NW
vOOr jOu
Ontdek editie
C D E
©
VA N
IN
Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten
2
NW
vOOr jOu
Ontdek editie
Katern C
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe i.s.m.
©
VA N
IN
Lieve Evens
Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.
Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
VA N
Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.
IN
Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.
©
Hier vind je het lesmateriaal per les, o.a. videobestanden.
3
Hoe werk ik met dit boek? Voor het vak Natuurwetenschappen werk je dit jaar met het boek NW voor JOU – ontdekeditie. Dat bestaat uit drie katernen:
VA N
IN
Katern C: Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten Katern D: Voortplanting bij de mens Katern E: Wetenschap in de samenleving
©
Vooraan in elk katern vind je een korte samenvatting over wat je juist zult behandelen, gevolgd door een inhoudsopgave. Ook bij de start van een nieuw thema krijg je nog een korte inleiding. Zo weet je elke les in welk deel je juist bent aanbeland.
4
IN
Elke les behandelt één of meerdere vragen. Om een antwoord te vinden, moet je soms een experiment uitvoeren. Het is belangrijk om hierbij stap voor stap de opdracht zo nauwkeurig mogelijk uit te voeren.
VA N
Aan het einde van een les kun je zelf de rubriek Wat heb je geleerd? en het schema verder aanvullen.
©
Daarna kun je met behulp van de verbetersleutel en van opdrachten uit de rubriek Test jezelf! nagaan of je alles goed begrepen hebt.
Nieuwe en moeilijke begrippen worden toegelicht in de begrippenlijst. Die lijst is alfabetisch opgesteld en je vindt hem achteraan in elk katern.
5
IN
Soms wil je meer weten over een bepaald onderwerp. Daarom bieden we verdiepings- en uitbreidingsleerstof aan via www.diddit.be.
VA N
Als je leraar een toets aankondigt, zal hij je op weg helpen door je te verwijzen naar de Evalueer jezelf-pagina die je achteraan elk onderdeel terugvindt.
De laatste kolommen gebruik je om aan te vinken of je het onderdeel beheerst of niet.
©
De tweede kolom geeft aan wat je juist moet kunnen.
Wil je graag nog wat extra oefeningen maken op je computer? Neem dan een kijkje op www.diddit.be.
6
Fotosynthese en voortplanting bij bloemplanten
©
VA N
IN
In dit katern ontdek je dat planten aan fotosynthese doen. Je onderzoekt hoe bloemen zijn gebouwd en hoe bloemplanten zich voortplanten.
7
Inhoud Intro
9
Thema 1 Producenten doen aan fotosynthese
17
Les 1-2: Planten vormen energierijke stoffen 18 Fotosynthese
29
Les 4:
Belang van fotosynthese voor mens
40
en milieu
Thema 2
VA N
IN
Les 3:
Voortplanting bij bloemplanten Les 5:
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Les 6: Ongeslachtelijke vermenigvuldiging
48 49
60
©
bij bloemplanten Begrippenlijst
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal vind je op www.diddit.be.
8
76
INtro Vorig jaar leerde je tijdens de biotoopstudie de hoofddelen van een bloemplant kennen. Dit jaar bestudeer je hoe planten zich voeden en zich voortplanten. Vooraleer deze thema's aan te vatten bekijk je in deze intro eerst de bouw van de hoofddelen van de bloemplant.
Welke hoofddelen heeft een bloemplant?
VA N
IN
Duid op de afbeelding hieronder de vier hoofddelen van de bloemplant aan en noteer telkens de naam
©
Afb. 1 siertabak
9
Intro Uit welke delen bestaat een wortel? Noteer op de afbeelding: hoofdwortel – zijwortel.
Je ziet nog meer delen aan een wortel.
VA N
Je leraar liet tuinkerszaadjes kiemen zoals op de afbeelding 3.
IN
Afb. 2
Afb. 3
©
Bekijk met een loep de wortels van de ontkiemde zaadjes. Beschrijf wat je op de wortel ziet.
Vergelijk je waarnemingen met de afbeeldingen.
Afb. 4 wortelhaartjes op cichorei
Afb. 5 wortelhaartjes op rode biet
Afb. 6 kiemplantje met wortelharen
De fijne deeltjes die je ziet, zijn wortelharen. Ze zijn heel kwetsbaar en breken als je de plant uit de grond haalt. Enkel bij bovengronds gekweekte wortels kun je de wortelharen waarnemen. Kleur het worteldeel met wortelharen op afbeelding 2 bruin.
10
Intro Zijn alle wortels van bloemplanten gelijk?
Afb. 7 gras
Afb. 8 paardenbloem
Naam van de plant
Afb. 9 klimop
VA N
Groeien alle wortels onder de grond? Zet een kruisje in de juiste kolom.
IN
Bekijk de afbeeldingen van gras, paardenbloem, klimop en orchidee. Het grondoppervlak is voorgesteld met een horizontale lijn. Kleur op de afbeeldingen de wortels bruin.
Groeiplaats van de wortels
onder de grond
gras paardenbloem klimop orchidee
Afb. 10 orchidee
boven de grond
©
Zijn alle wortels van eenzelfde plant even groot? Zet een kruisje in de juiste kolom. Naam van de plant
Bouw van de wortels één grote wortel met daarop kleinere wortels
meerdere ongeveer even grote wortels
gras paardenbloem klimop orchidee
11
Intro Welke delen zie je aan elke stengel? Experiment Benodigdheden bebladerde tak
knoop
Werkwijze
Neem de bebladerde tak. Verwijder alle bladeren. Wat zie je op de plaats waar het blad stond? Noteer je antwoord bij waarneming 1. Wat staat er nu nog op de tak? Noteer je antwoord bij waarneming 2. Verwijder deze delen. Glijd met je vingers van boven naar onder over de tak. Schrap het foutieve antwoord bij waarneming 3.
©
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Afb. 11b onbebladerde tak van linde
VA N
Afb. 11a bebladerde tak van linde
IN
tussenknoopstuk
WAARNEMING 1 2 3 Je voelt wel / geen oneffenheden. Verklaring Het oneffen deel van de stengel waar een blad vastzit is een Het effen deel van de stengel tussen twee opeenvolgende knopen is een Besluit Aan elke stengel zie je -
12
Intro Zijn alle stengels van bloemplanten gelijk?
IN
Bekijk de afbeeldingen van een beuk, een witte dovenetel, een herderstasje en een aardbeiplant. Kleur op de afbeeldingen de stengels groen. Het grondoppervlak is voorgesteld met een horizontale lijn.
Afb. 13 witte dovenetel
Afb. 14 herderstasje
VA N
Afb. 12 beuk
Afb. 15 aardbeiplant
Dragen alle stengels dezelfde plantendelen? Zet een kruisje in de juiste kolom(men). Naam van de plant
De stengel draagt
blad
beuk
bloem
knop*
©
witte dovenetel herderstasje aardbeiplant
*Een knop is het begin van een nieuw plantendeel. Uit een knop kan het volgende jaar een stengel met bladeren groeien.
Groeien alle stengels boven de grond? Zet een kruisje in de juiste kolom. Naam van de plant
Groeiplaats van de stengel onder de grond
boven de grond
beuk witte dovenetel herderstasje aardbeiplant
13
Intro Groeien alle stengels verticaal? Zet een kruisje in de juiste kolom. Groeirichting van de stengel
Naam van de plant
verticaal
horizontaal
beuk witte dovenetel herderstasje aardbeiplant
Welke delen heeft een blad?
Afb. 16 blad van een beuk
Zoek de gelijkenissen.
VA N
IN
Bekijk een blad van een beuk, esdoorn, grote weegbree of foto’s van die bladeren.
Afb. 17 blad van een esdoorn
Afb. 18 blad van grote weegbree
©
Maak een tekening van een blad in het kader op de volgende pagina. Nummer de delen op je tekening. Kies uit: 1 bladsteel deel van het blad waarmee het blad vastzit aan de stengel 2 bladschede onderste, verbreed gedeelte van de bladsteel waarmee de bladsteel vastzit aan de stengel 3 bladrand omtreklijn van de bladschijf 4 hoofdnerf grootste nerf in het verlengde van de bladsteel, meestal in het midden van de bladschijf 5 zijnerf vertakking van de hoofdnerf 6 adertje kleinste vertakking van de zijnerf 7 bladmoes groene materie van het blad tussen de nerven en adertjes
14
VA N
IN
Intro
De bladschijf omvat de nummers:
Het volledige blad bestaat uit de bladschijf en de
©
15
Intro Wat heb je geleerd? Vul aan. Alle bloemplanten hebben Wortels zijn vertakt. Dicht bij het uiteinde van de fijne vertakkingen van de wortels zitten Stengels bestaan uit - effen gedeelten: - oneffen delen: Op de oneffen stengeldelen zitten
IN
en
Bladeren bestaan uit twee grote delen: -
VA N
De bladschijf bestaat uit: -
©
Vul het schema aan.
met op de uiteinden
Bloemplanten
opgebouwd uit
bestaan uit
opgebouwd uit een bladsteel
en
en een bladschijf met -
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 16
vast.
©
VA N
IN
1
Producenten doen aan fotosynthese
In dit thema leer je dat planten zelf hun voedingsstoffen aanmaken met behulp van licht, stoffen uit de bodem en stoffen uit de lucht. Je onderzoekt wat fotosynthese is. Je ontdekt wat het belang ervan is. Je leert het broeikaseffect en bio-energie kennen.
17
1-2
Planten vormen energierijke stoffen
Planten vormen energierijke stoffen
Welke energierijke stoffen bevat een plant? Experiment
©
VA N
IN
Benodigdheden - een voorgeweekte boon - een stukje appel - een stukje aardappel - een groen blad van een gezonde plant (dovenetel, broedplant …) - vier petrischaaltjes - koffielepel - mesje - rasp - water - diastix - lugol
Afb. 1 diastix
Afb. 2 lugol
Werkwijze
18
1
Rasp een boon fijn in een petrischaal.
2
Spoel de rasp af.
3
Rasp een appel fijn in een tweede petrischaal.
4
Spoel de rasp af.
5
Rasp een aardappel fijn in een derde petrischaal.
6
Spoel de rasp af.
7
Kneus het oppervlak van het groene blad in een vierde petrischaal. Druk hiervoor met de bolle zijde van een lepeltje op het oppervlak tot er sap vrijkomt.
8
Breng het teststrookje van diastix in contact met de geraspte boon. Zorg ervoor dat het strookje goed in contact komt met het sap van de geraspte boon.
LES 1-2
Planten vormen energierijke stoffen
9
Bekijk het teststrookje en noteer je waarneming in de tabel.
10
Herhaal stap 8 en 9 voor de appel, de aardappel en het blad. Gebruik telkens een nieuw teststrookje van diastix.
11
Breng enkele druppels lugol aan op de geraspte boon, de geraspte appel, de geraspte aardappel en het gekneusde blad.
12
Laat de lugol even inwerken.
13
Noteer je waarnemingen in de tabel.
WAARNEMING Boon
Appel
Aardappel
Blad
diastix
IN
lugol Besluit Een plant bevat
VA N
Glucose wordt getransporteerd naar alle cellen van de plant en omgezet in onder andere zetmeel en vetten. Dat zijn energierijke stoffen, de voedingsstoffen voor de plant. Zetmeel bestaat uit een aaneenschakeling van glucosemoleculen.
1 glucosemolecule
zetmeelmolecule
©
Afb. 3 zetmeel en glucose
Waar halen planten die energierijke stoffen vandaan? Hypothese Lees wat in de tekstballonnen staat. Omcirkel het antwoord dat volgens jou juist is.
Afb. 4
19
Planten vormen energierijke stoffen
LES 1-2
Experiment 1 Benodigdheden - één proefbuis met bodemwater (gedestilleerd water met teelaarde of tuinaarde)
teelaarde
- diastix (herkenningsmiddel voor ) - lugol (herkenningsmiddel voor ) gedestilleerd water bodemwater Afb. 5 bereiding bodemwater
IN
Werkwijze Neem een diastix-teststrookje.
2
Dompel het blauwe teststrookje even in de proefbuis met bodemwater.
3
Bekijk het teststrookje en noteer je waarneming bij 1.
4
Breng enkele druppels lugol in de proefbuis met bodemwater.
5
Noteer je waarneming bij 2.
WAARNEMING 1 Diastix: 2 Lugol:
VA N
1
©
Vaststellingen
Diastix reageert wel / niet met bodemwater. Lugol reageert wel / niet met bodemwater. In het bodemwater zit wel / geen glucose (energierijke stof). In het bodemwater zit wel / geen zetmeel (energierijke stof).
20
LES 1-2
Planten vormen energierijke stoffen
Experiment 2 Benodigdheden - proefbuis - lugol - diastix Werkwijze Breng een kleine hoeveelheid lugol in de proefbuis.
2
Schud de proefbuis enkele keren. Zo breng je de lugol in contact met de lucht.
3
Noteer het resultaat bij waarneming 1.
4
Neem een diastix-teststrookje.
5
Beweeg het strookje enkele keren heen en weer in de lucht.
6
Noteer het resultaat bij waarneming 2.
IN
1
WAARNEMING 1 Lugol: Vaststellingen
VA N
2 Diastix: Lugol reageert wel / niet met lucht.
Diastix reageert wel / niet met lucht. In lucht zit geen / wel zetmeel. In lucht zit geen / wel glucose.
©
Planten nemen energierijke stoffen niet op / op uit de bodem en niet op / op uit de lucht. Planten produceren energierijke stoffen zelf / niet zelf. Vorig schooljaar leerde je dat planten met hun wortels stoffen opnemen uit de bodem. Controleer de hypothese. Wat stel je vast?
21
Planten vormen energierijke stoffen
LES 1-2
Welke stoffen nemen de planten op uit de bodem? Experiment 1 Een maatglas is enkele dagen geleden met water gevuld. Een bloemplant zit met de wortels in het water. Het waterniveau is op dat moment op de maatcilinder aangeduid. Het laagje olie op het wateroppervlak verhindert de verdamping.
WAARNEMING Wat is er met het waterniveau gebeurd?
IN
Afb. 6 proefopstelling experiment 1
Experiment 2
VA N
Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. o De plant neemt water op langs de wortel. o De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel.
©
Eén plantje staat al twee dagen met de wortels in een glas gevuld met water en eosine. Een tweede plantje staat in een ander glas gevuld met water en rood krijtpoeder. Vergelijk beide opstellingen.
Afb. 7 proefopstelling experiment 2
rood krijtpoeder
eosine
WAARNEMING Het plantje in het glas met eosine is verkleurd / niet verkleurd. Het plantje in het glas met rood krijtpoeder is verkleurd / niet verkleurd. Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. o De plant neemt water op langs de wortel. o De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel. 22
LES 1-2
Planten vormen energierijke stoffen
Experiment 3 Twee maatcilinders zijn voor de helft met water en eosine gevuld. In de ene maatcilinder staat al twee dagen een plantje met wortelharen. In de andere maatcilinder staat een plantje met beschadigde wortels. Vergelijk beide opstellingen.
Afb. 8 proefopstelling experiment 3
WAARNEMING Verkleuren beide plantjes?
IN
Welk plantje verkleurt?
VA N
Vaststelling Duid aan wat je met deze proef aantoont. o De plant neemt water op langs de wortel. o De plant neemt in water opgeloste stoffen op langs de wortel. o De opname gebeurt langs alle wortels. o De opname gebeurt langs de wortelharen. o De wortel hecht de plant vast.
Welke weg volgen de opgenomen stoffen in de plant? Experiment 1
©
Benodigdheden - stengel van laurierkers die gedurende 24 uren in een eosineoplossing stond - snijplank - aardappelmes Werkwijze 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Neem de stengel uit de gekleurde vloeistof. Snijd ongeveer 1 cm af onderaan de stengel. Gooi dit stukje in de vuilnisbak. Snijd van de stengel een stukje van 3 cm af. Bekijk het snijvlak. Dit is de dwarse doorsnede. Noteer wat je ziet bij waarneming 1. Kleur je waarneming in op de afbeelding van de dwarse doorsnede. Snijd het stuk stengel van boven naar onder juist in het midden door. Bekijk het nieuwe snijvlak. Dit is de overlangse doorsnede. Noteer wat je ziet bij waarneming 2. Kleur je waarneming in op de afbeelding van de overlangse doorsnede.
23
Planten vormen energierijke stoffen
WAARNEMING 1
Afb. 9 dwarse doorsnede
Vaststelling
Experiment 2
VA N
Afb. 10 overlangse doorsnede
IN
2
©
Een tak van laurierkers staat in een maatcilinder, voor de helft gevuld met water en eosine. Op de maatcilinder is het oorspronkelijke vloeistofniveau aangeduid.
Afb. 11 proefopstelling experiment 2
WAARNEMING Wat is er na enkele dagen met het vloeistofniveau gebeurd? Wat is er met de bladeren gebeurd? Vaststelling
24
LES 1-2
LES 1-2
Planten vormen energierijke stoffen
Experiment 3
VA N
IN
Drie maatcilinders zijn twee dagen geleden tot op dezelfde hoogte gevuld met gekleurd water. Alle maatcilinders bevatten een takje laurierkers. Van één takje laurierkers zijn alle bladeren verwijderd. Van een ander takje laurierkers is de helft van de bladeren verwijderd. Over de top van elk takje is een plastic zak geplaatst, die net boven het wateroppervlak is dichtgebonden.
1
WAARNEMING
2
Afb. 12 proefopstelling experiment 3
3
Bekijk de drie plastic zakken. Wat zie je?
©
Welke zak bevat de meeste waterdamp? Is de waterdamp verkleurd?
Wat gebeurt er met de opgeloste stoffen?
Vaststelling De plant geeft waterdamp af langs
25
Planten vormen energierijke stoffen
LES 1-2
Wat is het verschil tussen de massa van een eikel (= zaad) en de massa van een stuk eikenhout (= deel van de stengel van volwassen plant)? Experiment
IN
Benodigdheden - eikel (= zaad) - stuk eikenhout - digitale balans
Werkwijze
Afb. 14 stuk eikenhout op balans
VA N
Afb. 13 eikel op balans
Bepaal de massa van de eikel.
2
Noteer de massa bij waarneming 1.
3
Bepaal de massa van het stuk eikenhout.
4
Noteer de massa bij waarneming 2.
©
1
1 Massa van de eikel
m=
g
2 Massa van het stuk eikenhout
m=
g
WAARNEMING
Vaststellingen De massa van het zaad is groter / kleiner dan de massa van een deel van de volwassen plant. Een zaad van een bloemplant (eikel) groeit uit tot een volwassen plant (eikenboom). Daarbij neemt de massa toe / af. Je bepaalt slechts de massa van een deel van een volwassen plant omdat je de massa van een volledige volwassen plant, namelijk een eikenboom, moeilijk kunt bepalen. Hoe verklaar je die toename / afname van de massa van een plant?
26
LES 1-2
Planten vormen energierijke stoffen
Wat heb je geleerd? Vul aan. Planten zijn opgebouwd uit Ze nemen die energierijke stoffen
uit de bodem en
uit de lucht. Planten maken of produceren die energierijke stoffen Daardoor groeien ze en neemt hun massa Planten nemen water en opgeloste stoffen, mineralen, op langs de Deze stoffen worden vervoerd langs de
, en de
tot in de
ZAAD
VA N
Omcirkel wat juist is.
IN
Vul het schema "planten vormen energierijke stoffen" aan.
plant
massa > =
Afb. 15 eikel
<
Afb. 16 eik
©
Bevat
Bevat
Plant neemt op
Plant
uit de omgeving:
produceert zelf:
water
water
mineralen
mineralen
glucose zetmeel
energierijke stoffen
glucose zetmeel
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
27
Planten vormen energierijke stoffen
LES 1-2
Test jezelf! 1 Zet een kruisje bij de energierijke stoffen die door planten gevormd worden. ® water ® zetmeel ® glucose ® vitaminen ® mineralen 2 Zet een kruisje bij de stoffen die planten uit de bodem opnemen. ® water ® zetmeel ® glucose ® vitaminen ® mineralen 3 Kruis naast elk plantendeel aan welke taak het vervult.
wortelhaartje wortel blad
VA N
stengel
mineralen opnemen
water vervoeren
IN
water opnemen
mineralen vervoeren
Wat kun je?
©
m opsommen welke stoffen planten bevatten m een voorbeeld geven van een energierijke stof m verwoorden waar planten energierijke stoffen vandaan halen m verwoorden waar planten energierijke stoffen niet vandaan halen m verwoorden hoe je glucose kunt opsporen m verwoorden hoe je zetmeel kunt opsporen m opsommen wat planten uit de bodem opnemen m verklaren dat planten in massa toenemen m verwoorden welke plantendelen zorgen voor de opname van water en mineralen m verwoorden welke plantendelen zorgen voor het transport van water en mineralen
28
3
Fotosynthese
Fotosynthese
Wat heeft een plant nodig om energierijke stoffen te vormen? Formuleer een hypothese. . .
Experiment 1
VA N
IN
Benodigdheden - jonge, gezonde geraniumplant of dovenetel - aluminiumfolie of karton (10 cm x 2 cm) - plantenlamp - elektrische kookplaat - maatbeker met 250 ml water - maatbeker met 250 ml gedenatureerde alcohol - petrischaal - 2 paperclips - lugol - pincet - lepel - 2 ovenwanten
Afb. 17 afgedekt blad voor behandeling
©
kokend water
kokende alcohol
Afb. 18 proefopstelling
29
Fotosynthese
LES 3
Werkwijze Uit te voeren in voorgaande les. 1 2 3
Neem een strook karton of aluminiumfolie van 10 cm x 2 cm. Vouw die strook dubbel in de lengte. Bevestig de strook met behulp van paperclips aan een gezond, jong blad van de dovenetel of de geranium. Daarbij worden zowel de bovenkant als de onderkant van een deel van het blad volledig afgeschermd van het licht (zie afbeelding 17). Laat de plant in het licht staan tot de volgende les. Ook ’s nachts moet de plant in het licht blijven staan. Gebruik hiervoor de plantenlamp.
4
Uit te voeren in deze les.
IN
VA N
14 15 16 17 18 19 20
Pluk het afgedekte blad van de plant. Verwijder het karton of de aluminiumfolie van het blad. Plaats de maatbeker met water op de kookplaat. Schakel de kookplaat aan en breng het water aan de kook. Neem het blad vast met het pincet. Leg het blad gedurende enkele seconden in het kokende water. Haal het blad met de lepel uit het kokende water. Wat is er met het blad gebeurd? Noteer je waarneming bij 1. Doe de ovenwanten aan. Neem de maatbeker met kokend water van de kookplaat. Plaats de beker met alcohol op de kookplaat en breng de alcohol aan de kook. Dompel het blad met behulp van de lepel in de kokende alcohol. Wat gebeurt er met de alcohol? Wat gebeurt er met het blad? Noteer je waarneming bij 2. Haal het blad met de lepel uit de kokende alcohol. Dompel het blad even in het warme water om de overtollige alcohol weg te spoelen. Neem het blad met de lepel uit het water. Leg het blad in een petrischaal. Druppel lugol over het blad tot het blad er volledig mee bedekt is. Laat de lugol even inwerken. Wat zie je? Noteer je waarneming bij 3.
©
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
WAARNEMING 1 Door het kokende water zijn de cellen gedood en worden ze doorlaatbaar. 2
.
3 .
30
LES 3
Fotosynthese
Vaststelling
VA N
IN
Er is wel / geen zetmeel aanwezig in het afgedekte deel van het blad.
Afb. 19 afgedekt blad na behandeling
Licht geeft de nodige energie om zetmeel te vormen. Plantendelen die geen licht krijgen, produceren geen zetmeel. ’s Nachts, in het donker, ligt de productie stil. In de winter, als er minder uren licht per dag zijn, vormt de plant minder zetmeel.
©
Experiment 2
Afb. 20 proefopstelling experiment 2
Een groen blad van een dovenetel wordt in een plastic zak gebracht waarin koolstofdioxide (CO2)absorberende korrels zitten. De korrels nemen alle koolstofdioxide weg uit de lucht in de zak. Het blad blijft gedurende 24 uur in die koolstofdioxidearme omgeving staan, in het licht. Het wordt vervolgens behandeld (door het te bleken) om de groene kleur te verwijderen en overgoten met lugol. Het resultaat van het experiment zie je op afbeelding 22. 31
Fotosynthese
LES 3
Een ander blad dat wel koolstofioxide kon opnemen uit de lucht wordt ook gebleekt en overgoten met lugol (afbeelding 23).
Afb. 22 behandeld blad zonder CO2 in lucht
Afb. 23 behandeld blad met CO2 in lucht
IN
Afb. 21 onbehandeld blad
Noteer wat je ziet op de afbeeldingen 22 en 23 en vergelijk met afbeelding 21.
VA N
Welk blad bevat zetmeel?
Wat kun je daaruit besluiten?
Koolstofdioxide (CO2) uit de lucht is nodig / niet nodig voor de vorming van zetmeel.
©
Op afbeelding 24 zie je huidmondjes. Dat zijn kleine openingen in het bladoppervlak.
Afb. 24 huidmondjes
Wat, denk jij, is de functie van een huidmondje?
32
LES 3
Fotosynthese
Experiment 3 Benodigdheden - witgroen, gevlekt blad van een siernetel, siergeranium of klimop - elektrische kookplaat - maatbeker met 250 ml water - maatbeker met 250 ml gedenatureerde alcohol - petrischaal - lugol - pincet - lepel - 2 ovenwanten
Afb. 25 gevlekt blad van siernetel
Werkwijze Pluk een blad van de plant. Volg nu de werkwijze van experiment 1 (stap 3 tot 20). Noteer je waarnemingen.
IN
1 2 3
WAARNEMING 1 2 3
VA N
Door het kokende water zijn de cellen gedood en worden ze doorlaatbaar. . .
Vaststelling Er is wel / geen zetmeel in de niet-groene delen van het blad aanwezig.
©
Met de experimenten 1, 2 en 3 toonde je de aanwezigheid van zetmeel aan in groene plantendelen. In werkelijkheid vormt de groene plant onder invloed van licht glucose. Op pagina 19 zie je op afbeelding 3 dat glucose een kleine molecule is. Die kleine moleculen worden aaneengeschakeld en vormen zo zetmeel. Een zetmeelmolecule bevat meer / minder energie dan een glucosemolecule. Verklaar jouw keuze.
In de bladgroenkorrels heeft de vorming van glucose plaats. Deze activiteit heet fotosynthese. Niet-groene plantendelen hebben geen bladgroenkorrels en kunnen bijgevolg geen glucose vormen. De groene plant vormt naast glucose ook nog andere energierijke stoffen zoals zetmeel, eiwitten en vetten. Ze worden geproduceerd uit glucose en mineralen. Je kunt nu een antwoord formuleren op de vraag 'Wat heeft een plant nodig om energierijke stoffen te vormen?' Om energierijke stoffen te vormen heeft een plant nodig: Dit kan enkel in aanwezigheid van bladgroenkorrels.
33
Fotosynthese
LES 3
In het volgende experiment toon je aan wat planten nog vormen naast de energierijke verbindingen.
Welke stoffen worden er nog gevormd in groene, belichte plantendelen? Formuleer een hypothese.
Experiment
Afb. 26 proefopstelling
Werkwijze
VA N
IN
Benodigdheden - maatbeker van 1 liter gevuld met water - brede proefbuis - glazen trechter, iets korter dan de hoogte van de maatbeker - verse waterpestplantjes - houtspaander - lucifer
©
Uit te voeren in de voorgaande les. 1 Breng enkele waterpestplantjes in de trechter. 2 Zet de trechter omgekeerd in de gevulde maatbeker zodat de waterpestplantjes onder de trechter blijven. 3 Zorg ervoor dat de hals van de trechter volledig onder water staat. Vul indien nodig water aan. 4 Vul de proefbuis volledig met water, sluit ze af met je duim en draai ze ondersteboven. 5 Plaats de proefbuis ondersteboven over de hals van de trechter. Let op: er mag geen luchtbel in de proefbuis komen. 6 Laat de proefopstelling enkele dagen in het licht staan. Uit te voeren in deze les. 1 Bekijk de proefopstelling. Wat is er veranderd? Noteer wat je ziet bij waarneming 1. 2 Steek de houtspaander aan tot je een vlam ziet. Doof de vlam, maar zorg ervoor dat de punt blijft gloeien. 3 Haal de proefbuis voorzichtig omhoog tot een eind boven de hals van de trechter. Blijf ze ondersteboven houden. 4 Breng de gloeiende houtspaander zo diep mogelijk in de proefbuis terwijl je aandachtig toekijkt wat met de gloeiende punt gebeurt. Let op: de gloeiende houtspaander mag niet in contact komen met het water of de wand van de proefbuis. 5 Wat zie je? Noteer dat bij waarneming 2.
34
LES 3
Fotosynthese
WAARNEMING 1 2 Vaststelling In de proefbuis zit zuurstofgas / koolstofdioxide. Bij fotosynthese wordt zuurstofgas als nevenproduct gevormd. Alleen als de plant aan fotosynthese doet, wordt er zuurstofgas gevormd. ’s Nachts in het donker doen groene planten wel / niet aan fotosynthese. Verklaar je antwoord.
IN
’s Nachts in het donker wordt door groene planten wel / geen zuurstofgas afgegeven. Verklaar je antwoord.
VA N
Bij daglicht of in een verlichte ruimte doen groene planten wel / niet aan fotosynthese. Verklaar je antwoord.
Bij daglicht of in een verlichte ruimte wordt door groene planten wel / geen zuurstofgas afgegeven.
l koo
lichtenergie
s
di ox ide
ga
f sto
©
of rst zuu
FOTOSYNTHESE is het proces waarbij planten, onder invloed van licht, glucose vormen uit water en koolstofdioxide. Fotosynthese gebeurt in alle groene plantendelen. Plantendelen zonder bladgroen kunnen niet aan fotosynthese doen. Bij de fotosynthese ontstaat zuurstofgas als nevenproduct.
water mineralen zetmeel
Afb. 27 fotosynthese
35
LES 3
Fotosynthese
Wat heb je geleerd? Vul aan. FOTOSYNTHESE is het proces waarbij planten, onder invloed van licht, glucose vormen uit water en koolstofdioxide. - Dat gebeurt enkel in aanwezigheid van - Een nevenproduct is Planten zijn opgebouwd uit energierijke stoffen die ze zelf aanmaken. Planten zijn Om energierijke stoffen te vormen, neemt de plant op uit de bodem,
-
op uit de lucht,
-
op van de zon.
