Bronnenboek
Ulrik De Roover Frederik De Ridder Stef De Wachter Kristien Van Damme Katrin Van Herbruggen Annelies Van Laere Mai van Loon Rudi Wuyts
3
INHOUD Vraag 1
Waarom heb ik 4 uur Nederlands? Over de taal die je dagelijks gebruikt en het nut ze te oefenen
5
Vraag 2
Op welk type val jij? Over teksttypes en tekstdoelen
9
Vraag 3
Kan ik spreken zonder woorden? Over lichaamstaal
Vraag 4
Waarom zou ik boeken moeten lezen? Over het nut en het plezier van literair lezen
12
Vraag 5
Wat is er mis met sitroen? Over het belang van spelling
18
Vraag 6
Waarom geef ik de koning geen kus? Over formeel en informeel taalgebruik
22
Vraag 7
Moeten we dit kennen voor het examen? Over het nut of de nutteloosheid van poĂŤzie
24
Vraag 8
Wat is de zin hiervan? Over hoe een zin in elkaar zit
30
Vraag 9
Kun je het einde zien aankomen? Over onverwachte wendingen in een kortverhaal
33
Vraag 10
Moet ik dat nu echt allemaal lezen? Over de manieren waarop je een zakelijke tekst kunt lezen
37
Vraag 11
Moeten woorden namen hebben? Over woordsoorten
Vraag 12
Waarom lijken alle blondjes dom? Over types en stereotypes
45
Vraag 13
Is er een vampier in de klas? Over de geloofwaardigheid van personages
52
Vraag 14
Hoe stel je een zin samen? Over samengestelde zinnen
Vraag 15
Kun je van een doodgewoon ding een stijlvol stuk maken? Over beeldspraak
67
Vraag 16
Is een dt-fout erg? Over de spelling van de werkwoordsvormen
70
Vraag 17
Bestaat er een gps voor zakelijke teksten? Onderwerp en hoofdgedachte bepalen in zakelijke teksten
74
Vraag 18
Hoe word ik een waarzegger? Over luisterstrategieĂŤn en voorspellen
80
Vraag 19
Hoe schrijf ik een alinea? Over het waarom en hoe van een alinea
Vraag 20
Hoe maak ik iemand uit? Over eufemismen en dysfemismen
81
Vraag 21
Waar was jij wanneer? Over tijd en ruimte in verhalen
83
Vraag 22
Hoe los ik een examenvraag op? Over schrijfkaders en leren leren
Inhoud
3
Vraag 23
Kan jouw hond blaffen in het Deens? Over woordtekens
95
Vraag 24
Bestemming bereikt? Toepassingen: leesstrategieën en gps voor zakelijke teksten
97
Vraag 25
Waarom heeft de leraar altijd gelijk? Over objectief en subjectief in het vertelstandpunt
Vraag 26
Ben je een snelle jongen als je snel rijdt? Over de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
Vraag 27
Is er nog nieuws? Over het bepalen van het doelpubliek
Vraag 28
Hoe doorgrond ik een moeilijk woord? Over woordstrategieën
Vraag 29
Hoe breng ik variatie in mijn schrijfleven? Over vlot en gevarieerd schrijven
Vraag 30
Hoe zal de wereld er in 2099 uitzien? Over het bepalen van een doelpubliek bij schrijfopdrachten
120
Vraag 31
Lijkt het op dit of is het eerder als dat? Over creatief zijn met vergelijkingen en metaforen
123
Vraag 32
Is elk einde een nieuw begin? Over begin en einde van verhalen
125
Vraag 33
Hoe red ik mijn tomatensoep en jouw leven? Over instructies en structuur
138
Vraag 34
Wat als ze liever met je swaffelen dan twitteren? Over nieuwe woorden en hoe die te vormen
140
Vraag 35
Hoe breng ik structuur in een schema? Over tekststructuren en schematiseren
143
Vraag 36
Is het boek altijd beter dan de film? 154 Over klassiekers en de verschillen tussen boek, film en toneelvoorstelling
Vraag 37
Waarom schaffen we leestekens en hoofdletters niet af? Over het hoe en waarom van leestekens en hoofdletters
165
Vraag 38
Zullen we beginnen met een hand? Een dialoog van voorbijgaande aard
166
Vraag 39
Waarover zal ik het vandaag eens hebben? Over het begin en het einde van een spreekoefening
167
Vraag 40
Is schrijven schrappen? Over te veel woorden, dubbele ontkenningen en (foutieve) samentrekkingen
172
Vraag 41
Hoe verlies ik mijn rode draad niet? Over samenhang en structuur in wat je zegt en schrijft
173
Vraag 42
Wie heeft het los geld? Over van of aan elkaar schrijven van woorden
175
Vraag 43
Wat doen objecten in een zin? Over het onderscheid tussen voorwerpen, objecten en bepalingen
Vraag 44
Wanneer stop jij met lezen? Over spanning in verhalen
Vademecum
4
Inhoud
106
117
176 191
Deel 1 (begin schooljaar tot herfst) Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je ? / Wat oefen je?
Woordenschat
ICT
1 Waarom heb ik 4 uur Nederlands? Over de taal die je dagelijks gebruikt en het nut ze te oefenen
Inleiding
Taalaspecten in het vak Nederlands
Schrijven
Creatief schrijven
2 Op welk type val jij? Over teksttypes en tekstdoelen
Zakelijk lezen
Stap 1 Zakelijk lezen - Teksttype en tekstdoel bepalen Stap 1 Luisteren en kijken - Teksttype en tekstdoel bepalen
Engelse woorden in de media
Oefening op tekstdoelen
3 Kan ik spreken zonder woorden? Over lichaamstaal
Luisteren/kijken
Stap 2 Luisteren en kijken - Non-verbale communicatie kunnen aflezen Stap 1 en 2 Spreken - Spreekdoel bepalen - Non-verbale communicatie kunnen inzetten Synoniemen Improvisatieoefeningen non-verbale communicatie
Basisemoties
Speelse oefeningen synoniemen (Stoeien met woorden)
Luisteren/kijken
Spreken Taalbeschouwing Spreken
4 Waarom zou ik boeken moeten lezen? Over het nut en het plezier van literair lezen
Literatuur
Literatuur - Fictie en non-fictie - Verhaalgenres Stap 1 en 2 Spreken - Spreekdoel bepalen - Non-verbale communicatie kunnen inzetten Spreekopdracht 1 (Miniboekenbeurs)
5 Wat is er mis met sitroen? Over het belang van spelling
Spelling
Methodes om correct te schrijven Wanneer of waarom moet je correct schrijven?
