Leerwerkboek
Nieke Bastiaenssen Liese Bergen Elke Coorens Elke Libert Marita Van Auwenis Pieter Wyffels Rudi Wuyts
2
INHOUDSOPGAVE Thema 1
Benieuwd?
p. 11
Les 1 Benieuwd? Les 2 Een vreemd bericht Les 3 Nog nieuws? Les 4 Moeilijkewoordenwijzer Les 5 Navigeren in inhoudsopgaves … niet voor dummy’s Les 6 Welke schrijver ben jij? Les 7 Luisteren naar boeken Zelftoets Lettergetetter en spelbrekers
p. 12 p. 15 p. 18 p. 34 p. 38 p. 43 p. 52 p. 64 p. 80
Thema 2
In beeld
p. 87
Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Zelftoets Lettergetetter
Jeugdprogramma’s Lichaamstaal Over soorten zinnen: heb je er ook zin in? Ondertiteld Beeld en opmaak ‘De naakte taak’ De verleden en de toekomende tijd - Weggaan Beeldtaal / beeldspraak Strips: doe het zelf
p. 88 p. 92 p. 95 p. 106 p. 110 p. 116 p. 127 p. 134 p. 143 p. 162
Thema 3
Overtuigd?
p. 167
Les 1 Leerstof in een kader Les 2 Het werkwoord zei: ‘Kom erbij!’ Les 3 Over feiten en meningen Les 4 Reclameboodschap in de media Les 5 Reclameboodschap Eureka! Les 6 Over hypes en helden, reclame voor boeken Les 7 Schooltaalwoorden - Gesnapt! Les 8 Taalonderzoeker Zelftoets Spelbrekers – Hulptekens Lettergetetter
p. 168 p. 171 p. 179 p. 184 p. 190 p. 195 p. 203 p. 207 p. 214 p. 234 p. 246
Project 1
Vriendschapsboom
p. 247
Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5
Wie ben je? Discussier je mee? Het fenomeen Grondig verpest Plant een vriendschapsboom
p. 248 p. 252 p. 254 p. 264 p. 271
Thema 5
Klikt het?
p. 275
Les 1 In gesprek Les 2 Een briefje voor de stripheld Les 3 Variatie in zinnen Les 4 Het lidwoord Les 5 Digitaal lezen: beam je leraar, zip je les Les 6 Het voornaamwoord Les 7 Semantiek: synoniem, antoniem, homoniem Les 8 Poëzie: domino je mee? Zelftoets Lettergetetter Spelbrekers – Leestekens
p. 276 p. 280 p. 282 p. 289 p. 296 p. 303 p. 312 p. 320 p. 322 p. 336 p. 337
Thema 6
p. 345
Energie(k) en gezond
Les 1 Literaire wandeling Les 2 Word jij een seriewoordenaar? Les 3 Hoe verpakt? Les 4 Structuuraanduiders? Les 5 Woorden en beelden Les 6 Het voorzetsel Les 7 Mmmm, lekker gezond … Zelftoets Lettergetetter Spelbrekers – Tussenletter/tussenklank
p. 346 p. 356 p. 365 p. 368 p. 380 p. 390 p. 393 p. 401 p. 413 p. 414
Project 2
Aparte mensen
p. 427
Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5
Talenten troef? Op niveau? Job is top? Zoek je plaats Een klas(boek) vol talenten
p. 428 p. 430 p. 434 p. 436 p. 437
Thema 8
Vreemd
p. 441
Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6 Les 7 Les 8 Les 9 Zelftoets Lettergetetter
Vragen staat vrij … Ben jij erin getuind? Ik weet wat jij niet weet Hoe goed ben jij met actualiteit? Hoe voer je een spreekopdracht uit? Scenarioramp! Schrijver gezocht Uit het slop Op boekbezoek en filmvisite Op zoek naar een betekenis: meer dan een grondwoord
p. 442 p. 448 p. 449 p. 455 p. 458 p. 462 p. 466 p. 469 p. 473 p. 482 p. 495
Project 3
Mangaspel
p. 497
Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5
Studiewijzer Creatie van je eigen mangafiguur Groepswerk / de opdrachten Groepswerk / de opdrachtenfiche Spelen maar!
