbpg

Page 1

Bronnenboek

Nieke Bastiaenssen Liese Bergen Elke Coorens Elke Libert Marita Van Auwenis Pieter Wyffels Rudi Wuyts

2


INHOUDSOPGAVE Thema 1

Benieuwd?

p. 9

Thema 2

In beeld

p. 55

Thema 3

Overtuigd?

p. 91

Project 1

Vriendschapsboom

p. 127

Thema 5

Klikt het?

p. 153

Thema 6

Energie(k) en gezond

p. 181

Project 2

Aparte mensen

p. 225

Thema 8

Vreemd?

p. 231

Project 3

Mangaspel

Vademecum

p. 259

Literatuurtips

p. 318


TRIMESTER 1

Luisteren Spreken

1 Benieuwd?

2 In beeld

3 Overtuigd?

Negenvragenmodel/ communicatieschema Les 2

Jeugdprogramma’s op radio en tv Les 1

Reclameboodschap in de media Les 4 - les 5

Herhaling luisterstrategieën Les 2

Luisteren naar korte uiteenzetting/ interview Les 1

Objectief – subjectief (herhaling feit – mening) Les 3

Spreken over taal en lezen: mening geven Les 1

Info meedelen over een bepaald onderwerp Les 1 Spreektechnische aspecten – lichaamstaal Les 1 – les 2

Uiteenzetting (over leerstof ) in de klas – vragen stellen over leerstof / antwoorden geven Les 1

4 Vriendschapsboom project 1 Uitspraken in een discussie Deelnemen aan een discussie - argumenten bedenken - mening verwoorden en besluit formuleren Reflecteren op spreken Les 2 Luisterdoel bepalen en verschillende luisterstrategieën – kritisch luisteren Les 4 Uitdrukkingen/ spreekwoorden in communicatiesituatie Les 5

Lezen

Herhaling leesstrategieën en OVUR Les 3 Schrijven en lezen - alfabetische lijst - inhoud Les 5

Schrijven

Algemene schrijfwijzer (met checklist): welke schrijver ben ik? Les 6 Schrijven en lezen - alfabetische lijst - inhoud Les 5

Ondertiteling bij informatieve en ontspannende tv-programma’s Les 4 Schrijven en lezen: beeld en lay-out, illustratie, teksttypes Les 5

Schrijven en lezen beeld en lay-out Les 5

Reclameteksten en advertenties Les 4 – les 5

Kritisch lezen Inhoud van de boodschap Les 1

Objectief – subjectief Feiten en meningen Les 3

Schrijven voor school - schrijfkaders Les 1

Beluisterde samenvatten – in schema – met vragen – in kaders Les 4 Gevoelens creatief verwerken Les 5


TRIMESTER 2 5 Klikt het?

6 Energie(k) en gezond

Luisteren naar polyloog – Luisterhouding Uitspraken beoordelen Standpunt innemen Aan gedachtewisseling deelnemen Gespreksregels respecteren Aandacht voor taalregister Les 1

Totaalopdracht luisteren – info noteren, tabellen aanvullen … – luisterstrategieën Les 3

Digitaal lezen – elektronische leeromgeving – wiki’s Les 5

Structuur in teksten – alineaverbanden Les 4

TRIMESTER 3 7 Aparte mensen project 2

8 Vreemd

9 Mangaspel project 3

Informatie geven over zichzelf – Luisteren naar reacties over zichzelf Les 1 – 2

Vragen noteren tijdens luisteren Les 1 Spreekplan sleutelwoorden Les 1 Mening beluisteren/ formuleren Deelnemen aan discussie Les 3 Uiteenzetting beluisteren en beoordelen Les 5 Presentatie (OVUR) beoordelingsformulier – taalgebruik Les 5 Centraal thema – mening – reflectie – Luisterstrategieën Les 7

Integratie van vaardigheden – taalbeschouwing – mangaspel Totaalopdracht Luisteren naar – spreken over Gepaste strategieën inzetten Werken met criteria …

Vragen op papier/ digitaal lezen en beantwoorden Les 2

Vragen noteren tijdens lezen Les 1 Informatiebronnen – informatie opzoeken Les 2 – les 3 Tekst in schema zetten Les 2 – les 3 Delen van tekst (I-M-S) Les 3 – les 4 Leesstrategieën informatieve tekst Les 4

