Leerboek
Gino Bombeke Marc Adriaensen Greet Op de Beeck Monique Van Hoof Kim Willems Rudi Wuyts
6
a Sanoma company
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 1
26/02/13 14:51
Thema 1 Over het hoofd p. 9
Taalcompetentie 1 Doen en laten p. 35
Thema 2 Diepgeworteld, wijdvertakt p. 39 Wat een taal (interview met J. van der Horst)
Interview met Geerdt Magiels Luisteren en kijken
Verfilming: Het goddelijke monster (T. Lanoye) / De zaak Alzheimer (J. Geeraerts) Interview met Piet Joostens
Lezen
De man die zijn vrouw voor een hoed hield (O. Sacks)
Officiële en administratieve documenten
Kijken mag, aankomen niet (G. Bombeke)
Zakelijke mail
Schematisch samenbrengen van informatie uit auditieve en geschreven bron
Het woordenboek in ons hoofd (B. van Maris)
Schrijven – zakelijk
Synthese op basis van twee objectieve teksten
Uitnodiging Formulier
Schrijven – creatief
Spreken
De illusie van causaliteit
Spreken – creatief
Koorteksten Griekse tragedie 99 manieren om een verhaal te vertellen (M. Madden)
Literaire competentie
Karakter (F. Bordewijk) Persoonlijk ontwikkelingsplan
Hersenschimmen (J. Bernlef ) / Gestameld liedboek (E. Mortier)
Canonquiz Literatuurgeschiedenis
Overzicht literatuurgeschiedenis Netwerk TaalCentraal 5
Nieuwe zakelijkheid
Herhaling bouwstenen verhaalanalyse Psycholinguïstiek
Taalbeschouwing
Theater in de oudheid Oresteia
Moedertaalverwerving
Overzichtsoefeningen spellingkwesties
Taalverwantschap
Taalhulpmiddelen online
Woordenschat
Woordenstroom bij thema 1 en 2
Onderzoekscompetentie
Onderzoeksvraag formuleren
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 2
26/02/13 14:51
Taalcompetentie 2 Allemaal familie? p. 67
Thema 3 Bloed, zweet en rozen p. 71 Theatertekens (silent viewing)
Thema 4 In medias res p. 101 Discussie Reyers Laat Poëzieadaptaties
Taalcompetentie 3 De koppen bij elkaar p. 133 Discussie (participant, verslagnemer, voorzitter)
Postmodernisme
Genaaid door de kledingbazen (L. Delputte)
Journalistiek uit de tekstfabriek De almacht van het getal (G. Buelens) Grafisch en gestaafd
Abstract schrijven op basis van referaat leerlingen
Klachtenbrief
Grafiek bespreken Enquête opstellen
Verdraaide feiten
Poëzie mediatiseren
Uitnodigingsmail vergadering Verslag maken
Middelnederlandse tekst actualiseren Referaat met posterpresentatie
Het ene argument is het andere niet
Reageren op argumenten Discussie (participant, voorzitter)
De slechtste mens aller tijden – pleidooi Dat de houthakker ontwake (P. Neruda) Bloed & Rozen (T. Lanoye) De vijand (J. Hamelink) / Henny Verhasselts levenswerk (A. Verbeke)
Canonpoëzie: H. de Coninck, E. Hoornik, G. Komrij, H. Claus, J. Bernlef Fabels van het Heilig Hart (D. van Bastelaere)
Het huwelijk (W. Elsschot) Max Havelaar (Multatuli)
Postmodernisme Middelnederlandse teksten: ballade / Mariken van Nieumeghen / Der Naturen Bloeme (J. van Maerlant) / exploratieopdracht
Synchrone en diachrone taalkunde
Deugdelijke en ondeugdelijke argumentatie
Syntaxis, morfologie en semantiek in Nederlands en MVT
Argumenten beoordelen
Argumenten beoordelen
Woordenstroom bij thema 3 en 4 Vergelijkend taalonderzoek
Het vigerende paradigma Vraagstelling bij enquêtes
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 3
26/02/13 14:51
Thema 5 Reis rond de wereld p. 137
Taalcompetentie 4 De puntjes op de i p. 157
Radioboeken
Thema 6 Tussen de regels p. 161 Vertalingen van songtekst beoordelen
Luisteren en kijken
De toren van Babel Lezen
Taal even ongrijpbaar als het heelal (onderzoek D. Sandra)
Drie verwante talen gaan hun weg (G. Dorren)
Wij zijn een product van onze verbeelding (D. Draulans)
Naaste buren en verre familie (M. Philippa)
Schrijven – zakelijk
Een nieuwe lingua franca – forumdiscussie In volle ontwikkeling – syntheseopdracht Literaire vertaling
Schrijven – creatief
Spreken
Spreken – creatief
Een internationaal repertoire: H. Pinter, H. Ibsen, A. Tsjechov, E. Ionesco, H. Claus Geboekstaafd (stijlonderzoek bij canonauteurs)
Complex A (T. Wieringa) Literaire competentie
Literatuurgeschiedenis
El Negro en ik (F. Westermann)
Siegfried (H. Mulisch)
Het pad der doden (Ch. Achebe) Reis om de wereld in veertig vragen Scandinavische talen
Taalbeschouwing
Voor de wet, De muis en de kat (F. Kafka) Onderscheid klank, foneem en letter
Taalhumor en opvallende taalverschijnselen
Basisprincipes Nederlandse spelling
Modaliteit en pragmatiek
Dictee Woordenschat Onderzoekscompetentie
Woordenstroom bij thema 5 en 6 Vragen beoordelen Een culturele identiteitskaart (culturele kader van een roman)
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 4
26/02/13 14:51
Taalcompetentie 5 Spreken is goud p. 185 Other People’s Money (opbouw en analyse redevoering) DegrotemonD (historische redevoeringen) Redevoeringen (opbouw en analyse) Verkozen of verslagen door een oneliner (M. Rabaey)
Thema 7 Geld als slijk p. 193 The Greatest Movie Ever Sold (M. Spurlock)
Taalcompetentie 6 Je werk of je leven! p. 233 Sollicitatiegesprek
Thema 8 Open einde p. 247 Theatertekens analyseren
Documentaire analyseren
Cijfers en advertenties
Jobadvertenties Friederich Nietzsche en het déjà-vu-effect (P. De Martelaere)
Opinieteksten De nieuwe wet op het consumentenkrediet (R. Steennot en M. De Muynck) Sollicitatiebrief Commentaartekst schrijven
Curriculum vitae
Om over naar huis te schrijven – balansverslag
Alternatieve cv’s
Je persoonlijke bloemlezing – balansverslag
Sollicitatiegesprek
Het gat in de markt
Wat kost het ijzer (B. Brecht)
Wachten op Godot (S. Beckett) Doorlopen (J. Hoste) / Het huis in de struiken (H. Claus)
Het oeuvre van W. Elsschot
Theater van het absurde
Episch theater Argumenten beoordelen Retorische figuren Opbouw redevoering
Evolutie van het Nederlands Het einde van de standaardtaal
Woordenstroom bij thema 7 en 8 Webquest West-Europese talen
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 5
26/02/13 14:51
Aan de slag met Wat komt er op me af? Acht boeiende thema’s en zes uitdagende taalcompetenties, die je taalbeheersing aanpakken en je blik verruimen. Thema 1 Taalcompetentie 1 Thema 2 Taalcompetentie 2
p. 9
Over het hoofd
p. 35 Doen en laten p. 39 Diepgeworteld, wijdvertakt p. 67 Allemaal familie?
Thema 3
p. 71 Bloed, zweet en rozen
Thema 4
p. 101 In medias res
Taalcompetentie 3 Thema 5 Taalcompetentie 4
p. 133 De koppen bij elkaar p. 137 Reis rond de wereld p. 157 De puntjes op de i
Thema 6
p. 161 Tussen de regels
Taalcompetentie 5
p. 185 Spreken is goud
Thema 7 Taalcompetentie 6 Thema 8
p. 193 Geld als slijk p. 233 Je werk of je leven! p. 247 Open einde
Kennisoverzicht
p. 273
Register
p. 327
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 6
26/02/13 14:51
Elk thema heeft een rode draad, die uit verschillende verrassende invalshoeken belicht wordt. Kleefbriefjes zorgen voor toffe tussendoortjes en weetjes en gidsen je door het hoofdstuk, iconen leiden je naar opdrachten in het werkboek. WB p. 65
In de taalcompetenties ga je aan je taalvaardigheid sleutelen.
end? jouw beste vri vriend zijn van Moet jij de beste is een Mijn beste vriend nshoff. boek van Bob Bro boek krijgt De titel van het ngs: ongewild iets wra immers de maker heeft den dat moeten ondervin vriend hij niet de beste nd van zijn beste vrie vriend hij al ctie ‘is de beste is. Gelukkig heeft t zo erg is. De fun eerd dat dat nie doende ook gel niet te voor Y, maar van’ bleek helaas werken. X is de bes de richtingen te wet van de automatisch in bei staat het als een Zo X. r voo te niet de bes la vie. daarom is Y nog ijker maakt. C’est agl dra iets s wat het som klassieke logica, Over de vriend Uit: Piet Joostens,
Hoe leg ik dat uit? Woordkoorden wijzen je op moeilijke woorden in teksten. De woordenstromen vind je na elk even thema in het werkboek. Ze staan stil bij de academische woordenschat die in de voorbije twee thema’s je pad kruiste.
bureaucratie (r. 5) –
talmen (r. 9) – perp lex (r. 21) – lambrise gemelijk (r. 30) – pa ring (r. 27) nisch (r. 36) – pril (r. 40)
Woordenstroom 1 en 2 Dankzij je familie en vrienden, de media en je opleiding breidt je woordenschat nog elke dag uit. Dat is ook nodig want in het hoger onderwijs verschilt het taalgebruik sterk van dat in het secundair onderwijs en van de taal die je thuis hanteert. De taal die je nodig zult hebben in je verdere studies, noemen we academisch taalgebruik. Om je enig houvast te bieden in de dagelijkse woordenstroom bieden we na elke twee thema’s een pakketje woordenschatoefeningen aan. Ze helpen je de recent verklaarde woorden in te oefenen en te verankeren. Ze zullen zeker nog van pas komen in je verdere studies.
In dictees
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 7
check je of je het ook allemaal goed kunt spellen.
26/02/13 14:51
Waar ga ik naartoe? Volg de verschillende stappen en word een expert op het vlak van lezen, luisteren/kijken, spreken, drama, zakelijk en creatief schrijven! Elke vaardigheid leer je stapsgewijs aan. Houd daarbij de volgende iconen goed in het oog. Ze geven aan welke vaardigheid je aanleert en welke stap je zet. Luisteren en kijken
Creatief schrijven
Lezen
Spreken
Zakelijk schrijven
Creatief spreken (drama)
Het vergrootglas
geeft aan dat je zelf op onderzoek gaat!
Tips en vastgespijkerd-kaders tussendoor helpen je op weg. Bepaalde schrijf-en spreekopdrachten kunnen vervangen worden door of aangevuld worden met ICT-opdrachten. Ze dagen je op een creatieve manier uit. Alle nodige informatie vind je op www.knooppunt.net.
Het principe van hoor en wederhoor Dit principe geldt zowel in de rechtspraak als in de journalistiek. Als een journalist ernstige beschuldigingen uit, moet hij de aangeklaagde persoon aan het woord laten. Als die weigert, dan moet de journalist dat melden in zijn artikel. Uit: Pers en Gerecht
Hoe vind ik alles weer terug? Achteraan in dit boek vind je een kennisoverzicht, waarin je de theorie kunt opzoeken. Een register brengt je meteen naar de juiste pagina.
Kennisoverzicht
Register Trefwoorden
Inhoud Tijdlijn
276
1 Literatuur A Klassieke oudheid (ca. 500-200 v.C.) 1 Het theater in de oudheid 1.1 Ontstaan 1.2 Opvoeringsmodaliteiten 2 De wetten van Aristoteles 2.1 Wet van de drie eenheden 2.2 Klassieke structuur
280 280 280 282 283 283 283
B Middeleeuwen en rederijkers (ca. 500-1500) 1 Taal en literaire productie (ca. 1170-1500) 2 Lyriek 3 Epiek 4 Dramatiek
284 285 285 286 287
C Realisme en naturalisme (1800-1920) 1 Realisme 2 Naturalisme
288 288 289
D Modernisme (eerste helft twintigste eeuw) 1 Literaire productie 2 De nieuwe zakelijkheid (1920-heden) 3 Episch theater (jaren dertig en veertig) 4 Absurd theater (na WO II)
290 290 291 292 293
E Neorealisme (1960-heden)
294
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 8 F Neoromantiek (1970-heden)
295
A
B
D
aanrijdingsformulier, 36 abele spelen, 287 abstract, 70 absurd theater, 265 achtergrondpersonage, 301 afasie, 32 allegorie, 305 alliteratie, 309 alwetende verteller, 299 amfitheater, 282 analogie, 313 analysevraag, 317 anapest, 309 animalisering, 311 antagonist, 280, 301 anticlimax, 304 antropomorfisme, 311 archaïsme, 313 argumentatie deugdelijk, 105 emotioneel, 320 logisch, 318 ondeugdelijk, 321 ongerijmde, 322 psychologisch, 320 rationeel, 318 argumentatio, 191 argumenten, 105 ondeugdelijk, 105 Aristoteles theaterstructuur, 283 toneelwetten, 283 aristotelisch theater, 219 Arthurroman, 286 articulator, 33 assimilatie, 160
balansverslag literatuur, 272 schrijfvaardigheid, 253 ballade, 286, 305 beeldspraak, 311 belevende ik, 300 bewijsvoering, 191 bijfiguur, 301 binnenrijm, 309 biografie, 305 biografische roman, 305 blank vers, 310 boekverfilming, 47
dactylus, 309 debat, 104 decor, 301 deductie, 318 detective, 306 deugdelijke argumenten, 105 deus ex machina, 281 diachrone taalkunde, 67 dierenverhaal, 306 Diets, 285 diftong, 324 discussie, 104 distichon, 308 documentaire, 196 interactief, 196 observerend, 196 poëtisch, 197 reflexief, 197 soorten, 196 verklarend, 196 doel, 317 dramatis personae, 89 drogreden, 321 dubbele bodem, 171, 180 dysfemisme, 313 dystopische roman, 306
C canon, 28, 298 captatio benevolentiae, 191 casestudy, 15, 305 catchphrases, 175 catharsis, 219, 283 cesuur, 308 chiasme, 313 chronologie, 303 cirkelredenering, 322 cliché, 313 cliffhanger, 304 climax, 284, 304 code, 316 column, 305 commentaartekst, 217 communicatieschema, 316 conceptueel geheugen, 33 confirmatio, 191 contrast, 313 curriculum vitae, 239
E eclectische kunst, 296 eindrijm, 309 ellips, 313 e-mail, 36 emotionele spanning, 304 enjambement, 308, 314 enquête
26/02/13 14:51
Thema 2 Diepgeworteld, wijdvertakt 1
Hard tegen hard
p. 40
2
Een dubbele moord
p. 47
3
Persoonlijk ontwikkelingsplan literatuur
p. 52
4
Taalverwantschap
p. 53
5
In koor
p. 55
6
Van koninklijken bloede
p. 57
7
Vriendschap doorgelicht
p. 65
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 39
39
26/02/13 14:55
Wat verbindt je met anderen? Gewoonte, interesses, maatschappelijke structuren, de muren van een klaslokaal? In dit thema staan relaties en afkomst centraal: welk onrecht doen familieleden elkaar aan en wie is het waard jouw beste vriend te zijn? Ook andere relaties krijgen een plaats: je gaat na wat de band is tussen romans en hun verfilmingen, hoe taalgroepen zich vertakken en waar de bakermat van het theater ligt. Tussendoor kijk je ook naar de manier waarop je leesportfolio dit schooljaar wordt uitgewerkt.