p. 498 p. 509 p. 512 p. 512 p. 515
Vademecum Placemat Opdrachtenfiches bij project 3 Vorderingsfiches Literatuurtips
p. 516 p. 571 p. 573 p. 575 p. 583
TRIMESTER 1
Luisteren Spreken
1 Benieuwd?
2 In beeld
3 Overtuigd?
Negenvragenmodel/ communicatieschema Les 2
Jeugdprogramma’s op radio en tv Les 1 – les 4
Reclameboodschap in de media Les 4 – les 5
Herhaling luisterstrategieën Les 2
Luisteren naar korte uiteenzetting/ interview Les 1
Objectief – subjectief (herhaling feit – mening) Les 3
Spreken over taal en lezen: mening geven Les 1
Info meedelen over een bepaald onderwerp Les 1 Spreektechnische aspecten – lichaamstaal Les 1 – les 2
Uiteenzetting (over leerstof ) in de klas – vragen stellen over leerstof / antwoorden geven Les 1
4 Vriendschapsboom project 1 Uitspraken in een discussie Deelnemen aan een discussie - argumenten bedenken - mening verwoorden en besluit formuleren Reflecteren op spreken Les 2 Luisterdoel bepalen en verschillende luisterstrategieën – kritisch luisteren Les 4 Uitdrukkingen/ spreekwoorden in communicatiesituatie Les 5
Lezen
Herhaling leesstrategieën en OVUR Les 3 Tekst lezen: betekenis moeilijke woorden Les 4 Schrijven en lezen - alfabetische lijst - inhoud Les 5
Schrijven
Algemene schrijfwijzer (met checklist): welke schrijver ben jij? Les 6 Schrijven en lezen - alfabetische lijst - inhoud Les 5
Ondertiteling bij informatieve en ontspannende tv-programma’s Les 4 Schrijven en lezen: beeld en lay-out, illustratie, teksttypes Les 5
Schrijven en lezen beeld en lay-out Les 5
Reclameteksten en advertenties Les 4
Kritisch lezen Inhoud van de boodschap Les 1
Objectief – subjectief Feiten en meningen Les 3
Schrijven voor school - schrijfkaders Les 1
Beluisterde samenvatten – in schema – met vragen – in kaders Les 4 Gevoelens creatief verwerken Les 5
TRIMESTER 2 5 Klikt het?
6 Energie(k) en gezond
Luisteren naar polyloog – Luisterhouding Uitspraken beoordelen Standpunt innemen Aan gedachtewisseling deelnemen Gespreksregels respecteren Aandacht voor taalregister Les 1
Totaalopdracht luisteren – info noteren, tabellen aanvullen … – luisterstrategieën Les 3 – les 5
Digitaal lezen – elektronische leeromgeving – wiki’s Les 5
Structuur in teksten – alineaverbanden Les 4
Creatieve opdracht bij literair lezen Les 1
Herschrijven en reviseren tekst Les 3 Spannende tekst Les 3 Wiki’s schrijven schrijfkaders Les 5
7 Aparte mensen project 2
8 Vreemd
9 Mangaspel project 3
Informatie geven over zichzelf – Luisteren naar reacties over zichzelf Les 1 – les 2
Vragen noteren tijdens luisteren Les 1 Spreekplan sleutelwoorden Les 1 Mening beluisteren/ formuleren Deelnemen aan discussie Les 3 Uiteenzetting beluisteren en beoordelen Les 5 Presentatie (OVUR) beoordelingsformulier – taalgebruik Les 5 Centraal thema – mening – reflectie – Luisterstrategieën Les 7
Integratie van vaardigheden – taalbeschouwing – mangaspel Totaalopdracht Luisteren naar – spreken over Gepaste strategieën inzetten Werken met criteria …
Vragen noteren tijdens lezen Les 1 Informatiebronnen – informatie opzoeken Les 2 – les 3 Tekst in schema zetten Les 2 – les 3 Delen van tekst (I-M-S) Les 3 – les 4 Leesstrategieën informatieve tekst Les 4
Opdrachten en informatie lezen spelregels lezen en volgen
Vragen) noteren tijdens luisteren / lezen Les 1 – les 3 Tekst in schema zetten Les 2 – les 3 Gegevens verzamelen – tekstverwerking gebruiken Samenvatting maken Les 4 Opstellen spreekplan (PowerPoint) ter ondersteuning van presentatie Les 5 Opbouw toneeltekst Aanhalingstekens Les 6
Opmaken opdrachten mangaspel – schrijftips gebruiken Beschrijven mangafiguur
Vragen beantwoorden over fragment Les 5
Vragen op papier/ digitaal lezen en beantwoorden Les 2 Raadplegen websites – informatie zoeken Les 3 – les 4
Taalgebruik observeren in teksten Les3
Brief waarin gangbare conventies gerespecteerd worden – Opbouw brief Les 2
TRIMESTER 3
Interview Les 3
Creatieve opdracht bij literair lezen Les 1 Informatie noteren tijdens luisteren Les 3 – les 5
Vragen op papier/ digitaal lezen en beantwoorden Les 2 Interview – vragen aanvullen Les 3 Creatief schrijven Les 5
