NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
4 5 6
©
VA N
IN
Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten
2
NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
Katern 4
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe i.s.m.
Š
VA N
IN
Lieve Evens
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
VA N
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
IN
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
Š
Hier vind je het lesmateriaal per les, o.a. videobestanden.
3
Hoe werk ik met dit boek? Voor het vak Natuurwetenschappen werk je dit jaar met het boek NW voor JOU – onderzoekeditie. Dat bestaat uit drie katernen:
VA N
IN
Katern 4: Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten Katern 5: Voortplanting bij de mens Katern 6: Wetenschap in de samenleving
Š
Vooraan in elk katern vind je een korte samenvatting over wat je juist zult behandelen, gevolgd door een inhoudsopgave. Ook bij de start van ieder hoofdstuk krijg je nog een korte inleiding. Zo weet je elke les in welk deel je juist bent aanbeland.
4
In elk hoofdstuk vind je onderzoeksvragen terug.
VA N
IN
Om die vragen te kunnen beantwoorden, moet je soms een opdracht of een experiment uitvoeren. Het is daarbij belangrijk dat je de opdracht stap voor stap en zo nauwkeurig mogelijk uitvoert.
Š
Soms wil je gewoon nog meer over een bepaald onderwerp weten. Daarom bieden we verdiepingsleerstof aan via www.diddit.be.
Met je resultaat kun je zelf een besluit op papier zetten. Het besluit duiden we aan met een achtergrondkleurtje zodat je bij het leren duidelijk ziet wat je moet kennen en kunnen.
Al de besluiten samen vormen het onderdeel om te onthouden dat je achteraan elk hoofdstuk vindt. Daarin vatten we dus telkens de leerstof van het hele hoofdstuk samen.
5
Als je leraar een toets aankondigt, zal hij je alvast op weg helpen door je te verwijzen naar de evalueer jezelf-pagina die je achteraan elk hoofdstuk terugvindt.
In de eerste kolom kun je de datum van de toets noteren.
VA N
IN
De tweede kolom geeft aan wat je juist moet kunnen.
Š
Samen met je leraar noteer je in de derde kolom waar je die leerstof kunt terugvinden.
Gebruik de laatste kolommen om aan te vinken of je het onderdeel beheerst of niet.
Wil je graag nog wat extra oefeningen maken, liefst met de computer? Dat kan! Neem gauw een kijkje op www.diddit.be.
6
Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten
Š
VA N
IN
In dit katern ontdek je dat planten aan fotosynthese doen. Je onderzoekt hoe bloemen zijn gebouwd en hoe bloemplanten zich voortplanten.
Inhoud Intro Hoofddelen van een bloemplant
9
Hoofdstuk 1 1.1 Planten vormen energierijke stoffen
18
1.2 Fotosynthese
26
1.2.1 Wat is fotosynthese?
26
1.2.2 Het belang van fotosynthese
33
1.2.3 Broeikaseffecten en bio-energie
38
VA N
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
45
2.1 Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten 46
2.1.1 Bouw van een bloem en functie van
de bloemdelen
46
2.1.2 Bestuiving en bevruchting
50
2.1.3 Ontwikkeling van een vrucht
54
Š
2.2 Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij
55
bloemplanten
Begrippenlijst
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal vind je op www.diddit.be.
8
IN
Producenten doen aan fotosynthese 17
71
Intro
Hoofddelen van een bloemplant
Vorig jaar leerde je tijdens de biotoopstudie de hoofddelen van een bloemplant kennen. Dit jaar bestudeer je hoe planten zich voeden en zich voortplanten. Vooraleer deze thema’s aan te vatten bekijk je in deze intro eerst de bouw van de hoofddelen van de bloemplant. Onderzoeksvraag
Welke hoofddelen heeft een bloemplant?
VA N
Duid op de afbeelding de vier hoofddelen van de bloemplant aan en noteer telkens de naam.
IN
Opdracht
©
Afb. 1 siertabak
Besluit Een bloemplant heeft: • • • • 9
INTRO
Onderzoeksvraag
Uit welke delen bestaat een wortel? Opdracht
Afb. 2
IN
Noteer op de afbeelding: hoofdwortel – zijwortel.
VA N
Je ziet nog meer delen aan een wortel.
Je leraar liet tuinkerszaadjes kiemen zoals op de afbeelding 3. Bekijk met een loep de wortels van de ontkiemde zaadjes. Beschrijf wat je op de wortel ziet. Afb. 3
Š
Vergelijk je waarnemingen met de afbeeldingen.
Afb. 4 wortelhaartjes op cichorei
Afb. 5 wortelhaartjes op rode biet
Afb. 6 kiemplantje met wortelharen
De fijne deeltjes die je ziet, zijn wortelharen. Ze zijn heel kwetsbaar en breken als je de plant uit de grond haalt. Enkel bij bovengronds gekweekte wortels kun je de wortelharen waarnemen. Kleur het worteldeel met wortelharen op afbeelding 2 bruin.
Besluit Wortels zijn vertakt. Dicht bij het uiteinde van de fijne vertakkingen van de wortels zitten
10
INTRO
Onderzoeksvraag
Zijn alle wortels van bloemplanten gelijk? Opdracht
Afb. 7 gras
IN
Bekijk de afbeeldingen van gras, paardenbloem, klimop en orchidee. Het grondoppervlak is voorgesteld met een horizontale lijn. Kleur op de afbeeldingen de wortels bruin.
Afb. 8 paardenbloem
VA N
Groeien alle wortels onder de grond? Zet een kruisje in de juiste kolom.
Afb. 9 klimop
Naam van de plant
Groeiplaats van de wortels
onder de grond
gras
Afb. 10 orchidee
boven de grond
paardenbloem
©
klimop orchidee
Zijn alle wortels van eenzelfde plant even groot? Zet een kruisje in de juiste kolom. Naam van de plant
Bouw van de wortels één grote wortel met daarop kleinere wortels
meerdere ongeveer even grote wortels
gras paardenbloem klimop orchidee
Besluit Wortels verschillen in • • 11
INTRO
Onderzoeksvraag
Welke delen zie je aan een stengel? Experiment Benodigdheden bebladerde tak
knoop
IN
tussenknoopstuk
Afb. 11b onbebladerde tak van linde
VA N
Afb. 11a bebladerde tak van linde
©
Werkwijze - Neem de bebladerde tak. - Verwijder alle bladeren. - Wat zie je op de plaats waar het blad stond? - Noteer je antwoord bij waarneming 1. - Wat staat er nu nog op de tak? - Noteer je antwoord bij waarneming 2. - Verwijder deze delen. - Glijd met je vingers van boven naar onderen over de tak. - Schrap het foutieve antwoord bij waarneming 3. WAARNEMING 1 2 3 Je voelt wel / geen oneffenheden. Verklaring Het oneffen deel van de stengel waar een blad en een knop vastzitten, is een Het effen deel van de stengel tussen twee opeenvolgende knopen is een
Besluit Aan elke stengel zie je • • 12
Onderzoeksvraag
Zijn alle stengels van bloemplanten gelijk? Opdracht
Afb. 12 beuk
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen van een beuk, een witte dovenetel, een herderstasje en een aardbeiplant. Kleur op de afbeeldingen de stengels groen. Het grondoppervlak is voorgesteld met een horizontale lijn.
Afb. 13 witte dovenetel
Afb. 14 herderstasje
Afb. 15 aardbeiplant
Dragen alle stengels dezelfde plantendelen? Zet een kruisje in de juiste kolom(men).
Š
INTRO
De stengel draagt
Naam van de plant
blad
bloem
knop*
beuk
witte dovenetel herderstasje aardbeiplant * Een knop is het begin van een nieuw plantendeel. Uit een knop kan het volgende jaar een stengel met bladeren groeien.
13
Groeien alle stengels boven de grond? Zet een kruisje in de juiste kolom. Groeiplaats van de stengel
Naam van de plant
onder de grond
boven de grond
beuk witte dovenetel herderstasje aardbeiplant Groeien alle stengels verticaal? Zet een kruisje in de juiste kolom. Groeirichting van de stengel
Naam van de plant
verticaal
horizontaal
beuk
IN
witte dovenetel herderstasje
Besluit
VA N
aardbeiplant
De stengels van bloemplanten verschillen in •
©
•
Onderzoeksvraag
Welke delen heeft een blad? Opdracht Bekijk een blad van een beuk, esdoorn, grote weegbree of foto’s van die bladeren.
Afb. 16 blad van een beuk
14
Afb. 17 blad van een esdoorn
Afb. 18 blad van grote weegbree
INTRO
INTRO
©
VA N
IN
Zoek de gelijkenissen. Maak een tekening van een blad. Nummer de delen op je tekening. Kies uit: 1 bladsteel deel van het blad waarmee het blad vastzit aan de stengel 2 bladschede onderste, verbreed gedeelte van de bladsteel waarmee de bladsteel vastzit aan de stengel 3 bladrand omtreklijn van de bladschijf grootste nerf in het verlengde van de bladsteel, meestal in het midden 4 hoofdnerf van de bladschijf 5 zijnerf vertakking van de hoofdnerf 6 adertje kleinste vertakking van de zijnerf 7 bladmoes groene materie van het blad tussen de nerven en adertjes
De bladschijf omvat de nummers: Het volledige blad bestaat uit de bladschijf en de
Besluit Bladeren bestaan uit twee grote delen: • • De bladschijf bestaat uit: • • •
15
om te onthouden Een bloemplant bestaat uit: - Wortels met wortelhaartjes - Stengels met knopen en tussenknoopstukken
Š
VA N
IN
- Bladeren met een - bladsteel - bladschijf met nerven, adertjes en bladmoes
16
INTRO
©
VA N
IN
1
PRODUCENTEN DOEN AAN FOTOSYNTHESE
In dit hoofdstuk leer je dat planten zelf hun
voedingsstoffen aanmaken met behulp van licht, stoffen uit de bodem en stoffen uit de lucht. Je onderzoekt wat fotosynthese is en wat het belang ervan is. Je leert over het broeikaseffect en over bio-energie.
17
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
1.1 Planten vormen energierijke stoffen Vorig jaar leerde je dat planten de enige organismen zijn die zich niet voeden met andere organismen. onderzoeksvraag
Welke energierijke stoffen bevat een plant? Experiment
- diastix (herkenningsmiddel voor
IN
Benodigdheden - voorgeweekte boon - appel - aardappel - blad van een gezonde plant (dovenetel, broedplant ‌) - vier petrischalen - rasp - koffielepel - mesje - water
VA N
- lugol (herkenningsmiddel voor
Afb. 1 diastix
Afb. 2 lugol
) )
Š
Werkwijze - Rasp een boon fijn in petrischaal 1 en spoel de rasp af. - Rasp een appel fijn in petrischaal 2 en spoel de rasp af. - Rasp een aardappel fijn in petrischaal 3 en spoel de rasp af. - Kneus het oppervlak van een jong blad in petrischaal 4. Gebruik daarvoor de bolle zijde van een koffielepel. - Breng het teststrookje van de diastix in contact met de geraspte boon in petrischaal 1. Zorg ervoor dat het strookje goed in contact komt met het sap van de boon. - Bekijk het teststrookje en noteer je waarneming in de tabel. - Breng telkens een nieuw teststrookje van diastix in contact met de geraspte appel, de geraspte aardappel en het gekneusde blad. - Noteer je waarnemingen in de tabel. - Breng enkele druppels lugol aan op de geraspte boon, de geraspte appel, de geraspte aardappel en het gekneusde blad. - Laat de lugol even inwerken. - Noteer je waarnemingen in de tabel WAARNEMING boon
appel
diastix lugol
Besluit Een plant bevat de energierijke stoffen 18
aardappel
blad
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
Glucose wordt getransporteerd naar alle cellen van de plant en omgezet in zetmeel. Glucose en zetmeel zijn energierijke stoffen, de voedingsstoffen voor de plant. Zetmeel bestaat uit een aaneenschakeling van glucosemoleculen.
zetmeelmolecule
glucosemolecule
Afb. 3 zetmeel en glucose
onderzoeksvraag
Waar halen planten die energierijke stoffen vandaan?
VA N
IN
Hypothese Lees wat in de tekstballonnen staat. Omcirkel het antwoord dat volgens jou juist is.
Š
Afb. 4
Om deze onderzoeksvraag op te lossen, voer je twee experimenten uit.
EXPERIMENT 1 – Zitten er energierijke stoffen in het bodemwater? Benodigdheden - proefbuis met bodemwater (gedestilleerd water met teelaarde of tuinaarde) - diastix - lugol
teelaarde
gedestilleerd Werkwijze water - Bereid het bodemwater zoals aangegeven op afbeelding 5. - Neem een diastixteststrookje. - Dompel het blauwe teststrookje even in de proefbuis met bodemwater. bodemwater - Bekijk het teststrookje en noteer je waarneming bij 1. - Breng enkele druppels lugol in de proefbuis met bodemwater. - Noteer je waarneming bij 2. Afb. 5 bereiding van bodemwater
19
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
WAARNEMING 1 2 In het bodemwater zit wel / geen glucose (energierijke stof). In het bodemwater zit wel / geen zetmeel (energierijke stof).
EXPERIMENT 2 – Zitten er energierijke stoffen in de lucht? Benodigdheden - proefbuis - lugol - diastix
WAARNEMING 1 2
VA N
IN
Werkwijze - Breng wat lugol in de proefbuis. - Schud de proefbuis enkele keren. Zo breng je de lugol in contact met de lucht. - Noteer je waarneming bij 1. - Neem een diastixteststrookje. - Beweeg het strookje enkele keren heen en weer in de lucht. - Noteer je waarneming bij 2.
In lucht zit wel / geen zetmeel.
Š
In lucht zit wel / geen glucose. In lucht zitten wel / geen energierijke stoffen.
Besluit Planten halen energierijke stoffen wel / niet uit de bodem en wel / niet uit de lucht. Planten maken, op een of andere manier, zelf de nodige energierijke stoffen.
Controleer de hypothese. Wat stel je vast?
Je zoekt verder uit hoe dat gebeurt.
20
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
onderzoeksvraag
Welke stoffen nemen planten op uit de bodem? Experiment 1 Een maatglas is enkele dagen geleden met water gevuld. Een bloemplant zit met de wortels in het water. Het waterniveau is op dat moment op de maatcilinder aangeduid. Het laagje olie op het wateroppervlak verhindert de verdamping.
Afb. 6 proefopstelling experiment 1
WAARNEMING
IN
Wat is er met het waterniveau gebeurd?
Experiment 2
VA N
Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. ® De plant neemt water op langs de wortel. ® De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel.
©
Eén plantje staat al twee dagen in een glas gevuld met water en eosine. Een tweede plantje staat in een ander glas gevuld met water en rood krijtpoeder. Vergelijk beide opstellingen.
Afb. 7 proefopstelling experiment 2
rood krijtpoeder
eosine
WAARNEMING Het plantje in het glas met eosine is verkleurd / niet verkleurd. Het plantje in het glas met rood krijtpoeder is verkleurd / niet verkleurd. 21
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. ® De plant neemt water op langs de wortel. ® De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel. ® De opname gebeurt langs alle wortels. ® De opname gebeurt langs de wortelharen. ® De wortel hecht de plant vast.
Experiment 3
VA N
IN
Twee maatcilinders zijn voor de helft met water en eosine gevuld. In de ene maatcilinder staat al twee dagen een plantje met wortelharen. In de andere maatcilinder staat een plantje met beschadigde wortels. Vergelijk beide opstellingen.
Afb. 8 proefopstelling experiment 3
Verkleuren beide plantjes?
©
Welk plantje verkleurt?
Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. ® De plant neemt water op langs de wortel. ® De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel. ® De opname gebeurt langs alle wortels. ® De opname gebeurt langs de wortelharen. ® De wortel hecht de plant vast.
Besluit Planten nemen
en op uit de bodem via de wortelhaartjes.
22
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
onderzoeksvraag
Welke weg volgen het water en de opgenomen stoffen in de plant? Experiment 1 Een tak van laurierkers staat in een maatcilinder, voor de helft gevuld met water en eosine. Op de maatcilinder is het oorspronkelijke vloeistofniveau aangeduid.
IN
Afb. 9 proefopstelling experiment 1
WAARNEMING
Wat is er na enkele dagen met het vloeistofniveau gebeurd?
VA N
Wat is er met de bladeren gebeurd? Waar is de vloeistof gebleven?
Experiment 2
Š
Benodigdheden - stengel van experiment 1 - snijplank - aardappelmes
Werkwijze - Neem de stengel uit de gekleurde vloeistof. - Snijd ongeveer 1 cm af onderaan de stengel. Gooi dit stukje in de vuilnisbak. - Snijd van de stengel een stukje van 3 cm af. - Bekijk het snijvlak. Dit is de dwarse doorsnede. - Noteer wat je ziet bij waarneming 1. - Kleur je waarneming in op de afbeelding van de dwarse doorsnede. - Snijd het stuk stengel van boven naar onder juist in het midden door. - Bekijk het nieuwe snijvlak. Dit is de overlangse doorsnede. - Noteer wat je ziet bij waarneming 2. - Kleur je waarneming in op de afbeelding van de overlangse doorsnede.
23
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
WAARNEMING 1
Afb. 10 dwarse doorsnede
IN
2
Experiment 3
VA N
Afb. 11 overlangse doorsnede
©
Drie maatcilinders zijn twee dagen geleden tot op dezelfde hoogte gevuld met gekleurd water. Alle maatcilinders bevatten een takje laurierkers. Van één takje laurierkers zijn alle bladeren verwijderd. Van een ander takje laurierkers is de helft van de bladeren verwijderd. Over de top van elk takje is een plastic zak geplaatst, die net boven het wateroppervlak is dichtgebonden.
1
WAARNEMING
2
3
Afb. 12 proefopstelling experiment 3
Bekijk de drie plastic zakken. Wat zie je? Welke zak bevat de meeste waterdamp? Is de waterdamp verkleurd? Wat gebeurt er met de opgeloste stoffen?
Besluit Water en opgeloste stoffen gaan van tot in bladeren verdampt een deel van het water. 24
, langs . Langs de
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
onderzoeksvraag
Wat is het verschil tussen de massa van een eikel (= zaad) en de massa van een stuk eikenhout (= deel van de stengel van een volwassen plant)? Experiment Benodigdheden - eikel - stuk eikenhout - digitale balans
WAARNEMING m=
2 massa van het stuk eikenhout
m=
Besluit
Afb. 14 stuk eikenhout op digitale balans
g g
VA N
1 massa van de eikel
eikel op digitale balans
IN
Werkwijze Afb. 13 - Bepaal de massa van de eikel. - Noteer je waarneming bij 1. - Bepaal de massa van het stuk eikenhout. - Noteer je waarneming bij 2.
De massa van een zaad is groter / kleiner dan de massa van een deel van de volwassen plant. Een zaad van een bloemplant (eikel) groeit uit tot een volwassen plant (eikenboom). Bij het uitgroeien van een zaad tot een volwassen plant neemt de massa toe / af.
Š
Hoe verklaar je die massaverandering van een plant?
In het experiment bepaalde je slechts de massa van een deel van een volwassen plant omdat je de massa van een volledige volwassen plant, namelijk een eikenboom, moeilijk kunt bepalen.
25
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
1.2 Fotosynthese 1.2.1 Wat is fotosynthese? onderzoeksvraag
Wat heeft een plant nodig om energierijke stoffen te vormen? Formuleer een hypothese
opdracht 1
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 16
VA N
Afb. 15
Afb. 17
Welke activiteiten zie je op afbeeldingen 15, 16 en 17? Waarom doet men dat?
Š
Besluit
Een plant heeft
en
nodig om te groeien.
Experiment 1 Benodigdheden - jonge, gezonde geraniumplant of dovenetel - aluminiumfolie of karton (10 cm x 2 cm) - plantenlamp - elektrische kookplaat - maatbeker met 250 ml water - maatbeker met 250 ml gedenatureerde alcohol - petrischaal - 2 paperclips - lugol - pincet - lepel - 2 ovenwanten 26
Afb. 18 afgedekt blad voor behandeling
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
kokend water
kokende alcohol
Afb. 19 proefopstelling experiment 1
IN
Werkwijze Uit te voeren in voorgaande les. - Neem een strook karton of aluminiumfolie van 10 cm x 2 cm. - Vouw die strook dubbel in de lengte. - Bevestig de strook met behulp van paperclips aan een gezond, jong blad van de dovenetel of de geranium. Daarbij worden zowel de bovenkant als de onderkant van een deel van het blad volledig afgeschermd van het licht (zie afbeelding 18). - Laat de plant in het licht staan tot de volgende les. Ook ’s nachts moet de plant in het licht blijven staan. Gebruik hiervoor de plantenlamp.
Š
VA N
Uit te voeren in deze les. - Pluk het afgedekte blad van de plant. - Verwijder het karton of de aluminiumfolie van het blad. - Plaats de maatbeker met water op de kookplaat. - Schakel de kookplaat aan en breng het water aan de kook. - Neem het blad vast met het pincet. - Leg het blad gedurende enkele seconden in het kokende water. - Haal het blad met de lepel uit het kokende water. - Wat is er met het blad gebeurd? Noteer je waarneming bij 1. - Doe de ovenwanten aan. - Neem de maatbeker met kokend water van de kookplaat. - Plaats de beker met alcohol op de kookplaat en breng de alcohol aan de kook. - Dompel het blad met behulp van de lepel in de kokende alcohol. - Wat gebeurt er met de alcohol? Wat gebeurt er met het blad? Noteer je waarneming bij 2. - Haal het blad met de lepel uit de kokende alcohol. - Dompel het blad even in het warme water om de overtollige alcohol weg te spoelen. - Neem het blad met de lepel uit het water. - Leg het blad in een petrischaal. - Druppel lugol over het blad tot het blad volledig bedekt is. - Laat de lugol even inwerken. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 3. WAARNEMING 1 Door het kokende water zijn de cellen gedood en worden ze doorlaatbaar. 2
.
3
. 27
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
IN
Vaststelling Er is wel / geen zetmeel aanwezig in het afgedekte deel van het blad.
Besluit
VA N
Afb. 20 afgedekt blad na behandeling
Een plant heeft
Š
zetmeel, te vormen.
28
nodig om energierijke stoffen, zoals
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
opdracht 2 Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 21
Afb. 22
Besluit
VA N
Waarom doet men dat?
IN
Wat zie je op afbeeldingen 21 en 22?
Een plant heeft licht / geen licht nodig voor de vorming van zetmeel
Š
(= energierijke stof).
Licht geeft aan planten de nodige energie om de energierijke stof glucose en ook zetmeel te vormen. Planten die geen licht krijgen, produceren geen glucose. ’s Nachts, in het donker, ligt de glucoseproductie stil. In de winter, als er minder uren licht per dag zijn, vormt een plant minder glucose.
29
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
opdracht 3 Bekijk de proefopstelling van een experiment op afbeelding 23.
Afb. 23
Š
VA N
IN
Een groen blad van een dovenetel wordt in een plastic zak gebracht samen met koolstofdioxide(CO2)-absorberende korrels. Die korrels nemen alle koolstofdioxide weg uit de lucht in de zak. Het blad blijft gedurende 24 uur in die koolstofdioxidearme omgeving staan, in het licht. Het wordt vervolgens gebleekt om de groene kleur te verwijderen en overgoten met lugol (afbeelding 24b). Een ander blad dat wel koolstofdioxide kon opnemen uit de lucht wordt ook gebleekt en overgoten met lugol (afbeelding 24c).
Afb. 24a onbehandeld blad
Afb. 24b behandeld blad uit koolstofdioxide-arme omgeving
Afb. 24c behandeld blad uit koolstofdioxide-rijke omgeving
WAARNEMING Noteer wat je ziet op afbeeldingen 24b en 24c.
Welk blad bevat zetmeel? Verklaring
Besluit Een plant heeft koolstofdioxide / geen koolstofdioxide (CO2) uit de lucht nodig voor de vorming van zetmeel. 30
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
Met de opdrachten stelde je de aanwezigheid van zetmeel vast in groene plantendelen. In werkelijkheid wordt door de bladgroenkorrels onder invloed van licht glucose gevormd. De glucosemoleculen worden omgevormd tot grotere zetmeelmoleculen en in die vorm bewaard. Op pagina 19 zie je op afbeelding 3 dat zetmeel een grote molecule is. Een zetmeelmolecule wordt gevormd door het aaneenschakelen van een reeks glucosemoleculen.
IN
Op afbeelding 25 zie je huidmondjes. Dat zijn kleine openingen in het bladoppervlak.
Afb. 25 microscopisch beeld van dekweefsel van preiblad met huidmondjes
Experiment 2
VA N
Wat is de functie van een huidmondje, denk je?
©
Benodigdheden - gevlekt blad van siernetel of blad met witte rand (siergeranium, sierklimop …) - twee elektrische verwarmingsplaten - twee maatbekers van 250 ml - petrischaal of plat schaaltje - lang pincet - norvanol - lugol
Afb. 26 blad van siernetel
Werkwijze - Vul een maatbeker voor de helft met water en breng het aan de kook op de verwarmingsplaat. - Pluk een jong blad van de plant en houd het met het pincet gedurende 30 seconden in het kokende water. De cellen van het blad worden daardoor gedood en doorlaatbaar voor lugol. - Vul de andere maatbeker voor de helft met norvanol en breng die norvanol ook aan de kook. Dat gaat zeer snel, want alcohol kookt al bij ongeveer 60 °C. - Dompel het blad in de kokende norvanol totdat het ontkleurd is. - Dompel het hard geworden blad opnieuw even in het kokende water om het soepel te maken. - Spreid het blad uit in een petrischaal. - Overgiet het met lugol en laat even inwerken.
31
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
WAARNEMING
Verklaring
Besluit Bladgroen is nodig / niet nodig voor het vormen van glucose en zetmeel.
IN
Besluit Om energierijke stoffen te vormen heeft een plant nodig: • • •
VA N
•
FOTOSYNTHESE of bladgroenverrichting is de naam van het proces waarbij planten, onder invloed van licht, glucose vormen uit water en koolstofdioxide.
©
Glucose wordt omgevormd tot zetmeel. Glucose en mineralen zijn de basisstoffen voor de vorming van vetten en eiwitten. Water en mineralen halen planten uit Koolstofdioxide halen ze uit Fotosynthese gebeurt in alle groene plantendelen. Plantendelen zonder bladgroen kunnen niet aan fotosynthese doen.
32
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
1.2.2 Het belang van fotosynthese onderzoeksvraag
Wat vormt een groene plant nog tijdens de fotosynthese? Experiment
VA N
IN
Benodigdheden - maatbeker van 500 ml - brede proefbuis - glazen trechter - verse waterpestplantjes
Š
Werkwijze Afb. 27 - Vul de maatbeker met water. - Breng enkele waterpestplantjes in de trechter en zet de trechter omgekeerd in de gevulde maatbeker. Zorg ervoor dat de hals van de trechter volledig onder water staat. - Plaats een met water gevulde proefbuis over de hals van de trechter. Er mogen geen luchtbellen in de proefbuis aanwezig zijn. - Laat de proefopstelling enkele dagen in het licht staan. WAARNEMING
Besluit Een groene plant vormt
.
33
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
onderzoeksvraag
Welk gas vormen groene, belichte planten? Experiment Benodigdheden - met gas gevulde proefbuis uit het vorige experiment - houtspaander - lucifers Werkwijze - Breng het gevormde gas in contact met een gloeiende houtspaander. Opgelet: zorg ervoor dat de houtspaander niet in contact komt met het water of de wand van de proefbuis!
IN
WAARNEMING
Besluit
VA N
Verklaring
Š
Groene, belichte planten vormen
34
.
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
onderzoeksvraag
Wat is het belang van fotosynthese? In de lessen over voedselrelaties leerde je dat planten altijd vooraan staan in een voedselketen. Planten zijn de belangrijkste voedselbron voor alle levende wezens op aarde doordat zij energierijke verbindingen zoals glucose, zetmeel en vetten vormen. Planten halen hun energie daarvoor uit het licht van de zon tijdens de fotosynthese. Planten nemen geen energierijke stoffen op uit hun omgeving, maar vormen deze zelf. Planten zijn autotrofe organismen. Dieren die zich met planten voeden, planteneters, halen hun nodige energie uit planten. Vleeseters halen hun energie uit het vlees van planteneters. Ook al eet je vlees, dat vlees komt van een dier dat zich met planten heeft gevoed. Dieren, zowel planteneters als vleeseters, zijn heterotrofe organismen. Daarom zijn planten de producenten in de natuur.