Opdrachten en informatie lezen spelregels lezen en volgen

Vragen) noteren tijdens luisteren / lezen Les 1 – les 3 Tekst in schema zetten Les 2 – les 3 Gegevens verzamelen – tekstverwerking gebruiken Samenvatting maken Les 4 Opstellen spreekplan (PowerPoint) ter ondersteuning van presentatie Les 5 Opbouw toneeltekst Aanhalingstekens Les 6

Opmaken opdrachten mangaspel – schrijftips gebruiken Beschrijven mangafiguur

Creatieve opdracht bij literair lezen Les 1

Raadplegen websites – informatie zoeken Les 3 – les 4 Interview Les 3

Brief waarin gangbare conventies gerespecteerd worden – Opbouw brief Les 2 Herschrijven en reviseren tekst Les 3 Spannende tekst Les 3 Wiki’s schrijven schrijfkaders Les 5

Creatieve opdracht bij literair lezen Les 1 Informatie noteren tijdens luisteren Les 5

Vragen op papier/ digitaal lezen en beantwoorden Les 2 Interview – vragen aanvullen Les 3


TRIMESTER 1

Taalbeschouwing

Spelling

1 Benieuwd? Herhaling werkwoord spelling ott – ovt – vd Spelbreker

Literair lezen

3 Overtuigd?

4 Vriendschapsboom project 1

Leestekens bij zinstypes Les 3 Hulptekens Lettergetetter

Moeilijkewoordenwijzer – achterhalen woordbetekenis Les 4

Lichaamstaal- verbale en non-verbale communicatie Les 2

Synoniemen, antoniemen Lettergetetter

Beeldtaal – beeldspraak (lett. en fig. / uitdrukkingen zegswijzen) Les 7

Taal en taalgebruik Les 1

Soorten zinnen Les 3 Herhaling tijden – toekomende tijd Les 6

Inleven in verhaal – mening formuleren Les 1

Lettergetetter en spelbrekers

2 In beeld

Taalgebruik in reclame Les 4 – les 5 Objectief - subjectief taalgebruik Feit - mening Les 3

Taalgebruik herkennen Les 5

Schooltaalwoorden/ instructiewoorden/ vaktermen Les 7 Taalonderzoek herhaling zins- en woordleer / zinsdeel woordgroep Les 8

Opbouw strip Illustraties / tekstballonnen Les 8

Reclame voor jeugdboeken Les 6

Beeldtaal werkbalkknoppen

Hulptekens

Ontspannende teksten beluisteren Start portfolio Les 7

Uitdrukkingen – werkwoordspelling

Betekenis van woorden achterhalen in beluisterde tekst Les 4

Kritisch lezen Gevoelens / ervaringen verwoorden Reflecteren op lezen Informatie uit literair fragment Les 3


TRIMESTER 2 5 Klikt het?

6 Energie(k) en gezond

TRIMESTER 3 7 Aparte mensen project 2

8 Vreemd

Leestekens Lettergetetter

Aaneenschrijven – tussenletter tussenklank Lettergetetter

Aanhalingstekens Les 6

Het lidwoord Les 4

Nieuwe woorden door verbouwen van woorden – G – S – A Gevoelswaarde Les 2

Nieuwe woorden: vreemde woorden – afkomstig uit andere talen – G – S – A Betekenisrelaties Les 9

Het voornaamwoord Les 6 Semantiek synoniem, antoniem, homoniem Gevoelwaarde Letterlijk/figuurlijk Les 7 Variatie in zinsbouw Les 3 Reflectie spelling: leestekens Lettergetetter

Ervaringen uitwisselen over boek Digitaal verhaal Les 5

Signaalwoorden – alineaverbanden – tekststructuren Les 4 Zn / bn / bijwoord (U) Les 5 Voorzetsels Les 6 De bepaling (vs voorwerp) Les 7 Verhaal - genres Les 1

Poëzie: kenmerken / rijm Les 8

Beluisteren en lezen literair fragment Les 5

Vragen noteren tijdens luisteren naar/ lezen van literair fragment Les 1 Fictie – non-fictie Les 2 Toneelteksten Les 5 Boek en verfilmd boek Les 8

Schooltaalwoorden leestekens

Tussenletter tussenklank

Werkwoorden Woorden bij toneel

9 Mangaspel project 3

Opmaken opdrachten mangaspel


LES 7 Schooltaalwoorden - Gesnapt! Taalbeschouwing Opdracht 1

LES 8 Taalonderzoeker Taalbeschouwing

SLEUTELPLAN SLEUTEL 1 - Stel de sleutelvraag om het onderwerp te zoeken. - Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd? (Wie of wat doet iets of wordt/is iets?) - Vervang het onderwerp door een ander(e) woord/woordgroep. - Ga na met welk(e) woord/woordgroep dit lukt. - Verander het onderwerp van getal (enkelvoud of meervoud). - Onderstreep het woord dat mee verandert. Je opent de eerste deur: oog in oog met het onderwerp!

