Leerwerkboek
Theoretische richtingen
Johan Verstraete Brigitte Ketels Lieve Knop Annemie Schepens Marian Van den Bunder Greet Verstocken
inclusief
onlinelesmateriaal
3
Aan de slag met Hoe zit een les in elkaar? Dit leerwerkboek bestaat uit acht delen, die je ook terugvindt in de uitgebreide inhoudsopgave op blz. 5-8.
Wil je ook een goed
Vraag 50 figuur slaan? Over figuurgedichten
De leerstof vertrekt telkens van een prikkelende vraag. De ondertitel geeft duidelijkheid over de inhoud van de les. In totaal zijn er 57 vragen. Bij het begin van elke vraag vind je een overzicht van de verschillende lesonderdelen.
In reclame worden we overspoeld met modellen die er buitengewoon goed uitzien. Hun figuur is meer dan perfect. Maar wat als jouw figuur niet in dat plaatje past?
1 Ik wil een goed figuur slaan 2 Figuurgedichten om u tegen te zeggen 3 Creatief figuurdichten
Een icoontje leidt je naar opdrachten waar je de pc voor nodig hebt. Alle nodige informatie vind je op www.knooppunt.net. Af en toe vind je een verwijzing naar het vademecum achteraan in het leerwerkboek. Daar staat belangrijke informatie over spelling gebundeld.
Waar vind je wat je moet kennen en kunnen? Wat je moet studeren, vind je in de groene Vastgeschroefdkaders.
Wat je moet kennen en kunnen, vind je aan het einde van iedere vraag in een blauw kader.
Een groep mensen waarvoor je radio- of televisieprogramma’s maakt, een tekst schrijft, campagnes opstelt, reclame maakt … noem je het doelpubliek of de ontvangers.
Wat moet je kennen? Je kent het begrip titel. Je kent het begrip tussentitel.
Wat moet je kunnen? Je kunt een treffende titel schrijven. Je kunt een beknopte titel juist formuleren. Je kunt de juiste tussentitel kiezen. Je kunt een treffende tussentitel bedenken voor een alinea.
Talloze tips helpen je onderweg. Bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje.
tip
In de woordverklaring onderaan de bladzijde vind je uitleg bij moeilijke woorden.
Woordverklaring doorzien, begrijpen doorgronden = volledig
Waar ben je mee bezig? Volg de verschillende stappen en word een expert op het vlak van zakelijk lezen, luisteren en kijken, spreken en schrijven! Je leert elke vaardigheid stapsgewijs aan. Houd daarbij deze icoontjes goed in de gaten. Ze geven aan welke vaardigheid je aanleert en welke stap je zet.
schrijven
zakelijk lezen
luisteren en kijken
spreken
Wat moet je weten over spreek- en schrijfopdrachten? Bij elke schrijf- en spreekopdracht ga je aan de hand van de OVUR-strategie gestructureerd te werk. Erna vind je telkens een vorderingsfiche. Die helpt je om je persoonlijke evolutie te volgen en je werkpunten te noteren. 106 Vorderingsfiche
Deel 2
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op stap 1, stap 2 en je reflectievaardigheid.
Stap 1: Afstemmen op doel
/10
Beginner
Gevorderde
De leerling geeft weinig informatie. Het doel van de videoclip is bovendien helemaal niet duidelijk.
De leerling geeft voldoende informatie, maar het doel van de videoclip is niet duidelijk. Het doel van de videoclip is duidelijk, maar de leerling geeft onvoldoende informatie.
0
1
2
3
4
5
Stap 2: Non-verbale communicatie
De leerling kijkt nauwelijks of niet in de camera. kijkt zijn partner(s) nauwelijks of niet aan. Mimiek straalt te weinig enthousiasme uit.