TRIMESTER 1
Taalbeschouwing
Spelling
1 Benieuwd?
2 In beeld
Herhaling werkwoord spelling ott – ovt – vd Spelbreker
3 Overtuigd?
4 Vriendschapsboom project 1
Leestekens bij zinstypes Les 3 Hulptekens Lettergetetter
Moeilijkewoordenwijzer – achterhalen woordbetekenis Les 4
Lichaamstaal- verbale en non-verbale communicatie Les 2
Synoniemen, antoniemen Lettergetetter
Beeldtaal – beeldspraak (lett. en fig. / uitdrukkingen zegswijzen) Les 7
Taal en taalgebruik Les 1
Soorten zinnen Les 3 Herhaling tijden – toekomende tijd Les 6
Taalgebruik in reclame Les 4 – les 5 Objectief - subjectief taalgebruik Feit - mening Les 3
Betekenis van woorden achterhalen in beluisterde tekst Les 4 Taalgebruik herkennen Les 5
‘Taalsysteem: de rol van het werkwoord – onderwerp, wwg, nwg, lv en mv’ - Les 2 Schooltaalwoorden/ instructiewoorden/ vaktermen Les 7 Taalonderzoek herhaling zins- en woordleer / zinsdeel woordgroep Les 8
Lettergetetter en spelbrekers
Literair lezen
Inleven in verhaal – mening formuleren Les 1
Opbouw strip Illustraties / tekstballonnen Les 8
Reclame voor jeugdboeken Les 6
Beeldtaal werkbalkknoppen
Hulptekens
Ontspannende teksten beluisteren Start portfolio Les 7
Uitdrukkingen – werkwoordspelling Synoniemen – antoniemen
Kritisch lezen Gevoelens / ervaringen verwoorden Reflecteren op lezen Informatie uit literair fragment Les 3
TRIMESTER 2 5 Klikt het?
6 Energie(k) en gezond
TRIMESTER 3 7 Aparte mensen project 2
8 Vreemd
Leestekens Lettergetetter
Aaneenschrijven – tussenletter tussenklank Lettergetetter
Aanhalingstekens Les 6
Het lidwoord Les 4
Nieuwe woorden door verbouwen van woorden – G – S – A Gevoelswaarde Les 2
Nieuwe woorden: vreemde woorden – afkomstig uit andere talen – G – S – A Betekenisrelaties Les 9
Het voornaamwoord Les 6 Semantiek synoniem, antoniem, homoniem Gevoelwaarde Letterlijk/figuurlijk Les 7 Variatie in zinsbouw Les 3 Reflectie spelling: leestekens Lettergetetter
Ervaringen uitwisselen over boek Digitaal verhaal Les 5
Signaalwoorden – alineaverbanden – tekststructuren Les 4 Zn / bn / bijwoord (U) Les 5 Voorzetsels Les 6 De bepaling (vs voorwerp) Les 7
Verhaal - genres Les 1
Poëzie: kenmerken / rijm Les 8
Beluisteren/lezen literair fragment Les 1 – les 5
Vragen noteren tijdens luisteren naar/ lezen van literair fragment Les 1 Fictie – non-fictie Les 2 Toneelteksten Les 6 Boek en verfilmd boek Les 8
Schooltaalwoorden leestekens
Tussenletter tussenklank
Werkwoorden Woorden bij toneel
9 Mangaspel project 3
Opmaken opdrachten mangaspel
Aan de slag met Hoe doe je dat? Met zes tintelende thema’s en drie prikkelende projecten in je leerwerkboek. Thema 1
Benieuwd?
