Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6 - Voorbeeldmateriaal

Page 1

accent

Spelling

Handleiding 6 Filip Casier Coรถrdinatie Jan Seys Pieter Van Biervliet

Met medewerking van Maarten Dumoulin Tine Geenen Myriam Monstrey Herlinde Roose Stijn Storme Annelore Tanghe Karolien Willems Peter Willems


Tijd voor Taal accent – Spelling 6 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - stappenboek - stappenboek correctiesleutel - Z-blok - Z-blok correctiesleutel - handleiding met cd - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Handleiding 6 Filip Casier met medewerking van: Maarten Dumoulin, Tine Geenen, Myriam Monstrey, Herlinde Roose, Stijn Storme, Annelore Tanghe, Karolien Willems, Peter Willems Coördinatie: Jan Seys, Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Illustraties: Wim de Blende Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden.

© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.

Eerste druk, eerste bijdruk 2015 ISBN 978-90-306-5606-7 D/2013/0078/40 Art.nr. 513821/02 NUR 191


accent

Inhoud

cd met spelliedjes (bijlage) Bladwijzer: beschrijving van een gewone spellingweek (bijlage)

Inhoud Inleiding

5

Overzicht van de strategieĂŤn

27

Lesbegeleiding

31

100 woordendictee

175

Kopieerbladen - Correctiesleutel oefenkaarten

185

- Zorgdictees

207

- ei- en au-kaart

245

- Werkwoordschema Z-schrift

247

- Werkwoordschema

249

- Invulwerkwoordschema

250

- Wandplaten

251

- Spelliedjes

255

- SIP-bladen

263

Woordfrequentielijst

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

277

Inhoud

3



accent

Inleiding

ALGEMEEN De spellingmodule is een vernieuwde versie van Tijd voor Taal Spelling en maakt inherent deel uit van de totale taalmethode Tijd voor Taal accent (TvT’). De spellingmodule start vanaf het midden van het eerste leerjaar en loopt tot en met het zesde leerjaar. Voor de derde kleuterklas en het eerste semester van het eerste leerjaar zijn in de nieuwe spellingmodule voorbereidende activiteiten voorzien: de fonowaaier. Voor spellingzwakke leerlingen is een speciale zorgeditie ontwikkeld. Aan de hand van enkele vragen gaan we dieper in op de overeenkomsten en verschillen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling. Die vragen maken ook nieuwe TvT-gebruikers wegwijs. 1 Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? 2 Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? 3 Hoe werkt de directe instructiemethode? 4 Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? 5 Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? 6 Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? 7 Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? 8 Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor de automatisering? 9 Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? 10 Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? 11 Hoe zien de regels eruit? 12 Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? 13 Worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid?

1 Wat is gelijk in TvT’ Spelling en TvT Spelling? De gelijkenissen tussen TvT Spelling en TvT’ Spelling zijn treffend. - Er is een handleiding (met kopieerbladen), een werkschrift voor alle leerlingen en een stappenboek met differentiatieoefeningen. De opbouw in de handleiding, het werkschrift en het stappenboek is gelijk gebleven maar opgefrist, onder andere met totaal nieuwe oefeningen en stappenblokken. - Er zijn dezelfde media voor klassikaal gebruik: wandplaten, cd met liedjes enz. - Zoals in TvT kan de nieuwe spellingmodule in scholen van zowel het VVKBaO (katholieke net), het OVSG (gemeentelijk onderwijs) als het GO! (gemeenschapsonderwijs) worden gebruikt. Als gevolg van de verschillende leerplannen worden sommige lessen alleen in een school van het VVKBaO, GO! of het OVSG gegeven. In die uitzonderlijke gevallen wordt in de handleiding precies aangeduid wat je dan moet doen. Oefeningen in het werkschrift die bijvoorbeeld voor een OVSG-school niet van toepassing zijn, kunnen uitgescheurd of gewoon niet ingevuld worden. Een VVKBaO-school doet dan precies hetzelfde voor de OVSG-pagina’s. - Ook TvT’ Spelling is volgens het directe instructiemodel uitgewerkt.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Dat model biedt de beste methode om het spellen op een systematische wijze aan te leren. De aanpak via directe instructie is in TvT door ons al wat aangepast. Zo is er in de fase van de verwerking van de directe instructiemethode aandacht voor differentiatie. Dat gebeurt via het zogenaamde bhv-model (basis-herhalingverdieping) of model van het beheersingsleren. Het door ons aangepaste directe instructiemodel blijkt nu perfect aan te sluiten bij het meer recente IGDI-model. IGDI staat voor: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. - Zoals in TvT gebeurt de differentiatie voornamelijk op basis van een wekelijks dictee. Maar ook die dictees zijn nu opgefrist: nieuwe woorden en zinnen, en altijd dezelfde maximumscore (in TvT was de eindscore telkens anders). - De controledictees van TvT’ Spelling (en het daaraan gekoppelde leerlingvolgsysteem of LVS) zijn identiek aan de controledictees van TvT Spelling (vijf per leerjaar). De normering van de controledictees is evenwel geactualiseerd. Om na de tussentijdse controledictees te differentiëren, zijn opnieuw – weliswaar andere – oefenkaarten voorzien.

Inleiding

5


accent

Inleiding

- De woordpakketten zijn onveranderd. Een zeer beperkt aantal woorden is gewijzigd (waaronder enkele zogenaamde banaanwoorden), maar de keuze van woorden blijft ‘normaalfunctioneel’. Dat wil zeggen: de woorden staan in relatie tot iets wat de leerlingen echt nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. - De woordpakketten worden net als in TvT opnieuw recto in het werkschrift weergegeven. Het terugkeren naar de vorige bladzijde tijdens de inoefening (om een pakketwoord te kiezen), nodigt de leerling uit om het woordbeeld van dat pakketwoord eventjes visueel vast te houden.

