accent
Spelling
Handleiding 5 Peter Willems Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet
Met medewerking van Filip Casier Maarten Dumoulin Tine Geenen Myriam Monstrey Herlinde Roose Stijn Storme Annelore Tanghe Karolien Willems
Tijd voor Taal accent – Spelling 5 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - stappenboek - stappenboek correctiesleutel - Z-blok - Z-blok correctiesleutel - handleiding met cd - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Handleiding 5 Peter Willems met medewerking van: Filip Casier, Maarten Dumoulin, Tine Geenen, Myriam Monstrey, Herlinde Roose, Stijn Storme, Annelore Tanghe, Karolien Willems Coördinatie: Jan Seys, Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Illustraties: Anke Rymenams Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden.
© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eerste druk, eerste bijdruk 2015 ISBN 978-90-306-5605-0 D/2013/0078/39 Art.nr. 513819/02 NUR 191
accent
Inhoud
cd met spelliedjes (bijlage) Bladwijzer: beschrijving van een gewone spellingweek (bijlage)
Inhoud Inleiding
5
Overzicht van de strategieĂŤn
27
Lesbegeleiding
31
Kopieerbladen - Correctiesleutel oefenkaarten
175
- Zorgdictees
201
- ei- en au-kaart
239
- Werkwoordschema
241
- Invulwerkwoordschema
242
- Wandplaten
243
- Spelliedjes met akkoorden
247
- SIP-bladen
255
Woordfrequentielijst
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
269
Inhoud
3
accent
Inleiding
ALGEMEEN De spellingmodule is een vernieuwde versie van Tijd voor Taal Spelling en maakt inherent deel uit van de totale taalmethode Tijd voor Taal accent (TvT’). De spellingmodule start vanaf het midden van het eerste leerjaar en loopt tot en met het zesde leerjaar. Voor de derde kleuterklas en het eerste semester van het eerste leerjaar zijn in de nieuwe spellingmodule voorbereidende activiteiten voorzien: de fonowaaier. Voor spellingzwakke leerlingen is een speciale zorgeditie ontwikkeld. Aan de hand van enkele vragen gaan we dieper in op de overeenkomsten en verschillen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling. Die vragen maken ook nieuwe TvT-gebruikers wegwijs. 1 Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? 2 Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? 3 Hoe werkt de directe instructiemethode? 4 Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? 5 Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? 6 Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? 7 Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? 8 Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor de automatisering? 9 Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? 10 Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? 11 Hoe zien de regels eruit? 12 Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? 13 Worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid?
1 Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? De gelijkenissen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling zijn treffend. - Er is een handleiding (met kopieerbladen), een werkschrift voor alle leerlingen en een stappenboek met differentiatieoefeningen. De opbouw in de handleiding, het werkschrift en het stappenboek is gelijk gebleven maar opgefrist, onder andere met totaal nieuwe oefeningen en stappenblokken. - Er zijn dezelfde media voor klassikaal gebruik: wandplaten, cd met liedjes enz. - Zoals in TvT kan de nieuwe spellingmodule in scholen van zowel het VVKBaO (katholieke net), het OVSG (gemeentelijk onderwijs) als het GO! (gemeenschapsonderwijs) worden gebruikt. Als gevolg van de verschillende leerplannen worden sommige lessen alleen in een school van het VVKBaO, GO! of het OVSG gegeven. In die uitzonderlijke gevallen wordt in de handleiding precies aangeduid wat je dan moet doen. Oefeningen in het werkschrift die bijvoorbeeld voor een OVSG-school niet van toepassing zijn, kunnen uitgescheurd of gewoon niet ingevuld worden. Een VVKBaO-school doet dan precies hetzelfde voor de OVSG-pagina’s. - Ook TvT’ Spelling is volgens het directe instructiemodel uitgewerkt.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Dat model biedt de beste methode om het spellen op een systematische wijze aan te leren. De aanpak via directe instructie is in TvT door ons al wat aangepast. Zo is er in de fase van de verwerking van de directe instructiemethode aandacht voor differentiatie. Dat gebeurt via het zogenaamde bhv-model (basis-herhalingverdieping) of model van het beheersingsleren. Het door ons aangepaste directe instructiemodel blijkt nu perfect aan te sluiten bij het meer recente IGDI-model. IGDI staat voor: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. - Zoals in TvT gebeurt de differentiatie voornamelijk op basis van een wekelijks dictee. Maar ook die dictees zijn nu opgefrist: nieuwe woorden en zinnen, en altijd dezelfde maximumscore (in TvT was de eindscore telkens anders). - De controledictees van TvT’ Spelling (en het daaraan gekoppelde leerlingvolgsysteem of LVS) zijn identiek aan de controledictees van TvT Spelling (vijf per leerjaar). De normering van de controledictees is evenwel geactualiseerd. Om na de tussentijdse controledictees te differentiëren, zijn opnieuw – weliswaar andere – oefenkaarten voorzien.
Inleiding
5
accent
Inleiding
- De woordpakketten zijn onveranderd. Een zeer beperkt aantal woorden is gewijzigd (waaronder enkele zogenaamde banaanwoorden), maar de keuze van woorden blijft ‘normaalfunctioneel’. Dat wil zeggen: de woorden staan in relatie tot iets wat de leerlingen echt nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. - De woordpakketten worden net als in TvT opnieuw recto in het werkschrift weergegeven. Het terugkeren naar de vorige bladzijde tijdens de inoefening (om een pakketwoord te kiezen), nodigt de leerling uit om het woordbeeld van dat pakketwoord eventjes visueel vast te houden.
Van Hell, Bosman & Bartelings (2003) vinden in hun onderzoek bewijzen waaruit blijkt dat die aanpak zeer effectief is. - ‘Gemengde spellers’ blijven ons doel. We reiken de leerlingen zoveel mogelijk verschillende strategieën aan: hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg en zoekweg. Bij de regels blijven we kiezen voor sobere, duidelijke regelmethodieken (bijvoorbeeld geen ellenlange algoritmes voor het verdubbelen/ verenkelen of voor het schrijven van de werkwoorden). Uit een enquête bij TvT-gebruikers blijkt immers dat men zeer tevreden is over de gebruikte regels.
2 Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? In TvT’ Spelling worden nieuwe ACCENTEN gelegd. Zo is er meer zorg voor de zwakkere, maar ook voor de sterkere leerling. - De lesgang in de handleiding is beknopter. Ben je met TvT vertrouwd, dan hoef je niet telkens de handleiding te raadplegen. De ‘Bladwijzer’ als wegwijzer op de lessenaar is meestal voldoende. Er is in de lesgang meer aandacht voor specifieke zorginitiatieven: suggesties voor pre-instructie, voor begeleidende (verlengde) instructie, voor sticordi-maatregelen. - In de woordpakketten van het werkschrift staat voor elk zelfstandig naamwoord nu ook een lidwoord. Vooral leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen, zouden van die aanvulling moeten profiteren omdat zij vaak problemen hebben met de juiste keuze van het lidwoord (bijvoorbeeld: ‘de’ of ‘het’ boek?). - De oefeningen in het werk schrift zijn vernieuwd. Je start zoveel mogelijk NIEUWE ACCENTEN! met pakketoefeningen: oefeningen waarin alleen pakketwoorden aan bod komen (ze zijn met een ‘strikje’ aangeduid). In de resterende oefeningen zijn ook transferwoorden opgenomen. Hier kun je al tussen zwakkere en sterkere spellers differentiëren. Oefeningen zoals in TvT waarbij foute woorden moeten gecorrigeerd worden, tref je niet meer aan. Er zijn twee redenen: ten eerste blijkt uit enquêtes dat TvT-gebruikers die oefeningen liever niet tegenkomen, omdat leerlingen door de foute woordbeelden in de war geraken. Ten tweede is er momenteel geen onderzoek dat
6
Inleiding
-
- -
-
- -
eventuele voordelen van zulke oefeningen hard maakt. Er zijn in het werkschrift meer extra oefeningen voorzien. De ‘ga-door-oefening’ van TvT is nu vervangen door meerdere ‘vervolgoefeningen’ (tot het derde leerjaar) of door ‘vervolgopdrachten’ (van het vierde tot het zesde leerjaar). Vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. Vooral sterkere leerlingen komen hier aan hun trekken. De oefeningen in het stappenblok of stappenboek zijn vernieuwd: aangepaste herhalingsoefeningen voor de zwakkere leerlingen, uitdagende verdiepingsoefeningen voor de sterkere spellers. Voor het wekelijkse dictee is er altijd dezelfde maximumscore. Vanaf het vierde leerjaar kunnen zorgleerlingen een invuldictee maken. Ze maken dan hetzelfde dictee als de grote groep, maar moeten alleen de pakketwoorden invullen. Er zijn andere en bijkomende oefenkaarten ontwikkeld. Op basis van analyses van foutenroosters is rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden. Voor de meest voorkomende spellingfouten zijn bijgevolg ook extra oefenkaarten ontwikkeld. Het hele ICT-oefenpakket wordt vervangen door bingeloefeningen, die online worden aangeboden. Voor de werkwoordspelling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar is NIEUWE telkens een extra ACCENTEN! (facultatieve) oefenbundel voorzien.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
- TvT’ Spelling wil kleuters en eersteklassertjes NIEUWE beter voorbereiden op ACCENTEN! het spellingonderwijs. In de fonowaaier tref je leuke, gevarieerde voorbereidende activiteiten aan. - Aan TvT’ Spelling is ook een nieuw evaluatieinstrument toegevoegd om de zogenaamde ‘output’ te meten. Dat betekent dat we op het einde van de basisschool de beheersing van alle leerinhouden van het eerste tot het zesde leerjaar – en dus van de eindtermen – via het 100 woordendictee meten. - TvT’ Spelling houdt ook rekening met de nieuwe termen die je in de eindtermen en de leerplannen Nederlands (taalbeschouwing) terugvindt. - Ten slotte is voor de spellingzwakke leerlingen een speciale zorgeditie (de Z-editie) ontwikkeld:
een werkschrift dat naadloos aansluit bij het werkschrift voor de grote groep kinderen maar waar de opdrachten eenvoudiger geformuleerd zijn, oefenvormen aangepast zijn en de lay-out veel soberder is. Stappenboeken en stappenblokken worden vervangen door Z-blokken. - Alle genoemde zorginitiatieven (directe instructie, pre-instructie, begeleidende (verlengde) instructie, bhv-model, sticordi-maatregelen, pakketoefeningen, de invuldictees, de speciale zorgeditie) worden gekaderd binnen het zogenaamde ‘zorgcontinuüm’ (zie verder bij vraag 7). De spellingstrategieën worden overzichtelijk weergegeven in zogenaamde spellingweters. Die staan achteraan in het werkschrift en vervangen de leerbladen uit TvT. In de lesgang is telkens gelet op een meer functioneel gebruik van de spellinstrategieën via die spellingweters.
3 Hoe werkt de directe instructiemethode? Excellente instructie is de sleutel voor het voorkomen van spellingproblemen. Bij het leren spellen blijkt het directe instructiemodel de beste resultaten op te leveren (Veenman, 1998; Leenders e.a., 2002). Het model is al in TvT door ons aangepast en blijkt nu perfect aan te sluiten bij de uitgangspunten van het meer recente IGDImodel, wat staat voor: Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie. Binnen IGDI zijn de fasen van de directe instructie aangepast, zodat er meer differentiatie in uitleg en instructietijd tussen de leerlingen ontstaat. We onderscheiden de volgende stappen (zie ook de ‘Snelstart’): - een terugblik, waarin je de leerinhouden van de vorige lessen herhaalt; - de presentatie van de nieuwe leerinhouden, waarbij het ‘oriënteren’ heel centraal staat; - de verdere automatisering of inoefening (met mogelijkheden tot verlengde instructie); - een evaluatiemoment, waarin je de beheersing van het geleerde controleert; - de verwerking, waar je gedifferentieerd werkt (herhaling/verdieping); - de procesevaluatie/reflectie, waarbij je de leerlingen uitnodigt om na te denken over hun vorderingen, ervaringen e.d. tijdens het leerproces. De verschillende stappen worden in TvT’ Spelling als volgt in lesblokken van 25 minuten geordend:
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
- lesblok A (25’): 1 Terugblik 2 Presentatie/oriëntatie - lesblok B (25’): 3 Automatisering - lesblok C (25’): 4 Evaluatie - lesblok D (25’): 5 Verwerking (herhaling/verdieping) 6 Procesevaluatie/reflectie De lesblokken A en B kun je telkens samenvoegen. Zo verkrijg je een blok van 50 minuten (bijvoorbeeld in de hogere leerjaren). Typisch voor de terugblik (lesblok A) is het werken met de schrijflei. De schrijflei is een bordje Met een schrijflei kun met een stift (of krijtje). je op de meest efficiënte Als je een woord uit manier directe feedback een vorige les dicteert, geven. Dat blijkt uit een noteert elke leerling recent onderzoek van dat woord op de professor D. William. individuele schrijflei. Het grote voordeel van het werken met zo’n schrijflei is dat het directe feedback mogelijk maakt. Met andere woorden, als de schrijflei in de lucht wordt gestoken, kun je eventuele fouten direct analyseren en remediëren. Recent onderzoek van de Londense professor Dylan William leert dat je met de schrijflei (‘mini-whiteboard’) de werkhouding en betrokkenheid van alle leerlingen zeer sterk verhoogt. Via het internet kun je de BBCdocumentaires over zijn Classroom Experiment bekijken (zie Gilbert, 2010).
Inleiding
7
accent
Inleiding
In plaats van op een schrijflei kunnen de leerlingen ook in een oefenschriftje noteren. Die manier van werken is omslachtiger, waardoor ook de feedback uitgesteld en dus minder efficiënt wordt. Als de leerlingen niet over een schrijflei beschikken of als je het werken met een oefenschriftje te omslachtig vindt, kun je de woorden ook letter voor letter laten spellen. Dat wil zeggen: je dicteert bijvoorbeeld auto en je vraagt een leerling dat woord letter voor letter te spellen: a-u-t-o. Zo weet je onmiddellijk of de leerling de au met a-u of o-u schrijft. In de presentatie/oriëntatie van hetzelfde lesblok A moeten de leerlingen zo goed mogelijk op het spellingprobleem en de oplossing ervan georiënteerd worden: wat is het probleem en hoe kan ik het aanpakken? Gebruik je de Beertjes van Meichenbaum, dan kun je die zeker in deze lesfase ten tonele voeren. De oriëntatie gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen zelf ontdekken hoe ze kunnen verlengen om te weten of een woord op d of t eindigt. Je zegt de regel dus niet voor! Bij sommige leerinhouden, vooral in de derde graad, is een inductieve aanpak evenwel onmogelijk. Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen onmogelijk zelf ontdekken waarom de woorden apotheek, katholiek, thee met th worden geschreven. Je kunt de leerlingen die woorden wel laten rubriceren en vragen welk spellingprobleem ze gemeen hebben. Dergelijke rubriceeroefeningen zijn typisch voor de derde graad.
Meestal wordt een kapstokwoord aangeboden om de schrijfwijze van die woorden te onthouden (zie verder: de analogiestrategie of net-als-weg). Na lesblok A wordt het spellingprobleem verder ingeoefend. We spreken over automatisering (lesblok B). In het werkschrift zijn daarvoor leuke oefeningen voorzien. Typische oefeningen zijn bijvoorbeeld het hakken en plakken, waar de leerlingen eerst de kop, vervolgens de buik en ten slotte de staart van een woord moeten schrijven. Bijvoorbeeld: g-ooi-t = gooit. Via hak- en plakoefeningen (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van een woord kennen. Via letter-voor-letter-oefeningen (mondeling spellen) wordt de lettervolgorde geautomatiseerd. Naast de hak- en plakoefening leren ze in andere oefeningen ook alle letters los te schrijven. Bijvoorbeeld: g-o-o-i-t = gooit. Uit onderzoek is gebleken dat dergelijke letter-voor-letteroefeningen zeer belangrijk zijn, vooral voor leerlingen met spellingproblemen of dyslexie (Van Biervliet, 2003). Met andere woorden: via hakken en plakken (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van de te schrijven woorden kennen (g-ooi-t); via het letter-voor-letterschrijven leren ze vooral de lettervolgorde in die woorden (g-o-o-i-t). Op basis van de scores voor een wekelijks dictee in lesblok C worden in lesblok D twee groepen gemaakt. De ene groep maakt in het stappenboek (of stappenblok met scheurbladen) herhalingsoefeningen, de andere groep verdiepingsoefeningen.
4 Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? 4.1 Pakketwoorden, maar ook transferwoorden Preventie en vroegtijdige interventies zijn duidelijk effectiever en efficiënter dan late interventies of leerhulp. Daarom moeten de leerlingen in hun leerproces ook nauwkeurig worden gevolgd. Om dat mogelijk te maken, voorzien we elke week een kort evaluatiemoment (lesblok C). Via een dictee wordt de beheersing van het woordpakket gecontroleerd. Meestal zijn in het dictee ook transferwoorden voorzien. Transferwoorden zijn woorden die niet in het woordpakket staan, maar wel hetzelfde spellingprobleem hebben. Zo voorziet het dictee voor het pakket met woorden met eind-t of -d ook
8
Inleiding
andere woorden dan de pakketwoorden om te zien of de verlengingsregel wel echt beheerst wordt. Ook in een dictee bij een woordpakket met onthoudwoorden staan soms transferwoorden. Het zijn dan vooral samengestelde woorden, waarbij een deel ervan een geleerd onthoudwoord is. Bijvoorbeeld: in het woordpakket staat saus, in het dictee pepersaus. In de handleiding staat precies aangeduid wat geëvalueerd moet worden. We gaan er telkens van uit dat het geleerde spellingprobleem wordt getoetst (1 punt per woordfout, hoofdletterfout of fout tegen het leesteken). Dat neemt echter niet weg dat alle andere spellingfouten in het dictee aangeduid kunnen worden.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
4.2 Aandacht voor leestekens In het dictee worden af en toe ook de leestekens geëvalueerd. Die worden in de spellinglessen niet expliciet aangebracht (1), tenzij bij speciale gevallen zoals de aanhalingstekens. 4.3 (Voorlopig) niet te beheersen leerinhouden Leerinhouden die nog niet beheerst moeten zijn, worden wel geëvalueerd maar niet extra geremedieerd. Leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan gewerkt moet worden (2), zijn ook in de evaluatie opgenomen (evenals in de grote controledictees: zie verder). Het is dan niet de Leerinhouden die nog niet bedoeling om te beheerst moeten zijn, worden controleren of die wel geëvalueerd maar niet spellinginhouden extra geremedieerd. (zoals de regel van het verenkelen of het verdubbelen, de werkwoordspelling enz.) verworven zijn, maar wel om regelmatig te toetsen in welke mate de leerlingen inzicht hebben verworven in die inhouden. Op die manier beogen we een permanente evaluatie, die ons in staat stelt snel in te grijpen als er zich spellingproblemen voordoen. Het is evenwel niet de bedoeling leerlingen die de leerinhouden nog niet beheersen, naar de taakklas (A-klas), zorgbegeleider e.d. door te verwijzen.
Je kunt bijvoorbeeld beslissen om zeer spellingzwakke leerlingen vanaf het vierde leerjaar tijdens het dictee alleen de pakketwoorden te laten schrijven. Voor die leerlingen is een invuldictee voorzien (je vindt ze in de kopieerbladen). Ze krijgen hetzelfde dictee als de andere leerlingen maar moeten dus niet alles opschrijven, enkel de in te vullen pakketwoorden. 4.7 Verbetering Het wekelijkse dictee verbeter je het best onmiddellijk. Uitgestelde feedback heeft geen zin. In de hogere leerjaren kunnen de leerlingen eventueel zelf het dictee verbeteren. Bij het begin van lesblok D (verwerking) geef je de leerlingen hun dictee terug. Ze kopiëren de fout geschreven woorden drie keer in een oefenschrift (kladblok, apart blaadje …). Het kopiëren gebeurt het best naast elkaar. niet: thee thee thee wel: thee, thee, thee Het onder elkaar kopiëren nodigt de leerlingen al te vaak uit tot een blindweg kopiëren van de aparte letters (bijvoorbeeld: eerst alle t’s, dan alle h’s enz.). Het naast elkaar overschrijven verplicht de leerling het woord telkens goed te analyseren. 4.8 Controledictees
4.4 Controleattitude Ten slotte staat tijdens het dictee ook het aanleren van een goede controleattitude centraal. De leerlingen worden uitgenodigd om na het dictee het geschrevene te controleren en een kruisje te plaatsen bij de woorden waarvan ze niet zeker zijn dat ze juist geschreven werden. 4.5 Uitgebreider dictee Wil je een uitgebreider dictee geven (d.w.z. met meer woorden dan in de handleiding is voorzien), dan vind je in de handleiding ook een uitbreidingslijst met frequente woorden (zie ook verder: Normale functionaliteit). 4.6 Invuldictees
NIEUW ACCENT:
INVULDICTEES Voor sommige zwakke spellers zijn zogenaamde sticordi-maatregelen genomen (zie ook 7.3).