IN
-
De opname en het transport van de nodige stoffen gebeuren langs -
: ze nemen water en mineralen op
VA N
-
: ze vervoeren water en mineralen naar de bladeren : kleine openingen in het bladoppervlak die binnenlaten in het blad.
©
Vul het schema "fotosynthese" aan.
energiebron
Produceert Plant
uit de lucht
uit de bodem
36
met BLADGROEN
+ zuurstofgas
LES 3
Fotosynthese
Vul het schema "plantendelen en hun functie bij de fotosynthese" aan door de plantendelen met de passende functie(s) te verbinden.
transport van water bladeren opnemen van koolstofdioxide
stengels
IN
opnemen van water
vormen van glucose
VA N
wortels
opvangen van licht
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
©
37
Fotosynthese
LES 3
Test jezelf! 1 Vul aan. Om aan fotosynthese te doen haalt de plant uit de bodem Dit wordt opgenomen langs de Planten halen uit de lucht: Dat wordt opgenomen langs de
van de
Met die opgenomen stoffen wordt
gevormd.
Daarvoor is nodig. Glucose gevormd in de bladeren wordt gebruikt als voedsel voor de groei van de plant. 2 Vul het schema aan.
IN
FOTOSYNTHESE PLANT
- water -
productie van
VA N
nodig uit de omgeving
nodig
-
- glucose -
-
©
3 Zet een kruisje bij de juiste antwoorden. Wat heeft een plant nodig om glucose te vormen? ® water
® vetten ® licht
® koolstofdioxide ® energierijke stoffen ® zuurstofgas ® bladgroen 4 Wat geeft een plant af aan de lucht tijdens de fotosynthese?
38
LES 3
Fotosynthese
5 In een labo wordt het onderstaande experiment uitgevoerd. Het gevlekte blad van een gezonde siernetel staat gedurende 24 uur in het licht. Het blad wordt gebleekt en nadien overgoten met lugol. Kleur het te verwachten resultaat (de waarneming) in op afbeelding 29. Formuleer en noteer de onderzoeksvraag die van toepassing is. Formuleer en noteer de verklaring en het besluit bij het experiment. Let op: een besluit is altijd een antwoord op een onderzoeksvraag. Onderzoeksvraag
VA N
IN
Waarneming
Afb. 28 blad van siernetel vóór behandeling
Verklaring
Afb. 29 blad van siernetel na behandeling
Besluit
©
Wat kun je?
m opsommen wat een plant opneemt uit de bodem m opsommen wat een plant opneemt uit de lucht m uitleggen wat een plant nodig heeft om zetmeel te vormen m formuleren welke stof een plant afgeeft aan de lucht m uitleggen wat een groene plant vormt m formuleren wat fotosynthese is m uitleggen wat de functie van de verschillende plantendelen is bij de fotosynthese m met behulp van een experiment uitleggen wat een plant uit de lucht opneemt m met behulp van een experiment uitleggen wat een plant nodig heeft om zetmeel te vormen m met behulp van experimenten formuleren welke stof een plant aan de lucht afgeeft m met behulp van een experiment uitleggen wat een groene plant vormt
39
4
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Wat is het belang van de fotosynthese? I n de lessen over voedselrelaties leerde je dat planten altijd vooraan staan in een voedselketen. Planten voeden zich niet met andere levende wezens. Ze bouwen zelf energierijke voedingsstoffen op. Daarvoor gebruiken ze lichtenergie van de zon. Planten zijn autotrofe organismen. Waaruit halen planteneters de energie die ze nodig hebben om te functioneren?
Waar komt de energie in dit plantaardige voedsel vandaan?
IN
Waaruit halen vleeseters de energie die ze nodig hebben om te functioneren?
VA N
Waar komt ook deze energie onrechtstreeks vandaan?
Waar komt de energie die jij opneemt door het eten van vlees vandaan?
©
Kunnen vleesetende organismen op aarde overleven zonder planten?
Vleeseters zijn heterotrofe organismen. Door fotosynthese zijn planten de belangrijkste op aarde en is de zon de belangrijkste
40
bron voor alle levende wezens bron.
LES 4
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Tijdens fotosynthese produceren planten zuurstofgas (O2) als nevenproduct. Dat geven ze af aan de lucht via de huidmondjes. Welke organismen hebben zuurstofgas nodig?
Waarvoor hebben organismen zuurstofgas nodig? De belangrijkste producenten van zuurstofgas op aarde zijn niet de bomen in bossen maar de eencellige algen en wieren in de oceanen. Zij zijn verantwoordelijk voor meer dan 70 % van de zuurstofgasproductie op deze aarde. Nog een reden waarom fotosynthese belangrijk is, is dat planten koolstofdioxide opnemen uit de lucht en daardoor het broeikaseffect verminderen.
IN
Afb. 30 eencellige algen
Wat is het broeikaseffect en hoe komt het tot stand?
VA N
Lees de leestekst en beantwoord dan de vragen.
Het klimaat op de aarde wordt bepaald door de luchtlaag rondom de aarde. Die laag is de atmosfeer of de dampkring. De dampkring bestaat uit verschillende gassen, die het zonlicht naar de aarde doorlaten. Daardoor warmt de aarde op. De aarde geeft de warmte ook weer af. Die warmteafgifte wordt door bepaalde gassen in de dampkring, zoals koolstofdioxide en waterdamp, tegengehouden. De aarde neemt daardoor meer warmte op dan ze kan afgeven. De aarde warmt dus op. Dat is het broeikaseffect (afbeelding 31).
©
dampkring
broeikaseffect
dampkring
broeikaseffect versterkt broeikaseffect
smeltend ijs platbranden regenwoud
industrie
overstroming bewoningen verkeer zeespiegel stijging
Afb. 31 broeikaseffect
Afb. 32 versterkt broeikaseffect
41
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
LES 4
VA N
IN
Door ons dagelijkse energieverbruik (verbranding van fossiele brandstoffen, zoals aardolie, steenkool en aardgas), door de industrie, het verkeer en de sterkere mechanisatie in land- en tuinbouw komen er veel koolstofdioxide en andere schadelijke stoffen in de lucht. De koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer neemt sterk toe. Daardoor wordt het broeikaseffect versterkt (afbeelding 32). Tijdens het fotosyntheseproces nemen planten koolstofdioxide op. Daardoor daalt de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer en vermindert zo de opwarming van de aarde. Eén enkele boom kan gedurende zijn hele leven tot ruim 1 000 kg koolstofdioxide opnemen. De mens stoot momenteel meer koolstofdioxide uit door de verbranding van fossiele brandstoffen dan alle planten op de aarde kunnen opnemen. Daarom is het zo belangrijk dat we nieuwe bossen aanplanten en de bestaande bossen, zoals het Amazonewoud in Zuid-Amerika, in stand houden en beschermen. Ook moeten we naar alternatieven voor aardolie en aardgas zoeken om de koolstofdioxideverhoging in de atmosfeer te beperken. Over de juiste gevolgen van de versterking van het broeikaseffect is nog niet alles bekend. Het is echter duidelijk dat er ingrijpende klimaatsveranderingen zullen optreden. In Kyoto kwam in december 1997 het historische akkoord, het Kyotoprotocol, tot stand, waarin de grote industrielanden afspraken de uitstoot van broeikasgassen, zoals koolstofdioxide, te beperken. De belangrijkste bepaling in het akkoord is dat industrielanden de uitstoot van broeikasgassen in 2012 aanzienlijk beperkt moeten hebben ten opzichte van de uitstoot in 1990. In december 2009 vond een internationale klimaatconferentie plaats in de Deense stad Kopenhagen. Het opgestelde klimaatverdrag vervangt het Kyotoprotocol sinds 2012 en bevat doelen voor 2020. Onderwerpen van gesprek waren de hoeveelheid broeikasgassen die minder uitgestoten mag worden, ontbossing en hulp voor ontwikkelingslanden die kampen met de gevolgen van de huidige klimaatsveranderingen. 1. Wat is het broeikaseffect?
©
2. Leg uit hoe het broeikaseffect versterkt wordt.
3. Welk gas is grotendeels verantwoordelijk voor het broeikaseffect?
4. Wat kun jij doen om het broeikaseffect te verminderen? Geef drie oplossingen.
5. Leg uit hoe bossen het broeikaseffect kunnen verminderen.
42
LES 4
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Wat is bio-energie? Lees de leestekst en beantwoord dan de vragen.
Afb. 33 koolzaadveld
VA N
IN
Tijdens het fotosyntheseproces vindt er een energieomzetting plaats. Lichtenergie van de zon wordt omgezet in chemische energie, die vastgelegd wordt in glucose en zetmeel. De energierijke stoffen, zoals vetten (oliën), die planten vormen na de omzetting van glucose kan de mens ook gebruiken als brandstof. Bio-energie is opgeslagen zonneenergie in planten in de vorm van energierijke verbindingen (glucose, zetmeel, vetten) en is afkomstig van recentelijk opgenomen koolstofdioxide uit de lucht. Bio-energie verhoogt het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer niet. Fossiele brandstoffen zijn ook afkomstig van planten en bevatten ook opgeslagen zonneenergie, maar in dat geval werd het koolstofdioxide miljoenen jaren geleden opgenomen uit de atmosfeer en komt het nu massaal vrij door verbranding. Daardoor verhoogt het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer wel.
Afb. 34 bloem van koolzaad
1. Wat is bio-energie?
©
2. Welke energieomzettingen vinden er plaats bij de verbranding van hout?
3. Wat zijn fossiele brandstoffen?
4. Geef enkele alternatieve energiebronnen ter vervanging van de fossiele brandstoffen.
5. Verklaar hoe het komt dat er meer koolstofdioxide in de lucht aanwezig is dan alle planten op aarde kunnen opnemen.
43
LES 4
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Welke stof- en energieomzettingen vinden plaats in de cel? Tijdens fotosynthese gebeuren in de cellen van een groene plant stofomzettingen die je kunt voorstellen door het deeltjesmodel.
+
H2O
+
+
CO2
glucose
+
O2 Afb. 35 deeltjesmodel
IN
Tijdens fotosynthese gebeuren in de cellen van een groene plant ook energieomzettingen. Lichtenergie van de zon wordt opgeslagen in energierijke stoffen zoals glucose. Lichtenergie wordt omgezet in chemische energie. Die chemische energie kan omgezet worden in thermische energie bij het verbranden van plantaardig materiaal zoals hout of biodiesel. Bij het verbranden van plantaardig voedsel in de cellen van dieren en mensen wordt de chemische energie omgezet in thermische energie, bewegingsenergie of elektrische energie. Dat is het proces van celademhaling.
VA N
Noteer hieronder de stofomzettingen die gebeuren bij fotosynthese.
Noteer hieronder de stofomzettingen die gebeuren bij celademhaling.
©
Vergelijk de twee stofomzettingen. Wat stel je vast.
stofomzettingen energieomzettingen
ON
Z
lichtenergie water en CO2
energierijke stoffen
plantencel
thermische energie bewegingsenergie elektrische energie
chemische energie dierencel
O2 en energierijke voedingsstoffen FOTOSYNTHESE 44
CELADEMHALING
Afb. 36 verband tussen fotosynthese en celademhaling
LES 4
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Wat heb je geleerd? Vul aan. Belang van FOTOSYNTHESE oor de fotosynthese zijn planten de belangrijkste -D voor alle levende wezens op aarde. - Door fotosynthese zijn planten de belangrijkste bron van op aarde. - Door fotosynthese vermindert de hoeveelheid
in de lucht
en vermindert het broeikaseffect.
IN
Vul het schema "belang van fotosynthese" aan.
VA N
Belang
productie van
productie van
opname van
vermindering van
©
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
45
Belang van fotosynthese voor mens en milieu
LES 4
Test jezelf! 1 Kan de mens overleven zonder het fotosyntheseproces? Motiveer je antwoord.
Zet een kruisje bij de juiste antwoorden 2 Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door ® zuurstofgas ® koolstofdioxide ® waterdamp
IN
® stikstof 3 Bio-energie zorgt ervoor dat het koolstofdioxidegehalte in de atmosfeer ® stijgt ® gelijk blijft
VA N
® daalt
4 Welke invloed hebben de oceanen op de samenstelling van de atmosfeer?
©
Wat kun je?
m drie redenen formuleren waarom het fotosyntheseproces belangrijk is voor de natuur en voor de mens m uitleggen wat het broeikaseffect is m uitleggen wat bio-energie is m uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn m uitleggen welke energieomzettingen er plaatsvinden tijdens het fotosyntheseproces m het belang van fotosynthese uitleggen in eigen woorden m beschrijven welke stofomzettingen plaatsvinden in een cel m beschrijven welke energieomzettingen plaatsvinden in een cel
Voorbereiding les 5 Je brengt mee: - bloemen van verschillende planten - kleurpotloden: blauw, groen, geel, rood, paars, oranje en bruin 46
Producenten doen aan fotosynthese
Evalueer jezelf PRODUCENTEN DOEN AAN FOTOSYNTHESE Les 1-2 – Planten vormen energierijke stoffen
Pagina … tot …
Wat kun je? opsommen welke stoffen planten bevatten
2
een voorbeeld geven van een energierijke stof
3
verwoorden waar planten energierijke stoffen vandaan halen
4
verwoorden waar planten energierijke stoffen niet vandaan halen
5
verwoorden hoe je glucose kunt opsporen
6
verwoorden hoe je zetmeel kunt opsporen
7
opsommen wat planten uit de bodem opnemen
8
verklaren waarom planten in massa toenemen
Les 3 - Fotosynthese Wat kun je?
IN
1
Pagina … tot …
opsommen wat een plant opneemt uit de bodem
2
opsommen wat een plant opneemt uit de lucht
3
uitleggen wat een plant nodig heeft om glucose te vormen
4
formuleren welke stof een plant afgeeft aan de lucht
5
uitleggen wat een groene plant vormt
6
formuleren wat fotosynthese is
7
uitleggen welke functie de verschillende plantendelen hebben bij fotosynthese
©
VA N
1
Les 4 - Belang van fotosynthese voor mens en milieu
Pagina … tot …
Wat kun je? 1
drie redenen formuleren waarom het fotosyntheseproces belangrijk is voor de natuur en voor de mens
2
uitleggen wat het broeikaseffect is
3
uitleggen wat bio-energie is
4
uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn
5
uitleggen welke energieomzettingen er plaatsvinden tijdens het fotosyntheseproces
6
het belang van fotosynthese uitleggen in eigen woorden
7
beschrijven welke stofomzettingen plaatsvinden in een cel
8
beschrijven welke energieomzettingen plaatsvinden in een cel
47
2
©
VA N
IN
Xx
Voortplanting bij bloemplanten
In dit thema ontdek je hoe bloemplanten zich voortplanten. Je onderzoekt de bouw van een bloem. Je bestudeert het verloop van bestuiving en bevruchting. Je ontdekt dat bloemplanten ook ongeslachtelijk kunnen vermeerderen.
48
5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Hoe is een bloem gebouwd? Bekijk de meegebrachte bloemen en de afbeeldingen. Zet een kruisje bij de juiste waarnemingen.
Afb. 2 lelie vooraanzicht
Afb. 3 geranium vooraanzicht
Afb. 4 bernagie vooraanzicht
Afb. 5 tulp zijaanzicht
Eén bloem bestaat uit
VA N
IN
Afb. 1 tulp vooraanzicht
Afb. 6 lelie zijaanzicht
Afb. 7 geranium zijaanzicht
Afb. 8 bernagie achteraanzicht
® verschillend gebouwde delen ® allemaal identieke delen
® delen die in kringen geordend vastzitten
® delen die willekeurig door elkaar vastzitten
©
De buitenste bloemdelen ® zijn vlak en dun
® zijn draadvormig ® bevatten fijne nerven ® hebben bovenaan een knobbelvormige verdikking ® zijn onderaan knobbelvormig verdikt, met daarboven een versmalling en bovenaan een verbreed of vertakt kleverig uiteinde Uit de aangekruiste kenmerken kun je afleiden dat de buitenste bloemdelen vervormde ® bladeren ® stengels ® wortels zijn.
49
geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
LES 5
Bekijk de bloembladeren. Bij sommige bloemen hebben alle bloembladeren ongeveer dezelfde vorm en dezelfde kleur. Dat is zo bij de ® tulp ® geranium ® lelie ® bernagie Deze bloemen hebben bloemdekbladeren. Bij de andere bloemen zie je een duidelijk verschil tussen de buitenste en de binnenste bloembladeren. De buitenste bloembladeren zijn ® opvallend gekleurd ® onopvallend groen of bruingroen ® kleiner dan de binnenste bloembladeren Het zijn kelkbladeren.
IN
® groter dan de binnenste bloembladeren
De binnenste bloembladeren zijn kroonbladeren. Noteer de kenmerken van de kroonbladeren.
VA N
-
Meer naar het midden toe, tegen de krans(en) van de kroonbladeren, zie je draadvormige delen met bovenaan een knobbelvormige verdikking. Dat zijn meeldraden. De knobbelvormige verdikking is de helmknop, het draadvormige deel is de helmdraad.
©
In het midden van de bloem zie je een deel dat onderaan verdikt is en bovenaan uitloopt op een verbreed of vertakt kleverig deel. Dat is de stamper. Het brede onderste deel is het vruchtbeginsel, het bovenste deel is de stempel en het middendeel is de stijl. Al deze bloemdelen zitten vast op het uiteinde van de bloemsteel. Dat deel is meestal iets verbreed, het vormt de bloembodem. Noteer bij afbeelding 9 de naam van de aangeduide delen. 4
2
1 3
2 3
5
4 1
Afb. 9 doorsnede van een bloem
50
5
LES 5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Wat is de functie van de meeldraden?
1
1 2
2
Afb. 10 meeldraad
Noteer bij afbeelding 10 de naam van de aangeduide delen. Bekijk daarvoor de beschrijving op p. 50.
Afb. 11 onrijpe helmknop
VA N
IN
Bekijk afbeeldingen 11 en 12. Vergelijk de onrijpe met de rijpe helmknoppen. Welk verschil zie je?
©
Afb. 12 rijpe helmknop
Die deeltjes, die in de helmknop ontwikkelen, zijn stuifmeelkorrels. Ze bevatten zaadcellen of spermacellen. Leg uit wat de functie van de meeldraad is bij de voortplanting van de bloemplant.
De meeldraad is het mannelijke / vrouwelijke voortplantingsorgaan van de bloemplant.
51
geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
LES 5
Wat is de functie van de stamper? Noteer bij afbeelding 13 de naam van de delen 1, 2 en 3. Bekijk daarvoor de beschrijving op p. 50.
1 2
1 3
4
2
5
3 4 5
©
VA N
IN
Afb. 13 doorsnede stamper
Afb. 14 detail stempel
Afb. 15 doorsnede stamper
Bekijk afbeelding 14. Wat zie je op de stempel?
Leid daaruit de functie van de stempel af.
Bekijk afbeelding 15. Wat zie je in het vruchtbeginsel?
Dat zijn zaadbeginsels. Elk zaadbeginsel bevat een eicel. Vul bij afbeelding 13 de naam van de delen 4 en 5 aan. De stamper is het mannelijke / vrouwelijke voortplantingsorgaan van de bloemplant.
52
LES 5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Wat is bestuiving? Bekijk de afbeelding. Beschrijf wat hier gebeurd is. Dat is bestuiving. Afb. 16 stempel met stuifmeelkorrels
Welke factoren uit de omgeving helpen bij de bestuiving?
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen. Beschrijf hoe de stuifmeelkorrels van de bloemen zich verplaatsen van helmknop naar stempel.
Afb. 17 bloem van stokroos met hommel
Afb. 18 aardbeibloem met kever
Planten waarbij het stuifmeel door insecten verplaatst wordt, zijn insectenbloeiers.
Experiment
Benodigdheden Vaasje met weegbree- en/of grasbloemen op een zwart blad papier
©
Werkwijze Blaas tegen de weegbree- en/of grasbloemen. WAARNEMING
Afb. 19 bloeiende maïsbloemen
Waardoor gebeurt de verplaatsing van stuifmeel in de natuur?
Besluit Planten waarbij het stuifmeel door de wind verplaatst wordt, zijn
53
geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
LES 5
Hoe wordt de bevruchting voorbereid? Noteer bij de afbeelding de namen van de aangeduide delen. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden uit de tekst. 2
3
1
1
2
4
3 4
5
5 6
6
7
7
IN
Afb. 20 ontwikkeling van stuifmeelbuis
VA N
Als een stuifmeelkorrel op de rijpe stempel van een plant van dezelfde soort ligt, neemt hij van de stempel vocht en voedingsstoffen op. De stuifmeelkorrel ontwikkelt dan een stuifmeelbuis. Die buis groeit door de stijl in de richting van een zaadbeginsel. In de stuifmeelbuis zitten twee spermakernen of zaadcelkernen. De stuifmeelbuis groeit verder tot ze de opening, het poortje, in de wand van het zaadbeginsel bereikt. Dan versmelt de wand van de stuifmeelbuis met de wand van de eicel. Stuifmeelkorrels die liggen op de stempel van een bloem van een andere soort, vreemde stuifmeelkorrels, ontwikkelen niet.
©
Wat is bevruchting?
Bekijk de afbeelding. Eén zaadcelkern is binnengedrongen in de eicel. Het erfelijk materiaal van de zaadcelkern versmelt met het erfelijk materiaal van de eicelkern. Bevruchting is het versmelten van de kern van de zaadcel met de kern van de eicel. Er ontstaat een bevruchte eicel. De bevruchte eicel groeit uit tot een embryo. Het embryo bevat de erfelijke kenmerken van de eicel en van de zaadcel.
1
Noteer bij de afbeelding de naam van de aangeduide delen. 2
1 2
Afb. 21 bevruchting
54
LES 5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Welke veranderingen zie je aan de stamper na de bevruchting? Bekijk afbeeldingen 22 tot en met 25. Vergelijk met de overeenkomende beelden van afbeelding 26.
Afb. 23 uitgebloeide bloem van erwtenplant met groter geworden vruchtbeginsel
Afb. 24 jonge vrucht van erwten Afb. 25 uitgegroeide vrucht plant met verschrompelde bloemresten
VA N
IN
Afb. 22 bloem van erwtenplant opengemaakt met zichtbare stamper
Afb. 26 ontwikkeling van bloem tot vrucht bij erwtenplant
Zet een kruisje bij de bloemdelen die opvallend groter worden na de bevruchting. ® kelkbladeren ® kroonbladeren
® stempel ® stijl
©
® helmknoppen
® vruchtbeginsel
® helmdraden
® zaadbeginsels
Wat gebeurt met de andere bloemdelen na de bevruchting?
Geef daarvoor een verklaring.
Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht. De zaadbeginsels groeien uit tot zaden. Kleur op afbeelding 26 - het vruchtbeginsel groen; - de volgroeide zaden geel; - de omtreklijn van de volgroeide vrucht blauw. De planten die opgroeien uit zaden ® zijn identiek aan de moederplant ® zijn identiek aan de vaderplant ® hebben kenmerken zowel van de moeder- als van de vaderplant 55
geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
LES 5
Wat heb je geleerd? Vul aan. Een bloem is opgebouwd uit: -
met helmknop en helmdraad
-
met stempel, stijl en vruchtbeginsel
Deze delen zitten vast op de Midden in de bloem zitten de voortplantingsorganen: -
vormen stuifmeelkorrels met zaadcellen.
-
vormen zaadbeginsels met eicellen.
VA N
Bestuiving gebeurt met de hulp van
IN
is als een stuifmeelkorrel valt op een rijpe stempel. of de
Een stuifmeelkorrel die ligt op een rijpe stempel van een plant van dezelfde soort ontwikkelt een stuifmeelbuis.
De stuifmeelbuis dringt in het zaadbeginsel.
©
is het versmelten van de kern van de zaadcel met de kern van de eicel.
De bevruchte eicel groeit uit. Er ontstaat een Een uitgegroeid zaadbeginsel is een Een uitgegroeid vruchtbeginsel is een Uit een zaad ontwikkelen planten met kenmerken van
56
LES 5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Vul het schema “bouw van een bloem en functie van de bloemdelen” aan. BLOEM
bloembladeren
kelkbladeren
kroonbladeren
VA N
IN
mannelijk voortplantingsorgaan
vormt zaadcellen
vrouwelijk voortplantingsorgaan
vormt eicellen
Schema “bestuiving en bevruchting”.
©
MEELDRAAD helmknop
STAMPER
stuifmeelkorrel
stempel
bestuiving
stijl
groei stuifmeelbuis
vruchtbeginsel met zaadbeginsels
bevruchting
vrucht met zaden
embryo
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 57
geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
Test jezelf! 1 Noteer de naam bij de aangeduide bloemdelen.
1 2
1
3
2
4
3 4
Afb. 27 bloem van geranium
IN
2 Noteer naast elke beschrijving het juiste begrip.
VA N
deel boven aan de bloemsteel waaraan alle bloemdelen vastgehecht zijn
klein korrelig deeltje dat ontwikkelt in de helmknop verdikt onderste deel van de stamper mannelijk voortplantingsorgaan
©
deeltje waarin de zaadcel ontwikkelt kelkbladeren en kroonbladeren met hetzelfde uitzicht kleverig bovenste deel van de stamper deeltje dat de eicel bevat vrouwelijk voortplantingsorgaan van de bloemplant
58
LES 5
LES 5
Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten
3 Verbind wat bij elkaar hoort met de opgegeven kleur. Bestuiving (oranje)
Uitstulping die ontwikkelt bij een stuifmeelkorrel die op de stempel ligt van een bloem van dezelfde soort.
Embryo (paars)
Zit in een vrucht. Stuifmeelkorrel valt op een rijpe stempel.
Bevruchting (rood)
Ontstaat uit het zaadbeginsel na de bevruchting. Zaad (groen)
Stuifmeelbuis (blauw)
IN
Versmelten van zaadcelkern met eicelkern. Ontwikkelt uit een bevruchte eicel.
VA N
4 Zet een kruisje bij alles wat juist is. Bestuiving is een stuifmeelkorrel die ...
® meegenomen wordt door een hommel. ® wegwaait van de helmknop. ® valt op de stijl.
® een stuifmeelbuis vormt. ® valt op de stempel.
©
Wat kun je?
m de delen van een bloem opnoemen m op een afbeelding de bloemdelen aanduiden m de voortplantingsorganen van een bloem beschrijven m de functie van de meeldraad verwoorden m de functie van de stamper verwoorden m uitleggen wat bestuiving is m uitleggen welke omgevingsfactoren een rol spelen bij bestuiving m uitleggen aan welke voorwaarde voldaan moet worden opdat een stuifmeelkorrel na de bestuiving een stuifmeelbuis ontwikkelt m uitleggen wat de functie van de stuifmeelbuis is m uitleggen wat bevruchting is m uitleggen wat met de verschillende bloemdelen gebeurt na de bevruchting
59
6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Hoe vermenigvuldigen bloemplanten zich zonder zaden?
IN
Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
VA N
Afb. 28 aardbeiplant
©
Afb. 29 kruipende boterbloem
Afb. 30 graslelie
De stengel van deze planten groeit boven de grond onder de grond verticaal horizontaal De aardbeiplant en de kruipende boterbloem hebben kruipende stengels, ook uitlopers genoemd. De graslelie, die in het wild op de takken van bomen groeit, heeft hangende stengels. Ook deze stengels zijn uitlopers. Uit de knoppen op deze uitlopers ontwikkelen dochterplanten. Als de dochterplanten voldoende ontwikkeld zijn, sterft de uitloper af waarna de dochterplant zelfstandig verder groeit. Bij graslelies vallen de dochterplanten, in een natuurlijke omgeving, op lager gelegen boomtakken en groeien daar verder.
60
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Afb. 31 witte dovenetel
Afb. 32 iris
boven de grond onder de grond verticaal horizontaal
Afb. 33 lelietje-van-dalen
VA N
De stengel van deze planten groeit
IN
Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
Witte dovenetel, iris en lelietje-van-dalen hebben een horizontale ondergrondse stengel of wortelstok. Uit de knoppen op de wortelstok groeien zijstengels met bladeren en bloemen. Stukken van de wortelstok die loskomen van de moederplant kunnen uitgroeien tot nieuwe planten.
©
61
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Bekijk de afbeeldingen en/of de beschikbare planten. Zet een kruisje bij de juiste waarneming.
Afb. 35 speenkruid, detail van het ondergrondse deel
Afb. 37 aardappelplant
Afb. 38 tulp
Afb. 36 dahlia
IN
Afb. 34 speenkruid
VA N
Afb. 39 lelie
Waar zie je verdikte plantendelen? plant speenkruid dahlia
bovengronds
ondergronds
tulp lelie
©
aardappelplant
Uit de knoppen op al deze verdikte plantendelen kunnen nieuwe planten ontwikkelen. De ondergrondse knollen, verdikte wortels bij speenkruid en dahlia, zijn wortelknollen. Een aardappelknol, een verdikte stengel, is een stengelknol. De bol van een tulp en van een lelie is een volledige plant. Al deze voortplantingsvormen komen spontaan voor in de natuur. Dat gebeurt zonder tussenkomst van de mens. Het zijn natuurlijke vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging.
62
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Wat zijn de voordelen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging?
VA N
IN
Bekijk de afbeelding van een zaad en een wortelstok van de gele lis. Markeer wat juist is in de tekst en kruis de juiste antwoorden aan.
Afb. 40 zaad en deel van de wortelstok van gele lis
Het stuk wortelstok van de gele lis is kleiner / gelijk aan / groter dan het zaad. Daardoor kan het stuk wortelstok minder / even veel / meer voedsel bevatten. Een plant die ontwikkelt uit een deel van de wortelstok kan daardoor sneller / even snel / trager ontwikkelen dan een plant die ontwikkelt uit een zaad. Voor land en tuinbouwers is dat interessant / niet interessant.