Thema 2
In beeld
Thema 3
Overtuigd?
Project 1
Vriendschapsboom
Thema 5
Klikt het?
Thema 6
Energie(k) en gezond
Project 2
Aparte mensen
Thema 8
Vreemd
Project 3
Mangaspel
Met gemak In teksten vind je feiten of meningen. Vaak krijg je een combinatie van beide. Afhankelijk van het tekstdoel is een tekst objectief of subjectief. Er bestaan ook ‘mengvormen’. Objectieve tekst Subjectieve tekst - tekstdoel: informeren - tekstdoel: overtuigen - hoofdzakelijk controleerbare feiten - hoofdzakelijk meningen (weergave van de realiteit, soms gebaseerd op (persoonlijke weergave/ wetenschappelijk onderzoek) interpretatie van een feit) - de mening van de schrijver komt niet echt - de mening van de schrijver naar voren komt nadrukkelijk naar voren
Wat je moet leren, vind je in de paarse kaders, de Vastgespijkerd-kaders.
Er zijn bepaalde woorden/woordgroepen die van een feit een mening maken en omgekeerd.
Wat moet je kunnen? - de gepaste link kiezen in een elektronische leeromgeving; - een wiki schrijven naar aanleiding van een vraag; - ervaringen uitwisselen over een boek.
Woordverklaring , gebeurtenis van de actualiteit = onderwerp lik de dag, van het ogenb of bepaling geven definiëren = een definitie schrijven van iets, iets duidelijk om
Wat je moet kennen en kunnen, vind je in de blauwe kaders.
In de woordverklaring vind je uitleg bij allerlei moeilijke woorden.
Met een beetje hulp Hoe doe je dat? Zoek de woordbetekenis. - Noteer op aparte blaadjes de woorden die je niet begrijpt. - Leg de blaadjes na het beluisteren in het midden van de groep. - Kies het woord dat je wel begrijpt vanuit de context. - Vorm met dat woord een zin zodat de anderen het woord kunnen begrijpen. - Schrijf de zinnen op die voor jou belangrijk zijn voor het juiste woordbegrip. Lees de taalopdrachten.
Probeer je een beeld te vormen bij wat de leraar in de klas vertelt, dan heb je al veel geleerd en onthoud je gemakkelijker de leerstof.
tip
Volg de stappen en ontdek hoe je het doet.
Oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren. De OVUR’s maken je vaardig. Talloze tips helpen je op weg. Zet een stapje terug en fris op wat je al leerde.
LWB p. 44-51
Meer info over taalbeschouwing, vaardigheden en leren leren, zoek je op in het vademecum achteraan in je leerwerkboek.
LWB p. 516
Met gevoel voor (taal)humor Droedelen, ook dat is taal.
E
Lettergetetter
J
I
F
G Vul het kruiswoordraadsel in (i en j zijn twee aparte hokjes)
H
C A D
1
2
3 4 5
6
7
Spelen met woorden.
8 9
10
11
12 13
14
Thema 6 - Lettergetetter
409
Met kennis van zaken Evalueer jezelf en de anderen.
Hoe ging het? Heb je over iedereen iets kunnen vertellen? Hoe kon jij de informatie onthouden? Zou je dat de volgende keer op een andere manier aanpakken? Waarom wel of niet? Durfde je het woord te nemen? Heb jij je klasgenoten beter leren kennen?
Hoe vaardig ben je al? Bekijk je vooruitgang op de vorderingsfiches.
Op het einde van een thema toets je jezelf: wat ken en kun je al? Na de toets vind je extra oefenmateriaal.
Stap 2 Je maakt de toets. Je vindt de toetsen vanaf p. 65.