IN
Tijdens de fotosynthese produceren planten zuurstofgas (O2) als nevenproduct. Dat geven ze af aan de lucht via kleine openingen in het bladoppervlak, de huidmondjes. Het zuurstofgas is levensnoodzakelijk voor planten, dieren en mensen. Zonder zuurstofgas kan een plant, een dier of een mens niet leven. Zuurstofgas wordt gebruikt tijdens de celademhaling, waarbij glucose afgebroken wordt tot koolstofdioxide en water. Daarbij komt energie vrij in de vorm van warmte en chemische energie. Die chemische energie wordt gebruikt om te bewegen, te groeien en voor alle andere levensactiviteiten.
Š
VA N
De belangrijkste producenten van zuurstofgas op aarde zijn niet de bomen en bossen maar de eencellige algen en wieren in de oceanen. Zij zijn verantwoordelijk voor meer dan 70 % van de zuurstofgasproductie op deze aarde.
Afb. 28 eencellige algen
Nog een reden waarom fotosynthese belangrijk is, is dat planten koolstofdioxide opnemen uit de lucht en daardoor het broeikaseffect verminderen.
Besluit Door de fotosynthese zijn planten de belangrijkste voor alle levende wezens op aarde. Door fotosynthese zijn planten de belangrijkste bron van op aarde. Door fotosynthese vermindert de hoeveelheid in de lucht en vermindert het broeikaseffect. 35
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
onderzoeksvraag
Welk verband is er tussen fotosynthese en ademhaling? Tijdens de fotosynthese vinden in de cellen van een groene plant stofomzettingen plaats die we kunnen voorstellen met het deeltjesmodel. Planten vormen uit water en koolstofdioxide, onder invloed van licht, glucose en zuurstofgas.
+
+
CO2
Afb. 29 deeltjesmodel
glucose
IN
H2O
+
+
O2
Š
VA N
Tijdens de fotosynthese vinden in de cellen van een groene plant ook energieomzettingen plaats. Lichtenergie van de zon wordt opgeslagen als chemische energie in energierijke stoffen, zoals glucose, zetmeel en vetten. Bij het verbranden van plantaardig voedsel in de cellen van dieren en mensen wordt de chemische energie uit glucose omgezet in thermische energie, bewegingsenergie of elektrische energie. Dat is het proces van de celademhaling.
opdracht
Noteer de stofomzettingen die plaatsvinden tijdens de fotosynthese. Zoek in de begrippenlijst de stofomzettingen op die plaatsvinden bij de celademhaling. Vergelijk de twee stofomzettingen. Wat stel je vast?
36
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
stofomzettingen energieomzettingen
ZON lichtenergie
energierijke stoffen
IN
water en koolstofdioxide
chemische energie
dierencel
VA N
plantencel
thermische energie bewegingsenergie elektrische energie
zuurstofgas en energierijke voedingsstoffen FOTOSYNTHESE
CELADEMHALING
Š
Afb. 30 verband tussen fotosynthese en celademhaling
Besluit De stofomzettingen van fotosynthese en celademhaling verlopen tegengesteld aan elkaar. De energie die opgeslagen wordt bij de fotosynthese komt terug vrij bij de celademhaling.
37
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
1.2.3 Broeikaseffect en bio-energie onderzoeksvraag
Wat is het broeikaseffect en hoe komt het tot stand? opdracht Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen. Ons klimaat wordt bepaald door de luchtlaag rondom de aarde. Die laag is de atmosfeer of dampkring. De dampkring bestaat uit verschillende gassen die het zonlicht naar de aarde doorlaten. Daardoor warmt de aarde op.
IN
De aarde geeft die warmte ook weer af. De warmteafgifte wordt door bepaalde gassen in de dampkring, zoals koolstofdioxide en waterdamp, tegengehouden. De aarde neemt daardoor meer warmte op dan ze kan afgeven. Ze warmt dus op. Dat is het broeikaseffect.
VA N
Door ons dagelijkse energieverbruik (verbranding van fossiele brandstoffen, zoals aardolie, steenkool en aardgas), door de industrie, het verkeer en de sterkere mechanisatie in land- en tuinbouw komen er veel koolstofdioxide en andere schadelijke stoffen in de lucht. De koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer neemt sterk toe. Daardoor wordt het broeikaseffect versterkt.
Š
dampkring dampkring
broeikaseffect broeikaseffect
dampkring dampkring
platbranden platbranden regenwoud regenwoud
broeikaseffect broeikaseffect versterkt versterkt broeikaseffect broeikaseffect
smeltend smeltendijsijs
industrie industrie
overoverstroming stroming bewoningen bewoningen verkeer verkeer zeespiegel zeespiegel stijging stijging
Afb. 31 het broeikaseffect
Afb. 32 het versterkte broeikaseffect
Tijdens het fotosyntheseproces nemen planten koolstofdioxide op. Daardoor daalt de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer en zo vermindert de opwarming van de aarde. Een enkele boom kan gedurende zijn hele leven tot ruim 1 000 kg koolstofdioxide opnemen. 38
Hoofdstuk 1
Producenten doen aan fotosynthese
De mens stoot momenteel meer koolstofdioxide uit door de verbranding van fossiele brandstoffen dan alle planten op aarde kunnen opnemen. Daarom is het zo belangrijk dat we nieuwe bossen aanplanten. Ook moeten we de bestaande bossen, zoals het Amazonewoud in Zuid-Amerika, in stand houden en beschermen. Tenslotte moeten we ook naar alternatieven zoeken voor aardolie en aardgas om de koolstofdioxideverhoging in de atmosfeer te beperken. Over de juiste gevolgen van de versterking van het broeikaseffect is nog niet alles bekend. Het is echter wel duidelijk dat er ingrijpende klimaatsveranderingen zullen optreden. In Kyoto kwam in december 1997 het Kyoto-protocol tot stand, een historisch akkoord. Daarin spraken de grote industrielanden af om de uitstoot van broeikasgassen, zoals koolstofdioxide, te beperken. De belangrijkste bepaling is om tegen 2012 de uitstoot aanzienlijk te beperken ten opzichte van de uitstoot in 1990.
VA N
1 Wat is het broeikaseffect?
IN
In december 2009 vond er een internationale klimaatconferentie plaats in de Deense stad Kopenhagen. Het daar opgestelde klimaatverdrag vervangt het Kyoto-protocol vanaf 2012 en bevat doelen voor 2020. Onderwerpen van gesprek waren de hoeveelheid broeikasgassen die minder uitgestoten mag worden, de ontbossing en hulp voor ontwikkelingslanden die kampen met de gevolgen van de huidige klimaatsveranderingen.
Š
2 Leg uit hoe het broeikaseffect versterkt wordt.
3 Welk gas is grotendeels verantwoordelijk voor het broeikaseffect?
4 Wat kun jij doen om het broeikaseffect te verminderen? Geef drie oplossingen.
5 Leg uit hoe bossen het broeikaseffect kunnen verminderen.
39
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
onderzoeksvraag
Wat is bio-energie? opdracht Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.
Afb. 33 koolzaadveld
VA N
IN
Tijdens het fotosyntheseproces vindt er een energieomzetting plaats. Lichtenergie van de zon wordt omgezet in chemische energie, die vastgelegd wordt in glucose en zetmeel. De energierijke stoffen, zoals vetten (oliĂŤn), die planten vormen na de omzetting van glucose kan de mens ook gebruiken als brandstof. Bio-energie is opgeslagen zonne-energie in planten in de vorm van energierijke verbindingen (glucose, zetmeel, vetten) en is afkomstig van recentelijk opgenomen koolstofdioxide uit de lucht. Bio-energie verhoogt het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer niet. Fossiele brandstoffen zijn ook afkomstig van planten en bevatten ook opgeslagen zonneenergie. Het koolstofdioxide daarvan werd miljoenen jaren geleden opgenomen uit de atmosfeer en komt nu plots massaal vrij door verbranding. Fossiele brandstoffen verbranden verhoogt daarom het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer wel.
Afb. 34 bloem van koolzaad
Š
1 Wat is bio-energie?
2 Welke energieomzettingen vinden er plaats bij de verbranding van hout?
3 Wat zijn fossiele brandstoffen?
4 Geef enkele alternatieve energiebronnen ter vervanging van de fossiele brandstoffen.
5 Leg uit hoe het komt dat er meer koolstofdioxide in de lucht aanwezig is dan alle planten op aarde kunnen opnemen.
40
Producenten doen aan fotosynthese
Hoofdstuk 1
om te onthouden Vul aan. 1.1 Planten vormen energierijke stoffen Planten zijn opgebouwd uit energierijke stoffen die ze zelf aanmaken. Daardoor groeien ze en neemt hun massa
.
Planten zijn producenten. ZAAD
massa PLANT
Afb. 35 eikel
VA N
IN
< = >
bevat
Afb. 36 eikenboom
bevat
1.2 Fotosynthese
Š
Om energierijke stoffen te vormen heeft een plant nodig: , die ze opneemt uit de bodem , dat ze opneemt uit de lucht , dat de nodige energie levert , dat aanwezig is in groene planten
FOTOSYNTHESE is het proces waarbij planten, onder invloed van licht, glucose en zuurstofgas vormen uit water en koolstofdioxide. Dat gebeurt enkel in aanwezigheid van bladgroen. Glucose vormt samen met de opgenomen mineralen de basis voor de vorming van energierijke stoffen en bouwstoffen zoals zetmeel, eiwitten en vetten. Planten zijn autotrofe organismen.
41
Producenten doen aan fotosynthese
om te onthouden FOTOSYNTHESE
ga
f sto
s
l koo di ox ide
of rst zuu
water mineralen
VA N
zetmeel
IN
lichtenergie
Š
Afb. 37
Functie van de hoofddelen van een bloemplant bij fotosynthese - wortel: 1 opnemen van water 2 opnemen van in water opgeloste stoffen - stengel: 1 vervoeren van water 2 vervoeren van in water opgeloste stoffen - blad:
42
1 verdampen van water 2 opnemen van koolstofdioxide 3 afgeven van zuurstofgas 4 opvangen van licht 5 vormen van glucose
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1
om te onthouden Vul het schema aan.
energiebron Produceert
uit de lucht
Plant met BLADGROEN
+ zuurstofgas
Belang van fotosynthese
IN
uit de bodem
VA N
Door de fotosynthese zijn planten de belangrijkste voor alle heterotrofe organismen op aarde.
Door fotosynthese zijn planten de belangrijkste bron van op aarde. Door fotosynthese vermindert de hoeveelheid in de lucht en vermindert het broeikaseffect.
Š
Producenten doen aan fotosynthese
43
Producenten doen aan fotosynthese
evalueer jezelf 1 Producenten doen aan fotosynthese 1.1 Planten vormen energierijke stoffen Datum
Wat kun je?
Pagina
1 opsommen welke stoffen planten bevatten 2 een voorbeeld van een energierijke stof geven 3 verwoorden waar planten energierijke stoffen vandaan halen 4 verwoorden waar planten energierijke stoffen niet vandaan halen 5 verwoorden hoe je glucose kunt opsporen 6 verwoorden hoe je zetmeel kunt opsporen 7 opsommen welke stoffen planten uit de bodem opnemen 1.2 Fotosynthese 1.2.1 Wat is fotosynthese? Datum
Wat kun je?
IN
8 verklaren waarom planten in massa toenemen
Pagina
VA N
1 verwoorden welke stoffen een plant uit de lucht opneemt 2 verwoorden wat een plant nodig heeft om zetmeel te vormen 3 formuleren wat een groene plant vormt 4 verwoorden wat fotosynthese is
5 verwoorden wat de functie is van de wortel bij fotosynthese
Š
6 verwoorden wat de functie is van de stengel bij fotosynthese 7 verwoorden wat de functie is van het blad bij fotosynthese
1.2.2 Het belang van fotosynthese Datum
Wat kun je?
Pagina
1 drie redenen formuleren waarom het fotosyntheseproces belangrijk is voor de natuur en voor de mens 2 verwoorden welke energieomzettingen er plaatsvinden tijdens het fotosyntheseproces 3 het verband tussen celademhaling en fotosynthese in eigen woorden formuleren 1.2.3 Broeikaseffect en bio-energie Datum
Wat kun je? 1 verwoorden wat het broeikaseffect is 2 verklaren wat bio-energie is 3 formuleren wat fossiele brandstoffen zijn
44
Pagina
Hoofdstuk 1
VA N
IN
2
VOORTPLANTING BIJ BLOEMPLANTEN
Š
In dit hoofdstuk bestudeer je de geslachtelijke voortplanting bij planten.
Je ontdekt de functies van de verschillende bloemdelen. Je bestudeert het verloop van de bestuiving en van de bevruchting. Je stelt vast dat planten zich ook ongeslachtelijk vermenigvuldigen.
45
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
2.1 Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten 2.1.1 Bouw van een bloem en functie van de bloemdelen onderzoeksvraag
Hoe is een bloem gebouwd? opdracht
VA N
IN
Bekijk de meegebrachte bloemen en de afbeeldingen. Zet een kruisje bij de juiste waarnemingen.
Afb. 2 bloem van tulp
Afb. 3 bloem van geranium
Afb. 4 bloem van lelie
Afb. 7 bloem van geranium zijaanzicht
Afb. 8 bloem van lelie zijaanzicht
©
Afb. 1 bloem van bernagie
Afb. 5 bloem van bernagie achteraanzicht
Afb. 6 bloem van tulp zijaanzicht
Een bloem bestaat uit ® verschillend gebouwde delen ® allemaal identieke delen ® delen die in kringen geordend vastzitten ® delen die willekeurig door elkaar vastzitten De buitenste bloemdelen ® zijn vlak en dun ® zijn draadvormig ® bevatten fijne nerven ® hebben bovenaan een knobbelvormige verdikking ® zijn onderaan knobbelvormig verdikt, met daarboven een versmalling en bovenaan een verbreed of vertakt kleverig uiteinde 46
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
Uit de aangekruiste kenmerken kun je afleiden dat de buitenste bloemdelen vervormde ® bladeren ® stengels ® wortels zijn. Bekijk de bloembladeren. Bij sommige bloemen hebben alle bloembladeren ongeveer dezelfde vorm en dezelfde kleur. Dat is zo bij de ® bernagie ® tulp ® geranium ® lelie Die bloemen hebben bloemdekbladeren.
® opvallend gekleurd ® onopvallend groen of bruingroen
IN
Bij de andere bloemen zie je een duidelijk verschil tussen de buitenste en de binnenste bloembladeren. De buitenste bloembladeren zijn
VA N
® groter dan de binnenste bloembladeren
® kleiner dan de binnenste bloembladeren Dat zijn kelkbladeren.
De binnenste bloembladeren zijn kroonbladeren. Noteer de kenmerken van de kroonbladeren. -
©
-
Meer naar het midden toe, tegen de krans(en) van de kroonbladeren, zie je draadvormige delen met bovenaan een knobbelvormige verdikking. Dat zijn meeldraden. De knobbelvormige verdikking is de helmknop, het draadvormige deel is de helmdraad. In het midden van de bloem zie je een deel dat onderaan verdikt is en bovenaan uitloopt op een verbreed of vertakt kleverig deel. Dat is de stamper. Het brede onderste deel is het vruchtbeginsel, het bovenste deel is de stempel en het middendeel is de stijl. Al die bloemdelen zitten vast op het uiteinde van de bloemsteel. Dat deel is meestal iets verbreed, het vormt de bloembodem. Noteer bij afbeelding 9 de namen van de aangeduide delen. 2
4
1 2
3
3 4 5
1 Afb. 9 doorsnede van een bloem
5 47
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
onderzoeksvraag
Wat is de functie van de meeldraden? opdracht Noteer bij afbeelding 10 de naam van de aangeduide delen. Bekijk daarvoor de beschrijving op pagina 47.
1
1 2 2 Afb. 10 meeldraad
VA N
IN
Bekijk afbeeldingen 11 en 12.
Afb. 11b onrijpe helmknop
Š
Afb. 11a onrijpe helmknop
Afb. 12a rijpe helmknop
Afb. 12b rijpe helmknop
Vergelijk de onrijpe helmknoppen met de rijpe. Welk verschil zie je?
De deeltjes, die in de helmknop ontwikkelen, zijn stuifmeelkorrels. Ze bevatten zaadcellen of spermacellen. De meeldraad is het mannelijke / vrouwelijke voortplantingsorgaan van de bloemplant.
Besluit De functie van de meeldraad is 48
.
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
onderzoeksvraag
Wat is de functie van de stamper? opdracht Noteer bij afbeelding 13 de naam van de delen 1, 2 en 3. Bekijk daarvoor de beschrijvingen op pagina 47.
1
2
1 2 3
3
4
4 5
IN
5
Š
VA N
Afb. 13 doorsnede stamper
Afb. 14 detail stempel
Afb. 15 doorsnede stamper
Bekijk afbeelding 14. Wat zie je op de stempel? Leid daaruit de functie van de stempel af. Bekijk afbeelding 15. Wat zie je in het vruchtbeginsel? Dat zijn zaadbeginsels. Elk zaadbeginsel bevat een eicel. Vul bij afbeelding 13 de naam van de delen 4 en 5 aan. De stamper is het mannelijke / vrouwelijke voortplantingsorgaan van de bloemplant.
Besluit De functie van de stamper is
. 49
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
2.1.2 BESTUIVING EN BEVRUCHTING onderzoeksvraag
Wat is bestuiving? opdracht
Afb. 16 stempel met stuifmeelkorrels
IN
Bekijk afbeelding 16.
VA N
Beschrijf wat er gebeurd is.
Dat is bestuiving.
©
Besluit Bestuiving is
.
onderzoeksvraag
Hoe kan bestuiving gebeuren?
Afb. 17 bloem van stokroos met hommel
50
Afb. 18 aardbeibloem met kever
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
opdracht Bekijk afbeeldingen 17 en 18. Beschrijf hoe de stuifmeelkorrels van de bloemen zich verplaatsen van helmknop naar stempel.
Planten waarbij het stuifmeel door insecten verplaatst wordt, zijn insectenbloeiers.
EXPERIMENT Benodigdheden - vaasje met weegbree- en/of grasbloemen - vel zwart papier
©
VA N
IN
Werkwijze - Zet het vaasje op het vel papier. - Blaas tegen de bloemen of geef met je balpen een tik tegen het vaasje. - Bekijk het vel papier onder het vaasje.
Afb. 19 grasbloemen met loskomende stuifmeelkorrels
WAARNEMING
Waardoor gebeurt die verplaatsing van stuifmeel in de natuur?
Planten met zulke bloemen zijn
.
Besluit Bestuiving kan gebeuren door • • 51
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
onderzoeksvraag
Hoe wordt de bevruchting voorbereid? Als een stuifmeelkorrel op de rijpe stempel van een bloem van dezelfde soort ligt, neemt hij van de stempel vocht en voedingsstoffen op. De stuifmeelkorrel ontwikkelt dan een stuifmeelbuis. Die buis groeit door de stijl in de richting van een zaadbeginsel. In de stuifmeelbuis zitten twee spermakernen of zaadcelkernen. De stuifmeelbuis groeit verder tot ze de opening, het poortje, in de wand van het zaadbeginsel bereikt. Dan versmelt de wand van de stuifmeelbuis met de wand van de eicel. Stuifmeelkorrels die liggen op de stempel van een bloem van een andere soort, vreemde stuifmeelkorrels, ontwikkelen zich niet.
2
3 1
IN
Noteer bij afbeelding 20 de namen van de aangeduide delen. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden uit de tekst.
1
VA N
4
2 3
5
4 5
Š
6
6 7
7
Afb. 20 ontwikkeling stuifmeelbuis
Besluit Na de bestuiving vormt de stuifmeelkorrel een waarin de
naar de glijdt.
52
,
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
onderzoeksvraag
Wat is bevruchting? Bekijk de afbeelding. EĂŠn zaadcelkern is binnengedrongen in de eicel. Het erfelijk materiaal van de zaadcelkern versmelt met het erfelijk materiaal van de eicelkern. Bevruchting is het versmelten van de kern van de zaadcel met de kern van de eicel. Er ontstaat een bevruchte eicel. De bevruchte eicel groeit uit tot een embryo.
VA N
IN
Noteer bij afbeelding 21 de namen van de aangeduide delen.
1 2
1
Š
2
Afb. 21 bevruchting
Besluit Bevruchting is
.
53
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
2.1.3 ONTWIKKELING VAN EEN VRUCHT onderzoeksvraag
Welke veranderingen zie je aan de stamper na de bevruchting?
Afb. 24 jonge vrucht van erwtenplant met verschrompelde bloemresten
Afb. 25 uitgegroeide vrucht
VA N
IN
Afb. 22 bloem van erwtenplant Afb. 23 uitgebloeide bloem met zichtbare stamper van erwtenplant met groter geworden vruchtbeginsel
Afb. 26 ontwikkeling van bloem tot vrucht bij erwtenplant
opdracht
©
Bekijk afbeeldingen 22 tot en met 25. Vergelijk met de overeenkomstige beelden van afbeelding 26. Zet een kruisje bij de bloemdelen die opvallend groter worden na de bevruchting. ® kelkbladeren
® stempel
® vruchtbeginsel
® helmdraden
® kroonbladeren
® stijl
® zaadbeginsels
® helmknoppen
Wat gebeurt er met de andere bloemdelen na de bevruchting?
Geef daar een verklaring voor. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht. De zaadbeginsels groeien uit tot zaden. Kleur op afbeelding 26: - het vruchtbeginsel groen, - de volgroeide zaden geel, - de omtreklijn van de volgroeide vrucht blauw.
Besluit Na de bevruchting groeit het zaadbeginsel uit tot een en het vruchtbeginsel tot een 54
.
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
2.2 Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten Bij de geslachtelijke voortplanting ontwikkelt een nieuwe plant uit een zaad dat ontstaan is nadat een zaadcelkern met een eicelkern versmolten zijn. Bloemplanten kunnen zich ook ongeslachtelijk vermenigvuldigen. Hoe dat gebeurt, onderzoek je nu.
onderzoeksvraag
Hoe vermenigvuldigen bloemplanten zich zonder zaden? opdracht 1
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
Afb. 27 aardbeiplant
Afb. 28 kruipende boterbloem
De stengel van deze planten groeit boven de grond onder de grond verticaal
Afb. 29 graslelie
Š
horizontaal
De aardbeiplant en de kruipende boterbloem hebben kruipende stengels, ook uitlopers genoemd. De graslelie, die in het wild op de takken van bomen groeit, heeft hangende stengels. Ook deze stengels zijn uitlopers. Uit de knoppen op deze uitlopers ontwikkelen dochterplanten. Als de dochterplanten voldoende ontwikkeld zijn, sterft de uitloper af waarna de dochterplant zelfstandig verder groeit. Bij graslelies vallen de dochterplanten, in een natuurlijke omgeving, op lager gelegen boomtakken en groeien daar verder.
Besluit Bloemplanten vermenigvuldigen zich met
.
Dat zijn bovengronds kruipende stengels waarop, uit de knoppen, dochterplanten ontwikkelen.
55
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
opdracht 2
Afb. 30 witte dovenetel
IN
Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
Afb. 31 iris
De stengel van deze planten groeit
Afb. 32 lelietje-van-dalen
VA N
boven de grond onder de grond verticaal
horizontaal
Š
Witte dovenetel, iris en lelietje-van-dalen hebben een horizontale ondergrondse stengel of wortelstok. Uit de knoppen op de wortelstok groeien zijstengels met bladeren en bloemen. Stukken van de wortelstok die loskomen van de moederplant kunnen uitgroeien tot nieuwe planten.
Besluit Bloemplanten vermenigvuldigen zich met een Dat is een horizontaal groeiende ondergrondse stengel waarop, uit de knoppen, dochterplanten ontwikkelen.
56
.
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
opdracht 3 Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
Afb. 34 speenkruid, detail van het ondergrondse deel
Afb. 36 aardappelplant
Afb. 37 tulp
Afb. 35 dahlia
VA N
IN
Afb. 33 speenkruid
Afb. 38 lelie
Waar zie je verdikte plantendelen? plant speenkruid dahlia
bovengronds
ondergronds
Š
aardappelplant tulp
lelie
Uit de knoppen op al deze verdikte plantendelen kunnen nieuwe planten ontwikkelen. De ondergrondse knollen, verdikte wortels bij speenkruid en dahlia, zijn wortelknollen. Een aardappelknol, een verdikte stengel, is een stengelknol. De bol van een tulp en van een lelie is een volledige plant.
Besluit Bloemplanten vermenigvuldigen zich ongeslachtelijk met verdikte plantendelen zoals, en
.
Uit de knoppen op die ondergrondse delen kunnen nieuwe planten groeien. Al deze voortplantingsvormen komen spontaan voor in de natuur. Dat gebeurt zonder tussenkomst van de mens. Het zijn natuurlijke vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging. 57
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
onderzoeksvraag
Wat zijn de voordelen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging? opdracht
Afb. 39 zaad en deel van de wortelstok van gele lis
IN
Bekijk de afbeelding van een zaad en een wortelstok van gele lis. Markeer wat juist is in de tekst en kruis de juiste antwoorden aan.
VA N
Het stuk wortelstok van de gele lis is kleiner / gelijk aan / groter dan het zaad. Daardoor kan het stuk wortelstok minder / even veel / meer voedsel bevatten. Een plant die ontwikkelt uit een deel van de wortelstok kan daardoor sneller / even snel / trager ontwikkelen dan een plant die ontwikkelt uit een zaad. Voor land en tuinbouwers is dat interessant / niet interessant. Bij geslachtelijke voortplanting kunnen planten met nieuwe kenmerken ontstaan als bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van dezelfde plant. bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van een andere plant van dezelfde soort met identieke kenmerken.
©
bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van een andere plant van dezelfde soort die andere kenmerken heeft, vb. anders gekleurde bloemen, anders gevormde bladeren ...
Nieuwe planten die ontstaan door ongeslachtelijke vermenigvuldiging zijn identiek aan de moederplant. kunnen verschillen van de moederplant. Verklaar je keuze.
Besluit De voordelen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging zijn: • • Dat maakt deze voortplantingsvorm economisch interessant. 58
nakomelingen
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
Gebruikmaken van de gepaste voortplantingsvorm kan enorme economische voordelen bieden. Dit kan door kruising, dat is het doelgericht toepassen van kruisbestuiving. Bij kruisbestuiving wordt stuifmeel tussen planten van dezelfde soort met verschillende kenmerken uitgewisseld. Hierdoor ontstaan zaden die de kenmerken van beide planten bevatten. Uit zo een zaad kan een plant met interessante kenmerken ontwikkelen. De nieuwe plant wordt dan ongeslachtelijk vermenigvuldigd. Daardoor krijgt men snel een groot aantal nieuwe planten waarbij men zeker is dat alle interessante kenmerken van de plant behouden blijven. In land- en tuinbouw worden zowel natuurlijke als kunstmatige methoden van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt.
onderzoeksvraag
Welke voortplantingsvorm wordt gebruikt bij de aardappelteelt?
IN
opdracht 1 Bekijk de afbeelding en/of een aardappel. Lees de tekst over de aardappel. Vul de namen aan bij de afbeelding. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden.
Š
4
3
VA N
1
1 2 3 4 5
2 5
Afb. 40 aardappel
De aardappel is een verdikte ondergrondse stengeltop of stengelknol. Op de aardappel zie je gebogen lijnvormige verdikkingen. Dat zijn bladschubben, niet uitgegroeide bladeren. Bij elk blad zie je een indeuking met daarin kleine knobbeltjes. Dat zijn knoppen. Een bladschub met de erbij horende knoppen vormt een oog. Bij bewaaraardappelen vind je soms exemplaren waar de knoppen al uitgelopen zijn. Je ziet zijstengels. Op afbeelding 40 ligt de aardappel met de stengeltop naar rechts. De aardappel was oorspronkelijk via een dun stengeldeel verbonden met de moederplant. Dat deel van de stengel sterft af als de aardappelplant volgroeid is. Zo komt de aardappel los van de moederplant. Meestal zie je nog een stukje van de verdroogde stengel, de stengelrest.
