6
Handleiding 72296_TALENT 6_HANDLEIDING 6A_580267_1.indd 1
14/01/19 08:45
TALENT 6 - Handleiding Bij TALENT voor het 6e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: • Taalschrift A • Taalschrift B • Taalschrift C • Spellingschrift • Projectbundel - Een blik op de wereld • Projectbundel - Van pool tot evenaar • Projectbundel - Talent • Werkwoordenblok Voor de leraar: • Handleiding A • Handleiding B • Handleiding C • Correctiesleutel Taalschrift A • Correctiesleutel Taalschrift B • Correctiesleutel Taalschrift C • Correctiesleutel Spellingschrift • Correctiesleutel Projectbundel - Een blik op de wereld • Correctiesleutel Projectbundel - Van pool tot evenaar • Correctiesleutel Projectbundel - Talent • Zorg- en evaluatiemap A • Zorg- en evaluatiemap B • Zorg- en evaluatiemap C • Map curriculumdifferentiatie Voor de klas: • Talentbib • Wandplaten • Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) • Bingel Max • Bingel Plus • Bingel Start
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2019 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2019 Art. 580267/1
72296_TALENT 6_HANDLEIDING 6A_580267_1.indd 2
14/01/19 08:45
THEMA
3
In het heetst van de strijd
72602_TALENT_THEMAPAGINA 6A.indd 5 TAL6_HDL_A_T3.indd 305
14/12/18 13:18 14:35 11/01/19
72602_TALENT_THEMAPAGINA 6A.indd 2 TAL6_HDL_A_T3.indd 306
14/12/18 13:18 14:34 11/01/19
18 14:34
Inhoud thema 3 Themaplanner - In het heetst van de strijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
306
LES 1
Kennismakingsactiviteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
LES 2
Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
LES 3
Taal: Berichten uit het verleden, de Tweede Wereldoorlog . . . . . . . . . . . . . . . .
LES 4
Taal: Oorlogswinter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 334
LES 5
Spelling: Woorden net als kopen, bureau, journalist en militair . . . . . . . . . . . 346
LES 6
Taal: Wat hebben afleidingen en samenstellingen met elkaar gemeen? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
321
358
LES 7
Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 366
LES 8
Taal: Strips en dagboeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
LES 9
Taal: Wat ik beleef, verdient ook een verslag! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 382
LES 10 Spelling: Woorden met hoofdletters LES 11 Taal: Verover je kennis over zinnen
368
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
392
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
404
LES 12 Taal: Taalspel ‘Nu alles voorbij is, begint alles wat voorbij is opnieuw.’ LES 13 Taal: Vrij lezen
. .
415
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
426
LES 14 Spelling: Woorden net als fabrikant, serieus en kampioen
. . . . . . . . . . . . . . . . .
428
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
440
LES 15 Taal: Bedachtzaam met woorden
LES 16 Differentiatieblok (zorg- en evaluatiemodule) LES 17 Evaluatieblok (zorg- en evaluatiemodule)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
451
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
453
L6 - Thema 3 - inhoud
TAL6_HDL_A_T3.indd 305
305
11/01/19 13:18
306
Tijd
25’
25’
75’
Les/domeinen
Les1: Kennismakingsactiviteit Domeinen: spreken, luisteren, lezen
Les 2: Vrij lezen Domein: lezen
TAL6_HDL_A_T3.indd 306
Les 3: Berichten uit het verleden, de Tweede Wereldoorlog Domeinen: lezen, schrijven De leerlingen beantwoorden vragen bij een krantenartikel, duiden de onderdelen van een krantenartikel aan en onderzoeken de kenmerken van krantenartikels.
De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
De leerlingen ontdekken aan de hand van de ontdekplaat diverse talige elementen rond het thema ‘In het heetst van de strijd’.
Inhouden
>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
>> Bekijk vooraf zelf de ontdekplaat.
Voorbereiding
Diversen >> kladpapier
Folio >> taalschrift p. 97-105 >> kopieerblad 1 >> bronnenblad 1
Digitaal >> bordboek >> cd
Diversen >> een boek naar keuze
Diversen >> praatkaartjes >> tablets, computers of digibord >> post-its >> kladpapier >> facultatief: wekker of timer >> facultatief: hoofdtelefoons >> facultatief: een dobbelsteen
Digitaal >> ontdekplaat >> bordboek
Materialen
Themaplanner - In het heetst van de strijd
L6 - Thema 3 - themaplanner
11/01/19 13:18
L6 - Thema 3 - themaplanner
TAL6_HDL_A_T3.indd 307
307
11/01/19 13:18
Les 6: Wat hebben afleidingen en samenstellingen met elkaar gemeen? Domein: taaldenken
50’
75’ (3 x 25’)
75’
Les 4: Oorlogswinter Domeinen: lezen, schrijven, luisteren
Les 5: Woorden net als kopen, bureau, journalist en militair Domein: spelling
Tijd
Les/domeinen
De leerlingen kunnen samenstellingen en afleidingen herkennen en vormen.
De leerlingen leren >> woorden met een vrije klinker o als eau >> woorden met een vrije klinker oe als ou >> woorden met een vrije klinker ai >> woorden met een vrije klinker o enkel geschreven juist schrijven.
De leerlingen beantwoorden vragen bij een film- en boekfragment, onderzoeken kenmerken van verhalen en vergelijken een scène uit de film met dezelfde scène uit het boek.
Inhouden
>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. >> Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
Voorbereiding
Diversen >> post-its >> kladpapier >> facultatief: tablets of computers
Folio >> taalschrift p. 112-116
Digitaal >> bordboek
Diversen >> schrijflei
Folio >> spellingschrift p. 27-30 >> kopieerblad 1 >> map curriculumdifferentiatie voor IAC
Digitaal >> bordboek >> zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Diversen >> woordenboek
Folio >> taalschrift p. 106-111 >> boek Oorlogswinter, Jan Terlouw (Talentbib 6) >> kopieerblad 1 >> bronnenblad 1
Digitaal >> bordboek >> dvd
Materialen
308
L6 - Thema 3 - themaplanner
TAL6_HDL_A_T3.indd 308
11/01/19 13:18
75’
75’
Les 8: Strips en dagboeken Domeinen: lezen, schrijven, luisteren
Les 9: Wat ik beleef, verdient ook een verslag! Domeinen: lezen, schrijven
75’ (3 x 25’)
25’
Les 7: Vrij lezen Domein: lezen
Les 10: Woorden met hoofdletters Domein: spelling
Tijd
Les/domeinen
De leerlingen leren >> woorden met hoofdletters juist schrijven.
De leerlingen schrijven een verslag van een gebeurtenis, eigen belevenis of ervaring met persoonlijke indrukken en een eigen mening.
De leerlingen beantwoorden vragen bij een fragment uit een dagboek, onderzoeken kenmerken van dagboeken en stripromans en benoemen het verschil tussen fictie en non-fictie.
De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
Inhouden
>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. >> Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
>> Kopieer kopieerblad 1 per twee leerlingen.
>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
Voorbereiding
Diversen >> schrijflei
Folio >> spellingschrift p. 31-34 >> kopieerblad 1 >> map curriculumdifferentiatie voor IAC
Digitaal >> bordboek >> zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Diversen >> kladpapier
Folio >> taalschrift p. 127-130 >> kopieerblad 1
Digitaal >> bordboek
Diversen >> woordenboek
Folio >> taalschrift p. 117-126 >> bronnenbladen 1-4
Digitaal >> bordboek >> dvd
Diversen >> een boek naar keuze
Materialen
L6 - Thema 3 - themaplanner
TAL6_HDL_A_T3.indd 309
309
11/01/19 13:18
Tijd
50’
25’
25’
Les/domeinen
Les 11: Verover je kennis over zinnen Domeinen: taaldenken
Les 12: Taalspel ‘Nu alles voorbij is, begint alles wat voorbij is opnieuw.’ Domeinen: taaldenken, luisteren, lezen
Les 13: Vrij lezen Domein: lezen De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.
De leerlingen lezen en genieten van gedichten. Ze lezen de gedichten voor.
De leerlingen herkennen de tweeledigheid van zinnen. Ze benoemen de twee delen als het onderwerp en de rest van de zin. De leerlingen herkennen de werkwoorden in een zin als de woorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of herkennen de werkwoorden en woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt.
Inhouden
>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
>> Voorzie kopieerblad 1 per vier leerlingen.
>> Voorzie voor elke leerling een schrijflei en krijtje. Je kunt ook met een wit blad in een plastic hoesje en een whiteboardstift werken. De leerlingen kunnen de woorden dan wegvegen met keukenpapier.
Voorbereiding
Diversen >> een boek naar keuze
Folio >> taalschrift p. 138-143 >> kopieerblad 1
Digitaal >> bordboek
Diversen >> schrijflei >> krijt >> kladpapier
Folio >> taalschrift p. 131-137
Digitaal >> bordboek
Materialen
310
L6 - Thema 3 - themaplanner
TAL6_HDL_A_T3.indd 310
11/01/19 13:18
25’
100’
Les 16: Differentiatieblok
75’ (3 x 25’)
Tijd
Les 15: Bedachtzaam met woorden Domein: taaldenken – betekenissen
Les 14: Woorden net als fabrikant, serieus en kampioen Domein: spelling
Les/domeinen
De leerlingen krijgen >> herhalingskansen voor diverse doelen die in het thema aan bod kwamen; >> taken zelfstandig werk; >> een taaltaak.
De leerlingen consolideren de tekstwoorden en de school- en instructietaal en gebruiken die woorden actief. Ze zoeken uitdrukkingen in een woordenboek op.
De leerlingen leren >> woorden met een vrije klinker ie als i juist schrijven.
Inhouden
>> Vul het portfolio in via de zorgen evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be en maak op basis van het voorgestelde aanbod een planning per leerling.
>> Kopieer voor elke leerling kopieerblad 1. Leerlingen die vergeten zijn wat een woord ook alweer betekende, kunnen het nog even opzoeken. >> Kopieer kopieerblad 2 één keer. Knip de kaartjes uit en vouw ze dubbel, zodat op één kant een themawoord staat en op de andere kant een betekenis.
>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. >> Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
Voorbereiding
Folio >> zorg- en evaluatiemap
Digitaal >> printbladen in de zorg- en evaluatiemodule
Diversen >> woordenboeken
Folio >> taalschrift p. 144-146 >> kopieerbladen 1-2
Digitaal >> bordboek
Diversen >> schrijflei
Folio >> spellingschrift p. 35-38 >> kopieerblad 1 >> map curriculumdifferentiatie voor IAC
Digitaal >> bordboek >> zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Materialen
L6 - Thema 3 - themaplanner
TAL6_HDL_A_T3.indd 311
311
11/01/19 13:18
Tijd
100’
Les/domeinen
Les 17: Evaluatieblok Keuzeaanbod: >> toets begrijpend lezen – fictie >> toets begrijpend lezen – non-fictie >> toets taaldenken – betekenissen >> toets spelling – kortetermijngeheugen >> controledictee 1 – langetermijngeheugen (50 minuten)
Inhouden >> Print de evaluaties af via de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be.
Voorbereiding
Folio >> zorg- en evaluatiemap
Digitaal >> printbladen in de zorg- en evaluatiemodule
Materialen
312
L6 - Thema 3 - tips voor co-teaching
TAL6_HDL_A_T3.indd 312
11/01/19 13:18
Les 11: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in de miniklas. De andere leraar geeft de instructiegevoelige leerlingen een korte instructie. Hij begeleidt hen waar nodig. Die leraar kan ook, waar nodig, bijkomende vragen van instructieonafhankelijke leerlingen beantwoorden.
Les 9: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in de miniklas. Ze kunnen samen een klasgebeurtenis (uitstap) uitwerken. De leerlingen voegen er dan een persoonlijke ervaring en hun mening aan toe. De andere leraar geeft de instructiegevoelige leerlingen een korte instructie. Hij begeleidt hen waar nodig. Die leraar kan ook bijkomende vragen van instructieonafhankelijke leerlingen beantwoorden. Zo helpt hij hen bij het opzoeken van de correcte schrijfwijze van een moeilijk woord.
Les 5, 10 en 14: Parallel onderwijzen Om de leertijd voor elke groep te maximaliseren, is parallel onderwijzen aangewezen tijdens het lesblok ‘Aanbreng’. De ene leraar neemt de groep instructieafhankelijke leerlingen in groep aan een aparte tafel, terwijl de andere leraar de instructie begeleidt voor de instructiegevoelige en de instructieonafhankelijke leerlingen.
Les 4, 6 en 8: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in de miniklas. De andere leraar geeft de instructiegevoelige leerlingen een korte instructie. Hij begeleidt hen waar nodig. Die leraar kan ook, waar nodig, bijkomende vragen van instructieonafhankelijke leerlingen beantwoorden.
Les 4: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen terwijl de andere leraar zich over de rest van de groep ontfermt.
Les 4: Eén leraar geeft les, de ander observeert Het is interessant dat één leraar zich kan concentreren op het observeren van de leerlingen terwijl de andere leraar lesgeeft. Ook bij de volgende lessen zijn er veel mogelijkheden om te observeren omdat de leerlingen veel moeten samenwerken.
Les 3: Team teaching De instructieafhankelijke leerlingen kiezen een reeks artikels. De ene leraar begeleidt de leerlingen die reeks 1 kozen, de andere leraar begeleidt reeks 2. De leerlingen lossen oefening 3 in hun groep op. Daarna vormen de leerlingen die verschillende artikels lazen duo’s. Ze denken over elke vraag even na, de oplossing wordt onmiddellijk met de leraar in de miniklas besproken.
Les 3: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in de miniklas. De andere leraar geeft de instructiegevoelige leerlingen een korte instructie. Hij begeleidt hen waar nodig. Die leraar kan ook, waar nodig, bijkomende vragen van instructieonafhankelijke leerlingen beantwoorden.
Tips voor co-teaching
L6 - Thema 3 - tips voor co-teaching
TAL6_HDL_A_T3.indd 313
313
11/01/19 13:18
Les 15: Een leraar geeft les, de ander loopt rond en begeleidt Na lesfase 1 werkt ĂŠĂŠn leraar in de miniklas met de instructieafhankelijke leerlingen. De andere leraar loopt rond en begeleidt waar nodig.
Les 15: Parallel onderwijzen De ene leraar laat de taalsterke leerlingen de nieuwe woorden en uitdrukkingen opzoeken in lesfase 1. De andere leraar zoekt met de taalzwakkere leerlingen woorden en uitdrukkingen uit het thema op zodat de leerlingen de betekenis nog een keer herhalen.
Les 12: Parallel onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in de miniklas. De andere leraar geeft de instructiegevoelige leerlingen een korte instructie. Hij begeleidt hen waar nodig. Die leraar kan ook, waar nodig, bijkomende vragen van instructieonafhankelijke leerlingen beantwoorden. Beide leraars helpen de leerlingen bij de keuze van het gedichten (zoals aangegeven in het viersporenbeleid).
Tips voor co-teaching
314
L6 - Thema 3 - coöperatieve werkvormen
TAL6_HDL_A_T3.indd 314
11/01/19 13:18
les 5 les 10 les 14 les 5 les 10 les 14
De leerlingen bekijken samen de topwoorden en bespreken ze. Terwijl ze dat doen, leggen ze om de beurt aan elkaar uit hoe het woord geschreven wordt. Daarbij modelen ze de gebruikte spellingstrategie(ën).
Materiaal per leerling: dicteekaartjes 1 Leerling 1 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 2 schrijft op. 2 Leerling 2 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 1 schrijft op. 3 Zo gaan ze verder tot de beide dictees geschreven zijn. 4 De leerlingen wisselen de kaartjes uit en verbeteren hun dictee. 5 Ze bespreken de fouten die ze maakte en leggen de spellingstrategie(ën) aan elkaar uit.
partnerdictee
les 1 les 3 les 4 les 8 les 11 les 12
uitwisselen en delen
De leraar stelt een vraag of geeft een opdracht. De leerlingen denken eerst individueel na. De leerlingen overleggen per twee. De leerlingen proberen de twee meningen samen te brengen in één antwoord. De leraar wijst een aantal leerlingen aan die het antwoord geven.
1 2 3 4 5
denken – delen – doen
les 1
Materiaal: een aantal kaartjes, fiches, blokjes per leerling (= de praatkaartjes) 1 De leerlingen maken groepen van drie tot vijf groepsleden. 2 Elke leerling krijgt één of maximaal twee praatkaartjes. 3 De leraar geeft het gespreksonderwerp op. 4 De leerlingen denken eerst individueel na. 5 De leraar geeft aan dat het groepsgesprek kan starten. 6 De leerling die het gesprek start, legt zijn praatkaartje in het midden van de tafel. De leerling die erop inpikt, doet hetzelfde. Pas als alle praatkaartjes in het midden van de tafel liggen en iedereen dus even vaak aan bod is gekomen, eindigt het gesprek of worden de kaartjes opnieuw verdeeld voor een volgende ronde.
praatkaartjes
De in het thema gebruikte coöperatieve werkvormen
L6 - Thema 3 - coรถperatieve werkvormen
TAL6_HDL_A_T3.indd 315
315
11/01/19 13:18
les 6 les 8
les 15
Materiaal: pen en papier 1 De leerlingen zitten per twee. 2 De leraar stelt de vraag of geeft het onderwerp van het interview op. 3 De leerlingen bedenken individueel welke vragen ze hun partner gaan stellen en noteren die vragen. 4 De leerling interviewt zijn partner. De leraar stimuleert de leerlingen om door te vragen. 5 De partners wisselen van rol.
Materiaal per leerling: een kaartje met op de voorkant een vraag en op de achterkant het antwoord op een vraag die op een ander kaartje staat 1 Elke leerling heeft een kaartje. De leraar leest de eerste vraag hardop voor. 2 De leerling die het antwoord op die vraag heeft, leest het antwoord voor. Dan draait hij het kaartje om en leest de volgende vraag hardop. 3 De leerling die het antwoord heeft, leest het antwoord voor. De werkwijze wordt herhaald. 4 De leraar klokt de tijd. Eventueel kan er een wedstrijdelement worden toegevoegd.
interview
vraag- en antwoordslang
De in het thema gebruikte coรถperatieve werkvormen
Thema 3 - les 1
Kennismakingsactiviteit Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
spreken, luisteren, lezen de ontdekplaat 25 minuten
Samenhang
Materialen
Deze les maakt de leerlingen enthousiast om aan het thema te beginnen. Op de ontdekplaat verkennen ze wat later uitgebreid aan bod komt. > In les 3 lezen de leerlingen een fragment uit ‘Oorlogswinter’ van Jan Terlouw. > In les 4 komen krantenartikels uit de Tweede Wereldoorlog aan bod. In de ontdekplaat lezen de leerlingen hoe een oorlogsjournalist werkt. > In les 8 maken de leerlingen kennis met het dagboek van Anne Frank. > In les 11 lezen de leerlingen gedichten uit en over de Tweede Wereldoorlog.
Digitaal > ontdekplaat > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie vinden, chronologie herkennen, vergelijking herkennen, relaties ontdekken.
Diversen > twee praatkaartjes per leerling > tablets, computers of digibord > post-its > kladpapier > facultatief: – een wekker of timer – per duo een hoofdtelefoon – een dobbelsteen
Andere doelen > Gewenste informatie opzoeken in verschillende bronnen. > Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofdgedachte, bedoeling hoofdpersoon afleiden, afloop voorspellen, vergelijkingen afleiden, relaties (oorzaakgevolg) herkennen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel De leerling is nieuwsgierig naar en toont bereidheid om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.
Voorbereiding > Bekijk vooraf de ontdekplaat. Op die manier kun je inspelen op de vragen en interesses van de leerlingen. > Je kunt de les klassikaal geven aan de hand van het digibord, maar de spreek- en luisterkansen van de leerlingen worden aanzienlijk vergroot als ze per twee aan de slag kunnen op een tablet of computer. Als je met de tablets of computers werkt, zetten de leerlingen zich per twee. Als je klassikaal werkt, projecteer dan de ontdekplaat en laat de leerlingen om de beurt een keuze maken. > Voorzie twee praatkaartjes per leerling voor de coöperatieve werkvorm ‘praatkaartjes’. Die werkvorm komt geregeld aan bod en de leerlingen kunnen de kaartjes meerdere keren gebruiken. In plaats van kaartjes kunnen ook steentjes, parels of twee aanwezige voorwerpen worden voorzien.
316
L6 - Thema 3 - les 1 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 316
11/01/19 13:18
Coöperatieve werkvormen in deze les > praatkaartjes > denken – delen – doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen maken een overwogen keuze bij het aanklikken van items. Als het gekozen onderwerp hen boeit, kunnen ze doorklikken en nog meer te weten komen. Sluit het gekozen item niet aan bij hun interesseveld, dan kiezen ze opnieuw. Partners delen het best een aantal interesses en kunnen dan gemakkelijker keuzes maken. Partners met een verschillende interesse moeten compromissen sluiten.
Brug naar andere leergebieden
5. 6
Wereldoriëntatie Op de ontdekplaat vind je informatie over de Tweede Wereldoorlog. Je kunt dit taalthema breder behandelen door het te koppelen aan het thema De Tweede Wereldoorlog uit de reeks wereldoriëntatie Op Verkenning (Uitgeverij VAN IN).
Themasch
rift
(correctiesleutel)
de TWEEDE WERELDOOR LOG
Vincent Verhelst Stefaan Casier Jef Pazmany
Naam: ......................
......................
Klas: ......................
...................
......................
......................
.......
Nr.: ......................
......................
..
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Het thema bepalen Schrijf de titel van het nieuwe thema op bord: ‘In het heetst van de strijd’. > Waaraan denk je bij de titel? (wedstrijden, oorlog ...) > Wat betekent de titel? (het punt in het gevecht of de wedstrijd waar de overwinning behaald wordt) > Wat verwachten jullie van dit thema? Schrijf de verwachtingen van de leerlingen met sleutelwoorden op bord. Jullie verkennen dadelijk per twee het thema ‘In het heetst van de strijd’. Schrijf op een kladpapier wat je interessant vindt. Daarvoor krijg je vijftien minuten. Voor je begint, denk je na over deze vraag: 1 Wat wil je te weten komen over het thema ‘In het heetst van de strijd’? Schrijf de vraag op het bord. Laat enkele leerlingen antwoorden. Als je straks klaar bent met de ontdekplaat, bespreek je met je partner of er iets is waarover je meer wilt weten. Ik schrijf ook drie nieuwe vragen op die je bespreekt: 2 Wat kwam je te weten dat nieuw voor je is? 3 Wat sprak jou het meest aan? 4 Wat vond je niet zo interessant? Waarom?
tablets, computers of digibord kladpapier ontdekplaat TIP! Als je de ontdekplaat bekijkt op het digibord, laat de leerlingen dan om de beurt iets aanklikken. Om een spelelement toe te voegen verdeel je de klas in groepen. Elke groep heeft een dobbelsteen. De groep die het hoogste cijfer gooit, kiest waarop geklikt wordt.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Het thema ontdekken Coöperatief leren: praatkaartjes De vijftien minuten ontdektijd gaan in.
ontdekplaat L6 - Thema 3 - les 1 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 317
317
11/01/19 13:18
Elke leerling heeft twee praatkaartjes. Als de partners hetzelfde willen aanklikken, is er geen kaartje nodig. Raken ze het niet eens, dan gebruiken ze om de beurt een praatkaartje.
twee praatkaartjes per leerling
De leerlingen werken samen. Bijvoorbeeld: >> de ene leerling beluistert de mop en vertelt ze aan de andere leerling. >> de ene leerling leest het raadsel, de andere geeft antwoord. >> ze lezen om de beurt een stukje tekst. >> ...
TIP! Voorzie een wekker of timer om de ontdektijd aan te geven.
Laat de leerlingen op een post-it een quizvraag noteren over iets dat ze in de ontdekplaat gezien hebben. Haal de post-its op en verdeel ze onder de leerlingen. Laat enkele leerlingen hun quizvraag stellen. Laat de leerlingen samen naar het antwoord zoeken. Kent niemand het antwoord, laat de vraag dan tijdens een WO-les opzoeken. Of laat dat doen door een leerling die daar even de tijd voor heeft.
post-its TIP! Laat nog niet alle vragen stellen. Je kunt de volgende lessen telkens met een quizvraag beginnen.
3 De ontdekplaat bespreken Coöperatief leren: denken – delen – doen Na de ontdektijd beantwoorden de leerlingen de vragen op het bord. Ben je te weten gekomen wat je wilde weten? De leerlingen denken kort na over de antwoorden en overleggen per twee. Ze proberen de twee meningen samen te brengen in een antwoord.
Controleren en reflecteren 4 De bordvragen beantwoorden Enkele duo’s beantwoorden de vragen van lesfase 1.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> werken samen met instructiegevoelige leerlingen en lezen de langere teksten voor. >> krijgen vooraf een aantal vragen van de leraar, zodat ze gericht naar het antwoord moeten zoeken. Instructiegevoelige leerlingen >> werken samen met sterke lezers: de sterkere lezer leest de tekst hardop. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in de miniklas onder begeleiding. >> krijgen suggesties van de leraar om filmfragmenten aan te klikken, zodat ze moeilijkere leesteksten als ‘De echte oorlogswinter’ vermijden.
Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
318
L6 - Thema 3 - les 1 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 318
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 2
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Diversen > een boek naar keuze
Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is? L6 - Thema 3 - les 2 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 319
319
11/01/19 13:18
Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Lees je in een fictieboek? Vertel over het personage dat je het meest aanspreekt en over het personage dat je het minst aanspreekt. Vertel ook waarom dat zo is. >> Lees je in een non-fictieboek? Kies een foto of een prent die je erg aanspreekt. Vertel waarom dat zo is.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.
Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Lees een stukje voor uit het boek (maximaal vijftien regels) dat je erg aansprak. Lees voor met expressie. >> Las je in een non-fictieboek? Maak een korte klasquiz. Bedenk vijf vragen die je aan je klasgenoten stelt. Uiteraard moet je zelf de antwoorden weten.
TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
320
L6 - Thema 3 - les 2 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 320
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 3
Berichten uit het verleden, de Tweede Wereldoorlog Domeinen: lezen, schrijven Onderwerpen: vragen bij een krantenartikel beantwoorden, onderdelen van een krantenartikel aanduiden en kenmerken van krantenartikels onderzoeken Lesduur: 75 minuten
Samenhang
Materialen
Tijdens de taalvaardigheidslessen van dit thema leren de leerlingen de kenmerken van verschillende soorten verslagen kennen: krantenartikels (les 3), fictie (les 4) en strips en dagboeken (les 8). In elke les onderzoeken de leerlingen die verslagen aan de hand van dezelfde topics: lengte, inhoud, persoon, plaats van de belangrijkste informatie, kenmerken van de titel en doel van de tekst. In les 9 schrijven de leerlingen een verslag in de vorm van een artikel, verhaal, strip of dagboekfragment. Daarin passen ze de kenmerken toe.
Digitaal > bordboek > cd Folio > taalschrift p. 97-105 > kopieerblad 1 > bronnenblad 1 Diversen > kladpapier
Lesdoelen Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie afleiden, hoofdgedachte afleiden, conclusies formuleren. Andere doelen In voor hen bestemde informatieve teksten: informatie classificeren. Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden (volgorde van belangrijkheid bepalen, informatie weergeven aan de hand van schema’s, informatie vergelijken, informatie samenvatten). StrategieÍn Volgende leesstrategieÍn zelfstandig of met behulp van een stappenplan hanteren: > Voor het lezen: voorkennis inschakelen; voorspellingen doen over de tekst aan de hand van de titel, illustraties, kopjes ...
Voorbereiding Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan kopieerblad 1 en bronnenblad 1 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Die heb je nodig tijdens lesfase 1. Voorzie kopieerblad 1 per twee leerlingen en lamineer het voor hergebruik. L6 - Thema 3 - les 3 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 321
321
11/01/19 13:18
Woordenschat Tekstwoorden >> saboteren >> de militaire overheid >> geallieerd >> passeren
Coöperatieve werkvorm in deze les >> denken – delen – doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In deze les onderzoeken de leerlingen de kenmerken van krantenartikels. Daarbij zijn nieuwsgierigheid en de bereidheid om nieuwe dingen te ontdekken en erover te leren van cruciaal belang.
Brug naar andere leergebieden Wereldoriëntatie Dit thema focust op de Tweede Wereldoorlog. Het is zinvol om tijdens de lessen WO stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van die oorlog. Maak daarbij zo veel mogelijk gebruik van authentieke materialen zoals oorlogskranten en dagboeken.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Naar een nieuwsbericht luisteren Laat het bericht beluisteren. >> Wat hoorden jullie? (een oud nieuwsbericht op de radio) >> Wat is er gebeurd? (De Duitse troepen zijn België, Nederland en het Groothertogdom Luxemburg binnengevallen.) 2 De vijf w-vragen en de hoe-vraag over het bericht invullen Projecteer de taalweter ‘Wat zijn goede vragen?’ De leerlingen maken oefening 1 per twee. Vertel hen dat niet alle antwoorden in het fragment zaten. De leerlingen moeten hun voorkennis gebruiken. Bespreek de oplossingen. >> Wat? (inval) >> Wie? (de Duitse troepen) >> Waar? (Nederland, België, Groothertogdom Luxemburg) >> Wanneer? (De datum wordt in het nieuwsbericht niet vermeld, maar allicht weten enkele leerlingen het wel: 10 mei 1940.) >> Waarom? (Dat wordt niet gezegd, maar allicht weten de leerlingen dat Duitsland die landen wilde veroveren en bezetten.) >> Hoe? (Dat wordt niet gezegd, maar de leerlingen weten wel dat het met wapens, vliegtuigen, tanks en soldaten gebeurde.)