Wat zul je hier aan doen?
Je let extra op
……/……/…… Toelichtingen en tips:
Stap 1 De leraar vertelt je welke toetsopdrachten of welke delen van een toetsopdracht jij zult maken. Je markeert ze in de eerste kolom van het overzicht op p. 64.
2
Wat zul je hier aan doen?
Je let extra op 1
……/……/…… Toelichtingen en tips:
4 = goed
Crea
Beoordelingsschaal:
Titel oefening
Netheid
Attitudes
…
Hoe gebruik je de zelftoets?
Aandacht voor spelling
Nummer:
Taalbeschouwing Inhoud Structuur
1 = zwak
Opbouw: I-M-S Gepaste titel
Klas:
Product
Lay-out
2 = onvoldoende
Opdracht volbracht Verbanden / alinea's
3 = voldoende
… Voorbereiding Gepast: doel, ontvanger ...
0 = geen moeite
Zinnen Gepast taalgebruik
Vorderingsfiche Nederlands: schrijven
…
Naam:
Creativiteit Woordkeuze
5 = uitstekend
Cijfer …
Zelftoets In Thema 1 heb je al heel wat geleerd: je kent en kunt al een en ander! Tijd dus voor een toetsmoment.
Stap 3 Na de toets controleer je met de correctiesleutel. Je duidt op het schuifbalkje in kolom 4 aan hoe je scoorde. Hoe ging het? het lukte heel goed = meer dan 70 % = goed (3) het ging behoorlijk = 70% - 51% = voldoende (2)
Vorderingsfiche Nederlands: schrijven
het moet beter = de helft of minder = onvoldoende (1)
507
Stap 4 Op basis van je resultaat bepaal je aan welke basisopdrachten (B) jij zelfstandig werkt. Extra basisopdrachten vind je vanaf p. 74. Als je niet alle opdrachten maakt in de klas, kun je ze gebruiken om thuis verder te oefenen voor Nederlands. Soms zul je van de leraar een verdiepingsopdracht (V) krijgen.
64
Thema 1 - Zelftoets
Met enthousiasme
Met elkaar
Voor fans van contractwerk.
X-tra
Met twee kun je meer dan alleen.
Voor wie houdt van een extraatje. Voor wie graag oefent met het scherm.
Hoe ging het? Ik spreek, schrijf, lees, bekijk, beluister …. NEDERLANDS!
Maak samen werk van Netwerk TaalCentraal!
tip
Wil je bij toetsen en proeven prima scoren, dan moet je ook de vragen goed lezen én een duidelijk antwoord formuleren. Als er in de vraag meer dan een persoon of zaak wordt vernoemd, dan mag je in je antwoord niet zomaar ‘ze’ schrijven. De leraar vraagt zich dan af over wie je het eigenlijk hebt. Bv. Vraag: Waarom zetten de Romeinen de koningen aan de kant? Onduidelijk antwoord: Ze (= wie) gedroegen zich als alleenheersers. Duidelijk antwoord: De koningen gedroegen zich als alleenheersers.
Wat moet je kunnen? - vaktermen of begrippen herkennen; - ontdekken hoe vaktermen en begrippen in een schoolboek verklaard worden; - woorden koppelen aan hun verklaring; - die woorden gebruiken in een andere context; - figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen.
sleutelplan gebruiken
LES 8 Taalonderzoeker Taalbeschouwing
aantal zinsdelen in zin
zinsdelen benoemen, verplaatsen, vervangen
1 Kraak de code!
Opdracht 1 Werk met z’n tweeën. De leraar duidt aan met welke zin van de tekst je werkt. Een deftig woord C Het komt uit het Grieks. O Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … D Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. E Je snapt het al. Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
207
1
Lees je zin. Begrijp je de boodschap volledig? Waarom wel/niet? Onderstreep de woorden die te weinig informatie geven. Hoe komt dat?
Wat kun je daaruit besluiten?