Van Hell, Bosman & Bartelings (2003) vinden in hun onderzoek bewijzen waaruit blijkt dat die aanpak zeer effectief is. - ‘Gemengde spellers’ blijven ons doel. We reiken de leerlingen zoveel mogelijk verschillende strategieën aan: hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg en zoekweg. Bij de regels blijven we kiezen voor sobere, duidelijke regelmethodieken (bijvoorbeeld geen ellenlange algoritmes voor het verdubbelen/ verenkelen of voor het schrijven van de werkwoorden). Uit een enquête bij TvT-gebruikers blijkt immers dat men zeer tevreden is over de gebruikte regels.

2 Waarin verschilt TvT’ Spelling van TvT Spelling? In TvT’ Spelling worden nieuwe ACCENTEN gelegd. Zo is er meer zorg voor de zwakkere, maar ook voor de sterkere leerling. - De lesgang in de handleiding is beknopter. Ben je met TvT vertrouwd, dan hoef je niet telkens de handleiding te raadplegen. De ‘Bladwijzer’ als wegwijzer op de lessenaar is meestal voldoende. Er is in de lesgang meer aandacht voor specifieke zorginitiatieven: suggesties voor pre-instructie, voor begeleidende (verlengde) instructie, voor sticordi-maatregelen. - In de woordpakketten van het werkschrift staat voor elk zelfstandig naamwoord nu ook een lidwoord. Vooral leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen, zouden van die aanvulling moeten profiteren omdat zij vaak problemen hebben met de juiste keuze van het lidwoord (bijvoorbeeld: ‘de’ of ‘het’ boek?). - De oefeningen in het werk schrift zijn vernieuwd. Je start zoveel mogelijk NIEUWE ACCENTEN! met pakketoefeningen: oefeningen waarin alleen pakketwoorden aan bod komen (ze zijn met een ‘strikje’ aangeduid). In de resterende oefeningen zijn ook transferwoorden opgenomen. Hier kun je al tussen zwakkere en sterkere spellers differentiëren. Oefeningen zoals in TvT waarbij foute woorden moeten gecorrigeerd worden, tref je niet meer aan. Er zijn twee redenen: ten eerste blijkt uit enquêtes dat TvT-gebruikers die oefeningen liever niet tegenkomen, omdat leerlingen door de foute woordbeelden in de war geraken. Ten tweede is er momenteel geen onderzoek dat

6

Inleiding

-

- -

-

- -

eventuele voordelen van zulke oefeningen hard maakt. Er zijn in het werkschrift meer extra oefeningen voorzien. De ‘ga-door-oefening’ van TvT is nu vervangen door meerdere ‘vervolgoefeningen’ (tot het derde leerjaar) of door ‘vervolgopdrachten’ (van het vierde tot het zesde leerjaar). Vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. Vooral sterkere leerlingen komen hier aan hun trekken. De oefeningen in het stappenblok of stappenboek zijn vernieuwd: aangepaste herhalingsoefeningen voor de zwakkere leerlingen, uitdagende verdiepingsoefeningen voor de sterkere spellers. Voor het wekelijkse dictee is er altijd dezelfde maximumscore. Vanaf het vierde leerjaar kunnen zorgleerlingen een invuldictee maken. Ze maken dan hetzelfde dictee als de grote groep, maar moeten alleen de pakketwoorden invullen. Er zijn andere en bijkomende oefenkaarten ontwikkeld. Op basis van analyses van foutenroosters is rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden. Voor de meest voorkomende spellingfouten zijn bijgevolg ook extra oefenkaarten ontwikkeld. Het hele ICT-oefenpakket wordt vervangen door bingeloefeningen, die online worden aangeboden. Voor de werkwoordspelling in het vierde, vijfde en zesde leerjaar is NIEUWE telkens een extra ACCENTEN! (facultatieve) oefenbundel voorzien.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

- TvT’ Spelling wil kleuters en eersteklassertjes NIEUWE beter voorbereiden op ACCENTEN! het spellingonderwijs. In de fonowaaier tref je leuke, gevarieerde voorbereidende activiteiten aan. - Aan TvT’ Spelling is ook een nieuw evaluatieinstrument toegevoegd om de zogenaamde ‘output’ te meten. Dat betekent dat we op het einde van de basisschool de beheersing van alle leerinhouden van het eerste tot het zesde leerjaar – en dus van de eindtermen – via het 100 woordendictee meten. - TvT’ Spelling houdt ook rekening met de nieuwe termen die je in de eindtermen en de leerplannen Nederlands (taalbeschouwing) terugvindt. - Ten slotte is voor de spellingzwakke leerlingen een speciale zorgeditie (de Z-editie) ontwikkeld:

een werkschrift dat naadloos aansluit bij het werkschrift voor de grote groep kinderen maar waar de opdrachten eenvoudiger geformuleerd zijn, oefenvormen aangepast zijn en de lay-out veel soberder is. Stappenboeken en stappenblokken worden vervangen door Z-blokken. - Alle genoemde zorginitiatieven (directe instructie, pre-instructie, begeleidende (verlengde) instructie, bhv-model, sticordi-maatregelen, pakketoefeningen, de invuldictees, de speciale zorgeditie) worden gekaderd binnen het zogenaamde ‘zorgcontinuüm’ (zie verder bij vraag 7). De spellingstrategieën worden overzichtelijk weergegeven in zogenaamde spellingweters. Die staan achteraan in het werkschrift en vervangen de leerbladen uit TvT. In de lesgang is telkens gelet op een meer functioneel gebruik van de spellinstrategieën via die spellingweters.