©
Bij geslachtelijke voortplanting kunnen planten met nieuwe kenmerken ontstaan als bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van dezelfde plant. bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van een andere plant van dezelfde soort met identieke kenmerken. bevruchting van de eicel gebeurt door een zaadcel van een andere plant van dezelfde soort die andere kenmerken heeft, vb. anders gekleurde bloemen, anders gevormde bladeren ... Nieuwe planten die ontstaan door ongeslachtelijke vermenigvuldiging zijn identiek aan de moederplant. kunnen verschillen van de moederplant. Verklaar je keuze.
63
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Gebruikmaken van de gepaste voortplantingsvorm kan enorme economische voordelen bieden. Door kruising, dat is het doelgericht toepassen van kruisbestuiving, wordt stuifmeel tussen planten van dezelfde soort met verschillende kenmerken uitgewisseld. Hierdoor ontstaan zaden die de kenmerken van de beide planten bevatten. Uit zo een zaad kan een plant met interessante kenmerken ontwikkelen, een nieuwe variëteit. Die nieuwe plant wordt dan ongeslachtelijk vermenigvuldigd. Daardoor krijgt men snel een groot aantal nieuwe planten waarbij men zeker is dat alle interessante kenmerken van de plant behouden blijven. In land- en tuinbouw worden zowel natuurlijke als kunstmatige methoden van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt.
Welke voortplantingsvorm wordt gebruikt bij de aardappelteelt?
1
3
©
VA N
4
IN
Bekijk de afbeelding en/of een aardappel. Lees de tekst over de aardappel. Vul de namen aan bij de afbeelding. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden.
1 2 3 4 5
2
5
Afb. 41 aardappel
De aardappel is een verdikte ondergrondse stengeltop of stengelknol. Op de aardappel zie je gebogen lijnvormige verdikkingen. Dat zijn bladschubben, niet uitgegroeide bladeren. Bij elk blad zie je een indeuking met daarin kleine knobbeltjes. Dat zijn knoppen. Een bladschub met de erbij horende knoppen vormt een oog. Bij bewaaraardappelen vind je soms exemplaren waar de knoppen al uitgelopen zijn. Je ziet zijstengels. Op afbeelding 41 ligt de aardappel met de stengeltop naar rechts. De aardappel was oorspronkelijk via een dun stengeldeel verbonden met de moederplant. Dat deel van de stengel sterft af als de aardappelplant volgroeid is. Zo komt de aardappel los van de moederplant. Meestal zie je nog een stukje van de verdroogde stengel, de stengelrest.
64
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Afb. 42 aardappelveld
Afb. 43 groeiende aardappelplanten
het effen oppervlak
IN
Bekijk de afbeelding van het aardappelveld. Kruis de juiste waarneming aan. Een aardappelveld herken je aan de afwisseling van verhoogde stroken en gleuven piramidevormige hoopjes
VA N
Bij het poten van aardappelen worden kleine aardappelen (stengelknollen) in de grond geplant. Uit de knoppen groeien zijstengels. Een deel van de zijstengels komt boven de grond. Andere zijstengels blijven onder de grond. De bovengrondse stengels zijn groen en hebben groene bladeren. Ze doen aan fotosynthese. De glucose, gevormd door fotosynthese in de groene plantendelen, wordt weggevoerd tot in de toppen van de ondergrondse stengels, omgezet in zetmeel en opgeslagen als reservevoedsel. Daardoor verdikken de ondergrondse stengeltoppen en ontstaan er nieuwe aardappelen. Voor een goede opbrengst van aardappelen is het nodig dat de meeste stengels bovengronds ontwikkelen
©
een groot deel van de stengels ondergronds blijft alle stengels ondergronds blijven Voor een goed rendement gaat de landbouwer bij het planten de grond ophopen op de plaats waar de aardappelplant groeit. De pas geplante aardappelen bevinden zich dan net onder het oppervlak in de gleuven onder de verhoogde stroken Wat is het voordeel van het ophopen van grond rond de aardappelplant?
65
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Lees het artikel uit De Morgen van 19 april 2011. Beantwoord daarna de vragen en omcirkel wat juist is. DINSDAG 19 APRIL 2011 DE MORGEN
★★
NDPUNT
Breeders Trust spit uit welke landbouwers geen kweekrechten betalen
Aardappelkwekers slepen Belgische boeren voor rechter
YVES DESMET Politiek commentator
ef van de zone Koksijde, Nieuwpoort heeft een mer worden er VIP’s ingem uitzonderlijke toeristen aar wel Very Irritating n deze streek blijkbaar e problematiek van de n gaat aanpakken. Heel ten de VIP-agenten proen identificeren, continu reken en controleren. we ons iets voorstellen bij last aan de kust. In de n Oostende wordt iets te evochten en een mes of en, in Blankenberge wil ok al wel eens bevuild niet verteerde frieten en ken te frequent als openMaar het grootste fysieke in de zone Nieuwpoort et toch wel het sterven van Het aantal cafés dat je er open vindt, moet op de en hand te tellen zijn, de sidentiële kustplaatsjes ippen op stok. Maar net oase van vergrijzing en n grondige bijstelling t naar Robocop nodig.
BRUSSEL ● Een groep Europese aardappelkwekers dagvaardt vijf Belgische boeren en het Federaal Voedselagentschap voor het niet betalen van kwekersrechten. ‘Wij investeren miljoenen euro’s en duizenden werkuren in de creatie van een nieuw aardappelras’, klinkt het bij kweekbedrijf C. Meijer B.V. ‘Als een boer die aardappel in zijn grond steekt, willen we dan ook boter bij de vis.’ DOOR KIM VAN DE PERRE
Kweekbedrijven investeren dan ook gemiddeld drie miljoen euro in de ontwikkeling van een uniek aardappelras.” Ieder jaar bevrucht het Nederlandse kweekbedrijf C. Meijer B.V. zo’n 100.000 bloemetjes van aardappelen met die van een andere knol in de hoop het ultieme aardappelras in het leven te roepen. Eén dat bij voorkeur resistent is tegen ziektes, goed tegen droogte kan én buitengewoon lekker smaakt. “Als je eens om de vijf jaar erin slaagt een echte klapper te kweken, mag je van geluk spreken”, zegt directeur Jan Muijsers. “Dankzij een Europese wetgeving kunnen we onze investering beschermen, maar omdat er geen officieel toezicht bestaat, heeft men in 2008 Breeders Trust opgericht om zelf na te gaan wie zich niet aan de spelregels houdt.”
GEERT STARING (BREEDERS TRUST):
VA N
Toon Geert Staring een bloem op een aardappelveld en hij vertelt u meteen welke soort eronder groeit. Als directeur van Breeders Trust, een organisatie van zeven pootaardappelbedrijven in Nederland, Denemarken en Duitsland, ziet Staring erop toe dat landbouwers niet stiekem aardappelrassen poten die onder kwekersrecht vallen. ‘Beschermd pootgoed’ kopen voor eigen consumptie
is geen probleem, maar wie de aardappels verder uitplant om de oogst het volgende jaar te vermenigvuldigen moet per hectare een bijdrage leveren aan de kweker. Onder meer in Tsjechië, Slowakije en België zou dat lang niet altijd gebeuren. “Eigen onderzoek wees uit dat vijf Belgische landbouwers geen licentiegelden betalen”, zegt Staring. “We hebben hen gedagvaard voor de rechtbank van Koophandel.” Van één landbouwer wordt meer dan 30.000 euro geëist. “Voor het Fontaneras geldt een bijdrage van 99,50 euro per hectare.
rassen beschermd zijn”, zegt woordvoerder François Huyghe. “Omdat wij vooral de soort Bintje poten, die al 100 jaar oud is en waarbij kwekersrecht niet van tel is. Daarbij is het niet zeker of ze in België wel moeten betalen. In ons land is er immers nooit uitvoering gegeven aan de Europese besluiten over kwekersrechten. Als blijkt dat dat wel het geval zou zijn, willen wij zeker meewerken aan een sensibiliseringscampagne en een duidelijke regeling zodat boeren niet zelf moeten uitzoeken hoeveel ze aan wie moeten betalen. Maar mensen meteen voor de rechtbank slepen is niet bepaald conform aan het Belgische overlegmodel.” Naast de vijf landbouwers sleept Breeders Trust ook het Federaal Voedselagentschap (FAVV) voor de rechter. Omdat het agentschap, omwille van privacyredenen, weigerde de gegevens van de betrokken landbouwers bekend te maken. Staring benadrukt dat Breeders Trust er niet op uit is om boeren te pesten. “Recht moet gewoon geschieden. We willen de boeren net helpen: innovatie van de kweekbedrijven helpt om de voedselzekerheid veilig te stellen. Er zijn steeds nieuwe rassen nodig die resistent zijn tegen ziektes en zich aanpassen aan de klimaatverandering. We zijn natuurlijk bereid om te kijken of we geen minnelijke schikkingen kunnen treffen.” Staring heeft naar eigen zeggen verschillende trucjes om ‘illegale poters’ te betrappen. “We krijgen tips, of doen aan steekproeven. We doen het niet graag, maar soms zit er niets anders op dan met een deurwaarder binnen te vallen en naar de rechter te stappen.”
IN
EUWS
We zijn er niet op uit om de boeren te pesten, maar recht moet gewoon geschieden
Heksenjacht De Boerenbond spreekt van “een heksenjacht”. “Veel landbouwers in België weten niet eens dat bepaalde aardappel-
dens dienen in de eerste tioneel te zijn, in verhouerkelijk gepleegde feiten et concept van de Very ice doet dat niet en dreigt tief te worden. Wanneer met irriterende agenten gt, word je zelf ook irrieert de boel makkelijker. chijnlijk een teken des rtje drinken op het strand was vroeger gewoon jong ben je dan een overlast e hangjongere en moet ritant’ agent je het vuur en komen leggen. Er zijn nderen die nog als enige en een bejaardentehuis t er dan waarschijnlijk n opduiken.
eren op dit standpunt?
w.demorgen.be
66
BRUSSEL ● De Turkse regering heeft een
plan aangekondigd waarin wordt gepleit voor de splitsing van metropool Istanbul in twee steden: een Europese stad en een Aziatische stad. Het ‘wilde project’, zoals premier Recep Tayyip Erdogan het plan aankondigde, moet de stad beter bestuurbaar maken. Istanbul telt nu al bijna 17 miljoen inwoners en daar zijn degenen die nooit ingeschreven zijn in de stad, nog niet bijgerekend. “Omwille van het grote bevolkingsaantal zullen we van Istanbul twee steden maken”, zei Erdogan bij de aankondiging van het manifest van zijn AKP-partij voor de verkiezingen van juni. “Een op de Europese zijde en een op de Aziatische.” Als het plan doorgaat, zullen de twee steden worden verbonden met transportlijnen, waaronder een derde brug over de Bosporus en twee onderwatertunnels voor auto’s en treinen. Het Europese en Aziatische deel van de stad worden nu verbonden door middel van twee bruggen en verschillende ferry’s. Istanbul zou tegen 2023 moeten gesplitst zijn, zo zei Erdogan. Hoe de twee nieuwe steden zullen heten, is nog niet bekend. De plannen van Erdogan krijgen hevige tegenwind van oppositiepartijen. “De premier propageert voortdurend dit soort ideeën”, verklaarde Gürsel Tekin, vicevoorzitter van de CHP, de Republikeinse Volkspartij. “Of ze ooit verwezenlijkt worden, is daarbij niet belangrijk.” (AE)
De firma Meyer kweekt nieuwe aardappelplanten uit zaad / stengelknollen. Het werk van de firma Meyer is een vorm van geslachtelijke voortplanting / ongeslachtelijke vermenigvuldiging. Hoe beschrijven ze het ultieme aardappelras?
FOTO VTM
ons voorstellen dat je als met de handen in het n oneindig recidiverende maar niet onder controle Dat daar inderdaad een rte opvolging nodig is. wpoort word je nu al aans je na tien uur ’s avonds blikje bier in de hand oe veel strenger moet het niemand er nog uitgaat? an van de jeugd zelf wordt
©
grootste fysieke ar dat je in de e Nieuwpoort Afb. 44 krantenartikel Hof van Cleve vijftiende beste restaurant ter wereld Turkse premier reigt, moet toch Erdogan gaat Istanbul het sterven van in twee steden splitsen Hoe gaat het bedrijf C. Meyer te werk om een nieuw aardappelras te ontwikkelen? heid zijn
-
■ Een maaltijd van Peter Goossens toont volgens de jury ‘de kwaliteiten van de regio en van de chef’. BRUSSEL ● Peter Goossens verslaat Sergio
opnieuw. Het Britse blad - Herman Restaurant Magazine maakte gisteren-
avond de vijftig beste restaurants ter wereld bekend. In de lijst staat slechts één Belgisch restaurant vermeld. Het Hof van Cleve van chefkok Peter Goossens eindigt op een verdienstelijke vijftiende plaats, twee plekken hoger dan in 2010. De jury meent dat “Goossens lokaal voedsel ademt en leeft, waarbij een maaltijd van hem zowel de kwaliteiten van de regio en de chef toont. Hij gebruikt vooral vis en schelpdieren, waarin de versheid van de smaak en de origine van het voedsel prachtig naar voren komen”. Goossens eindigt daarmee hoger dan vakgenoot Sergio Herman. Zijn Oud Sluis klimt
eveneens twee plaatsen naar plek zeventien. De experts roemen “Hermans zoektocht naar smaakcombinaties van Italiaanse en Japanse invloeden” en noemen hem “één van de meest inspirerende chefs uit zijn land”.
dat kan”, meent de jury. Het prestigieuze El Bulli is daarbij uit de rangschikking verdwenen, omdat de zaak van Ferran Adrià eind dit jaar de deuren zal sluiten. Twee andere Spaanse zaken, El Cellar de Can Roca en Mugaritz, volgen evenwel in zijn voetstappen op plaats twee en drie. Le Chateaubriand in Parijs, een van de verrassingen van vorig jaar, stijgt verder naar de negende plek. De brasserie van Iñaki Aizpitarte verdeelde het afgelopen jaar menig culinair hart. Hij werd geroemd om zijn inspirerende stijl of weggezet als een amateur die per ongeluk tussen de toppers was beland. Restaurant Magazine kiest opnieuw én duidelijk voor de eerste interpretatie. (RA)
Hoe hoog zijn de gemiddelde ontwikkelingskosten van een nieuw aardappelras? Noma opnieuw nummer één Het Deense restaurant Noma is voor het tweede jaar op rij uitgeroepen tot het beste restaurant ter wereld. De keuken van chef René Redzepi wordt boven alle andere sterrenkoks geklasseerd. “Het is een baken van perfectie, die leidt tot een emotionele, intensieve en bevrijdende manier van eten, zoals niemand anders
Landbouwers kweken nieuwe aardappelplanten uit zaad / stengelknollen.
THIS MUST BE BELGIUM
Ons land haalt tegenwoordig vooral de internationale pers vanwege het uitblijven van een regering en de torenhoge staatsschuld. Maar over België valt ook wel wat anders te vertellen. Iets over een dappere kapitein bijvoorbeeld.
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Wat verlangt het bedrijf C. Meyer van de landbouwers die hun pootgoed gebruiken voor de kweek van het Fontane-ras?
Eist de firma Meyer deze bijdrage van iedereen die hun pootgoed gebruikt?
Markeer in de tekst de zin waaruit je dat afleidt.
Welke voortplantingsvorm wordt gebruikt bij de teelt van tulpen? Bekijk de afbeelding en/of een tulpenbol. Lees de tekst onder de afbeelding. Vul de namen aan bij de afbeelding. Gebruik daarvoor de vetgedrukte woorden.
IN
1
VA N
1
3
2
4
Afb. 45 tulpenbol
1 2
4
2
Afb. 46 doorsnede tulpenbol
©
3 4 In een overlangs doorgesneden tulpenbol zie je rechtopstaande lagen. Dat zijn verdikte ondergrondse bladeren of rokken. Onderaan zitten de rokken vast op een schijfvormige stengel, de bolschijf. Tussen de rokken zitten knoppen, klisters. Na de bloei groeien de klisters en vormen jonge bollen die losgemaakt kunnen worden uit de oude tulpenbol. Uit de jonge bollen kweekt men nieuwe tulpenplanten waarvan de eigenschappen altijd / soms / nooit identiek zijn aan die van de oorspronkelijke plant.
67
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Wat is stekken?
Afb. 47 proefopstelling voor
Afb. 48 proefopstelling na
IN
Experiment
VA N
Benodigdheden - siernetelplant - wilgentak (vers afgeknipt) - vlijtig liesje - pelargonium - snoeischaar - 4 glazen potjes van ongeveer 10 cm hoog die tot op een hoogte van ongeveer 8 cm gevuld zijn met water. - 4 bloempotten gevuld met potgrond met bijbehorende schaaltjes - potje met stekpoeder - potlood
©
Werkwijze
uit te voeren enkele weken voor de les
68
1
Knip met de snoeischaar een stengelstuk van ongeveer 15 cm van de siernetelplant.
2
Zet het afgeknipte stengelstuk in een potje met water.
3
Neem een met aarde gevulde bloempot.
4
Neem het potlood.
5
Duw het potlood in de aarde in het midden van de bloempot.
6
Knip een tweede stengelstuk van ongeveer 15 cm van de siernetelplant.
7
Neem het potje met stekpoeder.
8
Zet het afgesneden deel van de stengel in het stekpoeder.
9
Trek het potlood voorzichtig uit de aarde.
10
Neem het stengelstuk uit het stekpoeder en plant het in de vrijgekomen opening.
11
Herhaal van 1 tot en met 10 met wilg, vlijtig liesje en pelargonium.
12
Plaats de glazen potjes in een rij op de vensterbank.
13
Neem de schaaltjes en zet ze in een rij op de vensterbank.
14
Plaats op elk schaaltje 1 bloempot.
15
Laat alles enkele weken staan.
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
16
Als het water in de glazen potjes daalt, vul je water aan tot het oorspronkelijke niveau.
17
Bij de bloempotten giet je af en toe wat water in het schaaltje.
uit te voeren in deze les 18
Bekijk na 2 weken de stengels in de glazen potjes en vul aan bij waarneming 1.
19
Bekijk het bovengrondse gedeelte van de stengels in de bloempotten en vul aan bij waarneming 2.
WAARNEMING 1 Er ontwikkelen wortels op de stengel van: -
IN
2 Het bovengrondse deel ziet er nog fris uit bij: -
VA N
-
Bekijk de afbeeldingen.
©
Afb. 49 azaleakwekerij
Afb. 50 populierenplantage
Zet een kruisje bij de juiste antwoorden. Uit de afbeeldingen leid je af dat ‘stekken’ een techniek is die gebruikt wordt in groenteteelt sierteelt boomkwekerijen fruitteelt
69
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Wat is enten?
IN
Van sommige planten met interessante vruchten of mooie bloemen is het eigen wortelstelsel vaak te zwak om voldoende water en mineralen op te nemen. Daardoor kan die plant moeilijk uitgroeien tot een stevige volwassen plant. Enten biedt een oplossing voor dat probleem.
Afb. 52 detail stam perenboom
Afb. 53 ent en onderstam vóór en na ingreep
VA N
Afb. 51 perenboom
Bekijk afbeelding 51 tot 53.
Wat zie je onderaan de stam bij de perenboom?
Afbeelding 53 verduidelijkt wat hier gebeurd is.
©
Van een perenboom met interessante kenmerken, zoals lekkere vruchten of goed bewaarbare vruchten, is een stengelstuk (de ent) afgeknipt. Van een aanverwante plant met een sterk wortelstelsel wordt de stengel afgeknipt net boven het bodemoppervlak. Deze plant levert de onderstam. Bij het knippen zorgt men er voor dat de snijvlakken van de twee stengelstukken goed tegen elkaar kunnen aansluiten. Beide snijvlakken worden aan elkaar bevestigd en stevig vastgezet met tape. Meestal smeert men nog was op de wonde om alles goed af te schermen tegen infecties.
Afb. 54 gekweekte roos
70
Afb. 55 wilde roos
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Op afbeelding 54 en 55 zie je wilde en gekweekte rozen. Gekweekte rozen hebben meer / minder bloembladeren dan wilde rozen.
VA N
IN
Gekweekte grootbloemige rozensoorten worden geënt op een onderstam van wilde roos.
Afb. 56 opslag van stengels van de onderstam
©
Op afbeelding 56 zie je onderaan de stengel, dicht bij de grond, uitschietende stengels. Die scheuten moeten weggesnoeid worden. Als dat niet gebeurt, gaan ze zeer snel groeien. Daardoor vermindert de voedseldoorstroming naar het bovenste deel van de boom en gaan de vruchten kleiner blijven. Ook bij rozelaars kunnen zulke wilde scheuten ontwikkelen op de onderstam.
71
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Wat heb je geleerd? Vul aan. Jonge planten kunnen spontaan ontwikkelen uit - knoppen van bovengrondse kruipende stengels of - knoppen van ondergrondse horizontale stengels of -
die ontstaan uit verdikte knoppen of klisters
- verdikte wortels of wortelknollen - verdikte stengels of stengelknollen In land- en tuinbouw maakt men gebruik van deze eigenschappen om planten te kweken. Naast deze natuurlijke vormen van voortplanting kan de mens ook kunstmatig ingrijpen door:
IN
- afgeknipte stengelstukjes in aarde te planten. Dat heet
.
- stengelstukken te hechten op een onderstam van een verwante plant. Dat heet
VA N
.
Al deze wijzen van vermenigvuldiging zijn
Voordelen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging: - De ontwikkeling van nieuwe planten gaat sneller dan opkweken uit zaden. - De nieuwe planten zijn identiek aan de moederplant. - Kiezen voor sterke moederplanten zorgt voor sterke nakomelingen.
©
- Bij enten worden eigenschappen van de geënte plant versterkt. Gebruik maken van ongeslachtelijke vermenigvuldigingstechnieken is economisch interessant.
72
.
LES 6
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
Vul het schema “ongeslachtelijke vermenigvuldiging” aan.
NATUURLIJK
ku n s t m a t ig
-
-
-
-
-
vormen
ve r m e n igvuldigi n g
IN
o n ge s la c h t elijke
VA N
v o o r dele n
©
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
73
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten
LES 6
Test jezelf! 1 Schrap wat fout is. Als nieuwe planten ontwikkelen uit delen van een moederplant, dan is dat geslachtelijk voortplanten / ongeslachtelijk vermenigvuldigen. 2 Plaats een kruisje bij de plantendelen waaruit zich spontaan nieuwe planten kunnen ontwikkelen. ® uitlopers van een aardbeiplant ® tak van een appelboom ® wortelstok van gele lis ® stengelknollen van krokus ® wortels van een kerselaar
IN
3 Bij het bekijken van een appelboom stel je vast dat één van de takken van de boom een andere variëteit van appels draagt dan de rest van de boom. Geef hiervoor een verklaring.
-
VA N
4 Geef twee redenen waarom een boomkweker ervoor kiest om planten te kweken uit stekken in plaats van uit zaden.
Wat kun je?
©
m uitleggen wat geslachtelijk voortplanten is m uitleggen wat ongeslachtelijk vermenigvuldigen is m de verschillende vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging opsommen m uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met uitlopers m uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met wortelstokken m uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met wortelknollen m uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met stengelknollen m uitleggen hoe een plant vermenigvuldigt met bollen m uitleggen wat de voordelen zijn van ongeslachtelijk vermenigvuldigen m opsommen welke natuurlijke vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in land- en tuinbouw m op een afbeelding de delen van een aardappel aanduiden en noemen m op een afbeelding de delen van een tulpenbol aanduiden en noemen m opsommen welke kunstmatige vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in land- en tuinbouw m uitleggen wat stekken is m uitleggen wat enten is
Voorbereiding les 7 Je brengt mee: - markeerstiften: roze en groen 74
Voortplanting bij bloemplanten
Evalueer jezelf VOORTPLANTING BIJ BLOEMPLANTEN Les 5 – Geslachtelijke voortplanting bij bloemplanten Pagina … tot … Wat kun je? de delen van een bloem opnoemen
2
de bloemdelen aanduiden op een afbeelding
3
de verschillende bloemdelen beschrijven
4
de functie van meeldraden en stamper verwoorden
5
uitleggen wat bestuiving is
6
uitleggen welke omgevingsfactoren een rol spelen bij bestuiving
7
uitleggen aan welke voorwaarde voldaan moet worden opdat een stuifmeelkorrel na de bestuiving een stuifmeelbuis ontwikkelt
8
uitleggen wat de functie van de stuifmeelbuis is
9
uitleggen wat bevruchting is
10
uitleggen wat met de verschillende bloemdelen gebeurt na de bevruchting
11
uitleggen wat geslachtelijk voortplanten is
VA N
IN
1
Les 6 – Ongeslachtelijke vermenigvuldiging bij bloemplanten Wat kun je?
Pagina … tot …
uitleggen wat ongeslachtelijk vermenigvuldigen is
2
uitleggen wat uitlopers, wortelstokken, wortelknollen, stengelknollen en bollen zijn
3
uitleggen wat de voordelen zijn van ongeslachtelijk vermenigvuldigen
4
opsommen welke natuurlijke vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in de land- en tuinbouw
5
opsommen welke kunstmatige vormen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging gebruikt worden in land- en tuinbouw
6
uitleggen wat stekken is
7
uitleggen wat enten is
©
1
75
Begrippenlijst stuifmeelkorrel die op een rijpe stempel valt
bevruchting
versmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
bio-energie
energie gewonnen uit energierijke verbindingen (glucose, oliën) in planten (of dieren)
bladschubben
niet-uitgegroeide bladeren
bloembodem
verbreed uiteinde van de bloemsteel waarop alle bloemdelen vastzitten
bloemdekbladeren
kelkbladeren en kroonbladeren die dezelfde vorm en dezelfde kleur hebben
bolschijf
verkorte stengel in een bol
broeikaseffect
opwarming van de aarde die te wijten is aan broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide en waterdamp
celademhaling
proces waarbij energierijke stoffen, zoals glucose of vetten, samen met zuurstofgas worden omgezet tot koolstofdioxide en water. Daarbij komt energie vrij. herkenningsmiddel voor glucose
dochterplant eicel
nieuwe plant die ontwikkelt uit een deel van een moederplant vrouwelijke voortplantingscel
ontwikkelende bevruchte eicel
©
embryo
76
VA N
diastix
IN
bestuiving
energierijke stof
stof waarin veel energie opgeslagen zit. Die energie komt vrij bij de afbraak van die stof.
ent
stukje stengel van een moederplant dat kan vastgehecht worden op een onderstam
eosine
rode stof, oplosbaar in water
fossiele brandstoffen
brandstoffen ontstaan door het gedurende miljoenen jaren samendrukken van plantenresten
fotosynthese
proces waarbij groene planten onder invloed van licht energierijke stoffen en zuurstofgas vormen uit water en koolstofdioxide
geslachtelijke voortplanting
voortplantingsvorm waarbij een nieuw organisme ontstaat na versmelting van een eicelkern met een zaadcelkern
helmdraad
draadvormig deel van de meeldraad waarop de helmknop vastzit
helmknop
verdikt deel bovenaan de meeldraad waarin stuifmeelkorrels zich ontwikkelen
kelkblad
buitenste, meestal groene, bloemblad
Begrippenlijst knop in een bol
knop
plantendeel dat staat op de stengel bij een blad en waaruit een stengel of/en een bloem kan ontwikkelen
kroonblad
bloemblad, meestal kleurig, dat binnen de kring van de kelkbladeren staat
lugol
herkenningsmiddel voor zetmeel
meeldraad
mannelijk voortplantingsorgaan bij een bloemplant. Bestaat uit helmknop en helmdraad.
onderstam
plant die bestaat uit de wortel met een ingekorte stengel. Dient als basis voor een ent.
ongeslachtelijke vermenigvuldiging
vermeerderingswijze bij planten waarbij een nieuw organisme ontstaat uit een deel van een moederplant
oog
het geheel van bladschub en knoppen op een stengelknol
producent
levend wezen dat zelf energierijke voedingsstoffen vormt
VA N
rok
IN
klister
verdikt ondergronds blad bij een bol
rood krijtpoeder spermacel spermakern
vaste stof, niet oplosbaar in water mannelijke voortplantingscel, wordt ook wel zaadcel genoemd kern van de mannelijke voortplantingscel vrouwelijk voortplantingsorgaan bij een bloemplant dat bestaat uit stempel, stijl en vruchtbeginsel
stek
afgeknipt stuk stengel dat in aarde geplant wordt en ontwikkelt tot een nieuwe plant
©
stamper
stempel
bovenste, kleverig deel van de stamper
stengelknol
verdikte stengel
stengelrest
stukje verdroogde stengel
stijl
smal verbindingstuk tussen stempel en vruchtbeginsel. Deel van de stamper.
stuifmeelbuis
buisvormige uitstulping aan de stuifmeelkorrel die na de bestuiving in de richting van een zaadbeginsel groeit
stuifmeelkorrel
korrelvormig deeltje dat zich ontwikkelt in de helmknop en dat zaadcellen bevat
uitloper
bovengrondse kruipende stengel
77
Begrippenlijst vruchtbeginsel dat is uitgegroeid na de bevruchting
vruchtbeginsel
onderste deel van de stamper dat na de bevruchting uitgroeit tot een vrucht
wortelknol
verdikte wortel
wortelstok
horizontaal groeiende ondergrondse stengel
zaad
zaadbeginsel dat is uitgegroeid na de bevruchting
zaadbeginsel
deel in het vruchtbeginsel dat de eicel bevat
zaadcel
mannelijke voortplantingscel, wordt ook wel spermacel genoemd
zaadcelkern
kern van de zaadcel
©
VA N
IN
vrucht
78
©
VA N
IN
Notities
79
©
VA N
IN
Notities
80
©
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe i.s.m. Lieve Evens
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9700-8 594892
vanin.be
© VA N IN
NW
vOOr jOu
Ontdek editie
©
VA N
IN
Voortplanting bij de mens
2
C D E
NW
vOOr jOu
Ontdek editie
Katern D
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel
©
VA N
IN
Hilde Van Wynsberghe
Voortplanting bij de mens
©
VA N
IN
In dit katern leer je de organen die een rol spelen bij de voortplanting van de mens kennen, lokaliseren in het lichaam en benoemen. Je ontdekt hoe jongens en meisjes veranderen tijdens de puberteit. Je leert hoe een vrouw zwanger wordt, hoe een zwangerschap verloopt en hoe een kind geboren wordt. Je leert wat veilig vrijen is en hoe je zorgt voor een goede lichaamshygiëne.