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Naast de wekelijkse evaluatie zijn er ook vijf grote controledictees voorzien: twee in het eerste trimester, drie in de volgende trimesters. (In de methode is er voor het eerste trimester van het eerste leerjaar evenwel geen spelling voorzien!) Die dictees controleren de beheersing van de geleerde inhouden over een langere periode. Ook dat is belangrijk. We stellen immers vast dat vele leerlingen de aparte spellingproblemen wel goed beheersen, maar er niet in slagen ze te integreren. Het controledictee vindt meestal plaats in een week waarin een gemakkelijk woordpakket aan bod komt. In zo’n week vallen – indien mogelijk – de herhalings- en verdiepingsoefeningen van lesblok D weg omdat we verwachten dat klassikale inoefening dan voldoende is om het spellingprobleem van dat pakket te beheersen. Toetsbladen voor de grote controledictees vind je als kopieerblad in de handleiding.
Inleiding
9
accent
Inleiding
De herhalings- en verdiepingsoefeningen worden dus door een groot controledictee vervangen. In sommige weken, bijvoorbeeld in proefwerkweken net voor grote vakantieperiodes, is er alleen een groot controledictee. Er wordt dan geen nieuwe leerinhoud aangebracht. Voor elk controledictee is een toetsblad voorzien. Je vindt het als kopieerblad in deze handleiding. De controledictees werden tijdens het schooljaar 2008-2009 opnieuw genormeerd. Dat gebeurde op basis van een ruime steekproef
in heel Vlaanderen, rekening houdend met een goede NIEUWE ACCENTEN! spreiding over de provincies heen, de onderwijsnetten, de geografische spreiding (landelijk versus stedelijk) en klassengrootte (klein/middelmatig/groot). De nieuwe normering laat ons toe om beheersingszones te berekenen (A-B-C-D-E). Zo kun je niet alleen de mate van spellingbeheersing nagaan, maar ook de vorderingen van de leerlingen gemakkelijker in kaart brengen.
5 Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? 5.1 Foutenroosters De motor van het LVS wordt aangedreven door de controledictees. Aan de hand van een rooster maak je van elk controledictee een foutenanalyse. Je noteert per leerling niet alleen de totaalscore, maar ook de deelscores voor het woorddictee en voor het zinnendictee. De namen van de leerlingen kun je in alfabetische volgorde of volgens klasnummer noteren. Wij stellen echter voor de namen te sorteren op basis van de behaalde resultaten: eerst de leerling met de hoogste score enz. Via het foutenrooster Ervaring leert dat krijg je een mooi overzo’n ordening tot een zicht van elke leerling grotere overzichtelijkapart, maar ook van de heid en dus ook aandacht voor de zwakke hele klasgroep. spellers leidt. Met kruisjes duid je vervolgens per leerling aan welke fouten zijn gemaakt. Let wel: in hetzelfde woord kunnen verschillende fouten staan (bijvoorbeeld: kabbauter i.p.v. kabouter); die worden ook aangestipt. Van elke foutencategorie tel je ten slotte het aantal leerlingen. Op die manier verkrijg je een goed overzicht van de leerinhouden die
met de hele klas nog eens extra geoefend moeten worden. Bewaar de foutenroosters zorgvuldig, want ze maken deel uit van het leerlingvolgsysteem (LVS). 5.2 Digitaal LVS Het LVS kan ook online worden ontwikkeld. Bij het begin van het schooljaar voer je de namen van alle leerlingen in. Na een groot controledictee tik je de resultaten in en duid je ook de fouten via een simpele klik in het foutenrooster aan. Vervolgens druk je één klassikaal takenblad af waarop de kinderen kunnen zien welke oefenkaarten en/ of ‘bingeloefeningen’ ze tijdens de herhalingsweek moeten maken (zie verder). Naast het klassikale foutenrooster kan ook een individueel handelingsplan worden opgevraagd. Op dat plan staan de resultaten en de fouten die de individuele leerling heeft gemaakt en is er ook ruimte voorzien voor opmerkingen, afspraken enz. in verband met verdere remediëring e.d. Na elk controledictee wordt het individuele handelingsplan automatisch aangevuld, zodat je op het einde van het schooljaar een mooi overzicht per leerling hebt.
6 Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? 6.1 Tempodifferentiatie In het werkschrift staan extra oefeningen voor de vluggerds: vervolgoefeningen (tot het derde leerjaar) en vervolgopdrachten (van het vierde tot het zesde leerjaar). De vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. De vervolgoefeningen zijn voor elk woordpakket anders. De vervolgopdrachten zijn daarentegen telkens dezelfde. Leerlingen vanaf
10
Inleiding
het vierde leerjaar kiezen zelf een opdracht (of opdrachten) en voeren die uit, aan de hand van de pakketwoorden die op dat moment aan de orde zijn. Spreek met de leerlingen goed af waar ze de antwoorden moeten noteren. Niet elke opdracht past bij NIEUWE elk woordpakket. ACCENTEN! De leerlingen moeten dus goed nadenken over de keuze van de vervolgopdracht:
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
ofwel kiezen ze een opdracht die ze individueel volbrengen (‘Met deze oefeningen kun je snel aan de slag …’), ofwel een opdracht waarvoor de samenwerking met een andere leerling is vereist (‘Met deze oefeningen zoek je een klasgenoot …’), ofwel een heel creatieve opdracht (‘Met deze oefeningen maak je je eigen taalspel. Voorzie wel de nodige tijd…’), ofwel een opdracht die uitsluitend voor de werkwoordspelling is bedoeld (‘Met deze oefeningen train je de werkwoordspelling…’). Je kunt een leerling ook vragen een ander woordpakket te oefenen (anders dan het woordpakket van de week). 6.2 Gedifferentieerde oefeningen in het stappenboek of -blok Met het bhv-model (ook beheersingsleren of mastery learning genoemd; b = basis, h = herhaling, v = verdieping) willen we binnen een klasgroep zo goed en zo uitgesproken mogelijk tegemoetkomen aan de individuele verschillen tussen de leerlingen (Block, 1971). Het is een populair model omdat ook rekening gehouden wordt met de differentiatiecapaciteit van de leraar. Volgens Bosker (2005) zijn er immers grenzen aan dat differentiëren. Zo leidt te vergaande differentiatie niet tot betere resultaten bij de leerlingen precies omdat de instructierol van de leraar dan kleiner wordt (Allington, 1995). Het bhv-model voorziet in een meer gematigde differentiatievorm: na de klassikale instructie (lesblok A) en inoefening (lesblok B) van de basisleerstof (= b) voor alle leerlingen wordt een klein wekelijks dictee (lesblok C) afgenomen. Op basis van de resultaten voor dat dictee worden twee groepen onderscheiden: afhakers, die minder dan 80 % behalen, en koplopers. De 80 %-grens is niet normatief. Je kunt de grens zelf Koplopers behalen verhogen of verlagen. minstens 80 % voor Let op: hanteer nooit het wekelijks dictee. Ze de termen ‘afhaker’ maken zelfstandig de en ‘koploper’ in het verdiepingsoefeningen bijzijn van de en corrigeren zelf. kinderen! In lesblok D krijgen afhakers herhalingsoefeningen (= h) en koplopers verdiepingsoefeningen (= v) aangeboden. Herhalings- en verdiepingsoefeningen staan niet in het werkschrift maar in het stappenboek of -blok. Voor het eerste leerjaar wordt het stappenboek in de vorm van kopieerbladen aangeboden. Voor het tweede, derde en vierde leerjaar zijn scheurblokken voorzien. In de derde graad maken
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
de leerlingen de oefeningen in een oefenschrift of iets dergelijks. De koplopers werken zelfstandig aan de verdiepingsoefeningen. Die zijn niet eenvoudig, omdat we hen blijvend willen uitdagen. Panikeer dus niet als ze met een oefening wat moeilijkheden hebben. Na het zelfstandig werk kunnen ze via de correctiesleutel zelf de juiste oplossing vinden en aanduiden welke fouten ze gemaakt hebben. Spreek met de leerlingen precies af hoe ze moeten corrigeren. De afhakers groepeer je het best rond een zogenaamde instructietafel. Eerst herhaal je de instructie (zie lesblok A) kort en krachtig. Laat de leerlingen de geleerde strategie(ën) nog eens een voor een duidelijk verwoorden. Gebruik daarvoor de spellingweters. Afhakers maken onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Dat gebeurt aan de instructietafel. Vervolgens maken die leerlingen onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Heb oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. 6.3 Remediërings- en verrijkingsweek 6.3.1 Mijn moeilijke woorden Naast het wekelijkse differentiatiemoment is er ook de remediëringsweek, die telkens op een groot controledictee volgt. Analyseer vooraf zeer grondig het foutenrooster. Orden de meest voorkomende fouten. Laat de leerlingen bij de start van de remediëringsweek eerst de fout geschreven woorden correct noteren op het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ achteraan in hun werkschrift. Bij heel zwakke spellers kan het evenwel nuttig zijn dat je zelf het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ aanvult. Op die manier ben je er zeker van dat de woorden juist zijn geschreven (zie verder: leerprincipe compenseren). 6.3.2 Klassikale remediëring en spellingweters Als blijkt dat het NIEUW ACCENT: merendeel van SPELLINGWETERS de leerlingen van de klasgroep een bepaalde leerinhoud onvoldoende beheerst (zie de resultaten onderaan op het foutenrooster), kun je de remediëringsweek starten met een klassikale herhalingsles omtrent die leerinhoud.
Inleiding
11
accent
Inleiding
Heb daarbij oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. Bekijk met de leerlingen ook de spellingweters. Ze bieden een mooi overzicht van de geleerde strategieën. 6.3.3 Groepsgewijze en/of individuele remediëring Na de (eventuele) klassikale herhalingslessen begin je met de remediëring van kleinere groepjes met hetzelfde spellingprobleem. Begeleid die groepjes telkens aan de instructietafel terwijl de andere leerlingen verrijkingsstof (in verband met spelling of andere vaardigheden zoals rekenen, stellen, lezen enz.) aangeboden krijgen en zelfstandig verwerken (bijvoorbeeld via contractwerk, hoekenwerk enz.). De begeleiding aan de instructietafel start je het best met een herhaling van de instructie omtrent het betreffende spellingprobleem. Voor verdere inoefening na de herhaalde instructie kun je een beroep doen op speciaal ontworpen oefenkaarten. Die zijn genummerd. Onderaan op het foutenrooster tref je per foutencategorie het nummer van de corresponderende oefenkaart aan. Bij elke kaart hoort ook een correctiesleutel. Werk met een vast systeem. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen de oefeningen met blauwe pen maken, de zelfcorrectie gebeurt met groen en de verbeteringen worden door jou met rood aangebracht.
Op school kun je een databank met alle mogelijke categorieoefeningen aanleggen. Ook de oefenkaarten van TvT Spelling kunnen hier een plaats krijgen. Niets belet je om zelf nog kaarten te maken. Zo kun je op termijn een interessante databank met categorieoefeningen opbouwen. Je kunt zelfs een kopie van elke kaart in een centrale databank (bijvoorbeeld in de lerarenkamer) stoppen. Op die manier kunnen ook je collega’s van andere leerjaren aangepaste oefeningen vinden, als ze bijvoorbeeld geconfronteerd worden met ‘oudere’ spellingproblemen, die al in een vroeger leerjaar beheerst moesten zijn. 6.3.5 Bingeloefeningen
NIEUWE In plaats van te werken ACCENTEN! met oefenkaarten kun je ook een beroep doen op de bingeloefeningen, die online worden aangeboden. De bingeloefeningen vervangen het ICT-pakket van TvT Spelling. De organisatie van de remediëring wordt met de bingeloefeningen veel gemakkelijker, omdat ze in de oefeningen zelf is ingebouwd. Op het takenbord hoef je slechts aan te duiden welke leerling naar welke bingeloefening moet. 6.3.6 Verrijkingsopdrachten: enkele suggesties
Je kunt ook op een eenvoudigere wijze te werk gaan. In plaats van een groepsgewijze begeleiding te bieden, ga je direct individueel te werk. Eerst bepaal je op basis van het foutenrooster welke leerlingen welke oefenkaarten moeten maken. Op een takenbord (met klaslijst) noteer je naast de namen van de leerlingen de nummers van de kaarten. De leerlingen kunnen dan zelfstandig aan het werk, terwijl jij alles nauwgezet opvolgt. Je begeleidt de leerlingen die ‘vastlopen’, individueel of groepsgewijs. Goede spellers krijgen intussen verrijkingstaken of kunnen zelfs zwakkere spellers helpen. 6.3.4 De oefenkaarten Er zijn andere oefenkaarten dan in TvT Spelling. Op basis van foutenanalyses is bovendien rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden en zijn bijgevolg voor de meest voorkomende spellingfouten ook extra oefenkaarten ontwikkeld.
12
Inleiding
- Sterke spellers begeleiden zwakke spellers bij het maken van de oefenkaarten. - Bij een evaluatie op het einde van de remediëringsweek dicteren sterke spellers enkele woorden aan de zwakke spellers (d.i. partnerdictee). - Je geeft de sterke spellers de opdracht zelf oefeningen omtrent een bepaalde spelling categorie te maken: woordslangen, rebussen enz. Die oefeningen kun je dan in een oefenkaart opnemen. - Je geeft sterke spellers uitdagende schrijfopdrachten (bijvoorbeeld: schrijf een brief aan de burgemeester voor meer groen in de stad …). - Sterke spellers mogen zelf een bingeloefening kiezen om te oefenen.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
7 Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? Bij de ontwikkeling van zorgmaatregelen in TvT’ Spelling lieten we ons vooral inspireren door de denkkaders en begrippen vanwaaruit het zogenaamde zorgcontinuüm is ontstaan (zie www.prodiagnostiek.be). In de zorg voor leerlingen worden de volgende fasen onderscheiden: de preventieve basiszorg, de verhoogde zorg, de uitbreiding van de zorg, de overstap naar een school op maat. Schematisch wordt het zorgcontinuüm als volgt voorgesteld: zorgcontinuüm FASE 0
PREVENTIEVE BASISZORG
- - - - -
de instructie verloopt volgens een vast patroon NIEUWE (instructie die klassikaal ACCENTEN! is gegeven, nog eens herhalen; terugkoppelen en feedback geven tijdens de inoefening); de instructie sluit naadloos aan op de groepsinstructie; de instructie is zeer intensief; de instructie is motiverend; de instructie maakt het volgen van de volgende groepsinstructie mogelijk; - de instructie gebeurt voor maximaal vijf leerlingen, het liefst door de groepsleerkracht. 7.1.3 Pre-instructie
FASE 1
VERHOOGDE BASISZORG
UITBREIDING VAN ZORG OVERSTAP NAAR SCHOOL OP MAAT
FASE 2
FASE 3
7.1 De preventieve basiszorg (FASE 0) 7.1.1 Directe instructie en beheersingsleren Zorg begint met goede instructie en voldoende oefening. We kiezen voor de directe instructiemethode en het bhv-model (met gedifferentieerde inoefening) omdat volgens wetenschappelijke inzichten alle leerlingen daarvan het meest profiteren. De combinatie van directe instructie en bhv wordt ook wel eens met het letterwoord IGDI aangeduid: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. 7.1.2 Verlengde instructie In de handleiding in lesblok B (automatisering) zijn bovendien systematisch suggesties voor verlengde instructie opgenomen. Verlengde instructie betekent dat je kinderen die ‘vastlopen’ individueel of groepsgewijs helpt en extra instructie geeft bij het oefenen (in het werkschrift). Dat gebeurt het best aan een instructietafel die een centrale plaats in de klas heeft. De kenmerken van een goede verlengde instructie zijn:
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Als je de klas goed kent, dan weet je vooraf welke leerlingen bij een nieuwe spellinginhoud extra instructie nodig zullen hebben. Bij die kinderen kun je NIEUWE pre-instructie geven. ACCENTEN! Dat betekent dat je die leerlingen voor de eigenlijke les met een nieuw woordpakket al informatie en instructies geeft, zodat ze tijdens de les zelf beter kunnen volgen. Ook in dat verband vind je in de handleiding telkens suggesties terug. Je treft ze aan op het einde van de lesgang van een voorgaand woordpakket. 7.1.4 Sti/r van sticordi Al in 1989 werd het letterwoord sticordi door de Nederlandse dyslexiedeskundige Koos Henneman bedacht (Paternotte, 207, 13). Die maatregelen hebben betrekking op het stimuleren (sti), het compenseren (co), het remediëren, relativeren en relateren (r), en het dispenseren (di). In de fase van de preventieve basiszorg ligt het NIEUWE accent vanzelfsprekend ACCENTEN! op het stimuleren. Met stimuleren bedoelen we dat ervoor gezorgd wordt dat de spellingzwakkere leerling toch succeservaringen kan opdoen. Suggesties in dat verband zijn systematisch in de handleiding bij de sticordimaatregelen opgenomen (bijvoorbeeld via tempodifferentiatie). Ook voor het remediëren zijn er voorstellen.
Inleiding
13
accent
Inleiding
7.2 Verhoogde basiszorg (FASE 1) 7.2.1 Sti/r van sticordi na zorgoverleg Ondanks de preventieve basiszorg gebeurt het dat de klassenleerkracht ervaart dat de problemen niet worden opgelost. Hij/zij zoekt hulp binnen de school en treedt in overleg met een collega, de zorgleerkracht, de taakleerkracht, de directeur … Vanuit die gedeelde deskundigheid kunnen oplossingen worden gezocht en acties worden ondernomen. Ook voor die fase van verhoogde zorg tref je in de handleiding sticordimaatregelen aan. We leggen dan zoals in fase 0 het accent op het stimuleren en het (vooral individueel) remediëren, maar ook op het relativeren (bv. niet altijd focussen op het probleem van de leerling maar ook de talenten benadrukken) en het relateren (de lesdoelen in overeenstemming brengen met de evaluatievorm). 7.2.2 Compenseren ‘light’: de zorgversie van TVT' Heel wat kinderen met leer- en lees/spellingproblemen (vermoedelijk zo’n 15 %) hebben het moeilijk met het oefenen in een gebruikelijk werkschrift. Voor die kinderen is een zorgeditie ontwikkeld: de Z-editie.
NIEUW ACCENT: ZORGVERSIE
De oorzaken van de problemen kunnen zeer verschillend zijn: - De leerling is regelmatig afgeleid door de veelheid aan tekeningen, door te veel (vaak niet ter zake doende) informatie, door de drukke lay-out van het werkschrift … - De leerling begrijpt de opdracht niet omdat die te moeilijk is geformuleerd, te veel van het abstractievermogen vraagt, een uitvoering vergt die te moeilijk of verwarrend is ... - Oefeningen op de verso kant van het woordpakket vragen extra handeling en concentratie. - Nieuwe oefeningen/aanpakken/uitleg vergen telkens opnieuw veel energie en concentratie. Leerlingen die dergelijke problemen hebben, zijn vaak kinderen met dyslexie, met autisme/ASS (Autisme Spectrum Stoornis), met AD(H)D, met DCD (Developmental Coördination Disorder) en andere motorische problemen, met een beperkte taalbeheersing enz.