Lichaamshouding /10 Reflectie
/5
De leerling beweegt amper en is heel zenuwachtig. De lichaamstaal van de leerling is niet afgestemd op de situatie. 0
1
2
3
4
5
H et lukt de leerling niet om kritisch over zichzelf na te denken. De informatie die de leerling opzocht, is niet betrouwbaar. De leerling haalde zijn informatie uit één bron. 0
1
6
7
8
De leerling kijkt af en toe in de camera. kijkt zijn partner(s) geregeld aan. straalt voldoende enthousiasme uit. De leerling beweegt voldoende en probeert zijn zenuwen te verbergen, maar valt af en toe nog eens door de mand, bijvoorbeeld door een kleine tic. D e lichaamstaal van de leerling is voldoende afgestemd op de situatie. 6
7
8
D e leerling kan zichzelf op bepaalde punten kritisch beoordelen, maar heeft het met enkele items toch nog moeilijk. De informatie die de leerling opzocht, is over het algemeen betrouwbaar. D e leerling haalde zijn informatie uit meer dan één bron.
2
3
Expert De leerling geeft veel informatie. Bovendien is het doel van de videoclip overduidelijk. 9
10
De leerling kijkt voortdurend in de camera. kijkt zijn partner(s) aan. straalt veel enthousiasme en zelfvertrouwen uit. De leerling beweegt vlot en komt heel natuurlijk over. De lichaamstaal van de leerling is volledig afgestemd op de situatie 9
10
D e leerling slaagt erin zichzelf kritisch te beoordelen. De informatie die de leerling opzocht, is volledig betrouwbaar. De leerling haalde zijn informatie uit verschillende bronnen. 4
5
Attitude Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten:
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
TOTAAL /25
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpunt letten:
Knappe prestatie: je bent een expert.
Voorbij de vragen … Op het einde van elk deel krijg je een overzicht van de schooltaalwoorden die je pad kruisten in de Woordencocktail. Moeilijke woorden met een speciale schrijfwijze krijgen aandacht in Buitenspel.
Woordencocktail 1 Woorden heb je dagelijks nodig. Om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen … Zonder woorden ben je niks. In de eerste lessen heb je al heel wat nieuwe woorden gezien. Hier herhalen we ze nog eens.
1 2 3 4
Computertermen Werkwoorden (Her)Ken je deze woorden nog? Creatief
Buitenspel 1
In deze les oefen je dertig woorden die voorkwamen in deel 1. Het zijn woorden die zichzelf buitenspel zetten omdat ze zich niet schikken naar de regels. Die spelbrekers kunnen dus voor problemen zorgen!
Hoe test je jezelf? Na elk deel maak je een zelftoets. Je test wat je al kent en kunt. Met een verbetersleutel verbeter je jezelf. Bij het onlinelesmateriaal vind je een uitgebreidere versie van de toets.
Zelftoets 1
Wat heb ik geleerd en wat weet ik daar nog van? Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna jullie oplossingen en bespreek de verschillen. Als je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen.
Zakelijk lezen – Literatuur – Poëzie 1
Wat is het tekstdoel in de volgende teksttypes? a een artikel in een tijdschrift met als titel Het regenwoud moet blijven
b een strip waarin aan mensen in India het belang van gekookt water wordt uitgelegd
Als je dit logo ziet, werk je per twee. Bij dit logo ga je in groep aan de slag.
