accent
De Fonowaaier bij Tijd voor Taal accent Spelling Wat is de Fonowaaier? De Fonowaaier bundelt 40 klasactiviteiten om het fonologisch bewustzijn van kinderen uit de laatste kleuterklas en het eerste leerjaar te stimuleren. Door kinderen op een speelse manier klanken, woorden en zinnen te laten verkennen en (her)kennen geven we ontluikende geletterdheid alle ontwikkelingskansen. We kunnen in vele gevallen problemen bij het latere spellingonderwijs voorkomen. Een activiteit duurt ongeveer 15 minuten en kan op verschillende momenten in het schooljaar plaatsvinden. Belangrijk is wel dat er regelmatig wordt geoefend. Sommige activiteiten werken met geluidsfragmenten. Die staan op de bijhorende cd.
Tijd voor Taal accent – Spelling Fonowaaier - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - handleiding met cd - stappenboek (in handleiding) - oefenkaarten - wandplaten
Tijd voor Taal accent – Spelling Fonowaaier Ingrid Brock, Katrien Dejonghe, Dorine Dolphen, Stijn Storme Coördinatie: Jan Seys Omslag: Nancy Kers Lay-out: Karttouch, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts Muziek: Frank Van Overstraeten
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden. © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Eerste druk 2013 ISBN 978-90-306-5585-5 D/2013/0078/63 Art.nr. 513793 NUR 191
INHOUDSTAFEL Vaardigheid 1 – Aandachtig en analyserend luisteren, afzonderlijke woorden in een gesproken zin herkennen Stap 1: Geluiden van luid naar zacht herkennen Stap 2: Voorwerpen en hun geluid herkennen Stap 3: Een nonsenswoord ontdekken in een zin Stap 4: Gewone woorden herkennen in een zin Stap 5: Lidwoorden ontdekken en gebruiken in een zin in een verhaal Vaardigheid 2 – Zich bewust zijn van klankgroepen Stap 1: Je eigen naam hakken met beweging Stap 2: Voorwerpen kiezen en hakken Stap 3: Woorden hakken Stap 4: Lange woorden hakken Stap 5: Klankgroepen sorteren op aantal Vaardigheid 3 – Zich bewust zijn van woorden Stap 1: Het verschil tussen geluiden horen Stap 2: Het verschil tussen lange en korte klanken horen Stap 3: Het verschil tussen lange en korte woorden horen Stap 4: Lange en korte nonsenswoorden maken Stap 5: Lange en korte bestaande woorden herkennen Vaardigheid 4 – Zich bewust zijn van zinnen: lange, korte en foute zinnen herkennen en zelf zinnen maken Stap 1: Intonatie en ritme van zinnen Stap 2: Lange en korte zinnen herkennen Stap 3: Woorden als onderdelen van zinnen herkennen Stap 4: Woorden in een zin tellen Stap 5: Lange en korte zinnen classificeren
Vaardigheid 5 – Zich bewust zijn van rijm Stap 1: Genieten van rijm Stap 2: Rijmoefeningen Stap 3: Zelf rijmen zoeken Stap 4: Rijmparen zoeken Stap 5: Rijmverschillen zoeken Vaardigheid 6 – Woorden sorteren op beginklanken: medeklinkers aan het begin en in de rest van het woord onderscheiden Stap 1: Vooraan, eerste, achterste en laatste ervaren en toepassen Stap 2: Beginklank van eigennamen herkennen Stap 3: Woorden die beginnen met de klank ‘s’ Stap 4: Woorden die beginnen met ‘st’ Stap 5: Klankpositie: vooraan of achteraan in het woord? Vaardigheid 7 – Synthetiseren van klanken tot een woord. Het verbinden van afzonderlijke fonemen tot een woord Stap 1: De drieledige structuur in woordjes herkennen Stap 2: Inzicht in woorden verwerven Stap 3: Synthetiseren van woorden Stap 4: Synthetiseren van klanken Stap 5: Synthetiseren van klanken in woorden Vaardigheid 8 – Het isoleren van klanken in een woord: fonemen manipuleren (klanken weglaten, toevoegen of vervangen) Stap 1: Weglaten, toevoegen en vervangen begrijpen en toepassen Stap 2: Lange klanken herkennen in een gegeven woord Stap 3: Klanken herkennen. Woorden met een gegeven klank opnoemen Stap 4: Foneemdeletie: klanken in woorden weglaten Stap 5: Foneemsubstitutie: klanken in woorden vervangen