1 Hard tegen hard Dat je ouders niet altijd doen wat jij zou willen, weet je ondertussen al wel. En of ze het wel goed met je voorhebben, daar durf je soms zelfs aan te twijfelen. In Karakter maak je kennis met de jonge Katadreuffe, een veelbelovende advocaat, niet bepaald gezegend met de gemakkelijkste ouders. Om een beeld te krijgen van de complexe relaties in het boek lees je aandachtig de fragmenten op de volgende pagina.
Bordewijk
1884-1965
Een belangrijk thema in Bordewijks werk is de ondergang. In Karakter is dat de ondergang van de relatie tussen een vader en een zoon. Bordewijk werd geboren op 10 oktober 1884 in Amsterdam. Na zijn gymnasium ging hij rechten studeren in Leiden. Na zijn promotie in 1912 werkte hij een paar jaar op een advocatenkantoor in Rotterdam, dat later het decor zou vormen voor zijn roman Karakter. Andere bekende werken van hem zijn Blokken (1931), Knorrende beesten (1933) en Bint (1934). Het werk van Bordewijk, voornamelijk ontstaan tijdens het interbellum, is geschreven in de stijl van de ‘nieuwe zakelijkheid’. Hij kreeg o.a. de P.C. Hooft-prijs (1953) en de Constantijn Huygensprijs (1957).
40
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 40
26/02/13 14:55
1.1
1
1
Maar het was helemaal zijn vader niet
Zijn vader. Daar in de andere kamer stond zijn vader. Dit was dus zijn vader. Dit was dus zijn vader. Dit was de man met wie zijn moeder nooit had willen trouwen. Anders had hij Dreverhaven geheten en niet Katadreuffe. Nu heette hij Katadreuffe. Katadreuffe, de zoon van Dreverhaven. Maar het was helemaal zijn vader niet. Dat kon niet, dat bestond eenvoudig niet.
5
Hij voelde voor die man niets, een man, een kerel voor zijn part. Als hij wat voor hem voelde was het op zijn best een opluchting dat hij nooit met zo’n vader iets te maken had gehad. Hij had niet veel verstaan van het verder gepraat van de juffrouw, maar ‘bloedhond’ had hij toch opgevangen. Ja, dat zag je zó, een kerel als een beest …
2
1
Hij dacht opeens aan haar, de harde hand had hem vaak gekastijd, maar ook verzorgd, tot nu toe, altijd zonder veel woorden. De zorgzaamheden en de slagen van haar kant waren altijd met weinig woorden gepaard gegaan. Zij kwam eerder tot daden dan tot praten. Ook nu. Ze had weinig gezegd, maar daar lagen twee nieuwe overhemden van een tint die hij graag droeg. Wat had ze
5
geantwoord toen hij vertelde van zijn betrekking en zijn heengaan? ‘Zo’, had ze gezegd. Het was weinig, maar het klonk beter dan ‘je doet maar’. Het was prijzen noch misprijzen, enkel afwachten. Hij was het kind van zijn moeder, niet van zijn vader. De vader was slechts incidenteel in zijn leven
10
verschenen, voor enkele seconden, en dat had hem niet meer dan even beroerd.
kastijden (r. 1)
3
1
Dat hele jaar kwam hij nauwelijks op straat, een enkele zondagmiddag kuierde hij wat met ‘haar’ en Jan Maan*. Zelden ook zocht hij haar op. Hij had haar veertien dagen achtereen meegemaakt, zij hem, dat was rijkelijk voldoende, tenslotte gingen zij elkaar toch weer irriteren, de tweede week in haar huis was al reeds aanmerkelijk minder plezierig geweest, de eerste met de rust en het
5
lange slapen voelde hij nu en bleef hij voelen als een balsem op de pijn zijner gedachten. *
Jan Maan: vriend van Katadreuffe en zijn moeder die bij haar een kamer huurt
kuieren (r. 1) – balsem (r. 5)
4
1
Wat kom je hier doen? Betalen? Afdoen? Hoofdsom, rente en kosten? … ‘Zij’ heeft je niet gestuurd, dat hoef je me niet te zeggen, dat begrijp ik uit mezelf donders goed, dat is niks voor ‘haar’. ‘Zij’, ‘haar’. Ook deze sprak aldus van zijn moeder. En het legde eensklaps een band, hij voelde dat ondanks alles die man zijn vader was, hij kon dat niet beredeneren, hij onderging de stem van
5
hetzelfde bloed. Deze man zou altijd zijn vader zijn, hij zou in zijn gedachten en woorden nooit anders dan zijn vader wezen, hij was altijd zijn vader geweest. Maar toen ook rees zijn woede uit de duisternis van zijn bloed tot volle hoogte. Want het ontzag, de angst zelfs voor de vader heeft grenzen. In de uiterste gevallen haat het kind of heeft het lief.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 41
41
26/02/13 14:55
Ervaren 1 Bekijk aandachtig de taal waarin de fragmenten zijn geschreven. a Welke adjectieven uit het volgende rijtje zijn volgens jou van toepassing? raar – gewoon – uitzonderlijk – bekend – droog – verouderd – zakelijk – breedvoerig b Verantwoord ook waarom je een bepaald adjectief kiest.
Interpreteren 2 Wie zijn de drie hoofdpersonages in deze roman? Leid dat af aan de hand van de bovenstaande fragmenten. a Geef van elk personage drie (belangrijke) karaktertrekken. b Geef aan welke relatie tussen de drie personages bestaat. c Hoe kom je die informatie als lezer te weten? 3 Maak een tabel met in de linkerkolom de feiten die in dit fragment voorkomen en in de rechterkolom de gevoelens die erin zitten. Wat overheerst in deze fragmenten? 4 Zijn er woorden die je zonder probleem uit de tekst weg zou kunnen laten of niet? Hoe komt dat? 5 Bordewijk staat bekend om zijn beeldspraak en zijn soms vreemde metaforen. Haal drie voorbeelden uit de tekst. 6 De stijl van Bordewijk noemt men ‘nieuwe zakelijkheid’ of ‘reportagestijl’. Omschrijf die stijl aan de hand van je antwoorden op vragen 3 tot en met 5. 7 In het auteurskader en in de fragmenten kon je al lezen dat de relatie vader-zoon op z’n zachtst gezegd nogal ingewikkeld is. Op een bepaald moment komt het tot een grote confrontatie. Hoe verwacht jij dat die er zal uitzien? Beschrijf ze kort.
1.2
In het hol van de leeuw
Situeren De achttienjarige dienstbode Jacoba Katadreuffe heeft een kortstondige verhouding met de deurwaarder A.B. Dreverhaven, haar werkgever. Uit die relatie wordt een zoon geboren, Jacob Willem Katadreuffe. Jacoba weigert met Dreverhaven te trouwen en erkent hem niet als de vader van haar zoon. Zelfs zijn financiële steun weigert zij. De kleine Jacob groeit op in een arme wijk van Rotterdam, zonder te weten wie zijn biologische vader is. Na de lagere school heeft Jacob verschillende baantjes en enkele jaren later neemt hij een sigarenwinkeltje in Den Haag over. Daarvoor leent hij geld bij de kredietbank, niet wetende dat Dreverhaven, van wiens vaderschap hij ondertussen op de hoogte is, de eigenaar is. Binnen de kortste keren is zijn zaak door toedoen van Dreverhaven failliet. Ook aan een tweede faillissement heeft zijn vader schuld. Katadreuffe besluit zijn vader om opheldering te vragen.
42
ntal vrienden? Wat is het ideale aa tropologie en leraar evolutionaire an Robin Dunbar, hoog t hoeveel sociale ford, heeft onderzoch primatenexpert in Ox en. Volgens zijn rkelijk kan onderhoud relaties een mens we gemiddeld vindingen zijn dat er wetenschappelijke be enige tijd bekend tig. Dat getal staat al maximaal honderdvijf kipedia ‘de in de definitie van Wi als Dunbar’s number, l individuen ve grens aan het aanta theoretische cognitie rel le atie kan on een stabiele socia waarmee een perso t dat die concreet op neerkom onderhouden’, wat er nd ke is en weet lijk kent, door hen ge persoon ze persoon groep van relaties zijn. Wie tot de wat hun onderlinge ort en regelmatig honderdvijftig beho houdt, zal bereid persoonlijk contact en je uit zijn je te vertrouwen te verlenen. sympathie gunsten de vriend Uit: Piet Joostens, Over
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 42
26/02/13 14:55
1
die eigen avond naar zijn vader. Te voren had hij op de plattegrond de ligging van de straat gezocht, hij wist het niet precies. De plattegrond 5
et
van de stad is zijn rĂśntgenfoto, Katadreuffe had een zieke plek gevonden, tussen Goudse Singel en Kipstraat, waar het wemelde van gangen en slopjes. Daar was het kantoor van Dreverhaven. Hij liep die zomeravond de Lange Baanstraat
10
in aan zijn monding op de Goudse Singel. De oude straat rook naar armoede. Volk stond allerwegen. In het midden van de straat werd aan een touw een trekpaard gevoerd, een van die machtige kweekproducten der Ardennen, kleine kop, buik als een ton, haarbossen om geweldige poten. Het had zijn dagtaak gedaan, heel langzaam dansend, in de schemering vonken ketsend uit de keien, liep het naast zijn begeleider.
15
Toen zag Katadreuffe het pand van zijn vader. Het lag op de hoek van Lange Baanstraat en Brede Straat. Een huis gezet als kazernewoning, een eeuw oud. De zijwand aan de Lange Baanstraat, acht ramen diep, buikte naar boven uit, het had een front van vijf ramen en hoog om het hele muurblok van diepbruine baksteen een zware kroonlijst, geschoord door korte binten, daarboven een dubbel dak. Onder het achtste raam, het verst van de hoek, de enige toegang naar omhoog, een deur half open,
20
daarachter een wenteltrap. Naast de deur een bord: A.B. Dreverhaven, deurwaarder. Het bord was overdekt met krassen en strepen, toch waren de grote zwarte letters op het witgeschilderde hout nog duidelijk leesbaar. Dozijnen hadden op dit bord hun toorn verspild. Katadreuffe ging niet aanstonds naar binnen. Hij bleef staan op de hoek en zag hier het huis van voren. Het hing niet slechts opzij, het hing ook voorover, in een hoge dreiging boven Brede Straat en Lange
25
Baanstraat, zijn schaduw moest zwaar op de plaveisels drukken. Juist ging een dubbele poortdeur open en het Ardenner paard werd in zijn stal binnengeleid. Katadreuffe stond midden in de armoede. Het was als eertijds op het hofje, maar erger omdat hij
ale n
end
Maar Katadreuffe had zijn plan gemaakt, hij ging
het ontwend was geraakt. En ja, deze armoede besloten in een wijk waar hoog was gebouwd deed nòg grauwer aan. In zijn rug lag het straatje Vogelenzang, zigzaggend naar een onzichtbaar verschiet, 30
rechts de Korte Baanstraat, en even terug een koolzwart steegje met een hol-lugubere naam van armoede: Waterhondsteeg. Het huis was dichtbevolkt. Het was nu donker geworden, licht zag hij overal, en merkwaardig, hij zag veelsoortig licht. In het huis werd van alles gebrand. Er waren kamers waar elektrisch licht scheen, en andere met het lijkachtig aandoend gasgloeilicht, en ook zag hij bengelende lampen met het vriendelijk, stokoud petroleumschijnsel. De zijdeur in de Lange Baanstraat was de
35
enige die naar de woonruimten leidde, de deur stond half open, telkens gingen paupers in en uit. (...) Een dikke deur van oud hout, witgeschilderd, geen bel, geen deurknop, slechts een sleutelgat. Maar op zijn duw week de deur, terwijl tevens ver weg een seconde een bel klonk. Hij was nu in een hoog vertrek, wit gepleisterd, de vloer van planken, een zoldering van kleine balken witgeschilderd dicht naast elkaar en als enige garnering een brandend lichtpeertje afhangend van het midden der zoldering,
40
hoog, buiten het bereik van de bezoeker. De kamer bevatte verder niets. Maar aan zijn eind bevond zich een tweede deur gelijk de eerste, zonder knop, alleen met een kleine ruit. Ook deze duwde hij
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 43
43
26/02/13 14:56
open, en daarachter lag een tweede vertrek dat zich van het eerste slechts onderscheidde doordat er rekken langs de wanden stonden vol dossiers. En ook hier weer het enkele nietige lichtpeertje, en een deur aan het eind naar een derde kamer, een deur met een flinke glasruit. Daarachter in het midden 45
aan een bureau zijn vader. Het huis leek zeer stil. Dikte van oude muren en vloeren dempte het geluid van andere bewoners. Straatgerucht drong nauwelijks binnen door de acht ramen, vijf van voren, drie opzij, afgedekt met dubbele gordijnen, vaal en zwaar. Doch niet dit viel hem op. Het kantoor zelf was zo stil. Dit enorme onderscheid met het bedrijvige van zijn eigen kantoor onderging hij onmiddellijk, al raakte het ook
50
eerst bij het herdenken tot zijn bewustzijn. (…)
binten (r. 18) – toorn (r. 22) – pauper (r. 35) – garnering (r. 39)
Ervaren 8 Wat is je eerste indruk van de omgeving waar Dreverhaven woont? Waarom zou hij hier wonen, denk je?
Interpreteren 9 Opvallend in dit fragment is de ruimtebeschrijving. a Hoe wordt de buurt van Dreverhaven getypeerd? Geef drie voorbeelden. Welke conclusie trek je daaruit? b Hoe geeft Bordewijk het contrast weer tussen de ruimte buiten en binnen? Zoek ook daarvan drie voorbeelden. 10 In vraag 6 heb je de stijl van Bordewijk omschreven als ‘reportagestijl’. Toon aan dat daarvan sprake is in dit fragment.
1.3
De laatste afrekening
Situeren Als Dreverhaven als deurwaarder voor de derde keer probeert zijn zoon failliet te laten gaan, gaat de rechtbank daar niet op in. Katadreuffe slaagt voor zijn staatsexamen en krijgt van alle medewerkers op kantoor felicitaties. In een simpele rechtszaak staan vader en zoon vervolgens tegenover elkaar. Hun laatste ontmoeting hebben zij als Jacob tot advocaat is beëdigd. De jonge Katadreuffe gaat die avond bij zijn vader langs.
44
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 44
26/02/13 14:56
1
Die avond ging Katadreuffe voor een laatste afrekening naar zijn vader. Het was een plan, jarenlang gekoesterd, het uur van vergelding had geslagen, het zou een waardige vergelding zijn. Met een kalme pas ging hij naar de armenbuurt. Het licht glimmerde op de eerste verdieping door de kieren der raamgordijnen. Hij liep bedaard de stenen wenteltrap op, duwde de eerste deur open (een bel klonk in de
5
verte), de tweede, de derde. Maar er gingen onverklaarbare tonen door het lege gebouw, in een uithoek, en het had iets sinisters. De opgestoken avondwind bespeelde de vloerharpen in zeurig mineur. Hij ontgaf het zich weer, hij begreep het geluid niet, hij stond voor zijn vader. Dreverhaven zat stil, met zijn hoed en zijn jas, maar hij rookte niet, hij dronk niet, hij was wakker. De
10
hand van een oude heerser uit de volksklasse opgekomen wees een stoel. Katadreuffe negeerde het gebaar. – Ik wou ... Dreverhaven viel hem in de rede. – Zo, Jacob Willem, waaraan dankt die ploert van een
15
vader de eer van het bezoek van zijn zoon? Ding je naar de positie van die smiegtige Schuwagt nu je beëdigd bent? Hij lachte hard en sarcastisch. En het was Katadreuffe vreemd te moede, niet om de lach, maar om het gesprokene.
