Reken Maar! groeiboekje

Page 1

T

E

S

T

V

E

R

S

IE

Groeiboekje

dit groeiboekje is van:


Groeien lijkt zo makkelijk Het gaat bijna vanzelf Pas was ik nog een baby’tje En straks ben ik al elf

Papa zei me zo vaak: Eet de korstjes van je brood ’k Ben blij dat ik geluisterd heb Want nu ben ik al groot

Het gaat per millimeter En soms lukt het in mijn slaap Voor ’t slapengaan een jongetje En ’s ochtends al een knaap

Oma fluistert in mijn oor Je groeit ook binnenin Nu ben je nog een broekventje Dit is pas het begin

Soms valt er eens iets tegen En dan krabbel je weer recht Soms heb je ergens spijt van En dan zeg je dat oprecht

Soms doe je eens iets superdoms En schaam je je haast dood Maar kijk, dat hoeft dus echt niet Want ook daarvan word je groot


Groeiboekje


Reken Maar! Groeiboekje Auteur: Leen Bresseleers

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. ­Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De ­vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming ­kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet ­bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2017 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden. Coverontwerp: Banananas Covertekening: Frieda Van Raevels Lay-outconcept: Michelangela, Utrecht Vormgeving en opmaak: PPMP Prepress Tekeningen: Jan Lieffering Tekeningen bollobo’s: Frieda Van Raevels Eerste druk 2017 ISBN 978-90-306-8290-5 D/2017/0078/68 Art. 569929/01 NUR 192


Welkom in jouw Groeiboekje! Dit boekje groeit met je mee van klas 1 tot 6. Elk schooljaar noteer je hier het resultaat van enkele meetactiviteiten. Je juf of meester vertelt je wanneer en waar je dat moet doen. Zo kun je jaar na jaar zien hoe je gegroeid bent!

Maar ... ‘je groeit ook binnenin’. Dus gaan we ook daarmee aan de slag in dit boekje. Je leert en oefent hier allerlei tips en trucjes om uit te groeien tot een echte kanjer!

Na de zomervakantie gaat het boekje met je mee naar de volgende klas. Draag er dus zorg voor en ... speel het niet kwijt!

Klaar? Daar gaan we!

3


Ook ik groei binnenin! klas

datum

·

·

Wat is er gebeurd?

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

·

4

handtekening


klas 1

klas 2

klas 3

klas 4

Kleef elk jaar een foto of teken jezelf.

Schrijf elk jaar je naam.

klas 5

klas 6

Kijk hoe je schrift jaar na jaar veranderde! ď Š

5


Ik groei 1 Mijn lengte

Mijn gewicht 2

3

Mijn schoenmaat en mijn voetomtrek

Mijn snelheid 4

5

Hoe hoog ik kan springen

Hoe ver ik kan springen

7

6

Hoe ver ik kan zwemmen

8 Hoe laat ik naar bed ga 9

Leuke weetjes!

6


1

Mijn lengte Meet hoe groot je bent. Schrijf je lengte in de tabel en kleur ze in op het diagram. Noteer je kledingmaat in de laatste kolom van de tabel. Die vind je op het etiket van je trui of T-shirt.

Mijn lengte lengte

klas

datum

lengte

1 m 85 cm

1

m

cm

m

cm

1 m 80 cm

1 m 75 cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

1 m 70 cm

1 m 65 cm

1 m 60 cm

1 m 55 cm

1 m 50 cm

1 m 45 cm

1 m 40 cm

1 m 35 cm

1 m 30 cm

1 m 25 cm

1 m 20 cm

1 m 15 cm

1 m 10 cm

1 m 5 cm

1

klas

7


2

Mijn gewicht Weeg hoe zwaar je bent. Doe je schoenen uit voordat je op de weegschaal gaat staan. Schrijf je gewicht in de tabel en kleur het in op het diagram.