322
cd
taalschrift p. 97 leesstrategie 1: Wat weet ik al?
TIP! De leerlingen kunnen de datum in het taalschrift vinden op p. 97.
L6 - Thema 3 - les 3 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 322
11/01/19 13:18
3 De inhoud van krantenartikels voorspellen en foto’s bij het juiste krantenartikel plaatsen De leerlingen lezen de krantenkoppen. Ze voorspellen de inhoud van de krantenartikels door sleutelwoorden te noteren. Je kunt de vier artikels in twee reeksen rangschikken. Welke reeksen? Gebruik de foto’s. De leerlingen krijgen even de tijd. Bespreek dan de antwoorden en kom tot de volgende twee reeksen: valschermspringers en slachtoffers. > Hoe kun je meer te weten komen over dingen die vroeger gebeurd zijn? (internet, kranten, verhalen, dagboeken ...)
kopieerblad 1 leesstrategie 2: Ik voorspel de inhoud. kladpapier bronnenblad 1
4 Op het lesdoel focussen Oude nieuwsberichten zijn nog steeds interessant. Omdat we graag weten wat er in het verleden is gebeurd, worden er over heel wat gebeurtenissen verslagen geschreven. Er zijn verschillende soorten verslagen. Vandaag bespreken we krantenartikels en de kenmerken ervan.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 5 De vijf w-vragen en de hoe-vraag van de krantenartikels beantwoorden Coöperatief leren: denken – delen – doen Projecteer de taalweter ‘Hoe ziet een krantenartikel eruit?’ In je taalschrift staan twee reeksen krantenartikels over de Tweede Wereldoorlog. Reeks één gaat over valschermspringers, reeks twee over slachtoffers. Kruis bij oefening 2 aan welke reeks je wilt lezen. Lees je gekozen reeks artikels en los oefening 3 op. 6 Andere kenmerken van een krantenartikel ontdekken Coöperatief leren: denken – delen – doen We onderzoeken de artikels verder om nog kenmerken van een krantenartikel te kunnen afleiden. Maak oefening 4a tot en met 4f zelfstanding. Vorm daarna duo’s met leerlingen die een andere reeks hebben gekozen. Elk duo maakt oefening 4g samen. Wie klaar is, maakt ook oefening 5. Projecteer de tabel en bespreek na. Laat enkele leerlingen de kenmerken van een krantenartikel (oefening 4g) aanvullen in de tabel. Bespreek per twee. > Hoe voel jij je als je dit krantenartikel leest? Laat enkele duo’s hun antwoord verwoorden.
taalschrift p. 102
taalschrift p. 98-103
taalschrift p. 103-105
Neem de tabel over op het bord en vul die stap voor stap aan.
Controleren en reflecteren 7 Over de doelen reflecteren > Welke kenmerken van een krantenartikel kenden we al voor de les? (titel, datum, plaats, bron, alinea’s) > Welke andere kenmerken heb je vandaag geleerd? (feiten; belangrijkste informatie in titel of inleiding; derde persoon; titel wekt nieuwsgierigheid op, is kort en laat de inhoud weten; doel tekst: informeren) > Was het moeilijk om de andere kenmerken te vinden? Waarom (niet)?
L6 - Thema 3 - les 3 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 323
323
11/01/19 13:18
>> Vat het krantenartikel dat je las kort samen. >> Gaf je in je samenvatting enkel feiten of ook emoties? >> Wat onthoud je van deze les? 8 Reflecteren over de samenwerking >> Hoe verliep de samenwerking binnen je groep? >> Hoe verliep de samenwerking met je duopartner? 9 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> maken de oefeningen volledig zelfstandig. >> maken oefening 4g samen met een instructiegevoelige of een instructieafhankelijke leerling.
taalschrift p. 105 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Instructiegevoelige leerlingen >> volgen de instructie tot en met de bespreking van beide taalweters. >> gaan daarna zelfstandig aan het werk. >> krijgen opnieuw instructie bij oefening 4. >> werken daarna weer zelfstandig. >> maken oefening 4g samen met een andere instructiegevoelige of een instructieonafhankelijke leerling. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken onder begeleiding van de leraar in de miniklas.
Na de les Vul het portfolio in bij elke leerling. Je kunt je daarvoor baseren op de observaties tijdens de les, de zelfevaluatie van de leerling en op de antwoorden van de leerling op de vragen in het taalschrift. Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
324
L6 - Thema 3 - les 3 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 324
11/01/19 13:18
les 3
Berichten uit het verleden, de Tweede Wereldoorlog Ik kan de kenmerken van een krantenartikel onderzoeken.
1
a Luister naar een radiobericht van 10 mei 1940.
Laat de leerlingen de antwoorden zo veel mogelijk met sleutelwoorden en niet in zinnen noteren.
b Lees de taalweter en beantwoord de vragen. Let op: sommige antwoorden zitten niet in het fragment.
Wat zijn goede vragen? Je wilt zoveel mogelijk te weten komen over een tekst, over een opdracht, over iemand ... Dan moet je goede vragen stellen. Gebruik de w-vragen!
Wat?
Waar? ?
?
Wanneer? ? Waarom?
Wie? ?
?
Hoe?
Wie?
de Duitse troepen
Wat?
een inval
Waar?
in BelgiĂŤ, Nederland, Groothertogdom Luxemburg
Wanneer?
10 mei 1940
Waarom?
Duitsland wil landen veroveren en bezetten.
Hoe?
met wapens, vliegtuigen, tanks en soldaten
Thema 3 - les 3
97
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 325
325
11/01/19 13:18
2
a Neem de artikels op de volgende pagina’s scannend door. b Kies reeks 1 of reeks 2. Ik kies:
Reeks 1: valschermspringers Reeks 2: slachtoffers
c Lees de artikels en los de vragen op.
Reeks 1: valschermspringers
OPGELET VOOR VALSCHERMSPRINGERS EN SABOTEURS
De militaire overheid moet onmiddellijk worden gewaarschuwd ALLE VERDACHTE PERSONEN DIENEN AANGEGEVEN Brussel, 11 mei 1940 – Het ministerie van Landsverdediging waarschuwt voor valschermspringers en saboteurs, alle verdachte personen in verband hiermee moeten aangegeven worden.
2
Het ministerie van Landsverdediging deelt aan de bevolking mee dat het mogelijk is dat de vijand in het binnenland valschermspringers laat neerkomen met opdracht de verkeerswegen en belangrijke inrichtingen te saboteren. Iedereen heeft tot plicht onmiddellijk de militaire overheid te verwittigen wanneer een valschermspringer of een vijandelijke agent wordt opgemerkt. Aan de overheid moeten alle verdachte personen die passeren worden aangeduid als ze zich zich in nabijheid van kunstwerken of belangrijke inrichtingen ophouden. Elke aarzeling in verband hiermee kan ernstige gevolgen hebben voor het leger en de bevolking.
3
4
© Shutterstock.com
1
Het eerste artikel van elke reeks wordt gebruikt om de kenmerken uit de taalweter ‘Hoe ziet een krantenartikel eruit?’ aan te duiden. Het tweede artikel van elke reeks wordt gebruikt om de vijf w-vragen en de hoe-vraag van de taalweter ‘Wat zijn goede vragen?’ op te lossen.
Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 11 mei 1940
W
de valschermspringer parachutespringer de saboteur
iemand die saboteert
de militaire overheid bestuur van het leger
98
326
saboteren
het vernielen of het slecht laten werken van dingen als verzet of uit protest
passeren
ergens voorbijkomen
Thema 3 - les 3
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 326
11/01/19 13:18
De tactiek van de valschermspringers mislukt
Londen, 11 mei 1940 – Een militaire medewerker vertelt dat de door de Duitsers gebruikte tactiek om troepen met behulp van valschermen neer te halen, mislukt is. Men kan zich gemakkelijk de gevaren en moeilijkheden inbeelden waaraan deze valschermspringers bloot staan. In de eerste plaats ondervinden de vliegtuigen waarmee de valschermspringers vervoerd worden, krachtige tegenstand van de jachtvliegtuigen. Ten tweede zijn de neerdalende springers het doelwit van machinegeweren en scherpschutters. Ten derde blijft op de plaatsen waar het doel bereikt wordt, de moeilijkheid van bevoorrading bestaan. Niettemin is de ruime mate waarin door de Duitsers in Nederland en in België gebruik is gemaakt van valschermspringers een verrassing. De Nederlanders en de Belgen hebben er verstandig aan gedaan troepen speciaal te belasten met de bestrijding van dit gevaar. Het doel van de Duitsers was om de vliegvelden gedurende de eerste uren van de aanval te veroveren en onbruikbaar te maken. Maar dat is hen niet gelukt. En in plaats van schade aan te brengen bij de geallieerde luchtmacht, hebben ze heel wat weerstand van diezelfde luchtmacht ondervonden.
© Everett Historical / Shutterstock.com
Het doel was de vliegvelden in handen te krijgen en onbruikbaar te maken GEEN ENKEL SUCCES BEHAALD
Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 11 mei 1940
W
de tactiek
manier waarop je te werk gaat om een doel te bereiken
de valschermspringer parachutespringer geallieerd
die een bondgenoot is. In de Tweede Wereldoorlog waren dat de landen die tegen Duitsland vochten.
Thema 3 - les 3
99
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 327
327
11/01/19 13:18
Reeks 2: slachtoffers
Passerende krijgsgevangenen in Heerlen
Belgische en Franse soldaten op transport naar Duitsland ONGEVEER VIJFTIGDUIZEND GEVANGENEN NAAR DUITSE KAMPEN 1
Heerlen, 31 augustus 1940 – Gedurende de periode mei tot augustus 1940 trokken ongeveer 50 000 geallieerde krijgsgevangenen, vooral Belgische en Franse soldaten, door de straten van Heerlen op weg naar kampen in nazi-Duitsland. Te voet, gewond en opgejaagd kwamen ze in Heerlen voorbij vol honger en dorst.
2
Gedurende weken trokken groepen geallieerde krijgsgevangenen uit Frankrijk en België, via het stadje Heerlen in Nederland, naar Duitsland waar ze opgesloten werden in kampen door de militaire overheid. De burgemeester waarschuwde de Heerlense bevolking dat de Duitse bezetter alle mogelijke acties van de Heerlense bevolking, zoals het saboteren van de weg, verbood. De gevangenen moest men gewoonweg laten passeren. Wie hen iets wou geven, kon zijn giften achterlaten bij het plaatselijke Rode Kruis. Het Heerlense Rode Kruis was gevestigd in de voormalige molen en was dag en nacht geopend. Medewerkers reikten 38 000 met boter besmeerde en goed belegde boterhammen, 125 000 sigaretten en sigaren, 2 000 repen chocolade en andere versnaperingen zoals tabak aan de krijgsgevangenen uit. Ook werd 3 500 liter koffie en thee geschonken. “Merci bien”, “merci beaucoup”, “mille fois merci”, hoorde men vele malen uit de monden van de krijgsgevangen die blij waren met elk klein gebaar.
3
Naar: Marcel Krutzen, Heerlen vertelt, www.heerlenvertelt.nl
W
passeren
ergens voorbijkomen
de krijgsgevangene
iemand die in een oorlog door de vijand gevangengenomen wordt
geallieerd
die een bondgenoot is. In de Tweede Wereldoorlog waren dat de landen die tegen Duitsland vochten.
de militaire overheid bestuur van het leger saboteren
100
328
het vernielen of het slecht laten werken van dingen als verzet of uit protest
Thema 3 - les 3
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 328
11/01/19 13:18
De omgekomen Belgische krijgsgevangenen
Hun schip liep op een mijn in het Hollands Diep ONGEVEER DRIEHONDERD DODEN EN EVENVEEL ZWAARGEWONDEN Willemstad, 18 juni 1940 – Het schip dat 6 000 krijgsgevangenen vervoerde, liep in het Hollands Diep op een mijn. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden. In het Hollands Diep, ter hoogte van Willemstad, is een schip met Belgische krijgsgevangenen op een mijn gelopen. Het schip brak middendoor en zonk onmiddellijk. Aanstonds werden van op de oever door militairen en burgers de eerste reddingswerken ingericht. Een groot aantal zwaaren lichtgewonden konden aan wal gebracht worden en ontvingen daar de eerste zorgen. Volgens een eerste schatting zouden er een driehonderdtal doden en evenveel zwaargewonden zijn. Het transport bestaande uit drie schepen vervoerde ongeveer 6 000 krijgsgevangenen.
Naar: Oorlogskranten Het Laatste Nieuws, 18 juni 1940
W
de krijgsgevangene
iemand die in een oorlog door de vijand gevangengenomen wordt
Thema 3 - les 3
101
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 329
329
11/01/19 13:18
Hoe ziet een krantenartikel eruit? Dit zijn meestal de delen van een krantenartikel: > krantenkop Een titel (geen echte zin) vat het artikel samen. > datum, plaats en bron > inleiding Dit is een samenvattend blokje (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe). > tekst De tekst is verdeeld in alinea’s. Het beschrijft de feiten die er gebeurd zijn in de 3e persoon enkelvoud of meervoud. Alles wat iemand heeft gezegd, wordt aangehaald (bv. “Ik was doodsbang”, vertelde A.H. uit Kuurne). > slot Er is één zin als besluit of één zin die belangrijke achtergrondinformatie geeft.
Minder pesten? School kort speeltijd in 29/06 door jvde, De Standaard Basisschool De Stap in het West-Vlaamse Lauwe kort de middagpauze met veertig minuten in. Dat betekent dat de leerlingen nog één uur hebben om al hun boterhammetjes te verorberen én te ravotten.
krantenkop datum, plaats en bron inleiding
“Tijdens die lange middagpauze begonnen sommige kinderen zich te vervelen”, zegt directeur Maarten Samyn. “Zo ontstaan pesterijen. Kinderen blijven kinderen en als ze niks omhanden hebben, kan het fout lopen.” Experts erkennen de link tussen verveling en pestgedrag, maar hebben vragen bij de remedie. “Het is een zwaktebod om de speeltijd in te korten”, zegt pestexpert Gie Deboutte van hogeschool UCLL. “Met zo’n ingreep verbeter je de sfeer op school niet. Je kunt ook meer spelletjes aanbieden en op een goede manier toezicht houden.” “De nieuwe regeling heeft wel het voordeel dat de school een halfuur vroeger uit is”, zegt Samyn. “Dus hebben de kinderen dan meer tijd om te spelen.”
102
330
tekst
slot
Thema 3 - les 3
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 330
11/01/19 13:18
3
a Duid in je eerste artikel volgende elementen aan: – Omcirkel de krantenkop. – Kleur: de datum en plaats. de inleiding. het slot. – Nummer de alinea’s. b Beantwoord voor je tweede artikel de vijf w-vragen en de hoe-vraag. Wie?
1 Nederlanders en Belgen 2 Belgische krijgsgevangen
Wat?
Waar? ?
?
Wanneer? ?
Wat?
1 zich verdedigen tegen Duitse parachutespringers 2 omgekomen krijgsgevangenen
Waar?
1 België, Nederland
Waarom?
Wie? ?
?
2 Hollands Diep
Wanneer?
1 mei 1940 2 18 juni 1940
Hoe?
Waarom?
1 bestrijding van dit gevaar 2 oorlogsvoering: zoveel mogelijk vijandige slachtoffers maken
Hoe?
1 inzetten van jachtvliegtuigen, machinegeweren, scherpschutters 2 op een mijn gelopen
c Vat het tweede artikel samen in maximaal twee zinnen. Reeks 1: Het Duitse leger zette valschermspringers in om de vliegvelden in België en Nederland te veroveren. Ze slaagden er niet in omdat de valschermspringers een te gemakkelijk doelwit vormden voor het Belgische en Nederlandse leger. Reeks 2: Een schip met Belgische krijgsgevangenen liep op een mijn in het Hollands Diep en zonk. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden.
Thema 3 - les 3
103
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 331
331
11/01/19 13:18
4
Ontdek nieuwe kenmerken in je tweede krantenartikel. a Hoeveel lijnen heeft het artikel?
22 / 18
Dat is lang / kort (schrap wat niet past). b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten
Beschrijving van gevoelens
Reeks 1: Duitsers gebruiken valschermspringers om vliegvelden uit te schakelen. Valschermspringers worden gestopt door jachtvliegtuigen, machinegeweren en scherpschutters. Reeks 2: Belgische krijgsgevangenen komen om. Schip op een mijn gelopen.
Besluit: Er worden alleen feiten beschreven, geen gevoelens. c Duid aan waar je de kern van het verhaal vindt. x in de titel
in de inleiding
in de hele tekst in het slot
d Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. vanuit de eerste persoon vanuit de tweede persoon x vanuit de derde persoon e Duid de kenmerken van de titel van het krantenartikel aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x geeft informatie over de inhoud van het artikel. x maakt de lezer nieuwsgierig.
De lengte van een krantenartikel is relatief. Laat misschien daarom een lang krantenartikel - verspreid over twee pagina’s - uit een actuele krant zien om het verschil tussen lang en kort te duiden. Soms staan er in een krantenartikel wel gevoelens, bv. hoe verdrietig de bewoners van het ingestorte huis zijn, maar toch gaat het artikel vooral over de feiten. Sommige leerlingen zullen de tweede optie aanduiden, maar de kern vind je al in de titel. Je kunt wel zeggen dat de inleiding lezen een goede strategie kan zijn.
moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven. f Duid het doel van het krantenartikel aan. laten ontspannen en genieten een manier geven om vrije tijd in te vullen x snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld
104
332
Thema 3 - les 3
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 332
11/01/19 13:18
Deze samenvattende tabel wordt gemaakt met de oplossingen van oefening 4a tot en met f. Het is belangrijk dat de leerlingen hun antwoorden met elkaar vergelijken en daarna overleggen wat het correcte antwoord is. De oplossingen worden klassikaal besproken.
g Vorm een duo met een leerling die de andere reeks artikels koos. Vat de kenmerken van jullie artikels samen in de tabel. De kenmerken van het krantenartikel
Lengte
kort / lang
Inhoud bestaat vooral uit
een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens
Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel
Doel van de tekst
in de titel
eerste / tweede / derde 1
geeft informatie over de inhoud van het artikel
2
maakt de lezer nieuwsgierig
3
moet geen volledige zin zijn De lezer snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt.
5
Lees de artikels die je nog niet las. Vat elk artikel samen in maximaal twee zinnen. Reeks 1 – artikel 1: Landsverdediging laat weten dat iedereen vijandelijke agenten of valschermspringers moet aangeven. Reeks 1 – artikel 2: Duitsland zet valschermspringers in om vliegvelden in België en Nederland te veroveren, maar de springers vormen een te makkelijk doelwit. Reeks 2 – artikel 1: Van mei tot augustus 1940 trokken er 50 000 Belgische en Franse krijgsgevangenen door Heerlen. Ze kregen eten, drinken en sigaretten van het Rode Kruis. Reeks 2 – artikel 2: Een schip met Belgische krijgsgevangenen liep op een mijn in het Hollands Diep en zonk. Er vielen ongeveer driehonderd doden en evenveel zwaargewonden.
6
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een krantenartikel beantwoorden. Ik kon de verschillende onderdelen van een krantenartikel aanduiden (krantenkop, datum en plaats, inleiding, alinea’s, slot). Ik kon extra kenmerken van een krantenartikel onderzoeken. Ik werkte goed samen met mijn partner.
Thema 3 - les 3
105
L6 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 333
333
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 4
Oorlogswinter Domeinen: lezen, schrijven, luisteren Onderwerpen: vragen bij een film- en boekfragment beantwoorden, kenmerken van verhalen onderzoeken en een scène uit de film met dezelfde scène uit het boek vergelijken Lesduur: 75 minuten
Samenhang
Materialen
Tijdens de taalvaardigheidslessen van dit thema onderzoeken de leerlingen de kenmerken van verschillende soorten verslagen: krantenartikels (les 3), fictie (les 4) en strips en dagboeken (les 8). In elke les onderzoeken de leerlingen die verslagen aan de hand van dezelfde topics: lengte, inhoud, persoon, plaats van de belangrijkste informatie, kenmerken van de titel en doel van de tekst. In les 9 schrijven de leerlingen een verslag in de vorm van een artikel, verhaal, strip of dagboekfragment. Daarin passen ze de kenmerken toe.
Digitaal > bordboek > dvd
Lesdoelen
Folio > taalschrift p. 106-111 > boek Oorlogswinter, Jan Terlouw (Talentbib 6) > kopieerblad 1 > bronnenblad 1 Diversen > woordenboek
Hoofddoel van de les In voor hen bestemde verzonnen teksten: gewenste informatie afleiden, hoofdgedachte afleiden, vergelijkingen afleiden, persoonlijke gevoelens en mening weergeven over handelswijze hoofdpersoon, verklaren waarom de tekst niet waarheidsgetrouw is. Andere doelen Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden (informatie weergeven aan de hand van schema’s, informatie vergelijken, informatie samenvatten). > Op basis van op hun leeftijd afgestemde gesproken verhalen: vragen m.b.t. de tekst beantwoorden, verhaal samenvatten, conclusies formuleren, aantekeningen maken a.d.h.v. schema’s. > Op basis van op hun leeftijd afgestemde gesproken verhalen: hoofdgedachte, vergelijkingen afleiden, verklaren waarom de tekst niet waarheidsgetrouw is. Strategie Volgende leesstrategie zelfstandig of met behulp van een stappenplan hanteren: > Tijdens het lezen: ik kan herlees- en woordbetekenisstrategieën inzetten, in functie van het begrijpen van woorden en zinnen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.
334
L6 - Thema 3 - les 4 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 334
11/01/19 13:18
Voorbereiding Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenblad 1 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Dat heb je nodig tijdens lesfase 1.
Woordenschat Tekstwoorden > de razzia > bedachtzaam > achterdochtig
Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In deze les onderzoeken de leerlingen de kenmerken van verhalen. Om de samenvattende tabel te kunnen opstellen moeten de leerlingen hun antwoorden met elkaar vergelijken en tot een compromis komen.
Brug naar andere leergebieden Wereldoriëntatie Dit thema focust op de Tweede Wereldoorlog. Het is zinvol om tijdens de lessen WO stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van die oorlog. Maak zo veel mogelijk gebruik van authentieke materialen zoals oorlogskranten en dagboeken. Onderzoek daarnaast ook verhalen gebaseerd op waargebeurde feiten.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Met de film en het boek ‘Oorlogswinter’ kennismaken Projecteer de trailer van de film ‘Oorlogswinter’. > Kent iemand deze film? > Hoe heet de film? (Oorlogswinter) De film is gebaseerd op een boek. Het boek heet ook ‘Oorlogswinter’. Projecteer de cover. > Waarover gaat het boek? Misschien kan een leerling die vraag beantwoorden omdat hij het boek en/of de film kent. Vertel dat Michiel, een jongen van zestien en de zoon van de burgemeester van een Veluws dorp, tijdens de hongerwinter van 1944-45 een Engelse piloot onderdak aanbiedt. > Hoe heet de schrijver van het boek? (Jan Terlouw) Jan Terlouw is geboren in 1931 en schreef het boek in 1972. Hij was zelf dertien jaar tijdens de hongerwinter van 1940-45.
dvd
bronnenblad 1 boek Oorlogswinter, Jan Terlouw (Talentbib 6)
L6 - Thema 3 - les 4 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 335
335
11/01/19 13:18
2 Op het lesdoel focussen Oorlog is helaas iets van alle tijden. Omdat mensen graag weten wat er in de wereld gebeurt, schrijven auteurs verslagen van heel wat gebeurtenissen. Er zijn verschillende soorten verslagen. Vandaag bespreken we verslagen in de vorm van verhalen, zowel in woord als in beeld. We onderzoeken de kenmerken van die verslagvorm.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Aantal gebeurtenissen in het verhaal a.d.h.v. de trailer opsommen Verwijs naar les 3 waar per krantenartikel één gebeurtenis werd beschreven: bv. Duitse tactiek met valschermspringers mislukt, Belgische krijgsgevangenen omgekomen. We bekijken de trailer opnieuw. Kijk aandachtig naar de gebeurtenissen die beschreven worden. >> Welke gebeurtenissen worden er getoond? Kom samen met de leerlingen tot deze gebeurtenissen en noteer die op het bord: >> Een vliegtuig stort neer. >> Michiel vindt de Engelse piloot. >> Iemand wordt neergeschoten. >> Michiels oom zit bij het verzet. >> De zus van Michiel vindt de Engelse piloot. >> De Engelse piloot doodt een Duitse soldaat. >> Iemand wordt geëxecuteerd. >> Ze worden achtervolgd door de Duitsers. In totaal zijn dat negen gebeurtenissen. Voor elke gebeurtenis kunnen we de vijf w-vragen en de hoe-vraag beantwoorden. De leerlingen maken oefening 1 per twee. De correctiesleutel per gebeurtenis vind je op kopieerblad 1.
4 Kenmerken van een verhaal onderzoeken Coöperatief leren: denken – delen – doen Om de andere kenmerken van een verhaal te onderzoeken, lees je een fragment uit ‘Oorlogswinter’. De leerlingen maken oefening 2 tot en met 3h zelfstandig.
336
dvd
TIP! Laat de leerlingen een kladpapier nemen om notities te nemen tijdens het kijken. Projecteer de trailer eventueel nog een derde keer.
taalschrift p. 106 kopieerblad 1 TIP! Wanneer de leerlingen een gebeurtenis gekozen hebben, kun je de trailer nogmaals tonen.
taalschrift p. 106-111
L6 - Thema 3 - les 4 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 336
11/01/19 13:18
Vorm daarna groepen van vier. Wanneer de leerlingen klaar zijn, vergelijken ze hun antwoorden. Ze komen tot één antwoord en vullen dat in de tabel van oefening 3i in. Bespreek de tabel van oefening 3i klassikaal en vergelijk die met de tabel uit les 3 over krantenartikels. Verhalen kunnen ook in de eerste of tweede persoon geschreven worden. In dit fragment koos de auteur voor de derde persoon. In de samenvattende tabel mag je de drie mogelijkheden aanduiden.
taalschrift p. 111 Vul de tabel stap voor stap aan op het bord. leesstrategie 4: Ik stel vragen over de tekst.
5 Hoe waarheidsgetrouw zijn verhalen en films? Sommige verhalen bevatten waargebeurde feiten, maar de dialogen en gevoelens zijn verzonnen. Dus de werkelijkheid is heel anders. Bij deze film lijkt het alsof de gebeurtenissen zich afspelen in 1940. We bekijken nu de scène waarin Michiel achtervolgd wordt en die je net gelezen hebt. Projecteer het fragment. > Welke verschillen zie je met het fragment dat je gelezen hebt? (Michiel is niet alleen. Hij zit niet gewoon op het paard, maar in een paardenkoets. Michiel wordt niet gered door houthakkers, maar door de geloste paardenkoets.) In het laatste filmpje zie je hoe gevaarlijke scènes worden opgenomen. Projecteer een stukje uit ‘The Making Of’. > Wat onthoud je uit het filmpje? (De acteur wordt vervangen door een stuntman voor de gevaarlijke scènes. De camera’s zijn heel dicht bij de acteurs. Door de kleur van de film een beetje te veranderen laten ze ons teruggaan in de tijd.)
dvd
dvd
Controleren en reflecteren 6 Over de doelen reflecteren Bespreek: > Je las twee soorten verslagen: een krantenartikel en een verhaal. Welk van de twee vond je het leukst? Waarom? > Welk vond je het interessantst? Waarom? > In welke persoon zou jij een verhaal schrijven? Waarom? > Zou je het liefst het boek lezen of de film zien? Waarom? > Hoe wordt de spanning in een verhaal / in een film opgebouwd? 7 Over de samenwerking reflecteren Bij oefening 3i vulde je in groep een tabel aan door antwoorden met elkaar te vergelijken. > Hoe verliep dat? > Was er veel discussie? Waarom (niet)? > Hoe heb je de discussies opgelost? 8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
taalschrift p. 111 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen. L6 - Thema 3 - les 4 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 337
337
11/01/19 13:18
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> maken oefening 2 tot en met 3h zelfstandig. >> sluiten vanaf de bespreking van oefening 3i opnieuw aan bij de klasgroep. Instructiegevoelige leerlingen >> worden begeleid tot en met de bespreking van de taalweter ‘Wat betekent letterlijk? En figuurlijk?’ >> krijgen uitleg voor ze aan oefening 3 beginnen. >> maken oefening 2 tot en met 3h zelfstandig. >> sluiten vanaf de bespreking van oefening 3i opnieuw aan bij de klasgroep. Instructieafhankelijke leerlingen >> krijgen het laatste deel van de tekst in de miniklas voorgelezen (omdat het een langere leestekst is). >> werken onder begeleiding van de leraar in de miniklas.