accent
Vaardigheid 3 Zich bewust zijn van woorden Het verschil tussen geluiden horen Materiaal - instrumenten die kort en lang klinken: cimbalen, woodblock, handtrom, triangel, djembé, klokkenspel - cd nr. 7 Activiteit Het kind experimenteert met de verschillende instrumenten. 1 Speel cd nr. 7. Houd aan zolang de kinderen het leuk vinden. 2 Speel afwisselend op twee instrumenten: één met lange klanken en één met korte klanken. Laat het kind bewegen op de verschillende klanken. 3 Stimuleer het kind om op een andere manier te bewegen op een korte klank (bv. vlugge bewegingen, springen, huppelen …) en op een lange klank (bv. trage bewegingen, glijden, schaatsen …).
STAP 1
accent Variant Gebruik in het begin twee instrumenten die duidelijk van klank verschillen. Als het kind het verschil duidelijk hoort, kun je er twee instrumenten bijnemen. Laat het kind zelf eens met de instrumenten experimenteren en daarna sorteren op lange en korte klanken. Mogelijke thema’s Sinterklaas, nieuw leven, herfst ‌ Spel Sinterklaas De kinderen bewegen als Sint (lange klank: statig en fier stappen) of Piet (korte klank: springen, huppelen). Nieuw leven De kinderen bewegen als een kuikentje (korte klank: graantjes pikken) of haan (lange klank: fier rondstappen). Herfst Gooi een esdoornvliegertje en een pluim in de lucht. Laat het kind kijken hoe ze vallen. Stimuleer het kind om een klank te vormen terwijl het kijkt naar de vallende pluim en het vliegertje. bv. kort: esdoornvliegertje (bv. wieowieowie); lang: pluim (bv. wieieieiewieieieieie) STAP 1
accent
Het verschil tussen lange en korte klanken horen Materiaal - papier in verschillende kleuren - krantenpapier - stiften - waskrijtjes - cd nr. 8 Activiteit - Scheur bladen gekleurd papier in lange en korte stroken. Laat het kind dat ook doen. Zijn het dezelfde stroken? Laat het kind het verschil opmerken tussen lange en korte stroken. Het kind sorteert de stroken. - Teken lange en korte strepen op een blad. Laat het kind dat ook doen. Zijn het dezelfde strepen? Laat het kind het verschil opmerken tussen lange en korte strepen. Geef de opdracht om korte(re) en lange(re) strepen te tekenen.
STAP 2
accent Variant - Laat het kind een klank vormen naargelang de lengte van de strook: a versus aa. - Het kind tekent en scheurt op muziek (cd nr. 8). Houd aan zolang de kinderen het leuk vinden. - Per twee: het ene kind produceert korte en lange klanken op een instrument. Het andere kind tekent korte en lange strepen op papier, afhankelijk van de klank. - Gebruik verschillende materialen om mee te tekenen (waskrijtjes, houtskool, vingerverf …) of op te tekenen (bord, grond, in zand …). Mogelijke thema’s Herfst, dieren … Spel - Herfst: tekenen met takken - Dieren: maak een dierengeluid terwijl je scheurt, bv. lange strook: miaaaauw – korte strook: mauw.