Mijn gewicht gewicht

klas

datum

gewicht

95 kg

1

kg

kg

90 kg

85 kg

·

·

kg

·

·

kg

·

·

kg

·

·

kg

·

·

kg

·

·

kg

80 kg

75 kg

70 kg

65 kg

60 kg

55 kg

50 kg

45 kg

40 kg

35 kg

30 kg

25 kg

20 kg

15 kg

1

8

klas


3

Mijn schoenmaat en mijn voetomtrek Teken de omtrek van je voet op dit ruitjesblad, telkens in een andere kleur. Kies altijd je linkervoet. Doe eerst je schoen uit. Zet je hiel helemaal tegen de onderste lijn! Noteer dan ook je schoenmaat. klas schoenmaat 1

Zet je hiel tegen de onderste rand!

9


4

Mijn snelheid Loop zo snel als je kunt over een afstand van 50 meter. Je (gym)juf of -meester neemt de tijd op. Kleur je prestatie achteraf in op het diagram. klas 1

datum

tijd

seconden

seconden

·

·

seconden

·

·

seconden

·

·

seconden

·

·

seconden

·

·

seconden

·

·

seconden

Mijn snelheid over 50 m tijd in seconden

25 sec.

20 sec.

15 sec.

10 sec.

5 sec.

1 10

klas


5

Hoe hoog ik kan springen Spring zo hoog als je kunt. Je (gym)juf of -meester meet de hoogte. Kleur je prestatie achteraf in op het diagram.

Hoe hoog ik kan springen hoogte

klas 1

1 m 10 cm

1 m 5 cm

1m

95 cm

datum

lengte

m

cm

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

90 cm

85 cm

80 cm

75 cm

70 cm

65 cm

60 cm

55 cm

50 cm

1

klas 11


6

Hoe ver ik kan springen Neem een aanloopje. Spring zo ver als je kunt. Je (gym)juf of -meester meet de afstand op. Kleur je prestatie achteraf in op het diagram.

Hoe ver ik kan springen afstand

klas

datum

lengte

2 m 10 cm

1

m

cm

m

cm

2m

1 m 90 cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

·

·

m

cm

1 m 80 cm

1 m 70 cm

1 m 60 cm

1 m 50 cm

1 m 40 cm

1 m 30 cm

1 m 20 cm

1 m 10 cm

1m

90 cm

80 cm

70 cm

60 cm

50 cm

1

12

klas


7

Hoe ver ik kan zwemmen Ga jij met de klas brevetzwemmen? Dan ben je een echte geluksvogel! Noteer in de tabel in welke klas en op welke datum je een zwembrevet haalde. zwembrevet

behaald in

datum

25 m

klas

50 m

klas

100 m

klas

·

·

200 m

klas

·

·

400 m

klas

·

·

800 m

klas

·

·

1 000 m

klas

·

·

1 500 m

klas

·

·

survival 1

klas

·

·

survival 2

klas

·

·

Kun je nog niet zwemmen? Niet erg, hoor. Dat komt wel.

13


8

Hoe laat ik naar bed ga Noteer in de tabel op welk tijdstip jij dit schooljaar naar bed moet. klas

bedtijd

Dat vind ik:

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

jaar

 te vroeg    net goed    te laat

1

14

leeftijd


9

Leuke weetjes!

15


Ik groei ook binnenin 1 Ik zet door.

Ik leer mijn talenten kennen.

3

2

Ik kom op voor mijn mening.

4 Ik oefen om een (wiskunde-) probleem op te lossen. 5

Ik ga op onderzoek.

6 Ik neem initiatief.

16


7

Ik plan mijn (huis)werk en lessen.

8 Ik evalueer mijn werk.

9

Ik kan zelfstandig werken.

10

Ik kan samenwerken met anderen.

11 Ik werk nauwkeurig. 12

Ik gebruik mijn materiaal correct.

17


1

Ik zet door. Doorzetten betekent: volhouden, ook als het wat moeilijker gaat. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik vind het leuk om iets nieuws te leren.

       

Ik durf een uitdaging aangaan.

       

Ik ben droevig of boos als iets niet meteen lukt.

       

Ik durf hulp vragen wanneer ik iets niet begrijp.

       

Ik blijf doorzetten tot ik het kan.