Thema 3 - Overtuigd? - Les 7 - Les 8

115


SLEUTEL 2 - Nu weet je al waarover of over wie er in de zin iets gezegd wordt. - Wat wordt er in de zin over het onderwerp gezegd. Duid dat deel aan. Je opent de tweede deur: oog in oog met de rest van de zin (de andere zinsdelen)! SLEUTEL 3 - Welke (werk)woorden zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt? (het wwg) - Welke woorden zeggen wat het onderwerp wordt of is? (het nwg). - Welk woord staat vlak achter of voor het onderwerp? - Verandert dit woord als je het onderwerp in het meervoud of het enkelvoud zet? (de pv) Je opent de derde deur: oog in oog met het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde! SLEUTEL 4 - Zoek het belangrijkste werkwoord in de zin. Onderstreep het. - Welke woorden of woordgroepen zijn nauw met dat werkwoord verbonden? - Welke kun je gemakkelijk weglaten? Is de boodschap nog zinvol of ontbreekt een aanvulling? - Welke werkwoorden hebben nood aan een aanvulling om een zinvolle boodschap te vormen? - Welke woorden zeggen wat iemand doet? (het lv) - Welke woorden zeggen aan wie of voor wie iemand iets doet/is/wordt? (het mv) - Welke andere zinsdelen zijn ook nauw met het werkwoord verbonden? (andere voorwerpen) Je opent de vierde deur: oog in oog met de voorwerpen (zoals lijdend en meewerkend voorwerp)! SLEUTEL 5 - Welke woorden of woordgroepen zijn niet zo nauw met het werkwoord verbonden? - Welke extra informatie voegen deze woorden of woordgroepen bij het wwg of nwg? - Welke woorden zeggen wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor iemand iets doet? - Welke woorden zeggen wanneer, waar, waarmee, waardoor iemand iets is of wordt? Je opent de vijfde deur: oog in oog met de bepalingen!

116

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8


Je onderzocht: 1 over wie of waarover in de zin iets gezegd wordt (onderwerp); 2 wat erover het onderwerp in de zin gezegd wordt (andere zinsdelen/ rest van de zin); 3 welke (werk)woorden zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt (wwg); welk woorden zeggen hoe, wie of wat het onderwerp is of wordt (nwg); 4 hoe nauw de zinsdelen met het nwg/wwg verbonden zijn; welke woorden zeggen wat iemand doet (lv); welke woorden zeggen aan wie of voor wie iemand iets doet (mv); welke andere zinsdelen ook erg nauw met het werkwoord verbonden zijn (voorwerpen); 5 welke woorden (zinsdelen) niet zo nauw met het wwg/nwg verbonden zijn; welke woorden info toevoegen bij wwg/nwg over plaats, tijd, wijze ‌; welke woorden zeggen wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor iemand iets doet; welke woorden zeggen wanneer, waar, waarmee, waardoor iemand iets is of wordt, (bepalingen)

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

117


Werkboek

Nieke Bastiaenssen Liese Bergen Elke Coorens Elke Libert Marita Van Auwenis Pieter Wyffels Rudi Wuyts

2


INHOUDSOPGAVE Thema 1

Benieuwd?

p. 7

Les 1 Benieuwd? Les 2 Een vreemd bericht Les 3 Nog nieuws? Les 4 Moeilijkewoordenwijzer Les 5 Navigeren in inhoudsopgaves … niet voor dummy’s Les 6 Welke schrijver ben jij? Les 7 Luisteren naar boeken Zelftoets Lettergetetter en spelbrekers

p. 8 p. 10 p. 13 p. 23 p. 29 p. 32 p. 40 p. 53 p. 69

Thema 2

In beeld

p. 75

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Zelftoets Lettergetetter

Jeugdprogramma’s Lichaamstaal Over soorten zinnen: heb je er ook zin in? Ondertiteld Beeld en opmaak ‘De naakte taak’ De verleden en de toekomende tijd - Weggaan Beeldtaal / beeldspraak Strips: doe het zelf

p. 76 p. 80 p. 82 p. 92 p. 96 p. 99 p. 108 p. 116 p. 121 p. 146

Thema 3

Overtuigd?