59
Voortplanting bij bloemplanten
Afb. 41 aardappelveld
Hoofdstuk 2
Afb. 42 groeiende aardappelplanten
Bekijk de afbeelding van het aardappelveld. Kruis de juiste waarneming aan. Een aardappelveld herken je aan het effen oppervlak de afwisseling van verhoogde stroken en gleuven
IN
piramidevormige hoopjes
VA N
Bij het poten van aardappelen worden kleine aardappelen (stengelknollen) in de grond geplant. Uit de knoppen groeien zijstengels. Een deel van de zijstengels komt boven de grond. Andere zijstengels blijven onder de grond. De bovengrondse stengels zijn groen en hebben groene bladeren. Ze doen aan fotosynthese. Het zetmeel, gevormd door fotosynthese in de groene plantendelen, wordt weggevoerd tot in de toppen van de ondergrondse stengels. Daardoor verdikken de ondergrondse stengeltoppen en ontstaan er nieuwe aardappelen. Voor een goede opbrengst van aardappelen is het nodig dat de meeste stengels bovengronds ontwikkelen
Š
een groot deel van de stengels ondergronds blijft alle stengels ondergronds blijven
Voor een goed rendement gaat de landbouwer bij het planten de grond ophopen op de plaats waar de aardappelplant groeit. De pas geplante aardappelen bevinden zich dan net onder het oppervlak in de gleuven onder de verhoogde stroken Wat is het voordeel van het ophopen van grond rond de aardappelplant?
Besluit Nieuwe aardappelen worden gekweekt uit
60
.
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
opdracht 2 Lees het artikel uit De Morgen van 19 april 2011. Beantwoord daarna de vragen en omcirkel wat juist is. DINSDAG 19 APRIL 2011 DE MORGEN
★★
VIP De politiechef van de zone Koksijde, De Panne en Nieuwpoort heeft een idee. Deze zomer worden er VIP’s ingevoerd. Niet om uitzonderlijke toeristen te belonen, maar wel Very Irritating Police die de in deze streek blijkbaar wijdverspreide problematiek van de hangjongeren gaat aanpakken. Heel concreet moeten de VIP-agenten probleemjongeren identificeren, continu volgen, aanspreken en controleren. Nu kunnen we ons iets voorstellen bij jongerenoverlast aan de kust. In de Langestraat in Oostende wordt iets te regelmatig gevochten en een mes of erger getrokken, in Blankenberge wil het voetpad ook al wel eens bevuild worden met niet verteerde frieten en dienen portieken te frequent als openbaar urinoir. Maar het grootste fysieke gevaar dat je in de zone Nieuwpoort bedreigt, moet toch wel het sterven van saaiheid zijn. Het aantal cafés dat je er ’s avonds nog open vindt, moet op de vingers van een hand te tellen zijn, de rest van de residentiële kustplaatsjes gaat met de kippen op stok. Maar net hier, in deze oase van vergrijzing en rust, is dus een grondige bijstelling van wijkagent naar Robocop nodig.
Het grootste fysieke gevaar dat je in de zone Nieuwpoort bedreigt, moet toch wel het sterven van saaiheid zijn We kunnen ons voorstellen dat je als politie soms met de handen in het haar zit bij een oneindig recidiverende jongere, die maar niet onder controle te krijgen is. Dat daar inderdaad een strenge en korte opvolging nodig is. Maar in Nieuwpoort word je nu al aangesproken als je na tien uur ’s avonds nog met een blikje bier in de hand rondloopt. Hoe veel strenger moet het worden? Tot niemand er nog uitgaat? Tot het bestaan van de jeugd zelf wordt genegeerd? Politieoptredens dienen in de eerste plaats proportioneel te zijn, in verhouding tot de werkelijk gepleegde feiten en overlast. Het concept van de Very Irritating Police doet dat niet en dreigt contraproductief te worden. Wanneer je permanent met irriterende agenten te maken krijgt, word je zelf ook irritant, en escaleert de boel makkelijker. Het is waarschijnlijk een teken des tijds. Een biertje drinken op het strand met je maten was vroeger gewoon jong zijn. Vandaag ben je dan een overlast veroorzakende hangjongere en moet er een ‘very irritant’ agent je het vuur aan de schenen komen leggen. Er zijn stukken Vlaanderen die nog als enige ambitie hebben een bejaardentehuis te worden. Tot er dan waarschijnlijk hangsenioren opduiken. Reageren op dit standpunt?
www.demorgen.be
Aardappelkwekers slepen Belgische boeren voor rechter BRUSSEL ● Een groep Europese aardappelkwekers dagvaardt vijf Belgische boeren en het Federaal Voedselagentschap voor het niet betalen van kwekersrechten. ‘Wij investeren miljoenen euro’s en duizenden werkuren in de creatie van een nieuw aardappelras’, klinkt het bij kweekbedrijf C. Meijer B.V. ‘Als een boer die aardappel in zijn grond steekt, willen we dan ook boter bij de vis.’ DOOR KIM VAN DE PERRE
is geen probleem, maar wie de aardappels verder uitplant om de oogst het volgende jaar te vermenigvuldigen moet per hectare een bijdrage leveren aan de kweker. Onder meer in Tsjechië, Slowakije en België zou dat lang niet altijd gebeuren. “Eigen onderzoek wees uit dat vijf Belgische landbouwers geen licentiegelden betalen”, zegt Staring. “We hebben hen gedagvaard voor de rechtbank van Koophandel.” Van één landbouwer wordt meer dan 30.000 euro geëist. “Voor het Fontaneras geldt een bijdrage van 99,50 euro per hectare.
Kweekbedrijven investeren dan ook gemiddeld drie miljoen euro in de ontwikkeling van een uniek aardappelras.” Ieder jaar bevrucht het Nederlandse kweekbedrijf C. Meijer B.V. zo’n 100.000 bloemetjes van aardappelen met die van een andere knol in de hoop het ultieme aardappelras in het leven te roepen. Eén dat bij voorkeur resistent is tegen ziektes, goed tegen droogte kan én buitengewoon lekker smaakt. “Als je eens om de vijf jaar erin slaagt een echte klapper te kweken, mag je van geluk spreken”, zegt directeur Jan Muijsers. “Dankzij een Europese wetgeving kunnen we onze investering beschermen, maar omdat er geen officieel toezicht bestaat, heeft men in 2008 Breeders Trust opgericht om zelf na te gaan wie zich niet aan de spelregels houdt.”
Toon Geert Staring een bloem op een aardappelveld en hij vertelt u meteen welke soort eronder groeit. Als directeur van Breeders Trust, een organisatie van zeven pootaardappelbedrijven in Nederland, Denemarken en Duitsland, ziet Staring erop toe dat landbouwers niet stiekem aardappelrassen poten die onder kwekersrecht vallen. ‘Beschermd pootgoed’ kopen voor eigen consumptie
GEERT STARING (BREEDERS TRUST):
We zijn er niet op uit om de boeren te pesten, maar recht moet gewoon geschieden
Heksenjacht De Boerenbond spreekt van “een heksenjacht”. “Veel landbouwers in België weten niet eens dat bepaalde aardappel-
Hof van Cleve vijftiende beste restaurant ter wereld
Turkse premier Erdogan gaat Istanbul Hoe gaat het bedrijf C. Meyer te werk om een nieuw aardappelras te ontwikkelen? in twee steden splitsen Afb. 43 krantenartikel
BRUSSEL ● De Turkse regering heeft een
plan aangekondigd waarin wordt gepleit voor de splitsing van metropool Istanbul in twee steden: een Europese stad en een Aziatische stad. Het ‘wilde project’, zoals premier Recep Tayyip Erdogan het plan aankondigde, moet de stad beter bestuurbaar maken. Istanbul telt nu al bijna 17 miljoen inwoners en daar zijn degenen die nooit ingeschreven zijn in de stad, nog niet bijgerekend. “Omwille van het grote bevolkingsaantal zullen we van Istanbul twee steden maken”, zei Erdogan bij de aankondiging van het manifest van zijn AKP-partij voor de verkiezingen van juni. “Een op de Europese zijde en een op de Aziatische.” Als het plan doorgaat, zullen de twee steden worden verbonden met transportlijnen, waaronder een derde brug over de Bosporus en twee onderwatertunnels voor auto’s en treinen. Het Europese en Aziatische deel van de stad worden nu verbonden door middel van twee bruggen en verschillende ferry’s. Istanbul zou tegen 2023 moeten gesplitst zijn, zo zei Erdogan. Hoe de twee nieuwe steden zullen heten, is nog niet bekend. De plannen van Erdogan krijgen hevige tegenwind van oppositiepartijen. “De premier propageert voortdurend dit soort ideeën”, verklaarde Gürsel Tekin, vicevoorzitter van de CHP, de Republikeinse Volkspartij. “Of ze ooit verwezenlijkt worden, is daarbij niet belangrijk.” (AE)
De firma Meyer kweekt nieuwe aardappelplanten uit zaad / stengelknollen. Het werk van de firma Meyer is een vorm van geslachtelijke voortplanting / ongeslachtelijke vermenigvuldiging. Hoe beschrijven ze het ultieme aardappelras? - ■ Een maaltijd van Peter Goossens toont volgens de jury ‘de kwaliteiten van de regio en van de chef’. BRUSSEL ● Peter Goossens verslaat Sergio - Herman opnieuw. Het Britse blad
Restaurant Magazine maakte gisterenavond de vijftig beste restaurants ter wereld bekend. In de lijst staat slechts één Belgisch restaurant vermeld. Het Hof van Cleve van chefkok Peter Goossens eindigt op een verdienstelijke vijftiende plaats, twee plekken hoger dan in 2010. De jury meent dat “Goossens lokaal voedsel ademt en leeft, waarbij een maaltijd van hem zowel de kwaliteiten van de regio en de chef toont. Hij gebruikt vooral vis en schelpdieren, waarin de versheid van de smaak en de origine van het voedsel prachtig naar voren komen”. Goossens eindigt daarmee hoger dan vakgenoot Sergio Herman. Zijn Oud Sluis klimt
-
eveneens twee plaatsen naar plek zeventien. De experts roemen “Hermans zoektocht naar smaakcombinaties van Italiaanse en Japanse invloeden” en noemen hem “één van de meest inspirerende chefs uit zijn land”.
dat kan”, meent de jury. Het prestigieuze El Bulli is daarbij uit de rangschikking verdwenen, omdat de zaak van Ferran Adrià eind dit jaar de deuren zal sluiten. Twee andere Spaanse zaken, El Cellar de Can Roca en Mugaritz, volgen evenwel in zijn voetstappen op plaats twee en drie. Le Chateaubriand in Parijs, een van de verrassingen van vorig jaar, stijgt verder naar de negende plek. De brasserie van Iñaki Aizpitarte verdeelde het afgelopen jaar menig culinair hart. Hij werd geroemd om zijn inspirerende stijl of weggezet als een amateur die per ongeluk tussen de toppers was beland. Restaurant Magazine kiest opnieuw én duidelijk voor de eerste interpretatie. (RA)
Wat is de gemiddelde kostprijs van eenéén nieuw aardappelras? Noma opnieuw nummer Het Deense restaurant Noma is voor het tweede jaar op rij uitgeroepen tot het beste restaurant ter wereld. De keuken van chef René Redzepi wordt boven alle andere sterrenkoks geklasseerd. “Het is een baken van perfectie, die leidt tot een emotionele, intensieve en bevrijdende manier van eten, zoals niemand anders
FOTO VTM
Politiek commentator
rassen beschermd zijn”, zegt woordvoerder François Huyghe. “Omdat wij vooral de soort Bintje poten, die al 100 jaar oud is en waarbij kwekersrecht niet van tel is. Daarbij is het niet zeker of ze in België wel moeten betalen. In ons land is er immers nooit uitvoering gegeven aan de Europese besluiten over kwekersrechten. Als blijkt dat dat wel het geval zou zijn, willen wij zeker meewerken aan een sensibiliseringscampagne en een duidelijke regeling zodat boeren niet zelf moeten uitzoeken hoeveel ze aan wie moeten betalen. Maar mensen meteen voor de rechtbank slepen is niet bepaald conform aan het Belgische overlegmodel.” Naast de vijf landbouwers sleept Breeders Trust ook het Federaal Voedselagentschap (FAVV) voor de rechter. Omdat het agentschap, omwille van privacyredenen, weigerde de gegevens van de betrokken landbouwers bekend te maken. Staring benadrukt dat Breeders Trust er niet op uit is om boeren te pesten. “Recht moet gewoon geschieden. We willen de boeren net helpen: innovatie van de kweekbedrijven helpt om de voedselzekerheid veilig te stellen. Er zijn steeds nieuwe rassen nodig die resistent zijn tegen ziektes en zich aanpassen aan de klimaatverandering. We zijn natuurlijk bereid om te kijken of we geen minnelijke schikkingen kunnen treffen.” Staring heeft naar eigen zeggen verschillende trucjes om ‘illegale poters’ te betrappen. “We krijgen tips, of doen aan steekproeven. We doen het niet graag, maar soms zit er niets anders op dan met een deurwaarder binnen te vallen en naar de rechter te stappen.”
IN
YVES DESMET
Breeders Trust spit uit welke landbouwers geen kweekrechten betalen
VA N
STANDPUNT
©
2 NIEUWS
Landbouwers kweken nieuwe aardappelplanten uit zaad / stengelknollen.
Wat verlangt het bedrijf C. Meyer van de landbouwers die hun pootgoed gebruiken voor de kweek van het Fontane-ras?
THIS MUST BE BELGIUM
Ons land haalt tegenwoordig vooral de internationale pers vanwege het uitblijven van een regering en de torenhoge staatsschuld. Maar over België valt ook wel wat anders te vertellen. Iets over een dappere kapitein bijvoorbeeld.
Britse oorlogsheld geëerd in Nieuwkerke “Kapitein John Crowe ontving het Victoria Cross voor uitzonderlijke dapperheid (de hoogste Britse mili-
61
Duitsers. “Terwijl er versterkingen nodig waren en zijn troepen zwaar onder vuur lagen, rende hij een stei-
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
Eist de firma Meyer deze bijdrage van iedereen die hun pootgoed gebruikt?
Markeer in de tekst de zin waaruit je dat afleidt.
onderzoeksvraag
Welke voortplantingsvorm wordt gebruikt bij de teelt van tulpen?
opdracht
IN
Bekijk de afbeelding en/of een tulpenbol. Lees de tekst onder de afbeelding. Vul de namen aan bij de afbeelding. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden. 1
2 Afb. 44 tulpenbol
VA N
1
3
4
2
4
Afb. 45 doorsnede tulpenbol
Š
1 2 3 4
In een overlangs doorgesneden tulpenbol zie je rechtopstaande lagen. Dat zijn verdikte ondergrondse bladeren of rokken. Onderaan zitten de rokken vast op een schijfvormige stengel, de bolschijf. Tussen de rokken zitten knoppen, klisters. Na de bloei groeien de klisters en vormen jonge bollen die losgemaakt kunnen worden uit de oude tulpenbol. Uit de jonge bollen kweekt men nieuwe tulpenplanten waarvan de eigenschappen altijd / soms / nooit identiek zijn aan die van de oorspronkelijke plant.
Besluit Nieuwe tulpen worden gekweekt uit die ontwikkelen uit knoppen, klisters.
62
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
onderzoeksvraag
Wat is stekken?
Afb. 46 proefopstelling voor
Afb. 47 proefopstelling na
Experiment
VA N
IN
Benodigdheden - siernetelplant - wilgentak (vers afgeknipt) - vlijtig liesje - pelargonium - snoeischaar - 4 glazen potjes van ongeveer 10 cm hoog die tot op een hoogte van ongeveer 8 cm gevuld zijn met water. - 4 bloempotten gevuld met potgrond met bijbehorende schaaltjes - potje met stekpoeder - potlood
Š
Werkwijze uit te voeren enkele weken voor de les - Knip met de snoeischaar een stengelstuk van ongeveer 15 cm van de siernetelplant. - Zet het afgeknipte stengelstuk in een potje met water. - Neem een met aarde gevulde bloempot. - Neem het potlood. - Duw het potlood in de aarde in het midden van de bloempot. - Knip een tweede stengelstuk van ongeveer 15 cm van de siernetelplant. - Neem het potje met stekpoeder. - Zet het afgesneden deel van de stengel in het stekpoeder. - Trek het potlood voorzichtig uit de aarde. - Neem het stengelstuk uit het stekpoeder en plant het in de vrijgekomen opening. - Herhaal van 1 tot en met 10 met wilg, vlijtig liesje en pelargonium. - Plaats de glazen potjes in een rij op de vensterbank. - Neem de schaaltjes en zet ze in een rij op de vensterbank. - Plaats op elk schaaltje 1 bloempot. - Laat alles enkele weken staan. - Als het water in de glazen potjes daalt, vul je water aan tot het oorspronkelijke niveau. - Bij de bloempotten giet je af en toe wat water in het schaaltje. uit te voeren in deze les - Bekijk na 2 weken de stengels in de glazen potjes en vul aan bij waarneming 1. - Bekijk het bovengrondse gedeelte van de stengels in de bloempotten en vul aan bij waarneming 2. 63
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
WAARNEMING 1 Er ontwikkelen wortels op de stengel van: - - - - 2 Het bovengrondse deel ziet er nog fris uit bij: - - - -
IN
Besluit
is een kunstmatige vorm van
VA N
ongeslachtelijke vermenigvuldiging waarbij jonge planten gekweekt worden uit afgeknipte stukken van de stengel van een moederplant.
opdracht
©
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 48 azaleakwekerij
Afb. 49 populierenplantage
Zet een kruisje bij de juiste antwoorden. Uit de afbeeldingen leid je af dat ‘stekken’ een techniek is die gebruikt wordt in groenteteelt sierteelt boomkwekerijen fruitteelt
64
Hoofdstuk 2
Voortplanting bij bloemplanten
onderzoeksvraag
Wat is enten?
Afb. 50 perenboom
VA N
IN
Van sommige planten met interessante vruchten of mooie bloemen is het eigen wortelstelsel vaak te zwak om voldoende water en mineralen op te nemen. Daardoor kan die plant moeilijk uitgroeien tot een stevige volwassen plant. Enten biedt een oplossing voor dat probleem.
Afb. 51 detail stam perenboom
Afb. 52 ent en onderstam vóór en na ingreep
opdracht
Bekijk afbeelding 50 tot 52.
©
Wat zie je onderaan de stam bij de perenboom?
Afbeelding 52 verduidelijkt wat hier gebeurd is. Van een perenboom met interessante kenmerken, zoals lekkere vruchten of goed bewaarbare vruchten, is een stengelstuk (de ent) afgeknipt. Van een aanverwante plant met een sterk wortelstelsel wordt de stengel afgeknipt net boven het bodemoppervlak. Deze plant levert de onderstam. Bij het knippen zorgt men er voor dat de snijvlakken van de twee stengelstukken goed tegen elkaar kunnen aansluiten. Beide snijvlakken worden aan elkaar bevestigd en stevig vastgezet met tape. Meestal smeert men nog was op de wonde om alles goed af te schermen tegen infecties.
Afb. 53 gekweekte roos
Afb. 54 wilde roos
65
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
Op afbeelding 53 en 54 zie je wilde en gekweekte rozen. Gekweekte rozen hebben meer / minder bloembladeren dan wilde rozen. Gekweekte grootbloemige rozensoorten worden geĂŤnt op een onderstam van wilde roos.
Besluit is een kunstmatige vorm van ongeslachtelijke vermenigvuldiging waarbij een stengel van een plant met bijzondere kenmerken vastgehecht wordt op een stengel (onderstam) van een verwante plant
Š
VA N
IN
met een sterker wortelstelsel.
Afb. 55 opslag van stengels van de onderstam
Op afbeelding 55 zie je onderaan de stengel, dicht bij de grond, uitschietende stengels. Die scheuten moeten weggesnoeid worden. Als dat niet gebeurt, gaan ze zeer snel groeien. Daardoor vermindert de voedseldoorstroming naar het bovenste deel van de boom en gaan de vruchten kleiner blijven. Ook bij rozelaars kunnen zulke wilde scheuten ontwikkelen op de onderstam.
66
Hoofdstuk 2
om te onthouden 2.1 Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten 2.1.1 Bouw van een bloem en functie van de bloemdelen Vul aan en omcirkel wat juist is. Een bloem is opgebouwd uit: - - -
met helmknop en helmdraad
-
met stempel, stijl en vruchtbeginsel
Die delen zitten vast op de
.
-
IN
zijn de mannelijke
voortplantingsorganen en vormen stuifmeelkorrels met zaadcellen. -
zijn de vrouwelijke
VA N
voortplantingsorganen en vormen zaadbeginsels met eicellen. 2.1.2 Bestuiving en bevruchting Vul aan.
is er als een stuifmeelkorrel valt op een rijpe stempel.
Bestuiving gebeurt door
of
.
Š
Voortplanting bij bloemplanten
Een stuifmeelkorrel die ligt op een rijpe stempel van een plant van dezelfde soort ontwikkelt een stuifmeelbuis. De stuifmeelbuis dringt in het zaadbeginsel.
met de kern van de eicel.
is het versmelten van de kern van de zaadcel
De bevruchte eicel groeit uit. Er ontstaat een
.
67
Voortplanting bij bloemplanten
Hoofdstuk 2
om te onthouden 2.1.3 Ontwikkeling van een vrucht Vul aan. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een
.
Het zaadbeginsel wordt een
.
stijl
groei stuifmeelbuis
vruchtbeginsel met zaadbeginsels
bevruchting
IN
embryo
VA N
2.2 Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten Vul het schema aan.
N AT U U R L I J K
kunstmatig
-
-
-
-
Š
-
vormen
ongeslachtelijke
vermenigvuldiging
voordelen
68
Hoofdstuk 2
evalueer jezelf 2 Voortplanting bij bloemplanten 2.1 Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten 2.1.1 Bouw van een bloem en functie van de bloemdelen Datum
Wat kun je?
Pagina
1 de delen van een bloem opnoemen 2 op een afbeelding de bloemdelen aanduiden 3 de voortplantingsdelen van de bloem beschrijven 4 de functie van meeldraad en stamper verwoorden 2.1.2 Bestuiving en bevruchting Wat kun je? 1 uitleggen wat bestuiving is
Pagina
IN
Datum
2 uitleggen welke omgevingsfactoren een rol spelen bij bestuiving
VA N
3 uitleggen aan welke voorwaarde moet voldaan worden opdat een stuifmeelkorrel na de bestuiving een stuifmeelbuis ontwikkelt 4 uitleggen wat de functie is van de stuifmeelbuis 5 uitleggen wat bevruchting is 2.1.3 Ontwikkeling van een vrucht Datum
Wat kun je?
Pagina
1 uitleggen wat er met de verschillende bloemdelen gebeurt na de bevruchting
Š
Voortplanting bij bloemplanten
2.2 Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten Datum
Wat kun je?
Pagina
1 uitleggen wat geslachtelijk voortplanten is 2 uitleggen wat ongeslachtelijke vermenigvuldiging is 3 de verschillende vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging opsommen 4 uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met uitlopers 5 uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met wortelstokken 6 uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met wortelknollen 7 uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met stengelknollen
69
Voortplanting bij bloemplanten
evalueer jezelf 8 uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met bollen 9 uitleggen wat de voordelen zijn van ongeslachtelijke vermenigvuldiging 10 opsommen welke natuurlijke vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in land- en tuinbouw 11 opsommen welke kunstmatige vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in land- en tuinbouw 12 uitleggen wat stekken is
Š
VA N
IN
13 uitleggen wat enten is
70
Hoofdstuk 2
Begrippenlijst levend wezen dat zelf voedingsstoffen vormt, producent
bestuiving
stuifmeelkorrel die op een rijpe stempel valt
bevruchting
versmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
bio-energie
energie gewonnen uit energierijke verbindingen (glucose, oliĂŤn) in planten (of dieren)
bladschubben
niet-uitgegroeide bladeren
bloembodem
verbreed uiteinde van de bloemsteel waarop alle bloemdelen vastzitten
bloemdekbladeren
kelkbladeren en kroonbladeren die dezelfde vorm en dezelfde kleur hebben
bolschijf
verkorte stengel in een bol
broeikaseffect
opwarming van de aarde die te wijten is aan broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide en waterdamp
celademhaling
proces waarbij energierijke stoffen, zoals glucose en vetten, samen met zuurstofgas worden omgezet tot koolstofdioxide en water. Daarbij komt energie vrij.
diastix
herkenningsmiddel voor glucose
eicel
nieuwe plant die ontwikkelt uit een deel van een moederplant vrouwelijke voortplantingscel
embryo
ontwikkelende bevruchte eicel
energierijke stof ent
VA N
dochterplant
IN
autotroof organisme
stof waarin veel energie opgeslagen zit. Die energie komt vrij bij de afbraak van die stof. Bv. glucose. stukje stengel van een moederplant dat kan vastgehecht worden op een onderstam
Š
fotosynthese
proces waarbij groene planten onder invloed van licht energierijke stoffen en zuurstofgas vormen uit water en koolstofdioxide
geslachtelijke voortplanting
voortplantingsvorm waarbij een nieuw organisme ontstaat na versmelting van een eicelkern met een zaadcelkern
helmdraad
draadvormig deel van de meeldraad waarop de helmknop vastzit
helmknop
verdikt deel bovenaan de meeldraad waarin stuifmeelkorrels zich ontwikkelen
heterotroof organisme
levend wezen dat zich voedt met andere levende wezens, consument
kelkblad
buitenste, meestal groen, bloemblad
klister
knop in een bol
knop
plantendeel dat staat op de stengel bij een blad en waaruit een stengel of/en een bloem kan ontwikkelen
71
Begrippenlijst bloemblad, meestal kleurig, dat binnen de kring van de kelkbladeren staat
lugol
herkenningsmiddel voor zetmeel
meeldraad
mannelijk voortplantingsorgaan bij een bloemplant. Bestaat uit helmknop en helmdraad.
onderstam
plant die bestaat uit de wortel met een ingekorte stengel. Dient als basis voor een ent.
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
vermenigvuldigingswijze bij planten waarbij een nieuw organisme ontstaat uit een deel van een moederplant
oog
het geheel van bladschub en knoppen op een stengelknol
producent
levend wezen dat zelf energierijke voedingsstoffen vormt
rok
verdikt ondergronds blad bij een bol
spermacel
mannelijke voortplantingscel, ook zaadcel genoemd
spermakern
kern van de mannelijke voortplantingscel
stamper
vrouwelijk voortplantingsorgaan bij een bloemplant dat bestaat uit stempel, stijl en vruchtbeginsel
stempel stengelknol stengelrest stijl
IN
kroonblad
VA N
bovenste, kleverige deel van de stamper verdikte stengel
stukje verdroogde stengel
smal verbindingstuk tussen stempel en vruchtbeginsel. Deel van de stamper. buisvormige uitstulping aan de stuifmeelkorrel die na de bestuiving in de richting van een zaadbeginsel groeit
stuifmeelkorrel
korrelvormig deeltje dat zich ontwikkelt in de helmknop en dat zaadcellen bevat
uitloper
bovengrondse kruipende stengel
vrucht
vruchtbeginsel dat is uitgegroeid na de bevruchting
vruchtbeginsel
onderste deel van de stamper dat na de bevruchting uitgroeit tot een vrucht
wortelknol
verdikte wortel
wortelstok
horizontaal groeiende ondergrondse stengel
zaad
zaadbeginsel dat is uitgegroeid na de bevruchting
zaadbeginsel
deel in het vruchtbeginsel dat de eicel bevat
zaadcel
mannelijke voortplantingscel, ook spermacel genoemd
zaadcelkern
kern van de zaadcel
Š
stuifmeelbuis
72
Š
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe i.s.m. Lieve Evens
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9699-5 594891
vanin.be
NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
©
VA N
IN
Voortplanting bij de mens
2
4 5 6
© VA N IN
NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
Katern 5
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel
Š
VA N
IN
Hilde Van Wynsberghe
Voortplanting bij de mens
Š
VA N
IN
In dit katern leer je de organen die een rol spelen bij de voortplanting van de mens kennen, lokaliseren en benoemen. Je ontdekt hoe jongens en meisjes veranderen tijdens de puberteit. Je leert hoe je zorgt voor een goede lichaamshygiĂŤne. Je leert hoe een vrouw zwanger wordt, hoe een zwangerschap verloopt en hoe een kind geboren wordt.