       

Ik ben zenuwachtig voor een toets.

       

Ik werk graag tegen de tijd.

       

Ik geloof in mezelf en in wat ik kan.

       

Lukt het niet meteen? Misschien helpen deze tips! Denk na: hoe lukte het de vorige keer?

Zoek iemand die je kan helpen.

Verdeel het probleem in stapjes. Los ze een voor een op.

18

Vraag eens hoe de juf, de meester, je vriend ... het zou oplossen.

Maak een tekening of schema bij het probleem.

Maak eerst een oefening die wél lukt.


2

Ik leer mijn talenten kennen. Talent betekent: iets waar je meestal goed in bent. Iedereen heeft talenten! In welke klas zit jij? Schrijf dat cijfer in het hokje onder elk talent. Kleur dan het hokje groen als je er goed in bent.

Ik help anderen. 1

Ik ben nieuwsgierig. 1

Ik ben eerlijk. 1 samenknap muziekknap rekenknap taalknap beweegknap natuurknap zelfknap beeldknap

Ik kan oplossingen bedenken. 1

Ik ben ordelijk. 1

Ik heb ideeën. 1

Ik kan samenwerken.

Ik kan volhouden.

Ik heb fantasie. 1

Ik kan plannen maken. 1

Ik kan keuzes maken. 1

1

1

1

Ik ben knap.

Ik kan voor mezelf opkomen. 1

Ik ben zelfstandig. 1

Ik geloof in mezelf. 1 19


3

Ik kom op voor mijn mening. Opkomen voor je mening betekent: op een fijne manier vertellen hoe jij erover denkt of wat jij ervan vindt. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik durf praten in een groep(je).

       

Ik heb vaak een eigen mening.

       

Ik sta open voor andere meningen.

       

Een andere mening kan me soms overtuigen.

       

Ik weet het meestal beter.

       

Ik twijfel vaak aan mezelf.

       

Ik vind het makkelijk een mening te vormen.

       

Als iedereen ‘wit’ zegt, durf ik toch ‘zwart’ zeggen.

       

Deze tips helpen je om duidelijk op te komen voor je mening! Jouw mening is de moeite waard! Durf je mening geven.

Praat duidelijk, zodat iedereen je verstaat.

Kijk de ander aan. Zo zal die beter naar je luisteren.

20

Bedenk vooraf wat je wilt vertellen. Wees kort en krachtig.

Wacht het juiste ogenblik af. Onderbreek de anderen niet.

Luister ook naar de mening van anderen. Probeer hen te begrijpen.


4

Ik oefen om een (wiskunde)probleem op te lossen. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik zie in elk probleem een nieuwe uitdaging.

       

Ik vertel het probleem met eigen woorden.

       

Ik maak een tekening of schema bij het probleem.

       

Ik los een moeilijk probleem op in stapjes.

       

Ik gebruik regelmatig een kladblaadje.

       

Wat ik niet begrijp, zoek ik op in de Rekenwijzer.

     

Ik durf een probleem op mijn eigen manier op te lossen.         Ik gebruik materiaal dat me vooruit helpt.

       

Ik controleer of mijn oplossing wel kan.

      

Deze tips helpen je om een (wiskunde)probleem op te lossen. Werk stap voor stap.

Zorg eerst dat je het probleem goed begrijpt.

Gebruik wat nodig is om het probleem op te lossen: een tekening, schema, kladblad, geodriehoek ...

Geloof in jezelf. Geef niet op!

Denk na: hoe lukte het vorige keer?

Bespreek achteraf: hoe deden de anderen het? Lukte het zo ook?

21


5

Ik ga op onderzoek. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Moeilijke problemen oplossen vind ik fijn.

       

Ik ben nieuwsgierig en wil altijd méér weten.

       

Ik zet door! Ik rust pas als ik de oplossing ken.

       

Ik kan slimme vragen bedenken over nieuwe leerstof.

       

Ik praat graag met anderen over een probleem.

       

Ik houd ervan om moeilijke dingen uit te leggen.

       

Ik vind het niet erg om eens een foutje te maken.

       

Ik werk flink door, ook als ik er niet zo veel in zin heb.

       

Deze tips helpen je om een échte onderzoeker te worden. Geloof niet zomaar alles. Denk erover na en vorm je eigen mening!

Leer uit je foutjes. Doe het volgende keer anders.

Samen weet je meer! Praat met anderen over wat je onderzoekt.

22

Bekijk een raadsel of probleem van alle kanten.

Heb je iets nieuws ontdekt? Schrijf het op! Zo vergeet je het niet.

Wees streng voor jezelf! Is het goed genoeg, of is het écht goed?


6

Ik neem initiatief. Initiatief nemen betekent: zelf de eerste stap zetten en voorstellen om iets te gaan doen. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik steek vaak mijn vinger op.

       

Als er een vrijwilliger nodig is, sta ik paraat!

       

Ik heb vaak leuke ideeën.

       

Ik voer mijn ideeën ook écht uit.

       

Ik ga mijn eigen weg, ook al vinden anderen dat gek.

       

Als er iets misloopt, durf ik dat vertellen.

       

Ik durf een uitdaging aangaan.

       

Ik vind het leuk om ‘kapitein’ van een groepje te zijn.

       

Deze tips helpen je om initiatief te (durven) nemen. Durf zélf kiezen. Loop anderen niet zomaar achterna.

Heb geen spijt van je beslissing, ook al blijkt ze achteraf fout.

Geloof in jezelf! Wees niet bang om foutjes te maken.

Blijf niet twijfelen, maar beslis.

Werk mee. Breng ideeën aan en stel oplossingen voor.

Voer je ideeën uit. Maak waar wat je voorstelt. Doen!

23


7

Ik plan mijn (huis)werk en lessen. Plannen betekent: vooraf nadenken over hoe en wanneer je iets zult doen. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1 Ik schrijf alles duidelijk op in mijn agenda.

       

Ik maak een overzicht van al mijn taken.

   

Ik denk na: hoeveel tijd heb ik (nodig)?

   

Ik maak een plan. Wat doe ik eerst? Wat komt dan?

     

Wat het dringendst of belangrijkst is, doe ik eerst.

   

Ik plan mijn werk mooi tussen mijn hobby’s door.

     

Grote taken deel ik op in kleinere stapjes.

     

Ik begin op tijd: zo raakt mijn werk ruim op tijd af.

       

Ik stuur bij wanneer het niet lukt zoals gepland.

     

Deze tips helpen je om je werk goed te plannen! Houd je agenda mooi in orde.

Plan je werk. Houd rekening met je hobby’s en andere plannen.

Stel je werk niet uit tot op het laatste ogenblik.

Maak een lijstje van wat je moet doen. Schrap wat klaar is. Daar word je vrolijk van.

Studeer liever elke dag een kwartiertje, dan urenlang op één dag. Doe eerst wat je moeilijk vindt of wat dringend klaar moet zijn.

24


8

Ik evalueer mijn werk. Evalueren betekent: je werk nakijken en vertellen wat je ervan vond. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik schrijf mijn naam op toetsen of werkblaadjes.

       

Ik schrijf netjes en duidelijk leesbaar.

       

Ik teken en meet nauwkeurig.

       

Als ik twijfel, reken of meet ik nog eens na.

       

Ik kijk mijn werk goed na: heb ik alles ingevuld?

       

Ik kan meestal goed inschatten of ik het goed deed.

       

Als er iets fout loopt, zoek ik uit hoe dat komt.

       

Wat fout loopt, pak ik de volgende keer anders aan.

       

Deze vragen helpen je om je werk te evalueren. Staat je naam op je werk? Heb je alles ingevuld?

Heb je de héle vraag opgelost? Klopt de oplossing?

Ben je tevreden over het resultaat? Waarom?

Heb je netjes gewerkt? Is alles duidelijk leesbaar?

Werk je goed alleen, of beter met iemand samen? Hoe komt dat?

Wat moet volgende keer anders of beter? Waarom?