14
Inleiding
Tijdens de spellinglessen, en vooral tijdens lesblok B (inoefening), vragen die leerlingen doorgaans extra ondersteuning van de leerkracht. Ze hebben immers moeite met het volgen van het strakke klassenritme (omwille van de zeer beperkte tijd), hebben meer uitleg nodig en ze zijn moeilijk te motiveren om met spelling bezig te zijn. Voor die kinderen is het gebruik van een speciale zorgeditie van het werkschrift een interessante compenserende maatregel. De zorgeditie wijkt slechts op deze punten af van de gewone editie: - Omdat het werkgeheugen van zorgkinderen doorgaans beperkt is, staan de woordpakketten links (verso). - Ook voor het hele tweede leerjaar zijn dubbele spoorlijntjes met aanzetpunt voorzien. In het derde en vierde leerjaar zijn er nog enkele spoorlijntjes. - De woordpakketten worden altijd als overschrijfoefening aangeboden (toe te passen in hoekenwerk/contractwerk of als huiswerk, en dat ter voorbereiding van lesblok A). - De vraagstelling is: • vereenvoudigd, kernachtig herleid tot de essentie, namelijk ‘wat moet er gedaan worden?’ (de vragen zijn dus NIEUWE niet gemakkelijker, ACCENTEN! wel duidelijker); • korter; • ondubbelzinnig; • waar nodig opgesplitst in meer directe instructies. - Sommige oefenvormen zijn aangepast (meer overschrijf-, verbindings- en rubriceeroefeningen). Je kunt met de zorgeditie werken zonder de vertrouwde TvT'-aanpak aan te passen: de lesstructuur blijft immers dezelfde! De zorgeditie is geen ‘gemakkelijkere’ versie van TvT': de leerlingen werken aan dezelfde doelen en vaardigheden. De weg ernaartoe is evenwel soberder (wat een betere concentratie mogelijk moet maken) en gerichter. Er wordt dus niet 'zwaar' gecompenseerd of gedispenseerd, hooguit krijgen kinderen extra ondersteuning. Het is met andere woorden een compenserende 'light'maatregel. Er moet dus goed worden nagedacht over het moment waarop een leerling beter met de zorgeditie werkt. Dat is een beslissing van het zorgoverleg en niet van een leerkracht alleen. Het is zelfs mogelijk dat een leerling het ene jaar met de zorgeditie werkt, maar een jaar later niet meer.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
7.3 Uitbreiding van de zorg (FASE 2) Als preventieve basiszorg en ook verhoogde zorg niet meer helpen, zullen meer doortastende compenserende hulp en zelfs dispenserende maatregelen moeten worden ingeroepen. Dat is alleen maar mogelijk na een grondig multidisciplinair overleg (MDO) met het zorgteam, de CLB-medewerker e.a. Er wordt dan naar de beste ondersteuning voor de betrokken leerling gezocht: compenserende maatregelen zoals het gebruik van computerprogramma's die de kinderen helpen bij het correct schrijven, dispenserende ‘light’maatregelen zoals het werken met invuldictees, met pakketoefeningen. Compenserende en dispenserende ‘light’-maatregelen moeten het mogelijk maken dat een leerling vooralsnog naar leerjaar 1A van het secundair kan doorstromen. Pas in laatste instantie kan worden gedacht aan doorgedreven dispensatie waarbij het MDO beslist om bij de leerling een aantal basisdoelen niet meer na te streven. 7.3.1 Compenseren: ICT-middelen Er zijn heel wat compenserende ICT-hulpmiddelen op de markt die ondersteuning bieden aan kinderen met spellingproblemen (en ook leesproblemen). Maar het kan ook eenvoudig. Zo kun je een leerling oefeningen of dictees aan de computer laten maken. In alle tekstverwerkers is een spellingcontrole voorzien. Je kunt instellen dat de spellingcontrole automatisch verloopt tijdens het typen. Als een woord foutief gespeld is, wordt het onderstreept. De leerling kan proberen om zelf tot een correcte spelling te komen of hij kan via een klik op de rechtermuisknop een lijst met mogelijke suggesties oproepen. Je kunt er ook voor kiezen om de tekst na het schrijven op spellingfouten te controleren. Het gebruik van dergelijke doortastende compenserende maatregelen is een beslissing van het MDO en niet van een leerkracht alleen.
7.3.2 Dispenseren ‘light’: invuldictees en pakket- oefeningen De laatste twee letters di van sticordi verwijzen niet naar differentiëren maar naar dispenseren: er wordt beslist dat van de leerling niet langer wordt verwacht dat hij of zij bepaalde doelstellingen beheerst.
NIEUWE ACCENTEN!
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Zo kan worden beslist dat een leerling alleen de pakketwoorden moet kunnen schrijven en bijgevolg alleen de pakketoefeningen in het werkschrift moet maken. Die oefeningen worden met een strikje aangeduid. Bij het wekelijks dictee krijgt deze leerling ook een invuldictee waar alleen de pakketwoorden moeten geschreven worden. Zo’n invuldictee is pas mogelijk vanaf het vierde leerjaar. 7.3.3 Doorgedreven dispensatie Bij doorgedreven dispensatie zitten we voornamelijk in de derde graad. Het MDO beslist dan om een aantal basisdoelen met betrekking tot het spellen niet meer na te streven. We spreken dan over curriculumdifferentiatie. We waarschuwen er evenwel voor om zeer behoedzaam met dit soort maatregelen om te gaan. Op het dyslexiesymposium van 17 september 2009 aan de K.U.Leuven waarschuwde professor Wim Van den Broeck (VUBrussel) voor het veel te vroegtijdig treffen van dispenserende en compenserende maatregelen. Hij vroeg zich zelfs af of die wel in de basisschool thuishoren. Hij verwees daarvoor naar onderzoek van Francis e.a. (1996) en Shaywitz e.a. (1999). 7.3.4 Externe hulp Het MDO kan ook beslissen om externe hulp in te schakelen (revalidatiecentrum, logopedist e.a.). Tijdens het MDO denk je ook aan een goede afstemming met klassenexterne leerhelpers, over curriculumdifferentiatie … Een zeer belangrijk aspect in de verdere hulp aan spellingzwakke leerlingen betreft de goede afstemming tussen die hulp en de aanpak in de klas. Met andere woorden: bij de extra hulp worden dezelfde spellingregels gebruikt, wordt de controleattitude op dezelfde manier verder gestimuleerd enz. Let op: leerlingen kunnen problemen hebben met leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan moet worden gewerkt (in het leerplan VVKBaO met o aangeduid, in het leerplan OVSG met een grijze balk). Die problemen kunnen tijdens het MDO ter sprake komen, maar kunnen geenszins aanleiding zijn tot verdere doorverwijzing.
Inleiding
15
accent
Inleiding
7.4 Zorg die de school overstijgt (FASE 3)
FASE 1: verhoogde zorg
Ook hier wordt door de klassenleerkracht een hulpvraag gesteld die op een MDO beantwoord dient te worden. Een mogelijke oplossing is een oriëntering naar een meer aangepaste onderwijsvorm (zoals het buitengewoon onderwijs).
De leerkracht én het zorgoverleg
7.5 Overzicht Alle beschreven zorgmaatregelen in TvT’ Spelling kunnen we als volgt samenvatten. FASE 0: preventieve zorg De leerkracht: + directe instructie + bhv-model (beheersingsleren) + IGDI + verlengde instructie + pre-instructie Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + remediëren
Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren ‘light’ + remediëren + relateren + relativeren FASE 2: uitbreiding zorg De leerkracht én het MDO Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren: ICT-middelen + remediëren, relateren, relativeren + dispenseren ‘light’: invuldictees en ‘strikjes’oefeningen + doorgedreven dispenseren: curriculumdifferentiatie FASE 3: zorg die de school overstijgt
8 Anderstalige leerlingen Voor anderstalige leerlingen zijn in TvT’ Spelling de volgende maatregelen genomen. - Voor elk woord van een woordpakket staat nu ook een lidwoord (of een persoonlijk voornaamwoord bij NIEUWE ACCENTEN! werkwoorden). Anderstalige leerlingen maar ook taalzwakke autochtone leerlingen hebben vaak moeite met de keuze van het juiste lidwoord. - Er is de suggestie om ook bij het wekelijkse dictee de lidwoorden bij de losse woorden
telkens te dicteren en bijgevolg te laten opschrijven. Trek evenwel geen punten af voor fouten. - In de oefeningen zijn interculturele elementen opgenomen (zoals ‘anderstalige’ voornamen). - Bij de oefeningen is veel aandacht besteed aan de keuze van tekeningen om de woordenschat te ondersteunen. - De pakketwoorden van het tweede en derde leerjaar worden ook in de leesteksten van TvT’ (leerdomein: voortgezet lezen) gebruikt.
9 Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor het automatiseren? 9.1 Automatisering aan de hand van leerprincipes Automatisering wordt slechts bereikt als je altijd een aantal belangrijke leerprincipes voor ogen houdt (Billiaert & Grysolle, 1997). Zo moet je bij aanvang altijd isoleren, d.w.z. je concentreren op één welomschreven leerinhoud. Met andere woorden: de woordpakketten beperken zich zoveel mogelijk tot een
16
Inleiding
klein aantal (meestal zelfs één) spellingproblemen. Soms is dat niet mogelijk als gevolg van de vele leerinhouden die in een leerjaar aan bod moeten komen (zoals in het vijfde en zesde leerjaar). De woordpakketten beperken zich – indien mogelijk – tot één spellingprobleem.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
Een ander belangrijk leerprincipe is het goed oriënteren: samen met de leerlingen het probleem grondig bekijken. Dat gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Herhalen is een oud maar heel waardevol leerprincipe. Er zijn telkens veel herhalingsoefeningen voorzien en bovendien wordt bij de aanvang van een nieuwe lessenreeks altijd teruggeblikt op de voorgaande spellingproblemen. Identificeren is een vrij nieuw principe. Vele leerlingen kennen bijvoorbeeld de verenkelings- en verdubbelingsregel, maar weten niet bij welke woorden ze die moeten toepassen. Een identificatieoefening kan die leerlingen helpen (bijvoorbeeld: duid de woorden in de zinnen aan waar je die regels moet toepassen). Oefeningen waar het versnellen een grote rol speelt (tempo-oefeningen), zijn bij leerlingen zeer geliefd. Bijvoorbeeld: hoor je een lange klank en moet je dus verenkelen, dan steek je zo vlug mogelijk het rode kaartje omhoog; bij een korte klank, waar je dus moet verdubbelen, het groene kaartje. Verkorten en verinnerlijken betekenen dat stappen of hulpmiddelen worden overgeslagen, waardoor je sneller tot een oplossing komt. Zo moeten de leerlingen bijvoorbeeld zonder zichtbare regels voor de werkwoordspelling de pv.’s correct kunnen schrijven. Integreren bereik je als in de voorziene herhalingsweken de verschillende spellingproblemen door mekaar worden geoefend. Naast de geïsoleerde woordpakketten zijn er af en toe ook integratiepakketten, die bedoeld zijn om aanvankelijk geïsoleerde spellingproblemen na een zekere tijd samen te oefenen. Generaliseren wil zeggen dat je de leerlingen aanmoedigt het geleerde ook in andere lessen dan de spellingles toe te passen. In sommige lessen sporen we je aan om dat ook expliciet te doen. Als het automatiseren niet lukt, kunnen we nog altijd compenseren: leerlingen met ernstige spellingproblemen krijgen dan hulpmiddelen aangeboden, bijvoorbeeld een kaartje met de regels voor het verenkelen en verdubbelen, dat ze te allen tijde mogen gebruiken (zie ook 7.3 Sticordi-maatregelen). 9.2 Automatisering met doordachte, leuke, gevarieerde oefeningen Van de beschreven leerprincipes is herhaling het belangrijkste. Daarvoor zijn allerlei oefeningen voorzien. In TvT’ Spelling is grondig nagedacht over NIEUWE de keuze en de opbouw ACCENTEN! van de oefeningen.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
De eerste oefeningen in het werkschrift zijn doorgaans pakketoefeningen, d.i. oefeningen waarin alleen de pakketwoorden worden geoefend. Die pakketoefeningen zijn met een strikje aangeduid. In de volgende oefeningen is ook aandacht voor het schrijven van transferwoorden. Alle oefeningen van het oude werkschrift zijn vernieuwd. We hebben gezorgd voor een evenwichtig aanbod van oefeningen. • Met accent op het schrijven: + overschrijven van letters (letter-voor-letter; bv. v-l-o-e-k-e-n) van lettergroepen (bv. vl-oe-ken) van lettergrepen (bv. vloe-ken) van woorden van zinnen + in(aan-)vullen van woorden met een letter (bv. z . s wordt zus) met lettergroep (bv. . im wordt slim) van zinnen (bv. Heb ... ook een koek voor mij? Kies uit: de, je, me, te) • Met accent op het ordenen: + rubriceren (spellingproblemen ordenen; bv. Schrijf in de juiste kolom.) + identificeren (spellingproblemen herkennen; bv. Onderstreep de woorden waar je moet verdubbelen.) Vooral met deze identificatieoefeningen willen we ons van andere spellingmethoden onderscheiden. + verbinden (bv. Verbind het buikje – au of ou – met de juiste woorden.) + associëren tekening-woord (bv. Schrijf het juiste woord onder de tekening.) • Met accent op het luisteren: + auditieve analyseoefeningen (bv. Welke letter hoor je vooraan?) + rijmoefeningen (bv. Zoek telkens twee rijmwoorden en schrijf ze op.) + substitutieoefeningen (bv. Vervang de pv. door werken.) • Met accent op spellingbewustzijn (bv. Noteer minstens vijf pakketwoorden die jij moeilijk vindt.)
Inleiding
17
accent
Inleiding
• Met accent op de expliciete toepassing van strategieën: + regels e.a. + zoekstrategie
9.3
Voor de automatisering kun je ook een beroep doen op de zogenaamde SIP-bladen (kopieerbladen met de woorden van elk woordpakket).
• Met accent op toepassingen vanuit andere taaldomeinen: + zinnen maken + enkelvoud – meervoud (bv. stok, meerdere stokken) + tegenovergestelde (bv. Het tegenovergestelde van links is … ) + alfabetiseren (bv. Schrijf deze woorden in de juiste alfabetische volgorde.) + andere • Met accent op transfermogelijkheden vanuit andere leerdomeinen (bv. Schrijf de woorden op de juiste plaats: West-Europa, Sint-Niklaas enz. Stad: ... Provincie: … Land: … Werelddeel: ... ) • Met accent op fun: voorbeelden: + rebus + kruiswoordraadels + woordraadels (bv. Rara, welk woordpakket ben ik?) + geheimschrift (a is 1, b is 2 enz.; ook morse … maar met mate) + strips
Automatisering met SIP-bladen
De woorden van elk woordpakket kunnen met behulp van SIP-bladen worden uitgeknipt en verder ingeoefend. SIP staat voor systematisch inprenten. Het is een aanpak waarbij de te leren woorden (die uit de kopieerbladen worden geknipt) in twee doosjes worden verdeeld. Jij, een medeleerling of zelfs een ouder dicteert de woorden een voor een. De juist geschreven woorden komen in het ‘goede’ doosje (met bijvoorbeeld een lachend gezichtje op het deksel) terecht, de fout geschreven woorden in het andere doosje. Bij een volgende oefenbeurt wordt eerst de schrijfwijze van de ‘goede woorden’ opnieuw gecontroleerd. Daarna dicteer je de ‘foute woorden’. Op die manier wordt de schrijfwijze van de woorden telkens ingeprent. Let wel, met ‘inprenten’ bedoelen we niet het louter memoriseren van het visuele woordbeeld, maar wel het onthouden van alle mogelijke woordkenmerken (via de hoor-, onthoud-, regel- of analogiestrategie: zie verder).
...
10 Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? Onderwijs moet normaal functioneel zijn, d.w.z. dat de leerstof in relatie moet staan tot iets wat de leerlingen nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. Dat geldt ook voor het spellingonderwijs. Ten eerste wil dat zeggen dat we ons bij de samenstelling van de woordpakketten baseren op woorden die kinderen frequent schrijven in hun spontane eigen schrijftaal. We deden daarvoor een beroep op twee frequentieonderzoeken, uitgevoerd door Jos Tubbax (o.a. auteur van Spelweg, een uitgave van Van In) en door Pieter Goessaert (Vrij CLB – Oostende). Met andere woorden, de woordpakketten beperken zich tot woorden die van praktisch belang zijn: je kunt er iets mee doen in het dagelijks leven.
18
Inleiding
De woordpakketten van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe de woordpakketten zijn samengesteld. Iets is normaal functioneel als het ook aan een andere voorwaarde voldoet, namelijk als het intrinsiek interessant is (Griffioen & Damsma, 1978). Een woord als ‘jongleren’ is misschien niet direct van praktisch belang, maar het is wel interessant om de schrijfwijze ervan te kennen, aangezien vele leerlingen uitermate geboeid zijn door het circus (zie het succes van de circusscholen).
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
Er zijn ook spellingproblemen die volgens de leerplannen aan bod móéten komen, maar waarvan er heel weinig woorden bestaan, die bovendien ook niet hoogfrequent zijn. In die gevallen beperken we ons tot de (relatief) frequentste woorden, omdat het spellingprobleem volgens de leerplanmakers toch moet worden gezien. Zo treffen we in het woordpakket met o.a. het spellingprobleem van k als cc geschreven (zesde leerjaar) als enige woorden accordeon en accu aan. Het woordje accu kan trouwens interessant zijn voor leerlingen die na het zesde leerjaar naar de technische school gaan. Dan wordt het toch weer normaal functioneel. Bovendien is wat voor de ene leerling normaal functioneel is, dat niet per se voor de andere. Alles hangt bijvoorbeeld samen met de interessevelden van de leerling. Ook religie kan een rol spelen. Bijvoorbeeld: ‘Suikerfeest’ is in onze cultuur geen hoogfrequent woord, maar toch zul je het in onze woordpakketten aantreffen. Ten eerste omdat er in de scholen ook leerlingen van een andere origine zitten, ten tweede omdat het voor autochtone leerlingen interessant kan zijn om
te weten dat er ook andere kerkelijke feestdagen dan de katholieke zijn, waarvan de naam óók met een hoofdletter moet worden geschreven. In die zin wordt spellingonderwijs niet alleen ervaringsgericht maar ook ervaringsverruimend. Naast de woordpakketten zijn in de methode ook uitbreidingslijsten met eveneens frequente woorden voorzien. Daar kun je uit putten om de wekelijkse dictees eventueel uit te breiden of om extra oefeningen te maken, waarbij je vooral de transfer van de spellingleerinhoud wilt bevorderden (bijvoorbeeld voor sterke spellers). Voor de uitspraak van de woorden deden we een beroep op Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal (cd-rom, versie 1.0). Schenk vooral aandacht aan de betekenis van bepaalde pakketwoorden. De schrijfwijze van goed begrepen woorden wordt beter onthouden. De verklaring kan via lexicologische vragen gebeuren, bijvoorbeeld: ‘Waartoe dient propaganda?’, ‘Geef een voorbeeld van propaganda?’, ‘Wanneer is er sprake van propaganda?’ enz.
