Sapiens 6 DDG en D/A -inkijkexemplaar

Page 1


Sapiens

Geschiedenis

Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) & Dubbele finaliteit (1u)

6 Sapiens Geschiedenis

©VANIN

Birgit Reusens

Hannes Deryckere

Sofie Dewinkeler

Wim Heylen

Frederik Van den Broeck

Sofie Van Eyken

Bauke Verbergt

Marjolein Wilke

Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Sapiens 6 Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.

6 Sapiens

LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 1 SCHOOLJAAR. INDIEN JE DE LICENTIE NIET KUNT ACTIVEREN, NEEM DAN CONTACT OP MET ONZE KLANTENDIENST.

Doorstroomfinaliteit (domeingebonden) en Dubbele finaliteit (1u)

!

©VANIN

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.

In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.

© Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2024

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

De copyrightvermeldingen vind je op p. 108 van dit leerwerkboek.

Eerste druk 2024

ISBN 978-94-647-0475-4

D/2024/0078/151

Art. 605777/01

NUR 130

Ontwerp cover en binnenwerk: Shtick Zetwerk: Banananas.net

Kaarten: Van Oort redactie en kartografie, Almere (Nederland)

Inhoud

Starten met Sapiens 6 5

iDiddit: het onlineleerplatform bij Sapiens 9

Hoofdstuk 1:

België aan de vooravond van de hedendaagse tijd 10

Historische vraag 1: Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor? 14

Historische vraag 2: Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie? 20

Hoofdstuk 2: De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 28

Historische vraag 1: Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog? 32

Historische vraag 2: Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting? 40

Historische vraag 3: Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning? 46

Uitbreiding 1: Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda? 52

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België? 53

Hoofdstuk 3: Naar een bipolaire wereld (1945 - 1960) 62

Historische vraag 1: Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog? 66

Historische vraag 3: Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa? 7 9

©VANIN

Historische vraag 2: Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde? 74

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Koude Oorlog naar een ‘warmere’ fase? 85

Historische vraag 5: Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog? 94

Uitbreiding 1: Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog? 104

Hoofdstuk 4: De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog

Historische vraag 1: Hoe dwongen de gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

Historische vraag 2: Hoe keken Belgen en Congolezen naar de dekolonisatie?

Historische vraag 3: Waarom slaagde bijna geen enkele ex-kolonie erin een stabiele, autonome koers te varen?

Uitbreiding 1: Welke relatie met het Westen bouwde Congo op onder president Mobutu?

Historische vraag 4: Op welke manier beeldt het AfricaMuseum in Tervuren de veranderende blik van de Belgen op het koloniale verleden uit?

Hoofdstuk 5: België in de jaren 1960 - 1980

Historische vraag 1: Wat droeg bij aan de emancipatie van de vrouw in de jaren 1960 - 1970?

Historische vraag 2: Waarom protesteerden de studenten in België tijdens de jaren 1960?

Historische vraag 3: Hoe evolueerde België tijdens de jaren 1960 en 1990 van een unitaire naar een federale staat?

Uitbreiding 1: Welke partijen ontstonden in België vanaf eind jaren 1970 als alternatief voor het politieke centrum?

Hoofdstuk 6: Naar een multipolaire wereld

Historische vraag 1: Hoe kwam er een einde aan de Koude Oorlog?

Historische vraag 2: Hoe werd de EU een belangrijke speler in de multipolaire wereld?

Uitbreiding 1: Welke rol speelde Mao in het ontstaan van het moderne China?

Historische vraag 3: Hoe eist China zijn plaats op in de multipolaire wereld?

Historische vraag 4: Waarom lijkt de vrede steeds verder weg in Palestina?

Hoofdstuk 7: Synthese: de hedendaagse tijd

Opgave 1: Situeer belangrijke gebeurtenissen uit de hedendaagse tijd op de tijdlijn en vul het historisch referentiekader aan.

Opgave 2: Bestudeer de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen in de hedendaagse tijd.

Opgave 3: Leg verbanden tussen belangrijke historische fenomenen en gebeurtenissen in de hedendaagse tijd.

Histokit

Starten met Sapiens 6

Welkom bij Sapiens 6. We leggen je graag uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

Op weg met Sapiens 6

Het leerwerkboek bestaat uit 7 hoofdstukken en een Histokit. Elk hoofdstuk is op dezelfde manier opgebouwd.

©VANIN

Elk hoofdstuk start met een titelpagina. Die bestaat uit een afbeelding van een historische bron.

In ‘Wat weet je al?’ fris je je kennis en vaardigheden op aan de hand van een aantal korte opdrachten op iDiddit.

Nu ben je klaar om Op Onderzoek te gaan. De routekaart toont het pad met historische vragen en uitbreidingsopdrachten.

Je doorloopt alle historische vragen door het groene pad te volgen. Wil je graag een extra uitdaging? Dan kun je op iDiddit een omweg maken met de uitbreidingsvragen uit het blauwe pad.

Je onderzoek starten doe je met ‘Situeren in tijd’. Op de tijdlijn staan belangrijke gebeurtenissen en evoluties uit de periode van het hoofdstuk aangeduid. Tijdens je onderzoek maak je regelmatig gebruik van deze tijdlijn.

Vervolgens doorloop je via opdrachten en bronnenstudie de verschillende historische vragen (en eventuele uitbreiding) van het hoofdstuk.

Een hoofdstuk eindigt met een Synthese. In de synthese vind je een schema dat je kunt aanvullen en dat de inhouden van de lesteksten bij elke historische vraag beknopt samenvat. Gaandeweg leer je zo de inhouden uit een hoofdstuk te schematiseren.

Op iDiddit vind je een uitgebreide versie van dat schema. Daarnaast vind je in de synthese een overzicht van de belangrijkste historische begrippen en structuurbegrippen die in het hoofdstuk aan bod komen.

Op iDiddit vind je de doelen die je zou moeten halen op het einde van het hoofdstuk.

De Histokit is jouw gereedschapskist voor het vak geschiedenis. De fiches helpen je stapsgewijs te werk te gaan. Je kunt ze gebruiken als hulpmiddel bij moeilijke opdrachten.

Histokit 6: hulpmiddelen om historisch te leren denken

3.2 De impact in de kolonies

2 Handig voor onderweg

In een hoofdstuk kom je een aantal elementen tegen die je helpen om op het juiste pad te blijven.

Historische vraag 1:

De inschakeling van koloniale gebieden in de oorlogsindustrie had een grote impact in de kolonies. In verschillende kolonies was er sprake van verplichte arbeid. De grote vraag naar landbouwproducten en grondstoffen zorgde er bovendien voor dat voedsel steeds duurder werd en dat de levensstandaard daalde. De context van de oorlog maakte de kolonies ook kwetsbaar voor hongersnoden. Sommige kolonies werden zelf de inzet van de strijd tussen de geallieerden en de asmogendheden. In januari 1942 viel Japan bijvoorbeeld Nederlands-Indië binnen. Tot het einde van de oorlog leefde de bevolking van Nederlands-Indië onder Japanse bezetting. Miljoenen mensen werden verplicht om dwangarbeid te verrichten.

3.3 Weerstand

©VANIN

Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog?

In verschillende kolonies kwam er weerstand tegen de gevolgen van de oorlog. In Belgisch-Congo braken doorheen de oorlog verschillende stakingen en rellen uit onder mijn- en dokwerkers. In de koloniale legers was bovendien regelmatig sprake van muiterij. In sommige gevallen grepen lokale leiders de oorlog aan als een kans om zich te verzetten tegen de koloniale overheersing. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Nederlands-Indië en in Brits-Indië. De ervaringen van de Tweede Wereldoorlog versterkten in sommige kolonies de onafhankelijkheidsbewegingen en zorgden er mee voor dat die landen na de oorlog politiek onafhankelijk werden (dekolonisatie).

Slechts enkele decennia na het Verdrag van Versailles startte de Tweede Wereldoorlog. Die verliep met wisselende kansen voor de twee grote partijen: de geallieerden en de asmogendheden. Een aantal keerpunten waren belangrijk voor de uiteindelijke overwinning van de geallieerden. In deze historische vraag analyseer je een kaart en bekijk je een aantal beelden. Aan de hand daarvan onderzoek je enkele belangrijke gebeurtenissen in de oorlog.

1 Bestudeer nauwgezet de legende van bron 1.

Uitbreidingen herken je aan de blauwe opmaak.

02f KIJKSTRATEGIEËN

Historische vragen herken je aan de groene opmaak.

Uitbreiding 1: Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda?

a In de Tweede Wereldoorlog stonden twee partijen tegenover elkaar: de geallieerden en de asmogendheden. Vul in de tabel aan bij welke partij de volgende landen tijdens de Tweede Wereldoorlog hoorden: Duitsland – Verenigd Koninkrijk – Italië – Sovjet-Unie.

Geallieerden

Historische vraag 1: Hoe dwongen gekoloniseerde volkeren hun onafhankelijkheid af?

In Sapiens 5 zag je hoe Europese overheden via verschillende kanalen propaganda verspreidden om de kolonisatie te legitimeren. Je zag ook dat propaganda gebruikt werd tijdens de Eerste Wereldoorlog en door de totalitaire regimes die tijdens het interbellum opkwamen. In het propagandamateriaal werd gebruikgemaakt van bepaalde strategieën, zoals zwart-wittegenstellingen of wij-zij-denken. Ook in de Tweede Wereldoorlog nam oorlogspropaganda een belangrijke plaats in.

Asmogendheden

1

Na de Tweede Wereldoorlog verloren verschillende Europese koloniserende landen de grip op hun kolonies. Een na een werden de kolonies politiek onafhankelijk van hun kolonisator. Dat proces, waarbij kolonies staatkundig zelfstandig werden, noemen we dekolonisatie

VS Japan

Opdrachten zijn aangeduid met een voetstap.

← Schweitzer, H. (1943). Der ist schuld am Kriege!

In deze historische vraag bestudeer je de dekolonisatieprocessen die plaatsvonden in Belgisch-Congo en Brits-Indië. Je zoekt een antwoord op de vraag welke rol gekoloniseerde volkeren daarbij speelden en hoe zij erin slaagden de onafhankelijkheid te verwerven.

b Gebruik bron 1 om te achterhalen wat er met België, Nederland en een deel van Frankrijk gebeurde tijdens de oorlog. Leid daaruit af aan welke kant van de oorlog elk van die landen mee zou strijden.

Historisch denken: structurele en menselijke (f)actoren

Als we proberen te verklaren waarom bepaalde historische gebeurtenissen of fenomenen zich voordeden, kunnen we een onderscheid maken tussen de rol van structuren en de rol van mensen. Je kunt met andere woorden de vraag stellen wie en/of wat verantwoordelijk was voor een historische gebeurtenis of fenomeen.

Ga naar iDiddit en onderzoek aan de hand van propagandamateriaal via welke strategieën geallieerde en Duitse overheden tijdens de Tweede Wereldoorlog het volk aan hun kant probeerden te krijgen.

De rode kaders helpen je te denken als een historicus.

c Achterhaal aan de hand van je kennis uit Sapiens 5 waarom Noord-Afrikaanse landen als Marokko en Algerije volgens bron 1 aan de kant van de geallieerden vochten.

Hoofdstuk 2: De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 52

Met structurele factoren (wat) bedoelen we bredere maatschappelijke (sociale, politieke, culturele of economische) omstandigheden die mee aan de basis liggen van historische gebeurtenissen. Denk aan een economische crisis of een gewapend conflict.

Met menselijke actoren (wie) bedoelen we de rol die individuen of bredere groepen in een samenleving spelen bij de verwezenlijking van historische gebeurtenissen. Een groep stakende arbeiders kan bijvoorbeeld sociale hervormingen mee in de hand werken.

d Welke twee grote fasen kun je onderscheiden in de Tweede Wereldoorlog?

Historische gebeurtenissen of fenomenen hebben doorgaans niet één maar wel meerdere oorzaken (multicausaliteit). In die veelheid aan oorzaken is er vaak een samenspel tussen structurele factoren en menselijke actoren.

Hoofdstuk 2: De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 32

1 Bestudeer de kaart van bron 1.

a Vul de tabel met de verschillende dekolonisatiegolven aan.

Tijd Ruimte kolonies

1 2 Bron 1: ↑ Bekijk de kaart van de dekolonisatiegolven.

18e - 19e eeuw 1945 - 1980

4: De dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog 6

Zuid- en Midden-Amerika

Azië, Afrika en Midden-Oosten

Hoofdstuk

Dit fragment is afkomstig uit het oorlogsdagboek van Hubertina Aretz. Hubertina werd geboren in Duitsland, maar was van Nederlandse afkomst. Al in het interbellum werd ze in Duitsland veroordeeld omdat ze hulp had geboden aan Joden. Tijdens de oorlog verbleef ze eerst in Nederland en later in België. Ze werd in 1944 gearresteerd en verbleef tot het einde van de oorlog in een concentratiekamp.

2 Bezet België (1940 - 1944)

2.1 Het bezettingsregime

In mei 1940 viel Duitsland België binnen. De Belgische regering vluchtte naar Londen om aan de zijde van de geallieerden mee te strijden tegen Duitsland. Eind mei capituleerde het Belgische leger en werd de democratische rechtstaat vervangen door een militair bestuur. Belgische topambtenaren behielden daarbij nog enige ruimte om het land te besturen. Toch had het bezettingsregime een grote invloed op het dagelijkse leven in België: voedsel werd gerantsoeneerd, de Belgische economie werd ingeschakeld in de Duitse oorlogsvoering en in 1942 werd de verplichte tewerkstelling ingevoerd. Om weerstand bij de Belgische bevolking in te dijken maakten de Duitsers gebruik van propaganda in combinatie met een strenge censuur, strikte ordehandhaving en hardhandige repressie

Lokale machthebbers kozen voor ‘de politiek van het minste kwaad’ (accomodatie). In een poging om een volledige machtsovername te vermijden en het belang van de Belgische bevolking te verdedigen werkten ze in beperkte mate samen met de Duitse bezetter. Zij konden de besluiten van de bezetter echter zelden volledig tegenhouden.

↑ Maker onbekend. (1958). Herdenkingsplechtigheid aan de Dossinkazerne. Deze foto werd genomen aan de Dossinkazerne in Mechelen. Vanuit de Dossinkazerne vertrokken tijdens de Tweede Wereldoorlog treintransporten naar concentratie- en vernietigingskampen. In 1958 werd voor het tweede jaar op rij een herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de Joodse gemeenschap. Op de banner staat: 'Wij zullen onze dierbare, overleden slachtoffers nooit vergeten.'

Bron 3:

Elke historische vraag sluit af met een lestekst die je kunt gebruiken bij het studeren. Je herkent de lestekst aan het pictogram en de lichtrode kantlijn.

Historische begrippen vallen extra op door de stippellijn Je vindt die woorden ook achteraan terug bij de synthese en in je Histokit.

©VANIN

Bij elke bron vind je een korte uitleg over de bron. Die begint telkens met de bronverwijzing. In je Histokit kun je opzoeken hoe je een bronverwijzing opstelt.

Bron 4:

Histokit

De Histokit helpt je bij moeilijkere opdrachten.

iDiddit

De Vlaamse regering gelooft al meer dan 10 jaar sterk in dit project met internationale ambities. (…) Met dit museum, memoriaal en documentatiecentrum zullen we bijdragen aan de studie en bezinning over mechanismen van uitsluiting, onverdraagzaamheid en racisme in de samenleving, en tot versterking van de democratie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Kazerne Dossin een volwaardige plaats zal innemen in de lijst van internationale Holocaustmusea, en in de bredere kring van herinneringsmusea.

Uit: Departement Kanselarij & Buitenlandse Zaken. (23 november 2012). Opening van Kazerne Dossin in Mechelen. www.fdfa.be

Sommige inhouden en opdrachten vind je enkel op iDiddit. Je herkent ze aan dit pictogram.

↑ In 2012 opende in Mechelen de Kazerne Dossin. Vooraf vond een internationale persconferentie plaats waarin Vlaams minister-president Kris Peeters de functie van het museum toelichtte.

VAN IN Plus

↑ Bierwerts, W. (1997). Herdenkingsmonument voor de gedeporteerde Joodse bevolking in Antwerpen. Dit monument bevindt zich op de Belgiëlei in Antwerpen. Het monument kwam er in 1997 op initiatief van het Forum der Joodse Organisaties en de stad Antwerpen. Het werd ontworpen door beeldhouwer Willem Bierwerts.

Bekijk de trailer.

Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit pictogram ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.

Hoofdstuk 2: De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 55
Bron 2:
© Kazerne
Dossin, Fonds Nobels
Hoofdstuk 2: De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945) 45

Mijn lesmateriaal

Het onlineleerplatform bij Sapiens

Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten en extra oefeningen.

Extra materiaal

Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een audio- of videofragment zijn, een woordenof begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.

Opdrachten

Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

Evalueren

Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.

Resultaten

Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.

Notities

Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.

Meer weten?

Ga naar www.ididdit.be

België aan de vooravond van de hedendaagse tijd

Permeke, C. (1927). De woonwagen. Permeke schilderde dit werk tien jaar na de Eerste Wereldoorlog en tien jaar voor de start van de Tweede Wereldoorlog. Niet toevallig koos hij dit thema: vader en zoon die al hun kracht verzamelen

Hoofdstuk

om hun woonwagen verder te duwen, een beeld dat de harde realiteit en armoede van die tijd uitdrukt. Permeke gebruikte uitsluitend okerachtige donkere kleuren om het zware leven van ‘de man in de straat’ tot uiting te brengen. Hij vervormde hun lichamen, vergrootte hun handen en manipuleerde het perspectief. Zo liet hij de traditionele kunst achter zich en zette hij een stap richting moderne kunst.

In dit inleidende hoofdstuk herhaal je aan de hand van de Belgische kunst belangrijke evoluties uit de periode voor de Tweede Wereldoorlog.

Je onderzoekt ook waarom mensen radicaliseerden

in het België van het interbellum, net als in veel andere Europese landen, wat ertoe leidde dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak.

Op onderzoek II

I

©VANIN

Wat weet je al?

Toen het Belgische grondgebied nog deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden, bundelden mensen uit de verschillende lagen van de bevolking hun krachten om de Belgische Revolutie te laten slagen. Koning Willem I werd onder meer verweten dat hij het Nederlands als bestuurstaal wilde invoeren: ondenkbaar voor de Franstalige elite in het Zuiden. Maar ook na 1830, toen België onafhankelijk werd, bleef taal een twistpunt in het jonge koninkrijk België.

Naast het liberalisme, de christendemocratie en het socialisme groeide er in België een vierde politieke strekking of ideologie, die in het interbellum erg populair zou worden: het Vlaams-nationalisme

Herhaal even de belangrijkste kenmerken van de drie eerste strekkingen.

In Sapiens 5 leerde je ook wat nationalisme betekent. Kun je inschatten wat de Vlaamsnationalisten wilden realiseren? Bestaan ze vandaag nog?

In dit hoofdstuk blik je aan de hand van een aantal Belgische kunstuitingen terug op de laatste periode van de moderne tijd, die je in Sapiens 5 bestudeerde. Tegelijk is het een inleiding naar de hedendaagse tijd, die start met de Tweede Wereldoorlog.

Historische vraag 1: Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor?

Historische vraag 2: Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie?

Situeren in tijd

Situeren in tijd

Wappers, G. (1835). Episode des journées de Septembre 1830 sûr la place de l’Hotel de ville de Bruxelles (‘Tafereel van de Septemberdagen 1830 op de Grote Markt in Brussel’).

Met felle lichtcontrasten en hevige bewegingen vertelt

Wappers het verhaal van de septemberdagen in 1830 in de straten van Brussel.

Minne, J. (1927). ‘Morgen’, derde deel uit de Loftriptiek van Antwerpen: Gisteren, vandaag, morgen.

De grafische werken van Minne verrassen vaak met opvallende lijnen, perspectieven en vervormingen.

In zijn expressieve stijl uitte hij vooral zijn individuele gevoelens ten aanzien van de moderniseringen in de grootstad, zoals de industrie en havenexpansies.

Het individualisme werd steeds belangrijker dan het gemeenschapsgevoel.

BELGISCHE

Meunier, C. (ca. 1900). Mijnwerker met bijl. In volle industrialisering schildert Meunier, bekend om zijn erg realistische beelden van arbeiders, deze mijnwerker. Na eeuwen waarin vooral de adel en de gegoede burgerij werden geportretteerd, krijgt ‘de kleine man’ nu ook aandacht in de kunst.

Boch, A. (1893). Tijdens de elevatie. Boch weet in haar impressionistische schilderijen een warme en kleurrijke sfeer op te oepen, niet van grote roemrijke gebeurtenissen, maar van eenvoudige momenten uit het dagelijkse leven. Door middel van snelle onvermengde kleurtoetsen legt ze het moment vast waarop de kerkgangers het hoofd buigen voor de opgestoken hostie, die het lichaam van Christus voorstelt.

Historische vraag 1:

Hoe stelden kunstenaars de eerste honderd jaar van België voor?

In 1930 vierde België zijn honderdste verjaardag. Het eeuwfeest werd gevierd van de hoofdstad tot in de kleinste dorpen. Voor veel Belgische kunstenaars was het een uitgelezen moment om terug te blikken.

Aan de hand van hun beelden, gebouwen en schilderijen zie je hun kijk op de wereld van toen en ontdek je welke boodschap er achter de kunstwerken schuilt.

Bestudeer bron 1 tot en met 4 en kunstbron A tot en met D op de tijdlijn op p. 12-13.

Contextualiseer de bronnen met behulp van je Histokit.

a Verbind aan elk van de acht bronnen één of meer gebeurtenissen of evoluties die op de tijdlijn zijn aangegeven en noteer ze in kolom 2.

b Onderbouw je keuzes met minstens één argument in kolom 3.

c Noteer in kolom 4 in welk(e) maatschappelijk(e) domein(en) je de bronnen situeert.