p. 151

Les 1 Leerstof in een kader Les 2 Het werkwoord zei: ‘Kom erbij!’ Les 3 Over feiten en meningen Les 4 Reclameboodschap in de media Les 5 Reclameboodschap Eureka! Les 6 Over hypes en helden, reclame voor boeken Les 7 Schooltaalwoorden - Gesnapt! Les 8 Taalonderzoeker Zelftoets Spelbrekers – Hulptekens Lettergetetter

p. 152 p. 154 p. 164 p. 170 p. 174 p. 178 p. 184 p. 189 p. 198 p. 221 p. 235

Project 1

Vriendschapsboom

p. 237

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5

Wie ben je? Discussier je mee? Het fenomeen Grondig verpest Plant een vriendschapsboom

p. 238 p. 241 p. 243 p. 251 p. 258


Thema 5

Klikt het?

p. 261

Les 1 In gesprek Les 2 Een briefje voor de stripheld Les 3 Variatie in zinnen Les 4 Het lidwoord Les 5 Digitaal lezen: beam je leraar, zip je les Les 6 Het voornaamwoord Les 7 Semantiek: synoniem, antoniem, homoniem Les 8 Poëzie: domino je mee? Zelftoets Lettergetetter Spelbrekers – Leestekens

p. 262 p. 266 p. 268 p. 273 p. 282 p. 289 p. 299 p. 306 p. 307 p. 329 p. 330

Thema 6

p. 339

Energie(k) en gezond

Les 1 Literaire wandeling Les 2 Word jij een seriewoordenaar? Les 3 Hoe verpakt? Les 4 Structuuraanduiders? Les 5 Woorden en beelden Les 6 Het voorzetsel Les 7 Mmmm, lekker gezond … Zelftoets Lettergetetter Spelbrekers – Tussenletter/tussenklank

p. 340 p. 350 p. 358 p. 361 p. 371 p. 380 p. 383 p. 390 p. 409 p. 410

Project 2

Aparte mensen

p. 423

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5

Talenten troef? Op niveau? Job is top? Zoek je plaats Een klas(boek) vol talenten

p. 424 p. 426 p. 429 p. 431 p. 432

Thema 8

Vreemd

p. 435

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Zelftoets Lettergetetter

Vragen staat vrij … Ben jij erin getuind? Ik weet wat jij niet weet Hoe goed ben jij met actualiteit? Hoe voer je een spreekopdracht uit? Scenarioramp! Schrijver gezocht Uit het slop Op boekbezoek en filmvisite Op zoek naar een betekenis: meer dan een grondwoord

p. 436 p. 440 p. 441 p. 445 p. 448 p. 452 p. 454 p. 458 p. 461 p. 472 p. 485

Project 3

Mangaspel

p. 487

Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5

Studiewijzer Creatie van je eigen mangafiguur Groepswerk / de opdrachten Groepswerk / de opdrachtenfiche Spelen maar!

p. 488 p. 499 p. 502 p. 502 p. 505

Placemat Opdrachtenfiches bij project 3 Vorderingsfiche

p. 507 p. 511 p. 513


Aan de slag met Hoe doe je dat? Met zes tintelende thema’s en drie prikkelende projecten in je bronnenboek en je werkboek Thema 1

Benieuwd?

Thema 2

In beeld

Thema 3

Overtuigd?

Project 1

Vriendschapsboom

Thema 5

Klikt het?

Thema 6

Energie(k) en gezond

Project 2

Aparte mensen

Thema 8

Vreemd

Project 3

Mangaspel

Met gemak In teksten vind je feiten of meningen. Vaak krijg je een combinatie van beide. Afhankelijk van het tekstdoel is een tekst objectief of subjectief. Er bestaan ook ‘mengvormen’. Objectieve tekst Subjectieve tekst - tekstdoel: informeren - tekstdoel: overtuigen - hoofdzakelijk controleerbare feiten - hoofdzakelijk meningen (weergave van de realiteit, soms gebaseerd op (persoonlijke weergave/ wetenschappelijk onderzoek) interpretatie van een feit) - de mening van de schrijver komt niet echt - de mening van de schrijver naar voren komt nadrukkelijk naar voren

Wat je moet leren, vind je in de paarse kaders, de Vastgespijkerd-kaders.