3
4
© VA N IN
Inhoud Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 5
De voortplantingsorganen
7
1.1 Primaire geslachtskenmerken
8
1.2 De mannelijke voortplantingsorganen
10
1.3 De vrouwelijke voortplantingsorganen
12
Hoofdstuk 2
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
52
5.1 Vruchtbare periode
53
5.2 Geslachtsgemeenschap
54
5.3 Bevruchting
55
5.4 Zwangerschap
58
16
5.5 Geboorte
63
2.1 Puberteit
17
5.6 Verscheidenheid bij mensen
66
2.2 Secundaire geslachtskenmerken
18
2.3 Hygiëne
20
Werking van de voortplantingsorganen 24 3.1 Het mannelijk voortplantingsstelsel
25
3.1.1 De zaadcel
25
3.1.2 Werking van het mannelijk
3.1.3 Hygiëne
©
voortplantingsstelsel
3.2.1 De eicel
32
33
3.2.2 Werking van het vrouwelijk
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal vind je op www.diddit.be.
30 32
70
26
3.2 Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Begrippenlijst
VA N
Hoofdstuk 3
IN
De puberteit
voortplantingsstelsel
3.2.3 Hygiëne
36
Hoofdstuk 4 De menstruatiecyclus bij de vrouw
41
4.1 Menstruatie
42
4.2 Menstruatiecyclus
43
4.3 Mogelijke ongemakken
46
4.4 Hygiëne
47
4.5 Het uitblijven van de menstruatie
49
5
opdracht Lees de uitspraken. Zet een kruisje in de kolom ‘begin katern’ als de uitspraak volgens jou juist is. uitspraak
begin katern
einde katern
juist
juist
Alle voortplantingsorganen van een jongen of meisje zijn bij de geboorte aanwezig. De puberteit begint bij jongens en meisjes op dezelfde leeftijd. In de eierstokken van een gezonde jonge vrouw rijpen er dagelijks eicellen. Zaadcellen kunnen gemiddeld 5 dagen overleven.
IN
Jeugdpuistjes ontstaan door een slechte verzorging van de huid. Het maagdenvlies sluit de vagina af.
VA N
Zaadcellen en eicellen worden in gelijke aantallen gevormd.
De lichamelijke veranderingen bij jongens en meisjes tijdens de puberteit worden veroorzaakt door hormonen. Tijdens een menstruatiecyclus verandert de dikte van de spierlaag van de baarmoederwand bij een jonge, niet-zwangere vrouw.
©
In de teelballen van een gezonde jonge man worden continu zaadcellen geproduceerd. Een eicel leeft 1 dag.
Hoe groter de man, hoe groter de penis. Elke geboorte wordt voorafgegaan door weeën en verlies van vruchtwater.
Op het einde van dit katern maak je de oefening opnieuw.
6
©
VA N
IN
1
DE VOORTPLANTINGSORGANEN
Bij de geboorte is de algemene lichaamsvorm van alle baby’s ongeveer gelijk. Toch zie je onmiddellijk of de pasgeborene een jongen of een meisje is. In dit hoofdstuk leer je de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen kennen, lokaliseren en benoemen. 7
De voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 1
1.1 PRIMAIRE GESLACHTSKENMERKEN onderzoeksvraag
Hoe verschillen een jongen en een meisje van elkaar? opdracht
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen.
©
Afb. 1 baby – meisje
Afb. 2 baby – jongen
Aan een pasgeboren baby kun je uitwendig zien of het een jongen of een meisje is. Een jongen heeft
.
Een meisje heeft
.
Dat zijn de uitwendige geslachtskenmerken, kenmerken waaraan je het geslacht herkent.
8
HOOFDSTUK 1
De voortplantingsorganen
Bekijk afbeelding 3 en omcirkel wat juist is.
verschillend / gelijk verschillend / gelijk
verschillend / gelijk
verschillend / gelijk
Š
VA N
IN
verschillend / gelijk
Afb. 3 inwendige organen
Organen zoals het hart, de longen, de maag â&#x20AC;Ś zijn bij jongens en meisjes verschillend / gelijk. De voortplantingsorganen zijn verschillend / gelijk. De kenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn, zijn de primaire geslachtskenmerken.
Besluit Geslachtskenmerken zijn kenmerken waaraan je het herkent. Primaire geslachtskenmerken zijn geslachtskenmerken die al bij de aanwezig zijn.
9
HOOFDSTUK 1
De voortplantingsorganen
1.2 DE MANNELIJKE VOORTPLANTINGSORGANEN onderzoeksvraag
Uit welke organen bestaat het mannelijk voortplantingsstelsel? De mannelijke voortplantingsorganen liggen gedeeltelijk buiten het lichaam aan de onderbuik. Een ander gedeelte ligt in de onderbuik.
opdracht Lees de beschrijvingen van het uitzicht en de ligging van de mannelijke voortplantingsorganen. Bekijk de afbeeldingen. Noteer de namen van de organen in het lijstje bij afbeelding 4. beschrijving
penis
langwerpig, uitwendig orgaan onder aan de buik De penis bestaat uit: - de eikel: gladde, glanzende top van de penis, - de voorhuid: een gedeeltelijk losliggende huidlaag die weggeschoven kan worden, gelegen rond de eikel, - de zwellichamen: sponsachtig weefsel in de penis.
balzak
VA N
urinebuis
IN
orgaan
lange, smalle buis van de urineblaas tot aan de top van de penis zakvormige huidplooi onder aan de buik okkernootvormige organen in de balzak
twee bijballen
kluwen van dunne, gekronkelde buisjes, één bij elke teelbal
twee zaadleiders
smalle, buisvormige verbindingen tussen bijbal en urinebuis
twee zaadblaasjes
blaasvormige uitstulpingen aan het laatste deel van elke zaadleider
prostaat
kastanjevormige klier rond de urinebuis, net onder de urineblaas
twee klieren van Cowper
kleine klieren die uitmonden ongeveer halverwege de urinebuis, onder de prostaat
©
twee teelballen
wervelkolom dikke darm urineblaas 5 4 c aars
1 b
10
a
8 9
7
2 Afb. 4a mannelijk voortplantingsstelsel - zijaanzicht
De voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 1
urineblaas
6 5
5
urineblaas 6
4
4
3
3 2 c
c 7
7
1
1
8
a Afb. 4b hoek van 45°
1
2 3
a Afb. 4c vooraanzicht
5 6
VA N
c
b
9
4
a b
8
IN
2
b
7 8 9
Š
Markeer in de opsomming: - de inwendige voortplantingsorganen roze, - de uitwendige voortplantingsorganen groen.
Besluit
De mannelijke uitwendige voortplantingsorganen zijn:
De mannelijke inwendige voortplantingsorganen zijn:
11
HOOFDSTUK 1
De voortplantingsorganen
1.3 DE VROUWELIJKE VOORTPLANTINGSORGANEN onderzoeksvraag
Uit welke organen bestaat het vrouwelijk voortplantingsstelsel? De voortplantingsorganen bij de vrouw zijn minder zichtbaar dan die bij de man. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik.
opdracht Lees de beschrijvingen van het uitzicht en de ligging van de vrouwelijke voortplantingsorganen. Bekijk de afbeeldingen. Noteer de namen van de organen in het lijstje bij afbeelding 5. beschrijving
schaamlippen
twee paar (grote en kleine) zachte huidplooien links en rechts van de vagina-opening
clitoris
knobbeltje vooraan tussen de kleine schaamlippen
baarmoeder
hol, gespierd, peervormig orgaan, waarvan de binnenwand bedekt is met slijmvlies; ligt onderaan in de buikholte
baarmoederhals
sluitspier bij de overgang van baarmoeder naar vagina
twee eierstokken
organen zo groot als een okkernoot links en rechts naast de baarmoeder
twee eileiders
smalle, ongeveer 15 cm lange buisjes tussen eierstok en baarmoeder
twee eitrechters
verbrede uiteinden van de eileiders aan de kant van de eierstok
vagina of schede
smalle, rekbare buis tussen de baarmoeder(hals) en de vagina-opening
vagina-opening
ingang van de vagina, gelegen tussen de kleine schaamlippen, de urinebuis en de aars
Š
VA N
IN
orgaan
9
wervelkolom
8 7 6 5
dikke darm
urineblaas
4 2 1
b a
aars 3 Afb. 5a vrouwelijk voortplantingsstelsel - zijaanzicht
12
HOOFDSTUK 1
De voortplantingsorganen 7
8 7
8 9
5
9
6
6
4 4 3 Afb. 5b hoek van 45°
Afb. 5c vooraanzicht
5
a
6
IN
1 b
7
2
8
3
9
VA N
4
Š
Markeer in de opsomming: - de inwendige voortplantingsorganen roze, - de uitwendige voortplantingsorganen groen.
2
3
einde urinebuis
aars
Afb. 6 uitwendige voortplantingsorganen van een vrouw
Besluit De vrouwelijke uitwendige voortplantingsorganen zijn:
De vrouwelijke inwendige voortplantingsorganen zijn:
13
De voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 1
om te onthouden Vul aan. geslachtskenmerken
JONGEN
♂
MEISJE
uitwendige voortplantingsorganen
uitwendige voortplantingsorganen
-
-
IN
- -
-
VA N
inwendige voortplantingsorganen
-
-
-
-
-
-
-
-
- - -
-
14
inwendige voortplantingsorganen
©
-
♀
HOOFDSTUK 1
evalueer jezelf 1 De voortplantingsorganen 1.1 Primaire geslachtskenmerken Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip geslachtskenmerken omschrijven 2 het begrip primaire geslachtskenmerken omschrijven 3 voorbeelden geven van primaire geslachtskenmerken bij een jongen 4 voorbeelden geven van primaire geslachtskenmerken bij een meisje
1.2 De mannelijke voortplantingsorganen Datum
Wat kun je?
Pagina
1 de mannelijke uitwendige voortplantingsorganen opsommen
IN
2 de mannelijke inwendige voortplantingsorganen opsommen 3 op een afbeelding van het mannelijk voortplantingsstelsel de organen aanduiden en benoemen
1.3 De vrouwelijke voortplantingsorganen Wat kun je?
Pagina
1 de vrouwelijke uitwendige voortplantingsorganen opsommen
VA N
Datum
2 de vrouwelijke inwendige voortplantingsorganen opsommen 3 op een afbeelding van het vrouwelijk voortplantingsstelsel de organen aanduiden en benoemen
Š
De voortplantingsorganen
15
DE PUBERTEIT
Š
VA N
IN
2
Op dit moment zit je in een levensfase waarin je lichaam, je gevoelens, je sociale gedrag â&#x20AC;Ś veranderen. Je lichaam maakt zich klaar voor een nieuwe, belangrijke taak: de voortplanting. 16
HOOFDSTUK 2
De puberteit
2.1 PUBERTEIT onderzoeksvraag
Wat is puberteit? opdracht levensfase
©
VA N
IN
Bekijk de cartoons.
Afb. 1 de zes levensfasen
Noteer elk van de zes levensfasen bij de juiste cartoon. Kies uit: puber – peuter – schoolkind – baby – kleuter – volwassene. Op dit moment zit je in een levensfase waarin je zowel lichamelijk als geestelijk verandert. Omcirkel die periode op de pijl. De
is de overgangsperiode
tussen de kindertijd en de volwassenheid. In die fase maakt je lichaam zich klaar voor een nieuwe, belangrijke taak: de
.
Besluit De puberteit is de overgangsperiode tussen de en de
. 17
De puberteit
HOOFDSTUK 2
2.2 SECUNDAIRE GESLACHTSKENMERKEN onderzoeksvraag
Hoe verandert je lichaam tijdens de puberteit? opdracht
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen. Zet een kruisje in de kolom onder de afbeelding als de verandering van toepassing is.
Afb. 2 van meisje naar vrouw
Afb. 3 van jongen naar man
veranderingen groeispurt
bredere schouders bredere heupen
Š
gespierder lichaam
ontwikkeling borsten opvallende stemverandering door een vergroot strottenhoofd beharing op de borst ontwikkeling baard en snor okselhaar haargroei rond de schaamstreek puistjes â&#x20AC;&#x201C; acne vetter haar
Bekijk je antwoorden. Je ziet een aantal verschillen tussen vrouw en man, die tijdens de puberteit ontstaan. Dat gebeurt onder invloed van geslachtshormonen. Hormonen zijn stoffen die door klieren worden gevormd en aan het bloed worden afgegeven. Ze regelen de werking van andere organen. De vrouwelijke geslachtshormonen zijn oestrogeen en progesteron. Ze worden in de eierstokken geproduceerd. 18
De puberteit
HOOFDSTUK 2
Het mannelijke geslachtshormoon, testosteron, wordt in de teelballen geproduceerd. De secundaire geslachtskenmerken zijn de veranderingen bij jongens en meisjes die vanaf de puberteit optreden onder invloed van de geslachtshormonen. Markeer in de middelste kolom van de tabel op pagina 18: - de secundaire geslachtskenmerken typisch voor meisjes blauw, - de secundaire geslachtskenmerken typisch voor jongens roze, - de secundaire geslachtskenmerken bij zowel jongens als meisjes groen. Bekijk de afbeelding. groei schaamhaar
groeispurt menstruatie
IN
groei van melkklieren waardoor borsten ontstaan extra groei penis
VA N
extra groei teelballen zaadlozing
8
9
jongens meisjes gemiddelde leeftijd waarop een bepaalde ontwikkeling begint
10 11 12 13 14 15 16 17 leeftijd (in jaren)
Afb. 4 ontwikkeling bij jongens en meisjes
©
Komen jongens en meisjes op dezelfde leeftijd in de puberteit? Maak je antwoord duidelijk aan de hand van een voorbeeld.
Iedereen is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo.
Besluit Tijdens de puberteit verandert het lichaam onder invloed van geslachtshormonen: •
bij jongens, geproduceerd in de
•
. en
bij meisjes,
geproduceerd in de
.
De secundaire geslachtskenmerken die zichtbaar worden tijdens de puberteit zijn: • bij jongens:
• bij meisjes: 19
De puberteit
HOOFDSTUK 2
2.3 HYGIËNE onderzoeksvraag
Hoe verzorg je je lichaam tijdens de puberteit? opdracht Bekijk de cartoons. Omcirkel of de uitspraak erboven waar of niet waar is. Noteer bij elke cartoon het nummer van de overeenkomstige uitleg.
Een deodorant vertraagt de groei van bacteriën in het zweet en vermindert zo de geur. Een antitranspiratiemiddel sluit een deel van de poriën af, waardoor je minder gaat zweten.
VA N
IN
waar / niet waar
©
waar / niet waar
Het lichaam gaat meer zweten, vooral onder de oksels. De huid en de haren worden vetter.
waar / niet waar
waar / niet waar
20
De talgklieren worden actiever.
Het huidsmeer wordt dikker van samenstelling. Daardoor wordt de huid vetter en kunnen talgklieren ontsteken. Acne (puistjes) komt het meeste voor op de T-zone: voorhoofd, neus en kin. Acne kan ook voorkomen op de rug en onder het haar. Bij meisjes wordt de acne soms heviger in de periode van de menstruatie.
HOOFDSTUK 2
haarverzorgingsproducten of van een verstoord hormonaal evenwicht. Door de hoofdhuid te masseren voorkom je dat de talgklieren verstopt raken. Was je toch dagelijks je haar, gebruik dan een ‘elke-dag-shampoo’, een neutrale shampoo of een shampoo aangepast aan je haartype. Shampoo kan de hoofdhuid irriteren, waardoor de vetproductie toeneemt. Als je je haar vaak wast, was je het vet weg, maar wordt je haar ook droger. Je vraagt het best raad aan je kapper.
Belangrijk is dat je je huid goed reinigt met water of een zachte lotion. Gebruik in elk geval geen gewone zeep. Daar droogt je huid vaak extra van uit. Je huid gaat daardoor nog meer vet aanmaken, waardoor je ook meer puistjes krijgt. Als je puistjes uitdrukt, beschadig je het huidweefsel rond de puistjes. Zo kunnen er littekens ontstaan. Je vraagt het best raad aan je huisarts of dermatoloog.
waar / niet waar
Je wast je dagelijks met water en een beetje zeep
VA N
Vet haar kan het gevolg zijn van een slecht voedingspatroon, stress, agressieve
IN
De puberteit
en je gebruikt daarna een deodorant of een antitranspiratiemiddel. Je wast je beter meerdere keren dan telkens opnieuw een deodorant te gebruiken.
©
waar / niet waar
Je kunt je dagelijks kort douchen om het vuil weg
te spoelen. Douch je niet, dan was je je elke dag aan de wastafel. Wees zuinig met zeep. Zeep kan irritatie veroorzaken en de huid uitdrogen.
waar / niet waar
Afb. 5 hygiëne tijdens de puberteit
Besluit In de puberteit vraagt de lichaamsverzorging meer aandacht: • lichaam, haar en gezicht vaker wassen • de oksels wassen, soms of indien nodig een deodorant of antitranspiratiemiddel gebruiken • de vette huid van het gezicht reinigen met water of een zachte lotion 21
De puberteit
HOOFDSTUK 2
om te onthouden = overgangsperiode tussen de kindertijd en de volwassenheid
primaire / secundaire geslachtskenmerken worden zichtbaar onder invloed van geslachtshormonen
en
geproduceerd in de eierstokken
â&#x2122;&#x20AC;
geproduceerd in de teelballen
JONGEN veranderingen van het lichaam
â&#x2122;&#x201A;
smal / breed
schouders
smal / breed
smal / breed
IN
MEISJE
smal / breed
weinig verandering / sterk gespierd
spiervolume
VA N
groeien /
heupen
geen ontwikkeling
borsten
weinig verandering / sterk gespierd groeien / geen ontwikkeling
stemverandering door
weinig verandering /
veel verandering
vergroot strottenhoofd
veel verandering
geen verandering / groeit
borsthaar
geen verandering / groeit
geen verandering / groeit
gezichtshaar
geen verandering / groeit
geen verandering / groeit
okselhaar
geen verandering / groeit
geen verandering / groeit
schaamhaar
geen verandering / groeit
Š
weinig verandering /
verzorging: - lichaam, haar en gezicht vaker wassen - de oksels wassen, indien nodig een deodorant of antitranspiratiemiddel gebruiken - de vette huid van het gezicht reinigen met water of een zachte lotion
22
HOOFDSTUK 2
evalueer jezelf 2 De puberteit 2.1 Puberteit Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip puberteit omschrijven 2.2 Secundaire geslachtskenmerken Datum
Wat kun je?
Pagina
1 de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit omschrijven 2 de geslachtshormonen bij een jongen en een meisje opnoemen 3 de organen die de geslachtshormonen produceren opnoemen 4 het begrip secundair geslachtskenmerk omschrijven
IN
5 de secundaire geslachtskenmerken bij een jongen opsommen
2.3 HygiĂŤne Datum
VA N
6 de secundaire geslachtskenmerken bij een meisje opsommen Wat kun je?
Pagina
1 vijf verzorgingstips voor het lichaam opsommen
Š
De puberteit
23
©
VA N
IN
3
WERKING VAN DE VOORTPLANTINGSORGANEN
Bij de voortplanting van de bloemplanten heb je geleerd dat er voor de geslachtelijke voortplanting geslachtscellen nodig zijn. Dat is bij de mens ook zo. In dit hoofdstuk leer je waar en hoe de geslachtscellen ontstaan in het lichaam van een man en een vrouw.
24
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
3.1 HET MANNELIJK VOORTPLANTINGSSTELSEL 3.1.1 De zaadcel onderzoeksvraag
Hoe is een mannelijke voortplantingscel gebouwd? opdracht Hoe noem je de mannelijke voortplantingscel? Bekijk de afbeeldingen. 1
1 2
2
1 2
VA N
3
IN
3
3
Afb. 1 tekening van een zaadcel
Afb. 2 foto van een zaadcel
De cel bestaat uit drie delen. - kop: bevat de celkern met het erfelijk materiaal. - hals: levert energie. - zweepdraad: zorgt voor de voortbeweging. Noteer de delen van de zaadcel bij de afbeeldingen.
©
De teelballen produceren de zaadcellen. Bij de geboorte bevatten de teelballen nog geen zaadcellen. Rond de leeftijd van 8 à 9 jaar vormt een klein kliertje onderaan de hersenen, de hypofyse, een stof die de teelballen activeert. Ongeveer twee jaar later beginnen de teelballen te werken. Welk hormoon vormen ze? Wat wordt er gevormd onder invloed van dat hormoon?
Besluit De mannelijke voortplantingscel is de
.
Ze wordt geproduceerd in de onder invloed van het geslachtshormoon
.
De zaadcel bestaat uit: •
, die de celkern met het erfelijk materiaal bevat
•
, die energie levert
•
, die voor de voortbeweging zorgt 25
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
3.1.2 Werking van het mannelijk voortplantingsstelsel onderzoeksvraag
Hoe werken de mannelijke voortplantingsorganen? opdracht Lees de tekst.
VA N
IN
De teelballen maken gemiddeld 50 000 zaadcellen per minuut aan. In de bijballen worden de zaadcellen opgeslagen en rijpen ze verder. Vanuit elke bijbal vertrekt een zaadleider. Bij een zaadlozing duwen de spiertjes in de wand van de zaadleider de zaadcellen richting urinebuis. Voor de zaadlozing scheiden de klieren van Cowper het voorvocht af. Dat vocht neutraliseert de eventuele achtergebleven urineresten in de urinebuis. Bovendien zorgt het glibberige vocht ervoor dat de penis bij de geslachtsgemeenschap makkelijker in de vagina glijdt. Het voorvocht kan zaadcellen bevatten van een vorige zaadlozing.
Afb. 3 mannelijk voortplantingsstelsel - hoek van 45°
©
Aan het einde van de zaadleider komt het vocht uit de zaadblaasjes bij de zaadcellen. Dat vocht bevat suikers die energie leveren, waardoor de zaadcellen beweeglijker worden. Het vocht beschermt de zaadcellen tegen het zure milieu van de vagina. Bij de prostaatklier monden de zaadleiders uit in de urinebuis. Het vocht van de prostaatklier zorgt ervoor dat de zaadcellen zich vlot kunnen voortbewegen. Het mengsel van zaadcellen, vocht van de zaadblaasjes en vocht van de prostaatklier is sperma. Het sperma verlaat het lichaam via de urinebuis in de penis. Dat is de zaadlozing of ejaculatie. Een zaadlozing gebeurt alleen als de penis in erectie is, dat wil zeggen als de zwellichamen in de penis zich vullen met bloed, waardoor de penis groot en stijf wordt en zich opricht. Tussen de prostaat en de blaas bevindt zich een spiertje. Dat zorgt samen met de opzwelling van de prostaat voor de afsluiting van de urineblaas tijdens de zaadlozing. Zo kan er geen urine in de urinebuis komen en geen sperma in de blaas. Bij sommige oudere mannen is de prostaat iets opgezwollen. Daardoor wordt de urinebuis afgekneld en kunnen ze minder goed plassen. Kleur op afbeelding 3 de weg die de zaadcel volgt vanaf de productie tot ze het lichaam verlaat oranje. Kleur de klieren van Cowper, de zaadblaasjes en de prostaatklier groen. Elk van die klieren produceert een vocht. Verbind wat bij elkaar hoort. klieren van Cowper zaadblaasjes prostaatklier
26
• • •
• • •
vocht dat zorgt voor energierijke stoffen vocht dat zorgt voor een betere beweging voorvocht dat urineresten neutraliseert in de urinebuis
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
Besluit Het mannelijk voortplantingsstelsel bestaat uit verschillende organen, elk met zijn eigen specifieke functie. produceren van zaadcellen en testosteron opslaan en rijpen van zaadcellen afscheiden van voorvocht dat urine neutraliseert
in de urinebuis zaadcellen richting urinebuis duwen produceren van energierijk vocht produceren van vocht dat zorgt voor een vlotte beweging
van de zaadcellen, blaas afsluiten tijdens de zaadlozing daarlangs verlaat het sperma het lichaam
IN
met
vullen zich met bloed, zodat de penis groot en stijf kan worden gevoelig voor seksuele prikkels
onderzoeksvraag
VA N
beschermen van de eikel
Wanneer krijgt een man een erectie?
Š
Mannen kunnen een erectie krijgen door seksuele prikkeling. Maar er kunnen ook spontane erecties ontstaan, zonder enige seksuele aanleiding. Een lichte prikkeling of een emotie is al voldoende.
Afb. 4a penis in gewone toestand
Afb. 4b penis in erectie
In de puberteit hebben veel jongens last van spontane erecties, wat ze als onprettig ervaren. Naarmate ze ouder worden, nemen die spontane erecties af. Ook â&#x20AC;&#x2122;s nachts krijgen mannen vaak een erectie. Die erecties hebben niet altijd een zaadlozing tot gevolg. Is dat wel zo, dan spreekt men van een natte droom. Soms wordt een man wakker met een erectie. Dat wordt dan een ochtenderectie genoemd.
Besluit Een
is een stijve en harde penis die
voornamelijk door seksuele prikkeling veroorzaakt wordt. 27
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
onderzoeksvraag
Wanneer krijgt een man een orgasme? De eikel is het meest gevoelige deel van de penis. Door prikkeling van de eikel bereikt de man een seksueel hoogtepunt. Dat is een orgasme of klaarkomen. Dat kan door: - coïtus of geslachtsgemeenschap, - masturbatie of zelfbevrediging. In de puberteit masturberen veel jongens regelmatig. Masturbatie is niet slecht of ongezond. Als mannen niet masturberen of geen geslachtsgemeenschap hebben, neemt de productie van zaadcellen af.
Besluit
VA N
onderzoeksvraag
is het seksuele hoogtepunt bij een ejaculatie.
IN
Het
Wanneer krijgt een man een ejaculatie?
Bij een orgasme ejaculeert een man meestal. Het sperma is wit en kleverig. De gemiddelde zaadlozing heeft een volume van 2 tot 5 ml sperma. Het sperma bestaat gemiddeld voor 98 % uit zaadvocht en voor 2 % uit zaadcellen. Dat zijn 20 tot 100 miljoen zaadcellen per milliliter sperma.
©
Na een zaadlozing wordt de hoeveelheid zaadcellen snel aangevuld. Bovendien worden zaadcellen elke 48 uur vervangen door nieuwe. Een zaadcel leeft gemiddeld 5 dagen, maar kan tot 7 dagen overleven!
opdracht Verbind de beschrijving met het juiste begrip.
28
stijve en harde penis die door seksuele prikkeling veroorzaakt wordt
•
• masturbatie
uitstoot van sperma uit de penis
•
• erectie
ejaculatie zonder stimulatie, bijvoorbeeld tijdens de slaap
•
• spontane erectie
zelf de geslachtsdelen stimuleren om seksuele opwinding te bereiken •
• orgasme
erectie zonder enige seksuele aanleiding
•
• ejaculatie
seksueel hoogtepunt
•
• natte droom
Besluit Een
of zaadlozing is de uitstoot van
sperma (zaadcellen en zaadvocht) uit de penis.
onderzoeksvraag
Wat is een besnijdenis? opdracht
IN
Bekijk de afbeeldingen van de penis. Benoem de aangeduide delen. 1 2
Afb. 5 penis
2
VA N
1
©
De voorhuid bedekt een deel van de eikel of de volledige eikel. Soms is de voorhuid te nauw. Dat is hinderlijk bij seksueel contact. Vaak wordt dan de volledige voorhuid of een deel ervan operatief weggenomen. Die ingreep heet besnijdenis. In sommige culturen is het gebruikelijk om jongens en mannen te besnijden. Bij moslims en joden maakt de ingreep deel uit van hun religie. In gebieden met een warm klimaat en in de Verenigde Staten worden veel besnijdenissen uitgevoerd om hygiënische redenen. Bacteriën groeien sneller bij hogere temperaturen. Door het wegnemen van de voorhuid krijgen de bacteriën minder kans om zich onder de voorhuid te ontwikkelen. Noteer onder de afbeeldingen de juiste omschrijving. Kies uit: onbesneden penis – besneden penis.
Besluit Tijdens een besnijdenis wordt de van de penis weggenomen. Besnijdenissen worden uitgevoerd om onder andere , medische en religieuze redenen. 29
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
3.1.3 Hygiëne onderzoeksvraag
Hoe verzorgt een man zijn lichaam? opdracht Bekijk de cartoons. Omcirkel of de tip erboven aan te raden is of juist niet. Noteer bij elke cartoon het nummer van de bijbehorende uitleg.