Bron 2:

Horta, V. (1885 - 1898). Hotel Van Eetvelde in Brussel. In opdracht van Edmond Van Eetvelde, de gouverneur van Congo Vrijstaat, bouwde Horta dit herenhuis in het centrum van Brussel. Vooral de overdekte wintertuin springt in het oog. Die deed dienst als ontvangstruimte. Het gebruik van staal in golvende en natuurlijke lijnen is typisch voor de art-nouveaustijl.

Maquet, H. (1900 - 1903). De Koninklijke Gaanderijen in Oostende. De lange reeks Dorische zuilen van deze galerij is geïnspireerd op de klassieke architectuur. De stijl van zulke monumentale klassieke gebouwen die de koloniale macht moesten uitstralen, wordt de koloniale stijl genoemd. Leopold II wilde met de galerij de koninklijke chalet aan zee verbinden met een salon vlak bij de Wellington-paardenrenbaan. Net als bij veel andere bouwwerken in opdracht van Leopold werd de gaanderij bekostigd met geld uit zijn kolonie, Congo Vrijstaat.

Van Averbeke, F., Van Averbeke, R. (1930). IJzertoren in Diksmuide.

©VANIN

Van Averbeke, E. (1929 - 1931). Boerentoren in Antwerpen. Naar aanleiding van de wereldtentoonstelling die in 1930 in Antwerpen zou plaatsvinden, bouwde de Middenkredietbank (de latere KBC) de eerste wolkenkrabber in Europa. Het bouwwerk in artdecostijl was 87,5 meter hoog.

In hetzelfde jaar als de Boerentoren verrees in de polders bij Diksmuide de IJzertoren. Dat monument voor de gevallen Vlaamse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hét symbool van meer Vlaamse zelfstandigheid. Het monument was al van bij de inhuldiging omstreden. Op de foto zie je een vliegtuigje naderen dat Belgische vlaggetjes en anti-Vlaamse pamfletten zal uitstrooien over het aanwezige publiek.

Bron 1:
Bron 3:
Bron 4:

2

Herbekijk de vier kunstbronnen (A tot en met D) op de tijdlijn. Die kunstwerken kun je niet los zien van de periode waarin ze gemaakt zijn. De standplaats, maar evengoed het perspectief van de artiest, is er vaak uit af te lezen.

a Verbind in kolom 2 bron A tot en met D met de juiste kunststroming. Kies uit: expressionisme – romantiek – realisme – impressionisme. Als je niet voldoende informatie vindt in de bijschriften, kun je eerst wat opzoekwerk doen.

b Zoek op in welke periode de kunststroming thuishoort en noteer dat in kolom 3.

c Noteer in kolom 4 waarom het kunstwerk typisch is voor de tijd waarin de kunstenaar leefde.

d Noteer in kolom 5 op welke manier elke kunstenaar zijn eigen vorm aan het onderwerp gaf.

Bron Kunststroming

PeriodeInhoudelijke kenmerken Vormgeving

3

Herbekijk bron 1 tot en met 3 op p. 16. Ook in de architectuur ontwikkelden zich van 1830 tot 1930 typische internationale stijlen. In de tabel vind je voor elke stroming de typische kenmerken en een internationaal voorbeeld. 02f

a Plaats elk voorbeeld uit de Belgische architectuur (bron 1 tot en met 3) bij de juiste stroming.

b Omschrijf kort welke kenmerken je in elk voorbeeld uit de Belgische architectuur herkent.

Tijd18e - 19e eeuw rond 1890 - 1914 interbellum

Stroming

Je kunt de koloniale stijl herkennen aan zijn monumentaliteit. Ook tal van klassieke bouwelementen worden geïntegreerd, zoals een heldere en bijna wiskundige opbouw, symmetrie, de herhaling van frontons en zuilen (zoals bij de klassieke tempel), rechte vensteropeningen en het gebrek aan overdadige versiering. De gebouwen moesten vooral de koloniale macht uitstralen.

Tromp, J. (ca. 1744). Paleis Istana Bogor in Bogor, West-Java, Indonesië.

Je kunt de art-nouveaustijl herkennen aan de uitbundige golvende vormgeving, de voorkeur voor asymmetrie, het gebruik van nieuwe materialen (staal en glas), de kleuren en de rijkelijke versieringen (bloemen vogelmotieven).

Je kunt de art-decoarchitectuur herkennen aan de rijke kleuren, de geometrische vormgeving, de zigzaglijnen en de gestileerde vormen. Die stijl omarmde de nieuwe technologieën, zodat ze bijvoorbeeld spectaculair hoog konden bouwen.

In Green

Gaudi, A. (1877). Casa Batlló in Barcelona.

Van Alen, W. (1930). Chrysler Building in New York.

Voorbeeld

4

Vul op de juiste plaats op de tijdlijn de naam in van de zeven kunststromingen waarmee je kennismaakte in voetstap 2 en 3.

5

Beantwoord de historische vraag.

1 Een eeuw Belgische kunst (1830 - 1930)

1.1 In de 19e eeuw

Het ontstaan van België in 1830 viel samen met de opkomst en bloei van het nationalisme. Nationalistische gevoelens en de drang naar het verleden werden door kunstenaars uit heel Europa uitgedrukt in de stijl die men de romantiek zou noemen. Met felle lichtcontrasten en hevige bewegingen brachten ze revoluties zoals de Belgische Revolutie in beeld. De Belgische kunstenaars vonden inspiratie bij hun Franse voorgangers die de Franse Revolutie hadden afgebeeld.

Rond het midden van de 19e eeuw hadden kunstenaars aandacht voor de sociale kwestie. Het lot van de vele fabrieksarbeiders tijdens de eerste industriële revolutie werd bijna fotografisch vastgelegd. De stroming die een licht wierp op de zware arbeid en het gewone volk, werd het realisme genoemd. Belgische kunstenaars schilderden onder meer taferelen van mijnwerkers en boeren.

Rond 1885 begon de kolonisatie. In Congo Vrijstaat ontwikkelde zich een typische koloniale stijl die ook bij Belgische gebouwen werd gebruikt. De stijl wordt gekenmerkt door monumentaliteit en het gebruik van klassieke bouwelementen zoals zuilen en bijna wiskundige vlakken en lijnen. Belgische kunstenaars moesten de koloniale macht tentoonspreiden in monumentale gebouwen en standbeelden.

Toen in de tweede helft van de 19e eeuw de fotografie werd uitgevonden en in de scheikunde en fysica belangrijke innovaties tot stand kwamen, raakten kunstenaars gefascineerd door het belang van kleuren, die snel konden wisselen met het licht. Met snelle toetsen schilderden de kunstenaars van het impressionisme rond 1870 het veranderende licht, vooral buiten in de natuur en in het dagelijkse leven.

1.2 In de 20e eeuw

Rond de eeuwwisseling was de tweede industriële revolutie een feit. Het gebruik van staal gaf architecten de mogelijkheid om open constructies te bouwen. De art nouveau of Jugendstil was een bouwstijl die gekenmerkt werd door veel staal, glas en licht. De organische sierelementen waren geïnspireerd op de natuur.

In de periode rond de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde zich ook in België het expressionisme. In die stroming drukten kunstenaars hun individuele gevoelens uit. Door de vervorming van perspectieven en kleuren gaven ze een meer persoonlijke en expressieve uitdrukking aan hun beelden.

Tijdens het interbellum ten slotte vormde de art deco een reactie op de organische en dynamische stijlen van onder meer de art nouveau. Die nieuwe stijl omarmde de jongste technologieën en werd gekenmerkt door strakkere vormen en geometrische patronen, vooral gebruikt in de architectuur en het design. De eerste grote wolkenkrabbers, zoals de Boerentoren in Antwerpen, werden vaak in die stijl opgetrokken.

Historische vraag 2:

Waarom keerde een deel van de Vlamingen zich in de jaren 1930 tegen de democratie?

Het eeuwfeest van België luidde de jaren 1930 in. In die periode was er weinig reden tot vieren. Het trauma van de Grote Oorlog (1914 - 1918) was nog niet helemaal verteerd of er staken al nieuwe uitdagingen de kop op, waaronder een economische crisis. Die crisis werd ‘de Grote Depressie’ gedoopt en begon in 1929 in de VS. Bovendien was er in België ook nog de taalkwestie. Een Franstalige elite bestuurde al honderd jaar het land, waardoor de bestuurstaal het Frans was. Dat was echter niet naar de zin van een groot deel van de Vlamingen. Al in de 19e eeuw bundelde een groep Vlaamse kunstenaars, intellectuelen en politici de krachten in wat later de ‘Vlaamse Beweging’ zou heten. Die beweging ijverde voor meer rechten en een gelijke behandeling van beide landstalen. Hoewel het Nederlands, naast het Frans, in 1898 werd erkend als officiële landstaal, veranderde er in de praktijk weinig. De communautaire breuklijn, de breuklijn die zich aftekende tussen de taalgemeenschappen in België, tussen Vlamingen en Franstaligen dus, bleef een pijnpunt.

1 Bekijk opnieuw aandachtig de tijdlijn op p. 12-13.

a Op de tijdlijn staan een aantal begrippen die verband houden met de Vlaamse strijd om meer rechten tijdens het interbellum. Ze zijn opgesomd in de tabel. Vul aan de hand van de tijdlijn het ontbrekende begrip in de eerste rij in.

b Noteer in kolom 2 de periode waarin elk begrip thuishoort. Als je een begrip niet kent, zoek je eerst de betekenis op.

c Leg in kolom 3 de begrippen uit aan de hand van bron 1 tot en met 6.

Noteer het nummer van de bron waaruit je je informatie haalde in de laatste kolom.

Begrip Datering

Omschrijving

Al voor de Eerste Wereldoorlog, toen België nog verfranst was, waren er Vlamingen die meer rechten eisten voor Vlaanderen: recht op eigen taal in officiële instellingen zoals rechtspraak en onderwijs was een prioriteit.

Bron

VNV

Activisme

Taalwetten

Verdinaso

Bron 1:

← Pompsteen Merkem. (rond 1918).

Door de schrijnende leefomstandigheden in de loopgraven en het feit dat veel officieren Frans spraken, groeide de frustratie bij de Vlaamse soldaten. Op deze oude pompsteen in Merkem, vlak bij het front, lieten Vlaamse soldaten in 1918 deze niet mis te verstane boodschap achter: ‘Hier ons bloed, wanneer ons recht?’ Door het ongenoegen van de soldaten en anderen achter het front ontstond de Frontbeweging, die na de oorlog politiek actief bleef als de Frontpartij.

©VANIN

Bron 2:

Zijn klinkende verkiezingsoverwinning maakte van August Borms in Vlaamse kringen een echte held. Politiek België wilde zich bij het komende eeuwfeest geen tweede keer door een Vlaamse dwarsligger laten verrassen. De regering zond daarom tijdig signalen uit dat over een en ander misschien toch gepraat kon worden. Het gevolg was een rijke oogst aan nieuwe taalwetten in de jaren 1930.

Naar: Platel, M. (2004). Communautaire geschiedenis van België. Van 1830 tot vandaag. Davidsfonds.

Maker onbekend. (tussen 1930 en 1946). August Borms.

August Borms (1878 - 1946) was vóór de Eerste Wereldoorlog een leraar en veelgevraagd spreker in de Vlaamse Beweging. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij activist en steunde hij volmondig de Duitse ‘Flamenpolitik’, die Vlaanderen meer onafhankelijkheid wilde geven. Na de oorlog werd hij voor zijn politieke activisme ter dood veroordeeld, een straf die later zou worden omgezet in levenslange dwangarbeid. Borms kwam in 1928 niet in aanmerking voor amnestie (kwijtschelding van straf), maar kwam bij de verkiezingen wel op voor de Frontpartij. Hij won overtuigend, maar mocht zijn zetel in het parlement niet innemen. Een jaar later werd hij toch vrijgelaten.

Bron 3:

De Franstalige kringen die nu zeer waakzaam waren en waarin de anti-Vlaamse reflexen alleen maar sterker werden, deinsden niet terug voor een open boycot van de taalwetten. Zo werden die wetten een nieuwe bron van ontevredenheid en beroering in de reeds zo door de Vlaamse kwestie bewogen Belgische politiek. De Vlaams-nationalisten die zo lang het Belgische status-quo aanvaard hadden en enkel maar beperkte verbeteringen in het officiële taalgebruik bepleit hadden, begonnen nu het functioneren van de staat, de democratie zelf, in vraag te stellen.

Naar: Ruys, M. (1975). De Vlamingen: een volk in beweging, een natie in wording. Lannoo.

De taalwetten van de jaren 1930 zorgden voor de vernederlandsing van het onderwijs, justitie, het leger en de administratie in Vlaanderen. De universiteit van Gent werd in 1930 integraal Nederlandstalig. Die wetten waren een overwinning voor de zogenaamde ‘minimalisten’ die ervan droomden de Vlaamse eisen binnen de bestaande Belgische staat te realiseren. Voor de ‘maximalisten’ gingen de wetten lang niet ver genoeg. Manu Ruys was journalist en tot 1997 hoofdredacteur bij De Standaard en Het Nieuwsblad. Ruys geloofde sterk in meer Vlaamse zelfstandigheid. In 1995 ontving hij de Orde van de Vlaamse Leeuw voor zijn bijdrage aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

© Hollandse Hoogte ↑

Bron 4:

Op 7 en 8 oktober 1933 verscheen in de pers de langverwachte stichtingsproclamatie van de nieuwe

Vlaams-nationalistische eenheidspartij:

‘Bij alle overtuigde Vlamingen is het bewustzijn ontwaakt dat alleen de verovering van onze politieke zelfstandigheid samen met de vestiging van de Nederlandse volkseenheid kan leiden tot de gezonde en harmonische ontwikkeling van ons nationaal bestaan. Het VNV wil met dit grootse doel voor ogen alle Vlamingen opleiden tot volwaardige Dietsers. (…) Wij bestrijden het huidige parlementarisme, dat noodlottig is voor een gezonde inrichting van de maatschappij. (…) Bij de Leider en de hoofdraad berust alle gezag.’ (…)

Maker onbekend. (1934). VNV-leider Staf Declercq tijdens de Landdag van de partij in Kester, 1934. De Romeinse groet met de uitroep ‘Hou zee’ werd de officiële VNV-groet.

Uit: De Wever, B. (1994). Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en de Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945. Lannoo.

De Frontpartij (zie bron 1) viel in de jaren 1920 uit elkaar. De Vlaams-nationalisten bundelden in 1933 opnieuw de krachten met het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). De onbetwiste leider van de partij was Staf De Clercq. Oorspronkelijk volgde in de stichtingsproclamatie van 10 juli 1933 na de paragraaf over het parlementarisme nog: ‘Wij willen een gezonde en aangepaste volksmedezeggenschap en democratie’. Maar die passage werd uiteindelijk geschrapt.

©VANIN

Bron 5: 1 ↑

Afbeelding 1: Maker onbekend. (tussen 1930 en 1940). Toespraak Joris Van Severen.

Afbeelding 2: Maker onbekend. (april 1935). Flyer van het Verdinaso voor de verkiezingen in het arrondissement Brussel.

Het Verdinaso was een fascistische beweging rond Joris Van Severen. De beweging zette zich expliciet buiten de Belgische democratie. Van Severen keerde zich tegen politieke partijen en het parlement, dat hij corruptie, traagheid en wanorde verweet.

2

Herlees bron 4 en 5 en let daarbij extra op de foto’s. Noteer welke elementen je doen besluiten dat de Vlaamse Beweging radicaliseerde.

Kenmerken radicalisering

3

Beantwoord de historische vraag.

Integreer in je antwoord de argumenten met betrekking op het binnen- en buitenland.

Bron 4
Bron 5

2 De Vlaamse Beweging en de jaren 1930 in België

2.1 Ontstaan van de Vlaamse Beweging

©VANIN

De Eerste Wereldoorlog betekende een keerpunt in de strijd van de Vlaamse Beweging. Met die term worden alle voorvechters van meer taalrechten voor de Vlamingen aangeduid. Tijdens de oorlog werkten er Vlaams-nationalisten, onder wie ook mensen uit de Vlaamse elite, mee met de Duitse vijand in de hoop meer taalrechten te verwerven. Door die collaboratie kreeg het flamingantisme (Vlaams-nationalisme) een slechte naam. Tegelijk zette de oorlog de taalkwestie op scherp: Vlaamse soldaten aan het front voelden zich benadeeld door Franstalige officieren. Bovendien leefde het gevoel bij veel Vlaamse oud-strijders dat België na de oorlog iets mocht terugdoen voor hun offer tijdens die vreselijke loopgravenoorlog.

De Belgische regering hechtte aanvankelijk weinig belang aan de Vlaamse eisen, waardoor de frustraties langs Vlaamse kant bleven toenemen. Ook de te strenge straffen tegenover activisten voedden hun onvrede.

2.2 Strekkingen binnen het Vlaams-nationalisme

Binnen het Vlaams-nationalisme bestonden verschillende strekkingen, de ene al radicaler dan de andere. De gematigde strekkingen vond je vaak terug binnen de traditionele partijen en eisten in de eerste plaats meer taalrechten voor Vlamingen in België. Voor de meer radicale Vlaamsnationalisten was dat onvoldoende. Ze wilden de Belgische staat begraven en eisten zelfbestuur voor Vlaanderen. Nog anderen droomden van een Groot-Dietse staat waarin alle Nederlandstaligen verenigd zouden worden.

Door de economische crisis van de jaren 1930 radicaliseerde de Vlaamse Beweging. Het succes van Mussolini en Hitler en de angst voor het communisme deden de publieke opinie in de jaren 1930 naar rechts opschuiven. Sommige Vlaamse kopstukken dweepten zelfs met het nazisme. In 1933, het jaar dat Hitler aan de macht kwam, werd het VNV opgericht. Het VNV was een uitgesproken anti-Belgische partij, die de werking van de democratie openlijk in vraag stelde.

2.3 Politieke radicalisering in België en Europa

De politieke radicalisering was er niet alleen in België maar ook in grote delen van vooral Centraalen Oost-Europa. Vooral de onvrede over het Verdrag van Versailles in de jaren 1920 in Duitsland en de zware crisis van de jaren 1930 in het algemeen, maar ook de angst voor het communisme onder Stalin, vormden een bedreiging. Talrijke Europese democratieën gingen tijdens het interbellum ten onder en werden totalitaire regimes (fascisme, nazisme). Toen het autoritaire keizerrijk Japan, nazi-Duitsland en fascistisch Italië met elkaar bondgenootschappen sloten, werd hun buitenlandse politiek steeds agressiever. In september 1939 viel nazi-Duitsland Polen binnen. Dat betekende de start van de Tweede Wereldoorlog. Op 10 mei 1940 viel Duitsland het neutrale België en ook Nederland binnen.

Synthese III

Schema

Een aantal gegevens ontbreken in het schema. Vul ze aan met behulp van de lesteksten.

een eeuw Belgische kunst (ca. 1830 - ca. 1930)

Tijd

Kunststroming romantiek

realisme

koloniale stijl

ca. 1870

impressionisme

art nouveau

expressionisme

interbellum

art deco

Thema's nationalisme, droom, verleden

dagelijkse realiteit, arbeid

uitdrukking koloniale macht

sfeer door kleur en licht

verwijzingen naar de natuur

individuele gevoelsuitdrukking

wolkenkrabbers

België en de Vlaamse Beweging (1830 - 1930)

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

Link tijd nationalisme eerste industriële revolutie en opkomst socialisme kolonialisme, imperialisme natuur, meer vrije tijd

reactie op tweede industriële revolutie (staal) groeiende individualiteit, angst Eerste Wereldoorlog welvaartsstaat

communautaire breuklijn: ontstaan Vlaamse Beweging (19e eeuw) eis: taalrechten in Vlaanderen

flamingantisme of Vlaams-nationalisme frustratie Vlaamse oud-strijders

- door slechte naam (na Eerste Wereldoorlog streng gestraft)

- verschillende strekkingen: van eis taalrechten binnen Belgische staat (gematigd) tot zelfbestuur van Vlaanderen of Groot-Dietse staat ( )

jaren 1930: radicalisering in België en

- door onvrede Versailles (Duitsland)

- door economische crisis (Europa) - angst voor - succes totalitaire regimes (nazisme, )

1939: Duitse inval in

©VANIN

mei 1940: Duitse inval in start Tweede Wereldoorlog in België

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen:

—cultureel: radicalisering, taalkwestie

—economisch: innovatie

—politiek: amnestie, bestuurstaal, breuklijn, collaboratie, communautair, communisme, democratie, fascisme, flamingantisme, interbellum, liberalisme, (Vlaams-)nationalisme, socialisme, totalitair, zelfbestuur

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – (historische) context – contextualisering – evolutie – doel – keerpunt –oorzaak – perspectief – revolutie – standplaatsgebondenheid – verband

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je kunt bronnen in hun context plaatsen en ze linken aan de maatschappelijke domeinen. Je leerde bronnen te bekijken vanuit het perspectief en het standpunt van de maker.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

De Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

Maker onbekend. (27 november 1944).

Een langeafstandsraket (V2) slaat in op een van de drukste plaatsen in Antwerpen: het kruispunt van De Keyserlei, de Teniersplaats en de Frankrijklei.

Hoofdstuk

Bij de aanval vielen meer dan honderd doden. Antwerpen was niet de eerste stad die in deze periode zware aanvallen te verduren kreeg. Enkele decennia na het einde van de Eerste Wereldoorlog brak immers de Tweede Wereldoorlog uit. Die oorlog staat bekend als een totale oorlog: hij beperkte zich niet tot de frontlinie, maar hield de volledige samenleving in de ban. In totaal stierven naar schatting 60 miljoen mensen, waarvan het grootste deel burgerslachtoffers waren.