20
– Ik wou u juist vertellen, vader, dat wat ik indertijd bij ons eerste gesprek tegen u gezegd heb in mijn boosheid, over ploertigheid, dat ik dat terugneem. Ik heb daar spijt van. Ik heb lang gewacht met de betuiging van mijn spijt. Ik wil het nu niet langer uitstellen omdat ik u tegelijk kom zeggen ... Hier haperde hij even, want dwars door de ernst van dit onderhoud schoot hem de gedachte te binnen dat hij zijn vader niet tutoyeerde gelijk hij zijn moeder deed, dat hij dit eenvoudig niet zou hebben
25
gekund. – ... tegelijk kom ik zeggen dat dit mijn laatste bezoek aan u is. U hebt me niet klein gekregen, daarvan bent u nu zeker wel overtuigd. Ik ben vandaag beëdigd, u weet het al, het zal u wel spijten, maar ik ben beëdigd. ... En ik heb hier alleen nog aan toe te voegen ... dat dit mijn laatste bezoek aan u is, ik zeg u voorgoed vaarwel, ik erken u niet meer als mijn vader, als wat ook, u bestaat niet meer voor mij.
30
Het oude grauwe en grauwbestoppelde gezicht tegenover hem veranderde. Het werd jong, er kwam een glans op, het lachte. Waarlijk, de vader, na jaren sarcasme, lachte. Het werd zo onherkenbaar dat de zoon ervan schrok. En hij schrok ook, en meer, van een hand vol grijs apenhaar die dwars over het tafelblad naar hem werd uitgestoken. Maar ogenblikkelijk verkeerde zijn schrik in woede, de duistere woede van het verwante bloed. Hij was
35
plotseling zijn voornemen van een waardige vergelding totaal vergeten. En hij werd klein, klein, om te wanhopen zo klein, een klein, stikdonker bloed beheerste hem, hij had wel in een doosje gekund, maar hij dacht dat zelfs de Grote Kerk hem niet kon bevatten. – Wat, riep hij, nu ik ondanks al uw pogingen er toch ben gekomen, nu zou ik nog een hand van u aannemen en worden gefeliciteerd? Nooit. Nooit van een vader, die mij mijn hele leven heeft tegengewerkt.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 45
45
26/02/13 14:56
40
Dreverhaven was achter zijn bureau gaan staan. Zijn vuisten met het grijze haar steunden op het blad, het volle gewicht van zijn zware bovenlijf drukte op zijn vuisten, ze kregen een lomp vlechtwerk van aderen. Hij leek een als mens verkleed monster, een vergrijsde gorilla. Zijn mond opende zich als om een gebrul uit te stoten ... en evenwel ... en evenwel: – Of méégewerkt, zei hij langzaam, én duidelijk, én schor, maar zacht.
45
En het klonk zo geheimzinnig, deze mens werd op slag een raadsel. En Katadreuffe, bevangen in boosheid en schrik, maar strak van trekken, keerde zich af en ging zonder een woord. Zijn gevoel van hooghartigheid begon vreemd in hem weg te smelten, hij mocht het niet tonen, die hoogmoed behield hij, hij ging zonder een woord. En wederom was daar, in een uithoek van het gebouw, het vreemde snarenspel, het begeleidde zijn heengaan luguber.
50
Toen, buiten gekomen, dreef hem een grondeloze mistroostigheid over zijn houding vanzelf naar zijn moeder. Maar beeld en geluid vervolgden, hij zag dat vadermonster aldoor staan, de mond ging open en het woord kwam uit: – Of méégewerkt? ...
55
Toneel, toneel! riep hij inwendig, niets dan toneel van die vervloekte oude schobbejak, toneel en leugen. Zo hardde hij zich staalhard.
sinister (r. 6) – vloerharpen (r. 6) – smiegtig (r. 16) – tutoyeren (r. 24) – luguber (r. 49) – schobbejak (r. 55)
Ervaren 11 Geef je persoonlijke appreciatie van deze twee romanfragmenten door telkens drie aspecten te vermelden die je geslaagd (FLITS) of minder geslaagd (FLETS) vindt. FLITS
FLETS
12 In vraag twee heb je voor elk personage drie karaktertrekken genoemd. Heb je je beeld van Katadreuffe en Dreverhaven na deze fragmenten moeten bijstellen? Leg uit.
Interpreteren 13 Wat bedoelt Dreverhaven met ‘Of méégewerkt?’ (r. 40) 14 Personages kunnen worden getypeerd door wat ze doen, wat ze zeggen en wat anderen over hen denken en zeggen. Hoe gebeurt dat hier voor Dreverhaven en Katadreuffe? Toon aan met voorbeelden. 15 Welke technieken gebruikt Bordewijk in dit fragment om de spanning op te bouwen? 16 Toon aan dat ook dit fragment een typisch voorbeeld is van de nieuwe zakelijkheid. Maak gebruik van de antwoorden die je bij vraag 6 genoteerd hebt.
46
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 46
26/02/13 14:56
Vergelijken Bordewijks boek Karakter werd verfilmd door de Nederlandse cineast Mike van Diem, met in de hoofdrollen Jan Decleir als Dreverhaven en Fedja van Huêt als Katadreuffe. De film won een Oscar voor ‘Beste buitenlandse film’. 17 Kijk naar de verfilming van het laatste fragment en let op de inhoudelijke gelijkenissen en de verschillen. Noteer ze in twee kolommen. 18 Je merkt dat filmmakers over andere technieken beschikken om personages te typeren en spanning op te bouwen. Bekijk het fragment een tweede keer en werk weer in twee kolommen: noteer hoe Bordewijk te werk ging en welke filmtaal van Diem in zijn verfilming hanteert. Let op camerastandpunt, tempo, montage, gebruik van kleuren enz.
2 Een dubbele moord Karakter is zeker niet het enige voorbeeld van literatuurverfilming. Het gebeurt vaak dat boeken worden overgezet naar het witte doek. Over de manier waarop dat moet gebeuren, zijn de meningen verdeeld. Vaak hoor je mensen dan ook zeggen: ‘Het boek was beter dan de film.’ Of ze maken zich boos omdat de regisseur niet slaafs het boek heeft gevolgd. Voor nog anderen is een verfilming een excuus om het boek niet te moeten lezen.
Oriënteren 1 Hoe sta jij tegenover verfilmingen van romans en verhalen? 2 Geef enkele concrete voorbeelden van geslaagde boekverfilmingen (bv. Harry Potter, The Hobbit ...). Wat vond je er goed aan?
Voorbereiden 3 Lees de volgende zakelijke tekst. a Maak een beknopt schema van deze tekst. b Beschrijf de twee manieren van verfilmen die de auteur geeft en leg ze kort uit. c Met welke moeilijkheden moeten scenaristen en regisseurs rekening houden bij het verfilmen van een boek? Waarvoor zullen ze een creatieve oplossing moeten bedenken?
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 47
47
26/02/13 14:56
Kijken mag, aankomen niet 1
5
10
15
20
25
Literatuur doet het goed in de bioscoop. Niet alleen populaire bestsellers zoals Lord of the Rings en Harry Potter vinden hun weg naar het grote scherm, ook klassiekers zoals De klokkenluider van de Nôtre-Dame en Alice in Wonderland of het werk van Jane Austen en Charles Dickens zijn al verschillende keren verfilmd. Producenten steken nu eenmaal liever geld in de rechten van een roman dan in een scenarioteam en ook regisseurs gokken liever op een verhaal dat zijn waarde al bewezen heeft. Toch is het resultaat niet noodzakelijk een onverdeeld succes en valt vaak het onverbiddelijke oordeel: het boek was beter. Ondanks de populariteit van het medium wordt film immers nog steeds gezien als het kleine broertje van de roman. Verfilmingen worden nagenoeg altijd besproken in vergelijking met het origineel. Het vraagt dan ook heel wat lef van een regisseur een boek op een creatieve en aantrekkelijke manier naar een ander medium om te zetten. Doorgaans onderscheiden we twee types: enerzijds zijn er de filmmakers die het verhaal zo trouw mogelijk willen navertellen, anderzijds heb je filmmakers die hun publiek een creatieve, eigen versie van het verhaal willen presenteren.
40
45
50
55
60
65
30
35
De eerste benadering – zo trouw mogelijk het originele boek navertellen – is de oudste vorm van literatuurverfilming. In films uit het begin van de twintigste eeuw wordt dat zelfs letterlijk gevisualiseerd door een raamverhaal: een verteller slaat een boek open waarin de kijker het verhaal ziet beginnen. Bij die benadering kiest de filmmaker ervoor in de schaduw van de originele auteur te staan en zijn woorden zo getrouw mogelijk naar het beeld om te zetten (faithfulness to the letter). Karikaturaal gesteld brengt de filmmaker beschrijvingen in beeld en laat hij dialogen door acteurs spelen. Die visie op verfilmen heeft jaren-
70
75
lang standgehouden en werd gevoed vanuit het idee dat films, net als literatuur, verhalen vertellen en daarbij van dezelfde technieken (ruimte, tijd, personages en spanningsopbouw) gebruik maken. De aanvullende mogelijkheden van het medium (geluid, muziek, visualisering van decor en emoties …) moesten dat onderstrepen. Die methode gaat echter voorbij aan het feit dat literatuur en film twee aparte tekensystemen zijn die elk op hun eigen manier invulling geven aan het narratieve proces. De resultaten zijn dan ook statisch, langdradig en lijken meer op verfilmd toneel, omdat ze onvoldoende rekening houden met de mogelijkheden en beperkingen van de filmtaal. Gaandeweg deed men echter afstand van het naïeve idee dat een goed verhaal automatisch een geslaagde film zou opleveren. De faithfulness to the letter maakte plaats voor een faithfulness to the spirit. Bij die tweede benadering neemt de filmmaker het originele boek als uitgangspunt, maar hij bewerkt het en probeert het om te vormen tot een nieuw, eigen en aantrekkelijk filmresultaat. Niet alleen zoekt hij daarbij oplossingen om de tekst (het boek) zo vlot mogelijk om te zetten naar het nieuwe medium (de film), hij doet ook bewuste ingrepen in de opbouw en ontwikkeling van het verhaal. De filmmaker gaat als het ware een coauteurschap aan met de originele schrijver. Net op dat vlak wordt vaak met de filmmaker afgerekend. Want hoewel het grote publiek en de recensenten een hekel hebben aan saaie en statische verfilmingen, hebben ze op z’n minst evenveel kritiek als een filmmaker te veel eigen inbreng vertoont. De publieke opinie stelt respect voor het originele werk voorop en wil een verfilming duidelijk nog als dusdanig herkennen.
Naar: Gino Bombeke, Kijken mag, aankomen niet
onverdeeld (r. 12) – onverbiddelijk (r. 13) – gevisualiseerd (r. 30) – karikaturaal (r. 37) – narratief (r. 50) – als dusdanig (r. 77)
48
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 48
26/02/13 14:56
Uitvoeren 4 Je krijgt hieronder twee literaire fragmenten: een uit Tom Lanoyes Het goddelijke monster en een uit Jef Geeraerts’ De zaak Alzheimer. a Welk fragment lijkt je gemakkelijk te verfilmen? Waarom? b Met welk van deze fragmenten zou jij het liefst aan de slag gaan?
Katrien en haar man Dirk zijn uit elkaar gegroeid. Aan het begin van de Monstertrilogie van Tom Lanoye nemen ze vakantie in hun buitenverblijf in de Provence. Dirk daagt Katrien uit tot een jachtwedstrijd. 1
Reeds vlak na het dubbele schot besefte Katrien dat ze weer een catastrofe had teweeggebracht. Ze voelde rond haar keel dezelfde wurggreep als toen de kleuter van de buren in het leeggelopen zwembad zijn nek had gebroken. Dezelfde verschroeiende schaamte als de dag dat haar lievelingsoom, Nonkel
5
Daan, met zijn maaimachine over het stroomsnoer was gereden. Tegelijk voelde ze hoe ze nog altijd werd gedwongen om sterk te zijn, een feeks. Dat gevoel nam nog toe toen uit het struikgewas een reutelende pijnkreet opklonk die onmiskenbaar menselijk was. Katrien bad vurig dat ze ongelijk mocht krijgen. Het duurde minuten – de krekels waren al lang weer begonnen aan hun geknars – voor ze het aandurfde een kijkje te
10
gaan nemen. Dirk lag achterover, vlak voor het rotsblok dat hem bescherming in de rug had geboden in de uren dat hij had zitten wachten op een wild varken. Hij had de moed al willen opgeven toen hij er in de verte een had horen aankomen, met veel gekraak en geritsel. Hij had zijn beste imitatie van de bronstkreet in de strijd gegooid, hartstochtelijk hopend dat het varken zich door hem zou laten verleiden. Dat was gelukt. Met
15
elke kreet van hem was het varken dichterbij gekomen. Steeds feller, steeds verliefder was Dirk beginnen te loeien. Hij had zich helemaal gegeven. Alle frustratie, alle wanhoop, alle ontbering had hij er uitgegooid, smakkend en knorrend. Hij had ongeremd gesmeekt om liefde en had het varken in zijn ban gekregen. Het had zich steeds nader gewaagd. Dit duel kon hij niet verliezen, had Dirk gedacht. Hij had al voor zich gezien hoe hij de oprit van zijn villa zou betreden, triomferend, met een dood zwijn over zijn bebloede schouders.
20
Steeds dichter was zijn welverdiende trofee gekomen, steeds dichter het gekraak. Een laatste keer grommend had Dirk zijn geweer in de aanslag gebracht. Als zijn vrouw hem niet had doodgeschoten, had hij háár neergelegd. (…) Uitwendig onverstoorbaar, voelde Katrien Dirks beschuldigingen opstijgen, onontkoombaarder dan de geur van zijn bloed en zijn ontlasting. ‘Je hebt me eindelijk te pakken, teef. Knap gespeeld! Je hebt me mooi
25
vermoord.’ Een allerlaatste stuip was door het lichaam van Dirk getrokken. Eindelijk was hij dood. Nu pas verloor hij zijn greep op Katrien.
Uit: Tom Lanoye, Het goddelijke monster
reutelend (r. 7) – ontbering (r. 16) – onontkoombaar (r. 23)
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 49
49
26/02/13 14:56
In deze scène maken we kennis met Angelo Ledda, een huurmoordenaar die aan alzheimer lijdt, en met inspecteur Vincke, die de moorden van deze man onderzoekt. 1
Net nadat hij op de verlichte wijzerplaat van zijn kwartshorloge had gezien dat het tien voor middernacht was, draaide een zware wagen geruisloos vanuit de Acacialaan de Seringenlaan in, vertraagde, stak zijn knipperlicht aan en stopte op twee meter van het hek. De man in de schaduw stak snel de straat
5
over, bracht intussen de rechterhand omhoog, trok de ritssluiting van zijn jack open en haalde iets tevoorschijn. Het portier van de wagen ging open en een zwaargebouwde man die een sigaar rookte, stapte uit en zocht naar de sleutel om het hek te openen. De man in de schaduw naderde. Net toen de ander zich vooroverboog om naar het sleutelgat te zoeken, was hij vlakbij en richtte het voorwerp dat hij zopas uit zijn jack had gehaald (en dat
10
mat glansde in de straatverlichting) op het hoofd met de sigaar, dat zich abrupt omdraaide, hevige angst uitdrukte en iets uitstootte met een euh-klank erin. Op dat ogenblik spoot een helwitte gloed uit het glanzende voorwerp tegelijk met een oorverdovende explosie, het hoofd kreeg een klap als van een voorhamer en het lichaam viel zonder een kik te geven als een blok tegen het hek, één arm ging in een stuiptrekking omhoog, waarna het lichaam gekromd bleef liggen. Kort na elkaar volgden nog vijf explosies
15
die als kanonschoten door de nacht scheurden. De man in het zwart deed toen (rustig, accuraat, snel) het volgende: zijn wapen weer onder het jack steken, zich voorover buigen, nauwkeurig toekijken, knikken, naar de wagen lopen, waarvan de motor stationair draaide, instappen, het portier dichtslaan, achteruitrijden, zachtjes, heel zachtjes in de richting van de Eglantierlaan verdwijnen. (…) Het was vreemd stil in het salon. Alleen de haard knetterde af en toe. Na enkele minuten snoot
20
mevrouw Arts haar neus en slaakte een diepe zucht. Ze knikte Coeymans kort toe dat hij door kon gaan met het verhoor. ‘Mevrouw, ik zou u enkele vragen willen stellen omtrent de mogelijke beweegredenen tot de … feiten’, begon hij voorzichtig. ‘Ik wèt het nie, echt nie’, antwoordde ze en stond op het punt opnieuw in snikken uit te barsten. Haar Bra-
25
bantse accent kon Vincke onmogelijk thuisbrengen. ‘Had meneer soms vijanden?’ ‘Iemand van zijn kalieber heeft altèd vijande. Hij zeid altèd tege mijn: Hoege boeime vange surtout veul wind. Zied’u…’ Terwijl Coeymans het antwoord noteerde, keek Vincke aandachtig naar het gezicht van mevrouw Arts.