6 Waarom geef ik de koning geen kus? Over formeel en informeel taalgebruik
Taalbeschouwing
Formeel en informeel taalgebruik – taalregister Spreken in formele en informele taalsituaties Stap 1 en 2 Schrijven - Afstemmen op het doel - Afstemmen op de situatie/context Schrijfopdracht 1 (Een zakelijke e-mail)
Spreken
Spreken Schrijven
Woordenbad 1
- ICT-taak (alternatief voor 6.1 en 6.2) - ICT-taak (alternatief voor Schrijf-opdracht 1)
Speelse oefeningen homoniemen – vreemde eenden – woordassociaties (Stoeien met woorden)
7 Moeten we dit kennen voor het examen? Over het nut of de nutteloosheid van poëzie
Poëzie
Poëzie - Algemene kenmerken
8 Wat is de zin hiervan? Over hoe een zin in elkaar zit
Taalbeschouwing
Herhaling zinsleer – enkelvoudige zin + voorzetselvoorwerp
9 Kun je het einde zien aankomen? Over onverwachte wendingen in een kortverhaal
Literatuur
Literatuur - Kenmerken kortverhaal
10 Moet ik dat nu echt allemaal lezen? Over de manieren waarop je een zakelijke tekst kunt lezen
Zakelijk lezen
Stap 2 Zakelijk lezen - Leesstrategieën
11 Moeten woorden namen hebben? Over woordsoorten
Taalbeschouwing
Herhaling woordsoorten + voornaamwoordelijk bijwoord
Taaluitdaging 1
Zelftoets 1
Kruiswoordraadsel over moeilijke woorden in een zakelijke tekst
- PowerPointpresentatie leesstrategieën - ICT-taak (leesstrategieën) - Oefening op woordsoorten
Deel 2 (van herfst tot Kerstmis) Vraag 12 Waarom lijken alle blondjes dom? Over types en stereotypes
13 Is er een vampier in de klas? Over de geloofwaardigheid van personages
Taalonderdeel
Wat leer je ? / Wat oefen je?
Luisteren/kijken
Kritisch omgaan met stereotypen en vooroordelen
Zakelijk lezen
Zakelijke tekst doorgronden
Literatuur
Stereotypen in stripverhalen
Taalbeschouwing
Clichématig taalgebruik
Literatuur
Literatuur - Personages
Woordenbad 2 14 Hoe stel je een zin samen? Over samengestelde zinnen
Woordenschat
ICT
Moeilijke woorden uit een zakelijke tekst verklaren aan de hand van verschillende woordstrategieën
Speelse oefening uitdrukkingen (Stoeien met woorden) Taalbeschouwing
Samengestelde zinnen
Oefeningen zinsstructuren
Poëzie - Beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie en synesthesie)
Oefeningen beeldspraak - ICT-taak (beeldspraak)
Taalbeschouwing
Inzicht krijgen in de spelling van de werkwoordsvormen
Spelling
Spelling van de werkwoordsvormen
Oefeningen werkwoordsvormen – Engelse werkwoorden
17 Bestaat er een gps voor zakelijke teksten? Onderwerp en hoofdgedachte bepalen in zakelijke teksten
Zakelijk lezen
Stap 3 Zakelijk lezen - Globale structuur van een tekst
18 Hoe word ik een waarzegger? Over luisterstrategieën en voorspellen
Luisteren/kijken
Stap 3 Luisteren en kijken - Luisterstrategieën
19 Hoe schrijf ik een alinea? Over het waarom en hoe van een alinea
Schrijven
Stap 3 Schrijven - Opbouw van een alinea Schrijfopdracht 2 (Een alinea schrijven)
Oefeningen bindwoorden
20 Hoe maak ik iemand uit? Over eufemismen en dysfemismen
Taalbeschouwing
Objectief en subjectief taalgebruik – eufemistisch en dysfemistisch taalgebruik
- Oefeningen gevoelswaarde van woorden
Spreken
Stap 3 Spreken - Afstemmen op situatie en context Spreekopdracht 2 (Opsporingsbericht)
15 Kun je van een doodgewoon ding een stijlvol stuk maken? Over beeldspraak 16 Is een dt-fout erg? Over de spelling van de werkwoordsvormen
Astrologie
Luisteroefeningen ICT-taak (luisterstrategieën)
- ICT-taak (alternatief voor Spreekopdracht 2)
21 Waar was jij wanneer? Over tijd en ruimte in verhalen
Literatuur
Literatuur - Ruimte en tijd
22 Hoe los ik een examenvraag op? Over schrijfkaders en leren leren
Schrijven
Door middel van schrijfkaders gestructureerd antwoorden op examenvragen
Woordenbad 3
Een zootje ongeregeld (correct schrijven moeilijke woorden) + speelse oefeningen samenstellingen, zinspelen
Zelftoets 2
Oefeningen ruimte en tijd + theorie tijd, plaats
Deel 3 (van Kerstmis tot Pasen) Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je ? / Wat oefen je?