In dit hoofdstuk bestudeer je de verschillende manieren waarop de Tweede Wereldoorlog de levens van gewone mensen beïnvloedde.

I

Historische vraag 1: Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog?

Op onderzoek II

Historische vraag 2: Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting?

Wat weet je al?

In Sapiens 5 leerde je dat de Eerste Wereldoorlog de machtsverhoudingen in West-Europa sterk veranderde. Ook zag je hoe de economische crisis van de jaren 1930 de democratie onder druk zette en een voedingsbodem vormde voor de opkomst van autoritaire leiders. Wat waren typerende kenmerken van de Eerste Wereldoorlog? Welke autoritaire leiders kwamen op tijdens het interbellum? Hoe probeerden Europese overheden het volk te overtuigen van de noodzaak van de oorlog?

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België?

Historische vraag 3: Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning?

Uitbreiding 1: Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda?

Situeren in tijd

Situeren in tijd

11 november 1918: Wapenstilstand, einde van de Eerste Wereldoorlog

1918

Schwarzenbach, A. (maart 1938). Duitse troepen marcheren door Salzburg, Oostenrijk.

13 maart 1938: In strijd met het Verdrag van Versailles annexeert Duitsland Oostenrijk.

1936: Tijdens de verkiezingen behalen

extremistische partijen in België een grote overwinning.

1930 1920

30 september 1938: Duitsland valt Tsjecho-Slowakije binnen en annexeert het Sudetenland.

september 1939: Duitsland valt Polen binnen. Groot-Brittannië en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.

INTERBELLUM

WEIMARREPUBLIEK

juni 1919: Ondertekening van het Verdrag van Versailles

januari 1933: Hitler wordt kanselier van Duitsland.

oktober 1935: Italiaanse troepen vallen Abessinië (het huidige Ethiopië) binnen. Na een oorlog van zeven maanden wordt Abessinië bezet.

Maker onbekend. (1940).

Nederlandstalige poster voor de Duitse propagandafilm Der ewige Jude. ↑

april 1941: De Antwerpse ‘Kristallnacht’ vindt plaats na vertoon van de Duitse antisemitische propagandafilm Der ewige Jude

mei 1940: Het Belgische leger capituleert.

22 juni 1940: Frankrijk capituleert.

MODERNE TIJD

juni 1941: Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen en beëindigt zo het niet-aanvalspact.

↑ Kudoyarov, B. (1942). Duitse bombardementen in Leningrad (Sovjet-Unie).

december 1941: Japan begint aan een opmars in Azië.

©VANIN

juni 1944: D-day

7 mei 1945: Duitsland capituleert.

17 juli - 2 augustus 1945: Potsdamconferentie

15 augustus 1945: Japan capituleert.

6 en 9 augustus 1945: Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki

↑ Caron, G. (6 augustus 1945). De atoombom op de Japanse stad Hiroshima.

Historische vraag 1: Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog?

Slechts enkele decennia na het Verdrag van Versailles startte de Tweede Wereldoorlog. Die verliep met wisselende kansen voor de twee grote partijen: de geallieerden en de asmogendheden. Een aantal keerpunten waren belangrijk voor de uiteindelijke overwinning van de geallieerden.

In deze historische vraag analyseer je een kaart en bekijk je een aantal beelden. Aan de hand daarvan onderzoek je enkele belangrijke gebeurtenissen in de oorlog.

1

Bestudeer nauwgezet de legende van bron 1.

a In de Tweede Wereldoorlog stonden twee partijen tegenover elkaar: de geallieerden en de asmogendheden. Vul in de tabel aan bij welke partij de volgende landen tijdens de Tweede Wereldoorlog hoorden: Duitsland – Verenigd Koninkrijk – Italië – Sovjet-Unie.

Geallieerden

Asmogendheden

VS Japan

b Gebruik bron 1 om te achterhalen wat er met België, Nederland en een deel van Frankrijk gebeurde tijdens de oorlog. Leid daaruit af aan welke kant van de oorlog elk van die landen mee zou strijden.

c Achterhaal aan de hand van je kennis uit Sapiens 5 waarom Noord-Afrikaanse landen als Marokko en Algerije volgens bron 1 aan de kant van de geallieerden vochten.

d Welke twee grote fasen kun je onderscheiden in de Tweede Wereldoorlog?

Bron 1: Kaart van Europa (1939 - 1945)

↑ Bekijk de gelaagde kaart van Europa tussen 1939 en 1945.

2

Bestudeer bron 2 tot en met 11.

a Combineer elke bron met het juiste bijschrift. Bestudeer daarvoor grondig de foto’s. Noteer voor elke foto de juiste letter en een korte samenvatting van het bijschrift.

b Plaats de tien bronnen in chronologische volgorde. Gebruik daarvoor de tijdlijn op p. 30-31.

Datum Bron Bijschrift

Bron 2:
Bron 3:
Bron 4:
Bron 5:
Bron 6:
akg-images
Bron 8:
Bron 7:
Bron 9:
Bron 10:
Bron 11:

Bijschriften:

Hoffman, H. (23 juni 1940). Hitler in Parijs. Een deel van Frankrijk werd vanaf juni 1940 bezet door Duitsland, een ander deel werd bestuurd door de autoritaire regering-Pétain, die in verregaande mate samenwerkte met Duitsland.

Sturm, F. (februari 1941). Duitse troepen komen aan in Libië.

Libië was een kolonie van bondgenoot Italië. Italië had geprobeerd om vanuit Libië Egypte te veroveren om controle te krijgen over het Suezkanaal. Onder leiding van Erwin Rommels ‘Afrikakorps’ slaagden Italië en Duitsland erin om de geallieerde troepen in NoordAfrika terug te dringen.

Maker onbekend. (7 december 1941). Japanse aanval op de Amerikaanse militaire haven in Pearl Harbor, Hawaï.

Japan, bondgenoot van Duitsland, voerde een verrassingsaanval uit en vernietigde een groot deel van de Amerikaanse vloot. Als gevolg van de aanval verklaarde de VS de oorlog aan Japan, Duitsland en hun bondgenoten.

Fox, S. (5 november 1942). Landing van de geallieerde troepen in El Alamein, in de Egyptische woestijn.

In 1942 voerden geallieerde troepen een succesvolle tegenaanval uit op de Duitse en Italiaanse troepen. Rommels troepen moesten zich terugtrekken tot in Tunesië.

Sargent, R. (6 juni 1944). Geallieerde troepen komen aan op de kust van Normandië. In Frankrijk startte vanuit Normandië de bevrijding van Europa.

Maker onbekend. (3 september 1944). Geallieerde troepen bevrijden Brussel.

Vanuit Brussel zetten de troepen verder koers richting Duitsland. Ondertussen rukten Sovjettroepen op vanuit het oosten.

Maker onbekend. (januari 1943). Soldaten in Stalingrad.

Aan het begin van de oorlog hadden Hitler en Stalin een niet-aanvalspact gesloten, maar in juni 1941 viel Duitsland toch de Sovjet-Unie binnen, waarop die zich aansloot bij de geallieerden. Duitse troepen veroverden aanvankelijk terrein, maar na een lange strijd om de stad Stalingrad werden de Duitse troepen in januari 1943 toch verslagen en heroverden Russische troepen stilaan het grondgebied.

Maker onbekend. (27 januari 1945). Bevrijding van het kampencomplex Auschwitz-Birkenau in Polen. Het kampencomplex Auschwitz-Birkenau bestond uit concentratie- en vernietigingskampen waarin Joden massaal vermoord werden. Ook vanuit Mechelen vertrokken treintransporten naar het kamp, waar meer dan één miljoen mensen omkwamen. In de maanden daarop bevrijdden Amerikaanse en Britse troepen ook andere concentratiekampen. De foto’s gingen de wereld rond.

Maker onbekend. (28 januari 1945).

Amerikaanse troepen bereiden zich voor op de bevrijding van de laatste dorpen in de provincie Luik. Op 16 december 1944 verrasten Duitse troepen de geallieerden toen ze probeerden om via de Belgische Ardennen Brussel en Antwerpen te bereiken (het Ardennenoffensief). Het duurde weken om de Duitse troepen volledig terug te dringen. De gevechten verwoestten enkele Waalse gemeenten en maakten duizenden slachtoffers, onder wie ook burgers. In sommige gemeenten werden krijgsgevangenen en inwoners massaal vermoord.

Maker onbekend. (13-14 februari 1945). Uitgebreide luchtaanval (tapijtbombardement) in Dresden.

De Duitse stad Dresden werd volledig vernietigd bij de geallieerde luchtaanval. Bij de aanval stierven tientallen duizenden burgers.

3

In voetstap 1 zag je dat de geallieerden in de tweede helft van de oorlog aan de winnende hand waren. Hoe zie je dat terugkomen in de gebeurtenissen in bron 2 tot en met 11?

Bron Argument

4

Bewijs aan de hand van bron 2 tot en met 11 dat de Tweede Wereldoorlog een totale oorlog was.

Bron Argument

5 Alle mogendheden wilden de oorlog beslechten. Welke gebeurtenis was volgens jou een belangrijk keerpunt vanuit het perspectief van elke mogendheid en waarom?

Perspectief van: Keerpunt Datum Waarom? de westerse geallieerden

Japan

6

Beantwoord de historische vraag.

1 Het verloop van de Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

1.1 Verloop

Op 3 september 1939 verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland nadat het onder leiding van Hitler Polen was binnengevallen. Kort voor de inval in Polen sloot Hitler een niet-aanvalspact met Jozef Stalin en maakten ze afspraken over de verdeling van het Poolse grondgebied. Duitsland en de Sovjet-Unie bezetten grote delen van Oost-Europa, de Balkan en de Baltische Staten.

In april en mei 1940 viel Duitsland West-Europese landen zoals Noorwegen, België, Nederland en Frankrijk binnen. De eerste fase van de oorlog verliep succesvol voor Duitsland. Dat succes zette Italië (onder leiding van Mussolini) en Japan (onder leiding van keizer Hirohito) ertoe aan om zich bij Duitsland aan te sluiten. Samen vormden ze de asmogendheden. Japan was net als Duitsland sterk anticommunistisch en zag in de oorlog een kans om haar grondgebied uit te breiden en de dominantie van de VS in de regio van de Grote Oceaan tegen te gaan. De oorlog breidde zich verder uit in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Azië. Het werd een echte wereldoorlog. Japan voerde aanvallen uit op eilanden in de Grote Oceaan en Azië. Na de Japanse verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor in 1941 sloot de VS zich aan bij de geallieerden.

In juni 1941 verbrak Hitler het niet-aanvalspact met Stalin en viel hij met succes de Sovjet-Unie binnen. Als gevolg daarvan keerde de Sovjet-Unie zich tegen Duitsland. Samen met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië vormden zij de belangrijkste landen van het geallieerde kamp. Zij kregen steun van verschillende andere landen, waaronder China, België, Nederland, Polen en Noorwegen.

Vanaf eind 1942 keerde het tij op verschillende fronten en waren de geallieerden aan de winnende hand. Onder meer de successen van de geallieerden in Noord-Afrika (El Alamein) en in de SovjetUnie (Stalingrad) deden de kansen keren. In juni 1944 landden westerse geallieerde troepen in Normandië om van daar de bevrijding van Europa in te zetten. Die bevrijding verliep moeizaam en ging soms gepaard met bloedige gevechten. Ondertussen rukten de Russische legers vanuit het oosten op naar Berlijn. In mei 1945 capituleerde Duitsland. Tijdens de bevrijding werd duidelijk waartoe nazi-Duitsland in staat was: massa's mensen, onder wie vooral Joden, waren systematisch vermoord in concentratie- en werkkampen. Die systematische en doelbewuste uitroeiing van (een deel van) een etnische, religieuze of nationale groep werd erkend als genocide. De genocide op het Joodse volk staat vandaag bekend als de Shoah of de Holocaust. Een definitief einde aan de oorlog kwam er pas in augustus 1945 toen ook Japan capituleerde. Dat gebeurde na een Amerikaanse aanval met atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki.

1.2 Het einde van de oorlog

Op de conferentie van Potsdam, in juli en augustus 1945, werden door de grootste geallieerde mogendheden (de VS, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie) afspraken gemaakt over de demilitarisering van Duitsland en het naoorlogse Europa. Europa werd verdeeld in twee invloedssferen: een onder invloed van het Westen, een andere onder invloed van de Sovjet-Unie. Tot een echt vredesverdrag kwam het echter niet. Bovendien waren er geen definitieve afspraken gemaakt voor een economisch herstelplan of een langetermijnoplossing voor Duitsland.

Hoewel de oorlog in Europa ten einde kwam met de conferentie van Potsdam, bleven de gevechten in Azië doorgaan. Om Japan tot overgave te dwingen verwoestte het Amerikaanse leger met atoombommen twee Japanse steden. Op 15 augustus capituleerde Japan.

Het geallieerde bondgenootschap viel na de oorlog al snel uit elkaar. Ideologische verschillen tussen de geallieerde bondgenoten zorgden voor spanningen en verhinderden verdere afspraken. Na de oorlog startte de Koude Oorlog: de wereld raakte verdeeld in twee machtsblokken: Oost (onder leiding van de Sovjet-Unie) en West (onder leiding van de VS). Europa verdween naar de achtergrond.

Historische vraag 2:

Hoe reageerde de Belgische bevolking op de Duitse bezetting?

Tijdens de oorlog werd België door Duitsland bezet en werd de Belgische samenleving ingezet om de Duitse oorlogsdoelstellingen te behalen. De Belgen gingen op verschillende manieren om met die bezetting. Een minderheid van de bevolking werkte actief mee met de bezetter (collaboratie) en een andere minderheid verzette zich tegen het bezettingsregime (verzet). De meerderheid van de Belgen koos voor accommodatie en legde zich neer bij de bezetting.

1

Lees bron 1 tot en met 5.

a In bron 1 tot en met 5 zie je de verschillende manieren waarop de Belgische bevolking reageerde op de Duitse bezetting. Plaats het nummer van elke bron bij de juiste houding.

Collaboratie

Verzet

Accomodatie

b Omschrijf welke verschillende vormen de collaboratie en het verzet hadden.

Vormen van collaboratie

Vormen van verzet

2

Herlees bron 1 en 2. Ze zijn geschreven door de leiders van belangrijke collaborerende of verzetsorganisaties. Beantwoord aan de hand van de bronnen de vragen in de tabel.

Wanneer is de bron gemaakt?

Welke motieven voor collaboratie of verzet komen in de bron aan bod?

Bron 1

Standplaatsgebondenheid van de auteur: wie was de auteur en welke ideologie had hij?

Wat was het doelpubliek van de bron?

02g BRONNEN CONTEXTUALISEREN

Bron 2

02h

BRONNEN BEOORDELEN

3

In hoeverre kun je bron 1 en 2 als representatief beschouwen voor de motivatie van alle leden van de collaboratie en het verzet? Gebruik ook de andere bronnen om je antwoord te onderbouwen.

02h

BRONNEN BEOORDELEN

4

Formuleer bij bron 1 en 2 telkens een nieuwe onderzoekbare historische vraag waarvoor de bron heel betrouwbaar is.

HISTORISCHE VRAGEN

5

Beantwoord de historische vraag.

Bron 1:

Wij hebben vertrouwen in den Führer

(…) Duitschland is onzen vijand niet. Wij hebben vertrouwen in den Führer. Wij twijfelen er niet aan of wat hij zal doen, zal goed gedaan zijn. Goed voor ons Volk, voor heel ons Volk.

De bestemming van het Vlaamsche Volk is Nederlandsch, dus Germaansch

Ons Volk heeft zijn bestemming terug gevonden. De bestemming van het Vlaamsche volk is Nederlandsch, dus Germaansch. De frontsoldaten van 1914 - 1918, de aktivisten en de na-oorlogsche Vlaams-Nationalisten hebben daar rusteloos voor gevochten, 26 jaar aan een stuk. (…)

Vlaanderen moet inschakelen in de nieuwe orde

(…) Vlaanderen moet inschakelen in de nieuwe orde, geboren uit de nationaal-socialistische revolutie. (…) Daarom bestaat de taak der Beweging: in het opwekken en het versterken van het volksbewustzijn in Vlaanderen; in het opvoeden aller volksgenooten in nationaal-socialistischen geest, tot dienende ondergeschiktheid der persoonlijke belangen en der groepsbelangen, aan het welzijn der Volksgemeenschap; in het omzetten dezer volksverbondenheid in de politieke, kultureele en sociale ekonomische ordening.

Heb vertrouwen!

(…) Joden kunnen geen volksgenooten zijn; kunnen dus niet als volksgenooten behandeld worden. Er werd enkele dagen geleden een statuut voor de Joden opgemaakt. Het heeft in de breede lagen der bevolking een groote opluchting teweeggebracht. Ons volk kan er alleen wel bij varen.

Uit: De Clercq, S. (13 november 1940). Toespraak voor de VNV-leiding. Volk en Staat.

Maker onbekend. (datum onbekend). Staf De Clercq.

©VANIN

Op 10 november 1940 hield Staf De Clercq, leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), een toespraak gericht aan de VNV-leiding. De speech werd vervolgens gepubliceerd in het VNV-blad Volk en Staat. De Clercq had eerder dat jaar al de medewerking van het VNV aangeboden aan het Duitse bestuur.

Bron 2:

(…) Vanaf dat ogenblik, vanaf die eerste dag reeds was ik het eens met mijzelf. Ondanks het Duitse gesnoef over het ‘Duizendjarige Rijk’, (…) was de taak voor ieder bewust antifascist klaar en duidelijk, namelijk: ‘te redden wat er te redden viel’; maar dan van achtergebleven wapens en materiaal en… van ontwrichte en los rondlopende kameraden om de strijd verder te zetten en als jonge arbeidsmilitant, als Leuvenaar, Vlaming en Belg te vechten tot de uiteindelijke overwinning op het fascisme of… tot het bittere eind. (…) Met een paar kameraden uit de jeugdbeweging (…) begonnen wij onmiddellijk systematisch het slagveld rond Leuven naar achtergebleven wapens af te zoeken. (…) Einde juni hadden wij buiten onze circa 285 kg T.N.T., in totaal 8 machinegeweren (…), 27 geweren (…) en reusachtige hoeveelheden geweerkogels, poeders, obussen, allerhande munitie (…).

Voor einde juni 1940 gingen wij over tot de oprichting van het R.A.F.F. (Revolutionair Anti-Fascistisch Front) waarvan ikzelf en nog een kameraad uit Kessel-Lo de leiding hadden. (…) Als jonge arbeidsmilitanten beseften wij meteen dat de oude B.W.P. (Belgische werkliedenpartij) had afgedaan en dat een nieuwe, clandestiene, maar revolutionaire socialistische partij diende heropgebouwd te worden. (…) In de zomer van 1940 verscheen onze eerste gedrukte illegale krant op duizenden exemplaren: ‘Morgenrood’. (…) Aan de verspreiding van ‘Morgenrood’ namen zowel socialisten als communisten deel. (…)

Uit: Van Brussel, L. (1977). Partizanen in Vlaanderen. Met actieverslag van korps 034-Leuven. Acco.

Louis Van Brussel was een communistische verzetsstrijder die een leidinggevende functie had binnen de Gewapende Partizanen. In België bestonden verschillende verzetsgroepen die elk een eigen specialisatie en actieterrein hadden. De Gewapende Partizanen (later herdoopt tot het Belgische Partizanenleger) stonden vooral bekend om het plegen van aanslagen en sabotagedaden. Na de oorlog was er, zeker in Vlaanderen, weinig aandacht voor de verwezenlijkingen van het verzet tijdens de oorlog.

Bron 3:

← Koenraad Tinel en Simon Gronowski in de Canvasdocumentaire Oorlogskinderen van Marianne Soetewey uit 2012.

↑ Bekijk een fragment uit de documentaire.

©VANIN

Bron 4:

We zijn tot het besluit gekomen dat wij zowel vanuit sociaal als vanuit economisch oogpunt ons gesteld zien tegenover de noodzaak aan onze economie te werken en deze te organiseren. (…) Economisch gezien zouden de gevolgen van een openlijk verzet tegen de bezetter niet minder katastrofaal zijn. Vermits immers de bezetter de zaken die hij van ons verlangt broodnodig heeft, zal hij beslist voor geen enkel middel terugdeinzen om zich de ononderbroken levering van het geëiste te verzekeren. De bevolking zou met hongersnood bedreigd worden (…). Aan het werk blijven, ook als daar de bezetter baat bij heeft, betekent altijd kiezen voor een geringer kwaad. (…) Wat voor werk mogen we aanvaarden? (…) Wat ons betreft, wij hebben slechts als enige en absolute grens kunnen vastleggen: wapens en munitie in de meest strikte zin. (…) Van nature zal deze manier van handelen het zoeken naar compromissen in de hand werken bij hen, wier zin voor ethiek te onderontwikkeld is (…). Daarom is het aangewezen door een lichte bijsturing, van onze medeburgers eerbied te eisen voor enerzijds een grondbeginsel, anderzijds voor een bepaalde tucht.

Onze huidige aktiviteit mag niet door winstbejag worden bepaald. (…)

Iedere individueel te ondernemen levering aan de bezetter van produkten die rechtstreeks bijdragen tot de voortzetting van de krijgsverrichtingen moet zonder meer worden geweigerd. (…)

Uit: De Launay, J., Offergeld, J. (1983). Belgen en bezetters: het dagelijkse leven tijdens de bezetting 1940 - 1945. Soethoudt.

In bezet België werd het Galopin-comité samengesteld uit invloedrijke leiders uit de financiële en industriële sector. Zij ontwikkelden richtlijnen voor bedrijven over de productie tijdens de Duitse bezetting. Niet alle bedrijfsleiders hielden zich aan de richtlijnen van de doctrine. In deze nota uit 1 juli 1942 licht Alexandre Galopin de richtlijnen voor de economische productie toe.