IN
VA N
°
aan te raden niet aan te raden
30
°
de optimale temperatuur 35 °C. Draag je te strakke kleding, dan neemt de temperatuur toe. Het is nooit echt onderzocht in welke mate de temperatuur de zaadcelproductie beïnvloedt. Het is wel zeker dat te hoge temperaturen ongunstig zijn voor de kwaliteit van de zaadcellen. Dagelijks een sauna of een heet bad nemen is om dezelfde reden niet aan te raden.
©
Voor de productie van zaadcellen is
aan te raden niet aan te raden
Onder de voorhuid zitten kleine
kliertjes die smeervocht produceren. Dat is een witte, kleverige vloeistof, die smegma heet. Als een man zijn penis wast, trekt hij de voorhuid naar achteren. Zo kan hij het randje onder de eikel schoonmaken. Als de penis niet goed wordt schoongemaakt, kan het smegma een onaangename geur, irritatie en ontstekingen veroorzaken. Om dat te voorkomen, moet de penis dagelijks gewassen worden, het beste met lauw water zonder zeep om irritatie te vermijden. Ook als een man besneden is, is het belangrijk dat hij zijn penis goed wast.
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
Het heeft geen zin dat je je wast als
je daarna vuile, stinkende kleren aantrekt. Katoen ademt beter dan synthetische stof. Van synthetisch ondergoed (zoals polyester) ga je meer zweten.
°
aan te raden
Afb. 6 hygiëne bij de man
VA N
Besluit
IN
niet aan te raden
©
Het is belangrijk je lichaam goed te verzorgen.
31
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
3.2 HET VROUWELIJK VOORTPLANTINGSSTELSEL 3.2.1 De eicel onderzoeksvraag
Hoe is een vrouwelijke voortplantingscel gebouwd? opdracht Hoe noem je de vrouwelijke voortplantingscel? Bekijk de afbeeldingen. Benoem de delen van de cel. 3
2
1 1
2
Afb. 7a eicel
VA N
3
IN
3 1 2
Afb. 7b zaadcel
©
Je ziet dat de eicel kleiner / groter is dan de zaadcel. De eicel is een van de grootste cellen van het menselijk lichaam. Al bij de geboorte bevinden zich in de eierstokken ongeveer twee miljoen eicellen. Die eicellen zijn nog niet rijp. Vanaf de puberteit tot de menopauze rijpt er elke maand een eicel, afwisselend in de linker- en rechtereierstok. Gemiddeld rond de leeftijd van 45 jaar vermindert het rijpingsproces, omdat de hormoonsamenstelling verandert. De vrouw raakt ‘in de overgang’. Als het rijpingsproces stopt, begint de menopauze. Dat is het einde van de vruchtbare periode. Bereken hoeveel eicellen er rijpen vanaf het twaalfde tot en met het vijftigste levensjaar van een vrouw die om de maand menstrueert en nooit zwanger is. Vergelijk je resultaat met de voorraad eicellen. Wat stel je vast?
Besluit De
, die tot de grootste cellen van het
menselijk lichaam behoren, zijn al aanwezig bij de geboorte. Vanaf de puberteit tot de menopauze rijpt er maandelijks één eicel in de . Het rijpingsproces vermindert in de menopauze. Dat is het einde van de periode. 32
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
3.2.2 Werking van het vrouwelijk voortplantingsstelsel onderzoeksvraag
Hoe werken de vrouwelijke voortplantingsorganen? opdracht Lees de tekst.
VA N
IN
Maandelijks ontwikkelt er een follikel in één eierstok. Een follikel is een met vocht gevuld blaasje waarin één eicel rijpt. Tijdens dat rijpingsproces vormen de eierstokken oestrogeen. Door de toename van oestrogeen in het bloed ontspannen de spieren rond de baarmoederhals zich. De slijmprop die zich daar bevindt, laat normaal geen zaadcellen door. Onder invloed van de oestrogenen wordt het slijm gedurende enkele dagen vloeibaarder, waardoor de zaadcellen erdoor kunnen zwemmen.
Afb. 8 vrouwelijk voortplantingsstelsel – vooraanzicht
Als de eicel rijp is, barst de follikel open. De rijpe eicel komt vrij uit de eierstok. Dat is de eisprong of ovulatie. De rijpe eicel wordt opgevangen door de eitrechter. De eileider voert de rijpe eicel richting baarmoeder.
©
Een eicel leeft ongeveer 12 tot 24 uur. Daarna lost ze op en worden de resten opgenomen in de haarvaten van de eileiderwand. Wanneer er in de periode van de eisprong zaadcellen in de eileider aanwezig zijn, kan de rijpe eicel die onderweg is naar de baarmoeder bevrucht worden. De bevruchting gebeurt in het begin van de eileider. De eileider voert de bevruchte eicel verder naar de baarmoeder. Ondertussen deelt de bevruchte eicel zich. Onderweg verbruikt ze haar eigen reservevoedsel. Na vijf dagen bereikt de bevruchte eicel, die zich nog steeds verder deelt, de baarmoeder. Na de eisprong wordt het hormoon progesteron gevormd in de eierstok. Dat hormoon geeft aan de baarmoeder het signaal dat ze zich moet klaarmaken om een eventuele bevruchte eicel op te vangen. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker en er ontwikkelen zich meer bloedvaten. Als na vijf dagen de bevruchte eicel in de baarmoeder aankomt, kan ze zich innestelen in de dikke slijmvlieslaag. Vanaf dat moment neemt ze voedingsstoffen uit die laag op. Als de eicel onderweg niet bevrucht is, heeft het verdikte slijmvlies geen functie meer. Het komt dan gedeeltelijk los en er ontstaat een bloeding: de maandstonden of menstruatie. Het bloed verlaat het lichaam via de vagina. De binnenwand van de vagina is bedekt met een slijmvlies. Dat weefsel scheidt een zurig slijm af, dat bacteriedodend werkt. Kleur op afbeelding 8 de weg van een niet-bevruchte eicel oranje. 33
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
Nummer de zinnen in de juiste volgorde: van eisprong tot bevruchting of tot menstruatie.
Als de follikel rijp is, barst hij open. Er komt een rijpe eicel vrij: eisprong of ovulatie.
De baarmoeder maakt zich klaar, het baarmoederslijmvlies wordt dikker en bevat veel bloedvaatjes. Het verdikte baarmoederslijmvlies is overbodig en komt los. Daarbij ontstaat een bloeding. De eileider voert de rijpe eicel naar de baarmoeder.
De spierwand van de baarmoeder trekt samen. Stukjes slijmvlies en het bloed verlaten het lichaam via de vagina: menstruatie of maandstonden. De vrijgekomen rijpe eicel wordt opgevangen door de eitrechter.
Heeft de rijpe eicel een zaadcel ontmoet, dan nestelt de bevruchte eicel zich in de baarmoeder om verder te ontwikkelen tot een baby: zwangerschap. Heeft de rijpe eicel geen zaadcel ontmoet, dan sterft ze na 24 uur af.
IN
Het vrouwelijk voortplantingshormoon oestrogeen zorgt ervoor dat er maandelijks in één eierstok een follikel ontwikkelt. In beide eierstokken zitten de eicellen opgeslagen.
Ondertussen geeft het vrouwelijk voortplantingshormoon progesteron aan de baarmoeder het signaal dat ze zich moet klaarmaken om een eventuele bevruchte eicel te ontvangen.
Besluit
VA N
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel bestaat uit verschillende organen, elk met zijn
©
eigen specifieke functie.
rijping van eicellen en productie van oestrogeen en progesteron opvangen van de vrijgekomen rijpe eicel vervoeren van de eicel van eierstok naar baarmoeder orgaan waarin een bevruchte eicel zich verder ontwikkelt verbinding van de baarmoeder met de buitenwereld produceren van een slijmprop om de baarmoeder
af te sluiten
Tijdens het rijpingsproces vormen de eierstokken het hormoon . Als de eicel rijp is, komt ze vrij uit de eierstok. Dat is de eisprong of . Na de eisprong wordt het hormoon gevormd in de eierstok. Door dat signaal wordt het baarmoederslijmvlies dikker en ontwikkelen er zich meer bloedvaten. Als de eicel niet bevrucht is, heeft het verdikte slijmvlies geen functie meer.
34
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
Tijdens de maandstonden of verlaten de overtollige slijmvliezen en het bloed het lichaam via de vagina. De vagina heeft aan de binnenwand een slijmvlies dat beschermt tegen binnendringende bacteriën. Als een zaadcel een eicel ontmoet in het begin van de eileider, is er kans op een .
onderzoeksvraag
Wat is het maagdenvlies? opdracht
IN
Bekijk de afbeelding en lees de tekst. Benoem daarna de aangeduide delen.
VA N 1
©
3
Het maagdenvlies is een plooi in het slijmvlies vooraan in de vagina. Die slijmvliesplooi sluit de vagina gedeeltelijk af en voorkomt zo dat bacteriën en vreemde stoffen binnendringen. De plooi, het maagdenvlies, kan wat inscheuren bij de eerste geslachtsgemeenschap. Dat kan pijn doen en er kan een kleine bloeding ontstaan. Het maagdenvlies is geen gesloten vlies. Er is een opening om het menstruatiebloed uit de baarmoeder te laten wegvloeien. In sommige culturen wordt de aanwezigheid van het maagdenvlies beschouwd als het bewijs dat het meisje nog geen geslachtsgemeenschap had.
2
Afb. 9 het maagdenvlies
1 2 3
Besluit Het maagdenvlies is een slijmvliesplooi die de vagina gedeeltelijk afsluit.
35
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
3.2.3 Hygiëne onderzoeksvraag
Hoe verzorgt een vrouw haar lichaam? opdracht Bekijk de cartoons. Omcirkel of de tip erboven aan te raden is of juist niet. Noteer bij elke cartoon het nummer van de bijbehorende uitleg.
°
krijgen van jeuk, irritatie, schimmelinfecties en pijn bij het vrijen.
©
VA N
IN
Als je zeep gebruikt, kun je last
°
aan te raden niet aan te raden
36
aan te raden niet aan te raden
Vaak ruikt de vagina net voor de
menstruatie anders dan bij de eisprong. Gebruik geen vaginale zeep, douches en parfums om de geur weg te halen. Je vagina raakt door de toegevoegde stoffen geïrriteerd en gaat nog meer ruiken. Trek dagelijks vers katoenen ondergoed aan. Synthetisch ondergoed kan de vagina irriteren. Daardoor kun je meer afscheiding krijgen en gaat je vagina nog meer ruiken.
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
Afscheiding of witverlies is het
vaginale slijm dat het lichaam verlaat. Het is meestal kleurloos tot witgeel. De kleur, de samenstelling en de hoeveelheid kunnen veranderen door hormonale schommelingen of door stress. Als het witverlies sterk verandert, is er kans op een infectie. Je raadpleegt dan het best een arts voor verder onderzoek.
°
aan te raden
Afb. 10 hygiëne bij de vrouw
VA N
Besluit
IN
niet aan te raden
©
Het is belangrijk je lichaam goed te verzorgen.
37
Werking van de voortplantingsorganen
HOOFDSTUK 3
om te onthouden organen
functie produceert: opslaan en rijpen van zaadcellen zaadcellen vervoeren richting urinebuis produceert energierijk vocht
IN
- produceert vocht dat zorgt voor een vlotte beweging van de zaadcellen
VA N
- sluit de urinebuis af
klier van Cowper
Š
penis met urinebuis
afscheiden van
verwijdert (= zaadcellen + zaadvocht) uit het lichaam tijdens de zaadlozing of vult zich met bloed waardoor de penis groot en stijf wordt = gevoelig voor seksuele prikkels beschermt de eikel
Afb. 11 mannelijk voortplantingsstelsel
delen van de zaadcel
functie bevat erfelijk materiaal levert energie zorgt voor voortbeweging
Afb. 12 zaadcel
38
HOOFDSTUK 3
Werking van de voortplantingsorganen
om te onthouden organen
functie rijpen van eicellen produceert: -
eitrechter
vangt rijpe eicel op
eileider
vervoert rijpe eicel naar de
baarmoeder
hierin ontwikkelt bevruchte eicel
IN
- verbinding van de baarmoeder met de buitenwereld
met slijmlaag met maagdenvlies
VA N
Afb. 13 vrouwelijk voortplantingsstelsel
Š
zaadcel ontmoet eicel
- bescherming tegen bacteriĂŤn - afvoeren van menstruatiebloed
zaadcel ontmoet geen eicel
geen bevruchting
maandstonden of = overtollige slijmvliezen en bloed verlaten het lichaam
delen van de eicel
functie bevat erfelijk materiaal vult de cel omsluit de cel
Afb. 14 eicel
39
Werking van de voortplantingsorganen
evalueer jezelf
Pagina
Pagina
©
VA N
IN
3 Werking van de voortplantingsorganen 3.1 Het mannelijk voortplantingsstelsel 3.1.1 De zaadcel Datum Wat kun je? 1 de mannelijke voortplantingscel benoemen 2 op een afbeelding de delen van een zaadcel benoemen 3 de functie van de delen van een zaadcel verwoorden 4 het mannelijk geslachtshormoon dat de voortplantingsorganen in werking zet benoemen 5 het orgaan dat het mannelijk geslachtshormoon produceert benoemen 3.1.2 Werking van het mannelijk voortplantingsstelsel Datum Wat kun je? 1 de weg beschrijven die de zaadcel aflegt van teelbal tot zaadlozing 2 de functie van de mannelijke voortplantingsorganen verwoorden 3 de dubbele functie van de prostaatklier uitleggen 4 de begrippen erectie, spontane erectie, orgasme, ejaculatie, masturbatie, natte droom en besnijdenis uitleggen 3.1.3 Hygiëne Datum Wat kun je? 1 drie verzorgingstips voor het lichaam opsommen 3.2 Het vrouwelijk voortplantingsstelsel 3.2.1 De eicel Datum Wat kun je? 1 de vrouwelijke voortplantingscel noemen 2 op een afbeelding de delen van de eicel benoemen 3.2.2 Werking van het vrouwelijk voortplantingsstelsel Datum Wat kun je? 1 de vrouwelijke geslachtshormonen die de voortplantingsorganen in werking zetten noemen 2 het orgaan dat de vrouwelijke geslachtshormonen produceert benoemen 3 de weg die de eicel aflegt van eierstok tot baarmoeder beschrijven 4 de functie van de vrouwelijke voortplantingsorganen verwoorden 5 uitleggen wat het maagdenvlies is 6 de functie van het maagdenvlies verwoorden 7 de begrippen menstruatie en ovulatie of eisprong uitleggen 3.2.3 Hygiëne Datum Wat kun je? 1 drie verzorgingstips voor het lichaam opsommen
40
Pagina
Pagina
Pagina
Pagina
HOOFDSTUK 3
4
DE MENSTRUATIECYCLUS BIJ DE VROUW
Als de eicel geen zaadcel ontmoet in de eileider, volgt er een menstruatie. In dit hoofdstuk leer je wat menstruatie is en waarom je
IN
spreekt van een menstruatiecyclus. Je ontdekt hoe een vrouw zich kan voelen tijdens de menstruatie en hoe ze
VA N
zich gedurende die dagen het best verzorgt. De menstruatie kan ook uitblijven. Je leert wat
Š
daar de oorzaken van kunnen zijn.
41
De menstruatiecyclus bij de vrouw
HOOFDSTUK 4
4.1 Menstruatie onderzoeksvraag
Wat is menstruatie? opdracht
Afb. 1a eisprong
VA N
IN
Bekijk de afbeelding.
Afb. 1b menstruatie
eitaurtsnem
Lees de beschrijvingen. Noteer in de derde kolom bij iedere beschrijving het juiste begrip. seilvm jilsredeomraab Kies uit: eicelrijping – menstruatie – eisprong. 3 1 72 52 32 12 91 71 51 31 11 beschrijving
begrip
negad
©
nummer
9 7 5 3 1
1
Een eicel rijpt in een van de twee eierstokken.
2
De rijpe eicel komt los uit de eierstok en wordt opgevangen door de eitrechter.
De slijmvliezen in de baarmoeder verdikken. De eileider voert de rijpe eicel richting baarmoeder. 3
De eicel heeft geen zaadcel ontmoet in de eileider en sterft. De slijmvliezen en het bloed verlaten het lichaam via de vagina.
gnithcurveb
Noteer de nummers van de beschrijvingen bij de afbeelding.
Besluit
seilvmjilsredeomraab
is een bloeding waarbij overtollig
slijmvlies verwijderd wordt.
3 1 72 52 32 12 91 71 51 31 11 9 7 5 3 1
42
negad
De menstruatiecyclus bij de vrouw
HOOFDSTUK 4
4.2 Menstruatiecyclus onderzoeksvraag
Wat is een menstruatiecyclus? opdracht Bekijk de afbeelding. cyclus
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
2
3
4
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
2
3
4
eierstok cyclus
IN
eierstok
baarmoederslijmvlies
38 lichaamstemperatuur 37
36 legende: eisprong menstruatie
VA N
baarmoederslijmvlies
o
C
Afb. 2 menstruatiecyclus
©
Noteer de namen van de fasen in de eerste kolom. Kies uit: menstruatie – voorbereiding voor eventuele innesteling – eisprong of ovulatie – eicelrijping. Beantwoord de vragen in de tweede kolom. Leid de tijdsduur telkens af uit de afbeelding en noteer je antwoord in de derde kolom. menstruatiecyclus
kenmerken van de fase
fase 1:
Op welke dag start de menstruatie?
tijdsduur
Wat gebeurt er in de baarmoeder? fase 2:
Op welke dag start de rijping van een nieuwe eicel? Waar rijpt de eicel?
fase 2 overlapt deels fase 1
Wat gebeurt er ondertussen in de baarmoeder?
43
De menstruatiecyclus bij de vrouw fase 3:
HOOFDSTUK 4
Op welke dag komt de eicel vrij? Waar gebeurt de eisprong?
fase 4:
Hoeveel dagen na de eisprong blijft het baarmoederslijmvlies intact Op welke dag komt het overtollig baarmoederslijmvlies los? De begint. Het begin van de menstruatie is ook de aanvang van een nieuwe cyclus. Er is geen zwangerschap. Een nieuwe eicel mag rijpen.
Besluit
VA N
IN
De vier fasen duren samen gemiddeld dagen. Na fase 4 start opnieuw fase 1. Alle fasen worden altijd in dezelfde volgorde herhaald. Dat is een cyclus, de menstruatiecyclus.
Een menstruatiecyclus is een opeenvolging van vier verschillende fasen die altijd in
Š
dezelfde volgorde herhaald worden.
44
HOOFDSTUK 4
De menstruatiecyclus bij de vrouw
onderzoeksvraag
Hoelang duurt een menstruatiecyclus? opdracht Vul aan. De duur van een menstruatiecyclus varieert van ongeveer 25 tot ongeveer 35 dagen. Een gemiddelde cyclus telt dagen. Schommelingen in de duur van de cyclus situeren zich meestal in de tweede fase van de cyclus. De vierde fase is constant en duurt altijd
dagen.
VA N
Kleur op elke kalender: - de menstruatie rood, - de eisprong groen.
IN
De schommelingen zijn het gevolg van een onregelmatige hormoonproductie, die kan veroorzaakt worden door een verandering in leefgewoonten tijdens de vakantie, een stressperiode, een aangrijpende gebeurtenis â&#x20AC;Ś Een onregelmatige cyclus kan wijzen op vruchtbaarheidsproblemen, maar hoeft niet altijd onrustwekkend te zijn. Het is belangrijk een menstruatiekalender bij te houden.
De menstruatiecyclus duurt 25 dagen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 1 2 3 4 5 6 7 8 9
De menstruatiecyclus duurt 28 dagen.
Š
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1 2 3 4 5 6
De menstruatiecyclus duurt 34 dagen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 Afb. 3 menstruatiekalenders
Besluit Een menstruatiecyclus duurt gemiddeld
dagen.
45
De menstruatiecyclus bij de vrouw
HOOFDSTUK 4
4.3 Mogelijke ongemakken onderzoeksvraag
Hoe kan een vrouw zich voelen tijdens de menstruatie? De menstruatie gaat vaak gepaard met ongemakken.
opdracht Lees de drie artikels. Ik ben een puber van 14 jaar. Ik heb regelmatig pijn in de onderbuik en heb allerlei
lichamelijke klachten. Ik ben dikwijls prikkelbaar, treurig … Die klachten komen regelmatig premenstruele syndroom?
IN
terug en maken mijn actieve leven bijna onmogelijk. Zou het misschien gaan om het
Ik menstrueer heviger en krijg steeds meer last van hoofdpijn en pijnlijke borsten.
VA N
Wat is er aan de hand?
Ik ben een meisje van 15 jaar. De laatste tijd heb ik tijdens mijn menstruatie pijnlijke krampen. De pijn begint meestal net voor de menstruatie en duurt soms tot het einde ervan. Ik voel de pijn vooral in mijn onderbuik, maar ook vaak tot in mijn rug en bovenbenen. Moet ik mij zorgen maken?
©
Markeer in elk artikel de ongemakken.
Enkele tips om de ongemakken draaglijker te maken: - Ga vroeger slapen. - Gebruik een verwarmd kussentje bij hevige buik- of rugpijn. - Ga op je buik liggen, met één been opgetrokken. - Vraag advies aan je arts bij hevige pijn.
Besluit Elke vrouw ervaart de menstruatie anders. Enkele mogelijke ongemakken: • • •
46
HOOFDSTUK 4
De menstruatiecyclus bij de vrouw
4.4 Hygiëne onderzoeksvraag
Hoe verzorgt een vrouw zich tijdens de menstruatie? Een vrouw verliest ongeveer 30 tot 40 ml bloed wanneer het overtollige baarmoederslijmvlies tijdens de menstruatie loskomt. Om het bloedverlies en de resten van het slijmvlies op te vangen, zijn er een aantal hulpmiddelen.. Een maandverband breng je voor de opening van de vagina aan. Het heeft plakstrips waarmee het op zijn plaats blijft in de slip en bestaat in verschillende diktes en vormen.
©
Afb. 5
VA N
IN
Afb. 4
Afb. 6
Een tampon schuif je in de vagina. Tampons zijn ideaal tijdens het sporten of zwemmen. Ze bestaan in verschillende maten. Oefen je in het inbrengen van een tampon. Lees goed de gebruiksaanwijzing en neem de tijd om de tampon rustig in te brengen. Als hij goed zit, voel je hem niet zitten.
Inlegkruisjes zijn de dunste soort maandverband. Je gebruikt ze bij het begin of einde van de menstruatie, bij weinig bloedverlies of wanneer je witverlies hebt. Een inlegkruisje breng je voor de opening van de vagina aan. Het heeft plakstrips waarmee het op zijn plaats blijft in de slip.
Maandverbanden, tampons en inlegkruisjes moet je regelmatig vervangen. Ze nemen niet eindeloos vocht op. Vervang je ze niet tijdig, dan kunnen het bloed en het slijm onfris gaan ruiken door de inwerking van bacteriën. Die bacteriën kunnen infecties veroorzaken. Het is verder belangrijk dat je de schaamstreek goed wast, met zuiver water en eventueel een zeep met neutrale pH.
47
De menstruatiecyclus bij de vrouw
HOOFDSTUK 4
opdracht
Afb. 7
VA N
IN
Bekijk de cartoon. Zet een kruisje bij de tekstballon die bij jouw mening past.
©
Bespreek je mening met je klasgenoten. Omcirkel daarna het juiste antwoord. Zwemmen kan gewoon / kan niet tijdens de menstruatie.
Besluit Tijdens de menstruatie verzorgt een vrouw zich door gebruik te maken van een aantal hulpmiddelen: • • •
48
HOOFDSTUK 4
De menstruatiecyclus bij de vrouw
4.5 Het uitblijven van de menstruatie onderzoeksvraag
Wat zijn mogelijke oorzaken van het uitblijven van de menstruatie? Door een verandering in de hormoonproductie kan de menstruatie uitblijven. Er zijn verschillende factoren die een rol kunnen spelen bij die verandering.
opdracht
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen. Noteer de factor.
©
Andere factoren die ook een rol kunnen spelen: - late start van de puberteit - stress of ingrijpende gebeurtenissen - drang, hevige wens om zwanger te worden
Afb. 8
- oververmoeidheid - ziekten - reizen
Meestal komt de menstruatie vanzelf weer op gang wanneer je opnieuw gezond en regelmatig leeft. Dat wil zeggen: Raadpleeg altijd een arts wanneer je menstruatie maanden na elkaar uitblijft. Hij zal je tijdens een gesprek geruststellen of je onderzoeken om na te gaan hoe het komt dat je niet menstrueert.
Besluit De menstruatie kan uitblijven door een verandering in de hormoonproductie. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen: •
•
•
• 49
De menstruatiecyclus bij de vrouw
HOOFDSTUK 4
om te onthouden MENSTRUATIECYCLUS =
dagen
fase 1 :
ongemakken
gemiddeld vanaf dag 1 tot dag 5
voor elke vrouw anders voorbeelden:
bloeding waarbij overtollig
-
baarmoederslijmvlies verwijderd wordt
-
fase 2 :
IN
hygiĂŤne -
VA N
vanaf dag 5 tot de eisprong
-
het baarmoederslijmvlies wordt dikker
Š
fase 3 :
zwemmen mag / mag niet
oorzaak uitblijven menstruatie
factoren die een rol spelen:
op de 15e dag voor de volgende
-
menstruatie
-
de eicel komt vrij uit de eierstok
fase 4 :
gedurende 14 dagen het baarmoederslijmvlies wordt nog dikker
50
-
HOOFDSTUK 4
De menstruatiecyclus bij de vrouw
evalueer jezelf 4 De menstruatiecyclus bij de vrouw 4.1 Menstruatie Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip eisprong omschrijven 2 verwoorden waar de eisprong plaatsvindt 3 het begrip menstruatie omschrijven 4.2 Menstruatiecyclus Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het verloop van de menstruatiecyclus beschrijven aan de hand van een afbeelding van de baarmoederwand 2 de vier fasen van de menstruatiecyclus noemen 4.3 Mogelijke ongemakken Datum
Wat kun je?
IN
3 de menstruatiecyclus schematisch voorstellen Pagina
1 drie ongemakken opsommen die kunnen optreden tijdens een menstruatie
4.4 HygiĂŤne Datum
VA N
2 een gezonde oplossing geven om de opgesomde ongemakken te verlichten Wat kun je?
Pagina
1 voorbeelden geven van hoe de vrouw zich tijdens de menstruatie het beste verzorgt 4.5 Het uitblijven van de menstruatie Wat kun je?
Š
Datum
Pagina
1 vier oorzaken opsommen van het uitblijven van de menstruatie
51
©
VA N
IN
5
Vruchtbare periode, GESLACHTSGEMEENSCHAP, BEVRUCHTING, ZWANGERSCHAP EN GEBOORTE
Als een zaadcel een eicel ontmoet, is er kans op bevruchting. In dit hoofdstuk leer je hoe je de vruchtbare periode van een vrouw bepaalt, hoe de zaadcel bij de eicel komt en haar bevrucht. Je ontdekt hoe een bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een embryo en hoe die zich voedt. Je leert hoe het embryo zich verder ontwikkelt tot een foetus, die na 40 weken geboren kan worden. Je maakt ten slotte ook kennis met het geboorteproces. 52
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
5.1 Vruchtbare periode onderzoeksvraag
Wanneer is een vrouw vruchtbaar? opdracht Een vrouw heeft een cyclus van 30 dagen. Ze menstrueert vanaf 19 januari. Kleur op de kalender: - de menstruatiedagen rood, - de dag van de eisprong groen. 3 17 18 19 20 21 22 23
4 24 25 26 27 28 29 30
5 31
FEBRUARI 5 6 7 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18 5 12 19 6 13 20
8 21 22 23 24 25 26 27
9 28
IN
2 10 11 12 13 14 15 16
VA N
JANUARI 52 1 3 4 5 6 7 1 8 2 9
Afb. 1
Een eicel is 24 uur vruchtbaar en zaadcellen kunnen tot 7 dagen overleven. Kleur de vruchtbare periode blauw.
Š
De vrouw wenst niet zwanger te worden. Mag ze onbeschermd seksueel contact hebben op 30 januari? Leg uit.
Mag er onbeschermd seksueel contact zijn op 8 februari? Leg uit.