23 Kan jouw hond blaffen in het Deens? Over woordtekens
Spelling
Woordtekens
24 Bestemming bereikt? Toepassingen: leesstrategieën en gps voor zakelijke teksten
Zakelijk lezen
Herhaling stappen 1-3 Zakelijk lezen - Zakelijke teksten doorgronden
25 Waarom heeft de leraar altijd gelijk? Over objectief en subjectief in het vertelstandpunt
Literatuur
Literatuur - Vertelstandpunten
26 Ben je een snelle jongen als je snel rijdt? Over de woordsoorten bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
Taalbeschouwing
Bijvoeglijk naamwoord – bijwoord – bijwoordelijke bepaling
Luisteren/kijken
Stap 4 en 5 Luisteren en kijken - Bepalen van het doelpubliek - Bepalen van onderwerp en hoofdgedachte Stap 4 en 5 Spreken - Afstemmen op doelpubliek - Onderwerp/hoofdgedachte naar voren brengen Spreekopdracht 3 (Het nieuwsbericht)
Woordenschat
ICT Oefeningen apostrof, accentteken, koppelteken, trema
Oefeningen + theorie vertelstandpunten
Afgeleide bn samengestelde bn – passende bn
Taaluitdaging 2 27 Is er nog nieuws? Over het bepalen van het doelpubliek
Spreken
ICT-taak (doelpubliek en formeel - informeel taalgebruik)
28 Hoe doorgrond ik een moeilijk woord? Over woordstrategieën
Taalbeschouwing
Woordstrategieën
29 Hoe breng ik variatie in mijn schrijfleven? Over vlot en gevarieerd schrijven
Taalbeschouwing
Technieken om vlot en gevarieerd te schrijven
30 Hoe zal de wereld er in 2099 uitzien? Over het bepalen van het doelpubliek bij schrijfopdrachten
Schrijven
Stap 4 Schrijven - Schrijven afstemmen op publiek - Herhaling stappen 1-3 Schrijfopdracht 3 (De wereld in 2099)
31 Lijkt het op dit of is het eerder als dat? Over creatief zijn met vergelijkingen en metaforen
Poëzie Creatief schrijven
Poëzie - Zelf een gedicht schrijven
32 Is elk einde een nieuw begin? Over begin en einde van verhalen
Literatuur
Literatuur - Begin en einde van een verhaal
33 Hoe red ik mijn tomatensoep en jouw leven? Over instructies en structuur
Luisteren/kijken
Stap 6 Luisteren en kijken - Structuur door bindwoorden Stap 6 Spreken - Structuur door bindwoorden
ICT-taak (instructies)
34 Wat als ze liever met je swaffelen dan twitteren? Over nieuwe woorden en hoe die te vormen
Taalbeschouwing
Neologismen – woordvorming
Oefening neologismen
Spreken
Woorden in de media
Vraag 35 Hoe breng ik structuur in een schema? Over tekststructuren en schematiseren
Taalonderdeel Lezen
Wat leer je ? / Wat oefen je?
Woordenschat
ICT
Woordenschat
ICT
Stap 4 en 5 Zakelijk lezen - Tekststructuur van een zakelijke tekst - Schematiseren Stap 7 en 8 Luisteren en kijken - Tekststructuur van een zakelijke tekst - Schematiseren Stap 5 Schrijven - Informatie ordenen - Luister-/kijkfragment Schrijfopdracht 4 (Het schema)
Luisteren
Schrijven
Woordenbad 4 Zelftoets 3
Deel 4 (van Pasen tot einde schooljaar) Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je ? / Wat oefen je?
36 Is het boek altijd beter dan de film? Over klassiekers en de verschillen tussen een boek, een film en een toneelvoorstelling
Literatuur en dramatiek
Verschillen en gelijkenissen tussen film, boek en toneel
ICT-taak (spel tussen tekst en beeld)
37 Waarom schaffen we leestekens en hoofdletters niet af? Over het hoe en waarom van leestekens en hoofdletters
Spelling
Leestekens – hoofdletters
Oefeningen hoofdletters
38 Zullen we beginnen met een hand? Een dialoog van voorbijgaande aard
Poëzie
Poëzie - Creatief schrijven
39 Waarover zal ik het vandaag eens hebben? Over het begin en het einde van een spreekoefening
Spreken
Stap 7 Spreken - Begin en einde van een spreekoefening Spreekopdracht 4 (Verrassend begin en passend einde)
40 Is schrijven schrappen? Over te veel woorden, dubbele ontkenningen en (foutieve) samentrekkingen
Taalbeschouwing
Samentrekking en beknopte bijzin
Schrijven
Technieken om vlotter en beter te schrijven
41 Hoe verlies ik mijn rode draad niet? Over samenhang en structuur in wat je zegt en schrijft
Schrijven
Stap 6 Schrijven - Samenhang tussen de alinea’s Schrijfopdracht 5 (Zakelijke tekst volgens tekststructuur) Stap 8 Spreken - Samenhang
- ICT-opdracht (alternatief voor Schrijfopdracht 5)
Oefeningen tussenletters
Spreken
Oefeningen samentrekking
Taaluitdaging 3 42 Wie heeft het los geld? Over van of aan elkaar schrijven van woorden
Spelling
Aaneenschrijven, koppelteken, tussen-n en tussen-s
43 Wat doen objecten in een zin? Over het onderscheid tussen voorwerpen, objecten en bepalingen
Taalbeschouwing: grammatica
Plaats-, richtings-, maatobjecten Onderscheid voorwerp, object, bepaling
44 Wanneer stop jij met lezen? Over spanning in verhalen
Literatuur
Literatuur - Spanning
Woordenbad 5 Zelftoets 4
Theorie spanning
Speelse oefeningen samenstellingen, zinspelen (Stoeien met woorden)
Vraag 5
Wat is er mis met sitroen?