Bron 5:

Maker onbekend. (1935).

Hubertina Aretz.

In het lazaret waar ik werkte ontmoette ik een soldaat uit Berlijn. Een zeer braaf man. Hij heeft mij verteld over de gruwelijke behandeling van de Joden in Breendonck. (…) Wat de Joden geleden hebben is met geen pen te beschrijven, daarom heb ik mij voor de Joden opgeofferd. (…) Na zovele jaren alleen gewerkt te hebben werd ik in 1943 opgemerkt door de weerstand. Ik aanvaardde lid te worden van een geheime organisatie: nl. het “Komitee ter verdediging van de Joden”. (…) Dit Komitee kreeg geld van het OF (Onafhankelijkheidsfront). Toen ik vernam dat dit geld van Rusland kwam, schrok ik heftig. (…) Ik heb mij er bij neergelegd. (…) Het Rode kruis en ook de andere instanties bezorgden pakjes van 2 kg voor elk Joods echtpaar, en dit elke maand. De Joden moesten dus in het geheim opgespoord en bezocht worden. Rantsoenzegels werden nagemaakt. Het was een zware verantwoordelijkheid.

Uit: Aretz, H. (datum onbekend). Oorlogsdagboek.

Geciteerd in: Van den Wijngaert, M., De Wever, B., Luyten, D., Maerten, F., Nefors, P., Vandeweyer, L., & Beyen, M. (2004). België Tijdens de Tweede Wereldoorlog. Standaard Uitgeverij.

Dit fragment is afkomstig uit het oorlogsdagboek van Hubertina Aretz. Hubertina werd geboren in Duitsland, maar was van Nederlandse afkomst. Al in het interbellum werd ze in Duitsland veroordeeld omdat ze hulp had geboden aan Joden. Tijdens de oorlog verbleef ze eerst in Nederland en later in België. Ze werd in 1944 gearresteerd en verbleef tot het einde van de oorlog in een concentratiekamp.

2 Bezet België (1940 - 1944)

2.1 Het bezettingsregime

In mei 1940 viel Duitsland België binnen. De Belgische regering vluchtte naar Londen om aan de zijde van de geallieerden mee te strijden tegen Duitsland. Eind mei capituleerde het Belgische leger en werd de democratische rechtstaat vervangen door een militair bestuur. Belgische topambtenaren behielden daarbij nog enige ruimte om het land te besturen. Toch had het bezettingsregime een grote invloed op het dagelijkse leven in België: voedsel werd gerantsoeneerd, de Belgische economie werd ingeschakeld in de Duitse oorlogsvoering en in 1942 werd de verplichte tewerkstelling ingevoerd. Om weerstand bij de Belgische bevolking in te dijken maakten de Duitsers gebruik van propaganda in combinatie met een strenge censuur, strikte ordehandhaving en hardhandige repressie.

Lokale machthebbers kozen voor ‘de politiek van het minste kwaad’ (accomodatie). In een poging om een volledige machtsovername te vermijden en het belang van de Belgische bevolking te verdedigen werkten ze in beperkte mate samen met de Duitse bezetter. Zij konden de besluiten van de bezetter echter zelden volledig tegenhouden.

2.2 De houding van de Belgische bevolking

De Belgische bevolking reageerde verschillend op de bezetting. De meerderheid van de Belgen koos voor accommodatie. Zij redeneerden dat ze zich het best konden neerleggen bij de bezetting.

Een minderheid van de bevolking collaboreerde. Zij kozen er vrijwillig voor om samen te werken met de bezetter om de doelstellingen van het naziregime mee te verwezenlijken. De collaboratie nam verschillende vormen aan en kon meer of minder verregaand zijn. Economische collaboratie, waarbij ondernemers bijvoorbeeld goederen produceerden voor het Duitse leger, gebeurde vaak uit winstbejag. Politieke en culturele collaboratie had doorgaans een ideologische grondslag (zie hoofdstuk 1). In zowel Vlaanderen als Wallonië bestonden politieke partijen en andere organisaties die zich konden vinden in de autoritaire, fascistische en anticommunistische ideologie. Zij werkten samen met de Duitse bezetter in de hoop na de oorlog hun politieke plannen te kunnen realiseren. In Vlaanderen was dat bijvoorbeeld het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). In Wallonië was dat onder meer de partij Rex, die streefde naar een fascistische Belgische staat.

Een ander deel van de bevolking verzette zich tegen de Duitse overheerser. Tegen 1944 bestond er over heel België een netwerk van verzetsgroepen, waarvan sommige nauw samenwerkten met de Britten. Over het algemeen was het verzet sterker aanwezig in Wallonië. Daar behaalden socialistische en communistische partijen die zich verzetten tegen het fascisme al voor de oorlog bijzonder sterke resultaten bij de verkiezingen.

Leden van het verzet waren vaak patriottisch en antifascistisch, maar hadden ook andere motieven om zich bij het verzet aan te sluiten. Toen in 1942 de verplichte tewerkstelling werd ingevoerd, groeiden de verzetsbewegingen sterk aan met werkweigeraars en sympathisanten. De acties van het verzet waren heel uiteenlopend: clandestiene kranten verspreiden, hulp bieden aan Britse soldaten, inlichtingen verzamelen voor de geallieerden, transporten boycotten, enzovoort. In België versnelde de ondersteuning van verzetsgroepen het bevrijdingsproces op het einde van de oorlog.

Historische vraag 3:

Welke bijdrage leverden de kolonies aan de geallieerde overwinning?

Om de oorlog te winnen zetten de geallieerden en de asmogendheden alle middelen in. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog raakten zo ook hun koloniale gebieden betrokken in de oorlog. In deze historische vraag onderzoek je welke bijdrage de gekoloniseerde bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde aan de geallieerde overwinning.

1

Bestudeer bron 1 tot en met 3.

a Bepaal voor elke bron het maatschappelijk domein waarin de koloniale bijdrage aan de oorlog thuishoort. Omschrijf telkens kort waaruit die bijdrage aan de oorlog bestond.

b Bron 1, 2 en 3 schetsen elk een ander beeld van de Congolese bijdrage aan de oorlog en vooral van de mate waarin de Congolezen zelf achter die bijdrage stonden. Vergelijk de drie bronnen en verklaar de verschillen inzake de Congolese bijdrage. Hou daarbij rekening met het perspectief van de auteur. 02d

02g BRONNEN CONTEXTUALISEREN

MAATSCHAPPELIJKE DOMEINEN

02h

BRONNEN BEOORDELEN

c Beargumenteer welke van de drie bronnen je het minst betrouwbaar vindt om de historische vraag te beantwoorden.

©VANIN

Bron 1:

Op dit moment neemt Congo met al zijn kracht deel aan de oorlogsinspanningen (…). De Afrikanen zijn even begaan met de uiteindelijke overwinning van vrijheid en recht in de wereld als de Belgen, of zelfs meer. De Congolezen hebben weinig te verwachten van de aanhangers van de rassenideologie en dat weten ze. Congo’s aandeel in de oorlogsinspanningen is volledig en zonder voorbehoud. Alle lof gaat uit naar de blanke en zwarte kolonialen die zoveel toewijding en ijver hebben getoond. Ze hebben zich aan het militaire front onderscheiden door de Britten te helpen om de Italianen uit Ethiopië te verdrijven en hopen vurig dat ze dat ook elders kunnen doen. (…)

Er is nog niet veel gezegd over de toekomst (…). In veel koloniale landen zijn vrede, gerechtigheid en medische zorg alleen verzekerd door de aanwezigheid van Europees bestuur. Een terugtrekking van blanken uit Congo zou gevolgd worden door complete anarchie (…). De rol van de kolonisator brengt een verantwoordelijkheid met zich mee die niet zomaar kan worden afgeworpen.

Uit: De Vleeschauwer, A. (1943). Belgian Colonial Policy. Belgian Information Center New York. archive.org

Albert De Vleeschauwer was de Belgische minister van Koloniën tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze brochure werd opgesteld en verspreid in de Verenigde Staten. De brochure geeft een breed overzicht van het Belgische koloniale beleid sinds het begin van de kolonisatie. In de conclusie gaat De Vleeschauwer in op de actuele situatie en blikt hij vooruit op de toekomst van Belgisch-Congo.

Bron 2:

In mijn oordeel was de zwaarste verplichting gelegen in het leveren van een bepaalde hoeveelheid rubber, een product dat doorging als onontbeerlijk voor de oorlogsvoering. Toen de opdracht vanwege de Belgische regering in Londen doorgegeven werd aan de inheemse bevolking ging er een vloed van schrik en afschuw door het Evenaarswoud. De herinnering aan de vreselijke rubberperiode van de Onafhankelijke Congostaat (…) was nog levendig bij de mensen. (…) Ondertussen moesten de mensen steeds verder van huis en dieper het woud in, om nog lianen te vinden. Zo gingen ze zelfs zoeken op plaatsen die anders zorgvuldig vermeden werden (…) vooral wegens de aanwezigheid van de beruchte tseetseevliegen. Een van de ergste gevolgen van de toestand kwam nu uitgerekend uit die hoek: meer en meer gevallen van slaapziekte. (…) In volle oorlog stak ze weer de kop op en dat in een vrij snel tempo.

Uit: Hulstaert, G. (1983). Herinneringen aan de oorlog. In: Belgisch-Congo tijdens de Tweede Wereldoorlog. Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen.

Gustaaf Hulstaert leefde tijdens de Tweede Wereldoorlog als missionaris in Belgisch-Congo.

Bron 3:

De Congolezen van hun kant waren veel meer dan passieve toeschouwers bij conflicten die zich ver van hun land afspeelden. Inderdaad, ze kregen een actieve rol toebedeeld, met name als producenten van grondstoffen die onontbeerlijk bleken voor het verloop van deze oorlogen. Deze rol – waarin ze letterlijk gedwongen werden – maakte hen ook tot oorlogsslachtoffers, want voor deze gigantische productie-inspanning betaalden ze een hoge tol. De rol van de Congolezen als militaire actoren was beperkter, vooral in de Tweede Wereldoorlog. Maar in het collectieve geheugen hadden de gevechten waaraan ze hebben deelgenomen en waarin Congolese levens zijn opgeofferd – offers die in de ogen van de Congolezen onvoldoende werden erkend door een ronduit ondankbaar België – deze soldaten een heldenstatus opgeleverd (…).

Uit: Vantemsche, G. (2020). De twee wereldoorlogen: een keerpunt in de geschiedenis van Congo en de Congolezen? In: Goddeeris, I., Lauro, A. & Vantemsche, G. (red.). Koloniaal Congo: een geschiedenis in vragen. Uitgeverij Polis. ↑

Dit boek werd geschreven door verschillende historici en andere wetenschappers. Het boek probeert inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek naar het koloniale verleden toegankelijk te maken voor een breed publiek.

2

Bestudeer bron 4 en 5.

a Vergelijk het beeld dat bron 4 en 5 schetsen over de relatie tussen de Britse kolonisator en de niet-westerse kolonies tijdens de Tweede Wereldoorlog. Is er sprake van een gelijke of van een ongelijke machtsverhouding?

b Hoe kun je die verschillen verklaren vanuit het doel van beide bronnen?

Bron 4:

← Little, W. (tussen 1939 en 1946). Together. Ministry of Information. Deze poster werd tussen 1939 en 1946 verspreid door het Britse Ministry of Information en maakte deel uit van de reeks ‘Unity of Strength’. Op de poster zijn verschillende delen van het Britse rijk vertegenwoordigd, waaronder Canada, Australië, Groot-Brittannië, Brits-Indië en Zuid-Afrika.

Bron 5:

Ras was een bepalend element in het bevel en de orde van de Britse Afrikaanse koloniale strijdkrachten. Officieren waren witte mannen. De Zuid-Afrikaanse verdedigingstroepen weerspiegelden de discriminerende patronen van blanke dominantie die in de Unie heersten. (…) Niet-Europeanen konden nooit officier worden (…) en in de koloniale legers van voor 1939 was de hoogste rang die een Afrikaan kon bereiken die van onderofficier. In die tijd was het gebruikelijk dat Afrikaanse troepen altijd geleid werden door een blanke.

De oorlogsjaren en de rekrutering van goed opgeleide Afrikanen daagden het koloniale beleid en de koloniale praktijk uit en brachten verandering in Soedan en West-Afrika, maar minder in Oost-, Centraal- en Zuidelijk Afrika. Ondanks het feit dat ze uitgesloten waren van de officiersrangen, hadden senior Afrikaanse onderofficieren aanzienlijke invloedrijke posities in de koloniale strijdkrachten. Ze bekleedden sleutelposities als tussenpersonen, onderhandelaars en vertalers tussen officieren en de gewone soldaten (…).

Naar: Killingray, D., & Plaut, M. (2010). Fighting for Britain: African Soldiers in the Second World War. Boydell & Brewer.

3

Herlees bron 1 tot en met 5. In welke bronnen merk je dat de ideologie van het kolonialisme nog duidelijk aanwezig was tijdens de Tweede Wereldoorlog? Beargumenteer telkens waarom.

Beantwoord de historische vraag.

©VANIN

3 Koloniale gebieden tijdens de Tweede Wereldoorlog

3.1 De bijdrage van de kolonies

Toen Italië en Japan zich aansloten bij de asmogendheden, breidde de oorlog zich uit naar verschillende continenten. Japan probeerde haar grondgebied uit te breiden in Azië en met de Italiaanse intrede in de oorlog veranderden de machtsverhoudingen op het Afrikaanse continent. Zowel Duitsland als Italië hadden immers kolonies in Afrika, net als Groot-Brittannië, Frankrijk en België.

↑ Bekijk hier de kaart van de wereld in 1937.

In de koloniale gebieden werden rekruteringscampagnes opgezet om extra soldaten te ronselen voor de koloniale legers. Het Belgische koloniale leger (Force Publique) werd hoofdzakelijk ingezet aan de oorlogsfronten in Afrika en in het Midden-Oosten. Aan Europese fronten werden ze bewust niet ingezet. De Belgische machthebbers vreesden immers dat de aanwezigheid van koloniale troepen het koloniale gezag zou ondermijnen. Het Brits-Indische leger groeide tijdens de oorlog tot een omvang van meer dan twee miljoen manschappen. Zij vochten wel mee op oorlogsfronten over de hele wereld.

De koloniale troepen van de geallieerden speelden een cruciale rol in de overwinning. In 1942 slaagden ze er bijvoorbeeld in om de Duits-Italiaanse opmars in Egypte te stoppen. Die overwinning vormde een keerpunt in de oorlog. Het inschakelen van koloniale legers was overigens geen nieuw gegeven. Het gebeurde bijvoorbeeld ook al tijdens de Eerste Wereldoorlog. De koloniale bevolking deed ook dienst als werkkracht. Belgisch-Congo leverde bijvoorbeeld grondstoffen zoals palmolie, tin, koper en rubber. Het leverde ook uranium, dat essentieel was voor de ontwikkeling van kernwapens. Vanuit Brits-Indië werden miljoenen tonnen steenkool aangeleverd, die noodzakelijk waren voor de Britse fabrieken.

3.2 De impact in de kolonies

De inschakeling van koloniale gebieden in de oorlogsindustrie had een grote impact in de kolonies. In verschillende kolonies was er sprake van verplichte arbeid. De grote vraag naar landbouwproducten en grondstoffen zorgde er bovendien voor dat voedsel steeds duurder werd en dat de levensstandaard daalde. De context van de oorlog maakte de kolonies ook kwetsbaar voor hongersnoden. Sommige kolonies werden zelf de inzet van de strijd tussen de geallieerden en de asmogendheden. In januari 1942 viel Japan bijvoorbeeld Nederlands-Indië binnen. Tot het einde van de oorlog leefde de bevolking van Nederlands-Indië onder Japanse bezetting. Miljoenen mensen werden verplicht om dwangarbeid te verrichten.

3.3 Weerstand

In verschillende kolonies kwam er weerstand tegen de gevolgen van de oorlog. In Belgisch-Congo braken doorheen de oorlog verschillende stakingen en rellen uit onder mijn- en dokwerkers. In de koloniale legers was bovendien regelmatig sprake van muiterij. In sommige gevallen grepen lokale leiders de oorlog aan als een kans om zich te verzetten tegen de koloniale overheersing. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Nederlands-Indië en in Brits-Indië. De ervaringen van de Tweede Wereldoorlog versterkten in sommige kolonies de onafhankelijkheidsbewegingen en zorgden er mee voor dat die landen na de oorlog politiek onafhankelijk werden (dekolonisatie).

Uitbreiding 1:

Welke gemeenschappelijke strategieën werden gebruikt in de Duitse en de geallieerde propaganda?

In Sapiens 5 zag je hoe Europese overheden via verschillende kanalen propaganda verspreidden om de kolonisatie te legitimeren. Je zag ook dat propaganda gebruikt werd tijdens de Eerste Wereldoorlog en door de totalitaire regimes die tijdens het interbellum opkwamen. In het propagandamateriaal werd gebruikgemaakt van bepaalde strategieën, zoals zwart-wittegenstellingen of wij-zij-denken. Ook in de Tweede Wereldoorlog nam oorlogspropaganda een belangrijke plaats in.

← Schweitzer, H. (1943). Der ist schuld am Kriege!

Ga naar iDiddit en onderzoek aan de hand van propagandamateriaal via welke strategieën geallieerde en Duitse overheden tijdens de Tweede Wereldoorlog het volk aan hun kant probeerden te krijgen.

© Shawshots

Historische vraag 4:

Hoe evolueerde de collectieve herinnering aan de Shoah in België?

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden onder leiding van nazi-Duitsland miljoenen mensen, vooral Joden, op systematische wijze vermoord. De doelbewuste uitroeiing van het Joodse volk staat bekend als de Shoah.

Die Shoah heeft vandaag een centrale plaats in de collectieve herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Dat is niet altijd zo geweest. Aanvankelijk hadden burgers, beleidsmakers en historici weinig belangstelling voor de gebeurtenissen.

In deze historische vraag bestudeer je hoe de collectieve herinnering aan de Shoah in België evolueerde.

1

Bron 1 tot en met 4 geven inzicht in de collectieve herinnering over de Shoah in België. Analyseer voor elke bron de drager, de functie en het type collectieve herinnering aan de hand van de vragen.

Bron Over welke periode gaat het?

1

COLLECTIEVE

Drager: welke instrumenten worden ingezet?

Functie: welke boodschap staat centraal? Met welk doel?

Type (sociaal of cultureel): wie neemt het initiatief?

Geen collectieve herinnering, maar stilzwijgen. De herinneringen worden niet actief doorgegeven.

Bron Over welke periode gaat het?

Drager: welke instrumenten worden ingezet?

Functie: welke boodschap staat centraal? Met welk doel?

Type (sociaal of cultureel): wie neemt het initiatief?

Bron 1:

Gedurende zestig jaar heb ik amper gesproken over het drama van mijn jeugd. Dat was de enige manier om verder te leven: door steeds opnieuw die tragische gebeurtenissen op te rakelen, dreigde ik mijn evenwicht te verliezen en weg te zinken in een depressie. Ik voelde me ook schuldig: waarom waren zij dood en leefde ik?

(…) Na de oorlog was het verhaal van de overlevenden niet om aan te horen. Het was de zwijgende generatie. Ik sprak er niet over, maar het was geen geheim. Mijn naasten waren op de hoogte, al kenden ze alleen de hoofdlijnen: ik was van de trein gesprongen, ik had mijn familie verloren. Ik heb de gebeurtenissen in mijn geheugen verstopt, wilde het verleden de rug toekeren. (…)

Uit: Gronowski, S., Tinel, K., & Van Reybroeck, D. (2013). Eindelijk bevrijd. Geen schuld, geen slachtoffer. Hannibal.

Simon Gronowski is een Belgische Jood die in 1943, op elfjarige leeftijd, samen met zijn moeder en zus op een treintransport richting Auschwitz werd gezet. Toen de trein vertraagde door een actie van het verzet, kon Gronowski uit de trein ontsnappen. Gronowski ontwikkelde vele jaren na de oorlog een hechte vriendschap met Koenraad Tinel die opgroeide in een collaborerend gezin dat volledig achter de nazi-ideologie stond. Tinel deed na de oorlog afstand van die ideologie.

Bron 2:

Maker onbekend. (1958). Herdenkingsplechtigheid aan de Dossinkazerne. Deze foto werd genomen aan de Dossinkazerne in Mechelen. Vanuit de Dossinkazerne vertrokken tijdens de Tweede Wereldoorlog treintransporten naar concentratie- en vernietigingskampen. In 1958 werd voor het tweede jaar op rij een herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de Joodse gemeenschap. Op de banner staat: 'Wij zullen onze dierbare, overleden slachtoffers nooit vergeten.'

Bron 3:

©VANIN

Bron 4:

De Vlaamse regering gelooft al meer dan 10 jaar sterk in dit project met internationale ambities. (…) Met dit museum, memoriaal en documentatiecentrum zullen we bijdragen aan de studie en bezinning over mechanismen van uitsluiting, onverdraagzaamheid en racisme in de samenleving, en tot versterking van de democratie. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Kazerne Dossin een volwaardige plaats zal innemen in de lijst van internationale Holocaustmusea, en in de bredere kring van herinneringsmusea.

Uit: Departement Kanselarij & Buitenlandse Zaken. (23 november 2012). Opening van Kazerne Dossin in Mechelen. www.fdfa.be

In 2012 opende in Mechelen de Kazerne Dossin. Vooraf vond een internationale persconferentie plaats waarin Vlaams minister-president Kris Peeters de functie van het museum toelichtte.