/10
Deel 1 Blz.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
9
1
Wat neem je mee op reis? Een kennismakingsles
Schrijven Spreken
Kennismakingsles
12
2
Kies jij soms ook de verkeerde schoenen? Over tekstsoorten, teksttypes en tekstdoelen
Luisteren en kijken
STAP 1 Luisteren en kijken – tekstsoorten/teksttypes/tekstdoelen bepalen STAP 1 Zakelijk lezen – tekstsoorten/teksttypes/tekstdoelen bepalen
Zakelijk lezen
23
3
Hoe gebruik je een kompas? Over hoe je een spreekdoel vooraf bepaalt
Spreken
STAP 1 Spreken – spreekdoel bepalen
28
4
Mag ik even wegdromen in boekenland? Over verhaalsoorten
Literatuur
Herkennen van verhaalsoorten, genres
36
5
Moeder, waarom lez(v)en wij? Enquête over leesgedrag
Literatuur
Aanzet tot portfolio
38
6
Wat is er mis met sitroen? Over het belang van een correcte spelling
Taalbeschouwing: spelling
Waarom moet je correct schrijven? Manieren om zonder fouten te schrijven
48
7
Hoe is het gesteld met je spelling? Even testen
Taalbeschouwing: spelling
Diagnostisch dictee Remediëringsoefeningen
54
8
Wil je zwemmen tussen haaien of vliegen naar de regenboog? Informatie verzamelen voor een schrijfopdracht
Schrijven
STAP 1 Schrijven – afstemmen op doel – info verzamelen
57
9
Minuscuul ... moet ik dan op de weegschaal gaan staan? Over hoe je woordbetekenissen kunt achterhalen
Taalbeschouwing: woordenschat
Woordbetekenissen achterhalen
64
10 Wat is de zin hiervan? (1) Kijken hoe een zin in mekaar zit
Taalbeschouwing: grammatica
Herhaling zinsleer (1)
72
11 Waarom blijven sommige sporen spoorloos? Over fictie/non-fictie, literair/zakelijk taalgebruik
Taalbeschouwing: taalgebruik
Zakelijk en literair taalgebruik
79
12 Mag ik eens kijken in je toverhoed, vriend van de poëzie? Over algemene kenmerken van poëzie
Poëzie
Algemene kenmerken van poëzie
85
Buitenspel 1
88
Woordencocktail 1
92
Zelftoets 1
moeilijke woorden uit deel 1 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 1
Deel 2 Blz. 98
Vraag 13 Zie je wat ik voel? Over lichaamstaal
Taalonderdeel Luisteren en kijken Spreken
Wat leer je? Wat oefen je? STAP 2 Luisteren en kijken – non-verbale communicatie leren inschatten STAP 2 Spreken – non-verbale communicatie leren inschatten
108
14 Moet je dat nu echt allemaal lezen? Over leesstrategieën
Zakelijk lezen
STAP 2 Zakelijk lezen – leesstrategieën
118
15 Joew, hey, hallo of goedemorgen? Over je tekst afstemmen op de situatie/context
Schrijven
STAP 2 Schrijven – tekst afstemmen op situatie/context
124
16 Is dit van kapitaal belang? Over het correcte gebruik van hoofdletters
Taalbeschouwing: spelling
Gebruik van hoofdletters
128
17 Wat zie je in je glazen bol, madame Soleil? Over thema’s, fictie en non-fictie
Literatuur
Thema, fictie en non-fictie
138
18 Waarom dekt de vlag niet altijd de lading? Over titels, covers en achterplatteksten
Literatuur
Titels, covers en achterplatteksten
141
19 Wat is de zin hiervan? (2) Kijken hoe een zin in elkaar zit
149
Woordencocktail 2
151
Zelftoets 2
Taalbeschouwing: grammatica
Herhaling zinsleer (2)
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 2
Deel 3 Blz.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
161
20 Heb je een luisterend oog? Over kijk- en luisterstrategieën
Luisteren en kijken
STAP 3 Luisteren en kijken – kijk- en luisterstrategieën
167
21 Mag je zomaar met de deur in huis vallen? Over de IMS-tekststructuur
Zakelijk lezen
STAP 3 Zakelijk lezen – globale structuur van een tekst: inleiding - midden - slot
173
22 Staat mijn kop je wel aan? Over titels en tussentitels schrijven
Schrijven
STAP 3 Schrijven – titel en tussentitel bij informatieve teksten
178