Besluit Een vrouw is vruchtbaar vanaf 7 dagen voor de eisprong tot en met 2 dagen na de eisprong. 53
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
5.2 Geslachtsgemeenschap Vanaf de puberteit wordt seksualiteit belangrijker in je leven. Je voelt je aangetrokken tot anderen. Je kiest voor iemand en bouwt aan een relatie. Binnen een relatie speelt seksualiteit een belangrijke rol. Als je van elkaar houdt, wil je dat tonen. Je gaat strelen en knuffelen. Als je heel veel van iemand houdt, zul je na verloop van tijd wellicht met die persoon vrijen of geslachtsgemeenschap hebben. Dat kan leiden tot een zwangerschap. Kiezen voor geslachtsgemeenschap betekent dat je samen met je partner je verantwoordelijkheid neemt. Een zwangerschap verandert het leven ingrijpend. Neem daarom voldoende tijd voor je kiest voor geslachtsgemeenschap. Het is belangrijk dat je je partner eerst goed leert kennen en begrijpen. De meeste mensen voelen zich sterk aangetrokken tot iemand van het andere geslacht. Ze zijn heteroseksueel. Anderen voelen zich beter bij een partner van hetzelfde geslacht. Zij zijn homoseksueel. Vrouwen en meisjes die homoseksueel zijn, worden lesbisch genoemd. Als iemand zich tot beide geslachten aangetrokken voelt, is hij of zij biseksueel.
onderzoeksvraag
VA N
Hoe komt de zaadcel bij de eicel?
IN
Vrijen is niet altijd zoals het voorgesteld wordt in films. Het is een heel verkenningsproces, waarbij je samen zoekt naar wat je leuk en minder leuk vindt.
opdracht 1
2
7
Š
Bekijk de afbeeldingen.
5 3
9
4
11 1
Afb. 2 geslachtsgemeenschap
10
6
Benoem de aangeduide organen. man 8
2
9
3
10
4
11
5
12
7
54
vrouw
1
6
12
8
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Onder invloed van seksuele prikkels wordt bij de vrouw de vagina vochtiger en wijder en komt bij de man de penis in erectie. De penis kan dan in het lichaam van de vrouw geschoven worden. Het binnendringen van de penis in de vagina is geslachtsgemeenschap of coïtus.
Besluit De zaadcel komt bij de eicel door
of coïtus.
5.3 Bevruchting
IN
onderzoeksvraag
Wat is bevruchting?
VA N
opdracht 1
Bekijk de afbeelding en beantwoord de vragen.
eicel
©
eierstok
zaadcellen baarmoeder baarmoederhals vagina
penis
Afb. 3 geslachtsgemeenschap
Wat is een zaadlozing? Waar komen de zaadcellen na de zaadlozing? Via welke organen verplaatsen de zaadcellen zich naar de vrijgekomen eicel? Welk deel van de zaadcel maakt zwemmen mogelijk? Een groot deel van de zaadcellen overleeft de tocht niet. Sommige worden vernietigd door het lichtzure slijmvlies van de baarmoeder. Andere zijn te zwak om te zwemmen en nog andere zwemmen in de verkeerde eileider. Een paar honderd zaadcellen bereikt de eicel. Slechts één zaadcel kan de eicel binnendringen. 55
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
opdracht 2 Bekijk afbeelding 4.
Afb. 4 bevruchting
Dringt de volledige zaadcel in de eicel?
Bekijk afbeelding 5.
IN
Zet bij elke afbeelding een kruisje bij de juiste omschrijving.
® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar.
VA N
® De kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. ® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar.
©
® De kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. ® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® De kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. ® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® De kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen.
Afb. 5
56
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Nadat de kop is binnengedrongen, verdwijnt het celmembraan van de zaadcel. De inhoud van de cel komt vrij. De zaadcelkern versmelt met de eicelkern. Dat is bevruchting. De celkernen van alle lichaamscellen bevatten draadvormige structuren, chromosomen. Die chromosomen zijn grotendeels opgebouwd uit DNA. Die stof bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Een chromosoom is opgebouwd uit kleinere deeltjes, genen. Elk gen bevat informatie voor één erfelijke eigenschap. DNA
chromosoom
celmembraan
Besluit
VA N
Afb. 6 cel - chromosomen - DNA
is het versmelten van de zaadcelkern met de eicelkern.
©
IN
celkern
57
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
5.4 ZWANGERSCHAP onderzoeksvraag
Wat gebeurt er na de bevruchting? Op het moment van de bevruchting begint de zwangerschap.
opdracht Bekijk afbeelding 7.
IN
Afb. 7
Wat gebeurt er met de bevruchte eicel?
Š
VA N
Bekijk afbeelding 8.
Afb. 8 innesteling
Nummer de zinnen chronologisch. Het klompje cellen hecht zich vast in het baarmoederslijmvlies. Dat is de innesteling. et klompje cellen wordt via de eileider naar de baarmoeder gevoerd. H Dat duurt ongeveer vijf dagen. Veertien dagen na de bevruchting is de innesteling voltooid. De bevruchte eicel deelt zich een aantal keren.
58
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Bekijk afbeelding 9. zwanger / niet zwanger
zwanger / niet zwanger
menstruatie
bevruchting
baarmoederslijmvlies
baarmoederslijmvlies
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 1 3
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 1 3
dagen
IN
dagen
Afb. 9
VA N
Vergelijk de dikte van de baarmoederslijmvliezen op de afbeelding rechts met die op de afbeelding links. Welk verschil zie je?
Kliertjes in het baarmoederslijmvlies produceren een afscheiding waarmee de bevruchte eicel zich de eerste dagen van de zwangerschap kan voeden totdat de moederkoek die functie overneemt.
Š
Wat gebeurt er met het baarmoederslijmvlies op de afbeelding rechts? Omcirkel boven beide afbeeldingen wat juist is.
Besluit Na de bevruchting in de
deelt de
bevruchte eicel zich een aantal keren. Het klompje cellen wordt via de
naar de gevoerd.
Het nestelt zich in het
.
59
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
onderzoeksvraag
Wat gebeurt er na de innesteling? De celdelingen blijven doorgaan. Vanaf de derde week gaan cellen zich specialiseren. Er ontstaan cellen die verschillen in bouw en functie. Hoe noem je een groep cellen met dezelfde bouw en functie? Sommige weefsels gaan samenwerken. Wat vormen die? Vanaf nu is het klompje cellen een embryo.
IN
De telling van het aantal weken van de ontwikkeling van bevruchte eicel tot embryo is gestart op de dag van de bevruchting. Een zwangerschap duurt 38 weken. Vermits de dag van de bevruchting moeilijk te bepalen is, start de gynaecoloog de telling vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie en wordt een zwangerschap berekend op 40 weken. Vanaf nu gebruik je die 40 wekentelling.
VA N
Na tien weken is het embryo ongeveer 3 cm groot. Het heeft een menselijke vorm en je hoort het hartje kloppen.
weken 5 weken 4 weken 56 weken
Š
4 weken 4 weken
5 weken 4 weken
7weken weken 5 weken84 weken weken67weken weken 5 weken 8 weken 7 weken 6 weken 8 weken 6 6weken 7 weken
67 weken 5weken weken 4 weken
7 weken 8 weken
8 weken 8 weken
Afb. 10 embryonale ontwikkeling
Vanaf de twaalfde week zijn alle organen gevormd. Vanaf nu spreek je van een foetus. De organen moeten enkel nog groeien. De foetus is nu al ongeveer 8 cm groot. De moeder voelt de foetus bewegen rond de twintigste week. Nog wat later reageert hij op geluiden.
Afb. 11 embryo
60
Afb. 12 foetus
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
De ruimte in de baarmoeder is beperkt. De groeiende foetus krijgt steeds minder bewegingsruimte. Hij kan zich minder vlot draaien en ligt meestal met het hoofd omlaag. Soms voelt de moeder de foetus hikken. In de 40e week kan de foetus geboren worden.
36
28 20 12 8 2
2 weken
8 weken
12 weken
20 weken
28 weken
36 weken
Afb. 13 ontwikkeling
IN
Besluit
Na de innesteling gaan de celdelingen door.
Vanaf de derde week na de bevruchting ontstaan er cellen die verschillen in bouw en
VA N
functie. Er ontstaan
en
Het klompje cellen wordt een
. en het krijgt een
menselijke vorm.
Als alle organen gevormd zijn, spreek je van een
Š
.
onderzoeksvraag
Hoe wordt het embryo en later de foetus beschermd en gevoed? opdracht
vruchtwater ader embryo embryo
Bekijk de afbeelding en beantwoord de vragen. Maak gebruik van de informatie op de afbeelding.
slagader embryo
De vruchtzak bestaat uit vruchtvliezen. Waarmee is de ruimte tussen de vruchtvliezen en het embryo gevuld?
Die vloeistof beschermt het embryo en de foetus tegen schokken en stoten, uitdroging en temperatuurschommelingen. Op de plaats waar het embryo zich in het baarmoederslijmvlies innestelde, ontstaat de moederkoek.
navelstreng moederkoek ader moeder
vruchtvlies slagader moeder
Afb. 14 bescherming en voeding foetus
61
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
Wat vormt de verbinding tussen het embryo en de moederkoek? In de moederkoek liggen de haarvaten van moeder en kind dicht bij elkaar. Daardoor kunnen ze stoffen uitwisselen. Omcirkel welke stoffen er uitgewisseld worden. Uit de haarvaten van de moeder gaan voedingsstoffen / afvalstoffen / zuurstofgas / koolstofdioxide / afweerstoffen / ziekteverwekkers / schadelijke stoffen naar het bloed in de haarvaten van het embryo of de foetus. Die stoffen worden naar het embryo of de foetus gevoerd via een ader in de navelstreng. De afvalstoffen van het embryo of de foetus worden naar de bloedvaten in de moederkoek gebracht via twee slagaders in de navelstreng. In de moederkoek geven de haarvaten van het embryo of de foetus de stoffen door aan de haarvaten van de moeder. Via de uitscheidingsorganen van de moeder verlaten die afvalstoffen haar lichaam.
Het embryo en de foetus worden: • beschermd door de
onderzoeksvraag
en het
VA N
• gevoed via de
IN
Besluit
Hoe verandert het lichaam van de vrouw tijdens de zwangerschap?
©
opdracht
Bekijk opnieuw afbeelding 13. Je merkt twee duidelijke lichamelijke veranderingen bij de vrouw. Welke functie hebben die veranderingen? -
Besluit Het volume van de borsten en de buik neemt toe in functie van de ontwikkeling van de foetus en de voeding van de baby na de geboorte.
62
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
5.5 Geboorte onderzoeksvraag
Wanneer is de foetus klaar om geboren te worden? Tijdens de laatste maand komt de foetus gemiddeld 20 tot 30 g per dag bij. Dat is 200 g per week. Na hoeveel weken is hij volgroeid? Een baby weegt gemiddeld 3 kg en meet ongeveer 50 cm. Wordt een baby geboren tussen de 37e en de 42e week, dan spreek je van een normale geboorte. Een baby die voor de 37e week geboren wordt, is een prematuur. Een baby die na de 42e week geboren wordt, is overdragen.
Besluit
VA N
onderzoeksvraag
weken is een foetus klaar om geboren te worden.
IN
Na
Hoe verloopt de geboorte?
De foetus raakt tijdens het draaien in de beperkte ruimte, met het hoofd klem in het bekken. Dat is de indaling.
©
Het lichaam geeft signalen dat de bevalling niet lang meer zal uitblijven: - De slijmprop die de baarmoederhals afsluit, wordt vloeibaarder. - Er is soms wat bloedverlies. - De moeder heeft weeën: korte periodes van pijn doordat de spieren van de baarmoederwand met regelmatige tussenpozen krampachtig samentrekken (contracties). - De moeder verliest vruchtwater doordat de vruchtvliezen scheuren. - De arts stelt vast dat de baarmoederhals verweekt; de spierspanning erin vermindert. Niet elke geboorte wordt voorafgegaan door al die signalen. Een kind ter wereld brengen is hard werken. Men zegt: ‘de vrouw gaat in arbeid’. Iedere bevalling is anders. Een standaardbevalling is een bevalling waarbij geen keizersnede (operatieve geboorte) wordt toegepast. Zo’n standaardbevalling wordt opgedeeld in drie fasen.
63
a
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte a
HOOFDSTUK 5
e
e
opdracht Bekijk de afbeelding. a
a b
b
c
e b
f
eb
cf
g
f
a ce
g
d
e
f
c f
b ad
e
IN
a
b
f
VA N
g
c
c b
g
Afb. 15 bevalling
e
d g f
g
d g
f
d
©
In de eerste fase maakt het lichaam zich klaar voor de bevalling. Vergelijk afbeelding a met afbeelding b. Beschrijf de verandering. d cDie fase duurt het langst. Ze kan g twee uur duren, maar ook veel langer. Als de weeën sneller komen en langer duren, opent de baarmoederhals zich verder. Bij volledige ontsluiting heeft de baarmoederhals 10 cm opening. Het hoofdje ligt nu voor de opening. Is dat niet het geval en liggen de billen voor de opening, dan ligt de foetus in stuitligging.
Die eerste fase is de ontsluitingsfase. Verduidelijk die woordkeuze. d
Noteer wat er op afbeelding c, d en e gebeurt.
De moeder heeft persweeën. De baarmoederspier en de buikspieren trekken samen, waardoor de baby naar buiten wordt geperst. Dat is de tweede fase, de uitdrijvingsfase. 64
HOOFDSTUK 5
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Verduidelijk die woordkeuze.
Welk deel van de foetus komt het eerst naar buiten bij de meeste bevallingen?
Daarna volgen de schouders, de romp en de beentjes als vanzelf. De baby is geboren, maar is nog altijd verbonden met de moeder. Hoe zie je dat op afbeelding f?
Welke handelingen zal de arts uitvoeren?
Besluit
VA N
IN
Vanaf nu ademt het kind door de longen. Enkele minuten na de geboorte start de derde en laatste fase, de nageboorte. De moeder heeft naweeën. Bekijk afbeelding g. Wat perst de moeder tijdens de naweeën uit haar lichaam?
De geboorte verloopt in drie fasen. 1 De
De baarmoederhals wordt wijder.
©
2 De
: de moeder heeft persweeën.
De baby wordt geboren en de navelstreng wordt doorgeknipt.
3 De
: de moeder heeft weeën.
: de moeder heeft naweeën.
De moederkoek, de vruchtvliezen en de rest van de navelstreng worden naar buiten geperst.
65
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
5.6 Verscheidenheid bij mensen onderzoeksvraag
Hoe verklaar je de grote verscheidenheid bij mensen? Kenmerken zoals haarkleur, oogkleur, vorm van de neus, vorm van het gezicht â&#x20AC;Ś zijn erfelijk. Je erft elk van die kenmerken van een van je ouders. Kinderen van eenzelfde vader en moeder lijken vaak sterk op elkaar, maar kunnen ook enorm verschillen. Afb. 16 viergeslacht
Afb. 17
VA N
IN
opdracht
Š
Bekijk afbeelding 17. Waarin verschillen de personen van elkaar?
In de loop van de tijd hebben mensen zich aangepast aan hun leefomgeving. Daarbij spelen zowel het verschil in klimaat als voeding, chemische samenstelling van de leefomgeving en nog heel wat andere factoren een rol. Daardoor ontstonden meerdere rassen met verschillen in huidskleur, haarkleur, lichaamsformaat ... Of je nu een Afrikaan, Europeaan, Aziaat of Amerikaan bent, je behoort tot dezelfde soort. Omdat mensen tot dezelfde soort behoren, kunnen ze zich onderling voortplanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen. Niet alle mensen zijn gelijk, maar ze zijn wel gelijkwaardig. Uiterlijke kenmerken mogen geen aanleiding geven tot discriminatie.
Besluit De grote verscheidenheid bij mensen is het gevolg van de geleidelijke aanpassing van mensen aan hun leefomgeving. Zo ontstonden verschillende rassen.
66
HOOFDSTUK 5
om te onthouden VERLOOP
PLAATS
de geslachtsgemeenschap of VAGINA
de zaadcellen worden in de vagina gebracht of
EILEIDER
samensmelten van de zaadcelkern en de eicelkern
CELDELING in het baarmoederslijmvlies
VA N
afdaling klompje cellen
IN
de zwangerschap begint
verdere celdeling
weefsels en organen worden gevormd
menselijke vorm
alle organen aanwezig
BAARMOEDER
Š
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
wordt beschermd tegen schokken, stoten, uitdroging en temperatuurschommelingen door het vruchtwater wisselt stoffen uit via de moederkoek
na
weken: geboorte
fase 1: fase 2: fase 3:
baby met erfelijke kenmerken van de
67
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
HOOFDSTUK 5
evalueer jezelf
Š
VA N
IN
5 Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte 5.1 Vruchtbare periode Datum Wat kun je? Pagina 1 de vruchtbare periode van een vrouw bepalen 5.2 Geslachtsgemeenschap Datum Wat kun je? 1 een synoniem voor geslachtsgemeenschap geven 2 beschrijven wat er gebeurt tijdens de geslachtsgemeenschap 5.3 Bevruchting Datum Wat kun je? Pagina 1 een synoniem voor zaadlozing geven 2 beschrijven wat er gebeurt tijdens een zaadlozing 3 het begrip bevruchting omschrijven 5.4 Zwangerschap Datum Wat kun je? Pagina 1 verwoorden waar de bevruchting gebeurt 2 verwoorden wat er na de bevruchting gebeurt 3 verwoorden wat er na de innesteling gebeurt 4 uitleggen waarom de innesteling noodzakelijk is 5 op een afbeelding de verschillende stappen van bevruchting tot innesteling benoemen 6 verwoorden wat het verschil is tussen een embryo en een foetus 7 verwoorden hoe je op een afbeelding het verschil tussen een embryo en een foetus kunt waarnemen 8 verwoorden hoe het embryo en later de foetus beschermd wordt 9 de functie van de vruchtzak omschrijven 10 uitleggen hoe het embryo en later de foetus gevoed wordt 11 de functie van de moederkoek omschrijven 12 de functie van de navelstreng omschrijven 13 op een afbeelding de begrippen vruchtvliezen, vruchtwater, moederkoek en navelstreng herkennen en benoemen 14 met voorbeelden aantonen dat het vrouwenlichaam verandert tijdens de zwangerschap 5.5 Geboorte Datum Wat kun je? Pagina 1 verwoorden wanneer een foetus klaar is om geboren te worden 2 met voorbeelden aantonen dat het lichaam signalen geeft voor een naderende geboorte 3 het begrip indaling omschrijven 4 het begrip standaardgeboorte omschrijven 5 de drie fasen van de geboorte opsommen 6 voor elke fase van de geboorte omschrijven wat er precies gebeurt
68
HOOFDSTUK 5
evalueer jezelf 5.6 Verscheidenheid bij mensen Datum Wat kun je? 1 de grote verscheidenheid bij mensen verklaren
Pagina
opdracht Neem opnieuw de tabel op pagina 6.
VA N
Ben je wijzer geworden?
IN
Zet een kruisje in de kolom ‘einde katern’ als de uitspraak volgens jou juist is. Vergelijk je antwoorden met die bij het begin van het katern.
©
Vruchtbare periode, geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
69
Begrippenlijst baarmoeder
peervormig, hol, gespierd orgaan waarin een bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een jong organisme
baarmoederhals
onderste deel van de baarmoeder dat kringspieren bevat die de baarmoeder afsluiten
baarmoederslijmvlies
slijmvlies dat de binnenwand van de baarmoeder bedekt
balzak
zakvormige huidplooi waarin de teelballen hangen
besnijdenis
het operatief wegnemen van de voorhuid of een deel van de voorhuid
bevruchting
versmelten van de zaadcelkern met de eicelkern
bijbal
orgaan bij de teelbal waarin de zaadcellen verder rijpen en opgeslagen worden
biseksueel
aangetrokken tot beide geslachten
chromosoom
draadvormige structuur, opgebouwd uit DNA, die in de kern van elke cel ligt
clitoris
klein, knobbelvormig orgaan tussen de schaamlippen dat gevoelig is voor aanraking
coĂŻtus
geslachtsgemeenschap
bouwsteen van een chromosoom die informatie voor de erfelijke kenmerken bevat
DNA eicel
70
IN
VA N
Š
vrouwelijke voortplantingscel
eierstok
vrouwelijk voortplantingsorgaan waarin eicellen rijpen
eikel
top van de penis
eileider
smal buisvormig kanaal dat de eierstok verbindt met de baarmoeder
eisprong
vrijkomen van de rijpe eicel uit de follikel in de eierstok
eitrechter
breed uiteinde van de eileider aan de eierstok dat de vrijgekomen eicel opvangt
ejaculatie
zaadlozing
embryo
eerste ontwikkelingsstadium van een bevruchte eicel tot de tiende week na de bevruchting
erectie
groot en stijf worden van de penis waardoor hij zich opricht
foetus
tweede ontwikkelingsstadium van een bevruchte eicel, vanaf de tiende week na de bevruchting tot de geboorte, waarin een menselijke vorm duidelijk herkenbaar is
Begrippenlijst met vocht gevuld blaasje in de eierstok waarin de eicel rijpt
geboorte
het uitdrijven van de foetus
gen
deeltje van DNA, bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap of een kenmerk
geslachtsgemeenschap
het binnendringen van de penis in de vagina
geslachtshormoon
hormoon gevormd door een geslachtsorgaan
geslachtskenmerk
kenmerk waaraan je het geslacht herkent
geslachtsorgaan
orgaan met de geslachtelijke voortplanting als functie
groeispurt
heel snelle lichamelijke groei
heteroseksueel
aangetrokken tot het andere geslacht
homoseksueel
aangetrokken tot hetzelfde geslacht
hormoon
stof die gevormd wordt door klieren en direct in het bloed wordt afgegeven. Hormonen regelen de werking van organen.
inlegkruisje innesteling
VA N
indaling
IN
follikel
de foetus daalt in het onderste deel van het bekken in heel dun maandverband
het vasthechten van de bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies
keizersnede
operatieve geboorte waarbij een snede wordt gemaakt in de onderbuik van de moeder
klieren van Cowper
klieren die voorvocht produceren
maagdenvlies
slijmvliesplooi in het onderste deel van de vagina die de vagina gedeeltelijk afsluit
maandverband
verband voor het opvangen van menstruatiebloed
masturbatie
zelfbevrediging
menopauze
levensperiode waarin de vrouw stopt met menstrueren doordat de hormoonproductie vermindert, waardoor de eicelrijping stopt
menstruatie
maandstonden. Maandelijkse bloeding waarbij overtollig baarmoederslijmvlies langs de vagina wordt verwijderd uit de baarmoeder.
menstruatiecyclus
Periode die zich regelmatig (maandelijks) herhaalt waarin veranderingen plaatsvinden in het lichaam van de vrouw onder invloed van de geslachtshormonen. De cycli vinden plaats vanaf de puberteit tot aan de menopauze.
Š
71
Begrippenlijst moederkoek
orgaan in de baarmoeder van een zwangere vrouw dat zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen, zuurstofgas, afweerstoffen en afvalstoffen tussen moeder en foetus
nageboorte
derde fase van de bevalling waarbij de moederkoek, de rest van de navelstreng en de vruchtvliezen naar buiten gedreven worden
natte droom
onbewuste nachtelijke erectie met zaadlozing
navelstreng
orgaan dat het embryo of de foetus met de moederkoek verbindt
naweeĂŤn
wee tijdens en na de nageboorte
oestrogeen
vrouwelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de eierstok
ontsluitingsfase
eerste fase van de bevalling waarbij de baarmoederhals wijder en weker wordt
orgasme
hoogtepunt van seksuele opwinding
ovulatie penis
IN
VA N
eisprong
mannelijk voortplantingsorgaan
perswee primair geslachtskenmerk
hevige wee tijdens de uitdrijvingsfase geslachtskenmerk dat al bij de geboorte aanwezig is vrouwelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de eierstok
prostaatklier
klier die een vloeistof vormt waarin zaadcellen zich vlot kunnen bewegen
puberteit
overgangsperiode tussen kindertijd en volwassenheid
ras
groep organismen met gelijkende kenmerken, maar toch duidelijk verschillend van andere groepen organismen van dezelfde soort
schaamlip
uitwendige huidplooi (grote en kleine) die de vagina-opening beschermt
secundair geslachtskenmerk
uitwendig kenmerk bij jongens en meisjes dat pas duidelijk wordt vanaf de puberteit
sperma
mengsel van zaadcellen, vocht van de zaadblaasjes en vocht van de prostaatklier
spontane erectie
erectie die optreedt zonder enige seksuele aanleiding
standaardbevalling
natuurlijke bevalling waarbij geen keizersnede wordt toegepast
Š
progesteron
72
Begrippenlijst staafje van aangedrukte watten dat in de vagina wordt aangebracht voor het opvangen van menstruatiebloed
teelbal
mannelijk voortplantingsorgaan waarin de zaadcellen gevormd worden
testosteron
mannelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de teelbal
uitdrijvingsfase
tweede fase van de bevalling waarbij de foetus uit de baarmoeder wordt gedreven
urinebuis
buisvormig orgaan dat de urineblaas verbindt met de buitenkant van het lichaam
vagina
buisvormig orgaan dat de baarmoeder verbindt met de buitenkant van het lichaam
voorhuid
losliggende huidlaag rond de eikel
voortplanting
voortbrengen van nakomelingen
voortplantingsorgaan
orgaan met de geslachtelijke voortplanting als functie
vruchtvlies vruchtwater
VA N
voorvocht
IN
tampon
vocht dat geproduceerd wordt door de klieren van Cowper met als functie de afvalstoffen in de urinebuis te neutraliseren vlies dat de vruchtzak vormt en het embryo of de foetus en vruchtwater bevat vocht in de vruchtzak waarin het embryo of de foetus zich bevindt
vruchtzak
zakvormig orgaan dat bestaat uit de vruchtvliezen
wee
pijnlijke samentrekking van de spieren in de baarmoederwand
Š
zaadblaasje
kliertje dat energierijke vloeistof produceert en afgeeft aan de zaadcellen
zaadcel
mannelijke voortplantingscel
zaadleider
dun kanaal dat de zaadcellen naar de urinebuis leidt
zaadlozing
vrijkomen van sperma uit de penis
zwangerschap
periode van 38 weken volgend op de bevruchting waarin de bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een volgroeide foetus
zwellichaam
weefsel in de penis dat zich kan vullen met bloed en ervoor zorgt dat de penis in erectie komt
73
Notities
©
VA N
IN
74
VA N
IN
Notities
©
75
Notities
©
VA N
IN
76
Š
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9699-5 594891
vanin.be
NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
4 5 6
©
VA N
IN
Wetenschap in de samenleving
2
© VA N IN
NW
vOOr jOu
OnderzOek editie
Katern 6
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel
Š
VA N
IN
Hilde Van Wynsberghe
Wetenschap in de samenleving
Š
VA N
IN
In dit katern maak je kennis met enkele toepassingen uit de wereld van de techniek. Je bestudeert technische toepassingen waarbij energieomzettingen plaatsvinden. Uit experimentele waarnemingen leid je af dat thermische energie op verschillende manieren wordt doorgegeven. Verschijnselen uit het dagelijks leven breng je in verband met straling. Je ontdekt dat verschillende soorten krachten werkzaam zijn in het dagelijks leven.
Inhoud Energie
5
1.1 Energieomzettingen
6
1.1.1 De batterij
8
1.1.2 De zonnecel
9
1.1.3 De windturbine
11
1.1.4 De thermische centrale
12
1.2 Transport van thermische energie
14
1.2.1 Geleiding
14
1.2.2 Convectie
16
1.2.3 Straling
19
1.2.4 De centrale verwarming
20
Straling 2.1 Soorten straling 2.2 Zichtbare straling 2.3 Onzichtbare straling
VA N
Hoofdstuk 2
23 24 26 29
Š
Hoofdstuk 3
35
3.2 Vormverandering van een voorwerp
37
3.3 Snelheidsverandering van een voorwerp
38
3.4 Kracht
42
3.5 Soorten krachten
46
Begrippenlijst
54
Krachten 3.1 Inleiding
36
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal vind je op www.diddit.be.