↑ Bierwerts, W. (1997). Herdenkingsmonument voor de gedeporteerde Joodse bevolking in Antwerpen. Dit monument bevindt zich op de Belgiëlei in Antwerpen. Het monument kwam er in 1997 op initiatief van het Forum der Joodse Organisaties en de stad Antwerpen. Het werd ontworpen door beeldhouwer Willem Bierwerts.

© Kazerne Dossin, Fonds Nobels

2 Bekijk de video in bron 5.

a Welke evolutie in de collectieve herinnering aan de Shoah in België wordt omschreven in bron 5?

b Welke oorzaken worden in bron 5 gegeven voor die evolutie?

c Hoe zie je die evolutie terugkomen in bron 1 tot en met 4? Licht je antwoord toe.

Bron 5:

← ‘Voorbij de stilte’ (2019). Aflevering 6 uit: Kinderen van de Holocaust. Canvas. In de documentairereeks Kinderen van de Holocaust komen Joodse getuigen aan het woord die op verschillende manieren slachtoffer werden van de Shoah. Ze verloren familieleden in de kampen, werden zelf gearresteerd of moesten onderduiken om aan vervolging te ontsnappen.

©VANIN

↑ Bekijk een fragment uit de reeks.

3 Bron 1 tot en met 5 geven verschillende redenen waarom de Shoah een betekenisvolle historische gebeurtenis is, die het waard is om herinnerd te worden.

a Welke redenen vind je terug in de bronnen?

b Vind jij dat de Shoah een belangrijke historische gebeurtenis is die herinnerd moet worden?

Beargumenteer je antwoord.

© Szymon
Kaczmarczyk

Beantwoord de historische vraag.

4 De afloop van de Tweede Wereldoorlog

4.1 De Shoah

Het naziregime geloofde in de superioriteit van de Germaanse volkeren, die tot het zogenaamde ‘Arische ras’ behoorden. Om meer ruimte te creëren voor het ‘Arische ras’ werden hoofdzakelijk Joden, maar ook Roma, homoseksuelen en mensen met een mentale beperking vervolgd. Al in het interbellum vaardigde Hitler wetten uit die Joden uitsloten uit de samenleving. Tijdens de oorlog werden in (Oost-)Europa zes vernietigingskampen gebouwd waarin Joden en andere vervolgde groepen op industriële wijze massaal vermoord werden. Vanuit heel Europa werden treintransporten georganiseerd om slachtoffers vanuit getto’s of vanuit een van de vele concentratie- en werkkampen naar de vernietigingskampen te vervoeren. Daar werden ze in gaskamers vermoord en werden hun lichamen verbrand. De gebeurtenissen zijn erkend als een genocide, omdat het ging om een systematische en doelbewust uitroeiing van (een deel van) een etnische, religieuze of nationale groep. De genocide op het Joodse volk staat vandaag bekend als de Shoah of de Holocaust.

4.2 Massavernietiging

De Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door massavernietiging en massamoorden, ook op burgers. Dat gebeurde niet alleen in de vernietigingskampen die het naziregime inrichtte. Ook andere legers, zoals dat van de Sovjet-Unie, maakten zich schuldig aan massamoorden en systematische verkrachtingen om gemeenschappen volledig te ontwrichten. Via tapijtbombardementen, die ook gebruikt werden door de geallieerden, werden hele gebieden gelijkmatig gebombardeerd. De wetenschappelijke en technologische vooruitgang die de ontwikkeling van nieuwe wapens aanstuurde (bv. atoombommen of rakettechnologie), maakte die massavernietigingen mee mogelijk. Dat zorgde er mee voor dat de Tweede Wereldoorlog een stuk dodelijker was dan de eerste.

4.3 De oprichting van de Verenigde Naties

Al tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog werd internationaal gezocht naar een manier om een nieuw drama in de toekomst te verhinderen. In 1945 werd daarom de VN (Verenigde Naties) opgericht. Het handvest van de VN werd bij de oprichting ondertekend door 51 landen. Het belangrijkste doel van de VN was internationale samenwerking, het behoud van de internationale veiligheid en vrede, het voorkomen of oplossen van internationale conflicten en het bevorderen van respect voor mensenrechten. In tegenstelling tot de Volkenbond beschikte de VN over een internationale troepenmacht (Blauwhelmen) waarmee ze kon tussenkomen in (dreigende) conflicten om het vredesproces te bevorderen. Met 193 leden zijn vandaag (2024) bijna alle landen aangesloten bij de VN.

4.4

De herinnering aan de Shoah in West-Europa

Net als in België was er ook in andere Europese landen aanvankelijk weinig aandacht voor het lot van de Joden tijdens de oorlog. Onmiddellijk na de oorlog was er in de collectieve herinnering vooral aandacht voor de gebeurtenissen in eigen land. Vanaf de jaren 1960 kwam er geleidelijk aan meer aandacht voor de Shoah.

Het scharniermoment was de internationale media-aandacht voor het proces tegen nazitopman Adolf Eichmann en de Auschwitz-bewakers. Daarin getuigden overlevenden van de kampen openlijk over hun ervaringen. Bovendien vroeg de Joodse gemeenschap in die periode zelf meer aandacht voor de Shoah en kwam er meer historisch onderzoek over het thema. In de loop van de jaren 1970 - 1980 nam de belangstelling voor de Shoah onder de brede bevolking steeds verder toe, onder meer door aangrijpende televisiereeksen die de Shoah tastbaar maakten. Ondertussen lag de oorlog ook wat verder terug in de tijd en stelde een nieuwe generatie vragen die de stilte doorbraken.

Vanaf de jaren 1990 kreeg de Shoah een permanente plaats in de collectieve herinnering. Dat is onder meer zichtbaar in de vele Holocaustmusea en -monumenten die werden opgericht. Het herinneren van de Shoah kreeg daarbij een politieke functie. Het diende vooral als een waarschuwing voor de volgende generaties en om te reflecteren over universele thema’s zoals tolerantie, racisme en discriminatie.

Synthese III

Schema

Vul aan de hand van de lesteksten de ontbrekende begrippen in het schema in.

verloop van de Tweede Wereldoorlog (1939 - 1945)

asmogendheden

- Duitsland

- Japan - Groot-Brittannië

- vanaf 1941: Sovjet-Unie

- vanaf 1941: VS

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

1939 - 1942: successen asmogendheden

- Shoah: Holocaust

einde oorlog in 1945

1942 - 1945: successen geallieerden

kenmerken van de Tweede Wereldoorlog

massavernietiging:

- massavernietigingswapens (atoombommen)

totale oorlog en wereldoorlog:

- mondiale betrokkenheid

- oorlogsvoering: land, zee, lucht

Duitse bezetting

impact kolonies

- bezetting

- strijdkrachten koloniale legers

- werkkrachten oorlogseconomie

- inzet kolonies

- groot aantal burgerslachtoffers

België tijdens de Tweede Wereldoorlog

verzet, collaboratie en collectieve herinnering

kolonies tijdens de Tweede Wereldoorlog

- dalende en hongersnood weerstand van de koloniale bevolking

impuls voor onafhankelijksbewegingen

einde Tweede Wereldoorlog: geallieerde overwinning

juli - augustus 1945: Conferentie van afspraken in verband met Duitsland, maar: geen vredesverdrag of langetermijnoplossing

nieuwe machtsverhoudingen

Oost vs. West

©VANIN

start Koude Oorlog

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen: —cultureel: censuur, ideologie, propaganda —economisch: dwangarbeid, levensstandaard, oorlogsindustrie —politiek: accomodatie, annexatie, autoritaire leider, bezetting, capitulatie, collaboratie, communisme, dekolonisatie, democratie, fascisme, interbellum, invloedssfeer, kolonie, onafhankelijkheidsbeweging, patriottisme, rechtstaat, repressie, totaletotalitair, verzet —sociaal: concentratiekamp, discriminatie, genocide, getto, mensenrechten, racisme, superioriteitsgevoel, tolerantie, vernietigingskamp, werkkamp, wij-zij-denken

06

HISTORISCHE BEGRIPPEN

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – collectieve herinnering – contextualisering – continent – doel – evolutie –gevolg – impact – keerpunt – lokaal – mondiaal – motief – oorzaak – (niet-)westers –perspectief – representativiteit – scharniermoment – standplaatsgebondenheid – voedingsbodem

07

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je dacht na over manieren waarop historische betekenis wordt toegeschreven aan gebeurtenissen of ontwikkelingen uit het verleden en analyseerde hoe de beeldvorming in historische bronnen mee bepaald wordt door aspecten zoals de standplaatsgebondenheid van de auteur, het doel en het doelpubliek. Daarnaast bestudeerde je kritisch hoe historische gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog een plaats krijgen in de collectieve herinnering.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Naar een bipolaire wereld (1945 - 1960)

Schraudenbach, K. (1945). Stall for curlers on the Stachus. Süddeutsche Zeitung Photo. Een vrouw verkoopt krulspelden op de Karlsplatz in München net na de Tweede Wereldoorlog. Op de achtergrond is te zien hoe de stad grotendeels in puin ligt. Net als alle grote Duitse steden werd München getroffen door heel wat bombardementen.

Hoofdstuk

Deze foto werd genomen op het moment dat de heropbouw van Duitsland en de rest van Europa nog moest beginnen. Met die heropbouw startte de naoorlogse periode. Het was een uitdagende tijd voor Europa en de wereld, waarin zowel conflicten als samenwerkingsverbanden centraal stonden.

Historische vraag 1:

Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog?

Historische vraag 2:

Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde?

I

Wat weet je al?

In hoofdstuk 2 leerde je hoe de Tweede Wereldoorlog verliep. Herinner je je nog hoe twee van de belangrijkste hoofdrolspelers, namelijk de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, bij het conflict betrokken raakten en hoe hun verstandhouding was?

Verder leerde je in Sapiens 5 over de begrippen kapitalisme en communisme. Wat waren de belangrijkste kenmerken van beide ideologieën?

Op onderzoek II

Historische vraag 3: Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa?

Historische vraag 4: Hoe evolueerde de Koude Oorlog naar een 'warmere' fase?

Historische vraag 5: Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog?

Uitbreiding 1: Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog?

Situeren in tijd

Situeren in tijd

6 en 9 augustus 1945: Atoombommen op Hiroshima en Nagasaki

maart 1946: Winston Churchill houdt zijn IJzeren Gordijn-rede.

Maker onbekend. (1946). Winston Churchill geeft een speech op Westminster College in Fulton.

DE TWEEDE WERELDOORLOG 1940

MODERNE TIJD

©VANIN

1945

maart 1947: De Amerikaanse president Harry Truman kondigt de Trumandoctrine af.

juni 1947: De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Marshall lanceert het Marshallplan.

juni 1948 : Blokkade van Berlijn

1949: China wordt communistisch onder Mao Zedong.

1950

DE KOREAANSE OORLOG

1955

april 1949: Oprichting van de NAVO (NoordAtlantische Verdragsorganisatie)

mei 1949: Oprichting van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD)

← Maker onbekend. (datum onbekend). Vlag van de NAVO. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) wordt opgericht in 1949 als een militaire alliantie tussen twaalf Noord-Amerikaanse en Europese landen. Binnen de context van de Koude Oorlog beloven de lidstaten elkaar (militaire) hulp.

oktober 1949: Oprichting van de Duitse Democratische Republiek (DDR) B

1951: Verdrag van Parijs. De EGKS komt tot stand.

Maker onbekend. (1950). De tandem Schuman-Monnet

De mannen op deze foto zijn Robert Schuman en Jean Monnet. Samen zijn ze de drijvende kracht achter de oprichting van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS).

1953: Dood van Stalin. Nikita Chroesjtsjov volgt hem op.

1955: Het Warschaupact wordt opgericht.

oktober 1956: De Hongaarse opstand breekt uit.

juni 1956: De Poolse opstand breekt uit.

februari 1956: Chroesjtsjov houdt zijn ‘Secret Speech’ op het 20e Congres van de Communistische Partij. ↑

Maker onbekend. (1956). Speech van Nikita Chroesjtsjov op 20e congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Deze toespraak staat bekend als de ‘Geheime Toespraak’ omdat hij achter gesloten deuren werd gehouden, weg van de publieke aandacht. In de toespraak veroordeelt Chroesjtsjov de misdaden van zijn voorganger, Joseph Stalin, en onthult hij schokkende feiten over Stalins regime.

1960 1965 1970 1975 1990

HEDENDAAGSE

©VANIN

1963: Start ontwapeningsverdragen

1962: Cubacrisis

1957: Lancering Spoetnik I

1968: Tetoffensief (Vietnamoorlog)

1969: Maanlanding

NASA. (1969). Buzz Aldrin op de maan met Apollo 11.

D © Album / Fine Art Images

Historische vraag 1:

Hoe werden de geallieerde bondgenoten elkaars vijanden in de Koude Oorlog?

De Koude Oorlog was een tijd van zware spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en duurde van het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991.

Tijdens die periode was er geen directe militaire confrontatie tussen de twee grootmachten, niet op hun eigen grondgebied en ook niet in Europa. Daarom spreken we over een 'Koude Oorlog'. Het conflict was gebaseerd op politieke, economische en ideologische tegenstellingen tussen het kapitalistische blok (de VS) en het communistische blok (de Sovjet-Unie).

In deze historische vraag ga je op zoek naar de oorzaken van dat conflict.

1

Historici zijn het niet altijd eens over het startpunt van de Koude Oorlog. Het bepalen van een scharniermoment is altijd voor interpretatie vatbaar. Bestudeer bron 1 en 2. Zoek welk beginpunt naar voren wordt geschoven en noteer het argument dat je in de bron terugvindt.

Bron 1:

← Het boek De erfenis van 1947 vertelt het verhaal van het jaar 1947, een scharnierjaar waarin zich een wereldorde vormde die gedurende decennia de wereldpolitiek zou bepalen. De auteurs maken gebruik van uiteenlopende historische bronnen, waaronder memoires van de belangrijkste hoofdrolspelers, dagboeken van burgers, krantenverslagen en vrijgegeven CIA-documenten, en brengen zo het verhaal van dat jaar.

©VANIN

↑ Beluister het fragment uit de podcast Voorproevers

Bron 2:

In Washington was het begrip Koude Oorlog van 1946 tot het spraakgebruik van enkele politici en commentatoren gaan behoren. (…)

“Voor mij is het duidelijk dat de Koude Oorlog begon met de Russische Revolutie in 1917. Toen kondigde het conflict zich aan als een strijd om de werelddominantie tussen beide ideologieën. Ook André Fontaine koos dit beginpunt. (…)”

De jaren voor de Russische Oktoberrevolutie werd de wereldpolitiek slechts in beperkte mate beheerst door tegenstellingen en gevoeligheden over ideologische, politieke of maatschappelijke modellen. De belangrijkste mogendheden inspireerden hun buitenlandse politiek voornamelijk op louter nationale belangen. Eigenbelang en Realpolitik waren de voornaamste drijfveren die (voor 1917) de internationale politiek bepaalden.

Naar: Vanden Berghe, Y. (2008). De Koude Oorlog, een nieuwe geschiedenis (1917-1991). Acco.

Dit boek brengt een overzicht van feiten, achtergronden en verbanden eigen aan de Koude Oorlog.

2

Bestudeer bron 3 en 4.

a Noteer aan de hand van de kaart (bron 3) welke landen tot elk blok behoorden.

Westblok

Neutrale landen

Oostblok

Neutrale landen

b Welk Centraal-Europees land werd door het IJzeren Gordijn pal in tweeën verdeeld? Probeer dat te verklaren aan de hand van de informatie die je al kreeg in hoofdstuk 2.

c Zoek online op waarom Joegoslavië anders ingekleurd is.

d Vat aan de hand van bron 4 samen wat Churchill bedoelde met de term 'IJzeren Gordijn’. Baseer je antwoord op de volgende kenmerken:

- Een gordijn zorgt ervoor dat niemand naar binnen of naar buiten kan kijken.

- IJzer is ondoordringbaar.

De Sovjet-Unie wantrouwde het Westen omdat het land in 150 jaar tijd al verschillende keren door een westers land was aangevallen. De’ buitenwereld’ was politiek-economisch totaal tegengesteld en het land had in tegenstelling tot de VS nog geen atoombom. Daardoor groeide bij Stalin de behoefte aan controle over gebieden die van strategisch belang werden geacht. Stalin kreeg invloed in Oost-Europese landen, wat leidde tot Sovjetgeoriënteerde regeringen in die regio (= satellietstaten). Samen met de Sovjet-Unie vormde die groep landen het communistische blok.

Bron 4:

“Van Stettin aan de Oostzee tot Triëst aan de Adriatische Zee is er een IJzeren Gordijn neergelaten over het vasteland van Europa. Achter deze denkbeeldige lijn liggen alle hoofdsteden van de vroegere staten van Centraal- en Oost-Europa. Warschau, Berlijn, Praag, Wenen, Boedapest, Belgrado, Boekarest en Sofia, al deze beroemde steden en de bevolking rond deze steden liggen binnen wat ik de Sovjetinvloed moet noemen, en alle zijn op de een of andere manier onderhevig aan een toenemende mate van beheersing vanuit Moskou. Alleen Athene, Griekenland met haar roemrijke verleden, is vrij om te beslissen over haar toekomst (…). De communistische partijen, die heel klein waren in al deze oostelijke staten van Europa, zijn gestegen tot een hoogte en macht die hun aantallen te boven gaan, en zij proberen overal totalitaire controle te krijgen. (…)

Naar: Churchill, W. (5 maart 1946). Fultonspeech van Winston Churchill over het IJzeren Gordijn.

©VANIN

Op 5 maart 1946 hield Winston Churchill (de voormalige premier van het Verenigd Koninkrijk) een toespraak op een universiteit in Fulton, Missouri, in de Verenigde Staten. In die speech liet hij onder meer de woorden ‘Iron Curtain’ (IJzeren Gordijn) vallen. In de toespraak waarschuwt Churchill, die premier was van Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog, voor de opkomst van het totalitarisme in Oost-Europa.

Bron 3: Het IJzeren Gordijn tijdens de Koude Oorlog (1955)

Bestudeer bron 5 en 6. In het debat over de verantwoordelijkheid voor de Koude Oorlog komen verschillende standpunten naar voren. Sommige historici schrijven de spanningen van de Koude Oorlog hoofdzakelijk toe aan de agressieve expansiepolitiek van de Sovjet-Unie onder leiding van Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog. Anderen benadrukken de impact van de westerse mogendheden, met name de Verenigde Staten, bij de escalatie van de spanningen. Vanzelfsprekend schoven de leiders van beide blokken de verantwoordelijkheid in de schoenen van het andere blok. Kruis aan bij welke visie de bron hoort. Beargumenteer je keuze.

©VANIN

Verantwoordelijkheid

Bron 5:

← Maker onbekend. (1947) President Truman kondigt de Trumandoctrine af. Op 12 maart 1947 hield de Amerikaanse president Harry S. Truman een toespraak voor het Amerikaans Congres. Die toespraak wordt gezien als de aankondiging van de Trumandoctrine. In die doctrine beloofde Truman Amerikaanse steun aan landen die bedreigd werden door het communisme. Het werd de basis voor het Amerikaanse buitenlandse beleid van containment voor de komende decennia en leidde in 1949 tot de oprichting van de NAVO. ↑ Bekijk het fragment van de Trumandoctrine.

Bron 6:

De buitenlandse politiek van de Verenigde Staten (…) wordt in de naoorlogse periode gekenmerkt door een streven naar wereldheerschappij. Dit is de werkelijke betekenis van de vele uitspraken van president Truman en andere vertegenwoordigers van de Amerikaanse heersende kringen; dat de Verenigde Staten het recht hebben om de wereld te leiden. Alle krachten van de Amerikaanse diplomatie – het leger, de luchtmacht, de marine, de industrie en de wetenschap – staan in dienst van dit buitenlands beleid. (…) Tijdens de Tweede Wereldoorlog (…) bedachten (Amerikaanse leiders) dat de Verenigde Staten van Amerika hun belangen het beste konden najagen als zij directe deelname aan de oorlog konden vermijden en pas op het allerlaatste moment (…) zouden meedoen. Zo dachten zij dat de belangrijkste concurrenten van de Verenigde Staten in de oorlog zouden worden geplet of sterk verzwakt.

Naar: Novikov Telegram. (1946). ↑

Dit is een telegram van de Russische ambassadeur in de VS aan de Sovjetleiders in september 1946.

4

Beantwoord de historische vraag.

1

Van bondgenoten tot rivalen

1.1. De start van de Koude Oorlog

De Koude Oorlog was een tijd van geopolitieke, economische en ideologische spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De strijd duurde van het einde van de Tweede Wereldoorlog tot het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Over het startpunt van het conflict is er onder historici geen eensgezindheid. Er worden verschillende beginpunten naar voren geschoven: de Russische Revolutie (1917), de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki (1945) en de afkondiging van de Trumandoctrine en de bijbehorende containmentpolitiek (1947).

Het eerste startpunt gaat helemaal terug tot aan de Russische Revolutie in 1917. Die revolutie leidde tot de oprichting van de Sovjet-Unie, het eerste land met een communistisch regime. Het communisme stond lijnrecht tegenover het kapitalisme. De ideologische tegenstellingen tussen het kapitalistische Westen (de VS en Europa) en de communistische Sovjet-Unie waren een belangrijke bron van spanning. De gebeurtenissen die na de Revolutie volgden, zoals de eenzijdige Sovjet-Russische terugtrekking uit de Eerste Wereldoorlog, versterkten dat wederzijdse wantrouwen.