2
Lees wat meer uitleg bij de zinnen uit oefening 1. Vertel aan elkaar wat je las. Wat is cryptografie eigenlijk? Een deftig woord C Eigenlijk is cryptografie gewoon een plechtig woord. Spreek het maar eens langzaam uit. Doe dit met een donkere stem. Geef toe: het woord zelf is in elk geval al een béétje geheimzinnig. Het komt uit het Grieks. Je kunt het in twee stukken delen: crypto + grafie. O ‘Crypto’ of ‘Kryptós’ betekent ‘verborgen’. Misschien ken je het woordje ‘crypte’ wel. Dat betekent letterlijk: ‘verborgen plaats’. Ben je ooit in een kathedraal of grote kerk geweest? Vaak hebben ze daar zo’n crypte. Het is een eeuwenoude kapel die onder de grond verstopt zit. Sommige crypten zijn netjes ingericht. Maar je hebt er ook die donker, vochtig en kil zijn. Echt een héél speciaal gevoel om erdoorheen te wandelen. Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … D ‘Grafie’ of ‘gráfo’ betekent ‘schrijven’. Er bestaan wel honderden woorden die samenhangen met ‘grafie’: kalligrafie, cartografie, fotografie, echografie … Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. Maar cryptografie is natuurlijk iets héél bijzonders. E Je snapt het al. We gaan het hier volop hebben over verborgen tekens, letters en cijfers, over stiekeme berichten en verstopte boodschappen, en zelfs over teksten die niemand ooit kan ontraadselen. Ons eigen doodgewone Nederlandse woordje voor het chique ‘cryptografie’ is dan ook ‘geheimschrift’ … Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd
3
208
Bekijk de zinnen uit oefening 1 opnieuw, maar nu met de context in je achterhoofd. Maakt dat een verschil voor een beter begrip van de boodschap?
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
Wil je een zin uit een boodschap juist begrijpen, dan heb je nood aan alle woorden/ woordgroepen/zinnen in die boodschap. Eén aparte of geïsoleerde zin is vaak onduidelijk. Wat de zender (schrijver of spreker) precies bedoelt, blijft mysterieus.
2 Onderzoek de zin of zoek onder de zin of zinonderzoek?
Opdracht 2 Vervang de onderstreepte woorden, zodat de boodschap duidelijker wordt. C Het komt uit het Grieks. Het: O Je voelt hoe daar de geheimen uit een ver verleden sluimeren … je: daar: D Allemaal hebben ze te maken met een manier van schrijven, tekenen of afbeelden. allemaal: ze: E Je snapt het al. je: het:
Opdracht 3 Weet jij de code te ontcijferen? Lees de tekst volledig. Start daarna het taalonderzoek. Benoem de onderstreepte zinsdelen.
LWB p. 176
Hoe doe je dat? Gebruik hiervoor het sleutelplan op p. 555-556. Het taalonderzoek helpt je om de zinsdelen (onderwerp, werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp en de bepaling) te benoemen.
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
209
1 In de oudheid, rond 440 v贸贸r Christus, leefde een slimme koning. 2 Hij wilde Griekenland stiekem waarschuwen. 3 Want Perzi毛 wilde het aanvallen. 4 Herodotos, een Griekse geschiedenisschrijver, vertelde het zo. 5 De schrandere koning liet het hoofd van de arme slaaf kaalscheren. 6 Hij zette zijn boodschap als een tatoeage op het kale hoofd. 7 Na een paar dagen groeide het haar weer bij. 8 Op die manier kon de koning het bericht netjes verbergen voor ongewenste pottenkijkers. 9 De koning stuurde de slaaf op weg. 10 De buitenwereld vermoedde niets. 11 Maar diegene voor wie de boodschap bestemd was, kwam w茅l alles te weten. 12 Hij s choor de slaaf weer kaal. 13 Het bericht kwam tevoorschijn. 14 Het was een verdomd knappe truc van die oude koning.
Opdracht 4 Lees de tekst. Spoor de onderstreepte zinsdelen op. Noteer ze in de tabel. Gebruik het sleutelplan van het taalonderzoek. Slimme Grieken Herodotus vertelde een andere slimme verstoptruc in het oude Griekenland. Zo schreven de Grieken boodschappen op een houten tablet. Daarna bedekten ze het bericht met een laag was. Het tablet leek dan een onbeschreven blad.
onderwerp wwg nwg voorwerp - lv voorwerp - mv bepaling
210
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
Opdracht 5 1
Herlees deze zin. Beantwoord na je onderzoek de vragen over deze zin. Herodotus vertelde een andere slimme verstoptruc in het oude Griekenland. Is Herodotus wel diegene over wie in de zin iets verteld wordt? Waarom wel/waarom niet?