3 Hoe werkt de directe instructiemethode? Excellente instructie is de sleutel voor het voorkomen van spellingproblemen. Bij het leren spellen blijkt het directe instructiemodel de beste resultaten op te leveren (Veenman, 1998; Leenders e.a., 2002). Het model is al in TvT door ons aangepast en blijkt nu perfect aan te sluiten bij de uitgangspunten van het meer recente IGDImodel, wat staat voor: Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie. Binnen IGDI zijn de fasen van de directe instructie aangepast, zodat er meer differentiatie in uitleg en instructietijd tussen de leerlingen ontstaat. We onderscheiden de volgende stappen (zie ook de ‘Snelstart’): - een terugblik, waarin je de leerinhouden van de vorige lessen herhaalt; - de presentatie van de nieuwe leerinhouden, waarbij het ‘oriënteren’ heel centraal staat; - de verdere automatisering of inoefening (met mogelijkheden tot verlengde instructie); - een evaluatiemoment, waarin je de beheersing van het geleerde controleert; - de verwerking, waar je gedifferentieerd werkt (herhaling/verdieping); - de procesevaluatie/reflectie, waarbij je de leerlingen uitnodigt om na te denken over hun vorderingen, ervaringen e.d. tijdens het leerproces. De verschillende stappen worden in TvT’ Spelling als volgt in lesblokken van 25 minuten geordend:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

- lesblok A (25’): 1 Terugblik 2 Presentatie/oriëntatie - lesblok B (25’): 3 Automatisering - lesblok C (25’): 4 Evaluatie - lesblok D (25’): 5 Verwerking (herhaling/verdieping) 6 Procesevaluatie/reflectie De lesblokken A en B kun je telkens samenvoegen. Zo verkrijg je een blok van 50 minuten (bijvoorbeeld in de hogere leerjaren). Typisch voor de terugblik (lesblok A) is het werken met de schrijflei. De schrijflei is een bordje Met een schrijflei kun met een stift (of krijtje). je op de meest efficiënte Als je een woord uit manier directe feedback een vorige les dicteert, geven. Dat blijkt uit een noteert elke leerling recent onderzoek van dat woord op de professor D. William. individuele schrijflei. Het grote voordeel van het werken met zo’n schrijflei is dat het directe feedback mogelijk maakt. Met andere woorden, als de schrijflei in de lucht wordt gestoken, kun je eventuele fouten direct analyseren en remediëren. Recent onderzoek van de Londense professor Dylan William leert dat je met de schrijflei (‘mini-whiteboard’) de werkhouding en betrokkenheid van alle leerlingen zeer sterk verhoogt. Via het internet kun je de BBCdocumentaires over zijn Classroom Experiment bekijken (zie Gilbert, 2010).

Inleiding

7


accent

Inleiding

In plaats van op een schrijflei kunnen de leerlingen ook in een oefenschriftje noteren. Die manier van werken is omslachtiger, waardoor ook de feedback uitgesteld en dus minder efficiënt wordt. Als de leerlingen niet over een schrijflei beschikken of als je het werken met een oefenschriftje te omslachtig vindt, kun je de woorden ook letter voor letter laten spellen. Dat wil zeggen: je dicteert bijvoorbeeld auto en je vraagt een leerling dat woord letter voor letter te spellen: a-u-t-o. Zo weet je onmiddellijk of de leerling de au met a-u of o-u schrijft. In de presentatie/oriëntatie van hetzelfde lesblok A moeten de leerlingen zo goed mogelijk op het spellingprobleem en de oplossing ervan georiënteerd worden: wat is het probleem en hoe kan ik het aanpakken? Gebruik je de Beertjes van Meichenbaum, dan kun je die zeker in deze lesfase ten tonele voeren. De oriëntatie gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen zelf ontdekken hoe ze kunnen verlengen om te weten of een woord op d of t eindigt. Je zegt de regel dus niet voor! Bij sommige leerinhouden, vooral in de derde graad, is een inductieve aanpak evenwel onmogelijk. Bijvoorbeeld: leerlingen kunnen onmogelijk zelf ontdekken waarom de woorden apotheek, katholiek, thee met th worden geschreven. Je kunt de leerlingen die woorden wel laten rubriceren en vragen welk spellingprobleem ze gemeen hebben. Dergelijke rubriceeroefeningen zijn typisch voor de derde graad.

Meestal wordt een kapstokwoord aangeboden om de schrijfwijze van die woorden te onthouden (zie verder: de analogiestrategie of net-als-weg). Na lesblok A wordt het spellingprobleem verder ingeoefend. We spreken over automatisering (lesblok B). In het werkschrift zijn daarvoor leuke oefeningen voorzien. Typische oefeningen zijn bijvoorbeeld het hakken en plakken, waar de leerlingen eerst de kop, vervolgens de buik en ten slotte de staart van een woord moeten schrijven. Bijvoorbeeld: g-ooi-t = gooit. Via hak- en plakoefeningen (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van een woord kennen. Via letter-voor-letter-oefeningen (mondeling spellen) wordt de lettervolgorde geautomatiseerd. Naast de hak- en plakoefening leren ze in andere oefeningen ook alle letters los te schrijven. Bijvoorbeeld: g-o-o-i-t = gooit. Uit onderzoek is gebleken dat dergelijke letter-voor-letteroefeningen zeer belangrijk zijn, vooral voor leerlingen met spellingproblemen of dyslexie (Van Biervliet, 2003). Met andere woorden: via hakken en plakken (kopje-buikje-staartje) leren de kinderen de structuur van de te schrijven woorden kennen (g-ooi-t); via het letter-voor-letterschrijven leren ze vooral de lettervolgorde in die woorden (g-o-o-i-t). Op basis van de scores voor een wekelijks dictee in lesblok C worden in lesblok D twee groepen gemaakt. De ene groep maakt in het stappenboek (of stappenblok met scheurbladen) herhalingsoefeningen, de andere groep verdiepingsoefeningen.