4
© VA N IN
Inhoud Thema 3 Les 7:
Een meisje of een jongen?
7
Les 8:
Puberteit
14
Les 9:
Het mannelijk voortplantingsstelsel
19
Les 10: Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
29
Les 11: Menstruatie
36
Les 12-13: Geslachtsgemeenschap,
Begrippenlijst
45
VA N
bevruchting, zwangerschap en geboorte
IN
Voortplanting bij de mens
64
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal
©
vind je op www.diddit.be
5
Wat weet je al over de voortplanting bij de mens? Lees de uitspraken. Zet een kruisje in de kolom ‘begin thema’ als de uitspraak volgens jou juist is. Na les 12-13 (einde thema) maak je de oefening opnieuw. uitspraak
begin thema
einde thema
juist
juist
Alle voortplantingsorganen van jongen of meisje zijn bij de geboorte aanwezig. De puberteit begint bij jongens en meisjes op dezelfde leeftijd. In de eierstokken van een gezonde jonge vrouw rijpen er dagelijks eicellen. Zaadcellen kunnen 5 dagen overleven.
Het maagdenvlies sluit de vagina af.
IN
Jeugdpuistjes ontstaan door een slechte verzorging van de huid.
VA N
Zaadcellen en eicellen worden in gelijke aantallen gevormd.
De lichamelijke veranderingen bij jongens en meisjes tijdens de puberteit worden veroorzaakt door hormonen. Tijdens een menstruatiecyclus verandert de dikte van de spierlaag van de baarmoederwand bij een jonge, niet-zwangere vrouw. In de teelballen van een gezonde jonge man worden continu zaadcellen geproduceerd.
©
Een eicel leeft 1 dag.
Hoe groter de man, hoe groter de penis. Elke geboorte wordt voorafgegaan door weeën en verlies van vruchtwater.
6
7
Een meisje of een jongen?
Een meisje of een jongen?
Hoe verschillen een jongen en een meisje van elkaar?
Afb. 1 pasgeboren baby
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 2 pasgeboren baby
Een jongen heeft Een meisje heeft
VA N
Aan een pasgeboren baby kun je uitwendig zien of het een jongen of een meisje is.
Dat zijn uitwendige geslachtskenmerken, kenmerken waaraan je het geslacht herkent. Bekijk de afbeelding hieronder en omcirkel wat juist is.
©
verschillend / gelijk verschillend / gelijk
verschillend / gelijk
verschillend / gelijk verschillend / gelijk
Afb. 3
Organen zoals het hart, de longen, de maag … zijn bij jongens en meisjes verschillend / gelijk. De voortplantingsorganen zijn verschillend / gelijk. De kenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn, zijn de primaire geslachtskenmerken. 7
LES 7
Een meisje of een jongen?
Uit welke organen bestaat het mannelijk voortplantingsstelsel? De mannelijke voortplantingsorganen liggen gedeeltelijk buiten het lichaam aan de onderbuik. Een ander gedeelte ligt in de onderbuik. Lees de beschrijvingen van het uitzicht en de ligging van de mannelijke voortplantingsorganen. Bekijk de afbeeldingen. Noteer de naam van de organen in het lijstje op de volgende pagina. beschrijving
penis
langwerpig, uitwendig orgaan onderaan de buik De penis bestaat uit: - de eikel: gladde, glanzende top van de penis - de voorhuid: een gedeeltelijk losliggende huidlaag die weggeschoven kan worden, gelegen rond de eikel - de zwellichamen: sponsachtig weefsel in de penis
urinebuis
lange, smalle buis van de urineblaas tot aan de top van de penis
balzak
zakvormige huidplooi onderaan de buik
twee teelballen
okkernootvormige organen in de balzak
twee bijballen
kluwen van dunne, gekronkelde buisjes, één bij elke teelbal
twee zaadleiders
smalle, buisvormige verbindingen tussen bijbal en urinebuis
VA N
IN
orgaan
twee zaadblaasjes
blaasvormige uitstulpingen aan het laatste deel van elke zaadleider
prostaat
kastanjevormige klier rond de urinebuis, net onder de urineblaas kleine klieren die uitmonden ongeveer halverwege de urinebuis, onder de prostaat wervelkolom
©
twee klieren van Cowper
dikke darm
urineblaas 5 4
c
aars
1
2
b a 8 9 Afb. 4 mannelijk voortplantingsstelsel
8
a zijaanzicht
7
LES 7
Een meisje of een jongen? urineblaas
6
urineblaas
5
5
6
4 4
3 2
3
c
c
7
7 1
1
8
2
b
9
a
1
b c
3
a
c vooraanzicht
4
a
2
b
VA N
b hoek van 45°
IN
8
5 6 7
©
8 9
Markeer in de opsomming: - de inwendige voortplantingsorganen roze. - de uitwendige voortplantingsorganen groen.
9
Een meisje of een jongen?
LES 7
Uit welke organen bestaat het vrouwelijk voortplantingsstelsel? De voortplantingsorganen bij de vrouw zijn minder zichtbaar dan die bij de man. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik. Lees de beschrijvingen van het uitzicht en de ligging van de vrouwelijke voortplantingsorganen. Bekijk de afbeeldingen. Noteer de naam van de organen in het lijstje op de volgende pagina. beschrijving
schaamlippen
twee paar zachte huidplooien (grote en kleine) links en rechts van de vagina-opening
clitoris
knobbeltje vooraan tussen de kleine schaamlippen
baarmoeder
hol, gespierd, peervormig orgaan, waarvan de binnenwand bedekt is met slijmvlies; ligt onderaan in de buikholte
baarmoederhals
sluitspier bij de overgang van baarmoeder naar vagina
twee eierstokken
organen zo groot als een walnoot links en rechts naast de baarmoeder
twee eileiders
smalle, ongeveer 15 cm lange buisjes tussen eierstok en baarmoeder
twee eitrechters
verbrede uiteinden van de eileiders aan de kant van de eierstok
vagina of schede
smalle, rekbare buis tussen de baarmoeder(hals) en de vagina-opening
VA N
IN
orgaan
8 9 7
ingang van de vagina, gelegen tussen de kleine schaamlippen, de urinebuis en de aars
wervelkolom
©
vagina-opening
dikke darm
6
5 urineblaas
4 2 1
aars
3 Afb. 5 vrouwelijk voortplantingsstelsel a zijaanzicht
10
LES 7
Een meisje of een jongen?
7 8 7
8
9
9
5
6
6
4 4
3 c vooraanzicht
IN
b hoek van 45°
1
6
2
4 5
8
VA N
3
7
9
Markeer in de opsomming: - de inwendige voortplantingsorganen roze. - de uitwendige voortplantingsorganen groen.
©
2 1
einde urinebuis
3
aars
Afb. 6 uitwendige voortplantingsorganen van een vrouw
11
Een meisje of een jongen?
LES 7
Wat heb je geleerd? Vul aan. Geslachtskenmerken zijn kenmerken waaraan je het
herkent.
Primaire geslachtskenmerken zijn geslachtskenmerken die al bij de aanwezig zijn. De mannelijke voortplantingsorganen zijn:
IN
De vrouwelijke voortplantingsorganen zijn:
VA N
Vul het schema “een meisje of een jongen” aan. geslachtskenmerkeN
meisje
uitwendige voortplantingsorganen
uitwendige voortplantingsorganen
©
jongen
INwendige voortplantingsorganen
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 12
INwendige voortplantingsorganen
LES 7
Een meisje of een jongen?
Test jezelf! 1 Wat zijn primaire geslachtskenmerken? 2 Geef een voorbeeld van een uitwendig primair geslachtskenmerk bij een meisje:
een jongen:
3 Bekijk de afbeelding van de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Lokaliseer de organen van dit stelsel door het cijfer genoteerd bij het orgaan op de juiste plaats op de afbeelding te noteren. 1 teelbal 2 bijbal 3 zaadblaasje 4 prostaat 5 urinebuis 6 balzak 7 zwellichaam
VA N
IN
Afb. 7 mannelijk voortplantingsstelsel zijaanzicht
4 Bekijk de afbeelding van de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel. Lokaliseer de organen van dit stelsel door het cijfer genoteerd bij het orgaan op de juiste plaats op de afbeelding te noteren. Afb. 8 vrouwelijk voortplantingsstelsel zijaanzicht
©
1 eierstok 2 eitrechter 3 eileider 4 baarmoeder 5 vagina 6 vagina-opening 7 schaamlippen 8 clitoris
Wat kun je? m het begrip geslachtskenmerken omschrijven m het begrip primaire geslachtskenmerken omschrijven m een voorbeeld geven van een primair geslachtskenmerk bij een jongen m een voorbeeld geven van een primair geslachtskenmerk bij een meisje m de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel lokaliseren op een afbeelding m de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel lokaliseren op een afbeelding
Voorbereiding les 8 Je brengt mee: - markeerstiften: roze, groen en blauw 13
8
Puberteit
Puberteit
Wat is de puberteit? Bekijk de cartoons.
©
VA N
IN
levensfase
Afb. 9 de zes levensfasen
Noteer de zes levensfasen bij de juiste cartoon. Kies uit: puber – peuter – schoolkind – baby – kleuter – volwassene Op dit moment zit je in een levensfase waarin je zowel lichamelijk als geestelijk verandert. Omcirkel de naam van die periode in de pijl. De puberteit is de overgangsperiode tussen
en
In die fase maakt je lichaam zich klaar voor een nieuwe, belangrijke taak: de voortplanting. 14
LES 8
Puberteit
Hoe verandert je lichaam tijdens de puberteit? Bekijk de afbeeldingen. Zet een kruisje in de eerste en/of laatste kolom als de verandering van toepassing is. meisje ® vrouw
veranderingen
Afb. 10 van meisje naar vrouw
jongen ® man
Afb. 11 van jongen naar man
groeispurt
IN
bredere schouders bredere heupen
gespierder lichaam
VA N
ontwikkeling borsten
opvallende stemverandering door een vergroot strottenhoofd beharing op de borst
ontwikkeling baard en snor okselhaar
©
haargroei rond de schaamstreek puistjes – acne vetter haar
Bekijk je antwoorden. Je merkt een aantal uitwendige verschillen tussen vrouw en man, die tijdens de puberteit ontstaan. Dat gebeurt onder invloed van geslachtshormonen. Hormonen zijn stoffen die door klieren worden gevormd en aan het bloed worden afgegeven. Ze regelen de werking van andere organen. De vrouwelijke geslachtshormonen zijn oestrogeen en progesteron. Ze worden in de eierstokken geproduceerd. Het mannelijk geslachtshormoon, testosteron, wordt in de teelballen geproduceerd. De secundaire geslachtskenmerken zijn de uitwendige veranderingen bij jongens en meisjes die vanaf de puberteit optreden onder invloed van geslachtshormonen. Markeer in de middelste kolom van de tabel: - de secundaire geslachtskenmerken die typisch zijn voor meisjes blauw - de secundaire geslachtskenmerken die typisch zijn voor jongens roze - de secundaire geslachtskenmerken die je zowel bij jongens als meisjes ziet groen 15
Puberteit
LES 8
Bekijk de afbeelding. groei schaamhaar
groeispurt menstruatie groei van melkklieren waardoor borsten ontstaan extra groei penis extra groei teelballen zaadlozing
8
9
jongens meisjes gemiddelde leeftijd waarop een bepaalde ontwikkeling begint
10 11 12 13 14 15 16 17 leeftijd (in jaren)
IN
Afb. 12 ontwikkeling bij jongens en meisjes
VA N
Komen jongens en meisjes op dezelfde leeftijd in de puberteit? Maak je antwoord duidelijk aan de hand van een voorbeeld.
Iedereen is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo.
©
Wat heb je geleerd? Vul aan.
De puberteit is de overgangsperiode tussen de kindertijd en de volwassenheid. Tijdens die periode verandert het lichaam onder invloed van geslachtshormonen: -
bij de jongen, geproduceerd in de
-
en
bij het meisje, geproduceerd
in de De
geslachtskenmerken, de uitwendige veranderingen bij
jongens en meisjes die ontstaan en zichtbaar worden tijdens de puberteit onder invloed van geslachtshormonen, zijn: - bij de jongen: - bij het meisje: De ontwikkeling verloopt bij elke jongere gelijk / verschillend.
16
LES 8
Puberteit
Vul het schema “puberteit” aan en omcirkel wat juist is. = overgangsperiode tussen de kindertijd en de volwassenheid
primaire / secundaire geslachtskenmerken worden zichtbaar onder invloed van geslachtshormonen
en geproduceerd in de
geproduceerd in de
meisje
jongen
smal / breed smal / breed
schouders
smal / breed
heupen
smal / breed
spiervolume
VA N
weinig gespierd /
IN
veranderingen van het lichaam
sterk gespierd
weinig gespierd / sterk gespierd
groeien / geen ontwikkeling
borsten
groeien / geen ontwikkeling
weinig verandering /
stemverandering door
weinig verandering /
veel verandering
vergroot strottenhoofd
veel verandering
geen verandering / groeit
gezichtshaar
geen verandering / groeit
geen verandering / groeit
borsthaar
geen verandering / groeit
©
geen verandering / groeit
okselhaar
geen verandering / groeit
geen verandering / groeit
schaamhaar
geen verandering / groeit
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
17
Puberteit
LES 8
Test jezelf! 1 Wat zijn secundaire geslachtskenmerken?
2 Geef twee voorbeelden van secundaire geslachtskenmerken bij • een meisje: • een jongen:
4 Markeer in de opsomming:
IN
3 Is de baardgroei bij een jongen een secundair geslachtskenmerk? Leg uit.
• met groen het mannelijk geslachtshormoon en het orgaan waar het gevormd wordt.
VA N
• met roze de vrouwelijke geslachtshormonen en het orgaan waar ze gevormd worden. teelballen – oestrogeen – testosteron – eierstokken – progesteron 5 Noteer drie voorbeelden van lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit die -
©
zowel bij jongens als bij meisjes voorkomen.
Wat kun je? m het begrip puberteit omschrijven m de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit omschrijven m de geslachtshormonen opnoemen m de organen die de geslachtshormonen produceren opnoemen m het begrip secundair geslachtskenmerk omschrijven m de secundaire geslachtskenmerken bij een jongen opsommen m de secundaire geslachtskenmerken bij een meisje opsommen
Voorbereiding les 9 Je brengt mee: - kleurpotloden: oranje en groen 18
9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Hoe is een mannelijke voortplantingscel gebouwd? Hoe noem je de mannelijke voortplantingscel?
Bekijk de afbeeldingen. 1
1
2
2
1
3
Afb. 13 foto van een zaadcel
VA N
3
IN
2
3
Afb. 14 tekening van een zaadcel
De cel bestaat uit drie delen. - Kop: bevat de celkern met het erfelijk materiaal. - Hals: levert energie. - Zweepdraad: voor de voortbeweging
Noteer de delen van de zaadcel bij de afbeeldingen.
©
De teelballen produceren de zaadcellen. Bij de geboorte bevatten de teelballen nog geen zaadcellen. Rond de leeftijd van 8 à 9 jaar vormt een klein kliertje onder aan de hersenen, de hypofyse, een stof die de teelballen activeert. Ongeveer twee jaar later beginnen de teelballen te werken. Welk hormoon vormen ze? Wat wordt er gevormd onder invloed van dat hormoon?
19
Het mannelijk voortplantingsstelsel
LES 9
Hoe werken de mannelijke voortplantingsorganen? Lees de tekst. De teelballen maken gemiddeld 50 000 zaadcellen per minuut aan. In de bijballen worden de zaadcellen opgeslagen en rijpen ze verder. Vanuit elke bijbal vertrekt een zaadleider. Bij een zaadlozing duwen de spiertjes in de wand van de zaadleider de zaadcellen in de richting van de urinebuis. Voor de zaadlozing scheiden de klieren van Cowper het voorvocht af. Dat vocht neutraliseert de eventuele achtergebleven urineresten in de urinebuis. Bovendien zorgt het glibberige vocht ervoor dat de penis bij de geslachtsgemeenschap makkelijker in de vagina glijdt. Het voorvocht kan zaadcellen bevatten van een vorige zaadlozing.
©
VA N
IN
Aan het einde van de zaadleider komt het vocht uit de zaadblaasjes bij de zaadcellen. Dat vocht bevat suikers die energie leveren, waardoor de zaadcellen beweeglijker worden. Het vocht beschermt de zaadcellen tegen het zure milieu van de vagina. Bij de prostaatklier monden de zaadleiders uit in de urinebuis. Het vocht van de prostaatklier zorgt ervoor dat de zaadcellen zich vlot kunnen voortbewegen. Het mengsel van zaadcellen, vocht van de Afb. 15 mannelijk voortplantingsstelsel - hoek van 45° zaadblaasjes en vocht van de prostaatklier is sperma. Het sperma verlaat het lichaam via de urinebuis in de penis. Dat is de zaadlozing of ejaculatie. Een zaadlozing gebeurt alleen als de penis in erectie is, dat wil zeggen als de zwellichamen in de penis zich vullen met bloed, waardoor de penis groot en stijf wordt en zich opricht. Tussen de prostaat en de blaas bevindt zich een spiertje. Dat zorgt samen met de opzwelling van de prostaat tijdens de zaadlozing voor de afsluiting van de urineblaas. Zo kan er geen urine in de urinebuis komen en geen sperma in de blaas. Bij sommige oudere mannen is de prostaat iets opgezwollen. Daardoor wordt de urinebuis afgekneld en kunnen ze minder goed plassen. Kleur met oranje op afbeelding 15 de weg die de zaadcel volgt vanaf de productie tot ze het lichaam verlaat. Kleur de klieren van Cowper, de zaadblaasjes en de prostaatklier groen. Elk van die klieren produceert een vocht. Verbind wat bij elkaar hoort.
20
klieren van Cowper ❍
❍ vocht dat zorgt voor energierijke stoffen
zaadblaasjes
❍
❍ vocht dat zorgt voor een betere beweging
prostaatklier
❍
❍ voorvocht dat urineresten neutraliseert in de urinebuis
LES 9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Wanneer krijgt een man een erectie? Mannen kunnen een erectie krijgen door seksuele prikkeling. Er kunnen echter ook spontane erecties ontstaan zonder enige seksuele aanleiding. Een lichte prikkeling of een emotie is al voldoende. In de puberteit hebben veel jongens last van spontane erecties en dat ervaren ze als onprettig. Naarmate ze ouder worden, nemen die spontane erecties af.
Afb. 16a penis in gewone toestand
VA N
IN
Ook ’s nachts krijgen mannen vaak een erectie. Die erecties hebben niet altijd een zaadlozing tot gevolg. Is dat wel zo, dan spreekt men van een ‘natte droom’. Soms wordt een man wakker met een erectie. Dat wordt dan een ochtenderectie genoemd.
Afb. 16b penis in erectie
Wanneer krijgt een man een orgasme?
De eikel is het meest gevoelige deel van de penis. Door prikkeling van de eikel bereikt de man een seksueel hoogtepunt. Dat is een orgasme of klaarkomen. Dat kan door: - coïtus of geslachtsgemeenschap; - masturbatie of zelfbevrediging.
©
In de puberteit masturberen veel jongens regelmatig. Masturbatie is niet slecht of ongezond. Als mannen niet masturberen of geen geslachtsgemeenschap hebben, neemt de productie van zaadcellen af.
Wanneer krijgt een man een ejaculatie? Bij een orgasme ejaculeert een man meestal. Het sperma is wit en kleverig. De gemiddelde zaadlozing heeft een volume van 2 tot 5 ml sperma. Het sperma bestaat gemiddeld voor 98 % uit zaadvocht en 2 % uit zaadcellen. Dat zijn 20 tot 100 miljoen zaadcellen per ml sperma. Na een zaadlozing wordt de hoeveelheid zaadcellen snel aangevuld. Bovendien worden zaadcellen elke 48 uur vervangen door nieuwe. Een zaadcel leeft gemiddeld 5 dagen, maar kan tot 7 dagen overleven! 21
Het mannelijk voortplantingsstelsel
LES 9
Verbind de beschrijving met het juiste begrip. stijve en harde penis die door seksuele prikkeling veroorzaakt wordt
❍
❍ masturbatie
uitstoot van sperma uit de penis
❍
❍ erectie
ejaculatie zonder stimulatie, bijvoorbeeld tijdens de slaap
❍
❍ spontane erectie
zelf de geslachtsdelen stimuleren om seksuele opwinding te bereiken
❍
❍ orgasme
erectie zonder enige seksuele aanleiding
❍
❍ ejaculatie
seksueel hoogtepunt
❍
❍ natte droom
Wat is een besnijdenis?
IN
Bekijk de afbeeldingen van de penis. Benoem de aangeduide delen. 1
1
VA N
2
2
©
Afb. 17 penis
De voorhuid bedekt een deel van de eikel of de volledige eikel. Soms is de voorhuid te nauw. Dat is hinderlijk bij seksueel contact. Vaak wordt dan een deel van of de volledige voorhuid operatief weggenomen. Die ingreep heet besnijdenis. In sommige culturen is het gebruikelijk om jongens en mannen te besnijden. Bij moslims en joden maakt de ingreep deel uit van hun religie. In gebieden met een warm klimaat en in de Verenigde Staten worden veel besnijdenissen uitgevoerd om hygiënische redenen. Bacteriën groeien sneller bij hogere temperaturen. Door het wegnemen van de voorhuid krijgen de bacteriën minder kans om zich onder de voorhuid te ontwikkelen. Noteer onder de afbeeldingen de juiste omschrijving. Kies uit: besneden penis – onbesneden penis.
22
LES 9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Hoe verzorgt een man zijn lichaam? Bekijk de cartoons. Omcirkel of de tip boven de cartoon aan te raden is of niet. Noteer bij elke cartoon het nummer van de overeenkomstige uitleg.
Voor de productie van zaadcellen is de optimale
IN
temperatuur 35 °C. Draag je te strakke kleding, dan neemt de temperatuur toe. Het is nooit echt onderzocht in welke mate de temperatuur de zaadcelproductie beïnvloedt, maar het is wel zeker dat te hoge temperaturen ongunstig zijn voor de kwaliteit van de zaadcellen. Dagelijks een sauna of een heet bad nemen is om dezelfde reden niet aan te raden.
aan te raden / niet aan te raden
VA N
Onder de voorhuid zitten kleine kliertjes
©
aan te raden / niet aan te raden
die smeervocht produceren. Het is een witte, kleverige vloeistof, die smegma heet. Als een man zijn penis wast, trekt hij de voorhuid naar achteren. Zo kan hij het randje onder de eikel schoonmaken. Als de penis niet goed wordt schoongemaakt, kan het smegma een onaangename geur, irritatie en ontstekingen veroorzaken. Om dat te voorkomen, moet de penis dagelijks gewassen worden, het beste met lauw water zonder zeep om irritatie te vermijden. Ook als een man besneden is, is het belangrijk dat hij zijn penis goed wast.
Katoen ademt beter dan synthetische stof.
Van synthetisch ondergoed (zoals polyester) ga je meer zweten.
Afb. 18 hygiëne bij de man
aan te raden / niet aan te raden
23
Het mannelijk voortplantingsstelsel
LES 9
Wat heb je geleerd? Vul aan. De mannelijke voortplantingscel is de Ze wordt geproduceerd in de
en rijpt in de
De zaadcel bestaat uit: -
, die het erfelijk materiaal bezit;
-
, die energie levert;
-
, voor de voortbeweging.
Het mannelijk voortplantingsstelsel bestaat uit verschillende organen, elk met zijn eigen specifieke functie.
IN
produceren van zaadcellen en testosteron opslaan en rijpen van zaadcellen
afscheiden van voorvocht dat urine neutraliseert in de urinebuis
VA N
zaadcellen richting urinebuis duwen produceren van energierijk vocht produceren van vocht dat zorgt voor een vlotte beweging van de
zaadcellen, blaas afsluiten tijdens de zaadlozing daarlangs verlaat het sperma het lichaam vullen zich met bloed, zodat de penis groot en stijf kan worden
©
gevoelig voor seksuele prikkels
Een
beschermen van de eikel is een stijve en harde penis die voornamelijk door seksuele
prikkeling veroorzaakt wordt. Het
is het seksuele hoogtepunt bij een ejaculatie.
Een
of zaadlozing is de uitstoot van sperma (zaadcellen en
zaadvocht) uit de penis. Tijdens de besnijdenis wordt de Besnijdenissen worden uitgevoerd om onder andere medische redenen en religieuze redenen.
24
van de penis weggenomen. redenen,
LES 9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Vul het schema “het mannelijk voortplantingsstelsel” aan. organen
functie produceren van opslaan en rijpen van zaadcellen vervoeren van zaadcellen richting urinebuis produceren van energierijk vocht
VA N
IN
- produceren van vocht dat zorgt voor een vlotte beweging van de zaadcellen - afsluiten van urinebuis
klier van Cowper
afscheiden van
penis met urinebuis
verwijderen van
©
(= zaadcellen + zaadvocht) uit het lichaam tijdens de zaadlozing of zich vullen met bloed waardoor de penis groot en stijf wordt =
Afb. 19 mannelijk voortplantingsstelsel
gevoelig voor seksuele prikkels delen van de zaadcel
functie bevat erfelijk materiaal levert energie zorgt voor voortbeweging
Afb. 20 zaadcel
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
25
LES 9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
Test jezelf! 1 Benoem de delen van de zaadcel. Geef van elk deel de functie. 3 2
1
IN
Afb. 21 zaadcel
1 2
VA N
3
2 Noteer naast elk orgaan van het mannelijk voortplantingsstelsel het juiste nummer.
1
bijbal
klieren van Cowper
2
8
©
penis
3
prostaat teelbal
7
4
urinebuis 5
zaadblaasje zaadleider
6 Afb. 22 mannelijk voortplantingsstelsel – hoek van 45°
3 Nummer de zinnen zodat je de juiste volgorde krijgt van de weg die de zaadcellen afleggen vanaf de productie tot de zaadlozing. De eikel van de penis wordt geprikkeld. De penis wordt groter, dikker en gaat rechtop staan = erectie. De zaadblaasjes voegen op het einde van de zaadleider vocht toe.
26
De zaadcellen in de bijballen komen vrij en worden door de zaadleider richting urinebuis vervoerd.
LES 9
Het mannelijk voortplantingsstelsel
De zaadcellen worden in de vorm van sperma verder gevoerd. De zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de bijballen, waar ze verder rijpen. Bloed stapelt zich op in de zwellichamen van de penis.
Het sperma verlaat het lichaam via de urinebuis in de penis = zaadlozing of ejaculatie.
Bij de prostaat monden de zaadleiders uit in de urinebuis. De prostaat zwelt op en duwt de urinebuis dicht, zodat sperma en urine nooit tegelijk door de urinebuis vloeien. In de teelballen ontwikkelen zich zaadcellen. p hetzelfde moment komt ook het vocht uit de prostaatklier bij de zaadcellen. O Dat vocht maakt de zaadcel actiever. Voor het sperma in de urinebuis komt, scheiden de klieren van Cowper voorvocht af.
A
B
C
D
E
IN
4 Combineer de delen van het mannelijk voortplantingsstelsel met hun functie. F
G
H
VA N
A de teelballen buiten het lichaam ophangen B gevoelig voor seksuele prikkels C opslag en rijping van zaadcellen D beschermt de eikel E produceren van vocht dat zorgt voor energierijke stoffen F vervoer van zaadcellen richting urinebuis G vullen zich met bloed, waardoor de penis in erectie komt H daarlangs verlaat het sperma het lichaam I produceren van vocht dat zorgt voor een betere beweging J blaas afsluiten tijdens zaadlozing K produceren van zaadcellen en testosteron L afscheiden van voorvocht dat urineresten neutraliseert
©
I
J
K
L
1 urinebuis 2 bijbal 3 klieren van Cowper 4 balzak 5 voorhuid 6 zwellichamen 7 teelbal 8 zaadleider 9 eikel 10 zaadblaasje 11 prostaatklier
5 Kleur de organen die de vloeistoffen van het sperma aanleveren groen.
Afb. 23 mannelijk voortplantingsstelsel
27
Het mannelijk voortplantingsstelsel
LES 9
6 Beschrijf de dubbele functie van de prostaatklier. 7 Hoe heet - de voortplantingscel die in de teelbal geproduceerd wordt? - het buisvormige orgaan dat zaadcellen vervoert tussen teelbal en urinebuis? - het orgaan dat verhindert dat sperma en urine samenkomen? - het orgaan dat zaadcellen tijdelijk opslaat?
Afb. 24a
VA N
IN
8 Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 24b
Welke afbeelding is een voorbeeld van een besneden penis? Waaraan zie je dat?
©
Wat kun je?
m de mannelijke voortplantingscel noemen m op een afbeelding de delen van de zaadcel benoemen m de functie van de delen van de zaadcel verwoorden m het mannelijk geslachtshormoon dat de voortplantingsorganen in werking zet noemen m het orgaan dat het mannelijk geslachtshormoon produceert noemen m de weg die de zaadcel aflegt van teelbal tot zaadlozing beschrijven m de functie van de mannelijke voortplantingsorganen verwoorden m de dubbele functie van de prostaatklier uitleggen m de begrippen erectie, spontane erectie, orgasme, ejaculatie, masturbatie, natte droom en besnijdenis uitleggen
Voorbereiding les 10 Je brengt mee: - kleurpotlood: oranje 28
10
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Hoe is een vrouwelijke voortplantingscel gebouwd? Hoe noem je de vrouwelijke voortplantingscel? Bekijk de afbeeldingen. Benoem de delen van de cel. 2
3
3
1 2
1
3
2
IN
1
Afb. 25a eicel (vergroting 400x)
Afb. 25b zaadcel (vergroting 400x)
VA N
Je ziet dat de eicel kleiner / groter is dan de zaadcel. De eicel is een van de grootste cellen van het menselijk lichaam. Al bij de geboorte bevinden zich in de eierstokken ongeveer twee miljoen eicellen. Die eicellen zijn nog niet rijp. Vanaf de puberteit tot de menopauze rijpt er elke maand een eicel, afwisselend in de linker- en rechtereierstok. Gemiddeld rond de leeftijd van 45 jaar vermindert het rijpingsproces, omdat de hormoonsamenstelling verandert. De vrouw is ‘in de overgang’. Als het rijpingsproces stopt, begint de menopauze. Dat is het einde van de vruchtbare periode. Bereken hoeveel eicellen er rijpen vanaf het twaalfde tot en met het vijftigste levensjaar van een vrouw die om de maand menstrueert en nooit zwanger is.