23 Is een dt-foudt erg? Over de spelling van de werkwoordsvormen in de tegenwoordige en de verleden tijd
Taalbeschouwing: spelling
Ott en ovt
186
24 Met wie wil je een date? Over personages/types/stereotypes
Literatuur Taalbeschouwing: woordenschat
Personages Stereotypen
198
25 Zet je er graag een punt achter? Over mededelende, vragende, uitroepende en gebiedende zinnen en de eindleestekens
Taalbeschouwing: grammatica Spelling
Soorten zinnen Eindleestekens
203
26 Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van het land? Over beeldspraak
Poëzie Taalbeschouwing: woordenschat
Beeldspraak
209
Buitenspel 2
213
Woordencocktail 3
217
Zelftoets 3
moeilijke woorden uit deel 2 en 3 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 3
Deel 4 Blz.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
222
27 Heb je ‘t ook graag gestructureerd? Over de opbouw van alinea’s
Schrijven
STAP 4 Schrijven – midden + opbouw alinea
229
28 Kun jij een geknipt patroon maken? Over tekststructuren van een zakelijke tekst
Luisteren en kijken
STAP 4 Luisteren en kijken – tekststructuren van een zakelijke tekst STAP 4 Zakelijk lezen – tekststructuren van een zakelijke tekst
Zakelijk lezen 238
29 Heb jij boten in je lijf? Over klinkers, tweeklanken en medeklinkers
Taalbeschouwing: spelling
Klinkers, medeklinkers, tweeklanken
248
30 Waar spreken we af? Over ruimte in verhalen
Literatuur
Ruimte in een verhaal
254
31 Ben je een nieuwsgierig aagje of weet je gewoon graag veel? Over de bijwoordelijke bepalingen
Taalbeschouwing: grammatica
De bwb
259
32 Wie springt uit een vliegmachien om jou te zien? Over rijm
Poëzie
Rijmen: eindrijm, assonantie, alliteratie
265
Woordencocktail 4
267
Zelftoets 4
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 4
Deel 5 Blz. 272
Vraag
Taalonderdeel
33 Hoe pimp je je spreekbeurt? Over afstemmen op situatie, context en doelpubliek
Luisteren en kijken Spreken
Wat leer je? Wat oefen je? STAP 5 Luisteren en kijken – bepalen van het doelpubliek STAP 3 Spreken – afstemmen op situatie, context en doelpubliek + herformuleren
279
34 Is je relatie van lange duur? Over tijd in verhalen
Literatuur
Tijd: flashback, flashforward, verteltijd, vertelde tijd, verteltempo, tijdsprong
289
35 Hoe voltooid is voltooid? Over de spelling van het voltooid deelwoord
Taalbeschouwing: spelling
Voltooid deelwoord
294
36 Moeten woorden namen hebben? Over de woordsoorten
Taalbeschouwing: grammatica
Woordsoorten: zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord, lidwoord, telwoord, werkwoord, voorzetsel, voegwoord
300
37 Ben je ook uitgenodigd voor een vipwandeling in de galerie van de poëzie? Genieten van gedichten
Poëzie
Genietend lezen
307
Buitenspel 3
312
Woordencocktail 5
316
Zelftoets 5
moeilijke woorden uit deel 4 en 5 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 5
Deel 6 Blz.
Vraag
Taalonderdeel
Wat leer je? Wat oefen je?
319
38 Ben jij een kitesurfexpert? Over hoofdlijnen naar voren brengen
Spreken
STAP 4 Spreken – hoofdlijnen naar voren brengen
325
39 Doe jij ook wel eens aan hersengymnastiek? Over schematiseren
Luisteren en kijken
STAP 6 Luisteren en kijken – schematiseren STAP 5 Zakelijk lezen – schematiseren STAP 5 Schrijven – schema’s maken
Zakelijk lezen Schrijven 334
40 Wie heeft het hier voor het zeggen: ik of hij? Over vertelstandpunt
Literatuur
Vertelperspectief: alwetende en personele hij, vertellende en belevende ik, wisselende verteller
351
41 Heb jij die hottentottententententoonstelling al gecheckt? Over woordvorming
Taalbeschouwing: woordenschat
Woordvorming: samenstellingen, afleidingen, leenwoorden
362
42 Let jij op de kleintjes? Over de spelling van de verkleinwoorden
Taalbeschouwing: spelling