Om niet ontmaskerd te worden Bij opdracht 1
Nepjurist tegen de lamp door spelfout nepdiploma Een Duitser die zijn juridisch examen niet had gehaald, dacht met een vervalst diploma toch aan de slag te kunnen. Hij liep echter tegen de lamp doordat hij de naam van zijn eigen deelstaat verkeerd spelde. De Rijnlander schreef op zijn nepdiploma namelijk NordRhein-Westfahlen in plaats van Nord-RheinWestfalen (Noord-Rijnland-Westfalen). Toen de 40-jarige man zijn werk slecht deed, keek zijn werkgever nog eens naar de sollicitatiebrief en ontdekte hij de ‘ongewone’ spelling met een h. Het kantongerecht in Düsseldorf veroordeelde de fraudeur woensdag tot een boete van 2000 euro. Uit: Nu.nl
Bij opdracht 2
Schrijffout ontmaskert gewiekste oplichtster De strafrechter heeft een 27-jarige vrouw wegens verregaande oplichting en valsheid in geschrifte bij verstek veroordeeld tot een jaar cel en een boete van 550 euro. De vrouw werd onder meer schuldig bevonden aan het bedrieglijk opstellen van een arbeidscontract bij een fitnesscentrum. De rechter achtte de vrouw ook schuldig aan het stelen van de bankkaart van haar ouders. Daarmee haalde ze in twee jaar in totaal 6.640 euro af. Volgens de rechter beloog, misleidde en bestal de vrouw op “persistente en verregaande wijze” haar ouders en omgeving. De vrouw viel door de mand bij een schrijftest, waarbij ze ‘vermeiden’ in plaats van ‘vermijden’ schreef. Die schrijffout maakte de vrouw ook in twee brieven die ze aan een bank richtte. Naar een artikel op www.waarmaarraar.nl
18 8
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
Om niet uitgelachen te worden Bij opdracht 4
Legear pronkt met mislukte tattoo De foute tattoo van Jonathan Legear Jonathan Legear heeft een nieuwe tattoo. Niets bijzonders denken we dan, of toch: de sneltrein van Anderlecht liet zich overtuigen om de Latijnse spreuk ‘Vini vidi vici’ op zijn voorarm te borduren. Jammer genoeg is Legear blijkbaar niet van de slimste en vergiste hij zich schromelijk. De correcte versie luidt immers ‘Veni vidi vici’ (ik kwam, ik zag, ik overwon). “Ik zocht het wel 20 keer op en ik stootte steeds op mijn versie. Toch vind ik ze nog steeds mooi”, pocht Legear. De kans is echter groot dat we na nieuwjaar niet meer kunnen genieten van zijn potsierlijke zelfverminking. Dinamo Moskou komt immers steeds nadrukkelijker aan de deur van Legear kloppen. Naar verluidt zouden de Russen de 21-jarige flankspeler een contract voor vijf seizoenen willen aanbieden, met een vorstelijk jaarloon van 1,25 miljoen euro. (dea) Uit: De Morgen
Bij opdracht 5 1
!PAS OP! hadiging Bij diefstal en/of moedwillige besc wordt door ons onmiddelijk aangifte gedaan! Diefstal of beschadiging kan een mensenleven in gevaar
brengen!
De beheerder!
http://bebob.web-log.nl
2
FIET F IETSE EN N WORD DEN EN E ECH CHT
VE ERW R W IIJD JDE ERT RT http://blogs.vn.nl
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
19 1
3
AJ AJLK K L N == &AP>
http://bebob.web-log.nl/
4
5
&RQVXPSWLH YHUSOLFKW 'RH XZ EHVWHOOLQJ LQ GH ZLQNHO HQ X ZRUG EHGLHQG %HOHJGH EURRGMHV .HX]H XLW ZLW RI EUXLQ ]DFKW EURRGMH %UR RRGMH JH]RQG %UR RRGMH KX]DUHQVDODGH
½ ½
,-VV &RXSH YDQLOOH VODJURRP &RXSH YDQLOOH YUXFKWHQ VODJURRP &RXSH YDQLOOH DDUGEHL VODJURRP
½ ½ ½
DOOH HHQ YHUNULMJEDDU WLMGHQV KHW VHL]
RHQ
6RHSHQ 7RP PDWHQVRHS *URHQWHVRHS (UZ ZWHQVRHS
½ ½ ½
Uit: Bastian Sick, Happy Aua
20 0
Clauddia,s -Studio Fitness-S
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
Uit: Bastian Sick, Happy Aua
Om vertrouwen te wekken
aantal vanzelfsprekende telt, dan zijn er eerst en vooral een Wanneer je jouw sollicitatiebrief ops uten in je brief staan. den. Let erop dat er geen taal- of tikfo zaken waarmee je rekening moet hou uk! Die maken absoluut geen goede indr
Naar: www.vacature.com
Je sollicitatiebr ief moet vlekke loos zijn! Lees he en laat hem oo m zelf nog 10 k door anderen x door doorlezen. Wan aanwezig zijn in neer er schrij je sollicitatiebr outen ief, dan is dat ee Een sollicitatiebr n zeer kwalijke ief is nooit lang zaak. er dan 1 kantje en fouten bevatten mag daarom ge . Fouten in je so en llicitatiebrief du laksheid of zelfs iden op slordigh onvermogen om eid, correct te com Bedrijven zijn ni municeren. et erg vergevin gs ge zind en zullen met schrijoute sollicitatiebrieve n niet eens serie n us nemen.
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
21 2
Werkboek
Ulrik De Roover Frederik De Ridder Stef De Wachter Kristien Van Damme Katrin Van Herbruggen Annelies Van Laere Mai Van Loon Rudi Wuyts
3
Aan de slag met Hoe begin ik aan een les? Je vindt de uitgebreide inhoudsopgave van dit werkboek op blz. 5-8. De leerstof vertrekt telkens van een prikkelende vraag in het werkboek. De ondertitel geeft duidelijkheid over de inhoud van de les. In totaal zijn er 44 vragen. Bij het begin van elke vraag vind je een overzicht van de verschillende lesonderdelen. Een icoontje leidt je naar de juiste bladzijde in het bronnenboek. Daar vind je de bronnen terug die je bij de opdrachten nodig hebt.
BB
Vraag 25
Waarom heeft de leraar altijd gelijk?
Over objectief en subjectief in het vertelstandpunt
De auteur van een verhaal schrijft het verhaal, maar hij probeert het zo te doen dat je het verhaal bekijkt vanuit het meest interessante standpunt. Dat standpunt noemen we het vertelstandpunt. De schrijver van het verhaal is niet dezelfde als de verteller van het verhaal. Een mannelijke auteur van middelbare leeftijd kan bijvoorbeeld kiezen om je het verhaal te laten vertellen door een jong vrouwelijk hoofdpersonage. Het is niet alleen handig om te weten wie het verhaal vertelt, het is zelfs aangewezen om dat zo snel mogelijk door te hebben.
1 2 3 4
Ontmasker de leugenaar Vier op een rij De andere kant van de medaille Hoe overleef ik dit boek?
p. 80
Waar vind ik wat ik moet kennen en kunnen? Wat je moet leren, vind je in de groene Vastgespijkerd-kaders.
