10 minute read

Les 8 Landbouw en voedsel

8Landbouw en voedsel Terwijl rijke westerlingen zeuren over hun slanke lijn en vaak voedselresten weggooien, is hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Voor het grootste deel van de bevolking is voedselvoorziening, ook bij ons, eeuwenlang een dagelijkse zorg geweest. Tot in de vroegmoderne tijd produceert vrijwel iedereen zijn eigen voedsel.

Wat zijn de algemene kenmerken van de landbouw? Hoe evolueren de landbouwtechnieken? Hoe wordt de landbouwproductie verhoogd?

Kaartnr(s).

± 500 ± 1450 ± 1750 ± 1945

DOE DE TEST! Wat kun je allemaal maken van graan, runderen, varkens en gras? Kies uit: bier – bloem –

boter – brood – hooi – kaas – leer – meel – mest – spek – stro – vlees. graan runderen varkens gras

Bespreek de resultaten met je leraar. 1 Landbouw is levensnoodzakelijk

Voedselvoorziening is voor de mensen tot in de vroegmoderne tijd een dagelijkse zorg. De mensen kweken, verwerken en bereiden hun eigen voedsel. Enkel voor het malen van het graan doet men een beroep op een molenaar. De meeste grond is in handen van grootgrondbezitters

(de adel). De boeren krijgen een stuk grond in bruikleen en moeten in ruil daarvoor jaarlijks

een bepaald deel van hun oogst afstaan. Meestal produceert men net voldoende om de familie in leven te houden. Wanneer de oogst door slechte weersomstandigheden mislukt, heeft dat vaak dramatische gevolgen.

66 LES 8 LANDBOUw EN vOEDSEL

HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD MIDDELEEUWEN VROEGMODERNE TIJD © VAN IN

OPDRACHT 1

De hele familie wordt bij het werk op de boerderij en het veld ingeschakeld. Men gebruikt de beschikbare landbouwgrond zoveel mogelijk voor de productie van gewassen en niet als weidegrond. Dieren blijven op stal of lopen rond op de vrije graslanden dicht bij een rivier, die niet

voor landbouw geschikt zijn. Runderen zet men in als trekdier of om melk te produceren, maar

worden zelden geslacht. Daardoor beperkt de voeding zich hoofdzakelijk tot graanproducten, zoals brood.

Omdat de meeste mensen op het platteland wonen en in de landbouw werken, spreken we van

een rurale en agrarische samenleving. Vandaag wonen de meeste Europeanen in steden en nog maar weinig mensen werken in de landbouw. Wij leven in een stedelijke en industriële samenleving.

In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd werkt het grootste deel van de mensen in de landbouw. Nu is die situatie helemaal anders.

- In 2020 telt België 11 492 641 inwoners. 90 795 van hen zijn landbouwers. Bereken hoeveel procent van de bevolking landbouwer is.

- Wat kun je uit de resultaten besluiten?

- Verklaar waarom er in onze tijd met minder boeren toch meer voedsel in ons land is. Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan. 67C OP STAP DOOR vERScHILLENDE TIJDEN We hebben landbouw niet nodig, want we kopen ons voedsel in de winkel. Door betere bemesting levert een veld veel meer voedsel op dan vroeger. We kunnen uit 1 kg graan veel meer bloem halen dan 200 jaar geleden. Door nieuwe technieken en machines kunnen (minder) landbouwers toch meer produceren. © VAN IN

OPDRACHT 2

Slechts weinigen van ons zijn vandaag nog vertrouwd met het boerenleven. Heel wat mensen vragen zich niet meer af waar hun voedsel vandaan komt. Boeren staan bekend als mensen die met zware tractoren of maaidorsers rondrijden. In de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd is dat helemaal anders. De boeren beschikken slechts over zeer eenvoudige houten werktuigen om het land te bewerken of om te oogsten. Heel veel stappen bij het oogsten en verwerken van de landbouwproducten gebeuren bijna volledig met de hand. Tot de belangrijkste vernieuwingen uit die tijd behoren onder andere de ploeg, eg, dorsvlegel, pik en pikhaak. Vanaf het jaar 1000 zorgen het haam en hoefijzer ervoor dat boeren ook paarden kunnen gebruiken als trekdier. De watermolens voor het malen van graan tot meel of bloem bestaan al in de klassieke oudheid. In de middeleeuwen komt daar ook de windmolen bij.

- Je ziet hier een lijst met landbouwvernieuwingen uit de middeleeuwen. Schrijf ze in de tabel. Kies uit: dorsvlegel – haam of gareel – haverteelt – hoefijzer – karploeg – water- en windmolens –

pik en pikhaak.

- Vul op de stippellijnen ook de ontbrekende gegevens in.

Vernieuwing Wat? / Doel?

- Ploeg op twee wielen - IJzeren ploegschaar Voordelen

- Draait de grond om, waardoor plantenresten onder de grond terechtkomen.