4 Wat is de bedoeling van het (wekelijkse) dictee? 4.1 Pakketwoorden, maar ook transferwoorden Preventie en vroegtijdige interventies zijn duidelijk effectiever en efficiënter dan late interventies of leerhulp. Daarom moeten de leerlingen in hun leerproces ook nauwkeurig worden gevolgd. Om dat mogelijk te maken, voorzien we elke week een kort evaluatiemoment (lesblok C). Via een dictee wordt de beheersing van het woordpakket gecontroleerd. Meestal zijn in het dictee ook transferwoorden voorzien. Transferwoorden zijn woorden die niet in het woordpakket staan, maar wel hetzelfde spellingprobleem hebben. Zo voorziet het dictee voor het pakket met woorden met eind-t of -d ook

8

Inleiding

andere woorden dan de pakketwoorden om te zien of de verlengingsregel wel echt beheerst wordt. Ook in een dictee bij een woordpakket met onthoudwoorden staan soms transferwoorden. Het zijn dan vooral samengestelde woorden, waarbij een deel ervan een geleerd onthoudwoord is. Bijvoorbeeld: in het woordpakket staat saus, in het dictee pepersaus. In de handleiding staat precies aangeduid wat geëvalueerd moet worden. We gaan er telkens van uit dat het geleerde spellingprobleem wordt getoetst (1 punt per woordfout, hoofdletterfout of fout tegen het leesteken). Dat neemt echter niet weg dat alle andere spellingfouten in het dictee aangeduid kunnen worden.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

4.2 Aandacht voor leestekens In het dictee worden af en toe ook de leestekens geëvalueerd. Die worden in de spellinglessen niet expliciet aangebracht (1), tenzij bij speciale gevallen zoals de aanhalingstekens. 4.3 (Voorlopig) niet te beheersen leerinhouden Leerinhouden die nog niet beheerst moeten zijn, worden wel geëvalueerd maar niet extra geremedieerd. Leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan gewerkt moet worden (2), zijn ook in de evaluatie opgenomen (evenals in de grote controledictees: zie verder). Het is dan niet de Leerinhouden die nog niet bedoeling om te beheerst moeten zijn, worden controleren of die wel geëvalueerd maar niet spellinginhouden extra geremedieerd. (zoals de regel van het verenkelen of het verdubbelen, de werkwoordspelling enz.) verworven zijn, maar wel om regelmatig te toetsen in welke mate de leerlingen inzicht hebben verworven in die inhouden. Op die manier beogen we een permanente evaluatie, die ons in staat stelt snel in te grijpen als er zich spellingproblemen voordoen. Het is evenwel niet de bedoeling leerlingen die de leerinhouden nog niet beheersen, naar de taakklas (A-klas), zorgbegeleider e.d. door te verwijzen.

Je kunt bijvoorbeeld beslissen om zeer spellingzwakke leerlingen vanaf het vierde leerjaar tijdens het dictee alleen de pakketwoorden te laten schrijven. Voor die leerlingen is een invuldictee voorzien (je vindt ze in de kopieerbladen). Ze krijgen hetzelfde dictee als de andere leerlingen maar moeten dus niet alles opschrijven, enkel de in te vullen pakketwoorden. 4.7 Verbetering Het wekelijkse dictee verbeter je het best onmiddellijk. Uitgestelde feedback heeft geen zin. In de hogere leerjaren kunnen de leerlingen eventueel zelf het dictee verbeteren. Bij het begin van lesblok D (verwerking) geef je de leerlingen hun dictee terug. Ze kopiëren de fout geschreven woorden drie keer in een oefenschrift (kladblok, apart blaadje …). Het kopiëren gebeurt het best naast elkaar. niet: thee thee thee wel: thee, thee, thee Het onder elkaar kopiëren nodigt de leerlingen al te vaak uit tot een blindweg kopiëren van de aparte letters (bijvoorbeeld: eerst alle t’s, dan alle h’s enz.). Het naast elkaar overschrijven verplicht de leerling het woord telkens goed te analyseren. 4.8 Controledictees

4.4 Controleattitude Ten slotte staat tijdens het dictee ook het aanleren van een goede controleattitude centraal. De leerlingen worden uitgenodigd om na het dictee het geschrevene te controleren en een kruisje te plaatsen bij de woorden waarvan ze niet zeker zijn dat ze juist geschreven werden. 4.5 Uitgebreider dictee Wil je een uitgebreider dictee geven (d.w.z. met meer woorden dan in de handleiding is voorzien), dan vind je in de handleiding ook een uitbreidingslijst met frequente woorden (zie ook verder: Normale functionaliteit). 4.6 Invuldictees

NIEUW ACCENT:

INVULDICTEES Voor sommige zwakke spellers zijn zogenaamde sticordi-maatregelen genomen (zie ook 7.3).

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Naast de wekelijkse evaluatie zijn er ook vijf grote controledictees voorzien: twee in het eerste trimester, drie in de volgende trimesters. (In de methode is er voor het eerste trimester van het eerste leerjaar evenwel geen spelling voorzien!) Die dictees controleren de beheersing van de geleerde inhouden over een langere periode. Ook dat is belangrijk. We stellen immers vast dat vele leerlingen de aparte spellingproblemen wel goed beheersen, maar er niet in slagen ze te integreren. Het controledictee vindt meestal plaats in een week waarin een gemakkelijk woordpakket aan bod komt. In zo’n week vallen – indien mogelijk – de herhalings- en verdiepingsoefeningen van lesblok D weg omdat we verwachten dat klassikale inoefening dan voldoende is om het spellingprobleem van dat pakket te beheersen. Toetsbladen voor de grote controledictees vind je als kopieerblad in de handleiding.