11 Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? 11.1 Regelmethodiek in ere hersteld ‘Gemengde’ spellers wenden verschillende strategieën aan. Zo spellen ze vanuit: - een hoorstrategie (‘je schrijft wat je hoort’); - een onthoudstrategie (‘je onthoudt de schrijfwijze van het volledige woord’); - een regelstrategie (‘je past een regel toe, bijvoorbeeld: hond met d want honden’); - een analogiestrategie (‘je schrijft bijvoorbeeld schip net als school’); - een zoekstrategie (‘je zoekt de schrijfwijze van het woord op in een woordenboek’). Tot de jaren 1980 stond vooral de analogiestrategie centraal. We schreven bijvoorbeeld latten net als potten of ik verbrandde net als ik antwoordde. Zwakke leerlingen werden de dupe van deze aanpak: ze snapten de analogie niet of waren de kapstokwoorden gewoon vergeten. Regelmethodieken waren – althans officieel – vrijwel uit den boze. Toch stellen we vast dat vele leerkrachten hun leerlingen ‘heimelijk’ enkele regeltjes aanleerden. Vanaf de jaren 80 werd onder invloed van de beruchte geïntegreerde woordpakketten vooral
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
de onthoudstrategie populair. Het woordpakket werd aan het bord gebracht, de vele verschillende spellingproblemen werden kort besproken, de leerlingen moesten nog eens goed naar het bord kijken en er volgde een dictee. Regelmethodieken bleven uit den boze. Soms trof men wel zogenaamde algoritmes aan, d.i. ellenlange beslissingsschema’s met vele stappen die gevolgd moesten worden om zo tot de juiste schrijfwijze te komen. Maar ook hier bleven zwakke leerlingen in de kou staan. Het inprenten van alle mogelijke woorden was te belastend voor hun geheugen en ze konden ook niet loskomen van die algoritmes (zolang ze binnen handbereik lagen, konden ze het woord weliswaar correct schrijven). Vanaf het midden van de jaren 90 werden de kritische geluiden vanuit remediërende hoek (taakleerkrachten, CLB-medewerkers …) alsmaar luider. Meer en meer deden eenvoudige regelmethodieken hun intrede in de klas. Het waren niet de oude regeltjes, want die waren vaak te moeilijk (leerlingen kwamen bijvoorbeeld in de oude werkwoordspelling al te vaak in een terminologisch doolhof terecht: 1e persoon, 2e persoon, imperatief, stam, ’t kofschip, ’t fokschaap enz.) of onvolledig (een leerling schreef pard
Inleiding
19
accent
Inleiding
eigenlijk correct omdat de meester de volgende regel aanleerde: ‘Alle lange klinkers hebben pech, we schieten er een weg.’). Men opteerde voor eenvoudige, sobere regels. Sommige didactici spreken over schrijfvoorschriften. Ook onze methode kiest voor het in ere herstellen van sobere regelmethodieken. 11.2 Gemengde spellingstrategieën Bij de ontwikkeling van Tijd voor Taal accent duidelijke, sobere regels kiest voor sobere regels. ging onze grootste zorg uit naar de volledigheid van die regels. Ook het aantal stappen is tot een minimum beperkt. Aangezien de leerplannen spreken over ‘gemengde spellers’, hebben we bovendien geprobeerd om ook de analogiestrategie aan onze regels te koppelen. Met andere woorden, de speller kan kiezen: voor de toepassing van de regel, voor de analogie met een kapstokwoord, of voor beide. Voor de regels van het verenkelen en verdubbelen worden de kapstokwoorden via onthoudzinnetjes aangeboden: Zatte vette kippen stoppen bussen en Apen zweven over muren. Voor het schrijven van de werkwoorden staat de analogie met de werkwoorden werken (tegenwoordige en verleden tijd) en spelen (enkel in de verleden tijd) centraal. Voor de analogiestrategie (net-als-weg) bij het schrijven van alle andere belangrijke spellingproblemen ontwikkelden we ook kapstokwoorden. Die zijn zelfs vanuit didactisch oogpunt interessant. Als een leerling bijvoorbeeld meisje schrijft, kun jij eenvoudig vragen: met de ij van blij of met de ei van trein? Kinderen leren onder Om de onthoudweg te andere via liedjes ondersteunen, ontwikkelden correct spellen! we alle mogelijke materialen: ei- en au-platen, ei- en au-kaarten in de Z-editie, ei- en au-verhalen, spelliedjes enz. Die werken bijzonder motiverend. De hoorweg is vooral in de eerste leerjaren zeer belangrijk. Voor leerlingen die met de lettervolgorde problemen hebben, zijn speciale oefeningen ontwikkeld. Bij die oefeningen moeten ze dus eerst alle letters van het woord los noteren en daarna het woord weer aaneenschrijven. Bijvoorbeeld: g-e-e-u-w-t wordt geeuwt. Daarnaast is er via hak- en plakoefeningen (kop-buik-staart) ook aandacht voor de structuur van het woord zelf: g-eeuw-t.
20
Inleiding
Ten slotte is er de zoekweg. Vooral in de hogere leerjaren krijgen de leerlingen oefeningen voorgeschoteld waarbij het woordenboek moet worden gebruikt. 11.3 Metacognitieve vaardigheden 11.3.1 De voorkeurstrategieën In de spellingweters (ook die achteraan in het werkschrift) is telkens aangeduid op welke strategieën een beroep wordt gedaan: de hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg of zoekweg. In de spellingweters worden de strategieën met pictogrammen weergegeven: - hoorweg: - onthoudweg: - regelweg: - net-als-weg: - zoekweg:
Eigenlijk is de leerling vrij om een strategie te kiezen. Toch wordt bij elke spellinginhoud een voorkeurstrategie naar voren geschoven. Voor het bepalen van de voorkeurstrategieën volgen we deze hiërarchie: hoorstrategie, regelstrategie, analogiestrategie, onthoudstrategie, opzoekstrategie. De volgende criteria hebben de keuze voor deze ordening beïnvloed. De hoorstrategie is de belangrijkste voorkeurstrategie omdat ze de eenvoudigste is. Eenvoudige instructieregels (tips) kunnen de hoorweg ondersteunen; bijvoorbeeld: ‘Er bestaan geen sw-woorden!’ of ‘Vergeet bij ieuw en eeuw de u niet!’ enz. De leerlingen zullen echter ontdekken dat de hoorstrategie niet altijd kan worden toegepast. Voor de schrijfwijze van een groot aantal woorden gelden namelijk regels. Kan de hoorstrategie niet worden toegepast, dan schakelen we over op het gebruik van regels: de verlengingsregel, de regels voor het verenkelen en verdubbelen, de regels voor de werkwoordspelling …
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
We verkiezen regels boven de analogieaanpak omdat die voor spellingzwakke kinderen minder geschikt is. Zij kunnen de analogie niet vlot vatten of vinden niet altijd het passende kapstokwoord (bijvoorbeeld: latten schrijven we net zoals ?). Ook bij de werkwoordspelling is de analogieaanpak niet zo eenvoudig. Stel dat men de volgende kapstokwerkwoorden hanteert: werken, spelen, lopen, vinden, rusten, antwoorden; welk kapstokwoord moet men dan kiezen om hij wordt te schrijven? Voor woorden die niet volgens de hoor- of regelweg kunnen worden geschreven, valt men uiteindelijk toch terug op de analogiestrategie. Een voorbeeld daarvan zijn de ‘politie-woorden’: natie, actie, demonstratie …; die worden net als politie geschreven. De analogie kan ook als aanvullende strategie bij de hoor- en regelweg worden gebruikt. Woorden met achteraan lijk of ig die je normaal volgens de hoorweg schrijft, worden dan bijvoorbeeld heerlijke- resp. rustige-woorden genoemd. Woorden waarbij de verenkelings- of verdubbelingsregel wordt toegepast, zijn woorden net als poten resp. potten. Bij werkwoorden: hij wordt is dan stam + t net als hij werkt. Vooral sterke spellers gaan misschien eerder de analogie dan een regel gebruiken. We verkiezen de Bij de keuze van een analogiestrategie voorkeurstrategie houd je boven de rekening met de voorgestelde onthoudstrategie hiërarchie. Die wordt door de omdat er minder volgende ordeningsprincipes woorden, met bepaald: de complexiteit en de name alleen de belasting voor het geheugen. kapstokwoorden, moeten worden ingeprent. De onthoudstrategie reserveren we dan voor woorden die weinig voorkomen en waarvoor dus – als gevolg van hun beperkte aantal – geen analogische woordenreeksen kunnen worden opgebouwd. In vele gevallen zijn er voor die woorden zelfs geen woorden met een gelijkaardig probleem: show, toilet, skeeleren …
11.3.2 Duidelijke keuzes Bij vele woorden is de keuze van de strategie duidelijk. Zo volg je bij woorden met ou/au de onthoudweg: het ene woord schrijf je met ou, het andere met au. Eventueel kan ook de net-als-weg (of analogiestrategie) gevolgd worden: het is een woord als kous of een woord als saus. Anderzijds is er wel discussie mogelijk over de te volgen strategie bij woorden als gemakkelijk, moeilijk, nodig, rommelig … Je kunt al die woorden laten inprenten (onthoudweg) of naar analogie van heerlijk of rustig schrijven (netals-weg). Wij kiezen echter voor de hoorweg als voorkeurstrategie omdat het klankbeeld van lijk en ig slechts in één schrijfwijze kan resulteren, namelijk lijk en ig; er is met andere woorden geen alternatief! Dat geldt ook voor de schrijfwijze van woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw, uw, ueel … Het zou volgens ons niet verstandig zijn alle woorden met die spellingproblemen te laten inprenten. De leerlingen moeten gewoon de hoorstrategie toepassen: je hoort aai, dus je schrijft aai enz. De hoorstrategie kan Vermijd eventueel met een tip ‘Schrijf zoals je hoort’ worden ondersteund, bijvoorbeeld: aai schrijf en zeg: ‘ Schrijf wat je hoort’. je altijd aai, zonder j! Aan leerlingen die het onderscheid tussen hooren onthoudweg moeilijk begrijpen, kun je de volgende uitleg geven. Het is echt niet nodig alle woorden met aai te onthouden, je moet gewoon goed luisteren: je hoort aai, dus schrijf je aai. Vermijd de uitdrukking ‘Schrijf zoals je hoort’ want die suggereert een strikte teken-klankkoppeling. Het gevaar bestaat dan dat leerlingen aai met j schrijven. Trouwens, bij woorden met bijvoorbeeld eu is er ook geen strikte teken-klankkoppeling: eu schrijf je met e en u. Toch passen we ook hier de hoorstrategie toe. Beter is dus: ‘Schrijf wat je hoort.’
12 Hoe zien de regels eruit? Tijd voor Taal' Spelling kiest voor sobere regels. De regels van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT’-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe die regels er concreet uitzien.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
De belangrijkste regels zijn die van het verenkelen en verdubbelen en die van de werkwoordspelling. We kiezen niet voor uitgebreide algoritmische aanpakken.
Inleiding
21
accent
Inleiding
Zo’n algoritme is eigenlijk wel een regel, maar één die via vele denkstappen wordt weergegeven. De leerlingen moeten die denkstappen heel nauwgezet volgen om tot de juiste schrijfwijze te komen. Een voorbeeld in verband met verenkelen of verdubbelen: Wat hoor ik? Een lange of een korte klank? Indien een lange klank: hoeveel medeklinkers hoor ik na de lange klank? Eén? Twee of meer? Of geen? Indien één: volgt er nog een woorddeel na de medeklinker? Indien ja: ik schrijf de lange klank met één teken (bv. peren). Indien nee: ik schrijf wat ik hoor (bv. peer). Hoor ik na de lange klank twee of meer medeklinkers, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. paarden). Hoor ik geen medeklinkers na de lange klank ee, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. zee); hoor ik geen medeklinkers na de lange klank aa, uu of oo, dan schrijf ik de lange klank met één teken (bv. ja). Indien een korte klank enz. Zo volgen nog verschillende denkstappen voor de schrijfwijze van deze woorden. Het probleem met de meeste algoritmen is dat er te veel denkstappen zijn. In het voorgaande voorbeeld tellen we elf verschillende denkstappen of beslissingen die kunnen worden genomen. De meeste leerlingen slagen er niet in die denkstappen te verinnerlijken en komen dus moeilijk los van de voorstelling met het algoritme. Bovendien komen de leerlingen dikwijls in een terminologisch doolhof terecht met begrippen als klinkerdief, luistervink, verdubbelen, verenkelen, (open of gesloten) lettergreep, klinker, medeklinker, (twee)klank, lange of korte klank, stukjeswoord, doffe e enz. Ook algoritmes voor de werkwoordspelling zijn veel te uitgebreid en moeilijk om te verinnerlijken.
En dát moeten ze precies leren! Daarom hanteren we ook liever de termen verenkelen en verdubbelen in plaats van ‘de regel voor het schrijven van woorden met een open of gesloten lettergreep’. De volgende stap is het identificeren van de klank van de klinker (een klinker kun je roepen; een medeklinker niet!). Is die ‘kort’ (a, e, i, o, u), ‘lang’ (aa, ee, oo, uu) of geen van beide, dus ‘anders’? Korte, lange en andere klanken worden ook geleerd via de onthoudzinnetjes: Zatte vette kippen stoppen bussen, Apen zweven over muren en Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … Scholen die al met TvT Spelling werkten, zijn zeer lovend over deze aanpak. Vooral de leuke zinnen met de klanken worden door de leerlingen goed onthouden en betekenen een echte hulp bij het schrijven. In sommige scholen worden de onthoudzinnen zelfs via een dramaoefening aangebracht. De onthoudzin Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … is niet af omdat er nog zoveel ‘andere’ klanken zijn: eeuw, ie, ei, ij enz. De afspraak is heel eenvoudig: Wat niet lang of kort is, is anders! Na het identificeren van de klank volgt de juiste schrijfwijze: na een korte klank schrijf je 1 klinker en 2 medeklinkers, na een lange klank 1 klinker en 1 medeklinker en bij een ‘andere’ klank doe je gewoon. Eenvoudig toch? Leerlingen die per se de analogie willen toepassen, kunnen dat via de onthoudzinnen. Bijvoorbeeld: ik schrijf potten net als stoppen uit de zin Zatte vette kippen stoppen bussen. Je kunt de analogieredenering van de leerlingen dan ook gemakkelijk controleren. 12.1.2 Sterke punten van de aanpak
12.1 De regels voor het verenkelen en verdubbelen 12.1.1 De verschillende stappen De eerste stap van het schema waar TvT’ voor kiest, is heel belangrijk. De leerlingen luisteren naar de klank op het einde van de klankgroep. Er wordt met andere woorden niet in lettergrepen maar in klankgroepen gesplitst. Bijvoorbeeld niet: bak-ker; maar wel: ba-kker. Vanzelfsprekend gebeurt het splitsen in klankgroepen louter auditief, dus nooit visueel! We splitsen niet in lettergrepen omdat dit veronderstelt dat de leerlingen al weten dat bakker (bak-ker) met twee medeklinkers wordt geschreven.
22
Inleiding
Andere sterke punten van de voorgestelde aanpak zijn: - In tegenstelling tot de meeste andere methoden kiezen we voor een horizontale (en geen verticale) voorstelling omdat we de leesrichting waarmee de kinderen vertrouwd zijn, willen respecteren. - Waar in andere methoden bepaalde ‘wegen’ in het beslissingsschema opnieuw samenkomen – wat verwarrend is voor de leerlingen (bijvoorbeeld: bij woorden met een tweetekenklank én bij woorden met twee verschilllende medeklinkers volg je de gewone spelling) – onderscheidt het voorgestelde schema drie duidelijke, aparte ‘wegen’ met drie aparte ‘uitgangen’.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
- In vele methoden moet ook naar het aantal medeklinkers ná de klinker worden geluisterd. Voor de meeste leerlingen is dat te hoog gegrepen. Onze aanpak is eenvoudig: luister naar de klank op het einde van de klankgroep: kort, lang of ‘andere’? Daarna komen ze direct tot de juiste schrijfwijze. - Pictogrammen (Wat hoor ik? en Hoe schrijf ik?) vergemakkelijken het memoriseren van het schema. - De vragen worden in de ik-vorm gesteld (Welke klank hoor ik op het einde van de klankgroep?). Op die manier kan de leerling het schema moeiteloos doorlopen. - Leerlingen die per se de analogieweg willen volgen, kunnen dat eenvoudig doen via de onthoudzinnen. - De kleuren die in het schema worden gebruikt (groen voor het verdubbelen, rood voor het verenkelen en wit voor ‘andere’) creëren de mogelijkheid in de klas om leuke identificatieoefeningen te doen. Je dicteert bijvoorbeeld enkele woorden. De leerlingen hebben twee kaartjes: een groen en een rood. Bij woorden waar verenkeld moet worden, steken ze het rode kaartje omhoog, bij verdubbeling het groene en bij ‘andere’ niets. - Het luisteren naar de klanken wordt al heel intensief voorbereid in de kleuterklas en in het eerste leerjaar. Die voorbereiding gebeurt met de fonowaaier (zie verder). 12.1.3 Aanzetdoel vanaf het tweede leerjaar De regel wordt vanaf het tweede leerjaar aangebracht. Aangezien de kennis van deze regel in het tweede en derde leerjaar slechts een aanzetdoel is (in het leerplan van het VVKBaO met o aangeduid), wordt de beheersing van de regel wel af en toe gecontroleerd, maar voorziet de methode geen verdere extraklassikale remediëring. Procescontrole vanaf het tweede leerjaar is evenwel belangrijk en wel om de volgende redenen: - Veel leerlingen hebben heel wat tijd nodig om de regel te beheersen. Het lijkt ons verkeerd om een aanzetdoel meteen de flauwe betekenis te geven van ‘zomaar al een beetje mee bezig zijn’. - Als we de leerstof goed spreiden over de drie leerjaren, dan kan het leerproces rustig worden opgebouwd. Concreet betekent dat dat we ons in het tweede leerjaar vooral concentreren op het begrijpen van de regel.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Daarna, in het derde leerjaar, wordt verder geoefend, maar is er ook al aandacht voor de banaanwoorden. Dat zijn woorden (van vreemde oorsprong) met korte a: paleis, raket ... Ze vormen een uitzondering op de regel. In het vierde leerjaar kan dan aan de definitieve beheersing worden gewerkt. - Een grondige verkenning in het tweede leerjaar komt ook het leren lezen ten goede. Vanaf het eerste leerjaar lezen de kinderen al woorden met verdubbelingen en verenkelingen (niveau AVI 2). Voor minder vlotte lezers zijn die woorden moeilijk, zelfs in het tweede leerjaar. Via het schrijven van dergelijke woorden in de spellingles krijgen die leerlingen een beter inzicht in de structuur en opbouw van de woorden en zullen ze die ook vlotter lezen. 12.2 De regels voor het schrijven van werkwoorden De werkwoordspelling wordt tot haar ware probleemgebied herleid: de spelling van de persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. In het vierde leerjaar komt de tegenwoordige tijd aan bod, in het vijfde de verleden tijd. Dat betekent evenwel niet dat andere persoonsvormen niet vroeger aan bod kunnen komen. Zo is won een persoonsvorm in de verleden tijd, maar zonder hoorbare t achteraan. Met andere woorden, won is een woord dat eersteklassertjes al correct moeten kunnen schrijven. Ook zal men in sommige woordpakketten al voor het vierde leerjaar bijvoorbeeld persoonsvormen met hoorbare t aantreffen, bijvoorbeeld verstaat. In die gevallen focust men niet op het juist schrijven van de uitgang van de persoonsvorm maar op het spellingprobleem dat in het betreffende pakket centraal staat, in casu: woorden met ver (verlies, vertoon, verstaat). Net zoals voor het verenkelen en verdubbelen, doen we ook voor de werkwoordspelling geen beroep op een algoritme, maar op een sobere regelaanpak met twee grondwoorden (werken voor de tegenwoordige tijd, werken en spelen voor de verleden tijd). Het schema is enkel van toepassing op persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. Alle andere werkwoordsvormen volgen de gewone spellingregels. De verschillende stappen zijn in een verticale voorstelling weergegeven. Als gevolg van de vele stappen zou een horizontaal schema – jammer genoeg (zie vroegere opmerking in verband met de leesrichting) – onoverzichtelijk zijn.
Inleiding
23
accent
Inleiding
We opteren niet voor een zuivere regelaanpak, maar voor een combinatie van regel en analogie (of beter: substitutie). Met andere woorden: de leerlingen vervangen de te schrijven persoonsvorm door dezelfde vorm van werken (of spelen). Vervolgens wordt de persoonsvorm geanalyseerd: stam?, stam + t?, stam + ten? enz. Heel belangrijk is dus het herkennen van de stam (ik-vorm) en vooral van de laatste letter van die stam. Die noemen we de ‘kijkletter’ (meestal is dat de derde laatste letter van de noemvorm). Bijvoorbeeld: ik word?, ik werk, worden dus ik word enz. Een zuivere regelaanpak zou voor zwakke spellers te ingewikkeld zijn, omdat de regels voor de werkwoordspelling vrij complex zijn. Maar ook de analogieredenering is voor die kinderen niet eenvoudig.