Andere historici zijn eerder van mening dat de Tweede Wereldoorlog het begin van het conflict vormde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bundelden de VS en de Sovjet-Unie de krachten tegen nazi-Duitsland. Maar na de capitulatie van Duitsland in juni 1945 konden de grote mogendheden het niet eens worden over de vredesregeling met Duitsland en over de nieuwe machtsverhoudingen in Europa. De oplossing was om het overwonnen Duitsland te verdelen onder de geallieerden. Er kwamen in totaal vier bezettingszones: een Amerikaanse, een Britse en een Franse zone in het westen en een Sovjetzone in het oosten. Hetzelfde gebeurde met Berlijn, dat onder toezicht van dezelfde vier grootmachten in vier sectoren werd verdeeld. Daardoor werden meteen ook twee grote invloedssferen gecreëerd. De drie westelijke zones in Duitsland en de drie westelijke sectoren in Berlijn kenden een vrijemarkteconomie. De Sovjetzone en de Sovjetsector waren communistisch en hadden een planeconomie

Zowel de westelijke mogendheden als de Sovjet-Unie streefden naar meer invloed en wilden de eigen politieke en economische belangen in het naoorlogse Europa veiligstellen. De argwaan tegenover elkaar en de behoefte naar controle over gebieden van strategisch belang namen verder toe. Dat resulteerde in de vorming van een fysieke barrière door de Sovjet-Unie, het ‘IJzeren Gordijn’, zoals Churchill het zou noemen.

Een ander beginpunt dat naar voren wordt geschoven, is de Trumandoctrine uit 1947. Met die doctrine wilde Truman de Europese samenwerking stimuleren om zo een dam op te werpen tegen de communistische expansie. Dat principe wou hij concreet realiseren door een containmentpolitiek. Dat is een strategie die het communisme zou afblokken of indammen met alle mogelijke middelen op economisch, diplomatiek en militair vlak, zonder directe militaire confrontaties. Het wederzijdse wantrouwen tussen de VS en de Sovjet-Unie was de voedingsbodem voor het ontstaan van de bipolaire wereld.

Verdeling Duitsland en Berlijn vlak na de Tweede Wereldoorlog

1.2 Verantwoordelijkheid voor het conflict

De vraag naar het startpunt van de Koude Oorlog heeft ook geleid tot verschillende interpretaties over welk blok mee verantwoordelijk was voor het ontstaan van het conflict. Volgens het traditionele westerse standpunt werden de spanningen van de Koude Oorlog hoofdzakelijk toegeschreven aan de agressieve expansiepolitiek van de Sovjet-Unie onder leiding van Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog. De bezetting van de Oost-Europese landen (satellietstaten) en de pogingen om zijn invloed uit te breiden werden gezien als provocerende acties.

Een tweede visie benadrukt vaak de impact van westerse mogendheden, met name de Verenigde Staten, in het escaleren van de spanningen. In die visie vormde de Trumandoctrine met de politiek van containment een bedreiging voor de Sovjet-Unie.

In de jaren 1970 - 1980 kwam er een visie die een tussenweg zocht tussen de twee visies. Ze erkende de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van beide kanten, dus zowel van de Verenigde Staten als van de Sovjet-Unie, bij het ontstaan en voortzetten van de Koude Oorlog.

Over het algemeen is het belangrijk dat we erkennen dat de Koude Oorlog het resultaat was van een complexe reeks gebeurtenissen en interacties tussen verschillende landen en actoren. Het is moeilijk om de schuld toe te wijzen aan één specifieke partij en historici hebben verschillende standpunten ingenomen op basis van hun interpretaties van de beschikbare feiten en documentatie.

Historische vraag 2:

Op welke manier droeg het Marshallplan bij aan de vorming van de bipolaire wereldorde?

Na de verwoesting van de Tweede Wereldoorlog begon in de tweede helft van 1945 de heropbouw van Europa. Heel wat Europese landen hadden niet de financiële middelen om dat volledig op eigen houtje te realiseren. De Verenigde Staten kwamen in de loop van 1947 over de brug met financiële hulp voor Europa, in de vorm van het Marshallplan. In deze historische vraag ontdek je welke rol het Marshallplan speelde bij die heropbouw en bij de vorming van een nieuwe bipolaire wereldorde.

1 Bestudeer bron 1.

a Wat is het doel van Amerikaanse hulp volgens Marshall?

b Wie kan er gebruik van maken en wie niet?

c Waarom past dat binnen de containmentpolitiek van de Amerikanen?

d Welke eisen stelt Marshall in ruil voor de Amerikaanse hulp?

Bron 1:

Het is logisch dat de Verenigde Staten alles moeten doen wat zij kunnen om te helpen bij het herstel van de normale economische gezondheid in de wereld. Zonder kan er geen politieke stabiliteit en geen verzekerde vrede zijn. Ons beleid is niet gericht tegen welk land of welke doctrine dan ook, maar tegen honger, armoede, wanhoop en chaos. Het doel ervan zou de heropleving van een werkende economie in de wereld moeten zijn, zodat er politieke en sociale omstandigheden kunnen ontstaan waarin vrije instellingen kunnen bestaan. (…) Elke hulp die deze regering in de toekomst kan verlenen, zou eerder een remedie dan een louter verzachtend middel moeten zijn. Elke regering die bereid is te helpen bij de taak van herstel zal, daar ben ik zeker van, volledige medewerking vinden van de kant van de regering van de Verenigde Staten. Elke regering die manoeuvreert om het herstel van andere landen te blokkeren, kan van ons geen hulp verwachten. Bovendien zullen regeringen, politieke partijen of groepen die proberen de menselijke ellende in stand te houden om er politiek of anderszins van te profiteren, op tegenstand van de Verenigde Staten stuiten. (…) Het is al duidelijk dat, voordat de regering van de Verenigde Staten veel verder kan gaan in haar pogingen om de situatie te verlichten en de Europese wereld op weg naar herstel te helpen, er enige overeenstemming tussen de Europese landen moet zijn ten aanzien van hun behoeften en het aandeel dat die landen zelf zullen leveren aan de hulp die onze regering zal verlenen, willen onze maatregelen het beoogde resultaat hebben. (…) Het zou noch passend noch doeltreffend zijn als deze regering zich ertoe zou verbinden eenzijdig een programma op te stellen dat bedoeld was om Europa economisch op de been te brengen. Dat is de zaak van de Europeanen. Het initiatief moet, denk ik, uit Europa komen.

Naar: Marshall, G. (5 juni 1947). The ‘Marshall Plan’ speech at Harvard University. OECD.

Op 5 juni 1947 hield George Marshall, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, een toespraak aan de universiteit van Harvard. Die vormde de aanzet voor het naoorlogse Europese hulpprogramma, bekend als het Marshallplan.

2

Bekijk de spotprenten van bron 2 en 3 die reflecteren over het Marshallplan. Gebruik de kijkwijzer uit de Histokit. Vergelijk bron 2 met bron 3. Beantwoord de vragen in de tabel.

Bron 2

Bron 3 standplaats maker

Hoe luidt de kritiek?

©VANIN

Verklaar vanuit de standplaatsgebondenheid van de maker.

Bron 2:

Illingworth, L.G. (23 maart 1948). (Titel onbekend). Daily Mail.

Deze spotprent verscheen naar aanleiding van de reactie van Stalin en de Oost-Europese landen op het Marshallplan. Stalin verbood de satellietstaten namelijk om deel te nemen aan het Marshallplan.

Leslie Gilbert Illingworth (1902 - 1979) was een bekende Britse cartoonist bij de conservatieve krant de Daily Mail.

3

Bron 3:

Roth, P. (1947). (Titel onbekend). Krokodil. Op de zak aan de hengel staat in cyrillische letters het woord ‘leningen’. Krokodil was een Russisch satirisch tijdschrift waarin vaak de spot werd gedreven met het kapitalistische blok. Uncle Sam (die symbool staat voor de VS) bestuurt de kar.

Bestudeer bron 4. Over de impact van het Marshallplan bestaat onder historici al decennialang discussie. De Verenigde Staten propageerden lang het idee dat zij Europa er snel weer bovenop kregen dankzij hun financiële hulp. Maar die beeldvorming is selectief en onvolledig.

a Waarom is die visie selectief en onvolledig volgens bron 4? Zoek drie argumenten.

b Waarom ontstond er pas in de jaren 1990 en aan het begin van de 21e eeuw een meer genuanceerde visie op de impact van het Marshallplan?

Bron 4:

Na de Sovjetweigering [om deel te nemen aan het Marshallplan] werd het plan door het Congres goedgekeurd en tussen 3 april 1948 en 30 juni 1950 vloeide ongeveer 13 miljard dollar in de vorm van hulp en leningen naar West-Europa, met inbegrip van West-Duitsland en West-Berlijn. (…) Op die manier werd het nijpende dollartekort in Europa opgelost en hadden de Europeanen toegang tot de overvloedige Amerikaanse markt. Ook werd de inter-Europese handel verder geliberaliseerd. Dat leidde mee tot een spoedig herstel en een grotere welvaart. Toch moet worden aangestipt dat het economische herstel in de meeste Europese landen al in 1946 begonnen was en misschien ook zonder het Marshallplan, wat later, zou zijn gelukt. In de lente van 1947 hadden alle Europese landen hun vooroorlogse productiepeil bereikt. Er waren slechts drie uitzonderingen: de drie westerse bezettingszones van Duitsland, Nederland en Italië. Volgens sommige historici is het economische herstel van West-Duitsland en West-Europa niet uitsluitend te danken aan het Marshallplan. Het plan had volgens hen vooral een psychologische waarde: in West-Europa groeide de overtuiging dat ze even welvarend konden worden als Amerika én het plan creëerde zo een optimistische sfeer omdat de West-Europeanen zich gesterkt voelden nu het machtigste land ter wereld het economische herstel op zich had genomen.

Ook voor de Verenigde Staten viel het plan goed mee: er werd voor meer dan 13 miljard dollar in Amerika besteld. Amerikaanse producten overspoelden West-Europa.

Uit: Vanden Berghe, Y. (2008). De Koude Oorlog, een nieuwe geschiedenis (1917-1991). Acco.

Yvan Vanden Berghe is emeritus hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en schreef meerdere wetenschappelijke werken over de Koude Oorlog.

4

Beantwoord de historische vraag.

2 Het Marshallplan (1947) en het ontstaan van de bipolaire wereldorde

2.1 Het Marshallplan en de economische deling van Europa

Het Marshallplan was een Amerikaans initiatief om Europa te helpen bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog. Het plan werd in 1947 voorgesteld door de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall en duurde van 1948 tot 1951. De financiering werd gebruikt voor de heropbouw van infrastructuur en industrieën en de stabilisering van de Europese munten. Over de impact bestaat discussie, maar algemeen wordt aangenomen dat het zorgde voor een versneld economisch herstel in Europa.

Daarnaast hoopte men met het plan ook politieke doelstellingen te realiseren. Een van de hoofddoelen was het voorkomen van de verspreiding van het communisme in West-Europa, vooral in landen als Frankrijk en Italië, waar de communistische partijen sterk stonden. Door de economieën van de West-Europese landen te versterken hoopte de VS de aantrekkingskracht van het communisme te verminderen. Dat alles paste binnen de Amerikaanse containmentpolitiek. Bovendien legde het Marshallplan de basis voor een verdere samenwerking tussen de Europese landen. Om hulp te ontvangen moesten de West-Europese landen samenwerken, wat de verbondenheid versterkte.

Niet alleen de banden tussen de West-Europese landen werden sterker, ook de politieke, economische en culturele verbondenheid tussen de Verenigde Staten en West-Europa werd steeds hechter. West-Europa kwam zo in het kapitalistische blok terecht. Dat was erg tegen de zin van Stalin. Terwijl het Marshallplan aanvankelijk openstond voor heel Europa én de Sovjet-Unie, ging die laatste er niet op in. De Oost-Europese landen die eerst gretig wilden ingaan op het aanbod, zagen onder druk van Stalin af van deelname. Stalin zag in het Marshallplan immers een poging om zijn invloed in Oost-Europa te ondermijnen. Hij richtte een eigen economische ‘hulporganisatie’ op om de landen in het communistische blok te ondersteunen bij de heropbouw: de COMECON.

2.2 DE EGKS, het begin van de Europese samenwerking (1951)

De samenwerking die ontstond uit het Marshallplan, effende uiteindelijk de weg voor meer georganiseerde inspanningen voor Europese integratie, zoals de oprichting van de EGKS (de Europese Gemeenschap voor Kolen en Stalen) in 1951. De architecten achter dat plan waren Robert Schuman en Jean Monnet. Zij creëerden een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en een supranationale organisatie met verschillende instellingen. Dat was een belangrijke stap in de Europese heropbouw, omdat kolen en staal destijds cruciale grondstoffen waren voor de (wapen)industrie. De oprichting van de EGKS had dan ook een meervoudig doel. Ten eerste was het bedoeld om de economische groei, werkgelegenheid en levensstandaard na de Tweede Wereldoorlog te bevorderen. Daarnaast wilde het de historisch rivaliserende landen Frankrijk en Duitsland laten samenwerken om zo een duurzame vrede in Europa tot stand te brengen. Wie zelf geen controle had over de productie van staal en kolen, zou immers geen oorlog kunnen beginnen. De oprichtende leden waren zes Europese landen: België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland. Met de oprichting van de EGKS werd een proces op gang gebracht dat uiteindelijk zou leiden tot de Europese Unie zoals we die vandaag kennen.

2.3 De politieke deling van Duitsland (1949)

Het Marshallplan werd ook aangeboden aan de bezettingszones in Duitsland. Toen in de westerse bezettingszones in juni 1948 een gemeenschappelijke munt, de Duitse Mark, werd ingevoerd, reageerde Stalin furieus. Als reactie startte hij de blokkade van Berlijn, waarbij de toegangswegen naar de westerse zones werden afgesneden. Het was niet Stalins bedoeling om de bevolking uit te hongeren. Met de blokkade hoopte hij vooral dat de Berlijners in alle zones de kant van de SovjetUnie zouden kiezen als hij ze de nodige voorraden, zoals steenkool, zou leveren.

Die hoop verdween al snel als sneeuw voor de zon toen de Britten en de Amerikanen een luchtbrug inlegden om hun zones in de stad via de lucht te bevoorraden. In mei 1949 moest Stalin zijn beleg opgeven. Hij had gegokt en verloren. In diezelfde maand ontstond uit de westelijke zones de Bondsrepubliek Duitsland (BRD). Aanvankelijk was het de bedoeling dat dat een tijdelijke staat zou zijn, in afwachting van een vereniging. Maar in oktober volgden de communisten in het oosten met een eigen staat: de Duitse Democratische Republiek (DDR).

Het Marshallplan en de daaropvolgende gebeurtenissen zijn dus niet alleen belangrijk geweest voor de heropbouw van en de verbondenheid binnen Europa. Ze zorgden er ook mee voor dat Europa uiteenviel in twee invloedssferen: de kapitalistische en de communistische invloedssfeer. Niet alleen de Koude Oorlog was daarmee een feit, maar ook de bipolaire wereldorde

Historische vraag 3:

Welke verschillen en overeenkomsten waren er tussen het leven in het kapitalistische blok en het leven in het communistische blok in Europa?

In de naoorlogse periode kwamen de meeste Europese landen, door de groeiende spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, in het kapitalistische blok (invloedssfeer) of in het communistische blok terecht. De tegengestelde opvattingen in de ideologieën van het kapitalisme en communisme leidden in beide blokken tot andere maatschappelijke en economische systemen. Die ideeën en systemen hadden een grote invloed op het dagelijkse leven van de burgers. In deze historische vraag onderzoek je wat de verschillen en gelijkenissen waren tussen het leven in het kapitalistische en communistische blok.

Bron

1

Bestudeer bron 1 tot en met 8.

a Schrijf het nummer van elke bron bij het juiste blok.

b Noteer voor elk blok bij het juiste domein van de samenleving de hoofdkenmerken die je in de bronnen terugvindt. Per blok kunnen verschillende maatschappelijke domeinen van toepassing zijn.

Kapitalistisch blok Communistisch blok

Kapitalistisch blok

Communistisch blok cultureel

©VANIN

1: ↑

Maker onbekend. (1958). Auto’s van het type Trabant P5O verlaten de fabriek in Zwickau. ‘Trabant’ was de merknaam van een serie modellen uit de Oost-Duitse autofabriek beheerd door de staat. Het was een auto voor het volk en vaak ook de enige beschikbare en betaalbare optie in die periode. De auto moest tonen dat de DDR meeging in de technologische vooruitgang die in 1957 in de Sovjet-Unie de eerste satelliet leverde.

Maker onbekend. (1948). Geld wisselen op de zwarte markt in Berlijn.

In 1948 werd West-Berlijn door de blokkade afgesloten van bevoorrading. Maar die blokkade was niet zo hermetisch als vaak wordt gedacht en er ontstond een bloeiende zwarte markt die de stad en haar inwoners voorzag van (levensnoodzakelijke) goederen.

Afbeelding 1: Maker onbekend. (1950). Auto’s op de Champs Elysées in Parijs. Afbeelding 2: Maker onbekend. (1950). SuperMAG in Rennes. Twee foto’s uit het dagelijkse leven in de jaren 1950 in Frankrijk. Op afbeelding 1 zie je verschillende luxeauto's op de Champs Elysées in Parijs met op de achtergrond de Arc de Triomphe. Op afbeelding 2 zie je enkele vrouwen aan de SuperMAG, een groot kledingwarenhuis in private handen in de Franse stad Rennes. Grootwarenhuizen en supermarkten maakten in de 20e eeuw hun intrede in Europa. Europa volgde daarmee het voorbeeld van de Verenigde Staten.

Bron
© INTERFOTO
Bluebird
Bron 2:
INTERFOTO Friedrich
Bron 3:

Bron 4: Levensstandaard

per capita (2011 $) per decennium

West-Europa Oost-Europa

Bron:

Bolt, J. & J., Luiten van Zanden, J. (2020). Maddison style estimates of the evolution of the world economy. A new 2020 update. Maddison Project Database.

Maker onbekend. (jaren 1950). Baden am Flakensee. De inwoners van Oost-Berlijn brachten hun vrije tijd door aan het meer Flakensee in de huidige Duitse deelstaat Brandenburg.

Bron: https://data.worldbank.org/

Maker onbekend. (1954). Filmster en zangeres Marilyn Monroe bezoekt de Amerikaanse troepen in Korea (februari 1954) en treedt voor hen op. Het bezoek aan Korea was een tussenstop op weg naar haar huwelijksreis in Japan met haar nieuwe echtgenoot, honkbalspeler Joe DiMaggio. Monroe was in deze periode een van de populairste figuren in de entertainmentwereld.

Bron 5:
Bettmann / Contributor
Bron 6:

Willa, J. (1949). Mensen bij de opening van de eerste winkel van de Handelsorganisation in Oost-Berlijn. De HO (Handelsorganisation) was opgericht door en stond onder controle van het communistische bestuur. Zulke warenhuizen vond je later in verschillende steden in de DDR.

Maker onbekend. (1959). Winkeldame in een Britse platenwinkel. Een winkeldame in een Britse platenwinkel staat naast de wekelijkse hitlijst (This week’s Top Twenty). De popmuziek en platenwinkels kenden een groeiende populariteit in de jaren 1950 en 1960.

Popmuziek werd het symbool van de individuele vrijheid.

Beantwoord de historische vraag.

Bron 7:
Bron 8:

3 Het dagelijkse leven in het kapitalistische en het communistische blok

3.1 Het kapitalistische blok

Tijdens de Koude Oorlog kende West-Europa een kapitalistisch systeem. Ondersteund door het Marshallplan konden de meeste West-Europese landen in de jaren 1950 een opmerkelijke economische groei optekenen. De vrijemarktprincipes hadden immers innovatie gestimuleerd, een boost betekend voor heel wat bedrijven en gezorgd voor de introductie van veel nieuwe producten. De levensstandaard en levensverwachting onder de bevolking stegen dan ook aanzienlijk en lagen daarmee hoger dan in het communistische blok.

Naast de nadruk op vrijemarktprincipes kozen heel wat West-Europese landen voor de (verdere) ontwikkeling van de welvaartsstaat met een uitgebreid sociaal zekerheidssysteem en collectieve goederen, zoals betaalbaar en toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg. Op die manier probeerde men de sociale ongelijkheid in West-Europa te verkleinen.

Op politiek vlak droegen de West-Europese landen democratie hoog in het vaandel. Na de oorlog ontstonden (meestal) stabiele meerpartijenstelsels. Samenwerking stond daarbij centraal: binnen de nationale politiek, met andere sociale partners zoals werkgeversorganisaties en vakbonden (sociaal overleg), of met andere landen (aanzet tot meer Europese samenwerking). De burgers in West-Europa beschikten daarbij over burgerrechten zoals stemrecht en vrije meningsuiting. De media kenden persvrijheid.

Op cultureel vlak ontwikkelden zich in West-Europa vanaf de jaren 1950 een populaire massacultuur in film, televisie en muziek (bv. The Beatles) en verschillende jeugdsubculturen (zoals de hippiebeweging en de Flower Power).

3.2 Het communistische blok

In de jaren 1940 en 1950 leefden de meeste burgers in Oost-Europa onder een communistisch regime. Hun economieën waren planeconomieën. De staat nam de controle over de belangrijkste industrieën en bedrijven en stelde vijfjarenplannen op om de economische groei te sturen. Hoewel dat in sommige landen aanvankelijk tot industrialisering en modernisering leidde, mondde het op lange termijn ook vaak uit in inefficiëntie en stagnatie. De economische groei was relatief laag, net als de algemene levensstandaard. Tussen de landen waren er wel verschillen merkbaar.

Onderwijs en gezondheidszorg werden vaak gratis aangeboden door de staat, en er werd veel nadruk gelegd op de gelijkheid van alle burgers. Dat resulteerde in verbeteringen op het gebied van alfabetisering en gezondheidszorg voor velen. Maar de vrijheid van meningsuiting en andere burgerlijke vrijheden werden vaak ingeperkt.