4
IN
Hoofdstuk 1
ENERGIE
Š
VA N
IN
1
In dit hoofdstuk bestudeer je vier technische toepassingen waarbij energieomzettingen plaatsvinden. Uit experimentele waarnemingen leid je af dat thermische energie op verschillende manieren wordt doorgegeven. 5
Energie
HOOFDSTUK 1
1.1 ENERGIEOMZETTINGEN In het eerste jaar maakte je kennis met verschillende energievormen. Met behulp van experimenten toonde je aan dat energie omgezet kan worden van de ene vorm in een andere vorm.
OPDRACHT 1 Noteer het nummer van de energievorm bij de meest passende omschrijving in de laatste kolom. omschrijving
1
elektrische energie
Deze energievorm zit opgeslagen in je lichaam, in voedsel en in brandstoffen afkomstig van afgestorven organismen. Die brandstoffen zijn fossiele brandstoffen.
2
chemische energie
Dit is de energie die bewegende voorwerpen bezitten.
3
kinetische energie (= bewegingsenergie)
Dit is de energie die wordt overgedragen van één lichaam naar een ander ten gevolge van een temperatuurverschil.
4
thermische energie (= warmte-energie)
Deze energie wordt geleverd door een batterij, een dynamo.
5
stralingsenergie
Dit is de energie die een voorwerp bezit wanneer het zich op een hoogte bevindt.
6
potentiële energie
Dit is de energie die voortkomt van straling van de zon, de sterren, kachels, magnetrons, een gsm …
VA N
IN
energievorm
©
opdracht 2
Bekijk de afbeeldingen. Noteer naast elke afbeelding de energieomzetting die plaatsvindt. experiment
Afb. 1 draaiende spiraal boven kaarsvlam
6
energieomzetting
HOOFDSTUK 1
Energie
Afb. 2 verbranden van suiker
wieltje
magneet
VA N
Afb. 3 fietsdynamo
IN
spoel: wikkeling van koperdraad
Š
Afb. 4 kind dat tennist
chemische energie
+ Afb. 5 rijdende benzinewagen
(verbranden van kerosine)
+ Afb. 6 een opstijgend vliegtuig
7
Energie
HOOFDSTUK 1
1.1.1 DE BATTERIJ onderzoeksvraag
Welke energieomzetting vindt er plaats in een batterij? EXPERIMENT
Afb. 7 proefopstelling met citroen
IN
Benodigdheden - citroen - mes - doek - zinkplaatje - koperplaatje - batterij van 1,5 V - twee snoeren - twee krokodillenklemmen - lamphouder - lampje van 1,5 V
©
VA N
Werkwijze - Draai het lampje in de lamphouder. - Bevestig aan één uiteinde van elk snoer een krokodillenklem. - Bevestig het andere uiteinde van elk snoer in de lamphouder. - Aan de ene krokodillenklem bevestig je het koperplaatje, aan de andere het zinkplaatje. Afb. 8 proefopstelling met batterij - Snijd de citroen voorzichtig in tweeën. - Duw het zink- en het koperplaatje in dezelfde halve citroen, zoals op afbeelding 7. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 1. - Haal het zink- en het koperplaatje uit de citroen. - Haal de uiteinden van beide snoeren uit de krokodillenklemmen. - Droog de plaatjes af met de doek. - Houd de metalen uiteinden van de snoeren aan weerskanten tegen de batterij, zoals op afbeelding 8. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING 1 2
8
HOOFDSTUK 1
Energie
Verklaring De inhoud van een batterij kun je vergelijken met citroensap. Het zink- en het koperplaatje staan voor de positieve en de negatieve pool van een batterij. Door het contact van de twee metalen met de zure omgeving ontstaat er een chemische reactie. De chemische energie wordt omgezet in elektrische energie. De elektrische energie doet het lampje branden. Er ontstaat stralingsenergie (= licht en warmte).
Besluit In een batterij vindt de volgende energieomzetting plaats:
IN
1.1.2 DE ZONNECEL onderzoeksvraag
Welke energieomzetting vindt er plaats in een zonnecel?
VA N
De zon is de belangrijkste bron van energie op onze planeet. Die energie, de zonne-energie, bereikt de aarde in de vorm van lichtenergie en thermische energie. Welke groep van levende wezens is de grootste verbruiker van zonne-energie?
©
Hoe heet het proces waarbij levende wezens zonlicht gebruiken als bron van energie om voedingsstoffen op te bouwen?
Ook mensen maken steeds meer gebruik van zonne-energie, die opgewekt wordt uit zonnestraling. Met behulp van zonnepanelen kan de mens zonne-energie omzetten in elektriciteit (elektrische energie). Met behulp van zonneboilers wordt huishoudelijk water opgewarmd.
Afb. 9a zonnecel
Afb. 9b zonnepaneel
In een zonnepaneel zitten veel zonnecellen. De meest correcte naam voor een zonnecel is een fotovoltaïsche cel. Foto betekent licht en ‘volt’ is de eenheid voor de grootheid spanning.
9
HOOFDSTUK 1
Energie Bekijk afbeelding 10.
1
3
2 OMVORMER
4
IN
METER
METER
VA N
Afb. 10 werking van een zonnepaneel
Š
Nummer 1 is de zonnecel. Die is opgebouwd uit zogenaamde halfgeleiders die silicium bevatten. Halfgeleiders zijn materialen die zich op het vlak van geleiding bevinden tussen geleiders en isolatoren. Als twee soorten halfgeleiders in nauw contact met elkaar gebracht worden en er valt zonlicht op de zonnecel, dan wordt er elektriciteit geproduceerd. Door een aantal van die zonnecellen met elkaar te verbinden wordt er een bruikbare hoeveelheid elektriciteit opgewekt. Zoâ&#x20AC;&#x2122;n verzameling van zonnecellen wordt ondergebracht in een zonnepaneel. De elektrische stroom moet eerst nog omgevormd worden om bruikbaar te zijn. Dat zie je bij nummer 2. Nummer 3 staat bij de meter voor die weergeeft hoeveel stroom de zonnepanelen produceren. Nummer 4 toont een meter die je in elke woning terugvindt, de kilowattuurmeter. Die kan de hoeveelheid elektrische energie meten. Als je met de zonnepanelen meer energie produceert dan je verbruikt, loopt de meter terug. In dat geval lever je energie aan het elektriciteitsnet.
Besluit In een zonnecel vindt de volgende energieomzetting plaats:
10
HOOFDSTUK 1
Energie
1.1.3 DE WINDTURBINE onderzoeksvraag
Welke energieomzettingen vinden er plaats in een windturbine? Windenergie is de snelst groeiende alternatieve energiebron. Jij kent ongetwijfeld ook plaatsen waar er windturbines staan. Windenergie is weinig belastend voor het milieu, vandaar de naam groene energie. Zodra de windturbine in gebruik is, worden er geen schadelijke of vervuilende stoffen meer vrijgegeven. Hoeveel elektriciteit een windturbine oplevert, hangt onder andere af van de hoogte van de windturbine, de grootte van de wieken, de windsnelheid en de plaats waar de turbine staat. Een grote windturbine levert stroom voor zoâ&#x20AC;&#x2122;n 1 000 gezinnen.
VA N
IN
Een windturbine is altijd naar de wind gericht. De wind zorgt voor de draaiende beweging van de wieken. De werking van een windturbine is te vergelijken met de werking van een fietsdynamo. De as waar de wieken van de windturbine op zijn bevestigd, is verbonden met een (elektro-)magneet. Die wekt in een spoel (de klos) elektriciteit op. Die elektriciteit wordt op het elektriciteitsnet gezet.
1 2
Š
Vul de energieomzettingen aan die in een windturbine plaatsvinden.
Afb. 11 windturbine
kinetische energie
Besluit In een windturbine vinden de volgende energieomzettingen plaats: 1
2
kinetische energie
11
Energie
HOOFDSTUK 1
1.1.4 DE THERMISCHE CENTRALE onderzoeksvraag
Welke energieomzettingen vinden er plaats in een thermische centrale? Een thermische centrale is een elektriciteitscentrale voor het opwekken van elektriciteit. Een klassieke thermische centrale zet 35 Ă 40 % van de energie uit de brandstof om in elektriciteit. Bekijk afbeelding 12. 1 stoomketel 2 elektrofilter 3 stoomturbine 4 alternator 5 transformator 6 condensor 7 koeltoren
3 4
IN
5 7
VA N
1
6
2
Š
Afb. 12 thermische centrale
In thermische centrales wordt elektriciteit opgewekt met behulp van stoom. Water wordt in een grote stoomketel tot stoom verhit. Dat gebeurt door de verbranding van fossiele brandstoffen (aardgas, steenkool of stookolie) in de stoomketel. Welk nummer duidt de stoomketel aan? In de stoomketel gebeurt een eerste energieomzetting. Vul de energieomzetting aan. Kies uit: thermische energie (warmte-energie) - chemische energie - kinetische energie elektrische energie.
chemische energie
Zoek de stoomturbine op afbeelding 12.
12
HOOFDSTUK 1
Energie
De hete stoom wordt onder hoge druk en hoge temperatuur naar de stoomturbine gestuurd. De stoom brengt de stoomturbine (of hoge- en lagedrukturbine) aan het draaien. Daar gebeurt een tweede energieomzetting. Noteer de energieomzetting. Kies uit: thermische energie - chemische energie - kinetische energie - elektrische energie.
De stoomturbine is verbonden met de alternator. Welk nummer duidt de alternator aan? De alternator werkt als een soort dynamo en produceert de elektrische stroom. In de alternator vindt de derde en laatste energieomzetting plaats. Noteer die energieomzetting. Kies uit: thermische energie - chemische energie - kinetische energie - elektrische energie.
Je kunt de werking van een thermische centrale vergelijken met die van een windturbine. Noteer de gelijkenis.
VA N
IN
Wat is het nadeel van een thermische centrale ten opzichte van een windturbine?
Wat is het nadeel van een windturbine ten opzichte van een thermische centrale?
Š
Besluit
In een thermische centrale vinden de volgende energieomzettingen plaats: 1 chemische energie 2
3
13
Energie
HOOFDSTUK 1
1.2 TRANSPORT VAN Thermische energie Welke energievorm komt vrij bij zowel het verbranden van hout als het verbranden van benzine in een motor? Die energievorm kan op verschillende manieren overgedragen worden. Dat heet het transport van thermische energie.
1.2.1 GELEIDING onderzoeksvraag
Welke stof is een goede warmtegeleider?
VA N
Benodigdheden - waterkoker - water - maatbeker van 250 ml - metalen koffielepel - plastic koffielepel - timer
IN
EXPERIMENT
Afb. 13
Š
Werkwijze - Vul de waterkoker voor de helft met water. - Breng het water in de waterkoker aan de kook. - Vul de maatbeker voor de helft met kokend water. - Plaats de twee koffielepels in het warme water. - Voel aan de steel van de koffielepels. - Omcirkel wat juist is bij waarneming 1. - Wacht een drietal minuten. - Voer het volgende experiment (pagina 15) al uit terwijl je wacht. - Voel na drie minuten aan de steel van de koffielepels. - Noteer je waarneming bij 2 en omcirkel wat juist is bij waarneming 3. WAARNEMING 1 De warmte in de koffielepels voel je wel / niet onmiddellijk. 2 3 De metalen / plastic lepelsteel voelt het warmste aan.
Verklaring De warmte van het water wordt doorgegeven aan de metalen en aan de plastic lepel. De thermische energie verplaatst zich. Dat betekent dat warmte wordt doorgegeven van deeltje tot deeltje. Dat is geleiding. Warmte verplaatst zich goed in metalen, maar niet in plastic.
Besluit Metaal is een goede / slechte warmtegeleider. Plastic is een goede / slechte warmtegeleider. 14
HOOFDSTUK 1
Energie
Geleiders zijn stoffen die warmte (zeer) goed geleiden. Isolatoren zijn stoffen die warmte (zeer) slecht geleiden.
opdracht Noteer onder elke afbeelding of het voorwerp een geleider of een isolator is.
Afb. 15 ovenwant
Afb. 16 kookpot (bodem)
IN
Afb. 14 houten lepel
onderzoeksvraag
EXPERIMENT
VA N
Is lucht een geleider of een isolator?
Benodigdheden - kaars - lucifers - dun metalen staafje (20 cm lang)
©
Werkwijze - Steek de kaars aan. - Houd het metalen staafje met één uiteinde in de vlam. Afb. 17 - Wat voel je? Noteer je waarneming bij 1. - Houd je hand op dezelfde afstand van de kaars als de lengte van het staafje. - Wat voel je? Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING 1 2 Verklaring Hoe verklaar je waarneming 1? Welke stof zit er rond de kaarsvlam?
Besluit Lucht is een geleider / isolator. 15
Energie
HOOFDSTUK 1
opdracht Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 18 jongen met dikke winterkledij
Afb. 19 thermosfles
Afb. 20 raam
VA N
IN
Geef drie voorbeelden uit het dagelijks leven waaruit blijkt dat lucht een goede isolator is.
Opmerking: alle gassen zijn goede isolatoren.
1.2.2 CONVECTIE
Š
onderzoeksvraag
Hoe verplaatst thermische energie zich in de lucht? EXPERIMENT
Benodigdheden - maatcilinder van 250 ml - T-vormig stuk karton - stukje kaars - verbrandingslepel - lucifers
Afb. 21 proefopstelling maatcilinder zonder T-vormig stuk karton
16
Afb. 22 proefopstelling maatcilinder met T-vormig stuk karton
HOOFDSTUK 1
Energie
Werkwijze - Duw het stukje kaars in de verbrandingslepel. - Steek de kaars aan. - Breng de verbrandingslepel met de brandende kaars in de lege maatcilinder. - Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 1. - Haal de verbrandingslepel uit de maatcilinder. - Plaats het T-vormige stuk karton in de maatcilinder. - Steek de kaars opnieuw aan. - Plaats de verbrandingslepel met de brandende kaars in de maatcilinder links van het T-vormige stuk karton. - Wat gebeurt er met de kaars? Noteer je waarneming bij 2. - Houd je vingertop aan de rechterkant van het T-vormige stuk karton. - Wat voel je? Noteer je waarneming bij 3. - Houd je vingertop aan de linkerkant van het T-vormige stuk karton. - Wat voel je? Noteer je waarneming bij 3. WAARNEMING 1 3 Rechts van het T-vormige stuk karton: Links van het T-vormige stuk karton:
IN
2
VA N
Verklaring Zet een kruisje bij de juiste verklaringen.
©
1 De maatcilinder zonder het T-vormige stuk karton ® Er is stroming van lucht. ® Er is geen stroming van lucht. ® De koolstofdioxide (een gas zwaarder dan lucht) die ontstaat bij de verbranding vult langzaam de maatcilinder tot boven de kaars.. ® De koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding stijgt op doordat er aanvoer is van verse lucht. ® Bij gebrek aan zuurstofgas dooft de kaars. ® Door de aanvoer van zuurstofgas blijft de kaars branden. 2 De maatcilinder met het T-vormige stuk karton ® Er is stroming van lucht. ® Er is geen stroming van lucht. ® De koolstofdioxide (een gas zwaarder dan lucht) die ontstaat bij de verbranding vult langzaam de maatcilinder tot boven de kaars. ® De koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding stijgt op doordat er aanvoer is van verse lucht. ® Bij gebrek aan zuurstofgas dooft de kaars. ® Door de aanvoer van zuurstofgas blijft de kaars branden.
Besluit In de lucht verplaatst thermische energie zich door stroming of luchtverplaatsing. Een ander woord voor warmtestroming is convectie. 17
Energie
HOOFDSTUK 1
onderzoeksvraag
Hoe verplaatst thermische energie zich in het water? EXPERIMENT
Afb. 23
IN
Benodigdheden - afgesloten plastic fles met opening in de zijkant - twee blokjes - water - theelichtje - lucifers - een M&M
Š
VA N
Werkwijze - Houd de plastic fles horizontaal met de opening naar boven gericht. - Vul de plastic fles met water. - Plaats de fles op de twee blokjes. - Laat het water in de fles tot rust komen. - Laat een M&M door de opening in het water vallen. - Steek het theelichtje aan. - Schuif het brandende theelichtje onder de fles tussen de twee blokjes, net onder de M&M. - Wat gebeurt er in de fles? Noteer je waarneming bij 1. - Wacht drie minuten. - Wat zie je in de fles? Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING 1
.
2
.
.
Verklaring Water zet uit als het warmer wordt. Daardoor neemt het volume toe. De massa van eenzelfde volume warm water is kleiner dan de massa van een even groot volume koud water. Daardoor stijgt het warme water ten opzichte van het koude water. Dat is convectie.
Besluit Thermische energie verplaatst zich in het water door
18
.
HOOFDSTUK 1
Energie
1.2.3 STRALING onderzoeksvraag
Hoe kan de thermische energie van een gloeilamp zich verspreiden? EXPERIMENT Benodigdheden - statief - dubbele noot - klem - gloeilamp (25 W) voorzien van stekker en snoer - thermometer
©
VA N
IN
Werkwijze - Zet het statief klaar op een tafel. Afb. 24 - Bevestig de dubbele noot aan het statief. - Schuif de klem in de andere opening van de dubbele noot en draai goed vast. - Hang de thermometer bovenaan vast met de klem. - Plaats de gloeilamp naast de onderkant van de thermometer. Houd 1 cm afstand. - Lees de temperatuur af. Noteer je waarneming in de eerste kolom van de tabel. - Steek de stekker in het stopcontact. - Steek de gloeilamp aan. - Wacht drie minuten. - Lees na drie minuten de temperatuur af. Noteer je waarneming in de tweede kolom van de tabel. - Schakel de gloeilamp uit. - Vergelijk de twee resultaten in de tabel. - Wat stel je vast? Noteer je waarneming bij 1. - Voel na twee minuten voorzichtig aan de gloeilamp. - Wat voel je? Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING
temperatuur bij het begin van het experiment °C
temperatuur op het einde van het experiment °C
1 2 Verklaring Vermits er geen luchtverplaatsing is naar de thermometer, is er geen sprake van . De warmte kan zich niet van de lamp naar de thermometer verplaatsen door , want lucht is een isolator. De gloeilamp straalt thermische energie uit en die warmtestraling bereikt de thermometer.
19
Energie
HOOFDSTUK 1
Besluit De warmte van een gloeilamp verspreidt zich door straling. Straling is een derde manier van transport van thermische energie. Geef een voorbeeld van straling uit het dagelijks leven waaruit blijkt dat je (dagelijks) met straling te maken hebt.
1.2.4 DE CENTRALE VERWARMING onderzoeksvraag
Welke vormen van warmtetransport komen voor bij een radiator?
IN
Vul aan. Het transport van thermische energie gebeurt door: 1 2
VA N
3
Die drie vormen van warmtetransport komen ook voor bij de centrale verwarming. Bekijk de radiator in je klas of op afbeelding 25. Bij een radiator vinden er verschillende vormen van warmteoverdracht plaats.
Afb. 25 radiator van een centrale verwarming
Š
Het warme water dat door de radiator stroomt, geeft zijn warmte af aan het metaal aan de binnenkant van de radiator. Daardoor warmt ook de buitenkant van de radiator op. De radiator geeft zijn warmte door aan de omgeving en warmt zo de lucht in de leefruimte op. Bovendien wordt er achter een radiator soms een reflecterende folie aangebracht, die de straling weerkaatst en zo warmteverlies langs de muur voorkomt. De lucht tussen de radiator en de folie (of muur) warmt op en stijgt. Daardoor wordt er aan de onderkant koudere lucht aangevoerd. Dat is ook de reden waarom radiatoren aan de muur worden gehangen en niet op de grond rusten. Op die manier wordt er onderaan voortdurend koudere lucht aangevoerd en langs boven warmere lucht afgevoerd. Omcirkel telkens om welke vorm van warmteoverdracht het gaat. De warmteoverdracht van warm water naar het metaal van de radiator: geleiding / convectie / straling. De radiator die zijn warmte afgeeft aan de lucht in de omgeving: geleiding / convectie / straling. De luchtstroom van onder naar boven achter de radiator: geleiding / convectie / straling.
Besluit Bij een radiator komen de drie vormen van warmtetransport voor: geleiding, convectie en straling. 20
HOOFDSTUK 1
om te onthouden 1.1 Energieomzettingen Bij energieomzettingen wordt een energievorm in een andere energievorm omgezet. Mogelijke energieomzettingen zijn: 1 bij een batterij die een lampje doet branden:
1 chemische energie
elektrische energie
2 elektrische energie
stralingsenergie
2 bij een zonnepaneel: elektrische energie
IN
stralingsenergie 3 bij een windturbine: 1 windenergie
2 kinetische energie
kinetische energie
elektrische energie
VA N
4 bij een thermische centrale:
1 chemische energie
thermische energie
2 thermische energie
kinetische energie
3 kinetische energie
elektrische energie
Š
Energie
1.2 Transport van thermische energie Transport van thermische energie kan plaatsvinden door: - geleiding - convectie - stroming zijn stoffen die de warmte (zeer) goed geleiden, bv. metalen. zijn stoffen die de warmte (zeer) slecht geleiden, bv. lucht, hout.
21
Energie
evalueer jezelf 1 Energie
Š
VA N
IN
1.1 Energieomzettingen Datum Wat kun je? 1 met behulp van een experiment een energieomzetting beschrijven 2 energieomzettingen afleiden uit een experiment 3 energieomzettingen afleiden uit voorbeelden uit het dagelijks leven 4 energieomzettingen afleiden uit de verbranding van fossiele brandstoffen 1.1.1 De batterij Datum Wat kun je? 1 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding van de werking van een batterij die een lampje doet branden 1.1.2 De zonnecel Datum Wat kun je? 1 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding van de werking van een zonnepaneel 1.1.3 De windturbine Datum Wat kun je? 1 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding van de werking van een windturbine 1.1.4 De thermische centrale Datum Wat kun je? 1 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding van de werking van een thermische centrale 1.2 Transport van thermische energie 1.2.1 Geleiding Datum Wat kun je? 1 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door geleiding 2 het begrip geleider verklaren
Pagina
Pagina
Pagina
Pagina
Pagina
Pagina
3 het begrip isolator verklaren 4 voorbeelden van geleiders opsommen 1.2.2 Convectie Datum Wat kun je? 1 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door convectie 1.2.3 Straling Datum Wat kun je? 1 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door straling 1.2.4 De centrale verwarming Datum Wat kun je? 1 de drie manieren van warmtetransport opsommen 22
Pagina
Pagina
Pagina
HOOFDSTUK 1
STRALING
Š
VA N
IN
2
In dit hoofdstuk breng je verschijnselen en toepassingen uit het dagelijks leven in verband met straling. Je ontdekt dat er verschillende soorten straling zijn. 23
Straling
HOOFDSTUK 2
2.1 SOORTEN STRALING onderzoeksvraag
Welke soorten straling zijn er? Wat voel je als je je handen boven een werkende radiator houdt? Welke vorm van warmtetransport stel je vast? Wat geeft de zon behalve warmte nog vrij door straling?
opdracht 1
VA N
Bekijk afbeeldingen 1 tot en met 10.
IN
Er zijn verschillende vormen van straling.
Afb. 2 kernexplosie
Afb. 3 broedlamp boven kuikens
Afb. 4 zonsondergang
Afb. 5 radio
Afb. 6 rĂśntgenfoto
Afb. 7 regenboog
Afb. 8 gsm
Afb. 9 microgolfoven
Š
Afb. 1 zonnebank in werking
24
HOOFDSTUK 2
Straling
radio
microgolven
infrarood zichtbaar licht
UV
röntgen
gamma
Afb. 10 straling 102
1
10-2
10-4
10-8
10-10
10-12
Verbind de soort straling in de linkerkolom met een of meerdere voorbeelden in de rechterkolom. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur die bij de soort straling vermeld is. soort straling
voorbeeld •
zichtbaar licht oranje
• •
VA N
ultraviolette straling of uv-straling paars warmtestraling of infraroodstraling rood microgolven blauw
• • •
gammastralen zwart
•
©
röntgenstralen bruin
•
zonnebank
•
radio
•
broedlamp boven kuikens
•
zonsondergang
•
kernexplosie
•
röntgenfoto
•
regenboog
•
microgolfoven
•
gsm
IN
radiogolven geel
Al die verschillende soorten straling kun je in twee grote groepen verdelen. Zichtbare straling is straling die je met je ogen kunt waarnemen. Onzichtbare straling kun je niet waarnemen met je ogen, maar je lichaam wordt er wel door beïnvloed. Zowel zichtbare als onzichtbare straling leveren energie.
opdracht 2 Markeer in de eerste kolom van de tabel hierboven: - met groen de zichtbare straling, - met geel de onzichtbare straling.
Besluit Er zijn verschillende soorten straling: zichtbare en onzichtbare straling. 25
Straling
2.2 ZICHTBARE STRALING
onderzoeksvraag
Waaruit bestaat zichtbaar wit licht? EXPERIMENT Voer dit experiment samen met een klasgenoot uit. Benodigdheden - reuterlamp - wit scherm op voet - prisma
Afb. 11 prisma
IN
lichtbron
Afb. 12
1 2
Š
WAARNEMING
VA N
Werkwijze - Plaats het scherm op tafel. - Leerling 1 houdt het prisma voor het scherm. - Leerling 2 richt de lamp op de schuine zijde van het prisma. - Steek de lamp aan. - Controleer of de lichtstralen opgevangen worden op het witte scherm. - Wat zie je op het scherm? Noteer je waarneming bij 1. - Noteer de kleuren die je op het scherm waarneemt bij 2.
Besluit Zichtbaar licht bestaat uit verschillende kleuren: - R - O - G - G - B - I - V
26
HOOFDSTUK 2
HOOFDSTUK 2
Straling zichtbaar licht
Het kleurenspectrum is de verzameling van de kleuren die je waarneemt bij de ontleding van zichtbaar licht. Bij welk natuurverschijnsel kun je het kleurenspectrum van licht waarnemen?
IR
UV
rood onderzoeksvraag
violet
Afb. 13 kleurenspectrum
Hoe verkrijg je wit licht?
Š
Afb. 14 schijf van Newton
VA N
Benodigdheden - stuk wit karton - bijlage (via www.diddit.be) - lijm - ongeveer 60 cm stevige draad - knoop met 2 gaatjes - stopnaald
IN
EXPERIMENT
Werkwijze - Neem de bijlage en knip de schijf uit. - Kleef de schijf op het karton en knip daar opnieuw rond, om het karton passend te maken. - Kleef de knoop in het midden tegen de schijf. - Prik met de stopnaald door de twee gaatjes van de knoop door het karton. - Steek de draad door de gaatjes en knoop de uiteinden stevig aan elkaar vast. - Wind de schijf zo ver mogelijk op. - Trek aan beide kanten aan de draad. - Noteer je waarneming. WAARNEMING
Besluit Door de grote snelheid worden de kleuren met elkaar gemengd. Je verkrijgt
. 27
Straling
HOOFDSTUK 2
onderzoeksvraag
Hoe kun je kleuren van voorwerpen waarnemen? Overdag worden de voorwerpen om je heen door de zon verlicht. Wit licht bestaat uit verschillende kleuren. Al die kleuren vallen tegelijkertijd in op een voorwerp. Het voorwerp kan de lichtstralen terugkaatsen zodat ze onze ogen bereiken of het kan de lichtstralen absorberen. Een voorwerp dat alle lichtstralen van het spectrum terugkaatst, zie je wit. Sommige voorwerpen absorberen al het licht. Er wordt dan geen licht teruggekaatst en er valt bijgevolg geen licht in het oog. Die voorwerpen zie je zwart. Het door het voorwerp opgeslorpte licht wordt omgezet in thermische energie. Verklaar waarom je op een zonnige dag beter kiest voor witte dan voor zwarte kledij.
IN
Sommige voorwerpen, zoals de snookerballen op afbeelding 15, slorpen alle lichtstralen op behalve de rode. De rode lichtstralen worden weerkaatst en vallen in het oog. Je ziet dat voorwerp rood. Een voorwerp zie je dus in de kleur van de lichtstralen die het terugkaatst.
VA N
Afb. 15
Š
In het duister weerkaatsen voorwerpen weinig licht en zie je bijgevolg ook weinig kleuren.
Afb. 16a verlichte omgeving
Afb. 16b donkere omgeving
Een voorwerp slorpt de volgende kleuren op: rood, oranje, geel, blauw, indigo en violet. Welke kleur zie je?
Besluit De kleur waarin je een voorwerp waarneemt, is de kleur van het licht dat het voorwerp terugkaatst.