Er zijn bepaalde woorden/woordgroepen die van een feit een mening maken en omgekeerd.

Wat moet je kunnen? - de gepaste link kiezen in een elektronische leeromgeving; - een wiki schrijven naar aanleiding van een vraag; - ervaringen uitwisselen over een boek.

Woordverklaring , gebeurtenis van de actualiteit = onderwerp lik de dag, van het ogenb of bepaling geven definiëren = een definitie schrijven van iets, iets duidelijk om

Wat je moet kennen en kunnen, vind je in de blauwe kaders.

In de woordverklaring vind je uitleg bij allerlei moeilijke woorden.


Met een beetje hulp Hoe doe je dat? Zoek de woordbetekenis. - Noteer op aparte blaadjes de woorden die je niet begrijpt. - Leg de blaadjes na het beluisteren in het midden van de groep. - Kies het woord dat je wel begrijpt vanuit de context. - Vorm met dat woord een zin zodat de anderen het woord kunnen begrijpen. - Schrijf de zinnen op die voor jou belangrijk zijn voor het juiste woordbegrip. Lees de taalopdrachten.

Probeer je een beeld te vormen bij wat de leraar in de klas vertelt, dan heb je al veel geleerd en onthoud je gemakkelijker de leerstof.

tip

Volg de stappen en ontdek hoe je het doet.

Oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren. De OVUR’s maken je vaardig. Talloze tips helpen je op weg. Zet een stapje terug en fris op wat je al leerde.

WB p. 452

Meer info over taalbeschouwing, vaardigheden en leren leren, zoek je op in het vademecum achteraan in je bronnenboek.

BB p. 259

Met gevoel voor (taal)humor Droedelen, ook dat is taal.

E

Lettergetetter

J

I

F

G Vul het kruiswoordraadsel in (i en j zijn twee aparte hokjes)

H

C A D

1

2

3 4 5

6

7

Spelen met woorden.

8 9

10

11

12 13

14

Thema 6 - Lettergetetter

409


Met kennis van zaken Evalueer jezelf en de anderen.

Hoe ging het? Heb je over iedereen iets kunnen vertellen? Hoe kon jij de informatie onthouden? Zou je dat de volgende keer op een andere manier aanpakken? Waarom wel of niet? Durfde je het woord te nemen? Heb jij je klasgenoten beter leren kennen?

Hoe vaardig ben je al? Bekijk je vooruitgang op de vorderingsfiches.

Op het einde van een thema toets je jezelf: wat ken en kun je al? Na de toets vind je extra oefenmateriaal, zowel basis- als verdiepingsoefeningen.

Stap 2 Je maakt de toets. Je vindt de toetsen vanaf p. 55.

Wat zul je hier aan doen?

Je let extra op

……/……/…… Toelichtingen en tips:

Stap 1 De leraar vertelt je welke toetsopdrachten of welke delen van een toetsopdracht jij zult maken. Je markeert ze in de eerste kolom van het overzicht op p. 54.

2

Wat zul je hier aan doen?

Je let extra op 1

……/……/…… Toelichtingen en tips:

4 = goed

Crea

Beoordelingsschaal:

Titel oefening

Netheid

Attitudes

Hoe gebruik je de zelftoets?

Aandacht voor spelling

Nummer:

Taalbeschouwing Inhoud Structuur

1 = zwak

Opbouw: I-M-S Gepaste titel

Klas:

Product

Lay-out

2 = onvoldoende

Opdracht volbracht Verbanden / alinea's

3 = voldoende

… Voorbereiding Gepast: doel, ontvanger ...

0 = geen moeite

Zinnen Gepast taalgebruik

Vorderingsfiche Nederlands: schrijven

Naam:

Creativiteit Woordkeuze

5 = uitstekend

Cijfer …

Zelftoets In Thema 1 heb je al heel wat geleerd: je kent en kunt al een en ander! Tijd dus voor een toetsmoment.

Stap 3 Na de toets controleer je met de correctiesleutel. Je duidt op het schuifbalkje in kolom 4 aan hoe je scoorde. Hoe ging het? het lukte heel goed = meer dan 70 % = goed (3) het ging behoorlijk = 70% - 51% = voldoende (2)

Vorderingsfiche Nederlands: schrijven

507

het moet beter = de helft of minder = onvoldoende (1) Stap 4 Op basis van je resultaat bepaal je aan welke extra opdrachten jij zelfstandig werkt. Je spreekt met de leraar af of je oefent op basis (B) of verdieping (V). Als je niet alle opdrachten maakt in de klas, kun je ze gebruiken om thuis verder te oefenen. Extra opdrachten vind je vanaf p. 61.