Wat je moet kennen en kunnen, vind je op het einde van elke vraag in een blauw kader.
E bijwoord zegt iets meer over woorden die geen zelfstandige naamwoorden (zn) zijn: een Een en n werkwoord, een bn, een ander bijwoord, of over de hele zin. Je kunt een bijwoord in een zin niet verbuigen. Het woordje ‘er’ is een bijwoord. Het afgescheiden deel van een werkwoord ook: bv. ik liet de informatie weg. De afkorting is bw.
Wat moet ik kennen en kunnen? Je weet wat een auctorieel vertelstandpunt (auctoriële hij-zij-verteller), een personeel vertelstandpunt (personele hij-zij-verteller), een vertellende ik, een belevende ik is. Je kunt het vertelstandpunt van een tekst(fragment) benoemen. Je kunt de eigenschappen van elk vertelstandpunt met een voorbeeld toelichten. all Je kunt het vertelstandpunt van een tekst veranderen (en verantwoorden wat dat aan het verhaal verandert).
In de woordverklaring onderaan de bladzijde vind je uitleg bij allerlei moeilijke woorden.
Woordverklaring rom verklaren = uitleggen waa
Waar ga ik naartoe? Volg de verschillende stappen en word een expert op het vlak van lezen, luisteren/kijken, spreken en schrijven! Elke vaardigheid leer je stapsgewijs aan. Houd daarbij de volgende icoontjes goed in het oog. Ze geven aan welke vaardigheid je aanleert en welke stap je zet.
SCHRIJVEN
ZAKELIJK LEZEN
LUISTEREN/KIJKEN
SPREKEN
Hoe pak ik een spreek- en schrijfopdracht aan? Bij elke spreek- en schrijfopdracht hoort een uitneembaar opdrachten evaluatieblad. Aan de hand van de OVUR-strategie ga je gestructureerd te werk. Een checklist zorgt ervoor dat je het noorden niet verliest.
Checklist voor de leerling
Spreekopdracht 2
Opsporingsbericht Het opsporingsbericht bevat voldoende informatie om de persoon zo correct mogelijk te beschrijven.
Opdracht
Mijn mimiek en lichaamshouding zijn gepast.
BB p. xx
In je bronnenboek vind je de robotfoto’s van ontsnapte topgangsters. Kies met z’n tweeën één foto uit en stel twee opsporingsberichten op: het ene opsporingsbericht is objectief en neutraal; in het andere gebruik je zo veel mogelijk subjectieve woorden en dysfemistisch taalgebruik.
Het ene opsporingsbericht is duidelijk objectief en bevat alleen neutrale woorden. Het andere opsporingsbericht is duidelijk subjectief en bevat voldoende dysfemismen. Ik spreek verzorgd Standaardnederlands.
Elke leerling leest één opsporingsbericht voor zoals ze op radio of televisie gebracht worden. De groep mag raden welke persoon jullie beschreven hebben.
Ik spreek niet te snel. Ik spreek niet te stil of te luid.
Oriënteren Stap 1: Wat is je spreekdoel? Ik wil mijn publiek informeren / overtuigen / ontspannen / raken.
Ik articuleer goed. Ik heb de opmerkingen bij de vorige spreekopdracht(en) nagelezen en probeer het deze keer beter te doen.
Stap 2: Welke non-verbale communicatie past bij deze spreekopdracht?
3
Objectief opsporingsbericht:
Vraag 20 - Hoe maak ik iemand uit?
Subjectief opsporingsbericht:
Beginner Stap 3: Welk taalgebruik past bij deze situatie?
Stap 1: Afstemmen op doel
Een opsporingsbericht op radio of televisie is een formele / informele situatie. In die situatie verwacht men een neutraal / dysfemistisch woordgebruik.
De leerling geeft weinig informatie. Hij/zij doet bovendien te weinig moeite om mij te overtuigen.
Gevorderde
Expert
De leerling geeft voldoende informatie, maar kan me niet echt overtuigen dat het boek zo bijzonder is. Hij/zij kan mij wel overtuigen, maar geeft weinig informatie.
De leerling geeft veel informatie over het boek en doet moeite me te overtuigen.
In het objectieve / subjectieve opsporingsbericht zul je dus neutrale woorden / dysfemismen gebruiken. /10
In het objectieve / subjectieve opsporingsbericht mag je echter iets heel ongepasts doen: je mag – moet zelfs – daarin neutrale woorden / dysfemismen gebruiken.
Stap 2: Non-verbale communicatie
Bij een opsporingsbericht op radio of televisie spreekt de presentator in Standaardnederlands / tussentaal / dialect. Voorbereiden el van de vermiste crimineel in. in Wat je niet op de robotfoto kunt zien, zien mag je er zelf bij 1 Vul eerst het profiel verzinnen.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Mimiek De leerling heeft geen oogcontact met mij. Hij/zij straalt te weinig enthousiasme uit.
De leerling kijkt me meestal aan terwijl hij/zij praat. Hij/zij straalt voldoende enthousiasme uit.
De leerling kijkt me voortdurend aan. Hij/zij straalt veel enthousiasme en zelfvertrouwen uit.
Lichaamshouding De leerling staat soms met zijn rug naar mij. De leerling is heel zenuwachtig en heeft daardoor een tic, wiebelt op zijn benen …
De leerling probeert de zenuwen te verbergen en zich een zelfverzekerde houding aan te meten, maar valt af en toe nog eens door de mand, bijvoorbeeld door een kleine tic.
De leerling straalt door zijn/haar houding zelfvertrouwen en rust uit.
/10
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
352),(/ 9(50,67( Spreektechniek *(6/$&+7 /(()7,-'
De leerling is niet zo goed verstaanbaar. Hij/zij spreek te stil. Hij/zij spreekt te snel/te traag. Hij/zij articuleert niet goed.
/5
*(=,&+7
0
1
De leerling spreekt verstaanbaar, maar soms te stil/te luid. soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed.
2
De leerling is heel goed verstaanbaar en heeft een goede intonatie.