338
L6 - Thema 3 - les 4 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 338
11/01/19 13:18
les 4
Oorlogswinter Ik kan de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis uit een verhaal beantwoorden. Ik kan de kenmerken van een verhaal (in beeld en in woord) onderzoeken.
1
Kies één gebeurtenis uit de trailer. Beantwoord de vijf w-vragen en de hoe-vraag. Ik kies de volgende gebeurtenis: Wie?
Wat?
Wat?
Waar? ?
?
oplossing: zie kopieerblad
Wanneer? ?
Waar?
Waarom?
Wie? ?
?
Hoe?
Wanneer?
De leerlingen kunnen misschien afleiden dat de vader van Michiel geëxecuteerd wordt, maar het wordt niet gezegd. Het is dan ook voldoende dat de leerlingen zeggen dat ‘iemand wordt geëxecuteerd’.
Waarom?
Hoe?
2
Lees het fragment uit Oorlogswinter en beantwoord de vragen.
Ontsnapt!
5
10
106
Hij had ongeveer twintig minuten gereden toen hij op een karrenpad rechts een andere wagen met een paard ervoor zag aankomen. Het was een gewone platte wagen, die de boeren gebruiken om hooi en rogge op te vervoeren, maar het bijzondere aan deze was dat er een stelletje gewapende Duitse soldaten op zat en dat er vier paarden achter aan de wagen gebonden waren. Michiel wist wat dat betekende: paardenrazzia. Deze manschappen waren erop uitgestuurd om paarden te vorderen.
Thema 3 - les 4
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 339
339
11/01/19 13:18
Een meter of vijftig achter hem draaide de wagen met de Duitsers de weg op. Toen had Michiel de zweep al over Caesar gelegd. Gelukkig had het paard nog fut. Met nieuwe veerkracht snelde het dier voort. 15
20
25
30
35
40
45
50
“Vooruit, Caesar!” Weer hoorde hij geschreeuw achter zich. Een van de soldaten nam zijn geweer en schoot in de lucht. Michiel schrok. Hij was lang niet genoeg vóór om buiten het bereik van hun kogels te zijn. Hij zag dat een eindje verderop links een zijweg was. In volle ren stuurde hij Caesar erin, zó snel dat de tilbury bijna omsloeg. Het was een bosweg, waar kennelijk heel wat paard-en-wagens reden, want overal zag hij er sporen van. Nu weer naar links en dan naar rechts. Zou hij zijn achtervolgers kwijt kunnen raken? Nog steeds hoorde hij achter zich het woedende geschreeuw van de soldaten, maar hij zag ze niet meer. Nu hier naar links, weer links ... tot zijn schrik merkte hij dat hij op een doodlopend weggetje was, onmogelijk om te keren. “Ho, Caesar.” Michiel sprong van de bok. Hij bond het paard aan een boom en vluchtte het lage hout in. Als ze hem nu te pakken kregen, zag het er niet best voor hem uit. Hij volgde een klein paadje. Hoorde hij daar stemmen? ’s Kijken of die mensen er betrouwbaar uitzagen, misschien kon hij hun vragen hem een schuilplaats te wijzen. Toch maar voorzichtig zijn, je kon nooit weten wie het waren. Die voorzichtigheid was niet overbodig. Het bleken de stemmen van zijn achtervolgers te zijn, die in gesprek waren met twee boeren die hout aan het kappen waren. Typische boeren, een blauwe pet op het hoofd, een pruim tabak achter de kiezen. Ze kauwden op die pruim, namen de tijd om, voor ze antwoord gaven op een vraag, een brede straal tabakssap de ruimte te geven, ze krabden op hun achterhoofd, ze keken naar de lucht, ze trokken hun gezicht in een zo onnozel mogelijke plooi, kortom, ze gaven de driftige Duitsers de indruk dat ze nauwelijks slimmer waren dan het achtereind van een matig begaafd varken. “Hebben jullie hem nou gezien of niet?” schreeuwde een van de Duitsers. “Dâ was toch ’n zwart peerd dat ’r zo net langs kwam, hé Driekus”, zei een van de boeren. “Wis en waarachtig was dat ’n zwart peerd”, zei de ander. “En die kar, bedoelt meneer de soldaat daar een tilbury mee?” “Dat zal wel”, stampvoette de Duitser. “Vertel me nou wat voor kant die kar is opgegaan.” “O, wou meneer de soldaat dat weten. Nou, rechts.” Hij wees overtuigend in de richting tegenovergesteld aan die welke Michiel had genomen. De Duitsers keken hem onderzoekend aan. Sprak die man de waarheid? De boer glimlachte met de kinderlijke onschuld. “Ja, krek,” zei Driekus, “die kant uit.” Meer lezen? “Bedankt”, riep de Duitser. Oorlogswinter, Jan Terlouw, “Voorwaarts, mannen.” I N E E N D O R P J E aan de IJssel maakt de vijftienjarige Michiel de koude oorlogswinter van 194 4 -’45 mee. Aanvankelijk is hij slechts toeschouwer, maar langzamerhand raakt Michiel meer en meer betrokken bij het ondergrondse verzet. Hij kan niemand in vertrouwen nemen, iedereen kan een verrader zijn. Met zijn eenzaamheid groeit zijn onafhankelijkheid.
Oorlogswinter behoort tot de klassiekers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Het boek werd in 1973 bekroond met een Gouden Griffel.
OORLOGSWINTER | JAN TERLOUW
55
“Halt, staan blijven”, hoorde Michiel schreeuwen. Wat moest hij doen? Bedachtzaam keek hij achterom en zag dat ook de Duitse voerman de zweep hanteerde. Zou hij stilhouden? Dat betekende dat de barones haar paard kwijt was. Hij voelde de zenuwen weer in zijn maag omhoogkruipen, maar tegelijkertijd kwam het trekje van nijd en vastberadenheid op zijn gezicht, dat daarop het eerst was verschenen toen hij aan het graf van zijn vader stond.
Jan Terlouw
Als je dit leest ben ik in handen van de Duitsers. Er is iemand die hulp moet hebben. Herinner je je het luchtgevecht boven de Vlank, drie weken geleden, waarbij een Engels vliegtuig werd neergeschoten? De piloot is er met zijn parachute uitgesprongen. De Duitsers hebben vergeefs naar hem gezocht. Ik had meer succes. Ik heb hem gevonden. Hij bleek verwondingen aan zijn been en aan zijn schouder te hebben. Ik heb hem meegenomen. De wond is verzorgd en het been is in het gips gezet, door een deskundige. Door wie, dat doet er niet toe. Het probleem was daarna om hem te verbergen.
Talentbib 6
6
Thema 3 - les 4
340
107
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 340
11/01/19 13:18
W
het karrenpad
pad dat gevormd wordt door het rijden met karren; pad waarlangs (de) karren rijden
de razzia
onverwachte inval van de politie waarbij veel mensen worden gearresteerd
de platte wagen
wagen waarmee bv. balen hooi worden vervoerd
bedachtzaam
nadenkend, voorzichtig
de tilbury
licht en open rijtuig met grote spaakwielen, voortgetrokken door ĂŠĂŠn paard
a Het hoofdpersonage in het verhaal is de zestienjarige Michiel. Wat kun je over zijn karakter afleiden uit de tekst? Kleur: de passende eigenschappen.
verlegen
moedig tevreden
tam
opstandig
achterdochtig
humeurig
gedreven
Laat de leerlingen verwoorden waarom ze een bepaald gevoel gekleurd hebben.
teruggetrokken slim
luidruchtig gulzig strijdlustig
W
achterdochtig iets of iemand niet helemaal vertrouwen
b Welke nevenpersonages zijn er? de Duitse achtervolgers, de boeren (houthakkers)
c Jan Terlouw beschrijft het hele gebeuren met veel details. Geef een voorbeeld van figuurlijke taal. bv. zenuwen die in zijn maag omhoog kruipen, nauwelijks slimmer dan het achtereind van een matig begaafd varken
108
Thema 3 - les 4
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 341
341
11/01/19 13:18
d waarlangs (de)
Wat betekent letterlijk? En figuurlijk?
worden
Als je iets letterlijk schrijft, bedoel je precies wat er staat. Bv. Ik heb hoofdpijn. Mijn hoofd doet erg veel pijn. Als je iets figuurlijk schrijft, bedoel je eigenlijk iets anders. Bv. Ik heb hoofdpijn. Mijn hoofd ontploft! Geen paniek! Mijn hoofd ontploft niet echt. Ik overdrijf gewoon een beetje. Ik gebruik de taal figuurlijk.
d Zoek de twee betekenissen van ‘vorderen’ (r. 11) op in het woordenboek.
kken door één
Betekenis 1:
opeisen
Betekenis 2:
vooruitkomen
Kleur: de betekenis die het woord heeft in het verhaal. e Duid de bedoeling van de tekst aan.
er zijn karakter
leren over de Tweede Wereldoorlog x ontspannen, genieten van een verhaal
feiten uit het leven van Michiel te weten komen f Geeft dit fragment je zin om het boek helemaal te lezen?
moedig
Ja / Nee, omdat teruggetrokken g Krijgt het verhaal een plotse wending? Gebeurt er iets verrassends? Leg uit.
W
Ja, Michiel krijgt onverwacht hulp van de boeren (houthakkers).
achterdochtig iets of iemand niet helemaal vertrouwen
3
Onderzoek de kenmerken van het verhaal. a Hoeveel lijnen heeft dit fragment?
57
Dat is lang / kort (schrap wat niet past).
van figuurlijke taal.
het achtereind
Thema 3 - les 4
342
109
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 342
11/01/19 13:18
b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten
Beschrijving van gevoelens
Michiel wordt achtervolgd door de Duitsers.
bang zenuwachtig kwaad/boos opgelucht geamuseerd
Besluit: In deze spannende scène komen meer gevoelens aan bod dan feiten. c Verhalen zijn fictie: ze zijn dus verzonnen. Maar Jan Terlouw heeft de oorlog en de winter zelf meegemaakt. Is het dan toch een informatieve tekst? Leg uit. Het blijft een verzonnen tekst. Het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten. Maar de dialogen, gevoelens ... werden door Jan Terlouw verzonnen.
De lengte van een fragment of een verhaal is relatief. Het belangrijkste is dat de leerlingen inzien dat een krantenartikel (meestal) veel korter is dan een verhaal. Soms staan er in een verhaal meerdere feiten, bv. executies in een dorp, neergestort vliegtuig ... Maar een verhaal geeft vooral gevoelens weer. Een verhaal zoals dit is dan ook nog gebaseerd op waargebeurde feiten.
d Vat het fragment samen in maximaal drie zinnen. Michiel wordt achtervolgd door Duitse soldaten. Ze willen paarden vorderen. Dankzij boeren, die de Duitsers de verkeerde kant opsturen, kan Michiel ontsnappen.
e Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding
x in de hele tekst
in het slot
f Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. vanuit de eerste persoon
vanuit de tweede persoon
x vanuit de derde persoon
g Duid de kenmerken van de titel van het fragment aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken.
moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. x mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven.
110
Thema 3 - les 4
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 343
343
11/01/19 13:18
h Duid het doel van het verhaal aan. x laten ontspannen en genieten
een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld i Vat de kenmerken van het verhaal samen in de tabel.
Deze samenvattende tabel wordt gemaakt met de oplossingen van oefening 3a tot en met h. Het is belangrijk dat de leerlingen hun antwoorden met elkaar vergelijken en daarna overleggen wat het correcte antwoord is. Een verhaal kan in de eerste, tweede of derde persoon geschreven zijn. In dit verhaal is de derde persoon gebruikt.
De kenmerken van het verhaal
Lengte
kort / lang
Inhoud bestaat vooral uit
een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens Het is een verzonnen verhaal gebaseerd op waargebeurde feiten.
Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel
in het hele verhaal
eerste / tweede / derde 1
maakt de lezer nieuwsgierig
2
mag niet te veel info geven
3 Doel van de tekst
4
moet geen volledige zin zijn De lezer laten ontspannen en genieten.
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis uit een verhaal beantwoorden. Ik kon extra kenmerken van een verhaal onderzoeken. Ik werkte goed samen met mijn partners om tot een compromis komen.
Thema 3 - les 4
344
111
L6 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 344
11/01/19 13:18
Wie?
Michiel
Michiel
Michiel
Michiel
Michiel
de Engelse piloot
de vader van Michiel
Michiel en de Engelse piloot
Gebeurtenis
Het vliegtuig stort neer.
Michiel vindt de Engelse piloot.
TAL6_HDL_A_T3.indd 345
Een dorpeling wordt neergeschoten.
We maken kennis met de oom uit het verzet.
De zus van Michiel vindt de piloot.
De Engelse piloot vertelt hoe hij een Duitse soldaat doodde.
Iemand (vader) wordt geëxecuteerd.
Michiel en de Engelse piloot worden achtervolgd.
in het bos, bij de schuilkelder
in hun huis
in zijn dorp
in het bos, in een schuilkelder
in de velden buiten het dorp waar Michiel woont
Waar?
Ze vluchten.
Hij wordt geëxecuteerd. in het bos
op het dorpsplein
Hij doodde een in het bos waar Duitse soldaat. het vliegtuig is neergestort
Hij ziet zijn zus bij de Engelse piloot.
Hij ontdekt dat zijn oom bij het verzet zit.
Hij ziet een dorpeling die neergeschoten wordt.
Hij vindt de Engelse piloot.
Een brandend vliegtuig stort neer.
Wat?
overdag, tijdens de winter van 1944–45
overdag, tijdens de winter van 1944–45
de nacht waarin zijn vliegtuig neerstortte
overdag, tijdens de winter van 1944–45
’s avonds, tijdens de winter van 1944–45
overdag, tijdens de winter van 1944–45
op een winterse dag tijdens de oorlog
‘s nachts, tijdens de winter van 1944–45
Wanneer?
De zus vertrekt wanneer Michiel aankomt.
Michiel luistervinkt terwijl zijn vader met zijn oom praat.
De man vluchtte uit een huis en werd in de rug geschoten door Duitse soldaten.
De Engelse piloot richt een pistool op hem.
angstaanjagend
Hoe?
De Duitse soldaten willen de Engelse piloot gevangennemen.
Dat wordt in de trailer niet verteld.
met paard en kar, achtervolgd door Duitse soldaten op motoren
met een geweerschot
“Het was hij of ik”, zegt Dat wordt in de trailer de Engelse piloot. niet verteld.
Michiel komt naar de Engelse piloot.
Michiel wil weten waarom zijn vader en oom ruziemaken.
Michiel kwam te paard aan in zijn dorp.
Michiel wachtte op iemand anders.
Het is vermoedelijk neergeschoten door Duitse soldaten.
Waarom?
Correctiesleutel bij oefening 1
L6 - Thema 3 - les 4 - kopieerblad 1
345
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 5
Woorden net als kopen, bureau, journalist en militair Domein: spelling Onderwerpen: > vrije klinker o als eau geschreven > vrije klinker oe als ou geschreven > vrije klinker ai > vrije klinker o enkel geschreven Lesduur: 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kennen de regel voor het verenkelen. Die regel oefenen ze in deze les verder in. Ze kennen de onthoudstrategie en zetten die in bij het schrijven van de vrije klinker o als eau (net als bureau), oe als au (net als journalist) of ai (net als militair).
Digitaal > bordboek > zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Lesdoelen Hoofddoelen van de les > Woorden met een vrije klinker o enkel geschreven correct schrijven. > Woorden met een vrije klinker o als eau geschreven correct schrijven. > Woorden met een vrije klinker oe als ou geschreven correct schrijven. > Woorden met een vrije klinker ai correct schrijven.
Folio > spellingschrift p. 27-30 > kopieerblad 1 > map curriculumdifferentiatie voor IAC Diversen > schrijflei
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Bewust sociale rollen opnemen die zowel het individueel als het groepsbelang ten goede komen in diverse situaties en contexten: hulp bieden/vragen, leiding geven/aanvaarden, zich present/ discreet opstellen
Voorbereiding > Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. > Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
CoĂśperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee
346
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 346
11/01/19 13:18
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen werken bij verschillende oefeningen samen. Ze zoeken woorden, vergelijken en corrigeren elkaars werk en doen een partnerdictee. Zo lezen ze in duo om de woorden correct te leren schrijven.
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. De leerlingen noteren het onderwerp en de persoonsvorm. Wijs erop dat ze het onderwerp nodig hebben om de pv correct te kunnen schrijven en dat alle werkwoorden in de verleden tijd staan. > mepten Die kinderen ... als gekken op dat tennisballetje. > Zette ... Fien haar boekentas in een plas water? > geschud Ze had het brik chocomelk niet ... . > kreunde De tennisspeelster ... bij elke mep op de bal. > antwoordden Mijn zussen ... vorige keer niet op de vraag of ze een tweeling zijn.
schrijflei
Projecteer de correctiesleutel en laat het dictee nakijken. 2 Aan het spellinggeweten werken Bespreek waarom het belangrijk is foutloos te schrijven (bv. uit respect voor je lezer of in het belang van goede communicatie) en sta stil bij hoe je dat doet (bv. door goed te luisteren, door te controleren wat je schrijft, door hulp te vragen of iets op te zoeken als je twijfelt). 3 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de toptekst. Laat de leerlingen de woorden noemen, projecteer ze en bespreek ze naar betekenis. Laat de woorden uitspreken of spreek ze zelf uit en beklemtoon daarbij: > de o-klank in cadeautje, cadeau, niveau, overhaast, oververmoeid en wanhopig; > de oe-klank in enthousiast en route; > de ai-klank in populair. Vraag de leerlingen de woorden in vier categorieën te verdelen. Laat de woorden in vier kolommen slepen en vul de ‘ik hoor ... maar ik schrijf ...’ aan bij elke kolom. Laat de leerlingen nog andere woorden zoeken die op dezelfde manier worden geschreven en vul de net als-woorden aan in functie van de analogiestrategie. 4 Directe instructie Bespreek de vier inhouden waarop deze les focust. Vul tijdens de bespreking de net als-woorden verder aan op het bord. Woorden net als kopen Bekijk de eerste kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 42 en wijs op de regel- en net als-strategie:
spellingschrift p. 27 Noteer de woorden uit de toptekst op het bord: het cadeautje, enthousiast, cadeau, populair, niveau, overhaast, route, oververmoeid en wanhopig. Zet de vier kolommen op het bord: > Ik hoor oo, maar ik schrijf o net als in kopen. > Ik hoor oo, maar ik schrijf eau net als in bureau. > Ik hoor oe, maar ik schrijf ou net als in journalist. > Ik hoor ai net als in militair.
spellingschrift p. 127 L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 347
347
11/01/19 13:18
Op het einde van de klankgroep hoor je een lange klank. Je schrijft 1 klinker en 1 medeklinker. Je schrijft die woorden net als kopen. Woorden net als bureau Bekijk de tweede kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 27 en wijs op de onthoud- en net als-strategie: Je hoort o, maar schrijft eau. Woorden met o als eau schrijf je net als bureau. Woorden net als journalist Bekijk de derde kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Bespreek spellingweter 28 en wijs op de onthoud- en net als-strategie: Je hoort oe, maar schrijft ou. Woorden met oe als ou schrijf je net als journalist. Woorden net als militair Bekijk de vierde kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 29 en wijs op de onthoud- en net als-strategie: Je moet woorden met ai goed onthouden. Woorden met ai schrijf je net als militair.
spellingschrift p. 122
spellingschrift p. 122
spellingschrift p. 122
5 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen bekijken de toptekst. Ze zeggen om de beurt een woord en verwoorden of het een woord als kopen, als bureau, als journalist of als militair is. Daarbij dekken ze oefening 1 af. 6 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van een visueel dictee Laat oefening 1 oplossen.
spellingschrift p. 27
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken op het einde van de oefening nog andere voorbeeldwoorden bij elke moeilijkheid en noteren die op een kladpapier. Voorbeelden van veelgebruikte woorden zijn: – net als kopen: overdracht, chocolade, zowat ... – net als bureau: plateau ... – net als journalist: souvenir, limousine ... – net als militair: mayonaise, parlementair ... > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en de aanpak en modelen om de beurt. > staan stil bij andere moeilijkheden in een woord (ie als i, k als c ...). > schatten in of ze het schema (en dus de regel voor) verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven moeten inzetten of dat ze kunnen terugvallen op de onthoudstrategie voor woorden met eau, ou of ai. > krijgen begeleiding rond hoe je een woord nakijkt.
348
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 348
11/01/19 13:18
Verlengde instructie >> Verwoord hoe je het spellingprobleem aanpakt. >> Bekijk het woord en dek het af. >> Schrijf het woord op (zonder lidwoord). >> Controleer aan de hand van het voorbeeldwoord of het gekleurde stukje juist geschreven is. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op woorden met ig(e) en (e)lijk(e).
zorg- en zelfevaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Inoefening (25 minuten) 7 De leerstof kort herhalen Houd een wedstrijd in duo’s aan de hand van de schrijflei. >> Noteer een woord net als ... –– kopen (overhaast, wanhopig, oververmoeid ...) –– bureau (niveau, cadeau, plateau ...) –– journalist (douche, journaal, route ...) –– militair (populair, mayonaise, documentaire ...) Daarbij noteren ze om het snelst een woord dat dezelfde spellingmoeilijkheid heeft. Bespreek fouten en laat eventueel verbeteren door klasgenoten. 8 Schriftelijk oefenen Laat oefening 2 tot en met 5 oplossen.
schrijflei
spellingschrift p. 28-29
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. >> werken per twee voor een extra oefening. Ze zoeken naar woorden net als kopen, bureau, journalist, militair en maken er zinnen mee. Ze noteren die op een kladblad. Instructiegevoelige leerlingen >> overlopen eerst met de leraar de oefeningen. >> maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. >> lossen de rest van de oefeningen zelfstandig op. >> schatten in of ze het schema (en dus de regel voor) verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven moeten inzetten of dat ze kunnen terugvallen op de onthoudstrategie voor woorden met eau, ou of ai.
spellingschrift p. 127
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 349
349
11/01/19 13:18
Oefening 2: >> Laat de klank aan de juiste lettergroep koppelen en noteren. >> Dek af en laat om de beurt modelen hoe ze het woord correct schrijven. Oefening 3: >> Laat om de beurt een woord in klankgroepen verdelen en vraag of ze een lange klinker (zoals apen kopen dure kleren) horen op het einde van de klankgroep. Als dat zo is, kleuren ze die klinker. Als dat niet zo is, schrappen ze het woord. >> Maak waar nodig gebruik van het schema voor verenkelen, verdubbelen of gewoon schrijven. >> Laat hen daarna zelfstandig afdekken, schrijven en controleren. Oefening 4: >> Laat om de beurt een woord aanvullen. >> Bespreek telkens de passende strategie. >> Laat bij de woorden met een lange klank op het einde het schema inzetten. Oefening 5: >> Laat om de beurt de tekst aanvullen. >> Benadruk de regelstrategie bij de verenkeling (schema) en de onthoudstrategie bij de woorden met eau, ou en ai. >> Vestig ook de aandacht op de afleiders: droom en moedige. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op woorden met ig(e) en (e)lijk(e).
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Signaal en integratie (25 minuten) 9 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 6. Leerling 1 1 Een plateau is een soort van hoogvlakte. 2 In ben helaas niet uitgenodigd op haar feestje. 3 Ik zag een interessante documentaire over de oorlog. 4 Volgend jaar ga ik naar een secundaire school. 5 Ik kijk dagelijks naar het journaal. 6 Overhaast kocht hij een cadeautje. 7 Is het logisch dat je die route neemt?
350
spellingschrift p. 30 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje.
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 350
11/01/19 13:18
Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden
plateau, uitgenodigd, documentaire, secundaire, journaal
Woorden in zin
overhaast, cadeautje, logisch, route
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer
Leestekens: een punt aan het einde van zin 6, een vraagteken aan het einde van zin 7. Hoofdletters: Overhaast, Is 9
1 (met telkens 0,5 punt als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)
TIP! De puntenverdeling is facultatief.
Leerling 2 1 Omdat ik altijd te laat kom, kreeg ik een horloge voor mijn verjaardag. 2 Ik las in de krant dat het niveau van het onderwijs daalt. 3 Ze is zo populair dat ze dagelijks wel vijftig sms’jes krijgt. 4 Hij was niet echt enthousiast toen hij de reisbestemming ontdekte. 5 Ik vind het gek dat de toren van Pisa al die jaren overeind is blijven staan. 6 Wanhopig zocht hij een gepast cadeau. 7 Hield de douane die militair tegen? Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden
horloge, niveau, populair, enthousiast, overeind
Woorden in zin
wanhopig, cadeau, douane, militair
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Transfer
Leestekens: een punt aan het einde van zin 6, een vraagteken aan het einde van zin 7. Hoofdletters: Wanhopig, Hield 9
1 (met telkens 0,5 punt als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen. 10 Integratieoefening Laat oefening 7 oplossen.
TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
spellingschrift p. 30
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 351
351
11/01/19 13:18
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening zelfstandig op. >> vergelijken en bespreken de oplossingen in duo. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening als partnerwerk op. >> bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben (compenserende maatregel). Integratieoefening >> werken in miniklas onder begeleiding. >> bekijken de tekeningen en verzinnen passende zinnen. Verlengde instructie >> Wijs op de tekstsoort (dagboekfragment). >> Bespreek de betekenis en de spellingmoeilijkheid van de woorden. >> Laat eventueel modelen hoe ze het woord aanpakken en noteer. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) Partnerdictee >> krijgen een eigen dictee dat de inhoud(en) van hun les behandelt. Integratieoefening >> krijgen een aparte integratieoefening die alleen inhouden uit leerjaar 4 behandelt.
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Na de les Duid in het portfolio aan of de leerling het lesdoel al dan niet bereikt heeft. Baseer je daarvoor op twee zaken: >> Op de kolom ‘Ik twijfel’: die geeft aan hoe zeker een leerling zich voelt. Een leerling die aangeeft dat hij twijfelt, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. >> Op het aantal fouten dat de leerling maakte tegen de spellingmoeilijkheid. Een leerling die twee fouten of meer maakte, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. Zet de resultaten in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be om in het differentiatieblok herhalings- en integratieoefeningen op maat te krijgen.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingles worden de hoofdletters ingeoefend. Verzamel woorden met hoofdletters. Die woorden kan je in de volgende les rubriceren.
352
L6 - Thema 3 - les 5 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 352
11/01/19 13:18
les 5
Woorden net als kopen, bureau, journalist en militair “Hier, een cadeautje!”, riep ik enthousiast tijdens het sneeuwballengevecht. Helaas werd mijn cadeau ontvangen door een jongen die niet zo populair was. Het was een worp op hoog niveau die zijn oor vol raakte. “En ik heb een cadeau voor jou!”, riep hij en hij stormde op me af. Overhaast rende ik de route naar huis af. Ik zag dat hij me op de hielen zat. Oververmoeid moest ik stoppen. Toen ik omkeek, was er niemand meer te zien. Al die tijd was ik wanhopig op de vlucht voor ... mijn schaduw!
1
Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie).
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. woorden net als kopen
spellingweter 42
overhaast
Dat meisje rent
oververmoeid
Als ze thuiskomt na een lange werkdag, is ze
wanhopig
naar huis en struikelt bijna.
overhaast
.
oververmoeid
blijft ze staan, uit pure angst.
Wanhopig
woorden net als bureau
spellingweter 27
het bureau
Ik zit meestal aan mijn
om mijn huiswerk te maken.
het cadeautje
Die sneeuwbal was natuurlijk geen echt
het niveau
In het sneeuwballengevecht haal ik een hoog
bureau
.
cadeautje
woorden net als journalist
.
niveau
spellingweter 28
de journalist
De
enthousiast
Een beetje te
de route
Hij zocht de juiste
interviewde het slachtoffer van de brand.
journalist
enthousiast
mikte ik de bal in zijn richting. op met zijn gsm.
route
woorden net als militair
spellingweter 29
de militair
Hij is
populair
Hij is dan misschien niet
de documentaire
Er is een
militair
documentaire
en werkt bij het Belgische leger. populair
, sterk is hij wel!
op tv over de onderwaterwereld.
Thema 3 - les 5
27
L6 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 353
353
11/01/19 13:18
2
Welke letters ontbreken? Schrijf het woord in de juiste kolom. het bur – de milit r – het s venir – de lim sine – de document parlement r – de mayon se – de j rnalist – het niv – het plat
eau
ai een Belgische de mooie het
3
militair
documentaire
parlementair
mayonaise
re – het cad – de d che
besluit
een slordig
bureau
een
een hoog
niveau
een enorme
een
bij de frieten
ou
plateau
vol glazen
een verjaardagscadeau
souvenir
uit Kos
limousine
de bedreigde
journalist
een koude
douche
a Kleur: de verenkeling. b Bedek de woorden waarin je kleurde en schrijf ze op.
volkomen
de netten zodanig odanig
logisch ogisch
de remmen de biggen
ocent het procent
uitgenodigd odigd
rondkomen
oge het horloge het verdriet het motief otief
overd getoverd
de roman oman
de elektronen
de nota ota
bevrijd
wanhopig opig
De woorden volkomen, horloge en rondkomen hebben telkens twee o’s. De eerste o is steeds een korte klank. De tweede o is de lange verenkelde o. Vestig daar de aandacht op.
de echtgenote ote de problematiek oblematiek de eigenaar de overdracht
Ik twijfel.