Om die reden voorzien we slechts twee grondvormen (in tegenstelling tot de meeste andere methoden die vijf tot zeven grondwoorden tellen) en zijn er ook zeer veel substitutieoefeningen (vervang door werken of spelen) in het werkschrift en het stappenboek voorzien. Uit de ervaringen van de meeste TvT-gebruikers blijkt dat deze aanpak heel goed werkt. Vooral de eenvoud van het schema NIEUW ACCENT: blijkt een grote EXTRA OEFENINGEN WERKWOORDEN troef te zijn. TvT-gebruikers vragen evenwel meer oefeningen om het schrijven van werkwoorden vooral bij zwakkere spellers echt te kunnen consolideren. Om aan die vraag tegemoet te komen, is voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar een extra (facultatief) werkblokje voor de werkwoordspelling ontwikkeld.
13 Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? Voor het leren van TvT’ Spelling houdt ook sommige spellingrekening met de nieuwe inhouden of -vaardigtermen die je in de eindheden is specifieke termen en leerplannen voorkennis vereist. voor taalbeschouwing Die voorkennis komt terugvindt. zowel in TvT’ Spelling als in de andere delen (taaldomeinen zoals taalbeschouwing) van de methode Tijd voor Taal accent aan bod. Dat is het geval voor: - de leestekens: worden vooral in de lessen taalbeschouwing, lezen e.d. geleerd (o.a. via lessen over het belang en nut van de interpunctie en spelling in het vijfde leerjaar) maar in de spellingmodule ook regelmatig getoetst (opgelet: leestekens in verband met eind- en beginaanhaling worden via instructie wel nog eens grondig in de spellinglessen herhaald);
- enkelvoud/meervoud en verkleinwoorden: komen in taalbeschouwing aan bod maar worden toegepast in de oefeningen van TvT’ Spelling; - het alfabetiseren: wordt vooral in de lessen taalbeschouwing geleerd (vanaf het derde leerjaar) maar verder toegepast in de spellinglessen als de leerlingen de zoekstrategie leren hanteren; - de begrippen met betrekking tot de werkwoordspelling (zoals onderwerp, gezegde, werkwoord, klankverandering …): komen in taalsystematiek aan bod maar worden nog eens zeer grondig in de spellinglessen herhaald en ingeoefend (zodoende kan TvT’ Spelling naast om het even welke andere taalmethode zonder spellingmodule worden gebruikt).
14 Hoe worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid? Binnen de beschreven preventieve basiszorg (zie vraag 7) is ook ontluikende geletterdheid een belangrijk aspect. Vooral het fonologisch bewustzijn heeft een grote predictieve waarde met betrekking tot het latere spellen (en ook lezen). TvT’ Spelling wil de scholen een extra oefenpakket aanreiken precies om dat fonologisch bewustzijn te versterken: de fonowaaier. Zo zijn oefeningen ontwikkeld om leerlingen bewust
24
Inleiding
te maken van het onderscheid tussen korte en lange klanken. Dat onderscheid is zeer belangrijk als ze bijvoorbeeld in het tweede leerjaar leren verenkelen en verdubbelen.
NIEUW ACCENT: DE FONOWAAIER
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Inleiding
De fonowaaier is in eerste instantie bedoeld voor kleuteronderwijzers en leerkrachten van het eerste leerjaar, maar kan ook door de zorgleerkracht en de leerkracht van het tweede
leerjaar worden aangewend. Met die ‘waaier’ aan oefeningen kan zowel klassikaal als individueel gewerkt worden. De fonowaaier voorziet ook differentiatiemogelijkheden.
NOTEN (1) Aan de leestekens wordt in de andere taaldomeinen zoals lezen en taalbeschouwing expliciet aandacht besteed. Via het dictee willen we de transfer van het gebruik van de leestekens in de geschreven taal aanmoedigen. (2) In het leerplan VVKBaO worden die leerinhouden met o aangeduid; in het leerplan OVSG met een vak met grijstint vóór een vak met een zwarte balk.
LITERATUUR Allington, R.L. e.a. (1995). No Quick Fix. Rethinking Literacy Programs in America’s Elementary Schools. New York: Teacher College Press. Billiaert, E., Grysolle, R. (1997). Leerlingvolgsysteem. Spelling: Analyse en handelen. Leuven/ Apeldoorn: Garant. Block, J. (1971). Mastery Learning. New York: Holt, Rinehart & Winston. Bosker, R. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Groningen: Universiteit van Groningen. Gilbert, B. (2010). The six secrets of a happy classroom. The Independent-Education van 23 september 2010. Griffioen, J. & Damsma, H. (1978). Zeggenschap. Grondslagen en een uitwerking van een didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. Leenders, Y., Naafs, F. & van den Oord, I. (2002). Effectieve instructie: leren lesgeven met het activerende directie instructiemodel. Amersfoort: Christelijk Pedagogisch Studiecentrum. Paternotte, A. (2007). Deskundigen op weg naar overeenstemming over dyscalculie. Balans Magazine, 10-13. Prodia. Prodiagnostiek. Via het internet: www.prodiagnostiek.be. Geraadpleegd op 3 maart 2011. Van Biervliet, P. (2003). Mondeling spellen. Praktijkgids voor de basisschool, p.37-47. Van den Broeck, W. (s.d.). Is dyslexie meer dan alleen maar zwak lezen? Handouts van een congres via het internet op 15-11-09: www.sig-net.be/uploads/congres/handouts/Vandenbroecke.pdf van Hell, J. G., Bosman, A. M. T., & Bartelings, M. G. C. (2003). Visual dictation improves spelling performance in three groups of Dutch students with spelling disabilities. Learning Disability Quarterly, 26, 239-255. Veenman, S. (1998). Leraargeleid onderwijs: directe instructie. In J. D. Vermunt & L. Verschaffel (Red.), Onderwijzen van kennis en vaardigheden. Onderwijskundig Lexicon, Editie III (pp. 27-47). Alphen aan den Rijn: Samsom.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Inleiding
25
accent
Overzicht van de strategieën
1
2
wp
leerinhoud
1
2
hoorweg
onthoudweg
regelweg
net-alsweg
kapstokwoord
vrije klinker a/e/o/u in open lettergreep
-
-
+ verenkelen
+ (cf. onthoudzinnetje in schema)
apen zweven over muren
doffe klinker in achtervoegsels -ig/-ige
+
-
-
+
net als rustig(e)
doffe klinkers in achtervoegsels -(e)lijk/-(e)lijke
+
-
-
+
net als heerlijk(e)
woorden met ch en cht
-
+
+ (meestal g chwoorden onthouden)
+
net als zich/gezicht
d op het einde van een woord
-
-
+ (verlengen)
+
net als hond
verdubbeling van de medeklinker na a/e/i/o/u
-
-
+ (verdubbelen)
+ (cf. onthoudzinnetje in schema)
zatte vette kippen stoppen bussen
hoofdletter bij aardrijkskundige namen: straten, steden en landen
-
-
+ (hoofdletters bij aardrijkskundige namen)
-
-
+
+
net als werken
+
+
net als werken
3
herhaling werkwoorden in t.t. 1
-
-
4
herhaling werkwoorden in t.t. 2
-
-
5
3
afkortingen
-
+
-
+ (soms)
-
6
4
tweeklanken ei/ij/ou
-
+
-
+
ei net als trein, ij net als blij, ou net als kous
a in open lettergreep van oorsponkelijke vreemde woorden
-
+
-
+
net als banaan
vrije klinker oo als au geschreven
-
+
-
+
net als restaurant
vrije klinker ie als i geschreven net als fabrikant
-
+
-
+
net als fabrikant
doffe klinker in achtervoegsels -ig/-ige
+
-
-
+
net als rustig(e)
doffe klinker in achtervoegsels -(e)lijk, -(e)lijke
+
-
-
+
net als heerlijk(e)
woorden uitgesproken met s geschreven als c
-
+
-
+
net als cent
7
8
5
6
+ controledictee 1 9
remediëring en verrijking
10
werkwoorden in v.t. (1)
-
-
+
+
net als spelen of werken
11
werkwoorden in v.t. (2)
-
-
+
+
net als spelen of werken
12
werkwoorden in v.t. (3)
-
-
+
+
net als spelen of werken
13
integratie werkwoorden
-
-
+
+
net als spelen of werken
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Overzicht van de strategieën
27
accent
Overzicht van de strategieën
wp
leerinhoud
hoorweg
onthoudweg
regelweg
net-alsweg
kapstokwoord
hoofdletter bij aardrijkskundige namen
-
-
+
-
-
woorden met th
-
+
-
+
net als thee
apostrof bij eind a/i/o
-
-
+
+
net als opa’s
woorden met wr
-
+
-
+
net als wrat
apostrof begin woord
-
-
+
+
net als ’s Ochtends
woorden met trema na ie
-
-
+
+
net als knieën
woorden met trema na ee
-
-
+
+
net als zeeën
ie als i geschreven (fabrikant, materiaal)
-
+
-
+
net als fabrikant, materiaal
d op het einde
-
-
+ (verlengen)
+
net als hond/tent
k als c geschreven
-
+
-
+
net als cola
ij
-
+
-
+
net als blij
+ (met tips)
-
-
+
net als groei, leeuw, nieuw
ie als i geschreven (radio)
-
+
-
+
net als radio
ie als i geschreven (fabrikant)
-
+
-
+
net als fabrikant
ij
-
+
-
+
net als blij
d op het einde
-
-
+ (verlengen)
+
net als hond
werkwoorden herhaling + controledictee 3
-
-
+ (zie schema)
+
net als werken/spelen
ei/ij - ou
-
+
-
+
net als trein, blij en kous
isch(e)
+
-
-
+
net als Belgisch(e)
teit
+
-
-
+
net als kwaliteit
heid
+
-
-
+
net als waarheid
s(ie) als t(ie) geschreven
-
+
-
+
net als politie
s(ie) als t(i) geschreven
-
+
-
+
net als station
14
controledictee 2
15
facultatief
16
remediëring en verrijking
17
7
18
8
19
9
20
10
oei/eeuw/ieuw
21
22 23 24
25
26
28
11
remediëring en verrijking 12
13
facultatief
Overzicht van de strategieën
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Overzicht van de strategieën
wp
27
28
29
14
15
16
30 31
32
33
34
35
36
leerinhoud
hoorweg
onthoudweg
regelweg
net-alsweg
kapstokwoord
ei/ij
-
+
-
+
net als trein/blij
moeilijke medeklinkercombinaties
-
+
+ (eventueel)
-
-
ie als ij geschreven
-
+
-
+
net als bijzonder
heid
+
-
-
+
net als waarheid
ie als i geschreven
-
+
-
+
net als fabrikant
(e)lijk(e)
+
-
-
+
net als heerlijk
ee als é geschreven
-
+
-
+
net als café
samenstellingen met aardrijkskundige namen en met Sint
-
-
+
+
net als Oost-Vlaanderen en Sint-Niklaas
gedekte klinker i
+
-
-
+
net als vis
s en k als c geschreven
-
+
-
+
net als circus
koppelteken
-
-
+
+
net als O.-L.-Vrouwekerk
verdubbelen/verenkelen
-
-
+
+
cf. onthoudzinnen
woorden met th
-
+
-
+
net als thee
ie als i geschreven
-
+
-
+
net als fabrikant
s(ie) als t(ie) geschreven
-
+
-
+
net als politie
k als c geschreven
-
+
-
+
net als cola
trema na i
-
+
-
+
net als België
trema na e
-
-
+
+
net als geërfd
woorden met bijzondere uitspraak
-
+
-
-
apostrof ’s
-
-
+
+
net als opa’s
s als c geschreven
-
+
-
+
net als cent
k als c geschreven
-
+
-
+
net als cola
woorden met bijzondere uitspraak
-
+
-
-
ie als i geschreven
-
+
-
+
net als fabrikant
verdubbelen en verenkelen
-
-
+
+
cf. onthoudzinnen
controledictee 4 + remediëring en verrijking 17
18
19
20
21
controledictee 5
+ = we hanteren bij voorkeur deze strategie - = deze strategie komt niet aan bod Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Overzicht van de strategieën
29
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 1 Spelling 1 week
LEERINHOUD
MEDIA
Herhaling - Vrije klinker a, e, o, u in open lettergreep (verenkelen) - Doffe klinker in achtervoegsels ig, ige - Doffe klinker in achtervoegsels (e)lijk, (e)lijke
- schrijflei - 20 woordkaarten - werkschrift - oefenschrift - spellingweters - stappenboek - wandplaat verenkelen/verdubbelen - ‘langeklankaapjes’ (cf. spelliedjes), ‘kippen, apen en zieke schilders’ (cf. spelliedjes) - dicteeschrift
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Enkele woorden uit het vierde leerjaar: geschrokken (klankgroepen ge/schro/kken, verdubbelen), tevreden (klankgroepen te/vre/den, verenkelen), boottochtje (samengesteld woord: boot + tochtje) BORDSCHEMA Woorden als rustig(e) jeugdige koddig volledig Afspraak: hoorweg en net-als-weg
zalige
Woorden als heerlijk(e) aartslelijke menselijk namelijk Afspraak: hoorweg en net-als-weg
persoonlijk
Apen zweven over muren de magie de hagedis de medewerker opdagen negeerde de wetenschap enzovoort overkomt de geluksvogel de musea evolueren de weduwe Afspraak: net-als-weg en regelweg Verenkelingsregel: op het einde van de klankgroep hoor je een lange klank, dus schrijf je een klinker en een medeklinker (je verenkelt). PRESENTATIE/ORIËNTATIE 1 Inleiding: Zwarte magie (voor meer uitleg omtrent het spel: google “zwarte, magie, spel”). 2 Hang het woordje ‘magie’ aan het bord en nog een pakketwoord waarop de verenkelingsregel van toepassing is. Kies twee woordkaarten uit de andere twee rubrieken en hang ze door elkaar. Laat de leerlingen de woorden in drie groepen rubriceren. Kom tot de indeling: woorden met ig/ige, woorden met (e)lijk/(e)lijke, woorden met een lange klank op het einde van een klankgroep (nog geen kapstokwoorden). 3 Bespreek telkens de moeilijkheid. Laat de andere woorden uit het woordpakket in het werkschrift opsporen en schrijf ze op het bord terwijl de leerlingen ze in het werkschrift noteren. Bespreek het kapstokwoord en de afspraak. Beluister ook het fragment ‘langeklankaapjes’ en het lied ‘kippen, apen en zieke schilders’ bij de derde rubriek. Moeilijkheden: - de doffe klinker in het achtervoegsel ig/ige; je schrijft hem als i, maar spreekt hem dof uit; - de doffe klinker in het achtervoegsel (e)lijk, (e)lijke; je schrijft hem als ij, maar spreekt hem dof uit; - je hoort een lange klank, maar je schrijft één klinker en één medeklinker. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 1
31
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 1 Spelling 1 week
LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Geef elke rubriek op het bord een nummer. Dicteer telkens een woord uit het pakket en vraag de leerlingen in welke kolom dat woord thuishoort. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de zwakke spellers rond de instructietafel. Bij de eerste oefening kunnen de woorden samen gezocht worden. Bij de tweede oefening help je hen bij de verdeling in klankgroepen en de toepassing van de verenkelingsregel, met het schema erbij.
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Voor het dictee: wijs erop dat de leerlingen ook zinnen moeten schrijven, en dat die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een leesteken. Bespreek het gebruik van de punt, het vraagteken en het uitroepteken. Hoofdletters en leestekens worden ook geĂŤvalueerd in het dictee. Dicteer: - losse woorden: menselijk, opdagen, jeugdige, het kader, levendig, evolueren, aartslelijke, de indeling - zinnen: Heb jij al eens een hagedis gezien? Het was een zalige zomer.
pakket
transfer
losse woorden
menselijk, opdagen, jeugdige,
kader, levendig, indeling,
evolueren, aartslelijke
in zinsverband
hagedis, zalige
zomer
leestekens
2 x hoofdletter, vraagteken, punt
totaal ‌ / 15
8
7
WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2
3
Zoek de woorden uit het woordpakket. De letters staan door elkaar. De beginletter is onderstreept. gjudegie =
________________________________________________
s o n o l p r e ij k =
________________________________________________
s l e m ij n k e =
________________________________________________
lezaig =
________________________________________________
lvigoled =
________________________________________________
n k a ij m e l =
________________________________________________
r s a l a ij e k e t l =
________________________________________________
gidkod =
________________________________________________
Pas de regel toe en vul de letters aan. Schrijf de woorden voluit. geluksv_______gel (o of oo)
______________________________________
w_______tenschap (e of ee)
opda_______ en (g of gg)
______________________________________
______________________________________
wedu_______e (w of ww)
______________________________________
_______
______________________________________
mu_______ea (s of ss)
______________________________________
h_______gedis (a of aa)
______________________________________
ma_______ie (g of gg)
______________________________________
m_______dewerker (e of ee)
______________________________________
evo_______.ueren (l of ll)
______________________________________
enz_______voort (o of oo)
______________________________________
ne_______eerde (g of gg)
______________________________________
verkomt (o of oo)
4 Onder de zit ig of lijk verborgen. Schrijf de woorden. aartsle =
__________________________________________________________
grill =
__________________________________________________________
regelmat =
__________________________________________________________
noorde =
__________________________________________________________
jeugd =
__________________________________________________________
aanwez =
__________________________________________________________
lande =
__________________________________________________________
gemeente =
__________________________________________________________
oef. 2 Pakketwoorden op ig/ige of op (e)lijk/(e)lijke oef. 3 Pakketwoorden waarbij de verenkelingsregel toegepast wordt: in de eerste kolom de klinker aanvullen, in de tweede kolom de medeklinker oef. 4 Hier komen vooral transferwoorden op ig/ige of op (e)lijk/(e)lijke aan bod.
5 Schrijf uit elke groep de twee woorden over waarbij je verenkelt. weduwe
betonnen
aanpassing
braken
evolueren
merendeel
musea
humeur
bekeken
hoogtepunt
openbaar
schatting
medemens
namens
klassiek
Brugge overweg
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 57-61. Zet eerst een kruisje.
opmaken
oef. 5 Pakket- en transferwoorden waarbij de verenkelingsregel toegepast wordt, identificeren De andere woorden zijn woorden met een korte klank of met een andere klank.
4
32
Woordpakket 1
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 1 Spelling 1 week
Z-SCHRIFT In het Z-schrift wordt er soms gekozen voor andere oefeningen. De lay-out is altijd aangepast. De nummering van de oefeningen komt niet altijd overeen. Onderaan op de pagina wordt verwezen naar een vervolgoefening om het tempoverschil op te vangen. In het Z-schrift wordt telkens één vervolgoefening aangeboden. • Oefening 2 en 4 zijn nieuw. • Oefening 5 en 6 in het Z-schrift = oefening 4 en 5 in het werkschrift.
2
3
oef. 2 De leerlingen voegen een doffe e toe en vormen zo pakketwoorden.
Schrijf de woorden met ige of lijke. zalig →
aartslelijk →
jeugdig →
persoonlijk →
oef. 3 De leerlingen leren de verenkelings- en verdubbelingsregel bij pakketwoorden correct toe te passen.
Vul de ontbrekende letters in. Schrijf het woord op. o of oo
geluksv
e of ee
w
s of ss
mu
a of aa
h
l of ll
evo
g of gg
ne
gel
tenschap ea gedis ueren
oef. 4 Door de doffe e weg te laten, vormen de leerlingen transferwoorden op lijk en ig.
eerde
4 Schrijf de woorden met lijk of ig. menselijke →
koddige →
veranderlijke →
volledige →
5 Vul in: ig of lijk.
oef. 5 Door een achtervoegsel toe te voegen aan een woorddeel maken de leerlingen betekenisvolle transferwoorden. Voor taalzwakke en anderstalige kinderen kan dit een moeilijke oefening zijn.