STAP 2
accent
Het verschil tussen lange en korte woorden horen Materiaal - materiaal van de thematafel of uit de klas - een voorwerp dat of tekening die iets langs (bv. een lange strook, een slang ...) en iets korts (bv. een korte strook, een worm ...) voorstelt Activiteit - Neem twee voorwerpen waarmee je werkt in de klas en leg ze in de kring. Zorg dat de namen van de voorwerpen duidelijk verschillen in lengte, bv. pen – aanwezigheidsregister, koek – flesopener, stift – kleurpotlood. - Het kind benoemt de voorwerpen, classificeert ze en legt ze bij de juiste tekening, bv. bij de slang komen het aanwezigheidsregister, de flesopener en het kleurpotlood, bij de worm komen de koek, de pen en de stift. Variant Het kind mag zelf voorwerpen uit de klas halen en ze classificeren.
STAP 3
accent Mogelijke thema’s Sinterklaas, bouwen, Kerst ‌ Spel - Sinterklaas/bouwen: het kind classificeert de voorwerpen in de juiste schoorsteen: lange woorden in de lange schoorsteen, korte woorden in de korte. - Kerst: grote en kleine kerstboom - Sprookjes: reus en kabouter
STAP 3
accent
Lange en korte nonsenswoorden maken Materiaal - cd nr. 9 Activiteit - Laat het kind een willekeurig nonsenswoord maken. Als dat vlot gaat, geef jij een nonsenswoord. Het kind zegt of het een lang of kort nonsenswoord is. - Het kind maakt zelf lange of korte nonsenswoorden, bv. jabbedabiedada, frananiera, sloepatitutare, dranototpoloka of dieda, prattie, snoema, flutie. Variant Als het kind moeite heeft om zelf nonsenswoorden te maken, laat je cd nr. 9 horen. Laat het kind de nonsenswoorden nazeggen. Houd aan zolang de kinderen het leuk vinden.
STAP 4
accent Mogelijke thema’s Aan de hand van het thema kun je het kind ook helpen om nonsenswoorden te maken. - de dokter: ziekezakkezoeken, snotterlafalapotter, pilletatoe … - de keuken: frietfaladie, tomatiepatie, macaronadala … - de baby: wewawie, koediewoedie, tutatiene …
STAP 4
accent
Lange en korte bestaande woorden herkennen Materiaal Geen Activiteit 1 Je geeft een aantal bestaande woorden. De kinderen zeggen of het een lang of kort woord is. - Lange woorden: sprookjeskasteel, paaslelie, modderbad, schietgeweer, snoepautomaat ... - Korte woorden: snoep, bal, oor, jas ... 2 Als dat vlot gaat, noemt het kind zelf bestaande lange of korte woorden. Variant Je geeft een aantal woordenduo’s. De kinderen zeggen welk woord het langste is. Bv.: kabouter en reus, lucifer en kerk, slang en lieveheersbeestje, toren en madeliefje, giraf en duizendpoot, tandendoosje en huis, boom en meikever, bus en schoenveter, regenworm en slang.
STAP 5
accent
Vaardigheid 5 Zich bewust zijn van rijm Genieten van rijm Materiaal - versierde korte huishoudrollen - een mand - een touw - de verschillende rijmen afgedrukt op papier Activiteit 1 De rijmpjes worden in de rollen gestoken en in een mand gestopt of in een mobiel opgehangen. - bv. Olleke bolleke rubisolleke, olleke bolleke knol. Al op een boerenwagentje, van rikketikke tol. 2 Eén kind kiest een rol. 3 Een ander kind staat in het midden van de kring en de anderen houden hun twee vuistjes naar voor. Op het ritme van het versje worden de vuistjes van de kinderen in de kring aangetikt door het kind in het midden van de kring. 4 Op ‘knol’ en ‘tol’ brengen ze die op de rug. Het kind dat als laatste zijn vuistjes naar voor hield, mag nu in de kring komen.
STAP 1
accent Variant Je kunt voorlezen uit Beertje Pippeloentje of Otje van A.M.G. Schmidt. Ook de gedichtenbundels van Geert De Kockere, Jan Van Coillie en Frank Adam zijn heel geschikt.