Fout? Verbeter.
horloge
28
354
Ik twijfel.
Fout? Verbeter
getoverd
volkomen
motief
zodanig
uitgenodigd
logisch
elektronen
procent
roman
rondkomen
echtgenote
nota
problematiek
wanhopig
overdracht
Thema 3 - les 5
L6 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 354
11/01/19 13:18
4
a Vul de woorden aan met o, ai, eau of ou. b Schrijf elk woord op de juiste plaats in de zinnen. o
vereind – meubil ai r – j ou rnaal – sanit ai r – plat eau – secund ai re –
d ou ane – d ou che –
r ou tine – famili ai r – s ou venir –
1 Van de huizen stond haast niets meer (o) (m)
meubilair
(d)
douche
de grensovergangen heel streng.
5 Ik doe vaak dezelfde dingen. Ik houd wel van (r)
7 Ze is als een zus voor me. Ik ga erg (f )
scholen sloten.
secundaire
douane
overigens
is moeilijk: je wordt snel gezien.
plateau
vertelde dat alle (s)
4 In oorlogstijd bewaakt de (d)
.
routine
keihard! Ze hadden geen medelijden met verraders. met haar om.
familiair
8 Als ze terugkomt van een fijne reis, brengt ze altijd een (s)
5
, zoals de
sanitair
en het bad, werden verwoest.
journaal
6 Soldaten waren (o)
: de muren, het
overeind
, de deuren en het (s)
2 Oorlog voeren op een hoogvlakte of (p) 3 Het (j)
verigens
o
mee.
souvenir
Vul het artikel aan met woorden met ai, o, oo, oe, ou of eau. Kies uit: de milit
r –m
dige – de echtgen te – de document re – wanh pig – de r het bur – de dr m – de j rnalist – de d ane
VROUW VOLGT HAAR SOLDAAT
Moedige
droom
Na hun huwelijk werd de
militair
De man werd als
vechten aan het front. Zijn verwerken. Ze was zo op zijn
route
een nachtmerrie. opgeroepen om mee te
echtgenote wanhopig . Aan de
tegengehouden. De douanier belde naar het Een
te –
journalist
maakte er een
kon dat nieuws niet dat ze haar man besloot te volgen
douane bureau documentaire
werd ze en gaf haar aan. over.
Thema 3 - les 5
29
L6 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 355
355
11/01/19 13:18
6
Luister goed. Schrijf op wat je hoort.
Ik twijfel.
1 2 3 4 5 6 7 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.
7
a Lees het artikel uit oefening 5 opnieuw. b Bekijk de prenten. Stel je voor dat je de soldaat of zijn vrouw bent. Schrijf een dagboekfragment over de gebeurtenissen. Gebruik zo veel mogelijk van deze woorden: de milit de dr
Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.
r – m dige – de echtgen te– h pvolle – wanh pig – de r te – het bur – m – de j rnalist – de d ane – het cad tje – het bur – de documenta re
Tip: gebruik de eerste persoon enkelvoud.
30
356
Thema 3 - les 5
L6 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 356
11/01/19 13:18
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
woorden
zinnen
Leerling 2 1 Een plateau is een soort van hoogvlakte. 2 In ben helaas niet uitgenodigd op haar feestje. 3 Ik zag een interessante documentaire over de oorlog. 4 Volgend jaar ga ik naar een secundaire school. 5 Ik kijk dagelijks naar het journaal.
6 Overhaast kocht hij een cadeautje. 7 Is het logisch dat je die route neemt?
Leerling 1
woorden
zinnen
woorden
1 Omdat ik altijd te laat kom, kreeg ik een horloge voor mijn verjaardag. 2 Ik las in de krant dat het niveau van het onderwijs daalt. 3 Ze is zo populair dat ze dagelijks wel vijftig sms’jes krijgt. 4 Hij was niet echt enthousiast toen hij de reisbestemming ontdekte. 5 Ik vind het gek dat de toren van Pisa al die jaren overeind is blijven staan.
zinnen
6 Wanhopig zocht hij een gepast cadeau. 7 Hield de douane die militair tegen?
Leerling 2 1 Een plateau is een soort van hoogvlakte. 2 In ben helaas niet uitgenodigd op haar feestje. 3 Ik zag een interessante documentaire over de oorlog. 4 Volgend jaar ga ik naar een secundaire school. 5 Ik kijk dagelijks naar het journaal.
6 Overhaast kocht hij een cadeautje. 7 Is het logisch dat je die route neemt?
woorden
1 Omdat ik altijd te laat kom, kreeg ik een horloge voor mijn verjaardag. 2 Ik las in de krant dat het niveau van het onderwijs daalt. 3 Ze is zo populair dat ze dagelijks wel vijftig sms’jes krijgt. 4 Hij was niet echt enthousiast toen hij de reisbestemming ontdekte. 5 Ik vind het gek dat de toren van Pisa al die jaren overeind is blijven staan.
zinnen
6 Wanhopig zocht hij een gepast cadeau. 7 Hield de douane die militair tegen?
L6 - Thema 3 - les 5 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 357
357
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 6
Wat hebben afleidingen en samenstellingen met elkaar gemeen? Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken samenstellingen en afleidingen herkennen en vormen 50 minuten
Samenhang
Materialen
In het vierde leerjaar dachten de leerlingen een eerste keer na over afleidingen, grondwoorden en voor- en achtervoegsels. In het vijfde leerjaar leerden en oefenden ze de termen. Die termen worden in deze les herhaald en verder uitgediept.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen
Diversen > post-its > kladpapier > facultatief: tablets of computers
Hoofddoel van de les Reflecteren op de structuur van afleidingen: het grondwoord, het voor- en achtervoegsel.
Folio > taalschrift p. 112-116
Ander doel Termen gebruiken: samenstelling, afleiding, grondwoord, voorvoegsel, achtervoegsel. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Zelfbeheersing ontwikkelen.
Coรถperatieve werkvorm in deze les > interview
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen spelen in oefening 4 en 7 een spel. Dat schept mogelijkheden om hun zelfbeheersing te ontwikkelen als ze bijvoorbeeld het spel dreigen te verliezen.
358
L6 - Thema 3 - les 6 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 358
11/01/19 13:18
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Voorkennis bepalen Ik wil testen of jullie nog weten wat samenstellingen en afleidingen zijn. Je krijgt twee minuten om oefening 1a en 1b te maken. Verbeter de oefening klassikaal. Volg het schema in oefening 1c. Zo weet je wat de volgende stap in de les is. 2 Op het lesdoel focussen Je vormt samenstellingen en afleidingen. Je noteert grondwoorden en je rubriceert voor- en achtervoegsels. Je gebruikt de juiste afleiding in een zin.
taalschrift p. 112 taalschrift p. 112 TIP! Het schema helpt om te bepalen wie de instructieonafhankelijke leerlingen zijn.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Op afleidingen en samenstellingen oefenen Projecteer en bespreek de taalweter ‘Wat zijn grondwoorden, samenstellingen en afleidingen?’ bij oefening 2. Bespreek ook het infokader over de tussenletters bij samenstellingen en afleidingen. De leerlingen maken oefening 3. Bespreek klassikaal. De leerlingen maken oefening 4 per twee. Bespreek klassikaal. De leerlingen maken oefening 6 en 7. Verbeter oefening 6 klassikaal.
taalschrift p. 113-116
kladpapier TIP! Speel nog eens ‘Vier op een Rij’ als er tijd over is of op een ander moment. Het spelbord van de helft van de klas kan nog gebruikt worden.
Controleren en reflecteren 4 Over de doelen reflecteren Coöperatieve werkvorm: interview Vorm duo’s. >> Leg aan je buur uit: wat is een samenstelling? Geef een voorbeeld. Geef de grondwoorden. >> Leg aan je buur uit: wat is een afleiding? Geef een voorbeeld. Geef het grondwoord, het achtervoegsel en/of het voorvoegsel. Deel post-its uit. Geef elke leerling de volgende opdracht: >> Schrijf je naam op de post-it. Schrijf daaronder het grondwoord ‘zon’. >> Schrijf daaronder eerst een samenstelling met het grondwoord. >> Schrijf daaronder een afleiding met het grondwoord. Haal de post-its op. Ze geven je een eerste evaluatie van wie samenstellingen en afleidingen kan vormen. Deel de post-its willekeurig uit. De leerlingen kijken de afleiding en samenstelling op de post-it na. Bespreek eventuele problemen.
TIP! Laat de minder sterke leerling uitleggen wat een samenstelling is. De sterkere leerlingen leggen uit wat afleidingen zijn. post-its
L6 - Thema 3 - les 6 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 359
359
11/01/19 13:18
5 >> >> >>
Over de samenwerking reflecteren Hoe verliepen het spel rond de samenstellingen, Vier op een Rij en Boggle? Werd er eerlijk gespeeld? Waarom (niet)? Waren er leerlingen die niet tegen hun verlies konden? Hoe kwam dat?
6 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
Viersporenbeleid/redicodis
taalschrift p. 116 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Instructieonafhankelijke leerlingen >> lezen de taalweter zelfstandig. >> werken zelfstandig aan oefening 2 tot en met 6. Instructiegevoelige leerlingen >> volgen mee de bespreking van de taalweter. >> werken zelfstandig aan oefening 2 tot en met 6. Instructieafhankelijke leerlingen >> maken de oefeningen in de miniklas. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen op dezelfde leerstof.
zorg- en zelfevaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
360
L6 - Thema 3 - les 6 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 360
11/01/19 13:18
les 6
Wat hebben afleidingen en samenstellingen met elkaar gemeen? Ik kan samenstellingen en afleidingen herkennen en vormen. Ik kan afleidingen vormen door een voor- en/of achtervoegsel aan het grondwoord toe te voegen.
1
Fris je geheugen op. a Lees de woorden. Schrijf in de tweede kolom of het samenstellingen (S) of afleidingen (A) zijn. b Schrijf in de derde kolom de grondwoorden die je in de woorden vindt. Woord
S of A?
Grondwoord(en)
Oorlogswinter
S
oorlog + winter
schuldig
A
schuld
dagboek
S
dag + boek
smakelijk
A
smaak
c Volg het schema.
Ik heb alles juist. Ja!
Nee! Helaas.
Proficiat!
Dat is niet erg!
Bestudeer de taalweter bij oefening 2. Die legt alles nog eens uit.
Nu is iedereen klaar om de oefeningen te maken!
112
Thema 3 - les 6
L6 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 361
361
11/01/19 13:18
2
Lees de taalweter.
Wat zijn grondwoorden, samenstellingen en afleidingen? We bedenken niet voor elk nieuw ding een nieuw woord. In plaats daarvan voegen we bestaande woorden samen (bv. muis + mat = muismat) of voegen we voor- en achtervoegsels toe (bv. bruikbaar, waterachtig). Nu je dat weet, kan het je helpen om de betekenis van bepaalde woorden te achterhalen of om ze correct te schrijven.
Wat is een grondwoord? Een grondwoord is de allerkortste vorm van een woord. Je kunt een grondwoord dus niet meer in afzonderlijke woorden splitsen. Bv.
bus, tand, werk, tapijt, douche ...
Wat is een samenstelling? Als je grondwoorden samenvoegt, krijg je een samenstelling. Bv.
brood + mager sport + artikelen + fabrikant
broodmager sportartikelenfabrikant
Er zijn verschillende soorten samenstellingen: > > > > >
met meerdere zelfstandige naamwoorden (bv. televisieaansluiting, netwerkkabel ...) met een bijvoeglijk naamwoord (bv. goedemorgen, rodekool ...) met anderstalige delen (bv. harddisk, webcam, webmaster ...) met een afkorting (bv. tv-programma, cd-speler, USB-stick ...) met als eerste deel de stam van een werkwoord (bv. springplank, looprek ...)
Wat is een afleiding? Een afleiding ontstaat als je aan een woord een voorvoegsel en/of een achtervoegsel toevoegt. Bv.
on + eer aap + in ver + werk + ing
oneer apin verwerking
Let op! Voorvoegsels en achtervoegsels krijgen pas hun betekenis wanneer je ze combineert met een grondwoord.
Om een samenstelling te vormen, moet je soms een letter extra, een tussenletter, toevoegen. Bv. oorlog + wapen = oorlogswapen Ook bij afleidingen moet je met tussenletters rekening houden. Bv. hart + loos = harteloos Bij afleidingen kunnen ook letters wegvallen: Bv. einde + ig = eindig
Thema 3 - les 6
362
113
L6 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 362
11/01/19 13:18
3
Bij de samenstellingen veerkracht, duikboot en werkkamp kun je zowel 1 als 5 schrijven. Je hebt immers: de veer en ik veer, de duik en ik duik, het werk en ik werk.
Onderzoek de samenstellingen. a Splits ze en noteer de twee grondwoorden. b Noteer het juiste cijfer: 1 2 3 4 5
voor samenstellingen met twee zelfstandige naamwoorden voor samenstellingen met een bijvoeglijk naamwoord voor samenstellingen met anderstalige delen voor samenstellingen met een afkorting voor samenstellingen met als eerste deel de stam van een werkwoord Samenstelling
Grondwoord 1
Grondwoord 2
Cijfer
donkergrijs
donker
grijs
2
veerkracht
veer
kracht
1, 5
duikboot
duik
boot
1, 5
onlinekrant
online
krant
3
werkkamp
werk
kamp
1, 5
oorlog
wapen
1
dvd
hoes
1, 3, 4
spring
plank
5
oorlogswapen dvd-hoes springplank
114
Thema 3 - les 6
L6 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 363
363
11/01/19 13:18
4
De woorden die je kunt vormen, zijn: oorlogswapen, oorlogswonde, oorlogsslachtoffer, oorlogsjaar, wereldoorlog, oorlogskrant, oorlogsschip, krantenartikel, duikboot, werkkamp, concentratiekamp, jodenkamp, zeeslag, veewagen, magazijnman, valschermspringer, vliegveld, machinegeweer, scherpschutter, zwaargewonden, zwaargewicht.
Speel vier op een rij. Volg het stappenplan. STAP 1: Eén leerling neemt een rode stift, de andere een gele. STAP 2: Draai één stift rond. De leerling naar wie de punt wijst, begint. STAP 3:
Gebruik het taalschrift van die leerling als spelbord.
STAP 4: Zoek één samenstelling. Kleur de grondwoorden die je gebruikt met jouw stift. Bv. Je kiest ‘oorlogswapen’: je kleurt de woorden ‘oorlog’ en ‘wapen’ in jouw kleur. STAP 5:
Daarna is de volgende leerling aan de beurt.
STAP 6: Wie als eerste vier grondwoorden op een rij in zijn of haar kleur heeft, wint. Let op: de woorden moeten bestaan. Als je twijfelt over een woord, zoek het dan op in een woordenboek of op het internet.
oorlog
geweer
zee
oorlog
machine
concentratie
wereld
vee
man
oorlog
springer
kamp
oorlog
kamp
schutter
wapen
boot
veld
jaar
artikel
valscherm
wagen
schip
joden
vlieg
slag
oorlog
gewicht
werk
oorlog
krant
gewonden
slachtoffer
zwaar
magazijn
oorlog
kamp
scherp
wonde
duik
Thema 3 - les 6
364
115
L6 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 364
11/01/19 13:18
5
Speel het spel een tweede keer. Gebruik nu het taalschrift van de andere leerling.
6
Lees de omschrijving en schrijf op welke afleiding we zoeken. 1 zonder dak boven je hoofd 2 opnieuw bouwen 3 zonder hoop 4 vrouwelijke leider 5 van BelgiĂŤ 6 wat je krijgt voor een operatie om de pijn niet te voelen
dakloos heropbouwen/verbouwen hopeloos leidster Belgisch verdoving
7
Speel Boggle. Om de beurt kiest een leerling een grondwoord. De andere leerlingen noteren binnen de minuut zoveel mogelijk samenstellingen met dat grondwoord. Tips: gebruik kladpapier. Je (online)woordenboek is de scheidsrechter.
8
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de grondwoorden in een samenstelling vinden. Ik kon het grondwoord in een afleiding vinden. Ik kon samenstellingen met bepaalde grondwoorden maken. Ik kon afleidingen met een bepaald grondwoord maken door een voor- en/of achtervoegsel toe te voegen. Ik wist wat voor- en achtervoegsels zijn. Ik kon een spel op een sportieve manier spelen.
116
Thema 3 - les 6
L6 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 365
365
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 7
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Diversen > een boek naar keuze
Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is?
366
L6 - Thema 3 - les 7 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 366
11/01/19 13:18
Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Lees je in een fictieboek? Kies dan een fragment dat je grappig/spannend/ verrassend ... vond. Lees het stukje voor aan een klasgenoot en leg uit. >> Lees je in een non-fictieboek? Kies dan een foto of prent die je erg aanspreekt. Vertel waarom dat zo is.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.
Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Schrijf dan een nieuwe, korte achterflaptekst. >> Las je in een non-fictieboek? Maak reclame voor het boek. Waarom zouden anderen het moeten lezen? Wat kunnen ze ervan leren? Maak de anderen warm voor het boek door er iets uit te vertellen of iets voor te lezen wat jij heel bijzonder vond.
TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
L6 - Thema 3 - les 7 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 367
367
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 8
Strips en dagboeken Domeinen: lezen, schrijven, luisteren Onderwerpen: vragen bij een fragment uit een dagboek beantwoorden, kenmerken van dagboeken en strips onderzoeken en het verschil tussen fictie en non-fictie benoemen Lesduur: 75 minuten
Samenhang
Materialen
Tijdens de taalvaardigheidslessen van dit thema onderzoeken de leerlingen de kenmerken van verschillende soorten verslagen: krantenartikels (les 3), fictie (les 4) en strips en dagboeken (les 8). In elke les onderzoeken de leerlingen die verslagen aan de hand van dezelfde topics: lengte, inhoud, persoon, plaats van de belangrijkste informatie, kenmerken van de titel en doel van de tekst. In les 9 schrijven de leerlingen een verslag in de vorm van een artikel, verhaal, strip of dagboekfragment. Daarin passen ze de kenmerken toe.
Digitaal > bordboek > dvd Folio > taalschrift p. 117-126 > bronnenbladen 1-4 Diversen > woordenboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofdgedachte, relaties (deel-geheel, oorzaak-gevolg, middel-doel), chronologie ontdekken, persoonlijke gevoelens en mening weergeven over handelswijze hoofdpersoon, verklaren waarom de tekst niet waarheidsgetrouw is. Andere doelen > Schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden (informatie vergelijken, informatie samenvatten). > Bereid zijn hun waardering uit te spreken over geschreven teksten. Reflecteren op tekstsoorten: fictie en non-fictie onderscheiden. Aangeven dat verschillende tekstsoorten verschillende functies hebben. Strategie Volgende leesstrategie zelfstandig of met behulp van een stappenplan hanteren: > Na het lezen: de tekst samenvatten (hoofdgedachte, belangrijke gebeurtenissen). Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Oplossingsgericht omgaan met conflictsituaties, in respect voor zichzelf en de ander(en).
368
L6 - Thema 3 - les 8 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 368
11/01/19 13:18
Voorbereiding Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenbladen 1-4 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Die heb je nodig tijdens lesfasen 1 en 2.
Woordenschat Tekstwoorden > barbaars > aanstellerig > geslepen > zijn hart luchten > berekenend > iemand tegen je in het harnas jagen
Coöperatieve werkvorm in deze les > interview > denken – delen – doen
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In deze les onderzoeken de leerlingen de kenmerken van dagboeken en strips. Om de samenvattende tabel op te stellen vergelijken de leerlingen hun antwoorden op de oefeningen met elkaar. Ze moeten tot een compromis komen. Als er discussie ontstaat, moeten de leerlingen samen een oplossing vinden waarbij ze opkomen voor zichzelf en respect voor zichzelf en voor de anderen opbrengen.
Brug naar andere leergebieden Wereldoriëntatie Dit thema focust op de Tweede Wereldoorlog. Het is zinvol om tijdens de lessen WO stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van die oorlog. Maak zo veel mogelijk gebruik van authentieke materialen zoals oorlogskranten en dagboeken. Onderzoek daarnaast ook verhalen gebaseerd op waargebeurde feiten.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Met Anne Frank kennismaken Projecteer de foto van Anne Frank. > Wat kun je vertellen over Anne Frank? Toon het filmpje over Anne Frank. > Anne Frank schreef een verslag over de laatste jaren van haar leven. Ze deed dat niet in de vorm van een krantenartikel of verhaal. Welke vorm gebruikte ze dan wel? (een dagboek)
bronnenblad 1 dvd
L6 - Thema 3 - les 8 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 369
369
11/01/19 13:18
Bespreek de taalweter ‘Waarom houden sommige mensen een dagboek bij?’ en de uitleg over het dagboek van Anne Frank (oefening 1a en 1b). Sta stil bij de redenen om een dagboek bij te houden. Vul samen met de leerlingen oefening 1c in.
taalschrift p. 117
Projecteer de afbeelding van Annes dagboek en die van de cover. Je ziet een afbeelding van het originele dagboek van Anne Frank en haar dagboek uitgegeven in boekvorm. Otto Frank, de vader van Anne en enige overlevende van de familie, zorgde na de oorlog dat het dagboek werd uitgebracht. De eerste versie verscheen in 1947.
bronnenbladen 2-3
De leerlingen lossen oefening 1d op. Bespreek kort klassikaal. 2 Op het lesdoel focussen We bestuderen het dagboek van Anne Frank en onderzoeken de kenmerken van dagboeken. In 2018 verscheen dit dagboek, ter gelegenheid van het zeventigjarig jubileum van het boek, als striproman. Projecteer of toon de cover. Een striproman is de benaming voor stripverhalen die een verhaallijn zoals een roman hebben. Aan de hand van fragmenten onderzoek je de kenmerken van een striproman.
bronnenblad 4
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Kenmerken van een verhaal onderzoeken Coöperatief leren: denken – delen – doen In je taalschrift vind je enkele fragmenten uit het dagboek van Anne Frank en uit de striproman gebaseerd op het dagboek. Laat oefening 2 tot en met 3g zelfstandig oplossen. Wanneer de leerlingen klaar zijn, vergelijken ze hun antwoorden met een partner. Ze vullen samen de tabel van oefening 3h aan. Daarna werken de leerlingen weer individueel aan oefening 4 tot en met 5g. De tabel in oefening 5h vullen ze aan met hun partner.
taalschrift p. 118-121 leesstrategie 10: Ik vat de tekst samen. taalschrift p. 122-126
4 Oefening 2e bespreken Coöperatief leren: interview Vorm duo’s. De eerste leerling stelt de vraag die hij aan Anne Frank zou willen stellen aan de duopartner. Die kruipt in de huid van Anne Frank en beantwoordt de vraag. Daarna wisselen de leerlingen van rol.
Controleren en reflecteren 5 Over de doelen reflecteren Bespreek klassikaal. > Welke kenmerken heb je voor een dagboek gevonden? (vooral gevoelens; belangrijkste informatie: overal in de tekst; eerste persoon; titel: wekt nieuwsgierigheid op, is kort en laat de inhoud niet weten; doel tekst: ontspannen)
370
L6 - Thema 3 - les 8 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 370
11/01/19 13:18
>> Welke kenmerken heb je voor een strip gevonden? (vooral gevoelens; belangrijkste informatie: overal in de tekst; derde persoon; titel: wekt nieuwsgierigheid op, is kort en laat inhoud niet weten; doel tekst: ontspannen) 6 Over de samenwerking reflecteren >> Hoe verliep de samenwerking binnen je groep? >> Werden jullie het gemakkelijk eens over de antwoorden? 7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> maken oefening 2 tot en met 5 zelfstandig. >> sluiten voor het reflecteren over de doelen en de samenwerking terug aan bij de klasgroep.
taalschrift p. 126 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Instructiegevoelige leerlingen >> krijgen uitleg voor ze aan oefening 2 beginnen. >> maken oefening 2 tot en met 5 zelfstandig. >> worden begeleid bij het maken van oefening 3h en 5h. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken onder begeleiding van de leraar in de miniklas.
L6 - Thema 3 - les 8 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 371
371
11/01/19 13:18
les 8
Strips en dagboeken Ik kan de kenmerken van een dagboekfragment en van een strip(roman) onderzoeken. Ik kan het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.
1
a Lees de taalweter.
Waarom houden sommige mensen een dagboek bij? Zo staan ze elke keer even stil bij wie ze zijn: hun gevoelens, ideeën, dromen en gedachten. Een leuke manier om jezelf nog beter te leren kennen! Bovendien is het een leuke herinnering voor later.
b Lees de uitleg over het dagboek van Anne Frank.
Anne Frank hield van 12 juni 1942 tot 1 augustus 1944 een dagboek bij. In het begin richtte ze haar brieven aan haar denkbeeldige vriendin Kitty om haar hart te luchten. Maar in de lente van 1944 hoorde ze op de radio een oproep van de minister van Onderwijs: W “Na de oorlog zullen alle getuigenissen van het zijn hart luchten lijden onder de Duitse bezetting verzameld en zijn gevoelens uiten openbaar gemaakt worden zodat iedereen weet wat er gebeurd is.” Als voorbeeld noemde hij onder andere dagboeken. Vanaf toen besloot Anne Frank zoveel mogelijk te noteren in haar dagboek zodat ze na de oorlog een boek kon schrijven en publiceren.
c Wat waren voor Anne Frank de twee redenen om een dagboek bij te houden? Eerste reden: Ze schreef brieven voor zichzelf. Tweede reden: Ze wou na de oorlog haar getuigenis openbaar maken. d Bekijk de foto van Anne op de cover van haar dagboek. Omcirkel een van de eigenschappen die volgens jou bij Anne past en leg in een zin uit waarom je die eigenschap gekozen hebt. Kies uit: stil – nieuwsgierig – brutaal – bezorgd – intelligent – opvallend – eerlijk – onhandig – bescheiden – verstrooid Leg je keuze uit:
Thema 3 - les 8
372
117
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 372
11/01/19 13:18
2
a Lees het eerste dagboekfragment.
vrijdag, 9 oktober 1942
Lieve Kitty, Niets dan nare en neerdrukkende berichten heb ik vandaag te vertellen. Onze vele joodse kennissen worden bij groepjes opgepakt. De Gestapo gaat met deze mensen allerminst zacht om, ze worden gewoon in veewagens naar Westerbork, het grote jodenkamp in Drenthe, gebracht. Miep* heeft over iemand verteld die uit Westerbork gevlucht is. Westerbork moet vreselijk zijn. De mensen krijgen haast niets te eten, laat staan te drinken. Er is maar een uur per dag water en een wc en een wastafel voor een paar duizend mensen. Slapen doen ze allemaal door elkaar, mannen, vrouwen en die laatsten en de kinderen krijgen vaak de haren afgeschoren. Vluchten is haast onmogelijk. De mensen zijn gebrandmerkt door hun afgeschoren hoofden en velen ook door hun joodse uiterlijk. Als het in Holland al zo erg is, hoe zullen ze dan in de verre en barbaarse streken leven waar ze heengezonden worden? Wij nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing, misschien is dat wel de vlugste sterfmethode. W
barbaars onmenselijk
Je Anne
* Miep Gies en haar man waren vrienden van de familie Frank. Zij hielp hen onder te duiken en bracht hen alles wat ze nodig hadden. Uit: Het Achterhuis: Dagboekbrieven 12 juni 1942 – 1 augustus 1944, Anne Frank, Uitgeverij Prometheus
b Vat het fragment in maximaal twee zinnen samen. Anne vertelt over de joden die opgepakt en naar een concentratiekamp gebracht worden. De mensen worden daar misschien zelfs vermoord.
Klaarstaande veewagons in Westerbork, Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam. Bruikleen erven mevrouw Nijstad-de Wijze
118
Thema 3 - les 8
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 373
373
11/01/19 13:18
c Lees het tweede dagboekfragment.
zaterdag, 30 januari 1943 Lieve Kitty, Ik damp van woede en ik mag het niet tonen, ik zou willen stampvoeten, schreeuwen, moeder eens hard door elkaar schudden, huilen en weet ik wat nog meer om de nare woorden, de spottende blikken, de beschuldigingen die als pijlen uit een scherp gespannen boog mij elke dag opnieuw treffen en die zo moeilijk uit mijn lichaam te trekken zijn. Ik zou moeder, Margot, Van Daan, Dussel en ook vader toe willen schreeuwen: “Laat me met rust, laat me eindelijk een nacht slapen zonder dat mijn kussen nat van de tranen is, mijn ogen branden en mijn hoofd bonst. Laat me weg, weg van alles, liefst weg van de wereld!” W Iedereen vindt me aanstellerig als ik praat, aanstellerig belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik overdreven gedragen, antwoord geef, geslepen als ik een goed idee doen alsof heb, lui als ik moe ben, egoïstisch als ik een geslepen hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. slim en gemeen, sluw enz. De hele dag hoor ik niets anders dan dat berekenend ik een onuitstaanbaar wicht ben, en hoewel op eigen voordeel uit zijn ik erom lach en doe of ik me er niets van aantrek, kan het me wel wat schelen, zou ik het wicht God wel willen vragen me een andere natuur vervelend of dom meisje te geven, die alle mensen niet tegen me in iemand tegen je in het het harnas jaagt. harnas jagen
ndaag te es opgepakt. m, ze worden nkamp in
vlucht is. st niets te eten, r en een wc en en ze allemaal nderen krijgen ijk. De mensen elen ook door
e verre en n? Wij nemen o spreekt van de. W
barbaars onmenselijk
ie Frank. Zij nodig hadden.
Je Anne
iets doen waardoor iemand boos op je wordt
Uit: Het Achterhuis: Dagboekbrieven 12 juni 1942 – 1 augustus 1944, Anne Frank, Uitgeverij Prometheus
d Vat het fragment in maximaal twee zinnen samen. Anne voelt zich heel slecht omdat iedereen haar het gevoel geeft dat ze ontzettend vervelend doet.
e Anne Frank stierf door ziekte in een concentratiekamp tussen eind februari en begin maart 1945. Stel dat ze nog leefde en dat je haar kon interviewen. Welke vraag zou je haar stellen? Bv. Wat deed je de hele dag in het huis? / Wat deed je als je eigenlijk wou weglopen maar dat niet kon? / Waarom was het gevaarlijk wat Miep deed? / Waarom miste je school zo?
ods Historisch Museum, jze
Thema 3 - les 8
374
119
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 374
11/01/19 13:18
f Op 30 januari 1943 schrijft Anne: Ik damp van woede. Dat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik. Leid uit de tekst af wat Anne ermee bedoelt. Anne is heel kwaad. Wij zeggen dan: de stoom komt uit onze oren.
3
Onderzoek de verschillende kenmerken van het dagboek. a Hoeveel lijnen hebben de twee fragmenten samen? 47 Dat is lang / kort (schrap wat niet past). b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Verslag van feiten
Beschrijving van gevoelens
Fragment 1:
Fragment 1:
Joden worden opgepakt en
Fragment 2:
Fragment 2:
geen feiten
angst, afschuw, medelijden,
verdriet
naar concentratiekampen gebracht.
Anne voelt zich niet
aanvaard. Ze voelt zich boos, verdrietig, eenzaam, brutaal, aanstellerig, dom ...
Besluit: Een dagboek vertelt vooral hoe de schrijver zich voelt bij wat er gebeurt. c Is dit dagboek fictie of non-fictie? Schrap wat niet past: fictie / non-fictie.
Anne beschrijft waargebeurde feiten, maar ze schrijft er niet objectief over. Ze heeft de feiten van anderen, ze weet niet of ze waar zijn. In haar dagboek schrijft ze vooral over haar mening en gevoelens. Het is een verhaal (fictie) dat ook waargebeurde feiten bevat.
Š United Archives GmbH / Alamy Stock Photo
Verklaar je antwoord.
Het dagboek beschrijft heel wat waargebeurde feiten. Het was ook Anne Franks bedoeling om de mensen te informeren over wat er gebeurde. Maar het blijft een verhaal waarin de nadruk op gevoelens ligt. Veel feiten heeft ze enkel van andere mensen.
d Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding
120
x in de hele tekst
in het slot
Thema 3 - les 8
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 375
375
11/01/19 13:18
e Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. x vanuit de eerste persoon
vanuit de tweede persoon vanuit de derde persoon
De fragmenten hebben geen titel of inleiding, wel een vermelding van de datum, maar die geeft niet echt informatie.
f Duid de kenmerken van de titel van het dagboek aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken.
moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. x mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven. g Duid het doel van een dagboek aan. x laten ontspannen en genieten
een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld h Vat de kenmerken van het dagboekfragment samen. De kenmerken van het dagboekfragment
Lengte
kort / lang
Inhoud bestaat vooral uit
een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens
Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel
De fragmenten in kwestie zijn kort. Verduidelijk aan de leerlingen dat het hele dagboek wel lang is.
in de hele tekst
eerste / tweede / derde 1
maakt de lezer nieuwsgierig
2
moet geen volledige zin zijn
3
mag niet te veel informatie over de inhoud geven
Doel van de tekst
ontspannen en genieten
i Keer even terug naar oefening 2e. Je partner speelt de rol van Anne Frank en geeft antwoord op je interviewvraag. Daarna wisselen jullie van rol.
Thema 3 - les 8
376
121
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 376
11/01/19 13:18
4
a Lees het fragment uit de striproman ‘Het achterhuis’.
W
122
de striproman stripverhaal met het karakter van een roman; = beeldroman of graphic novel
Thema 3 - les 8
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 377
377
11/01/19 13:18
W
de striproman stripverhaal met het karakter van een roman; = beeldroman of graphic novel
Thema 3 - les 8
378
123
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 378
11/01/19 13:18
b Omcirkel wat voor jou past. Je mag meerdere woorden omcirkelen. Ik vind de tekeningen in deze strip: meisjesachtig
onaangenaam
vrolijk
bedreigend
mysterieus
mooi
afschuwelijk
donker
vinnig
grappig
angstaanjagend
bijzonder
c Leg een van je keuzes uit.
5
Onderzoek de kenmerken van de striproman. a In een strip is het moeilijk om het aantal lijnen van het verhaal te tellen. Een strip ziet er immers helemaal anders uit dan een tekst. Vul de woorden in. Kies uit: tekeningen – tekstballonnen – een balk – een verteller – de zinnen – de tekenaar
In een strip staan elkaar. De schrijver of
niet onder
de zinnen de tekenaar
laat de personages praten met behulp van tekstballonnen een verteller
in
een balk
wordt weergegeven door
124
. Er is dikwijls . Zijn tekst komt bovenaan . Wat de personages doen, tekeningen
.
Thema 3 - les 8
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 379
379
11/01/19 13:18
b Welke feiten of gevoelens worden beschreven? Feiten
Gevoelens
Anne en haar zus pakken alles in om
verdriet
onder te duiken.
angst woede besluiteloosheid
Besluit: Er worden meer gevoelens dan feiten beschreven.
Het dagboek beschrijft heel wat waargebeurde feiten. Het was ook Anne Franks bedoeling om de mensen te informeren over wat er gebeurde. Maar het blijft een verhaal waarin de nadruk op gevoelens ligt. Veel feiten heeft ze enkel van andere mensen.
c Is deze strip fictie of non-fictie? Schrap wat niet past: fictie / non-fictie. Leg uit: Anne beschrijft waargebeurde feiten, maar ze schrijft er niet objectief over. In haar dagboek schrijft ze vooral over haar mening en gevoelens. Het is een verhaal (fictie) dat waargebeurde feiten bevat.
d Duid aan waar je de informatie voor je samenvatting vond. in de titel in de inleiding
x in de hele tekst
in het slot
e Duid aan hoe de informatie wordt meegedeeld. x vanuit de eerste persoon
vanuit de tweede persoon vanuit de derde persoon f Duid de kenmerken van de titel van de striproman, Het achterhuis, aan. Let op: er zijn meerdere antwoorden mogelijk. De titel: x moet de lezer nieuwsgierig maken.
moet mooi zijn. moet een volledige zin zijn. x moet geen volledige zin zijn. x mag niet te veel informatie over de inhoud weergeven.
Thema 3 - les 8
380
125
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 380
11/01/19 13:18
g Duid het doel van de strip aan. x laten ontspannen en genieten
een manier geven om vrije tijd in te vullen snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt of gebeurde de gevoelens leren kennen van anderen in de wereld h Vat de kenmerken van de striproman samen in de tabel. De kenmerken van de strip(roman)
Lengte
kort / lang
Inhoud bestaat vooral uit
een verslag van feiten / een beschrijving van gevoelens
Belangrijkste informatie: waar? Persoon waarin tekst geschreven is Kenmerken van de titel
Doel van de tekst
6
in het hele verhaal
eerste / tweede / derde 1
maakt de lezer nieuwsgierig
2
moet geen volledige zin zijn
3
mag niet te veel informatie over de inhoud geven ontspannen en genieten
Het fragment in kwestie is kort. Verduidelijk aan de leerlingen dat de hele strip wel lang is. Een striproman kan ook in de tweede of derde persoon geschreven zijn. Hier is de eerste persoon gebruikt.
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de kenmerken van een dagboekfragment onderzoeken. Ik kon fragmenten in maximaal twee zinnen samenvatten. Ik kon de kenmerken van een striproman onderzoeken. Ik kon het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen. Ik werkte goed samen met mijn partner.
126
Thema 3 - les 8
L6 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 381
381
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 9
Wat ik beleef, verdient ook een verslag! Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
lezen, schrijven een verslag schrijven van een gebeurtenis, eigen belevenis of ervaring met persoonlijke indrukken en een eigen mening 75 minuten
Samenhang
Materialen
Tijdens de taalvaardigheidslessen van dit thema onderzoeken de leerlingen de kenmerken van verschillende soorten verslagen: krantenartikels (les 3), fictie (les 4) en strips en dagboeken (les 8). In elke les onderzoeken de leerlingen die verslagen aan de hand van dezelfde topics: lengte, inhoud, persoon, plaats van de belangrijkste informatie, kenmerken van de titel en doel van de tekst. In les 9 schrijven de leerlingen een verslag in de vorm van een artikel, verhaal, strip of dagboekfragment. Daarin passen ze de kenmerken toe.
Digitaal > bordboek Folio > taalschrift p. 127-130 > kopieerblad 1 Diversen > kladpapier
Lesdoelen Hoofddoel van de les Een verslag schrijven van een gebeurtenis, eigen belevenissen en ervaringen ... (persoonlijke indruk, eigen mening, passende illustraties). Andere doelen Bereid zijn spellingsregels te gebruiken bij schriftelijke communicatie. Bereid zijn om bij het luisteren respect en waardering op te brengen. Bereid zijn de eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken. Strategieën Volgende schrijfstrategieën zelfstandig of met behulp van een stappenplan hanteren: > Voor het schrijven: het schrijfdoel bepalen. > Na het schrijven: op hun niveau terugblikken op de gebruikte schrijfstrategieën en daarbij de attitudes, kennis en vaardigheden van het leerplan Nederlands inzetten. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Hoopvol geloven in en vertrouwen op de eigen leer- en ontwikkelkracht.
382
L6 - Thema 3 - les 9 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 382
11/01/19 13:18
Voorbereiding Kopieer kopieerblad 1 per twee leerlingen.
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Deze schrijftaak is een open opdracht waar de leerlingen veel van zichzelf in moeten stoppen. Vaak hebben leerlingen het daar moeilijk mee. Ze weten niet waarover ze moeten schrijven of hoe ze moeten beginnen. Met een goede begeleiding wordt het vertrouwen op de eigen leer- en ontwikkelkracht in deze les verder versterkt.
Brug naar andere leergebieden Wereldoriëntatie Dit thema focust op de Tweede Wereldoorlog. Het is zinvol om tijdens de lessen WO stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van die oorlog. Maak zo veel mogelijk gebruik van authentieke materialen zoals oorlogskranten, dagboeken, waargebeurde verhalen ... Muzische vorming De leerlingen kunnen hun verslag illustreren tijdens een les muzische vorming.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Naar de vorige lessen terugblikken > Welke soorten verslagen bespraken we in de vorige lessen? (krantenartikel, verhaal, dagboek, striproman) Vandaag schrijven jullie zelf een verslag van een gebeurtenis of een belevenis. We bereiden dat samen voor. 2 Een gebeurtenis/belevenis/ervaring kiezen: schrijfdoel bepalen Er gebeuren leuke dingen en minder leuke dingen in je leven. Er gebeuren ook dingen in de wereld die je aandacht trekken. Schrijf in het woordenweb van oefening 1 enkele interessante gebeurtenissen, ervaringen of belevenissen. Projecteer het voorbeeld. Omcirkel daarna een van je ideeën. 3 De vijf w-vragen en de hoe-vraag over je gebeurtenis beantwoorden: informatie over het onderwerp verzamelen Model het gebruik van de w-vragen en de hoe-vraag aan de hand van de taalweter ‘Wat zijn goede vragen?’ en aan de hand van het voorbeeld uit les 3. Projecteer het voorbeeld. De leerlingen maken oefening 2: ze beantwoorden voor hun onderwerp de vijf w-vragen en de hoe-vraag. Ze baseren zich daarvoor op kopieerblad 1. 4 Een schrijfplan kiezen Kies in oefening 3 je soort verslag: een krantenartikel, verhaal, dagboek of strip. De leerlingen bekijken de kenmerken van hun soort verslag in de vorige lessen of op het kopieerblad.
schrijfstrategie 1: Ik denk na waarover ik ga schrijven. taalschrift p. 127 kopieerblad 1
taalschrift p. 97 kopieerblad 1 taalschrift p. 128
taalschrift p. 128 kopieerblad 1
L6 - Thema 3 - les 9 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 383
383
11/01/19 13:18
5 Op het lesdoel focussen Je schrijft een verslag van een gebeurtenis, een ervaring of een belevenis in de vorm van een krantenartikel, verhaal, dagboek of striproman. Je houdt daarbij rekening met de kenmerken van het soort verslag dat je koos. Je controleert je verslag aan de hand van criteria. Je beoordeelt het verslag van een klasgenoot.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 6 Een verslag schrijven De leerlingen schrijven hun verslag op kladpapier (oefening 4). Ze besteden aandacht aan het gebruik van de opgesomde criteria (oefening 5).
7 Het verslag controleren De leerlingen controleren hun verslag aan de hand van de criteria van oefening 5. Snelle werkers maken oefening 6. 8 Met anderen op het schrijfproduct reflecteren Maak duo’s. De ene leerling leest zijn verslag voor aan de andere leerling. Laat die kort zijn waardering over het verslag uitspreken aan de hand van de criteria van oefening 7.
kladpapier taalschrift p. 129 TIP! Laat de leerlingen hun verslag op de computer uitwerken voor de klasblog of schoolwebsite.
taalschrift p. 129
taalschrift p. 130
Controleren en reflecteren 9 Over de doelen reflecteren >> Welke stap in het schrijfproces (brainstormen, onderwerp kiezen, soort verslag kiezen, schrijven, nakijken) vond je moeilijk/gemakkelijk? Waarom? >> Ben je tevreden over het eindproduct? Waarom (niet)? >> Wat pak je volgende keer anders aan als je een verslag moet schrijven? >> Welke moeilijkheden ondervond je bij het opzoeken van moeilijke woorden in het woordenboek? (Als je de correcte schrijfwijze niet kent, is het moeilijk om een woord op te zoeken.) 10 Over de samenwerking reflecteren >> Was het makkelijk/moeilijk om het verslag van een klasgenoot te beoordelen? Waarom (niet)? 11 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
384
taalschrift p. 130 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
L6 - Thema 3 - les 9 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 384
11/01/19 13:18
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> werken volledig zelfstandig. >> sluiten vanaf lesfase 8 opnieuw aan bij de klasgroep. Instructiegevoelige leerlingen >> werken zo veel mogelijk zelfstandig, maar roepen de hulp van de leraar in bij de stappen van het schrijfproces waarmee ze het moeilijk hebben. >> sluiten vanaf lesfase 8 opnieuw aan bij de klasgroep. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken onder begeleiding van de leraar in de miniklas. >> sluiten vanaf lesfase 8 opnieuw aan bij de klasgroep.
L6 - Thema 3 - les 9 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 385
385
11/01/19 13:18
les 9
Wat ik beleef, verdient ook een verslag! Ik kan een verslag schrijven van een gebeurtenis, een eigen belevenis of ervaring met persoonlijke indrukken en een eigen mening.
1
Bepaal het schrijfdoel. a Vul het woordenweb aan met enkele interessante of spannende gebeurtenissen, belevenissen of ervaringen. b Omcirkel de gebeurtenis, belevenis of ervaring die je wilt beschrijven in je verslag.
gebeurtenissen belevenissen ervaringen
Thema 3 - les 9
386
127
L6 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 386
11/01/19 13:18
2
Verzamel woorden en ideeĂŤn voor de inhoud van je verslag. Beantwoord voor jouw gebeurtenis de vijf w-vragen en de hoe-vraag. Wie?
Wat?
Wat?
Waar? ?
?
Wanneer? ?
Waar?
Waarom?
Wie? ?
?
Hoe?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?
3
4
128
Kies een soort verslag en herlees de kenmerken in je taalschrift.
een krantenartikel (p. 105)
een dagboekfragment (p. 121)
een verhaal (p. 111)
een strip(roman) (p. 126)
Schrijf je verslag. Werk op een los blad of op de computer. Tip: houd rekening met de aandachtspunten van oefening 5.
Thema 3 - les 9
L6 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 387
387
11/01/19 13:18
5
a Herlees en controleer je tekst. Vink aan wat in orde is.
Hoe schrijf ik een goed verslag? Ik denk aan de indeling van een tekst: inleiding, midden en slot. Ik gebruik alle antwoorden op de vijf w-vragen en de hoe-vraag in mijn verslag. Ik controleer de kenmerken van het soort verslag dat ik koos. Ik schrijf correcte zinnen en denk daarbij aan hoofdletters en leestekens. Ik zoek de schrijfwijze van moeilijke woorden op. Ik schrijf verzorgd.
b Verbeter de items die je niet aanvinkte.
6
Maak ĂŠĂŠn of meerdere illustratie(s) bij je verslag.
Thema 3 - les 9
388
129
L6 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 388
11/01/19 13:18
7
Lees het verslag van een andere leerling uit je groep. Beoordeel aan de hand van de onderstaande criteria.
Ja
Nee
1 Ik kon me inleven in het verslag. 2 Het verslag had een goed / grappig / spannend einde. 3 Je koos een krantenartikel: het verslag bevatte vooral feiten, weinig gevoelens. 4 Je koos een verhaal of dagboek: het verslag bevatte vooral gevoelens. 5 Je koos een striproman: het verslag bevatte vooral gevoelens.
8
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de vijf w-vragen en de hoe-vraag bij een gebeurtenis in een verslag verwerken. Ik kon de verschillende kenmerken van het gekozen verslag gebruiken in mijn tekst. Ik verbeterde de items in mijn verslag die nog niet in orde waren. Ik beoordeelde het verslag van een klasgenoot volgens de gegeven criteria. Ik luisterde aandachtig wanneer een groepslid zijn verslag voorlas.
130
Thema 3 - les 9
L6 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 389
389
11/01/19 13:18
Voorbeelden bij het verslag 1
Bepaal het schrijfdoel. Een voorbeeld bij oefening 1 in het taalschrift: Rode Duivels winnen de finale. Je mag naar een verjaardagsfeest. Er is ruzie op school.
gebeurtenissen belevenissen ervaringen De president van de VS bezoekt Europa.
Je gaat op klasuitstap. Op HawaĂŻ is er een vulkaanuitbarsting.
2
Verzamel informatie over je schrijfdoel. Een voorbeeld bij oefening 2 in het taalschrift: Wat?
Waar? ?
?
Wanneer? ? Waarom?
Wie? ?
?
Hoe?
390
Wie? Duitse troepen Wat? een inval Waar? in Nederland, BelgiĂŤ en Groothertogdom Luxemburg Wanneer? 10 mei 1940 Waarom? Duitsland wil landen veroveren en bezetten. Hoe? met een leger
L6 - Thema 3 - les 9 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 390
11/01/19 13:18
TAL6_HDL_A_T3.indd 391
kort / lang
verslag van feiten / beschrijving van gevoelens
in de titel
eerste / tweede / derde
1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 geeft informatie over de inhoud van het artikel
de lezer snel en zo volledig mogelijk informeren over wat er in de wereld gebeurt
Inhoud
Belangrijkste informatie: waar?
Persoon waarin tekst geschreven is
Kenmerken van de titel
Doel van de tekst
een krantenartikel
Lengte
De kenmerken van
de lezer laten ontspannen en genieten
1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 mag niet te veel informatie weergeven
eerste / tweede / derde
in het hele verhaal
verslag van feiten / beschrijving van gevoelens
kort / lang
een verhaal
de lezer laten ontspannen en genieten
1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 mag niet te veel informatie weergeven
eerste / tweede / derde
in de hele tekst
verslag van feiten / beschrijving van gevoelens
kort / lang Een fragment is kort. Een heel dagboek is lang.
een dagboekfragment
de lezer laten ontspannen en genieten
1 maakt de lezer nieuwsgierig 2 moet geen volledige zin zijn 3 mag niet te veel informatie weergeven
eerste / tweede / derde
in het hele verhaal
verslag van feiten / beschrijving van gevoelens
kort / lang Een fragment is kort. De hele strip is lang.
een strip(roman)
3 Schrijf je verslag. Een leidraad bij oefening 4 in het taalschrift:
L6 - Thema 3 - les 9 - kopieerblad 1
391
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 10
Woorden met hoofdletters Domein: spelling Onderwerpen: > hoofdletters bij het begin van een zin > hoofdletters bij aardrijkskundige namen en hun afleidingen > hoofdletters bij namen van feestdagen en bij eigennamen (persoonsnamen en zaken die als heilig worden beschouwd) > hoofdletters na een apostrof Lesduur: 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kennen de regelstrategie en herhalen de regels voor het gebruik van hoofdletters.
Digitaal > bordboek > zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Lesdoelen Hoofddoelen van de les Hoofdletters gebruiken en erover reflecteren bij: > het begin van een zin; > aardrijkskundige namen; > afleidingen van aardrijkskundige namen; > namen van feestdagen; > namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd; > eigennamen; > een apostrof aan het begin van een woord.
Folio > spellingschrift p. 31-34 > kopieerblad 1 > map curriculumdifferentiatie voor IAC Diversen > schrijflei
Andere doelen > Termen gebruiken: eigennaam. > Bepaalde zelfstandige naamwoorden benoemen als eigennamen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.
Voorbereiding > Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. > Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
392
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 392
11/01/19 13:18
Coöperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen werken bij verschillende oefeningen samen. Ze zoeken woorden, vergelijken en corrigeren elkaars werk en doen een partnerdictee. Zo lezen ze in duo’s om de woorden correct te leren schrijven.
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > niveau Door de aanhoudende regen steeg het ... van de rivier. > enthousiast De supporters waren laaiend ... toen ze hoorden dat hun ploeg de finale mocht spelen. > Populaire ... mensen komen vaak in roddelbladen en magazines. > wanhopig Ze bekeek ... de vragen van het proefwerk. > limousine Op de dag van hun huwelijk werden ze door een ... opgehaald.
schrijflei
Projecteer de correctiesleutel en laat het dictee nakijken. 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de topprenten. Vraag wat ze weten over Anne Frank. Laat leerlingen vrij reageren en noteer woorden die met een hoofdletter worden geschreven op het bord. Enkele mogelijkheden zijn: Anne, Frank, Otto, Nederland, Duits, Duitsland, Bergen-Belsen ... Als de leerlingen niks (meer) kunnen bedenken, vertel je zelf kort over Anne Frank en noteer je daarbij bovenstaande woorden. Vraag na een tiental woorden naar het gemeenschappelijke kenmerk (de hoofdletter). 3 Directe instructie Aardrijkskundige namen en hun afleidingen Zet de aardrijkskundige namen uit de zinnen van oefening 1 op het bord (Duitsland, Utrecht). Zet ook de afleiding op het bord (Nederlandse). Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 55 en wijs op de regel- en net als-strategie. Bespreek dat alle aardrijkskundige namen (steden, landen, provincies, werelddelen ...) een hoofdletter krijgen. Beklemtoon dat ook afleidingen van zo’n aardrijkskundige namen een hoofdletter krijgen: België krijgt een hoofdletter en Belgische frietjes dus ook. Wallonië krijgt een hoofdletter en Waalse gebruiken dus ook.
spellingschrift p. 31
spellingschrift p. 132
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 393
393
11/01/19 13:18
Namen van feestdagen Zet de feestdag uit de zinnen op het bord (Kerstmis). Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 56 en wijs op de regel- en net als-strategie: Feestdagen schrijf je met een hoofdletter, net als Kerstmis, Suikerfeest en Moederdag. Beklemtoon dat afleidingen van feestdagen nooit een hoofdletter krijgen: Kerstmis krijgt een hoofdletter, maar een kerstbal in de kerstboom niet. Moederdag krijgt een hoofdletter, maar een mooi moederdaggeschenk niet. Woorden met een apostrof bij het begin van een zin Zet het woord met apostrof uit de zinnen eerst zonder hoofdletter op het bord (’s ochtends). Model zelf hoe je de moeilijkheid van de apostrof aanpakt. Projecteer spellingweter 45 en wijs op de regel- en net als-strategie: Bij het begin van de zin schrijf je de hoofdletter bij het eerste volledige woord, net als in: ’s Ochtends gaat hij op stap. Eigennamen (persoonsnamen en namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd) Zet de persoonsnamen en de namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd op het bord (Anne, Otto, Frank, Jahwe). Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Projecteer spellingweter 57 en wijs op de regel- en net als-strategie: De eerste letter van een persoonsnaam en van personen of zaken die als heilig beschouwd worden, schrijf je met een hoofdletter, net als Jan, Piet, God, Allah en Jahwe. Uitzonderingen: weekdagen, maanden, seizoenen en windrichtingen Projecteer de woorden: zomer, augustus, vrijdag en het oosten. Benadruk dat namen van dagen, maanden, seizoenen en windrichtingen geen hoofdletter krijgen.
spellingschrift p. 132
spellingschrift p. 129
spellingschrift p. 132
Schrijf de woorden op het bord.
4 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen herhalen per twee wanneer je wel of geen hoofdletter schrijft. Je schrijft wel een hoofdletter: > bij aardrijkskundige namen en hun afleidingen: bv. Italiaanse, Zuid-Afrikaans, Polen ... > bij namen van feestdagen: bv. Moederdag, Pinksteren, Loofhuttenfeest, Offerfeest ... > na woorden met een apostrof bij het begin van een zin: bv. ’t Is, ‘k Ben, ’s Avonds ... > bij eigennamen (persoonsnamen en namen van personen en zaken die als heilig worden beschouwd): bv. Loes, Irma, Krishna, Jahwe, Allah ... Je schrijft geen hoofdletter bij weekdagen, maanden, seizoenen en windrichtingen: bv. dinsdag, juli, zomer, noorden ... 5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van een visueel dictee Laat oefening 1 oplossen.
394
spellingschrift p. 31
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 394
11/01/19 13:18
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken andere voorbeelden bij de spellingweters. Ze noteren die op een kladpapier. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en de aanpak en modelen om de beurt. Daarbij verwijzen ze naar de spellingweter. Bv. Duitsland krijgt een hoofdletter omdat het een aardrijkskundige naam is. Verlengde instructie > Bekijk het woord en dek het af. > Schrijf het woord op (zonder lidwoord). > Controleer aan de hand van het voorbeeldwoord of het gekleurde stukje juist geschreven is. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op hoofdletters bij het begin van een zin, bij eigennamen, plaatsnamen en namen van feestdagen.
zorg- en zelfevaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Projecteer deze zinnen: ‘k Ben, toen ik nog in Duitsland woonde en de Duitse nationaliteit had, op Moederdag (een zondag) naar de rommelmarkt gegaan. Er stond een beeld van Maria te koop. Ik heb het gekocht. Het heeft de hele zomer in mijn woonkamer gestaan. Laat door leerlingen verwoorden waarom de onderstreepte letters al dan niet met hoofdletter worden geschreven. Verwijs eventueel naar de regelstrategie en de spellingweters 55, 56 en 57. 7 Schriftelijk oefenen Laat oefening 2 tot en met 5 oplossen.
Schrijf de zinnen op het bord.
spellingschrift p. 32-33
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. > werken per twee voor een extra oefening. Ze maken een zinnendictee voor hun partner met woorden met een hoofdletter en de uitzonderingen die geen hoofdletter krijgen. Ze dicteren elk om de beurt een zin die de ander schrijft en controleren onmiddellijk. > hanteren een woordenboek bij geval van twijfel. L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 395
395
11/01/19 13:18
Instructiegevoelige leerlingen >> overlopen eerst met de leraar de oefeningen. >> maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. >> noteren bovenaan de bladzijde de uitzonderingen in het rood: geen hoofdletter bij dagen, maanden en seizoenen. >> grijpen terug naar de spellingweters waar nodig. Oefening 2: >> Model de eerste zin. Oefening 3 en 4: >> Model hoe ze de oefening moeten aanpakken. Oefening 5: >> Model hoe ze de woorden in de correcte rubriek moeten schrijven. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op hoofdletters bij het begin van een zin, bij eigennamen, plaatsnamen en namen van feestdagen.
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 6. Omdat in deze les enkel hoofdletters aan bod komen, dicteren en noteren de leerlingen telkens de hele zin. Leerling 1 1 ‘k Heb een boek met Italiaanse gerechten. 2 Viert men Pinksteren in de lente? 3 Op zondag bad Mia tot God. 4 In augustus gingen we naar het zuiden van Spanje. Overzicht van de gedicteerde woorden: Hoofdletters
Uit spellingles
Transfer
zondag, God, augustus
‘k Heb, Italiaanse, Viert, lente, Pinksteren, Op, Mia, In, zuiden, Spanje
Leestekens Totaal /15
396
spellingschrift p. 34 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje.
Een punt aan het einde van zin 1, 3 en 4. Een vraagteken aan het einde van zin 2. 3
12 (met telkens 0,5 punt als het leesteken correct geschreven is)
TIP! De puntenverdeling is facultatief.
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 396
11/01/19 13:18
Leerling 2 1 ‘s Avonds bekijk ik een Amerikaanse serie. 2 Viert men het Offerfeest in de zomer? 3 Op vrijdag bad Mo tot Allah. 4 In juli gingen we naar het oosten van Portugal. Overzicht van de gedicteerde woorden: Hoofdletters
Uit spellingles
Transfer
’s Avonds, zomer, oosten
Amerikaanse, Viert, Offerfeest, Op, vrijdag, Mo, Allah, In, juli, Portugal
Leestekens Totaal /15
Een punt aan het einde van zin 1, 3 en 4. Een vraagteken aan het einde van zin 2. 3
12 (met telkens 0,5 punt als het leesteken correct geschreven is)
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen. 9 Integratieoefening Laat oefening 7 oplossen.
TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
spellingschrift p. 34
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening zelfstandig op. >> vergelijken en bespreken de oplossingen in duo’s. Bij twijfel zoeken ze de juiste schrijfwijze op in een woordenboek. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening als partnerwerk op. >> bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. Bij twijfel zoeken ze de juiste schrijfwijze op in een woordenboek. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben (compenserende maatregel). Integratieoefening >> werken in miniklas onder begeleiding.
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 397
397
11/01/19 13:18
Verlengde instructie >> Laat eerst de letters aanvullen. Verwijs daarbij eventueel naar de spellingweters. Laat het werkwoordschema en het schema verdubbelen, verenkelen of gewoon schrijven gebruiken. Vinden ze zelf bij welke woorden ze dat schema kunnen inzetten? >> Model de denkstappen bij het gebruik van hoofdletters. >> Laat de rest van de oefening in duo’s aanpakken en stuur bij waar nodig. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) Partnerdictee >> krijgen een eigen dictee dat de inhoud(en) van hun les behandelt.
spellingschrift p. 127-128
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Integratieoefening >> krijgen een aparte integratieoefening die alleen inhouden uit leerjaar 4 behandelt.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende les wordt de vrije klinker ie als i geschreven ingeoefend. Dat kwam al eerder aan bod. Laat de leerlingen het nog eens inoefenen.
398
L6 - Thema 3 - les 10 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 398
11/01/19 13:18
les 10
Woorden met hoofdletters
1
Je schrijft een hoofdletter bij: – afleidingen van aardrijkskundige namen; – feestdagen; – het eerste woord van een zin MAAR bij het eerste volledige woord na een apostrof; – persoonsnamen; – namen van personen die als heilig worden beschouwd.
spellingweter 55 spellingweter 56 spellingweter 54 spellingweter 45 spellingweter 54 spellingweter 57
Je schrijft geen hoofdletter bij: – weekdagen, maanden, seizoenen en windrichtingen.
spellingweter 54
Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie).
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. Anne Frank
Dit is
Duitsland
Anne wordt in juni 1929 geboren in
.
Anne Frank
Nederlandse
Later woont ze in de
Jahwe
Anne heeft het joodse geloof en noemt God
Kerstmis
Ze viert geen
de zomer
In de
zomer
augustus
Op 4
augustus
‘s Ochtends
stad Amsterdam.
Nederlandse
Kerstmis
.
Duitsland
.
Jahwe
, maar het lichtfeest of Chanoeka. van 1942 duikt ze onder in een achterhuis. 1944 wordt ze met haar familie ontdekt.
vallen de Duitse soldaten bij hen binnen.
’s Ochtends
de vrijdag
Die dag is het
het oosten
De trein brengt hen naar een concentratiekamp in het
Utrecht
In
Otto Frank
Haar papa,
vrijdag
Utrecht
. oosten
.
staat er een monument voor Anne.
Otto Frank
, krijgt na haar dood haar dagboek.
Thema 3 - les 10
31
L6 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 399
399
11/01/19 13:18
2
Maak een zin over deze tekening. Gebruik daarbij telkens het gegeven woord. Denk goed na of een hoofdletter nodig is of niet. ’S AVONDS 1 KERSTMIS
Silent night ...
’s Avonds zongen de soldaten kerstliederen. Bv. Met Kerstmis waren alle soldaten ineens
Holy night ...
vrienden.
3
2 ENGELSE
Bv. De Engelse soldaten zongen kerstliederen.
3 WINTER
Bv. Het was een barkoude winter.
4 DECEMBER
Bv. In de maand december hielden de gevechten aan.
De woorden staan in drukletters. Zo krijgen de leerlingen geen fout woordbeeld te zien tijdens het oefenen.
a Schrijf de blauwe woorden opnieuw. Denk daarbij goed na over de hoofdletters. b Kruis de woorden aan waarover je twijfelt. c Schrijf de woorden waarbij je een fout maakte opnieuw.
© Nicolas Maeter
Naam: Jan
linck / BELGA
PASPOORT 1 TERLOUW
Geboortedatum: 2 ZONDAG 15 3 NOVEMBER 1931
4 ‘T IS de ijskoude 5 WINTER van 1944/1945. De 6 ADVENT en 7 KERSTMIS hebben nauwelijks betekenis, want er heerst grote honger door de oorlog. 8 WANNEER de buurjongen van 9 MICHIEL hem vraagt om een brief aan iemand te bezorgen, leert hij al snel dat goed en kwaad dicht bij elkaar liggen. 1
32
400
Terlouw
4
’t Is
7
Kerstmis
2
zondag
3
november
5
winter
8
Wanneer
6
Advent
9
Michiel
Thema 3 - les 10
L6 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 400
11/01/19 13:18
4
Schrijf deze tekst opnieuw. Denk daarbij goed na over de hoofdletters. LIEFSTE DAGBOEK VANDAAG, ZATERDAG 23 JUNI, GING IK NAAR HET OORLOGSMUSEUM IN IEPER, EEN STAD IN WEST-VLAANDEREN. ‘K WERD ER RONDGELEID DOOR EEN GIDS. DIE TOONDE EEN DAGBOEK VAN EEN SOLDAAT. MET KERSTMIS SCHREEF HIJ EEN GEBED WAARIN HIJ GOD VROEG OM VREDE. HIJ SCHREEF: ‘ALS DE ZON MORGEN OPKOMT IN HET OOSTEN, DAN HOOP IK DAT ER OOK VREDE KOMT OVER ONZE LANDEN.’
Liefste dagboek Vandaag, zaterdag 23 juni, ging ik naar het oorlogsmuseum in Ieper, een stad in WestVlaanderen. ’k Werd er rondgeleid door een gids. Die toonde een dagboek van een soldaat. Met Kerstmis schreef hij een gebed waarin hij God vroeg om vrede. Hij schreef: ‘Als de zon morgen opkomt in het oosten, dan hoop ik dat er ook vrede komt over onze landen.’
5
a Schrijf de blauwe woorden uit oefening 3 en 4 op de juiste plaats in het schema. ALTIJD hoofdletter
NOOIT hoofdletter
Begin van een zin
Aardrijkskundige namen
Maanden
Wanneer
Ieper
november
Die
West-Vlaanderen
juni
Tweede woord van een zin na een apostrof
Feestdagen
Weekdagen
’t Is
Advent
zondag
‘k Werd
Kerstmis
zaterdag
Persoonsnamen
Heiligen
Seizoenen
Terlouw
God
Michiel
winter
Windrichtingen oosten
b Bedenk nog een voorbeeld voor elke categorie.
Thema 3 - les 10
33
L6 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 401
401
11/01/19 13:18
6
Luister goed. Schrijf op wat je hoort.
Ik twijfel.
1 2 3 4 Heb je een fout gemaakt? Schrijf de zin opnieuw.
7
Vul de letters aan die ontbreken en schrijf de tekst opnieuw. Tip: denk goed na over de hoofdletters.
ik zag een d o wanh o loopgr a
cument ai
re over de oorlog. de oorlog bracht veel e ll
pige mensen vochten voor hun leven. sold a
ende.
ten zaten voortdurend in
ven: zomer, winter, herfst, lente ... de omstandigheden waren verschri kk elijk.
aan het einde werd er een anekd o
te vertel d
.
op 24 december, de dag voor kerstmis, gebeurde er iets fantastisch. soldaten van welke nati o
n a
liteit ook voetbalden en spor tt
en samen, of ze nu
duitse, belgische of engelse soldaten waren. ‘s avonds zongen ze samen kerstliederen. ze gaven zelfs cad eau tjes aan elkaar! ’t was prachtig.
Ik zag een documentaire over de oorlog. De oorlog bracht veel ellende. Wanhopige mensen vochten voor hun leven. Soldaten zaten voortdurend in loopgraven: zomer, winter, herfst,
Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken. In deze oefening ontbreken hoofdletters. Wijs leerlingen daar expliciet op. Laat hen grondig nalezen, een vaardigheid die ze ook nodig hebben bij het schrijven van eigen teksten.
lente ... De omstandigheden waren verschrikkelijk. Aan het einde werd er een anekdote verteld. Op 24 december, de dag voor Kerstmis, gebeurde er iets fantastisch. Soldaten van welke nationaliteit ook voetbalden en sportten samen, of ze nu Duitse, Belgische of Engelse soldaten waren. ‘s Avonds zongen ze samen kerstliederen. Ze gaven zelfs cadeautjes aan elkaar! ’t Was prachtig.
34
402
Thema 3 - les 10
L6 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 402
11/01/19 13:18
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
zinnen
Leerling 2 1 ‘k Heb een boek met Italiaanse gerechten. 2 Viert men Pinksteren in de lente? 3 Op zondag bad Mia tot God. 4 In augustus gingen we naar het zuiden van Spanje.
Leerling 1
zinnen
Leerling 2 1 ‘k Heb een boek met Italiaanse gerechten. 2 Viert men Pinksteren in de lente? 3 Op zondag bad Mia tot God. 4 In augustus gingen we naar het zuiden van Spanje.
Leerling 1
zinnen
zinnen
1 ‘s Avonds bekijk ik een Amerikaanse serie. 2 Viert men het Offerfeest in de zomer? 3 Op vrijdag bad Mo tot Allah. 4 In juli gingen we naar het oosten van Portugal.
Leerling 2 1 ‘k Heb een boek met Italiaanse gerechten. 2 Viert men Pinksteren in de lente? 3 Op zondag bad Mia tot God. 4 In augustus gingen we naar het zuiden van Spanje.
Leerling 1
zinnen
zinnen
1 ‘s Avonds bekijk ik een Amerikaanse serie. 2 Viert men het Offerfeest in de zomer? 3 Op vrijdag bad Mo tot Allah. 4 In juli gingen we naar het oosten van Portugal.
zinnen
1 ‘s Avonds bekijk ik een Amerikaanse serie. 2 Viert men het Offerfeest in de zomer? 3 Op vrijdag bad Mo tot Allah. 4 In juli gingen we naar het oosten van Portugal.
Leerling 2 1 ‘k Heb een boek met Italiaanse gerechten. 2 Viert men Pinksteren in de lente? 3 Op zondag bad Mia tot God. 4 In augustus gingen we naar het zuiden van Spanje.
zinnen
1 ‘s Avonds bekijk ik een Amerikaanse serie. 2 Viert men het Offerfeest in de zomer? 3 Op vrijdag bad Mo tot Allah. 4 In juli gingen we naar het oosten van Portugal.
L6 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 403
403
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 11
Verover je kennis over zinnen Domein: taaldenken Onderwerpen: tweeledigheid van zinnen herkennen, de werkwoorden in een zin herkennen als de woorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of werkwoorden en woorden herkennen die zeggen wat het onderwerp is of wordt Lesduur: 50 minuten
Samenhang
Materialen
Dit is de tweede les in het zesde leerjaar die gaat over de structuur van zinnen. In les 11 van thema 1 werd herhaald hoe de leerlingen het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen vinden. In deze les herkennen ze werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of werkwoorden en woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de structuur van zinnen: een aaneenschakeling van woorden, verschillende woorden en/ of woordgroepen, één woord.
Folio > taalschrift p. 131-137 Diversen > schrijflei > krijt > kladpapier
Ander doel Het onderwerp herkennen en verwoorden als het zinsdeel waarover iets wordt verteld. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Specifieke strategieën inzetten om opdrachten, uitdagingen en problemen efficiënt aan te pakken.
Voorbereiding Voorzie voor elke leerling een schrijflei en krijtje. Je kunt ook met een wit blad in een plastic hoesje en een whiteboardstift werken. De leerlingen kunnen de woorden dan wegvegen met keukenpapier.
Woordenschat Tekstwoord > iets in zijn schild voeren
Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen
404
L6 - Thema 3 - les 11 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 404
11/01/19 13:18
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Sommige leerlingen vinden zinnen onderzoeken moeilijk. Als zij aan de hand van het stappenplan het zinnenschema invullen, dan moet dat tot een bevredigend resultaat leiden.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Onderwerp en persoonsvorm herhalen Geef elke leerling een schrijflei en een krijtje. Projecteer deze zinnen: De leerlingen luisteren naar het verhaal Oorlogswinter. Jan Terlouw is de schrijver van het boek. De film verschilt hier en daar met het boek. Schrijf het onderwerp op je lei. (De leerlingen, Jan Terlouw, De film) Bespreek de resultaten. > Hoe vind je het onderwerp? (Door de vraag te stellen: over wie of waarover wordt iets gezegd in de zin? Door de ja-neevraag te stellen: het onderwerp staat dan na de persoonsvorm.)
schrijflei en krijt Schrijf de zinnen op het bord.
Naast het onderwerp hebben de meeste zinnen nog een tweede deel: wat er over het onderwerp gezegd wordt. Dat noemen we de rest van de zin. > Wat is de rest van de zin bij de zinnen op bord? (luisteren naar het verhaal Oorlogswinter; is de schrijver van het boek; verschilt hier en daar met het boek) Nu zoeken we in de rest van de zin de persoonsvorm. > Wat is de persoonsvorm? (De werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Het zinsdeel dat vertelt wat er met het onderwerp gebeurt of wat het onderwerp doet, is of wordt.) > Hoe vind je de persoonsvorm? (Door de ja nee-vraag te stellen. De persoonsvorm staat dan vooraan.) > Schrijf de persoonsvorm van de drie zinnen op de schrijflei. (luisteren, is, verschilt) Projecteer en lees als synthese de taalweters ‘Wat is een onderwerp?’ en ‘Wat is een persoonsvorm?’ (oefening 1a).
taalschrift p. 131
Projecteer deze zinnen: Wereldoorlog II duurde van 1940 tot 1945. Anne Frank leefde enkele jaren verborgen in het Achterhuis. > Schrijf het onderwerp van de eerste zin op je lei. > Wat wordt er over het onderwerp gezegd (= rest van de zin)? > Zoek in de rest van de zin de persoonsvorm en schrijf die op je lei. Bespreek de resultaten.
Schrijf de zinnen op het bord.
De leerlingen maken oefening 1b tot en met 1d zelfstandig. De leerlingen vergelijken en verbeteren hun resultaat met elkaar. Bespreek de twijfelgevallen.
taalschrift p. 132
L6 - Thema 3 - les 11 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 405
405
11/01/19 13:18
2 Op het lesdoel focussen In deze les leren we dat er twee soorten zinnen zijn: zinnen met werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt en zinnen met werkwoorden en andere woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt. Je lost daar oefeningen over op.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Herhaling: werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt Coöperatief leren: denken – delen – doen Projecteer en lees de taalweter ‘Welk zinsdeel zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?’ (oefening 2a) De leerlingen maken oefening 2b tot en met 2d zelfstandig. De leerlingen vergelijken en verbeteren hun oefening 2b tot 2d resultaat met elkaar. Bespreek de twijfelgevallen. 4 Herhaling: werkwoorden die zeggen wat of hoe het onderwerp is of wordt Coöperatief leren: denken – delen – doen Projecteer en lees de taalweter ‘Welk zinsdeel zegt wat of hoe iemand is of wordt?’ (oefening 3a) De leerlingen maken oefening 3b tot en met 3d zelfstandig. De leerlingen vergelijken en verbeteren hun resultaat met elkaar. Bespreek de twijfelgevallen. 5 Syntheseoefeningen maken Coöperatief leren: denken – delen – doen De leerlingen maken oefening 4 tot en met 6 zelfstandig. De leerlingen vergelijken en verbeteren hun resultaat met elkaar. Bespreek de twijfelgevallen.
taalschrift p. 133
taalschrift p. 134
taalschrift p. 135-136
Controleren en reflecteren 6 Controleren of de leerlingen het lesdoel bereikt hebben Geef aan elke leerling kladpapier. Schrijf je naam op het kladpapier. Noteer deze zinnen: Ik kan het onderwerp vinden in een zin. Deze oefeningen zijn moeilijk. Markeer het onderwerp geel, kleur de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt groen, kleur het werkwoord en de woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt roze, onderstreep de persoonsvorm.
kladpapier
Haal de bladen op. Ze geven je een eerste evaluatie van wie de oefeningen (niet) beheerst.
406
L6 - Thema 3 - les 11 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 406
11/01/19 13:18
7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
taalschrift p. 137 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> maken alle oefeningen zelfstandig. >> sluiten aan bij de groep vanaf lesfase 6. Instructiegevoelige leerlingen >> maken van oefening 1c en 1d, oefening 2c en 2d en oefening 3c en 3d de eerste twee zinnen samen met de leraar en werken daarna zelfstandig verder. >> maken oefening 4 tot 6 zelfstandig. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken op dezelfde manier als de instructiegevoelige leerlingen, maar maken indien nodig de oefening samen met de leraar. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen op het aanduiden van het onderwerp, de werkwoorden en de persoonsvorm in de zin. Ze duiden naast het onderwerp ook de rest van de zin aan.
zorg- en zelfevaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
L6 - Thema 3 - les 11 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 407
407
11/01/19 13:18
les 11
Verover je kennis over zinnen Ik kan de twee delen van een zin benoemen als onderwerp en rest van de zin. Ik kan werkwoorden rubriceren als werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of als werkwoorden en andere woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt. Ik kan de persoonsvorm herkennen.
1
a Lees de taalweters.
Wat is een onderwerp? In een zin zeggen we iets over iets of iemand. Waarover of over wie? Dat is het onderwerp van die zin. Het is niet altijd eenvoudig om het onderwerp in een zin op te sporen. Bv.
Opa en oma komen vandaag logeren. Ik ben het onderwerp van mijn zin, meester!
Hoe vind ik het onderwerp? Met dit trucje lukt het altijd: 1 Maak een ja-neevraag. 2 De persoonsvorm komt vooraan te staan. 3 Het onderwerp komt na de persoonsvorm. Bv.
Lotta is altijd blij als Finn komt logeren. Is Lotta altijd blij als Finn komt logeren? Schipper, mag ik overvaren? Mag ik overvaren, schipper?
Het onderwerp markeer je geel.
Wat is een persoonsvorm? De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn. De persoonsvorm staat meestal in de buurt van het onderwerp. Bv.
Vind ik zo de persoonsvorm?
Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan ...
Hoe vind ik de persoonsvorm? Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen. De persoonsvorm komt vooraan te staan. Bv.
Opa houdt van snorkelen.
Houdt opa van snorkelen?
Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm! Thema 3 - les 11
408
131
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 408
11/01/19 13:18
b Lees de tekst.
Je bent de opperbevelhebber van een echt leger. Jij stelt je troepen op. Alleen jij bedenkt hoe je slagkracht het beste tot zijn recht komt zonder de verdediging te verwaarlozen. Ga je aanvallen over rechts, maar is je linkerflank daardoor niet kwetsbaar? Je vlag is het belangrijkste. Is die voldoende beschermd? En bovenal: wat doet je tegenstander? Heb je door wat hij in zijn schild voert? c Markeer in elke zin: het onderwerp. d Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 Je bent de opperbevelhebber van een echt leger. 2 Ga je aanvallen over rechts? 3 Je linkerflank is daardoor kwetsbaar. 4 Je vlag is het belangrijkste. 5 Wat doet je tegenstander?
132
W
de opperbevelhebber persoon die aan het hoofd staat van het hele leger de slagkracht kracht waarmee je de vijand aanvalt de flank zijkant iets in zijn schild voeren een geheim plan hebben
Thema 3 - les 11
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 409
409
11/01/19 13:18
2
a Lees de taalweter.
Welk zinsdeel zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt?
✓ Iedere Iedere speler speler beschikt beschikt over over een een leger leger van van 40 40 speelstukken. speelstukken. Plaats Plaats de de stukken stukken op op de de eereer✓
ste 44 rijen; rijen; ĂŠĂŠn ĂŠĂŠn stuk stuk per per veld. veld. Je Je plaatst plaatst de de stukken stukken met met hun hun rang rang naar naar jou jou toe; toe; ste jeWelke tegenstander mag herken straks niet niet zien om welk welk stuk stuk het het gaat. gaat. werkwoorden je inzien de zin? je tegenstander mag straks om ✓ Je Je opstelling is belangrijk; belangrijk; hij kan kan beslissend zijngebeurt? voor winst winst of of verlies. verlies. Lees Lees de de regels regels Zeggen ze wat het onderwerp doetbeslissend of wat ermee ✓ opstelling is hij zijn voor voor het het verplaatsen van van de de stukken stukken en en aanvallen aanvallen aandachtig aandachtig door door en en bekijk bekijk dan dan de de voor In een zinverplaatsen kan ĂŠĂŠn werkwoord staan (de persoonsvorm). strategische tips tips aan het het einde einde van van deze handleiding. handleiding. strategische Bv. De meesteraan geeft ons vandaag deze geen huiswerk.
n jij g te et
t?
DOEL VANinHET HET SPEL: Soms staan een zinSPEL: ook twee of meer werkwoorden. DOEL VAN Verover demeester vlag van vanheeft je tegenstander tegenstander Ăłfgeen schakel al zijn zijngegeven. bewegende stukken stukken uit. uit. Bv. De ons vandaagĂłf huiswerk Verover de vlag je schakel al bewegende dit werkwoord of deze werkwoorden altijd aan met een groene markering. DEDuid STRIJD BEGINT: DE STRIJD BEGINT:
bevelhebber e aan het hoofd staat van ger
acht rmee je de vijand aanvalt
persoonsvorm. DeOnderstreep spelers doen doendeom om de beurt beurt een een zet. zet. De spelers de Rood begint. begint. Als Als je je aan aan zet zet bent bent mag mag je: je: een een stuk stuk verplaatsen verplaatsen of of een een stuk stuk aanvallen aanvallen Rood b Lees de tekst.
Je kunt kunt in in ĂŠĂŠn ĂŠĂŠn beurt beurt niet niet verplaatsen verplaatsen ĂŠn ĂŠn aanvallen aanvallen (behalve (behalve de de verkenners verkenners en en de de infi infiltrant ltrant Je zie speciale speciale stukken). stukken). Als Als je je geen geen zet zet meer meer kunt kunt doen, doen, dan dan ben ben je je verslagen. verslagen. zie
EEN STUK VERPLAATSEN EEN STUK VERPLAATSEN: EEN STUK VERPLAATSEN:
Je verplaatst per beurt maar veld (behalve de de ver Je Je1 kunt kunt per beurt beurt maar ĂŠĂŠn stukĂŠĂŠn ĂŠĂŠnstuk veldĂŠĂŠn verplaatsen (behalve per maar ĂŠĂŠn stuk ĂŠĂŠn veld verplaatsen (behalve de ververkenners, zie Speciale Stukken). Stukken naar voren, naar kenners zie Speciale Speciale Stukken). Stukken mogenmogen naar voren, voren, naar achteachtekenners zie Stukken). Stukken mogen naar naar naaren verplaatst, maar nooit diagonaal. ren,links naaren links enrechts naar worden rechts worden worden verplaatst, maar nooit diagonaal. diagonaal. ren, naar links naar rechts verplaatst, maar nooit ĂŠĂŠn veldkunnen kunnennooit nooitsamen twee stukken 2 Opstukken Twee Twee kunnen nooit samen op ĂŠĂŠn ĂŠĂŠn staan. veld staan staan stukken op veld mogen nooit over bezet veld springen. 3 Stukken Stukken Stukken kunnen niet over eeneen bezet veld springen. kunnen niet over een bezet veld springen. In het midden bord liggen twee meertjes. stukkenkunnen 4 het In In het midden vanvan hethet bord liggen twee meertjes. DeDe stukken kunnen midden van het bord liggen twee meertjes. De stukken kunnen de meertjes nieten en er ook nietspringen. overheen springen. de meertjes meertjes niet betreden enbetreden er ook ook niet niet overheen springen. de niet betreden er overheen verdrinken het meer. Als AlsZe je een een zet hebt hebtingedaan gedaan en je je hebt hebt je je stuk stuk losgelaten, losgelaten, dan dan mag mag je je niet niet je zet en meer terugzetten. je het stuk losliet, mag je het niet meer verzetten. 5 Alsterugzetten. meer Je Je6 mag mag eeneen stuk nietniet vaker dan drie keer over twee velden heen en en weer weer Je mag stuk meer dan drie keer heen en velden weer schuiven. een stuk niet vaker dan drie keer over twee heen schuiven. De speler die als eerste begint, stopt als eerste. schuiven. De speler die hier mee begint, moet moet er als als eerste mee verplaatst. stoppen. Letspeler op! Dedie vlag enmee de bommen kunnen niet worden De hier begint, er eerste mee stoppen. Ook Ook mag mag je je niet niet voortdurend voortdurend achter achter een een vijandelijk vijandelijk stuk stuk aan aan blijven blijven lopen, zonder zonder dat dat je je het het te te pakken pakken kunt kunt krijgen. krijgen. De De aanvaller aanvaller moet moet hier hier mee mee stoppen. stoppen. lopen, Let op! op! De De vlag zin: en de de bommen bommen kunnen kunnen niet niet worden worden verplaatst. verplaatst. c Markeer in elke Let vlag en Deze stukken stukken blijven blijven gedurende gedurende het het spel spel staan staan waar waar ze ze bij bij de de opstelling opstelling zijn zijn neergezet. neergezet. Deze het onderwerp.
schild voeren m plan hebben
het werkwoord of de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. EEN STUK STUK AANVALLEN: EEN AANVALLEN:
Als er er een een vijandelijk vijandelijk stuk stuk naast, naast, achter achter of of voor voor jouw jouw stuk stuk staat staat mag mag je je het het aanvallen. aanvallen. Als d Onderstreep telkens de persoonsvorm. Aanvallen mag mag nooit nooit diagonaal diagonaal en en is is nooit nooit verplicht. verplicht. Aanvallen
1 Je verplaatst per beurt maar ĂŠĂŠn stuk ĂŠĂŠn veld. 2 Op ĂŠĂŠn veld kunnen nooit twee stukken staan. 3 Stukken mogen nooit over een bezet veld springen. 4 In het midden van het bord liggen twee meertjes. 5 De stukken verdrinken in het meer.
4
6 De vlag en de bommen staan op dezelfde plaats.
00495_stratego_handl.indd 44 00495_stratego_handl.indd
06-06-11 13:02 13:02 06-06-11
Thema 3 - les 11
410
133
In zin 4 duiden sommige leerlingen ongetwijfeld ‘in het midden (van het bord)’ aan als onderwerp omdat dat vooraan in de zin staat. Maar het onderwerp is ‘twee meertjes’. In zin 6 zullen sommige leerlingen enkel ‘de vlag’ als onderwerp aanduiden. Maar het onderwerp is ‘de vlag en de bommen’. Wijs erop dat de persoonsvorm in het meervoud staat.
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 410
11/01/19 13:18
3
a Lees de taalweter.
Welk zinsdeel zegt wat of hoe iemand is of wordt? Welk werkwoord (zijn of worden) + welk ander woord zeggen wat of hoe het onderwerp is of wordt? Bv.
Ik ben ziek. Ik word morgen kampioen.
Duid dit werkwoord + het andere woord (of woorden) altijd aan met een roze markering. Onderstreep de persoonsvorm. b Lees de tekst.
DE SPEELSTUKKEN
Dit zijn de speelstukken van het speelbord. Op de afbeelding zie je de speelsterkte van het stuk. De maarschalk is altijd de hoogste in rang en de spion is de laagste in rang. Het cijfer in de rode bolletjes is het aantal stukken in het spel.
c Markeer in elke zin: het onderwerp. het werkwoord en de andere woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt. d Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 De maarschalk is altijd de hoogste in rang. 2 De spion is de laagste in rang. 3 De spion is een personage met eigen regels. 4 Het cijfer in de rode bolletjes is het aantal stukken in het spel. 5 Dit zijn de speelstukken van het speelbord.
134
Thema 3 - les 11
In zin 1 mogen de leerlingen ‘altijd’ niet aanduiden. Wijs de leerlingen er bij zin 1 en 2 op dat ze ook ‘in rang’ moeten aanduiden. Dat hoort bij de hoogste / de laagste. In zin 4 duiden sommige leerlingen allicht enkel ‘het cijfer’ aan als onderwerp. Maar het onderwerp is ‘het cijfer in de rode bolletjes’.
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 411
411
11/01/19 13:18
4
a Lees de tips bij het spel.
DE OPSTELLING
✓ Je zet je vlag op de laatste rij(en). Je zet er eventueel bommen omheen, zodat alleen vijandelijke mineurs je vlag kunnen veroveren. ✓ Je plaatst een aantal verkenners op de eerste rijen. Maar je bewaart er ook enkele voor het einde van het spel. Ze zijn handig om de spion of zelfs de vlag onschadelijk te maken. ✓ Je plaatst je spion best in de buurt van je generaal. Als je generaal bedreigd wordt door de vijandelijke maarschalk, dan kan de spion je generaal beschermen.
HET SPEL
✓ Het is verleidelijk om met hogere stukken onbekend vijandelijk gebied in te trekken. Het risico is groot: als je een kolonel of nog hoger verliest, leidt dat meestal tot verlies van de partij. ✓ Zodra je de vijandelijke maarschalk kent, kan jouw generaal ieder stuk slaan dat bewogen heeft en niet door de maarschalk wordt gedekt.
b Schrijf het nummer van de zin in de juiste kolom. 1 2 3 4
Je bewaart enkele verkenners voor het einde van het spel. Je plaatst je spion best in de buurt van je generaal. Jij en je vrienden spelen dit spel met heel veel plezier. Ze zijn handig om de spion onschadelijk te maken. In deze zinnen zegt het werkwoord of zeggen In deze zinnen zegt het werkwoord samen met één of meer andere woorden wat het de werkwoorden wat het onderwerp doet of onderwerp is of wordt. wat ermee gebeurt. 1–2–3
5
4
a Markeer in elke zin: het onderwerp. het zinsdeel (dat bestaat uit één of meer werkwoorden) dat zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. het zinsdeel (dat bestaat uit één of meer werkwoorden en andere woorden) dat zegt wat het onderwerp is of wordt.
Wijs de leerlingen erop dat ‘je vlag’ niet het onderwerp is, ook al staat het op de eerste plaats in de zin.
b Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 Je vlag zet je op de laatste rij. 2 Je beschermt je vlag met de bommen. 3 Je spion kan de generaal beschermen. 4 Het risico is groot. Thema 3 - les 11
412
135
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 412
11/01/19 13:18
6
a Beoordeel de zinnen en kleur het juist vakje. Zo vind je de slogan van Stratego.
EEN STUK AANVALLEN
Je neemt jouw stuk en tikt het vijandelijke stuk voorzichtig aan. Je zegt de rang en het nummer van jouw stuk. Je tegenstander antwoordt met de rang en het nummer van zijn aangevallen stuk. Als de rang van jouw stuk hoger is, dan gaat het vijandelijke stuk van het bord en jouw stuk neemt de plaats in van het vijandelijke stuk. Als de rang van jouw stuk lager is, dan gaat jouw stuk van het bord. Het vijandelijke stuk blijft staan op zijn plaats. Als de rangen van beide stukken gelijk zijn, dan gaan beide speelstukken van het bord.
☛ Kapitein (6)
Majoor (7) De majoor wint!
Zin
Waar
Niet waar
Een
Het
klassieke
modern
Je zegt de rang en het nummer van jouw stuk. ‘Zegt de rang en het nummer van jouw stuk‘ is de rest van de zin.
spel
verhaal
De rang van jouw speelstuk is hoger. ‘Is hoger’ zegt wat of hoe het onderwerp is.
van
over
oorlog
aanval
of
en
verdediging
vrede
Kinderen vinden Stratego een leuk spel. ’Een leuk spel’ is het onderwerp van deze zin. Je neemt je stuk. ‘Neemt‘ is de persoonsvorm.
Het vijandelijke stuk verdwijnt van het bord. ‘Verdwijnt’ zegt wat het onderwerp is of wordt. Van beide stukken zijn de rangen gelijk. ‘Van beide stukken’ is het onderwerp in deze zin. De majoor wint van de kapitein. ‘Wint’ zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. b Schrijf de slogan op. Het klassieke spel van aanval en verdediging
136
Thema 3 - les 11
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 413
413
11/01/19 13:18
7
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het onderwerp in de zin vinden. Ik kon de rest van de zin vinden. Ik kon de persoonsvorm in de zin onderstrepen. Ik kon de werkwoorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt, aanduiden. Ik kon de werkwoorden (en woorden) die zeggen wat of hoe het onderwerp is of wordt, aanduiden.
Thema 3 - les 11
414
137
L6 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 414
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 12
Taalspel ‘Nu alles wat voorbij is, begint alles wat voorbij is opnieuw.’ Domeinen: taaldenken, luisteren, lezen Onderwerpen: gedichten lezen, voorlezen en genieten van poëzie Lesduur: 25 minuten
Samenhang
Materialen
Tijdens de taalvaardigheidslessen van dit thema onderzoeken de leerlingen de kenmerken van verschillende soorten verslagen. In deze les besteden we aandacht aan een vijfde tekstsoort: gedichten.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen
Folio > taalschrift p. 138-143 > kopieerblad 1
Hoofddoel van de les Plezier beleven en bereid zijn te lezen. Andere doelen Genieten van een gevarieerd aanbod aan voor hen M bestemde culturele activiteiten. Aangeven dat poëzie een geschikt medium is om gevoelens, stemmingen en verlangens weer te geven. Spreken met verzorgd en aangepast tempo, aangepast volume en klankkleur. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Bewust omgaan met gevoelens en die binnen aanvaardbare grenzen uiten.
Voorbereiding Voorzie kopieerblad 1 per vier leerlingen.
Woordenschat Tekstwoorden > de beul > de tiran > verraderlijk
Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen
L6 - Thema 3 - les 12 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 415
415
11/01/19 13:18
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen kunnen de gevoelens uit een gedicht afleiden. Ze verwoorden hun eigen gevoelens bij het gedicht. Bij het voorlezen van gedichten kunnen de luisteraars het gevoel dat de lezer in het gedicht legt, benoemen.
Brug naar andere leergebieden Wereldoriëntatie Dit thema focust op de Tweede Wereldoorlog. Het is zinvol om tijdens de lessen WO stil te staan bij de oorzaken en gevolgen van die oorlog. Maak zo veel mogelijk gebruik van authentieke materialen zoals oorlogskranten, dagboeken, verhalen en gedichten.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Het voordragen van een gedicht voorbereiden De leerlingen staan in een kring. We doen een oefening. Ik doe voor, jullie doen na. >> We doen alsof we een banaan eten: pel de banaan, stop ze in één keer in je mond. >> We doen alsof we een watermeloen eten: knabbel aan een groot stuk watermeloen van links naar rechts en van rechts naar links. >> We doen alsof we druiven eten: doe een druif van de tros, gooi ze in de lucht, vang ze op met je mond, knabbel erop en spuug de pitjes uit. We hebben enkele mondspieroefeningen gedaan om ons op te warmen. We werken in deze les rond gedichten. >> Waarom zouden we onze mondspieren moeten oefenen? (Bij het voordragen van gedichten moeten we heel sterk articuleren en expressie in het gezicht tonen.) >> Waar moeten we nog aan denken wanneer we een gedicht voordragen? (hard genoeg spreken, niet te snel spreken, op tijd pauzes nemen) 2 Op het lesdoel focussen In je taalschrift staan enkele gedichten. Je leest die gedichten en probeert ervan te genieten. Je kiest één gedicht om binnen een groep leerlingen voor te dragen. De luisteraars evalueren je voordracht.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Gedichten lezen en genieten De leerling voeren oefening 1 tot en met 3 uit.
taalschrift p. 138
4 Gedicht inoefenen Je leest je gedicht straks voor aan een groep van vier leerlingen. Gebruik de tips uit oefening 3 om je voor te bereiden.
416
L6 - Thema 3 - les 12 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 416
11/01/19 13:18
5 Luisteren naar gedichten en evalueren Coöperatief leren: denken – delen – doen Vorm groepen van vier leerlingen. Elke leerling leest het gedicht voor, de andere leerlingen luisteren (oefening 4). Na het voorlezen vult elke leerling de zelfevaluatie van oefening 5 in. De andere groepsleden vullen de evaluatietabel op het kopieerblad in door elk punt met elkaar te bespreken en tot een consensus te komen. De leerlingen bespreken hun evaluatie met de leerling die voorlas. Die neemt de groepsevaluatie over in oefening 6.
taalschrift p. 139 kopieerblad 1
Controleren en reflecteren 6 Over de doelen reflecteren >> Kon je genieten van het lezen van de gedichten? Waarom (niet)? >> Kon je genieten van ernaar te luisteren? Waarom (niet)? 7 >> >> >>
Over de samenwerking reflecteren Hoe verliep de samenwerking binnen je groep? Werden jullie het gemakkelijk eens over de evaluatie? Kun je de kritiek van je medeleerlingen makkelijk aanvaarden? Waarom (niet)?
8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> werken zelfstandig vanaf oefening 2. >> sluiten in lesfase 6 opnieuw aan bij de klasgroep. >> gebruiken de moeilijkere gedichten (gedicht 5, 6 en 8).
taalschrift p. 140 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Instructiegevoelige leerlingen >> luisteren naar de uitleg van de leraar tot en met oefening 3. >> worden door de leraar ondersteund hoe ze het gevoel in het gedicht moeten leggen (oefening 4). Instructieafhankelijke leerlingen >> worden tijdens de hele les begeleid door de leraar. >> gebruiken de gemakkelijkere gedichten (gedicht 1 en 2).
Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.
L6 - Thema 3 - les 12 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 417
417
11/01/19 13:18
les 12
Nu alles voorbij is, begint alles wat voorbij is opnieuw. Ik kan genieten van gedichten. Ik kan de gedichten lezen met aandacht voor het leestempo, de articulatie en de expressie.
1
Lees de gedichten op p. 141-143 in stilte.
2
Kies je favoriete gedicht. Ik kies gedicht
3
Oefen om dat gedicht voor te dragen. Denk daarbij aan de volgende tips:
Voor het voordragen: 1 Doe mondspieroefeningen. Doe alsof je een banaan eet: pel een banaan en stop die in één keer in je mond. Doe alsof je een watermeloen eet: knabbel aan een groot stuk watermeloen van links naar rechts en van rechts naar links. Doe alsof je druiven eet: trek een druif van de tros, gooi die in de lucht, vang ze op met je mond, knabbel erop en spuug de pitjes uit. 2 Lees je gekozen gedicht minstens vijf keer in stilte. Zo struikel je bij het voorlezen niet over je woorden. 3 Zorg dat je alle woorden begrijpt. 4 Zorg dat je het gevoel bij het gedicht begrijpt en dat je dat gevoel in het gedicht kunt leggen. Tijdens het voordragen: 1 Praat traag. 2 Neem na elke strofe een pauze (tel tot drie). 3 Articuleer. 4 Zorg ervoor dat het gevoel dat je in het gedicht legt, duidelijk is. Na het voordragen: Vul de zelfevaluatie in.
138
418
Thema 3 - les 12
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 418
11/01/19 13:18
Zelfevaluatie voor het lezen: gedicht Ja 1 2 3 4 5
Bij het gevoel dat de leerling duidelijk wil maken, zijn meerdere antwoorden mogelijk. Enkele voorbeelden: >> gedicht 1: angstig, onrustig, waarschuwend >> gedicht 2: verdrietig, meelevend >> gedicht 3: bang, onveilig, onrustig, onzeker >> gedicht 4: verdrietig, medelevend >> gedicht 5: stil, droevig >> gedicht 6: verdrietig, eenzaam, hoopvol >> gedicht 7: luchtig, gemaakt >> vrolijk, angstig >> gedicht 8: vrolijk, grappig
Nee
Ik deed mondspieroefeningen. Ik las het gedicht minstens vijf keer in stilte. Ik begrijp alle woorden. Ik begrijp het gevoel bij het gedicht. Ik kan dat gevoel in mijn voordracht leggen.
Dit is het gevoel dat ik duidelijk wil maken: Als je kruisjes hebt staan in de kolom 'nee', oefen dan verder tot ook die punten in orde zijn.
4
Elke leerling leest zijn gedicht expressief voor. Luister aandachtig.
5
Evalueer hoe jij je gedicht voorlas.
Zo lees ik een gedicht voor. Ik sprak traag. Ik nam een pauze na elke strofe. Ik articuleerde goed. Ik maakte het gevoel van mijn gedicht duidelijk door de manier waarop ik het voordroeg.
6
De leerlingen van jouw groep evalueren jouw voordracht. Ze gebruiken daarvoor het kopieerblad en bespreken dat met jou. Neem na de bespreking hun evaluatie hier over.
Zelfevaluatie voor het lezen: gedicht Ja 1 2 3 4 5
Nee
De luisteraar kon zich inleven in het voorgedragen gedicht. Ik sprak traag. Ik nam een pauze na elke strofe. Ik articuleerde goed. Ik maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop ik het voordroeg.
Dit is het gevoel dat ik duidelijk maakte: Thema 3 - les 12
139
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 419
419
11/01/19 13:18
7
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de gedichten lezen met aandacht voor het leestempo, de articulatie en de expressie. Ik genoot van gedichten.
140
420
Thema 3 - les 12
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 420
11/01/19 13:18
Gedichtenbundel Gedicht 1
als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden
Gedicht 2 Tot de doden Wij kunnen U niet meer bereiken Wij komen een zintuig te kort Wij leggen ons neer bij feiten Dat gij minder en minder wordt De enkele keren dat ge In dromen nog ons verschijnt Wordt ge al ijler en ijler Tot ge voor altijd verdwijnt Straten houden uw namen Voor heden en morgen in stand Maar onze kinderen brengen Ze niet meer met u in verband Het land ligt nog net als het toen lag Van polder tot polder te kijk De mensen die er in wonen Blijven zichzelven gelijk Maar éénmaal per jaar is de stilte Tot de hemel toe van u vervuld En belijden wij zonder woorden Onze dankbaarheid, onze schuld
Van: Jana Beranova
Uit: De dichter is een tovenaar: 175 gedichten voor kinderen, Jan Van Coillie, Klaas Verplancke, Averbode, 2000
Gedicht 3 School voor halve dagen Leuk was dat, van mijn bank glijden tot onder het schrijfblad, tot juf vertelde dat het een tijd was van gevaar, bij luchtalarm moesten we onder het vak roetsjen, kijk maar naar Leendert die weet hoe dat gaat en bij de tweede keer alarm netjes de gang op en tegen de stropakken liggen, zo zouden we veilig zijn en de rest van de dag naar huis mogen, we zouden dan vrij zijn en niet bang voor gevaar. Echt bang waren we nooit in die gedeelde school voor halve dagen.
Van: Ed Hoornik © 1972 Ed Hoornik en Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam
W
ijler dunner, vager belijden bekennen roetsjen snel naar beneden glijden
Van: Leendert Witvliet Uit: Vijf draken verslagen, Querido’s Poëziespektakel 4, Antwerpen, Querido, 2011 Thema 3 - les 12
141
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 421
421
11/01/19 13:18
Gedicht 4 Mensen met koffers Mensen met koffers gaan over de wereld, van oorlog naar vrede, van honger naar brood. Vaak zijn ze niet welkom, dan moeten ze terug, van voedsel naar honger, van leven naar dood. Mensen met koffers, ze reizen per vliegtuig, ze reizen per ezel, per trein of per vlot. Ze vluchten voor machthebbers en hun soldaten, voor beul of tiran, of een andere God. De geur van het gras dat je grootvader maaide, het wuivende graan dat je vader eens zaaide. Het kleine verdriet dat je moeder steeds suste, heur haar dat zo kriebelde als ze je kuste. Dat alles was thuis, dat alles en meer. Dat alles, dat alles, dat alles nooit weer. Mensen met koffers gaan over de wereld. Altijd op de vlucht naar de volgende grens. Ze vluchten voor tovenaars, reuzen en heksen, voor duivel en draak – die vermomd gaan als mens. Van: Sjoerd Kuyper Uit: De dichter is een tovenaar: 175 gedichten voor kinderen, Jan Van Coillie, Klaas Verplancke, Averbode, 2000
Gedicht 5 X De bommenwerpers dalen. Hoor ze grommen. Loop niet zo ver van mij in deze verraderlijke mist. Al scheiden ons maar drie meter ik heb je al drie keer gemist. Mijn blik is bewasemd als mijn bril. Kom naast mij lopen, met je elleboog tegen mijn ribben. Kom zo dicht als je kan. Zoals straks in onze kist. Van: Hugo Claus
W
de beul iemand die mensen doodmaakt nadat ze de doodstraf hebben gekregen de tiran iemand die op een wrede manier heerst heur haar haar haren verraderlijk gevaarlijk, onbetrouwbaar bewasemd bedekt met een dun laagje vocht
Uit: Oktober ’43, Hugo Claus, De Bezige Bij, 1998
142
422
Thema 3 - les 12
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 422
11/01/19 13:18
Gedicht 6
Gedicht 7
De laatste brief
Oorlog
De wereld scheen vol lichtere geluiden en een soldaat sliep op zijn overjas. Hij droomde lachend dat het vrede was omdat er in zijn droom een klok ging luiden.
Hé, kleine jongen op tv, ben je soms alleen? Gister had ik nog een pop. Nu alleen nog maar een been. Arme jongen op tv, wat ga je met dat beentje doen? Dat beentje laat ik lopen. Lopen zonder schoen. Lieve jongen op tv, waarom heb je dat been bewaard? Het zal me brengen naar mijn huis. Moeder wacht al bij de haard.
Er viel een vogel die geen vogel was niet ver van hem tussen de warme kruiden. En hij werd niet meer wakker want het gras werd rood, een ieder weet wat dat beduidde. Het regende en woei. Toen herbegon achter de grijze lijn der horizon het bulderen – goedmoedig – der kanonnen. Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef, bevrijdde zich het laatste wat hij schreef: liefste, de oorlog is nog niet begonnen. Van: Bertus Aafjes
Van: Mirjam Van Houten Uit: Vijf draken verslagen, Querido’s Poëziespektakel 4, Querido, 2011
Uit: De verzamelde gedichten 1938-1988 © 1990 Bertus Aafjes – Meulenhoff Boekerij bv, Amsterdam
Gedicht 8
Januari 1943 Op die landweg moeder hield je me minuten vast
l d die mensen doodmaakt nadat oodstraf hebben gekregen
n d die op een wrede manier
je ogen waren rood je jas die rook naar stad de Duitser had per kaart gemeld mijn vader hij was dood in Neuengamme bitter oord daar hadden ze hem vermoord. Van: Remco Campert
aar ren
erlijk ijk, onbetrouwbaar
emd met een dun laagje vocht
Uit: Scènes in Hotel Morandi, Remco Campert, De Bezige Bij, 1983
W
beduiden betekenen Neuengamme concentratiekamp in Duitsland het bitter oord akelige plaats
Thema 3 - les 12
143
L6 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 423
423
11/01/19 13:18
Namen:
Datum:
Evaluatie gedichten Evaluatie door de groep van leerling 1 1 Wij konden ons inleven in het voorgedragen gedicht. 2 De voorlezer sprak traag. 3 De voorlezer nam een pauze na elke strofe. 4 De voorlezer articuleerde goed. 5 De voorlezer maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop hij het voordroeg.
Oké
Niet oké
Dit is het gevoel dat de voorlezer duidelijk maakte:
Evaluatie door de groep van leerling 2 1 Wij konden ons inleven in het voorgedragen gedicht. 2 De voorlezer sprak traag. 3 De voorlezer nam een pauze na elke strofe. 4 De voorlezer articuleerde goed. 5 De voorlezer maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop hij het voordroeg.
Oké
Niet oké
Dit is het gevoel dat de voorlezer duidelijk maakte:
Evaluatie door de groep van leerling 3 1 Wij konden ons inleven in het voorgedragen gedicht. 2 De voorlezer sprak traag. 3 De voorlezer nam een pauze na elke strofe. 4 De voorlezer articuleerde goed. 5 De voorlezer maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop hij het voordroeg.
Oké
Niet oké
Dit is het gevoel dat de voorlezer duidelijk maakte:
424
L6 - Thema 3 - les 12 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 424
11/01/19 13:18
Namen:
Datum:
Evaluatie door de groep van leerling 4 1 Wij konden ons inleven in het voorgedragen gedicht. 2 De voorlezer sprak traag. 3 De voorlezer nam een pauze na elke strofe. 4 De voorlezer articuleerde goed. 5 De voorlezer maakte het gevoel van het gedicht duidelijk door de manier waarop hij het voordroeg.
Oké
Niet oké
Dit is het gevoel dat de voorlezer duidelijk maakte:
L6- Thema 3 - les 12 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 425
425
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 13
Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.
Diversen > een boek naar keuze
Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.
Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.
Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is?
426
L6 - Thema 3 - les 13 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 426
11/01/19 13:18
Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Lees je in een fictieboek? Stop dan even bij een scène die je leuk of spannend vindt. Lees een stukje voor aan enkele klasgenoten en vraag hen hoe het verhaal volgens hen verder zal gaan. Noteer zelf ook een antwoord op die vraag. Lees verder en vertel je klasgenoten achteraf hoe het verhaal afloopt. Had jij het juist? Of iemand anders? >> Lees je in een non-fictieboek? Stop dan even bij een interessant fragment en maak er een illustratie bij.
TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.
Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Lees dan je favoriete verhaalfragment van maximaal vijftien regels voor. Wees expressief! Je klasgenoten geven feedback: wat doe je goed? Wat kan beter? >> Las je in een non-fictieboek? Zoek een woord waarvan je niet verwacht dat je klasgenoten het kennen. Vraag hen wat het woord betekent en leg het hen eventueel uit.
TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.
Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen?
een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.
4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.
L6 - Thema 3 - les 13 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 427
427
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 14
Woorden net als fabrikant, serieus en kampioen Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling > woorden met ie als i geschreven net als fabrikant > woorden met ie als i geschreven net als serieus en kampioen 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen kennen de onthoudstrategie en maakten reeds kennis met woorden waarin je de vrije klinker ie als i schrijft, net als fabrikant. Ze leerden ook woorden met een vrije klinker ie als i net als materiaal en radio correct schrijven. In deze les komen nu ook woorden met een vrije klinker ie als i net als serieus en kampioen aan bod.
Digitaal >> bordboek >> zorg- en evaluatiemodule voor IAC
Lesdoelen Hoofddoelen van de les >> Woorden met een vrije klinker ie als i voor een medeklinker correct schrijven. >> Woorden met een vrije klinker ie als i voor eu of voor oe correct schrijven.
Folio >> spellingschrift p. 35-38 >> kopieerblad 1 >> map curriculumdifferentiatie voor IAC Diversen >> schrijflei
Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Op een constructieve manier met feedback omgaan.
Voorbereiding >> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. >> Voorzie de nodige materialen voor leerlingen met een IAC.
Coöperatieve werkvormen in deze les >> uitwisselen en delen >> partnerdictee
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen werken bij verschillende oefeningen samen. Ze zoeken woorden, vergelijken en corrigeren elkaars werk en doen een partnerdictee. Zo lezen ze in duo’s om de woorden correct te leren schrijven.
428
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 428
11/01/19 13:18
Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > ’s Avonds ... mag ik niet langer dan één uur op de tablet spelen. > Brusselse Hou jij van ... wafels? > Allah Moslims noemen hun God ... . > Vaderdag Op ... maakte ik voor mijn papa ontbijt op bed. > zomer Ik kijk uit naar de ... .
schrijflei
Projecteer de correctiesleutel en laat het dictee nakijken. 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de toppuzzel. Laat de puzzel eerst per twee oplossen, verbeter klassikaal. De leerlingen moeten de lettergrepen herschikken tot ze een woord bekomen. Projecteer die woorden (pensioen, positie, kampioen, subsidie, politiek, ingenieur, artistiek, instituut) en bespreek ze naar betekenis. Markeer in elk woord de ie als i. Laat de woorden daarna in drie categorieën rubriceren: > de i voor een medeklinker (positie, subsidie, politiek, artistiek, instituut) > de i voor oe (pensioen, kampioen) > de i voor eu (ingenieur) Laat een leerling het verschil tussen de drie kolommen benoemen: de ie kan als i voorkomen voor de klinkers oe en eu (zoals kampioen en serieus) en voor een medeklinker (zoals fabrikant). Vul de net als-woorden aan op het bord.
spellingschrift p. 35
Schrijf de woorden op het bord. Zet de drie kolommen op het bord: > de i voor een medeklinker > de i voor oe > de i voor eu
3 Directe instructie Bespreek de twee inhouden waarop deze les focust: Woorden net als fabrikant Bekijk de eerste kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Wijs op de vrije klinker ie die als een i geschreven wordt. Projecteer spellingweter 13 en wijs op de onthoud- en net als-strategie: In sommige woorden hoor je ie, maar schrijf je i. Die woorden moet je onthouden. Je schrijft die woorden net als fabrikant. Woorden net als serieus en kampioen Bekijk de tweede en derde kolom van de rubriceeroefening. Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt. Wijs op de vrije klinker ie die als een i geschreven wordt voor de oe en de eu. Wijs ook op de j-klank die je hoort maar niet schrijft. Projecteer spellingweter 14 en wijs op de onthoud- en net als-strategie: In sommige woorden hoor je na de ie een j voor een eu of oe, maar schrijf je i. Die woorden moet je onthouden. Je schrijft die woorden net als serieus en kampioen.
spellingschrift p. 118
spellingschrift p. 118
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 429
429
11/01/19 13:18
4 De toegepaste strategieĂŤn herhalen CoĂśperatief leren: uitwisselen en delen Geef de leerlingen de opdracht om per twee woorden te zoeken net als fabrikant, serieus en kampioen. Laat hen de woorden in lettergrepen hakken en ze noteren op hun schrijflei. Ze leggen hun puzzel voor aan de partner.
schrijflei
Leerlingen vullen de rubriceeroefening aan met eigen voorbeelden. Laat modelen hoe ze de spellingmoeilijkheid aanpakken. 5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van een visueel dictee Laat oefening 1 oplossen.
spellingschrift p. 35
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken op het einde van de oefening nog andere voorbeeldwoorden bij elke moeilijkheid en noteren die op een kladpapier. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructiegevoelige leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken met partnerwerk op het einde van de oefening nog andere voorbeeldwoorden bij elke moeilijkheid en noteren die op een kladpapier. > vergelijken die woorden met de woorden van een instructieonafhankelijke leerling. > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en de aanpak. Modelen om de beurt. > staan stil bij de ie als i geschreven en modelen om de beurt. > staan erbij stil dat in een aantal woorden nog een ie voorkomt die gewoon als ie geschreven wordt (positie, politiek, subsidie, artistiek). > staan erbij stil dat een aantal woorden tweemaal een ie als i bevatten (religieus, milieu). > staan stil bij de andere moeilijkheden in een woord. Verlengde instructie > Verwoord hoe je het spellingprobleem aanpakt. > Bekijk het woord en dek het af. > Schrijf het woord op (zonder lidwoord). > Controleer aan de hand van het voorbeeldwoord of het gekleurde stukje juist geschreven is. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op woorden met enen, eren en elen.
430
zorg- en zelfevaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 430
11/01/19 13:18
Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Houd een wedstrijd in duo’s aan de hand van de schrijflei. >> Noteer een woord net als: –– fabrikant (positie, politiek, artistiek, instituut ...) –– serieus (milieu, ingenieur, religieus, serieuze ...) –– kampioen (schorpioen, pensioen ...) Daarbij noteren ze om het snelst een woord dat dezelfde spellingmoeilijkheid heeft. Bespreek fouten en laat eventueel verbeteren door klasgenoten. 7 Schriftelijk oefenen Laat oefening 2 tot en met 5 oplossen.
schrijflei
spellingschrift p. 36-37
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. >> werken per twee voor een extra oefening. Ze maken nieuwe zinnen met de woorden uit oefening 5 en noteren die op een kladblad. Instructiegevoelige leerlingen >> overlopen eerst met de leraar de oefeningen. >> maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. Oefening 2: >> Laat de leerlingen om de beurt een woord puzzelen. >> Laat het uitspreken en benadruk daarbij de ie die als i geschreven wordt. >> Vraag elke keer of het een woord is als fabrikant, als serieus of als kampioen. >> Dek af en laat om de beurt modelen hoe ze het woord correct schrijven. Oefening 3: >> Laat leerlingen om de beurt een zin voorlezen. >> Ze herhalen het aan te vullen woord en benadrukken daarbij de ie die als i geschreven wordt. >> Vraag elke keer of het een woord is als fabrikant, als serieus of als kampioen. >> Dek af en laat de zin kopiëren in de juiste tekstballon. Oefening 4 en 5: >> Laat ieu en ioe bij de oefening schrijven. >> Sta nog even stil bij woorden net als fabrikant. >> Laat de leerlingen om de beurt de woorden aanvullen met i of ie. >> Laat modelen of model zelf waarom ze net ie of i schrijven.
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 431
431
11/01/19 13:18
>> Laat hen eventueel i of ie boven de woorden schrijven. >> Ze bedekken en schrijven het woord opnieuw. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) In de zorg- en evaluatiemodule vind je in het luik curriculumdifferentiatie een aangepaste les met verwerkingsmaterialen voor leerlingen die voorbereid worden op de B-stroom van het secundair onderwijs. Die leerlingen oefenen tijdens deze les extra op woorden met enen, eren en elen.
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 6. Leerling 1 1 Hij is erg kritisch en geeft overal wel commentaar op. 2 Ik ben echt bloedserieus. Het is geen grap! 3 Is dat plan nu definitief goedgekeurd? 4 Plastic is allesbehalve milieuvriendelijk. 5 Ik hou meer van mysterieuze gesprekken dan van flauwe moppen en oppervlakkig gedoe. 6 Kende die crisis een positieve afloop? 7 In zijn artistiek werk is hij een wereldkampioen.
spellingschrift p. 38 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje.
Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles
Transfer
Losse woorden
kritisch, definitief, mysterieuze
bloedserieus, milieuvriendelijk
Woorden in zin
crisis, positieve, artistiek
wereldkampioen
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Leestekens: een vraagteken aan het einde van zin 6 en een punt aan het einde van zin 7. Hoofdletters: Kende, In 6
4 (met telkens 0,5 punt als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)
TIP! De puntenverdeling is facultatief.
Leerling 2 1 Beschrijf eens jouw ideale leerkracht. 2 Ik denk dat ze zich heeft aangesloten bij een of andere religieuze beweging. 3 Hoeveel politieke partijen ken je? 4 Meedoen aan dat televisieprogramma is niet geheel risicoloos. 5 Ze staat veel liever met haar hoofd in de wolken dan met beide voeten in de realiteit. 6 Deed die ingenieur al aan pensioensparen? 7 Hij was ambitieus en vroeg subsidies aan.
432
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 432
11/01/19 13:18
Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles
Transfer
Losse woorden
ideale, politieke, realiteit
religieuze, risicoloos
Woorden in zin
ingenieur, ambitieus, subsidies
pensioensparen
Leestekens/ hoofdletters Totaal /10
Leestekens: een vraagteken aan het einde van zin 6 en een punt aan het einde van zin 7. Hoofdletters: Deed, Hij 6
4 (met telkens 0,5 punt als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)
Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen. 9 Integratieoefening Laat oefening 7 oplossen.
TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.
spellingschrift p. 38
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening zelfstandig op. >> vergelijken en bespreken de oplossingen in duo’s. >> zoeken bij twijfel de juiste schrijfwijze op in een woordenboek. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening als partnerwerk op. >> bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. >> zoeken bij twijfel de juiste schrijfwijze op in een woordenboek. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben (compenserende maatregel). Integratieoefening >> werken in miniklas onder begeleiding. >> vullen samen de zinnen aan met de correcte woorden.
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 433
433
11/01/19 13:18
Verlengde instructie >> Laat de woorden niveau en documentaire opschrijven bij de oefening en bespreek de eau en de ai. Laat die markeren in de woorden. >> Bespreek het hoofdlettergebruik. >> Bespreek de ie als i. >> Laat de leerlingen om de beurt de woorden aanvullen met de juiste letters. Laat modelen of model zelf hoe ze de spellingmoeilijkheden aanpakken. Begeleid hen bij het inpassen van de woorden in de tekst. Leerlingen met een individueel aangepast curriculum (IAC) Partnerdictee >> krijgen een eigen dictee dat de inhoud(en) van hun les behandelt.
zorg- en evaluatiemodule voor IAC map curriculumdifferentiatie
Integratieoefening >> krijgen een aparte integratieoefening die alleen inhouden uit leerjaar 4 behandelt.
Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingles komt het verenkelen opnieuw aan bod. Laat de leerlingen uit de tekst van oefening 7 uit les 10 op pagina 34 in hun spellingschrift tien woorden zoeken waarin de verenkelingsregel toegepast wordt. Ze kleuren ook de letter van de verenkeling. Ze hebben de keuze uit: documentaire, wanhopige, leven, soldaten, zaten, voortdurend, loopgraven, zomer, omstandigheden, anekdote, december, nationaliteit, samen, waren en gaven.
434
L6 - Thema 3 - les 14 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 434
11/01/19 13:18
les 14
Woorden net als fabrikant, serieus en kampioen OEN
I
pensioen
PI KA M
UB
OE
IS
SI PO TIE
ES DI
NS
E NP
positie
kampioen
subsidie
K LI
PO TIE
R I EU
IN
TUUT S
TI STIE
GE
TI IN
K AR
N politiek
1
ingenieur
artistiek
instituut
Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin. woorden net als fabrikant
Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie).
spellingweter 13
de positie
De
de politiek
In oorlogstijd is
van de soldaten wordt door de officier bepaald.
de subsidie
Onze club ontvangt een
artistiek
Het schilderij beeldt op een
het instituut
Het
instituut
werd tijdens de oorlog gesloten.
de ingenieur
Een
ingenieur
bedacht de meest vreselijke wapens.
religieus
Veel mensen zongen elke dag een
positie
belangrijk voor vrede.
politiek
voor vrijwilligerswerk.
subsidie
wijze de vrede uit.
artistieke
woorden net als serieus
spellingweter 14
lied.
religieus
het milieu
De gevolgen van de oorlog zijn een ramp voor het
mysterieus
De spion gedroeg zich heel
mysterieus
woorden net als kampioen
milieu
.
.
spellingweter 14
het pensioen
Soldaten blijven na hun
de kampioen
Ooit was hij
kampioen
pensioen
aan de gruwel denken.
en won hij elke wedstrijd.
Thema 3 - les 14
35
L6 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 435
435
11/01/19 13:18
2
a Vorm de woorden en schrijf ze op. b Kleur: ie als i in elk woord.
Ik twijfel. Fout? Verbeter.
1 TIE – SI – PO – VE
3 PI – OEN – SCHOR
omstandigheden
ideale
een giftige
4 EUS – SE – RI 5 TIEF – FI – NI –DE
3
nieuwsberichten
positieve positieve
2 I – A – DE – LE
schorpioen schorpioen
serieus serieus
en niet grappig
definitief def defin initief initief
goedgekeurd
6 SI – PEN – OEN
Ik ga op
7 SI – RI – CO
een te groot
Wijs op de ie als ie in positieve en definitief. In die woorden hoor je dus twee keer ie. Eén keer schrijf je ie als i, de andere ie schrijf je gewoon.
pensioen pensioen
.
ris risico isico ico
Vul de tekst uit de strip aan.
2
1 3
4
Bron: De Laaiende Linies, Suske & Wiske
1 Deze kaart gaat over de real i teit van de oorlog, Wiske. 2 Er waren in de oorlog ser i euze gevechten om deze grens. 3 Die grenzen werden l i n ie s genoemd, zoals deze hier. 4 Ik wil die l i n ie s graag bezoeken. Is dat nog een r i s i co?
36
436
Wijs op de ie als ie in linies. In dat woord hoor je dus twee keer ie. Eén keer schrijf je ie als i, de andere ie schrijf je gewoon.
Thema 3 - les 14
L6 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 436
11/01/19 13:18
4
Wijs op de ie als ie in politieke en subsidies. In die woorden hoor je dus twee keer ie. Eén keer schrijf je ie als i, de andere ie schrijf je gewoon.
Vul de lezersbrief aan met woorden met i of ie. ingen
eurs – pol
t
ke – kr
Wanneer stoppen de
tisch – amb pag na – cr
t s
op? Op bijna elke
staat oorlogsnieuws. Mensen met hoge aan
subsidies
Iedereen is
s–n
mand –
van de krant
pagina
in de regering geven
posities
om wapens te ontwikkelen.
ingenieurs
, maar
kritisch
Welke wereldleider is
d
leiders het vechten en lossen ze de
politieke
crisis
eus – subs s
stopt de oorlog.
niemand
genoeg om het vechten te stoppen?
ambitieus
Emiel, 12 jr., vredesactivist met idealen
5
Vul de woorden aan met i of ie en schrijf ze op. A
Wijs op de ie als ie in definitief, subsidies, positieve en politieke. In die woorden hoor je dus twee (of drie) keer ie. Eén (of twee) keer schrijf je ie als i, de andere ie schrijf je gewoon.
D E
B
C
A
Op 1 pag
grenzen 3 def B
n
s t
f sluiten.
E
t
t
ve geluiden:
Een verstandige 7 pol
Dan moeten we ons aanvalsplan eus maken.
t
ke beslissing.
Vader kan op 8 pens
oen.
Verliezen we dan onze 5 subs
1
Er zijn 6 pos
het einde van de oorlog is in zicht!
s bepaalde
minder 4 amb C
D
na 4 van het Verdrag
staat dat we in 2 cr
d
s niet?
pagina
4
ambitieus
6
2
crisis
5
subsidies
7
politieke
3
definitief
8
pensioen
positieve
Thema 3 - les 14
37
L6 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 437
437
11/01/19 13:18
6
Luister goed. Schrijf op wat je hoort.
Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.
Ik twijfel.
1 2 3 4 5 6
7
Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.
7
Vul de tekst aan. Kies uit: p
gin
– niv
– per
Karla Stoefs beschrijft hoe kinderen de
ode – d
cument
re
periode
van de oorlog beleefden. Op elke
pagina
lees je beklijvende verhalen die sterk ontroeren. Het is alsof je naar een adembenemende
documentaire
boek van het hoogste
niveau
r
s
co’s – cr
s
s –
Prijs € 15.90
kijkt. Dit is een !
esthoek – pr
vincie –
est-
laanderen –
elgische
Het boek vertelt zes verhalen waarin een mix van schoonheid, pijn, verdriet en momenten van crisis
centraal staan. Het vertelt ook over de
risico’s
die de
soldaten namen. De verhalen zijn gebaseerd op waargebeurde feiten in dorpen achter het front in de
38
438
Westhoek
(in de
provincie
Belgische West-Vlaanderen
).
Thema 3 - les 14
L6 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 438
11/01/19 13:18
Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1
woorden
zinnen
Leerling 2 1 Hij is erg kritisch en geeft overal wel commentaar op. 2 Ik ben echt bloedserieus. Het is geen grap! 3 Is dat plan nu definitief goedgekeurd? 4 Plastic is allesbehalve milieuvriendelijk. 5 Ik hou meer van mysterieuze gesprekken dan van flauwe moppen en oppervlakkig gedoe.
6 Kende die crisis een positieve afloop? 7 In zijn artistiek werk is hij een wereldkampioen.
Leerling 1
woorden
zinnen
woorden
1 Beschrijf eens jouw ideale leerkracht. 2 Ik denk dat ze zich heeft aangesloten bij een of andere religieuze beweging. 3 Hoeveel politieke partijen ken je? 4 Meedoen aan dat televisieprogramma is niet geheel risicoloos. 5 Ze staat veel liever met haar hoofd in de wolken dan met beide voeten in de realiteit.
zinnen
6 Deed die ingenieur al aan pensioensparen? 7 Hij was ambitieus en vroeg subsidies aan.
Leerling 2 1 Hij is erg kritisch en geeft overal wel commentaar op. 2 Ik ben echt bloedserieus. Het is geen grap! 3 Is dat plan nu definitief goedgekeurd? 4 Plastic is allesbehalve milieuvriendelijk. 5 Ik hou meer van mysterieuze gesprekken dan van flauwe moppen en oppervlakkig gedoe.
6 Kende die crisis een positieve afloop? 7 In zijn artistiek werk is hij een wereldkampioen.
woorden
1 Beschrijf eens jouw ideale leerkracht. 2 Ik denk dat ze zich heeft aangesloten bij een of andere religieuze beweging. 3 Hoeveel politieke partijen ken je? 4 Meedoen aan dat televisieprogramma is niet geheel risicoloos. 5 Ze staat veel liever met haar hoofd in de wolken dan met beide voeten in de realiteit.
zinnen
6 Deed die ingenieur al aan pensioensparen? 7 Hij was ambitieus en vroeg subsidies aan.
L6 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 439
439
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 15
Bedachtzaam met woorden Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken – betekenissen oefenen op de betekenis van de tekstwoorden en school- en instructietaal uit thema 3 uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les werken we met de thema- en tekstwoorden en de school- en instructietaal uit thema 3. Net als in les 15 van thema 2 zoeken de leerlingen uitdrukkingen op.
Digitaal > bordboek
Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op het gebruik van het alfabet om alfabetisch gerangschikte bronnen op adequate en functionele wijze te hanteren.
Folio > taalschrift p. 144-147 > kopieerbladen 1-2 Diversen > woordenboeken
Ander doel Reflecteren op de betekenis van woordgroepen en zinnen zoals uitdrukkingen en vergelijkingen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Inschatten hoe gedrags- en omgevingsfactoren de gezondheid en veiligheid beïnvloeden en op basis daarvan, binnen veilige grenzen, risico’s durven nemen.
Voorbereiding > Kopieer voor elke leerling kopieerblad 1. Dat blad is bedoeld om te kunnen ‘spieken’ tijdens de les. Leerlingen die vergeten zijn wat een woord ook alweer betekende, kunnen het nog even opzoeken. > Kopieer kopieerblad 2 één keer. Knip de kaartjes uit en vouw ze dubbel, zodat op één kant een themawoord staat en op de andere kant een betekenis. Lamineer de kaartjes voor hergebruik.
Coöperatieve werkvorm in deze les > vraag- en antwoordslang
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling In oefening 5 bedenken de leerlingen een situatie waarin het verstandig is om achterdochtig te zijn. Zo leren ze inschatten hoe omgevingsfactoren de veiligheid kunnen beïnvloeden en welke risico’s ze wel of niet mogen nemen.
440
L6 - Thema 3 - les 15 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 440
11/01/19 13:18
Lesgang Oriënteren en plannen 1 In het woordenboek opzoeken Voorzie voor elk duo een woordenboek. Projecteer het woord ‘gewiekst’. Elk duo probeert het woord zo snel mogelijk te vinden in het woordenboek. Wie het woord gevonden heeft, zegt niets, maar legt zijn woordenboek ondersteboven op tafel. Duo’s die klaar zijn, maken een zin met het opgezochte woord. Als elk duo het woord gevonden heeft, geeft het duo dat het woord het eerst vond de betekenis.
Behandel de volgende woorden en uitdrukkingen op dezelfde manier. Projecteer: de tarbot, een appeltje met iemand te schillen hebben en iemand op de kast jagen. Bij de uitdrukkingen maken de duo’s die klaar zijn met opzoeken geen zin, maar ze bedenken een situatie met de uitdrukking. Laat enkele duo’s die situatie achteraf verwoorden. Vraag aan de andere duo’s onder welk trefwoord ze gezocht hebben bij ‘een appeltje met iemand te schillen hebben’ en ‘iemand op de kast jagen’.
woordenboeken Schrijf het woord op het bord. TIP! In taalzwakkere klassen kun je het tekstwoord ‘geslepen’ laten opzoeken. Zo herhalen ze de betekenis nog een keer.
Schrijf de termen op het bord. TIP! In taalzwakke klassen kun je ‘de tiran’, ‘iemand tegen je in het harnas jagen’ en ‘zijn hart luchten’ laten opzoeken.
2 Op het lesdoel focussen Je oefent de woorden van dit thema in aan de hand van verschillende oefenvormen. Je zoekt uitdrukkingen in een woordenboek op.
Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Oefeningen oplossen De leerlingen lossen oefening 1 tot en met 6 zelfstandig op. Ze kunnen kopieerblad 1 gebruiken om de betekenissen van de woorden te controleren. Bespreek oefening 5. Laat een aantal leerlingen een situatie beschrijven waarin het verstandig is om achterdochtig te zijn. Bespreek oefening 6. Laat leerlingen die dat willen vertellen op welke manier ze weleens iemand tegen zich in het harnas gejaagd hebben. 4 Vraag- en antwoordslang spelen Coöperatief leren: vraag- en antwoordslang In dit spel komen zowel de woorden van dit thema als de woorden van het vorige thema aan bod. Elke leerling krijgt een kaartje met aan één kant een woord en aan de andere kant de betekenis van een ander woord. Het is belangrijk dat alle kaartjes uitgedeeld worden: geef sommige leerlingen twee kaartjes als er meer kaartjes dan leerlingen zijn. Wijs een leerling aan die het woord op zijn kaartje voorleest. De leerling die de betekenis van dat woord op zijn kaartje heeft staan, leest dat voor. Vervolgens leest hij het woord dat op de andere kant van zijn kaartje staat voor. Daarna leest de leerling die de betekenis van het woord op zijn kaartje heeft staan dat voor. Je speelt tot alle themawoorden en hun betekenis aan bod geweest zijn.
taalschrift p. 144-146 kopieerblad 1
kopieerblad 2
L6 - Thema 3 - les 15 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 441
441
11/01/19 13:18
Controleren en reflecteren 5 Controleren of de woorden gekend zijn Laat de leerlingen elkaar in duo overhoren. Vraag welk woord ze nu nog moeilijk vinden. 6 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.
Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> lossen oefening 1 tot en met 6 zonder instructie van de leraar op. >> verbeteren met de correctiesleutel.
taalschrift p. 147 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.
Instructiegevoelige leerlingen >> lossen oefening 1 tot en met 4 zelfstandig op. >> krijgen indien nodig uitleg van de leraar. >> maken oefening 5 en 6 als ze tijd hebben. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken oefening per oefening onder leiding van de leraar. >> maken oefening 5 mondeling als ze tijd hebben.
442
L6 - Thema 3 - les 15 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 442
11/01/19 13:18
les 15
Bedachtzaam met woorden Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken. Ik kan woorden en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek.
1
Lees bij elke tiran de tekst. Vul de eigenschap in die het best bij hem past. Kies uit: achterdochtig – bedachtzaam – geslepen – verraderlijk
1
Generaal Pienosjet is heel slim. Hij heeft snel door wat andere mensen denken. Hij is ook gemeen: tegenstanders gooit hij in de gevangenis of hij laat ze ‘verdwijnen’. Pienosjet is
2
.
geslepen
Keizer Leo vertrouwt niemand. Zelfs zijn vrouw en kinderen laat hij
Wijs de leerlingen erop dat Pienosjet geslepen is. Hij is slim omdat hij snel doorheeft wat de mensen denken. Hij is ook gemeen, want hij laat tegenstanders verdwijnen.
in de gaten houden. Iemand proeft altijd zijn eten en drinken voor, want hij is bang dat iemand hem wil vergiftigen. Leo is
achterdochtig
3
.
President Li doet nooit iets zonder er eerst heel goed over nagedacht te hebben. Hij is voorzichtig en probeert zijn doelen stap voor stap te bereiken. bedachtzaam
Li is
4
.
President Iman kwam aan de macht met behulp van een groep militairen. Hij deed alsof hij hun beste vriend was. Ze dachten dat ze hem konden vertrouwen, maar hij heeft de een na de ander uit de weg laten ruimen. Iman is
144
verraderlijk
.
Thema 3 - les 15
L6 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 443
443
11/01/19 13:18
2
3
Welke zin hoort bij welk woord? Verbind. de beul
Tijdens de Tweede Wereldoorlog arresteerden de Duitsers vaak heel veel mensen tegelijk.
je hart luchten
Ik heb hem eens precies verteld wat ik van hem denk!
aanstellerig
Hij draagt een kap over zijn hoofd, zodat hij niet herkend wordt als hij mensen ter dood brengt.
de razzia
Als Timo een grapje maakt, lacht Lisa altijd heel overdreven, ook als het helemaal niet grappig is.
Vul de woorden in op de juiste plaats. Kies uit: barbaars – berekenend – in het harnas gejaagd
Boer Janssen is alleen maar uit op zijn eigen voordeel. Hij is Zijn dieren behandelt hij
barbaars
.
berekenend
: hij propt veel te veel varkens en
kippen in een hok, slaat zijn dieren en geeft ze vaak te weinig water en voedsel. Omdat hij zo gemeen is tegen zijn dieren, heeft hij dierenliefhebbers tegen zich in het harnas gejaagd
. Een van de
dierenliefhebbers zegt: “Janssen probeert ons de mond te snoeren, maar dat laten we niet gebeuren. We vertellen iedereen hoe hij met zijn dieren omgaat.”
Thema 3 - les 15
444
145
L6 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 444
11/01/19 13:18
4
Los de rebus op. 1
Wijs de leerlingen erop dat ze kopieerblad 1 kunnen gebruiken bij het oplossen van de rebussen.
je hart luchten
2
geslepen
3
in het harnas jagen
5
Beschrijf een situatie waarin het verstandig is om achterdochtig te zijn.
6
Heb jij weleens iemand tegen je in het harnas gejaagd? Leg uit.
146
Leg uit dat achterdochtig zijn in het algemeen niet gezien wordt als een positieve eigenschap, maar dat het soms verstandig is om voorzichtig of zelfs achterdochtig te zijn. Geef eventueel een voorbeeld van zo’n situatie. Bv. Het is avond. Het is al donker en je bent alleen thuis. Er wordt aangebeld. Dan is het verstandig om een beetje achterdochtig te zijn en niet meteen de deur te openen.
Thema 3 - les 15
L6 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 445
445
11/01/19 13:18
7
Hoe verliep de les voor jou? Ik kon woorden uit dit thema gebruiken. Ik kon woorden en uitdrukkingen vlot opzoeken in het woordenboek.
Thema 3 - les 15
446
147
L6 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel
TAL6_HDL_A_T3.indd 446
11/01/19 13:18
De woorden uit thema 3 W
aanstellerig
achterdochtig iets of iemand niet helemaal vertrouwen
barbaars onmenselijk
bedachtzaam als je iets bedachtzaam doet, denk je er goed bij na en doe je het voorzichtig
berekenend
overdreven gedragen, doen alsof
op eigen voordeel uit zijn
de beul iemand die mensen doodmaakt nadat ze de doodstraf hebben gekregen
geallieerd die een bondgenoot is. In de Tweede Wereldoorlog waren dat de landen die tegen Duitsland vochten.
geslepen
de militaire overheid
passeren
slim en gemeen, sluw bestuur van het leger ergens voorbijkomen
de razzia onverwachte inval van de politie waarbij veel mensen worden gearresteerd de tiran
iemand die op een wrede manier heerst
saboteren het vernielen of het slecht laten werken van dingen als verzet of uit protest
verraderlijk
gevaarlijk, onbetrouwbaar
Zegswijzen iemand tegen je in het harnas jagen iets doen waardoor iemand boos op je wordt iets in zijn schild voeren
een geheim plan hebben
zijn hart luchten
zijn hart uitstorten, iets uitspreken
L6- Thema 3 - les 15 - kopieerblad 1
TAL6_HDL_A_T3.indd 447
447
11/01/19 13:18
De vraag- en antwoordslang
448
de razzia
er helemaal gek van zijn
in de ban zijn van
een voorwerp dat je voor bepaalde zaken gebruikt
het attribuut
de pijn is niet uit te houden
de pijn is niet te harden
op eigen voordeel uit zijn
je hart luchten
als je dit maakt, dan onderzoek je nauwkeurig hoe het precies in elkaar zit
berekenend
je hart uitstorten, uitspreken
de analyse
reden om iets te doen
het motief
iets doen waardoor iemand boos op je wordt
iemand tegen je in het harnas jagen
iets heel goed kennen
iets kennen als je broekzak
iemand die op een wrede manier heerst
de tiran
iemand onzeker maken
van je stuk brengen
er gebeurt iets vervelends of gevaarlijks
L6 - Thema 3 - les 15 - kopieerblad 2
TAL6_HDL_A_T3.indd 448
11/01/19 13:18
het risico
het heeft met iets anders te maken en is heel belangrijk
relevant
slecht volk, gemene mensen
het gespuis
onmenselijk
barbaars
een domme fout, een flater
de blunder
heel erg geschokt
verbijsterd
hulp vragen aan iemand
een beroep doen op
overdreven gedragen, net doen alsof
aanstellerig
naar iets toegaan
zich begeven naar
in het een of ander op iemand anders lijken
iets gemeen hebben
als je iets op deze manier doet, denk je er goed bij na en doe je het voorzichtig
bedachtzaam
ergens veel moeite voor doen
zich uitsloven
gevaarlijk, onbetrouwbaar
L6 - Thema 3 - les 15 - kopieerblad 2
TAL6_HDL_A_T3.indd 449
449
11/01/19 13:18
450
verraderlijk
slim en gemeen, sluw
geslepen
van groot belang, doorslaggevend
cruciaal
dit ben je als je graag eerlijk zegt wat je voelt of denkt
spontaan
wanneer iets gemaakt is
dateren
iemand die mensen doodmaakt nadat ze de doodstraf hebben gekregen
de beul
iemand die veel vervelende dingen moet doorstaan
registreren
als je dit bent, vertrouw je iets of iemand niet helemaal
het zwaar te verduren krijgen
inschrijven
achterdochtig
onverwachte inval van de politie waarbij veel mensen worden gearresteerd
L6 - Thema 3 - les 15 - kopieerblad 2
TAL6_HDL_A_T3.indd 450
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 16
Differentiatieblok Onderwerp: Lesduur:
differentiatieblok 100 minuten
Samenhang
Materialen
Leerlingen die bepaalde delen van de leerstof uit het thema onvoldoende beheersen, krijgen verlengde instructies en herhalingsoefeningen. Leerlingen die de leerstof voldoende beheersen, krijgen taken zelfstandig werk en/of een taaltaak.
Digitaal >> printbladen in de zorgen evaluatiemodule Folio >> zorg- en evaluatiemap
Voorbereiding Zet de resultaten van de ingevulde leerlingportfolio’s in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be. Op basis daarvan stelt de zorg- en evaluatiemodule je een planning voor van het differentiatieblok. >> Je ontvangt een overzicht van de leerlingen die een bepaalde inhoud onvoldoende beheersen, samen met een verlengde instructie en verwerkingsmaterialen, zodat je de groep kunt begeleiden bij de herhaling. >> Je ontvangt voor elke leerling een voorstel van hoe hij het differentiatieblok invult: met een selectie uit de taken zelfstandig werk of met de taaltaak. >> Je ontvangt bijkomend een voorstel voor passende bingeloefeningen. Op basis van die voorstellen kun je zelf het differentiatieblok plannen. Je kunt het differentiatieblok ook samenstellen uit de zorg- en evaluatiemap. Vul het papieren portfolio per leerling in en kopieer de nodige herhalingsbladen en taken voor zelfstandig werk/taaltaak voor elke leerling.
Inhoud van het differentiatieblok Herhalingsopdrachten Lezen >> Herhaling begrijpend lezen van een fictietekst – 25 minuten >> Herhaling begrijpend lezen van een non-fictietekst – 25 minuten Taaldenken >> Herhaling afleidingen en samenstellingen – 25 minuten >> Herhaling de tweeledigheid van zinnen herkennen, de werkwoorden in een zin herkennen als de woorden die zeggen wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt of werkwoorden en woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt – 25 minuten Betekenissen >> Herhaling woordenschat uit het thema en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek – 25 minuten Spelling >> Herhaling woorden met een verenkeling of verdubbeling – 25 minuten >> Herhaling woorden met oo als eau – 25 minuten >> Herhaling woorden met oe als ou – 25 minuten >> Herhaling woorden met ai – 25 minuten
L6 - Thema 3 - les 16 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 451
451
11/01/19 13:18
>> Herhaling woorden met hoofdletters – 25 minuten >> Herhaling woorden met ie als i – 25 minuten Taak zelfstandig werken/Taaltaak >> Taak zelfstandig werken A – 25 minuten – basisniveau: de kenmerken van een non-fictietekst afleiden >> Taak zelfstandig werken B – 25 minuten – plusniveau: de kenmerken van een non-fictietekst afleiden >> Taak zelfstandig werken C – 50 minuten – integratieoefeningen spelling >> Taaltaak – 50 minuten – de kenmerken van een liefdesbrief afleiden
452
L6 - Thema 3 - les 16 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 452
11/01/19 13:18
Thema 3 - les 17
Evaluatieblok Onderwerp: Lesduur:
evaluatie 100 minuten
Samenhang
Materialen
Je kunt vrij plannen welke toetsen je afneemt binnen de beschikbare tijd. >> Toets begrijpend lezen – fictie (25 minuten) >> Toets begrijpend lezen – non-fictie (25 minuten) >> Toets taaldenken – betekenissen (25 minuten) >> Toets spelling – kortetermijngeheugen (25 minuten) >> Controledictee 1 – langetermijngeheugen (50 minuten)
Digitaal >> printbladen in de zorgen evaluatiemodule Folio >> zorg- en evaluatiemap
De duiding van elke toets vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be of in de zorg- en evaluatiemap.
Voorbereiding De toetsen bij dit thema vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be, als pdf en als een aanpasbaar Word-bestand, of je kunt ze kopiëren uit de zorg- en evaluatiemap.
L6 - Thema 3 - les 17 - lesgang
TAL6_HDL_A_T3.indd 453
453
11/01/19 13:18
454
TAL6_HDL_A_T3.indd 454
11/01/19 13:18
580267/1
72296_TALENT 6_HANDLEIDING 6A_580267_1.indd 3
vanin.be
14/01/19 08:45