Thema 1 Thema - Benieuwd? 1 - Zelftoets - Les 1

Met enthousiasme

53

Met elkaar

Voor fans van contractwerk.

X-tra

Met twee kun je meer dan alleen.

Voor wie houdt van een extraatje. Voor wie graag oefent met het scherm.

Hoe ging het? Ik spreek, schrijf, lees, bekijk, beluister …. NEDERLANDS!

Maak samen werk van Netwerk TaalCentraal!


LES 8 Taalonderzoeker Taalbeschouwing

zinsdelen verplaatsen en vervangen o, wwg, nwg, voorwerpen en bepalingen

zinsdelen benoemen sleutelplan gebruiken aantal zinsdelen

1 Kraak de code!

Opdracht 1 Werk met z’n tweeën. De leraar duidt aan met welke zin van de tekst je werkt. Een deftig woord C Het komt uit het Grieks. O Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … D Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. E Je snapt het al. Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd

1

Lees de zinnen. Begrijp je de boodschap volledig? Waarom wel/niet? Onderstreep de woorden die te weinig informatie geven. Hoe komt dat?

Wat kun je daaruit besluiten?

2

Lees wat meer uitleg bij de zinnen uit oefening 1. Vertel aan elkaar wat je las. Wat is cryptografie eigenlijk? Een deftig woord C Eigenlijk is cryptografie gewoon een plechtig woord. Spreek het maar eens langzaam uit. Doe dit met een donkere stem. Geef toe: het woord zelf is in elk geval al een béétje geheimzinnig. Het komt uit het Grieks. Je kunt het in twee stukken delen: crypto + grafie. O ‘Crypto’ of ‘Kryptós’ betekent ‘verborgen’. Misschien ken je het woordje ‘crypte’ wel. Dat betekent letterlijk: ‘verborgen plaats’. Ben je ooit in een kathedraal of grote kerk geweest? Vaak hebben ze daar zo’n crypte. Het is een eeuwenoude kapel die onder de grond verstopt zit. Sommige crypten zijn netjes ingericht. Maar je hebt er ook die donker, vochtig en kil zijn.

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

189


Echt een héél speciaal gevoel om erdoorheen te wandelen. Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … D ‘Grafie’ of ‘gráfo’ betekent ‘schrijven’. Er bestaan wel honderden woorden die samenhangen met ‘grafie’: kalligrafie, cartografie, fotografie, echografie … Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. Maar cryptografie is natuurlijk iets héél bijzonders. E Je snapt het al. We gaan het hier volop hebben over verborgen tekens, letters en cijfers, over stiekeme berichten en verstopte boodschappen, en zelfs over teksten die niemand ooit kan ontraadselen. Ons eigen doodgewone Nederlandse woordje voor het chique ‘cryptografie’ is dan ook ‘geheimschrift’ … Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd

3

Bekijk de zinnen uit oefening 1 opnieuw, maar nu met de context in je achterhoofd. Maakt dat een verschil voor een beter begrip van de boodschap?

Wil je een zin uit een boodschap juist begrijpen, dan heb je nood aan alle woorden/ woordgroepen/zinnen in die boodschap. Eén aparte of geïsoleerde zin is vaak onduidelijk. Wat de zender (schrijver of spreker) precies bedoelt, blijft mysterieus.

2 Onderzoek de zin of zoek onder de zin of zinonderzoek?

Opdracht 2 Vervang de onderstreepte woorden, zodat de boodschap duidelijker wordt. C Het komt uit het Grieks. Het: Spreek het maar eens langzaam uit. Het: O Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … je: daar:

190

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8


Dat betekent letterlijk: ‘verborgen plaats’. dat: D Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. allemaal: ze: Maar cryptografie is natuurlijk iets héél bijzonders. cryptografie: E Je snapt het al. je: het: We gaan het hier volop hebben over verborgen tekens, letters en cijfers, over stiekeme berichten en verstopte boodschappen, en zelfs over teksten die niemand ooit kan ontraadselen. we: hier:

Opdracht 3 Weet jij de code te ontcijferen? BB

1

Lees de tekst volledig. Start daarna het taalonderzoek.

p. 115-117

Hoe doe je dat? Gebruik hiervoor het sleutelplan. Je vindt het in je bronnenboek. WB p. 160

Het taalonderzoek helpt je om de zinsdelen (onderwerp, werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp en de bepaling) te benoemen.