STAP 1
accent
Rijmoefeningen Materiaal Geen Activiteit Zing het volgende: Loe la lie lee la lie loe la la lie lee La lie loe la loe la loe la la lie lee. Verander de eerste letter door een letter naar keuze. Toe ta tie tee … Variant De kinderen vullen de toverspreuken aan. - Trip trap trop de beer staat op zijn … (kop). - Sim sala bim bam bom deze banaan is … (krom). - Rikke tikke tik een pakje met een … (strik). - Pief poef paf mijn broek zakt … (af). STAP 2
accent - Ziem zam zoem de bij zit op de … (bloem). - Hokus pokus pas, we springen in de … (plas). Ze kunnen ook deze zinnen afwerken: - Boe zegt de … (koe). - Tik tak tok doet de … (klok). - De hond lag bij de haard en ik stapte op zijn … (staart). - De muis eet kaas, de roos staat in de … (vaas). - Wij zijn blij want de kip legt een … (ei). - Ik lees een boek en eet een … (koek). - Ik draai in het rond en spring op de … (grond). - Ik dans en spring en draag een gouden … (ring). - Geen rook zonder vuur, geen auto zonder … (stuur). - Nu ben ik moe en doe mijn oogjes … (toe).
STAP 2
accent
Zelf rijmen zoeken Materiaal - allerlei gekleurde stroken papier Activiteit Het kind zoekt een woord dat rijmt op … - veer: peer, heer, zeer, beer, teer … - maan: traan, kraan, baan, gaan, banaan … - rok: hok, tok, sok, blok, brok, slok … - zus: mus, dus, bus, lus, klus, kus, plus … - mier: hier, dier, kier, plezier, pier, fier, vier …
STAP 3
accent Variant Rijmen op kleuren Het kind neemt een gekleurde kaart en zoekt rijmwoorden. - geel: kameel, steel, keel … - blauw: mouw, schouw, pauw … - rood: noot, boot, goot, groot … - paars: laars, kaars … - oranje: Spanje, kastanje … - bruin: schuin, tuin, duin … Rijmen op lichaamsdelen Toon een lichaamsdeel en het kind zoekt rijmwoorden. - been: teen, ween, steen … - oor: boor, koor, kantoor, door … - mond: hond, gezond, gewond, bont … - buik: luik, pruik, duik, struik … - haar: raar, gevaar, klaar, maar, daar, zwaar … - lip: wip, kip, schip, strip, trip, stip … STAP 3
accent
Rijmparen zoeken Materiaal - afbeeldingen van rijmparen Activiteit Je speelt met de kinderen een lottospel met verschillende rijmkaartjes: - boot – noot - vuur – muur - zand – tand - bad – blad - klok – hok - huis – muis Variant De kinderen nemen één voor één een afbeelding. Zet muziek op. De kinderen lopen rond en zoeken binnen de tijd van een muziekje hun rijmvriend. Zo vormen ze rijmparen. Samen zeggen ze hardop de rijmparen. De anderen luisteren of ze juist zijn. STAP 4
accent
Rijmverschillen zoeken Materiaal Geen Activiteit Een van de vier woorden in de rij rijmt niet. Het kind zoekt dat woord. - slak, glas, dak, zak - teen, steen, peer, been - rok, sok, rol, hok - haan, haak, kraan, banaan Variant Zinnen met foute rijmwoorden Het kind benoemt het foute woord en zoekt een juist rijmwoord. Leg de nadruk op het woord waarop moet gerijmd worden. - We zitten in de klas met onze schoenen. - bv. We zitten in de klas met onze jas. STAP 5
accent - Op het dak van ons huis zit een aap. - bv. Op het dak van ons huis zit een muis. - Aan de waslijn hangen een sok en een broek. - bv. Aan de waslijn hangen een sok en een rok.
STAP 5