Op politiek vlak hadden de meeste communistische landen een éénpartijstelsel waarbij de communistische partij de ultieme macht had. Oppositiepartijen werden vaak verboden of sterk ingeperkt. Censuur was wijdverspreid en de media stonden onder strakke staatscontrole. Om hun macht te behouden gebruikten veel regimes repressieve tactieken. Geheime politiediensten hielden de bevolking nauwlettend in de gaten. Mensen konden worden gearresteerd, gevangengezet of zelfs geëxecuteerd op basis van vermeende tegenstand tegen het regime.

Het culturele leven in die landen was sterk beïnvloed door staatsinterventie. Kunst, literatuur en muziek moesten in overeenstemming zijn met de ideologie van de staat. Veel kunstenaars en intellectuelen voelden zich onderdrukt en beperkt in hun expressie, terwijl anderen de nieuwe ideologie omarmden en werken produceerden die de communistische idealen prezen. De vrijeteijdsbeleving was vooral gericht op het stimuleren van het gemeenschapsgevoel en was in die decennia nog niet zo onderhevig aan beperkingen.

Naar het einde van de jaren 1950 en zeker in de decennia die daarop volgden, kreeg de overheid steeds meer grip op het maatschappelijke en persoonlijke leven van de mensen. De kloof tussen West en Oost zou dan ook steeds verder toenemen.

3.3

Een derde weg?

In de klassieke opvatting viel na de Tweede Wereldoorlog de wereld uiteen in twee blokken. Er zijn echter landen die in de jaren 1940 en 1950 geen kant kozen of die kozen voor een tussenweg, zoals Joegoslavië onder Tito. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog leek het erop dat het land deel zou uitmaken van het communistische blok, aangezien Tito de leider was van de Communistische Partij van Joegoslavië en sterke banden had met de Sovjet-Unie. In 1948 kwam het tot een breuk tussen Tito en Stalin, waardoor Joegoslavië uit de invloedssfeer van de Sovjet-Unie werd gedreven. Na die breuk volgde Joegoslavië een pad van ‘non-alignment’ of niet-gebondenheid. Tito werd een belangrijke leider van de beweging van niet-gebonden landen, de landen die noch tot het kapitalistische noch tot het communistische blok wilden behoren tijdens de Koude Oorlog.

Historische vraag 4:

Hoe evolueerde de Koude oorlog naar een ‘warmere’ fase?

De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie streefden naar militaire dominantie door middel van militaire bondgenootschappen en een constante wapenwedloop. Beide landen ontwikkelden en produceerden enorme hoeveelheden wapens. Het ging dan om conventionele maar ook om nucleaire wapens. Hoewel er geen directe confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie plaatsvond op hun eigen of op Europees grondgebied, waren er in die periode wel verschillende conflicten die de Koude Oorlog ‘warm(er)’ maakten. De twee grootmachten raakten betrokken bij conflicten zoals de Koreaanse Oorlog, de Cubacrisis en de Vietnamoorlog. De Hongaarse en de Poolse opstand zorgden dan weer voor militaire confrontaties in het communistische blok zelf. In deze historische vraag onderzoek je hoe de Koude Oorlog evolueerde naar een ‘warmere’ fase.

Bron 1: 1

Bestudeer bron 1.

a Welke verschillen tussen beide grootmachten kun je afleiden uit de grafiek in de periode tussen 1950 en de jaren 1960? Kun je daar een verklaring voor geven?

↑ Ontdek de vernietigingskracht van verschillende atoombommen.

b Zoek op internet de definitie op van een ‘wapenwedloop’. Was de wapenwedloop in de jaren 1950 en 1960 een oorzaak of een gevolg van de Koude Oorlog?

Definitie:

Oorzaak of gevolg:

2 atoomwapens (VS, 1945)

31 255 atoomwapens (VS, 1967)

40 195 atoomwapens (USSR, 1986)

Bestudeer bron 2 en gebruik bron A op de tijdlijn op p. 64-65.

a Situeer de prent in tijd en ruimte. Gebruik daarvoor de tijdlijn.

b Wat wil de cartoonist zeggen met zijn prent?

c Beoordeel de bruikbaarheid van de bron in functie van de historische vraag.

← Illingworth, L.G. (rond 1949). Atlantic Pact. Daily Mail De prikkeldraad vormt de woorden ‘Atlantic Pact’ (Atlantisch Verdrag). Encirclement! = Omsingeling! / Warmongers! = Oorlogsstokers!

Het Atlantisch Verdrag werd gezien als de voorloper van de NAVO, ofwel de NoordAtlantische Verdragsorganisatie. Dat westerse militaire bondgenootschap werd opgericht in 1949.

Bron 2:

3

Bestudeer bron 3.

Nikita Chroesjtsjov volgde Stalin op in 1953 en leidde de Sovjet-Unie tot 1964.

a De speech van Chroesjtsjov gaf aanleiding tot opstanden in verschillende landen in de Oost-Europese satellietstaten. Kun je spreken van bedoelde of onbedoelde gevolgen?

Motiveer je antwoord aan de hand van argumenten uit de bron.

Schrap wat niet past: bedoelde gevolgen / onbedoelde gevolgen

Argumenten:

b Hoe reageerden West-Europa en de VS op de Hongaarse opstand?

Bewijs dat de containmentpolitiek niet overeind bleef.

Bron 3:

Bekijk het fragment uit

In Europa.

← De Brouwer, S. & van Broekhoven, R. (2007 - 2009). In Europa, de geschiedenis op heterdaad betrapt, serie met Geert Mak. In 1956, drie jaar na Stalins dood, werd er een geheime toespraak van de nieuwe Sovjetleider Chroesjtsjov gelekt. In de toespraak deed hij voor het eerst een boekje open over de immense terreur en moordpartijen die werden goedgepraat onder Stalins regime. In het communistische Hongarije pikten andersdenkenden het niet meer. Een grote opstand tegen de communistische regering was het gevolg. Toen de opstandelingen verkondigden dat ze uit het militair bondgenootschap van de communistische staten (het Warschaupact) wilden stappen, sloegen de communisten met de hulp van sovjettanks genadeloos terug. Ver tot in de provincies van Hongarije werd er gedemonstreerd.

4

Bestudeer bron 4. Fritz Behrendt geeft met deze spotprent kritiek op het Westen en de VN naar aanleiding van de Hongaarse opstand van 1956.

a Welke kritiek geeft de maker op het Westen? Hoe laat hij dat in deze prent zien?

b Welke kritiek geeft hij op de VN? Zoek daarvoor meer info op over het ontstaan en de doelstellingen van de VN na de Tweede Wereldoorlog.

c Bestudeer de achtergrond van de maker. Hoe speelt zijn standplaatsgebondenheid een rol in de kritiek die hij geeft? Leg uit en onderbouw met wat je ziet in bron 4.

Bron 4:

Behrendt, F. (1956). Dit is een zuiver Hongaarse aangelegenheid. In de deuropening staat Anastas Mikojan, vertegenwoordiger van de Sovjet-Unie. Het engeltje links staat voor de Verenigde Naties en de andere personen links stellen westerse landen voor. Op de vlag op de grond staat: 'Hongarije’. De man rechts is Michail Soeslov, die samen met Mikojan in Hongarije leiding gaf aan de Sovjettroepen. Ondanks meerdere oproepen om te komen helpen werden de Hongaren door het Westen op militair vlak niet gesteund.

Als kind van Duits-Joodse ouders die in 1937 uit afkeer van het Hitlerbewind Berlijn verlieten, kwam Behrendt in Amsterdam terecht. De laatste weken voor de bevrijding zat hij vanwege deelname aan het verzet in de dodencel van de SS. Na de oorlog, in 1947, vertrok hij naar het Joegoslavië van Tito, waar hij aan het hoofd van een jeugdbrigade aan de wederopbouw meehielp. Drie jaar later belandde hij wegens 'titoïstische sympathieën' in een DDR-gevangenis. Aan die ervaring hield hij een grote afkeer van het stalinistische communisme over.

5

Bekijk het fragment over de Cubacrisis (bron 5).

a Bestudeer bron 6 en 7. De auteurs geven elk hun visie over het verloop en de afloop van de Cubacrisis. Bespreek een gelijkenis en een verschil in die visies.

b Verklaar het verschil aan de hand van elementen als de standplaatsgebondenheid van de maker, het perspectief van de maker, het doelpubliek, de functie en het beoogde effect van de bron.

©VANIN

Gelijkenis

Verschil

Verklaring van het verschil

Bron 6
Bron 7

Bron 5:

Bekijk een fragment over de Cubacrisis.

Bron 6:

In weerwil van de juichende tonen waarop dit drama meestal beschreven wordt, is het echter best mogelijk er enkele kritische kanttekeningen bij te maken. Was het nu werkelijk nodig om Chroesjtsjov in het openbaar te vernederen? Op het moment dat de raketten ontdekt waren, hadden de Amerikanen toch kunnen beginnen met de Russen hun ontstemming in het geheim mee te delen? Dan had er onderhandeld kunnen worden en in het geval dat de Russen niet hadden willen toegeven, was het nog altijd mogelijk geweest een ultimatum te stellen. Door zijn ultimatum direct op televisie te presenteren, liet Kennedy Chroesjtsjov de keuze tussen capitulatie en wereldoorlog. Gelukkig koos Chroesjtsjov voor het eerste. (…) Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er, om het Amerikaanse prestige te beschermen, nodeloos hoog spel gespeeld is. De Europese bondgenoten, die wel ingelicht maar niet geraadpleegd waren, realiseerden zich door deze crisis nog eens dat zij bij een wereldoorlog betrokken konden raken zonder dat zij daar zelf ook maar de minste zeggenschap over hadden.

Uit: Van Rossem, M. (2005). De Verenigde Staten in de twintigste eeuw. SDU Uitgeverij.

Historicus Maarten van Rossem was bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. In zijn boek De Verenigde Staten in de twintigste eeuw laat Van Rossem zien hoe het Amerikaanse politieke systeem en de Amerikaanse cultuur in de afgelopen honderd jaar zijn gegroeid en veranderd. Het handboek heeft aandacht voor de vele verrassende facetten van de Amerikaanse samenleving en ontluistert ook heel wat mythen die door veel Amerikanen nog steeds gekoesterd worden.

Bron 7:

Het einde van de Cubacrisis was een mijlpaal in de geschiedenis. Voor het eerst in de geschiedenis beloofden de Amerikanen plechtig dat zij een van de buurlanden niet zouden aanvallen en dat zij zich niet zouden mengen in de binnenlandse aangelegenheden van dat land. Het was een bittere pil voor de Verenigde Staten (…) Wij zijn waardig opgetreden en hebben de Verenigde Staten gedwongen te demobiliseren en Cuba te erkennen, niet juridisch maar wel feitelijk. Cuba bestaat nog steeds dankzij het verstandige beleid van de Sovjet-Unie bij het terugdrijven van de Verenigde Staten. Ik ben trots op wat wij gedaan hebben. Terugkijkend op deze episode ben ik trots op mijn volk, op het gevoerde beleid en op de diplomatieke overwinning die wij hebben behaald.

Uit: Chroesjtsjov, N. (eind jaren 1960). Chroesjtsjov over de Cubacrisis.

Eind jaren 1960, enkele jaren nadat hij was afgetreden als partijleider van de Sovjet-Unie, verschenen de memoires van Nikita Chroesjtsjov in de Verenigde Staten.

6 Beantwoord de historische vraag.

4 Naar een ‘warme’ fase in de Koude Oorlog (jaren 1950 - 1960)

De Koude Oorlog vertaalde zich op militair vlak in een constante competitie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hoewel er geen rechtstreeks militair treffen plaatsvond tussen de grootmachten op hun eigen grondgebied, laaiden er in de jaren 1950 en later ook in de jaren 1960 regelmatig conflicten op die een bedreiging vormden voor de wereldvrede. De Koude Oorlog werd ‘warmer’.

4.1 De wapenwedloop

In 1945 gebruikten de Verenigde Staten atoombommen om de steden Hiroshima en Nagasaki in Japan te vernietigen. Vier jaar later, in 1949, bleek dat ook de Sovjet-Unie in staat was om een atoombom te produceren en tot ontploffing te brengen. Die gebeurtenissen leidden tot een wapenwedloop waarbij beide machtsblokken elkaar probeerden te overtreffen door steeds meer kernwapens te produceren. Dat resulteerde in toenemende spanningen. Zo ontstond een dure machtsstrijd om steeds geavanceerdere kernwapens. Ook op het gebied van de ruimtevaartontwikkeling brak een space race uit waarbij de VS en de Sovjet-Unie elkaar beconcurreerden om als eerste raketten, satellieten en mensen in de ruimte te brengen (zie uitbreiding iDiddit).

4.2 Vorming van militaire bondgenootschappen

Uit angst dat het communisme zich verder zou verspreiden, beslisten Frankrijk, Groot-Brittannië, België, Nederland en Luxemburg om hun krachten militair te bundelen. In 1949, naar aanleiding van de blokkade van Berlijn, waren de Verenigde Staten bereid om zich met de West-Europeanen te engageren in een defensief militaire alliantie: de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).

©VANIN

De NAVO telde toen twaalf leden. Het voornaamste uitgangspunt van de NAVO stelde dat een gewapende aanval op een of meer van de lidstaten werd beschouwd als een aanval op allen. Daaruit volgde dat de lidstaten zich verplichtten tot wederzijdse bijstand en samenwerking bij de verdediging tegen een dergelijke aanval. De Sovjet-Unie en haar satellietstaten in Oost-Europa zagen de oprichting van de NAVO in 1949 als een bedreiging. In 1955 trad onder leiding van Chroesjtsjov de communistische tegenhanger van de NAVO, namelijk het Warschaupact, in werking. Vanaf toen stonden de twee wereldblokken ook op militair vlak regelrecht elkaar.

4.3 Het Warschaupact grijpt in

In 1956, drie jaar na de dood van Stalin, hield de nieuwe Sovjetleider, Nikita Chroesjtsjov, een toespraak waarin hij uiterst kritisch was over Stalin als leider en de stalinistische onderdrukking. Dat opende de deur voor kritiek op het strakke communisme in een aantal satellietstaten van Oost-Europa. In landen als de DDR, Polen en vooral Hongarije kwamen mensen in opstand: ze eisten meer vrijheid en meer autonomie ten aanzien van de Sovjet-Unie. Aanvankelijk leek de Hongaarse communistische regering toe te geven aan de eisen van de opstandelingen, maar toen greep Chroesjtsjov militair in met de troepen van het Warschaupact. De Hongaarse opstandelingen hoopten dat het Westen in het kader van de containmentpolitiek hun opstand militair zou steunen, maar de vrees voor een directe confrontatie met de Sovjet-Unie weerhield het Westen daarvan: er waren sovjettanks opgesteld in Oost-Europa en men had angst voor een militaire escalatie in de satellietstaten. Dat betekende het einde van de Trumandoctrine en de containmentpolitiek.

4.4 De Koude Oorlog wordt warmer

De vorming van de NAVO, de opstanden in Hongarije en Polen en de niet-aflatende bewapeningswedloop zetten in de jaren 1950 heel wat druk op de ketel. In Azië kwam het zo tot enkele ‘warme’ conflicten die proxyoorlogen werden genoemd. Toen in 1949 China communistisch werd onder Mao Zedong, vreesden de Amerikanen voor een domino-effect. Die vrees werd een jaar later versterkt toen het communistische Noord-Korea in 1950 het kapitalistische Zuid-Korea binnenviel. Dat leidde tot de Koreaanse Oorlog (1950 - 1953) die in 1953 eindigde met een wapenstilstand: Noord- en Zuid-Korea bleven gescheiden (tot vandaag). In de jaren 1950 verschoof de strijd naar Vietnam. De VS raakte betrokken bij die oorlog (1957 - 1975) uit angst voor een verdere verspreiding van het communisme in Oost-Azië (zie historische vraag 5). Ondanks hun inzet in de strijd verloren de Verenigde Staten de oorlog in Vietnam, waardoor heel het land in 1975 communistisch werd.

4.5 De Cubaanse rakettencrisis: op het randje van een nucleaire oorlog?

Het meest gespannen en ‘heetste’ moment van de Koude Oorlog vond plaats in 1962, toen Amerikaanse spionagevliegtuigen ontdekten dat de Sovjet-Unie kernraketten aan het plaatsen was op Cuba, een eiland vlak bij de Amerikaanse kust. Cuba was het eerste land op het Amerikaanse continent waar (onder leiding van Fidel Castro) een communistisch regime werd gevestigd.

Bovendien plaatste de Sovjet-Unie raketten uitgerekend in de achtertuin van de VS.

Die bedreiging resulteerde in een onmiddellijke confrontatie tussen de Verenigde Staten en de SovjetUnie, met het dreigende vooruitzicht van een mogelijke kernoorlog. Op het laatste moment bereikten president Kennedy (VS) en Chroesjtsjov (Sovjet-Unie) een overeenkomst die een directe militaire confrontatie vermeed. Die gebeurtenis veroorzaakte wereldwijd een gevoel van nucleaire dreiging en leidde tot protesten tegen de wapenwedloop, vooral in West-Europa.

Tegelijkertijd groeide het besef dat elke mogelijke aanval met kernwapens beantwoord zou worden met een nucleaire vergelding van de tegenstander. Zo ontstond het principe van wederzijdse afschrikking (MAD of Mutual Assured Destruction): elk militair, nucleair treffen zou ook leiden tot de vernietiging van het eigen territorium in de eigen invloedssfeer. Het effectief gebruik van kernwapens werd daardoor ontraden. Na de Cubacrisis startten de eerste ontwapeningsgesprekken tussen de twee machtsblokken. Tijdens de Koude Oorlog (en ook daarna) werden nooit kernwapens ingezet. Toch bleef het feit dat ook de tegenstander kernwapens bezat, beide blokken zorgen baren en bleef bij veel mensen destijds het gevoel leven dat de wereld op de rand van een catastrofe stond.

↑ Illingworth, L.G. (29 oktober 1962). Kennedy en Chroesjtjov in een armworstelwedstrijd. Daily Mail. Op de cartoon zien we Kennedy en Chroesjtjov, de twee wereldleiders tijdens de Cubacrisis (1963). Beide machtsblokken bezaten kernwapens en konden op de kernknop duwen. Door die gelijke kansen betekende een kernoorlog wederzijdse vernietiging (MAD), en dus afschrikking.

©VANIN

Historische vraag 5:

Welke impact hadden de media op de publieke opinie tijdens de Vietnamoorlog?

Tijdens de Koude Oorlog kwam het nooit tot een rechtstreekse militaire confrontatie tussen de twee grootmachten, de VS en de Sovjet-Unie. Toch braken er gewapende conflicten uit tussen landen in hun invloedssfeer. De grootmachten steunden elk hun eigen bondgenoten met financiële en diplomatieke steun en met wapenleveringen. Op die manier namen ze onrechtstreeks deel aan de oorlog. Zulke oorlogen noemen we proxyoorlogen. De Vietnamoorlog (1955 - 1975) is een typisch voorbeeld. De VS nam uiteindelijk toch actief deel aan de Vietnamoorlog door Amerikaanse troepen naar Vietnam te sturen, waardoor de grens tussen een ‘warme’ oorlog en een ‘proxyoorlog’ flinterdun werd.

De Vietnamoorlog was ook een van de eerste oorlogen waarin de media in het algemeen (krantenartikelen, radioreportages, fotojournalistiek) en televisie in het bijzonder (nieuwsuitzendingen en tv-reportages van commerciële mediabedrijven als CBS, NBC en ABC) een belangrijke rol speelden.

In deze historische vraag onderzoek je wat het gevolg daarvan was voor de vorming van de publieke opinie en het verloop van de oorlog.

1:

1

Bestudeer de kaart en het bijschrift in bron 1.

a Leid af waarom de verdeling van Vietnam in 1954 de sfeer van de Koude Oorlog typeert.

b Omschrijf waarom president Eisenhower Zuid-Vietnam steunde. 02f

©VANIN

← Tijdens de dekolonisatieperiode na de Tweede Wereldoorlog vocht ook de Franse kolonie Indochina (het huidige Laos, Cambodja en Vietnam) van 1946 tot 1954 een aanslepende onafhankelijkheidsstrijd met Frankrijk uit. Frankrijk werd verslagen. Op de internationale Conferentie van Genève (1954) werd beslist om Vietnam tijdelijk te verdelen en het pas na verkiezingen te herenigen. Het noorden kwam onder toezicht van de communistische leider Ho Chi Minh, het zuiden onder het bestuur van een Zuid-Vietnamese stroman van Amerika. Maar feitelijk kwamen zo twee aparte staten tot stand. Noord-Vietnam werd gesteund door de USSR, Zuid-Vietnam door de VS. Volgens de zogenaamde dominotheorie, gelanceerd door de Amerikaanse president Eisenhower in 1954, zouden de landen van Zuidoost-Azië als dominostenen een voor een in handen van het communisme vallen als er niet werd ingegrepen door het kapitalistische blok.

Bekijk ook de kaart van de machtsblokken in de jaren 1960.

Bron

2

Lees bron 2 en het bijschrift. Herbekijk ook bron 1 uit historische vraag 4. Bouw een historische redenering op waarin je aantoont dat het sterk toegenomen wapenarsenaal van de VS toch geen voordeel in de oorlog bood.

2:

Maker onbekend. (tussen 1963 en 1975) Amerikaanse soldaten tijdens de Vietnamoorlog.

In 1957, enkele jaren na de Conferentie van Genève, brak er oorlog uit in Zuid-Vietnam. De westers-gezinde regering werd bestreden door de Vietcong, die ook in Zuid-Vietnam het communisme wilde vestigen om Vietnam te herenigen.