©
Vergelijk je resultaat met de voorraad eicellen. Wat stel je vast?
Hoe werken de vrouwelijke voortplantingsorganen? Lees de tekst. Maandelijks ontwikkelt er een follikel in één eierstok. Een follikel is een met vocht gevuld blaasje waarin één eicel rijpt. Tijdens dat rijpingsproces vormen de eierstokken oestrogeen. Door de toename van oestrogeen in het bloed ontspannen de spieren rond de baarmoederhals. De slijmprop die zich daar bevindt, laat normaal geen zaadcellen door. Onder invloed van de oestrogenen wordt het slijm gedurende enkele dagen vloeibaarder en daardoor kunnen de zaadcellen erdoor zwemmen. Als de eicel rijp is, barst de follikel open. De rijpe eicel komt vrij uit de eierstok. Dat is de eisprong of ovulatie. De rijpe eicel wordt opgevangen door de eitrechter. De eileider voert de rijpe eicel richting baarmoeder. 29
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
LES 10
Een eicel leeft ongeveer 12 tot 24 uur. Daarna lost ze op en worden de resten opgenomen in de haarvaten van de eileiderwand. Wanneer in de periode van de eisprong zaadcellen in de eileider aanwezig zijn, kan de rijpe eicel die onderweg is naar de baarmoeder bevrucht worden. De bevruchting gebeurt in het begin van de eileider. De eileider voert de bevruchte eicel naar de baarmoeder. Ondertussen deelt de bevruchte eicel zich. Onderweg verbruikt de bevruchte eicel haar eigen reservevoedsel. Na vijf dagen bereikt de bevruchte eicel, die zich nog steeds verder deelt, de baarmoeder.
IN
Na de eisprong wordt het hormoon progesteron Afb. 26 vrouwelijk voortplantingsstelsel – vooraanzicht gevormd in de eierstok. Dat hormoon geeft aan de baarmoeder het signaal dat ze zich moet klaarmaken om een eventuele bevruchte eicel op te vangen. Het baarmoederslijmvlies wordt dikker en er ontwikkelen zich meer bloedvaten. Als na vijf dagen de bevruchte eicel in de baarmoeder aankomt, kan ze zich innestelen in de dikke slijmvlieslaag. Vanaf dat moment neemt ze voedingsstoffen uit die laag op.
VA N
Als de eicel onderweg niet bevrucht is, heeft het verdikte slijmvlies geen functie meer. Het komt dan gedeeltelijk los en er ontstaat een bloeding: de maandstonden of menstruatie. Het bloed verlaat het lichaam via de vagina. De binnenwand van de vagina is bedekt met een slijmvlies. Dat weefsel scheidt een zurig slijm af dat bacteriedodend werkt. Kleur met oranje op afbeelding 26 de weg van een niet-bevruchte eicel.
©
Nummer de zinnen in de juiste volgorde. Als de follikel rijp is, barst hij open. Er komt een rijpe eicel vrij = eisprong of ovulatie. De baarmoeder maakt zich klaar, het baarmoederslijmvlies wordt dikker en bevat veel bloedvaatjes. Het verdikte baarmoederslijmvlies is overbodig en komt los. Daarbij ontstaat een bloeding. De eileider voert de rijpe eicel naar de baarmoeder. De spierwand van de baarmoeder trekt samen, stukjes slijmvlies en het bloed verlaten het lichaam via de vagina = menstruatie of maandstonden. De vrijgekomen rijpe eicel wordt opgevangen door de eitrechter. Heeft de rijpe eicel een zaadcel ontmoet, dan nestelt de bevruchte eicel zich in de baarmoeder om verder te ontwikkelen tot een baby = zwangerschap. Heeft de rijpe eicel geen zaadcel ontmoet, dan sterft ze na 24 uur. Het vrouwelijk voortplantingshormoon oestrogeen zorgt ervoor dat er maandelijks in één eierstok een follikel ontwikkelt. In beide eierstokken zitten de eicellen opgeslagen. Ondertussen geeft het vrouwelijk voortplantingshormoon progesteron aan de baarmoeder het signaal dat ze zich moet klaarmaken om een eventuele bevruchte eicel te ontvangen. 30
LES 10
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Wat is het maagdenvlies? Het maagdenvlies is een plooi in het slijmvlies vooraan in de vagina. Die slijmvliesplooi sluit de vagina gedeeltelijk af en voorkomt zo dat bacteriën en vreemde stoffen binnendringen. De plooi, het maagdenvlies, kan wat inscheuren bij de eerste geslachtsgemeenschap. Dat kan pijn doen en er kan een kleine bloeding ontstaan. Het maagdenvlies is geen gesloten vlies. Er is een opening om het menstruatiebloed uit de baarmoeder te laten wegvloeien. In sommige culturen wordt de aanwezigheid van het maagdenvlies beschouwd als het bewijs dat het meisje nog geen geslachtsgemeenschap had.
1 3
2
Bekijk de afbeelding. Benoem de aangeduide delen.
Afb. 27 maagdenvlies
IN
1 2 3
VA N
Hoe verzorgt een vrouw haar lichaam?
Bekijk de cartoons. Omcirkel of de tip boven de cartoon aan te raden is of niet. Noteer bij elke cartoon het nummer van de overeenkomstige uitleg.
©
Als je zeep gebruikt, kun je last krijgen van jeuk, irritatie, schimmelinfecties en pijn bij het vrijen.
aan te raden / niet aan te raden
Vaak ruikt de vagina net voor de menstruatie
anders dan bij de eisprong. Gebruik geen vaginale zeep, douches en parfums om de geur weg te halen. Je vagina raakt door de toegevoegde stoffen geïrriteerd en gaat nog meer ruiken. Trek dagelijks vers katoenen ondergoed aan. Synthetisch ondergoed kan de vagina irriteren. Daardoor kun je meer afscheiding krijgen en gaat je vagina nog meer ruiken.
aan te raden / niet aan te raden 31
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
LES 10
Afscheiding of witverlies is het vaginale slijm dat
het lichaam verlaat. Het is meestal kleurloos tot witgeel. De kleur, de samenstelling en de hoeveelheid kunnen veranderen door hormonale schommelingen of door stress. Als het witverlies sterk verandert, is er kans op een infectie. Je raadpleegt dan het best een dokter voor verder onderzoek.
Afb. 28 hygiëne bij de vrouw
aan te raden / niet aan te raden
Wat heb je geleerd?
IN
Vul aan. De , een van de grootste cellen van het menselijk lichaam, zijn al aanwezig bij de geboorte. Vanaf de puberteit tot de menopauze rijpt er maandelijks een eicel in de
VA N
Het rijpingsproces stopt in de menopauze. Dat is het einde van de periode.
Tijdens het rijpingsproces vormen de eierstokken het hormoon Als de eicel rijp is, komt ze vrij uit de eierstok. Dat is de eisprong of
©
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel bestaat uit verschillende organen, elk met zijn eigen specifieke functie. rijping van eicellen en productie van oestrogeen en progesteron opvangen van de vrijgekomen rijpe eicel vervoeren van de eicel van eierstok naar baarmoeder orgaan waarin een bevruchte eicel verder ontwikkelt verbinding van de baarmoeder met de buitenwereld produceren van een slijmprop om de baarmoeder af te sluiten Als een zaadcel een eicel ontmoet in het begin van de eileider, is er kans op een
Na de eisprong wordt het hormoon gevormd in de eierstok. Door dat signaal wordt het baarmoederslijmvlies dikker en ontwikkelen er zich meer bloedvaten. Als de eicel niet bevrucht is, heeft het verdikte slijmvlies geen functie meer. Tijdens de maandstonden of verlaten de overtollige slijmvliezen en het bloed het lichaam via de vagina. De vagina heeft aan de binnenwand een slijmvlies dat beschermt tegen binnendringende bacteriën. 32
LES 10
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Vul het schema “het vrouwelijk voortplantingsstelsel” aan. organen
functie rijpen van eicellen produceert: -
eitrechter
vangt rijpe eicel op
eileider
vervoert rijpe eicellen naar de
- verbinding van de baarmoeder met de buitenwereld
met slijmlaag en maagdenvlies
VA N
Afb. 29 vrouwelijk voortplantingsstelsel
hierin ontwikkelt bevruchte eicel
IN
baarmoeder
zaadcel ontmoet eicel
- bescherming tegen bacteriën - afvoeren van menstruatiebloed zaadcel ontmoet geen eicel
©
geen bevruchting maandstonden of = overtollige slijmvliezen en bloed verlaten het lichaam delen van de eicel
functie bevat erfelijk materiaal vult de cel omsluit de cel
Afb. 30 eicel
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 33
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
LES 10
Test jezelf! 1 Noteer naast elk orgaan van het vrouwelijk voortplantingsstelsel het juiste nummer.
3
1
4
2
eitrechter baarmoeder vagina eierstok
5
IN
eileider baarmoederhals
7 6
vagina-opening
VA N
Afb. 31 vrouwelijk voortplantingsstelsel – hoek van 45°
2 Welke geslachtshormonen worden gevormd door de eierstokken?
©
3 Kleur met oranje de weg van de eicel tot de baarmoeder.
Afb. 32 vrouwelijk voortplantingsstelsel – vooraanzicht
34
LES 10
Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
4 Los het volgende kruiswoordraadsel op. 1
2
5
4
6
3
5 Wat is het maagdenvlies?
IN
1. orgaan dat de vrijgekomen rijpe eicel opvangt. 2. produceert een slijmprop om de baarmoeder af te sluiten 3. orgaan waarin een foetus tot ontwikkeling kan komen 4. verbinding van de baarmoeder met de buitenwereld 5. orgaan dat de de eicel vervoert van eierstok naar baarmoeder 6. organen waar de eicellen rijpen en oestrogeen en progesteron gevormd worden.
.
6 Hoe heet:
VA N
Beschrijf de functie van het maagdenvlies.
- de voortplantingscel die in de eierstok geproduceerd wordt? - het buisvormige orgaan waarlangs eicellen vervoerd worden? - het verwijderen van overtollige baarmoederslijmvliezen en bloed?
©
- het vrijkomen van een rijpe eicel uit de follikel?
Wat kun je? m de vrouwelijke voortplantingscel noemen m de vrouwelijke geslachtshormonen die de voortplantingsorganen in werking zetten noemen m het orgaan waar de vrouwelijke geslachtshormonen geproduceerd worden noemen m de weg die de eicel aflegt van eierstok tot baarmoeder beschrijven m de functie van de vrouwelijke voortplantingsorganen verwoorden m uitleggen wat het maagdenvlies is m de functie van het maagdenvlies verwoorden m de begrippen menstruatie en ovulatie of eisprong uitleggen
Voorbereiding les 11 Je brengt mee: - markeerstift - kleurpotloden: groen en rood
35
11
menstruatie
Menstruatie
Wat is menstrueren?
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 33a menstruatie
Afb. 33b eisprong
VA N
menstruatie
Lees de beschrijvingen. baarmoederslijmvlies Noteer het begrip in de derde kolom. 1 3 5 7 9 11 15 17 19 21 23 25 27 1 3 Kies uit: eicelrijping – 13 menstruatie – eisprong.
3
dagen
Nummer 2
Een eicel rijpt in een van de twee eierstokken.
©
1
Beschrijving
De rijpe eicel komt los uit de eierstok en wordt opgevangen door de eitrechter.
De slijmvliezen in de baarmoeder verdikken. De eileider voert de rijpe eicel richting baarmoeder. De eicel heeft geen zaadcel ontmoet in de eileider en sterft. 3
De slijmvliezen en het bloed verlaten het lichaam via de vagina.
Noteer de nummers van de beschrijvingen op de afbeelding.
bevruchting
baarmoederslijmvlies 36
3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 1 3
Begrip
LES 11
menstruatie
Wat is een menstruatiecyclus? Bekijk de afbeelding. cyclus
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
2
3
4
cyclus
1
eierstok
eierstok
baarmoederslijmvlies
baarmoederslijmvlies
38
o
C
legende:
lichaamstemperatuur 37
IN
eisprong
36
Afb. 34 menstruatiecyclus
menstruatie
menstruatiecyclus fase 1:
VA N
Noteer de naam van de fase in de eerste kolom. Kies uit: menstruatie – klaarmaken voor eventuele innesteling – eisprong of ovulatie – eicelrijping. Beantwoord de vragen in de tweede kolom. Leid de tijdsduur af uit de afbeelding en noteer je antwoord in de derde kolom. kenmerken van de fase
tijdsduur
Op welke dag start de menstruatie? Wat gebeurt er in de baarmoeder?
fase 2:
Op welke dag start de rijping van een nieuwe eicel?
©
Waar rijpt de eicel? Wat gebeurt er ondertussen in de baarmoeder?
fase 3:
fase 2 overlapt deels fase 1
Op welke dag komt de eicel vrij? Waar gebeurt de eisprong?
fase 4:
Hoeveel dagen na de eisprong blijft het baarmoederslijmvlies intact? Op welke dag komt het overtollig baarmoederslijmvlies los? De begint. Het begin van de menstruatie is ook de aanvang van een nieuwe cyclus. Er is geen zwangerschap, een nieuwe eicel mag rijpen. De vier fasen duren samen gemiddeld dagen. Na fase 4 start opnieuw fase 1. Alle fasen worden altijd in dezelfde volgorde herhaald. Dat is een cyclus, de menstruatiecyclus. 37
2
3
4
LES 11
menstruatie
Hoelang duurt een menstruatiecyclus? Vul aan. De duur van een menstruatiecyclus varieert van ongeveer 25 tot ongeveer 35 dagen. Een gemiddelde cyclus telt
dagen.
Schommelingen in de duur van de cyclus situeren zich meestal in de tweede fase van de cyclus. De vierde fase is constant en duurt altijd
dagen.
De schommelingen zijn het gevolg van een onregelmatige hormoonproductie, die veroorzaakt kan worden door een verandering in leefgewoonten tijdens de vakantie, een stressperiode, een aangrijpende gebeurtenis … Een onregelmatige cyclus kan wijzen op vruchtbaarheidsproblemen, maar hoeft niet altijd onrustwekkend te zijn. Het is belangrijk een menstruatiekalender bij te houden.
De menstruatiecyclus duurt 25 dagen. 1
2
3
4
5
6
7
8
IN
Kleur op elk schema: - de menstruatie rood; - de eisprong groen.
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 1
2
3
4
5
6
7
8
9
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
5
6
7
VA N
De menstruatiecyclus duurt 28 dagen. 8
De menstruatiecyclus duurt 34 dagen. 1
2
3
4
5
6
7
8
Afb. 35 menstruatiekalenders
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
©
Hoe kan een vrouw zich voelen tijdens de menstruatie? De menstruatie gaat vaak gepaard met ongemakken. Lees de drie artikels. Ik ben een puber van 14 jaar. Ik heb regelmatig pijn in de onderbuik en heb allerlei lichamelijke klachten. Ik ben dikwijls prikkelbaar, treurig … Die klachten komen regelmatig terug en maken mijn actieve leven bijna onmogelijk. Zou het misschien gaan om het premenstruele syndroom?
Ik menstrueer heviger en krijg steeds meer last van hoofdpijn en pijnlijke borsten. Wat is er aan de hand?
Ik ben een meisje van 15 jaar. De laatste tijd heb ik tijdens mijn menstruatie pijnlijke krampen. De pijn begint meestal net voor de menstruatie en duurt soms tot het einde ervan.
Ik voel de pijn vooral in mijn onderbuik, maar ook vaak tot in mijn rug en bovenbenen. Moet ik mij zorgen maken?
Markeer in elk artikel de ongemakken. 38
LES 11
menstruatie
Enkele tips om de ongemakken draaglijker te maken: - Ga vroeger slapen. - Gebruik een warm kussentje bij hevige buik- of rugpijn. - Ga op je buik liggen, met één been opgetrokken. - Vraag advies aan je arts bij hevige pijn. Elke vrouw ervaart de menstruatie anders.
Hoe verzorgt een vrouw zich tijdens de menstruatie? Een vrouw verliest ongeveer 30 tot 40 ml bloed wanneer het overtollige slijmvlies tijdens de menstruatie loskomt. Om het bloedverlies en de resten van het slijmvlies op te vangen, zijn er een aantal hulpmiddelen.
IN
Een maandverband breng je voor de opening van de vagina aan. Het heeft plakstrips waarmee het op zijn plaats blijft in de slip en bestaat in verschillende diktes en vormen.
VA N
Afb. 36
Afb. 37
Afb. 38
©
Een tampon schuif je in de vagina. Tampons zijn ideaal tijdens het sporten of zwemmen. Ze bestaan in verschillende maten. Oefen je in het inbrengen van een tampon. Lees goed de gebruiksaanwijzing en neem de tijd om de tampon rustig in te brengen. Als hij goed zit, voel je hem niet zitten.
Inlegkruisjes zijn de dunste soort maandverband. Je gebruikt ze bij het begin of einde van de menstruatie, bij weinig bloedverlies of wanneer je witverlies hebt. Een inlegkruisje breng je voor de opening van de vagina aan. Het heeft plakstrips waarmee het op zijn plaats blijft in de slip.
39
menstruatie
LES 11
Maandverbanden, tampons en inlegkruisjes moet je regelmatig vervangen. Ze nemen niet eindeloos vocht op. Vervang je ze niet tijdig, dan kunnen het bloed en het slijm onfris gaan ruiken door de inwerking van bacteriën. Die bacteriën kunnen infecties veroorzaken. Het is dus ook belangrijk dat je de schaamstreek goed wast.
©
Afb. 39
VA N
IN
Bekijk de cartoon. Zet een kruisje bij de tekstballon die bij jouw mening past.
Bespreek je mening met je klasgenoten. Omcirkel daarna het juiste antwoord. Zwemmen kan wel / niet tijdens de menstruatie.
40
LES 11
menstruatie
Wat zijn mogelijke oorzaken van het uitblijven van de menstruatie? Door een verandering in de hormoonproductie kan de menstruatie uitblijven. Er zijn verscheidene factoren die een rol kunnen spelen bij die verandering.
VA N
IN
Bekijk de afbeeldingen. Noteer de factor.
©
Afb. 40
Andere factoren die ook een rol kunnen spelen: - late start van de puberteit - stress of ingrijpende gebeurtenissen - drang, hevige wens om zwanger te worden - oververmoeidheid - ziekten - reizen Meestal komt de menstruatie vanzelf weer op gang wanneer je opnieuw gezond en rustig leeft. Dat wil zeggen: Raadpleeg altijd een arts wanneer je menstruatie maanden na elkaar uitblijft. Hij zal je tijdens een gesprek geruststellen of je onderzoeken om na te gaan hoe het komt dat je niet menstrueert. 41
menstruatie
LES 11
Wat heb je geleerd? Vul het schema “menstruatie” aan. Menstruatiecyclus
=
gemiddeld
fase 1:
dagen
ongemakken voor elke vrouw anders voorbeelden:
gemiddeld vanaf dag 1 tot dag 5 bloeding waarbij overtollig baarmoederslijmvlies verwijderd wordt.
-
IN
-
hygiëne
fase 2:
het baarmoederslijmvlies wordt dikker
©
fase 3:
-
-
VA N
vanaf dag 5 tot de eisprong
op de 15e dag voor de volgende menstruatie de eicel komt vrij uit de eierstok
-
zwemmen mag / mag niet
factoren die een rol spelen: -
fase 4:
gedurende 14 dagen het baarmoederslijmvlies wordt nog dikker
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 42
oorzaak uitblijven menstruatie:
LES 11
menstruatie
Test jezelf! 1 Hoe heet: - de vrouwelijke voortplantingscel? - het vrijkomen van een eicel uit de eierstok? - de bloeding waarbij de overtollige slijmvliezen uit de baarmoeder verwijderd worden? - de levensperiode waarin de menstruatie uitblijft? 2 Bekijk de afbeelding. Benoem elke fase. 2
3
4
5
6
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
fase 2
fase 3
fase 4
VA N
fase 1
7
IN
1
Afb. 41 menstruatiecyclus
3 Een vrouw duidt in haar agenda aan wanneer ze ongesteld wordt: 5 juli en 2 augustus.
©
JULI 26 27 4 5 6 7 1 8 2 9 3 10
AUGUSTUS 31 32 33 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18 5 12 19 6 13 20 7 14 21
34 22 23 24 25 26 27 28
35 29 30 31
OKTOBER 39 40 41 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16
NOVEMBER 44 45 46 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18 5 12 19 6 13 20
47 21 22 23 24 25 26 27
48 28 29 30
28 11 12 13 14 15 16 17
29 18 19 20 21 22 23 24
30 25 26 27 28 29 30 31
42 17 18 19 20 21 22 23
43 24 25 26 27 28 29 30
44 31
september 35 36 37 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18
38 19 20 21 22 23 24 25
39 26 27 28 29 30
DECEMBER 48 49 50 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18
51 19 20 21 22 23 24 25
52 26 27 28 29 30
Afb. 42 menstruatiecyclus
Duid: - met groen de dag van de eisprong in de maand juli aan. - met rood de eerste dag van de volgende menstruatie aan als je weet dat haar cyclus 28 dagen duurt. - met groen de dag van de eisprong in de maand augustus aan.
43
menstruatie
LES 11
De vrouw krijgt een onregelmatige cyclus door de intense training voor een sportwedstrijd. Ze menstrueert op 3 oktober. Duid: - met groen de dag van de eisprong in de maand september aan. - met rood de eerste dag van de volgende menstruatie aan als je weet dat deze cyclus even lang duurt als de cyclus in september. 4 Een vrouw heeft een menstruatiecyclus van 32 dagen. Duid: - met rood de menstruatie aan. - met groen de eisprong aan.
Afb. 43 menstruatiecyclus
5 Geef een synoniem voor
IN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
- ovulatie:
VA N
- menstruatie:
6 Leg uit waarom men van een ‘menstruatiecyclus’ spreekt.
©
Wat kun je?
m het begrip eisprong omschrijven m verwoorden waar de eisprong plaatsvindt m het begrip menstruatie omschrijven m het verloop van de menstruatiecyclus beschrijven aan de hand van een afbeelding van de baarmoederwand m de vier fasen van de menstruatiecyclus noemen m de menstruatiecyclus schematisch voorstellen m drie ongemakken die kunnen optreden tijdens een menstruatie opsommen m een gezonde oplossing geven om de ongemakken tijdens de menstruatie te verlichten m voorbeelden geven van hoe de vrouw zich tijdens de menstruatie verzorgt m vier oorzaken opsommen voor het uitblijven van de menstruatie
44
12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Vanaf de puberteit wordt seksualiteit belangrijker in je leven. Je voelt je aangetrokken tot anderen. Je kiest voor iemand en bouwt aan een relatie. Binnen een relatie speelt seksualiteit een belangrijke rol. Als je van elkaar houdt, wil je dat tonen. Je gaat strelen en knuffelen. Als je heel veel van iemand houdt, ga je na verloop van tijd met die persoon wellicht vrijen of geslachtsgemeenschap hebben. Dat kan leiden tot zwangerschap. Kiezen voor geslachtsgemeenschap betekent dat je samen met je partner je verantwoordelijkheid neemt. Een zwangerschap verandert het leven ingrijpend. Neem daarom voldoende tijd voor je kiest voor geslachtsgemeenschap. Het is belangrijk dat je je partner eerst goed leert kennen en begrijpen.
IN
De meeste mensen voelen zich sterk aangetrokken tot iemand van het andere geslacht. Ze zijn heteroseksueel. Anderen voelen zich beter bij een partner van hetzelfde geslacht. Ze zijn homoseksueel. Vrouwen en meisjes die homoseksueel zijn, worden lesbisch genoemd. Als iemand zich tot beide geslachten aangetrokken voelt, is hij of zij biseksueel.
VA N
Vrijen is niet altijd zoals het voorgesteld wordt in films. Het is een heel verkenningsproces, waarbij je samen zoekt naar wat je leuk en minder leuk vindt.
Hoe komt de zaadcel bij de eicel?
2
Bekijk de afbeeldingen.
12 7
©
5
9
3 4
Afb. 44 geslachtsgemeenschap
11 1 10
6
Benoem de aangeduide organen. Man
8
Vrouw
1
8
2
9
3
10
4
11
5
12
6 7 45
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
Onder invloed van seksuele prikkels wordt bij de vrouw de vagina vochtiger en wijder, en komt bij de man de penis in erectie. De penis kan dan in het lichaam van de vrouw geschoven worden. Op de afbeelding zie je de penis in de vagina. Het binnendringen van de penis in de vagina is geslachtsgemeenschap of coïtus. Bekijk de afbeelding. eicel
eierstok
zaadcellen
baarmoeder baarmoederhals
penis
Wat is een zaadlozing?
VA N
Afb. 45 geslachtsgemeenschap
IN
vagina
Waar komen de zaadcellen na de zaadlozing?
©
Via welke organen verplaatsen de zaadcellen zich naar de vrijgekomen eicel?
Welk deel van de zaadcel maakt zwemmen mogelijk?
Een groot deel van de zaadcellen overleeft de tocht niet. Sommige worden vernietigd door het lichtzure slijmvlies van de baarmoeder. Andere zijn te zwak om te zwemmen en nog andere zwemmen in de verkeerde eileider. Een paar honderd zaadcellen bereiken de eicel. Slechts één zaadcel kan de eicel binnendringen. Bekijk de afbeelding.
Afb. 46 bevruchting
Dringt de volledige zaadcel in de eicel? 46
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Wat is bevruchting? Bekijk afbeelding 47. Zet bij elke afbeelding een kruisje bij de juiste omschrijving. a ® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® D e kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. b
IN
® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® D e kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar.
VA N
® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen.
c
©
® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® D e kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen.
d ® Het celmembraan van de eicel wordt ondoordringbaar. ® D e kern van de zaadcel en de kern van de eicel versmelten met elkaar. ® De eicel wordt omringd door zaadcellen. ® De kop van één zaadcel dringt de eicel binnen. Afb. 47 bevruchting
Nadat de kop is binnengedrongen, verdwijnt het celmembraan van de zaadcel. De inhoud van de cel komt vrij. De zaadcelkern versmelt met de eicelkern. Dat is bevruchting. 47
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
De celkernen van alle lichaamscellen bevatten draadvormige structuren, chromosomen. Die chromosomen zijn grotendeels opgebouwd uit DNA. Die stof bevat de informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Een chromosoom is opgebouwd uit kleinere deeltjes, genen. Elk gen bevat informatie voor één erfelijke eigenschap. chromosoom
DNA
celkern
celmembraan Afb. 48 cel - chromosoom - DNA
IN
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
3 17 18 19 20 21 22 23
4 24 25 26 27 28 29 30
5 31
FEBRUARI 5 6 7 7 14 1 8 15 2 9 16 3 10 17 4 11 18 5 12 19 6 13 20
©
JANUARI 52 1 2 3 10 4 11 5 12 6 13 7 14 1 8 15 2 9 16
VA N
Een vrouw heeft een cyclus van 30 dagen. Ze menstrueert vanaf 19 januari. Kleur op de kalender: - de menstruatiedagen rood, - de dag van de eisprong groen.
8 21 22 23 24 25 26 27
9 28
Afb. 49
Een eicel is 24 uur vruchtbaar en zaadcellen kunnen tot 7 dagen overleven. Kleur de vruchtbare periode blauw. De vrouw wil niet zwanger worden. Mag de vrouw met haar partner onbeschermd seksueel contact hebben op 30 januari? Leg uit.
48
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Mag er onbeschermd seksueel contact zijn op 8 februari? Leg uit.
Een vrouw is vruchtbaar vanaf
dagen voor de eisprong tot en met
dagen na de eisprong.
Wat gebeurt er na de bevruchting?
IN
Op welke plaats in het vrouwelijk voortplantingsstelsel gebeurt de bevruchting?
Afb. 50
©
Bekijk afbeelding 50.
VA N
Op het moment van de bevruchting begint de zwangerschap.
Wat gebeurt er met de bevruchte eicel?
49
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
Bekijk afbeelding 51. Nummer de zinnen in de juiste volgorde. Het klompje cellen hecht zich vast in het baarmoederslijmvlies. Dat is de innesteling. Het klompje cellen wordt via de eileider naar de baarmoeder gevoerd. Dat duurt ongeveer vijf dagen. Veertien dagen na de bevruchting is de innesteling voltooid. De bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Afb. 51 innesteling
VA N
IN
Bekijk afbeelding 52.
menstruatie menstruatie
©
bevruchting bevruchting
baarmoederslijmvlies baarmoederslijmvlies
1 3 1 5 3 7 5 9 7 119 13111513171519172119232125232725 127 3 1 3
dagen dagen
zwanger / niet zwanger
baarmoederslijmvlies baarmoederslijmvlies
1 3 1 5 3 7 5 9 7 119 13111513171519172119232125232725 127 3 1 3
dagen dagen
zwanger / niet zwanger
Afb. 52
Vergelijk de dikte van de baarmoederslijmvliezen op de afbeelding links met die op de afbeelding rechts. Welk verschil zie je? Kliertjes in het baarmoederslijmvlies produceren een afscheiding waarmee de bevruchte eicel zich de eerste dagen van de zwangerschap kan voeden totdat de moederkoek die functie overneemt. Wat gebeurt er met het baarmoederslijmvlies op de afbeelding rechts? Omcirkel bij beide afbeeldingen wat juist is.
50
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Wat gebeurt er na de innesteling? De celdelingen blijven doorgaan. Vanaf de derde week gaan cellen zich specialiseren. Er ontstaan cellen die verschillen in bouw en functie. Hoe noem je een groep cellen met dezelfde bouw en functie? Sommige weefsels gaan samenwerken. Wat vormen ze?