Schrijf het woord op. aartsle
grill
regelmat
noorde
jeugd
aanwez
lande
gemeente
6 Schrijf de woorden waarbij je moet verenkelen. overweg – schatting – medemens – hoogtepunt – bekeken – weduwe – betonnen – aanpassing – namens – opmaken
Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 1 op blz. 57. 4
oef. 6 De kinderen identificeren woorden waarbij de verenkelingsregel toegepast wordt.
STICORDITIP Indien nodig kunnen spellingzwakke leerlingen de spellingweter met het schema verenkelen/verdubbelen gebruiken. Tijdens de zorguren kunnen de leerlingen verder oefenen met allerlei woorden waarbij ze in klankgroepen moeten verdelen en de regel toepassen (zie pre-instructie: ook de verdubbelingsregel).
PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 2 wordt de verlengingsregel geleerd. Een belangrijke voorwaarde om die regel te kunnen toepassen, is dat de leerling de juiste meervoudsvormen kent. Sommige leerlingen hebben problemen met de meervoudsvormen. Oefen daarom met die leerlingen onder andere de meervoudsvorm van de volgende woorden: akkoord, tand, daad. Ook de verdubbelingsregel komt aan bod in woordpakket 2. Herhaal daarom met kinderen die lange en korte klanken moeilijk discrimineren of herkennen. Dat kan aan de hand van de wandplaten en de cd-fragmenten ‘langeklankaapjes’ en ‘korteklankaapjes’.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 1
33
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 2 Spelling 1 week
LEERINHOUD
MEDIA
- Woorden met ch en cht - d op het einde van een woord - Verdubbeling van de medeklinker na a, e, i, o, u Nieuw - Hoofdletter bij aardrijkskundige namen: straten, steden en landen
- schrijflei - woordkaarten - werkschrift - oefenschrift - spellingweters - stappenboek - wandplaat verenkelen/verdubbelen - spellied over cht en gt (cf. spelliedjes) - korteklankaapjes (cf. spelliedjes) - kippen, apen en zieke schilders (cf. spelliedjes) - dicteeschrift
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) persoonlijk: doffe klinker in achtervoegsel lijk(e), kapstokwoord heerlijk(e) volledig: doffe klinker in achtervoegsel ig/ige; kapstokwoord rustig(e) Vandaag beginnen we met een nieuw woordpakket (hoofdletter bij het begin van een zin, leesteken op het einde van de zin). BORDSCHEMA Woorden als zich en gezicht echter machteloos nochtans Afspraak: regelweg, onthoudweg en net-als-weg Onthoud: g of ch? Je schrijft meestal g. Regel: gt of cht? Na een korte klank schrijf je meestal cht, behalve in ligt, legt en zegt. Woorden als hond het akkoord de drietand de misdaad Afspraak: regelweg en net-als-weg Regel: d of t? Je verlengt het woord. Aardrijkskundige namen Brussel Duitsland de Ieperweg Afspraak: regelweg Regel: aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. Zatte vette kippen stoppen bussen het appartement de skeletten de opoffering de missie de hersenschudding de passagiers de horrorfilm de professor vermommen de kennis immers Afspraak: net-als-weg en regelweg Verdubbelingsregel: op het einde van de klankgroep hoor je een korte klank, dus schrijf je een klinker en twee medeklinkers (je verdubbelt).
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 2
35
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 2 Spelling 1 week
PRESENTATIE/ORIËNTATIE 1 Eerste drie rubrieken Noteer de titels van de eerste drie rubrieken op het bord (vierde blijft leeg) en bespreek waarover het deze week gaat. Daarna nemen de leerlingen het woordpakket in het werkschrift en rubriceren de woorden bij de passende rubriek. Hang de woordkaarten aan het bord. Opmerking: Duitsland komt ook aan bod bij woorden met -d, maar plaats je bij de aardrijkskundige namen. Behandel daarna rubriek per rubriek. 2 Woorden net als zich en gezicht Bespreek de moeilijkheid en de afspraak. Beluister ook het fragment ‘spellied over cht en gt’. Daarna noteren de leerlingen de woorden en de afspraken in hun werkschrift. 3 Woorden net als hond Bespreek de moeilijkheid: er is verwarring mogelijk over de laatste letter, want je hoort t, maar soms schrijf je een d. Leid de afspraak af. Laat de leerlingen noteren in hun werkschrift. Oefen daarna de verlengingsregel grondig in aan de hand van een tiental woorden, zowel woorden die op d als op t eindigen (bv. het nest, de grond …). 4 Aardrijkskundige namen Bespreek de moeilijkheid en de afspraak. Laat de leerlingen nog aardrijkskundige namen opnoemen, zowel steden, gemeenten, landen, provincies, straten, rivieren, zeeën, bergen … De leerlingen noteren in hun werkschrift. 5 Zatte vette kippen stoppen bussen Hang de overige woorden in de vierde rubriek. Laat de leerlingen de moeilijkheid afleiden: je hoort een korte klank, maar je schrijft een klinker en twee medeklinkers. Beluister ook het fragment ‘korteklankaapjes’ en het lied ‘zatte vette kippen stoppen bussen’. Bespreek woord voor woord en gebruik de wandplaat. De leerlingen noteren in hun werkschrift. Behandel ook nog enkele andere woorden, bv. de kratten, ontsmetten … Opmerking: in het stappenboek is de laatste oefening bij zowel herhaling als verdieping een oefening op de volledige regel verenkelen/verdubbelen, met alle mogelijke vormen erin verweven. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.
LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Bij de regelweg is het de bedoeling dat de leerlingen de regel kunnen toepassen, ook op andere woorden dan de pakketwoorden. Laat hen tijdens de klassikale instructie andere woorden opnoemen of in teksten opzoeken (handboek, tijdschrift, woordenboek, leesboek …). Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de zwakke spellers rond de instructietafel. Bij problemen met de verlengingsregel besteed je aandacht aan enkele leerprincipes van Ruijssenaars: herhalen, verkorten, verinnerlijken en versnellen. Een voorbeeld: woorden eindigend op d of t Wat het kind hardop moet zeggen, wordt steeds korter: 1 akkoord: akkoord, akkoorden, ik hoor een d, opschrijven (toepassen op meerdere woorden) 2 akkoord: akkoorden, d, opschrijven (toepassen op meerdere woorden) 3 akkoord: akkoorden, opschrijven (toepassen op meerdere woorden) 4 akkoord: in stilte opschrijven (toepassen op meerdere woorden) Bij problemen met de verdubbelingsregel help je hen bij het verdelen in klankgroepen en gebruik je het schema.
36
Woordpakket 2
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 2 Spelling 1 week
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Voor het dictee wijs je er opnieuw op dat de leerlingen in elk dictee ook zinnen moeten schrijven, en dat die met een hoofdletter beginnen en eindigen met een leesteken. Zeg hen dat je dat niet elke keer zult herhalen. Hoofdletters en leestekens worden ook geĂŤvalueerd in dit dictee, en per fout gaat er een punt af (dit zal in het vervolg niet altijd meetellen voor de punten). Dicteer: - losse woorden: Duitsland, de misdaad, het ballet, de opoffering, verdacht, de trillingen, Brussel, de skeletten - zinnen: In Nederland kun je nochtans aangenaam fietsen. Is de jongen ongedeerd?
pakket
transfer
losse woorden
Duitsland, misdaad, opoffering,
ballet, verdacht, trillingen
Brussel, skeletten
in zinsverband
nochtans
Nederland, ongedeerd
leestekens
2 x hoofdletter, punt, vraagteken
totaal ‌ / 15
9
6
WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2
In deze woorden zijn letters verdwenen. Herken je de woorden? Schrijf ze voluit.
uitsland eperweg e er misdaa
3
eloos ans russel
___________________________________________________________
ma
___________________________________________________________
___________________________________________________________
no
___________________________________________________________
___________________________________________________________
akkoor
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
Pas de regel toe en vul de letters aan. Schrijf de woorden voluit. i________________ers (m)
___________________________________________
profe____________or (s)
__________________________________________________
skele____________en (t)
___________________________________________
mi____________ie (s)
__________________________________________________
ho____________orfilm (r)
___________________________________________
opo____________ering (f)
__________________________________________________
ke____________is (n)
___________________________________________
pa____________agiers (s)
__________________________________________________
vermo____________en (m)
___________________________________________
a____________artement (p)
__________________________________________________
a____________oord (k)
___________________________________________
hersenschu____________ing (d)
__________________________________________________
4 Zoek de 15 woorden met cht en de aardrijkskundige namen in de tekst. Schrijf ze op. Tijdens het onweer gisterennacht in Antwerpen stonden we machteloos toe te kijken hoe onze tuinmeubelen in de achtertuin omverwaaiden. Er waren wellicht veel mensen in de Scheldestad die problemen hadden. Ook de provincie Limburg werd zwaar getroffen, en zelfs de luchthaven van Zaventem werd enige tijd gesloten. In Gent liepen verschillende kelders in de Veldstraat onder water. Het was de plicht van de brandweer om mensen in nood te helpen. De streek van Brugge en de kustgemeenten aan de Noordzee bleven echter gespaard.
5 Schrijf de woorden in het meervoud. skelet
_______________________________________
kennis
________________________________
passagier
_____________________________________________
bosklas
_______________________________________
baron
________________________________
appartement
_____________________________________________
akkoord _______________________________________ kost
________________________________
bestand
_____________________________________________
begrip
________________________________
eigenschap
_____________________________________________
_______________________________________
inzet
6 Vul de ontbrekende letter in: d of t. stran_______
drietan_______
standbeel_______
appeltaar_______
bospa_______
voorschrif_______
gemeenteraa_______
Beekstraa_______
geteken_______
d
t
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 57-61. Zet eerst een kruisje. 6
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
oef. 2 Pakketwoorden met cht, -d en aardrijkskundige namen herkennen. Extra aandacht voor hoofdletter! oef. 3 Pakketwoorden met verdubbelingsregel waarbij de opgegeven letter aangevuld moet worden oef. 4 Identificatie van voornamelijk transferwoorden met cht en aardrijkskundige namen. Er zijn 15 woorden. Tip: eerst aanduiden en dan onder de tekst schrijven. oef. 5 Woorden in het meervoud schrijven (taalsystematiek). Mix van pakket- en transferwoorden, verdubbelingsregel en onbewust ook de verlengingsregel oef. 6 Oefenen op de verlengingsregel, zowel woorden op d als op t (transfer)
Woordpakket 2
37
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 2 Spelling 1 week
Z-SCHRIFT Oefening 2, 3 en 4 in het Z-schrift = oefening 3, 4 en 5 werkschrift.
2
oef. 2 De leerlingen leren de verenkelings- en verdubbelingsregel bij pakketwoorden correct toe te passen.
Vul de ontbrekende letters in. Schrijf het woord op. r of rr
ho
f of ff
opo
s of ss
pa
orfilm ering agiers
m of mm vermo
en
p of pp
a
d of dd
hersenschu
oef. 3 Identificatie van voornamelijk transferwoorden met cht en aardrijkskundige namen
artement ing
3 Onderstreep de woorden met cht en de aardrijkskundige namen.
Schrijf ze in de juiste kolom.
Tijdens het onweer gisterennacht in Antwerpen stonden we machteloos toe te kijken hoe onze tuinmeubelen in de achtertuin omverwaaiden. Er waren wellicht veel mensen in de Scheldestad die problemen hadden. Ook de provincie Limburg werd zwaar getroffen, en zelfs de luchthaven van Zaventem werd enige tijd gesloten. In Gent liepen verschillende kelders in de Veldstraat onder water. Het was de plicht van de brandweer om mensen in nood te helpen. De streek van Brugge en de kustgemeenten aan de Noordzee bleven echter gespaard.
oef. 4 De verenkelings- en verdubbelingsregel toepassen
aardrijkskundige namen
cht
oef. 5 De leerlingen passen de verlengingsregel toe bij transferwoorden om te weten of ze d of t moeten invullen.
4 Schrijf de woorden in het meervoud. baron
bestand
appartement
kennis
passagier
begrip
5 Vul de ontbrekende letter in: d of t. stran_______
drietan_______
standbeel_______
appeltaar_______
bospa_______
voorschrif_______
gemeenteraa_______
Beekstraa_______
geteken_______
d
t
Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 2 op blz. 57. 6
STICORDITIP Indien nodig krijgen spellingzwakke leerlingen bij de verlengingsregel een kaartje met d en een kaartje met t erop, zodat ze de juiste letter dienen aan te duiden. Ze mogen eventueel ook de spellingweter met het schema verenkelen/verdubbelen gebruiken. Tijdens de zorguren kan er verder worden geoefend met allerlei woorden (zie frequentielijsten) waarbij ze in klankgroepen moeten verdelen, de klank herkennen en de regel toepassen. Ook de verlengingsregel kan verder worden geoefend.
PRE-INSTRUCTIE Volgende week komt de werkwoordspelling aan bod. We herhalen de tegenwoordige tijd. Laat de leerlingen het linkerdeel van het werkwoordschema al eens bekijken. Herhaal begrippen als werkwoord, pv., stam, tijd, ja-neevraag ‌
38
Woordpakket 2
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
LEERINHOUD
MEDIA
Herhaling werkwoorden in de tegenwoordige tijd
- schrijflei - ‘brief’ op het bord - werkschrift - beslissingsschema ‘Hoe schrijf ik werk woorden?’ op wandplaat en in spellingweter - oefenschrift - stappenboek - invulblad werkwoorden - ‘werkwoordenrap’ (cf. spelliedjes) - dicteeschrift (of kopie)
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Schrijf de volgende brief op het bord en laat de leerlingen passende woorden opschrijven. Liefste oma, Ik …… nu al enkele weken in het vijfde leerjaar. We hebben al enkele nieuwe dingen …… . Iedereen …… het leuk, maar niet gemakkelijk. Tot gauw! Je schattige kleinkind Bespreek welke woorden passen of niet passen. Bespreek de schrijfwijze van de woorden en verwijs daarbij naar het werkwoordschema. Mogelijke oplossingen: zit, geleerd, vindt. De leerlingen verwoorden wat ze denken dat er deze week en volgende week aan bod komt in de spellinglessen (herhaling werkwoorden in de t.t.). BORDSCHEMA 1 Onderwerp en ja-neevraag Wij zitten in het vijfde leerjaar. Iedereen heeft zijn taak gemaakt. Maya moet dringend leren zwijgen.
2 De pv. aanduiden en bespreken Jans is over enkele dagen jarig. Het wordt vast een leuke verjaardag.
/ Zitten / we in het vijfde leerjaar? / Heeft / iedereen zijn taak gemaakt? / Moet / Maya dringend leren zwijgen? Jans / is / over enkele dagen jarig. Het / wordt / vast een leuke verjaardag.
gemakkelijk om te schrijven is
moeilijk om te schrijven wordt
3 Herhaling: infinitief – stam – stam + t – meervoud Papa maakt eten. Papa / maakt / eten. Hij bereidt een koude schotel. Hij / bereidt / een koude schotel. Ik wacht ongeduldig tot het klaar is. Ik / wacht / ongeduldig tot het klaar is. Mijn zus komt ook al aan tafel zitten. Mijn zus / komt / ook al aan tafel zitten. Nadien doen we samen de vaat. Nadien / doen / we samen de vaat. pv. (ja-neevraag) maakt bereidt wacht komt doen
infinitief (ik zal …) maken bereiden wachten komen doen
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
stam (ik …) maak bereid wacht kom doe
stam + t (ja-neevraag) (hij) maakt (pa) bereidt (opa) wacht (zus) komt (zij) doet
meervoud (wij) maken (jullie) bereiden (de buren) wachten (de kinderen) komen (ze) doen
Werkwoorden t.t.
39
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
4 Werkwoordschema inoefenen (houden) (bezeren) (verzorgen) (wachten) (komen) (belanden) (herstellen) (vinden) (gebeuren) (vinden)
1 Dieren …………… van beweging. 2 Ons paard heeft zich …………… . 3 Vader …………… het dier. 4 Ik …………… op de dierenarts. 5 Eindelijk …………… hij eraan. 6 Al vlug …………… het paard terug in de wei. 7 Het dier is vlug …………… . 8 …………… jij huisdieren ook fijn? 9 Het …………… dat mensen huisdieren niet goed verzorgen. 10 De …………… dieren worden dan naar een asiel gebracht.
Afspraak: regelweg, hoorweg, net-als-weg PRESENTATIE/ORIËNTATIE week 1: 50’ Werkwoordschema opfrissen/herhalen Bouw met de leerlingen het beslissingsschema ‘Hoe schrijf ik werkwoorden?’ klassikaal op (herhaling vierde leerjaar). Vergelijk het resultaat uiteindelijk met de wandplaat en bekijk het in de spellingweter. In deze les herhalen we de begrippen en stappen één voor één en diepen ze uit. (beslissingsschema: zie verder) 1 Onderwerp en ja-neevraag om de pv. te vinden Noteer de drie opgavezinnen op het bord. Taalsystematiek: onderzoek de zinnen aan de hand van de hulpvragen en leid de tweeledigheid af: het onderwerp en de rest van de zin. Duid enkel het onderwerp aan zoals je gewoon bent (omcirkel, zet in kleur …). Spelling: laat de ja-neevraag stellen om de pv. in de zin te vinden (het eerste woord is de pv.). Noteer telkens de ja-neevraag en duid de pv. aan. Zet de pv. in de oplossing tussen twee streepjes. Merk misschien even op dat er nog werkwoorden in de zin kunnen staan. De term pv. mag niet beschouwd woorden als de benaming van een zinsdeel. De leerlingen maken oefening 1 in hun werkschrift. Verbeter klassikaal. 2 De pv. aanduiden en bespreken Schrijf de twee opgavezinnen op het bord. Laat de leerlingen opnieuw de pv. aanduiden, maar zonder de ja-neevraag te noteren. Ze kunnen die wel in hun hoofd formuleren (verkorten en versnellen). Maak twee kolommen op het bord en schrijf bovenaan ‘gemakkelijk om te schrijven’ en ‘moeilijk om te schrijven’. - Neem de eerste pv.: is. Vind je de schrijfwijze van deze pv. gemakkelijk of moeilijk? Waarom? (gemakkelijk: er is niets bijzonders aan, je schrijft het zoals je het hoort) Noteer in de passende kolom. - Doe hetzelfde voor de tweede pv.: wordt. Dat is een moeilijke: je hoort t, maar je schrijft dt. Noteer in de passende kolom. De leerlingen maken oefening 2. Wie klaar is, mag de persoonsvormen rubriceren bij gemakkelijk om te schrijven of moeilijk om te schrijven. Verbeter klassikaal. Opmerking: het belangrijkste van deze oefening is dat de leerlingen de pv. herkennen en de bespreking: welke persoonsvormen zijn moeilijk en waarom? Vooral dat laatste aspect is boeiend en leerrijk; er zijn ook verschillende meningen mogelijk. De conclusie: de schrijfwijze van sommige persoonsvormen is gemakkelijk, maar er zijn er ook moeilijke. Soms is de schrijfwijze anders dan de uitspraak. In het vierde leerjaar heb je daarom een beslissingsschema geleerd om je te helpen die werkwoorden juist te schrijven. 3 Herhaling van alle begrippen: infinitief – stam – stam + t – meervoud Scrhijf de vijf opgavezinnen op het bord. Laat de leerlingen per zin het onderwerp en de pv. herkennen. Duid aan op het bord. De leerlingen doen hetzelfde met de zinnen bij oefening 3 in het werkschrift. Verbeter klassikaal. Ondertussen noteert de leerkracht de tabel en de titels op het bord.