3
4
5
+$$567,-/
Attitude
./(',- %,- 9(5':,-1,1*
Je bent nog een beginner, want TOTAAL
Vraag 20 - Hoe maak ik iemand uit?
tip
Talloze tips helpen je op weg.
3
/25
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
Knappe prestatie: je bent een expert.
Maar misschien kun je de volgende keer
Redenen waarom je vindt dat een uitspraak waar of onwaar is, noem je argumenten. Hoe sterker je argumenten voor of tegen iets zijn, hoe beter je in een discussie anderen al dan niet kunt overtuigen.
Een overzicht van alle stappenplannen vind je in het vademecum achteraan in je bronnenboek.
Hoe speel ik met taal? In de rubriek Taaluitdaging ga je op een speelse en creatieve manier om met taal. Je wordt uitgedaagd door je leerkracht of je neemt het op tegen je medeleerlingen.
Taaluitdaging 1 Je leraar daagt jullie klas uit voor een groot taalspel: Eén tegen allen. en. Op een lesuur probeer je samen om 7 taaluitdagingen volledig en juist op te lossen. Wie wordt de winnaar: de klas of de leraar? Spreek ‘de inzet’ af.
Taaluitdaging 1 7 is een getal met een bijzondere betekenis. In de wiskunde is het een priemgetal,l, maar dat is nu niet aan de orde. In de Bijbel staat het voor ‘voltooid of veel’ en in die laatste betekenis komt het in verschillende religies en ook in sprookjes voor. Verder bestaan nogal wat zaken uit 7. Zoek: Minimaal 7 zaken of uitdrukkingen waarbij 7 iets betekent, uit de religieuze sfeer en/of uit de sprookjeswereld.
Woordenbad Je hebt woorden nodig om te kunnen redeneren, argumenteren, begrijpen. Zonder woorden kun je niet denken. Nieuwe woorden leren houdt nooit op. Als middelbare scholier leer je gemiddeld 3000 woorden per jaar bij. In deze les herhaal je de woorden die je pad kruisten tijdens de voorbije lessen Nederlands. Je verrijkt je woordenschat vertrekkend vanuit de woorden die je al hebt geleerd. Je maakt ook opdrachten over het juiste taalgebruik. Hoe doe je dat? - Je maakt en corrigeert de oefeningen zelfstandig. Bij twijfel raadpleeg je de leraar. - Vlugge werkers of leerlingen die de leraar aanduidt, maken extra oefeningen. - Voor je zelfstandig aan de slag gaat, speel je een woordenspel. Wie wint het?
In de rubriek Woordenbad herhaal je de woorden die je pad kruisten tijdens de voorgaande lessen. Je verrijkt je woordenschat vertrekkend vanuit de woorden die je al hebt geleerd. Je maakt ook opdrachten over het juiste taalgebruik. Na elk woordenbad krijg je een overzicht van de schooltaalwoorden en de instructietaal. Ook is er aandacht voor de correcte schrijfwijze van enkele moeilijke woorden.
Vraag 1
(Schooltaal)woorden (Noteer eventueel de betekenis.)
fundamenteel correct taalgebruik discussie argument
Instructietaal
Correct schrijven
rapporteren overtuigen (be) discussiëren
cliché – clichés carrière solliciteren discussiëren – discussie
Hoe test ik mezelf? Zelftoets deel 1
Op het einde van elk deel maak je een zelftoets. Hier test je wat je al kent en kunt. Met een correctiesleutel in de hand verbeter je jezelf.
Wat heb ik geleerd en wat weet ik daar nog van? Algemeen
waar
1 Geef aan: waar of niet waar.
niet waar
1 Een gedicht is pas poëzie als er rijmen zijn. 2 De leraar geschiedenis vergastte ons op een onthutsende documentaire over vergaste Joden. Vergastte/vergaste zijn voorbeelden van homoniemen. 3 De pv kan uit verschillende woorden bestaan. 4 Niet-fictionele teksten zijn nooit emotief. 5 In een fictionele tekst kun je ook informatie vinden.
Hoe ga ik zelfstandig aan de slag?
Doel De volgende opdrachten maken van jou een expert in het lezen en onder woorden brengen van lichaamstaal. Opdracht en werkwijze: Hoe ga je aan de slag? Deel 1: Deze opdrachten maak je individueel. Na elke opdracht vraag je een correctiesleutel aan de leraar. Pas als je zelf de oefening verbeterd hebt, mag je doorgaan met de volgende oefening. Deel 2: Voor het tweede deel mag je samenwerken met je buur. Daarna komt er een klassikale verbetering.
In de rubriek doe-het-zelf ga je op een eenvoudige manier zelf op ontdekkingstocht en krijg je een bepaald aspect van spelling of taalbeschouwing onder de knie.
Hulpmiddelen: Waarmee maak je de opdrachten? Voor opdracht 5: een woordenboek Voor opdracht 6: computer met internet Tijdsbesteding: Hoeveel tijd krijg je voor die opdrachten? 1 lesuur Evaluatie: Hoe word je beoordeeld? Je beoordeelt jezelf via een correctiesleutel die je van je leraar krijgt. Tips en valkuilen: Waarvoor moet je oppassen? Je moet de tijd in de gaten houden.
In de loop van het schooljaar krijg je 10 ICT-opdrachten voorgeschoteld. Die opdrachten vervangen bepaalde onderdelen van een vraag of dagen je op een creatieve manier uit. Alle nodige informatie vind je op www.netwerktaalcentraal.be of www.knooppunt.be.
Leerlingen derde jaar Leraar Nederlands Een zakelijke e-mail versturen
Beste leerling De volgende schrijfopdracht kan je leraar vervangen door een ICT-oefening. In die oefening ga je eerst een aantal afspraken opzoeken over het sturen van goede e-mails en daarna stuur je een perfecte zakelijke mail naar je leraar waarin je een eigen bestand met antwoorden als bijlage meestuurt. Zo weet je meteen hoe je in de toekomst je leraren kunt mailen zonder dat je vervelende opmerkingen krijgt over de manier waarop je hebt gemaild. Om de opdracht goed te kunnen maken, moet je in je werkboek eerst delen 6.1, 6.2 en 6.3 hebben bestudeerd. De benodigdheden voor deze opdracht zijn: - een computer met internetverbinding, - toegang tot een mailprogramma (Outlook, Hotmail, Yahoo, Gmail, Smartschool …), - het bestand ‘De wetten van de elektronische post, of normaler, de e-mail’, dat je zult invullen. Met vriendelijke groeten Je ICT-adviseur
Vraag 5
Wat is er mis met sitroen?