30
Zonnebankbruine gespannen huid van een matte teint, echter een tikje te licht voor de felbegeerde kaneelkleur, wat wees op dure cosmetica en regelmatig bezoek aan schoonheidsinstituten, licht omlaaggetrokken mondhoeken, iets wat bij rijke vrouwen opvallend vaak voorkomt en dat aan elk gezicht een koele, hautaine trek verleent. De kleding misstond er niet bij: onder de deux-pièces een laag uitgesneden bloes, duur en Italiaans, een serie gouden kettingen, waarvan een met diamantjes, een te grote
35
pear shape diamant aan de rechter ringvinger, de obligate eeuwigheidsring aan de linker. Alleen: ze had iets vulgairs en haar taalgebruik klopte ergens niet. Het wees op een beduidend lager niveau dan ze haar omgeving wenste voor te spiegelen. Haar wenkbrauwen waren totaal geëpileerd en vervangen door een dunne potloodstreep. Eva beschouwde dit als een onfeilbaar teken van slechte smaak. Plus de Yorkshire …
Uit: Jef Geeraerts, De zaak Alzheimer
abrupt (r. 10) – accuraat (r. 15) – hautain (r. 33) – obligaat (r. 35)
50
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 50
26/02/13 14:56
5 Brainstorm met een klasgenoot over hoe jullie de verfilming van beide fragmenten zouden aanpakken. a Hoe wil je de ruimte invullen? Op welke locatie neem je het verhaal op? Welke decorelementen zijn aanwezig? b Welke acteurs zul je casten voor de verschillende personages? c Wil je bepaalde achtergrondmuziek gebruiken? d Zijn er elementen in het fragment die in een film niet werken? Wat wil je daar dan mee doen: veranderen of laten vallen? e Wil je misschien ook zaken toevoegen? Welke en waarom? 6 Bekijk nu de fragmenten uit De zaak Alzheimer (een film van Erik Van Looy) en Het goddelijke monster (een tv-reeks van Hans Herbots) en geef daarna je appreciatie. a Wat vond je van de verfilming? b Op welke punten verschilt deze verfilming van jouw idee? c Welke andere ingrepen hadden jullie verzonnen? 7 Welke verschilpunten stel je vast tussen het romanfragment en het beeldfragment? a Waarom heeft de regisseur volgens jou die keuzes gemaakt? b Gaat het hier om een verfilming van het type faithfulness to the letter of to the spirit? Leg uit.
Reflecteren 8 Romans en films werken met dezelfde verhaalelementen, maar hebben andere mogelijkheden om met die bouwstenen aan de slag te gaan. a Stel een vergelijkingstabel op waarin je een overzicht geeft van de verschillende technieken: decor, spanning, humor, tempo, vertelstandpunt en personages. b Voeg telkens een concreet voorbeeld toe uit de geziene fragmenten.
Verwerken 9 Kies voor je leesportfolio een roman die naar het witte doek is omgezet. Bespreek in je analyse zeker de volgende aspecten. a Je appreciatie van de adaptatie: wat vond je van de verfilming? b Gaat het om een verfilming die trouw is of eerder vrij? c Welke opvallende ingrepen heeft de regisseur gemaakt? Illustreer met twee concrete voorbeelden. d Welke andere keuzes zou jij aan de regisseur voorstellen?
Is een vriend een ev enbeeld van jezelf of net nie t? ‘Vriendschap waard zijn zij die door hun eigen wezen reden ge ven om bemind te worden. Mensen van een zeldzame soort!’ En ze worden nog ze ldzamer voor wie Cicero’s advies volgt om vooral geen vriend te kiezen omda t hij is zoals jij niet kunt zijn. Immers, ‘w at [zulke mensen] ze lf niet aan hun vriend te bieden hebben, verlangen zij wel van hem. Daarentegen behoort het zo te zijn : dat je om te beginnen zelf een rid derlijk mens bent en vervolgens een ande r zoekt, een evenbeeld van jezelf.’ In deze bewoording komt de narcistische basis van he t klassieke vriendsch ideaal aan het licht: go apsede vrienden zijn ze ldzaam omdat er ma weinigen zijn die lijk ar en op jou, wat de en ige garantie op geluk vriend is pas waardev is; de ol wanneer hij als ‘an dere ik’ je ego vermee Uit: Piet Joostens, Over rdert. de vriend
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 51
51
26/02/13 14:56
3 Persoonlijk ontwikkelingsplan literatuur De vergelijking tussen een roman en de verfilming ervan is een van de taken voor het literatuurportfolio. Vorig jaar kreeg je een leesprofiel dat gekoppeld was aan romansuggesties en specifieke verwerkingsopdrachten. Ook dit jaar start je met een beginanalyse die resulteert in gerichte opdrachten. Zo leg je een literatuurtraject op maat af en kun je aan het einde van dit schooljaar in een balansverslag een overzicht maken van hoe jij als lezer gegroeid bent.
3.1 WB p. 26
Observaties bij het vijfde jaar
1 Noteer in het werkboek de titels van de boeken die je vorig jaar voor Nederlands gelezen hebt. a Onderstreep of markeer de titels van de boeken die je helemaal uitlas. b Plaats naast elk boek tot welk genre je het rekent. c Geef ook telkens een algemene beoordeling. Als je de roman niet uitlas, geef dan zo concreet mogelijk aan waarom je het einde niet haalde. 2 Vorig jaar heb je een aantal literatuuropdrachten moeten maken bij romans en fragmenten uit het leerboek. a Geef telkens ĂŠĂŠn concreet voorbeeld van de verschillende soorten literatuuropdrachten. b Geef voor elke categorie je appreciatie. 3
Sta kort stil bij de romans die je las en de opdrachten die je deed. Blik terug op je ervaringen en noteer drie concrete observaties. Bijvoorbeeld , maar de roman - Ik stond negatief tegenover het genre die ik vorig jaar las, viel echt mee. - Het was fijn om mijn mening te vergelijken met die van andere leerlingen. - Van de vier boeken die we moesten lezen, vond ik die met een verrassend einde het meest geslaagd. - Mijn mening over het boek is veranderd nadat ik in een groepswerk achtergrondinformatie te weten kwam.
4 Hebben de literatuuropdrachten van vorig jaar je als lezer veranderd? Merk je dat je op andere dingen let bij het lezen van romans of gedichten? Hebben de opdrachten je iets bijgebracht over het omgaan met literatuur? Waarom (niet)? Illustreer je antwoord ook met een concreet voorbeeld.
52
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 52
26/02/13 14:56
3.2
Suggesties voor dit jaar
5 Op www.knooppunt.net vind je, net zoals aan de start van vorig schooljaar, een elektronische vragenlijst die je helpt een individueel opdrachtentraject uit te stippelen. a Beantwoord de vragen en noteer de hoofdkenmerken van jouw literatuurprofiel. b Markeer de kenmerken waarmee je het eens en oneens bent in een andere kleur. c Je krijg ook een lijst met literatuursuggesties. Stel een shortlist van ideeën of concrete boektitels samen waarmee je dit jaar aan de slag wilt gaan. WB p. 27
WB p. 28
6 Bij de literaire teksten in dit boek zijn verwerkingsopdrachten opgenomen. Afhankelijk van je leesprofiel en de interesses die je in de elektronische vragenlijst aangaf, moet je van elke kleur een aantal opdrachten te maken als onderdeel van het leesportfolio. Noteer ze in je werkboek. 7 Het werkboek bevat ook een overzichtstabel waarin je de deadlines met je leraar kunt afspreken. Dat document geeft ook aan waar je extra informatie vindt bij de verwerkingsopdrachten.
4 Taalverwantschap De ontdekking dat talen veranderen, gebeurde voor het eerst in de renaissance, toen men vaststelde dat het Italiaans al heel erg verschilde van het Latijn. In 1786 kwam de taalwetenschap dan weer tot de ontdekking dat talen gezien moeten worden als ‘een geheel van vertakkingen die ontstaan zijn uit een gemeenschappelijke wortel’. Hoewel je het op het eerste gezicht niet zou zeggen, hebben de meeste West-Europese talen een gemeenschappelijke stam. 1 Ga na hoeveel talen jullie als klasgroep spreken. a Maak een lijst van de verschillende talen en vertaal telkens de woorden vader, melk, goud, drie en nacht. b Welke taal lijkt het meest op het Nederlands? Welke het minst?
WB p. 29
2 In het volgende fragment uit het RVU-programma Wat een taal! luister je naar Joop van der Horst, hoogleraar historische taalkunde aan de KU Leuven. a Neem notities tijdens het luisteren en beantwoord de vragen van je leraar. b Gebruik je notities om de stamboom in je werkboek aan te vullen. Een aantal elementen zul je nog niet kunnen plaatsen. 3 Lees het artikel over de ontdekking van taalverwantschap. a Maak een schema van de tekst. b Vul de stamboom in je werkboek aan met de informatie uit het artikel.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 53
53
26/02/13 14:56
De ontdekking van taalverwantschap 1
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
In 1786 hield de Engelse opperrechter Sir William Jones voor het Aziatisch Genootschap in Brits-Indië een lezing die opzien baarde. Jones was werkzaam bij het hooggerechtshof van Calcutta en had een studie gemaakt van het Sanskriet, de heilige taal van de oude Indiërs. Het had een hoge ouderdom en trok om die reden veel belangstelling. De taal werd niet meer gesproken, maar men wist dat moderne Indische talen ervan afgeleid waren. Bovendien speelde het Sanskriet een belangrijke rol als taal van godsdienst, wetenschap en literatuur, zoals het Latijn eerder in Europa. Tot zijn opperste verbazing ontdekte Jones dat die Oudindische taal erg veel overeenkomsten in woordenschat en grammatica vertoonde met het klassieke Latijn en Grieks. De punten van gelijkenis waren zo talrijk dat hij toeval uitsloot. Die bevindingen presenteerde hij in 1786 aan het genootschap, waarbij hij tevens opperde dat die verwantschap ook gold voor andere oude talen zoals het Perzisch, Keltisch en Gotisch. Als verklaring voor het merkwaardige verband tussen zulke uiteenlopende talen voerde hij aan dat ze wel eens uit één gezamenlijke brontaal konden zijn ontstaan. Hoewel Jones niet de eerste was die dat geconstateerd had, bleef zijn lezing de vergetelheid bespaard. Overigens was het bestaan van verwantschap tussen beperkte groepen talen sinds lang bekend. Zo leerde de geschiedenis dat het Latijn de moedertaal was van het Frans, Portugees, Italiaans en Spaans, een erfenis van het Romeinse rijk. Ook de gelijkenissen tussen bijvoorbeeld het Gotisch, het Duits en het Nederlands kon iedereen in een oogopslag zien. Vooral in de negentiende eeuw begonnen taalpioniers al die overeenkomsten en verschillen grondig en systematisch te onderzoeken. Dat leidde tot de bloei van de historische taalkunde en de vergelijkende taalwetenschap. De fascinerende resultaten van dat taalonderzoek bevestigden de theorie van Sir William Jones.
55
60
65
70
75
80
85
Uitgestrektheid Allereerst doemde het beeld op van een taalfamilie die vrijwel alle inheemse talen omvat die van Europa tot Achter-Indië gesproken worden, zij het met verschillende graden van verwantschap. Ze worden daarom aangeduid als Indo-Europese talen. Binnen de uitgebreide familie zijn er groepen talen die hechtere verbanden tonen, onder andere de Romaanse, de Slavische, de Iraanse, de Indische en de Germaanse, waartoe het Nederlands behoort. Ook werd duidelijk welke talen niet Indo-Europees waren. In Europa zijn dat tegen-
woordig alleen het Baskisch en talen als het Fins, het Hongaars, het Estisch en het Laps. De Indo-Europese talenfamilie is de grootste ter wereld; alleen al Hindi, Engels, Spaans, Russisch, Portugees en Duits hebben ieder meer dan honderd miljoen sprekers en soms zelfs een veelvoud daarvan. Bovendien is zij over alle werelddelen verspreid: door kolonisatie heeft het Spaans vaste voet in Zuid- en Midden-Amerika gekregen, het Portugees in Brazilië, het Engels in Afrika, Noord-Amerika en Australië en het Russisch in Siberië. We t m a t i g h e i d De overeenkomsten tussen al deze Indo-Europese talen vertonen zoveel systematiek dat toeval uitgesloten is. Oppervlakkige gelijkenis van woorden uit verschillende talen bewijst op zich geen verwantschap. Maar als ze telkens op dezelfde punten overeenkomen (of met regelmaat verschillen) moet er meer aan de hand zijn. Sommige woorden uit bijvoorbeeld het Latijn, het Russisch en het Nederlands lijken direct op elkaar: nasus-nos-neus, novus-novyj-nieuw, non-njet-niet, sex-sjestj-zes, mare-more-meer. Maar de gelijkenis gaat verder dan dat. Zo blijkt een f in het Latijn vaak te corresponderen met een b in de andere twee talen aan het begin van een woord: frater-brat-broeder; fiber-bobr-bever. Bij een d aan het begin van een Nederlands woord kan er een t in het Latijn en het Russisch staan: tres-tri-drie. De beste resultaten leveren talen in een zo oud mogelijke vorm, waarin de woorden nauwelijks afgesleten zijn. Dat is waarom klassieke talen als het Sanskriet, het Grieks en het Latijn zo nuttig voor de vergelijking zijn. Stamboom Het is gebruikelijk om de onderlinge verwantschap tussen al die talen in het model van een stamboom te verduidelijken. Het Nederlands heeft dan bijvoorbeeld in het Engels en Duits ‘zusters’, in het Gotisch een ‘tante’, in het Afrikaans zelfs een ‘dochter’ en in het Russisch, Koerdisch en Frans zeer verre verwanten.
Uit: Gert Gritter, Van oerklank tot moedertaal
54
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 54
26/02/13 14:56
5 In koor Nadat je op zoek ging naar de roots van onze taal, keer je ook terug naar de wortels van de dramatiek. In de volgende expressieoefening maak je kennis met de bakermat van de West-Europese theatergeschiedenis. Je verplaatst je drieduizend jaar terug in de tijd, naar het moment dat de Trojaanse oorlog op het punt staat om uit te breken. In het theater van de Griekse oudheid speelde het koor een belangrijke rol. Nog steeds gaat er een bijzondere kracht uit van mensen die iets in koor zeggen of zingen. Denk maar aan het bezwerende effect van de mantra’s van boeddhistische monniken of het succes van het Belgische meisjeskoor Scala. De Griekse koning Agamemnon en zijn broer Menelaos trekken met een omvangrijke oorlogsvloot naar Troje. Ze willen de ontvoerde echtgenote van Menelaos, de mooie Helena, terughalen. De Griekse vloot wordt echter tegen wil en dank opgehouden in Aulis. Het is windstil en de vloot kan niet uitvaren. De godin Artemis eist dat Agamemnon zijn eigen dochter Iphigeneia offert in ruil voor gunstige winden. Agamemnon twijfelt. Op aanLeonaert Bramer, Het offer van Iphigenia dringen van zijn broer haalt hij Iphigeneia naar Aulis onder het voorwendsel dat hij haar zal uithuwelijken aan Achilles. Wanneer haar moeder het bedrog ontdekt, confronteert zij haar echtgenoot met diens voornemen zijn eigen dochter te vermoorden. Maar de krijgsmacht op de achtergrond wordt ongeduldig en eist het offer … Naar: Toneelgroep Amsterdam
Oriënteren 1 Je vormt samen met vier of vijf andere leerlingen één koorgroep. 2 Je krijgt van je leraar een fragment uit het eerste koorlied van Iphigeneia van de Griekse toneelschrijver Euripides. Verdeel het fragment zo dat elk koorlid maximaal twee zinnen krijgt. 3 Bestudeer jouw zin(nen) aandachtig. Jij bent de regisseur van deze tekst. - Welke woorden of beelden zijn belangrijk in deze zin? - Wat betekenen ze? Waarmee houden ze verband? - Met welke intonatie zou je de zin voorlezen? - Zit er een bepaald ritme in de tekst? - Waar wil je klemtonen leggen? - Waar kun je betekenisvolle pauzes inlassen? - Hoe luid moet de zin klinken?