4 weken
5 weken 4 weken
6 weken 5 weken 4 weken
67 weken 5weken weken 4 weken
IN
Vanaf nu is het klompje cellen een embryo.
6 7weken weken 5 weken84 weken weken67weken weken 5 weken 8 weken 7 weken 6 weken 8 weken
7 weken 8 weken
8 weken
VA N
Afb. 53 embryonale ontwikkeling
De telling van het aantal weken van de ontwikkeling van een bevruchte eicel tot embryo is gestart op de dag van de bevruchting. Een zwangerschap duurt 38 weken. Vermits de dag van de bevruchting moeilijk te bepalen is, start de gynaecoloog de telling vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie en wordt een zwangerschap berekend op 40 weken. Vanaf nu gebruik je de telling met 40 weken.
©
Na tien weken is het embryo ongeveer 3 cm groot. Het heeft een menselijke vorm. Vanaf de twaalfde week zijn alle organen gevormd. Vanaf nu spreek je van een foetus. De organen moeten enkel nog groeien. De moeder voelt de foetus bewegen rond de twintigste week. Nog wat later reageert de foetus op geluiden. De ruimte in de baarmoeder is beperkt. De groeiende foetus krijgt minder bewegingsruimte. Hij kan zich minder vlot draaien en ligt meestal met het hoofd omlaag. In de veertigste week kan de foetus geboren worden.
Afb. 54 embryo
Afb. 55 foetus
51
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
36
28 20 12 8 2
2 weken
8 weken
12 weken
20 weken
28 weken
36 weken
Afb. 56 ontwikkeling van embryo tot foetus
Hoe wordt het embryo en later de foetus beschermd en gevoed?
embryo
vruchtwater ader embryo slagader embryo
VA N
De vruchtzak bestaat uit vruchtvliezen. Waarmee is de ruimte tussen de vruchtvliezen en het embryo gevuld?
IN
Bekijk de afbeelding en beantwoord de vragen. Maak gebruik van de informatie op de afbeeldingen.
Die vloeistof beschermt het embryo en de foetus tegen schokken en stoten, uitdroging en temperatuurschommelingen.
©
Op de plaats waar het embryo zich in het baarmoederslijmvlies innestelde, ontstaat de moederkoek. Wat vormt de verbinding tussen het embryo en de moederkoek?
navelstreng moederkoek vruchtvlies
Afb. 57
ader moeder
slagader moeder
In de moederkoek liggen de haarvaten van moeder en embryo dicht bij elkaar. Daardoor kunnen ze stoffen uitwisselen. Omcirkel welke stoffen uitgewisseld worden. Uit de haarvaten van de moeder gaan voedingsstoffen / afvalstoffen / zuurstofgas / koolstofdioxide / afweerstoffen / ziekteverwekkers / schadelijke stoffen naar het bloed in de haarvaten van het embryo of de foetus. Die stoffen worden naar het embryo of de foetus gevoerd via een ader in de navelstreng. De afvalstoffen van het embryo of de foetus worden naar de bloedvaten in de moederkoek gebracht via twee slagaders in de navelstreng. In de moederkoek geven de haarvaten van het embryo of de foetus de stoffen door aan de haarvaten van de moeder. Via de uitscheidingsorganen van de moeder verlaten die afvalstoffen haar lichaam.
52
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Hoe verandert het lichaam van de vrouw tijdens de zwangerschap? Bekijk opnieuw afbeelding 56. Je merkt twee duidelijke lichamelijke veranderingen bij de vrouw. Welke functie hebben die veranderingen? -
Wanneer is een foetus klaar om geboren te worden? Vul aan.
IN
Tijdens de laatste maand komt een foetus gemiddeld 20 tot 30 g per dag bij. Dat is 200 g per week. Na hoeveel weken is de foetus volgroeid?
VA N
Hij weegt gemiddeld 3 kg en meet ongeveer 50 cm. Wordt een baby geboren tussen de 37e en de 42e week, dan spreek je van een normale geboorte. Een baby die voor de 37e week geboren wordt, is een prematuur. Een baby is overdragen wanneer hij na de 42e week geboren wordt.
Hoe verloopt de geboorte?
©
De foetus raakt tijdens het draaien door de beperkte ruimte, met het hoofd klem in het bekken. Dat is de indaling. Het lichaam geeft signalen dat de bevalling niet lang meer zal uitblijven: - De slijmprop die de baarmoederhals afsluit wordt vloeibaarder. - Er is soms wat bloedverlies. - De moeder heeft weeën: korte periodes van pijn doordat de spieren van de baarmoederwand met regelmatige tussenpozen krampachtig samentrekken (contracties). - De moeder verliest vruchtwater doordat de vruchtvliezen scheuren. - De arts stelt vast dat de baarmoederhals verweekt, de spierspanning is verminderd. Niet elke geboorte wordt voorafgegaan door al die signalen. Een kind ter wereld brengen is hard werken. Men zegt; ‘de vrouw gaat in arbeid’. Iedere bevalling is ook anders. Een standaardbevalling is een bevalling waarbij geen keizersnede (operatieve geboorte) wordt toegepast. Zo’n bevalling wordt opgedeeld in drie fasen.
53
a a
e
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
e
LES 12-13
Bekijk de afbeeldingen. a
a b
f
a g
d
f
e
a
f
e
f
c
g
f a
db
b
c
b
e
ce
e
b
c
e
d
g b
f
f
IN
g
c
g
d g
g
b
Afb. 58 bevalling
VA N
c
f
d
In de eerste fase maakt het lichaam zich klaar voor de bevalling. Vergelijk afbeelding a met afbeelding b. Beschrijf de verandering. d
c
g
©
Die fase duurt het langst. Ze kan twee uur duren, maar ook veel langer. Als de weeën sneller komen en langer duren, opent de baarmoederhals zich verder. Bij volledige ontsluiting heeft de baarmoederhals 10 cm opening. Het hoofdje ligt nu voor de opening. Is dat niet het geval en liggen de billen voor de opening, dan ligt de foetus in stuitligging. d
Deze eerste fase is de ontsluitingsfase. Verduidelijk die woordkeuze.
Noteer wat er op afbeelding c, d en e gebeurt.
De moeder heeft persweeën. De baarmoederspier en de buikspieren trekken samen, waardoor de baby naar buiten wordt geperst. Dat is de tweede fase, de uitdrijvingsfase. Verduidelijk die woordkeuze.
Welk deel van de foetus komt het eerst naar buiten bij de meeste bevallingen?
54
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Daarna volgen de schouders, de romp en de beentjes als vanzelf. De baby is geboren, maar is nog altijd verbonden met de moeder. Hoe zie je dat op afbeelding f?
Welke handeling zal de arts uitvoeren?
Vanaf nu ademt het kind door de longen. Enkele minuten na de geboorte start de derde en laatste fase, de nageboorte. De moeder heeft naweeën. Bekijk afbeelding g. Wat perst de moeder tijdens de naweeën uit het lichaam?
IN
Hoe verklaar je de grote verscheidenheid bij mensen? Bekijk afbeelding 59.
©
VA N
Kenmerken zoals haarkleur, oogkleur, vorm van de neus, vorm van het gezicht … zijn erfelijk. Je erft elk van die kenmerken van één van je ouders. Kinderen van éénzelfde vader en moeder lijken vaak sterk op elkaar, maar kunnen ook enorm verschillen.
Afb. 59 viergeslacht
Afb. 60
Bekijk afbeelding 60. Waarin verschillen deze personen van elkaar?
In de loop van de tijd hebben mensen zich ook aangepast aan hun leefomgeving. Daarbij spelen zowel het verschil in klimaat als voeding, chemische samenstelling van de leefomgeving en nog heel wat andere factoren een rol. Daardoor ontstonden meerdere rassen met verschillen in huidskleur, haarkleur, lichaamsformaat ... Of je nu een Afrikaan, Europeaan, Aziaat of Amerikaan bent, je behoort tot dezelfde soort. Omdat mensen tot dezelfde soort behoren, kunnen ze zich onderling voortplanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen. Niet alle mensen zijn gelijk, maar ze zijn wel gelijkwaardig. Uiterlijke kenmerken mogen geen aanleiding geven tot discriminatie. 55
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
Wat heb je geleerd? Vul aan. Tijdens de geslachtsgemeenschap of
worden zaadcellen in de
vagina van de vrouw gebracht. Dat proces heet
of is het samensmelten van een zaadcelkern en een eicelkern.
De zwangerschap begint. De bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Het klompje cellen wordt via de
naar de
gevoerd.
Het nestelt zicht in het Vanaf de derde week na de bevruchting ontstaan er cellen die verschillen in bouw en functie. Die cellen groeperen zich. Er ontstaan
IN
en
Het klompje cellen is een embryo.
Het embryo krijgt een menselijke vorm.
VA N
Als alle organen gevormd zijn, spreek je van een Het
beschermt het embryo of de foetus tegen schokken en
stoten, uitdroging en temperatuurschommelingen. In de moederkoek worden er stoffen uitgewisseld tussen de haarvaten van de moeder en die van de foetus. Na
©
weken wordt de foetus geboren.
De geboorte bestaat uit drie fasen: 1. de
: de baarmoederhals wordt wijder,
de moeder heeft weeën; 2. de
: de moeder heeft persweeën,
de baby wordt geboren en de navelstreng wordt doorgeknipt; 3. de
: de moeder heeft naweeën,
de moederkoek en de rest van de navelstreng worden naar buiten geperst.
56
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Vul het schema “geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte” aan. VERLOOP
PLAATS
de geslachtsgemeenschap of VAGINA
de zaadcellen worden in de vagina gebracht of
EILEIDER
samensmelten van de zaadcelkern en de eicelkern
VA N
afdaling klompje cellen
IN
de zwangerschap begint
verdere celdeling weefsels en organen worden gevormd
menselijke vorm alle organen aanwezig
BAARMOEDER
©
in het baarmoederslijmvlies
- wordt beschermd tegen schokken, stoten, uitdroging en temperatuurschommelingen door het vruchtwater - wisselt stoffen uit met de moeder via de moederkoek
na
weken: geboorte
fase 1: fase 2: fase 3: baby met erfelijke kenmerken van de ouders
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 57
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
LES 12-13
Test jezelf! 1 Noteer het verloop van de eisprong tot de innesteling door de nummers te benoemen. 7
6
5 2 1
4
8
IN
3
2 3 4 5 6 7 8
©
1
VA N
Afb. 61 eisprong tot innesteling
2 Wat is de bevruchting?
Waar gebeurt de bevruchting?
3 Plaats in de juiste volgorde: baby – zaadlozing – embryo – innesteling – geboorte – bevruchting – foetus – geslachtsgemeenschap.
58
5
LES 12-13
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
4 Bekijk de afbeelding.
Afb. 62
Is dat een voorbeeld van een foetus of een embryo?
IN
Hoe zie je dat?
1
VA N
5 Noteer het juiste nummer in de tabel.
©
3
6
10
8
4 9
2 5 7
Afb. 63
Nummer
Nummer
baarmoederspier
vruchtwater
baarmoederholte
moederkoek
baarmoederslijmvlies
navelstreng
foetus
zuurstofarm bloed
vruchtvliezen
zuurstofrijk bloed
59
Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte a
d
6 Benoem de drie fasen van de geboorte. a d a b
a
d
b
e
b
c
c
f
LES 12-13
e
Afb. 64 fasen van de geboorte
Noteer bij de juiste fase: navelstreng doorknippen – weeën – resten van de c f moederkoek verwijderen – naweeën – persweeën – ontsluiting baarmoederhals. b
e
IN
Wat kun je? m beschrijven wat er gebeurt tijdens de geslachtsgemeenschap m een synoniem voor geslachtsgemeenschap geven m een synoniem voor zaadlozing geven m het begrip bevruchting omschrijven m verwoorden waar de bevruchting gebeurt m verwoorden wat er na de bevruchting gebeurt m de vruchtbare periode van een vrouw bepalen m verwoorden wat er na de innesteling gebeurt m uitleggen waarom de innesteling noodzakelijk is m op een afbeelding de verschillende stappen van bevruchting tot innesteling benoemen m verwoorden wat het verschil is tussen een embryo en een foetus m verwoorden hoe je op een afbeelding het verschil tussen een embryo en een foetus kunt waarnemen m verwoorden hoe het embryo en later de foetus beschermd wordt m de functie van de vruchtzak omschrijven m uitleggen hoe het embryo en later de foetus gevoed wordt m de functie van de moederkoek omschrijven m de functie van de navelstreng omschrijven m op een afbeelding de begrippen vruchtvliezen, vruchtwater, moederkoek en navelstreng herkennen en benoemen m met voorbeelden aantonen dat het vrouwenlichaam verandert tijdens de zwangerschap m verwoorden wanneer een foetus klaar is om geboren te worden m met voorbeelden aantonen dat het lichaam signalen geeft voor een naderende geboorte m het begrip indaling omschrijven m het begrip standaardgeboorte omschrijven m de drie fasen van de geboorte opsommen m voor elke fase van de geboorte omschrijven wat er precies gebeurt m op een afbeelding de verschillende fasen van de geboorte herkennen en benoemen f
©
VA N
c
Voorbereiding les 14-15 Je brengt mee: - kleurpotloden of -stiften: rood, blauw, groen en paars 60
Voortplanting bij de mens
Evalueer jezelf VOORTPLANTING BIJ DE MENS Les 7 – Een meisje of een jongen?
Pagina … tot …
Wat kun je? het begrip geslachtskenmerken omschrijven
2
het begrip primaire geslachtskenmerken omschrijven
3
een voorbeeld geven van een primair geslachtskenmerk bij een jongen
4
een voorbeeld geven van een primair geslachtskenmerk bij een meisje
5
de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel herkennen en benoemen op een afbeelding
6
de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel lokaliseren op een afbeelding
7
de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel herkennen en benoemen op een afbeelding
8
de organen van het vrouwelijk voortplantingsstelsel lokaliseren op een afbeelding
IN
1
Wat kun je?
Pagina … tot …
VA N
Les 8 – Puberteit
het begrip puberteit omschrijven
2
de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit omschrijven
3
de geslachtshormonen opnoemen
4
de organen die de geslachtshormonen produceren opnoemen
5
het begrip secundair geslachtskenmerk omschrijven
6
de secundaire geslachtskenmerken bij een jongen opsommen
7
de secundaire geslachtskenmerken bij een meisje opsommen
©
1
Les 9 – Het mannelijk voortplantingsstelsel
Pagina … tot …
Wat kun je? 1
de mannelijke voortplantingscel noemen
2
op een afbeelding de delen van de zaadcel benoemen
3
de functie van de delen van de zaadcel verwoorden
4
het mannelijk geslachtshormoon dat de voortplantingsorganen in werking zet noemen
5
het orgaan dat het mannelijk geslachtshormoon produceert noemen
6
de weg die de zaadcel aflegt van teelbal tot zaadlozing beschrijven
7
de functie van de mannelijke voortplantingsorganen verwoorden
8
de dubbele functie van de prostaatklier uitleggen
9
de begrippen erectie, spontane erectie, orgasme, ejaculatie, masturbatie, natte droom en besnijdenis uitleggen
61
Voortplanting bij de mens
Evalueer jezelf Les 10 – Het vrouwelijk voortplantingsstelsel
Pagina … tot …
Wat kun je? de vrouwelijke voortplantingscel benoemen
2
de vrouwelijke geslachtshormonen die de voortplantingsorganen in werking zetten noemen
3
het orgaan waar de vrouwelijke geslachtshormonen geproduceerd worden noemen
4
de weg beschrijven die de eicel aflegt van eierstok tot baarmoeder
5
de functie van de vrouwelijke voortplantingsorganen verwoorden
6
uitleggen wat het maagdenvlies is
7
de functie van het maagdenvlies verwoorden
8
de begrippen menstruatie en ovulatie of eisprong uitleggen
Les 11 – Menstruatie Wat kun je?
62
IN
1
Pagina … tot …
het begrip eisprong omschrijven
2
verwoorden waar de eisprong plaatsvindt
3
het begrip menstruatie omschrijven
4
het verloop van de menstruatiecyclus beschrijven aan de hand van een afbeelding van de baarmoederwand
5
de vier fasen van de menstruatiecyclus noemen
6
de menstruatiecyclus schematisch voorstellen
7
drie ongemakken opsommen die kunnen optreden tijdens de menstruatie
8
een gezonde oplossing geven om de ongemakken tijdens de menstruatie te verlichten
9
voorbeelden geven van hoe de vrouw zich tijdens de menstruatie verzorgt
10
vier oorzaken opsommen voor het uitblijven van de menstruatie
©
VA N
1
Voortplanting bij de mens
Evalueer jezelf Les 12-13 – Geslachtsgemeenschap, bevruchting, zwangerschap en geboorte
Pagina … tot …
Wat kun je? beschrijven wat er gebeurt tijdens de geslachtsgemeenschap
2
een synoniem voor geslachtsgemeenschap geven
3
een synoniem voor zaadlozing geven
4
het begrip bevruchting omschrijven
5
verwoorden waar de bevruchting gebeurt
6
verwoorden wat er na de bevruchting gebeurt
7
de vruchtbare periode van een vrouw bepalen
8
verwoorden wat er na de innesteling gebeurt
9
uitleggen waarom de innesteling noodzakelijk is
10
op een afbeelding de verschillende stappen van bevruchting tot innesteling benoemen
11
verwoorden wat het verschil is tussen een embryo en een foetus
12
verwoorden hoe je op een afbeelding het verschil tussen een embryo en een foetus kunt waarnemen
13
verwoorden hoe het embryo en later de foetus beschermd wordt
14
de functie van de vruchtzak omschrijven
15
uitleggen hoe het embryo en later de foetus gevoed wordt
16
de functie van de moederkoek omschrijven
17
de functie van de navelstreng omschrijven
18
op een afbeelding de begrippen vruchtvliezen, vruchtwater, moederkoek en navelstreng herkennen en benoemen
19
met voorbeelden aantonen dat het vrouwenlichaam verandert tijdens de zwangerschap
20
verwoorden wanneer een foetus klaar is om geboren te worden
21
met voorbeelden aantonen dat het lichaam signalen geeft voor een naderende geboorte
22
het begrip indaling omschrijven
23
het begrip standaardgeboorte omschrijven
24
de drie fasen van de geboorte opsommen
25
voor elke fase van de geboorte omschrijven wat er precies gebeurt
26
op een afbeelding de verschillende fasen van de geboorte herkennen en benoemen
©
VA N
IN
1
63
Begrippenlijst peervormig hol gespierd orgaan waarin een bevruchte eicel ontwikkelt tot een jong organisme
baarmoederhals
onderste deel van de baarmoeder dat kringspieren bevat die de baarmoeder afsluiten
baarmoederslijmvlies
slijmvlies dat de binnenwand van de baarmoeder bedekt
balzak
zakvormige huidplooi waarin de teelballen hangen
besnijdenis
het operatief wegnemen van de voorhuid of een deel van de voorhuid
bevruchting
versmelten van de zaadcelkern met de eicelkern
bijbal
orgaan bij de teelbal waarin de zaadcellen verder rijpen en opgeslagen worden
biseksueel
aangetrokken tot beide geslachten
chromosoom
draadvormige structuur, opgebouwd uit DNA, die in de kern van elke cel ligt
coïtus
klein knobbelvormig orgaan tussen de schaamlippen dat gevoelig is voor aanraking geslachtsgemeenschap
bouwsteen van een chromosoom die informatie voor de erfelijke kenmerken bevat
DNA eicel
64
VA N
clitoris
IN
baarmoeder
©
vrouwelijke voortplantingscel
eierstok
vrouwelijk voortplantingsorgaan waarin eicellen rijpen
eikel
top van de penis
eileider
smal buisvormig kanaal dat de eierstok verbindt met de baarmoeder
eisprong
vrijkomen van de rijpe eicel uit de follikel in de eierstok
eitrechter
breed uiteinde van de eileider aan de eierstok dat de vrijgekomen eicel opvangt
ejaculatie
zaadlozing
embryo
eerste ontwikkelingsstadium van een bevruchte eicel tot de tiende week na de bevruchting
erectie
groot en stijf worden van de penis waardoor hij zich opricht
foetus
tweede ontwikkelingsstadium van een bevruchte eicel, vanaf de tiende week na de bevruchting tot de geboorte, waarin een menselijke vorm duidelijk herkenbaar is
Begrippenlijst met vocht gevuld blaasje in de eierstok waarin de eicel rijpt
geboorte
het uitdrijven van de foetus
gen
deeltje van DNA, bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap of kenmerk
geslachtsgemeenschap
het binnendringen van de penis in de vagina
geslachtshormoon
hormoon gevormd door een geslachtsorgaan
geslachtskenmerk
kenmerk waaraan je het geslacht herkent
geslachtsorgaan
orgaan met de geslachtelijke voortplanting als functie
groeispurt
heel snelle lichamelijke groei
heteroseksueel
aangetrokken tot het andere geslacht
homoseksueel
aangetrokken tot hetzelfde geslacht
hormoon
stof die gevormd wordt door klieren en direct in het bloed wordt afgegeven. Hormonen regelen de werking van organen.
inlegkruisje innesteling
VA N
indaling
IN
follikel
de foetus daalt in het onderste deel van het bekken in heel dun maandverband
het vasthechten van de bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies operatieve geboorte waarbij een snede wordt gemaakt in de onderbuik van de moeder
klieren van Cowper
klieren die voorvocht produceren
maagdenvlies
slijmvliesplooi in het onderste deel van de vagina die de vagina gedeeltelijk afsluit
maandverband
verband voor het opvangen van menstruatiebloed
masturbatie
zelfbevrediging
menopauze
levensperiode waarin de vrouw stopt met menstrueren doordat de hormoonproductie vermindert, waardoor de eicelrijping stopt
menstruatie
maandstonden. Maandelijkse bloeding waarbij overtollig baarmoederslijmvlies langs de vagina wordt verwijderd uit de baarmoeder.
menstruatiecyclus
periode die zich regelmatig (maandelijks) herhaalt waarin veranderingen plaatsvinden in het lichaam van de vrouw onder invloed van de geslachtshormonen. De cycli vinden plaats vanaf de puberteit tot aan de menopauze.
©
keizersnede
65
Begrippenlijst orgaan in de baarmoeder van een zwangere vrouw dat zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen, zuurstofgas, afweerstoffen en afvalstoffen tussen moeder en foetus
nageboorte
derde fase van de bevalling waarbij de moederkoek, de rest van de navelstreng en de vruchtvliezen naar buiten gedreven worden
natte droom
onbewuste nachtelijke erectie met zaadlozing
navelstreng
orgaan dat het embryo of de foetus met de moederkoek verbindt
naweeën
wee tijdens en na de nageboorte
oestrogeen
vrouwelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de eierstok
ontsluitingsfase
eerste fase van de bevalling waarbij de baarmoederhals wijder en weker wordt
orgasme
hoogtepunt van seksuele opwinding
ovulatie
eisprong
VA N
penis
IN
moederkoek
mannelijk voortplantingsorgaan
perswee primair geslachtskenmerk
hevige wee tijdens de uitdrijvingsfase geslachtskenmerk dat al bij de geboorte aanwezig is vrouwelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de eierstok
prostaatklier
klier die een vloeistof vormt waarin zaadcellen vlot kunnen bewegen
puberteit
overgangsperiode tussen kindertijd en volwassenheid
ras
groep organismen met gelijkende kenmerken, maar toch duidelijk verschillend van andere groepen organismen van dezelfde soort
schaamlip
uitwendige huidplooi die de vagina-opening beschermt
secundair geslachtskenmerk
uitwendig kenmerk bij jongens en meisjes dat pas duidelijk wordt vanaf de puberteit
sperma
mengsel van zaadcellen, vocht van de zaadblaasjes en van de prostaatklier
spontane erectie
erectie die optreedt zonder enige seksuele aanleiding
standaardbevalling
natuurlijke bevalling waarbij geen keizersnede wordt toegepast
©
progesteron
66
Begrippenlijst staafje van aangedrukte watten dat in de vagina wordt aangebracht voor het opvangen van menstruatiebloed
teelbal
mannelijk voortplantingsorgaan waarin de zaadcellen gevormd worden
testosteron
mannelijk geslachtshormoon dat geproduceerd wordt in de teelbal
uitdrijvingsfase
tweede fase van de bevalling waarbij de foetus uit de baarmoeder wordt gedreven
urinebuis
buisvormig orgaan dat de urineblaas verbindt met de buitenkant van het lichaam
vagina
buisvormig orgaan dat de baarmoeder verbindt met de buitenkant van het lichaam
voorhuid
losliggende huidlaag rond de eikel
voortplanting
voortbrengen van nakomelingen
voortplantingsorgaan
orgaan met de geslachtelijke voortplanting als functie
voorvocht
vocht dat geproduceerd wordt door de klieren van Cowper met als functie de afvalstoffen in de urinebuis te neutraliseren
vruchtwater
VA N
vruchtvlies
IN
tampon
vlies dat de vruchtzak vormt en het embryo of de foetus, en vruchtwater bevat vocht in de vruchtzak waarin het embryo of de foetus zich bevindt zakvormig orgaan dat bestaat uit de vruchtvliezen
wee
pijnlijke samentrekking van de spieren in de baarmoederwand
©
vruchtzak
zaadblaasje
kliertje dat energierijke vloeistof produceert en afgeeft aan de zaadcellen
zaadcel
mannelijke voortplantingscel
zaadleider
dun kanaal dat de zaadcellen naar de urinebuis leidt
zaadlozing
vrijkomen van het sperma uit de penis
zwangerschap
periode van 38 weken volgend op de bevruchting waarin de bevruchte eicel zich ontwikkelt tot een volgroeide foetus
zwellichaam
weefsel in de penis dat zich kan vullen met bloed en ervoor zorgt dat de penis in erectie komt
67
©
VA N
IN
Notities
68
©
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9700-8 594892
vanin.be
© VA N IN
NW
vOOr jOu
Ontdek editie
C D E
©
VA N
IN
Wetenschap in de samenleving
2
NW
vOOr jOu
Ontdek editie
Katern E
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel
©
VA N
IN
Hilde Van Wynsberghe
Wetenschap in de samenleving
©
VA N
IN
In dit katern maak je kennis met enkele toepassingen uit de wereld van de techniek. Je bestudeert technische toepassingen waarbij energieomzettingen plaatsvinden. Uit experimentele waarnemingen leid je af dat thermische energie op verschillende manieren wordt doorgegeven. Verschijnselen uit het dagelijks leven breng je in verband met straling. Je ontdekt dat verschillende soorten krachten werkzaam zijn in het dagelijks leven.
Inhoud Thema 4 Energie: transport, belangen en effecten Les 14-15: Energieomzettingen
6
Les 16: Transport van thermische energie
15
Les 17: Straling
25
Thema 5 Krachten
Les 19: Soorten krachten Begrippenlijst
VA N
Les 18: Krachten
38
©
Verdiepings- en uitbreidingsmateriaal vind je op www.diddit.be
4
IN
5
39 51 60
©
VA N
IN
4
Energie: transport, belangen en effecten
In dit thema leer je verschillende energievormen herkennen in een systeem. Je brengt de verbranding van fossiele brandstoffen in verband met energieomzettingen. Je maakt kennis met de transportmogelijkheden van thermische energie aan de hand van voorbeelden uit het dagelijks leven. Je gaat de effecten van verschillende stralingen in het dagelijks leven na.
5
14-15
Energieomzettingen
Energieomzettingen
Welke energievormen zijn er? Noteer het nummer van de energievorm bij de meest passende omschrijving. Omschrijving
1
Elektrische energie
Deze energievorm zit opgeslagen in je lichaam, in voedsel en in brandstoffen afkomstig van afgestorven organismen. Die brandstoffen zijn fossiele brandstoffen.
2
Chemische energie
Dit is de energie die bewegende voorwerpen bezitten.
3
Kinetische energie (= bewegingsenergie)
Dit is de energie die wordt overgedragen van één lichaam naar een ander ten gevolge van een temperatuurverschil.
4
Thermische energie (= warmte-energie)
Deze energie wordt geleverd door een batterij, een dynamo.
5
Stralingsenergie
Dit is de energie die een voorwerp bezit wanneer het zich op een hoogte bevindt.
6
Potentiële energie
VA N
IN
Energievorm
Dit is de energie die voortkomt van straling van de zon, de sterren, kachels, magnetrons, een gsm …
Welke energieomzettingen leerde je kennen in het eerste jaar?
©
In het eerste jaar maakte je kennis met verschillende energievormen. Met behulp van experimenten toonde je aan dat energie omgezet kan worden van de ene vorm in een andere vorm. Bekijk de afbeeldingen. Noteer naast elke afbeelding de energieomzetting die plaatsvindt. Experiment
Afb. 1 draaiende spiraal boven kaarsvlam
6
Waarneming
LES 14-15
Energieomzettingen
+ Afb. 2 verbranden van suiker wieltje
magneet spoel: wikkeling van koperdraad
chemische energie
©
Afb. 4 kind dat tennist
VA N
IN
Afb. 3 aangeschakelde dynamo bij rijdende fiets
+ Afb. 5 rijdende benzinewagen
+ Afb. 6 energiereep eten vóór sportprestatie
7
Energieomzettingen
LES 14-15
Lees de lijst van de benodigdheden en de werkwijze. Noteer bovenaan de bladzijde een onderzoeksvraag die past bij het onderstaande experiment.
Experiment
VA N
Afb. 7a proefopstelling met citroen
Werkwijze
2 8
Afb. 7b proefopstelling met batterij
Draai het lampje in de lamphouder.
2
Bevestig aan één uiteinde van elk snoer een krokodillenklem.
3
Bevestig het andere uiteinde van elk snoer in de lamphouder.
4
Aan de ene krokodillenklem bevestig je het koperplaatje, aan de andere krokodillenklem het zinkplaatje.
5
Snijd de citroen voorzichtig in tweeën.
6
Duw het zink- en het koperplaatje in dezelfde halve citroen, zoals op afbeelding 7a.
7
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 1.
8
Haal het zink- en het koperplaatje uit de citroen.
9
Haal de plaatjes uit de krokodillenklemmen.
10
Droog de plaatsjes af met het doek.