Inleiding

9


accent

Inleiding

De herhalings- en verdiepingsoefeningen worden dus door een groot controledictee vervangen. In sommige weken, bijvoorbeeld in proefwerkweken net voor grote vakantieperiodes, is er alleen een groot controledictee. Er wordt dan geen nieuwe leerinhoud aangebracht. Voor elk controledictee is een toetsblad voorzien. Je vindt het als kopieerblad in deze handleiding. De controledictees werden tijdens het schooljaar 2008-2009 opnieuw genormeerd. Dat gebeurde op basis van een ruime steekproef

in heel Vlaanderen, rekening houdend met een goede NIEUWE ACCENTEN! spreiding over de provincies heen, de onderwijsnetten, de geografische spreiding (landelijk versus stedelijk) en klassengrootte (klein/middelmatig/groot). De nieuwe normering laat ons toe om beheersingszones te berekenen (A-B-C-D-E). Zo kun je niet alleen de mate van spellingbeheersing nagaan, maar ook de vorderingen van de leerlingen gemakkelijker in kaart brengen.

5 Hoe werkt het leerlingvolgsysteem (LVS) van TvT’ Spelling? 5.1 Foutenroosters De motor van het LVS wordt aangedreven door de controledictees. Aan de hand van een rooster maak je van elk controledictee een foutenanalyse. Je noteert per leerling niet alleen de totaalscore, maar ook de deelscores voor het woorddictee en voor het zinnendictee. De namen van de leerlingen kun je in alfabetische volgorde of volgens klasnummer noteren. Wij stellen echter voor de namen te sorteren op basis van de behaalde resultaten: eerst de leerling met de hoogste score enz. Via het foutenrooster Ervaring leert dat krijg je een mooi overzo’n ordening tot een zicht van elke leerling grotere overzichtelijkapart, maar ook van de heid en dus ook aandacht voor de zwakke hele klasgroep. spellers leidt. Met kruisjes duid je vervolgens per leerling aan welke fouten zijn gemaakt. Let wel: in hetzelfde woord kunnen verschillende fouten staan (bijvoorbeeld: kabbauter i.p.v. kabouter); die worden ook aangestipt. Van elke foutencategorie tel je ten slotte het aantal leerlingen. Op die manier verkrijg je een goed overzicht van de leerinhouden die

met de hele klas nog eens extra geoefend moeten worden. Bewaar de foutenroosters zorgvuldig, want ze maken deel uit van het leerlingvolgsysteem (LVS). 5.2 Digitaal LVS Het LVS kan ook online worden ontwikkeld. Bij het begin van het schooljaar voer je de namen van alle leerlingen in. Na een groot controledictee tik je de resultaten in en duid je ook de fouten via een simpele klik in het foutenrooster aan. Vervolgens druk je één klassikaal takenblad af waarop de kinderen kunnen zien welke oefenkaarten en/ of ‘bingeloefeningen’ ze tijdens de herhalingsweek moeten maken (zie verder). Naast het klassikale foutenrooster kan ook een individueel handelingsplan worden opgevraagd. Op dat plan staan de resultaten en de fouten die de individuele leerling heeft gemaakt en is er ook ruimte voorzien voor opmerkingen, afspraken enz. in verband met verdere remediëring e.d. Na elk controledictee wordt het individuele handelingsplan automatisch aangevuld, zodat je op het einde van het schooljaar een mooi overzicht per leerling hebt.

6 Voorziet TvT’ Spelling voldoende differentiatiemogelijkheden? 6.1 Tempodifferentiatie In het werkschrift staan extra oefeningen voor de vluggerds: vervolgoefeningen (tot het derde leerjaar) en vervolgopdrachten (van het vierde tot het zesde leerjaar). De vervolgoefeningen en -opdrachten zijn achteraan in het werkschrift gebundeld. De vervolgoefeningen zijn voor elk woordpakket anders. De vervolgopdrachten zijn daarentegen telkens dezelfde. Leerlingen vanaf

10

Inleiding

het vierde leerjaar kiezen zelf een opdracht (of opdrachten) en voeren die uit, aan de hand van de pakketwoorden die op dat moment aan de orde zijn. Spreek met de leerlingen goed af waar ze de antwoorden moeten noteren. Niet elke opdracht past bij NIEUWE elk woordpakket. ACCENTEN! De leerlingen moeten dus goed nadenken over de keuze van de vervolgopdracht:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

ofwel kiezen ze een opdracht die ze individueel volbrengen (‘Met deze oefeningen kun je snel aan de slag …’), ofwel een opdracht waarvoor de samenwerking met een andere leerling is vereist (‘Met deze oefeningen zoek je een klasgenoot …’), ofwel een heel creatieve opdracht (‘Met deze oefeningen maak je je eigen taalspel. Voorzie wel de nodige tijd…’), ofwel een opdracht die uitsluitend voor de werkwoordspelling is bedoeld (‘Met deze oefeningen train je de werkwoordspelling…’). Je kunt een leerling ook vragen een ander woordpakket te oefenen (anders dan het woordpakket van de week). 6.2 Gedifferentieerde oefeningen in het stappenboek of -blok Met het bhv-model (ook beheersingsleren of mastery learning genoemd; b = basis, h = herhaling, v = verdieping) willen we binnen een klasgroep zo goed en zo uitgesproken mogelijk tegemoetkomen aan de individuele verschillen tussen de leerlingen (Block, 1971). Het is een populair model omdat ook rekening gehouden wordt met de differentiatiecapaciteit van de leraar. Volgens Bosker (2005) zijn er immers grenzen aan dat differentiëren. Zo leidt te vergaande differentiatie niet tot betere resultaten bij de leerlingen precies omdat de instructierol van de leraar dan kleiner wordt (Allington, 1995). Het bhv-model voorziet in een meer gematigde differentiatievorm: na de klassikale instructie (lesblok A) en inoefening (lesblok B) van de basisleerstof (= b) voor alle leerlingen wordt een klein wekelijks dictee (lesblok C) afgenomen. Op basis van de resultaten voor dat dictee worden twee groepen onderscheiden: afhakers, die minder dan 80 % behalen, en koplopers. De 80 %-grens is niet normatief. Je kunt de grens zelf Koplopers behalen verhogen of verlagen. minstens 80 % voor Let op: hanteer nooit het wekelijks dictee. Ze de termen ‘afhaker’ maken zelfstandig de en ‘koploper’ in het verdiepingsoefeningen bijzijn van de en corrigeren zelf. kinderen! In lesblok D krijgen afhakers herhalingsoefeningen (= h) en koplopers verdiepingsoefeningen (= v) aangeboden. Herhalings- en verdiepingsoefeningen staan niet in het werkschrift maar in het stappenboek of -blok. Voor het eerste leerjaar wordt het stappenboek in de vorm van kopieerbladen aangeboden. Voor het tweede, derde en vierde leerjaar zijn scheurblokken voorzien. In de derde graad maken