28
HOOFDSTUK 2
Straling
2.3 ONZICHTBARE STRALING
onderzoeksvraag
Welke onzichtbare vormen van straling zijn er rondom ons? opdracht
©
VA N
IN
Bekijk de cartoon.
Afb. 17 stralingsvormen in de moderne leefomgeving
Welke onzichtbare vormen van straling zijn er rondom ons?
Welk hemellichaam straalt zichtbaar wit licht uit? Naast het zichtbare witte licht straalt de zon ook ultraviolette en infrarode stralen uit. Het oog van de mens kan ultraviolette en infrarode straling niet waarnemen. Wat voel je als je in de zon staat? Dat komt door de infrarode straling (IR). Je kunt die straling niet zien, maar wel voelen. Dat toont aan dat onzichtbare straling (hier infrarode) ook energie levert. Bekijk het kleurenspectrum op pagina’s 25 en 27. Waar bevinden de infrarode stralen zich ten opzichte van het zichtbare licht?
De naam infrarood betekent letterlijk ‘voor (onder) het rood’. 29
Straling
HOOFDSTUK 2
Wat kan er met je huid gebeuren als je te lang onbeschermd in de zon zit?
Dat komt door de ultraviolette stralen van de zon. Bekijk het kleurenspectrum op pagina’s 25 en 27. Waar bevinden de ultraviolette stralen zich ten opzichte van het witte licht?
Ultraviolet betekent letterlijk ‘voorbij (over) het violet’.
onderzoeksvraag
Hoe kun je onzichtbare straling zichtbaar maken? EXPERIMENT
VA N
IN
Benodigdheden - digitale camera - afstandsbediening
Afb. 18
©
Werkwijze - Druk op een van de toetsen van de afstandsbediening. - Kijk naar het lampje aan de voorkant van de afstandsbediening (= ledje). Noteer je waarneming bij 1. - Zet de digitale camera aan. - Kijk nu naar het ledje via het schermpje van de camera. - Druk op een van de toetsen. Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING 1 2
Verklaring Het lichtje dat je waarneemt, is infrarood licht (IR). De stralen zijn infrarode stralen. Met het blote oog zijn die stralen niet zichtbaar. De sensor in de camera vangt de infrarode stralen op en zet ze om naar een beeld.
Besluit Je kunt infrarood licht zichtbaar maken als je het ledje van de afstandsbediening bekijkt via het schermpje van een digitale camera. 30
HOOFDSTUK 2
Straling
Thermografie is een techniek waarbij een camera infraroodbeelden maakt en temperatuurmetingen uitvoert om zo de thermische (warmte-)energie die een voorwerp uitstraalt zichtbaar te maken en te meten. De hoeveelheid uitgestraald infraroodlicht hangt af van de temperatuur van een voorwerp. Hoe warmer het voorwerp, hoe groter de energie die per seconde door infraroodstraling wordt uitgestraald.
Afb. 20 thermografie bij de mens
Afb. 21 thermografie van een woning in functie van isolatie
IN
Afb. 19 thermografie bij een paard
VA N
Thermografie wordt onder andere gebruikt om blessures op te sporen. Met een infraroodcamera wordt de warmte-uitstraling van het lichaam van een paard gemeten, zoals op afbeelding 19. Bij beschadiging van het weefsel ontstaat er een te hoge of een te lage temperatuur. Zo kan men vroegtijdig blessures opsporen of het genezingsproces volgen. Infraroodkijkers worden onder andere gebruikt om mensen op te sporen in het donker (het menselijke lichaam straalt warmte uit), om prooien te lokaliseren bij de jacht en om vijanden op het spoor te komen in oorlogssituaties. Dat kun je zien op afbeelding 20.
©
Door middel van thermografie kun je ook het warmteverlies opsporen in je woning. Op afbeelding 21 zie je duidelijk dat enkel het dak goed geïsoleerd is. Sommige dieren, zoals ratelslangen, kunnen ’s nachts infrarode stralen detecteren door een warmtegevoelig orgaan tussen ogen en neus. Daarmee kunnen ze in het pikdonker warmbloedige prooien vinden (afbeelding 23).
Afb. 22 ratelslang
Afb. 23 thermografie van een slang die een muis besluipt
31
Straling
HOOFDSTUK 2
onderzoeksvraag
Welke zonnecrème beschermt je het beste tegen uv-straling? EXPERIMENT
IN
Benodigdheden - uv-lamp - wit blad papier - groene markeerstift - balpen - zonnecrème met beschermingsfactor 10 - sunblock - aftersun
VA N
Afb. 24 zonnecrème factor 10, sunblock, aftersun
©
Werkwijze - Teken met de markeerstift drie strepen op het blad papier. - Verduister het lokaal. - Schijn met de uv-lamp op de strepen. Noteer je waarneming bij 1. - Nummer de strepen met de balpen van 1 tot 3. - Op streep 1 breng je de zonnecrème met beschermingsfactor 10 aan, op streep 2 de sunblock en op streep 3 de aftersun. - Schijn opnieuw met de uv-lamp op de strepen. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 2. WAARNEMING 1 2
Vaststelling houdt alle uv-stralen tegen. houdt een deel van de uv-stralen tegen. houdt geen uv-stralen tegen.
Besluit Je kunt uv-straling niet zien, maar wel aantonen met stoffen die oplichten als er uv-straling op invalt. 32
HOOFDSTUK 2
Straling
onderzoeksvraag
Welke stralen zijn gevaarlijk?
VA N
IN
Als je te lang onbeschermd in de zon zit, gaat je huid verbranden. Uv is slecht voor je ogen en je huid. Blootstelling aan te veel uv-stralen kan huidkanker veroorzaken. Een groot deel van de uv-stralen van de zon wordt tegengehouden door de ozonlaag rond de aarde. Die werkt als een natuurlijke filter. Toch is die filter niet voldoende om je te beschermen. Door het gat in de ozonlaag en doordat die laag steeds dunner wordt, bereiken meer en meer uv-stralen het aardoppervlak. Daardoor wordt de kans op verbranding groter. Gebruik daarom bij het zonnen altijd een zonnecrème met een hoge uv-filter.
Afb. 25 persoon met door de zon verbrande huid
Bekijk het filmpje via www.diddit.be.
Š
Onze leefwereld zit vol stralen. Denk maar aan gsm-stralen, microgolfstralen, stralen van draadloos internet ... Wetenschappers kennen het effect van die verschillende vormen van straling nog niet op de lange termijn.
Besluit Uv-stralen zijn gevaarlijk voor de mens. Van gsm-stralen, microgolfstralen, stralen van draadloos internet ... weten we nog niet met zekerheid wat het effect is op lange termijn.
33
Straling
HOOFDSTUK 2
om te onthouden Straling Er zijn twee grote groepen van straling: 1
bv. zonlicht
2
bv. infrarode straling (IR), ultraviolette straling (uv) bestaat uit:
rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet (ROGGBIV). Die kleuren vormen het
VA N
IN
van wit licht.
evalueer jezelf 2 Straling
2.1 Soorten straling Datum
Wat kun je?
Pagina
Š
1 het verschil verklaren tussen zichtbare en onzichtbare straling 2 voorbeelden van zichtbare straling opsommen 3 voorbeelden van onzichtbare straling opsommen
2.2 Zichtbare straling Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip kleurenspectrum verklaren 2 uitleggen hoe je kleuren van voorwerpen kunt waarnemen 2.3 Onzichtbare straling Datum
Wat kun je? 1 met een experiment verklaren hoe je infrarode stralen kunt waarnemen 2 met een experiment verklaren hoe je ultraviolette stralen kunt waarnemen 3 met voorbeelden uitleggen welke stralen gevaarlijk zijn voor de mens
34
Pagina
Krachten
Š
VA N
IN
3
In dit hoofdstuk onderzoek je hoe voorwerpen van vorm en van snelheid kunnen veranderen door verschillende soorten krachten. Aan de hand van eenvoudige experimenten en voorbeelden uit je eigen leefwereld leer je de verschillende krachten onderscheiden. Je leert een kracht voorstellen met het vectormodel. 35
Krachten
HOOFDSTUK 3
3.1 INLEIDING onderzoeksvraag
Welke veranderingen kan een voorwerp ondergaan? EXPERIMENT Benodigdheden - balpen (van het merk Bic, met drukknop) - knikker - spons - petanquebal
Š
WAARNEMING
VA N
IN
Werkwijze - Druk de aanzetknop van de balpen in. - Leg een knikker voor de ingedrukte aanzetknop van de balpen, zoals op afbeelding 1. - Druk nu op het uitzetknopje aan de zijkant van de balpen. - Wat gebeurt er met de knikker? Noteer je waarneming onder afbeelding 1. - Leg de spons op de grond. - Houd de petanquebal ongeveer 10 cm boven de spons. - Laat de bal los. - Wat gebeurt er met de spons? Noteer je waarneming onder afbeelding 2.
Afb. 1
Afb. 2
1
2
Vaststelling De knikker verandert van vorm / van snelheid. De spons verandert van vorm / van snelheid.
Besluit Een voorwerp kan van vorm en / of van snelheid veranderen. 36
HOOFDSTUK 3
Krachten
3.2 VORMVERANDERING VAN EEN VOORWERP onderzoeksvraag
Waardoor wordt de vormverandering van een voorwerp veroorzaakt? opdracht
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 4
VA N
Afb. 3
Wat veroorzaakt de vormverandering van de spons op afbeelding 4?
De kracht die inwerkt op de spons is de spierkracht.
©
Wat gebeurt er met de spons als je er harder op knijpt?
Besluit
Hoe groter de uitgeoefende kracht, hoe kleiner / groter de vormverandering.
37
Krachten
HOOFDSTUK 3
3.3 SNELHEIDSVERANDERING VAN EEN VOORWERP onderzoeksvraag
Waardoor wordt de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt? opdracht
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 5
Afb. 6
De kracht die zorgt voor de snelheidsverandering van de bal is de
EXPERIMENT
VA N
Hoe groter de kracht uitgeoefend op de bal, hoe kleiner / groter de snelheidsverandering en hoe hoger de bal geraakt.
Š
Benodigdheden - speelgoedauto met ingebouwde veer - gekleurd krijt - keukenpapier - meetlat - plakband
Afb. 7a start rit 1
Afb. 7b start rit 2
Afb. 7c start rit 3
Werkwijze - Teken met het krijt een startlijn op de grond. - Teken 30 cm achter de startlijn nog een lijn (lijn 1). - Teken 60 cm achter de startlijn een laatste lijn (lijn 2). - Plaats de auto met de voorkant tegen de startlijn. - Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 1 staat. - Laat de auto los. Dat is rit 1. - Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar die tot stilstand kwam. - Noteer bij de merkstreep nummer 1. 38
.
HOOFDSTUK 3 - - - - - - - - - - - - - -
Krachten
Plaats de auto opnieuw met de voorkant tegen de startlijn. Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 2 staat. Laat de auto los. Dat is rit 2. Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar die tot stilstand kwam. Noteer bij de merkstreep nummer 2. Vergelijk de afstanden tussen de startlijn en de twee merkstrepen. Noteer je waarneming bij 1. Leg een strook keukenpapier vanaf de startlijn tot voorbij de verste merkstreep. Kleef het keukenpapier met plakband vast aan de startlijn. Plaats de auto opnieuw met de voorkant tegen de startlijn. Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 1 staat. Laat de auto los. Dat is rit 3. Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar die tot stilstand kwam. Noteer bij de merkstreep nummer 3. Vergelijk de gereden afstanden van rit 1 en rit 3. Noteer je waarneming bij 2.
WAARNEMING 1
IN
2
VA N
Verklaring bij waarneming 1 De snelheidsverandering van de auto wordt veroorzaakt door de veerkracht van de veer binnenin de auto. Bij welke rit werd de veer van de auto het meeste opgespannen?
De veerkracht bij rit 2 is kleiner / groter dan de veerkracht bij rit 1. Hoe groter de uitgeoefende kracht, hoe kleiner / groter de snelheidsverandering van de auto.
Š
Verklaring bij waarneming 2 Bij rit 1 is de kracht kleiner dan / even groot als / groter dan de kracht bij rit 3. Bij rit 3 gebeurt de verplaatsing moeizamer. Er is naast de veerkracht nog een andere kracht werkzaam, de wrijvingskracht. De wrijvingskracht is een kracht die de beweging tegenwerkt.
Besluit De snelheidsverandering van een voorwerp wordt veroorzaakt door de inwerking van een
.
De snelheidsverandering van een voorwerp hangt af van de grootte van de kracht die op het voorwerp inwerkt. De snelheidsverandering van een voorwerp wordt beĂŻnvloed door de wrijvingskracht.
39
Krachten
HOOFDSTUK 3
onderzoeksvraag
Welke krachten veroorzaken de snelheidsveranderingen van een fietser? opdracht
IN
Bekijk het filmpje via www.diddit.be. Bekijk afbeelding 8.
VA N
Afb. 8 Lars en Mats staan klaar om te beginnen fietsen
Twee fietsers, Lars met de gele helm en Mats met de blauwe helm, staan klaar om te vertrekken. Welke kracht moeten ze uitoefenen om vanuit rust in beweging te komen?
Die kracht heeft een invloed op de vormverandering / snelheidsverandering van de fietsers.
©
Bekijk afbeeldingen 9a en 9b.
Afb. 9a
Afb. 9b
Welke kracht werkt naast de spierkracht ook nog in op de snelheid van de fietsers? Wat moet Lars doen om Mats in te halen? Zet een kruisje bij alle juiste uitspraken over die inhaalbeweging. ® De snelheid van Lars is groter dan die van Mats. ® De snelheid van Mats is groter dan die van Lars. ® De uitgeoefende spierkracht van Lars moet groter zijn dan die van Mats. ® De uitgeoefende spierkracht van Mats moet groter zijn dan die van Lars. 40
HOOFDSTUK 3
Krachten
Bekijk afbeeldingen 10 en 11.
Afb 10 Lars komt tot stilstand
Afb. 11 Mats komt tot stilstand
Hoe komt Lars tot stilstand? Hoe komt Mats tot stilstand?
Besluit
VA N
IN
De jongens oefenen geen kracht meer uit op de trappers. De wrijvingskracht is in beide gevallen wel nog werkzaam. De wrijving wordt nog groter door de extra wrijving van de remblokken op het fietswiel. Hun snelheid neemt af. Ze vertragen en komen tot stilstand. Lars zorgt ervoor dat hij door de extra wrijvingskracht van de remblokken sneller tot stilstand komt.
Š
Spierkracht en wrijvingskracht veroorzaken de snelheidsveranderingen bij een fietser.
41
Krachten
HOOFDSTUK 3
3.4 KRACHT onderzoeksvraag
Wat is een kracht? Na de experimenten over de vormverandering en snelheidsverandering van een voorwerp kun je de definitie van een kracht formuleren. Een kracht is de uitwendige oorzaak van een
of van een voorwerp.
Voorwerpen bewegen niet uit zichzelf. Met een uitwendige oorzaak bedoelt men een oorzaak die buiten het voorwerp ligt. Kracht is net als massa en volume een
.
Wat is de Engelse term voor kracht? De eerste letter (hoofdletter) van het Engelse woord is het symbool van de grootheid kracht:
opdracht
IN
waarin kracht wordt uitgedrukt is de Newton (N).
De
VA N
Zoek op het internet waar de naam Newton vandaan komt.
Š
onderzoeksvraag
Hoe kun je een kracht voorstellen?
Afb. 12
42
Krachten
HOOFDSTUK 3
Wat stelt de tekening voor? Wat is de oorzaak van deze beweging?
De aarde oefent een kracht uit op de appel. Dit is de zwaartekracht. Een kracht kun je grafisch voorstellen met een pijl. Duid met een blauwe pijl de kracht van de aarde op de onderste appel van afbeelding 12 aan. Welke andere kracht is er nog werkzaam op de appel?
Deze kracht is groter / even groot / kleiner dan de kracht die de aarde uitoefent op de appel. Duid met een groene pijl deze kracht aan op de onderste appel van afbeelding 12.
IN
De groene pijl stelt de wrijvingskracht voor.
Besluit
→
Een kracht is een vectoriële grootheid en wordt voorgesteld als F.
VA N
Een kracht wordt bepaald door 4 elementen:
1 Het aangrijpingspunt is het punt waar de vector begint. Bij de appel ligt het aangrijpingspunt in het midden (= massamiddelpunt). 2 De kracht van de aarde op de appel is verticaal. Dit is de richting van de kracht. 3 De kracht van de aarde op de appel werkt naar onderen. Dit is de zin van de kracht. 4 De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht weer. Voor een grotere kracht
©
teken je een langere pijl.
OPDRACHT 1
Bepaal de elementen van de kracht van de lucht op de appel. elementen van een kracht
de kracht van de lucht op de appel
aangrijpingspunt richting zin
43
Krachten
HOOFDSTUK 3
OPDRACHT 2 Een man duwt zijn kapotte auto voort. Teken de duwkracht van de man op de auto als vector op de afbeelding. Vul de tabel onder de afbeelding aan.
Afb. 13 man duwt zijn kapotte auto voort
IN
aangrijpingspunt richting zin
VA N
grootte (1 cm = 1 N)
OPDRACHT 3
Bekijk de simulatie over krachten via diddit.
Š
Formuleer een onderzoeksvraag bij deze simulatie.
onderzoeksvraag
Hoe beschermt de mens zich tegen inwerkende krachten in het verkeer? Bekijk het filmpje via www.diddit.be of bekijk afbeelding 14. Tegenwoordig zijn alle nieuwe autoâ&#x20AC;&#x2122;s voorzien van een airbag. Een airbag is een zak met een samengeperst gas.
Afb. 14 airbag in een gecrashte auto
44
HOOFDSTUK 3
Krachten
Wat gebeurt er met de airbag bij een botsing?
Bij een botsing wordt er een grote kracht uitgeoefend op de wagen en op de bestuurder. De bestuurder wordt naar voren geslingerd en kan tegen zijn stuur botsen. De plotse, grote snelheidsÂverandering van de wagen zet echter het mechanisme van de airbag in werking. Die wordt onmiddellijk opgeblazen. De bestuurder botst tegen de opgeblazen airbag waardoor die van vorm verandert.
Afb. 15 motorhelm
VA N
IN
Wat is de functie van een airbag?
Afb. 16 fietshelm
Afb. 17 binnenkant van fietshelm
Wat is het nut van het dragen van een helm?
Š
De binnenkant van de helm is bekleed met een stof die vervormbaar is. Daardoor worden de inwerkende krachten op het hoofd opgevangen. Als die stof er niet was, zouden de krachten een vormverandering van het hoofd veroorzaken.
Besluit De airbag en de helm zijn twee veiligheidstoepassingen in het verkeer. Door hun vormverandering beschermen ze het menselijk lichaam bij een ongeval tegen te grote krachten.
45
Krachten
HOOFDSTUK 3
3.5 SOORTEN KRACHTEN onderzoeksvraag
Wat is zwaartekracht? opdracht Neem je gom tussen duim en wijsvinger. Wat gebeurt er als je de gom loslaat? Wat is de oorzaak van die beweging?
Besluit
onderzoeksvraag
VA N
IN
De zwaartekracht is de aantrekkingskracht die de aarde op voorwerpen uitoefent.
Welke andere krachten neem je waar in het dagelijks leven? EXPERIMENT 1
Š
Benodigdheden - twee staafmagneten - metalen (ijzeren) speelgoedauto of rolwagentje
Werkwijze Afb. 18 - Plaats de auto op de tafel. - Leg magneet 1 bovenop de auto. - Beweeg magneet 2 naar magneet 1. Zorg ervoor dat de uiteinden die naar elkaar gericht zijn een verschillende kleur hebben. - Zorg ervoor dat de twee magneten elkaar niet raken. - Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 1.1 in de tabel op pagina 49. - Draai magneet 2 om zodat de magneetuiteinden die naar elkaar gericht zijn, dezelfde kleur hebben. - Beweeg magneet 2 opnieuw naar magneet 1. - Wat gebeurt er met de auto? Noteer je waarneming bij 1.2 in de tabel. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel bij experiment 1 de kracht die hier van toepassing is.
46
HOOFDSTUK 3
Krachten
EXPERIMENT 2 Benodigdheden - staafmagneet - blokje hout - blokje ijzer Afb. 19
Afb. 20
Werkwijze - Beweeg de magneet naar het blokje ijzer. - Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 2.1 in de tabel op pagina 49. - Beweeg de magneet naar het blokje hout zonder het blokje hout te raken. - Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 2.2 in de tabel. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel bij experiment 2 de kracht die van toepassing is.
IN
EXPERIMENT 3 Benodigdheden - rugzak
Afb. 21
©
VA N
Werkwijze - Hef met één hand de rugzak op. - Wat gebeurt er met de rugzak? Noteer je waarneming bij 3.1 in de tabel op pagina 49. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel bij experiment 3 de kracht die van toepassing is.
EXPERIMENT 4 Benodigdheden - balpen - stukje papier - wollen doek
Afb. 22
Werkwijze - Scheur het stukje papier in fijne snippers. - Wrijf met de wollen doek een tiental keer krachtig heen en weer over het uiteinde van de balpen. - Breng de balpen in de buurt van de papiersnippers. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 4.1 in de tabel op pagina 49. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel bij experiment 4 de kracht die van toepassing is.
47
Krachten
HOOFDSTUK 3
EXPERIMENT 5 Benodigdheden - twee even grote cursusbladen Werkwijze Afb. 23 - Maak een prop van cursusblad 1. - Neem de prop papier in je ene hand, cursusblad 2 in je andere hand. - Strek je armen voorwaarts. - Laat beide bladen op hetzelfde moment los. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 5.1 in de tabel op pagina 49. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel bij experiment 5 de kracht die van toepassing is.
IN
EXPERIMENT 6 Benodigdheden - veer
VA N
Afb. 24a
Afb. 24b
©
Werkwijze - Trek aan het ene uiteinde van de veer terwijl je het andere uiteinde vasthoudt. - Wat zie je? Noteer je waarneming bij 6.1 in de tabel. - Laat de veer aan één zijde los. - Wat gebeurt er met de veer? Noteer je waarneming bij 6.2 in de tabel. - Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 49 bij experiment 6 de krachten die van toepassing zijn.
48
HOOFDSTUK 3
Krachten
WAARNEMING experiment
waarneming
1 twee magneten met auto
1.1
besluit: soorten krachten wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
1.2
2 magneet met blokje ijzer
2.1
agneet met m blokje hout
2.2
3 rugzak opheffen
3.1
VA N 4.1
5.1
Š
5 prop papier en cursusblad
6 veer
IN
4 balpen met papiersnippers
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
6.1 6.2
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
* aantrekkende of afstotende kracht tussen voorwerpen die een lading dragen
Besluit Andere krachten die je in het dagelijks leven kunt waarnemen, naast de zwaartekracht, zijn wrijvingskracht, spierkracht, magnetische kracht, elektrostatische kracht en veerkracht. 49
Krachten
HOOFDSTUK 3
opdracht Krachten kun je indelen in twee groepen: 1 krachten werkzaam op afstand, 2 krachten werkzaam door contact. Plaats elke soort kracht uit het besluit op pagina 49 in de juiste kolom van de tabel hieronder. krachten werkzaam door contact (C)
IN
op afstand (A)
©
VA N
In het dagelijks leven krijg je vaak te maken met krachten. Hieronder zie je enkele voorbeelden. Noteer onder elke afbeelding de naam van de kracht(en) die er werkzaam is/zijn. Kies uit: zwaartekracht – magnetische kracht – spierkracht – windkracht – elektrostatische kracht – veerkracht – wrijvingskracht.
Afb. 25 antislipsokken
Afb. 26 opslag van een tennisspeler
50
HOOFDSTUK 3
Krachten
Š
VA N
IN
Afb. 27 parachutesprong
Afb. 28 nietjesmachine die openligt
Afb. 29 uitrekking van een elastiek
Noteer in het cirkeltje bij iedere afbeelding of de krachten inwerken op afstand (A) of door contact (C). 51
HOOFDSTUK 3
Krachten
om te onthouden Krachten Kracht is de uitwendige oorzaak van een
of van een voorwerp.
Kracht is een grootheid. Kracht stel je voor met het symbool
.
De eenheid van kracht is de Newton (N). Een kracht wordt voorgesteld als een
.
Een vector wordt gekenmerkt door een zin, een richting, een grootte en een aangrijpingspunt.
de grootte van de kracht.
IN
De vormverandering en/of snelheidsverandering van een voorwerp hangt af van
VA N
Een veiligheidstoepassing in het verkeer om het menselijk lichaam te beschermen tegen te grote krachten is de De
is de aantrekkingskracht die de
aarde op voorwerpen uitoefent.
De krachten worden ingedeeld in twee groepen:
Š
- krachten werkzaam op afstand:
- krachten werkzaam door contact:
52
.
Krachten
HOOFDSTUK 3
evalueer jezelf 3 Krachten 3.1 Inleiding 3.2 Vormverandering van een voorwerp Datum
Wat kun je?
Pagina
et behulp van een experiment verklaren dat de 1 m vormverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht 2 m et behulp van een experiment verklaren dat de grootte van een vervorming afhangt van de grootte van de inwerkende kracht 3 voorbeelden geven van de vormverandering van een voorwerp veroorzaakt door de inwerking van een kracht Datum
Wat kun je?
IN
3.3 Snelheidsverandering van een voorwerp Pagina
1 met behulp van een experiment verklaren dat de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht
VA N
2 m et behulp van een experiment verklaren dat de grootte van een snelheidsverandering afhangt van de grootte van de inwerkende kracht 3 voorbeelden geven van de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt door de inwerking van een kracht 3.4 Kracht Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip kracht uitleggen
Š
2 het symbool van de grootheid kracht noteren 3 de eenheid van kracht noteren 4 een kracht met behulp van het vectormodel voorstellen 5 v eiligheidstoepassingen opsommen die het lichaam in het verkeer beschermen tegen te grote krachten
3.5 Soorten krachten Datum
Wat kun je?
Pagina
1 het begrip zwaartekracht uitleggen 2 het symbool van de grootheid zwaartekracht noteren 3 de eenheid van zwaartekracht noteren 4 voorbeelden van krachten opsommen 5 u it een afbeelding of een beschreven voorbeeld de soort kracht afleiden die werkzaam is 6 de krachten opsommen die werkzaam zijn op afstand 7 de krachten opsommen die werkzaam zijn door contact
53
Begrippenlijst broeikaseffect
opwarming van de aarde die te wijten is aan broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide en waterdamp
convectie
transport van thermische energie in lucht of water door stroming
fotosynthese
proces waarbij groene planten onder invloed van licht energierijke stoffen en zuurstofgas vormen uit water en koolstofdioxide
geleider
stof die warmte (zeer) goed geleidt
infrarode straling (IR)
soort straling die je niet kunt waarnemen maar voelt onder de vorm van warmte
isolator
stof die warmte (zeer) slecht geleidt
kinetische energie
energie die bewegende voorwerpen bezitten
kleurenspectrum
verzameling van de kleuren die je waarneemt bij de ontleding van zonlicht
kracht
uitwendige oorzaak van een vormverandering of een snelheidsverandering van een voorwerp
onzichtbare straling
straling die je niet kunt waarnemen met de ogen maar die je lichaam wel beïnvloedt
potentiële energie
energie die een voorwerp bezit wanneer het zich op een hoogte bevindt
IN
stralingsenergie
VA N
thermische centrale
energievorm die bestaat uit licht en/of warmte elektriciteitscentrale waar elektriciteit wordt opgewekt met behulp van stoom
ultraviolette straling (uv)
schadelijke, onzichtbare straling van de zon
windturbine
grote windmolen om elektriciteit op te wekken
wrijvingskracht
kracht die een beweging tegenwerkt
zichtbare straling
straling die je met je ogen kunt waarnemen
zonnecel
elektrische cel die licht (stralingsenergie) omzet in elektrische energie
zonnepaneel
verzameling van zonnecellen
zwaartekracht
aantrekkingskracht die de aarde op voorwerpen uitoefent
©
thermografie
techniek waarbij een camera infraroodstraling omzet in een beeld. De zones met een andere temperatuur worden op zo’n beeld elk in een andere kleur weergegeven.
54
VA N
IN
Notities
©
55
Notities
©
VA N
IN
56
Š
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9699-5 594891
vanin.be