Weet je wat hij ook nog vertelde? Weet je waar hij dat vertelde? 2
Doe de vervangtruc. Werk met z’n tweeÍn. Vervang de zinsdelen door andere woorden/woordgroepen. Zorg dat je een zinvolle/correcte boodschap vormt. Natuurlijk mag/kan het ook grappig zijn. Herodotus
3
vertelde
een andere slimme verstoptruc
in het oude Griekenland.
Doe de verplaatsingstruc. Herodotus
vertelde
een andere slimme verstoptruc
in het oude Griekenland.
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
211
Opdracht 6 Lees de tekst. Een extra w’tje over tattoos Het kalekoptrucje is meer dan 2000 jaar oud, maar tatoeages zijn een nog véél ouder fenomeen. Zelfs Ötzi, de ijsmummie uit de Alpen, die zo’n 5350 jaar geleden leefde, had maar liefst 57 tattoos! Je kunt het je misschien moeilijk voorstellen, maar er zijn ook Egyptische mummies gevonden met tatoeages. Ook nu nog, in de eenentwintigste eeuw, zijn tattoos hip. Vechtende draken of kussende mensen, op je armen of je benen, op je buik of je billen, het kan allemaal. Soms verhullen die tattoos helemaal niets, integendeel. Soms hebben ze een mysterieuze betekenis die alleen de drager ervan helemaal begrijpt. Misschien ken je wel die ‘man met een geheim plan’ uit de populaire Amerikaanse serie Prison Break. Om zijn broer uit de gevangenis te bevrijden laat hij zichzelf opsluiten. De hele plattegrond van de gevangenis is in detail op zijn lichaam getatoeëerd, maar dan wel volgens een code. Alleen hij kent de verborgen betekenis van de tatoeages, zodat niemand alarm zal slaan … Naar: Siska Goeminne en Prof. Ingrid Verbouwhede, Cryptodinges, geheime geschriften en raadsels ontcijferd
1
Benoem de zinsdelen onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Gebruik het sleutelplan van het taalonderzoek op p. 555-556. 1 Het kalekoptrucje is meer dan 2000 jaar oud. 2 Tatoeages zijn een nog véél ouder fenomeen. 3 Zelfs Ötzi had maar liefst 57 tattoos! 4 Die ijsmummie leefde zo’n 5350 jaar geleden in de Alpen. 5 Je kunt het je misschien moeilijk voorstellen. 6 Wetenschappers vonden ook Egyptische mummies met tatoeages. 7 Ook nu nog, in de eenentwintigste eeuw, zijn tattoos hip. 8 Soms verhullen die tattoos helemaal niets. 9 Misschien ken je wel die ‘man met een geheim plan’ uit de populaire Amerikaanse serie Prison Break.
2
212
Uit hoeveel zinsdelen is de zin opgebouwd? Zet een cijfer na de zin. Waar heb je getwijfeld? Noteer kort waarom je twijfelde.
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
Opdracht 7 Nu jij! Beantwoord de vragen met een volledige zin. 1
Wanneer gebruik jij geheimschrift of een geheime code?
2
Waarom hebben mensen een geheime code of geheimschrift ?
3
Welke andere geheimschriften of codes ken je?
4
Herlees de zinnen en onderzoek ze met het sleutelplan. Kies er twee uit en benoem de zinsdelen. Mijn zinnen: 1: 2: Laat je buur controleren of je alle zinsdelen aanduidde en benoemde.
Wat moet je kunnen? - zinsdelen benoemen door gebruik te maken van het sleutelplan; - aangeven uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat; - zinsdelen binnen de zin verplaatsen; - zinsdelen vervangen met behulp van de context. Wat moet je kennen? - zin, zinsdelen: o, wwg, nwg, voorwerpen (lv, mv), bepalingen
Thema 3 - Overtuigd? - Les 8
213