Over het belang van spelling
Als jongeren met elkaar communiceren via sms of chat, wemelt het vaak van de spelfouten en daar kraait geen haan naar. Waarom vinden volwassenen spelling zo belangrijk? Je bekijkt eerst vier redenen waarom je correct moet kunnen schrijven. Daarna werk je zelfstandig verder rond enkele methodes om juist te leren spellen.
1 2 3 4 5
Om niet ontmaskerd te worden Om niet uitgelachen te worden Om vertrouwen te wekken Om foute communicatie te vermijden Hoe leer je correct spellen?
1 Om niet ontmaskerd te worden Opdracht 1 LLees in je bronnenboek de tekst Nepjurist tegen de lamp door spelfout nepdiploma en beantwoord de vragen. BB p. 18
1 Leid uit de context de betekenis van de volgende woorden af:
- het prefix of voorvoegsel ‘nep’ in nepjurist en nepdiploma: - fraudeur: 2 Welke taalfout had de nepjurist gemaakt?
Opdracht 2 LLees in je bronnenboek Schrijffout ontmaskert gewiekste oplichtster. Door welke taalfout werd de oplichtster uit het artikel ontmaskerd?
BB p. 18
2 Om niet uitgelachen te worden Opdracht 3 BBekijk het filmpje over het domme belspel. Begrijp jij waarom het publiek lacht?
Woordverklaring je er zelf voordeel gewiekst = slim, vooral als bij hebt.
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
47 4
Opdracht 4 Lees in je bronnenboek Legear pronkt met mislukte tattoo. BB
1 Welke taalfout werd op Legears arm getatoeĂŤerd?
p. 19
2 Legear beweert nochtans dat hij het opgezocht heeft op het internet. Wat zegt dat over het internet als bron van informatie?
Opdracht 5 Op allerlei plaatsen kom je weleens grappige taalfouten tegen. In je bronnenboek vind je een paar voorbeelden. Kun jij ze verbeteren?
BB p. 19-20
Afbeelding
Fout
Verbetering
1 2 3 4
5
6
3 Om vertrouwen n te wekken at in de brievenbus. Opdracht 6 Het volgende briefje zat
1 Heb jij veel vertrouwen n in die professor? Waarom wel/niet?
Woordverklaring
48 8
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
occulte, van de occultisme = leer van het magie
2 Herschrijf het briefje zonder taalfouten. Onderstreep alle woorden die je veranderd hebt.
Opdracht 7 LLees de tekst in je bronnenboek. Wanneer wordt er nog zwaar aan taalfouten getild? BB p. 21
4 Om foute communicatie te vermijden Konden de vorige redenen om correct te leren schrijven je nog niet overtuigen? Deze vast wel!
Opdracht 8 1 Je leraar dicteert enkele woorden. Schrijf ze zoals je ze hoort, zonder rekening te houden met spellingregels. Het kan best zijn dat het er een beetje gek uitziet.
2 Vergelijk je woorden met die van een klasgenoot. Wat merk je op? Uit: De Standaard
Eeuwen geleden gebeurde het net zo: toen de mensen in de middeleeuwen voor het eerst dingen opschreven in het Nederlands, schreef iedereen de woorden zoals hij ze hoorde. Dat had tot gevolg dat een Antwerpenaar, een Gentenaar en een Bruggeling hetzelfde woord anders spelden. Zo werd in oude middeleeuwse geschriften het woord ‘paard’ op verschillende manieren geschreven, namelijk als pert, part, peert, paert … Daardoor begrepen de Antwerpenaar, de Gentenaar en de Bruggeling elkaar niet altijd. Doordat er geen spellingafspraken waren, liep de communicatie soms fout. 3 Begrijp jij deze Oudnederlandse zinnetjes? Sidi in huus Reynaert? Darme man Kindine? Hi cussese Het duurde tot in de 19e eeuw voor het Nederlands de eerste spellingafspraken kreeg. Sindsdien zijn die afspraken nog verschillende keren veranderd.
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
49 4
Wat is er met mis met sitroen? W Spelling is een kwestie van afspraken maken met als doel misverstanden te vermijden en duidelijk met elkaar te communiceren. Die afspraken moet je goed kennen en naleven. Een tekst leest vlotter als iedereen dezelfde spelling gebruikt. Vooral in formele schrijfsituaties (voor een buitenstaander, voor onbekend publiek) is een correcte spelling belangrijk. Bovendien kunnen taalfouten anderen ergeren en worden mensen die veel taalfouten maken niet altijd ernstig genomen.
5 Hoe leer je correct spellen? Waarom je correct moet leren schrijven, weet je al. Maar hoe doe je dat, goed spellen? Met de volgende doe-het-zelf-oefeningen ontdek of herhaal je enkele tips.
Doel: Waarom maak je deze oefening? Met de volgende opdrachten krijg je enkele methodes om correct te leren spellen. Opdracht en werkwijze: Hoe ga je aan de slag? Maak de oefeningen individueel. Voor uitleg kun je uiteraard bij je leraar terecht. Hulpmiddelen: Waarmee maak je de opdrachten? - Je werkboek, het vademecum in je bronnenboek - Een woordenboek - Het Groene Boekje - Een computer met internetaansluiting Tijdsbesteding: Hoeveel tijd krijg je voor de opdrachten? Je krijgt 1 lesuur om in de klas aan de oefeningen te werken. Wat niet klaar is, werk je thuis af. Evaluatie: Hoe word je beoordeeld? Je beoordeelt jezelf met een correctiesleutel die je van je leraar krijgt. Tips en valkuilen: Waarvoor moet je oppassen? Lees nauwkeurig de opdrachten en doe nauwgezet wat je gevraagd wordt. Als je de oefening moet maken met behulp van de regels in je vademecum, doe je dat ook. Alleen zo krijg je de verschillende strategieĂŤn om correct te leren spellen onder de knie.