11
Houd de krokodillenklemmen tegen de batterij, zoals op afbeelding 7b.
12
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 2.
©
1
WAARNEMING 1
IN
Benodigdheden - citroen - mes - doek - zinkplaatje - koperplaatje - batterij van 1,5 V - twee snoeren - twee krokodillenklemmen - lamphouder - lampje van 1,5 V
LES 14-15
Energieomzettingen
Verklaring Het citroensap kun je vergelijken met de inhoud van de batterij. Het zink- en het koperplaatje vervangen de positieve en de negatieve pool van de batterij. Door het contact van de twee metalen met de zure omgeving ontstaat er een chemische reactie. De chemische energie wordt omgezet in elektrische energie. De elektrische energie doet het lampje branden. Er ontstaat stralingsenergie (= licht en warmte). Besluit In een batterij vindt de volgende energieomzetting plaats:
Welke energieomzetting vindt er plaats in een zonnecel? De zon is de belangrijkste bron van energie op onze planeet. Die energie, zonne-energie, bereikt de aarde in de vorm van lichtenergie en thermische energie.
IN
Welke groep van levende wezens is de grootste verbruiker van zonne-energie? Hoe heet het proces waarbij levende wezens zonlicht gebruiken als energiebron om voedingsstoffen op te bouwen?
©
VA N
Ook mensen maken steeds meer gebruik van zonne-energie die wordt opgewekt door de zonnestraling.
Afb. 8 zonnepaneel
1
2
3
OMVORMER
METER
Afb. 9 zonnecel
METER
4
Afb. 10 werking van een zonnepaneel
In een zonnepaneel zitten veel zonnecellen. De meest correcte naam voor een zonnecel is een fotovoltaïsche cel. Foto betekent licht en ‘volt’ is de eenheid voor de grootheid spanning. Bekijk afbeelding 10. Een zonnecel (nummer 1) is opgebouwd uit zogenaamde halfgeleiders die silicium bevatten. Halfgeleiders zijn materialen die zich op het vlak van geleiding tussen de isolatoren en de geleiders in bevinden. Als zonlicht valt op de 2 soorten, nauw met elkaar in contact staande, halfgeleiders in de zonnecel ontstaat er elektrische stroom. Die elektrische stroom moet echter eerst nog omgevormd worden om bruikbaar te zijn. Dat zie je bij nummer 2. Door een aantal van die zonnecellen met elkaar te verbinden, kan er een bruikbare hoeveelheid elek– triciteit worden opgewekt. Zo’n verzameling van zonnecellen wordt ondergebracht in een zonnepaneel. Nummer 3 stelt een meter voor die weergeeft hoeveel stroom de zonnepanelen produceren. Nummer 4 toont een meter die je in elke woning terugvindt. Dat is de kilowattuurmeter die een hoeveelheid elektrische energie kan meten. Als je met de zonnepanelen meer energie produceert dan je verbruikt, loopt de meter terug. In dat geval lever je energie aan het elektriciteitsnet. Noteer de energieomzetting die plaatsvindt in een zonnecel. 9
Energieomzettingen
LES 14-15
Welke energieomzettingen vinden er plaats in een windturbine? Windenergie is de snelst groeiende alternatieve energiebron. Jij kent ongetwijfeld ook plaatsen waar zich windturbines bevinden. Windenergie is weinig belastend voor het milieu, vandaar de naam groene energie. Zodra de windturbine in gebruik is, worden er geen schadelijke of vervuilende stoffen meer vrijgegeven. Hoeveel elektriciteit een windturbine oplevert, hangt onder andere af van de hoogte van de windturbine, de grootte van de wieken, de windsnelheid en de plaats waar de turbine staat. Een grote windturbine levert stroom voor zo’n 1 000 gezinnen.
IN
Een windturbine is altijd naar de wind gericht. De wind zorgt voor de draaiende beweging van de wieken. De werking van een windturbine is te vergelijken met de werking van een fietsdynamo. De as waarop de wieken van de windturbine zijn bevestigd, zijn verbonden met een (elektro)magneet. Die wekt in een spoel (= klos) elektriciteit op. Die elektriciteit wordt op het elektriciteitsnet gezet. Afb. 11 windturbine
Vul de energieomzettingen aan die in een windturbine plaatsvinden. 1
kinetische energie
VA N
2
Welke energieomzettingen vinden er plaats in een thermische centrale?
©
Een thermische centrale is een elektriciteitscentrale waarin elektriciteit opgewekt wordt met behulp van brandstof. Een klassieke thermische centrale zet 35 à 40 % van de energie in de brandstof om in elektriciteit. Bekijk de afbeelding.
3
4
5
7
1. stoomketel 2. elektrofilter 3. stoomturbine 4. alternator 5. transformator 6. condensor 7. koeltoren
1 6
2
Afb. 12 thermische centrale
In thermische centrales wordt elektriciteit opgewekt met behulp van stoom. In een grote stoomketel wordt water tot stoom verhit. Dat gebeurt door de verbranding van fossiele brandstoffen. Formuleer drie voorbeelden van fossiele brandstoffen. 10
LES 14-15
Energieomzettingen
Welk nummer op afbeelding 12 duidt de stoomketel aan? In de stoomketel gebeurt een eerste energieomzetting. Vul de energieomzetting aan. Kies uit: thermische energie – chemische energie – kinetische energie – elektrische energie. chemische energie Zoek de stoomturbine op afbeelding 12. De hete stoom wordt onder hoge druk en hoge temperatuur naar de stoomturbine gestuurd. De stoom brengt de stoomturbine aan het draaien. Hier gebeurt een tweede energieomzetting. Noteer de energieomzetting. Kies uit: thermische energie – chemische energie – kinetische energie – elektrische energie.
IN
De stoomturbine is verbonden met de alternator. Welk nummer duidt de alternator aan? De alternator werkt als een soort dynamo en produceert de elektrische stroom. In de alternator vindt de laatste energieomzetting plaats. Noteer de derde energieomzetting. Kies uit: thermische energie - chemische energie - kinetische energie - elektrische energie.
VA N
Je kunt de werking van een thermische centrale vergelijken met die van een windturbine. Noteer de gelijkenis.
©
Wat is het nadeel van een thermische centrale ten opzichte van een windturbine?
Wat is het nadeel van een windturbine ten opzichte van een thermische centrale?
11
Energieomzettingen
LES 14-15
Wat heb je geleerd? Vul aan. Bij
wordt een energievorm in een andere
energievorm omgezet. Mogelijke energieomzettingen zijn: 1. bij een batterij die een lampje doet branden:
VA N
3. bij een windturbine:
IN
2. bij een zonnepaneel:
©
4. bij een thermische centrale:
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
12
LES 14-15
Energieomzettingen
Test jezelf! 1 Geef twee voorbeelden waarbij kinetische energie wordt omgezet in elektrische energie. - - 2 Geef een voorbeeld waarbij chemische energie wordt omgezet in kinetische energie.
©
Afb. 13 schaatser
VA N
IN
3 Noteer naast elke afbeelding de energieomzetting die er plaatsvindt.
Afb. 14 zonnepaneel
+
Afb. 15 hout verbranden in een kachel of open haard
13
Energieomzettingen
LES 14-15
+ Afb. 16 een opstijgend vliegtuig
4 Verbind elk voorbeeld uit de linkerkolom met de energieomzetting die er plaatsvindt. Bij sommige voorbeelden zijn meerdere verbindingslijnen mogelijk. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur die bij het voorbeeld vermeld is.
chemische energie
elektrische energie
chemische energie
thermische energie
elektrische energie
stralingsenergie
VA N
zonnepaneel (paars)
Energieomzetting
IN
Voorbeeld windturbine (rood)
elektrische centrale (blauw)
batterij die lampje doet branden (groen)
kinetische energie
elektrische energie
thermische energie
kinetische energie
windenergie
kinetische energie
stralingsenergie
elektrische energie
©
Wat kun je?
m met behulp van een experiment een energieomzetting beschrijven m energieomzettingen afleiden uit een experiment m energieomzettingen afleiden uit voorbeelden uit het dagelijks leven m energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en werking van de batterij die een lampje doet branden m energieomzetting afleiden uit een afbeelding en de werking van een zonnepaneel m energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en de werking van een windturbine m energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en de werking van een thermische centrale m voorbeelden van energieomzettingen formuleren waarbij fossiele brandstoffen worden verbrand
14
16
Transport van thermische energie
Transport van thermische energie
Welke energievorm komt vrij bij zowel het verbranden van hout als het verbranden van benzine in een motor? Die energievorm kan op verschillende manieren overgedragen worden. Dat heet het transport van thermische energie.
Welke stof is een goede warmtegeleider? Formuleer een hypothese.
IN
Experiment
VA N
Benodigdheden - waterkoker - water - maatbeker van 250 ml - metalen koffielepel - plastic koffielepel - timer
©
Afb. 17 proefopstelling
Werkwijze 1
Vul de waterkoker voor de helft met water.
2
Breng het water in de waterkoker aan de kook.
3
Vul de maatbeker voor de helft met kokend water.
4
Plaats de twee koffielepels in het warme water.
5
Voel aan de steel van de koffielepels.
6
Omcirkel wat juist is in waarneming 1.
7
Wacht een drietal minuten. Terwijl je wacht, voer je het experiment op pagina’s 16-17 uit.
8
Voel na drie minuten aan de steel van de koffielepels.
9
Vul waarneming 2 in en omcirkel wat juist is in waarneming 3.
15
Transport van thermische energie
LES 16
WAARNEMING 1 De warmte in de koffielepels voel je wel / niet onmiddellijk. 2 3 De metalen / plastic lepelsteel voelt het warmst aan. Verklaring De warmte van het water wordt doorgegeven aan de metalen en plastic lepel. De thermische energie verplaatst zich. Dat betekent dat warmte wordt doorgegeven van deeltje tot deeltje. Dat is geleiding. Warmte verplaatst zich goed in metaal, maar niet in plastic. Besluit Metaal is een goede / slechte warmtegeleider. Plastic is een goede / slechte warmtegeleider.
IN
Geleiders zijn stoffen die de warmte (zeer) goed geleiden. Isolatoren zijn stoffen die de warmte (zeer) slecht geleiden.
VA N
Noteer onder elke afbeelding of het voorwerp een geleider of een isolator is.
Afb. 19 ovenwant
©
Afb. 18 houten lepel in een kookpot
Is lucht een geleider of een isolator? Experiment Benodigdheden - kaars - lucifers - dun metalen staafje (20 cm lang)
Afb. 21
16
Afb. 20 kookpot (bodem)
LES 16
Transport van thermische energie
Werkwijze 1
Steek de kaars aan.
2
Hou het metalen staafje met één uiteinde in de vlam.
3
Wat voel je? Noteer je waarneming bij 1.
4
Hou je hand op dezelfde afstand van de kaars als de lengte van het staafje.
5
Wat voel je? Noteer je waarneming bij 2.
WAARNEMING 1 2 Verklaring Hoe verklaar je waarneming 1?
Besluit Lucht is een geleider / isolator.
VA N
Bekijk de afbeeldingen.
IN
Welke stof zit er rond de kaarsvlam?
©
Afb. 22a jongen met dikke winterkledij
Afb. 22b thermoskan
Afb. 22c venster
Geef drie voorbeelden uit het dagelijks leven waaruit blijkt dat lucht een goede isolator is.
Opmerking: alle gassen zijn goede isolatoren.
17
Transport van thermische energie
LES 16
Hoe verplaatst thermische energie zich in de lucht? Experiment
IN
Benodigdheden - maatcilinder van 250 ml - T-vormig stuk karton - stukje kaars - verbrandingslepel - lucifers
Werkwijze
18
VA N
Afb. 23 proefopstelling zonder T-vormig stuk karton
Afb. 24 proefopstelling met T-vormig stuk karton
Duw het stukje kaars in de verbrandingslepel.
2
Steek de kaars aan.
3
Breng de verbrandingslepel met de brandende kaars in een lege maatcilinder.
4
Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 1.
5
Haal de verbrandingslepel uit de maatcilinder.
6
Plaats het T-vormige stuk karton in de maatcilinder.
7
Steek de kaars opnieuw aan.
8
Plaats de verbrandingslepel met de brandende kaars in de maatcilinder links van het T-vormige stuk karton.
9
Wat gebeurt er met de kaars? Noteer je waarneming bij 2.
10
Hou je vingertop aan de rechterkant van het T-vormige stuk karton.
11
Wat voel je? Noteer je waarneming bij 3.
12
Hou je vingertop aan de linkerkant van het T-vormige stuk karton.
13
Wat voel je? Noteer je waarneming bij 3.
©
1
LES 16
Transport van thermische energie
WAARNEMING 1 2 3 Rechts van het T-vormige stuk karton: Links van het T-vormige stuk karton:
IN
Verklaring Zet een kruisje bij de juiste verklaringen. 1. De maatcilinder zonder het T-vormige stuk karton ® Er is stroming van lucht. ® Er is geen stroming van lucht. ® De koolstofdioxide (een gas zwaarder dan lucht) die ontstaat bij de verbranding vult langzaam de maatcilinder tot boven de kaars. ® De koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding stijgt op doordat er aanvoer is van verse lucht. ® Bij gebrek aan zuurstofgas dooft de kaars. ® Door de aanvoer van zuurstofgas blijft de kaars branden. ® De warme lucht stijgt op en wordt vervangen door koude lucht.
VA N
2. De maatcilinder met het T-vormige stuk karton ® Er is stroming van lucht. ® Er is geen stroming van lucht. ® De koolstofdioxide (een gas zwaarder dan lucht) die ontstaat bij de verbranding vult langzaam de maatcilinder tot boven de kaars. ® De koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding stijgt op doordat er aanvoer is van verse lucht. ® Bij gebrek aan zuurstofgas dooft de kaars. ® Door de aanvoer van zuurstofgas blijft de kaars branden. ® De warme lucht stijgt op en wordt vervangen door koude lucht.
©
Besluit In de lucht verplaatst thermische energie zich door stroming of luchtverplaatsing. Een ander woord voor warmtestroming is convectie.
19
Transport van thermische energie
LES 16
Lees de lijst van de benodigdheden en de werkwijze. Noteer bovenaan de bladzijde een onderzoeksvraag die past bij het onderstaande experiment.
Experiment
Afb. 25a
Afb. 25b
IN
Benodigdheden - afgesloten plastic fles met opening in de zijkant - 2 blokjes - water - theelichtje - lucifers - 1 M&M Werkwijze
Hou de plastic fles horizontaal met de opening naar boven gericht.
2
Vul de plastic fles met water.
3
Plaats de fles op de twee blokjes.
4
Laat het water in de fles tot rust komen.
5
Laat 1 M&M door de opening in het water vallen.
6
Steek het theelichtje aan.
7
Schuif het brandende theelichtje tussen de twee blokken onder de fles, net onder de M&M.
8
Wat gebeurt er in de fles? Noteer je waarneming bij 1.
9
Wacht drie minuten.
10
Wat zie je in de fles? Noteer je waarneming bij 2.
©
VA N
1
WAARNEMING 1 2 Verklaring Water zet uit als het warmer wordt. Daardoor neemt het volume toe. De massa van eenzelfde volume warm water is kleiner dan de massa van een even groot volume koud water. Daardoor stijgt het warme water ten opzichte van het koude water. Dat is convectie. Besluit Thermische energie verplaatst zich in het water door
20
LES 16
Transport van thermische energie
Hoe kan de thermische energie van een gloeilamp zich verspreiden? Experiment Benodigdheden - statief - dubbele noot - klem - gloeilamp (25 W) voorzien van stekker en snoer - thermometer
Werkwijze
IN
Afb. 26 proefopstelling
Zet het statief klaar op een tafel.
2
Bevestig de dubbele noot aan het statief.
3
Schuif de klem in de andere opening van de dubbele noot en draai goed vast.
4
Hang de thermometer bovenaan vast tussen de klem.
5
Plaats de gloeilamp naast de onderkant van de thermometer. Hou 1 cm afstand.
6
Lees de temperatuur af. Noteer je waarneming in de eerste kolom van de tabel.
7
Steek de stekker in het stopcontact.
8
Steek de gloeilamp aan.
9
Wacht drie minuten. Terwijl je wacht, probeer je de vragen op pagina’s 23-24 te beantwoorden.
10
Na drie minuten lees je de temperatuur af.
11
Noteer je waarneming in de tweede kolom van de tabel.
12
Schakel de gloeilamp uit.
13
Vergelijk de resultaten in de tabel.
14
Wat stel je vast? Noteer je waarneming bij 1.
15
Voel na twee minuten voorzichtig aan de gloeilamp.
16
Wat voel je? Noteer je waarneming bij 2.
VA N
1
©
WAARNEMING temperatuur bij het begin van het experiment
temperatuur op het einde van het experiment
°C
°C
1 2 21
Transport van thermische energie
LES 16
Verklaring Vermits warme lucht zich opwaarts verplaatst, is er geen luchtverplaatsing naar de thermometer. Er is geen sprake van Vermits lucht een isolator is, kan de warmte zich niet van de lamp naar de thermometer verplaatsen door Besluit De gloeilamp straalt thermische energie uit en die warmtestraling bereikt de thermometer. De warmte van een gloeilamp verspreidt zich door straling. Geef een voorbeeld van straling uit het dagelijks leven waaruit blijkt dat je (dagelijks) met straling te maken hebt.
Welke vormen van warmtetransport komen voor bij een radiator?
IN
Vul aan. Het transport van thermische energie kan gebeuren door: 1 3
VA N
2
Die drie vormen van warmtetransport komen voor bij de radiator. Bekijk de radiator in de klas of bekijk afbeelding 27.
©
Bij een radiator vinden er verschillende vormen van warmteoverdracht plaats. Het warme water dat door de radiator stroomt, geeft zijn warmte af aan het metaal aan de binnenkant van de radiator. Daardoor warmt ook de buitenkant van de radiator op. De radiator geeft zijn warmte door aan de omgeving en warmt zo de lucht in de leefruimte op. Bovendien wordt er achter een radiator soms een reflecterende folie aangebracht, die de straling weerkaatst en zo warmteverlies langs de muur voorkomt.
Afb. 27 radiator van een centrale verwarming
De lucht tussen de radiator en de folie (of muur) warmt op en stijgt. Daardoor wordt er aan de onderkant koudere lucht aangevoerd. Dat is ook de reden waarom radiatoren aan de muur worden gehangen en niet op de grond rusten. Op die manier wordt er onderaan voortdurend koudere lucht aangevoerd en langs boven warmere lucht afgevoerd. Omcirkel telkens om welke vorm van warmteoverdracht het gaat. De warmteoverdracht van warm water naar het metaal van de radiator: geleiding / convectie / straling. De radiator die zijn warmte afgeeft aan de lucht in de omgeving: geleiding / convectie / straling. De luchtstroom van onderen naar boven achter de radiator: geleiding / convectie / straling.
22
LES 16
Transport van thermische energie
Wat heb je geleerd? Vul aan. Transport van thermische energie kan door: zijn stoffen die de warmte (zeer) goed geleiden, bv. metalen. zijn stoffen die de warmte (zeer) slecht geleiden, bv. lucht, hout.
IN
Vul het schema “transport van thermische energie” aan.
via
VA N
TRANSPORT VAN Thermische energie
via
goed geleidend:
©
via
slecht geleidend:
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
Test jezelf! 1 Geef telkens één woord voor de omschrijving. a) Stoffen die de warmte zeer slecht geleiden: b) Warmte die door de lucht getransporteerd wordt door stroming: c) Stoffen die de warmte zeer goed doorgeven:
23
Transport van thermische energie
LES 16
2 Is het voorwerp een geleider of een isolator? Zet een kruisje in de juiste kolom. Voorwerp plastic knop aan de kraan van een radiator onderkant van een pan plastic roerstaafje voor de koffie thermoskan dubbel glas handvat van een strijkijzer
Geleider Isolator
©
VA N
4 Bekijk de cartoon. Kruis de juiste tekstballon aan.
IN
3 Lars merkt dat het metalen deel van het stuur van zijn fiets ’s ochtends vroeg kouder aanvoelt dan de handvatten. Toch hebben alle onderdelen van de fiets dezelfde temperatuur. Hoe kan dat?
Afb. 28 geleiding en isolatie aan een woning
Wat kun je?
m uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door geleiding m uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door convectie m uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door straling m de drie manieren van warmtetransport opsommen m het begrip geleider verklaren m het begrip isolator verklaren m voorbeelden van geleiders opsommen m voorbeelden van isolatoren opsommen
Voorbereiding les 17
24
Je brengt mee: - kleurpotloden: geel, oranje, rood, paars, blauw, bruin en zwart - markeerstiften: groen en geel
17
Straling
Straling
Welke soorten straling zijn er? Wat voel je als je je handen boven een werkende radiator houdt? Welke vorm van warmtetransport stel je hier vast? Wat geeft de zon behalve warmte nog vrij door straling? Er zijn verschillende vormen van straling.
IN
Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 30 kernexplosie
Afb. 31 broedlamp boven kuikens
Afb. 32 zonsondergang
Afb. 33 radio
Afb. 34 röntgenfoto
Afb. 35 regenboog
Afb. 36 gsm
Afb. 37 microgolfoven
VA N
Afb. 29 zonnebank in werking
©
25
LES 17
Straling
radio
102
microgolven
1
10-2
infrarood zichtbaar licht
10-4
UV
röntgen
gamma
10-8
10-10
10-12
Afb. 38
IN
Verbind de soort straling in de linkerkolom met een of meerdere voorbeelden in de rechterkolom. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur die bij de soort straling vermeld is.
radiogolven (geel) zichtbaar licht (oranje)
• • • •
©
ultraviolette straling of uv-straling (paars) warmtestraling of infraroodstraling (rood)
VA N
Soort straling
microgolven (blauw)
•
röntgenstralen (bruin)
•
gammastralen (zwart)
•
Voorbeeld
•
zonnebank
•
radio
•
broedlamp boven kuikens
•
zonsondergang
•
kernexplosie
•
röntgenfoto
•
regenboog
•
microgolfoven
•
gsm
Al die verschillende soorten straling kun je in twee grote groepen verdelen. Zichtbare straling is straling die je met je ogen kunt waarnemen. Onzichtbare straling kun je niet waarnemen met je ogen, maar je lichaam wordt er wel door beïnvloed. Zowel zichtbare als onzichtbare straling levert energie. Markeer in de eerste kolom van de oefening hierboven. - met groen de zichtbare straling; - met geel de onzichtbare straling. 26
LES 17
Straling
Waaruit bestaat zichtbaar wit licht?
Experiment Voer dit experiment uit samen met een klasgenoot. Benodigdheden - reuterlamp - wit scherm op voet - prisma
IN
lichtbron
Werkwijze
Afb. 40 proefopstelling
VA N
Afb. 39 prisma
1
Plaats het scherm op tafel.
2
Leerling 1 houdt het prisma voor het scherm.
3
Leerling 2 richt de lamp op de schuine zijde van de prisma.
4
Steek de lamp aan.
5
Controleer of de lichtstralen opgevangen worden op het witte scherm.
6
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 1.
7
Noteer de kleuren die je op het scherm waarneemt bij 2.
©
WAARNEMING 1 2 Besluit
Zichtbaar licht bestaat uit verschillende kleuren: - R - O - G - G - B - I - V
27
Straling
LES 17
Dat kleurenspectrum is de verzameling van de kleuren die je waarneemt bij de ontleding van zichtbaar licht. Bij welk natuurverschijnsel kun je het kleurenspectrum van licht waarnemen?
R O G
G
B
I
O R
E
R
L
N
V I
O A
E
O
A
D
O
D N L
E
U
I
L
J
N
W
G
E
O
T
E
Afb. 41 kleurenspectrum
Experiment
VA N
Formuleer een hypothese.
IN
Wat gebeurt er als je de verschillende kleuren van het spectrum samenvoegt?
©
Benodigdheden - cirkelvormig stuk karton met een diameter van 16 cm - stevige draad - knoop met 2 gaatjes - bijlage (op www.diddit.be) Werkwijze
Afb. 42 schijf van Newton
28
1
Neem bijlage 1 en knip de schijf uit.
2
Kleef de schijf op het witte karton. Knip daar opnieuw rond om het karton passend te maken.
3
Kleef een knoop in het midden tegen de schijf.
4
Prik de twee gaatjes van de knoop door het karton.
5
Steek de draad door de gaatjes en knoop goed vast.
6
Wind de draad zo ver mogelijk op.
7
Trek aan beide kanten aan de draad (afbeelding 42).
8
Noteer je waarneming.
LES 17
Straling
WAARNEMING
Verklaring Door de grote snelheid waarmee de gekleurde schijf draait, worden de kleuren als het ware gemengd of samengevoegd. Je ziet wit licht. Besluit Als je de kleuren van het spectrum samenvoegt, krijg je
licht.
Hoe kun je kleuren van voorwerpen waarnemen?
IN
Overdag worden de voorwerpen om je heen door de zon verlicht. Wit licht bestaat uit verschillende kleuren. Al die kleuren vallen tegelijkertijd op een voorwerp. Het voorwerp kan de lichtstralen terugkaatsen zodat ze onze ogen bereiken of het kan de lichtstralen absorberen.
VA N
Een voorwerp dat alle lichtstralen van het spectrum terugkaatst, zie je wit. Sommige voorwerpen absorberen al het licht. Er wordt dan geen licht teruggekaatst en er valt bijgevolg geen licht in het oog. Die voorwerpen zie je zwart. Het door het voorwerp opgeslorpte licht wordt omgezet in thermische energie. Verklaar hoe het komt dat je op een zonnige dag beter kiest voor witte dan voor zwarte kleding.
©
Sommige voorwerpen, zoals de snookerballen op de afbeelding, slorpen alle lichtstralen op behalve de rode. De rode lichtstralen worden weerkaatst en vallen in het oog. Je ziet het voorwerp rood. Een voorwerp zie je in de kleur van de lichtstralen die het terugkaatst.
Afb. 43 snookerballen
In het duister weerkaatsen voorwerpen weinig licht en zie je bijgevolg ook weinig kleuren.
Afb. 44 verlichte omgeving
Afb. 45 donkere omgeving
Een voorwerp slorpt de volgende kleuren op: rood, oranje, geel, blauw, indigo en violet. Welke kleur zie je? 29
Straling
LES 17
Welke onzichtbare vormen van straling zijn er rondom ons?
VA N
IN
Bekijk de cartoon.
Afb. 46 stralingsvormen in de moderne leefomgeving
Welke onzichtbare stralingen zijn er rondom ons?
©
Welk hemellichaam straalt zichtbaar wit licht uit? Naast het zichtbare witte licht straalt de zon ook ultraviolette en infrarode stralen uit. Het oog van de mens kan ultraviolette en infrarode straling niet waarnemen. Wat voel je als je in de zon staat? Dat komt door de infrarode straling (IR). Je kunt die straling niet zien, maar wel voelen. Dat toont aan dat onzichtbare straling (hier infrarode) ook energie levert. Bekijk het kleurenspectrum op pagina 26. Waar bevinden de infrarode stralen zich ten opzichte van het zichtbaar licht? Infrarood betekent letterlijk ‘voor het rood’. Wat kan er met je huid gebeuren als je te lang onbeschermd in de zon zit?
Dat komt door de ultraviolette straling van de zon. Bekijk het kleurenspectrum op pagina 26. Waar bevinden de ultraviolette stralen zicht ten opzichte van het zichtbaar licht? Ultraviolet betekent letterlijk ‘voorbij (over) het violet’. 30
LES 17
Straling
Hoe kun je onzichtbare straling zichtbaar maken? Experiment 1 Benodigdheden - digitale camera - afstandsbediening
IN
Afb. 47
Aan de voorkant van de afstandsbediening zit een lampje (led).
VA N
Werkwijze 1
Druk op een van de toetsen van de afstandsbediening.
2
Kijk naar het ledje en noteer je waarneming bij 1.
3
Zet de digitale camera aan.
4
Kijk naar het ledje van de afstandsbediening via het schermpje van de camera.
5
Druk op een van de toetsen en noteer je waarneming bij 2.
WAARNEMING 1 2
©
Verklaring Het lichtje dat je waarneemt, is infrarood licht (IR). De stralen zijn infrarode stralen. Met het blote oog zijn die stralen niet zichtbaar. De sensor in de camera vangt de infrarode stralen op en zet ze om naar een beeld. Besluit Je kunt infrarood licht zichtbaar maken als je het ledje van de afstandsbediening bekijkt via het schermpje van een digitale camera. Thermografie is een techniek waarbij een camera infraroodbeelden maakt en temperatuur metingen uitvoert om zo de thermische energie die een voorwerp uitstraalt te ‘zien’ en te meten. De hoeveelheid uitgestraald IR-licht hangt af van de temperatuur van het voorwerp. Hoe warmer het voorwerp, hoe groter de energie die per seconde door IR-straling wordt uitgestraald.
31
Straling
Afb. 48 thermografie bij een paard
Afb. 49 thermografie bij de mens
LES 17
Afb. 50 thermografie van een woning in functie van isolatie
Thermografie wordt onder andere gebruikt om blessures op te sporen. Met een infraroodcamera wordt de warmte-uitstraling van het lichaam van een paard gemeten, zoals op afbeelding 48. Bij beschadiging van het weefsel ontstaat een te hoge of een te lage temperatuur. Zo kan men vroegtijdig blessures opsporen of het genezingsproces volgen.
IN
Infraroodkijkers worden onder andere gebruikt om mensen op te sporen in het donker (het menselijk lichaam straalt warmte uit), om prooien te lokaliseren bij de jacht en om vijanden op het spoor te komen in oorlogssituaties. Dat zie je op afbeelding 49. Door middel van thermografie kun je het warmteverlies opsporen in je woning. Op afbeelding 50 zie je duidelijk dat enkel het dak goed geïsoleerd is.
©
VA N
Sommige dieren, zoals ratelslangen, kunnen ’s nachts infrarode stralen detecteren door een warmtegevoelig orgaan tussen ogen en neus. Daarmee kunnen ze in het pikdonker warmbloedige prooien vinden (afbeelding 52).