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 55
55
26/02/13 14:56
Voorbereiden 4 Lees je zin voor aan de andere koorleden zoals hij volgens jou moet klinken en licht je interpretatie toe. Vertel je medeleerlingen waarom je bepaalde keuzes maakte. 5 Luister naar de feedback van je medeleerlingen en pas je uitwerking eventueel aan. 6 Vervolgens spreken jullie de zin allemaal samen uit: elk woord moet perfect gelijktijdig en op exact dezelfde manier gedeclameerd worden. 7 Herhaal dat voor alle koorzinnen: volg telkens de richtlijnen van het koorlid dat de zin voorbereid heeft. 8 Repeteer dan het hele fragment met alle koorleden tot iedereen de hele tekst uniform opzegt. 9 Bedenk ten slotte met alle koorleden een choreografie bij het fragment. - Hoe ga je je opstellen? - Met welke bewegingen kun je de tekst uitbeelden? - Zijn de bewegingen theatraal genoeg? - Wie geeft aan wanneer je gaat beginnen? 10 Oefen de choreografie samen met de declamatie van de tekst in tot alle bewegingen synchroon verlopen en het koor één geoliede machine lijkt.
Uitvoeren WB p. 31
11 Voer het fragment op voor de andere klasgenoten. Zij evalueren de opvoering van elk koor aan de hand van het evaluatieschema in het werkboek.
Reflecteren 12 Welke opvoeringen vond je geslaagd? Welk effect hadden die? 13 Maak een overzicht van de gelijkenissen en verschillen tussen de kooruitvoeringen. 14 Welke functies had het koor in een Griekse tragedie?
56
ap anders? vrouwen vriendsch Beleven mannen en re chappen op een ande vrouwen hun vriends es oti em en Beleven mannen en n , praktijke lende verwachtingen n toch manier, zijn er verschil uwenvriendschappe vro t da en gg ze l we ort ho Je dat heterosociale mee gemoeid? envriendschappen, en nn ma n da ten zit r vriendschapanders in elkaa zijn met homosociale en lijk rge ve te t nie n eer je het over de vriendschappe dat je iets mist wann rs de an zo n da ze este van wat hier pen – maar zijn llen hebben? Het me wi u zo n ee em alg t én vriendinnen, vriend(in) in he mate voor vrienden te gro in rlijk tuu na e in de vriendschap is gezegd, geldt t de seksuele differenti da r ke ze zo t nie g maar het is no een detail is. de vriend Uit: Piet Joostens, Over
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 56
26/02/13 14:56
6 Van koninklijken bloede ‘Ik denk dat mensen naar een tragedie gaan kijken omdat die troost biedt voor hun eigen verdriet. Je wilt dingen herkennen, je denkt: ik ben niet de enige die problemen heeft. En het is ook lekker om juist te kunnen huilen over iets wat bij wijze van spreken helemaal niets met jezelf te maken heeft.’ Carice van Houten, uit: Dit is theater
6.1
Het theater in de oudheid
In het theater van de Griekse oudheid speelde het koor een cruciale rol. In een uitzending van het Nederlandse tv-programma Kunstlicht krijg je een korte uiteenzetting over het ontstaan en de kenmerken van de Griekse tragedie. 1 Bekijk het fragment en noteer schematisch welke informatie aan bod komt over: - de oorsprong van het Griekse theater, - de rol van het koor, - de maskers en kledij van de acteurs, - de theatergebouwen, - de grote toneelschrijvers en typische onderwerpen, - de toneelwetten van Aristoteles. KO p. 280
Beeld uit Woody Allens Mighty Aphrodite
2 Lees nu de tekst over het theater uit de oudheid in het kennisoverzicht. Vul je antwoorden op de vorige vragen aan met alle relevante informatie.
6.2
De tragiek van een familiegeslacht
ap Klytaemnestra aarzelt om de slapende Agamemnon te doden, Guérin
© Stef Stessel
In dit deel maak je kennis met een eigentijdse voorstelling van de Oresteia van Aeschylos door theatercollectief De Roovers. De Oresteia is een trilogie over drie moordenaars en hun motieven, een verhaal van bloedwraak waaraan geen einde lijkt te komen. WB p. 33
3 Bereid deze opdracht thuis voor. a Vul in je werkboek de stamboom van het verdoemde geslacht van Atreus aan en beantwoord de verwerkingsvragen. b Zoek informatie op het internet of in een mythologisch naslagwerk. Geef telkens de bron aan en vermeld welke zoektermen je gebruikt hebt.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 57
57
26/02/13 14:57
6.3
Oorlogsheld
Ervaren 4 Bekijk de openingsscène en geef je persoonlijke appreciatie. a Vermeld twee aspecten die je geslaagd vindt (FLITS) en twee aspecten die je minder geslaagd vindt (FLETS). b Leg ook telkens uit waarom. FLITS
FLETS
Interpreteren 5 Hoe begint het verhaal van de Oresteia? Wat is met andere woorden het motorisch moment dat het verhaal in gang zet? 6 In dit fragment maak je kennis met de personages uit het stuk. a Welke personages treden aan in dit fragment? b Welke emoties overheersen bij hen? c Welke rol speelt het koor in deze opvoering? WB p. 35
WB p. 35
58
7 Bekijk het fragment een tweede keer en maak gebruik van het schema in je werkboek om in duo de volgende aspecten zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven: - het decor / de locatie, - de muziek, de geluiden, de koorgezangen, - de belichting, - de kledij, - de rekwisieten, - de acteerstijl (hoe zeggen de acteurs de tekst, hoe expressief zijn ze, hoe bewegen ze in de ruimte, is er sprake van samenspel?). 8 Theatermakers maken bewust gebruik van deze theatertekens. Geef voor elk van de beschreven elementen uit vraag 7 een eigen interpretatie. De vragen in het werkboek kunnen je daarbij helpen.
ste vriend? zijn van jouw be nd ie vr e st be Moet jij de is een boek Mijn beste vriend . De titel van Bob Bronshoff onget van het boek krijg maker de wild iets wrangs: te oe n heeft immers m t hij niet de ondervinden da zijn beste beste vriend van heeft hij ig vriend is. Gelukk rd dat lee bleek helaas al doende ook ge beste vriend van’ de ‘is tie nc fu De is de beste voor dat niet zo erg is. gen te werken. X in ht ric e id n be in Zo staat het als ee niet automatisch de beste voor X. et ni g . no kt Y aa is ijker m Y, maar daarom t soms iets draagl ieke logica, wat he ss kla de n va et w C’est la vie. Over de vriend Uit: Piet Joostens,
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 58
26/02/13 14:57
or en t.
6.4
Oorlogsmisdadiger
Bekijk nu het vervolg van dit stuk.
Ervaren 9 Wat vind je van de overgang tussen scène 1 en 2? a Vermeld wat je geslaagd vindt (FLITS) en minder geslaagd vindt (FLETS). b Leg ook telkens uit waarom. FLITS
FLETS
10 Welk personage treedt nu op de voorgrond? Hoe weet je dat? 11 Welke indruk maakt dat personage op jou? Welk theaterteken werkt dat in de hand?
Interpreteren WB
12 Werk opnieuw per twee en vul je antwoord in het werkboek aan met de nieuwe gegevens.
p. 35
Tekstanalyse Je krijgt twee tekstfragmenten uit Agamemnon, het eerste deel van de Oresteia. De eerste tekst is die van de verteller uit het vorige beeldfragment. Zij vertelt wat er voorafging aan de gebeurtenissen in dit toneelstuk. In de tweede tekst komt Klytaimnestra aan het woord. 13 Lees ieder één tekstfragment en maak op basis daarvan een profiel op van de dadermoordenaar. Beantwoord daarbij de volgende vragen. a Wie is hij/zij? Welke functies bekleedt hij/zij? b Welk lot moet hij/zij dragen? c Voor welk dilemma wordt hij/zij geplaatst? d Hoe verantwoordt hij/zij zijn/haar daden? e Hoe staat het koor tegenover zijn/haar wandaden? 14 Vergelijk de twee profielen met elkaar. Welke moordenaar verdient volgens jou de zwaarste straf? Misschien kunnen de volgende vragen je daarbij helpen. a Wanneer is geweld gerechtvaardigd? b Wanneer is iemand schuldig? c Wat is gerechtvaardigd in tijden van oorlog? 15 De Roovers maakten een eigen bewerking van het origineel op basis van een vertaling van dichter Bernard Dewulf. Ze knipten erin en voegden stukken tekst toe uit andere literaire werken om de actualiteitswaarde van de tekst te verhogen. Bestudeer de taal van het eerste tekstfragment en vergelijk die met de koorteksten die je gebruikte voor de expressieoefening. a Welke woorden, uitdrukkingen en zinnen maken de tekst moderner? b Welke verwoordingen vind je knap? Waarom? c Is deze tekst beter speelbaar dan de stukken tekst die je voor de expressieoefening gebruikte? Waarom (niet)?
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 59
59
26/02/13 14:57
Fragment 1 KOOR 1
Propten Menelaos en Agamemnon,
5
Mannelijke moed gaf de geest. 45
Zinloos doden. Muiterijen, deserties,
Duizend schepen
Finaal, de ziekte.
Vol met de jeugd van Hellas En voeren over de zee om Paris te straffen.
Nu sprak Kalchas de ziener.
Om zijn snoevende tong
In naam van de hemel. Hij zei ons 50
Wat er moest gebeuren.
En Helena uit zijn bed.
Om die wind te keren moet er een offer komen.
Griekenland en Troje raken luidruchtig verstrikt
Een meisje moet bloeden.
In dat vervloekte huwelijk
Iphigeneia, dochter van Agamemnon, als offer op
En sloven zich uit in een slachting. Speren versplinteren 15
Uitzaaiingen van verveling, kletterende ruzies.
Beiden goddelijke koningen,
Uit zijn bek te trekken 10
De voorraden slonken.
Tien jaar geleden
het altaar. 55
Doe het.
In kronkelende lichamen,
De goden vragen het.
Sterke mannen knielen
Haar bloed moet de oceaan rood kleuren.
In hun eigen bloed Onder een loden duisternis.
Toen ze hoorden wat de goden eisten
En wat gebeurt Kan niet anders zijn. 20
Schreeuwden de krijgsheren het uit in ongeloof. 60
Maar Agamemnon – Agamemnon
Kan niet niet gebeuren.
Toen hij het hoorde
Het lot houdt elke man
Brulde hij van de pijn
Van deze twee verwikkelde legers
Als plotseling getroffen door een onzichtbare pijl:
Bij het nekvel En duwt zijn hulpeloze gezicht 25
In wat moet gebeuren.
Gehoorzaam ik de goden, 65
Gehoorzaam ik de goden niet,
Op de schroothoop
Dan moet dit leger worden ontbonden.
Spelen met onze dromen,
Gehoorzaam ik de goden, en dood ik mijn dochter –
Het speelgoed van dromen.
Wat word ik dan? 70
30
Een monster voor mezelf, voor de hele wereld,
De twee koningen voeren af,
En voor alle latere tijden, een monster –
Terwijl hun drijvende woud van speren
Dat het bebloede kleed van zijn dochter draagt
Het anker lichtte.
Als een tulband. De koning van de wreedheid.
Agamemnon was niet langer een man in een mannenlichaam. 35
Dan moet mijn eigen dochter sterven.
Wij bleven hier
Die zijn paleis liet opfrissen 75
Met haar bloed, het bloed van Iphigeneia.
Hij was een oorlogsmachine
Die na de strijd zijn bad parfumeerde
Een gelanceerde campagne, een hele natie
Met het bloed van Iphigeneia.
van wraak.
Die de drinkbekers van zijn familie liet vullen
Zijn profiel was de kiellinie van duizend schepen.
Met het bloed van Iphigeneia – 80
Maar de wind zette de vloot vast in de luwte
Zo zal ik voortbestaan in de geesten van de mensen.
van Aulis. 40
60
Daaruit volgde alles.
Maar gehoorzaam ik de goden niet, wat dan?
De weken verstreken.
Zal het erger zijn?
Het touwwerk van de schepen rotte weg.
Een volslagen nederlaag
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 60
26/02/13 14:57
85
Voor ons allen. En voor mij –
Dan mezelf opofferen – mijzelf,
Een ramp. Alsof ik deserteerde uit dit leger,
Niet alleen mijn dochter, ook de vader van mijn
Ontdaan van eer,
dochter.
De mensen mijdend, gemeden door de mensen,
100
Een paria op aarde. 90
Zo moest elke strijder leven – Als al dood.
De rest van mijn leven schuilend in uithoeken, Bang van mijn eigen naam.
Met deze woorden gaf Agamemnon toe Aan het onvermijdelijke. Als werd hij gegrepen
Als mijn dochter sterft – keert de wind,
Door de strijdwagen
Zijn de goden tevreden. 95
105
Van zijn eigen waanzin.
Onze geallieerde legers herleven, als op afroep
En heimelijk, vanbinnen,
Vult een adem de zeilen.
Brullend van razernij, om zichzelf te verdoven,
En ik heb niet meer gedaan
Vermoordt hij zijn eigen dochter, Iphigeneia.
Uit: Bernard Dewulf, vertaling van Agamemnon (De Roovers)
snoeven (r. 7) – desertie (r. 46) – paria (r. 89) – geallieerd (r. 94)
Fragment 2 Daarna boerde het bloed uit hem met een vreemd
KLYTAIMNESTRA 1
blaffend geluid.
Mijn echtgenoot, Agamemnon, Is zo dood als de vloer die hij niet kan voelen,
25
Klap of huil, zoals u wilt. Ik jubel.
en waarvan hij nooit zal opstaan. En hier is de hand die Gerechtigheid aannam 5
Om hem te vermoorden. En ze heeft hem gedood.
KOOR
Ja, ik heb hem gedood.
Gruwelijke vrouw!
Hier dus de hele waarheid.
Ze ziet niet meer Wat ze heeft gedaan, ze voelt
Toen het ogenblik kwam om te handelen Heb ik geen fout gemaakt. Mijn werkstuk 10
30
Het schuldgevoel niet meer, het rauwe berouw
Werd steeds beter.
Om een moord.
Elke kans op een vergissing
Iedereen zal haar werkstuk uitbraken.
Heb ik in een geweldig net gewikkeld.
15
Zijn verzet trok het net alleen maar strakker.
KLYTAIMNESTRA
Toen heb ik rustig de beste plekken
Waar was iedereen, en waar was u
Op zijn hulpeloze lichaam uitgezocht
Toen dit monster
En het lemmet in hem geduwd. Eenmaal, tweemaal. 35 Zijn eigen dochter afslachtte op het blok? Toen staarden zijn ogen naar elders.
Eerder dan een stuk dierbaar vee te offeren
Zijn lichaam kromde als een boog die
Slachtte hij mijn dochter – Als was ze de geit van een ander.
opgespannen wordt, 20
Om de windkracht
Elke spier gestrekt om te leven. Ik heb de punt een derde en laatste keer geplaatst En het lemmet dwars door hem heen gedreven.
40
En een paar zeelieden gunstig te stemmen, Reet hij mijn dochters keel open en schudde het
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 61
61
26/02/13 14:57
KOOR
bloed uit haar.