- Vergemakkelijkt het trekken.

- Verplaatst druk van nek naar schouders. - Versterkt de houvast van het paard op de grond. - Graansoort voor paarden - Meer voedsel voor de paarden Dorsvlegel - - Om graan te malen - Om graan te maaien Eg © VAN IN

Karploeg Dorsvlegel

Haam of gareel Pik en pikhaak

69C OP STAP DOOR vERScHILLENDE TIJDEN Bron Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987 Bernard Slicher van Bath is een Nederlandse historicus, gespecialiseerd in agrarische geschiedenis. - Hoe groot is 1 ha grond? - Wat bedoelt de schrijver met 5,5 mandag per hectare? - Wat kun je daaruit besluiten? OPDRACHT 4 ‘Op een groot landbouwbedrijf in Engeland was 96,8 ha met graan verbouwd. In de 14e eeuw was 275 man gedurende twee dagen bezig met het oogsten. Dat is ongeveer 5,5 mandag per hectare.’ © VAN IN

Uit: Het Breviarium Grimani, getijdenboek, begin 16e eeuw Een getijdenboek is een gebedenboek. De talrijke miniaturen van bekende kunstenaars maken de

getijdenboeken erg kostbaar. Dit is één van de twaalf kalenderminiaturen. Het Breviarium Grimani is in Vlaanderen gemaakt, voor een onbekende opdrachtgever.

- Welke landbouwwerktuigen vind je op het schilderij?

- Welke landbouwactiviteiten zie je op het schilderij?

70 LES 8 LANDBOUw EN vOEDSEL Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel De landbouwproductie blijft in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd erg laag in vergelijking met de huidige opbrengsten. Oorspronkelijk oogst men slechts drie tot vier keer meer dan men heeft gezaaid. Stilaan stijgt de productie. Eeuwenlang bedraagt de gemiddelde opbrengst per hectare ongeveer 1 500 kg, terwijl de boer ongeveer 150 kg/ha moet inzaaien. Wanneer men een paar jaar dezelfde landbouwgewassen op een stuk landbouwgrond teelt, raken de voedingsstoffen in de bodem opgebruikt. De productie daalt dan enorm. Daarom verdelen de boeren hun stukken grond in twee delen. Elk jaar wordt slechts op een van de delen gezaaid en geoogst; het andere blijft een jaar ongebruikt of ‘braak’ liggen. Daardoor kunnen de boeren telkens slechts de helft van hun grond gebruiken. Het drieslagstelsel is een enorme vooruitgang. De boeren verdelen hun grond nu in drie delen. Eén deel blijft braak liggen, op een tweede deel teelt men wintergraan (graan dat voor de winter wordt gezaaid), op het derde deel zomergraan (graan dat na de winter wordt gezaaid). Het jaar nadien wisselt men af. Op die manier kan men al twee derde van de beschikbare grond gebruiken en stijgt de totale productie. © VAN IN

Vanaf de 15e eeuw verdwijnt het braakland stilaan volledig. Boeren hebben ingezien dat stalmest

en groenbemesting (het telen van planten, zoals klaver, die voedingsstoffen toevoegen aan de bodem) het braakland overbodig maken. Daardoor stijgt de productie per hectare en de klaver kan men gebruiken als veevoer.

OPDRACHT 6

Bron 1

Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft zijn eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer opnemen omdat de grond vol zit met zijn eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd. Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Men kiest dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd leren dat principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon. Bron 2 De maand oktober

Uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw

Bewerking van ‘Vruchtwisseling’ op nl.wikipedia.org

Wikipedia geeft uitgebreid uitleg over dat onderwerp. We hebben de belangrijkste elementen voor je samengevat.

- Wat is braakland? - Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond? - Hoe weten de boeren in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd dat ze gewassen het best afwisselen? C OP STAP DOOR vERScHILLENDE TIJDEN 71

Het prachtige getijdenboek is gemaakt in opdracht van de hertog van Berry, zoon van de Franse koning Jean II en broer van de Bourgondische hertog Filips de Stoute. © VAN IN

- Hoe kun je dat verklaren?

Bestudeer deze bronnen.