L de regels. Opdracht 9 Leer
BB p. 202
50 0
Eerst E en vooral is het belangrijk de vaste spellingregels goed te kennen. Zo zijn er duidelijke regels over werkwoordsuitgangen. Verder ligt ook duidelijk vast wanneer je een hoofdletter moet schrijven of wanneer samenstellingen een tussen-n krijgen. Die regels moet je kennen. Als je ze niet meer weet, kun je ze nalezen in het vademecum achteraan in je bronnenboek.
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
1 Wendy’s / Wendys vriendje is een jazzzanger / jazz-zanger. Wendy’s of Wendys? jazzzanger of
?
2 Is dat nu Andreas’ / Andreas’s nieuwe GSM / gsm?
of Andreas’s?
GSM of
?
3 Een kevertje is een auto’tje / autootje uit de 60’er / 60-er jaren. auto’tje of
?
60’er jaren of 60-er jaren?
Leer spellingregels zo veel mogelijk uit het hoofd. Als je twijfelt, kun je ze opzoeken in het vademecum v achteraan in je bronnenboek.
Opdracht 10 ZZoek het op. Voor heel wat moeilijke woorden bestaat geen duidelijke regel. Als je twijfelt aan de schrijfwijze van een woord, kun je het opzoeken in het woordenboek. Een andere A mogelijkheid is het Groene Boekje. Het Groene Boekje is de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal. Je vindt het ook online op www.woordenlijst.org. De gewiekste oplichtster uit Opdracht 2 die ‘vermijden’ fout spelde, had het woord beter opgezocht in het Groene Boekje. Als ze ‘vermeiden’ had ingetikt op www.woordenlijst.org, had het er zo uitgezien:
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
51 5
Met als resultaat:
1 Vul in met ei of ij. Als je twijfelt, zoek je het op in het Groene Boekje. a Ik ben gen
gd je te geloven.
b Aan de vijver zat een r c We zijn alleb
ger.
veel te besch
d Sinterklaas brengt marsep e De vaas uit porsel f Met een dw
den.
n.
n viel in duizend stukken uiteen. l maakte hij het huis weer schoon.
g Je kunt haar niet vertrouwen; ze is soms zo schijnh h Heidi woont in een prachtige vall
lig.
.
2 Vul in met c of k. Als je twijfelt, zoek je het op in het Groene Boekje. ekje. a Dat pretpark heeft toffe attra b Die
riti
us heeft overal
ties . ritiek op en levert telkens veel
c In welk lo
aal hebben we nu les?
d Een advo
aat draagt meestal een kraaknet
e De
usvoorstelling telde die avond een re
ir
f Wil jij je notities voor die zieke leerling g Nederlanders eten graag een broodje met h Met graan
ommentaar .
ostuum. ord aantal bezoekers.
opiëren? roket.
irkels leggen buitenaardse wezens
onta
t met onze aarde.
3 Zoek de juiste schrijfwijze van deze moeilijke woorden op. Markeer de juiste oplossing. piama – pyjama – pyama idyllisch – idylisch – idillisch hiacint – hyacint – hyasint parallellisme – paralellisme – parralellisme
52
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
pinguin – pinguïn trompetist – trompettist coëficiënt – coëfficient - coëfficiënt aplaudisseren – applaudisseren – applaudiseren
Gebruik een woordenboek als je twijfelt. G Je kunt de juiste schrijfwijze van een woord opzoeken in een woordenboek of in het Groene Boekje. Het Groene Boekje vind je ook online: www.woordenlijst.org.
Opdracht 11 G Gebruik de spellingchecker op je computer. 1 De gewiekste oplichtster had natuurlijk ook haar spellingcorrector kunnen gebruiken. Hoe doe je dat?
2 Een spellingcontrole ziet echter ook fouten over het hoofd. Kijk naar het volgende voorbeeld.
3 De computer duidt ‘geconfronteert’ als een fout aan. Wat is er fout?
4 De spellingcontrole zag echter nog twee fouten over het hoofd. Kun jij ze vinden én verbeteren?
Gebruik de spellingcontrole op je pc. G Als je met de computer werkt, zet je altijd de spellingcontrole aan. Op die manier vermijd je tikfouten en opvallende spelfouten. Lees zelf ook grondig na, want de computer kan niet alle fouten verbeteren. Woorden die, afhankelijk van de context, juist kunnen zijn (bv. hout – houd – houdt), worden niet gecorrigeerd.
G het woord. Opdracht 12 Googel Je J kunt woorden ook googelen om te weten of de schrijfwijze correct is. 1 Stel: je wilt online een paar kaoutchou laarzen kopen. Of is het caoutchouc? Of kaoetsjoe?
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
53 5
Google kan je soms helpen door de juiste schrijfwijze te suggereren. Toch is het ook hier opletten geblazen. 2 Keer nog één keer terug naar onze gewiekste oplichtster. Stel dat zij het fout gespelde woord gegoogeld had, wat dan?
Google vindt zonder problemen 268.000 voorbeelden van ‘vermeiden’ met korte ‘ei’. Wat valt op als je de zoekresultaten aandachtiger bekijkt?
3 Bij de Googlezoekresultaten staat nog een taalfout die een chatter maakte. Vind jij ze?
IIn sommige gevallen vind je de juiste schrijfwijze van een woord door het woord te googelen. Deze methode vraagt wel om je kritische blik, want op het internet vind je veel taalfouten.
Wat moet ik kennen en kunnen? Je weet waarom en wanneer het belangrijk is om correct te kunnen schrijven. Je kent de belangrijkste spellingregels. Je kent de verschillende manieren om de juiste schrijfwijze van een woord te weten te komen. Je kunt de opzoekstrategieën (via woordenboek, het Groene Boekje, internet) vlot gebruiken. Je kunt alle woorden uit de oefeningen correct spellen.
Woordverklaring
54 4
Vraag 5 - Wat is er mis met sitroen?
suggereren = voorstellen