40
Werkwoorden t.t.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
Behandel per zin de eerste drie kolommen: pv. – infinitief – stam. Bespreek hoe je die vindt: - de infinitief: door ik zal of ik kan ervoor te zetten, de woordenboekvorm; - de stam: door de uitgang (meestal en) eraf te doen, of ik ervoor te zetten. De leerlingen vullen de eerste drie kolommen in bij oefening 3 in het werkschrift. Verbeter. Bespreek met de leerlingen dat er nog werkwoordvormen bestaan: stam + t en meervoud. Vul de overige kolommen aan op het bord. De leerlingen maken de rest van oefening 3 in het werkschrift. Verbeter. 4 Werkwoordschema inoefenen Oefen en herhaal klassikaal aan de hand van de voorbeeldzinnen op het bord. De infinitief is gegeven, het werkwoord moet juist geschreven worden in de tegenwoordige tijd. Behandel zin per zin. Duid eerst het onderwerp en de pv. aan. Overloop de stappen van het schema op de wandplaat. Besteed extra aandacht aan de stap ‘vervang door werken’, om te horen of je de stam of stam + t moet invullen. Neem daarvoor ‘ond. + pv.’ (rest van de zin is niet echt nodig). Oplossingen 1 houden: 2 bezeerd: 3 verzorgt: 4 wacht: 5 komt: 6 belandt: 7 hersteld: 8 Vind: 9 gebeurt: 10 gevonden:
pv. – t.t. – geen t achteraan – doe gewoon: schrijf wat je hoort geen pv. – doe gewoon – t op het einde, dus verlengen: bezeerde pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werkt, dus stam + t = verzorg + t pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werk, dus stam = wacht pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werkt, dus stam + t = kom + t pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werkt, dus stam + t = beland + t geen pv. – doe gewoon – t op het einde, dus verlengen: herstelde pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werk, dus stam = vind – hoofdletter! pv. – t.t. - t achteraan – vervang door werken: werkt, dus stam + t = gebeur + t geen pv. – doe gewoon: schrijf wat je hoort
De leerlingen maken individueel oefening 4. Laat eerst ond. en pv. aanduiden. Verbeter klassikaal. Differentiatie: met of zonder beslissingsschema, met of zonder jouw hulp. Mogelijkheid: de leerlingen kunnen de oefening afwerken als huistaak. De volgende les start je dan met de klassikale verbetering. Ze kunnen ook werken met het ‘invulblad werkwoorden’. Tot slot van dit lesonderdeel bespreek je welke strategieën gebruikt worden bij het correct schrijven van werkwoorden: regelweg (ww.schema, verlengen, doe gewoon …), hoorweg (t-kank?), net-als-weg (werk of werkt). Noteer op het bord, in het werkschrift en laat de spellingweter bekijken. Laat de werkwoordenrap t.t. horen, om de leerlingen te motiveren de stappen te zetten.
LESBLOK B (automatisering) week 2: 25’ Laat eerst de werkwoordenrap t.t. horen (motiverend). De leerlingen maken oefening 5 individueel in het werkschrift. Laat hen eventueel beslissen of ze eerst ond. en pv. aanduiden. Ze kunnen ook eerst het ‘invulblad werkwoorden’ invullen. Verbeter klassikaal. In de tweede week is er wellicht nog tijd om extra oefeningen te maken: werkblaadjes, computer … Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Naargelang van de klasgroep moet je meer of minder oefeningen geven vooraleer de leerlingen zelfstandig aan het werk gaan. Je voelt het zelf wel aan, dat is onmogelijk in te schatten. Gebruik gerust andere zinnen dan de voorbeeldzinnen. Houd rekening met de eigen klas (namen, situaties …)! Bij werkwoorden ‘stam + t’ kun je met twee kleuren werken (t in een andere kleur dan de stam). Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Oefen indien nodig extra op het vinden van het onderwerp (en dus ook de rest van de zin). Gebruik voor het vinden van de tweeledigheid de volgende hulpvragen: ond. = over wie of waarover wordt er iets gezegd in de zin?; rest van de zin = wat wordt er over het onderwerp gezegd? Werk samen met de leerlingen die moeilijkheden hebben bij de werkwoordspelling. Laat hen eerst op het werkwoordschema aanduiden waar ze uitkomen, vooraleer op te schrijven. Laat de stappen hardop verwoorden. Idem als je het ‘invulblad werkwoorden’ gebruikt. Laat ook daar de stappen hardop verwoorden. Misschien moet er extra geoefend worden op het vinden van de infinitief en de stam. Eventueel schrijven ze de stam voor de zin voor ze de correcte vorm invullen.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Werkwoorden t.t.
41
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) week 2: 50’ + 25’ Voor het dictee: schrijf de zinnen op het bord of zorg voor een kopie. Lees de zinnen één voor één voor en herhaal het in te vullen (werk)woord. De leerlingen herhalen hardop. Laat eerst ond. en pv. herkennen/aanduiden. Verbeter nadien klassikaal met schema en laat het verwoorden. Dicteer: 1 De jogger ………….. langs het kanaal. 2 Wout heeft zich …………………. . 3 De poes …………… de struiken in. 4 De helikopter ……………… naast de sporthal. 5 De agent …………… ons de weg. 6 We hebben onze vrienden …………….. . 7 Ik …………… het juiste getal. 8 ………… jij nooit moe? 9 De dief is te voet ………………. . 10 Jasper …………….. wat uit na die inspanning. 11 Yasmine en Ines ………….. vaak buiten. 12 Ik ………….. dat het vandaag nog zal regenen. 13 Mijn zus moet de ………….. bladeren opharken. 14 Mijn ouders ………….. goede resultaten van mij. 15 De bakker ………….. het deeg.
loopt bezeerd vlucht landt toont ontmoet raad Word gevlucht rust spelen vermoed gevallen verwachten kneedt
WERKSCHRIFT oef. 1 De ja-neevraag schrijven, het eerste woord is de pv. Ook het ond. en de pv. aanduiden volgens klasafspraken (taalsystematiek)
Werkwoorden in de t.t. 1
Schrijf de ja-neevraag op. Duid het onderwerp en de persoonsvorm aan. Lucas gaat naar zijn kamer.
Hij neemt zijn gitaar.
oef. 2 De pv. herkennen in de zinnen, en passend aanduiden (taalsystematiek). Bespreken welke moeilijk zijn en waarom (taalbeschouwing)
Mama en papa luisteren naar zijn liedjes.
2
Duid in elke zin de persoonsvorm aan. Noteer dan de werkwoorden in de passende kolom. Het is zeven dagen en zeven nachten feest in Decibel. Iedereen wordt ontzettend dronken. De mensen dansen op de vrolijke muziek. Ook de burgemeester vindt het een schitterend feest. Een oude man heeft op zijn zolder een vuurpijl bewaard. Die ontsteekt hij stiekem. Heel Decibel juicht om de schitterende sterrenregen. Stach zwaait van plezier met zijn armen. (Uit: Koning van Katoren, Jan Terlouw)
gemakkelijk om te schrijven
3
oef. 3 Oefening in drie delen maken: eerst ond. en pv. aanduiden (taalsystematiek), daarna pv. + infinitief + stam afleiden en noteren, uiteindelijk stam + t en meervoud noteren
moeilijk om te schrijven
Duid het onderwerp en de pv. in de zinnen aan. Vul dan de tabel aan. Onze hond ligt in zijn mand. Plots springt hij overeind. Hij gaat bij de deur staan. Wij vinden het heerlijk om samen te wandelen.
pv.
ja-neevraag
infinitief
(ik zal …)
stam
stam + t
(ik …)
meervoud
hij
wij
ma
zij
zij
jullie
Evi
ze
7
42
Werkwoorden t.t.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
oef. 4 Per zin individueel eerst ond. en pv. aanduiden (taalsystematiek), daarna de juiste werkwoordsvorm invullen met behulp van het schema
Tijd voor Taal accent 4 Vul de juiste vorm van het werkwoord in de t.t. of het voltooid deelwoord in. Duid het onderwerp en de pv. aan. Dat maakt het je gemakkelijker. surfen
Ik ________________________________________ elke dag op het internet.
zoeken
De fietser ________________________________________ de weg.
eten
Ik ________________________________________ elke dag voldoende fruit.
praten
De mensen ________________________________________ over van alles en nog wat.
vinden
Roeland ________________________________________ zijn schrift niet.
lachen
We hebben al veel ________________________________________ .
verbinden
Ik ________________________________________ die twee punten met een lijn.
doen
Mijn broer ________________________________________ te veel zout op zijn frietjes.
brengen
De verplegers ________________________________________ de gewonde naar het ziekenhuis.
stranden
Ons bootje ________________________________________ op een verlaten eiland.
schilderen
De kinderen hebben mooie kunstwerkjes ________________________________________ .
bedenken
________________________________________
oef. 5 De juiste werkwoordsvorm invullen. Besteed aandacht aan de tips in de tekstballon en laat de leerlingen vrij hoe ze te werk gaan.
jij eens een leuke mop?
5 Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm. Gebruik je het werkwoordschema? Duid je de pv. aan? En het onderwerp? Denk je aan de stam? telefoneren
Mijn mama ________________________________________ met haar vriendin.
hangen
Ik ________________________________________ een poster aan de deur van mijn kamer.
knutselen
We hebben een ruimtewezen ________________________________________ .
worden
Mijn vriend ________________________________________ later misschien dierenarts.
bouwen
Ik ________________________________________ een toren met mijn blokken.
rammelen
Mijn maag ________________________________________ van de honger.
verzorgen
De dieren worden daar goed ________________________________________ .
schrijven
Wout ________________________________________ een brief naar de koning.
gebeuren
Er is weer een ongeval ________________________________________ op de autosnelweg.
binden
Die mevrouw ________________________________________ een touw rond de boom.
maken
________________________________________
zenden
Ik ________________________________________ een berichtje naar mijn vriendin.
onmiddellijk je huiswerk!
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 61. Zet eerst een kruisje. 8
Z-SCHRIFT • In het kader staat de theorie die moet worden toegepast. • Per kader zijn er oefeningen waar de theorie geoefend kan worden. • Het werkwoordschema verschilt van dat van het werkschrift. In het Z-schema vind je steeds een onderwerp met een pv. Door uit te gaan van het onderwerp, weten de kinderen hoe de pv. gevormd moet worden (stam of stam + t). Zo leren ze bewust welke persoonlijke voornaamwoorden er bij een pv. kunnen staan. • Er is gekozen om de persoonsvorm niet te vervangen door werken. Voor taalzwakke kinderen is dat moeilijk, omdat de betekenis van de zin helemaal verloren gaat. • Oefening 2, 3 en 5 in het Z-schrift = zelfde oefening als in het werkschrift, andere opbouw. • Oefening 4 in het Z-schrift is nieuw. Werkwoorden in de t.t.
• De persoonsvorm vind je door van de zin een ja-neevraag te maken. De persoonsvorm staat dan altijd vooraan.
35
• Het onderwerp vind je door deze vraag te stellen: Wie of wat doet iets? Het onderwerp kan in het enkelvoud of het meervoud staan. 1 Schrijf de ja-neevraag op.
Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen. Omcirkel het onderwerp.
oef. 1 Door de ja-neevraag te schrijven, zien de leerlingen dat de pv. altijd op de eerste plaats staat. Wijs de leerlingen op het belang van de ja-neevraag. De leerlingen vinden het onderwerp door de vraag te stellen: Wie of wat doet iets? oef. 2. Deze oefeningen laten de leerlingen nog eens extra oefenen op het zoeken van de persoonsvorm.
Lucas gaat naar zijn kamer.
Hij neemt zijn gitaar.
Mama en papa luisteren naar zijn liedjes.
2 Zet de persoonsvorm in elke zin tussen schuine strepen. Het is zeven dagen en zeven nachten feest in Decibel. Iedereen wordt ontzettend dronken. De mensen dansen op de vrolijke muziek. Ook de burgemeester vindt het een schitterend feest. Een oude man heeft op zijn zolder een vuurpijl bewaard. Die ontsteekt hij stiekem. Heel Decibel juicht om de schitterende sterrenregen. Stach zwaait van plezier met zijn armen. (Uit: Koning van Katoren, Jan Terlouw)
enkelvoud Ik vind. Werk jij? Antwoord ik? stam
Jij vindt. Werkt het? Hij/zij antwoordt. stam + t
meervoud
35
Wij vinden. Jullie werken. De kinderen antwoorden. infinitief
7
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Werkwoorden t.t.
43
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Werkwoorden t.t. Spelling 2 weken
oef. 3 De leerlingen zoeken de pv. Daarna passen ze de theorie van het kader toe (stam, stam + t, infinitief).
3 Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen.
Vul de tabel aan.
infinitief (ik zal …)
stam (ik …)
stam + t
Onze hond ligt in zijn mand.
hij
Plots springt hij overeind.
ma
Hij gaat bij de deur staan.
zij
Wandelen vinden wij leuk.
Evi
4 Is het woord in vetjes een persoonsvorm?
ja
oef. 4. Deze oefeningen laten de leerlingen nog eens extra oefenen op het zoeken van de persoonsvorm.
nee
oef. 5 De stam vormt de basis van het werkwoordschema. Daarom wordt de vorming ervan veelvuldig geoefend. De leerlingen kunnen hun werkwoordschema ter ondersteuning gebruiken. Laat hen een pion gebruiken om de verschillende stappen te doorlopen. Zo heb je een duidelijk zicht op elke stap.
We hebben al veel gelachen. Mijn broer doet te veel zout op zijn frietjes. De verplegers brengen de gewonden naar het ziekenhuis. Ik strand op een verlaten eiland. De kinderen hebben mooie kunstwerkjes geschilderd. Bedenk jij eens een leuke mop? 5 Geef de stam.
Vul daarna de juiste werkwoordsvorm in. infinitief (ik zal …)
stam (ik …)
telefoneren
Mijn mama
knutselen
We
worden
Mijn vriend
rammelen
Mijn maag
verzorgen
Zij
schrijven
Wout
binden
Die mevrouw
maken
met haar vriendin. een ruimtewezen. later misschien dierenarts. van de honger. de dieren goed. een brief naar de koning. een touw rond de boom. onmiddellijk je huiswerk!
zenden
Ik
vinden
Roeland
een berichtje naar mijn vriendin. zijn schrift niet. 8
STICORDITIP Laat indien nodig het beslissingsschema ‘Hoe schrijf ik werkwoorden?’ op een afzonderlijke hulpkaart gebruiken. De leerlingen mogen een ‘pion’ gebruiken bij de verschillende stappen. Zo zijn ze verplicht de stappen te zetten en heb jij er een duidelijk zicht op.
PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 3 staan de afkortingen centraal. De leerlingen moeten opzoeken in een woordenboek. Je kunt hen al laten oefenen door een werkwoord in het woordenboek te laten zoeken, en te laten vaststellen dat er verschillende vormen zijn. Laat duidelijk verwoorden hoe je te werk gaat bij het opzoeken in een woordenboek.
44
Werkwoorden t.t.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 3 Spelling 1 week
LEERINHOUD
MEDIA
Afkortingen
- schrijflei - woordkaarten - werkschrift - oefenschrift - spellingweters - woordenboeken - sms-bericht en/of zoekertje (op bord of kopie) - stappenboek - dicteeschrift
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) - appartement (verdelen in klankgroepen en telkens de regel verenkelen/verdubbelen toepassen) - musea (verdelen in klankgroepen, tweemaal de verenkelingsregel toepassen) - Het vliegtuig landt vandaag in Zaventem (werkwoordschema toepassen met wandplaat: stam + t) BORDSCHEMA Afkortingen met afkortingsteken enz. nl. ww. ond. min.
d.w.z. m.a.w. o.a. o.m.
zonder afkortingsteken km m gsm pc tv wc
VTM EUR EHBO VRT EU
Afspraak: woorden onthouden, bij twijfel: opzoeken PRESENTATIE/ORIËNTATIE 1 Inleiding Schrijf een sms-bericht en een zoekertje op het bord, en laat voluit zeggen. Bv. Thnx vr bezoek. slpwl. mvg = Bedankt voor je bezoek. Slaapwel. Met vriendelijke groeten. TE HUUR land. vak.won max 12 p. omg. Brugge = Te huur: landelijke vakantiewoning voor maximaal 12 personen in de omgeving van Brugge Laat de leerlingen afleiden waarover het gaat: afkortingen. 2 Taalbeschouwing: bespreking Voer een leergesprek met de leerlingen waarbij deze zaken zeker aan bod komen. Gebruik jij ook afkortingen? In welke situaties worden afkortingen gebruikt? Waarom? (minder letters, gaat vlugger, kost minder) Kan dat altijd? In welke situaties wordt er welk taalgebruik aanvaard? … 3 Nieuw woordpakket aan het bord Hang de woordkaarten door elkaar. Laat de afkortingen voluit zeggen. Bespreek dat we de betekenis van afkortingen die we niet kennen, kunnen opzoeken in een woordenboek. Oefen uitgebreid met de leerlingen en laat de werkwijze verwoorden. Neem telkens het woordkaartje weg als de betekenis gevonden is. 4 Afkortingen groeperen Laat de leerlingen voorstellen doen. Kom tot de indeling ‘afkortingen met afkortingsteken’ en ‘afkortingen zonder afkortingsteken’. Je kunt nog verder indelen zoals op het bordschema: één of meer afkortingstekens, kleine en grote letters (letterwoorden). Laat het werkschrift invullen en de afspraak afleiden: woorden onthouden, bij twijfel over de schrijfwijze: opzoeken. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 3
45
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 3 Spelling 1 week
LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Verdeel de op te zoeken afkortingen, anders duurt dit te lang. Laat nog voorbeelden opnoemen. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de zwakke spellers rond de instructietafel. Oefen indien nodig het opzoeken in een woordenboek. Besteed ook extra aandacht aan de juiste schrijfwijze: afkortingsteken niet vergeten, kleine letters, verbonden of niet, hoofdletters (drukletters).
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Voor het dictee wijs je de leerlingen erop dat ze ook werkwoorden in de t.t. moeten schrijven en dat ze daarvoor hun werkwoordschema mogen gebruiken. Dicteer: - losse woorden: d.w.z., EHBO, nl., pc, kg, o.a., ww., pv., EUR, cm - zinnen: Hij wordt gevraagd om binnen de EU te blijven. Vind jij een gsm?
pakket
transfer
losse woorden
d.w.z., EHBO, nl., pc,
kg, pv., cm
o.a., ww., EUR
in zinsverband
EU, gsm
wordt, gevraagd, Vind
leestekens totaal ‌ / 15
9
6
WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2
Noteer de afkorting. euro = ____________________________
Vlaamse Radio- en Televisieomroep = ____________________________
werkwoord = ____________________________
personal computer = ____________________________
enzovoort = ____________________________
met andere woorden = ____________________________
watercloset = ____________________________
Europese Unie = ____________________________
onder andere =____________________________
Eerste Hulp Bij Ongevallen = ____________________________
dat wil zeggen = ____________________________
namelijk = ____________________________
minuut = ____________________________
onder meer = ____________________________
televisie = ____________________________
Vlaamse Televisie Maatschappij = ____________________________
onderwerp = ____________________________
global system for mobile communication = ____________________________
3
Welke afkorting kun je bij de tekeningen schrijven?
4
Onderstreep in elke zin de woorden die je kunt afkorten. Schrijf de afkorting achter de zin.
5
Wij moeten nog 250 kilometer rijden voor we op onze bestemming zijn.
__________________________________________
Mijn maag rammelt, dat wil zeggen ik heb honger.
__________________________________________
Ik bekijk de website van onze school op onze personal computer.
__________________________________________
Robbe moet nog veel doen, onder andere zijn kamer opruimen.
__________________________________________
Kun jij het onderwerp in deze zin aanduiden?
__________________________________________
Het zwembad is 3,5 meter diep. We kunnen duiken!
__________________________________________
Ik mag geen televisie hebben op mijn kamer.
__________________________________________
Ken je zelf nog drie afkortingen? Schrijf ze op met hun betekenis ernaast. = = =
oef. 2 De leerlingen moeten de pakketwoorden schrijven. De volledige betekenis staat voorgedrukt zodat ze de woorden gemakkelijker kunnen memoriseren. oef. 3 De pakketwoorden op de tekening herkennen: EUR, gsm, tv, wc, VRT (televisietoren) oef. 4 De woorden die afgekort kunnen worden, in zinnen herkennen en aanduiden. De pakketwoorden schrijven oef. 5 Creatieve oefening: de leerlingen mogen zelf drie afkortingen en de bijbehorende verklaringen noteren. Als ze er niet voldoende kennen, kunnen ze in een woordenboek opzoeken.
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 57-61. Zet eerst een kruisje. 10
46
Woordpakket 3
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 3 Spelling 1 week
Z-SCHRIFT • Oefening 2 en 3 in het Z-schrift = oefening 3 en 2 in het werkschrift. • Oefening 5 in het Z-schrift is nieuw.