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

de leerlingen de oefeningen in een oefenschrift of iets dergelijks. De koplopers werken zelfstandig aan de verdiepingsoefeningen. Die zijn niet eenvoudig, omdat we hen blijvend willen uitdagen. Panikeer dus niet als ze met een oefening wat moeilijkheden hebben. Na het zelfstandig werk kunnen ze via de correctiesleutel zelf de juiste oplossing vinden en aanduiden welke fouten ze gemaakt hebben. Spreek met de leerlingen precies af hoe ze moeten corrigeren. De afhakers groepeer je het best rond een zogenaamde instructietafel. Eerst herhaal je de instructie (zie lesblok A) kort en krachtig. Laat de leerlingen de geleerde strategie(ën) nog eens een voor een duidelijk verwoorden. Gebruik daarvoor de spellingweters. Afhakers maken onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Dat gebeurt aan de instructietafel. Vervolgens maken die leerlingen onder jouw begeleiding de herhalingsoefeningen. Heb oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. 6.3 Remediërings- en verrijkingsweek 6.3.1 Mijn moeilijke woorden Naast het wekelijkse differentiatiemoment is er ook de remediëringsweek, die telkens op een groot controledictee volgt. Analyseer vooraf zeer grondig het foutenrooster. Orden de meest voorkomende fouten. Laat de leerlingen bij de start van de remediëringsweek eerst de fout geschreven woorden correct noteren op het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ achteraan in hun werkschrift. Bij heel zwakke spellers kan het evenwel nuttig zijn dat je zelf het blad ‘Mijn moeilijke woorden’ aanvult. Op die manier ben je er zeker van dat de woorden juist zijn geschreven (zie verder: leerprincipe compenseren). 6.3.2 Klassikale remediëring en spellingweters Als blijkt dat het NIEUW ACCENT: merendeel van SPELLINGWETERS de leerlingen van de klasgroep een bepaalde leerinhoud onvoldoende beheerst (zie de resultaten onderaan op het foutenrooster), kun je de remediëringsweek starten met een klassikale herhalingsles omtrent die leerinhoud.

Inleiding

11


accent

Inleiding

Heb daarbij oog voor de leerprincipes die verder worden beschreven. Bekijk met de leerlingen ook de spellingweters. Ze bieden een mooi overzicht van de geleerde strategieën. 6.3.3 Groepsgewijze en/of individuele remediëring Na de (eventuele) klassikale herhalingslessen begin je met de remediëring van kleinere groepjes met hetzelfde spellingprobleem. Begeleid die groepjes telkens aan de instructietafel terwijl de andere leerlingen verrijkingsstof (in verband met spelling of andere vaardigheden zoals rekenen, stellen, lezen enz.) aangeboden krijgen en zelfstandig verwerken (bijvoorbeeld via contractwerk, hoekenwerk enz.). De begeleiding aan de instructietafel start je het best met een herhaling van de instructie omtrent het betreffende spellingprobleem. Voor verdere inoefening na de herhaalde instructie kun je een beroep doen op speciaal ontworpen oefenkaarten. Die zijn genummerd. Onderaan op het foutenrooster tref je per foutencategorie het nummer van de corresponderende oefenkaart aan. Bij elke kaart hoort ook een correctiesleutel. Werk met een vast systeem. Je laat bijvoorbeeld de leerlingen de oefeningen met blauwe pen maken, de zelfcorrectie gebeurt met groen en de verbeteringen worden door jou met rood aangebracht.

Op school kun je een databank met alle mogelijke categorieoefeningen aanleggen. Ook de oefenkaarten van TvT Spelling kunnen hier een plaats krijgen. Niets belet je om zelf nog kaarten te maken. Zo kun je op termijn een interessante databank met categorieoefeningen opbouwen. Je kunt zelfs een kopie van elke kaart in een centrale databank (bijvoorbeeld in de lerarenkamer) stoppen. Op die manier kunnen ook je collega’s van andere leerjaren aangepaste oefeningen vinden, als ze bijvoorbeeld geconfronteerd worden met ‘oudere’ spellingproblemen, die al in een vroeger leerjaar beheerst moesten zijn. 6.3.5 Bingeloefeningen

NIEUWE In plaats van te werken ACCENTEN! met oefenkaarten kun je ook een beroep doen op de bingeloefeningen, die online worden aangeboden. De bingeloefeningen vervangen het ICT-pakket van TvT Spelling. De organisatie van de remediëring wordt met de bingeloefeningen veel gemakkelijker, omdat ze in de oefeningen zelf is ingebouwd. Op het takenbord hoef je slechts aan te duiden welke leerling naar welke bingeloefening moet. 6.3.6 Verrijkingsopdrachten: enkele suggesties