Zelfstandig naamwoord: het verkleinwoord
369
43 Moeten woorden nog meer namen hebben? Over voornaamwoorden
Taalbeschouwing: grammatica
Woordsoorten: persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, vragend, wederkerend voornaamwoord
378
Woordencocktail 6
381
Zelftoets 6
gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 6
Deel 7 Blz. 386
Vraag
Taalonderdeel
44 Heb jij een bindmiddel voor die saus? Over bindwoorden
Luisteren en kijken Spreken Schrijven
395
45 Waar is dat feestje? Over instructies
Luisteren en kijken
Wat leer je? Wat oefen je? STAP 7 Luisteren en kijken – structuur door bindwoorden STAP 5 Spreken – structuur door bindwoorden STAP 6 Schrijven – samenhang tussen de alinea’s
Schrijven
STAP 8 Luisteren en kijken Instructies Instructies
402
46 Blijf jij ook liever single? Over enkelvoudige en samengestelde zinnen, nevenschikking en onderschikking
Taalbeschouwing: grammatica
Enkelvoudige en samengestelde zinnen en verbinden van zinnen
415
47 Ben jij een tekentalent? Over het gebruik van hulptekens: trema, apostrof en koppelteken
Taalbeschouwing: spelling
Woordtekens
425
48 Is er nog vuurwerk of is de vlam al gedoofd? Over spanning in verhalen
Literatuur
Verhaallijn en spanningsopbouw
441
49 Geef je er graag een kleurtje aan? Over bijwoorden
Taalbeschouwing: grammatica
Woordsoorten: het bijwoord
446
50 Wil je een goed figuur slaan? Over figuurgedichten
Poëzie
Figuurgedichten
450
Buitenspel 4
453
Woordencocktail 7
457
Zelftoets 7
moeilijke woorden uit deel 6 en 7 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 7
Deel 8 Blz. 463
Vraag 51 Mag ik beginnen? Over het begin en het einde van een spreekoefening
Taalonderdeel Spreken
Schrijven
Wat leer je? Wat oefen je? STAP 6 Spreken – begin en einde van een spreekopdracht STAP 7 Schrijven – begin en einde van een verhaal
471
52 Spring jij soms van de hak op de tak? Over samenhang bij spreken
Spreken
STAP 7 Spreken – samenhang
475
53 Moet ik er een tekeningetje bij maken? Over visuele hulp/info gebruiken
Luisteren en kijken
Visuele hulp/info gebruiken
478
54 Wie wil Nijntje kussen voor 5 euro? Over het al dan niet aaneenschrijven van woorden
Taalbeschouwing: spelling
Aaaneenschrijven van woorden
488
55 Krijg jij daar kop noch staart aan? Over het begin en einde van een zakelijke tekst
Schrijven
STAP 8 Schrijven – begin en einde van een zakelijke tekst
497
56 Wie zegt dat ik gezegd heb dat jij dat gezegd hebt? Over directe en indirecte rede
Taalbeschouwing: grammatica
Directe en indirecte rede
508
57 Vergis ik me of is dit nu wiskunde? Over grafieken interpreteren
Zakelijk lezen
STAP 6 Zakelijk lezen – grafieken interpreteren
513
Buitenspel 5
517
Woordencocktail 8
519
Zelftoets 8
522
Vademecum spelling
moeilijke woorden uit deel 8 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 8
Vraag 15
Joew, hey, hallo of goedemorgen?
Over je tekst afstemmen op de situatie/context
Als je ’s morgens de deur uitgaat en je komt je beste vriend tegen, dan begroet je die misschien met ‘joew’. Als je een eindje verderop de vriendin van je zus tegenkomt, dan zeg je ‘hey’. En als je aan de schoolpoort je leraar bijna tegen het lijf loopt, dan spreek je die aan met ‘goedemorgen’. Dat doe je bijna als vanzelf. Toch weet je heel goed dat je je leraar niet aanspreekt met ‘joew’. ‘Joew’ is een begroeting die je onder vrienden gebruikt. Of hoe je mensen aanspreekt …
1 Jongeren-, sms- en msn-taal 2 Goochelen met taalregisters 3 Ga je mee op stap?
1 Jongeren-, sms- en msn-taal Opdracht 1
Bekijk het fragment uit Het Klokhuis over spreektaal (jongerentaal) en schrijftaal (sms-taal en msn-taal) en beantwoord de vragen.