2
Zoek de juiste afkorting in het woordpakket.
3
Noteer de afkorting. euro = ____________________________
Vlaamse Radio- en Televisieomroep = ____________________________
werkwoord = ____________________________
personal computer = ____________________________
enzovoort = ____________________________
met andere woorden = ____________________________
watercloset = ____________________________
Europese Unie = ____________________________
onder andere = ____________________________
4
oef. 2 Op een speelse manier associëren de leerlingen pakketwoorden met een tekening. oef. 3 De volledige betekenis van de pakketwoorden staat voorgedrukt, zodat ze de woorden gemakkelijker kunnen memoriseren.
Eerste Hulp Bij Ongevallen = ____________________________
dit wil zeggen = ____________________________
namelijk = ____________________________
minuut = ____________________________
onder meer = ____________________________
televisie = ____________________________
Vlaamse Televisie Maatschappij = ____________________________
onderwerp = ____________________________
global system for mobile communication = ____________________________
Onderstreep in elke zin de woorden die je kunt afkorten. Schrijf de afkorting achter de zin. Wij moeten nog 250 kilometer rijden voor we op onze bestemming zijn.
__________________________________________
Mijn maag rammelt, dat wil zeggen ik heb honger.
__________________________________________
Ik bekijk de website van onze school op onze personal computer.
__________________________________________
Robbe moet nog veel doen, onder andere zijn kamer opruimen.
__________________________________________
Kun jij het onderwerp in deze zin aanduiden?
__________________________________________
Het zwembad is 3,5 meter diep. We kunnen duiken!
__________________________________________
Ik mag geen televisie hebben op mijn kamer.
__________________________________________
oef. 4 Woorden identificeren die afgekort kunnen worden oef. 5 Met behulp van een woordenboek de verklaringen bij de afkortingen noteren
5 Zoek op in het woordenboek.
Schrijf voluit. i.s.m. = NMBS = pvc =
Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 3 op blz. 57. 10
STICORDITIP Zwakke spellers moeten de woorden correct kunnen kopiëren. Ze mogen hun spellingschrift met de woordbeelden gebruiken. Ook op het dicteeblad staat voor hen het woordpakket voorgedrukt.
PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 4 gaat het over de tweeklanken ei, ij en ou. Herhaal al eens de ei-brief, het ei-lied en het au-lied.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 3
47
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 4 Spelling 1 week
LEERINHOUD
MEDIA
Herhaling - Tweeklank ei - Tweeklank ij - Tweeklank ou - Vreemde woorden met a
- schrijflei - woordkaarten - werkschrift - oefenschrift - spellingweters - stappenboek - dicteeschrift - ‘ei-lied’ en ‘au-lied’ (cf. spelliedjes) - kaartje met ei en kaartje met ij - eventueel: ei-brief, ei-verhaal, ei-plaat, au-verhaal, au-plaat, banaanplaat
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) - d.w.z. (dicteer voluit, afkorting met afkortingsteken) - keizer (korte of lange ei?, korte ei, onthouden, laat de ei-woorden herhalen die ze in derde leerjaar via het ei-lied, de ei-plaat of het ei-verhaal leerden, en laat het ei-lied horen) - schouder (ou of au?, met ou, onthouden, laat de au-woorden herhalen die ze vroeger via het au-lied of de au-plaat leerden, en laat het au-lied horen) BORDSCHEMA Woorden net als trein eindeloos dreigen geleidelijk Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg
de omheining
Woorden net als blij afgrijselijk blijkbaar het drijfzand Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg
het paradijs
Woorden net als kous aangehouden de grootouders de toeschouwers Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg
trouwens
Woorden net als banaan het asiel de farao de favoriet Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg
de granaat
het onderscheid
verschijnen
vrouwelijk
het karakter
PRESENTATIE/ORIËNTATIE 1 Woorden net als trein, blij, kous Noteer de titels op het bord. Laat verwoorden welke spellingmoeilijkheid aan bod komt: de tweeklanken ei, ij, ou, au. Bespreek waarom dat een moeilijkheid vormt: voor eenzelfde klank bestaan er twee schrijfwijzen: ei/ij en ou/au. Breng de nieuwe woorden aan het bord, in de juiste rubriek. Laat de leerlingen kolom per kolom noteren in hun spellingschrift en bespreek telkens de schrijfafspraak. Afspraak: vroeger geleerd via ei-brief, ei-verhaal, ei-plaat, au-verhaal, au-plaat, maar de nieuwe woorden treffen we daar niet aan. Dus: woorden onthouden en de net-als-weg. 2 Woorden net als banaan Breng de overige woorden één voor één aan het bord en leg ze uit. Bespreek de moeilijkheid: woorden met a op het einde van de klankgroep die vaak kort wordt uitgesproken, maar waarbij je de medeklinker toch niet verdubbelt (oorspronkelijk vreemde woorden). Wijs er op dat ‘paradijs’ hier ook bij hoort, maar bij de ij-woorden geplaatst wordt. Laat de leerlingen het kapstokwoord opnoemen dat ze hiervoor vroeger leerden: banaan. Noteer de titel, laat de leerlingen noteren in hun schrift en leid de afspraak af. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 4
49
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 4 Spelling 1 week
LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Vooraleer de leerlingen de oefeningen maken, geef je het volgende dictee: de omheining, afgrijselijk, de toeschouwers, de granaat. Laat hen op hun schrijflei of in hun oefenschrift noteren en verbeter. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de zwakke spellers rond de instructietafel. Misschien is het nodig om hen te helpen bij het opschrijven van het alfabet om zo de letters en de woorden bij oefening 3 te vinden. Mogelijk is het ook nodig te helpen bij het alfabetisch rangschikken bij oefening 5.
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Dicteer: - losse woorden: het drijfzand, vrouwelijk, de farao, tegenhouden, het onderscheid, de favoriet, de asielbaas, afgrijselijk, de inleiding, de karaktertrek - zinnen: De bal belandt bij de toeschouwers. Klim jij over de omheining van je grootouders?
pakket
transfer
losse woorden
drijfzand, vrouwelijk, farao,
tegenhouden, asielbaas,
onderscheid, favoriet, afgrijselijk,
inleiding, karaktertrek
in zinsverband
toeschouwers, omheining, grootouders
belandt, Klim
leestekens totaal … / 15
9
6
WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2
Schrijf de woorden onder het passende lidwoord. de
asiel
favoriet onderscheid
omheining
grootouders
granaat
3
4
5
het
drijfzand
farao paradijs
karakter
Ontcijfer de woorden: 1 = a, 2 = b, 3 = c, 4 = … 1 + 1 + 14 + 7 + 5 + 8 + 15 + 21 + 4 + 5 + 14 =
__________________________________________________________________________________
22 + 5 + 18 + 19 + 3 + 8 + 9 + 10 + 14 + 5 + 14 =
__________________________________________________________________________________
5 + 9 + 14 + 4 + 5 + 12 + 15 + 15 + 19 =
__________________________________________________________________________________
1 + 6 + 7 + 18 + 9 + 10 + 19 + 5 + 12 + 9 + 10 + 11 =
__________________________________________________________________________________
20 + 18 + 15 + 21 + 23 + 5 + 14 + 19 =
__________________________________________________________________________________
7 + 5 + 12 + 5 + 9 + 4 + 5 + 12 + 9 + 10 + 11 =
__________________________________________________________________________________
2 + 12 + 9 + 10 + 11 + 2 + 1 + 1 + 18 =
__________________________________________________________________________________
22 + 18 + 15 + 21 + 23 + 5 + 12 + 9 + 10 + 11 =
__________________________________________________________________________________
4 + 18 + 5 + 9 + 7 + 5 + 14 =
__________________________________________________________________________________
Zoek het woord uit het woordpakket. oma’s en opa’s:
__________________________________________________
langzaamaan:
__________________________________________________
zonder stoppen:
__________________________________________________
publiek:
__________________________________________________
Egyptische koning:
__________________________________________________
lieveling:
__________________________________________________
niet mannelijk:
__________________________________________________
zich vertonen:
__________________________________________________
afschuwelijk:
__________________________________________________
opvanghuis:
__________________________________________________
Rangschik de woorden alfabetisch.
oef. 2 Oefening op de zelfstandige naamwoorden uit het woordpakket en hun lidwoord (taalsystematiek) oef. 3 De andere pakketwoorden ontcijferen. De cijfers komen overeen met de plaats van de letter in het alfabet (taalsystematiek). oef. 4 Een andere omschrijving is gegeven, de leerlingen moeten het pakketwoord noteren. oef. 5 Transferwoorden alfabetisch rangschikken
schoonouders – asielzoeker – topfavoriet – paradijselijk – handgranaat – karakterloos 1
______________________________________________________
2
______________________________________________________
3
______________________________________________________
4
______________________________________________________
5
______________________________________________________
6
______________________________________________________
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 57-61. Zet eerst een kruisje. 12
50
Woordpakket 4
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 4 Spelling 1 week
Z-SCHRIFT • Oefening 3 in het Z-schrift = oefening 4 in het werkschrift. • Oefening 4 in het Z-schrift is nieuw. • De ei-kaart kan een hulp zijn bij het inprenten van de onthoudwoorden. Als leerlingen de ei-woorden van de voorbije leerjaren onvoldoende geautomatiseerd hebben, kun je de kopieerkaart aanbieden. Ze bevat alle ei-woorden tot en met het vijfde leerjaar.
2
oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar het lidwoord.
Schrijf de woorden bij het passende lidwoord. asiel – farao – paradijs – omheining – granaat – drijfzand – favoriet – onderscheid – grootouders – karakter
de
3
het
oef. 3 De leerlingen zoeken bij een omschrijving het pakketwoord. oef. 4 De ei- en au-kaart kunnen een hulp zijn bij de automatisering van de ei- en au-woorden.
Zoek het woord uit het woordpakket. oma’s en opa’s
publiek
Egyptische koning
lieveling
niet mannelijk
afschuwelijk
zich vertonen
opvanghuis
4 Vul in: au of ou, ei of ij.
Schrijf het woord op. dr
gen
gr
saard wen
rest
kapit
n
s
bl
oef. 5 Leerlingen moeten op hun niveau kunnen nadenken over het alfabet. Hier rangschikken ze alfabetisch (eerste letter).
teur juffr
vertr
dschap
w rant zoenen
dinos
rus
5 Rangschik de woorden alfabetisch. schoonouders – asielzoeker – topfavoriet – paradijselijk – handgranaat – karakterloos 1
______________________________________________________
2
______________________________________________________
3
______________________________________________________
4
______________________________________________________
5
______________________________________________________
6
______________________________________________________
Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 4 op blz. 58. 12
STICORDITIP De leerlingen leggen bij het dictee (en de oefeningen) een kaartje met ei en een kaartje met ij op hun lessenaar. Na het beluisteren van het woord duiden ze het juiste kaartje aan. Geef een goed- of foutteken vooraleer ze opschrijven.
PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 5 komen vooral woorden met i zoals in fabrikant aan bod. Bespreek al eens dat de ie-klank op twee manieren kan geschreven worden: i en ie. Illustreer aan de hand van bekende eenvoudige woorden, bv. knie, ziek, drie, gitaar, figuur, ski … Gebruik een tekst die tijdens de lessen gebruikt wordt.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 4
51
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 5 Spelling 1 week
LEERINHOUD
MEDIA
- Vrije klinker o als au geschreven - Vrije klinker ie als i geschreven
- schrijflei - woordkaarten - werkschrift - oefenschrift - spellingweters - stappenboek - dicteeschrift - ev. schema verenkelen/verdubbelen (oefeningen)
LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) - onderscheid (korte ei, onthoudwoord. Laat nog ei-woorden opnoemen uit het vorige woordpakket. Herhaal ook de ij-woorden uit het vorige pakket. Herhaal de kapstokwoorden trein en blij.) - toeschouwers (woord met ou, onthoudwoord. Laat nog enkele ou-woorden uit het vorige pakket opnoemen. Herhaal het kapstokwoord kous.) - favoriet (onthoudwoord. Herhaal nog even het kapstokwoord banaan. De leerlingen noemen nog enkele andere woorden op.) BORDSCHEMA Woorden net als restaurant de chauffeur het restaurant Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg Woorden net als fabrikant de gitaar de piloot de televisie januari de limonade de olifant de rivier het idee de dinosaurus de helikopter de kapitein de living de skileraar het diploma de kilometer de minuten de piraten de benzine Afspraak: woorden onthouden en net-als-weg PRESENTATIE/ORIËNTATIE 1 Inleiding: woorden uitbeelden (de gitaar, de chauffeur, de piloot, de televisie) Laat een leerling een woord uitbeelden, de andere leerlingen raden het woord. Hang de woordkaarten aan het bord. 2 Woorden met de vrije klinker o als au geschreven Neem de woordstrook de chauffeur en laat de leerlingen verwoorden wat er moeilijk is aan dat woord. Vandaag hebben we het over de au als oo uitgesproken. Laat de leerlingen het andere woord opzoeken in hun spellingschrift: het restaurant. Bespreek ook de au in dinosaurus: uitgesproken als ou, niet als oo. Deel het kapstokwoord mee: restaurant, en leid de afspraak af. De leerlingen noteren in hun schrift. 3 Woorden met de vrije klinker ie als i geschreven Neem de andere woordstroken (zie inleiding): de gitaar, de piloot, de televisie. Bespreek de moeilijkheid die aan bod komt bij deze woorden: ie als i geschreven. Zeg hen dat de ie ook als ie kan geschreven worden en verwijs naar het woord de televisie. Laat hen nog enkele woorden met ie die ze kennen, opnoemen. Leid het kapstokwoord af: fabrikant, en bespreek de afspraak. De leerlingen noteren in hun schrift. Daarna bespreek je de andere woorden één voor één. De leerlingen schrijven mee in hun schrift. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 5
53
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 5 Spelling 1 week
LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen In de herhalings- en verdiepingsoefeningen van woordpakket 4 werd uitgebreid geoefend op het maken van samenstellingen. Dat komt nu ook aan bod, zij het minder uitgebreid. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de zwakke spellers rond de instructietafel. In de oefeningen moeten de leerlingen woorden in het meervoud schrijven en daarbij komt de verenkelings- en verdubbelingsregel impliciet aan bod. Je moet hen misschien hulp bieden daarbij, met het schema erbij.
LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Dicteer: - losse woorden: het diploma, de helikopter, februari, de televisie, het restaurant, de dinosaurus, de living, de skibroek, het kilogram - zinnen: Die chauffeur rijdt veel te snel langs de rivier. Zo verbruikt de wegpiraat veel benzine.
pakket
transfer
losse woorden
diploma, helikopter, televisie,
februari, skibroek, kilogram
restaurant, dinosaurus, living
in zinsverband
chauffeur, benzine, rivier
rijdt, verbruikt, wegpiraat
leestekens totaal … / 15
9
6
WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2
De woorddelen staan door elkaar. Maak de woorden heel. li – o – fant
3
4
= de
_______________________________________________
ma – plo – di = het ____________________________________________
sau – no – rus – di = de
_______________________________________________
nu – mi – ten = de
= de
____________________________________________
le – sie – te – vi
= de
_______________________________________________
tein – pi – ka = de
____________________________________________
li – ter – he – kop = de
_______________________________________________
zi – ben – ne = de
____________________________________________
rant – res – tau
_______________________________________________
____________________________________________
mo – de – li – na
= het
Zoek het woord uit het woordpakket dat rijmt op: snee
→ het _________________________________________________
laten
→ de
___________________________________________________________
tafelbier
→ de
_________________________________________________
voordeur
→ de
___________________________________________________________
aardbeving → de
_________________________________________________
pilaar
→ de
___________________________________________________________
kanarie
→ _________________________________________________________
groot
→ de
___________________________________________________________
tovenaar
→ de
allesweter → de
___________________________________________________________
_________________________________________________
Maak de samenstelling. Een paal die het aantal kilometer aangeeft = een
_______________________________________________________________________________________
Een chauffeur die met een taxi rijdt =
een
_______________________________________________________________________________________
Een kapitein van een boot op zee =
een
_______________________________________________________________________________________
Een gitaar om de lage bastonen te spelen =
een
_______________________________________________________________________________________
een
_______________________________________________________________________________________
Een restaurant in een oude hoeve =
een
_______________________________________________________________________________________
Een pak om mee te skiën =
een
_______________________________________________________________________________________
En nu zonder hulp! Een kreeft uit een rivier =
5
Schrijf in het enkelvoud of in het meervoud. enkelvoud
meervoud
een piloot
veel ________________________________________________________
een gitaar
veel ________________________________________________________
een chauffeur
veel ________________________________________________________
een ______________________________
veel minuten
een rivier
veel ________________________________________________________
een dinosaurus
veel ________________________________________________________
een
veel piraten
______________________________
een olifant
veel ________________________________________________________
Klaar? Kies een vervolgopdracht op blz. 57-61. Zet eerst een kruisje. 14
54
Woordpakket 5
oef. 2 De lettergrepen van de pakketwoorden staan door elkaar. De term lettergreep wordt evenwel niet gebruikt (taalsystematiek). oef. 3 Pakketwoorden zoeken die rijmen op het opgegeven woord (taalsystematiek) oef. 4 Met de twee aangeduide woorden in de zin kan een nieuw woord gemaakt worden (samenstelling, transfer, taalsystematiek). Telkens is één deel een pakketwoord. In de laatste drie zinnen zijn de woorden niet aangeduid. oef. 5 De pakketwoorden in het enkelvoud of het meervoud schrijven (taalsystematiek, transfer). Daarbij moeten de leerlingen de verenkelings- en verdubbelingsregel toepassen.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
accent
Blok Leerdomein Blokduur
Woordpakket 5 Spelling 1 week
Z-SCHRIFT Oefening 2 in het Z-schrift is nieuw.
2
olifant
3
oef. 2 Taalzwakke kinderen hebben nood aan structuur binnen een woord. Deze oefening maakt de opbouw van de woorden duidelijk.
Plak de letters aan elkaar. Schrijf het woord op. de
l i m o n a d e de
diploma
het
minuten
de
televisie
de
kapitein
de
h e l i k o p t e r de
benzine
de
Zoek het woord uit het woordpakket dat rijmt. snee tafelbier
→ het
laten
→ de
→ de
voordeur
→ de
aardbeving → de
pilaar
→ de
kanarie
→
groot
→ de
tovenaar
→ de
allesweter → de
oef. 3 Auditieve vaardigheden: het fonologisch bewustzijn wordt gestimuleerd door leerlingen actief op zoek te laten gaan naar eindrijm.
4 Maak samengestelde woorden. een paal die het aantal kilometer aangeeft = een een chauffeur die met een taxi rijdt =
een
een kapitein van een boot op zee =
een
een gitaar om de lage bastonen te spelen = een En nu zonder hulp: een kreeft uit een rivier =
een
een restaurant in een oude hoeve =
een
een pak om mee te skiën =
een
oef. 4 De leerlingen kunnen van twee afzonderlijke woorden een betekenisvol samengesteld woord maken.
5 Schrijf in het enkelvoud of in het meervoud. enkelvoud
meervoud
een piloot
veel ________________________________________________________
een gitaar
veel ________________________________________________________
een chauffeur
veel ________________________________________________________
een ____________________________________________
veel minuten
een rivier
veel ________________________________________________________
een dinosaurus
veel ________________________________________________________
een ____________________________________________
veel piraten
een olifant
veel ________________________________________________________
oef. 5 De leerlingen passen de verenkelings- en verdubbelingsregel toe bij transferwoorden.
Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 5 op blz. 58. 14
STICORDITIP Laat de spellingzwakke leerlingen de woorden oefenen op de computer, met de spellingcorrector aan.
PRE-INSTRUCTIE In woordpakket 6 komen woorden net als rustig(e) en heerlijk(e) aan bod: de doffe klinker in ig(e) en (e)lijk(e). Laat de leerlingen dergelijke woorden opnoemen (uit teksten …). Volgende week is er ook controledictee: woordpakketten 1 tot 6 en werkwoorden in de t.t.
Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 5
Woordpakket 5
55