De Vietcong kreeg steun van Noord-Vietnam, en dus onrechtstreeks ook van de Sovjet-Unie. De VS steunde de Zuid-Vietnamese regering en stuurde vanaf 1963 troepen naar Zuid-Vietnam. Toch bleek hun goed uitgeruste troepenmacht niet opgewassen tegen de guerrillatactiek van de Vietcong: de rebellen kenden de streek door en door, verstopten zich in de dichtbegroeide jungle, groeven zich in en kwamen onverwachts tevoorschijn. Uiteindelijk dropten de Amerikaanse vliegtuigen Agent Orange in de jungle. Agent Orange was de codenaam voor een ontbladeringsmiddel. Daarmee wilden de Amerikaanse vliegeniers de schuilplaats van de guerrillastrijders lokaliseren. Tussen 1962 en 1971 gebruikte het Amerikaanse leger 70 miljoen liter chemische wapens, waaronder ook napalm of brandbommen. Niet enkel het milieu, maar ook onschuldige en ongewapende burgers werden getroffen. Tot vandaag worden er in Vietnam kinderen met een afwijking geboren door het gebruik van die chemische wapens.

3

Inhoud

Bestudeer bron 3.

a Vergelijk de twee fragmenten op het vlak van inhoud (wat je ziet) en op het vlak van filmtechnieken (camerastandpunt, geluidsband …).

Fragment 1

Fragment 2

Bron

Camerastandpunt

Geluidsband

b De twee fragmenten zijn met verschillende doelen gemaakt. Vergelijk die doelen en koppel ze aan het perspectief van de opdrachtgever of maker. Besluit of er sprake is van propaganda.

Fragment 1

Fragment 2

Perspectief en doel

Propaganda?

c Welke impact kunnen de beelden uit elk fragment hebben op de kijkers en dus op de publieke opinie? Hoe verschilt die impact?

↑ Bekijk twee fragmenten uit Enemy Image.

4

← Daniels, M. (2005). Enemy Image. De beelden van het eerste fragment zijn gemaakt in 1965 in opdracht van het Pentagon, de officiële militaire staf van de VS. Het tweede fragment is gefilmd door onafhankelijke journalisten die ter plaatse de toestand gingen opmeten.

Bestudeer bron 4.

a Op welke manier herken je in de speech van Johnson (fragment 1) de typische retoriek van de Koude Oorlog?

b Vaak wordt staatspropaganda gelinkt aan dictatoriale regimes terwijl objectieve informatie wordt gelinkt aan democratieën. Bewijs aan de hand van de memoires van de Amerikaanse president Nixon (fragment 2) dat de realiteit soms anders is.

Bron 3:

c Welke gevolgen had de aanwezigheid van journalisten op het oorlogsterrein voor de vorming van de publieke opinie?

Bron 4:

Fragment 1:

President Johnson: ‘Why are we in Vietnam? America had no choice, because North Vietnam and Communist China sought to “conquer the South, to defeat American power, and to extend the Asiatic dominion of communism”. An Asia so threatened by Communist domination would certainly imperil the security of the United States itself.’

In dezelfde speech beschrijft hij de Vietcong als volgt: ‘Simple farmers are the targets of assassination and kidnapping. Women and children are strangled in the night because their men are loyal to their government. And helpless villagers are ravaged by sneak attacks.’

Uit: Johnson, L.B. (28 juli 1965). The President’s News Conference: Why Are We in Vietnam? Public Papers of the Presidents of the United States.

Fragment 2:

President Nixon: ‘Modern presidents must have specialized talents at once more superficial and more complicated than those of their predecessors. They must try to master the art of manipulating the media not only to win politics but in order to further their programs they believe in; at the same time they must avoid at all costs the charge of trying to manipulate the media.’

Uit: Roselle, L. (2006). Media and the Politics of Failure, Great Powers, Communication strategies, and Military Defeats. Palgrave Macmillan.

De twee Amerikaanse presidenten in functie tijdens de Vietnamoorlog zijn aan het woord.

Fragment 1 komt uit de speech ‘Why are we in Vietnam?’ van president Lyndon Johnson op 26 april 1965. Hij was aanvankelijk vicepresident van president J.F. Kennedy onder wiens legislatuur de Vietnamoorlog begonnen was. Toen die in 1963 werd vermoord, nam Johnson van 1963 tot 1969 automatisch het ambt van president over. Fragment 2 komt uit de memoires van president Richard Nixon (1969 - 1973) onder wiens leiding het Amerikaanse leger in Vietnam capituleerde in 1973.

5

Bestudeer de foto’s van bron 5.

a De oorspronkelijke foto werd rechts bijgesneden voor ze gepubliceerd werd.

Waarom denk je dat die beeldmanipulatie gebeurde?

b Noteer een reden waarom die foto een iconisch beeld van de Vietnamoorlog werd.

c Ook vandaag worden we overspoeld met oorlogsfoto’s.

Waarom is het heel belangrijk dat je de maker, zijn perspectief en de context van de foto’s kent?

1 2

Ut, N. (1972). Jonge slachtoffers van een napalmbombardement in Zuid-Vietnam.

Afbeelding 1: Foto van Nick Ut (fotograaf in dienst bij het Amerikaanse persagentschap AP). Centraal staat de negenjarige Phan Thi Kim Phuc. Napalm werd in de Vietnamoorlog veelvuldig gebruikt door het Amerikaanse en Zuid-Vietnamese leger. Nadat Nick Ut de foto had genomen, legde hij zijn camera neer, wikkelde het meisje in een deken en bracht haar weg voor medische hulp. Ze overleefde.

Dit beeld werd een iconische foto van de gruwelen tijdens de Vietnamoorlog en staat in het collectieve wereldgeheugen gegrift. Zeker in de Verenigde Staten wakkerde het beeld mee het groeiende verzet tegen de aanslepende oorlog in Vietnam aan.

Afbeelding 2: De oorspronkelijke foto werd bijgesneden voor ze werd gepubliceerd: het rechtse gedeelte van de foto, waarop een fotograaf in beeld staat, is afgesneden.

Bron 5:
Alamy
hemis.fr, Hemis

Bestudeer bron 6. Televisieankers en nieuwspresentatoren zoals Walter Cronkite werden nationale bekendheden en vertrouwde gezichten die via het scherm de Amerikaanse huiskamers binnenkwamen. Welke invloed hadden zij op de publieke steun voor de oorlog?

Bron 6:

‘Tonight, we’d like to sum up our findings in Vietnam, an analysis that must be speculative, personal, subjective. Who won and who lost in the great Tet Offensive? I’m not sure. The Vietcong did not win by a knockout, but neither did we. (…) It seems now more certain than ever, that the bloody experience of Vietnam is to end in a stalemate. To say that we are closer to victory today is to believe, in the face of the evidence, the optimists who have been wrong in the past. To say that we are mired in stalemate seems the only realistic, if unsatisfactory conclusion. (…) It is increasingly clear to this reporter that the only rational way out will be to negotiate. Not as victors, but as an honorable people who lived up to their pledge to defend democracy, and did the best they could.’

Uit: Cronkite, W. (27 februari 1968). Fragment van een speciale nieuwsuitzending op de nieuwszender CBS.

Na het Tetoffensief (1968) van de Vietcong werd de situatie voor Zuid-Vietnam en zijn Amerikaanse bondgenoot uitzichtloos. Zij sloegen hard terug. Journalisten als Walter Cronkite onderzochten in Vietnam de situatie ter plaatse, en berichtten over hun bevindingen. President Johnson was verbijsterd toen hij de conclusie van Cronkite hoorde. Verslagen zou de president tegen zijn woordvoerder hebben gezegd: ‘If I’ve lost Cronkite, I’ve lost the country.’ ↑ Bekijk het fragment met Walter Cronkite.

Beantwoord de historische vraag.

5 De Vietnamoorlog (1964 - 1973)

5.1 Aanloop tot de Vietnamoorlog

Tijdens de dekolonisatieperiode na de Tweede Wereldoorlog vocht ook de Franse kolonie Indochina (het huidige Laos, Cambodja en Vietnam) van 1946 tot 1954 een aanslepende onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk. Frankrijk werd verslagen. Laos en Cambodja werden terug onafhankelijke koninkrijken. Maar in Vietnam was de strijd het hevigst geweest onder leiding van de nationalistische en communistische Ho Chi Minh. Op de internationale Conferentie van Genève werd dan ook beslist om het land tijdelijk te verdelen in afwachting van verkiezingen. Het doel was de ‘twee Vietnams’ na de verkiezingen te herenigen. Maar feitelijk ontstonden er zo twee aparte staten: Noord-Vietnam, een communistische dictatuur onder leiding van Ho Chi Minh en Zuid-Vietnam, een kapitalistische dictatuur onder leiding van een stroman van de VS. Volgens de zogenaamde dominotheorie, gelanceerd door de Amerikaanse president Eisenhower in 1954, zouden de landen van Zuidoost-Azië als dominostenen een voor een in handen van het communisme vallen als het kapitalistische blok niet ingreep.

5.2 Kenmerken van de Vietnamoorlog

De Vietnamoorlog was een proxyoorlog. De twee vijandige blokken van de Koude Oorlog waren onrechtstreeks bij de Vietnamoorlog betrokken omdat ze elk een deel van de Vietnamese strijdende partijen steunden zonder dat er op hun eigen grondgebied werd gevochten. Toen in 1964 Amerikaanse soldaten in Zuid-Vietnam landden, nam een van beide partijen toch actief deel aan de oorlog, waardoor de grens tussen proxyoorlog en een rechtstreekse oorlog dunner werd.

In de Vietnamoorlog stond het best uitgeruste hightech-leger van de VS tegenover de communistische guerrillastrijders van de Vietcong. Toch werd duidelijk dat een traditionele conventionele strijdmacht niet opgewassen was tegen de guerrillatactieken van de Vietcongstrijders. In talrijke burgeroorlogen op alle continenten wordt die tactiek tot vandaag gebruikt.

De Vietnamoorlog was een gruwelijke oorlog. Chemische middelen zoals ontbladeringsbommen (Agent Orange) en napalmbommen (brandbommen) werden ingezet en spaarden het milieu in de jungle en de plaatselijke bevolking niet. Wraakacties door beide partijen leidden tot ongeziene wreedheden. Het Tetoffensief (1968), waarbij de Vietcong een tijdelijke wapenstilstand verbrak en er veel Amerikaanse en Zuid-Vietnamese slachtoffers vielen, werd in datzelfde jaar gevolgd door het bloedbad van My Lai. Amerikaanse soldaten, die er in eerste instantie van overtuigd waren dat het dorp vol guerrilla's zat, executeerden er vrijwel alle dorpelingen, onder wie ongewapende burgers, vrouwen, baby's en kinderen die nog niet zelfstandig konden lopen. Aan beide zijden werden mensenrechten systematisch geschonden en werden misdaden tegen de menselijkheid gepleegd.

Ten slotte was de Vietnamoorlog een oorlog waarin televisie een cruciale rol speelde in de vorming van de publieke opinie en in het verloop en de afloop van de oorlog.

5.3 Rol van de media tijdens de Vietnamoorlog

De Johnson- en Nixon-administraties voerden systematisch campagnes om het publiek van het belang van de militaire inmenging in de Vietnamoorlog te overtuigen: in naam van de vrijheid en de democratie moesten ze de uitbreiding van het communisme een halt toeroepen. Naarmate de oorlog vorderde, trok de strijd steeds meer de belangstelling van nieuwsredacties in de VS en de rest van de wereld. Vanaf 1965 hadden alle grote kranten, persbureaus en omroepen een eigen kantoor in Saigon. Ook onafhankelijke journalisten trokken ten velde om verslag uit te brengen van de situatie daar. Het nieuws van de Vietnamoorlog werd dagelijkse kost in Amerikaanse huiskamers. Naarmate de oorlog uitzichtlozer werd, nam de scepsis onder de Amerikaanse journalisten in het veld toe. De correspondenten stelden vast dat de militaire strategie van Washington faalde en dat het guerrillaleger van communistische boeren, de Vietcong, niet te verslaan was. Ze ontkrachtten de leugens van de officiële woordvoerders. Ze berichtten over de harde omstandigheden waarin de jonge Amerikaanse soldaten moesten vechten en over de gruwelen van de oorlog. Soms werden ze zelfs bedreigd door hun redactiechefs of geïntimideerd door de Amerikaanse overheid.

Toen de onmacht van de Amerikanen tijdens het Tetoffensief en hun wraakactie in My Lai (1968) bekend werden, kenterde de publieke opinie in het Westen. Anti-Vietnamactivisten verenigden zich en hielden publieke protesten. Intussen werd hun aanhang steeds groter. Ook Vietnamese en buitenlandse reporters trokken het land in. Steeds meer Zuid-Vietnamezen kregen sympathie voor de Vietcong en raakten ervan overtuigd dat ze beter af waren onder een communistisch regime dan onder een corrupt regime dat gesteund werd door de VS. Uiteindelijk gaf Nixon toe aan het protest tegen zijn beleid en capituleerde de VS in 1973.

5.4 Het Vietnamsyndroom

Na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen (1973) ging de oorlog verder tussen Noord- en Zuid-Vietnam. In 1975 werden de twee Vietnams herenigd onder communistisch bestuur. Op 27 januari 1973 werden de vredesakkoorden in Parijs getekend. Nixon was zijn belofte van ‘Peace with Honour’ (vrede op eerbare wijze) niet nagekomen en de VS zou het litteken van de Vietnamoorlog nog lang met zich meedragen. Dat oorlogstrauma, het zogenaamde Vietnamsyndroom, leidde tot een collectieve onbereidheid om nog troepen uit te zenden naar een conflictgebied in het buitenland. ‘No more Vietnams’ werd het motto. Tegelijkertijd leefde het idee in het Pentagon dat de Vietnamoorlog was verloren door een interne vijand: de media.

Uitbreiding 1:

Wie won de ruimtewedloop tijdens de Koude Oorlog?

De ruimtewedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie was een van de meest opvallende aspecten van de Koude Oorlog. Beide supermachten streden om technologische en ideologische dominantie door spectaculaire prestaties in de ruimtevaart. Het hoogtepunt van die wedloop was de maanlanding van Apollo 11 in 1969, waarbij astronauten Neil Armstrong en Buzz Aldrin als eerste mensen voet op de maan zetten.

← Armstrong, N. (1969). Expeditie naar de maan van Apollo 11.

Astronaut Buzz Aldrin, piloot van de maanmodule, staat naast een Amerikaanse vlag die tijdens de Apollo 11-missie op de maan is geplaatst. Hij is gefotografeerd door de commandant van de missie, Neil A. Armstrong.

Wil je meer te weten komen over die boeiende wedloop?

Ga dan naar iDiddit.

Synthese III

Schema

Vul aan de hand van de lesteksten de ontbrekende begrippen in het schema in.

KOUDE OORLOG (Tweede Wereldoorlog - 1991) = geopolitiek conflict tussen

↑ Bekijk het instructiefilmpje.

©VANIN

het kapitalistische blok (o.l.v. VS) het blok (o.l.v. SU)

START KOUDE OORLOG: verschillende visies

Russische Revolutie (1917): ontstaan communistische SU

na Tweede Wereldoorlog (1945):

- Duitsland + Berlijn verdeeld

- spanningen tussen de drie kapitalistische zones en de communistische zone

 IJzeren Gordijn (1947):

- VS - containmentpolitiek

- belofte tot militaire steun

VERANTWOORDELIJKHEID KOUDE OORLOG: verschillende visies

westerse visie: agressieve expansiepolitiek van SU

Sovjetvisie: VS

genuanceerde visie: aandeel beide partijen

ECONOMISCH naar bipolaire wereldorde: het Marshallplan (1948)

VS: Marshallplan doel:

- economisch hulpplan van VS voor Europese economische heropbouw - politiek: containment tegen verdere verspreiding in Europa

ontstaan van EGKS (1951) in West-Europa: Europese Gemeenschap voor

= start van samenwerking tussen de Europese staten en de voorloper van de Europese Unie

reactie Sovjet-Unie:

: economisch hulpplan voor Oost-Europa (satellietstaten)

POLITIEK naar bipolaire wereldorde: harde confrontatie (1948)

invoering Duitse Mark (1948) in westelijke zones Duitsland + West-Berlijn

→ Russische blokkade van Berlijn → Britse en Amerikaanse naar West-Berlijn → oprichting BRD (West-Duitsland) → oprichting DDR (communistisch Oost-Duitsland)

MILITAIR naar bipolaire wereldorde: NAVO en Warschaupact

bipolaire spanningen → wapenwedloop (conventioneel en nucleair)

©VANIN

- VS + Europese lidstaten

militaire bondgenootschappen

- collectieve veiligheid kapitalistisch blok (1955)

militaire confrontaties:

- opstanden in satellietstaten: Hongarije, Polen

- Cubacrisis (1962): wereld op de rand van kernoorlog (1949)

- SU + satellietstaten

- collectieve veiligheid communistisch blok

- proxyoorlogen (bv. Korea, )

kapitalistisch blok:

politiek: meerpartijenstelsel

economisch: vrije markt

sociaal: welvaartsstaat / sociale ongelijkheid

cultureel: culturele vrijheid

Indochinese dekolonisatieoorlog tegen (1946 - 1954)

Vietnam: noorden: zuiden: kapitalistisch

1 proxyoorlog

communistisch blok:

politiek: één partij: communistische partij

economisch:

sociaal: sociale gelijkheid

cultureel: staatsideologie- en cultuur (censuur)

niet-gebonden landen (bv. Joegoslavië)

Vietnamoorlog (1957 - 1975)

Vietnamoorlog (1957 - 1975):

Zuid-Vietnamese Vietcong (steun Noord-Vietnam, Sovjet-Unie)

Zuid-Vietnamese regering (steun, ook militair, van VS)

Kenmerken Vietnamoorlog:

2 Amerikaanse strijdmacht versus guerrillatactiek Vietcong

3 gruwelijke oorlog:

- militair: Tet-offensief, bloedbad My Lai

- milieu : ontbladeringsbommen

4 cruciale rol (televisie): officiële berichtgeving Pentagon: propaganda ‘overwinning’

- hoge tol burgerbevolking: napalm

- schendingen mensenrechten

reportages ter plaatse (onafhankelijke journalisten): ware toedracht

 publieke opinie  capitulatie VS (1973)

Op iDiddit vind je een uitgebreider syntheseschema van dit hoofdstuk.

3: Naar een bipolaire

(1945 - 1960)

kenmerken blokken

Historisch denken

Je leerde de volgende historische begrippen:

—cultureel: censuur, ideologie, propaganda —economisch: gemeenschappelijke markt, innovatie, kapitalisme, levensstandaard, planeconomie, vrijemarkteconomie

HISTORISCHE BEGRIPPEN

©VANIN

—politiek: alliantie, capitulatie, communisme, dekolonisatie, democratie, dictatuur, domino-effect, geopolitiek, grootmacht, guerrillatactiek, IJzeren Gordijn, invloedssfeer, kolonie, luchtbrug, onafhankelijkheid, overheid, protest, proxyoorlog, repressie, satellietstaat, supranationale organisatie, wapenwedloop

—sociaal: bipolaire wereldorde, burgerrechten, (on)gelijkheid, levensverwachting, mensenrechten, vakbond, welvaartsstaat, werkgelegenheid

Ook deze structuurbegrippen kwamen aan bod: argument – beeldvorming – breuk – collectieve herinnering – continent – doel – factor –gevolg – impact – interpretatie – onbedoeld gevolg – oorzaak – perspectief – regio –retorische technieken – revolutie – scharniermoment – standplaatsgebondenheid – visie –voedingsbodem

STRUCTUURBEGRIPPEN

Je leerde in dit hoofdstuk denken als een historicus. Je leerde bronnen bestuderen over het leven in het kapitalistische en het communistische blok. Daarbij hield je rekening met de standplaatsgebondenheid van de makers. Je bestudeerde bronnen over de start van de Koude Oorlog en militaire conflicten benaderd vanuit verschillende invalshoeken (multiperspectiviteit). Tijdens het bestuderen van de opkomst van de bipolaire wereld heb je vastgesteld dat naast verandering ook continuïteit aanwezig bleef. Bij het analyseren van de factoren die hebben bijgedragen aan de spanningen en conflicten tussen de VS en de Sovjet-Unie bestudeerde je oorzaak- en gevolgrelaties tussen gebeurtenissen.

Bekijk op iDiddit welke doelen je moet halen als je dit hoofdstuk studeert.

Copyrightvermeldingen:

p. 10: titelbeeld: © Courtesy Galerie Oscar De Vos, Sint-Martens-Latem, Fotograaf Guy Braekman; p. 13: mijnwerker met bijl: © Constantin Meunier, Mijnwerker met bijl, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel), inv. 10000 / 677, foto: J. Geleyns; p. 16: bron 4: © collectie Museum aan de IJzer / www.canonvanvlaanderen.be; p. 22: bron 1: www.canonvanvlaanderen.be; p. 28: titelbeeld: © Collectie CegeSoma – Rijksarchief (OD4), Ondanks alle pogingen om de herkomst van bepaalde foto’s te achterhalen is de auteur van deze publicatie/de filmmaker hierin niet geslaagd. Indien rechthebbenden van deze foto’s zich in deze publicatie herkennen kunnen zij contact opnemen; p. 30: troepen in Saltzburg: © Swiss National Library, SLA-Schwarzenbach-A-5-18/020; p. 31: Duitse bombardementen in Leningrad: © RIA Novosti archive, image #2153 / Boris Kudoyarov / CC-BY-SA 3.0: p. 35: bron 8: © Bundesarchiv, Bild 183-P0613-308 / CC-BY-SA 3.0; p. 76: bron 2: © Supplied by Llyfrgell Genedlaethol Cymru/The National Library of Wales

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.