BLOK 2
LES 16 1
Gewicht meten en de gewichtsmaten oefenen
29
Vul de maatgetallen in. Gebruik de tabel. a
6 kg =
g
3 000 g =
kg
4 200 g =
kg
5 ton =
kg
9 000 kg =
ton
6 500 kg =
ton
500 kg =
ton
0,375 kg =
g
kg
b
100 g
10 g
0,075 kg =
g
380 g =
kg
25 g =
kg
0,250 ton =
kg
Ik zoek eerst de eenheid in het maatgetal. Die hoort bij de maateenheid.
g
ton
c
100 kg
10 kg
1 kg = 4
g
0,1 kg =
g
1 kg = 100
g
750 g =
.
200 g =
.
.
.
kg =
.
kg =
.
.
.
kg
kg kg
55
RM5-WS-A-inner.indb 55
17-10-17 08:51
2
Schat hoeveel het weegt. Verbind wat bij elkaar hoort.
3
Vul in. •
Hoeveel suikerklontjes gaan er in een doos van 1 kg?
suikerklontjes.
•
Hoeveel vlootjes heb je nodig voor 1 kg margarine?
vlootjes.
•
theebuiltjes.
•
Hoeveel theebuiltjes zitten er in een doos van 1 kg? 4 Hoeveel varkens wegen samen ongeveer 2 ton?
•
Hoeveel appels gaan er gemiddeld in 1 kg?
appels.
varkens.
56
RM5-WS-A-inner.indb 56
17-10-17 08:51
BLOK 2
4
Is je schooltas niet te zwaar? Beantwoord de vragen. Onderzoek wijst uit dat de schooltassen van kinderen te veel wegen. Je schooltas zou niet meer mogen wegen dan een tiende van je lichaamsgewicht. Dat is de norm. Hoe zit dat bij jou? • •
1 van mijn gewicht is 10 Weeg je schooltas.
kg of
Mijn schooltas weegt
kg. Dat is
g.
g.
•
Voldoet dat aan de norm? Ja / nee.
•
Hoeveel is je schooltas zwaarder of lichter dan 1 van je gewicht? 10 kg of g zwaarder / lichter. Mijn schooltas is
•
Bereken het gemiddelde gewicht van de schooltassen in je groepje.
•
Voldoet dat gemiddelde aan de norm? Ja / nee, want
•
Hoeveel kinderen van je groepje hebben een schooltas die voldoet aan de norm? kinderen van de
•
.
Als je schooltas te zwaar is, wat kun je er dan uithalen? Wat heb je niet echt nodig?
Misschien kun je die dingen morgen thuislaten!
5
Schatten of precies meten? Omkring wat jij het beste vindt. •
Bij de geboorte woog Serafina 3 450 g / bijna 3,5 kg.
•
Een gemiddeld gezin brengt jaarlijks ongeveer 332 kg / 350 kg afval naar het containerpark.
•
Mijn brief weegt 285 g / ongeveer 300 g. Welke postzegel moet er op de envelop?
•
De zwaarste pompoen wint de wedstrijd. Die van mij weegt 7,850 kg / iets minder dan 8 kg.
57
RM5-WS-A-inner.indb 57
17-10-17 08:51
LES 17 1
Een breuk nemen van een geheel of een hoeveelheid
3a-c, 3g
Welk deel? Noteer het in een breuk. a
b
. .
2
c
.
is gekleurd.
.
.
is op.
.
is over.
Verdeel in stukken en kleur de breuk. a
b 1 4
5 6
Robbe eet 1 van het stokbrood. Kleur. 3
Hanne eet 1 van het stokbrood. Kleur. 4
c
Welk deel blijft over?
. .
Welk deel blijft over?
. .
Wie heeft het meeste gegeten?
3
Verdeel en zeg hoeveel het is. a Denk aan de breukvragen!
2 van 15 = 3 58
RM5-WS-A-inner.indb 58
17-10-17 08:51
BLOK 2
b
c
7 van 16 = 8
4
3 van 20 = 5
Los op zoals in het voorbeeld. 2 van 12 = (12 : 3) × 2 = 3
Zo lukt het ook zonder de breukvragen.
3 van 12 = (12 : 4) × 3 = 4 a
2 van 10 = 5 7 van 36 = 9 3 van 32 = 4 5 van 54 = 6 5 van 42 = 7
Maak nu de tussenstappen enkel in je hoofd. b 2 van 20 = 5
c
3 van 200 = 5
3 van 16 = 4
5 van 96 = 6
5 van 12 = 6
3 van 560 = 8
7 van 40 = 8
3 van 68 = 4
2 van 30 = 3
4 van 189 = 9 59
RM5-WS-A-inner.indb 59
17-10-17 08:51
5
Los op. Let op voor de maateenheden. a De directeur heeft een zak met 1 kg letterkoekjes gekocht. Na een bezoekje aan het eerste leerjaar blijft daar nog 2/5 van over. Hoeveel gram is dat? Bewerking:
Antwoord:
b 1/3 van een drinkbus van 75 cl is opgedronken. Hoeveel cl blijft er nog in de fles? Bewerking:
Antwoord:
c In een recept lees ik dat ik 3/8 van 1 liter melk nodig heb om kaassaus te maken. Hoeveel ml heb ik dan nodig? Bewerking:
Antwoord:
60
RM5-WS-A-inner.indb 60
17-10-17 08:52