1
Som enkele ‘nieuwe woorden’ uit jongerentaal op die in het filmpje vermeld worden.
2
Wat doen jongeren in hun jongerentaal volgens de jongens uit het filmpje?
In deel 1 heb je geleerd dat er schrijf- en spreektaal, informeel en formeel taalgebruik bestaan. Omdat je wilt dat je boodschap goed begrepen wordt en dat de ontvanger bereid zal zijn om met die boodschap iets te doen, moet je het juiste taalregister hanteren. Als het de bedoeling is dat je een tekst schrijft, zul je schrijftaal gebruiken. Maar zoals je in het filmpje zag, bestaan er ook binnen die schrijftaal verschillende registers. Er is bovendien niet alleen formeel en informeel taalgebruik, maar binnen de informele taal bestaan er ook nog eens verschillende taalregisters, zoals msn-taal en sms-taal. Aan jou om het juiste register te kiezen. Als je een tekst wilt schrijven, stel je je vooraf enkele vragen. – Wat is de boodschap? – Wat is de bedoeling? Welk effect wil je bereiken? – Op welke manier druk je je uit? – Welke taal gebruik je? – Wie is de ontvanger? – Welke middelen zijn er nodig om je doel te bereiken?
118
Deel 2
2 Goochelen met taalregisters Opdracht 2 Welk taalregister(formeel/informeel) gebruik je in een zakelijke tekst of e-mail … a aan een radiostation omdat ze je favoriete programma willen afvoeren? b aan je zus om af te spreken in jullie favoriete sportclub? c aan de uitbater van een sportclub waar je je lievelingsjasje hebt laten liggen? d aan je tante om een feestje te organiseren voor je nichtje dat 16 jaar wordt? e aan je buurmeisje om haar je medeleven te betuigen bij het overlijden van haar oma? f aan de stad om te melden dat een lantaarnpaal voor je huis defect is? g aan de eigenaar van het huis met de grote tuin om te vragen of je daar een filmpje mag opnemen? h aan je vriendin om haar uit te leggen waarom je te laat zult zijn op haar feestje? i aan je lerares Nederlands met je felicitaties bij de geboorte van haar eerste kindje? j aan je oma om haar te laten weten hoe het met je gaat op vakantie?
Opdracht 3 Wat liep er fout bij de keuze van het correcte taalregister? Verbeter waar nodig. a aan je leraar: Joew, om te zeggen da’k nie naar de inhaalles kan komen.
b aan de moeder van je vriendin: Hey, waarom mag Yasmine eigenlijk niet meegaan naar zee? Mijn moeder en mijn vader gaan ook mee, hoor. Trouwens, ’t is tijdens de vakantie en dan moeten we toch niet leren. Verandert dat iets?
Vraag 15 - Joew, hey, hallo of goedemorgen?
119
c aan je oma: Dag oma. Alles oké met jou? Ik wil je morgen nog eens een bezoekje brengen. Goed?
Opdracht 4
Noteer telkens het tekstdoel, de tekstsoort, het teksttype en het publiek. Omcirkel of je formele of informele taal gebruikt in deze situaties. a Je wilt je klasgenoten uitnodigen voor een feest. tekstdoel = tekstsoort = teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal b Je bent reporter voor een krant en je wilt een verslag brengen van een festival. tekstdoel = tekstsoort = teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal c Je wilt een artikel schrijven voor Wikipedia over je nieuwe favoriete popzanger. tekstdoel = tekstsoort = teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal d Je schrijft een kattebelletje voor je moeder waarin je laat weten dat je met de fiets naar je oma bent. tekstdoel = tekstsoort = teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal e Je bent boos op de stad omdat het fietspad op weg naar school er onveilig bijligt. tekstdoel = tekstsoort =
120
Deel 2
teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal f Je schrijft je liefdesverdriet weg in je dagboek. tekstdoel = tekstsoort = teksttype = publiek
=
formele taal / informele taal
3 Ga je mee op stap? Opdracht 5
Schrijf dezelfde tekst in verschillende situaties. Bewaar het resultaat in je portfolio. Je wilt de zoo in Antwerpen een bezoek achter de schermen brengen 1 met de kinderen van de jeugdbeweging waar jij in leiding staat, 2 met je klasgenoten, 3 met je familie in het kader van een familiefeestje. a Je schrijft een mail waarin je je plan uitlegt en waaraan je ineens ook de uitnodiging voor het bezoek koppelt. Je richt die mail aan: 1 de ouders van de kinderen van de jeugdbeweging, 2 je klasgenoten, 3 je familieleden (= tantes, ooms en grootouders). b Je schrijft een bedankje aan elk van de groepen omdat het zo prettig geweest is.