OPDRACHT 7

Bron 1

GRAANOPBRENGSTEN IN EUROPA

Zone 1 Zone 2 Periode

Engeland, Nederlanden Frankrijk, Spanje, Italië

- 3,2

4,1 3,7 3,8 4,8

5,1 1150-1199

1200-1249

1250-1299

1300-1349

1350-1399

4,6 5,1 7,4 4,9

6,7 1400-1449

1450-1499

1500-1549

72 LES 8 LANDBOUw EN vOEDSEL Uit: Bernard Slicher van Bath, De agrarische geschiedenis van West-Europa (500-1850), 1987 De zaaizaadfactor vertelt hoeveel zaadjes er uit één gezaaid zaadje voortkomen. Bron 2 Bron: www.biojournaal.nl In 2001 wordt de tarwe van Kees en Connie Steendijk met een precisiezaaimachine ingezaaid. Kees en Connie Steendijk zaaien 150 kg per hectare. De zaaizaadfactor is dus 63,3. 7,3 - 1550-1599 6,7 - 1600-1649 9,3 6,2 1650-1699 6,3 1700-1749 10,1 7,0 1750-1799 ‘Graanopbrengsten van 20 ton per hectare zijn in de toekomst haalbaar.’ Kees Steendijk uit Kamperland zegt het zonder blikken of blozen. Op zijn biologische akkerbouwbedrijf teelt hij op 15 hectare wintertarwe en hij haalt een gemiddelde productie van 9 à 10 ton per hectare. De belangrijkste sleutels tot het succes zijn een precisiezaaimachine en het gebruik van lage hoeveelheden grof zaaizaad per hectare. © VAN IN

- Welke evolutie stel je vast bij de graanopbrengsten in Europa?

- Welke productie hopen ze te halen dankzij de precisiezaaimachine?

- Wat kun je daaruit besluiten als je terugdenkt aan het tweede deel van deze les?

ONWAARSCHIJNLIJK!

‘Op Vastenavond brandden in vroegere tijden in de streek van Aalst lentevuren. De jeugd danste dan rond het vuur en zong het rijmpje: “Walmen, walmenbrand, Zeven zakken op ‘t dagwand” Heel wat oude mensen kennen dat rijmpje misschien nog, maar weinigen weten wat de tekst precies betekent. ‘Walmen’ verwijst zowel naar de rook van het vuur als naar het stro dat erin wordt opgebrand. Dat stro werd door de plaatselijke boeren geschonken. De ‘zeven zakken’ verwijst naar de opbrengst van een graanveld op één dagwand. Een dagwand is een plaatselijke benaming voor een bepaalde oppervlakte. Omgerekend naar onze huidige maten komt dat overeen met 2 450 liter graan (rogge) per hectare. Lentevuren zijn een zeer oud gebruik waarbij de bevolking de ‘hogere krachten’ smeekt om hen een goede oogst te bezorgen. De streek van Aalst beschikte over goede leemgrond voor de landbouwers. De genoemde hoeveelheid was in het verleden zeer hoog!’ Bron: Paul Lindemans, Geschiedenis van de landbouw, 1952

KENNEN

1 de begrippen ‘landbouw’, ‘periode’, ‘ruraal’, ‘agrarisch’, ‘stedelijk’ en ‘industrieel’ uitleggen 2 de begrippen ‘karploeg’, ‘eg’, ‘dorsvlegel’, ‘haam’ en ‘braakland’ uitleggen 3 uitleggen dat voedselvoorziening een dagelijkse zorg is voor het grootste deel van de bevolking 4 vijf vernieuwingen in de landbouw opsommen en uitleggen 5 uitleggen waarom de landbouwproductie vrij laag blijft

COP STAP DOOR vERScHILLENDE TIJDEN 73

6 het drieslagstelsel uitleggen KUNNEN 1 gegevens over graanopbrengsten uit tabellen afleiden 2 bronnen met elkaar vergelijken 3 het heden en het verleden vergelijken Wat je na deze les moet kennen en kunnen: Een aantal onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je op diddit verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor. © VAN IN

LES 8 SCHEMA

Landbouw en voedsel

1 Landbouw is levensnoodzakelijk

Voedsel = dagelijkse zorg Boeren zorgen voor: • de kweek, • de verwerking, • de bereiding.

Vruchtbare grond = eigendom van grootgrondbezitters • Boeren krijgen stuk grond in bruikleen. • Deel van oogst staan ze af aan grootgrondbezitters.

Lage productie Gevolg: • net voldoende voedsel • bij mislukte oogst hongersnood

Daarom: • zoveel mogelijk grond voor voedingsgewassen • dieren inzetten als trekdier of voor melk, weinig voor vlees

Gevolg: • voedsel = hoofdzakelijk graanproducten • Europa is tot in de vroegmoderne tijd ruraal en agrarisch.

LES 8 LANDBOUw EN vOEDSEL 2 De landbouwtechnieken evolueren • eenvoudige houten werktuigen • heel veel handwerk • vernieuwingen: ploeg, eg, dorsvlegel, pik, pikhaak, haam, hoefijzer, windmolen 3 Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel Landbouwproductie: erg laag maar stijgt stilaan. Oorzaak: bodemuitputting Gevolg: helft van alle grond is braakland. Vooruitgang: • drieslagstelsel = grond verdelen in drie stukken, slechts één derde blijft braak. Gevolg: hogere opbrengst • vanaf 15e eeuw: braakland verdwijnt dankzij: stalmest en groenbemesting © VAN IN

This article is from: