TeleScoop 1 inkijkexemplaar

Page 1

tele scoop

Chris Van Broeck

tele scoop 1

Š

VA

N

IN

1

Ruben Foubert Matthias Herreman Bert Rondeaux Tim Slootmans Annemie Van Cleemput

Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-9505-9 594164

vanin.be


tele

1

Chris Van Broeck

IN

Ruben Foubert

Matthias Herreman Bert Rondeaux

N

Tim Slootmans

©

VA

Annemie Van Cleemput


Inhoud Starten met TeleScoop 5 diddit het onlineleerplatform bij TeleScoop 7 Voorbeeld uit de actualiteit 8 Actualiteitssjabloon 9

IN

ZORGEN VOOR LATER 9 13 LAAT IN JE KAARTEN KIJKEN 9 15

VA

N

Wow! 1 Even het noorden kwijt? 2 Timmer zelf aan de juiste weg 3 Geen vuiltje aan de lucht? Aha! Test jezelf Woordenlijst

©

EEN BALLONNETJE OPLATEN Wow! 1 Het is maar hoe de kaarten vallen 2 Bewolkt of zonnig? Zie jij ze vliegen? 3 Ben jij helemaal weg van de gps? 4 Bergen kunnen verzetten Aha! Test jezelf Woordenlijst

VEEL WATERJES DOORZWOMMEN

Wow! 1 Veel beekjes maken een groot water 2 Achter de wolken schijnt de zon 3 De kruik gaat zo lang te water tot ze barst Aha! Test jezelf Woordenlijst

16 17 21 30 32 34 36

37 38 39 51 61 70 74 79 82

85 86 87 101 111 114 119 122

INHOUD

3


125

Wow! 1 Heb jij er kaas van gegeten? 2 Veel voeten in de aarde hebben 3 Hoe zit de vork aan de steel? Aha! Test jezelf Woordenlijst

126 127 132 150 155 160 163

IN

ETEN WAT DE POT SCHAFT

167

Wow! 1 Wie een put graaft voor een ander 2 Het laat zijn sporen na 3 Geboren met een baksteen in de maag 4 Het tij keren Aha! Test jezelf Woordenlijst

168 169 179 184 195 200 204 208

©

VA N

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

4

INHOUD


STARTEN MET TELESCOOP Welkom bij TeleScoop. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat. Op weg met TeleScoop Het leerwerkboek bestaat uit vijf thema’s. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd. Elk thema start met enkele foto’s die te maken hebben met dat thema.Je vindt er ook een handig overzicht van de hoofdstukken.

tele

Laat in je kaarten kijken

50 km

De Blue Marble (de blauwe knikker) is een beroemde foto van de aarde. De foto werd genomen op 7 december 1972 door de bemanning van de Apollo 17 op ongeveer 450 000 km afstand van de aarde. Dit is onze thuis.

Impressie: reis doorheen het zonnestel naar de aarde

In het heelal komt heel wat water voor, maar de aarde is de enige planeet in het zonnestelsel met zeeën en oceanen.

Levende organismen bestaan voor een groot deel uit water. Bij de mens bijvoorbeeld is dat 60 %.

1 EVEN HET NOORDEN KWIJT?

3 GEEN VUILTJE AAN DE LUCHT?

IN

We starten elk thema met een WOW. Op deze Wow!-pagina is er de keuze tussen verschillende interessante items. Je maakt hier kennis met het onderwerp van het thema.

! a h A kaart van het landgebruik

vegetatiekaart

klimaatkaart

reliëfkaart

bodemkaart

kaart van de ondergrond

landschap

In de thema’s vind je verschillende manieren om een synthese te maken: mindmap, schema, samenvatting en Cornell. In het boek staat steeds één manier. Op diddit vind je nog andere manieren.

Checklist

Wat kan ik?

helemaal begrepen

hier kan ik nog groeien

Ik kan het traject van een rivier situeren en aanduiden op verschillende kaarten. Ik kan op een kaart de waterscheidingskam tekenen en het stroomgebied van een rivier inkleuren. Ik kan uitleggen wat reliëf is.

p.

87-91 91 93-98

Ik kan de horizonlijn, de helling en het hoogteverschil onderscheiden op een landschapsfoto.

93

Ik heb oog voor verschillende reliëfvormen in het landschap en ik kan ze benoemen.

94

Ik kan de reliëfvorm bepalen in een landschap door gebruik te maken van de determineertabel.

94, 96-97

Ik kan de hoogteligging aflezen op een topografische kaart.

96-97

Ik kan enkele reliëfvormen op een hoogtelijnenkaart herkennen.

96-97

Ik kan een traject uitstippelen op een topografische kaart. Ik kan de kringloop van het water uitleggen met behulp van een tekening.

99100

water opgeslagen in ijskappen bruikbaar drinkwater figuur: water op aarde bron: WaterFootprint.org en WWF

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

88

Veel watertjes doorzwommen wow!

Synthese continenten

werelddelen noordpoolcirkel

noordpoolcirkel

E U RAZ I Ë

EUR OPA

N OORDAME RI KA

AME RI KA

A ZIË

kreeftskeerkring

kreeftskeerkring

AFR IKA

AFRI KA

evenaar

evenaar

Z U I DAME RI KA AUSTRALIË

0

OCEANIË

steenbokskeerkring

3000 km

0

op de evenaar

76

De checklist is een opsomming van de doelen waaraan je in het thema hebt gewerkt. Je gaat bij jezelf na welke doelen je denkt bereikt te hebben, of waaraan je nog moet werken. Als je twijfelt, dan blader je terug in het thema.

102104

Ik kan temperatuur- en neerslaggegevens opzoeken op het internet.

103104

Ik kan temperatuur- en neerslaggegevens correct weergeven in een grafiek.

104

Ik kan een klimatogram lezen.

105

steenbokskeerkring

3000 km op de evenaar

zuidpoolcirkel

zuidpoolcirkel

ANTAR CTICA

ANTARC TI C A

administratieve kaart

natuurkundige kaart

vlakte

heuvelland

plateau

gebergte

EEn ballonnEtjE oplatEn

TEST JEZELF 1

Julan is in de zoo op zoek naar de zebra’s. Hij beschikt over een plattegrond. Leg in je eigen woorden uit hoe hij zijn plattegrond kan oriënteren.

2

Bekijk de referentiekaart van België.

101

Ik kan uitleggen hoe de neerslag gemeten wordt.

Ik kan uit verschillende neerslagkaarten conclusies trekken.

Wat wil ik te weten komen over dit thema?

zout water

VA N

Bekijk de figuur met landschapslagen en vul vervolgens de tabel aan.

VeeL watertjes doorzwommen

71 % uit water. Het aardoppervlak bestaat voor ruim 1,3 miljard kubieke kilometer.

Het volume water bedraagt

Voor je verder oefent, bekijk je eerst de AHA. Hier vind je de tekening van de landschapsvormende lagen, de synthese van het thema en een checklist.

Aha!

Landschapsvormende lagen

114

Het water vormt een kringloo p waarin het constan t wisselt tussen rivieren , zeeën en oceanen meren, , de atmosfe er, gletsjers en grondwater.

Plastic afval vervuilt de oceanen Naar schattin steeds meer. g zouden de oceanen tegen meer plastic 2050 bevatten dan vis.

2 TIMMER ZELF AAN DE JUISTE WEG

© Gratsias Adhi Hermawan / Shutterstock.com

0

©

1

108

Ik kan uitleggen hoeveel en waarvoor we water verbruiken.

111

Ik kan manieren vinden om duurzaam om te gaan met water.

112113

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar het onlinelesmateriaal en oefen verder.

118

Veel watertjes doorzwommen

Je kunt in het onderdeel Test jezelf verder oefenen. Je leerkracht beslist of je de oefeningen op het einde van het thema maakt of doorheen de lessen. Op diddit vind je bovendien nog meer oefeningen.

0

Kleur de provincie Oost-Vlaanderen geel.

b

Overtrek de twee rivieren die hier samenvloeien met blauw. Noteer hun namen op de kaart.

c

d

34

50 km

a

Overtrek de drie belangrijkste autowegen die door Oost-Vlaanderen lopen met rood. Noteer hun namen op de kaart. Situeer met een windrichting: -

De provincie Henegouwen ligt ten

van de provincie Oost-Vlaanderen.

-

De provincie Luik ligt ten

van de provincie Limburg.

LaaT in JE kaarTEn kiJkEn

STARTEN MET TELESCOOP

5


c

Situeer de volgende plaatsen aan de hand van een windrichting. Gebruik de plattegrond van Bobbejaanland en je oplossingen uit de vorige oefening. Let op de oriëntatie van de plattegrond. van Bobbejaanland.

- Je bevindt je in het fig. 2.3: weerstation

- Vriend 1 bevindt zich ten

van jouw standplaats.

van jouw standplaats. 1 Om een kaart of plattegrond zo goed mogelijk te oriënteren, bepaal je eerst waar het noorden Situeer je vrienden ten opzichte van elkaar. Gebruik nu deligt. tussenwindrichtingen. - Vriend 4 bevindt zich ten

2 Handig voor Zie jij hoe hoogonderweg de temperaturen klimmen? 1

d Hiernaast zie je een weerkaartzowel van Europa Schrijf de tussenwindrichting voluit als met de Engelstalige afkorting. VAARDIGHEID 1: HOE BEPAAL JE HET NOORDEN MET EEN KOMPAS? die iets vertelt over de temperatuur. - Vriend 2 bevindt zich ten / van jouw standplaats. 1 Leg je kompas horizontaal. Blijf uit de buurt van metaal / vanenjouw standplaats. Vriend 3 bevindt zich ten a Hoe wordt de temperatuur voorgesteld? magneten. 2 De kompasnaald (rode pijlpunt) wijst het noorden aan. 3 Draai jetekompas zo dat letter N (noorden op het kompas) Een kaart is een belangrijk hulpmiddel om je te oriënteren en je standplaats lokaliseren inde een met de rode pijlpunt van de kompasnaald. landschap. Je kunt een kaart oriënteren met behulp van een windroossamenvalt en een kompas.

In de loop van elk thema word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen.

We zetten doorheen het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in deze rode kaders.

Waar in Europa vinden we deje hoogste Deb(tussen)windrichtingen gebruik om jezelf of een plaats te situeren ten opzichte van een andere plaats. temperaturen? Door gebruik te maken van verschillende herkenningspunten slaag je erin om jezelf op de kaart en in het landschap te lokaliseren. Test jezelf: oefening 1

fig. 1.2: kompas

a

Vervolledig de windroos op de plattegrond van Bobbejaanland. Gebruik de Engelse symbolen N, E, S, W.

b

Noteer ook de afkortingen van de tussenwindrichtingen op de windroos.

fig. 2.4: temperatuurkaart Europa - © Meteoserver.nl

c Waar in om Europa vinden we de laagste temperaturen? Interessant weten

Hier daar er een ‘Tip’ Wisten je dat je op dewordt meeste smartphones ook een kompas kunt vinden of als app kunt installeren? Tip ingeschakeld. Dat zijn kleine Als er geen windroos op een kaart staat, is de bovenkant van de kaart het noorden. Kijk naar de tekst op de kaart om te bepalen wat de bovenkant is. d die Hoe worden de kleuren gescheiden? items je helpen om een opdracht goed uit te voeren VAARDIGHEID 2: HOE BEPAAL JE HET NOORDEN MET DE STAND VAN DE ZON? of die je extra uitleg geven. Kijk in deverbinden, richting van de zon.we De lijnen op een weerkaart die plaatsen met dezelfde temperatuur1 met elkaar noemen 2 ’s Morgens staat de zon in het oosten, ’s middags in het isothermen. Iso betekent gelijk en therm wijst op de temperatuur. zuiden en ’s avonds in westen. 3 Kijk hoe laat het is, bepaal de windrichting waar de zon Interessant om weten nu staat. Nu kan je het noorden bepalen. Als we gegevens van de temperatuur op lange termijn in kaart willen brengen, moeten we de gemiddelde temperatuur berekenen. Dat doe je door eerst de gemiddelde temperatuur van een dag te berekenen. Vervolgens doe je dat voor alle dagen van de maand. Van al die waarden bereken je het gemiddelde.

IN

Een ‘Interessant om weten’ is een klein blokje informatie dat je verder op weg helpt om de opdrachten fig. 1.3: standgoed van de zon te begrijpen.

c

20

Kijk naar buiten. Gebruik de info uit het kader om het noorden te bepalen aan de hand van de stand

van de 2zon op ditOF moment. Wanneer je een onderzoek uitvoert, volg je telkens zeven stappen die worden aangeduid BEWOLKT ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN? 55 LAAT IN JE kAARTEN kIJkEN met volgende iconen: 2 Je kunt een plattegrond of kaart ook oriënteren zonder kompas of stand van de zon.

Onderzoeksvraag

VA N

Hypothese

VAARDIGHEID 3: HOE ORIËNTEER JE EEN KAART ZONDER KOMPAS OF STAND VAN DE ZON? 1 Zoek minstens twee herkenningspunten in het landschap. 2 Zoek die herkenningspunten op de kaart. 3 Draai nu de kaart zodat de herkenningspunten in dezelfde richting liggen als jij ze ziet.

Reflectie

Waarneming

Benodigdheden

S

WOORDENLIJST

Thema Laat in je kaarten kijken hoofdstuk

©

Vaktaal en moeilijke woorden vallen extra op door de stippellijn. Achteraan het thema vind je die woorden terug in de woordenlijst.

Besluit

Werkwijze

term

definitie

3

alternatief

andere mogelijkheid

1

kaart

verkleinde, getekende weergave van het landschap

2

kaartwijzer

overzichtskaart in je atlas met een verwijzing naar deelkaarten

2

legende

overzicht van de gebruikte symbolen op een kaart en hun betekenis

18

lokaliseren

jezelf of een plaats bepalen op een kaart

3

mobiliteit

manier waarop personen zich verplaatsen

1

oriënteren

jezelf of een kaart juist richten ten opzichte van de windrichtingen

2

referentiekaart

kaart met de belangrijkste herkenningspunten van een bepaald gebied

2

register

alfabetische lijst achteraan in je atlas

2

schaal

breuk of lijn die aangeeft hoeveel keer de werkelijkheid verkleind wordt op een kaart

1

situeren

met een windrichting de ligging van een plaats ten opzichte van een andere plaats aanduiden

2

topografische detailkaart waarop alle kaart belangrijke landschapselementen aangeduid worden

niet georiënteerd De bodemsoort die ik heb aangetroffen in mijn tuin is

d

Controleer jouw antwoord in de atlas.

georiënteerd

S = standplaats .

fig. 1.4: een kaart oriënteren

Veel bodemsoorten zijn een tussenvorm tussen zand, leem en klei.

in je eigen woorden 4

LAAT IN JE KAARTEN KIJKEN

1

c

Om te weten wat de beste bodemsoort is om aan landbouw te doen, onderzoek je de eigenschappen van enkele gesteenten. Elke grondsoort heeft andere eigenschappen en kwaliteiten. Je doet een proefje om te onderzoeken hoe snel water doorsijpelt bij klei, leem, grof zand en fijn zand. Dat noemen we de doorlatendheid van de gesteenten. Je meet ook hoeveel water er nadien in de grond achterblijft.

Onderzoek 1

Onderzoeksvraag In welke bodemsoort dringt het water het snelst door?

2 Hypothese Het water sijpelt het snelst door bij: leem klei fijn zand

grof zand

3 Benodigdheden - verschillende grondsoorten: grof zand, fijn zand, leem, klei - lege plastic flessen, koffiefilters, maatbekers - chronometer 4 Werkwijze 1 Snijd een lege plastic fles middendoor. Plaats het bovenste deel omgekeerd in het onderste deel. Plaats in het bovenste deel een koffiefilter. 2 Neem dezelfde hoeveelheid (bv. twee of drie koffielepels) van elke grondsoort en druk die goed aan in de filter. 3 Giet dezelfde hoeveelheid water door elke filter. 4 Meet de tijd vooraleer het water doorgesijpeld is. 5 Waarneming a Maak de opstelling klaar zoals op het schema. b Kleur de bekers blauw volgens de hoeveelheid water die doorgesijpeld is. Doe dat op verschillende tijdstippen. c Noteer de tijd die het water nodig heeft om volledig door te sijpelen in de tabel op de volgende pagina. d Breng je waarnemingen over in de tabel.

1 dl

1 dl

1 dl

1 dl

doorlatendheid

grof zand fijn zand

leem

klei

sterk

matig

zwak

fig. 2.4: proefopstelling doorlatendheid

36

LaaT IN JE kaaRTEN kIJkEN

134

EtEn Wat dE pOt scHaft

De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:

6

Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je ook online terug.

Als je dit icoon ziet, dan vind je op diddit een ontdekplaat terug.

Als je dit icoon ziet, vind je extra materiaal terug op diddit.

STARTEN MET TELESCOOP


het onlineleerplatform bij Telescoop

Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.

Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

IN

Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.

VA N

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

Š

Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk (o.a. videobestanden, instructiefilmpjes .... Ga hier ook aan de slag met de ontdekplaten!

DIDDIT

7


VOORBEELD UIT DE ACTUALITEIT

De arm van het meisje ligt om de schouders van haar papa. Hun lichamen zijn aangespoeld aan de oever van de Rio Grande. Ze zijn verdronken, onderweg naar een beter leven. De foto is van de Mexicaanse fotografe Julia Le Duc die voor La Jornada werkt. In die krant vertelt ze dat Óscar Alberto Martínez Ramírez, zijn echtgenote Tania en Valeria, hun dochter van 23 maanden oud, uit El Salvador kwamen en al twee maanden in het Mexicaanse grensstadje Matamoros wachtten om asiel aan te vragen in de Verenigde Staten. Toen het wachten in een hitte van 45 graden hen te lang duurde, beslisten de ouders om de rivier over te steken en zo illegaal in Texas te arriveren.

IN

VERDRONKEN OP EEN BOOGSCHEUT VAN DE VS

De lichamen van Óscar Alberto Martínez en zijn dochter Valeria liggen in de Rio Grande. Ze verdronken zondag toen ze de VS probeerden binnen te komen.

VA N

Óscar Alberto nam zijn dochter in de armen en stak de rivier over. Hij liet haar aan de overkant achter om terug te zwemmen en zijn vrouw op te halen. Maar het kind ging weer het water in en toen haar vader haar wilde redden, heeft de stroming hen beiden gegrepen. Tania stond aan de oever en zag hoe haar man en haar dochter verdronken. Zij heeft haar verhaal aan de fotografe gedaan. De brandweer van Matamoros heeft twaalf uur naar de lichamen gezocht en hen uiteindelijk een halve kilometer verder gevonden. Het meisje had haar arm onder het shirt van haar vader gestoken om toch maar veilig te zijn. (hco)

©

Bron: De Standaard, 27/06/2019

8

VOORBEELD UIT DE ACTUALITEIT


ACTUALITEITSSJABLOON ONDERZOEK EEN ACTUELE GEBEURTENIS AAN DE HAND VAN VOLGENDE VRAGEN. WAT IS ER GEBEURD? 1

Onderstreep de belangrijkste woorden of stukken in de tekst en vat de gebeurtenis samen in maximum vijf lijnen.

Vanuit het arme Midden-Amerika probeert men naar de rijke VS te gaan. Om vanuit Mexico de binnen te geraken, kiezen mensen een onveilige oplossing, zoals de Rio Grande oversteken. VS Een andere oplossing is er niet.

illegaal: onwettig

VA N

asiel: toevluchtsoord; toelating tot verblijf

IN

2 Noteer de begrippen die je niet goed begrijpt en zoek de betekenis op.

WAAR IS DIT GEBEURD?

1 Markeer de plaatsen die genoemd worden met een markeerstift. 2 Zoek in je atlas waar die plaatsen liggen. 3 Duid ze met een door jou gekozen symbool aan op de wereldreferentiekaart. Noteer je symbool in de legende. 4 Situeer de plaatsen in de werelddelen en wereldblokken. Noteer die hieronder.

Š

V6

(DB) p. 148H + PL p.169E -

VS: Noord-Amerika, Angelsaksisch Amerika - Mexico: zuidelijk buurland van de VS, ligt in Centraal-Amerika, Latijns-Amerika - Rio Grande: rivier die de oostelijke helft van de grens tussen de VS en Mexico vormt - El Salvador: land uit Centraal-Amerika, op de smalle landstrook tussen Mexico en Zuid-Amerika -

WAAROM IS DAT DAAR GEBEURD? 1

Zoek een mogelijke verklaring aan de hand van kaarten in je atlas. Noteer die kaarten in je tekst.

(DB) 150A en B: Centraal-Amerika is duidelijk armer dan de VS. Er zijn ook veel analfabeten. - (DB) 150G: De HDI is lager in Centraal-Amerika. - (DB) 151D: Het BBP (de koopkracht) is veel lager in Centraal Amerika. -

ACTUALITEITSSJABLOON

9


2 Kan een dergelijke gebeurtenis ook bij ons voorkomen?

Ook hier proberen mensen uit arme landen of landen in oorlog een Europees land met een betere economie te bereiken. Vaak gebeurt dat illegaal en onveilig via mensensmokkelaars, op bootjes of in vrachtwagens.

SYNTHESE Noteer hieronder de kern van het verhaal. Zorg ervoor dat de ‘Wat, waar en waarom daar’-vragen worden beantwoord.

Mensen uit Centraal-Amerika proberen alles om de armoede te ontvluchten en een land met betere levensmogelijkheden te bereiken. Vaak moeten ze dat illegaal doen en kiezen ze voor de onveilige weg. Ze brengen zichzelf en hun familie zo in gevaar.

IN

©

VA N

10

ACTUALITEITSSJABLOON


ACTUALITEITSSJABLOON ONDERZOEK EEN ACTUELE GEBEURTENIS AAN DE HAND VAN VOLGENDE VRAGEN. WAT IS ER GEBEURD? 1

Onderstreep de belangrijkste woorden of stukken in de tekst en vat de gebeurtenis samen in maximum vijf lijnen.

IN

2 Noteer de begrippen die je niet goed begrijpt en zoek de betekenis op.

VA N

WAAR IS DIT GEBEURD?

1 Markeer de plaatsen die genoemd worden met een markeerstift. 2 Zoek in je atlas waar die plaatsen liggen. 3 Duid ze met een door jou gekozen symbool aan op de wereldreferentiekaart. Noteer je symbool in de legende. 4 Situeer de plaatsen in de werelddelen en wereldblokken. Noteer die hieronder.

©

V6

WAAROM IS DAT DAAR GEBEURD? 1

Zoek een mogelijke verklaring aan de hand van kaarten in je atlas. Noteer die kaarten in je tekst.

ACTUALITEITSSJABLOON

11


2 Kan een dergelijke gebeurtenis ook bij ons voorkomen?

SYNTHESE Noteer hieronder de kern van het verhaal. Zorg ervoor dat de ‘Wat, waar en waarom daar’-vragen worden beantwoord.

IN

©

VA N

12

ACTUALITEITSSJABLOON


tele

©

VA N

IN

ZORGEN VOOR LATER


1

Hoe zou een stad er in de toekomst kunnen uitzien? Waar plaats je de verschillende landschappen ten opzichte van elkaar om het leven in de stad zo goed mogelijk te laten verlopen? a Leg met enkele klasgenoten de landschapskaarten bij elkaar. In totaal moet je minstens over volgende verzameling beschikken om het spel te spelen: 10 kaarten met een woonzone (flatgebouwen, wijken met huizen) 4 kaarten met een industriezone (industrie) 5 kaarten met een landbouwzone (landbouw) 5 kaarten met een groenzone (bos en park) 2 kaarten met een energiezone (energie) 4 kaarten met een kantoorzone (kantoor) b Elke leerling van je groep heeft minstens één landschapssoort in zijn of haar bezit. c

Puzzel met je groep de stad van de toekomst bij elkaar op het grondplan. Overleg goed met de andere groepsleden. Teken er zelf de straten en spoorwegen bij.

IN

d Je krijgt ook de kans om zelf nog ideeën toe te voegen op de overgebleven witte vakken. Wat heeft de stad van de toekomst nog nodig? Noteer in het vak wat je daar zou plaatsen of werk het uit in een tekening.

VA N

2 Ga rond in de klas en beoordeel met je groep de voorstellen op de andere grondplannen. Noteer de sterke punten en de verbeterpunten bij elk grondplan op het evaluatieformulier. 3 Overloop met je groep de punten die genoteerd werden op het evaluatieformulier. Als je akkoord bent, noteer je die opmerking ook in de onderstaande tabel. STERKE PUNTEN

©

VERBETERPUNTEN

4 Op het einde van dit schooljaar doen we deze oefening nog eens. Je hebt dan allerlei zaken geleerd die je kunnen helpen om de puzzel opnieuw te leggen.

14

ZORGEN VOOR LATER


tele

IN

Laat in je kaarten kijken

50 km

©

VA N

0

1 EVEN HET NOORDEN KWIJT? 2 TIMMER ZELF AAN DE JUISTE WEG 3 GEEN VUILTJE AAN DE LUCHT?


1 Google volgt je overal, zelfs als je je 'locatiegeschiedenis' uitzet

INTERNET   Google weet waar je bent, ook al heb jij expliciet laten weten dat je niet wilt dat je locatie wordt bijgehouden. Dat is de conclusie in een nieuw rapp ort van A.P. Het persbureau ontdekte dat de zoekgigant loca tiedata bewaart via verschillend e andere apps, ook wanneer een gebruiker 'locatiegeschiedenis' heeft uitgeschakeld. Gelukkig is er wel een manier om onder de radar te blijven, hoewel je er goed naar moet zoeken.

IN

Naar: De Standaard, 14/08/2018

Š

VA N

2

3

Wat wil ik te weten komen over dit thema?

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

16

Laat in je kaarten kijken


1 EVEN HET NOORDEN KWIJT? Kaarten zijn heel belangrijk in ons leven. We gebruiken ze best vaak en soms zonder er echt bij stil te staan. Goed kunnen werken met kaarten helpt je dagelijks een heel eind vooruit. HOE LOOP JE NOOIT MEER VERLOREN MET EEN KAART?

©

VA N

IN

Je bent samen met enkele vrienden in Bobbejaanland. In de drukte verlies je de groep uit het oog. Met een aantal herkenningspunten laten je vrienden je weten waar ze zich bevinden. Ga snel op zoek naar hen met de plattegrond van Bobbejaanland!

fig. 1.1: plattegrond Bobbejaanland

1 Even het noorden kwijt?

17


1

Om een kaart of plattegrond zo goed mogelijk te oriënteren, bepaal je eerst waar het noorden ligt. VAARDIGHEID 1: HOE BEPAAL JE HET NOORDEN MET EEN KOMPAS? 1 2 3

Leg je kompas horizontaal. Blijf uit de buurt van metaal en magneten. De kompasnaald (rode pijlpunt) wijst het noorden aan. Draai je kompas zo dat de letter N (noorden op het kompas) samenvalt met de rode pijlpunt van de kompasnaald.

fig. 1.2: kompas

a Vervolledig de windroos op de plattegrond van Bobbejaanland. Gebruik de Engelse symbolen N, E, S, W. b Noteer ook de afkortingen van de tussenwindrichtingen op de windroos.

Tip

IN

Als er geen windroos op een kaart staat, is de bovenkant van de kaart het noorden. Kijk naar de tekst op de kaart om te bepalen wat de bovenkant is.

Kijk in de richting van de zon. ’s Morgens staat de zon in het oosten, ’s middags in het zuiden en ’s avonds in westen. Kijk hoe laat het is, bepaal de windrichting waar de zon nu staat. Nu kan je het noorden bepalen.

©

1 2 3

VA N

VAARDIGHEID 2: HOE BEPAAL JE HET NOORDEN MET DE STAND VAN DE ZON?

c

fig. 1.3: stand van de zon

Kijk naar buiten. Gebruik de info uit het kader om het noorden te bepalen aan de hand van de stand van de zon op dit moment.

2 Je kunt een plattegrond of kaart ook oriënteren zonder kompas of stand van de zon. VAARDIGHEID 3: HOE ORIËNTEER JE EEN KAART ZONDER KOMPAS OF STAND VAN DE ZON? 1 2 3

Zoek minstens twee herkenningspunten in het landschap. Zoek die herkenningspunten op de kaart. Draai nu de kaart zodat de herkenningspunten in dezelfde richting liggen als jij ze ziet.

S niet georiënteerd

fig. 1.4: een kaart oriënteren

18

Laat in je kaarten kijken

georiënteerd

S = standplaats


3 Om een kaart te gebruiken om je weg te vinden, moet je eerst je eigen standplaats kunnen bepalen op de kaart. (Enkel bij het begin van de lente en de herfst komt de zon exact op in het oosten en gaat ze exact onder in het westen zoals op figuur 1.3.) VAARDIGHEID 4: HOE LOKALISEER JE JEZELF OP EEN KAART? 1 Oriënteer eerst je kaart (zie vaardigheid 3). 2 Trek daarna door elk herkenningspunt een lijn volgens je kijkrichting. 3 Waar deze lijnen elkaar snijden, is jouw standplaats S (zie figuur 1.4).

fig. 1.5: mijn standplaats in Bobbejaanland

2

©

1

VA N

b Je vrienden bevinden zich allemaal op een andere locatie. Ze sturen je de onderstaande foto’s door. Lokaliseer hun standplaats. Plaats het nummer van elke foto op de plattegrond en zet er opnieuw een pijltje bij om de kijkrichting weer te geven.

IN

a De foto hiernaast geeft het zicht weer vanuit jouw standplaats. Duid je standplaats aan met een zwarte stip op de plattegrond op p. 17. Gebruik een pijltje om je kijkrichting weer te geven.

3

4

1 Even het noorden kwijt?

19


VAARDIGHEID 5: HOE SITUEER JE EEN PLAATS (OF JEZELF) TEN OPZICHTe VAN EEN ANDERE PLAATS? 1 2

Leg een denkbeeldige windroos op je standplaats. Bepaal de windrichting van de gezochte plaats ten opzichte van jouw standplaats. Bv. Antwerpen ligt ten noorden van Mechelen. Let op: Als je twee plaatsen ten opzichte van elkaar situeert, bepaal je in welke windrichting ze zich ten opzichte van elkaar bevinden. Als je een plaats situeert in een gebied, bepaal je de standplaats binnen dat gebied. Bv. Antwerpen ligt in het westen van de provincie Antwerpen.

c

Situeer de volgende plaatsen aan de hand van een windrichting. Gebruik de plattegrond van Bobbejaanland en je oplossingen uit de vorige oefening. Let op de oriëntatie van de plattegrond.

- Je bevindt je in het

- Vriend 1 bevindt zich ten van jouw standplaats.

- Vriend 4 bevindt zich ten van jouw standplaats.

van Bobbejaanland.

IN

d Situeer je vrienden ten opzichte van elkaar. Gebruik nu de tussenwindrichtingen. Schrijf de tussenwindrichting zowel voluit als met de Engelstalige afkorting. - Vriend 2 bevindt zich ten /

van jouw standplaats.

- Vriend 3 bevindt zich ten /

van jouw standplaats.

VA N

Een kaart is een belangrijk hulpmiddel om je te oriënteren en je standplaats te lokaliseren in een landschap. Je kunt een kaart oriënteren met behulp van een windroos en een kompas. De (tussen)windrichtingen gebruik je om jezelf of een plaats te situeren ten opzichte van een andere plaats. Door gebruik te maken van verschillende herkenningspunten slaag je erin om jezelf op de kaart en in het landschap te lokaliseren.

©

Test jezelf: oefening 1

Interessant om weten

Wist je dat je op de meeste smartphones ook een kompas kunt vinden of als app kunt installeren?

20

Laat in je kaarten kijken


2 TIMMER ZELF AAN DE JUISTE WEG Met behulp van een windroos en een aantal herkenningspunten in het landschap en op een kaart, kun je jezelf oriënteren in een landschap. Een kaart kan je bovendien nog veel meer vertellen over de omgeving. WELKE ELEMENTEN HELPEN JE BIJ HET LEZEN VAN EEN KAART? Een klasgenoot blijft vanavond bij je slapen. Hij wil na school onmiddellijk naar je huis fietsen. Om hem de weg te tonen, teken je op een blad papier de route van school naar je huis. a Wat moet je allemaal weten om je route zo nauwkeurig mogelijk te tekenen?

IN

b Welke online hulpmiddelen komen volgens jou van pas om de route zo duidelijk mogelijk voor te stellen?

c

VA N

Teken met behulp van alle gegevens die je nu verzameld hebt een zo duidelijk mogelijke kaart op een A4-blad.

d Toon je kaart aan je buur. Kan hij/zij je route op een echte kaart terugvinden? Laat hem/haar in het kader aankruisen wat goed is en wat je best nog verbetert.

©

1

Ik begrijp alle symbolen op de kaart. Ik herken alle straten op de kaart. De lengte van de straten is volgens mij juist weergegeven. Ik kan de route gemakkelijk terugvinden op een echte kaart. e Bespreek de resultaten met je buur. Laat hem/haar uitleggen wat er goed was en wat nog beter kan. - Heb je vooral kruisjes in kolom 1 en 2? Volg dan spoor 1 om meer inzicht te krijgen in dit onderwerp. - Heb je vooral kruisjes in de laatste kolom? Volg dan spoor 2 om je kennis over dit onderwerp te verdiepen.

2 Timmer zelf aan de juiste weg

21


SPOOR 1 1

Je hebt in je tekening verschillende symbolen gebruikt om landschapselementen weer te geven. De betekenis van die symbolen vind je in een legende. Blijkbaar waren niet alle symbolen even duidelijk voor je klasgenoot. Neem er een topografische kaart van je eigen leefomgeving bij en bestudeer de legende. a

Vergelijk de symbolen en kleuren die jij gebruikte met die van de topografische kaart. landschapselement

eigen symbool

kaartsymbool

IN

VA N

Š

b Welke verschillen merk je op tussen jouw symbolen en die van de topografische kaart?

22

Laat in je kaarten kijken


c

We verdelen die symbolen in drie groepen: punt-, lijn- en vlaksymbolen. Ga in de legende van de topografische kaart op zoek naar twee voorbeelden per soort symbool. Teken telkens het symbool en schrijf de betekenis erbij. puntsymbolen

lijnsymbolen

vlaksymbolen

IN

2 Soms worden er ook woorden gebruikt op een kaart: het kaartschrift. Gebruik opnieuw de topografische kaart. Som een aantal zaken op die met het kaartschrift aangeduid worden.

VA N

a

b Som drie kleuren op die men voor het kaartschrift gebruikt. Noteer ook waarvoor die kleuren gebruikt worden. kleur

©

gebruikt voor …

3 Om je route voor te stellen op een A4-blad heb je de werkelijke afstanden moeten verkleinen. De mate waarin de werkelijke afstanden verkleind worden, wordt weergegeven door de schaal. Hoe een schaal precies werkt, ontdek je in de volgende oefening. a

Meet de hoogte van dit legofiguurtje en noteer ze ernaast op het bovenste lijntje.

b

Noteer je eigen lengte op het onderste lijntje naast het legofiguurtje. Je hebt nu zelf een lijnschaal gemaakt.

c

Hoeveel keer is het legofiguurtje kleiner dan jij?

d

Geef die verhouding weer in een breuk.

Die breukschaal geeft dus weer hoeveel keer de werkelijkheid werd verkleind.

=

fig. 2.1: legomannetje op ware grootte

2 Timmer zelf aan de juiste weg

23


V7

4 Bekijk de kaarten. a

Vul de tekst onder elke kaart aan.

A

B

schaal: 1/10 000

- 1 cm op deze kaart is in werkelijkheid

200m

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

IN

fig. 2.2: topografische kaart Bobbejaanland 1/10 000

0

cm of

m.

- Bepaal de werkelijke afstand tussen punt A en B met behulp van de lijnschaal. De werkelijke afstand tussen beide punten is

m.

VA N

- Weergegeven oppervlakte: groot / klein

©

- Zichtbare details van Bobbejaanland: veel / weinig

A

B

schaal: 1/50 000 fig. 2.3: topografische kaart omgeving Bobbejaanland 1/50 000

- 1 cm op deze kaart is in werkelijkheid

0

1 km

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

cm of

m.

- Bepaal de werkelijke afstand tussen punt A en B met behulp van de lijnschaal.

De werkelijke afstand tussen beide punten is

- Weergegeven oppervlakte: groot / klein - Zichtbare details van Bobbejaanland: veel / weinig 24

Laat in je kaarten kijken

m.


De schaal is een breuk die de verhouding weergeeft tussen de afmetingen op papier en de werkelijke afmetingen. De teller van de schaal is altijd 1. Hoe groter de noemer wordt, hoe kleiner de schaal en hoe groter het verschil tussen de afmetingen op papier en de werkelijke afmetingen. b

Lees het besluit en schrap wat niet past. - Een kaart met een kleine schaal geeft een groot / klein oppervlak met veel / weinig details weer. - Een kaart met een grote schaal geeft een groot / klein oppervlak met veel / weinig details weer. - Om je route van en naar school voor te stellen op een A4-blad gebruik je best een kleine / grote schaal.

SPOOR 2 Je hebt in je tekening verschillende symbolen gebruikt om landschapselementen weer te geven. De betekenis van die symbolen vind je in een legende. Je klasgenoot begreep meteen wat je met je symbolen bedoelde.

Je kunt de symbolen voor landschapselementen onderverdelen in drie groepen. Bekijk je eigen symbolen en noteer ze per groep in de tabel. Geef elke groep ook een titel.

IN

b

Vergelijk je eigen symbolen met de legende van een topografische kaart van je eigen leefomgeving.

VA N

a

©

1

2 Timmer zelf aan de juiste weg

25


c

Welke landschapselementen kunnen onmogelijk worden weergegeven op een kaart?

Geef twee voorbeelden.

d

Op de plattegrond van Bobbejaanland staat geen legende. Hoe komt het dat je daar toch alles makkelijk kunt terugvinden?

2 Soms worden er ook woorden gebruikt op een kaart: het kaartschrift. Geef enkele voorbeelden.

IN

3 Om je route voor te stellen een A4-blad, heb je de werkelijke afstand moeten verkleinen. De mate waarin de werkelijke afstanden verkleind worden, wordt weergegeven door de schaal. Volg het stappenplan. V16

©

VA N

1 Open Google Maps. 2 Typ de naam van je school in de zoekbalk. 3 Rechts onderaan vind je de lijnschaal terug. 4 Maak gebruik van de zoomknoppen rechts onderaan en vul aan: - Wanneer je uitzoomt (klikken op het minteken) zie je een groter / kleiner oppervlak met minder/meer details. De afstand weergegeven in de lijnschaal wordt groter / kleiner. - Wanneer je inzoomt (klikken op het plusteken) zie je een groter / kleiner oppervlak met minder/meer details. De afstand weergegeven in de lijnschaal wordt groter / kleiner. - Een kaart met een grote schaal geeft een groot / klein oppervlak met weinig / veel details weer. - Een kaart met een kleine schaal geeft een groot / klein oppervlak met weinig / veel details weer. 5 Zoom nu uit tot de route van je school tot je huis volledig zichtbaar is. Bekijk de lijnschaal en

noteer die op je eigen kaart. Vul aan: 1 cm op mijn kaart is in werkelijkheid

m.

2 Ook in de atlas vind je de schaal en een legende terug. a

b c

Neem de kaart ‘België administratief’. Welke schaal staat er bij die kaart? Waar vind je de legende terug? Leg je atlas gesloten voor je. Speel een wedstrijd met je buur. Probeer om ter snelst de oplossing te vinden in je atlas. Noteer twee grondstoffen die je ten noorden van de Grote Meren in de Verenigde Staten kunt vinden.

26

Laat in je kaarten kijken


4

VAARDIGHEID 6: HOE ZOEK JE SNEL OP IN JE ATLAS?

DE BOE

LGEMEEN

BELGIË

CK ATLAS

Inhoud

6-7

Administratief 30C Bedrijfs 6A Provinc 30D Graslan grootte 6B Gewesties, arrondissementen 30E Tarwe d en 6C Brussels en en gemeenschappe gemeenten 30F Suikerb 53B Talen n Hoofdstedelijk 54 31A Runder ieten Landschap Gewest Politiek en 31B Varkensen 8A Schuine kaart 54A Europe 31C Pluimve 8B Horizon luchtfoto van Landen 54B Schengese Unie 31D Boomg e 8C Horizon tale foto van het station 54C Evolutie nlanden van de EU 31E Groent aarden 8D Plattegr tale foto van de winkelst van Landen 55 Bevolking ond raat van Landen van Landen 31F Glastee eteelt in de openluc 9A Uittreks ht 55A Bevolkin lt 32-33 Klimaat 9B Uittreks el orthofoto 1 : 10 000 van Landen 55B Bevolkin gsdichtheid en weer el topogra fische 32A Werkel 1 : 10 000 kaart 55C Migratie gsdichtheid per land 9C Uittreks van Landen 32B Werkel ijke gemiddelde januarit 55D Welvaa stromen el topogra fische kaart 32C Gemiddijke gemiddelde julitempemperatuur rtsverschillen 1 : 50 000 56-59 Econom 9D Uittreks van Landen 32D Gemidd eld aantal vorstdagen eratuur ie en el topogra 56A Industri verkeer fische kaart 32E Gemidd eld aantal uren zonnescper jaar 1 : 250 000 e eld van Landen hijn 56B 10-11 Reliëf aantal per Econom 32F Jaarnee dag ijsdagen per jaar 56C Ertsen ische hoofdstructuur 33A Weerkarslag 10A Orohyd en 57A Econom energiebronnen 33B Klimato art België en Europa 10B Geogra rografisch ische kerngeb 33C Meteos grammen ieden in België buurlanden 11A Doorsn fische streken en 57B Industri 33D Meteos at infrarood 11B Reliëf ede Zeebrugge-Aar e len 57C Werklo en bbp 33E Domineat visueel 11C Reliëf osheidsgraad rende windric Noordzee 34 58A Hoofdv 11D Assymm hting Milieu erkeerswegen etrie Dender 58B Randsta 12-13 Geolog 34A Erosieg vallei in Ninove ie 58C Goeder d Holland 34B Ecologi evoeligheid in Vlaande 13A Schema ren sche kwalitei tische 59A Hoofds enoverslag t van de waterlo Vlaanderen poorwegen geomorfologiegeologische opbouw 59B Passagie pen in personenvervoe en 34C Ozonco van België 13B Maasva r 59C Goeder rs luchthavens 34D Fijnstofc ncentratie 13C Ourthellei enoverslag oncentratie 60 vallei 35 Toerisme 13D Cuesta Natuur en verkeer 60A Toeristi 13E Geolog Land van Waas 35A Natuur sche streken ische doorsn 14 60B Aantal 35B Wegen gebieden ede Vlaamse Lithologie overnachtingen Ardennen net 36-37 Verkee 60C Binnenk 14A Litholog omende toeriste r 61 14B Groeve ie Pilootregio’s n 36A Spoorw n 15 61A Randsta 36B Gewest egen Pedologie 61B Centraa d Holland 36C Verkeer elijk Expresnet Brussel 15A Bodem 61C Norma l-Europa 36D Goeder sdensiteit autosnelwegen 15B Uittrekss ndië 61D Landbo 36E Persone envervoer per waterw 15C Uittreks el bodemkaart St.-Gillis uwoppervlakte eg (binnen nvervoer per el bodemkaart -Waas 16 36F 61E vaart) spoor Goeder Catalon Geomorfologie Ciney 36G Evolutie envervoer per spoor 61F Mezzog ië 16A Geomo / Zottegem - Ninove maritiem transpo iorno 62-64 Nederl - Brussel belangrijkste 16B Zottege rfologie rt and Belgische m - Ninove 37A Haven 17 zeehavens 62 Orohyd - Brussel Brugge - Gent 37B Haven Zeebrugge - Kortrijk 63A Bodem rografisch 18 Herentals bezetting 37C Haven Gent - Hasselt 63B Haven 19 Rotterdam 37D BevaarbAntwerpen Waver - Sint-Tru - Leuven 64A Admini are waterw 38 iden - Namen stratief 20 egen Industrie Tongeren 64B Bevolkin 38A Bedrijve 21-23 Bevolki - Luik - Durbuy 64C Industri gsdichtheid ng e 38B Industri nterreinen 64D Zuiderz 21A Bevolkin 38C Industri egebieden en verkeer 64E Delta ee 21B Bevolkin gsdichtheid per statistisc swegen 38D Produc e he sector 65 21C Bevolkin gsdichtheid Brussels Aardolie en tie elektric Hoofdstedelijk 39 iteit gsdichth aardgas Toerism 66-67 Duitsla eid per gemeen in de Noordz 21D Bevolkin Gewest e te ee nd 39A Officiël 22A Geboo gsevolutie 66 Orohyd 39B Attractie toeristische regio’s 22B Sterfte rten 67A Admini rografisch es en overnac 40-41 Structu stratief 22C Natuur htingen urplann 67B Bevolkin 22D Globalelijke bevolkingsevolu 40A Structu en 67C Bodem gsdichtheid tie 22E Migrant bevolkingsevolutie bezetting 40B Provinc urplan Vlaanderen en landbou 67D Industri w 22F Migrant en e 40C Provinc ie West-Vlaanderen 67E Landsch en energie 23A Migratieen afkomstig uit de 41A Provinc ie Oost-Vlaanderen appelijke zones EU 27 metropool in de polynuc 23B Inkome saldo 41B Provinc ie Vlaams-Brabant leaire 67F Econom Ruhr 23C Primairen 41C Provinc ie Antwerpen ie in het Ruhrge 68-69 sector ie Britse Eilande bied 23D Secund 41D Gemee Limburg nte Vilvoor 68A Verenig n 23E Tertiaireaire sector de d 68B Shetlan Koninkrijk en Ierland 23F Quarta sector EUROPA d ire sector 24-25 Brussel 69A Bodem bezetting s Hoofds en landbou 69B Industri 24A Brussel tedelijk Gewest w e 42-43 Admini 69C Admini en energie 24B Aandee en omgeving stratief stratief 69D Bevolkin 44 24C Migrant l vreemdelingen Reliëf gsdichtheid en 69E 24D Hoogte Neerslag 45 70 Orohydrografis 25A Luchtfo zonekaart Brussel Londen ch 46 Klimaatkaart 25B Brussel tomozaïek Brussel 70A Londen en klimato 47 grammen 25C Nationa stad 70B Stadsfu en omgeving Vegetatie le luchthaven ncties 26 71 48 Landschapskara Parijs Klimaat ktertypologie 27 71A Parijs 48A Werkel Ruimtegebruik en Euregio’s 28-29 Urbanis 71B Stadsfu omgeving 48B Neerslaijke gemiddelde januarit ncties emperatuur atie 72-73 Frankri 48C Werkel g januari 28A Kleinste jk 48D Neerslaijke gemiddelde julitemp 72 Orohyd 28B Centru delijke invloedssferen g juli eratuur rografisch mstede 48E n Zonnes 73A 28C Regiona Bevolkin 48F Jaarnee chijn per jaar 73B Industri gsdichtheid 29A Groots alstedelijke invloed rslag ssferen 49 e Landbouw 73C Verkeer en energie 29B Belgischtedelijke invloedssferen 49A Bodem 29C Versted e stadsgewesten 73D Admini bezetting stratief en landbou 49B Graang 29D Crimina elijkingsgraad 73E Bodem w ewassen bezetting 49C Landbo 29E Eenper liteit per gemeente en landbou 73F Toerism w uw en bbp e 50-51 Geolog 74 29F Bebouwsoonshuishoudens Iberisch Schiere ie ingsdichtheid 30-31 Landbo iland 75 50A Kaart Italië en de uw Alpen 50B Plooiing 30A Landbo 76-77 Middell andse 51C Verglets sgebieden 30B Gronds uwstreken 76A Orohyd Zeegebied oorten 51D Isostatis jering laatste ijstijden che bewegin 76B Toerism rografisch 52-53 Territo g Noord-Europa e Iberisch riale eenhed Schiereiland Azoren en voor de statistiek 76C Toerism - Madeira - Canaris in de EU che Eilanden 77D Toerism e Italië e Alpen 78-79 Centra al- en Oost-E uropa 8-9

1 2 3

d

Zoek je een plaats die je totaal niet weet liggen? Gebruik dan het register achteraan in je atlas. Zoek je een kaart van een plaats die je ongeveer weet liggen? Gebruik dan de blad-of kaartwijzer voor- of achteraan in je atlas. Zoek je een kaart met een bepaald thema van een gebied? Gebruik dan de (algemene) inhoud vooraan in je atlas.

Los nu volgende opdrachten op met behulp van de snelste techniek. - Zoek in je atlas naar de plaats Monopoli.

In welk land ligt deze stad? Dat vond ik op p. , op atlaskaart - Zoek in je atlas naar een kaart over het toerisme in Marokko.

IN

.

Ik vond er een op p. , op atlaskaart

- Zoek in je atlas naar de kaart van Duitsland.

VA N

.

Ik vond die op p. , op atlaskaart

.

Welke methode had je best gebruikt om op te zoeken welke grondstoffen er voorkomen ten noorden van de Grote Meren in de Verenigde Staten?

©

Naast de windroos heeft een kaart nog twee andere belangrijke elementen die niet mogen ontbreken: de legende en de schaal. De legende geeft de verklaring van de gebruikte kaartsymbolen, kleuren en het kaartschrift weer. We kunnen de symbolen in drie groepen verdelen: puntsymbolen, lijnsymbolen en vlaksymbolen. De schaal geeft aan hoeveel keer de afstanden uit de werkelijkheid verkleind werden op de kaart. Je geeft de schaal weer met een breuk of een lijn. Test jezelf: oefeningen 5 en 6

2 Timmer zelf aan de juiste weg

27


Welke herkenningspunten zijn belangrijk op de referentiekaart van belgië? 1 V18

Bekijk via het onlinelesmateriaal opnieuw het filmpje van Angela Merkel. Een staatsleider die haar eigen hoofdstad niet kan vinden op een kaart; dat doe jij beter! a Bespreek samen met je buur de belangrijkste herkenningspunten die elke Belg op een kaart van België zou moeten kunnen aanduiden.

VA N

IN

b Benoem de herkenningspunten uit vraag a die je zelf al weet liggen op een referentiekaart van België.

2 Voer volgende oefeningen uit op de referentiekaart van België (figuur 2.4). a Neem de atlaskaart ‘België administratief’: dat is atlaskaart . b Kleur de provincie van je school geel. Duid je school aan met een zwarte stip. c

Noteer de naam van je provinciehoofdstad op de juiste plaats.

d Situeer je school in je provincie.

Mijn school ligt in het van de provincie .

©

e Overtrek een belangrijke rivier in je provincie met blauw en noteer de naam. f

Overtrek de belangrijkste autowegen in je provincie met rood en noteer hun namen.

g Welke andere steden moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

Duid ze aan op de kaart door een zwarte stip te plaatsen en de naam erbij te noteren.

h Welke andere rivieren moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

Duid ze aan op de kaart door ze met blauw te overtrekken en hun namen erbij te noteren.

i

Welke andere autowegen moet je van je leerkracht op de referentiekaart van België kunnen aanduiden?

28

Duid ze aan op de kaart door ze met rood te overtrekken en de vakjes in te vullen.

Laat in je kaarten kijken


IN VA N 0

50 km

© fig. 2.4: referentiekaart van België

Op de referentiekaart van België worden de belangrijkste herkenningspunten zoals steden, rivieren en autowegen aangeduid. Test jezelf: oefening 2

2 Timmer zelf aan de juiste weg

29


3 GEEN VUILTJE AAN DE LUCHT? HOE DRAAG JE ZELF BIJ AAN EEN OMGEVING MET MINDER VERVUILEND VERKEER? 1

Je kunt er de laatste jaren niet meer omheen: krantenkoppen zoals hieronder maken dagelijks deel uit van het nieuws.

2 op 3 verp laatsingen tussen 1 en 3 km doen we m et de auto.

VA N

IN

22 % van de t met jongeren word hool de auto naar sc gebracht.

n maken 20 % Verplaatsinge aatafdruk uit. m li k ze n o n a v

a In hoofdstuk 2 moest je de route van school naar je huis weergeven. Met welk vervoersmiddel leg je die route doorgaans af?

Het is belangrijk om je af te vragen of dat de meest duurzame manier is om je te verplaatsen.

b Zoek in een naslagwerk het woord duurzaam op en noteer de verklaring.

c

Is jouw manier van verplaatsen duurzaam of niet? Geef duidelijk aan waarom (niet). Noteer eventueel een duurzamer alternatief.

©

30

Laat in je kaarten kijken


d Maak een opsomming van alle verplaatsingen die je gisteren hebt gemaakt. Noteer er ook het vervoersmiddel en de (geschatte) afstand bij. De laatste kolom vul je pas later aan. verplaatsing van naar van naar van naar van naar

vervoersmiddel

afstand

alternatief

2 Je leerkracht verdeelt de klas in zes groepen. Elke groep krijgt een groot blad papier en stiften.

IN

a Kies een woordvoerder voor je groep. Die geeft straks extra uitleg bij jullie antwoorden. b Lees de krantenkoppen nog een keer met je groep. Formuleer samen minstens zes manieren om je duurzamer te verplaatsen. Na een signaal van je leerkracht wandelt iedereen door de klas. De woordvoerders blijven bij hun papier en kunnen indien nodig wat extra uitleg geven. De andere leerlingen lopen rond en lezen de antwoorden van de andere groepen.

VA N

c

d Noteer je naam bij het antwoord dat jou het beste lijkt. Doe dat twee keer.

©

e Je leerkracht verzamelt nu de zes antwoorden die het meest werden aangeduid. Noteer ze hieronder.

f

Staan er antwoorden bij vraag e die jij kunt gebruiken als alternatief voor je eigen verplaatsingen? Noteer die antwoorden in de laatste kolom van de tabel bij vraag 1d.

g Misschien wil je wel kiezen voor duurzame vervoersmiddelen, maar is het aanbod te beperkt. Welke maatregelen zou de overheid kunnen nemen om jou daarbij te helpen?

Door beter na te denken over je eigen manier van verplaatsen, draag je je steentje bij aan een duurzame toekomst. Ook de overheid neemt maatregelen om te vermijden dat je te vaak voor de auto kiest. Test jezelf: oefeningen 3 en 4 3 Geen vuiltje aan de lucht?

31


! a h A ! a h A

Synthese

windroos schaal

op een kaart

legende

oriĂŤnteren

je plaats bepalen

je plaats aanduiden in een gebied of ten opzichte van een andere plaats

VA N

situeren

IN

lokaliseren

met een kaart

richten volgens de windrichtingen

E19

E34

E34

Š

IJzer

E19

E40

E40

E313

Schelde

E17

E313 E40

Maas

E411

0

32

Laat in je kaarten kijken

50 km


Duurzaam verplaatsen eigen initiatieven - fiets nemen voor korte afstanden - openbaar vervoer gebruiken - (ouders laten) carpoolen - ...

overheid - fietsostrades - goedkoper en stipter openbaar vervoer - ...

Ga naar het onlinelesmateriaal en ontdek welke synthesevorm het best bij jou past.

Checklist helemaal begrepen

Wat kan ik?

hier kan ik nog groeien

Ik kan mijn kaart oriĂŤnteren in een landschap.

p.

IN

18 19

Ik kan met de windrichtingen personen en plaatsen situeren op een kaart en in het landschap.

20

VA N

Ik kan personen en plaatsen op een kaart en in het landschap lokaliseren.

Ik kan toelichten waarvoor een legende gebruikt wordt.

22, 25

Ik kan werken met de lijnschaal en de breukschaal.

23, 24, 26

Ik kan op de correcte manier opzoeken in een atlas.

27

Ik kan de belangrijkste herkenningspunten op de referentiekaart van BelgiĂŤ aanduiden.

28, 29 30

Ik kan met drie voorbeelden aantonen hoe we duurzaam omgaan met mobiliteit.

31

Š

Ik kan in mijn eigen woorden het begrip duurzaam uitleggen.

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar het onlinelesmateriaal en oefen verder.

AHA!

33


Julan is in de zoo op zoek naar de zebra’s. Hij beschikt over een plattegrond. Leg in je eigen woorden uit hoe hij zijn plattegrond kan oriënteren.

1

©

VA N

IN

2 Bekijk de referentiekaart van België.

0

50 km

a Kleur de provincie Oost-Vlaanderen geel. b Overtrek de twee rivieren die hier samenvloeien met blauw. Noteer hun namen op de kaart. c

Overtrek de drie belangrijkste autowegen die door Oost-Vlaanderen lopen met rood. Noteer hun namen op de kaart.

d Situeer met een windrichting:

34

-

De provincie Henegouwen ligt ten

-

De provincie Luik ligt ten van de provincie Limburg.

Laat in je kaarten kijken

van de provincie Oost-Vlaanderen.

© Gratsias Adhi Hermawan / Shutterstock.com

TEST JEZELF


3 Noteer twee voorbeelden van duurzame vervoersmiddelen voor een korte afstand.

4 Hoe kan de overheid jou helpen om je duurzamer te verplaatsen? Noteer twee voorbeelden.

5 Maak uit onderstaande lijst begrippen twee groepjes met de begrippen die volgens jou samenhoren. Leg je keuze uit. Er zijn meerdere oplossingen mogelijk. breukschaal – lijnschaal – atlaskaart – topografische kaart – verkleinde voorstelling – legende – oriënteren – kompas

6 Zoek volgende begrippen in de woordenlijst.

IN

VA N

kaart – oriënteren – lokaliseren – situeren – legende – schaal a Duid bij die begrippen een tot twee kernwoorden uit de definitie aan.

©

b Vervang nu je gemarkeerde woorden door je eigen woorden. Noteer per begrip een verklaring in je eigen woorden in de woordenlijst.

Test jezelf

35


WOORDENLIJST Thema Laat in je kaarten kijken hoofdstuk 3

term

definitie

alternatief

andere mogelijkheid

in je eigen woorden

1

kaart

verkleinde, getekende weergave van het landschap

2

kaartwijzer

overzichtskaart in je atlas met een verwijzing naar deelkaarten

1

legende

lokaliseren

overzicht van de gebruikte symbolen op een kaart en hun betekenis

IN

2

jezelf of een plaats bepalen op een kaart

mobiliteit

manier waarop personen zich verplaatsen

VA N

3

1

oriĂŤnteren

jezelf of een kaart juist richten ten opzichte van de windrichtingen

2

2

1

2

36

referentiekaart

kaart met de belangrijkste herkenningspunten van een bepaald gebied

Š

2

register

schaal

situeren

alfabetische lijst achteraan in je atlas breuk of lijn die aangeeft hoeveel keer de werkelijkheid verkleind wordt op een kaart met een windrichting de ligging van een plaats ten opzichte van een andere plaats aanduiden

topografische detailkaart waarop alle kaart belangrijke landschapselementen aangeduid worden

Laat in je kaarten kijken


tele

©

VA N

IN

Een ballonnetje oplaten

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN 2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN? 3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS? 4 BERGEN KUNNEN VERZETTEN


1

VA N

IN

Hoe wereldkaarten letterlijk ons wereldbeeld vertekenen: Gentse studente lanceert wereldwijde quiz

Š BELGA

Š

2

3

Wat wil ik te weten komen over dit thema?

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

38

Een ballonnetje oplaten


1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN Een ballonvaarder moet over de nodige kennis beschikken om zijn ballon te besturen. Hij kan zich oriënteren in het landschap en kent enkele belangrijke soorten landschappen. De kaart van België heb je al bestudeerd. In dit hoofdstuk leer je de belangrijke referentiepunten van Europa op kaart situeren.

Hoe ziet het landschap eruit van bovenaf? Stijg je mee op?

1

Welke landschappen krijg je te zien vanuit een opstijgende luchtballon? Gebruik hiervoor een computer en de determineertabel hieronder.

VA N

Landschappen determineren Zie je bebouwing in het landschap?

nee

boerderijen, weiland, vee, akkers?

horeca, sport/ ontspanningsmogelijkheden, parkings, recreatiecentra, borden voor fiets -en wandelroutes, toeristen?

©

V11

IN

Elk jaar vinden in het eerste weekend van september de Vredefeesten plaats in het Oost-Vlaamse Sint-Niklaas. Met dit evenement voor luchtballonnen wordt jaarlijks de bevrijding van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Ook in het Zwitserse Château-d'Oex vindt er een jaarlijks evenement plaats voor luchtballonnen. Stijg mee op in je eigen schoolgemeente en in Château-d’Oex en vergelijk de landschappen vanuit je luchtballon.

weiland, akkers?

nee

ja

natuurlandschap

landbouwlandschap

grote rechthoekige gebouwen en/of schoorstenen en/of opslagtanks en/of loodsen?

toeristisch landschap en/of recreatief landschap

Deze landschappen behoren tot de open ruimte.

industrielandschap

ja Zie je:

loodsen, kranen, kaaien, schepen?

havenlandschap

bebouwing bestaande uit winkels, woningen, kantoren, bedrijfsgebouwen ...?

stedelijk landschap

Deze landschappen behoren tot de bebouwde ruimte.

fig. 1.1: determineertabel landschappen

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

39


a Duid de opstijgplaats van de ballon (jouw schoolgemeente) aan op de referentiekaart van België op p. 29. b Zoek je opstijgplaats via Google Earth of Google Maps (satellietbeeld). Welk landschap overheerst in het beeld (maak gebruik van de determineertabel)? Noteer dit samen met de landschapselementen die je waarneemt hieronder bij 'opstijgplaats'.

V16

c

© BELGA Vredefeesten, Sint-Niklaas

Zoom uit tot 2 000 meter hoogte. Welk landschap fig. 1.2: Grote Markt, Sint-Niklaas overheerst er nu in het beeld (gebruik je determineertabel)? Noteer de landschapselementen die je waarneemt hieronder bij ‘op 2 000 m hoogte’.

d Zoom uit tot 20 000 meter hoogte. Welke landschapselementen (1) en landschappen (2) zie je nu? Vul aan volgens de windrichtingen. opstijgplaats:

op 2 000 meter hoogte: op 20 000 meter hoogte:

2

©

1

1

2

2

1

2

40

VA N

1

IN

Een ballonnetje oplaten


e Duid de opstijgplaats van de ballon in Château-d’Oex aan op de kaart van Europa op p. 46. f

V16

Zoek de opstijgplaats via Google Earth of Google Maps (satellietbeeld). Welk landschap overheerst in het beeld (maak gebruik van de determineertabel)? Noteer dit samen met de landschapselementen die je waarneemt hieronder bij 'opstijgplaats'.

g Zoom uit tot 2 000 meter hoogte. Welk landschap overheerst er nu in het beeld (gebruik je determineertabel)? Noteer de landschapselementen die je waarneemt hieronder bij ‘op 2 000 m hoogte’.

fig. 1.3: Châteaux-d’Oex

h Zoom uit tot 20 000 meter hoogte. Welke landschapselementen (1) en landschappen (2) zie je nu? Vul aan volgens de windrichtingen. opstijgplaats:

op 2 000 meter hoogte: op 20 000 meter hoogte:

2

©

1

VA N

1

IN

1

2

2

1

2

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

41


V6 V8

2 Bekijk de onderstaande kaarten van Europa. Vind jij de gelijkenissen en verschillen tussen deze twee soorten kaarten? a Noteer bij elke kaart het kaartnummer van je atlas. b Beantwoord de vragen voor beide kaarten.

fig. 1.5: Europa natuurkundig − atlaskaart

IN

fig. 1.4: Europa administratief − atlaskaart

Zijn er landsgrenzen op de kaart? Hoe worden ze aangeduid?

VA N

Waarvoor dienen de kleuren op de kaart?

©

Hoe wordt de info over de hoogte van gebieden op de kaart weergegeven?

Welke namen staan er op de kaart vermeld?

c

Wanneer gebruik je voornamelijk de administratieve kaart en wanneer de natuurkundige kaart? Markeer je antwoorden hieronder. administratieve kaart Als ik info nodig heb over: landen − zeeën − steden − rivieren − hoogteligging

42

Een ballonnetje oplaten

natuurkundige kaart Als ik info nodig heb over: landen − zeeën − steden − rivieren − hoogteligging


WAT KUN JE ALLEMAAL ZIEN TIJDENS EEN BALLONVLUCHT DOOR EUROPA?

a Je hebt hiervoor de natuurkundige kaart van Europa nodig. Welke onderzoeksstrategie gebruik je om die kaart op te zoeken in je atlas?

b Volg het stappenplan.

Het startpunt van je ballonvaart kies je samen met je leerkracht. Kies voor een centrale plaats in Europa. Gooi met twee dobbelstenen. Het aantal ogen toont je de vaarrichting zoals die op de uren van de klok zijn aangegeven (kleine wijzer). Werp een tweede keer met de dobbelstenen. Het aantal ogen bepaalt nu de afstand in cm op de kaart van de atlas. Bekijk op de kaart welke steden, waterlopen (rivieren en/of kanalen) en gebergtes je tegenkomt en noteer die in het kader hieronder. Duid de gebergtes aan met een zwarte driehoek en overtrek de waterlopen met blauw op de natuurkundige kaart van Europa op p. 44. Herhaal deze oefening.

IN

1 2 3 4 5 6

fig. 1.6: klok en kompas

VA N

V6

Je wilt een ballonvlucht maken door Europa. Het lot bepaalt waar de ballon je brengt.

Mijn ballonvaart 1

Startplaats:

Landingsplaats: Steden:

©

1

Waterlopen: Gebergtes: Hoeveel km heb je bij benadering gevaren? Gebruik de lijnschaal.

Mijn ballonvaart 2 Startplaats: Landingsplaats: Steden: Waterlopen: Gebergtes: Hoeveel km heb je bij benadering gevaren? Gebruik de lijnschaal.

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

43


fig. 1.7: natuurkundige kaart Europa

44

Een ballonnetje oplaten

40°N

50°N

60°N

©

m

m

VA N

IN

m

2 Bekijk de natuurkundige kaart van Europa en beantwoord de vragen op de volgende pagina.


V6

a Noteer de namen van de volgende zeeën in de juiste vakken op de natuurkundige kaart van Europa: Atlantische Oceaan, Noordzee, Middellandse Zee, Zwarte Zee, Kaspische Zee. b Enkele belangrijke rivieren die je in Europa met de ballon kunt overvliegen zijn de Rijn, de Seine, de Donau, de Wolga en de Oeral. Overtrek die rivieren op de kaart en schrijf hun namen ernaast. c

Arceer de onderstaande reliëfgebieden op de kaart en noteer hun letter erbij. a Pyreneeën b Alpen c Kaukasus d Oeral

d Noteer de hoogtemeters van deze bekende toppen hieronder en in de juiste vakken op de kaart: Elbroes:

Mont Blanc:

Etna:

Interessant om weten

Ken jij het verschil tussen Europa en de Europese Unie? Europa is een werelddeel. Dat is een geografisch afgesproken gebied, meestal begrensd door zeeën, rivieren of gebergten. Zo ligt de Oeral op de scheiding tussen Europa en Azië.

VA N

IN

De Europese Unie is een verzameling landen die op veel vlakken samenwerken. Momenteel (2020) bestaat de EU uit 27 lidstaten. In 2013 is Kroatië er als laatste land bijgekomen. De landen van de EU werken gemeenschappelijke regels uit met de bedoeling dat alle landen er voordeel bij hebben. Er zijn ook enkele nadelen aan verbonden, zoals het feit dat elk land een deel van zijn zelfstandigheid overdraagt aan de EU. Daarom besloot het Verenigd Koninkrijk op 23 juni 2016 een referendum te houden over het verlaten van de Europese Unie. Dat wil zeggen dat de inwoners van het Verenigd Koninkrijk de kans kregen om te stemmen voor of tegen het verlaten van de Europese Unie. 72 % van de stemgerechtigde inwoners ging stemmen, waarvan een nipte meerderheid (51,9 %) stemde om de EU te verlaten. De onderhandelingen over de zogenaamde Brexit fig. 1.8: de Europese Unie zorgden voor veel beroering en politieke spanningen. Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de Europese Unie. 3 Wist je dat er een wereldkampioenschap ballonvaren bestaat? Lees het artikel en voer de onderstaande opdrachten uit op de administratieve kaart van Europa.

©

V6

Duo uit Waasland bezorgt België zilver op WK ballonvaren België is in het WK ballonvaren tweede geworden in het landenklassement. Dat kwam door de puike prestaties van de Sint-Niklase ballonvaarder David Spildooren en zijn kompaan Steven Vlegels uit Sinaai. Naar: vrtnws.be, 27/08/2018 a Als jij zou meedoen aan het WK ballonvaren, welke tien landen zou je dan zeker willen doorkruisen? Noteer de namen van die landen in het kader op de volgende bladzijde. Noteer vervolgens de nummers op de juiste plaats op de kaart (fig. 1.9). b Overtrek de landsgrenzen die de oostelijke grens van de EU vormen in het blauw. c

Noteer in de tabel nog een aantal andere landen die je op de kaart van Europa wilt aanduiden. Noteer vervolgens de nummers op de juiste plaats op de kaart.

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

45


46

Een ballonnetje oplaten

21

20

19

18

17

16

15

14

13

12

11

10

9

8

7

6

5

4

3

2

1

fig. 1.9: administratieve kaart Europa

40°N

50°N

60°N

© VA N IN


V6

4 Beter een goede buur dan een verre vriend. a Plaats de namen van de buurlanden van België rond het kompas.

A

E

VA N

IN

B

D

C

©

fig. 1.10: België en zijn buurlanden

b Vul de ligging van de buurlanden aan met behulp van het kompas.

V5

- Duitsland bevindt zich ten van België.

- Nederland bevindt zich ten van Frankrijk.

- Het Groothertogdom Luxemburg bevindt zich ten van België.

- Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich ten van België.

- Frankrijk bevindt zich ten van België. c

Wat zijn de hoofdsteden van de buurlanden van België?

- hoofdstad van land A:

- hoofdstad van land B:

- hoofdstad van land C:

- hoofdstad van land D:

- hoofdstad van land E: 1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

47


V6

MAG HET IETS MEER ZIJN? d Omcirkel op de administratieve kaart van Europa op p. 46 de volgende eilanden en eilandengroepen. Noteer er telkens de afkorting bij zoals ze in de oefening staat. Vul in tot welk land ze behoren. -

Faröer (FAR) =

-

Balearen (BAL) =

-

Sardinië (SAR) =

-

Kreta (KRE) =

-

Shetland eilanden (SHE) =

-

Corsica (COR) =

-

Sicilië (SIC) =

Interessant om weten

Ken jij het verschil tussen Groot-Brittannië, het Verenigd Koninkrijk en Ierland?

IN

Groot-Brittannië is een Europees eiland dat gescheiden is van het vasteland door het Kanaal en de Noordzee. Het eiland omvat Engeland, Schotland en Wales.

fig. 1.11: Groot-Brittannië

Het Verenigd Koninkrijk is een soevereine staat.

VA N

SCHOTLAND

ATLANTISCHE OCEAAN

Edinburgh Glasgow

NOORDIERLAND Belfast

Noordzee

Manchester

©

Ierse zee

IERLAND

Liverpool

Keltische zee

rn Seve

WALES

Dat wil zeggen dat het het hoogste gezag heeft over de gebieden die eronder vallen. Dat zijn Engeland in het zuiden, Schotland in het noorden, Wales in het westen en NoordIerland in het noordwesten. Noord-Ierland is een deel van het eiland Ierland maar het valt dus onder het gezag van het Verenigd Koninkrijk. Het VK heeft nooit de euro ingevoerd, daar betaal je met de pond. Sinds 1 februari 2020 is het Verenigd Koninkrijk geen lid meer van de Europese Unie.

nt Tre Birmingham

ENGELAND

Londen Theems

Kanaal fig. 1.12: Het Verenigd Koninkrijk

Ierland is de naam van het eiland ten westen van

Groot-Brittannië. Het bestaat uit de Republiek Ierland (80 %) en Noord-Ierland (20 %). Dat deel van het eiland behoort tot het Verenigd Koninkrijk. In de Republiek Ierland betaal je wel met de euro. Als je liever hoger de lucht ingaat dan met een luchtballon, dan is een uitstapje naar en met het ISS misschien iets voor jou. Dat is het International Space Station, dat op ongeveer 400 km boven de aarde baantjes maakt. Bekijk via het onlinelesmateriaal livebeelden vanuit het ISS.

48

Een ballonnetje oplaten

fig. 1.13: Ierland


23°S

op de evenaar 0 0°

23°N

Continenten

3000 km

66°S

©

VA N

IN

zuidpoolcirkel

Steenbokskeerkring

evenaar

noordpoolcirkel

Kreeftskeerkring

5 Vanuit het ISS kun je heel grote delen van de wereld zien. Een goede kaartkennis is dan ook een must.

66°N

V6

fig. 1.14: referentiekaart wereld

1 HET IS MAAR HOE DE KAARTEN VALLEN

49


a Noteer de namen van de oceanen en grote zeeën in de vakken op de wereldkaart: Atlantische Oceaan, Stille/Grote Oceaan, Indische Oceaan. Noordelijke IJszee, Zuidelijke IJszee. b Kleur de continenten en schrijf hun namen in de legende: Eurazië, Afrika, Antarctica, Australië, Amerika. c

Omcirkel de werelddelen en schrijf hun namen op de kaart: • Noord-Amerika: groen • Zuid-Amerika: oranje • Afrika: bruin • Europa: rood • Azië: geel • Oceanië: blauw • Antarctica: paars

In het onlinelesmateriaal staat wat de juiste stappen zijn om een blinde kaart te bestuderen.

Test jezelf: oefening 1

VA N

IN

Werelddelen zijn delen van de wereld met eilanden bij. Dat zijn Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Afrika, Europa, Azië, Oceanië en Antarctica. Continenten zijn grote aaneengesloten stukken aardkorst. Zo vormen Europa en Azië zonder de eilanden het continent Eurazië. Ook Australië is een continent. Een administratieve kaart geeft informatie over plaatsnamen en grenzen. Op een natuurkundige kaart vind je gegevens over reliëf en waterlopen.

MAG HET IETS MEER ZIJN?

©

Bestudeer jij de aarde liever gewoon vanuit je stoel? Dan is een hologram misschien iets voor jou!

Je kunt een 2D-video van de aarde omvormen tot een 3D-video door gebruik te maken van een hologram. Dat kun je zelf gemakkelijk maken met een cd-doosje, plakband, een breekmes en een blad papier. Bekijk via het onlinelesmateriaal de PowerPointpresentatie over hoe je je eigen hologram kunt maken. Veel succes!

fig. 1.15: hologram

50

Een ballonnetje oplaten


2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN? Michiel en Brahim zijn twee avontuurlijke vrienden met dezelfde passie: ballonvaren. Binnenkort maken ze samen hun vijfhonderdste vlucht, hoog tijd voor een interview dus!

IN

Waarom zijn jullie ooit begonnen met ballonvaren? Michiel: het idee om ballonvaarder te worden is enkele jaren geleden ontstaan toen we op vakantiekamp waren in Frankrijk en hielpen bij de landing van een ballon. Als bedanking mochten we de dag erna mee de lucht in. We waren direct verkocht! Brahim: Inderdaad, het was een unieke ervaring. De stilte, het uitzicht, het avontuur, het was fantastisch! Die ervaring wilden we graag delen met andere mensen. We besloten ons in te schrijven voor een cursus om ballonvaarder te worden.

VA N

Was dat een moeilijke opleiding? Wat heb je daar geleerd? Michiel: Het is geen eenvoudige opleiding. Gelukkig hadden we veel zaken al geleerd in de lessen aardrijkskunde. Je moet je goed kunnen oriënteren in het landschap en een kaart kunnen lezen. Daar hoog in de lucht wil je zeker het noorden niet kwijt geraken! Brahim: Daarnaast is het ook belangrijk om een goede kennis te hebben van het weer en van apparatuur om het weer te voorspellen en te lezen.

©

Waarom is de kennis van het weer zo belangrijk? Michiel: Dat is heel eenvoudig: als het regent, is het niet mogelijk om te varen met een ballon. Een gewone ballonvaart kan een tot twee uur duren, we moeten dus zeker het weer een halve dag op voorhand exact kunnen voorspellen. Als het weer goed is, kun je dan kiezen naar waar je vliegt? Brahim: Nee, dat is afhankelijk van de windkracht en de windrichting. Als er een stevige wind staat, zul je een langere afstand kunnen afleggen met de ballon. Als de wind harder dan 28 km/u waait, kunnen we zelfs niet vliegen. De windrichting bepaalt welke richting je uitgaat. Daarom noemen we het ook varen, meevaren met de wind! Michiel en Brahim krijgen een telefoontje om binnen vier dagen een ballonvlucht te begeleiden. Dat willen ze graag doen, maar alles is afhankelijk van het weer …

Interessant om weten Wist je dat de luchtballon werd uitgevonden door de gebroeders Montgolfier? Op 4 juni 1783 gaven zij een eerste onbemande demonstratie. Enkele maanden later, op 19 september van dat jaar, volgde een tweede testvlucht, nu met een haan, een eend en een schaap in de mand. Een forse windstoot maakte een einde aan die testvlucht. De dieren overleefden de crash en het schaap, Montauciel, mocht als beloning verder leven in de koninklijke dierentuin. Nog een maand later volgde op 15 oktober 1783 de eerste bemande ballonvlucht.

© rook76 / Shutterstock.com fig. 2.1: de gebroeders Montgolfier

2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN?

51


Welke weerelementen maken het mooie weer? 1

Beschrijf samen met je buur het weer van vandaag. Noteer kort wat je vertelt.

2 Ga via het onlinelesmateriaal naar de website van het KMI. a Bekijk de waarneming van vandaag. b Vind je nog info die niet in vraag a besproken werd?

Plaats je antwoorden uit vragen a en b bij het juiste weerelement. weerelement

waarneming

neerslag

temperatuur

VA N

IN

c

bewolkingsgraad

luchtvochtigheid

Š

luchtdruk

windsnelheid

windkracht

windrichting

zonneschijnduur

Neerslag, temperatuur, bewolkingsgraad, luchtvochtigheid, luchtdruk, windsnelheid, windkracht, windrichting en zonneschijnduur noemen we de weerelementen. Elk weerelement kun je meten met een toestel.

52

Een ballonnetje oplaten


HOE MEET JE WEERELEMENTEN? Om een goede weersvoorspelling te maken, verzamelen we eerst de nodige gegevens. a Bekijk hieronder de meettoestellen die je gebruikt om de weerelementen te meten. b Vul de tabel aan. Naam van dit toestel:

Wat meet het?

Welke eenheid wordt daarvoor gebruikt?

Wat is het symbool voor die eenheid?

IN

Namen van deze toestellen:

VA N

Wat meten ze?

Welke windrichtingen ken je?

©

1

Uit welke richting komt de wind op de foto’s?

Naam van dit toestel:

Wat meet het? - - Welke eenheden worden daarvoor gebruikt? - -

Tip Anemo betekent wind in het Grieks.

2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN?

53


Naam van dit toestel: Wat meet het?

Welke eenheid wordt daarvoor gebruikt?

Tip Pluvius betekent regen in het Latijn. Naam van dit toestel: Wat meet het? Welke eenheid wordt daarvoor gebruikt?

Tip

IN

Baros betekent gewicht in het Grieks.

Naam van dit toestel:

VA N

Wat meet het?

Welke eenheid wordt daarvoor gebruikt?

Tip

©

Hygros betekent nat in het Latijn.

Interessant om weten

Een luchtdruk van 1 013 hPa is een normale luchtdruk. De overgang van hoge (> 1 013 hPa) naar lage (< 1 013 hPa) luchtdruk wijst er meestal op dat er bewolking met eventuele neerslag op komst is. De overgang van lage naar hoge luchtdruk wijst er meestal op dat het zal opklaren.

BEAUFORTSCHAAL

Hieronder zie je aan de hand van tekeningen wat de beaufortschaal weergeeft. Kijk eens naar buiten, wat zou de beaufortschaal van vandaag zijn? WINDSTIL

ZWAKKE BRIES

LICHTE BRIES

ZACHTE BRIES

MATIGE BRIES

VRIJ KRACHTIGE BRIES

KRACHTIGE BRIES

12-19 km/u

20-28 km/u

29-38 km/u

39-49 km/u

LICHTE BRIES Windsnelheid 0-2 km/u

2-5 km/u

6-11 km/u

HARDE WIND

STORMACHTIG

STORM

ZWARE STORM

ZEER ZWARE STORM

ORKAAN

50-61 km/u

62-74 km/u

75-88 km/u

89-102 km/u

103-117 km/u

≥ 118 km/u

fig. 2.2: beaufortschaal

54

Een ballonnetje oplaten


2 Ballonvaarders hebben thuis vaak zelf een klein weerstation. Naast de traditionele toestellen bestaan er ook moderne, digitale meettoestellen. a Bekijk het beeldscherm van zo’n digitaal weerstation. b Noteer de weerelementen op de juiste plaats.

fig. 2.3: weerstation

Hiernaast zie je een weerkaart van Europa die iets vertelt over de temperatuur.

VA N

a Hoe wordt de temperatuur voorgesteld?

b Waar in Europa vinden we de hoogste temperaturen?

©

1

IN

Zie jij hoe hoog de temperaturen klimmen?

c

Waar in Europa vinden we de laagste temperaturen?

fig. 2.4: temperatuurkaart Europa - © Meteoserver.nl

d Hoe worden de kleuren gescheiden?

De lijnen op een weerkaart die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbinden, noemen we isothermen. Iso betekent gelijk en therm wijst op de temperatuur.

Interessant om weten Als we gegevens van de temperatuur op lange termijn in kaart willen brengen, moeten we de gemiddelde temperatuur berekenen. Dat doe je door eerst de gemiddelde temperatuur van een dag te berekenen. Vervolgens doe je dat voor alle dagen van de maand. Van al die waarden bereken je het gemiddelde.

2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN?

55


2 Wil je de temperatuur weergeven in een oogopslag? Gebruik dan de temperatuurcurve! a Bekijk de gemiddelde maandelijkse temperatuurgegevens van het vorige kalenderjaar via het onlinelesmateriaal. b Noteer de gegevens in de tabel. jan.

feb.

maa. apr.

mei

jun.

jul.

aug.

sep.

okt.

nov.

dec.

temperatuur in °C c

Teken nu de temperatuurcurve.

Plaats:

VA N ©

24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4

IN

T°C

J

F M A M J

Gemiddelde dagtemperatuur

°C 20 15 10 5 0 -5

Ukkel Tmax = 19,6 °C Tmin = 8,0 °C Tgem = 27,5 °C 2 Tmax = 13,8 °C

J A S O N D

Gemiddelde maandtemperatuur voor de maand juni

Ukkel

13,8 + 13,8 + 13,7 + ... °C 2 = 14 °C

Temperatuurcurve

Ukkel (Zoniënwoud)

°C 20 15 10 5 0 -5 J F M A M J J A S O N D -3 2 3 12 11 14 17 17 16 11 6 4 fig. 2.5: temperatuurcurve Ukkel

56

Een ballonnetje oplaten


HOE STEL JE DE LUCHTDRUK VOOR OP EEN KAART?

VA N

IN

Bekijk de weerkaart van Europa met symbolen die iets vertellen over de luchtdruk.

fig. 2.6: luchtdrukkaart Europa

a Hoe wordt de luchtdruk voorgesteld?

b Hoeveel bedraagt de luchtdruk in de kuststreek van België? Welke info vind je over de luchtdruk boven de Pyreneeën? Wat betekent dat?

©

c

d Waarom spreek je voor de kust van Noorwegen van een lage luchtdruk?

MAG HET IETS MEER ZIJN? Wat zijn die gekleurde lijnen op de weerkaart? Dat zijn fronten! Fronten duiden een zone aan van bewolking en meestal ook neerslag. We onderscheiden drie soorten: - warmtefronten (rood) - koudefronten (blauw) - occlusiefronten (paars) Bekijk bij het onlinelesmateriaal het filmpje over de verschillende fronten. De lijnen op een weerkaart die plaatsen met dezelfde luchtdruk met elkaar verbinden, noemen we isobaren. Iso betekent gelijk en bar wijst op de luchtdruk.

2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN?

57


Hoe word JE weerman of weervouw? 1

Bekijk in kleine groepen een weerbericht via het onlinelesmateriaal. a Noteer de voorspelling van de temperatuur, neerslag en wind van de komende vier dagen in de tabel. weerelement

dag 1 (morgen)

dag 2

dag 3

dag 4 (ballonvaart)

temperatuur

neerslag

windkracht

windrichting

b Noteer welke bronnen je geraadpleegd hebt.

IN

2 Controleer dagelijks de voorspelling. Gebruik daarvoor de website van het KMI of een weerapp. dag 1 (morgen)

temperatuur

neerslag

windkracht

windrichting

dag 2

dag 3

VA N

weerelement

dag 4 (ballonvaart)

Š

3 Evalueer je onderzoek.

a Komen jouw gegevens overeen met die van je buur? ja / nee b Welke bronnen gebruikte jouw buur?

58

c

Komen die gegevens overeen met de gegevens van het weerbericht dat je in de klas bekeek? Leg je antwoord uit.

Een ballonnetje oplaten


4 Je stijgt op in je ballon op de markt van Brussel. De ballonvaarder wil graag vliegen in de richting van Bergen (België). a Welke weerkaart voorspelt het meest geschikte weer om te ballonvaren?

Tip Lees het interview van Michiel en Brahim nog eens op p. 51. b Bekijk de weerkaarten. Noteer over elke kaart waarom het weer wel of niet geschikt is om te ballonvaren. weerkaart 1

weerkaart 2

14°

15°

14° 31°

15° 27°

16°

16° 30°

1 - 2 Bft

14°

19° 27°

18° 33°

18° 26°

17° 20° 19° 23°

©

18° 29°

fig. 2.7: weerkaarten

-

14° 29°

weerkaart 4

20° 31°

2 Bft

13° 27°

1 - 2 Bft

VA N

weerkaart 3

IN

13°

18° 32°

18° 21°

3 Bft

18° 24°

Het weerbeeld van weerkaart 1 is geschikt / niet geschikt omdat

-

Het weerbeeld van weerkaart 2 is geschikt / niet geschikt omdat

-

Het weerbeeld van weerkaart 3 is geschikt / niet geschikt omdat

-

Het weerbeeld van weerkaart 4 is geschikt / niet geschikt omdat

2 BEWOLKT OF ZONNIG? ZIE JIJ ZE VLIEGEN?

59


5 Bij de weerkaarten uit de vorige oefening hoort ook telkens een bepaalde bron. Bekijk de bronnen en noteer het nummer van de bijbehorende weerkaart eronder. bron 1 06u 09u 12u 15u 18u 32° 31° 31°

bron 2 OchtendMiddag Avond

bron 3 22u 23u ma 01u 02u 03u

bron 4 Buienalarm Wind: NE 11:45

32° 19°

28°

20°C 0,5 mm/u

11:00

14° 14° 14° 14° 14° 14°

12:00 ZWAAR

3 40% 1,1mm 8

19°

1

1

1

2

2

weerkaart

MATIG

2

weerkaart

2

2

2

2

2

weerkaart

LICHT

weerkaart

MAG HET IETS MEER ZIJN? Kom jij in het weerbericht met jouw weerfoto?

Goed of slecht weer, dat maakt niet uit. Jouw foto moet een goed beeld geven van het weer van de dag. Hou je fototoestel of gsm horizontaal en gebruik geen filter. Zorg ervoor dat je ongeveer 1/5 land en 4/5 lucht in beeld brengt. Plaats je foto op Twitter of Instagram met volgende info erbij: plaats, tijdstip, #vrtweer en #telescoop, je naam.

VA N

- - - -

IN

Doe mee met de FDB-challenge en kom met jouw weerfoto in het weerbericht! Enkele tips:

▪ ▪ ▪

salihademir

©

wiespauwels

wiespauwels #Bazel (Oost-Vlaanderen) #09/06/2019 – 11.39 uur #vrtweer #telescoop

60

Een ballonnetje oplaten

salihademir #De Haan (West-Vlaanderen) #07/07/2019 – 14.32 uur #vrtweer #telescoop

▪ ▪ ▪


3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS? Tijdens een ballonvaart word je meestal begeleid door een auto die de ballon volgt naar de landingsplaats. Het zou door omstandigheden kunnen dat de volgwagen niet meer weet waar de ballon precies is. In dat geval kan de ballonvaarder zijn exacte locatie doorgeven aan de hand van coördinaten die de volgwagen dan in de gps kan ingeven. Hoe zorg je ervoor dat je met een gps altijd de juiste richting uitgaat?

2 satellieten

3 satellieten + reservesatelliet

©

mogelijke locaties

VA N

IN

1 satelliet

fig. 3.1: werking gps

Interessant om weten Om je locatie te bepalen aan de hand van gps moet je met minsten vier satellieten (zenders) in contact staan. In contact staan (ontvangen) doe je op aarde met een gps-ontvanger. Het zendgedeelte van het systeem bestaat uit minimaal 24 werkende satellieten (21 + 3 reserve) die in zes vaste banen in een vaste tijd rond de aarde draaien en elk een eigen signaal uitzenden. De nauwkeurigheid varieert, afhankelijk van het gebruikte systeem en de omstandigheden, van enkele tientallen meters tot 1 à 2 meter. Gps is een Amerikaans navigatiesysteem. Sinds 2016 is ook Europa aan het werken aan een eigen navigatiesysteem. Dat kreeg de naam Galileo, vernoemd naar de oud Italiaans geleerde Galileo Galilei. fig. 3.2: Galileo Galilei

3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS?

61


1

De meeste mensen kennen gps als het navigatiesysteem uit de auto. Er bestaan echter ook andere toepassingen van de gps. a Maar eerst: wat betekent gps eigenlijk? b Een van de toepassingen is geocaching. Daarbij ga je met behulp van een gps en coördinaten op zoek naar een ‘schat’. Bekijk het filmpje via het onlinelesmateriaal. c

Bij wiskunde leer je ook over coördinaten. Je geeft eerst de x-waarde en vervolgens de y-waarde. Op die manier bepaal je de exacte plaats van een punt op een assenstelsel.

Voorbeeld De positie van punt B bepaal je als volgt: B (2,4). Doe nu hetzelfde voor de volgende punten:

A( ,

)

5

C( ,

)

4

D( ,

)

E( ,

)

y-as 8 7 E

G

6

F B

3 C

2 1 A 0

1

IN

0

2

D 3

4

5

6

7

8 x-as

VA N

V10 2 Hoe bepalen we nu precies onze locatie op aarde aan de hand van coördinaten? Daarvoor moeten we als het ware een netwerk voor een coördinatenstelsel over de aarde leggen. Elk coördinatenstelsel heeft twee hoofdassen: de x-as en de y-as. Die bekomen we door de aarde te verdelen in halfronden: we verdelen de aarde in een noordelijk halfrond en een zuidelijk halfrond. Die twee gebieden worden gescheiden door een lijn: de evenaar. a Duid de evenaar op onderstaande wereldkaart aan met groen. b Kleur het noordelijk halfrond geel en het zuidelijk halfrond blauw.

23°N

noordpoolcirkel

©

66°N

Kreeftskeerkring

evenaar

0° 0

3000 km op de evenaar

23°S

Steenbokskeerkring

66°S

zuidpoolcirkel

fig. 3.3: referentiekaart wereld

c

Bekijk de wereldkaart in je atlas. Je merkt dat er meerdere lijnen zijn die evenwijdig lopen met de evenaar. Die lijnen noemen we breedtelijnen of parallellen.

Interessant om weten Op 21 juni schijnt de zon ’s middags loodrecht op de noordelijke keerkring: de Kreeftskeerkring. Op 22 december staat ze ’s middags loodrecht boven de zuidelijke keerkring: de Steenbokskeerkring. Bij het begin van de lente (21 maart) en de herfst (21 september) staat de zon loodrecht op de evenaar. 62

Een ballonnetje oplaten


V6

3 Breedtelijnen duiden de breedteligging aan. Die lees je af aan de zijkant van je atlaskaart. a Op welke pagina in je atlas vind je de administratieve wereldkaart? b Bekijk de afbeelding van de globe hieronder. Noteer deze begrippen op de juiste plaats: evenaar, Kreeftskeerkring, Steenbokskeerkring, noordpoolcirkel, zuidpoolcirkel, noordelijk halfrond en zuidelijk halfrond. Werk met je atlas en/of wereldbol.

N =

S =

fig. 3.4: globe

IN

Tip

VA N

Beeld eens iemand uit die breed is. Waar staan je handen nu? Inderdaad! Aan de zijkant van je lichaam. Dat geheugensteuntje helpt je onthouden waar je de breedteligging van een plaats kunt aflezen op de wereldkaart in je atlas.

©

De breedtelijnen ten noorden van de evenaar duiden we aan met het cijfer dat je afleest aan de zijkant van je atlas, gevolgd door N (north). Bv. Beijing 40° N De breedtelijnen ten zuiden van de evenaar duiden we aan met het cijfer dat je afleest aan de zijkant van je atlas, gevolgd door S (south). Bv. Port Louis 20° S V10 4 Bepaal de breedteligging van de onderstaande plaatsen. Gebruik de wereldkaart in je atlas en/of de wereldbol. a Caïro:

b San Jose:

c Honiara:

d Amundsen-Scott (VS):

Interessant om weten Het meest noordelijke en zuidelijke punt bereik je op 90°. Je bent dan een kwart van een cirkel van 360° naar het noorden of zuiden gegaan ten opzichte van de evenaar. Een kwart van een hele cirkel is 360° / 4 = 90°. Amundsen-Scott is vernoemd naar de ontdekkers van de zuidpool. Dat waren de Noor Amundsen (1911) en de Brit Scott (1912).

fig. 3.5 Amundsen-Scott zuidpool in Antarctica

3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS?

63


V10 5 Om een exact punt op aarde te bepalen, heb je naast de breedteligging ook de lengteligging nodig. Om de lengteligging te bepalen, gebruik je lijnen die van de noordpool naar de zuidpool lopen. De bekendste lijn is de nulmeridiaan. Ten oosten van de nulmeridiaan vind je het oostelijk halfrond en ten westen van de nulmeridiaan vind je het westelijk halfrond. a Duid de nulmeridiaan op de wereldkaart aan met groen.

66°N

noordpoolcirkel

23°N

Kreeftskeerkring

evenaar

0° 0

3000 km op de evenaar

23°S

Steenbokskeerkring

zuidpoolcirkel

66°S

b Kleur het oostelijk halfrond geel en het westelijk halfrond blauw.

fig. 3.6: referentiekaart wereld

V6

IN

De lijnen die van de noordpool naar de zuidpool lopen, noemen we lengtelijnen, ook wel meridianen of middaglijnen genoemd. 6 Lengtelijnen duiden de lengteligging aan. Die lees je af bovenaan en/of onderaan de atlaskaart. a Op welke pagina in je atlas vind je de administratieve wereldkaart?

©

VA N

b Vul de begrippen in op de juiste plaats: nulmeridiaan, westelijk halfrond, oostelijk halfrond. Gebruik je atlas en wereldbol.

W =

fig. 3.7: globe

E =

Tip Beeld eens iemand uit die lang is. Waar staan je handen nu? Inderdaad! Bovenaan je lichaam. Dat geheugensteuntje helpt je onthouden waar je de lengteligging van een plaats kunt aflezen op de wereldkaart in je atlas.

De lengtelijnen ten oosten van de nulmeridiaan duiden we aan met het cijfer dat je afleest aan de bovenkant/onderkant van je atlas, gevolgd door E (east). Bv. Tokio 140° E De lengtelijnen ten westen van de nulmeridiaan duiden we aan met het cijfer dat je afleest aan de bovenkant/onderkant van je atlas, gevolgd door W (west). Bv. Santo Domingo 70° W

64

Een ballonnetje oplaten


Interessant om weten

7 Bepaal de lengteligging van de onderstaande plaatsen. V10 Gebruik de wereldkaart in je atlas en/of de wereldbol.

V6

a Kigali:

b San Salvador:

c Colombo:

Het meest oostelijke en westelijke punt bereik je op 180°. Je bent dan de helft van een cirkel van 360° naar het oosten of westen gegaan ten opzichte van de evenaar. De helft van een hele cirkel is 360° / 2 = 180°.

d Wrangel (Rusland):

8 Om de exacte locatie van een plaats te bepalen, combineer je de breedte- en lengteligging.

V10

We noteren eerst de breedteligging en daarna de lengteligging. Bv. De lengte-en breedteligging van Mexico-Stad is 20° N 100° W. Was je goed in oefeningen 4 en 7 en wil je uitgedaagd worden? Ga dan verder naar spoor 2. Kun je nog wat extra oefening gebruiken? Ga dan verder naar spoor 1. SPOOR 1

Kraków :

-

Oslo:

-

Dublin:

-

Praag:

SPOOR 2 1

-

20° S 40° W:

-

55° N 15° E:

-

40° N 80° W:

-

20° N 155° W:

VA N

-

IN

Neem in je atlas de kaart van Europa. Bepaal de coördinaten of plaatsnamen van de volgende plaatsen in de wereld.

Lees het stappenplan. 1 2 3 4

©

V6

Werk in de tabel van boven naar onder. Ga pas naar de volgende oefening als je het juist hebt. Heb je het fout? Dan maak je eerst de b-oefening voor je naar de volgende oefening gaat. Heb je het juist? Dan krijg je van je leerkracht een tip die je invult bij oefening 5. Vind jij als eerste de verborgen plaats? Noteer dan de eerste twee letters op de wereldkaart op p. 69.

2 Vul de tabel aan met behulp van het stappenplan. plaats

coördinaten

plaats

coördinaten

1

Mekka

1b

Naïrobi

2

18° S 47° E

2b

20 ° S 140° E

3

Denver (V.S.)

3b

Guantánamo

4

3° S 60° W

4b

51° N 4° E

5

°

°

3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS?

65


Tip De wereldkaart geeft je een mooi overzicht van alle breedte- en lengtelijnen. Je kunt op basis van de wereldkaart ook een schatting maken van de coördinaten van een plaats. Wil je echter de exacte coördinaten bepalen van een stad zoals Cordoba (Spanje)? Dan is de wereldkaart niet gedetailleerd genoeg. De kaart van Europa helpt je al verder, maar die van Spanje is nog beter om de vraag op te lossen. E

F

rdel ijke IJsze e

Tromsø

Newcastle

Man

.

-upon-Tyne N NLeeds N Hull NSheffield

Dublin

Manchester

N

N

Liverpool

N

.N

.

N

N

L

A

G

U T R

P O

Rijn

Rhône

Tiber

E

.

Annaba

N

Blida

Rabat

Tunis

N

9 10 6

8

5

4

3

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

3

4

6 6

5

5

4

3

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

3

4

5

6

10 9

8

7

6

5

4

3

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

3

4

5

6

7

9 10 6

8

5

4

3

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

3

4

6 6

5

o

d

N

NJerez de

N

El Puerto de Santa Maria

Cádiz

NN

sta Co

ATLANTISCHE

la Frontera

San Fernando

de la

Luz

Kaap Trafalgar

Algeciras

S t r a a t

fig. 3.10: atlaskaart Spanje

N

v a n

N Tanger

A

L

N

Patras

N

N

S

e Reo d o s

E

E

E

Z

NBenghazi

Ë

E

G

1798

ajoz

NBaezaNUbeda

N Jaén

u

Se g

N

uivir

s

ian a

i

Si er

Genil

Granada

rc e adalho Gu Antequera

N

N N

H

H

N Vélez-Málaga N Motril

Málaga NTorremolinos N Fuengirola NMarbella ol NEstepona l S de H

Torrecilla 1919

N

N

e lo

re

Mulhacén

Gád de S i e r r a 2236

s t a C o

H

T r o p i c a l

n

N

Menorca

r

Kaap Formentor

N

e

H

Puig Major 1445

N

NPalmaMallorca de Mallorca

NCapdepera

NEl Arenal

N

a

Santa Ponsa

Mahón

N

Alcúdia

Sóller

Cabrera

a N IbizIbiza N

San Antonio

Kaap de la Nao Formentera

c

a

N

Alicante NN Torrèllano

N D S E M I D D E L L A

NTorrevieja

NCartagena

Kaap de Palos

Z E E

.

Algiers

N

Kaap de Gata

C o s t a

a v

o el rc Ba

Almería

N N Roquetas de Mar

El Ejido

a

s

e

B

s t a C o

N

Benidorm

es

or

r

B

a

on sec

l

gel

Ur

t

ro

d'

C

ta os

o

C

a

Valencia

N Alcoi

m A l

e

r

í

NBlida

a

a

N N Gibraltar (V.K.) N Ceuta (Sp.)

i la Geltrú

a

l

ta os C La línea de la Concepción

r a l t a r G i b

NMataró

Badalona

Kaap de Tortosa

Go l f v a n

N

ura

M u r c i a

Rio San gonera Lorca

ta

NN N

Cos ta

NValencia

Almanzora

ra d

3398

Ronda ro

Elche Murcia

La Sagra 2382

NN

N N Vilanova Barcelonan a

N r r a N e v a d a s Filabr

S i ePico Veleta 3482

N

cia

pó alo

N

Seg

os

rad

N Sant Feliu NLloret de Mar NBlànes

H

Castellón de la Plana

NSagunto

Elda

H

Sierra de los Estancias

ë

N

Gandia

Segura

B B

Do

N Gerona

Serra de Montseny 1712

Sabadell

NReus N Tarragona NSalou

T er

Terrassa

L'Hospitalet de Llobregat

B B B B B

Milla rs

NAlbacete

a ur

rdo n o l ManresaN

NRoses

Fluvià

ë

n H

Pa

do

C

a

t

a

es

NTortosa

2024

H

V a l e n c i a

Mun

an

Javalambre 2020

raz Alca

Se g

C

ar

NPerpignan H

i

N

Oran N

Ech Chelif

Chelif e i n l e NRelizane K

N

Mostaganem Alborán (Sp.)

e r g t e e b Khemis Miliana N a g h r e

N

o f

T

a s A t l l l -

ALGERI J E H

Djebel Ouarsenis 1985

M a s s i f

i s s e n u a r d e l ' O

Tip Wil je de coördinaten bepalen van een plaats die niet exact op een breedte- of lengtelijn van de atlas ligt? Schat dan de coördinaten van die plaats via de twee dichtste lijnen.

66

Een ballonnetje oplaten

K

R

U

T

Manisa

G

Ca st el ló

N

Teruel

ca

de

Guad alq

Nogu era

Hu

n

de rra H Sie

li m Guada

Ebr

Júcar

en a

e Alcuda

a

lm da

N

Pl

n

V a l e n c i a

r

n

cara

Zán

sá res

ian

Jabalón Gu

n

e d

ó

d e

Ta ag )

Ta jo (

e

E

N

N

Izmir

lif Che

OCEAAN

g

Sierra de M

D

G ol f van C ádi z

e te d al a ua Gu Sanlúcar de Barrameda

g

a

E

Najerilla

H

T

Jara ma

ra

er

Si

a

N

dia

C

gon

a

l

Corb

a

a

ue r

N Sevilla

N Huelva H u e l v a

Gu a

N Faro

t a o s

G

r v e

uivi r

a

u

E

ar

a

da lq

g

Ara

Lérida

Cin c

N

r

len

M a n c h a

a

Linares

s one

Kaap São Vicente

l

a Guadian

Serra do Caldeirão

H

d

N Zaragoza

de

N Alcazár de San Juan

ira

Fóia 902

A

C

C a s t i l l a

no r Me

T i nt

J

R

de Calatrava

éza r

Gu a

n

l üe Cig

NCiudad Real

NCórdoba A

al

l

Ar

rga

ue

id

Adaja

r

o

d

M

ri

Cinca

VA N Sie

mb

ca

Cerro de S. Felipe H 1839

e

L a

o

iel Od

il

a

Sie rra

ha

r

e

i

ña

NAlcalá de Henares

Guad

S

C

N

o

Ala

e j o

NBeja

nç a

t

be

©

n

Sierr

Gua dia t

A

n

2076

NHuesca

a

P Esla

ey

d er adu

K

Ág

ul

P

sa

Os

de

s

E

Sequ ille

Eo

o

C r

o

a

êl re

ra

u

d a t r e

Te

m

a g)

e

aju

Campo

M

a

r

o

pe

a

ra de Guar H

Re ale s

Im

La Alcarria

es enar

Guadalajara iN d

o

B

na dia

jar

Be

l

N

Balikesir

.

K r e t a

D

Misrata

Mt. Canigou 2785

Andorra la Vella

n er

L a

r

N Toledo

a S e r e n

Mat a ch el

cay

a

Gállego

P. d'Aneto 3404

Ca

os

Via

A

A N D N L

Thessaloniki

Roussillon

Llobregat

rr

ila Ard

Sines

EN

Athene

NNarbonne

Ariège

Ti

Ba

g)

A

1736

a Gu

l

Mte. Perdido 3355

NJaca

o

N

de erra

.

N

N N N

Tajo (Taa

P

N

on

R

rrama

M a d r

Torejón de Ardoz

r lupe M o n t e s d de uada T o Algo de G le rra H

Mérida

N Badajoz

Evora

Ba a i va n Setúbal

N

N

Elvas

da

ua

Segovia N ede G h Peñalara 2430 S c

E x t r e m a d u r a

r ra Se

lM

na

Foix

H

a

ia

NSetúbal Sado

K

NBéziers

H

e nn

e Z e

r t e Z w a

Istanbul

Z

I

Mgne. Noire 1210

Canal d u Mi d i

e n e e ë ANDORRA . n

e

Ra

Sorra ia

Lissabon

N

Ca

Ga

NTarbes

H

t

Ribatejo

N

N

N

Maritsa

N

Castres

Pic du Midi 2877

i Tur

Kaap Espichel

S

Almont e

N

nas

H

geberg gs

in

H

h

N

Pau

H

Arag on

Sier

rd e

2320

Az

N

o ns Tejo (Taag)

Seda

sma

ulaque

.

Amadora

Burgas

N

Plovdiv

F

F R A N K R I J K

o

g

de la Reina

Cáceres Salor

r

vo r Di

N N

Sintra

Kaap Roca Estoril

Ere

Madrid a Móstoles r edo s de G Getafe ra H e rch Fuenlabrada N e r Almanzor tar 2592 T ié Parla Al Si Talavera

n gó

e

NSantarém

'O l

Pa u

r

ta Ga

a de Sierr

N

Ta jo(

Cega

Tudela

c

Duero

Riaz a

Du

Duero

d

Kaap Carvoeiro

Varna

Sofia

NHeraklion

N

B

E

NToulouse

G a s c o g n e

e

a

1993

de

b

N

D

P y r

on

E

el Cabri

Tomar

6

e

i Esr H d aEstrela

G a ve

Arag

cos Cida

H

e va Esgu

NValladolid

y

N Logroño

R i o j a

.

I b de la Demanda e Urbión r2228 i s

Arlanza

Pi s

N

n Ns a a Ávila ili st

H

da ue

Gave

N a v a r r a

ga

d

Zê z

N

5

H

Jo

N

Palencia

NSalamanca

a

NBurgos

n zó lan

a Ce

l Va

1723

NGuarda

P O R T U G A L Leiria Fatima

4

ron

a Esl

N

b ro

a

3

Pic d'Anie 2504

Be

o deg Mon

tr

rr

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

NPamplona

a Arg

ía an rr Se

Se

3

B é ar n

e

N San Sebastián

t

N

e

N

4

NBayonne

N N

Biarritz Irun

de

go

Monde

5

Adour

NVitoria

Ebro

s

B

Coimbra

Kaap Mondego

6 6

e

Guernica

Miranda de Ebro

L e ó n

a Cô

Viseu

j

NBilbao

H

Trabanca Rio

Montemuro 1381

uga Vo

NAveiro

5

Baskenland

NLeón

Torm es

Hu ebr

H

ro Avei

Baracaldo

Peña Prieta 2536

NZamora

u ro Do ro Due

Sabo

a

rra

a Tu

Douro

k

Torre Cerredo

n

r o

Villa Nova de Gaia

e Ria d

4

Adour

Cantabrië

s de HEurop a ico

C a s t i l l a

Tras-osMontes

s

NPortugalete N N

tó ra

u

NN

Porto

3

Sie

a

i

Sa

N Bragança

B Kaap Ajo

rion Car

N

n

2648 G e b e r g t e

Bernesga

g me Tâ

ë

alón

Sil Ponferrada

H

Guimarães

o

rN i

Órbigo

D

u

Aliste

NBraga N

Av e

n

a

N

h b r i s c t a

Sierra de la Cabrera

H

Cabeza de Manzaneda 1778

ia Lim

M i n h o o Cávad

t

v

Santander

NOviedo

Teleno 2188

NOrense

N

s

f

N

H

a

N

A

l

Gijón

Peña Ubiña 2417

lla

a rous Pontevedra Ria de A dra nteve Ria de Po Vigo Ria de Vigo Miño Kaap Silleiro

a rce Na

o

Verde

AvilésN

Miñ

NLugo

NSantiago de Compostella U

o ia eN

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

d

Navia

H

G a l i c i ë

Costa

NNavia

Cuadramon 1056

re Tamb

uros Ria de M

G

NOrtigueira

NLa Coruña Kaap Finisterre

3

E

N

Tripoli

I

E

B U L G A R IJ E

Skopje

V. J. R. MACEDONIË

fig. 3.9: atlaskaart Europa

NFerrol

Kaap Vilán

4

B

fig. 3.8: atlaskaart wereld Kaap Ortegal

5

IN

7

Alcanadre

6

a

5

D

NNis

Pristina

KOSOVO

N Surt

L

N

.

onau

Valetta

N

Ï

Chisinau

N

Constanta

S E R V I Ë

M A L T A

.

E

.

t

4

IJ

Catania

A

NBrasov GalatiN N Boekarest

Ploiesti

NCraiova

s

3

R

C o

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

E

N

á l i d

3

G

Iasi

Cluj-Napoca

ALBANIË

N

.A

Tsjerkasy

tr

R O E M E N I Ë

. .. . .

Ionische Zee

.R

Kiev

K

NVinnytsja Dn jes

C

4

L

E

N

N

NTimisoara

MONTENEGRO

6

n

5

L

C o s t a

6

A

N

Sic ilië

L

N Sousse NSfax

N M A R O K K O

T U N E S I Ë

M

7

V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

ada lope

8

M

Gu

6 10 9

Marrakesh

Australië (2010)

V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

Vin

5

M

V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

i

4

M

V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

Irat

3

China (2010)

India (2010)

Burundi (2010)

M

Jal ón

2 1 0 0 1 2 % van totale bevolking

G V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

a

3

F

Duitsland (2010)

M

erv

4

E V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

Júc

5

D

België (2010)

M

.

Sarajevo

N

N ZhytomyrN

N

Ternopil

K

he

6

C V

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

.

h e Podgorica Z Tirana NBari e e

NPalermo

Lampedusa B

Bolivia (2010)

N

N

sc

Oran

NMelilla (Sp.)

D

Constantine

A M

Boedapest

Zee

N

D

Lvov

Ivano-Frankovsk

Tsjernivtsi Debrecen

N Mazyr

Pripjat

Egeï

.

Napels

Tyrreense

Sardinië Cagliari

I

Algiers

O

N

Kraków

.

rava

Ë

M

. N

Rovne

Lublin

NKatowice N

H O N G A R IJ E

Split

sc

I

r e n Menorca l e a B a PalmaN Ibiza Mallorca

N

G

Valencia

NAlicante

N

N

L

N

Rome

A

Murcia

Homel

NPinsk

NBrest

S L O V A K IJ E

r Dnjep

N

NMahilev

Minsk

N

HERZEGOVINA

i

Córdoba N GuadalquiN vir

N Granada N Cádiz NMálaga NGibraltar (V.K.) N NCeuta (Sp.)

Casablanca

N

N

Orsa

.

W I T-

R U S L A N D

N

B O S N I Ë en Belgrado

.

Corsica Ajaccio

VATICAANSTAD

Tanger

E

.

Sa v a

T

Sevilla

5

L

eic hs

Donau

. .

Triëst

N

R Vitebsk West . Dv ina

.

Vilnius

Bratislava

at

NBarcelona

E

N

N

..

I

J

Kaunas

N Hrodna

SNL O V E N I Ë Zagreb K R O A T I Ë

N

Bologna

N Firenze

Guadiana

N

zuidpoolcirkel

N

N

N

Ostrava

Brno

SAN MARINO

MONACO

Toulon

Zaragoza

A

N

W

Praag

ri

.

P

Nice

N

Memel

Ljubljana D

Venetië

Po

N

Marseille

.

N

N

O O S T E N R IJ K

NMilaan

Turijn

N

Genua

N

.

L I T O U W E N

N

N

NWroclaw

T S J E C H I Ë

na u Do

LIECHTENSTEIN

Z W I T S E R- Vaduz LAND

N

Lyon

Montpellier

O

S U

L E T L A N D

Kaliningrad R U S L A N D

el NPoznan Warschau NLódz

NMünchenSalzburg Wenen

.

N Bern Zürich

Grenoble

N

Pilsen

N

Nürnberg

N Stuttgart

N

K

.

N

nne

ANDORRA

Madrid

S

N

Clermont-Ferrand

ne

IJ

N

ro

Toulouse

N Salamanca

Taag

Dordog

Straatsburg

R

ôn Sa

P

L

N

Riga

t

s

Gdansk

N

Frankfurt a. M.

NMannheimMain

Luxemburg

e

Dijon e

.

Elbe

Ad

Lissabon

N

Ga

ro Eb

.

5

N

Bordeaux

e

N Bilbao

N

Bielefeld Leipzig

N

NPskov

I Ë A V L D

kaj

N

N

o

Berlijn

Hannover

NDortmund N

Keulen

Ladogameer Sint-Petersburg

Peipusmeer

O

Bis

Burgos Valladolid

Bo r n h o lm

as N Bonn Chemnitz NDresden I Ma Ë D U I T S L A N DN N

G.H. L U X E M B U R G

N

Sein

K

Limoges

ND

N N Aken

N

A

M

NGijón

N

ire

Douro

A

Lo

N

o Minh

N

R

f va n

LA

Antwerpen

Brussel

.

Reims

Marne

.GN

Parijs

N Nantes F

N L

Rouen

er

N

N Rennes

Gol

N

NEDER

B E

4 4

Rotterdam

Rijsel

Le Havre

.

Amsterdam

K a n a a l

Kanaaleilanden

N

N Hamburg

N

Tallinn

Tartu

Malmö

O Bremen

ez W

.

Th

eems N Southampton

NPlymouth H e t Brest

Fin

E S T L A N D

Öland

Kopenhagen

DENEMARKEN

NCardiffLonden

. olf .s e G

N Helsinki

Stockholm

Gotland

Noo rdzee

N Birmingham

K O N I N K R I J K

Turku

.

I

Cork

N

Norrköping

N

D N

N

R

no n

n Sha

I E R L A N D

l

Uppsala

Vänermeer Vätter-

N Göteborg meer

Tampere

e e

Belfast

3

Da

Oslo

Edinburgh

V E NR E N I G D

isch

N

Z

.

N

z

H e b r i

N

Bergen

Orkneyeilanden

N Aberdeen N Dundee NGlasgow N

V

Umeå

Oder

e n

d

80+ 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4

N

Oulu

A

N Trondheim

S h e t l a n de i l a n d e n

La Coruña

Witte Zee

N

Lu le

F a e r ö e r (Den.)

N

E

I

H

zee

D

G

C

ntsz

ne

E

I S N

3

Porto

Tor

F

A

Bare

NMoermansk

E

O

VS (2010)

N

N

E

T

A

MA.

M

H

N Hammerfest

Noo

lf

E

N

D

rke l

W

A

C rdp ool ci

IJ S L A N D

D

C

noo

.

Reykjavik

L

rm nge a

SL.

O

R

2

B

T

Botn

1 noordpoolcirkel

A

Mau. Mauritius Mex. Mexico Mo. Moldavië Nl. Nederland No. Noorwegen N.-Z. Nieuw-Zeeland O. Oostenrijk Por. Portugal R. Roemenië Rus. Rusland S. Slovenië Se. Servië Seych. Seychellen Sl. Slovakije Sp. Spanje T. Tsjechië V.A.E. Verenigde Arabische Emiraten V.K. Verenigd Koninkrijk V.S. Verenigde Staten Z.-Afr. Zuid-Afrika Zw. Zwitserland

Ec. Ecuador Es. Estland Fr. Frankrijk H. Hongarije I. Israël Jap. Japan Jor. Jordanië K. Koeweit Ko. Kosovo Kr. Kroatië Le. Letland Li. Litouwen Lib. Libanon Lux. Luxemburg M. Montenegro Ma. Macedonië

N

A A. Albanië Ang. Angola Aus. Australië B. België B. & H. Bosnië en Herzegovina Br. Brunei Bu. Bulgarije Cyp. Cyprus Den. Denemarken

e G o

5000 km

R

4000

O

3000

G

E

F

O

E

W

D

n

C

B

2000

1000

0 A

Y

P

T

E

IJ

A

Z

A

C

H

S

T

A

N


Interessant om weten De nulmeridiaan, ook wel meridiaan van Greenwich genoemd, liep tot 1914 niet door Greenwich, maar wel door Parijs! Parijs ligt echter niet perfect op de huidige nulmeridiaan, maar iets meer dan 2° ten oosten ervan. Vandaag kun je in Greenwich naar een plaats gaan waar je een selfie kunt nemen met je ene been in het oostelijke en je andere been in het westelijke halfrond.

fig. 3.11: meridiaan van Greenwich

MAG HET IETS MEER ZIJN? 9 Zoek op in je atlas. a Welk land van het Europese continent ligt volledig in het westelijk halfrond?

b Door welke Afrikaanse landen loopt de Steenbokskeerkring? c

Welk werelddeel ligt in alle halfronden?

IN

d Door hoeveel landen loopt de nulmeridiaan? Noteer de namen van die landen.

VA N

e Welke landen in Zuid-Amerika liggen volledig ten noorden van de evenaar?

f

Op welke meridiaan en parallel ligt jouw klas?

©

V6

g Hoe heb je dat gevonden?

Op basis van de evenaar kun je de aarde indelen in een noordelijk halfrond en een zuidelijk halfrond. Enkele belangrijke breedtelijnen of parallellen zijn de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. De breedteligging lees je af aan de zijkant van de kaart. De nulmeridiaan deelt de aarde op in een oostelijk halfrond en een westelijk halfrond. De lengteligging lees je af aan de bovenkant of de onderkant van de kaart. Test jezelf: oefening 2

3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS?

67


MAG HET IETS MEER ZIJN? Hoe schat je de juiste afstand tussen twee plaatsen op aarde? Zoals je in ‘Laat in je kaarten kijken’ geleerd hebt, is het belangrijk om afstanden te leren inschatten. Met deze oefening gaan we nog een stapje verder. Volg het stappenplan. 1 2 3 4 5

Bepaal met behulp van je atlas welke locaties bij de coördinaten horen. Noteer de namen in de tabel. Vul in waar plaats a ligt ten opzichte van plaats b in de tabel. Plaats beide plaatsen op de wereldkaart. Gebruik telkens het nummer van de oefening in combinatie met plaats a of plaats b (zie voorbeeld oefening 1). Schat de afstand tussen de twee plaatsen. Noteer die afstand in de tabel. Controleer met behulp van Google Maps de werkelijke afstand tussen deze twee plaatsen.

(a) van

ligt ten

van (b)

(a) van

ligt ten

van (b)

©

(a)

ligt ten

van (b)

ligt ten

b 20° N 40° W van (b)

(a) van

Een ballonnetje oplaten

op een geschatte afstand

km. a 38° N 76° W

6

op een geschatte afstand

km.

(a) van

op een geschatte afstand

b 50° N 97° W

a 20° S 70° W

5

b 1° S 43° E

km.

a 30° N 95° W

van

op een geschatte afstand

km.

a 1° N 9 °E

3

op een geschatte afstand

b 38° N 10° E

VA N

van

van (b)

km.

(a)

68

ligt ten

a 55° N 20° E

2

4

b 52° N 13° EVAARDIGHEID X

a 41° N 4° W

1

IN

V6

km.

ligt ten

b 39° N 32° E van (b)

op een geschatte afstand


3 BEN JIJ HELEMAAL WEG VAN DE GPS?

69

0

66°S

op de evenaar

3000 km

fig. 3.12: referentiekaart wereld

23°S

23°N

66°N

© VA N IN

zuidpoolcirkel

Steenbokskeerkring

evenaar

Kreeftskeerkring

noordpoolcirkel


4 BERGEN KUNNEN VERZETTEN Vanuit een luchtballon heb je zicht op de meest spectaculaire landschappen. Het zou kunnen dat je om een of andere reden plots moet landen. Dan is het belangrijk dat het landschap geschikt is om de ballon te laten landen.

Geraak jij veilig aan de grond? 1

Hoe moet het landschap er uitzien om veilig te kunnen landen? a Bekijk de filmpjes over verschillende soorten landschappen via het onlinelesmateriaal.

IN

b Hoe ziet het ideale landschap om een ballon te laten landen er volgens jou uit?

VA N

2 Bekijk het landschap op de foto. Zou jij de ballon hier laten landen?

Š

A

B

fig. 4.1: landschap

a

Wat wordt weergegeven door welke kleur? Markeer het juiste antwoord. - groen: horizonlijn /helling / hoogteverschil / hoogte - blauw: horizonlijn / helling / hoogteverschil / hoogte - rood: horizonlijn / helling / hoogteverschil / hoogte

b Kun je op de foto zien wat de hoogte is van het hoogste punt? Omcirkel. ja / nee c

Hoe kun je de hoogte van een punt in het landschap te weten komen?

d Wat is de beste plaats op de foto om de luchtballon te laten landen? Waarom?

70

Een ballonnetje oplaten


3 Het is heel mistig, maar je weet aan de hand van je coördinaten op welke plaats je je bevindt in het landschap. Bekijk de onderstaande topografische kaart. Zou jij de ballon hier laten landen? E F C

D

VA N

IN

A

B

fig. 4.2: topografische kaartuitsnede

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

a Zoek de lijn die blauw overtrokken is op de kaart. Wat stelt die lijn voor? Markeer.

horizonlijn / helling / hoogteverschil / hoogte

b In het zuidoosten van de kaart zie je de hoogtelijn van 440 meter. Hoeveel lijnen zitten tussen die

©

V9

hoogtelijn en die van 460 meter? c

Overtrek de lijn van 520 meter met groen.

d Wat is de hoogte van punt A? e Wat is de hoogte van punt B? f

Hoeveel meter is het hoogteverschil tussen plaats A en plaats B?

g Markeer wat correct is.

Helling C-D is steiler / minder steil dan helling E-F omdat

h Kun je de horizonlijn zien vanuit verticaal perspectief aan de hand van deze kaart? ja / nee i

Op welke manier kun je de horizon zien in het landschap?

j

Zou jij de ballon laten landen tussen punt C en D? Waarom wel of waarom niet?

k Waar zou jij de ballon laten landen als je mocht kiezen? 4 BERGEN KUNNEN VERZETTEN

71


4 Je kunt het reliëf bestuderen aan de hand van de vier H’s. Welke H’s kun je waarnemen in het landschap en welke op de kaart? Zet een kruisje op de juiste plaats in de tabel. de vier H’s

in het landschap

op de kaart

horizon helling hoogteverschil hoogte

V11

IN

De horizonlijn is de lijn waar de aarde en de lucht elkaar schijnbaar raken. Je kunt die niet zien op een kaart, enkel in het landschap (horizontaal perspectief). Om de horizonlijn aan te duiden, moet je telkens alle bomen en gebouwen wegdenken. De lijn kan recht, golvend of getand zijn. De helling is de overgang tussen hogere en lagere plaatsen in het landschap. Een helling kan zwak, matig of steil zijn. Het hoogteverschil is het verschil in hoogte tussen twee punten in het landschap. De hoogte in het landschap kun je enkel te weten komen met behulp van een kaart of gps. 5 Met behulp van de drie H’s in het landschap kun je de reliëfvorm bepalen.

VA N

a Bekijk aandachtig de determineertabel.

Is de horizonlijn recht?

©

JA Is de helling matig tot steil en snijdt de rivier diep in het landschap?

NEE vlakte fig. 4.3: determineertabel reliëfvormen

72

Een ballonnetje oplaten

JA plateau

NEE Is er een groot hoogteverschil (> 500 m) in het landschap waar te nemen?

NEE heuvel/heuvelland

JA berg/gebergte


b Schrijf onder elke foto welke reliëfvorm je ziet. Gebruik de determineertabel. foto 1

foto 2

foto 4

VA N

IN

foto 3

6 Het reliëf heeft een grote invloed op ons landschap en het landgebruik. Bestudeer de figuur op p. 75 en los de volgende vragen op.

©

a Tussen welke twee landschapsvormende lagen kun je een relatie ontdekken? b Leg uit waarom er een relatie bestaat tussen die twee landschapsvormende lagen.

c

Schrap wat niet past. Dit is een verband tussen: twee elementen op dezelfde plaats / de ligging van één element en de afstand tot een ander element.

De vier H’s zijn een hulmiddel om het reliëf van een landschap te bestuderen. De helling en het hoogteverschil kun je zowel in het landschap (foto) als op een kaart zien. De horizonlijn zie je enkel in het landschap (foto). De hoogte vind je enkel terug op een kaart of door te kijken op de gps. Aan de hand van de drie H’s die je in het landschap kunt bekijken (horizonlijn, helling en hoogteverschil) kun je de reliëfvormen bepalen: vlakte, plateau, heuvel/heuvelland en berg/gebergte. Test jezelf: oefeningen 3, 4 en 5

4 BERGEN KUNNEN VERZETTEN

73


! a h A ! a h A

Landschapsvormende lagen

Om een landschap te begrijpen, is het belangrijk om verbanden te leggen tussen de landschapselementen die je waarneemt. Dat kan door naar het landschap te kijken of door een onderzoek te doen.

IN

Het landschap is een belangrijk studieobject van de aardrijkskunde. Op de figuur op de volgende pagina zie je een voorbeeld van een landschap in de onderste laag. We kunnen dat landschap bekijken vanuit verschillende invalshoeken: - De menselijke thema’s gaan over alles wat de mens in het landschap heeft aangebracht. Bv. gebouwen, akkers, parken, kanalen, industrie … - De natuurlijke thema’s bestuderen alles wat in het landschap aanwezig is vanuit de natuur en wat niet of maar heel langzaam verandert. Bv. bergen, heuvels, rivieren, zeeën, klimaat, bodem, ondergrond ...

VA N

Elk thema vormt een zogenaamde laag en kan op een kaart worden voorgesteld. De menselijke thema’s worden op de figuur weergegeven op de bovenste laag: die van het landgebruik. De meeste natuurlijke thema’s krijgen elk een afzonderlijke laag. Al die lagen samen vormen het landschap.

©

Het landschap zit vol verbanden of relaties. Als er een verband is tussen twee elementen die op dezelfde plaats liggen, zoals tussen een fabriek en de grondstoffen of tussen landbouw en de bodem, dan spreken we van een verticale relatie. Als er een verband is tussen de ligging van een element en de afstand tot een ander element, zoals de ligging van een fabriek en de verkeerswegen, dan spreken we van een horizontale relatie. Op het einde van elk thema leer je verbanden in het landschap leggen. Omdat het de eerste keer is dat je hiermee werkt, krijg je een ingevulde versie van wat je in de volgende thema’s zelf moet invullen. horizontale relaties in de laag landgebruik tussen: stad en verkeerswegen

verklaring Rond een stad vind je een dicht net van verschillende soorten verkeerswegen. verticale relaties tussen landschapsvormende lagen

tussen: landgebruik en reliëf

74

Een ballonnetje oplaten

verklaring Het verkeer moet rekening houden met het reliëf omdat bergen ernstige hindernissen zijn.


kaart van het landgebruik

vegetatiekaart

IN

klimaatkaart

bodemkaart

Š

kaart van de ondergrond

VA N

reliĂŤfkaart

landschap

AHA!

75


Synthese werelddelen

continenten noordpoolcirkel

noordpoolcirkel

EURAZIË

EUROPA

NOORDAMERIKA

AMERI KA kreeftskeerkring

AZIË

kreeftskeerkring

AFRIKA

AFRIKA evenaar

evenaar

ZUIDAMERIKA AUSTRALIË

0

OCEANIË

steenbokskeerkring

3000 km

0

op de evenaar

3000 km op de evenaar

zuidpoolcirkel

zuidpoolcirkel

ANTARCTICA

ANTARCTICA

natuurkundige kaart

VA N

IN

administratieve kaart

heuvelland

©

vlakte

plateau

76

steenbokskeerkring

Een ballonnetje oplaten

gebergte


neerslag

windrichting

windsnelheid/windkracht

luchtvochtigheid

Š

luchtdruk

VA N

IN

temperatuur

AHA!

77


Checklist helemaal begrepen

Wat ken/kan ik?

hier kan ik nog groeien

Ik kan de determineertabel gebruiken om landschappen te determineren.

39

Ik kan enkele belangrijke natuurlijke referentiepunten op de natuurkundige kaart van Europa aanduiden en benoemen.

43-44

Ik kan enkele belangrijke administratieve referentiepunten op de administratieve kaart van Europa aanduiden en benoemen.

45-46

Ik kan werelddelen en continenten omschrijven en ik kan ze aanduiden en benoemen op een werkkaart.

49

Ik ken de verschillende weerelementen en kan er telkens het meettoestel en de juiste meeteenheid bij plaatsen.

53-54

Ik kan het verschil tussen een temperatuurkaart met isothermen en een luchtdrukkaart met isobaren aangeven.

55-57 56

Ik kan een weerkaart interpreteren en de weergegevens erop aflezen.

59

IN

Ik kan temperatuurgegevens omzetten in een temperatuurcurve.

62-65

Ik kan de evenaar, nulmeridiaan, Steenbokskeerkring, Kreeftskeerkring en de poolcirkels op een afbeelding van de globe aanduiden.

62-64

VA N

Ik kan een plaats situeren aan de hand van coĂśrdinaten.

Ik kan de horizonlijn, de helling en het hoogteverschil aanduiden op een landschapsfoto.

70

Ik kan de hoogte van een plaats aflezen op een topografische kaart.

71 72-73

Ik kan de begrippen formuleren in eigen woorden.

82-84

Š

Ik kan de reliĂŤfvorm van een landschap bepalen door gebruik te maken van de determineertabel.

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar het onlinelesmateriaal en oefen verder.

78

p.


TEST JEZELF 1 Voer de onderstaande opdrachten uit op de referentiekaart van Europa. a Overtrek de nulmeridiaan met fluostift. b Door welke drie landen loopt de nulmeridiaan? Kleur ze groen en plaats telkens de eerste drie letters in het land op de kaart.

c

Wat zijn de vier Scandinavische landen van het continent? Kleur ze blauw op de kaart en plaats telkens de eerste drie letters in het land.

d Wat zijn de buurlanden van Oostenrijk? Noteer de namen hieronder en plaats de nummers in de juiste landen op de kaart. 5

2

6

3 4

IN

1

7

50°N

©

60°N

VA N

e Schrijf de namen van de volgende zeeën in de juiste vakken op de kaart: Noordelijke IJszee, Noordzee, Oostzee, Barentszzee en Zwarte Zee.

40°N

Test jezelf

79


2 Bepaal ofwel de locatie, ofwel de coördinaten. - Brora:

- Mount Amaro:

- 52°N 6°E:

- 50°N 5°E:

- Marsfjället (berg):

- Titicacameer:

- 60°N 30° E:

- 23°S 133°E:

3 Bekijk de onderstaande foto.

IN

A

a Met welke kleuren worden volgende H’s weergegeven op deze foto? -

het hoogteverschil:

-

de helling:

-

de horizonlijn:

VA N

b Hoe kun je de hoogte van punt A weten?

©

4 Bekijk de onderstaande topografische kaart en los de vragen op.

B

A

C

D

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

a Overtrek de hoogtelijn van 500 meter met groen. b Overtrek de hoogtelijn van 480 meter met rood.

80

Een ballonnetje oplaten


c

Hoeveel lijnen tel je tussen de hoogtelijn van 480 meter die van 500 meter?

d Wat is het hoogteverschil tussen twee lijnen? e Wat is de hoogte van punt A? f

Wat is de hoogte van punt B?

g Wat is het hoogteverschil tussen punt A en punt B? h Wat is de hoogte van de blauwe hoogtelijn? i

Welke helling is het steilst: A-B of C-D? Omcirkel het juiste antwoord.

j

Hoe weet je dat dat de steilste helling is?

VA N

IN

5 Bekijk de onderstaande foto’s en bepaal de reliëfvorm met behulp van de determineertabel op pagina 72 .

©

6 Bekijk de begrippenlijst op de volgende pagina’s. Kies er twee begrippen uit die volgens jou samen passen. Verklaar hieronder waarom jij vindt dat ze samen passen.

Test jezelf

81


WOORDENLIJST Thema Een ballonnetje oplaten hoofdstuk

3

1

3

3

in je eigen woorden

beaufortschaal

schaal die gebruikt wordt om de windkracht aan te geven

berg (gebergte)

reliëfvorm waarvan de horizonlijn niet recht is en de hoogteverschillen groter zijn dan 500 meter

breedtelijn

denkbeeldige lijn die van oost naar west over de aarbol loopt Ze is evenwijdig aan de evenaar en wordt ook parallel genoemd.

continent

evenaar

gps

groot aaneengesloten stuk aardkorst Er zijn vijf continenten: Eurazië, Afrika, Amerika, Antactica en Australië.

IN

4

definitie

VA N

2

term

breedtelijn die de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond verdeelt global positioning system

4

4

4

helling

overgang tussen een hoger en een lager deel in het landschap

©

4

heuvel(land)

hoogte

hoogtelijn

reliëfvorm waarvan de horizonlijn niet recht is en de hoogteverschillen kleiner zijn dan 500 meter De hoogte van een punt in het landschap kun je te weten komen met behulp van een kaart of een gps. lijn die plaatsen met dezelfde hoogte verbindt op een kaart

4

82

hoogteverschil

Een ballonnetje oplaten

verschil in hoogte tussen twee punten in het landschap


1

3

3

4

4

2

isotherm

lijn die punten met dezelfde luchtdruk met elkaar verbindt Iso betekent gelijk en bar wijst op de luchtdruk. lijn die punten met dezelfde temperatuur met elkaar verbindt Iso betekent gelijk en therm wijst op de temperatuur.

landschapselement

element dat je kunt waarnemen in het landschap bv. stadhuis, boom, marktplein, struik …

lengtelijn

denkbeeldige lijn die van noord naar zuid loopt over de aarbol Ze staat loodrecht op de evenaar en wordt ook meridiaan of middaglijn genoemd.

nulmeridiaan lengtelijn die door Greenwich loopt en de aarde in een oostelijk en westelijk halfrond verdeelt plateau

reliëfvorm

IN

2

isobaar

lijn waar de aarde en lucht elkaar schijnbaar raken Je kunt de horizonlijn niet waarnemen op een kaart, enkel in het landschap (horizontaal perspectief). Om de horizonlijn aan te duiden, moet je alle bomen en gebouwen wegdenken.

VA N

2

horizonlijn

reliëfvorm waarbij de horizonlijn recht is en er schuine hellingen zijn door de insnijding van een rivier in het landschap

©

4

Om een reliëfvorm te bepalen maken we gebruik van de drie H’s die we in het landschap kunnen zien: horizon, helling, hoogteverschil. We onderscheiden vier reliëfvormen: vlakte, plateau, heuvel/ heuvelland en berg/gebergte.

temperatuur- curve die de temperatuurwaarden curve van een bepaalde periode met elkaar verbindt

Woordenlijst

83


1

weerelement

werelddeel

Neerslag, temperatuur, bewolkingsgraad, luchtvochtigheid, luchtdruk, windsnelheid, windkracht, windrichting en zonneschijnduur noemen we de weerelementen. Al die elementen kun je meten met een toestel. deel van de wereld met eilanden bij Er zijn zeven werelddelen: Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Afrika, Europa, Azië, Oceanië en Antarctica.

84

reliëfvorm waarbij de horizonlijn recht is en er geen schuine hellingen zijn in het landschap

IN

2

vlakte

VA N

4

topografische kaart die een deel van het kaart aardoppervlak weergeeft met symbolen In de legende worden natuurlijke en menselijke elementen verklaard, zoals hoogteligging, waterlopen, wegennet, bebouwing, verschillende soorten grenzen ...

©

4

Een ballonnetje oplaten


tele

©

VA N

IN

Veel watertjes doorzwommen

1 VEEL BEEKJES MAKEN EEN GROOT WATER 2 ACHTER DE WOLKEN SCHIJNT DE ZON 3 DE KRUIK GAAT ZO LANG TE WATER TOT ZE BARST


Impressie: reis doorheen het zonnestel naar de aarde

De Blue Marble (de blauwe knikker) is een bero emde foto van de aarde. De foto werd genomen op 7 december 1972 door de bemanning van de Apollo 17 op ongeveer 450 000 km afstand van de aarde. Dit is onze thuis. In het heelal komt heel wat water voor, maar de aarde is de enige planeet in het zonnestelsel n. met zeeën en oceane

IN

Levende organismen bestaan voor een groot deel uit water. Bij de mens bijvoorbeeld is dat 60 %.

VA N

Plastic afva l vervuilt de oceanen ste Naar schatt eds meer. ing zouden de oceanen tegen 2050 meer plastic bevatten da n vis.

Het water v ormt een kri ngloop waarin het co nstant wisse lt tussen rivie ren, meren, zeeën en oce anen, de atm osfeer, gletsjers en grondwater.

©

r 71 % uit water. Het aardoppervlak bestaat voo meter. ruim 1,3 miljard kubieke kilo Het volume water bedraagt

Wat wil ik te weten komen over dit thema? zout water

water opgeslagen in ijskappen

bruikbaar drinkwater

figuur: water op aarde bron: WaterFootprint.org en WWF

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

86

Veel watertjes doorzwommen


1 VEEL BEEKJES MAKEN EEN GROOT WATER Het verhaal van een waterfles: los jij dit mysterie op?

IN

Pepijn en Artuur zijn in juli met hun ouders op vakantie in de Alpen. Ze maken heel wat bergwandelingen. Het hoogtepunt is een tweedaagse beklimming van de Finsteraarhorn, een bergtop, waarbij ze in een berghut slapen. Hun uitrusting bestaat uit stevige wandelschoenen, een warme jas en een helm. In hun rugzak zitten aangepaste kledij, energierepen en een drinkfles. Op een wandeltocht is het dan ook van het grootste belang om voldoende drank mee te nemen. Pepijn fig. 1.1: Pepijn en Artuur op de Aaregletsjer heeft een blauwe drinkfles en Artuur een rode. Ze zijn allebei gemerkt met hun naam en adres. Tijdens hun tocht merkt Artuur plots dat hij zijn drinkbus kwijt is. Gelukkig heeft zijn broer nog een drinkfles en kunnen ze hun watervoorraad delen.

©

VA N

Groot is hun verbazing wanneer de drinkfles drie maanden later met de post wordt afgeleverd. Yousra vond ze al joggend op het strand bij de Maasvlakte in buurt van Rotterdam en was zo lief om ze naar hen op te sturen.

fig. 1.2: Yousra aan het joggen op het strand bij de Maasvlakte

1 V6

Volg het traject dat de drinkfles aflegt. a Op p. 88-89 vind je infokaartjes van de plaatsen waar de drinkfles geweest is. - Orden de kaartjes in de juiste volgorde. - Maak hiervoor gebruik van kaarten 1.3 en 1.4 en van je atlas.

1 Veel beekjes maken een groot water

87


DortmundEms-Kanaal

Noordzee Amsterdam Rotterdam Waal

Duisburg

Wupper Keulen

n Lah Frankfurt Ma

Koblenz

Koblenz re Aa

Mod

III

Rijn

r cta

Ne

Friedrichshafen LICHTENSTEIN

Neuchâtel

Fiesch

I TA L I Ë

Limmat Bazel Zurich e Aar Bern Luzern Aare

Reuss

ZWITSERLAND

0

in Ka -Don na au al -

Stuttgart

ur Th

Aa Aarekloof re Aaregletsjer Finsteraarhorn

Ma

Jag st

Karlsruhe

Wi ese

e Aar

FRANKRIJK

itz Regn

Bern

Bamberg

am eis Dr

Luzern

Main

Nectar

Murg

Nancy Straatsburg

LICHTENSTEIN

zig Kin

in

er

Thun

III

OOSTENRIJK

Chur

ZWITSERLAND

100 km

ITALIË

50 km

IN

0

Sieg

n Rij

BELGIË

OOS TE NR I J K

e Aar

DUITSLAND

Ruhr

Dusseldorf

Cochem sel Bingen Mo Sûre e LUX. Nah Sa ar

Aarau Zurich Bielersee Neuchâtel

Munster Lippe

NEDERLAND

DUITSLAND FRANKRIJK

aal

Mittellandkan

IJssel

V6

b Bestudeer het landschap onderweg. Bij elk infokaartje hoort een vraag. Probeer met je team zo veel mogelijk antwoorden te vinden en noteer ze onder de foto’s. Gebruik daarbij volgende bronnen: ­ ­- je atlas ­- figuur 1.3: loop van de Aare in Zwitserland - figuur 1.4: traject van de drinkfles - het internet

fig. 1.3: loop van de Aare in Zwitserland

fig. 1.4: traject van de drinkfles

Rijn

1

2

3

Aare

Rij

n

VA N

DUITSLAND

Koblenz

ZWITSERLAND

fig. 1.6: Schippers die ijzererts van Rotterdam naar Dortmund vervoeren, zien de drinkfles voorbij drijven.

fig. 1.7: Tussen Bingen en Koblenz (Duitsland) drijft de drinkfles voorbij een bekende rots, die het einde van heel wat schippers betekende.

Noteer de namen Aare en Rijn op de kaart. Duid met een pijltje de stroomrichting van de Aare aan (en dus ook van de waterfles).

In Nederland verandert de Rijn van naam. Wat wordt de naam in Nederland?

Hoe heet de rots?

4

5

©

fig. 1.5: Net op de grens met Duitsland, in de gemeente Koblenz, vloeit de Aare in de Rijn.

88

6

fig. 1.8: Voorbij Köningswinter varen heel wat rijncruises. Enkele passagiers op de boot merken de drinkfles op.

fig. 1.9: De veldfles vloeit door nog een andere gemeente met dezelfde naam: Koblenz (Duitsland).

fig. 1.10: De fles van Artuur wordt snel meegenomen door de Aarerivier.

De toppen zijn vulkanen van miljoenen jaren oud. Hoe heet dit ‘gebergte’?

Hier mondt een andere rivier uit in de Rijn. Welke rivier is dat?

Doorheen welk land stroomt de Aare?

Veel watertjes doorzwommen


7

8

9

fig. 1.11: De drinkfles spoelt aan op het strand van de Maasvlakte bij Rotterdam. Even later vindt Yousra ze daar.

fig. 1.12: Het smeltwater van de Aaregletsjer komt terecht in een meer (Oberaarsee) en vandaar stroomt het water verder naar de Aarerivier.

fig. 1.13: Pepijn en Artuur maken een wandeling over de Aaregletsjer.

Waarvoor dienen de installaties aan de horizon?

Wordt de Aaregletsjer in de loop van de jaren langer of korter? Leg uit.

Hier verliest Artuur zijn veldfles in een van de smeltwatergeulen. Wat is een gletsjer?

11

VA N

fig. 1.14: Pepijn en Artuur slapen in de Finsteraarhornhut, op een hoogte van 3 048 meter.

fig. 1.15: In Thun probeert een surfer de fles te pakken te krijgen.

fig. 1.16: De fles van Artuur dobbert rustig voorbij de wijngaarden langs de Bielersee.

Artuur vult zijn drinkfles met water van gesmolten sneeuw.

Onder de oude, overkapte middeleeuwse brug zitten vakken om de waterstand te regelen. Hoe noem je die doorgangen?

Welke oriëntatie heeft dat meer? (windstreken)

©

12

IN

10

V5

13

14

15

fig. 1.17: In deze stad in Nederland zien enkele voetgangers een drinkfles onder de Erasmusbrug door dobberen.

fig. 1.18: De fles wordt opgemerkt door wandelaars die doorheen het kloofdal van de Aare (Meiringen) lopen.

fig. 1.19: In de hoofdstad van Zwitserland drijft de drinkfles onder een van de oudste stenen bruggen van het land.

Welke stad is dit?

Beschrijf de hellingen van dit dal.

Heel bijzonder is dat je hier midden in de stad vrij kunt zwemmen in de Aare. Zoek in je atlas de naam van deze hoofdstad.

1 Veel beekjes maken een groot water

89


2 Bestudeer het traject van de drinkfles op kaart 1.4 op p. 88. a Plaats een A waar Artuur de fles verloren heeft en een Y waar Yousra ze heeft opgeraapt. b Overtrek het traject van de waterfles. c

Door welke landen drijft de veldfles achtereenvolgens?

d Over welke rivieren dobbert de waterfles achtereenvolgens? e Noteer de nummers van de foto’s op kaarten 1.3 en 1.4. MAG HET IETS MEER ZIJN? NAAR WELKE ZEE DRIJFT HET SPEELGOEDEENDJE? 3 Lees de tekst en beantwoord de vragen.

VA N

IN

De volgende zomervakantie zijn Maurice en Fee, het neefje en nichtje van Pepijn en Artuur, op kamp in Fiesch, op minder dan 20 km ten zuiden van de Finsteraarhorn. Tijdens hun wandeling in de Grimselpas gooien zij een speelgoedeendje in het water met hun adres erop. Ze hopen dat ook terug te krijgen.

fig. 1.20: De Rhône ontspringt aan de Rhônegletsjer, achteraan op de foto.

a Aan welke rivier ligt Fiesch?

FRANKRIJK

b Overtrek het traject van het eendje op de Rhône op kaart 1.21.

Dijon

Plaats een M bij de monding. Nabij welke stad mondt de Rhône uit in zee? In welk land ligt die stad?

Arc

Saône

Gap

e

25 m

Arles

Duran

ce

n Verdo

Veel watertjes doorzwommen

I TA L I Ë

105 m

Cèz

Avignon Nîmes

Grenoble

Drome

e

Ga rd

450 m

e

Rhône

f

Sion

650 m Rotten

Annecy

ôn

re

Ardèc h

ne

Rh

160 m

Isè

Middellandse Zee

g Noteer de hoogte van de rivier in het vak bij de monding. Vanaf dat peil beginnen we te meten om de hoogte van andere plaatsen te bepalen. Deze hoogte is het niveau van de zee of het

90

Meer van Genève 370 m

Genève

Durance

Fiesch

Valence

2208 m Grimselpas

Lausanne ô Rh

Lyon

e In welke zee zal het eendje terechtkomen?

ZWITSERLAND

Mâcon

d Naar welk meer stroomt die rivier?

Besançon

Ain

Plaats een B bij de bron. Daar heeft de rivier nog een andere naam. Welke?

Doubs

Chalon-sur-Saône

©

c

DUITSLAND ne

Saô

0

fig. 1.21: traject van het eendje op de Rhône

.

50 km


h De veldfles en het eendje zijn op minder dan 20 km van elkaar in het water beland. Waarom drijven de twee voorwerpen dan elk in een heel andere richting? Kijk nog eens op kaart 1.3. op p.88

i

Duid op onderstaande kaart de stroomrichting van de rivieren aan met pijltjes.

Tip Duid eerst de bronnen van de rivieren aan met een bolletje. Het water van de rivieren stroomt ervan weg.

Rijn

Donau

IN

Aare

Rijn

Rhône 0

50 km

VA N

Rhône

Po

fig. 1.22: rivieren in Zwitserland met hun stroomgebied

Op kaart 1.22 staan de stroomgebieden van de Zwitserse rivieren in verschillende kleuren weergegeven. Trek een rode scheidingslijn tussen de stroomgebieden van de Aare en de Rijn aan de ene kant en die van de Rhône en de Po aan de andere kant. Je zal zien dat die lijn over de hoogste kam van de Alpen loopt.

©

j

Tip

De lijn mag geen enkele rivier kruisen en het water stroomt weg van deze lijn.

k Vergelijk deze kaart (fig. 1.22) met kaart 1.3. Wat merk je?

Het hoogste gebied waar het water van wegstroomt, noem je de waterscheidingskam. Die kam bakent het gebied af waarbinnen al het water naar het laagste punt stroomt en zo verder in de richting van de zee. Dat is het stroomgebied van een rivier. In een vlakte stroomt het water op dezelfde hoogte als het landschap. In een heuvellandschap, plateau en gebergte stroomt het in diepe dalen.

waterscheidindingskam

stroomgebied fig. 1.23: de waterscheidingskam en het stroomgebied van een rivier

1 Veel beekjes maken een groot water

91


KRIJG JIJ ER HOOGTE VAN? De waterfles dobbert voorbij heel wat verschillende landschappen, soms sneller en dan weer trager.

©

VA N

IN

1

fig. 1.24 : verloop van een rivier van bron tot monding

a Je ziet op de figuur het verloop van een rivier van de bron tot aan de monding. Verbind de foto’s met hun locatie door lijnen te trekken tussen de foto’s en de zwarte bolletjes op de tekening. b Duid opnieuw met een A de plaats aan waar Artuur de fles verloren heeft en een met een Y de plaats waar Yousra ze heeft opgeraapt. c

De fles stroomt niet altijd even snel. Hoe zou dat komen?

d Welke kracht doet het water stromen? e Welke relatie ontdek je hier tussen de stroming van het water en het reliëf?

Het verval is het hoogteverschil tussen twee plaatsen op een rivier.

92

Veel watertjes doorzwommen


2 Onderzoek het reliëf bij de Lorelei.

fig. 1.25: het reliëf bij de Lorelei

b Overtrek op de foto de horizonlijn met groen. c

IN

a De termen horizonlijn, helling en hoogteverschil ken je al uit 'Een ballonnetje oplaten' (zie p. 70). Noteer hun betekenis nog eens in de tabel.

Duid op de foto het hoogteverschil aan met een dubbele rode pijl.

d Duid op de foto een helling aan met een blauwe pijl.

De horizonlijn is:

(bijna) recht golvend getand

V13

De helling is:

Het hoogteverschil is:

©

VA N

e Kruis in de tabel de juiste antwoorden aan over de kenmerken van de horizonlijn, de helling, het hoogteverschil en de stroming van een rivier.

geen zwak matig steil

klein matig groot zeer groot

De rivier stroomt:

op dezelfde hoogte als het landschap in een dal

Hoe noem je een reliëfvorm met een rechte horizonlijn, een vrij steile helling en een groot hoogteverschil, waarbij de rivier in een diep dal stroomt? Het reliëf is de afwisseling tussen hoogtes en laagtes in het landschap. We kunnen het reliëf onderzoeken met deze drie reliëfelementen: - de helling - de horizon - het hoogteverschil In een vlakte stroomt het water op dezelfde hoogte als het landschap. In een heuvellandschap, plateau en gebergte stroomt het door diepe dalen.

1 Veel beekjes maken een groot water

93


3 Weet je nog hoe je verschillende reliëfvormen kunt herkennen? Je hebt dat al geleerd in ‘Een ballonnetje oplaten’. a Onderzoek nu drie andere plaatsen op het traject. Maak gebruik van de begrippen in de tabel op de vorige pagina. b Markeer de juiste antwoorden in de tabel.

fig. 1.27: het Zevengebergte

fig. 1.28: de Waal

horizonlijn: recht – golvend – gebroken

horizonlijn: recht – golvend – gebroken

horizonlijn: recht – golvend – gebroken

helling: geen – matig – steil

helling: geen – matig – steil

helling: geen – matig – steil

hoogteverschil: geen – groot – heel groot

hoogteverschil: geen – groot – heel groot

hoogteverschil: geen – groot – heel groot

IN

fig. 1.26: de Aare

VA N

V13

De rivier stroomt: op dezelfde hoogte als het landschap – in een dal.

De rivier stroomt: op dezelfde hoogte als het landschap – in een dal.

reliëfvorm: vlakte – heuvel – plateau – gebergte

reliëfvorm: vlakte – heuvel – plateau – gebergte

reliëfvorm: vlakte – heuvel – plateau – gebergte

Onderzoek de reliëfvormen op de foto’s aan de hand van de determineertabel. Noteer elke reliëfvorm in de onderste rij van de tabel bij vraag 3a.

©

c

De rivier stroomt: op dezelfde hoogte als het landschap – in een dal.

JA Is de helling matig tot steil en snijdt de rivier diep in het landschap?

NEE vlakte fig. 1.29: determineertabel voor reliëfvormen

94

Veel watertjes doorzwommen

JA plateau

Is de horizonlijn recht?

NEE Is er een groot hoogteverschil (> 500 m) in het landschap waar te nemen?

NEE heuvel/heuvelland

JA berg/gebergte


Kun je het reliëf ook aflezen op een kaart? 1

We kunnen rivieren en wegen aanduiden op een kaart. Maar kun je dat ook met het reliëf doen? a Lees de tip.

Tip Met enkele sneden brood kun je een heuvel voorstellen. Alle sneden zijn even dik en de snijlijnen bevinden zich op verschillende hoogten boven de tafel. Op dezelfde manier kun je een heuvel bekijken in boven- en in zijaanzicht. Kijk nog eens naar ‘Een ballonnetje oplaten’ op p. 70-72.

©

VA N

2300

IN

fig. 1.30: broodheuvel

fig. 1.31: hoogtelijnen

bovenaanzicht: vanuit een ballon

2500 m 2000 m 1500 m 1000 m 500 m

zijaanzicht: vanop de grond

0m

b Kijk op de onderste figuur: je wandelt op de grens tussen groen en geel. Op welke hoogte loop je?

c

Noteer ook 1 000 m bij de juiste scheidingslijn op het bovenaanzicht. Alle plaatsen op die lijn hebben dus een hoogte van 1 000 m. We noemen dat een hoogtelijn.

d Om tot de volgende hoogtelijn te stappen, klim je m. De gekleurde gebieden tussen de hoogtelijnen zijn hoogtezones. Op reliëfkaarten worden altijd dezelfde kleuren gebruikt: van groen over geel naar oranje en bruin. e Plaats de juiste hoogtes in de witte vakken op het bovenaanzicht van de helling. Het zijaanzicht helpt je daarbij. f

Op het zijaanzicht zie je dat de linkse helling duidelijk steiler is dan de rechtse. Hoe zie je dat op het bovenaanzicht?

1 Veel beekjes maken een groot water

95


2 Een topografische kaart geeft het landschap zo goed mogelijk weer. Daarom is ze heel geschikt als wandelkaart. Op de onderstaande kaart kun je de hoogteligging aflezen met behulp van de hoogtelijnen. De bovenkant van het hoogtegetal wijst naar de grotere hoogtes. De onderkant naar de lagere hoogtes. Zo zie je waar de het hoger is en waar het lager is.  V9

a Overtrek de hoogtelijn met de grootste hoogte.

Hoeveel bedraagt die hoogte?

VA N

IN

b Plaats de volgende hoogtemeters op de juiste manier in de kadertjes: 30, 40.

fig. 1.32: uittreksel uit de topografische kaart

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

5

©

V13 3 Hieronder zie je enkele reliëfvormen met de overeenstemmende tekening en hoogtelijnenkaart. Markeer de correcte naam onder elke foto.

5

5

5

fig. 1.33: reliëfvorm = vlakte – plateau – heuvel/heuvellandschap – berg/gebergte – dal

20

30

50 40

fig. 1.34: reliëfvorm = vlakte – plateau – heuvel/heuvellandschap – berg/gebergte – dal

96

Veel watertjes doorzwommen


30 20 10

fig. 1.35: reliëfvorm = vlakte – plateau – heuvel/heuvellandschap – berg/gebergte – dal steile helling

50 40 30 20

fig. 1.36: reliëfvorm = vlakte – plateau – heuvel/heuvellandschap – berg/gebergte – dal

1500

2000

2500

3000

3500

4000

3000 m

1000

3500 m

500

4000 m

0

IN

4500 m

2500 m 2000 m 1500 m

1000 m 500 m

VA N

0m

fig. 1.37: reliëfvorm = vlakte – plateau – heuvel/heuvellandschap – berg/gebergte – dal

Test jezelf: oefeningen 2 en 3

©

4 We kunnen ook hoogtezones en -lijnen plaatsen op de kaart van België. a Noteer op kaart 1.38 de hoofdstad en provinciehoofdsteden van België. b Overtrek volgende waterlopen met blauw en noteer hun naam erbij: IJzer, Schelde, Maas, Samber, Leie, Albertkanaal, Kanaal Gent-Terneuzen. Noteer nog enkele waterlopen uit je eigen leefomgeving en duid die ook aan op de kaart.

c

Noteer de hoogtemeters van volgende hoogtepunten bij de juiste zwarte driehoeken: Kemmelberg, Kluisberg, Pottelberg, Pellenberg, Baraque Fraiture, Baraque Michel, Signal de Botrange.

d Markeer in vraag c het hoogste punt van België. Hoe hoog ligt het? e Waarmee valt de hoogtelijn van 200 m ongeveer samen?

1 Veel beekjes maken een groot water

97


Gebieden die ­- lager liggen dan 200 m noemen we laagland; -­ tussen 200 en 2 000 m liggen, noemen we middelland; -­ hoger liggen dan 2 000 m noemen we hoogland. f

In het noorden van België vinden we dus

en ten zuiden van Samber en Maas

. In ons land komt geen

Pottelberg

©

VA N

Kluisberg

IN

Pellenberg

Kemmelberg

0

50 km

fig. 1.38: reliëfkaart van België

Werk je graag met de kaart en stippel je liefst je eigen wandeling uit? Ga dan naar spoor 1. Geef je de voorkeur aan digitale oefeningen? Kies dan voor spoor 2.

98

voor.

Veel watertjes doorzwommen

Baraque Michel Signal de Botrange

Baraque Fraiture


SPOOR 1 Je gaat op stap in het West-vlaamse Heuvelland en wilt naar de hoogste top. a

Bestudeer de kaart.

fig. 1.39: topografische kaart van de Kemmelberg

IN

1

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

VA N

b Vind je de Kemmelberg en de Lettenberg? Is de naam berg aardrijkskundig correct?

c

Leg je antwoord uit.

d Op de kaart zie je dikke en dunne hoogtelijnen.

-

Hoeveel bedraagt het hoogteverschil tussen twee dikke hoogtelijnen?

-

En tussen twee dunne?

©

V9

2 Duid je wandelroute met een gekleurde lijn aan op de kaart en beantwoord de vragen. a

Je vertrekt op de camping en wandelt in ZZW-richting. Aan de splitsing ga je naar rechts.

Je loopt dus rond de Lettenberg. Hoe hoog is die berg?

b

Na 100 m sla je linksaf om de uitkijktoren op de Kemmelberg te beklimmen. Verder, aan een T-splitsing, sla je rechtsaf de Bergstraat in. Tweehonderd meter verder is er een kruispunt. Hier sta je op een hoogte van .

1 Veel beekjes maken een groot water

99


c

Je loopt vanaf hier naar het noorden en klimt stevig tot op de top, waar je de Belvedèretoren kunt beklimmen. - Op welke hoogte staat de Belvedèretoren?

-

Hoe zie je op de kaart dat dit wel degelijk de top is?

-

fig. 1.40: de uitkijktoren op de Kemmelberg

Je hebt stevig geklommen, deze steile helling is een echte ‘kuitenbijter’. Hoe zie je dat op de kaart?

d Je stapt nu over de top in de richting van het monument van de Franse gesneuvelde soldaten. In welke windrichting loop je?

­

-

Sla rechtsaf. Hoe heet deze straat?

-

Markeer wat correct is.

IN

e Je loopt de Kemmelberg af tot op een hoogte van iets meer dan 80 m. ­ Duid op je weg met een rode lijn het steile deel van de helling aan en met groen het minder steile deel.

De weg daalt / stijgt / blijft min of meer op dezelfde hoogte lopen.

Verderop stijgt de weg weer. Wanneer je hoger dan 90 m bent, sla je af naar het noorden.

­ ­

- -

VA N

f

Wandel rond de Lettenberg. Wat is het laagste punt dat je tegenkomt? Waarom is het hier lager? Vergelijk het patroon van de hoogtelijnen hier met dat op figuur 1.35.

©

g Je wandelt terug naar de camping. Kijk naar de getallen bij de hoogtelijnen. Hoe kun je aan de hoogtemeters op de kaart zien in welke richting je stijgt of daalt?

SPOOR 2 V16 Stijgen of dalen? Onderzoek zelf de hoogte, afstand en helling op jouw wandeling aan de hand van een hoogteprofiel op Google Earth Pro. Volg het stappenplan bij het onlinelesmateriaal.

Test jezelf: oefening 4

100

Veel watertjes doorzwommen


2 ACHTER DE WOLKEN SCHIJNT DE ZON Loopt het water altijd naar de zee? Na een lange natte periode vraag je je misschien af van waar al dat water blijft komen. Het water circuleert in een gesloten kring tussen de aarde en de dampkring. We spreken over de waterkringloop. CONDENSATIE

NEERSLAG

REGEN SNEEUW

VERDAMPING

IN

GLETSJER

OCEAAN

VA N

TRANSPIRATIE

RIVIER

1

GRONDWATER

©

fig. 2.1: de waterkringloop

RIVIEREN EN MEREN

Noteer de nummers van de onderstaande stellingen op de juiste plaatsen op de figuur. 1

Door de warmte van de zon verdampt het water van de oceanen, meren en rivieren. Waterdamp kun je niet zien. 2 Ook planten verliezen heel wat water door verdamping. We noemen dat transpiratie. 3 Hoe hoger je gaat, hoe kouder de lucht wordt. De waterdamp koelt af en condenseert in kleine druppeltjes die met miljarden andere druppeltjes samen een wolk vormen. 4 Wanneer die kleine druppeltjes samensmelten tot grotere, worden ze zwaarder en vallen weer neer op de aarde in de vorm van neerslag. 5 Op aarde volgt het water verschillende routes. Een groot deel daarvan valt in de oceanen. 6 Een deel van het neerslagwater sijpelt langzaam in de grond en vormt grondwater. 7 Als de grond ondoorlatend is, vloeit het water af en komt het terecht in rivieren en meren, waarna het naar de zee terugstroomt. 2 Bekijk figuur 2.1 aandachtig. Op welke drie manieren komt water in rivieren terecht? -

-

-

2 Achter de wolken schijnt de zon

101


3 Lees de artikelen over de weertoestanden in de zomer van 2019.

Noodweer teisterde Antwerpen, rampenplan even van kracht in Kalmthout en Kapellen In het noorden van de provincie Antwerpen was er woensdagavond ernstige wateroverlast door een hevig onweer. In het district Ekeren liepen enkele straten en kelders onder water. fig. 2.2: wateroverlast in de provincie Antwerpen - © ZUMAPRESS

Naar: De Standaard, 19/06/2019

Herfst in de zomer: bomen verliezen hun bladeren te vroeg

fig. 2.3: bomen verliezen hun bladeren door de droogte

VA N

Naar: De Standaard, 30/07/2019

IN

België beleeft zijn derde droge zomer op rij. ‘Door de droogte en de hitte, maar toch vooral door de droogte, kan een boom in volle zomer een flink deel van zijn bladerdek verliezen’, zegt bioloog Matteo Campioli.

Uit de krantenartikels blijkt dat de neerslag van dag tot dag sterk kan verschillen. We leren er alles over in het weerbericht. Dat ken je al uit de lessen over de ballonvaart. Bekijk de weersvoorspelling op figuur 2.4.

Duid aan wat voor weer er die dag voorspeld werd.

Het wordt wisselend bewolkt met geleidelijk aan meer opklaringen Het wordt zwaarbewolkt met hevige regenbuien. In het zuiden van het land is een lokaal buitje mogelijk. Het blijft de hele dag droog, er is geen wolkje aan de lucht. We verwachten sneeuw aan de kust.

4 Hoe weet je hoeveel regen er valt? a

©

a b

9° 4° 3 > 2 Bft

fig. 2.4: weersvoorspelling van zaterdag 9 november 2019

Waar zal het water het hoogst staan na een regenbui? In het zwembadje of in de emmer?

b

In een weerstation meet een regenmeter de hoeveelheid gevallen neerslag. Ken je daar de wetenschappelijke naam nog van?

102

fig. 2.5: pluviometer Veel watertjes doorzwommen


MAG HET IETS MEER ZIJN? 5 Bereken hoeveel water er in het zwembadje zit als je over volgende gegevens beschikt. Het zwembadje heeft een oppervlakte van 1 m² en de hoogte van het neerslagwater is 10 mm.

Tip

Hoogte: Oppervlakte:

1 m³ = 1000 dm³ of 1000 l.

Inhoud:

Conclusie: 10 mm neerslag =

6 Bereken hoeveel liter regenwater jouw dak gemiddeld per jaar kan opvangen als je over de volgende gegevens beschikt. Het dak van je huis heeft een oppervlakte van 100 m². Er valt bij jou gemiddeld 800 mm regen per jaar.

Antwoord: Je dak vangt jaarlijks gemiddeld

Als je dat water opvangt in een regenput heb je heel wat gratis water om je te wassen of het toilet mee door te spoelen!

IN

water op.

VA N

7 Word zelf weervrouw of weerman van het KMI. a Een andere manier om de neerslaghoeveelheid te kennen, is aan de hand van de website van het KMI. Zoek op wat deze letters betekenen.

KMI =

b

Heeft het vandaag geregend in je gemeente? Bekijk bij het onlinelesmateriaal de animatie die de gevallen neerslag toont. Welk toestel neemt de neerslag over een groot gebied waar?

c

Het KMI beschikt elk uur over meteorologische waarnemingen van een twintigtal weerstations in België. Je vindt de link bij het onlinelesmateriaal. Kies op de kaart het weerstation dat het dichtst bij jouw woonplaats ligt en klik op ‘Neerslag’.

Op welke manier wordt de neerslag van vandaag weergegeven? De som van de neerslag over 24 uur is de dagelijkse neerslag.

d

Voor de maandelijkse hoeveelheid neerslag maak je de som van die waarden. Op de figuur hieronder zie je hoe je de maandelijkse hoeveelheid neerslag kunt voorstellen.

©

Neerslagdiagram

Ukkel

50 40 30 20 10

Ukkel (Zoniënwoud)

Ukkel

voor de maand juni

0,4 mm + 8,1 mm + ... = 129 mm 0,4 mm

J F M A M J J A S O N D 38 78 102 22 81 129 124 82 30 89 106 27

mm 140 120 100 80 60 40 20 0

fig. 2.6: maandelijkse neerslag

2 Achter de wolken schijnt de zon

103


8 Je hebt de temperatuur al in een grafiek weergegeven in 'Een ballonnetje oplaten' (p. 56). Doe nu hetzelfde met de neerslagwaarden. a Bekijk de totale maandelijkse neerslaghoeveelheden van het vorige kalenderjaar via het onlinelesmateriaal. b

Noteer de gegevens in de tabel.

c

Teken nu de neerslaghoeveelheid met blauwe balkjes op de grafiek. jan.

feb.

maa.

apr.

mei

jun.

jul.

aug.

sep.

okt.

neerslag in mm.

Plaats:

Nmm

120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

VA N

IN

T°C

Š

30 25 20 15 10 5 0 -5 -10

J F M A M J

J A S O N D

temperatuur neerslag fig. 2.7: teken zelf een neerslagcurve

Weer of klimaat: wat is het verschil? 1 Beantwoord de vragen. Maak daarbij gebruik van de weergegevens van juli 2019. a Hoeveel neerslag viel er in de hele maand juli 2019? b Hoeveel bedraagt de gemiddelde (normale) hoeveelheid neerslag voor de maand juli? c Over welke periode heeft men die gemiddelden (normaalwaarden) berekend?

104

Veel watertjes doorzwommen

nov.

dec.


Temperatuur- en neerslaggegevens over een lange periode kun je onderzoeken met behulp van een klimatogram. Daarin vind je informatie over de gemiddelde temperatuur- en neerslagwaarden over een periode van dertig jaar, namelijk van 1981 tot en met 2010.

Temperatuurcurve van een bepaald jaar

Ukkel (Zoniënwoud)

°C

Gemiddelden van minstens 30 jaar (1981 tot 2010)

20 15

T°C

10

Nmm 90

5

80

0

70

-5 F M A M

-3

2

J

J

A

S

O N D

3 12 11 14 17 17 16 11 6

Neerslagdiagram van een bepaald jaar

4

Ukkel (Zoniënwoud)

mm 140 120 100

30

60

25

50

20

40

15

30

IN

J

10

20

5

10

0

0 O N D

Jaar

60

76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81

852

40

3,3 3,7 6,8 9,8 13,616,218,418,014,911,1 6,8 3,9 10,5

J

F M A M

VA N

80

J

J

A

S

20

J

F M A M

J

J

A

S

O N D

38 78 102 22 81 129 124 82 30 89 106 27

Gemiddelden van minstens 30 jaar (1981 tot 2010)

©

fig. 2.8: Hoe teken je een klimatogram?

0

2 Onderzoek de verschillen in klimaat tussen Ukkel en Lissabon. Ukkel

T°C

Lissabon Nmm

T°C

Nmm

120

120

110

110

100

100

90

90

80

80

70

70

30

60

30

60

25

50

25

50

20

40

20

40

15

30

15

30

10

20

10

20

5

10

5

10

0

0

0

0

O N D

Jaar

76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81

852

J

F M A M

J

J

A

S

3,3 3,7 6,8 9,8 13,616,218,418,014,911,1 6,8 3,9 10,5

J

F

M A M

J

130 97 114 63 52 16

J

A

4

9 34 76 112 123 830

S

O

N

D

Jaar

9,8 10,512,2 14,2 15,3 18,219,920,119,216,6 13,1 10,3 15,0

fig. 2.9: klimatogrammen van Ukkel en Lissabon

2 Achter de wolken schijnt de zon

105


a

Hoeveel bedraagt de gemiddelde jaartemperatuur in Ukkel? En in Lissabon?

Interessant om weten In de 19de eeuw bedroeg de gemiddelde temperatuur voor Ukkel 9 °C.

b

c

Hoeveel bedraagt de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Ukkel? En in Lissabon? Het verschil in jaarlijkse hoeveelheid neerslag is niet zo groot tussen beide plaatsen. Als je de neerslagcurves over het hele jaar met elkaar vergelijkt, valt er wel iets op. Wat?

V14 3 Onderzoek het verschil tussen natte en droge maanden. De temperatuur speelt ook een rol om te bepalen of we een maand nat of droog noemen. a

Kijk goed naar de temperatuurwaarden (linkse as op het klimatogram) en de neerslagwaarden (rechtse as). Welke neerslagwaarde staat tegenover de volgende temperatuurwaarden? - 10 °C Ò

neerslag

b

- 25 °C Ò

neerslag

VA N

Wat is de verhouding dus tussen beide waarden?

IN

©

Bij een droge maand is N ≤ 2T en dan ligt het blauwe balkje van de neerslag juist op of onder de rode temperatuurcurve. Bij een natte maand is N > 2T en dan ligt het blauwe balkje van de neerslag boven de rode temperatuurcurve. c ­ ­ ­

106

Onderzoek het aantal natte en droge maanden in Ukkel en Lissabon. Markeer in beide klimatogrammen de neerslagwaarden van de droge maanden oranje. Hoeveel droge maanden zijn er in Ukkel? Hoeveel droge maanden zijn er in Lissabon?

Veel watertjes doorzwommen


MAG HET IETS MEER ZIJN? d Vergelijk de neerslag van de maanden van het laatste volledige kalenderjaar met het dertigjarig gemiddelde. Gebruik daarvoor het onlinelesmateriaal. ­ - In de kolom links staan de waarden van 2019 voor Ukkel. ­ - Vul in de middelste kolom de neerslagwaarden van het laatste volledige jaar in. ­ - In de kolom rechts zie je de gemiddelde waarden (over een periode van dertig jaar) uit het klimatogram.

maand

76 mm

februari

69,1 mm

63 mm

maart

85,5 mm

70 mm

april

36 mm

51 mm

mei

55 mm

67 mm

juni

98,1 mm

juli

52,8 mm

augustus

47,9 mm

december

72 mm

74 mm

79 mm

IN

VA N

november

62,6 mm

69 mm

84,6 mm

75 mm

62,2 mm

76 mm

71,4 mm

81 mm

©

Vergelijk in de tabel de neerslag van juli 2019 met het dertigjarig gemiddelde. Wat valt op voor juli en augustus 2019?

klimaat = dertigjarig gemiddelde

71, 5 mm

oktober

e

dit jaar:

januari

september

2019

f

Vergelijk ook de andere maanden van 2019 met de gemiddelde waarden en beschrijf wat je ziet.

Het weer is de dagelijkse toestand van verschillende weerselementen in een beperkt gebied. Het klimaat is de gemiddelde toestand over een periode van dertig jaar gemeten en over een groter gebied. Test jezelf: oefening 5

2 Achter de wolken schijnt de zon

107


Waar regent het in ons land? Tot nu hebben we enkel de gegevens van twee steden onderzocht. Nu zoomen we uit naar een groter gebied. Daarvoor hebben we een kaart nodig. 1

Bekijk de neerslagkaart van België voor de maand juli 2019 en beantwoord de vragen.

a

Hoeveel neerslag viel er ook alweer in Ukkel in juli 2019?

b Op de neerslagkaart is Ukkel rood aangeduid. Komt dat overeen met de gevonden waarde?

Duid zo nauwkeurig mogelijk de gemeente van je school aan. Hoeveel neerslag viel daar in de maand juli?

VA N

c

e

Dat is meer / minder dan in Ukkel.

Overtrek de grenslijn van 70 mm neerslag. Alle punten op die lijn hebben precies dezelfde maandelijkse neerslaghoeveelheid. We noemen die lijn een neerslaglijn of isohyeet. De lijn die je overtrokken hebt, is de julineerslaglijn van 2019. Omschrijf wat een neerslaglijn precies is.

fig. 2.10: de hoeveelheid neerslag voor juli 2019 in België bron: Koninklijk Meteorologisch Instituut

©

d

IN

f

Zijn volgende stellingen juist of fout? Markeer en leg uit.

­ - Aan de kust regende het in juli 2019 meer dan in het binnenland. juist / fout

- In juli 2019 viel er in de provincie Namen het meest neerslag. juist / fout

108

Veel watertjes doorzwommen


2 Bestudeer de gemiddelde neerslag van België.

a

In je atlas vind je een kaart waarop je de neerslaggemiddelden kunt aflezen. Die kaart lijkt op de kaart met de neerslag van juli 2019, maar hier gaat het over de gemiddelde jaarneerslag over een periode van dertig jaar (1981 – 2010). Zoek op in je atlas op welke pagina (getal + letter + titel) je die kaart vindt.

b

Waar of niet? Verbeter de foute stellingen. stelling

waar

niet waar

In Mont Rigi (Hoge Venen) valt er jaarlijks meer dan 1 400 mm neerslag.

In het uiterste westen van ons land valt er minder dan 800 mm.

IN

In Ukkel valt er iets meer dan 1 000 mm neerslag per jaar.

VA N

Aan de kust is het natter dan in de Ardennen.

3 Nu je de neerslagkaart van België kunt lezen, kun je dat ongetwijfeld ook met de kaarten van Europa, de wereld en van andere continenten.

V5

a

Hoe zoek je die kaarten op? Markeer. Je gebruikt daarvoor de inhoudstafel / de bladwijzer / het register.

©

V6

b

Zoek in je atlas de neerslagkaart van Europa. Welke kaart is dat?

c

De gele gebieden op de kaart zijn droog, de blauwe gebieden nat. Welke isohyeet vormt de grens tussen

de droge en natte zones?

d

Ligt België in de natte of in de droge zone?

e

Welke regio’s in Europa zijn droog?

4 Leg de reliëfkaart van Europa eens naast de neerslagkaart.

a

Wat valt er op als je die kaarten vergelijkt?

b

Welke gebieden zijn het natst in Europa?

2 Achter de wolken schijnt de zon

109


c

Bekijk de figuur. Aan welke zijde van de berg valt de meeste neerslag?

CONDENSERENDE WATERDAMP

DROGE, DALENDE LUCHT

BUIEN

IN

ZEEBRIES

VA N

WATERDAMP

fig. 2.11: relatie tussen laag klimaat en laag reliëf

d

Tussen welke twee landschapsvormende lagen kun je een relatie ontdekken?

e

©

Leg uit waarom er een relatie bestaat tussen die twee landschapsvormende lagen.

f

Vul in de vakken op figuur 2.11 aan welke zijde van het gebergte droog is en welke zijde nat is.

g

Zie je nu ook een horizontale relatie in de laag van het klimaat?

110

Veel watertjes doorzwommen


3 DE KRUIK GAAT ZO LANG TE WATER TOT ZE BARST Een kwart van de wereldbevolking staat op het punt om zonder water te vallen. België komt gevaarlijk dicht in de buurt. België staat op de 23ste plaats op een totaal van 164 landen in de categorie 'hoog risico op waterstress'. Vooral Vlaanderen is door de grote bevolkingsdichtheid bijzonder kwetsbaar. We moeten te weinig water verdelen over te veel mensen. Naar: Knack, 07/08/2019

Hoeveel water gebruikt de Vlaming thuis?

a

Markeer op figuur 3.1 hoeveel water een Vlaming per dag verbruikt.

b

Hoeveel emmers van tien liter heeft een gemiddelde Vlaming nodig om zijn persoonlijk waterverbruik

thuis per dag in te gieten?

VA N

IN

1

Hoeveel water gebruikt de Vlaming thuis? \\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\

24 L

21 L

16 L

toilet

wasmachine

6L

36 L

©

douche

114 liter per persoon/per dag

11 L

drank en voedsel

water = kraantjeswater, regenwater en grondwater

poetsen

andere

andere = bad, wastafel, handwas, vaat, planten en tuin

fig 3.1: het dagelijks waterverbruik van een Vlaming - bron: www.vmm.be , © Vlaamse Milieumaatschappij

3 De kruik gaat zo lang te water tot ze barst

111


c

Hoe zou jij water kunnen besparen? Gebruik daarvoor de informatie op de afbeelding.

MAG HET IETS MEER ZIJN?

Je gebruikt (veel) meer water dan je denkt!

IN

2 Lees de tekst en beantwoord de vragen. ­

©

VA N

Misschien denk je dat het wel meevalt met je persoonlijke waterverbruik. We consumeren echter veel meer water dan we denken: gemiddeld 7 400 liter water per persoon per dag! Hoe kan dat? Het is zo dat we water niet alleen op een directe manier gebruiken (bv. als drinkwater, om te koken, te poetsen, ons te wassen …). We gebruiken het ook indirect: water wordt namelijk gebruikt om alle goederen en diensten die we verbruiken te produceren. Bron: www.11.be

a

b

Eventjes rekenen. Ons persoonlijk verbruik per jaar bedraagt dus 7 400 l x 365 = l of m³ water per jaar. Dat is ongeveer het volume van een olympisch zwembad van 50 m lang, 25 m breed en 2 m diep! Het streefdoel is om slechts 1 500 m³ per persoon en per jaar te verbruiken. We moeten ons waterverbruik dus bijna halveren. Het totale waterverbruik van 7 400 l per dag is veel meer dan de 114 liter die je thuis verbruikt. Waarvoor worden nog grote hoeveelheden water gebruikt?

112

fig. 3.2: waterverbruik bij het spoelen van groenten

Veel watertjes doorzwommen


c Water dat nodig is om producten te telen, zoals katoen, soja, tarwe, rundsvlees of appelen, noemt men virtueel water. Door die landbouwproducten te exporteren kan water ingevoerd of uitgevoerd worden. Bekijk figuur 3.3. Wat kun je besluiten?

1 kg rundsvlees 15 500 liter

1 kg suiker 1 500 liter

1 kg tarwe 1 000 liter

1 kg olijven 4 400 liter

IN

1 kg chocolade 24 000 liter

1 kg serretomaten 250 liter

VA N

1 katoenen T-shirt 2 700 liter

1 tas koffie 140 liter

fig. 3.3: waterverbruik bij productie van verschillende goederen naar: WaterFootprint.org en WWF

©

3 Hoe kun je virtueel water besparen? Ga op zoek naar oplossingen om minder virtueel water te verbruiken. Figuur 3.3 kan je op weg helpen. Vind je nog andere manieren?

De hoge bevolkingsdichtheid en de hoge welvaart zorgen ervoor dat het waterverbruik in Vlaanderen heel hoog is. Het meeste water wordt verbruikt in de huishoudens, de landbouw en de industrie. Het water dat gebruikt wordt voor de productie van goederen, noemen we virtueel water. Jij kunt je steentje bijdragen om het waterverbruik te verminderen.

3 De kruik gaat zo lang te water tot ze barst

113


! a h A ! a h A

Landschapsvormende lagen

Bekijk de figuur met landschapslagen en vul vervolgens de tabel aan.

kaart van het landgebruik

klimaatkaart

Š

reliĂŤfkaart

VA N

IN

vegetatiekaart

bodemkaart

kaart van de ondergrond

landschap

114

Veel watertjes doorzwommen


verticale relatie tussen landschapsvormende lagen (zie p. 110) tussen:

verklaring Vochtige lucht aan de zeezijde van een gebergte moet stijgen en zal daardoor afkoelen. Daardoor condenseert de waterdamp en gaat het regenen.

en

horizontale relatie in de laag klimaat tussen:

verklaring Aan de zeezijde van het gebergte is het veel natter dan aan de landzijde.

en

Š

VA N

IN

AHA!

115


Synthese

stroomgebied waterscheiding stroomgebied horizon hoogteverschil helling

reliëf in het landschap

0

hoogte

traject van een rivier

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

hoogtelijnen

IN

©

topografische kaart

reliëf op een kaart

VA N

hoogtezones

waterverbruik

Veel watertjes doorzwommen

VERDAMPING

1

5

OCEAAN RIVIER

kringloop

water sparen

116

3

6

verbruik per dag

virtueel water

CONDENSATIE


neerslag meten NeerslagdiagramUkkel (Zoniënwoud)

Ukkel

50 40 30 20 10

Ukkel

voor de maand juni

0,4 mm + 8,1 mm + ... = 128,6 mm J F M A M J J A S O N D 38 78 102 22 81 129124 82 30 89106 27

0,4 mm

mm 140 120 100 80 60 40 20 0

neerslag op een grafiek neerslag

T°C

Nmm 120 110 100 90

IN

80

NEERSLAG

4

REGEN

7

2

40

15

30

10

20

5

10 0 O N D

Jaar

76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81

852

F M A M

J

J

A

S

3,3 3,7 6,8 9,8 13,616,218,418,014,911,1 6,8 3,9 10,5

het klimatogram

©

RIVIEREN EN MEREN

van het water

50

20

J

VA N

GLETSJER

GRONDWATER

60

25

0

SNEEUW

TRANSPIRATIE

70

30

neerslag op een kaart

weer: dagelijkse toestand van verschillende weerelementen in een beperkt gebied

weer en klimaat

klimaat: gemiddelde toestand over een periode van dertig jaar over een groter gebied

AHA!

117


Checklist helemaal begrepen

Wat kan ik?

hier kan ik nog groeien

Ik kan het traject van een rivier situeren en aanduiden op verschillende kaarten. Ik kan op een kaart de waterscheidingskam tekenen en het stroomgebied van een rivier inkleuren. Ik kan uitleggen wat reliëf is.

87-91 91 93-98

Ik kan de horizonlijn, de helling en het hoogteverschil onderscheiden op een landschapsfoto.

93

Ik heb oog voor verschillende reliëfvormen in het landschap en ik kan ze benoemen.

94 94, 96-97

Ik kan de hoogteligging aflezen op een topografische kaart.

96-97

Ik kan enkele reliëfvormen op een hoogtelijnenkaart herkennen.

96-97

IN

Ik kan de reliëfvorm bepalen in een landschap door gebruik te maken van de determineertabel.

Ik kan een traject uitstippelen op een topografische kaart.

VA N

Ik kan de kringloop van het water uitleggen met behulp van een tekening.

99100 101

Ik kan uitleggen hoe de neerslag gemeten wordt.

102104

Ik kan temperatuur- en neerslaggegevens opzoeken op het internet.

103104 104

Ik kan een klimatogram lezen.

105

Ik kan uit verschillende neerslagkaarten conclusies trekken.

108

Ik kan uitleggen hoeveel en waarvoor we water verbruiken.

111

Ik kan manieren vinden om duurzaam om te gaan met water.

112113

©

Ik kan temperatuur- en neerslaggegevens correct weergeven in een grafiek.

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar het onlinelesmateriaal en oefen verder.

118

p.

Veel watertjes doorzwommen


TEST JEZELF 1

Taboewoorden: speel het spel! a Lees het vetgedrukte begrip. Dat zullen je medeleerlingen moeten raden. b Je mag hen tips geven maar de taboewoorden mag je niet gebruiken. begrip

taboewoorden hoogte – punten – lijn

stroomgebied

rivier – stroom – gebied

heuvel

golvend – horizon – 500 m

reliëf

landschap – hoogtes – uitsteken

weer

element – dagelijks – lucht

virtueel water

verborgen – telen – vervaardigen

neerslaglijn

regen – water – kaart

horizon

scheiding – aarde – lucht

helling

schuin – landschap – vlak

klimatogram

VA N

natte maand

IN

hoogtelijn

temperatuur – neerslag – groter dan temperatuur – neerslag – grafiek

2 Combineer de hoogtelijnen met de bijbehorende reliëfvorm.

A A

B

©

A

C

D

E

F

1 1

B B

2 2

C C

3

D D

4

EE

55

F

66

F

3

4

Test jezelf

119


3 Je gaat op reis naar het buitenland. Herken je de reliëfvormen? a Markeer de correcte kenmerken bij elke foto. b Noteer telkens de reliëfvorm. Gebruik daarbij de determineertabel op p 96.

Mont Ventoux 1912 m Malaucène 412 m

Mont Ventoux – Frankrijk

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Er zijn wel – geen hellingen.

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Het hoogteverschil is hoger – lager dan 500 m.

reliëfvorm =

reliëfvorm =

Himalaya – Nepal

VA N

IN

Horseshoe Canyon – VS

©

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Het hoogteverschil is hoger - lager dan 500 m.

120

Katuma rivier in Tanzania

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Het hoogteverschil is hoger – lager dan 500 m. Er zijn wel – geen hellingen.

reliëfvorm =

reliëfvorm =

Cotswolds – VK

Waterberg – Namibië

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Het hoogteverschil is hoger – lager dan 500 m.

De horizonlijn is recht – golvend – gebroken. Er zijn wel – geen hellingen.

reliëfvorm =

reliëfvorm =

Veel watertjes doorzwommen


4 Welke namen kloppen niet? Leg uit waarom ze wel/niet kloppen. - Heist-op-den-Berg

-

Scherpenheuvel

-

Waterberg (Namibië)

5 Weer of klimaat? Kruis aan. weer

klimaat

IN

Er staat een zwakke tot matige wind uit westelijke richting.

De beste reistijd voor Marokko is in het voorjaar en het najaar. Dan zijn er aangename tot warme temperaturen en valt er weinig neerslag.

VA N

Daar is de winter al: op 18 november 2019 ligt er tot tien centimeter sneeuw in de Hoge Venen. De hagelbui van 11 juni 2019 zorgde voor heel wat schade bij de fruittelers. Pinguïns zijn goed uitgerust om te overleven in de extreme weersomstandigheden van Antarctica.

Een storm brengt broodnodige regenval naar het zuiden van Californië.

©

Elke zomer voert de wind vochtige lucht naar India.

De hoogste temperatuur die ooit in ons land werd gemeten was op 25 juli 2019 in Begijnendijk en bedroeg 41,8 °C. In Roeselare werd de wielerwedstrijd afgelast wegens hevige rukwinden. Olijven worden volop geteeld in landen met warme, droge zomers en zachte winters.

Test jezelf

121


WOORDENLIJST Thema Veel watertjes doorzwommen hoofdstuk 1

term berg

definitie

in je eigen woorden

reliëfvorm die meer dan 500 m boven de omgeving uitsteekt

1

bron

plaats waar een rivier ontspringt (begint)

2

circuleren

ronddraaien

2

condenseren

overgaan van gas naar vloeistof (het omgekeerde van verdampen)

1

1

1

lang, laaggelegen gebied in het landschap in een plateau of tussen bergen en heuvels Een dal wordt ook wel een vallei genoemd.

droge maand

gebergte

gletsjer

helling

VA N

2

dal

maand waarbij de totale maandelijkse neerslag kleiner of gelijk is aan twee keer de temperatuur N ≤ 2T aaneengesloten rij van bergen (ook wel: gebergteketen)

©

1

IN

ijsmassa die in het gebergte naar beneden schuift als een bevroren rivier

schuin op- of aflopend vlak in het landschap

1

heuvel

reliëfvorm die minder dan 500 m boven de omgeving uitsteekt

1

heuvelland

aaneengesloten heuvelrij

1

hoogland

gebied dat hoger ligt dan 2 000 m

122

Veel watertjes doorzwommen


1

hoogtegetal

getal dat de hoogte ten opzichte van het zeeniveau weergeeft

1

1

hoogteligging

hoogtelijn

hoogte gemeten vanaf het zeeniveau Op een reliëfkaart wordt het aangeduid met een zwart driehoekje. lijn die plaatsen met dezelfde hoogte verbindt

1

hoogteprofiel zijaanzicht van het reliëf of reliëfJe ziet duidelijk de steilere en doorsnede minder steile hellingen op een bepaald traject.

hoogteverschil

verticale afstand tussen twee punten op het aardoppervlak

1

hoogtezone

gebied tussen twee hoogtelijnen Hoogtezones worden ingekleurd met afgesproken kleuren: van groen over geel en oranje, tot rood en bruin.

1

horizon

IN

VA N

1

scheidingslijn tussen de aarde of zee en de lucht

klimaat

gemiddelde weertoestand over een periode van dertig jaar gemeten en over een groter gebied

©

2

2

klimatogram

diagram dat per maand de gemiddelde maandelijkse temperatuur- en neerslagwaarden over de laatste dertig jaar weergeeft

1

laagland

gebied dat lager ligt dan 200 m

1

1

meteorologisch

weerkundig: studie van het weer waarin de kenmerken van de atmosfeer onderzocht worden (temperatuur, neerslag, wind …)

middelland

gebied dat tussen 200 m en 2 000 m ligt

1

monding

plaats waar een rivier in zee, in een meer of in een andere rivier uitmondt

Woordenlijst

123


2

2

1

1

natte maand

neerslaglijn

plateau

reliëf

maand waarbij de totale maandelijkse neerslag in mm groter is dan twee keer de temperatuur in °C N > 2T lijn op een kaart die punten met dezelfde hoeveelheid neerslag verbindt (ook wel: isohyeet) reliëfvorm met een rechte horizonlijn en effen oppervlak, waarbij de rivieren in een diepe vallei lopen geheel van hoogtes en laagtes in het landschap

stroomgebied gebied waarin het water verzameld wordt dat via een rivier wordt afgevoerd

1

topografische kaart die zo goed en volledig kaart mogelijk het aardoppervlak weergeeft met onder meer natuurlijke elementen, reliëf en de menselijke elementen zoals wegen, bebouwing, administratieve grenzen ... verval

VA N

1

IN

1

hoogteverschil tussen twee punten van een rivier

1

vlakte

3

virtueel water

hoeveelheid water die nodig is om iets te vervaardigen (ook wel: verborgen water)

waterkringloop

kringloop waarbij water dankzij verdamping, condensatie en stromend water circuleert

waterscheidingkam

hoog gelegen kam die de scheiding tussen twee stroomgebieden vormt

waterstress

gebrek aan voldoende zuiver water De vraag naar water is groter dan wat de natuur kan leveren.

2

1

3

2

124

©

gebied met een rechte horizonlijn, weinig hoogteverschillen en geen hellingen

weer

Veel watertjes doorzwommen

dagelijkse toestand van verschillende weerelementen in een beperkt gebied


tele

Š

VA N

IN

Eten wat de pot schaft

1 Heb jij er kaas van gegeten? 2 Veel voeten in de aarde hebben 3 Hoe zit de vork aan de steel?


1

tomaten

olijven

tarwebloem

VA N

IN

mozzarella

3

Š

2

4

Wat wil ik te weten komen over dit thema? Š Lisa Goethals

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

126

Eten wat de pot schaft


1 HEB JIJ ER KAAS VAN GEGETEN? Om een echte Italiaanse pizza margherita te maken, heb je tarwe, tomaten, olijven en mozzarella nodig. In de volgende lessen ontdek je hoe en waar die ingrediënten geproduceerd worden. Zitten er in elke pizza Italiaanse tomaten? Telen is het voortbrengen van planten of dieren op akkers, weiden of in stallen. De sector die dat op grote schaal doet noemen we de landbouw en veeteelt. Landbouw en veeteelt worden samen de agrarische sector genoemd. Ga op zoek naar typische pizzaingrediënten in jouw eigen omgeving. Zoek via Geopunt welke teelten er voorkomen. a Ga naar het onlinelesmateriaal. Je vindt daar de website van Geopunt en het stappenplan dat je helpt bij deze oefening.

IN

b Onderzoek de volgende adressen: - locatie 1: Knutsegemstraat 30, Velzeke (melkveebedrijf) - locatie 2: Stokstormestraat 14 A, Deinze (Tomato Masters) - locatie 3:

VA N

1

1

©

V15

(eigen leefomgeving) Legende Mijn plaatsen

1

Knutsegemstraat 30, 9620 Zottegem

Mijn kaarten

Landbouwgebruikspercelen LV, 2018

Gewasgroep Landbouwinfrastructuur Groenten, kruiden en sierplanten Grasland Voedergewassen Aardappelen Suikerbieten Granen, zaden en peulvruchten Maïs Vlas en hennep Overige gewassen Fruit en noten Houtachtige gewassen Water

fig. 1.1: Geopuntkaart locatie 1

c

Welke teelten komen er voor op locatie 1?

d Welke teelten komen er voor op locatie 2?

e Welke teelten komen er voor in jouw eigen omgeving?

f

Welke teelten uit de eigen omgeving zijn er nodig voor de pizza?

1 Heb jij er kaas van gegeten?

127


2 Ook aan landschapselementen zie je dat teelten verschillen. a Benoem de landschapselementen die verwijzen naar landbouw of veeteelt op de foto’s van locatie 1. Kies uit: weide, wateropslag, serre met tomatenteelt, akker met maïs, stal, silo, opslagplaats voor veevoeder, serre (buiten), akker met tarwe. A

b

VA N

IN

C

©

D

E

128

Eten wat de pot schaft

F


b Benoem de landschapselementen op de foto’s van locatie 2. Kies uit: weide, wateropslag, serre met tomatenteelt, akker met maïs, stal, silo, opslagplaats voor veevoeder,serre (buiten), akker met tarwe.

VA N

IN

G

©

H

G

H

1 Heb jij er kaas van gegeten?

129


3 Op kaarten maken we gebruik van bovenaanzicht. a Kijk opnieuw naar de landschapselementen uit opdracht 2. b Plaats de letters in de kaders op de luchtfoto en de kaarten van locatie 1. opslagplaats voor veevoeder

B

silo

C

stal

D

weide

E

akker met maïs

F

akker met tarwe

IN

A

VA N

fig. 1.2: Google Maps locatie 1

©

1

fig. 1.3: Geopunt locatie 1

fig. 1.4: topografische kaart NGI locatie 1

130

Eten wat de pot schaft

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be


c

Plaats de letters in de kaders op de luchtfoto en kaarten van locatie 2. G

H

serre

wateropslag

©

fig. 1.6: Geopunt locatie 2

VA N

IN

fig. 1.5: Google Maps locatie 2

fig. 1.7: topografische kaart NGI locatie 2

© NGI - toelating A3738 - www.ngi.be

Landbouwlandschappen kunnen heel verschillend zijn. Op sommige plaatsen overheersen akkers met teelten zoals graan, maïs of aardappelen. Wat verder tref je stallen, weides of een serre aan. Test jezelf: oefening 1

1 Heb jij er kaas van gegeten?

131


2 VEEL VOETEN IN DE AARDE HEBBEN Landbouwers kunnen niet zomaar wat telen. De beslissing van de landbouwer om voor een bepaalde teelt te kiezen, hangt af van verschillende factoren. Teelt hij maĂŻs, tarwe of aardappelen? Of is het beter om kippen of koeien te telen? Of toch maar tomaten in een serre? Welke bodem is geschikt voor landbouw? V6

1

Om de teeltkeuze te bepalen, moet de landbouwer onder andere rekening houden met de bodem. a Zoek in je atlas op welke bodem voorkomt op de vier locaties uit de tabel hieronder. Vul de tabel aan. b Welke teelten komen veel voor op die locaties? Vul de tabel aan. Onderstreep de teelten die nodig zijn om een pizza te maken. Waver

teelten

Š

fig. 2.1: stenige leem met klei

132

Eten wat de pot schaft

Veurne

Turnhout

Han-sur-Lesse

VA N

bodem

IN

c


2 Kijken mag, aankomen moet! In deze opdracht leer je enkele bodemsoorten beter kennen. Daarvoor voel je aan enkele gesteenten. a Leg wat grof zand in je handpalm en wrijf erover met de wijsvinger van je andere hand. Wat voel je?

b Wrijf nu leem tussen je vingers. Welk verschil voel je?

c

fig. 2.2: Korrels zijn voelbaar bij zand.

Doe hetzelfde met klei. Wat voel je nu?

d Doe nu hetzelfde met natte klei. Wat voel je nu?

e Welk verschil voel je tussen grof zand en fijn zand?

IN

3 Ga op onderzoek in je eigen omgeving.

b Gebruik het stappenplan om het gesteente bij jou in de tuin te bepalen. Neem het gesteente in je hand en zorg ervoor dat het vochtig is. Probeer een rolletje te maken. Lukt wel

Lukt niet

rolletje zonder scheuren

rolletje met scheuren

De korrels vallen niet uit elkaar (dropje).

De korrels vallen uit elkaar (bergje).

Probeer een hoefijzer te maken.

ZANDIG LEEM

LEMIG ZAND

ZAND

©

V11

VA N

a Maak een putje in de tuin.

Lukt wel

Lukt niet

hoefijzer zonder scheuren

hoefijzer met scheuren

geen hoefijzer

Probeer een ringetje te maken.

KLEIIG LEEM

LEEM

Lukt wel

Lukt niet

ringetje

geen ringetje

KLEI

LEMIGE KLEI

fig. 2.3: determineertabel van losse gesteenten

2 Veel voeten in de aarde hebben

133


c

De bodemsoort die ik heb aangetroffen in mijn tuin is

.

d Controleer jouw antwoord in de atlas. Veel bodemsoorten zijn een tussenvorm tussen zand, leem en klei.

4 Om te weten wat de beste bodemsoort is om aan landbouw te doen, onderzoek je de eigenschappen van enkele gesteenten. Elke grondsoort heeft andere eigenschappen en kwaliteiten. Je doet een proefje om te onderzoeken hoe snel water doorsijpelt bij klei, leem, grof zand en fijn zand. Dat noemen we de doorlatendheid van de gesteenten. Je meet ook hoeveel water er nadien in de grond achterblijft. Onderzoek

2 Hypothese Het water sijpelt het snelst door bij: leem klei fijn zand

IN

1 Onderzoeksvraag In welke bodemsoort dringt het water het snelst door?

grof zand

VA N

3 Benodigdheden - verschillende grondsoorten: grof zand, fijn zand, leem, klei - lege plastic flessen, koffiefilters, maatbekers - chronometer

Š

4 Werkwijze 1 Snijd een lege plastic fles middendoor. Plaats het bovenste deel omgekeerd in het onderste deel. Plaats in het bovenste deel een koffiefilter. 2 Neem dezelfde hoeveelheid (bv. twee of drie koffielepels) van elke grondsoort en druk die goed aan in de filter. 3 Giet dezelfde hoeveelheid water door elke filter. 4 Meet de tijd vooraleer het water doorgesijpeld is. 5 Waarneming a Maak de opstelling klaar zoals op het schema. b Kleur de bekers blauw volgens de hoeveelheid water die doorgesijpeld is. Doe dat op verschillende tijdstippen. c Noteer de tijd die het water nodig heeft om volledig door te sijpelen in de tabel op de volgende pagina. d Breng je waarnemingen over in de tabel.

1 dl

1 dl

1 dl

1 dl

doorlatendheid

grof zand fijn zand

leem

klei

sterk

matig

zwak

fig. 2.4: proefopstelling doorlatendheid

134

Eten wat de pot schaft


6 Besluit a Het water dat niet wordt doorgelaten blijft achter in het gesteente.

Hoe bereken je dat?

Noteer je antwoorden in de tabel. grof zand

fijn zand

leem

klei

tijd die het water nodig heeft om volledig door te sijpelen

min

min

min

min

sec

sec

sec

sec

hoeveelheid water in maatbeker

ml

ml

ml

ml

hoeveelheid water die achterblijft in het gesteente

ml

ml

ml

ml

b Welk gesteente slaat het meest water op?

VA N

IN

De doorlatendheid van een gesteente wordt bepaald door de korrelgrootte. Hoe groter de korrel, hoe sneller het water wordt doorgelaten en hoe groter de doorlatendheid van het gesteente dus is.

©

7 Reflectie: VAN DE PROEF NAAR de realiteit - Voedingsstoffen lossen op in water. Het is voor gewassen heel belangrijk dat ze voldoende tijd hebben om water en voedingsstoffen uit het water op te nemen. In een bodem waar het water snel doorgelaten wordt, worden ook de voedingsstoffen mee afgevoerd. Een bodem met snelle doorlatendheid is dus niet goed om aan landbouw te doen. - Sommige gesteenten kunnen veel water opslaan. In die bodems is er voldoende water aanwezig om droge periodes te overbruggen. In een bodem die weinig water opslaat, zullen de gewassen het lastig hebben tijdens droge periodes. a Vul de tweede kolom van de tabel aan. Kies uit: heel klein, klein, matig, groot. b De korrelgrootte bepaalt de snelheid van de doorlatendheid. Vul de derde kolom van de tabel aan. Kies uit: heel snel, snel, matig, traag. c Welke bodems zijn het meest vruchtbaar op basis van de korrelgrootte en de snelheid van doorlatendheid? Zet + bij de vruchtbare bodems en - bij de minder vruchtbare bodems. korrelgrootte

snelheid van doorlatendheid

grof zand

fijn zand

leem

klei

vruchtbaarheid

2 Veel voeten in de aarde hebben

135


V6

5 Je leerde al welke bodems vruchtbaar zijn. Onderzoek nu waar ze voorkomen in België. a

Zoek de kaart van bodems in België op in je atlas. Noteer de bodemsoorten op de juiste plaats op de kaart hieronder. Kies uit: klei, zand, leem, stenige bodem.

c

Arceer de gebieden met de meest vruchtbare bodems blauw.

VA N

IN

b

50 km

©

0

fig. 2.5: bodemkaart van België

Een landbouwer moet rekening houden met de bodem bij het kiezen van zijn teelten. Een bodem moet namelijk voldoende water vasthouden om gewassen te laten groeien. De korrelgrootte van het gesteente in de bodem bepaalt de snelheid van de doorlatendheid. Hoe sneller het water doorsijpelt, hoe minder water met voedingsstoffen de bodem vasthoudt en hoe minder tijd de gewassen hebben om water en voedingsstoffen op te nemen. Op vruchtbare bodems zoals leembodems kiest de landbouwer voor zogenaamde veeleisende gewassen zoals tarwe, suikerbieten of groenten in open lucht. Die gewassen hebben veel water en voedingsstoffen nodig om te kunnen groeien. Op minder vruchtbare bodems zoals zandbodems is akkerbouw moeilijk: de bodem is arm en houdt te weinig water vast, waardoor er weinig opbrengst is. Daarom schakelt de landbouwer over op teelten in gebouwen: stallen voor veeteelt en serres voor groenten onder glas.

136

Eten wat de pot schaft


6 In een landbouwlandschap vind je verticale en horizontale relaties terug. Die begrippen leerde je al kennen in 'Een ballonnetje oplaten'. a

De blauwe pijl stelt een verticale relatie voor tussen de lagen landgebruik en bodem. Waarom is dat een verticale relatie?

b De zwarte pijl stelt een horizontale relatie voor in de laag landgebruik. Waarom is dat een horizontale relatie?

IN

kaart van het landgebruik

klimaatkaart

©

reliëfkaart

VA N

vegetatiekaart

bodemkaart

kaart van de ondergrond weide akker met tarwe weide

stal

landschap

fig. 2.6: landschapsvormende lagen

2 Veel voeten in de aarde hebben

137


Kan elke teelt overal voorkomen? V6

1

In België kunnen niet alle ingrediënten die nodig zijn voor een pizza makkelijk geteeld worden. a Je hebt de Belgische teelten al onderzocht via Geopunt. Welk ingrediënt wordt niet in België geteeld?

b Zoek in je atlas waar die teelt voorkomt in Europa.

c

fig. 2.7

Lees de tekst in verband met olijventeelt.

IN

Olijven groeien in Europa in de landen rond de Middellandse Zee. Wij gaan in de zomer graag op reis naar Zuid-Europese landen omdat er daar meer kans is op hoge temperaturen en minder kans op neerslag. In de winter zijn de temperaturen er milder dan bij ons, er is nauwelijks vrieskou en er valt tijdens de winter meer neerslag dan in de zomer. Dat is het ideale klimaat voor olijven om goed te groeien.

VA N

d Waarom is er in Zuid-Europa wel olijventeelt? Zoek jouw antwoord op kaarten in verband met klimaat in Europa.

e Waarom kunnen we geen olijven telen in België?

2 Ook tomaten hebben zon en milde temperaturen nodig om goed te groeien.

Tip

Kijk naar de foto.

©

a Welke oplossing gebruikt men om toch tomaten te kunnen telen in België?

b Wat is het voordeel daarvan?

c

Wat is het nadeel daarvan?

Een landbouwer moet rekening houden met de temperatuur bij het kiezen van teelten.

138

Eten wat de pot schaft

fig. 2.8


V6

3 Je hebt geleerd dat een Belgische landbouwer bij de keuze van zijn teelten rekening houdt met de bodem en met de temperatuur. Daardoor kan hij niet alles telen wat nodig is voor een pizza margherita. a Zoek in je atlas de kaart ‘Landbouw in Europa’. b Noteer de volgende teelten op de juiste plaats op de kaart. Kies uit: tarwe, olijven, runderen, druiven, bosbouw, varkens, aardappelen, citrusvruchten. 20°W

60°N

No ord poo lc

R

20°O

40°O

60°O

ir kel

O

H S T

D

R

K

IN

50°N

M

V

L

A

M

B

W

B

K

P

VA N

P

L

40°N

L

B

W

B

B

B

M

B

S

R

S

P

S

©

T

0

C

Z

500

1000 km

I

A V

fig. 2.9: teelten in Europa

V5

4 Waar in Europa vind je de meeste tarweteelt? Situeer dat gebied aan de hand van de windstreken.

Even herhalen: warme maand =

natte maand =

gematigde maand =

droge maand =

koude maand = Een natte maand kun je in een klimatogram snel herkennen:

2 Veel voeten in de aarde hebben

139


V14 5 Bekijk onderstaande klimatogrammen en los de opdrachten op. a Omcirkel de neerslagwaarden van alle droge maanden oranje. b Omcirkel de temperatuurwaarden van alle warme maanden rood. c

Welk klimatogram heeft de beste omstandigheden voor olijventeelt? Lees hiervoor de infotekst op p. 138 opnieuw.

A Nmm

50 40 30 20 10 0 -10 -20 J

Nmm

F M A M J

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20

VA N

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

T°C

IN

T°C

B

J A S O N D Jaar

J

F M A M J

J A S O N D Jaar

73 63 70 51 67 72 73 79 69 75 76 81

849

51 57 52 47 37 32 27 39 62 65 54 63

586

3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18 14,9 11,1 6,8 3,9

10,5

8,5 9,0 10,7 13,4 17,5 21,2 23,7 23,7 20,9 16,9 13,1 9,9

15,7

6 Lees de infoteksten over de teeltvoorwaarden van tarwe.

©

Overal in de wereld worden graangewassen geteeld. In Europa zijn maïs en tarwe de meest gekweekte graansoorten. Er zijn twee soorten tarwe: zomertarwe en wintertarwe. Wintertarwe wordt gezaaid in september. De oogst gebeurt in juli of augustus. Het zaaien gebeurt al in september want wintertarwe heeft een koele periode nodig om goed te kunnen groeien. Tarwe groeit het best als de temperatuur gedurende zes maanden onder de 15 °C blijft. In de winter mag het niet te koud worden. Onder de -10 °C moet tarwe onder een laag sneeuw liggen om te overleven. Daarna heeft tarwe een temperatuur van minstens 15 °C nodig om te rijpen. Daarnaast moet er minstens 400 mm neerslag per jaar vallen om voldoende opbrengst te garanderen.

Op sommige plaatsen in Europa is de temperatuur de reden waarom landbouw onmogelijk is. Dat is het geval in gebieden waar de temperatuur van de warmste maand niet boven de 15 °C stijgt. Daar kunnen geen tarwe of andere gewassen geteeld worden. Ook de natuurlijke plantengroei is afhankelijk van de temperatuur. Als de temperatuur in de zomer tussen de 10 en de 15 °C ligt, groeien er geen eiken en beuken, zoals bij ons, maar naaldbomen. Berken zijn de enige loofbomen die in die koudere omstandigheden kunnen overleven.

140

Eten wat de pot schaft


V6

7 Ga aan de slag met de klimatogrammen om de klimaattypes en de bijbehorende vegetatietypes te bepalen. a Bekijk de klimatogrammen. Noteer het klimaattype onder elk klimatogram. Gebruik daarvoor de determineertabel op p. 166. b Noteer de klimaattypes bij de juiste zones naast de kaart op de volgende pagina. Gebruik daarvoor de klimaatkaart in je atlas. c

Kleur de klimaatzones in. - koud: donkerblauw - koud gematigd: blauw - koel gematigd: groen - warm gematigd met natte winter: oranje

d Noteer de namen van de teelten boven de foto 's. e Noteer de teelten in de passende zones op de kaart. Gebruik daarvoor de landbouwkaart in je atlas.

IN

Noteer de namen van de teelten in de juiste vakken op de kaart op de volgende pagina.

T°C

Nmm

T°C

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

Nmm

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

VA N

f

50 40 30 20 10 0 -10 -20

©

V14

J

F M A M J

50 40 30 20 10 0 -10 -20

J A S O N D Jaar

J

F M A M J

J A S O N D Jaar

51 57 52 47 37 32 27 39 62 65 54 63

586

73 63 70 51 67 72 73 79 69 75 76 81

849

8,5 9,0 10,7 13,4 17,5 21,2 23,7 23,7 20,9 16,9 13,1 9,9

15,7

3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18 14,9 11,1 6,8 3,9

10,5

2 Veel voeten in de aarde hebben

141


T°C

Nmm

T°C

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20 J

F M A M J

Nmm

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20

J A S O N D Jaar

31 26 25 24 35 56 65 63 55 51 39 31

J

F M A M J

J A S O N D Jaar

499

55 41 34 33 30 42 49 55 54 58 59 53

563

-15,1 -13,6 -8,5 -2,1 5,0 11,6 14,1 11,2 5,9 -0,2 -7,4 -13,1 -1,0

-5,1 -5,4 -3,6 -1,1 2,5 6,2 9,2 9,1 6,6 2,4 -1,3 -3,7

1,3

IN

©

VA N

60°N

20°W

20°O

40°O

Noo rdp oolc irke

R

l

O

H S

T

50°N

D

R

K

M

V L

A

M

B W

B

P

B

W L

40°N

L

B

R

C

Z B B

S

M

K

P B

60°O

S

P

S

I

T

A 0

500

1000 km

V

fig. 2.10: klimaattypes en teelten in Europa

142

Eten wat de pot schaft


In de determineertabel (zie p. 166) staan de vegetatietypes in de voorlaatste kolom. De vegetatie is de plantengroei die van nature voorkomt. Bij elk klimaattype hoort één typisch vegetatietype.

9 In grote delen van Europa is veel van de natuurlijke plantengroei verdwenen. De mens gebruikt die ruimte al eeuwenlang om aan landbouw te doen. Enkel in Noord-Europa is er nog veel natuurlijke plantengroei aanwezig. Waarom is die daar wel nog aanwezig?

10 Koppel de vegetatietypes aan hun typische kenmerken. Gebruik daarbij je atlas. a Benoem de vegetatietypes in de tabel.

Kleur de vegetatiezones in. - toendra: blauw - taiga: donkergroen - zomergroen loofwoud: lichtgroen - hardbladige vegetatie: oranje

VA N

c

IN

b Plaats de vegetatietypes op de kaart van Europa. Kies uit: toendra, zomergroen loofwoud, hardbladige vegetatie, taiga.

©

V6

geen bomen, grassen, mossen, kruiden

naaldbomen, berken

bomen (zoals kastanje, eik, beuk): hebben enkel bladeren in de zomer, zijn kaal in de winter

bomen (kurkeik, cipres), struiken met harde bladeren en kruiden zoals lavendel en tijm

2 Veel voeten in de aarde hebben

143


20°W

60°N

Noo rdp oolc irke

R

20°O

40°O

60°O

l

O

H S

T

50°N

D

R

K

M

V L

A

M

B W

B

K

P

P

L

40°N

B

C

Z B

B

S

M R

S

P

IN

L

B

W

B

S

I

VA N

T

A

0

500

1000 km

fig. 2.11: vegetatietypes in Europa

V

11 Wat valt er op als je de klimaatkaart en de vegetatiekaart met elkaar vergelijkt?

©

Bij elk klimaattype hoort een typisch vegetatietype. Planten uit de natuurlijke plantengroei zijn, net als landbouwteelten, afhankelijk van het klimaat. Test jezelf : oefening 2

144

Eten wat de pot schaft


Elke klimaatgroep zijn specialiteit? Mag het voor jou iets anders zijn dan pizza margherita? Je kunt kiezen tussen twee specialiteiten: een pizza hawaï of een pizza lapponia.

fig. 2.13: pizza hawaï extra topping: ananas

In Europa probeert de mens overal aan landbouw te doen. Als de temperatuur van de warmste maand lager is dan 15 °C, is het te koud voor akkerbouw. Meer naar het noorden, in het gebied van de taiga, schakelt men daarom over op bosbouw. Als de temperatuur van de warmste maand onder de 10 °C zakt, is er geen boomgroei meer. In die toendra met veel mossen en grassen vinden rendieren geschikt voedsel. Daar kan er enkel nog aan rendierenteelt gedaan worden.

Ananas komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika. Door Portugese en Spaanse ontdekkingsreizigers raakte de vrucht ook in Europa bekend. Voor de groei heeft de plant nood aan warmte, liefst tussen de 20 en 30 °C. Daarnaast heeft ze ook voldoende neerslag nodig. Daarom groeit een ananas het best in het gebied rond de evenaar.

©

VA N

IN

fig. 2.12: pizza lapponia extra topping: rendiervlees

1

Welk klimaat is het meest geschikt om ananas en rendieren te telen?

V14

a Bepaal het klimaattype van beide klimatogrammen op de volgende pagina. Gebruik daarvoor de determineertabel op p. 166. Noteer het type onder het klimatogram.

V6

b Noteer de klimaatgroep van beide klimatogrammen in de passende zone op kaart 2.14 op de volgende pagina. Gebruik daarvoor de klimaatkaart in je atlas. c

Op de kaart op p. 144 heb je de klimaattypes van Europa genoteerd. Combineer drie van de vier klimaattypes tot een klimaatgroep. Noteer die ook op kaart 2.14.

d Noteer de namen van de teelten onder de foto 's. V6

e Noteer de teelten in de passende zone op de kaart. Gebruik daarvoor de landbouwkaart in je atlas.

2 Veel voeten in de aarde hebben

145


T°C

Nmm

T°C

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20 J

F M A M J

Nmm

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20

J A S O N D Jaar

J

F M A M J

J A S O N D Jaar

55 41 34 33 30 42 49 55 54 58 59 53

563

-5,1 -5,4 -3,6 -1,1 2,5 6,2 9,2 9,1 6,6 2,4 -1,3 -3,7

1,3

IN

260 288 314 300 256 114 88 58 83 126 183 217 2287 26,1 26,0 26,1 26,3 26,3 26,4 26,5 27,0 27,5 27,6 27,3 26,7 26,7

VA N

©

fig. 2.14: klimaatgroepen in de wereld

146

Eten wat de pot schaft


2 Voer de opdrachten uit op de wereldkaart bij de vorige oefening. Blader voor vragen a, b en c indien nodig even terug naar 'Een ballonnetje oplaten'. a Overtrek de evenaar in het rood. b Teken een blauwe pijl loodrecht vanaf de evenaar richting Noord-Europa langs de nulmeridiaan. c

Teken een groene pijl loodrecht vanaf de evenaar richting Antarctica langs de nulmeridiaan.

d Welke klimaatgroepen passeer je als je de pijl volgt in noordelijke richting?

e Wat merk je op als je de pijl volgt in zuidelijke richting?

De evenaar is als een spiegel voor de klimaatgroepen. Zowel ten noorden als ten zuiden van de evenaar zie je dezelfde klimaatgroepen, klimaattypes en vegetatietypes.

3 In de tabel staan twee vegetatietypes afgebeeld met hun typische kenmerken.

IN

V6

a Markeer in de tabel onder elke foto het juiste vegetatietype. Gebruik daarvoor je atlas.

©

VA N

b Vul de legende van de wereldkaart met vegetatiezones (fig. 2.15) aan. Noteer toendra en tropisch regenwoud bij de passende kleur. Gebruik daarvoor je atlas of de vegetatieboog.

toendra / tropisch regenwoud - geen bomen - grassen, mossen, kruiden

V6

toendra / tropisch regenwoud - weelderige groei van varens, struiken en bomen - woudreuzen

4 Vul de legende van de wereldkaart (fig. 2.15) aan met de andere vegetatiezones die je al leerde. Gebruik daarvoor je atlas of de vegetatieboog.

Kies uit: taiga, zomergroen loofwoud, hardbladige vegetatie.

2 Veel voeten in de aarde hebben

147


V6

5 Om de kaart te vervolledigen heb je nog drie extra vegetatietypes nodig. a Noteer in de tabel typische kenmerken van de vegetatie die je ziet op de foto. b Vul de legende (fig. 2.15) aan met savanne, woestijn, steppe. Gebruik daarvoor je atlas of de vegetatieboog.

savanne

woestijn

steppe

warm en bijna droog klimaat (200 - 400 mm neerslag)

warm (gematigd) en droog klimaat (< 200 mm neerslag)

IN

VA N

gematigd en bijna droog klimaat (200 – 400 mm neerslag)

Savanne, woestijn en steppe liggen allemaal in droge klimaatzones. Door de geringe hoeveelheid neerslag kunnen bomen er moeilijk of helemaal niet groeien. Verschillen in temperatuur en neerslag zorgen ervoor dat er verschillende vegetatietypes zijn. Test jezelf: oefeningen 3 en 4

Š

6 Naast de wereldkaart met de vegetatietypes zie je een boog van de noordpool tot de zuidpool waarop de vegetatietypes zijn getekend (fig. 2.16). Op p. 147 heb je geleerd dat de evenaar zoals een spiegel werkt voor klimaat en vegetatie. a Welke vegetatietypes komen voor op het zuidelijk halfrond maar niet op het noordelijk halfrond?

b Waarom komen die vegetatietypes niet voor op het zuidelijk halfrond?

V6

c

Waarom zijn er in de warme klimaatzone drie verschillende vegetatietypes? Zoek dat op in je atlas.

148

Eten wat de pot schaft


2 Veel voeten in de aarde hebben

149

ijswoestijn

gemengd woud

VA N

gebergtevegetatie

fig. 2.15: vegetatietypes in de wereld

© IN

Indische Oceaan TW = 0°C

TK = 18°C

loofbossen

steppe hardbladige vegetatie TW = 22°C

woestijn Nj < 200 mm

TK = 18°C

savanne

tropisch regenwoud

savanne

TK = 18°C

woestijn

Nj < 200 mm

TW = 22°C hardbladige vegetatie steppe

loofbossen

taiga TK = –3°C gemengd woud

toendra TW = 10°C

fig. 2.16: vegetatie schematisch weergegeven van de noordpool tot de zuidpool

ijswoestijn op Antarctica

ijswoestijn


3 HOE ZIT DE VORK AAN DE STEEL? Een Belgische landbouwer kweekt vaak tarwe en aardappelen. In gebieden rond de evenaar kan een landbouwer dan weer ananas telen. In het uiterste noorden van Europa kun je enkel rendieren telen. Van noord naar zuid, maakt dat voor de temperatuur iets uit? 1 V14

Voer de opdrachten uit op de wereldkaart (fig. 3.1). a Situeer beide klimatogrammen op de juiste plaats op de wereldkaart. Blader daarvoor indien nodig even terug naar 'Een ballonnetje oplaten'. Doorloop deze stappen:

IN

1 Zoek eerst de plaatsnaam op aan de hand van de coördinaten. 2 Noteer de plaatsnaam onder het klimatogram. 3 Teken een bolletje op de juiste plaats op de kaart en noteer de naam erbij.

b Omcirkel bij beide klimatogrammen de Tj.

Noteer links van de kaart bij de verticale pijlen warmer of kouder.

VA N

c

Plaats: 70° N 31° E

50 40 30 20 10 0 -10 -20

Nmm

©

T°C

J

F M A M J

T°C

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

Nmm

300 280 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0

50 40 30 20 10 0 -10 -20

J A S O N D Jaar

J

F M A M J

J A S O N D Jaar

55 41 34 33 30 42 49 55 54 58 59 53

563

260 288 314 300 256 114 88 58 83 126 183 217 2287

-5,1 -5,4 -3,6 -1,1 2,5 6,2 9,2 9,1 6,6 2,4 -1,3 -3,7

1,3

26,1 26,0 26,1 26,3 26,3 26,4 26,5 27,0 27,5 27,6 27,3 26,7 26,7

150

Plaats: 3° S 60° W

Eten wat de pot schaft


fig.3.1: wereldkaart

IN

De temperatuur hangt onder andere af van de ligging ten opzichte van de evenaar. Hoe dichter bij de evenaar, hoe warmer. Hoe verder van de evenaar, hoe kouder.

Waarom zijn er temperatuur- en neerslagverschillen OP AARDE?

Bestudeer de afbeelding en kies het juiste antwoord. Lees daarna de bijbehorende informatieve tekst bij het antwoord van jouw keuze.

©

1

VA N

In onze streken is het te koud om ananas te telen. Maar waarom is het bij ons kouder? En waarom is het warmer aan de evenaar?

dampkring Noord 70° 60° 50°

noordpoolcirkel

40° 30°

Kreeftskeerkring

20° 10°

zon

evenaar

10° 20°

Steenbokskeerkring

30° 40° 50° 60° 70°

zuidpoolcirkel

Zuid

fig. 3.2: inval van de zonnestralen op aarde

3 Hoe zit de vork aan de steel?

151


Aan de evenaar is het warmer omdat … het evenaarsgebied dichter bij de zon staat dan de poolgebieden. (Lees tekst A.) de afstand die een zonnestraal aflegt doorheen de dampkring groter is aan de polen dan aan de evenaar. (Lees tekst B.) één zonnestraal een grotere oppervlakte moet opwarmen aan de polen dan aan de evenaar. (Lees tekst C.) Tekst A De gemiddelde afstand tussen de zon en de aarde is 149 597 000 km. Daardoor is het verschil in afstand tussen de zon en de polen of tussen de zon en de evenaar verwaarloosbaar klein. Fout! Kies een andere mogelijkheid. Tekst B Hoe verder je naar het noorden gaat, hoe groter de afstand wordt die een zonnestraal moet afleggen doorheen de atmosfeer. Daardoor is het kouder aan de polen dan aan de evenaar.

IN

Juist! Is er nog een mogelijkheid waarover je twijfelde? Lees die tekst ook! Tekst C

VA N

De oppervlakte die één zonnebundel verwarmt is groter aan de polen dan aan de evenaar. Een grotere oppervlakte verwarmen met eenzelfde zonnebundel zorgt ervoor dat het kouder is. Een zonnebundel die een kleinere oppervlakte verwarmt, zorgt voor hogere temperaturen. Juist! Te ingewikkeld? Vergelijk het met jouw klaslokaal. Jouw klaslokaal wordt verwarmd door een aantal radiatoren. Stel dat jouw klaslokaal dubbel zo groot wordt maar het aantal radiatoren blijft gelijk. Waar is het warmer? In het kleine of in het grote klaslokaal?

©

2 Voer de volgende opdrachten uit op de tekening van de aarde (fig. 3.2). a Duid aan in blauw: de oppervlakte die een zonnebundel moet verwarmen aan de polen. b Duid aan in rood: de oppervlakte die een zonnebundel moet verwarmen aan de evenaar. c

Duid aan in groen: de afstand die een zonnebundel aflegt doorheen de atmosfeer ter hoogte van de polen.

d Duid aan in zwart: de afstand die een zonnebundel aflegt doorheen de atmosfeer ter hoogte van de evenaar. Het is warmer aan de evenaar dan aan de polen omdat de afstand die een zonnebundel doorheen de atmosfeer moet afleggen daar kleiner is. Daarnaast moet één zonnebundel een kleinere oppervlakte verwarmen aan de evenaar dan aan de polen. Dat verklaart waarom de breedteligging van een plaats bepalend is voor de gemiddelde temperatuur op die plaats.

152

Eten wat de pot schaft


3 Onderzoek twee plaatsen: de ene ligt in het westen en de andere in het oosten van Europa, beide op ongeveer 50° NB. Zoek de verschillen in klimaat tussen beide plaatsen op in je atlas. a Op welke pagina in je atlas zoek je die informatie? N mm 1800

T °C 25 20

1600

15

1400

10

1200

5

1000

0

800

-5

600

-10

400

-15

200 westkust Wales

Londen

Kiev

0

IN

-20

fig. 3.3: grafiek verandering van neerslag en temperatuur, van west naar oost in Europa, langs de parallel van 50° N

VA N

b Bestudeer de neerslaggegevens voor de kust van Wales en Kiev in je atlas. - Zet op de grafiek de neerslag uit in staven. De lengte van elke staaf komt overeen met de waarde die je in je atlas afleest. - Welke verschillen treden er op wanneer we opschuiven van de zee naar het Europese binnenland? Markeer de juiste oplossing. De neerslaghoeveelheid neemt toe / daalt wanneer we van de zee naar het binnenland gaan.

©

Het klimaat van een plaats die verder van de zee of oceaan ligt, is vaak droger dan het klimaat van een plaats die dichtbij een zee of oceaan ligt. Lucht die van over zee het land bereikt, bevat veel waterdamp. Die waterdamp valt als neerslag op het land. Hoe verder van zee, hoe minder waterdamp de lucht nog bevat. Daardoor valt er steeds minder neerslag als je landinwaarts gaat. c

Bestudeer de temperatuurgegevens voor Londen en Kiev in je atlas. - Zet op de grafiek de juli- en januaritemperatuur uit voor Londen en Kiev. - Verbind de januaritemperaturen met een groene lijn en de julitemperaturen met een rode lijn. - Markeer wat juist is. De temperatuurverschillen tussen zomer en winter worden groter / kleiner wanneer we van de zee naar het binnenland gaan.

Hoe verder van de zee, hoe meer de winter- en zomertemperaturen uiteenlopen. Aan zee ligt de wintertemperatuur hoger en de zomertemperatuur lager dan in het binnenland. De verzachtende invloed van de zee neemt af als je landinwaarts gaat.

3 Hoe zit de vork aan de steel?

153


4 Lees het krantenartikel en beantwoord de vragen.

Organisatie grijpt in, renners moeten stoppen in de afdaling Chaos en consternatie in de Ronde van Frankrijk: de 19de etappe werd in de afdaling van de Col de l'Iseran stilgelegd door de organisatie. Die beslissing kwam er nadat het te gevaarlijk was geworden door helse weersomstandigheden. Bij de renners was er verwarring, maar het gezond verstand kon niet anders dan zegevieren. Tijdens de beklimming van de Col de l'Iseran doken de eerste onheilspellende berichten op over de afdaling van het dak van de Tour. Op weg naar Tignes ging het van stortregen over hagelbuien tot modderstromen.

IN

© PRESSESPORTS

VA N

Het werd steeds duidelijker dat het onverantwoord was om verder te koersen en de organisatie kon niet anders dan de koers stil te leggen. Lang niet iedereen was daar tevreden mee, maar de beelden over de gelegenheidswatervallen spreken voor zich. Naar: Sporza.be, 26/07/2019

a Bekijk de video over de gebeurtenis uit het artikel.

b Waarom werd de wielerwedstrijd geneutraliseerd?

©

c

Deze beelden dateren van 26/07/2019. Nochtans was het toen zomer. Hoe verklaar je dat er toch sneeuwval mogelijk is in die periode? De afbeelding helpt je op weg.

© Radu Razvan / Shutterstock

De temperatuur daalt met de hoogte. Hoe hoger, hoe kouder. De temperatuur daalt met 1 °C per 180 meter stijging. Doordat de temperatuur afneemt met de hoogte, verandert ook de vegetatie met de hoogte.

154

Eten wat de pot schaft


! a h A ! a h A

Synthese

Een landbouwlandschap herken je aan typische landschapselementen zoals boerderijen, stallen, silo’s, weides en akkers. Landbouwers doen aan landbouw of veeteelt. Het telen van planten en dieren noemt men de agrarische sector. Landbouwlandschappen kunnen heel verschillend zijn. Op sommige plaatsen overheersen akkers met teelten zoals graan, maïs of aardappelen. Wat verder tref je stallen, weides of een serre aan. De teeltkeuze hangt af van verschillende factoren. De bodem en het klimaat spelen daarin een grote rol.

VA N

IN

De vruchtbaarheid van de bodem hangt onder meer af van de korrelgrootte van het gesteente. Hoe groter de korrels, hoe sneller het water doorsijpelt. Hoe sneller het water doorspijpelt, hoe minder water de bodem vasthoudt en hoe minder tijd de gewassen hebben om water op te nemen. Het water bevat belangrijke voedingsstoffen voor de gewassen. Op vruchtbare bodems zoals leem- en kleibodems kiest de landbouwer voor zogenaamde veeleisende gewassen zoals tarwe, suikerbieten of groenten in open lucht. Op minder vruchtbare bodems zoals zandbodems is akkerbouw moeilijk doordat de bodem te weinig water en voedingsstoffen vasthoudt. Daarom schakelt de landbouwer over op teelten in gebouwen: stallen voor veeteelt en serres voor groenten onder glas.

©

Ook de temperatuur en de neerslag bepalen de teeltkeuze van de landbouwer. De temperatuur wordt beïnvloed door factoren zoals de breedteligging, de hoogteligging en de ligging ten opzichte van de zee. Hoe verder van de evenaar, hoe kouder het wordt. Als je hoger gaat in een gebergte, daalt de temperatuur met 1 °C per 180 meter stijgen. Hoe verder weg van de zee, hoe strenger de winter en hoe warmer de zomer. In gebieden met een droog klimaat wordt de teeltkeuze beperkt door het gebrek aan neerslag. Ook de afstand ten opzichte van de zee bepaalt de neerslaghoeveelheid. Er valt steeds minder neerslag als je landinwaarts gaat. Het klimaat is de gemiddelde temperatuur en neerslag, waargenomen over dertig jaar. Het klimaat bepaalt de vegetatie of de natuurlijke plantengroei. Bij elk klimaattype hoort dus ook een vegetatietype waarin de planten aangepast zijn aan dat klimaat. Ten noorden en ten zuiden van de evenaar komen dezelfde klimaattypes voor. Aan weerszijden van de evenaar, naar de polen toe, is de opeenvolging van klimaat en vegetatie gelijkaardig. Het is alsof ze ten noorden en ten zuiden van de evenaar gespiegeld zijn.

AHA!

155


Landschapsvormende lagen Bekijk de figuur en vul de tabel aan. horizontale relaties in de laag landgebruik (rode pijl) tussen:

verklaring

akkers en weiden en boerderij

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen (lichtgroene pijl) tussen:

verklaring

landbouw en plantengroei

tussen:

IN

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen (blauwe pijlen) verklaring

VA N

plantengroei en klimaat en reliĂŤf

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen (paarse pijl) tussen:

verklaring

Š

landbouw en klimaat

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen (oranje pijl)

tussen:

landbouw en reliĂŤf

verklaring

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen (bruine pijl) tussen: landbouw en bodem

156

Eten wat de pot schaft

verklaring


kaart van het landgebruik

vegetatiekaart

IN

klimaatkaart

VA N

reliëfkaart

©

bodemkaart

kaart van de ondergrond

landschap

AHA!

157


Checklist helemaal begrepen

Wat ken/kan ik?

p. 127

Ik kan landschapselementen die verwijzen naar landbouw of veeteelt benoemen in het landschap.

128129

Ik kan landschapselementen die verwijzen naar landbouw of veeteelt lokaliseren op luchtfoto en kaart.

130131

Ik kan de bodemsoort van een plaats opzoeken op de passende kaart in de atlas.

132

Ik kan de teelten van een plaats opzoeken op de passende kaart in de atlas.

132

Ik kan aan de hand van een gesteentemonster en de determineertabel verschillende bodemsoorten determineren.

133134

Ik kan het verschil in snelheid van doorlatendheid uitleggen aan de hand van de korrelgrootte.

134135

Ik kan de invloed van de doorlatendheid op de vruchtbaarheid van de bodem uitleggen.

135

IN

Ik kan de teelten van een locatie opzoeken via Geopunt.

VA N

Ik kan de eigenschappen van losse gesteenten beschrijven.

133135 136

Ik kan verticale en horizontale relaties aanduiden en onderzoeken in een landbouwlandschap met behulp van een schema met verschillende lagen.

137

Ik kan aan de hand van informatiebronnen zoals leesteksten, klimatogrammen en atlaskaarten, de best passende locatie voor een teelt op een kaart aanduiden.

138142

Ik kan de voordelen en nadelen van glasteelt opsommen.

138

Ik kan een determineertabel gebruiken om de klimaattypes te bepalen.

141, 142, 146

Ik kan de klimaattypes van elkaar onderscheiden op basis van typische kenmerken zoals de temperatuur en neerslag.

141144

Ik kan de klimaattypes op de kaart van Europa aanduiden.

142

Ik kan een teelt in verband brengen met een bepaald klimaattype.

142146

Ik kan de relatie aantonen tussen klimaat en vegetatie.

144

Ik kan de vegetatietypes op de kaart van Europa en de wereld aanduiden.

144, 149

Š

Ik kan bodemsoorten lokaliseren op de referentiekaart van BelgiĂŤ met behulp van een atlas.

Ik kan de drie grote klimaatgroepen (warm, gematigd en koud) op de wereldkaart aanduiden.

158

hier kan ik nog groeien

Eten wat de pot schaft

146


147148

Ik kan de klimaattypes combineren met het passende vegetatietype aan de hand van een determineertabel.

166

Ik kan de kenmerken van een klimaattype beschrijven aan de hand van een determineertabel.

147148

Ik kan in eigen woorden vertellen wat de begrippen klimaat en vegetatie betekenen.

103, 142, 157

Ik kan de relatie tussen de breedteligging en de temperatuur uitleggen aan de hand van een afbeelding.

150152

Ik kan een plaats situeren aan de hand van coĂśrdinaten.

150

Ik kan de relatie tussen de afstand tot de zee en de temperatuur uitleggen.

153

Ik kan de relatie tussen de afstand tot de zee en de neerslag uitleggen.

153

Ik kan de relatie tussen de hoogteligging en de temperatuur uitleggen.

157

Ik kan op een wereldkaart de nulmeridiaan en de evenaar aanduiden.

157

IN

Ik kan op een foto het vegetatietype herkennen aan de hand van de belangrijkste landschappelijke kenmerken, zoals het voorkomen van bepaalde bomen, struiken, grassen of plantengroei.

Š

VA N

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar diddit en oefen verder.

AHA!

159


TEST JEZELF 1

Benoem de landschapselementen die verwijzen naar landbouw en veeteelt op de foto’s.

VA N

IN

©

160

Eten wat de pot schaft


2 Welke vegetatietypes herken je op de foto’s? a

b

Benoem elk vegetatietype onder de foto. Noteer daaronder de typische kenmerken van dat vegetatietype die je op de foto herkent.

IN

©

VA N

Test jezelf

161


3 Noteer de vegetatietypes op de juiste plaats in de legende. Raadpleeg daarvoor je atlas. Kies uit: hardbladige vegetatie, woestijn, steppe, toendra, taiga, savanne, zomergroen loofwoud, tropisch regenwoud.

gebergtevegetatie

VA N

IN

V6

gemengd woud

ijswoestijn

Š

4 Noteer de klimaatgroepen op de juiste plaats op de wereldkaart. Kies uit: warm, gematigd, koud.

162

Eten wat de pot schaft


WOORDENLIJST Thema Eten wat de pot schaft hoofdstuk 1

1

term

definitie

in je eigen woorden

agrarische sector

sector van landbouw en veeteelt

akker

grond die bewerkt wordt door de landbouwer

2

bodem

bovenste deel van de aardkorst, belangrijk voor de plantengroei

3

breedteligging

afstand van een plaats tot de evenaar, uitgedrukt in graden

2

2

citrusvruchten

vruchten zoals sinaasappel, mandarijn, citroen

doorlatendheid

hoe snel water doorsijpelt

droge maand

VA N

2

IN

N ≤ 2 x Tm

2

2

2

2

gematigde maand

Tm tussen 10 °C en 18 °C

©

2

hardbladige vegetatie klimaat

klimatogram

vegetatie met lage bomen, struiken en kruiden die harde, lederachtige bladeren hebben gemiddelde temperatuur en neerslag over een periode van dertig jaar neerslagdiagram en temperatuurcurve die samen in een afbeelding worden weergegeven

koude maand Tm < 10 °C

2

natte maand

N > 2 x Tm

Woordenlijst

163


2

pluimvee

dieren zoals kippen, kalkoenen, ganzen, eenden ‌

2

1

savanne

silo

vegetatie uit de tropische en droge klimaatzone, met weinig of geen bomen en veel grassen opslagplaats voor veevoeder

2

2

steppe

taiga

vegetatie uit de gematigde en droge klimaatzone, zonder bomen, met enkel grassen vegetatie met enkel naaldbomen

1

telen

planten of dieren voortbrengen op akkers, weiden of in stallen

2

toendra

vegetatie zonder bomen, met grassen en mossen

IN

2

tropisch regenwoud vegetatie

weelderige plantengroei met reusachtige bomen, soortenrijk en ondoordringbaar

VA N

2

natuurlijke plantengroei

1

2

2

2

warme maand

Tm > 18 °C

Š

2

weide

woestijn

grasland

gebied zonder plantengroei, door gebrek aan neerslag kan er niets groeien

zomergroen loofwoud

vegetatie met loofbomen, die in de winter geen bladeren hebben

woudreuzen

heel hoge bomen

164

Eten wat de pot schaft


EENVOUDIGE DETERMINEERTABEL Inleiding: enkele begrippen Warm = de temperatuur is hoger dan 18 °C. Koud = de temperatuur is lager dan 10 °C. Gematigd = de temperatuur ligt tussen 10 °C en 18 °C. Om te bepalen of een maand warm, gematigd of droog is, nemen we de gemiddelde maandtemperatuur Tm. Droog = de neerslag van die maand, in mm, is kleiner dan of gelijk aan twee keer de waarde van de temperatuur van die maand. (Op een klimatogram kun je dat snel, op het zicht, aflezen. In een droge maand komt de temperatuurcurve dan boven de neerslagstaaf.) Nat = de neerslag van die maand, in mm, is groter dan tweemaal de waarde van de temperatuur van die maand. (Op een klimatogram kun je dat snel, op het zicht, aflezen. In een natte maand komt de neerslagstaaf boven de temperatuurcurve.)

©

VA N

IN

Om de naam en de kenmerken van een klimaat te bepalen, gaan we eerst na of het klimaat warm, koud of gematigd is. Dat doen we aan de hand van deze sleutel. ( Je hoeft die niet van buiten te kennen maar je kunt ze wel gebruiken.)

Eenvoudige determineertabel

165


166

Eten wat de pot schaft

koud klimaat

koudgematigd klimaat

De temperatuur is altijd lager dan 10 °C.

De temperatuur stijgt enkele maanden (maximum 4) boven 10 °C.

warmgematigd klimaat

nat klimaat

bijna droog klimaat droog klimaat

De jaarneerslag is tussen de 200 mm en 400 mm. De jaarneerslag is minder dan 200 mm.

droog klimaat

De jaarneerslag is minder dan 200 mm. De jaarneerslag bedraagt meer dan 400 mm.

bijna droog klimaat

De jaarneerslag is tussen de 200 mm en 400 mm.

Vegetatietype

Bomen kunnen niet groeien: TOENDRA Enkele boomsoorten kunnen groeien: TAIGA Loofbomen kunnen groeien in de zomer: ZOMERGROEN LOOFWOUD + GEMENGD WOUD* Planten kunnen goed groeien, weelderige plantengroei: SUBTROPISCH REGENWOUD + HARDBLADIGE VEGETATIE

Klimaattype

koud klimaat koudgematigd klimaat koelgematigd klimaat

warm gematigd klimaat: altijd nat - natte zomer - natte winter

Planten kunnen altijd goed groeien: TROPISCH REGENWOUD Weinig tot geen boomgroei: SAVANNE Planten kunnen niet groeien: WOESTIJN

warm en nat klimaat warm en bijna droog klimaat warm en droog klimaat

warmgematigd Planten kunnen niet groeien: droog klimaat WOESTIJN

warmgematigd Weinig tot geen boomgroei: bijna droog SAVANNE + STEPPE + klimaat HARDBLADIGE VEGETATIE

IN

nat klimaat

VA N

Klimaattype op basis van neerslag

De jaarneerslag bedraagt meer dan 400 mm.

©

Neerslag aflezen

WARM

GEMATIGD

KOUD

Klimaatgroep

*Komt voor in een koelgematigd klimaat met strenge winters. Een strenge winter is een winter waarbij de temperatuur van de koudste maand onder de -3 °C daalt.

de temperatuur van de koudste warm klimaat maand is altijd hoger dan 18°C:

De temperatuur van de koudste maand is lager dan 18 °C, die van de warmste maand bedraagt minstens 22 °C.

De temperatuur van de koudste koelgematigd maand is lager dan 18 °C, klimaat de warmste maand is nooit warmer dan 22 °C, er zijn meer dan 4 maanden boven de 10 °C.

Klimaattype op basis van temperatuur

Temperatuur aflezen (gemiddelde maandtemperatuur: Tm)


tele

©

VA N

IN

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER 2 HET LAAT ZIJN SPOREN NA 3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

© nok_happiness / Shutterstock.com

4 HET TIJ KEREN


IN VA N ©

onder de dansen en feesten n ge da ie dr Na n. Daar sta je da igzame tentpalen moeilijker om de bu te s de t he is n zo loden ns dubbel. uwen en dan nog ee vo te rm vo ht ac n ee tweemaal in kleine zakje? En emaal in dat veel te all ht ec n da t da t oe En m l richting nde zak nog helemaa ro , ige nd ha on e di dan moet je Dat was het feesten vijftig euro, denk je. h, Ac . en ur sle g an uitg toch waard? honderden n waarom jaarlijks de re n ee lijk jn hi sc Het is waar orbij laten gaan. ooiwerk aan zich vo pl t he rs ge an alg festiv Belgische bij gebaat. Op de et ni er is rg lbe va Maar de af a 1 op 10 bezoekers naar schatting bijn t laa s ng pi am alc festiv orrowland Twee weekends Tom . ier ez pl t he na er de tent acht op. 40 ‘wegwerptenten’ levert in dat geval 6.8 19

5/20 Naar: De Morgen, 15/0

Ontdek deze en nog andere opties via het onlinelesmateriaal.

168

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

© BELGA

Wat wil ik te weten komen over dit thema?


1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER Veel festivalgangers kopen voor hun festivalbezoek een goedkope tent aan in een sportwinkel. Waarom eindigt de festivalcamping als een vuilnisbelt? 1

In mei 2019 riepen verschillende festivals in het Verenigd Koninkrijk op om te stoppen met het verkopen van goedkope festivaltenten. Belgische festivals steunen dat initiatief. a Bekijk opnieuw de Wow-pagina. Waarom moet de verkoop van goedkope tenten stoppen?

IN

b Een tent wordt gemaakt uit verschillende materialen. Bekijk de onderstaande tabel. materiaalsoort

massa in kilogram (kg) per tent 2

tentstokken uit polyetheen (kunststof) en glasvezel

1

VA N

tentzeil en -bodem uit polyester (kunststof)

tentharingen uit staal

0,5

c

Bereken hoeveel kilogram van die materialen er als vuilnis achterblijft op de camping van Tomorrowland. Herleid nadien de hoeveelheden naar ton.

©

V17

2 Stel je voor dat je met enkele vrienden een festival bezoekt. Aan het einde van het festival hangt je tent vol modder. Je wilt niets liever dan snel naar huis en je hebt ook nog een zware rugzak te dragen. a Laat jij jouw tent staan tussen de andere achtergelaten tenten? Waarom (niet)?

b Bespreek je keuze met je buur. c

Onderzoek met je klasgroep hoeveel leerlingen ja of nee geantwoord hebben. Luister naar elkaar. Waarom hebben je klasgenoten ja of nee geantwoord?

- ja: leerlingen - nee: leerlingen 1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER

169


De beelden van de puinhoop op festivalcampings zijn niet nieuw. Al jaren laten heel wat festivalgangers maar al te graag hun afval achter op de campings. Tomorrowland sprak in 2018 over zo’n 75 ton, Werchter houdt het op een voorzichtige 40 tot 50 ton. Wetenschapper Bert Smits verklaart: "Een festival is een speciaal gebeuren, waarbij veel mensen in een fig. 1.1: achtergelaten afval op een festivalcamping tijdelijk dorp verblijven. Na vier dagen feesten zijn de meesten moe. Voor hen telt op dat moment maar één ding: zo snel mogelijk thuis geraken. Vergis je niet, jongeren zijn zeker milieubewust. Het is een generatie die van kinds af aan heeft leren sorteren en die het niet normaal vindt om een papiertje op de grond te gooien. Anderzijds zijn ze ook groot geworden in een consumptiemaatschappij. Ze voelen zich een consument en vinden dat de organisatie het maar moet opruimen, want ze betalen al genoeg voor het festival."

© UNIT 80/ Shutterstock.com

3 Waarom laten festivalbezoekers massaal hun afval achter op de campings? Lees het artikel en beantwoord de vragen die eronder staan.

IN

Psycholoog Bert Van Puyenbroeck vult aan:"We passen ons gedrag heel makkelijk aan anderen aan. Als je rondom jou veel afval ziet, dan lijkt het alsof het de verwachting is dat je jouw afval ook op de grond gooit of je tent achterlaat. Er zijn nog voorbeelden waarbij mensen weten dat het niet goed is, maar het toch doen. Iedereen weet dat roken ongezond is en toch gebeurt het nog steeds."

VA N

Naar: VRT

a Waarom laten mensen afval achter op de camping van een festival? Markeer in het artikel alle redenen die wetenschappers geven. b Leg uit wat de volgende begrippen betekenen: milieubewust, consument, consumptiemaatschappij. Overleg met je buur en noteer de antwoorden in de eerste kolom.

©

betekenis volgens jou en je buur

aanvulling en verbetering na klasbespreking

milieubewust:

consument:

consumptiemaatschappij:

c

170

Bespreek de antwoorden met de klasgroep. Schrijf aanvullingen of verbeteringen in de tweede kolom.

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


Welke grondstoffen zijn nodig om de onderdelen van jouw tent te maken? Alle producten die je gebruikt in het dagelijks leven zijn gemaakt uit grondstoffen. Vaak worden producten verder verwerkt tot andere producten. a Bestudeer het voorbeeld van jouw festivalticket als afgewerkt product. Welke grondstof en half afgewerkt product worden gebruikt? grondstof

half afgewerkt product

afgewerkt product

FESTIVAL

PRE-ORDER: START 01-01-2020 CONTACT US: INFO@ZOMERROCK.BE

ZOMERROCK

ZOMERROCK

PRE-ORDER: START 01-01-2020 CONTACT US: INFO@ZOMERROCK.BE

FESTIVAL

festivalticket

IN

b Voor jouw tent worden andere grondstoffen gebruikt. Markeer in elke tekst de grondstoffen met geel, de half afgewerkte producten met groen en de afgewerkte producten met blauw.

fig. 1.2: een olieraffinaderij

VA N

Het polyester in het tentzeil en het polyetheen in de tentstokken zijn voorbeelden van kunststoffen. Kunststoffen maak je uit ruwe aardolie. Men noemt ze ook plastics. Ruwe aardolie is een veel gebruikte grondstof in onze samenleving. Een olieraffinaderij zet die ruwe aardolie om in nieuwe producten.

©

Glasvezel is een haarfijne vezel van glas. Door kwartszand te smelten op heel hoge temperatuur maak je glas. Door hete glasklonters uit te rekken, maak je glasvezel. Men voegt glasvezels vaak toe aan kunststoffen om ze te verstevigen. Dat gebeurt bijvoorbeeld om er tentstokken van te maken.

fig. 1.3: een glasfabriek

IJzererts wordt gesmolten in een hoogoven. Van het ruwijzer dat uit de hoogoven komt, maakt men staal. Staal is een heel stuk sterker dan ijzer. Je kunt het verwerken tot draad, platen of in een gewenste vorm plooien of gieten. Zo maak je bijvoorbeeld een tentharing. fig. 1.4: een staalfabriek

Grondstoffen worden in de industrie bewerkt tot half afgewerkte producten. Van die half afgewerkte producten maken andere bedrijven afgewerkte producten die klaar zijn om te consumeren. Test jezelf: oefening 1

1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER

171


Kun je grondstoffen bijmaken? 1

Bij een bezoek aan de slager krijgen kinderen vaak een plakje hespenworst. Bekijk het videofragment over de weg die hespenworst aflegt via het onlinelesmateriaal en los de vragen op. a Welke grondstoffen worden gebruikt om hespenworst te maken?

b Wie produceert het grootste deel van die grondstoffen?

2 Een festivaltent maak je uit andere grondstoffen. a Wat zijn de grondstoffen voor staal, kunststof en glasvezel?

b Waar kun je de grondstoffen voor staal, kunststof en glasvezel vinden?

IN

3 Sommige grondstoffen zijn hernieuwbaar, andere niet. Zoek uit hoe dat zit.

VA N

a Welke grondstoffen zijn hernieuwbaar? Plaats een kruisje in de juiste kolom. hernieuwbaar

aardolie kwartszand varkensvlees

Š

ijzererts

b Waarom zijn sommige grondstoffen hernieuwbaar en andere niet?

4 De grondstofvoorraden op aarde zijn eindig. Een groot deel van de energie die gezinnen en bedrijven gebruiken voor elektrische stroom, verwarming en vervoer is afkomstig uit fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen bevatten koolstof die miljoenen jaren geleden door planten uit de lucht werd opgenomen. Nadat de planten afstierven, werden ze bedekt met nieuwe aardlagen. Zo kwam de koolstof in de aardkorst terecht. Als je fossiele brandstoffen verbrandt, komen er gassen vrij, zoals het koolstofrijke CO2. Een grotere hoeveelheid CO2 in de atmosfeer verandert het klimaat.

172

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

niet hernieuwbaar


a Welke grondstoffen uit de grafiek (fig. 1.5) zullen tijdens jouw leven uitgeput geraken?

b Is de keuze voor fossiele brandstoffen als energieleverancier een goede oplossing? Leg uit.

c

Kijk opnieuw naar de grafiek. Waar kunnen we misschien een oplossing vinden voor de energieproductie?

2010

2020

2030

2040

2050

2060

2070

2080

2090

2100

aardolie (fossiele brandstof) ENERGIE

kolen (fossiele brandstof)

2136

aardgas (fossiele brandstof)

lithium (batterijen) lood (elektrische auto’s) indium (zonnecellen)

VA N

METALEN VOOR HERNIEUWBARE ENERGIE

IN

uranium (kernenergie)

zeldzame aardmetalen (hernieuwbare energie)

2110

2856

Resterende jaren als productie blijft groeien aan huidig tempo. Resterende jaren als productie stabiel blijft. Cijfers gebaseerd op gekende reserves, niet inbegrepen: onontdekte grondstoffen en voorraden die te veel energie vragen om te ontginnen. fig. 1.5:zijn grafiek beschikbare grondstoffen bronnen: US Geological Survey, Adroit Resources, World Bureau of Metal Statistics, International Copper Study Group, World Gold Council, Minormetals.com, Roskill Nickel Report, Cordell et al (2009), Smil (2000), Silver Institute, World Nuclear Association, International Lead and Zinc Study Group, Wikipedia. Source (fossil fuels): BP Statistical Review of World Energy 2010

©

MAG HET IETS MEER ZIJN?

5 In een kerncentrale wordt elektriciteit opgewekt uit uranium. Daarbij komt tien tot honderd keer minder CO2 vrij dan bij het gebruik van fossiele brandstoffen. Dat is ongeveer even veel als bij elektriciteitsproductie uit wind, water en zon. Beide keuzes hebben voor- en nadelen. Wat kies jij? a Lees aandachtig de informatie over kernenergie en hernieuwbare energie op de volgende pagina. Stel in de tabel eronder een overzicht op van de voor- en tegenargumenten om voor kernenergie of hernieuwbare energie te kiezen. b Moeten we massaal kiezen voor kernenergie of voor hernieuwbare energie? Neem een besluit met de klasgroep.

1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER

173


© Peter Braakmann / Shutterstock.com

Kernenergie

De bouw van een kerncentrale en de ontginning en het transport van uranium zorgen voor een beperkte CO2uitstoot. Uranium is bovendien een goedkope grondstof die over de hele wereld voorkomt. Het radioactieve kernafval van een kerncentrale is echter nog tienduizenden jaren heel gevaarlijk voor levende wezens. Veilige en langdurige opslag van het afval is noodzakelijk maar heel duur. fig. 1.6: kerncentrale Hier bestaat op dit moment nog geen goede, definitieve aanpak voor. Ons kernafval is dus ook een probleem voor de volgende duizenden generaties. De productie van elektriciteit in de bestaande kerncentrales is goedkoop en stoot geen CO2 uit. Maar de bouw van nieuwe kerncentrales kost miljarden euro’s. Ook de toekomstige afbraak van de huidige centrales kost heel veel geld. Het risico op een ongeval in een kerncentrale is klein, maar als er iets fout gaat, zijn de gevolgen door de langdurige radioactieve straling enorm groot.

voor

IN

tegen

VA N

©

Hernieuwbare energie uit wind, water en zon

Energie uit wind, water en zon is onuitputtelijk. Elk land kan op een of andere manier hernieuwbare energie opwekken. Je hoeft er geen grondstoffen voor te ontginnen of transporteren.

Windturbines nemen wel veel plaats in. Ze zijn heel zichtbaar en zorgen voor schaduw. Men spreekt van landschapsvervuiling. Ook een stuwdam en waterkrachtcentrale hebben een grote invloed op de omgeving. De productie van zonnepanelen of de bouw van een wind-turbine is heel duur en vraagt veel energie (uitstoot CO2). Het duurt een hele tijd voor je die kosten hebt terugverdiend. Iedereen kan voor eigen gebruik windenergie- en zonne-energie opwekken. De energieproductie is echter niet altijd even zeker. De zon schijnt niet altijd en ook de wind is niet altijd even krachtig. fig. 1.7: windmolenpark

voor

174

tegen

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


Sommige grondstoffen zijn hernieuwbaar, andere zijn dat niet. Grondstoffen kunnen ook uitgeput geraken. Het is belangrijk om zuinig om te springen met grondstoffen en te zoeken naar alternatieven voor de toekomst. Test jezelf: oefening 2

Waar kun je grondstoffen vinden? Sommige grondstoffen kun je ontginnen, andere moet je kweken. Bekijk de voorbeelden.

fig. 1.8: ijzererts

fig. 1.9: varkens

fig. 1.10: kwartszand

fig. 1.11: aardolie

IN

a Noteer onder elke landschapsfoto de grondstof die er ontgonnen of gekweekt wordt. Kies uit de bovenstaande voorbeelden.

VA N

b Beschrijf het uitzicht van het landschap door enkele opvallende elementen in het landschap op te sommen. Groeve Grondstof: Opvallende elementen in het landschap:

©

1

Mijn Grondstof: Opvallende elementen in het landschap:

1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER

175


Landbouwbedrijf Grondstof: Opvallende elementen in het landschap:

Boorplatform Grondstof: Opvallende elementen in het landschap:

IN

Interessant om weten

VA N

Een groeve is een bovengrondse ontginningsplaats van gesteenten. Aardrijkskundigen spreken bij deze ontginning in grote open kuilen ook van dagbouw. Een ondergrondse ontginningsplaats noem je een mijn. Men delft echter steeds minder gesteenten ondergronds. Het is duur en moeilijk werken. Het begrip is wel gebleven. Voor het opgraven van gesteenten met waardevolle mineralen in dagbouw gebruik je dus ook het begrip mijn.

fig. 1.12: ondergrondse steenkoolmijn

Š

2 Kwartszand wordt ontgonnen uit de ondergrond in een groeve. In een fabriek naast de ontginningsplaats wast en zuivert men het kwartszand. a Tussen welke twee landschapsvormende lagen kun je een relatie ontdekken?

b Leg uit waarom er een relatie bestaat tussen die twee landschapsvormende lagen.

c

Welke relatie kun je ontdekken binnen de laag landgebruik?

d Hebben de elementen in de laag landgebruik elkaar nodig of hinderen ze elkaar? Verklaar je keuze.

176

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


3 Onderzoek of de grondstoffen voor hespenworst en tenten terug te vinden zijn in België of enkel elders in Europa. a Zoek in je atlas de kaarten van België die je de juiste informatie geven. b Heb je de grondstof op een atlaskaart gevonden? - Ja? Vul dan de tabel voor België aan met de juiste bladzijde, eventuele kaartletter en de titel van de kaart. - Nee? Doorstreep dan de naam in de linkerkolom van de tabel. atlaskaart België bladzijde

titel

ijzererts

aardolie

(kwarts)zand

IN

c

kaartletter

varkens

Zoek in je atlas de kaarten van Europa die je de juiste informatie geven.

VA N

d Heb je de grondstof op een atlaskaart gevonden? - Ja? Vul dan de tabel voor Europa aan met de juiste bladzijde, eventuele kaartletter en de titel van de kaart. - Nee? Doorstreep dan de naam in de linkerkolom van de tabel. atlaskaart Europa

bladzijde

kaartletter

varkens

ijzererts

aardolie

(kwarts)zand

©

V6 V6

titel

e Welke grondstoffen kun je in België vinden? Situeer telkens ook de belangrijkste vindplaatsen.

f

-

-

Welke grondstoffen kun je enkel elders in Europa vinden? Situeer telkens ook enkele vindplaatsen. -

-

1 WIE EEN PUT GRAAFT VOOR EEN ANDER

177


V6 V6

4 Aardolie is een belangrijke grondstof voor de chemische industrie. De chemische industrie is in België sterk aanwezig. De volgende uitspraken zijn fout. Noteer op de lijnen eronder telkens een juiste uitspraak. Gebruik daarvoor de thematische kaart ‘Industrie van België’. a De meeste chemische bedrijven liggen in het zuiden van België.

b De chemische industrie wordt in de atlas aangeduid met een blauw vierkant.

c

De grootte van dat symbool in de atlas duidt op het aantal fabrieken in de chemische sector in deze gemeente.

IN

5 Zoek naar een verklaring voor de aanwezigheid van grote chemische bedrijven in de havens van Antwerpen en Gent.

VA N

6 Bekijk de foto. Olieraffinaderijen in Antwerpen zijn gevestigd in de haven met toegang tot de Schelde. a Tussen of binnen welke landschapsvormende lagen kun je hier een relatie ontdekken? Is die relatie versterkend, verzwakkend of een conflict?

©

b Gaat het om een horizontale of een verticale relatie tussen de landschapsvormende lagen?

c

Duid die relatie met een rode pijl aan op de figuur op p. 201.

fig. 1.13: chemische industrie in de Antwerpse haven

178

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


2 HET LAAT ZIJN SPOREN NA Een dagje festival met de nodige selfies, whatsappjes, Instagram-posts, filmpjes van je favoriete groep … Het is een ware aanslag op de batterij van je smartphone. Gelukkig zit die powerbank in je tas om ‘s avonds in je tent de batterij weer op te laden!

Waar vind je de juiste grondstoffen voor een powerbank? Lithium is het nieuwe goud!

VA N

IN

Een externe batterij, bij iedereen bekend als een powerbank, bestaat uit verschillende onderdelen. In de behuizing uit kunststof vind je een aantal oplaadbare lithium-ionbatterijen. Lithiumbatterijen worden gebruikt in elektrische auto’s en in heel wat elektronische apparaten zoals laptops, smartphones, oplaadbare tandenborstels enz. De batterijen zijn duurder dan andere soorten maar hebben als voordeel dat ze een langere levensduur hebben.

©

fig. 2.1: lithium-ionbatterij

Lithium (Li) komt niet als zuivere stof voor in de natuur. Het heeft een zilverwitte kleur en kan met speciale technieken uit gesteenten gehaald worden. Iets meer dan de helft van het geproduceerde lithium in de wereld komt in batterijen terecht.

fig. 2.2: lithiumhoudend zout in de Atacamawoestijn (Chili)

Op 9 oktober 2019 ontvingen John B. Goodenough, M. Stanley Whittingham en Akira Yoshino de Nobelprijs voor scheikunde voor hun werk aan de lithium-ionbatterij. Hun ontdekkingen dragen miljoenen mensen in hun smartphone of powerbank met zich mee. De drie scheikundigen hebben zo gezorgd voor een ʻopnieuw oplaadbare wereldʼ.

© BELGA/AFP

Interessant om weten

fig. 2.3: van links naar rechts: Goodenough, Whittingham en Yoshino

2 HET LAAT ZIJN SPOREN NA

179


1

V6

Lithium is een belangrijke grondstof voor oplaadbare batterijen. We onderzoeken waar ergens het kostbare lithium geproduceerd wordt. Bestudeer daarvoor eerst de manier waarop cijfergegevens op een kaart voorgesteld worden. a Blader door je atlas. Je ontdekt verschillende mogelijkheden om cijfergegevens weer te geven op een kaart. Som enkele mogelijkheden op in de onderstaande tabel. b Illustreer elk antwoord met een eenvoudige tekening in de rechtse kolom. Hoe staan cijfergegevens in een atlas?

tekening

IN

Hoe maakt men verschillen in de waarde (grootte) van de cijfers in de atlas duidelijk?

VA N

c

d Welke methode lijkt jou het meest eenvoudig om zelf toe te passen?

V6 V17

©

2 Ontwerp zelf een kaart waarop je de cijfergegevens overzichtelijk voorstelt. a Bekijk de grafiek.

Australië

51 000

Chili

16 000

China

8 000

Argentinië

6 200

Zimbabwe

1 600

Portugal

800

Brazilië

600

Namibië

500 0

10 000

fig. 2.4: grafiek productie van lithium in 2018 bron: USGS.gov

180

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

20 000

30 000

40 000

50 000 productie in ton


b Stel een duidelijke legende op voor de gegevens uit de grafiek. Denk goed na over het kleurgebruik en de schaalverdeling!

c

Breng de gegevens van de grafiek bij vraag 2a over op de wereldkaart.

IN

d Geef de kaart een duidelijke, volledige en juiste titel.

©

VA N

0

noordpoolcirkel

kreeftskeerkring

evenaar

steenbokskeerkring

3000 km op de evenaar zuidpoolcirkel

fig. 2.5 wereldkaart productie van lithium in 2018

2 HET LAAT ZIJN SPOREN NA

181


Welke weg volgt het lithium tot in de powerbank bij je thuis? 1

Lithium wordt samen met andere grondstoffen verwerkt tot een half afgewerkt product. Samen met andere half afgewerkte producten maak je daarvan een afgewerkt product. a Bekijk de afbeeldingen.

IN

lithium

Š

VA N

lithium-ionbatterij

powerbank

printplaat met usb-poorten

Š Art of Life / Shutterstock.com

kunststof behuizing

182

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

lithiumhoudend gesteente


b

Van de steengroeve tot in de winkel: bekijk hoe een powerbank gemaakt wordt. Noteer de woorden uit vraag a bij de juiste fasen van het productieproces. Noteer ook per fase wat je ziet in het landschap op de foto's.

ONTGINNING Uitzicht landschap:

BASISINDUSTRIE Uitzicht landschap:

IN

VA N

© Hung Chung Chih / Shutterstock.com

Uitzicht landschap:

©

© Peteri / Shutterstock.com

VERWERKENDE INDUSTRIE

DISTRIBUTIE Uitzicht landschap:

Afgewerkte producten die je in de winkel koopt, hebben al een lange weg afgelegd. Er zijn vaak verschillende grondstoffen nodig om een product te maken. De ontginning en verwerking van grondstoffen is duidelijk zichtbaar in het landschap. De grondstoffen worden geleverd aan de basisindustrie die de half afgewerkte producten verkoopt aan de verwerkende industrie. Via de distributiekanalen komt het afgewerkt product uiteindelijk bij de consument terecht.

2 HET LAAT ZIJN SPOREN NA

183


3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG Welke gesteenten uit de Belgische ondergrond zijn bruikbare grondstoffen? 1

Ook een schoolgebouw is gemaakt uit gesteenten uit de ondergrond. a Kalksteen is natuursteen en beton is kunststeen. Wat is het verschil tussen natuursteen en kunststeen? De onderstaande tekst helpt je op weg.

VA N

IN

In 1756 maakte de Brit John Smeaton gebruik van beton bij de bouw van een vuurtoren. Dat was een grote stap voorwaarts voor de bouwkunde. Hoewel … Het was eerder een stap naar het verleden, want in heel wat Romeinse gebouwen, bruggen en havens was al beton gebruikt! Door het mengen van kalksteen, zeewater en vulkanische as uit Italië maakten de Romeinen een soort brokkenpap. Het mengsel werd nadien alsmaar harder en sterker. Uit onderzoek blijkt dat het Romeinse beton na lange tijd zelfs veel sterker is dan het moderne beton. Uit: De Standaard, 14/01/2015

fig. 3.1: Romeinse overblijfselen uit de tweede eeuw na Christus

c

©

b Zijn de bouwmaterialen in de tabel natuursteen of kunststeen? Markeer telkens het juiste antwoord onder de afbeelding. Ga in je klaslokaal en schoolgebouw op speurtocht naar de gesteenten in de tabel. Noteer hoe ze gebruikt werden in het schoolgebouw.

kalksteen of blauwe hardsteen

184

beton

graniet

natuursteen / kunststeen

natuursteen / kunststeen

natuursteen / kunststeen

Gebruik:

Gebruik:

Gebruik:

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


mortel

dakpan

leisteen

natuursteen / kunststeen

natuursteen / kunststeen

Gebruik:

Gebruik:

Gebruik:

IN

natuursteen / kunststeen

keramische vloertegels

VA N

baksteen

marmer

natuursteen / kunststeen

natuursteen / kunststeen

natuursteen / kunststeen

Gebruik:

Gebruik:

Gebruik:

©

pleisterwerk

vensterglas

natuursteen / kunststeen

kassei natuursteen / kunststeen

Gebruik:

Gebruik:

Gebruik:

3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

185


2 Onderzoek welke grondstoffen uit de Belgische ondergrond gebruikt worden als bouwmateriaal. a Welke bouwmaterialen herken je op de foto’s? Noteer de namen erbij.

Š

VA N

IN

fig. 3.2: constructie van een huis

186

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


b Welk gesteente is de grondstof voor deze bouwmaterialen? Noteer de naam van elk bouwmateriaal onder het juiste gesteente. klei

zand

krijt

blauwe hardsteen

VA N

IN

grind

kwartszand

c

Zoek op de juiste atlaskaart voor elk gesteente uit vraag 2b een ontginningsplaats in België. Noteer de naam van elk gesteente op de juiste plek op de onderstaande kaart.

©

V6

0

50 km

fig. 3.3: gesteenten in België

3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

187


Hoe herken je de verschillende gesteenten uit de Belgische ondergrond? 1

Leg de gesteenten uit BelgiĂŤ bij elkaar op een tafel. Je herkent ze aan hun kenmerken. Noteer tijdens het onderzoek de kenmerken in het onderstaande overzicht.

zand

klei

leem

grind

krijt

kalksteen (blauwe hardsteen, arduin)

IN

leisteen/kleisteen

VA N

zandsteen

a Verdeel de gesteenten in twee groepen: los en vast gesteente.

kenmerk

Š

soort gesteente los gesteente

losse korrels (diameter kleiner dan 2 cm)

vast gesteente

geen losse korrels

b Vergelijk en orden het los gesteente. Leg voor elk kenmerk de gesteenten in twee groepen: een groep met de gesteenten die het kenmerk bezitten en een andere groep voor de gesteenten die het kenmerk niet bezitten.

kenmerk

188

onderzoek

De korrels zijn voelbaar.

De korrels schuren tussen de vingertoppen.

De korrels zijn grijpbaar.

Neem een korrel tussen de vingers vast en verplaats ze.

De korrels zijn niet zichtbaar.

Je ziet enkel stof, er zijn geen korrels te herkennen met het blote oog.

Het gesteente is boetseerbaar.

Boetseer met een rolletje vochtig gesteente de vorm van een hoefijzer zonder scheuren te maken.

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


c

Vergelijk en orden het breukvlak van het vast gesteente. Leg voor elk kenmerk de gesteenten in twee groepen: een groep met de gesteenten die het kenmerk bezitten en een andere groep voor de gesteenten die het kenmerk niet bezitten. kenmerk Op het oppervlak zijn de korrels voelbaar.

De korrels voelen aan als schuurpapier.

Het gesteente is krasbaar met de vingernagel.

Maak een groefje in het gesteente met je vingernagel.

Het gesteente is kalkhoudend.

Het gesteente bruist als het in contact komt met zuur.

Het gesteente heeft een effen breukvlak en vertoont laagjes.

Bekijk het gesteente.

2 Gesteenten kun je determineren met een determineertabel.

IN

Noteer de namen van de gesteenten uit oefening 1 in de onderstaande determineertabel. Gebruik jouw overzicht als hulpmiddel.

los gesteente korrels zichtbaar

korrels grijpbaar

VA N

korrels niet zichtbaar

korrels voelbaar

boetseerbaar

niet boetseerbaar

©

V11

onderzoek

vast gesteente

kalkhoudend

niet kalkhoudend

krasbaar met vingernagel

niet krasbaar met vingernagel

korrels voelbaar

korrels niet voelbaar

fig. 3.4: determineertabel Belgische gesteenten

3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

189


Interessant om weten Er zijn gesteenten die je zowel bij kalksteen als bij zandsteen kunt onderbrengen. Dat komt omdat er kalk tussen de versteende zandkorrels zit.

In de Belgische ondergrond vind je losse en vaste gesteenten. Elk gesteente heeft een of meer kenmerken waaraan je het kunt herkennen. Losse gesteenten: - klei: boetseerbaar, geen korrels voelbaar - leem: niet boetseerbaar, geen korrels voelbaar - zand: korrels voelbaar - grind: korrels grijpbaar

VA N

Test jezelf: oefeningen 4 en 5

fig. 3.5: gesteenten onderzoeken

IN

Vaste gesteenten - kalksteen: kalkhoudend, hard - krijt: kalkhoudend, zacht - zandsteen: korrels voelbaar - leisteen/kleisteen: geen korrels voelbaar

Welke invloed heeft de ontginning van gesteenten op het landschap? SPOOR 1: KLEIONTGINNING IN DE RUPELSTREEK 1

De klei in de ondergrond van de Rupelstreek is al miljoenen jaren oud.

Š

a Lees aandachtig in de tekst hoe de klei in de Rupelstreek terechtkwam.

De kleilaag in de ondergrond van de Rupelstreek ontstond ongeveer 30 miljoen jaar geleden. De aardkorst en de zeespiegel hebben niet altijd op de hoogte gestaan waarop ze vandaag staan. Ook het klimaat veranderde voortdurend. In de geologische periode die we het rupeliaan noemen, steeg de zeespiegel. Bijna heel BelgiĂŤ werd overspoeld. In die zee zetten zich zand en klei af. Het zand kwam in de ondiepe delen en de klei op plaatsen waar de zee diep en rustig was. Dat was het geval op de plaats waar nu de Boomse klei ligt. Bovenop die kleilaag kwam later nog een zandlaag terecht.

190

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


b Benoem de gesteenten op de foto van de kleiontginning in Rumst (Rupelstreek). Schrap wat niet past.

klei / zand

VA N

IN

klei / zand

fig. 3.6: kleinontginning in Rumst (Rupelstreek)

2 De Rupelstreek is een landschap in verandering.

a Lees aandachtig in de tekst hoe de kleiontginning in de Rupelstreek verliep.

©

Door de eeuwen heen heeft kleiontginning het landschap op een ingrijpende manier veranderd. De zone ten noorden van de Rupel en ten zuiden van de hoofdstraat werd het eerst ontgonnen en bestaat nu vooral uit bedrijventerreinen en woongebieden. Tussen dat gebied en de huidige ontginningsplaats bleven diepe putten achter in het landschap. In het verleden werden enkele van die putten gebruikt als stortplaats voor huisvuil en industrieel afval. Nu krijgen ze een nieuwe invulling, met een bestemming als natuur- of recreatiegebied. De kleiontginning in Rumst is de enige die vandaag nog plaatsvindt in deze streek. Het landbouwgebied ten noorden van het huidige ontginningsgebied zal op korte tot lange termijn uitgegraven worden. Na een eventuele ontginning zal men daar overgaan tot natuurontwikkeling. Naar: Toerisme Rupelstreek

b Kleur met een markeerstift het huidige ontginningsgebied op de verticale luchtfoto op de volgende pagina. c

Arceer het toekomstig ontginningsgebied met dezelfde markeerstift.

d Noteer de volgende termen in de juiste vakken: Rupel, steenbakkerij.

3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

191


e Welke nieuwe bestemming kregen de oude ontginningsgebieden? Trek een pijl van de vakken boven de foto naar de juiste plaats. natuurgebied

bedrijventerrein

Š

VA N

IN

woongebied

f

volledige kleiontginningsgebied

Waarvoor werden de oude kleiputten nog gebruikt in het verleden?

g De oude kleiputten van buurgemeente Boom hebben nu een bestemming als provinciaal recreatiedomein De Schorre. Surf via het onlinelesmateriaal naar de website van De Schorre. Aan welke activiteiten kun je in De Schorre deelnemen?

h Bekijk je antwoord op de vorige vraag nog eens. Wat is recreatie volgens jou?

192

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


i

Lees de tekst over de ontginning van klei in de Rupelstreek. Al eeuwenlang ontgint men klei en maakt men baksteen in de Rupelstreek. Vanaf het midden van de negentiende eeuw nam de ontginning pas echt grote happen uit het landschap. Grote bouwwerken in en rond Antwerpen en de uitbreiding van alle steden in het land verhoogden de vraag. Zo steeg ook de productie van baksteen. Waar ooit 150 tot 180 steenbakkerijen actief waren in de Rupelstreek, blijft er vandaag slechts één over: Wienerberger in Rumst. De totale productie is door het gebruik van machines niet in dezelfde mate gedaald. In de jaren 1960 verwerkten ongeveer 40 steenbakkerijen 1 764 000 ton klei per jaar. Nu verwerkt Wienerberger alleen jaarlijks bijna 240 000 ton. Zij kochten eind jaren '90 nog een nieuwe moderne bagger.

j

V15

Bereken aan de hand van de tools op Geopunt de oppervlakte in vierkante meter van het kleiontginningsgebied in Rumst op figuur 3.7 op de vorige pagina.

k De kleiput heeft een gemiddelde diepte van 20 meter. Hoeveel kubieke meter klei werd er in de voorbije

l

IN

eeuwen in Rumst ruw berekend ontgonnen? Ga via het onlinelesmateriaal naar het digitaal hoogtemodel van Vlaanderen. Zoom in op het ontginningsgebied in Rumst en duid de kleigroeves aan.

1

Onderzoek aan de hand van de onderstaande vragen een ontginningsplaats van gesteenten in of nabij je eigen leefruimte. a Ga via het onlinelesmateriaal en/of je atlas op zoek naar een ontginningsplaats (groeve) in of nabij je eigen leefruimte. Welk plaats heb je gevonden?

©

V6

VA N

SPOOR 2: ONTGINNING IN DE EIGEN LEEFOMGEVING

b Welk gesteente wordt er ontgonnen?

c

Hoe is het gesteente op die plaats terechtgekomen? Raadpleeg hiervoor bronnenmateriaal.

d Bekijk aandachtig een of meerdere foto’s van de het ontginningsgebied. Zit het gesteente aan de oppervlakte?

e Welke gesteenten vind je er nog?

3 GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN DE MAAG

193


V15

2 Bestudeer aan de hand van onderstaande vragen de veranderingen in het landschap door de ontginning van gesteenten. a Welke informatie vind je over de nieuwe bestemming van het oude ontginningsgebied?

b Benoem die bestemmingen op een luchtfoto. c

Bereken aan de hand van de tools op de site van Geopunt de oppervlakte in vierkante meter van het ontginningsgebied dat je hebt onderzocht.

d Bereken aan de hand van de informatie die je van je leerkracht krijgt hoeveel kubieke meter grondstof er ruwweg verdwenen is in het ontginningsgebied.

IN

e Ga via het onlinelesmateriaal naar het digitaal hoogtemodel van Vlaanderen. Duid het bestudeerde ontginningsgebied aan.

Š

Test jezelf: oefening 3

VA N

Gesteenten uit de ondergrond zijn vaak de grondstof voor bouwmaterialen. De ontginning van het landschap laat duidelijk sporen na. De natuurlijke plantengroei verdwijnt en diepe kuilen of storthopen (terrils) blijven als littekens achter in het landschap. Na de ontginningsactiviteiten krijgen de oude groeves een nieuwe bestemming voor menselijke activiteiten of natuur.

194

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


4 HET TIJ KEREN Hoeveel afval produceren we en waar komt het terecht? 1

In november 2018 onderzochten wetenschappers een gestrande walvis in Indonesië.

Een dode walvis die in Wakatobi National Park in Oost-Indonesië aanspoelde, had een grote brok plastic afval in zijn maag. Onderzoekers vonden ongeveer 5,9 kilo plastic afval in de maag van het dier: 115 plastic bekers, 4 plastic flessen, 25 plastic zakken, 2 teenslippers en meer dan 1 000 andere stukjes plastic. Naar: The Guardian, 20/11/2018

fig. 4.1: plastic in aangespoelde walvis in Indonesië © BELGA/AFP

IN

Hoe komt plastic afval volgens jou in de maag van een walvis terecht?

VA N

2 Een warme zomerdag op het strand van Oostende. Je geniet van de zon en de zee. Je koopt wat om te eten en drinken. Weet je ook hoe het strand er na die fijne dag achterblijft? Lees eerst de vragen. Bekijk daarna de video bij het onlinelesmateriaal en los de vragen op.

©

a Wat voor afval blijft er allemaal achter op het strand?

b Welk afval vind je het meest terug op het strand?

c

Wat gebeurt er met het plastic op het strand dat niet opgeruimd wordt?

© AGEFOTOSTOCK

d Hoeveel plastic komt er jaarlijks in de oceanen terecht? e Het afval verzamelt zich in de vijf ringvormige zeestromen in de oceanen. Hoe noem je die afvalverzamelingen in de oceanen? f

In welke oceaan is die afvalverzameling het grootst?

g Wat zijn de gevolgen van de plasticvervuiling in de natuur voor mens en dier? - - h Wat zijn microplastics?

4 HET TIJ KEREN

195


V17

3 Elke Vlaming gooit jaarlijks heel wat afval in de vuilnisbak. Bestudeer de grafiek en los de vragen op. 600 522

510

500

kg per inwoner

400

363

354

484

488

469

333

338

324

151

150

146

300 200

159

155

totaal huishoudelijk afval gesorteerd afval restafval

100 0 2013

2014

2015

2016

2017

fig. 4.2: grafiek kg afval per inwoner in Vlaanderen (2013 - 2017)

a Hoeveel huisvuil gooide elke Vlaming in 2017 in de vuilnisbak?

Hoeveel meer of minder? c

IN

b Was de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner in 2017 meer of minder dan in 2013?

Kun je zeggen dat de Vlaming steeds beter sorteert? Verklaar je antwoord.

VA N

d Geven de cijfers volgens jou een zicht op de totale hoeveelheid afval die een Vlaming elk jaar produceert? Verklaar je antwoord.

©

Waarom is afval niet altijd afval? 1

Heel wat festivals en evenementen maken gebruik van plastic wergwerpbekers en -flesjes. Ze worden maar één keer gebruikt en dan weggegooid. Lees de tekst over plastic op festivals en beantwoord de vragen.

DE WEI MOET PLASTICVRIJ

Vanaf 2020 is het gebruik van plastic wegwerpbekers op festivals niet langer toegelaten. Enkel wie minstens 90 procent van zijn plastic afval laat recycleren, mag toch nog wegwerpproducten gebruiken. Werchter, Pukkelpop en Tomorrowland zijn nog niet overgeschakeld op herbruikbare bekers en doen nog aan recyclage. Werchter gokt dat 90 procent van hun afval gerecycleerd wordt, Pukkelpop 70 procent, Tomorrowland 50 procent. Of ze vanaf 2020 de norm van 90 procent proberen te halen of een andere oplossing zoeken, is nog niet beslist. Naar: De Morgen, 15/06/2019 196

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


a Festivals moeten plastic afval beperken. Bedenk enkele oplossingen die festivalorganisatoren kunnen helpen.

b Onder welke voorwaarden mogen wegwerpbekers nog gebruikt worden?

c

Waarom is recycleren beter dan afval weggooien en vernietigen?

2 Door te recycleren krijgen producten een tweede leven. Je maakt er nieuwe of andere producten van. a Welke invloed heeft recyclage op de ontginning van grondstoffen?

b Wat kun je besluiten over de uitputting van grondstoffen op aarde wanneer we inzetten op recyclage?

IN

3 Recyclage van afval heeft niet altijd hetzelfde resultaat. Enkele Belgische bedrijven zijn expert in recyclage.

VA N

a Lees aandachtig de verklaring van de volgende begrippen. upcycling

Na recyclage is het resultaat minstens even veel waard als het product dat gerecycleerd werd. Je kunt er hetzelfde of een nog waardevoller product mee maken.

downcycling

Na recyclage is het resultaat minder waard dan het product dat gerecycleerd werd.

©

b Lees de onderstaande beschrijving van twee Belgische bedrijven. Wat recycleren de bedrijven Bioquest Alliance en Umicore?

- Bioquest Alliance:

- Umicore:

GROOTSTE ROTZOOI WORDT IN GENTSE HAVEN PROPERE BRANDSTOF

Niet alle opgehaalde plastics zijn recycleerbaar. Ook de plastics uit de landbouw en de bouwsector zijn dat niet. Het bedrijf Bioquest Alliance in de Gentse haven heeft daarvoor de oplossing. Een gloednieuwe fabriek maakt er diesel van. De brandstof zal worden gebruikt door schepen, maar kan in theorie ook auto’s laten rijden. Het afvalprobleem is daarmee niet van de baan. Het bedrijf kan dagelijks veertig ton niet recycleerbaar plastic omzetten in diesel. Dat is nog geen tien procent van wat in de omgeving aanwezig is. Bioquest Alliance is heel welkom in Gent. In de nieuwe fabriek werken 25 mensen, maar dat kan nog oplopen tot 300 werknemers. Naar: De Standaard, 11/10/2019

4 HET TIJ KEREN

197


IN HOBOKEN IS JE OUDE SMARTPHONE GOUD WAARD

Het Belgische Umicore behoort tot de wereldtop in de recyclage van metalen. Het bedrijf is gespecialiseerd in het herwinnen van edelmetalen en non-ferrometalen uit oude elektronica, batterijen, auto-onderdelen enz. De metalen worden opnieuw gebruikt bij de productie van juwelen, smartphones, laptops en (oplaadbare) batterijen. Umicore zet volop in op de ontwikkeling van nieuwe technologie in recyclage. Het doel is metalen eeuwig herbruikbaar te maken. De vier Belgische vestigingen tellen samen 2 846 werknemers. Bron: www.umicore.be

Is de recyclage in deze bedrijven een voorbeeld van upcycling of downcycling? Schrap wat niet past. - Bioquest Alliance doet aan upcycling / downcycling. - Umicore doet aan upcycling / downcycling.

IN

c

VA N

Wat kun je doen om afval te beperken?

Je kunt zelf heel wat doen om je afvalproductie per jaar tot 100 kg te verminderen. a Bespreek in de klas hoe je volgende problemen kunt aanpakken. b Noteer het besluit van jullie klasgesprek in de tweede kolom.

Š

afvalprobleem Groenafval wordt weggegooid.

Er is veel verpakkingsafval.

Er is veel voedselverspilling.

198

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

oplossingen


Reclamedrukwerk is ongewenst en gaat rechtstreeks naar het oud papier.

De consumptie van flessenwater levert grote hoeveelheden plastic op.

Veel mensen kiezen ervoor om al hun producten nieuw aan te kopen.

IN

Vroeger keek men naar de verwerking van afval. Vandaag gaat de aandacht vooral naar het voorkomen van afval. De ladder van Lansink toont hoe je best omgaat met afval.

VA N

Voorkomen De beste manier om met afval om te gaan, is afval vermijden. Het is goedkoop en het enige middel om de afvalberg werkelijk te verkleinen. Denk na over hoe jij je steentje kunt bijdragen aan het verkleinen van de afvalberg, bijvoorbeeld door slim te kopen, alternatieven te zoeken, thuis te composteren …

fig. 4.3: de ladder van Lansink bron: www.recycling.nl

©

Hergebruik Wanneer je afval niet kunt vermijden, kies je best voor producten die je kunt hergebruiken, zoals een herbruikbare drinkfles of producten die al door iemand gebruikt werden, zoals tweedehands spullen. Recycleren Als producten niet hergebruikt kunnen worden, onderzoek dan of de afvalstoffen gerecycleerd kunnen worden. Door correct te sorteren, kan een deel van het afval herwerkt worden tot nieuwe grondstoffen. Verbranden met terugwinning van energie Afval dat niet gerecycleerd kan worden (restafval), wordt verbrand in een afvalverbrandingsoven. Daarbij komt warmte vrij die gebruikt kan worden om elektriciteit aan te maken. Verbranden zonder terugwinning van energie en storten Helemaal onderaan de ladder staan het verbranden zonder energierecuperatie en het storten van afval. Dat zijn de meest vervuilende oplossingen. Test jezelf: oefening 6

4 HET TIJ KEREN

199


! a h A ! a h A

landschapsvormende lagen

Bekijk de figuur op p. 201 en vul vervolgens de tabel aan.

horizontale relaties in de laag landgebruik

tussen:

verklaring

en

VA N

IN

en

verticale relaties tussen landschapsvormende lagen

tussen:

Š

en

verklaring

Duid de relaties uit de tabel aan op de figuur. - - -

200

Markeer de lagen/kaarten die een rol spelen. Duid de relaties aan met pijlen. Noteer volgende begrippen in de juiste vakken bij de figuur: industrie, infrastructuur, ontginning.

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


kaart van het landgebruik

vegetatiekaart

IN

klimaatkaart

bodemkaart

Š

kaart van de ondergrond

VA N

reliĂŤfkaart

landschap

AHA!

201


Synthese ONDERWERP: industrie maakt producten – ontginning van grondstoffen – soorten grondstoffen – gesteenten als grondstof KERNWOORDEN

KERNLEERSTOF

industrie

grondstof Æ half afgewerkt product Æ afgewerkt product (om te consumeren)

grondstoffen

- kweken of ontginnen - hernieuwbaar: kun je opnieuw produceren - niet hernieuwbaar: kunnen uitgeput geraken Æ zuinig zijn, alternatieven zoeken

van grondstof tot winkel

- ontginning Æ basisindustrie Æ verwerkende industrie Æ distributie - vaak verschillende grondstoffen voor 1 product

gesteenten als grondstof

- - -

gevolgen ontginning

- verandering van het landschap: ontginning laat sporen na - krijgt nadien andere bestemming voor menselijke activiteiten of natuur

IN

VA N

Oplossingen om om te gaan met afval (van duurzaam naar minder duurzaam): - afval voorkomen: vermijden of afvalberg verkleinen door composteren - hergebruiken: producten opnieuw gebruiken - recycleren: verwerken tot grondstoffen voor nieuwe producten - verbranden met terugwinnen van energie: warmte door verbranding gebruiken om elektriciteit op te wekken - verbranden zonder terugwinnen van energie: storten en vernietigen

©

afval door consumptie

Belgische gesteenten in ondergrond = grondstof voor bouwmaterialen los en vast verschillende kenmerken: korrels voelbaar, boetseerbaar, kalkhoudend, zacht of hard

SAMENVATTING Grondstoffen kun je kweken of in de aardkorst ontginnen. Gesteenten zijn vaak grondstoffen. De ontginning verandert het landschap. De basisindustrie verwerkt grondstoffen tot half afgewerkte producten. De verwerkende industrie maakt er afgewerkte producten van die klaar zijn om te consumeren. De consumptie van producten zorgt voor heel wat afval. We moeten werk maken van het voorkomen van afval of duurzaam omgaan met het afval.

202

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


Checklist helemaal begrepen

Wat kan ik?

hier kan ik nog groeien

p.

Ik kan aan de hand van een atlas plaatsen lokaliseren op een kaart.

187

Ik kan aan de hand van een waarneming gegevens verzamelen volgens een opgegeven werkwijze.

177, 178, 184, 185

Ik kan de juiste grootheden gebruiken en herleiden.

169

Ik kan gegevens uit bronnenmateriaal volgens een stappenplan verwerken tot een bruikbare kaart.

180181

Ik kan besluiten formuleren door gebruik te maken van kaarten, GIS-viewers, atlas, satellietbeelden, luchtfoto’s, schema’s, grafieken, tabellen, determineertabellen en diagrammen.

alle hfdst. 197198

Ik kan duidelijke voorbeelden geven van een duurzame omgang met grondstoffen.

197199

Ik kan voor een actuele duurzaamheidskwestie uit mediaberichten het belang afleiden en een standpunt innemen.

170174, 196 e.v

Ik kan de positieve en negatieve gevolgen van veranderend ruimtegebruik onderzoeken.

191 e.v.

ik kan gesteenten onderzoeken en beschrijven op basis van hun kenmerken.

188190

Ik kan enkele veel voorkomende gesteenten in België situeren op een kaart.

187

Ik kan voorbeelden geven van grondstoffen die je in de aardkorst kunt vinden.

171, 182

Ik kan het landgebruik voor ontginning en industrie aan de hand van voorbeelden herkennen en beschrijven.

175, 182183

Ik kan relaties tussen landschapsvormende lagen onderzoeken en verklaren.

176178

Ik kan met voorbeelden bewijzen dat een landschap op korte en/of lange termijn evolueert door menselijke ingrepen, maatschappelijke evoluties en veranderingen in ruimtegebruik.

191194

Ik kan het verband tussen de verbranding van fossiele brandstoffen en de broeikasgassen in de atmosfeer uitleggen.

172173

©

VA N

IN

Ik kan voorbeelden geven van de samenwerking tussen verschillende STEM-disciplines bij het oplossen van maatschappelijke behoeften.

Denk je dat je alles begrepen hebt in dit thema? Ga dan naar het onlinelesmateriaal en oefen verder.

AHA!

203


TEST JEZELF 1 Van grondstof tot afgewerkt product. a Zijn volgende producten grondstof, half afgewerkt product of afgewerkt product? Plaats een kruisje in de juiste kolom. half afgewerkt product

©

VA N

IN

grondstof

204

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

afgewerkt product


b Vul de ontbrekende gegevens in de tabel aan. grondstof

half afgewerkt product

afgewerkt product

aardolie

brood

papier

IN

2 Waarom mogen we niet enkel inzetten op aardolie als grondstof voor producten en als energieleverancier? Denk bij je antwoord aan volgende kernbegrippen: hernieuwbaar, CO2, klimaat, plastic.

3 Bij de ontginning van klei zijn er heel wat landschappelijke relaties te ontdekken. Vul de voorbeelden aan. landschappelijke relatie

voorbeeld

kleigroeve als element in het landschap en

horizontale relatie: twee vormen van landgebruik die elkaar nodig hebben of elkaar hinderen

Elkaar nodig hebben:

VA N

verticale relatie: verband tussen de laag ondergrond en het landgebruik

Een steenbakkerij Elkaar hinderen:

©

De kleiontginning

4 Markeer de fouten in de volgende uitspraken en verbeter ze onder de zinnen. Gebruik je atlas indien nodig. -

Zandsteen is een vast gesteente dat een glad breukvlak heeft.

-

In de streek rond Roeselare ontgint men vooral zand.

-

Baksteen is gemaakt uit zand en is daarom een natuursteen.

-

In het zuiden van België vind je vooral los gesteente in de ondergrond.

Test jezelf

205


5 Geef telkens een kenmerk waarmee je het verschil tussen de twee gesteenten kunt herkennen. gesteenten

kenmerk

krijt en zandsteen

zand en klei

klei en leem

kalksteen (blauwe hardsteen) en krijt

6 Op welke plaats staan de volgende situaties op de ladder van Lansink? Vul de tabel aan. voorkomen van afval

a

2

kringloopwinkel

hergebruik

b

3

onbruikbaar afval op de camping van Tomorrowland

recycleren

c

4

composteren van keukenafval

verbranden met energiewinning

d

5

verwarmen met korrels van houtafval

verbranden zonder energiewinning

e

6

een fleece gemaakt uit petflessen

storten

f

IN

sigarettenpeuken op het strand

1

Š

VA N

1

2

3

4

5

7 Ken je de begrippen uit dit thema al? a Welke begrip past bij de volgende kernwoorden? kernwoorden

206

begrip

niet uitgeput gerakend

met aandacht voor de natuur

MET TWEE VOETEN OP DE GROND

6


b Noteer drie kernwoorden die het begrip kunnen verklaren. begrip kweken

distributie

Bekijk de afbeeldingen. Welk begrip zoeken we? Verklaar je keuze: waarom past de foto bij het begrip? begrip + verklaring

IN

VA N

©

c

kernwoorden

Test jezelf

207


WOORDENLIJST Thema Met twee voeten op de grond hoofdstuk 1

3

term

definitie

in je eigen woorden

afgewerkt product

product dat klaar is om te consumeren (bv. stalen zitbank)

bagger

machine om gesteenten op te graven

3

1

beton

consument

mengsel van cement (krijt), zand, water en kiezel dat heel hard kan worden iemand die koopt en verbruikt

2

consumptiemaatschappij distributie

samenleving waarin kopen en verbruiken (consumeren) het belangrijkste is

transport, verdeling en verkoop van afgewerkte producten

VA N

1

IN

1

fossiele brandstof

1

1

onbewerkt materiaal dat de industrie verwerkt tot een product

Š

grondstof 1

energiebron die lang geleden uit plantenmateriaal is ontstaan en veel koolstof bevat (bv. aardgas, aardolie, kolen)

half afgewerkt product

industrieel product dat je nog niet kunt consumeren (bv. staalplaat)

hernieuwbaar

iets dat je steeds opnieuw kunt maken, dat niet uitgeput geraakt

ijzererts

gesteente dat voor een belangrijk deel uit ijzerverbindingen bestaat

1

kwartszand 1

wit zand

1

kweken

zaaien van planten of houden van dieren voor de opbrengst

208

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


3

1

3

kunststeen

gesteente dat ontstaat na het bewerken of mengen van gesteenten (bv. beton)

milieubewust met aandacht voor de omgeving en de natuur en de gevaren die ons milieu bedreigen natuursteen

gesteente dat na ontginning weinig of niet bewerkt wordt

1, 3

ondergrond

deel van de aardkorst onder de bodem

1

ontginnen

opgraven of bovenhalen van grondstoffen uit de aardkorst ook: delven

thematische kaart

kaart met een bepaald onderwerp

ton

1 000 kilogram

IN

1

energierijk mengsel van olie dat gewonnen wordt in de aardkorst ook: ruwe olie of petroleum

VA N

ruwe aardolie

©

1

Woordenlijst

209


210

IN

VA N

©

MET TWEE VOETEN OP DE GROND


©

VA N

IN

STAD VAN DE TOEKOMST

STAD VAN DE TOEKOMST

211


212

© VA N IN


tele scoop

Chris Van Broeck

Š

VA

N

IN

1

Ruben Foubert Matthias Herreman Bert Rondeaux Tim Slootmans Annemie Van Cleemput

Leer zoals je bent Ontdek het onlineleerplatform: diddit. Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-9505-9 594164

vanin.be

tele scoop 1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.