Aigistos, onze nieuwe meester
Om zijn jammerende, smoorverliefde broer te behagen 45
75
Op de troon van Agamemnon.
En een weggelopen hoer na te jagen.
Terwijl Agamemnon vocht en duizenden stierven
Waarom hebt u niet over Agamemnon geoordeeld?
Spreidde Aigistos zich op het bed van Agamemnon
Hij heeft zijn eigen dochter vermoord, mijn dochter,
En onteerde zijn vrouw.
Na de gril van een of andere rillende priester 50
Die iets moest bedenken.
KLYTAIMNESTRA
Agamemnon was de misdadiger
Agamemnon is dood.
Die gestraft en verbannen moest worden.
80
Het is niet in u opgekomen. Waarom niet?
Met zijn trofee, die zieneres –
U was bang voor hem.
Die zijn slapend lichaam drapeerde met haar schoonheid
Maar nu denkt u macht te hebben 55
Hij ligt daar als een leeggehaalde vis.
En die een charme moest toevoegen aan mijn
Om rechtvaardig te zijn. Laten we dat eens uitproberen.
85
bed –
Laten we zien hoe ver uw macht reikt
Daar ligt ze, als een dode zwaan
Wanneer blijkt hoe weinig macht u hebt.
Na de laatste zang – Haar lichaam op zijn lichaam, Samen gapend naar de toekomst in dezelfde 90
poel van bloed. KOOR Agamemnon was onze koning. Hij beschermde zijn volk. Meegesleept in tien jaar oorlog Door een verdorven vrouw, Helena,
95
Nu vermoord door een andere.
KOOR KLYTAIMNESTRA
Ja, macht. Het is macht die haar tot waanzin 60
Macht, en de honger naar meer macht,
Met de vernietiging van legers.
Zo zeker als dat bloed op haar gewaad
Alsof haar futiele gefladder helemaal alleen
Van Agamemnon is, zo snel zal het ogenblik komen
Die massale ellende
Waarop haar eigen bloed ermee zal samenvloeien. 65
Scheep Helena niet op
heeft gedreven.
100
Had kunnen ontketenen. U zegt dat ik hem heb vermoord
Wonde na wonde zal ze betalen.
Niet ik. Niet mijn hand. KLYTAIMNESTRA
De hand van mijn dochter
Bij de beschermer van mijn dochter, Gerechtigheid,
Iphigeneia
Hier in perfecte doen,
70
105
Om het bloed
Zweer ik dat ik niet bang ben
Uit dit paar te halen.
Voor de wreker op deze moord, Want mijn beschermer, Aigistos,
KOOR
De nieuwe koning
Klytaimnestra is niet zonder schuld.
Staat aan mijn zijde.
Ze hield niet alleen het wapen vast, 110
62
Staafde mijn hand
Bij Iphigeneia, voor wie ik dit bloed vergoten heb,
Ze heeft het ook gewet.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 62
26/02/13 14:57
KLYTAIMNESTRA Wat gedaan moest worden is gedaan.
Terwijl ik me blind huilde om mijn vermoorde
Men kan het lot niet ontlopen.
dochter
115
Sloot hij zijn ogen.
Ik buig. Ik aanvaard.
En het zwaard dat hij liet neerkomen
Aanvaarden jullie nu ook maar.
Op haar nek KOOR
Brak zijn eigen ruggengraat. De vloek die hij losliet
120
150
Wraak veroorzaakt wraak.
Uit haar maagdelijke lichaam
Het is de wet:
Heeft hem meegesleurd naar de hel.
Een leven voor een leven.
Dat hij dat maar aan de doden vertelt.
Wat is een menselijk leven waard? Meer dan zichzelf, meer dan een leven,
Dat hij daar maar over opschept In de hel.
155
Of minder? Of precies hetzelfde? De wet eist
KOOR
Een leven voor een leven.
Ieder wordt het spookbeeld van de ander.
Alles – voor alles. Maar deze wet
Ieder wordt gek 125
Van het spookbeeld van de ander. Alles raast
160
Is een soort ziekte Die geërfd wordt in het bloed.
Richting een immense schreeuw. Alsof Schepping zelf schreeuwde. Alsof Gerechtigheid zelf 130
Schepping openscheurde. Dan beter dood en er niet bij. KLYTAIMNESTRA Alles wat gebeurd is, hoe gruwelijk ook, ik aanvaard het. Laat ons nu met rust.
135
Alle wrok is dood in mij. Dit slachthuis, dit ziekenhuis van een huis Moet leeggehaald en schoongemaakt worden. Vergeet ons. Vind een andere bloeddoorlopen Stamboom van moord –
140
Voer uw vreemde dans van gerechtigheid Maar op in hun takken. Laat ons met rust. Nu het moorden voorbij is, Vraag ik nergens om –
145
Alleen om met rust gelaten te worden.
Hoe beeld je vrien dschap uit? ‘Liefde is veel gemakke lijker om te fotografere n. Een kussend paar, mensen die elk aars hand vasthoude n. Da t is simpel. Liefde heeft fysieke ve rtrouwelijkheid, vrien ds ch ap niet. Dat zit hem vaak in ee n blik, een verlegen glimlach of een houding die iets vertr ouwds uitstraalt. Dat is veel moeilijker te vangen.’ (…) Als de fot ograaf meer moeite moet doen om een helder beeld van vrien dschap over te breng en, dan komt dat hoogstwaarschijnlijk omdat hij niet over he tze lfde soort duidelijke, herkenbare codes (symbolen, gebaren ) beschikt als die waarvan men zich al eeuwen bedient om de liefde te verbeelden. Hoe zo u een typische afbeelding van een stel vrienden eru itzien? Uit: Piet Joostens, Over de vriend
Uit: Bernard Dewulf, vertaling van Agamemnon (De Roovers)
futiel (r. 98) – wrok (r. 135)
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 63
63
26/02/13 14:57
6.5
Het verdict
Je krijgt nu een fragment te zien uit het derde deel van de trilogie, De Welwillenden.
Ervaren 16 Deze scène stelt een rechtszaak voor. Vind je dat de geschikte theatertekens worden gebruikt om die in beeld te brengen? 17 Wat vind je geslaagd of minder geslaagd aan deze scène?
Interpreteren 18 Geef concreet aan wie de volgende functies in het stuk vervult. Wie is: - de beklaagde? - de openbare aanklager? - de verdediger? - de rechter? - de jury?
Stopt vriendschap bij de
dood? Er zitten nu al twee do de vrienden in mijn mailbox: J. en K. Minstens twee in feite, want hoe ka n ik op dit ogenblik zeker weten dat al mi jn overige correspon denten, vrienden, familieleden, kenniss en en professionele contacten in leven zijn Ik kan ze toch onmo ? gelijk tegelijk aansch rijven en direct een antwoord verwachte n dat mij gerust zou stellen? Alleen van J. en K. weet ik dat ze mijn mails nooit zulle n beantwoorden. De eerste is zelf uit he t leven gestapt, de tw eede overleed aan een ernstige ziekte. So ms, wanneer ik ze mi s of wanneer ik nog eens wil lezen wat ze me ooit hebben gesch reven, tik ik hun namen in de zoekba lk van het mailprogram ma. Hun berichten zien er net zo uit als alle andere, en ze he bben dezelfde antw en verwijderknop. De oordstilte die zou volgen wanneer ik nog een antwoord stuur, zoma ar, uit heimwee naar die vriend, is heel an dan die waarin ik zat ders te wachten op respo ns toen hij nog leefde Uit: Piet Joostens, Over . de vriend
19 Vergelijk de argumenten van de openbare aanklager en die van de verdediging. Wie wint het pleit volgens jou? 20 Waarop slaat De Welwillenden, de titel van dit deel van de trilogie? 21 Overleg met je klasgenoten en vel een vonnis over de beschuldigde. Hoe luidt jullie verdict?
Verwerken 22 Wat is jouw globale indruk van deze opvoering van de Oresteia? Zou je zelf naar dit stuk gaan kijken? Waarom (niet)? 23 Kies een theaterteken (decor, licht, kleding …) en leg uit hoe je dat kunt gebruiken om een scène uit een toneelstuk in te vullen. Illustreer dat met vier zelfbedachte voorbeelden. 24 Theatercollectief De Roovers schrijft zelf over dit stuk: ‘De vicieuze cirkel van de bloedwraak wordt doorbroken. En het principe van “oog om oog, tand om tand” maakt plaats voor een andere vorm van recht, waarin de rechtbank waakt over de orde.’ a Wat is het fundamentele vraagstuk dat in de Oresteia aan de orde is? b Is dat vraagstuk nog steeds actueel? Geef voorbeelden om je antwoord te verduidelijken. William-Adolphe Bouguereau – De wroeging van Orestes, achtervolgd door de Furiën (1862)
64
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 64
26/02/13 14:57
n?
d-
ers
7 Vriendschap doorgelicht Familierelaties zijn al verschillende keren ter sprake gekomen in dit thema. Tijd om eens te kijken naar je vrienden. Een van de grote verschillen tussen familie en vrienden is dat je de eerste groep niet kunt kiezen en de tweede wel. Hoeveel vrienden heeft een gemiddelde persoon, wat is het verschil tussen vrienden en kennissen, is het mogelijk een familielid een vriend te noemen, wie is mijn beste vriend en wat is het verschil tussen vriendschap en liefde? Die vragen zetten Piet Joostens ertoe aan op zoek te gaan naar de grenzen van vriendschap. Het resultaat is het essay Over de vriend. 1 Lees het achterplat van dit boek en voorspel: - de stijl en de moeilijkheidsgraad van dit boek, - de verschillende onderwerpen die aan bod zullen komen, - het doelpubliek. 2 Uit de dialoog blijkt dat het woord ‘vriend’ in hedendaagse gesprekken betekenisverwarring oplevert. a Omschrijf zo concreet mogelijk welke betekenisverandering het woord ondergaan heeft. b Heb je dit gesprek ooit zelf meegemaakt? c Ken je nog woorden waarvan de betekenis (in bepaalde contexten of woordcombinaties) veranderd is? 3 Formuleer samen met je buur een definitie van vriendschap. De kleefbriefjes in dit thema presenteren zeven citaten uit Joostens’ essay Over de vriend. Ze bestaan telkens uit een vraag en een citaat uit het boek. 4 Lees de kleefbriefjes door en formuleer samen met je buur een antwoord op de zeven vragen. 5 Vorm nu groepen van vier leerlingen en wissel jullie antwoorden uit.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 65
65
26/02/13 14:57
Je beluistert een interview met Piet Joostens waarin hij ingaat op verschillende onderwerpen uit het essay. 6 Maak een woordspin of mindmap van de basisonderdelen van het interview. Centraal plaats je het woord ‘vriend’ en daarrond maak je verschillende takken voor de deelaspecten die in Joostens’ essay aan bod komen. 7 Ga na welke elementen je moet aanpassen in je definitie van vriendschap. a Welke aspecten moet je weglaten of toevoegen? b Over welke deelaspecten van vriendschap denk je anders na het beluisteren van het interview? c Formuleer samen met je buur een nieuwe definitie van het woord vriendschap. CG p. 103
WB p. 37
8 Ook dit jaar zul je voor Nederlands en andere vakken een aantal onderzoeksopdrachten moeten uitvoeren. In de competentiegids vind je een stappenplan dat je door het hele onderzoeksproces gidst. Voor je een onderzoek begint, is het altijd belangrijk te bepalen waarom je het voert. Door een gerichte onderzoeksvraag te formuleren, baken je je onderwerp af en zul je in staat zijn een efficiënte onderzoeksmethode te kiezen. Volg het stappenplan in je werkboek om aan de hand van je mindmap een onderzoeksvraag op te stellen.
en liefde? endschap ri v n e ij er ss tu arden dat h verschil moet aanva Wat is het d n ie vr d e u d o op nah t. ijl je van siviteit, terw ere vrienden u et cl b f ex o st e ei ed e Liefd verlangen even go bject van zijn o ie weet zelfs w et h e, ij er h d r an nog n van je wannee de kwaliteite rdt gekwetst en o er w d e an fd r ie el ee De g wann zijn. (…) r je bent blij riend willen aa ev m b , en em el h d et moet eurt m ns zijn, is dat en op hun b wél over ee n et re h s va le er te d n to vrie sinds Aris alle denkers Waar zowat anders dan vriendschap zijdsheid liefde weder rliefd zijn impliceert. Ve ntje, en kun je in je ee orde liefde is onbeantwo hte liefde, nog altijd ec riend te zijn maar om bev ens met z’n ben je minst tweeën. tens, Uit: Piet Joos d n Over de vrie
66
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 66
26/02/13 14:57
Taalcompetentie 2
Allemaal familie? Zoals je in thema 2 al kon zien, vertonen West-Europese talen een grote graad van gelijkenis. Dat komt omdat ze aan elkaar verwant zijn en afstammen van het Indo-Europees. In deze taalcompetentie vergelijk je zinnen in het Nederlands, Frans, Engels en Duits. Je richt je op een specifiek aspect, zoekt overeenkomsten en verschillen en probeert tot een algemene conclusie te komen. Zo denk je niet alleen na over je taalgebruik, maar ook over het systeem dat erachter zit.
1 Initiatiecursus taalkunde De voorbeeldzin ‘Hij vat de koe bij de hoorns.’ klinkt in het Frans, het Engels en het Duits respectievelijk: - Il prend le taureau par les cornes. - He takes the bull by the horns. - Er fasst den Stier bei den Hörnern. 1 Vergelijk de bovenstaande zinnen met elkaar. Welke gelijkenissen en welke verschillen stel je vast? In de achttiende en de negentiende eeuw beperkte de taalstudie zich vooral tot de diachrone taalbeschrijving. Dat wil zeggen dat taalkundigen vooral aandacht hadden voor de historische evolutie van de taal. Waar kwam taal vandaan? Hoe was ze in de tijd geëvolueerd? In 1916 verscheen postuum Cours de linguistique générale van de Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure. Hij pleitte voor een synchrone studie van de afzonderlijke talen: hoe zitten de verschillende taalsystemen op een bepaald moment in de tijd in elkaar?
Onderscheid synchronie vs. diachronie In het structuralisme primeren synchrone relaties op diachrone relaties. Als je prioriteit geeft aan het systematische karakter van de taal, moet je immers in eerste instantie aandacht besteden aan de opbouw van het systeem, voordat je naar de wijzigingen in dat systeem kunt gaan kijken. Voor de moderne linguïst ligt zoiets voor de hand, maar het was eind negentiende, begin twintigste eeuw wel een revolutionaire gedachte. Taalkunde was toen per definitie historische taalkunde.
Naar: Dirk Geeraerts, Algemene taalwetenschap
Taalcompetentie 2 - Allemaal familie?
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 67
67
26/02/13 14:58
De Saussure was een structuralist: hij bestudeerde vooral de uiterlijk waarneembare structuur van een taal (zinsbouw, woordgroepen, verbuigingen). Bij hem lag de nadruk op het taalsysteem (de regels of la langue) en minder op het taalgebruik (wat zich concreet afspeelt in de geest van de spreker of la parole).