1 In de oudheid, rond 440 vóór Christus, leefde een slimme koning. 2 Hij wilde Griekenland stiekem waarschuwen. 3 Want Perzië wilde het aanvallen. 4 Herodotos, een Griekse geschiedenisschrijver, vertelde het zo.

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

191


5 De schrandere koning liet het hoofd van de arme slaaf kaalscheren. 6 Hij zette zijn boodschap als een tatoeage op het kale hoofd. 7 Na een paar dagen groeide het haar weer bij. 8 Op die manier kon de koning het bericht netjes verbergen voor ongewenste pottenkijkers. 9 De koning stuurde de slaaf op weg. 10 De buitenwereld vermoedde niets. 11 Maar diegene voor wie de boodschap bestemd was, kwam wĂŠl alles te weten. 12 Hij schoor de slaaf weer kaal. 13 Het bericht kwam tevoorschijn. 14 Het was een verdomd knappe truc van die oude koning.

Hoe heet de beschreven handigheid of truc van de koning? 2

Noteer in de tabel de lettercombinatie die hoort bij het onderstreepte zinsdeel in de 14 zinnen van oefening 1. Bekijk de lettercombinaties en kies de juiste letter om de truc van de koning te ontdekken. onderwerp (o) = SAR naamwoordelijk gezegde (nwg) = WYP werkwoordelijk gezegde (wwg) = TIK 9

7

1

8

lijdend voorwerp (lv) = OCH meewerkend voorwerp (mv) = DEN bepaling = GUL 4

2

14

3

11

6

12

Koos je de juiste letters dan ken je de naam voor de handigheid van de koning! (oplossing= kalekoptruc) Opdracht 4 Lees de tekst. Gebruik het sleutelplan van het taalonderzoek. Slimme Grieken Herodotus vertelde een andere slimme verstoptruc in het oude Griekenland. Zo schreven de Grieken boodschappen op een houten tablet. Daarna bedekten ze het bericht met een laag was. Het tablet leek dan een onbeschreven blad.

192

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8


Spoor de onderstreepte zinsdelen op. Noteer ze in de tabel. onderwerp wwg nwg voorwerp lv voorwerp mv bepaling

Opdracht 5 Zoekwerk … twijfel je? Bekijk het anders … 1

Herlees deze zin. Beantwoord na je onderzoek de vragen over deze zin. Herodotus vertelde een andere slimme verstoptruc in het oude Griekenland. Is Herodotus wel diegene over wie in de zin iets verteld wordt? Waarom wel/waarom niet?

Weet je wat hij ook nog vertelde? Weet je waar hij dat vertelde? 2

Doe de vervangtruc. Werk met z’n tweeën. Vervang de zinsdelen door andere woorden/woordgroepen. Zorg dat je een zinvolle/correcte boodschap vormt. Natuurlijk mag/kan het ook grappig zijn. Herodotus

3

vertelde

een andere slimme verstoptruc

in het oude Griekenland.

Doe de verplaatsingstruc. Herodotus

vertelde

een andere slimme verstoptruc

in het oude Griekenland.

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

193


Op die manier

kon

de koning het bericht

netjes

verbergen

voor ongewenste pottenkijkers.

Opdracht 6 Lees de tekst. Gebruik het sleutelplan van het taalonderzoek. 1

Benoem de zinsdelen onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Een extra w’tje over tattoos Het kalekoptrucje is meer dan 2000 jaar oud, maar tatoeages zijn een nog véél ouder fenomeen. Zelfs Ötzi, de ijsmummie uit de Alpen, die zo’n 5350 jaar geleden leefde, had maar liefst 57 tattoos! Je kunt het je misschien moeilijk voorstellen, maar er zijn ook Egyptische mummies gevonden met tatoeages. Ook nu nog, in de eenentwintigste eeuw, zijn tattoos hip. Vechtende draken of kussende mensen, op je armen of je benen, op je buik of je billen, het kan allemaal. Soms verhullen die tattoos helemaal niets, integendeel. Soms hebben ze een mysterieuze betekenis die alleen de drager ervan helemaal begrijpt. Misschien ken je wel die ‘man met een geheim plan’ uit de populaire Amerikaanse serie Prison Break. Om zijn broer uit de gevangenis te bevrijden laat hij zichzelf opsluiten. De hele plattegrond van de gevangenis is in detail op zijn lichaam getatoeëerd, maar dan wel volgens een code. Alleen hij kent de verborgen betekenis van de tatoeages, zodat niemand alarm zal slaan … Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd

194

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8


1 Het kalekoptrucje is meer dan 2000 jaar oud. 2 Tatoeages zijn een nog véél ouder fenomeen. 3 Zelfs Ötzi had maar liefst 57 tattoos! 4 Die ijsmummie leefde zo’n 5350 jaar geleden in de Alpen. 5 Je kunt het je misschien moeilijk voorstellen. 6 Wetenschappers vonden ook Egyptische mummies met tatoeages. 7 Ook nu nog, in de eenentwintigste eeuw, zijn tattoos hip. 8 Soms verhullen die tattoos helemaal niets. 9 Misschien ken je wel die ‘man met een geheim plan’ uit de populaire Amerikaanse serie Prison Break. 2

Uit hoeveel zinsdelen is de zin opgebouwd? Zet een cijfer na de zin. Waar heb je getwijfeld? Noteer kort waarom je twijfelde.

Opdracht 7 Lees de tekst. Gebruik het sleutelplan van het taalonderzoek. 1

Benoem de zinsdelen onderwerp, wwg/nwg, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. 1 De vriendin van mijn broer heeft een boek van Guy Didelez gekocht. o wwg (pv + vd) lv 2 Hij signeerde boeken tijdens de boekenbeurs in Antwerpen. 3 Daarna heeft ze dit verpakt. 4 Zaterdag kreeg mijn broer het gesigneerde exemplaar. 5 Ze schonk hem ook een mooie bladwijzer die ze er gratis bij kreeg.

2

Uit hoeveel zinsdelen is de zin opgebouwd? Zet een cijfer na de zin. Waar heb je getwijfeld? Noteer kort waarom je twijfelde.

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

195


Opdracht 8 Nu jij! Beantwoord de vragen met een volledige zin. 1

Wanneer gebruik jij geheimschrift of een geheime code?

2

Waarom hebben mensen een geheime code of geheimschrift ?

3

Welke andere geheimschriften of codes ken je?

4

Herlees de zinnen en onderzoek ze met het sleutelplan. Kies er één uit en benoem daarvan de zinsdelen. Je zin:

5

Laat je buur controleren of je alle zinsdelen aanduidde en benoemde.

X-tra Opdracht 9 Jij, de ander en het geheim: je schrijft/vertelt een geheime boodschap. Werk per twee. Soms wil je dat niemand jouw diepste geheim ooit te weten komt. Meestal schrijf of teken je het dan niet op papier. Nee, zeg, je houdt het gewoon voor jezelf, opgesloten in je hoofd of hart. Cryptografie gebruik je ook om iets geheim te houden, maar het gaat dan niet om een geheim dat helemaal niemand mag weten. Vaak is het de bedoeling dat maar één ander jouw geheim kan ontraadselen. Je deelt het geheim dus met elkaar. En dat doe je door een geheime taal uit te vinden. Jij bent in dat geval de zender, die ander is de ontvanger. Alleen de zender en de ontvanger - jij en die ander dus - hebben de sleutel om die taal te kunnen begrijpen. Iemand anders snapt geen jota van het bericht, alleen jullie kunnen de boodschap ontcijferen. Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd

1

Bedenk drie geheime zinnen/boodschappen. Verzin samen die geheimtaal. Elke zin bestaat uit een onderwerp en de rest van de zin (andere zinsdelen). In zin 1 stop je een nwg + bepaling. In zin 2 stop je een wwg + lv + bepaling. In zin 3 stop je een wwg + lv + mv.

2

Schrijf de zinnen op en duid de zinsdelen aan. Zet de zinnen daarna om in je verzonnen geheimtaal. 1 2 3

Woordverklaring

196

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

geen jota = niets


Hoe ging het? Gebruik het sleutelplan om de zinnen te controleren. Zo zie je snel of je de zinsdelen juist benoemde.

Wat moet je kunnen? - zinsdelen benoemen door gebruik te maken van het sleutelplan; - aangeven uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat; - zinsdelen binnen de zin verplaatsen; - zinsdelen vervangen met behulp van de context. Wat moet je kennen? - zin, zinsdelen: o, wwg, nwg, voorwerpen (lv, mv), bepalingen

Leestip

Thema 3 - Overtuigd? - Les 8

197


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.