Je kunt ook op een eenvoudigere wijze te werk gaan. In plaats van een groepsgewijze begeleiding te bieden, ga je direct individueel te werk. Eerst bepaal je op basis van het foutenrooster welke leerlingen welke oefenkaarten moeten maken. Op een takenbord (met klaslijst) noteer je naast de namen van de leerlingen de nummers van de kaarten. De leerlingen kunnen dan zelfstandig aan het werk, terwijl jij alles nauwgezet opvolgt. Je begeleidt de leerlingen die ‘vastlopen’, individueel of groepsgewijs. Goede spellers krijgen intussen verrijkingstaken of kunnen zelfs zwakkere spellers helpen. 6.3.4 De oefenkaarten Er zijn andere oefenkaarten dan in TvT Spelling. Op basis van foutenanalyses is bovendien rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van de spellinginhouden en zijn bijgevolg voor de meest voorkomende spellingfouten ook extra oefenkaarten ontwikkeld.

12

Inleiding

- Sterke spellers begeleiden zwakke spellers bij het maken van de oefenkaarten. - Bij een evaluatie op het einde van de remediëringsweek dicteren sterke spellers enkele woorden aan de zwakke spellers (d.i. partnerdictee). - Je geeft de sterke spellers de opdracht zelf oefeningen omtrent een bepaalde spelling categorie te maken: woordslangen, rebussen enz. Die oefeningen kun je dan in een oefenkaart opnemen. - Je geeft sterke spellers uitdagende schrijfopdrachten (bijvoorbeeld: schrijf een brief aan de burgemeester voor meer groen in de stad …). - Sterke spellers mogen zelf een bingeloefening kiezen om te oefenen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

7 Zijn er voldoende zorgmaatregelen in TvT’ Spelling opgenomen? Bij de ontwikkeling van zorgmaatregelen in TvT’ Spelling lieten we ons vooral inspireren door de denkkaders en begrippen vanwaaruit het zogenaamde zorgcontinuüm is ontstaan (zie www.prodiagnostiek.be). In de zorg voor leerlingen worden de volgende fasen onderscheiden: de preventieve basiszorg, de verhoogde zorg, de uitbreiding van de zorg, de overstap naar een school op maat. Schematisch wordt het zorgcontinuüm als volgt voorgesteld: zorgcontinuüm FASE 0

PREVENTIEVE BASISZORG

- - - - -

de instructie verloopt volgens een vast patroon NIEUWE (instructie die klassikaal ACCENTEN! is gegeven, nog eens herhalen; terugkoppelen en feedback geven tijdens de inoefening); de instructie sluit naadloos aan op de groepsinstructie; de instructie is zeer intensief; de instructie is motiverend; de instructie maakt het volgen van de volgende groepsinstructie mogelijk; - de instructie gebeurt voor maximaal vijf leerlingen, het liefst door de groepsleerkracht. 7.1.3 Pre-instructie

FASE 1

VERHOOGDE BASISZORG

UITBREIDING VAN ZORG OVERSTAP NAAR SCHOOL OP MAAT

FASE 2

FASE 3

7.1 De preventieve basiszorg (FASE 0) 7.1.1 Directe instructie en beheersingsleren Zorg begint met goede instructie en voldoende oefening. We kiezen voor de directe instructiemethode en het bhv-model (met gedifferentieerde inoefening) omdat volgens wetenschappelijke inzichten alle leerlingen daarvan het meest profiteren. De combinatie van directe instructie en bhv wordt ook wel eens met het letterwoord IGDI aangeduid: interactief, gedifferentieerd, directe instructie. 7.1.2 Verlengde instructie In de handleiding in lesblok B (automatisering) zijn bovendien systematisch suggesties voor verlengde instructie opgenomen. Verlengde instructie betekent dat je kinderen die ‘vastlopen’ individueel of groepsgewijs helpt en extra instructie geeft bij het oefenen (in het werkschrift). Dat gebeurt het best aan een instructietafel die een centrale plaats in de klas heeft. De kenmerken van een goede verlengde instructie zijn:

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Als je de klas goed kent, dan weet je vooraf welke leerlingen bij een nieuwe spellinginhoud extra instructie nodig zullen hebben. Bij die kinderen kun je NIEUWE pre-instructie geven. ACCENTEN! Dat betekent dat je die leerlingen voor de eigenlijke les met een nieuw woordpakket al informatie en instructies geeft, zodat ze tijdens de les zelf beter kunnen volgen. Ook in dat verband vind je in de handleiding telkens suggesties terug. Je treft ze aan op het einde van de lesgang van een voorgaand woordpakket. 7.1.4 Sti/r van sticordi Al in 1989 werd het letterwoord sticordi door de Nederlandse dyslexiedeskundige Koos Henneman bedacht (Paternotte, 207, 13). Die maatregelen hebben betrekking op het stimuleren (sti), het compenseren (co), het remediëren, relativeren en relateren (r), en het dispenseren (di). In de fase van de preventieve basiszorg ligt het NIEUWE accent vanzelfsprekend ACCENTEN! op het stimuleren. Met stimuleren bedoelen we dat ervoor gezorgd wordt dat de spellingzwakkere leerling toch succeservaringen kan opdoen. Suggesties in dat verband zijn systematisch in de handleiding bij de sticordimaatregelen opgenomen (bijvoorbeeld via tempodifferentiatie). Ook voor het remediëren zijn er voorstellen.