Onderscheid langue vs. parole De Saussure maakt een onderscheid tussen taalsysteem (of taalstructuur) en taalgebruik, een onderscheid dat respectievelijk gevat wordt in de termen langue en parole. De overkoepelende (derde) term is langage. De beschrijving van het taalsysteem situeert zich uiteraard op het niveau van de langue. In de linguïstiek ontstaat er gaandeweg discussie over het begrip langue: moeten we het opvatten als iets sociaals (afspraken in sociolinguïstische termen) of is het eerder iets psychologisch (in ons eigen hoofd)? De Saussure zelf legt de klemtoon op het sociale aspect: de langue is het sociale product van taalvermogen en is (daarom) een verzameling conventies die door een (taal)gemeenschap aangenomen zijn om het taalvermogen mogelijk te maken. Het individuele taalvermogen kan zich enkel ontwikkelen als er sociale conventies zijn. Bij de parole ligt de klemtoon op het psychologische aspect. Je ziet hoe het individu het algemene (sociale) systeem gebruikt voor de uitdrukking van zijn eigen gevoelens. De parole heeft een onsystematischer karakter, wat maakt dat het door de structuralisten een tweederangspositie krijgt toegedicht. Men kan zich nu de vraag stellen wat de precieze verhouding is tussen de langue en de parole: hoe vindt de instantiëring van de parole op basis van de langue precies plaats? Welke psychofysische mechanismen liggen eraan ten grondslag? De Saussure zelf biedt daar geen antwoord op, maar de kwestie is momenteel wel erg in de aandacht. Naar: Dirk Geeraerts, Algemene taalwetenschap
2 Wat is het verschil tussen: a synchrone en diachrone taalbeschrijving? b taalsysteem en taalgebruik? c taalkunde en linguïstiek? d langue en parole? 3 Definieer de volgende begrippen: taalvermogen / langue als sociaal gegeven / langue als psychologisch gegeven / parole als psychologisch gegeven / (sociale) conventies. 4 Lees aandachtig de volgende zinnen. Ga na of de vetgedrukte delen voorbeelden zijn van zinsbouw, vervoeging, verbuiging of woordgroep. a Das ist das Auto des Mannes. b De buurvrouw haar echtgenoot is een gangster. c Never shall I forget you. d Sois calme! e Il m’a donné un cadeau, mais je ne l’aime pas. f Das Kind mit den schönsten Haaren gewann das Spiel.
68
Taalcompetentie 2 - Allemaal familie?
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 68
26/02/13 14:58
g He came to me and asked me out. h Het kind met de mooiste haren won het spel. i Het huis van de buren stond in brand. 5 Geef nu een korte omschrijving van de begrippen zinsbouw, vervoeging, verbuiging en woordgroep. 6 Vergelijk zinnen a, b en i met elkaar. Wat stel je vast in verband met het weergeven van bezitsvormen? 7 Vergelijk zinnen f en h en ga na welk verschil je vaststelt. 8 Wat stel je vast bij alle werkwoorden in deze voorbeeldzinnen?
2 Linguïstisch onderzoek Je voert nu zelf een linguïstisch onderzoek naar een bepaald aspect in verschillende talen. Aan het einde van je onderzoek stel je je bevindingen voor d.m.v. een posterpresentatie, waarin je aan je medeleerlingen duidelijk uitlegt hoe de verschillende West-Europese talen dat bepaalde aspect benaderen.
Voorbereiden 9 Per vier leerlingen krijgen jullie hetzelfde onderwerp. Probeer een groep van vier te vormen die zo heterogeen mogelijk is samengesteld: iemand die sterk is in Frans, in Engels en in Duits. a In een eerste fase werk je samen als duo. Je verkent zelfstandig het onderwerp dat je van de leraar kreeg. Vertrek daarbij altijd van de Nederlandse voorbeelden. b In een volgende fase overleggen jullie met z’n vieren over het onderwerp. Hierbij mag je taalhulpmiddelen gebruiken: woordenboek, grammatica, ander naslagwerk, internet ... c Formuleer bondig een voorlopige conclusie. d Laat je materiaal nalezen door je leraar. Dit zijn de onderwerpen waarrond je kunt werken. 1 2 3 4 5
Passiefconstructie Ontkenning Vraagstelling Plaats van persoonsvorm in bijzin Gebruik van lidwoord
6 7 8 9
Adjectief Samenstelling Trappen van vergelijking Plaats van lijdend en meewerkend voorwerp 10 Verkleinvorm
Taalcompetentie 2 - Allemaal familie?
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 69
69
26/02/13 14:58
10 Je krijgt van je leraar een nagelezen versie van de voorlopige conclusie terug. Ga na wat de opmerkingen zijn en verdeel het werk. Thuis zorgen jullie voor een eindresultaat.
Uitvoeren CG p. 35
11 Vorm binnen de groep van vier twee nieuwe duo’s. a Duo 1 baseert zich op de gecorrigeerde en aangevulde tekst om een posterpresentatie te maken. Je gebruikt daarvoor case 10 van je competentiegids b Duo 2 schrijft een abstract. Dit is een korte, zakelijke en objectieve weergave van jullie bevindingen. Alle leerlingen van de klas krijgen deze tekst. Houd bij het uitschrijven rekening met de bepalingen in het onderstaande schrijfkader.
Kenmerken van een abstract - Een abstract is een korte, zakelijke en objectieve weergave van de inhoud van je onderzoek. - Een abstract gaat verder dan een schema en vermeldt niet alleen kernpunten, maar ook belangrijke details. - Het eindresultaat bestaat meestal uit vijf onderdelen: a inleiding of situering van het onderwerp, b de onderzoeksvraag en de doelstelling van het onderzoek, c de gebruikte methode bij het onderzoek, d de resultaten van het onderzoek, e de algemene conclusie. - Tabellen, afbeeldingen of verwijzingen naar literatuur horen hier niet thuis.
12 Gebruik je abstract en poster om op de afgesproken datum jouw onderwerp aan je medeleerlingen voor te stellen. Presenteer je specifieke case en ga uit van concrete voorbeelden. Je medeleerlingen beoordelen jouw presentatie en schrijven een abstract van jouw bevindingen.
Reflecteren 13 Trek een algemene conclusie m.b.t. het onderwerp dat je behandeld hebt. a Wat stel je vast over de graad van verwantschap tussen de vier talen? b Vond je je opdracht gemakkelijk of moeilijk? Geef daarvoor een verklaring. 14 Vergelijk je eigen abstract met die van je beoordelende medeleerlingen. a Komen ze overeen? Zijn er grote verschillen? b Wie heeft volgens jou nu de beste abstract? c Wat kun je in dat opzicht nog van je medeleerlingen leren?
70
Taalcompetentie 2 - Allemaal familie?
60130_NTC_6ASO_BRONNENBOEK.indb 70
26/02/13 14:59
Werkboek
Gino Bombeke Marc Adriaensen Greet Op de Beeck Monique Van Hoof Kim Willems Rudi Wuyts
6
a Sanoma company
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 1
15/02/13 13:26
Thema 2 Diepgeworteld, wijdvertakt 1
Hard tegen hard
2
Een dubbele moord
3
Persoonlijk ontwikkelingsplan literatuur p. 26
4
Taalverwantschap
p. 29
5
In koor
p. 31
6
Van koninklijken bloede
p. 33
7
Vriendschap doorgelicht
p. 37
Š Destinations / Corbis
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 25
15/02/13 13:29
Klas:
Nummer:
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 26
Algemene beoordeling
Culturele vergelijkingsopdracht
Werkelijkheidsgerichte opdracht
BiograďŹ sche opdracht
Mediagerichte verwerkingsopdracht
Creatieve verwerkingsopdracht
Structuuranalyse
Ervaringsverslag met persoonlijk waardeoordeel
Literatuurverwachting
Type opdracht
Concreet voorbeeld
2 Gebruik dit schema voor de evaluatie van literaire verwerkingsopdrachten.
Genre
Appreciatie
Verantwoording
3.1
Titel (auteur)
Naam:
1 Geef hier het overzicht van de boeken die je vorig jaar voor Nederlands las.
Datum:
26 3 Persoonlijk ontwikkelingsplan literatuur Observaties bij het vijfde jaar
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
15/02/13 13:29
3 Observaties bij de boeken en verwerkingsopdrachten van het vijfde jaar: Nummer:
-
Klas:
4 Observaties bij je groeitraject als lezer in de loop van het vijfde jaar:
3.2
Suggesties voor dit jaar
5 Bepaal je startpositie als literaire lezer in het zesde jaar. a Noteer hier de hoofdkenmerken van jouw literatuurprofiel. -
Naam:
-
c Stel een shortlist van ideeën of concrete boekentitels samen waarmee je dit jaar aan de slag wilt gaan. -
Datum:
b Markeer de kenmerken waarmee je het eens en oneens bent in een andere kleur.
6 Als onderdeel van je portfolio maak je: -
groene opdrachten,
-
bruine opdrachten,
-
paarse opdrachten.
Verwerkingsopdrachten die geen kleur hebben, mogen bij elk van de drie categorieën gerekend worden.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 27
27
15/02/13 13:29
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 28
Deelopdrachten
Je spreekt met je leraar af hoe en wanneer je je portfolio indient.
Aan het einde van het schooljaar schets je je evolutie als lezer in een balansopdracht.
In een leesactuaverslag onderzoek je een aspect van het literaire bedrijf (prijzen, uitgeverijen, evenementen …).
Je maakt een opvoeringsanalyse van een toneelstuk of verfilmde roman.
Je leest dit jaar vier romans voor Nederlands.
Nummer: Afspraken met leraar
Klas:
Deadline
Leerboek pagina 272
Onlinelesmateriaal bij thema 2
Competentiegids – case 41
Competentiegids – case 42
Competentiegids – case 42
Competentiegids – case 42
Competentiegids – case 42
Meer informatie
Naam:
Titel/onderwerp
Datum:
28
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
15/02/13 13:29
6
11
2
7
12
3
8
13
4
9
14
5
10
15
N ie
Al
ee
s
l Ke
ls Poo aaks v o Sl hisch Tsjec
h
c tis
I n do - I
ns
aa ns rm
Slavisch
ens Ser v ok ro atis ch B ul gaa rs
Ba Le
ts
ch
h sc lti
ru sch isi
Fries
dp
s uw
Ou
o Lit
Zw Ijs ee l a ds nd s
Oekra誰ens Slove
s
Ge
B al sla tovis ch
G rie k
G
Oost s n a e r ma
Oost-Slavisch Z u i d-Sla vis
Italisch
Spaans Roemeens
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WB_TH2.indd 29
lavisch West-S
its
Ar
e me
Naam:
n ba
Datum:
Br
raans
uw p e r zi Pas sch tjo e Ko er dis ch
ns
h c
Ira an s
Hindi
Bengali
e es
eto
eli
i arat
Br
sc el W
Ga
Pandsjabi
m
l Singa
lle
l aa
ilie? m fa Guj
A
1
Klas:
Vul de onderstaande taalstamboom in door gebruik te maken van de informatie uit het interview met Joop van der Horst en de tekst van Gert Gritter.
Nummer:
4 Taalverwantschap
29
15/02/13 13:54
Datum: Naam: Klas: Nummer:
30
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 30
15/02/13 13:29
5 In koor Nummer:
Specifieke kenmerken Tekstuitbeelding – verbaal 1 volume
Klas:
2 intonatie 3 klemtonen 4 pauzes 5 ritme Tekstuitbeelding – non-verbaal 1 gebaren 2 mimiek 3 bewegingen 4 opstelling doet geen enkele moeite, doet het tegen zijn zin of durft niet, geen contact met publiek minimale inspanningen, niet overtuigend genoeg goede poging maar nog niet consequent volgehouden
Naam:
*
Datum:
consequent volgehouden en ingeleefde prestatie
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 31
31
15/02/13 13:29
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 32
Er is geen enkele vorm van tekstuitbeelding.
Nooit gelijk Nooit gelijk
Tekstuitbeelding – non-verbaal
Koorsynchronisatie – verbaal
Koorsynchronisatie – non-verbaal
-
-
-
Opmerkingen en tips
Er is geen enkele vorm van expressiviteit/ tekstuitbeelding.
Nummer:
Tekstuitbeelding – verbaal
Soms gelijk, meestal ongelijk
Soms gelijk, meestal ongelijk
De bewegingen en mimiek zijn vaag, te klein, niet theatraal genoeg.
Hier en daar is er expressiviteit/ tekstuitbeelding maar die is niet duidelijk genoeg, niet volgehouden of niet passend.
Klas: 1
Meestal gelijk
Meestal gelijk
Perfect gelijk
Perfect gelijk
Uitstekende tekstuitbeelding met doordachte gebaren, mimiek, bewegingen en een uitgekiende opstelling.
Uitstekende tekstuitbeelding: alle expressiemogelijkheden werden gebruikt.
Er is voldoende expressiviteit/tekstuitbeelding over de hele lijn maar niet alles was even duidelijk of geslaagd. Er is voldoende beweging en mimiek, het koor heeft een goede opstelling.
3
2
Naam:
0
Datum:
32
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
15/02/13 13:29
6.2
De tragiek van een familiegeslacht
1 Zet de ontbrekende namen op de juiste plaats in de stamboom: Iphigeneia, Helena, Klytaemnestra, Agamemnon, Atreus en Orestes.
Klas:
PELOPS
Nummer:
6 Van koninklijken bloede
THYESTES vermoord
vermoord
AEGISTHOS
MENELAOS x
x
Naam:
ELEKTRA
2 Beantwoord ook de volgende vragen en geef aan in welke bron je het antwoord gevonden hebt. Als je via een zoekmachine hebt gezocht, dan vermeld je ook de zoektermen die je ingaf. a Hoe ontstaat de vloek over het huis van Atreus? Datum:
Antwoord: Bron en zoektermen: b Om welke vrouw is de Trojaanse oorlog uitgebroken? Antwoord: Bron en zoektermen: c Waarom en door wie wordt Agamemnon vermoord? Antwoord: Bron en zoektermen:
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 33
33
15/02/13 13:29
Datum:
d Waarom begaat Orestes een moedermoord? Antwoord: Bron en zoektermen: e Wie zijn de furiĂŤn? Waarom achtervolgen ze Orestes?
Naam:
Antwoord:
Bron en zoektermen: f
Waarom wendt Orestes zich tot de god Apollo? Antwoord:
Bron en zoektermen: g Hoe luidt het verdict van de godin Athena in de rechtzaak van Orestes? Klas:
Antwoord: Bron en zoektermen:
Nummer: De rechtzaak van Orestes Š Stefano Bianchetti/Corbis
Reflectie
34
-
Wat was gemakkelijk terug te vinden? Hoe komt dat?
-
Welke moeilijkheden kwam je tegen tijdens het zoeken?
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 34
15/02/13 13:29
Theatermakers maken heel bewust gebruik van deze verschillende tekens. Beschrijf de theatertekens in dit fragment zo gedetailleerd mogelijk en geef voor elk element een eigen interpretatie. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen. - Welk eect, welke symbolische betekenis hebben deze theatertekens volgens jou? - Waarom heeft de regisseur daarvoor gekozen, denk je? - Vind je nog een link met het theater uit de oudheid? - Op welke manier hebben de Roovers het stuk geactualiseerd? Theaterteken
Beschrijving
Interpretatie (link klassiek theater met actualisering)
Nummer:
Oorlogsheld en 6.4 Oorlogsmisdadiger
Klas:
6.3
Naam:
Decor
Datum:
Muziek
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 35
35
15/02/13 13:29
Datum:
Belichting
Naam: Kleding
Klas:
Rekwisieten
Nummer: Acteerstijl
36
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 36
15/02/13 13:29
1 Tijdens het interview over Piet Joostens’ essay maakte je een mindmap rond het woord ‘vriend’. Overloop die mindmap met je buur en noteer in de onderstaande tabel drie deelaspecten die jullie interessant vinden om verder mee aan de slag te gaan.
Nummer:
7 Vriendschap doorgelicht
Je kunt: - een onderwerp beschrijven (Wat zijn de kenmerken?); - een situatie verklaren (Waarom is iets zo?); - twee elementen vergelijken (Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen x en y?); - een onderwerp beoordelen (Heeft iets bepaalde kwaliteiten, eigenschappen enz.?); - advies uitspreken over iets (Hoe kan het beter?); - suggesties doen om een probleem op te lossen (Wat is de oplossing voor een bepaald probleem?).
3 Niet elke onderzoeksvraag die je formuleert, is even geslaagd. Er zijn verschillende valkuilen waarvoor je moet opletten.