OVUR Vraag je af wat de bedoeling is van de tekst die je gaat schrijven. Wat wil je ermee bereiken? OVUR Welke tekstsoort kies je? Wie is de ontvanger? Noteer wat zeker in je boodschap moet. Denk aan de W-vragen. OVUR Schrijf je tekst. Verzorg je lay-out en houd rekening met het juiste taalregister. OVUR Controleer of alle afspraken duidelijk zijn voor iedereen. Gebruik de checklist en de vorderingsďŹ che.
Vraag 15 - Joew, hey, hallo of goedemorgen?
121
Checklist
Ik denk dat ik met de mail mijn doel bereik. Ik gebruik het juiste register. Ik heb geen afkortingen of smileys gebruikt. De tekst heeft alinea’s. Er is afwisseling in de zinsbouw. Ik heb de mail grondig nagelezen op spelfouten. Je wordt beoordeeld op stap 1, stap 2 en zorg voor taal.
Wat moet je kennen? Je kent het informele taalregister. Je kent het formele taalregister. Je kent de OVUR-strategie
122
Deel 2
Wat moet je kunnen? Je kunt het juiste taalregister kiezen in een zakelijke tekst of e-mail. Je kunt een foutief taalregister herkennen en corrigeren. Je kunt een tekst in verschillende taalregisters schrijven. Je kunt de OVUR-strategie toepassen om een zakelijke tekst te schrijven.
Vraag 15 - Joew, hey, hallo of goedemorgen?
123
/20
TOTAAL
Attitude
/5
Zorg voor taal
/10
Stap 2: Afstemmen op situatie
/5
Stap 1: Afstemmen op doel
1
2
1
2
3
4
1
2
Je bent nog een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten.
Leverde de leerling de taak tijdig in? Leverde de leerling de taak netjes in?
0
De tekst bevat nog te veel taalfouten.
0
De stijl is onvoldoende aangepast aan de situatie: te plechtig/te informeel/‌
0
Het is voor de lezer niet duidelijk wat de schrijver met zijn mail wil bereiken.
Beginner
6
7
Misschien kun je de volgende keer op dit werkpunt letten:
Je bent goed op weg. Dit heb je erg goed gedaan:
ja/nee ja/nee
3
De tekst is grotendeels foutloos. Fouten komen vooral voor bij moeilijkere woorden of zinsconstructies.
5
De stijl past bij de situatie. Een enkele keer is het taalgebruik te plechtig/te informeel. Bijvoorbeeld:
3
Het is voor de lezer grotendeels duidelijk wat de schrijver met zijn mail wil bereiken. Het volgende heeft misschien nog meer uitleg nodig:
Gevorderde
Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op stap 1, stap 2 en je zorg voor taal.
VorderingsďŹ che
5
9
10
5
Knappe prestatie: je bent een expert!
4
De tekst is (bijna) foutloos. Ook moeilijkere woorden en zinsconstructies worden foutloos geschreven.
8
De stijl is perfect aangepast aan de situatie. De leerling gebruikt woorden, uitdrukkingen en zinsconstructies die in de situatie passen.
4
Het is voor de lezer heel duidelijk wat de schrijver met zijn mail bedoelt/wil bereiken.
Expert