Afb. 51 ratelslang
Afb. 52 thermografie van een slang die een muis besluipt
Experiment 2 Benodigdheden - uv-lamp - wit blad papier - groene markeerstift - zonnecrème met beschermingsfactor 10 - sunblock - aftersun - balpen Afb. 53 zonnecrème factor 10, sunblock en aftersun
32
LES 17
Straling
Werkwijze 1
Teken met de markeerstift drie strepen op het witte blad papier.
2
Verduister het lokaal.
3
Schijn met de uv-lamp op de strepen. Noteer je waarneming bij 1.
4
Op streep 1 breng je zonnecrème met beschermingsfactor 10 aan, op streep 2 sunblock en op streep 3 aftersun.
5
Schijn met de uv-lamp op de strepen.
6
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 2.
WAARNEMING 1 2
IN
Vaststelling
houdt een deel van de uv-stralen tegen. houdt alle uv-stralen tegen.
VA N
houdt geen uv-stralen tegen.
Besluit Je kunt uv-straling niet zien, maar wel aantonen met stoffen die oplichten als er uv-straling op invalt.
Welke stralen zijn gevaarlijk?
Als je te lang onbeschermd in de zon zit, gaat je huid verbranden. Uv is slecht voor de ogen en de huid. Blootstelling aan te veel uv-stralen kan huidkanker veroorzaken. Een groot deel van de uv-stralen van de zon wordt tegengehouden door de ozonlaag rond de aarde. Die werkt als een natuurlijke filter. Toch is die filter niet voldoende om je te beschermen. Gebruik daarom bij het zonnen een zonnecrème met hoge uv-filter.
©
Afb. 54 persoon met verbrande huid (door de zon)
Bekijk het filmpje op www.diddit.be. Onze leefwereld zit vol stralen. Denk maar aan gsm-stralen, microgolfstralen, stralen van draadloos internet ... Wetenschappers kennen het effect van die verschillende vormen van straling nog niet op de lange termijn.
33
Straling
LES 17
Wat heb je geleerd? Vul aan. Er zijn twee grote groepen van straling: 1.
, bv. zonlicht
2. straling (uv)
, bv. infrarode straling (IR), ultraviolette
Violet (ROGGBIV).
licht bestaat uit Rood, Oranje, Geel, Groen, Blauw, Indigo en
Die kleuren vormen het
van wit licht.
Vul het schema “straling” aan.
infrarode stralen (IR)
Afb. 55 radio
zichtbaar licht
VA N
microgolven
©
radiogolven
zichtbaar / onzichtbaar licht
IN
zichtbaar / onzichtbaar licht
Afb. 56 microgolfoven
Afb. 57 infraroodlamp
Afb. 58 regenboog
kleuren spectrum
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
34
zichtbaar / onzichtbaar licht
ultra violette straling (uv)
röntgenstraling
gammastraling
Afb. 59 zonnebank
Afb. 60 röntgenfoto
Afb. 61 kernexplosie
LES 17
Straling
Test jezelf! 1 Hoe noem je a de stralingsvorm die je niet met het oog kunt waarnemen? b het natuurverschijnsel dat aantoont dat wit licht uit verschillende kleuren is opgebouwd? c de verzameling van kleuren die je waarneemt bij de ontleding van zonlicht? d de soort straal die je niet kunt waarnemen, maar voelt in de vorm van warmte?
IN
2 Vul de tabel aan. Noteer in de tweede kolom de soort straling. In de derde kolom noteer je of de straling zichtbaar of onzichtbaar is.
Afb. 62 scanner
Soort straling
Zichtbaar of onzichtbaar
VA N
Afbeelding
©
Afb. 63 zonlicht
Afb. 64 schotelantenne
35
Straling
LES 17
3 In een alarminstallatie wordt vaak gebruikgemaakt van sensoren. Die sensoren reageren op straling. Als mensen voorbij een sensor wandelen, gaat het alarm af. Om welk soort straling gaat het hier?
Afb. 65 alarm met sensor
IN
Wat kun je?
VA N
m het verschil verklaren tussen zichtbare en onzichtbare straling m voorbeelden van zichtbare straling opsommen m voorbeelden van onzichtbare straling opsommen m het begrip kleurenspectrum verklaren m uitleggen hoe je kleuren van voorwerpen kunt waarnemen m verklaren hoe je infrarode stralen kunt waarnemen aan de hand van een experiment m verklaren hoe je ultraviolette stralen kunt waarnemen aan de hand van een experiment m uitleggen welke stralen gevaarlijk zijn voor de mens aan de hand van voorbeelden
©
Voorbereiding les 18
Je brengt mee: - speelgoedauto met ingebouwde veer
36
Energie: transport, BELANG en effecten
Evalueer jezelf ENERGIE: TRANSPORT, BELANGEN EN EFFECTEN Les 14-15 – Energieomzettingen Pagina … tot …
IN
Wat kun je? 1 met behulp van een experiment een energieomzetting beschrijven 2 energieomzettingen afleiden uit een experiment 3 energieomzettingen afleiden uit voorbeelden uit het dagelijks leven 4 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en werking van de batterij die een lampje doet branden 5 energieomzetting afleiding uit een afbeelding en de werking van een zonnepaneel 6 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en de werking van een windturbine 7 energieomzettingen afleiden uit een afbeelding en de werking van een thermische centrale 8 voorbeelden van energieomzettingen formuleren waarbij fossiele brandstoffen worden verbrand
VA N
Les 16 – Transport van thermische energie Pagina … tot … Wat kun je? 1 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door geleiding 2 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door convectie 3 uit een experiment afleiden dat transport van thermische energie kan plaatsvinden door straling 4 de drie manieren van warmtetransport opsommen 5 het begrip geleider verklaren 6 het begrip isolator verklaren 7 voorbeelden van geleiders opsommen 8 voorbeelden van isolatoren opsommen
©
Les 17 – Straling Pagina … tot … Wat kun je? 1 het verschil verklaren tussen zichtbare en onzichtbare straling 2 voorbeelden van zichtbare straling opsommen 3 voorbeelden van onzichtbare straling opsommen 4 het begrip kleurenspectrum verklaren 5 uitleggen hoe je kleuren van voorwerpen kunt waarnemen 6 verklaren hoe je infrarode stralen kunt waarnemen aan de hand van een experiment 7 verklaren hoe je ultraviolette stralen kunt waarnemen aan de hand van een experiment 8 uitleggen welke stralen gevaarlijk zijn voor de mens aan de hand van voorbeelden
37
Krachten
©
VA N
IN
5
In dit thema maak je kennis met verschillende soorten krachten. Je onderzoekt de vervorming en de verandering van de bewegingstoestand van een kracht. Je leert een kracht voorstellen met het vectormodel.
38
18
Krachten
Krachten
Welke veranderingen kan een voorwerp ondergaan? Experiment Benodigdheden - balpen (van het merk Bic, met drukknop) - knikker - spons - petanquebal Werkwijze Druk de aanzetknop van de balpen in.
2
Leg een knikker voor de ingedrukte aanzetknop van de balpen, zoals op afbeelding 1.
3
Druk nu op de uitzetknop op de zijkant van de balpen.
4
Wat gebeurt er met de knikker? Noteer je waarneming bij 1.
5
Leg de spons op de grond.
6
Hou een petanquebal ongeveer 10 cm boven de spons.
7
Laat de petanquebal los.
8
Wat gebeurt er met de spons? Noteer je waarneming bij 2.
VA N
IN
1
©
Afb. 1
Afb. 2
WAARNEMING 1 2 Vaststelling De knikker verandert van vorm / van snelheid. De spons verandert van vorm / van snelheid. Besluit Een voorwerp kan van vorm en/of van snelheid veranderen.
39
Krachten
LES 18
Waardoor wordt de vormverandering van een voorwerp veroorzaakt? Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 3
Afb. 4
IN
Wat veroorzaakt de vormverandering van de spons op afbeelding 4? De kracht die inwerkt op de spons is de spierkracht.
VA N
Wat gebeurt er met de spons als je er harder op knijpt?
Hoe groter de uitgeoefende kracht, hoe kleiner / groter de vormverandering.
©
Waardoor wordt de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt? Bekijk de afbeeldingen.
Afb. 5
Afb. 6
De kracht die zorgt voor de snelheidsverandering van de bal is de
Hoe groter de kracht uitgeoefend op de bal, hoe kleiner / groter de snelheidsverandering en hoe hoger de bal geraakt.
40
LES 18
Krachten
Experiment Benodigdheden - speelgoedauto met ingebouwde veer - gekleurd krijt - keukenpapier - meetlat - kleefband
Afb. 8
Werkwijze
IN
Afb. 7
Teken een startlijn op de grond.
2
Teken 30 cm achter de startlijn een tweede lijn (lijn 1).
3
Teken 60 cm achter de startlijn een derde lijn (lijn 2).
4
Plaats de auto met de voorkant tegen de startlijn.
5
Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 1 staat.
6
Laat de auto los. Dat is rit 1.
7
Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar hij tot stilstand kwam.
8
Noteer bij deze merkstreep nummer 1.
9
Plaats de auto opnieuw met de voorkant tegen de startlijn.
10
Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 2 staat.
11
Laat de auto los. Dat is rit 2.
12
Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar hij tot stilstand kwam.
13
Noteer bij deze merkstreep nummer 2.
14
Vergelijk de afstanden tussen de startlijn en de twee merkstrepen. Noteer je waarneming bij 1.
15
Leg een strook keukenpapier vanaf de startlijn tot voorbij de verste merkstreep.
16
Kleef het keukenpapier vast aan de startlijn.
17
Plaats de auto met zijn voorkant tegen de startlijn.
18
Trek de auto achteruit tot de voorkant van de auto tegen lijn 1 staat.
19
Laat de auto los. Dat is rit 3.
20
Teken een merkstreep op de grond aan de voorkant van de auto op de plaats waar hij tot stilstand kwam.
21
Noteer bij deze streep nummer 3.
22
Vergelijk de gereden afstand van rit 1 en rit 3. Noteer je waarneming bij 2.
VA N
1
©
41
Krachten
LES 18
WAARNEMING 1 2 Verklaring bij waarneming 1 De snelheidsverandering van de auto wordt veroorzaakt door de veerkracht van de veer binnenin de auto. Bij welke rit werd de veer van de auto het meest opgespannen?
De veerkracht bij rit 2 is kleiner / groter dan de veerkracht bij rit 1. Hoe groter de uitgeoefende kracht, hoe kleiner / groter de snelheidsverandering van de auto. Verklaring bij waarneming 2 Bij rit 1 is de kracht kleiner dan / even groot als / groter dan de kracht bij rit 3.
IN
Bij rit 3 gebeurt de verplaatsing moeizamer. Er is naast de veerkracht nog een andere kracht werkzaam, de wrijvingskracht. De wrijvingskracht is de kracht die de beweging tegenwerkt.
VA N
Besluit De snelheidsverandering van een voorwerp wordt veroorzaakt door de inwerking van een
De snelheidsverandering van een voorwerp hangt af van de grootte van de kracht die op het voorwerp inwerkt.
©
De snelheidsverandering van een voorwerp wordt beïnvloed door de wrijvingskracht.
42
LES 18
Krachten
Welke krachten veroorzaken een snelheidsverandering van een fietser? Bekijk het filmpje op www.diddit.be. Bekijk afbeelding 9.
IN
Afb. 9
VA N
Twee fietsers, Lars met de gele helm en Mats met de blauwe helm, staan klaar om te vertrekken. Welke kracht moeten de fietsers uitoefenen om vanuit rust in beweging te komen? Die kracht heeft een invloed op de vormverandering / snelheidsverandering van de fietsers. Bekijk afbeelding 10a en 10b.
©
Afb. 10a
Afb. 10b
Welke kracht werkt naast de spierkracht ook nog in op de snelheid van de fietsers? Wat moet Lars doen om Mats in te halen? Kruis alle juiste uitspraken over de inhaalbeweging aan. ® De snelheid van Lars is groter dan die van Mats. ® De snelheid van Mats is groter dan die van Lars. ® De uitgeoefende spierkracht van Lars moet groter zijn dan die van Mats. ® De uitgeoefende spierkracht van Mats moet groter zijn dan die van Lars. 43
Krachten
LES 18
Bekijk afbeelding 11a en 11b.
Afb. 11a Lars komt tot stilstand
Afb. 11b Mats komt tot stilstand
Hoe komt Lars tot stilstand?
IN
Hoe komt Mats tot stilstand?
VA N
De jongens oefenen geen kracht meer uit op de trappers. De wrijvingskracht is in beide gevallen nog werkzaam. De wrijving wordt nog groter door de extra wrijving van de remblokken op het fietswiel. De snelheid neemt af. De jongens vertragen en komen tot stilstand. Lars zorgt ervoor dat hij door de extra wrijvingskracht van de remblokken sneller tot stilstand komt.
©
De krachten die de snelheidsverandering van een fietser veroorzaken zijn spierkracht en wrijvingskracht. Er zijn nog andere krachten die inwerken bij het fietsen, o.a. de zwaartekracht. Daarover leer je meer in les 19 en de tweede graad.
Wat is een kracht?
Na de experimenten kun je de definitie van een kracht formuleren. Een kracht is de uitwendige oorzaak van een
of een
van een voorwerp. Voorwerpen bewegen niet uit zichzelf. Met een uitwendige oorzaak bedoelt men een oorzaak die buiten het voorwerp ligt. Kracht is, net als massa en volume, een grootheid. Wat is de Engelse term voor kracht? De eerste letter (hoofdletter) van het Engelse woord is het symbool van de grootheid kracht: De eenheid waarin kracht wordt uitgedrukt is de Newton (N). Zoek op het internet waar de naam Newton vandaan komt.
44
LES 18
Krachten
Afb. 12
VA N
IN
Hoe kun je een kracht voorstellen?
Wat stelt de tekening voor?
Wat is de oorzaak van deze beweging?
©
De aarde oefent een kracht uit op de appel. Dat is de zwaartekracht. De zwaartekracht is de aantrekkingskracht die de aarde op voorwerpen uitoefent. Een kracht kun je grafisch voorstellen met een pijl. Duid met een blauwe pijl de kracht van de aarde op de onderste appel van afbeelding 12 aan. Welke andere kracht is er nog werkzaam op de appel?
Deze kracht is groter / even groot / kleiner dan de kracht die de aarde uitoefent op de appel. Duid met een groene pijl deze kracht aan op de onderste appel van afbeelding 12. De groene pijl stelt de wrijvingskracht voor. →
Een kracht is een vectoriële grootheid en wordt voorgesteld als F
45
Krachten
LES 18
Een kracht wordt bepaald door vier elementen: 1 Het aangrijpingspunt is het punt waar de vector (pijl) begint. Bij de appel ligt het aangrijpingspunt in het midden (= massamiddelpunt). 2 De kracht van de aarde op de appel is verticaal. Dat is de richting van de kracht. 3 De kracht van de aarde op de appel werkt naar onderen. Dat is de zin van de kracht. 4 De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht weer. Voor een grotere kracht teken je een langere pijl. Bepaal de elementen van de kracht van de lucht op de appel. elementen van een kracht
de kracht van de lucht op de appel
aangrijpingspunt richting
©
VA N
Een man duwt zijn kapotte auto voort.
IN
zin
Afb. 13 man duwt zijn kapotte auto voort
Teken de duwkracht van de man op de auto als vector op de afbeelding. Vul de tabel aan. aangrijpingspunt richting zin grootte (1 cm = 1 N) Bekijk de simulatie over krachten via diddit. Formuleer een onderzoeksvraag bij deze simulatie.
46
LES 18
Krachten
Hoe beschermt de mens zich tegen inwerkende krachten in het verkeer? Bekijk het filmpje via www.diddit.be of afbeelding 14. Tegenwoordig zijn alle nieuwe auto’s voorzien van een airbag. Een airbag is een zak met samengeperste lucht. Wat gebeurt er met de airbag bij een botsing? Afb. 14 airbag in gecrashte auto
VA N
IN
Bij een botsing wordt er een grote kracht uitgeoefend op de wagen en de bestuurder. Daardoor kan de bestuurder tegen zijn stuur botsen. Door een plotse snelheidsverandering van de bestuurder oefent hij een kracht uit op de airbag, waardoor het luchtkussen van vorm verandert. Wat is de functie van een airbag?
©
Afb. 15 motorhelm
Afb. 16 skihelm
Afb. 17 fietshelm
Afb. 18 binnenkant van fietshelm
Wat is het nut van het dragen van een helm?
De binnenkant van de helm is bekleed met een stof die vervormbaar is. Daardoor wordt de inwerkende kracht op het hoofd opgevangen. Als die stof er niet was, zou de kracht een vormverandering van het hoofd veroorzaken. De airbag en de helm zijn twee veiligheidstoepassingen in het verkeer die door hun vormverandering het menselijk lichaam bij een ongeval beschermen tegen te grote krachten.
47
Krachten
LES 18
Wat heb je geleerd? Vul aan. Kracht is de uitwendige oorzaak van een
of een van een voorwerp.
Kracht is een grootheid. Kracht stel je voor met het symbool De eenheid van kracht is de
VA N
IN
Een kracht wordt voorgesteld als een vector. Een vector wordt gekenmerkt door - een zin - een richting - een grootte - een aangrijpingspunt De vormverandering en/of snelheidsverandering van een voorwerp hangt af van de van de kracht. Een veiligheidstoepassing in het verkeer om het menselijk lichaam te beschermen tegen te grote krachten is de
Vul het schema “krachten” aan.
©
symbool grootheid:
symbool eenheid:
KRACHT
veroorzaakt een en/of
hangt af van de
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
48
van die kracht.
LES 18
Krachten
Test jezelf! 1 Geef de definitie van kracht.
2 Zorgt de inwerking van een kracht voor een vormverandering en/of een snelheidsverandering? Zet een kruisje bij alle juiste antwoorden. Voorbeeld
Vormverandering
Snelheidsverandering
Een auto botst tegen een andere auto.
Ik geef een trap tegen een voetbal, waardoor de bal over het veld rolt.
VA N
Ik rek een elastiek uit.
IN
Een leerling knijpt in een stressbal.
3 Geef twee voorbeelden van veiligheidstoepassingen in de bouwsector waarbij het menselijk lichaam beschermd wordt tegen te grote krachten.
4 Bekijk de afbeelding. Duid met een blauwe pijl de kracht van het cadeautje op de hand aan. Duid met een groene pijl de kracht van de hand op het cadeautje aan.
©
Afb. 19 cadeautje op een hand
49
LES 18
Krachten
5 Bekijk de afbeelding. team A
team B →
FA
→
FB
Afb. 20
Welk soort kracht is aangeduid op de figuur? zwaartekracht - trekkracht - veerkracht
IN
Welke kracht is hier nog werkzaam? Vul de tabel aan door het passende antwoord te omcirkelen in de laatste kolom.
→
FB
richting
horizontaal / verticaal / links / rechts
zin
horizontaal / verticaal / links / rechts
richting zin
VA N
→
FA
horizontaal / verticaal / links / rechts horizontaal / verticaal / links / rechts
©
Wat kun je?
m het begrip kracht uitleggen m het symbool van de grootheid kracht noteren m de eenheid van kracht noteren m met behulp van een experiment verklaren dat de vormverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht m met behulp van een experiment verklaren dat de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht m met behulp van een experiment verklaren dat de grootte van de vervorming of de snelheidsverandering afhangt van de grootte van die kracht m voorbeelden geven van de vorm- en/of snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt door de inwerking van een kracht m veiligheidstoepassingen in het verkeer opsommen die het lichaam beschermen tegen te grote krachten m een kracht met behulp van het vectormodel voorstellen
Voorbereiding les 19 Je brengt mee: - gom - speelgoedauto 50
19
Soorten Krachten
Soorten krachten
Wat is zwaartekracht? Formuleer een voorbeeld dat de werking van de zwaartekracht aantoont.
Geef een verklaring voor zwaartekracht.
IN
Welke andere krachten neem je waar in het dagelijks leven?
Experiment 1
VA N
Benodigdheden - twee staafmagneten - metalen (ijzeren) speelgoedauto of rolwagentje
©
Werkwijze
Afb. 21
1
Plaats de auto op de tafel.
2
Leg magneet 1 bovenop de auto.
3
Beweeg magneet 2 naar magneet 1. Zorg ervoor dat de uiteinden van de magneten die naar elkaar gericht zijn een verschillende kleur hebben.
4
Zorg ervoor dat de twee magneten elkaar niet raken.
5
Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 1.1 in de tabel op pagina 54.
6
Draai magneet 2. De uiteinden van de magneten die naar elkaar gericht zijn, hebben dezelfde kleur.
7
Beweeg magneet 2 opnieuw naar de magneet 1.
8
Wat gebeurt er met de auto? Noteer je waarneming bij 1.2 in de tabel op pagina 54.
9
Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 1 de kracht die hier van toepassing is. 51
Soorten Krachten
LES 19
Experiment 2 Benodigdheden - staafmagneet - blokje hout - blokje ijzer Werkwijze
Beweeg de magneet naar het blokje ijzer. Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 2.1 in de tabel op pagina 54. Beweeg de magneet naar het blokje hout zonder het blokje hout te raken. Wat gebeurt er? Noteer je waarneming bij 2.2 in de tabel op pagina 54. Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 2 de kracht die hier van toepassing is.
Benodigdheden - rugzak
Werkwijze
VA N
Experiment 3
Afb. 24
Hef met één hand de rugzak op. Wat gebeurt er met de rugzak? Noteer je waarneming bij 3.1 in de tabel op pagina 54. Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 3 de kracht die hier van toepassing is.
©
1 2 3
Afb. 23
IN
1 2 3 4 5
Afb. 22
Experiment 4 Benodigdheden - balpen - stukje papier - wollen doek Werkwijze 1 2 3 4 5
52
Afb. 25
Scheur het stukje papier in fijne snippers. Wrijf met de wollen doek een tiental keer krachtig heen en weer over het uiteinde van de balpen. Breng de balpen in de buurt van de papiersnippers. Wat zie je? Noteer je waarneming bij 4.1 in de tabel op pagina 54. Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 4 de kracht die hier van toepassing is.
LES 19
Soorten Krachten
Experiment 5 Benodigdheden - twee even grote cursusbladen
Afb. 26
Werkwijze Maak een prop papier van cursusblad 1.
2
Neem de prop papier in je ene hand, cursusblad 2 in je andere hand.
3
Strek je linkerarm en je rechterarm voorwaarts.
4
Laat beide bladen op hetzelfde moment los.
5
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 5.1 in de tabel op pagina 54.
6
Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 5 de kracht die hier van toepassing is.
Experiment 6 Benodigdheden - veer
VA N
IN
1
©
Afb. 27a
Afb. 27b
Werkwijze 1
Neem de veer met beide handen vast.
2
Trek aan het ene uiteinde van de veer terwijl je het andere uiteinde vasthoudt.
3
Wat zie je? Noteer je waarneming bij 6.1 in de tabel op pagina 54.
4
Laat de veer aan één zijde los.
5
Wat gebeurt er met de veer? Noteer je waarneming bij 6.2 in de tabel op pagina 54.
6
Omcirkel in de derde kolom van de tabel op pagina 54 bij experiment 6 de krachten die hier van toepassing zijn.
53
Soorten Krachten
LES 19
WAARNEMING experiment
waarneming
besluit: soorten krachten
1 twee magneten met auto
1.1
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
1.2
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
2 magneet met blokje ijzer
2.1
magneet met blokje hout
2.2
3 rugzak opheffen
3.1
4 balpen met papiersnippers
4.1
5 prop papier en cursusblad
5.1
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
6 veer
6.1
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
IN VA N
© 6.2
wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht wrijvingskracht spierkracht magnetische kracht elektrostatische kracht* veerkracht zwaartekracht
* aantrekkende of afstotende kracht tussen voorwerpen die een lading dragen.
54
LES 19
Soorten Krachten
De verschillende soorten krachten kan je indelen in twee groepen: 1 krachten die werken op afstand 2 krachten die werkzaam zijn door contact. Plaats elke soort kracht die je omcirkelde op pagina 54 in de juiste kolom in de tabel hieronder. Indeling van de krachten die werkzaam zijn: op afstand (A)
door contact (C)
VA N
IN
In het dagelijks leven krijg je vaak te maken met krachten. Hieronder zie je enkele voorbeelden. Noteer onder elke afbeelding de naam van de kracht(en) die er werkzaam is (zijn). Kies uit: zwaartekracht – magnetische kracht – spierkracht – windkracht – elektrostatische kracht – veerkracht – wrijvingskracht.
©
Afb. 28 antislipsokken
Afb. 29 opslag van een tennisspeler
Afb. 30 haar
Afb. 31 nietjesmachine die openligt
Afb. 32 uitrekking elastiek
Afb. 33 parachutesprong
Noteer in het vakje bij de tekening de letter A voor een kracht die inwerkt op afstand of de letter C voor een kracht die inwerkt door contact.
55
Soorten Krachten
Wat heb je geleerd? Vul aan. De is de aantrekkingskracht die de aarde op voorwerpen uitoefent. Indeling van de krachten die werkzaam zijn: - op afstand: - door contact:
IN
VA N DOOR CONTACT
©
SOORTEN KRACHTEN
OP AFSTAND
Vul het schema “soorten krachten” aan.
Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel.
56
LES 19
LES 19
Soorten Krachten
Test jezelf! 1 Wat is zwaartekracht?
2 Lees de voorbeelden en noteer in de tweede kolom de soort kracht(en) die van toepassing is (zijn). Voorbeeld
Soort kracht(en)
Ik laat een uitgerekte veer los. Een leerling knijpt in een spons.
Ik stoot een kogel 5 m ver.
IN
Een appel valt uit een boom.
VA N
Het remblokje van mijn fiets sleept tegen mijn achterband. 3 In Shanghai (China) werd in 2004 de eerste magneetzweeftrein (Maglev) in gebruik genomen. Die trein heeft geen contact met de rails als hij voortbeweegt. Welke kracht zorgt ervoor dat hij over de rails kan zweven?
©
Afb. 34 magneetzweeftrein Maglev
4 Heel wat autobestuurders leggen in de winterperiode winterbanden op. Die banden hebben diepere groeven dan gewone banden en bestaan uit een andere soort rubber, dat soepel blijft bij lage temperaturen. Wat is het voordeel van winterbanden in vergelijking met gewone banden?
Afb. 35 winterband en gewone band
57
Soorten Krachten
LES 19
5 Zeezoogdieren, zoals de zeehond en de zeeleeuw, hebben een gestroomlijnde vorm.
Afb. 36 zeehond
Welk voordeel biedt die vorm?
©
VA N
6 Bekijk de afbeelding.
IN
Van welke kracht willen deze dieren zo weinig mogelijk hinder ondervinden?
Afb. 37 windsurfer
Welke kracht werkt in op dit voorwerp? Wat is het nut van die kracht?
Wat kun je? m het begrip zwaartekracht uitleggen m voorbeelden van krachten opsommen m uit een afbeelding of een beschreven voorbeeld de soort kracht afleiden die werkzaam is m de krachten opsommen die werkzaam zijn op afstand m de krachten opsommen die werkzaam zijn door contact
58
Krachten
Evalueer jezelf Krachten Les 18 – Krachten Pagina … tot …
IN
Wat kun je? 1 het begrip kracht uitleggen 2 het symbool van de grootheid kracht noteren 3 de eenheid van kracht noteren 4 met behulp van een experiment verklaren dat de vormverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht 5 met behulp van een experiment verklaren dat de snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt wordt door de inwerking van een kracht 6 met behulp van een experiment verklaren dat de grootte van de vervorming of de snelheidsverandering afhangt van de grootte van die kracht 7 voorbeelden geven van de vorm- en/of snelheidsverandering van een voorwerp veroorzaakt door de inwerking van een kracht 8 veiligheidstoepassingen in het verkeer opsommen die het lichaam beschermen tegen te grote krachten 9 een kracht met behulp van het vectormodel voorstellen
VA N
Les 19 – Soorten krachten Pagina … tot …
©
Wat kun je? 1 het begrip zwaartekracht uitleggen 2 voorbeelden van krachten opsommen 3 uit een afbeelding of een beschreven voorbeeld de soort kracht afleiden die werkzaam is 4 de krachten opsommen die werkzaam zijn op afstand 5 de krachten opsommen die werkzaam zijn door contact
59
Begrippenlijst energie die bewegende voorwerpen bezitten
broeikaseffect
opwarming van de aarde die te wijten is aan broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide en waterdamp
convectie
transport van thermische energie in lucht of water door stroming
fotosynthese
proces waarbij groene planten onder invloed van licht energierijke stoffen en zuurstofgas vormen uit water en koolstofdioxide
geleider
stof die warmte (zeer) goed geleidt
infrarode straal (IR)
soort straal die je niet kan waarnemen maar voelt onder de vorm van warmte
isolator
stof die warmte (zeer) slecht geleidt
kleurenspectrum
verzameling van de kleuren die je waarneemt bij de ontleding van zonlicht
kracht
uitwendige oorzaak van een vormverandering of een snelheidsverandering van een voorwerp
onzichtbare straling
straling die je niet kan waarnemen met de ogen maar die je lichaam wel beïnvloedt
potentiële energie
energie die een voorwerp bezit wanneer het zich op een hoogte bevindt
VA N
stralingsenergie
IN
bewegingsenergie of kinetische energie
elektriciteitscentrale waar elektriciteit wordt opgewekt met behulp van stoom
©
thermische centrale
energievorm die bestaat uit licht en/of warmte
60
thermografie
techniek waarbij een camera infraroodstraling omzet in een beeld. De zones met een andere temperatuur worden op dit beeld in een andere kleur weergegeven.
ultraviolette straling (uv)
schadelijke, onzichtbare straal van de zon
windturbine
grote windmolen om elektriciteit op te wekken
wrijvingskracht
kracht die een beweging tegenwerkt
zichtbare straling
straling die je met je ogen kan waarnemen
zonnecel
elektrische cel die licht (stralingsenergie) omzet in elektrische energie
zonnepaneel
verzameling van zonnecellen
zwaartekracht
aantrekkingskracht die de aarde op voorwerpen uitoefent
©
VA N
IN
Katia De Scheemaeker Catherine Van Nevel Hilde Van Wynsberghe
Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!
ISBN 978-90-306-9700-8 594892
vanin.be