Valkuilen bij onderzoeksvragen - Is het onderwerp interessant genoeg voor jou en je doelgroep? Ga op zoek naar informatie die mensen interesseert. - Is het haalbaar over dit aspect informatie op te zoeken? Ga na of je niet op praktische problemen botst die het onmogelijk maken het onderzoek te voeren: misschien heb je niet genoeg tijd of niet de juiste gegevens om de onderzoeksvraag te beantwoorden. - Zijn je onderzoeksgegevens voldoende representatief? Als je een enquête afneemt op je school, dan kun je de resultaten niet zomaar doortrekken naar wat de Vlaamse jeugd over het algemeen denkt. Zorg er in dat geval voor dat je onderzoeksvraag en de antwoorden gaan over de jongeren op jouw school en niet over alle jongeren in Vlaanderen. - Is de vraag eenduidig en concreet geformuleerd? Met andere woorden: kan ze maar op één manier worden begrepen? Baken daarom je onderzoeksterrein af en zorg ervoor dat je onderzoeksvraag zelf niet te complex wordt.
Naam:
Concrete onderzoeksvraag
Datum:
Interessant deelaspect
Klas:
2 Ga na wat je over deze deelaspecten precies te weten wilt komen en formuleer voor elk onderwerp een verschillende soort onderzoeksvraag.
a Formuleer samen met je buur voor elke valkuil twee voorbeelden van een ‘slechte’ onderzoeksvraag binnen een schoolse context (een specifiek vak, de leerlingenraad, een eindwerk). Geef ook telkens aan wat er schort. b Overloop ze met twee medeleerlingen en noteer eventueel een aanvullend voorbeeld. c Kijk kritisch naar de onderzoeksvragen die je hierboven noteerde en ga na of je aanpassingen moet doorvoeren.
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WB_TH2.indd 37
37
22/02/13 10:28
Datum:
Oninteressant
Niet haalbaar
Niet representatief Naam:
Niet eenduidig en/of concreet
4 Vergeet niet dat je over heel wat dingen voorkennis hebt. Gebruik die om gericht aan de slag te gaan. Kies een van de drie onderzoeksvragen die je bij vraag 2 formuleerde en maak een lijst van wat je al weet over dit onderwerp. -
-
-
-
-
-
Klas:
5 Bepaal de onderzoeksmethode. Ga na hoe je voor jouw onderwerp het efficiëntst aan gegevens komt: mensen interviewen, een observatieonderzoek uitwerken, een wetenschappelijk experiment uitvoeren, een enquête afnemen, een bureauonderzoek voeren … Al die methodes hebben hun eigen voorwaarden en eigenheden. Welke onderzoeksmethode is het meest geschikt voor jouw onderzoeksvraag? Waarom vind je dat?
Nummer:
6 Voor je je eigenlijke onderzoek uitvoert, formuleer je een hypothese. Voorspel het resultaat van je onderzoek. Ga na wat jij denkt dat de mogelijke eindbevindingen zullen zijn. Afhankelijk van je onderwerp zul je dat gerichter kunnen voorspellen. Je hypothese zorgt ervoor dat je kritisch blijft tegenover de informatie die je vindt en de data die je door je onderzoeksmethode verkrijgt. De kans is groot dat je je hypothese in de loop van het onderzoek moet bijstellen. Formuleer een hypothese voor jouw onderzoeksvraag.
7 Door je hoofdvraag goed te analyseren, kun je een aantal deelvragen stellen. De antwoorden die je daarop vindt, zullen je uiteindelijk helpen om de hoofdvraag te beantwoorden. Elke deelvraag werk je uit in een of meer alinea’s. Zo krijgt je tekst een duidelijke structuur en werk je stapsgewijs in de richting van een conclusie. Formuleer twee deelvragen voor je onderzoeksvraag. -
38
Thema 2 - Diepgeworteld, wijdvertakt
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 38
15/02/13 13:29
Nummer:
Woordenstroom 1 en 2 Dankzij je familie en vrienden, de media en je opleiding breidt je woordenschat nog elke dag uit. Dat is ook nodig want in het hoger onderwijs verschilt het taalgebruik sterk van dat in het secundair onderwijs en van de taal die je thuis hanteert. De taal die je nodig zult hebben in je verdere studies, noemen we academisch taalgebruik.
Oefening 1
Klas:
Om je enig houvast te bieden in de dagelijkse woordenstroom bieden we na elke twee thema’s een pakketje woordenschatoefeningen aan. Ze helpen je de recent verklaarde woorden in te oefenen en te verankeren. Ze zullen zeker nog van pas komen in je verdere studies.
Vervolledig deze zinnen met een werkwoord dat op -eren eindigt. - Probeer dat eerst zonder de woordenlijst te consulteren en zet een kruisje naast de ingevulde zinnen. - Gebruik daarna de lijst en probeer de andere zinnen te vervolledigen. - Ken jezelf twee punten toe per juist antwoord zonder lijst en één punt per juist antwoord met lijst. - Vergelijk je score met die van je buurman. 1 Alle klasgenoten willen Katrien n
eren als vertegenwoordigster in de klassenraad.
2 Heleen durfde haar toekomstige schoonouders niet t 3 Valerie is van plan haar gedicht plechtstatig te d
Naam:
Woord in beeld
eren tijdens hun eerste ontmoeting. eren voor alle zesdejaars.
4 Jasmijn weet dat ze voor haar testen onvoldoende gestudeerd heeft en wil daarom een ernstige eren.
5 Op de kaart van Europa moet Bent de Schengenlanden i
eren.
6 De directie was absoluut niet te spreken over de choquerende cartoons en liet de schoolkrant c
Datum:
griep f
eren.
7 Youssef weet dat doorgedreven inspanning de enige sleutel tot succes is in de examenperiode, hij moet p
eren.
8 Sofie begreep hoe de vork aan de steel zat maar kon de situatie moeilijk v
eren,
ze kon het zich echt niet voorstellen. 9 Bij de tekstanalyse moest Pavel de volledige tekst in zijn eigen woorden p
eren.
10 De leerkracht geschiedenis wil op de opendeurdag de Slag bij Waterloo e
eren met enkele
tientallen perfect uitgedoste vrijwilligers.
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 39
39
15/02/13 13:29
Datum:
Oefening 2
Nederlands voor anderstaligen/gevorderden
De volgende moeilijke woorden staan niet in de woordenschatslijsten maar hun betekenis wordt transparant als je de woorddelen bestudeert. Gebruik je kennis van de wereld en vreemde talen om deze woorden te definiëren. 1 neuroloog: 2 multidisciplinair: 3 antropologie:
Naam:
4 homosociaal/heterosociaal: 5 uniform: 6 intramusculair: 7 synchroon: 8 trilogie:
Oefening 3
Bij de schoolpsycholoog
Marijn werd naar het CLB gestuurd omdat hij bijzonder moeilijk in het g kan lopen (precies doen wat er van je verwacht wordt) en zich niet g (bedaard, stil) kan houden tijdens de les. Zijn titularis bestempelde zijn gedrag bovendien als h
(arrogant, neerkijkend) en n
eigenliefde). Marijn verscheen p
(met overdreven veel
(precies op tijd) op de o
Klas:
(vereiste) afspraak en was nadien erg opgelucht, de psycholoog had slechts enkele s
(tekenen, indicaties) van laattijdige puberteit vastgesteld.
Nummer:
Oefening 4
In het leerlingendossier
Als titularis van een zesde jaar moet je na enkele maanden een verslag schrijven over een van je leerlingen. Omcirkel hieronder vijf woorden die van pas kunnen komen en gebruik ze daarna in een korte karakterschets. primaat – narratief – balsem – efficiënt – cruciaal – pauper – banaal – intuïtie – pril – interbellum – accuraat – futiel – snoeven – cognitief – impuls – mantra
40
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 40
15/02/13 13:29
Oefening 5
re
na
ma
di
lu
siet
ba
po
mat
il
kwi
tisch
com
man
sium
gym
zo
nent
se
ker
freen
schi
lem
sie
Klas:
Plaats de lettergrepen in de juiste volgorde en vorm zo acht woorden. Geef voor elk resultaat een verklaring in je eigen woorden.
Nummer:
Hakken en plakken
Woord 1: re Woord 2: di Woord 3: ba Woord 4: il Woord 5: com Woord 6: gym Naam:
Woord 7: se Woord 8: schi
Oefening 6
Woordkunst
Hopelijk weet je nog wat een anagram is. Ontcijfer de volgende anagrammen aan de hand van de verklaring die je tussen haakjes vindt. Datum:
1 TAPMIC (uitwerking, invloed, eect) = 2 PUTBAR (plotseling, ineens) = 3 TITCAN (ongeschonden, in orde) = 4 BULGEUR (bijzonder griezelig) = 5 DIERSEET (militaire dienst weigeren) = 6 WOORDENVELS (uitvlucht, smoesje) =
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 41
41
15/02/13 13:30
Datum:
Oefening 7
Verklaring zoekt woord
Verbind de verklaringen met het juiste woord. Als je de juiste combinaties maakt, vormen de bijbehorende vetgedrukte hoofdletters een uitdrukking. Verklaring
Woord
Naam:
1 griezelig, onheilspellend E
a garnering K
2 versiering N
b anamnese I
3 pijnlijk straen I
c kuieren K
4 de voorgeschiedenis van een ziekte K
d courant L
5 treuzelen N
e sinister E
6 op zijn gemak wandelen E
f
7 uitspraak, vonnis A
g kastijden N
8 gangbaar, gebruikelijk E
h verdict B
talmen D
Combinaties: 1
2
3
4
5
6
7
8
Begrip Klas:
Maak nu met de woorden uit de rechterkolom een duidelijke zin waaruit blijkt dat je ze ook echt kunt gebruiken. De betekenis moet duidelijk worden via de context. Vergelijk met je buurman.
Nummer:
42
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 42
15/02/13 13:30
taalstoornis als gevolg van een hersenbeschadiging
2 anamnese
de voorgeschiedenis van een ziekte
3 appreciatie
waardering
4 banaal
alledaags, plat
5 bureaucratie
overmaat aan regelende instanties en voorschriften
6 cardiovasculair
met betrekking tot hart en bloedvaten
7 casus
geval, zaak
8 causaliteit
oorzakelijkheid
9 censureren
alle elementen die verboden zijn, weghalen
10 cognitief
Klas:
1 afasie
Nummer:
Thema 1 Woordenschat
wat te maken heeft met voorstellingen in de geest of verwerking van informatie in de hersenen
11 component
samenstellend deel
12 courant
gangbaar, gebruikelijk
13 crosscultureel
intercultureel, verschillende culturen betreffend
14 cruciaal
beslissend, doorslaggevend
15 debuut
eerste optreden
16 degenereren
zijn goede eigenschappen verliezen, ontaarden
17 discrepantie
onderlinge afwijking, tegenstrijdigheid, tegenspraak
19 evoceren
voor de geest halen, oproepen
20 existentieel
verband houdend met het bestaan
21 expliciet
nadrukkelijk, letterlijk zo gezegd
22 fingeren
verzinnen
23 gedeisd
kalm, rustig
24 illusie
droombeeld, hersenschim
25 impact
uitwerking, invloed, effect
26 impliciet
(stilzwijgend) eronder begrepen
Naam:
18 een kink in de kabel onverwachte moeilijkheid
prikkel, stimulans volgzaam zijn, doen als de anderen
29 indiceren
aanwijzen, aanduiden
30 initieel
aanvankelijk, het begin betreffend
31 intact
ongeschonden, in orde
32 intuïtie
inzicht zonder nadenken, aanvoelen
33 lemma
titelwoord in een woordenboek of encyclopedie, trefwoord
34 lexicon
woordenboek of -lijst, alfabetisch overzicht van termen in een bepaald
35 monster
staal of proef om te oordelen over kwaliteit, gewicht enz.
36 nomineren
kandidaat stellen
37 panisch
extreem angstig, wat voortkomt uit paniek
38 parafraseren
de inhoud weergeven met andere woorden
39 perplex (staan)
verbluft, verbijsterd (zijn)
40 persisteren
doorgaan met, volhouden
Datum:
27 impuls 28 in het gareel lopen
vakgebied
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 43
43
15/02/13 13:30
Datum:
41 prevalentie
het percentage van de bevolking dat gedurende een bepaalde periode aan een bepaalde aandoening lijdt
42 pril
jong, nieuw, verkerend in een onvolgroeid stadium
43 primaat
halfaap, mensaap
44 punctueel
stipt, nauwkeurig
45 schizofreen
lijdend aan een geestesziekte waarbij normaal denkvermogen wordt
Naam:
afgewisseld met verward denken 46 semantisch
met betrekking tot de betekenis van woorden
47 symptoom
verschijnsel waaraan een ziekte, een probleem te herkennen is
48 talmen
treuzelen
49 verankeren
stevig bevestigen, (figuurlijk) van binnen hechten, vastzetten
50 yuppie
jonge, stedelijke carrièremaker
Thema 2 Woordenschat
Klas:
1 abrupt
plotseling, ineens
2 accuraat
nauwkeurig, juist
3 als dusdanig
op die manier
4 bakermat
plaats van oorsprong
5 balsem
zalf / (figuurlijk) iets wat het leed verzacht
6 beëdigen
een officiële functie geven door een eed te laten afleggen
7 choreografie
het ontwerpen van balletten en dansnummers
8 correspondent
iemand die berichten (uit een andere plaats) zendt aan een krant of omroep /
Nummer:
iemand met wie men een briefwisseling onderhoudt 9 declameren
voordragen
10 desertie
het zich onttrekken aan de militaire dienst
11 deurwaarder
iemand die als beroep ervoor zorgt dat mensen hun schulden betalen
12 differentie
verschil, onderscheid
13 dilemma
lastige keuze tussen twee zaken
14 efficiënt
doelmatig, doeltreffend
15 exclusiviteit
mate waarin iets zeldzaam of uniek is, waarin andere elementen of personen worden uitgesloten
16 futiel
nietig, onbeduidend
17 garnering
versiering
18 geallieerd
behorend tot een bondgenootschap, samenwerkend
19 gymnasium
(in Nederland) middelbare school met veel aandacht voor de klassieke oudheid
44
20 hautain
hooghartig
21 impliceren
met zich meebrengen, een andere betekenis toevoegen
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 44
15/02/13 13:30
periode tussen de twee wereldoorlogen, met name 1918 tot 1939 als in een spotbeeld, door komische overdrijving
24 kastijden
(pijnlijk) straffen
25 kuieren
op zijn gemak wandelen
26 luguber
bijzonder griezelig, huiveringwekkend
27 mantra
met goddelijke kracht geladen spreuk in het hindoeïsme
28 narcistisch
ziekelijk van zichzelf houdend
29 narratief
verhalend, verhaalkundig
30 obligaat
verplicht
31 onontkoombaar
niet te vermijden
32 ontbering
het missen van iets waar men grote behoefte aan heeft
33 onverdeeld
volledig
34 paria
verschoppeling / (in India) iemand die tot geen van de kasten behoort
35 pauper
arme
36 rekwisiet
voorwerp dat nodig is bij een toneelvoorstelling
37 relevant
ter zake dienend, van betekenis
38 shortlist
een ingekorte lijst met kandidaten voor een job, prijs, politieke functie
39 sinister
griezelig, onheilspellend
40 smiegtig
doortrapt, smerig (een smiecht is een doortrapt iemand, een smeerlap)
41 snoeven
pochen, opscheppen
42 tutoyeren
op vriendschappelijke manier praten, iemand met ‘jij’ aanspreken
43 verdict
uitspraak, vonnis, beslissing
44 vicieus
een vicieuze cirkel is een gang van zaken waardoor men telkens terugkeert tot de situatie die men wil verlaten
45 visualiseren
zichtbaar of als beeld voorstelbaar maken / een duidelijke voorstelling
Naam:
Klas:
Nummer:
22 interbellum 23 karikaturaal
hebben van uitvlucht, smoesje
47 wrang
zuur, scherp
48 wrok
bittere haat Datum:
46 voorwendsel
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 45
45
15/02/13 13:30
Datum: Naam: Klas: Nummer:
46
Woordenstroom 1 en 2
60132_NTC_6ASO_WERKBOEK.indb 46
15/02/13 13:30