25


9

Ik kan zelfstandig werken. Zelfstandig werken betekent: werken zonder hulp. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1 1

Ik zeg met mijn eigen woorden wat ik moet doen.

       

Ik bespreek de opdracht met mijn vrienden

             

Ik bedenk hoe ik de opdracht of het probleem ga aanpakken. Ik maak een plan: Wat doe ik eerst? Wat komt dan?

       

Ik leg het materiaal klaar dat ik nodig heb.

                 

Ik ga (stap voor stap) aan de slag. Ik houd me aan de opdracht en aan mijn plan.

       

Ik probeer flink door te werken.

       

Ik schrijf duidelijk en teken of meet nauwkeurig.

       

Ik stuur bij wanneer het niet lukt zoals gepland.

     

Ik controleer: Heb ik het goed gedaan? Kan ik het? Ik kijk na of het antwoord volledig en leesbaar is.

       

Ik controleer of het antwoord juist is.

       

Ik denk na: Heb ik het goed aangepakt? Ik ben kritisch: Heb ik mijn doel bereikt? Kan ik het?

26

       

Ik denk na: Hoeveel tijd heb ik nodig?

4

Ik lees de opdracht of het probleem nog een keer.

Ik kijk eerst in de Rekenwijzer als dat nodig is.

3

Ik zorg ervoor dat ik de opdracht of het probleem goed begrijp.

Ik maak een tekening of schema bij de opdracht. 2

         


10

Ik kan samenwerken met anderen. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas

In onze groep ...

1

... mag iedereen meedoen.

       

... werken we flink door.

       

... zijn we echt bezig met de opdracht.

       

... luisteren we goed naar elkaar.

       

... moedigen we elkaar aan.

       

... helpen we elkaar.

       

... geven we elkaar al eens een complimentje.

       

Deze tips helpen je om nóg beter samen te werken! Overleg samen. Hoe doen we het?

Verdeel de taken. Wie doet wat?

Deel informatie. Lukt het? Wat heb je al?

Help elkaar. Wat kan ik voor je doen?

Los problemen op. Lukt het nu beter?

Leer van je fouten. Wat doen we volgende keer anders?

Vorm een oordeel. Hebben we fijn samengewerkt?

27


11

Ik werk nauwkeurig. Als je nauwkeurig werkt, doe je je werk met veel aandacht. Je past goed op dat je geen fouten maakt. Kleur het bolletje  (meestal),  (soms) of  (nooit). klas 1

Ik werk rustig en neem de tijd die ik nodig heb.

       

Ik werk een taak af voordat ik aan de volgende begin.

       

Ik houd mijn aandacht bij de opdracht.

       

Als ik twijfel, werk ik met potlood.

       

Ik verzorg mijn handschrift.

       

Ik doe mijn werk zo goed als ik kan.

       

Ik kijk mijn werk zorgvuldig na.

       

Ik laat mijn werk ook eens door anderen nakijken (papa, mama, vriend ...).

       

Deze tips helpen je om nauwkeuriger te werken. Werk niet te snel. Zo maak je vanzelf minder foutjes.

Werk je taken een voor een en stap voor stap af.

Kun je het zelf niet lezen? Begin dan opnieuw!

Twijfel je? Werk dan eerst met potlood!

Klaar? Kijk goed na, of laat een ander je werk eens nakijken. Wees niet té streng! Het hoeft echt niet altijd perfect te zijn.

28


12

Ik gebruik mijn materiaal correct. Het juiste materiaal op het juiste moment op de juiste manier gebruiken, helpt je om een wiskundeprobleem correct en nauwkeurig op te lossen. Dit helpt (bijna) altijd!

een potlood en gom

een kladblaadje

de Rekenwijzer

Ook dit materiaal helpt je soms vooruit!

de rekenbeelden

de rekenblokjes

een zakrekenmachine

Weet je niet meer hoe het moet? Bekijk het filmpje op bingel!

de meetinstrumenten

de geodriehoek

de passer 29


Mijn prikbord Schrijf hier elk jaar de tips die jullie zelf bedenken!

30


31


32



www.vanin.be ISBN 978-90-306-8290-5

569929


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.