Inleiding

13


accent

Inleiding

7.2 Verhoogde basiszorg (FASE 1) 7.2.1 Sti/r van sticordi na zorgoverleg Ondanks de preventieve basiszorg gebeurt het dat de klassenleerkracht ervaart dat de problemen niet worden opgelost. Hij/zij zoekt hulp binnen de school en treedt in overleg met een collega, de zorgleerkracht, de taakleerkracht, de directeur … Vanuit die gedeelde deskundigheid kunnen oplossingen worden gezocht en acties worden ondernomen. Ook voor die fase van verhoogde zorg tref je in de handleiding sticordimaatregelen aan. We leggen dan zoals in fase 0 het accent op het stimuleren en het (vooral individueel) remediëren, maar ook op het relativeren (bv. niet altijd focussen op het probleem van de leerling maar ook de talenten benadrukken) en het relateren (de lesdoelen in overeenstemming brengen met de evaluatievorm). 7.2.2 Compenseren ‘light’: de zorgversie van TVT' Heel wat kinderen met leer- en lees/spellingproblemen (vermoedelijk zo’n 15 %) hebben het moeilijk met het oefenen in een gebruikelijk werkschrift. Voor die kinderen is een zorgeditie ontwikkeld: de Z-editie.

NIEUW ACCENT: ZORGVERSIE

De oorzaken van de problemen kunnen zeer verschillend zijn: - De leerling is regelmatig afgeleid door de veelheid aan tekeningen, door te veel (vaak niet ter zake doende) informatie, door de drukke lay-out van het werkschrift … - De leerling begrijpt de opdracht niet omdat die te moeilijk is geformuleerd, te veel van het abstractievermogen vraagt, een uitvoering vergt die te moeilijk of verwarrend is ... - Oefeningen op de verso kant van het woordpakket vragen extra handeling en concentratie. - Nieuwe oefeningen/aanpakken/uitleg vergen telkens opnieuw veel energie en concentratie. Leerlingen die dergelijke problemen hebben, zijn vaak kinderen met dyslexie, met autisme/ASS (Autisme Spectrum Stoornis), met AD(H)D, met DCD (Developmental Coördination Disorder) en andere motorische problemen, met een beperkte taalbeheersing enz.

14

Inleiding

Tijdens de spellinglessen, en vooral tijdens lesblok B (inoefening), vragen die leerlingen doorgaans extra ondersteuning van de leerkracht. Ze hebben immers moeite met het volgen van het strakke klassenritme (omwille van de zeer beperkte tijd), hebben meer uitleg nodig en ze zijn moeilijk te motiveren om met spelling bezig te zijn. Voor die kinderen is het gebruik van een speciale zorgeditie van het werkschrift een interessante compenserende maatregel. De zorgeditie wijkt slechts op deze punten af van de gewone editie: - Omdat het werkgeheugen van zorgkinderen doorgaans beperkt is, staan de woordpakketten links (verso). - Ook voor het hele tweede leerjaar zijn dubbele spoorlijntjes met aanzetpunt voorzien. In het derde en vierde leerjaar zijn er nog enkele spoorlijntjes. - De woordpakketten worden altijd als overschrijfoefening aangeboden (toe te passen in hoekenwerk/contractwerk of als huiswerk, en dat ter voorbereiding van lesblok A). - De vraagstelling is: • vereenvoudigd, kernachtig herleid tot de essentie, namelijk ‘wat moet er gedaan worden?’ (de vragen zijn dus NIEUWE niet gemakkelijker, ACCENTEN! wel duidelijker); • korter; • ondubbelzinnig; • waar nodig opgesplitst in meer directe instructies. - Sommige oefenvormen zijn aangepast (meer overschrijf-, verbindings- en rubriceeroefeningen). Je kunt met de zorgeditie werken zonder de vertrouwde TvT'-aanpak aan te passen: de lesstructuur blijft immers dezelfde! De zorgeditie is geen ‘gemakkelijkere’ versie van TvT': de leerlingen werken aan dezelfde doelen en vaardigheden. De weg ernaartoe is evenwel soberder (wat een betere concentratie mogelijk moet maken) en gerichter. Er wordt dus niet 'zwaar' gecompenseerd of gedispenseerd, hooguit krijgen kinderen extra ondersteuning. Het is met andere woorden een compenserende 'light'maatregel. Er moet dus goed worden nagedacht over het moment waarop een leerling beter met de zorgeditie werkt. Dat is een beslissing van het zorgoverleg en niet van een leerkracht alleen. Het is zelfs mogelijk dat een leerling het ene jaar met de zorgeditie werkt, maar een jaar later niet meer.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

7.3 Uitbreiding van de zorg (FASE 2) Als preventieve basiszorg en ook verhoogde zorg niet meer helpen, zullen meer doortastende compenserende hulp en zelfs dispenserende maatregelen moeten worden ingeroepen. Dat is alleen maar mogelijk na een grondig multidisciplinair overleg (MDO) met het zorgteam, de CLB-medewerker e.a. Er wordt dan naar de beste ondersteuning voor de betrokken leerling gezocht: compenserende maatregelen zoals het gebruik van computerprogramma's die de kinderen helpen bij het correct schrijven, dispenserende ‘light’maatregelen zoals het werken met invuldictees, met pakketoefeningen. Compenserende en dispenserende ‘light’-maatregelen moeten het mogelijk maken dat een leerling vooralsnog naar leerjaar 1A van het secundair kan doorstromen. Pas in laatste instantie kan worden gedacht aan doorgedreven dispensatie waarbij het MDO beslist om bij de leerling een aantal basisdoelen niet meer na te streven. 7.3.1 Compenseren: ICT-middelen Er zijn heel wat compenserende ICT-hulpmiddelen op de markt die ondersteuning bieden aan kinderen met spellingproblemen (en ook leesproblemen). Maar het kan ook eenvoudig. Zo kun je een leerling oefeningen of dictees aan de computer laten maken. In alle tekstverwerkers is een spellingcontrole voorzien. Je kunt instellen dat de spellingcontrole automatisch verloopt tijdens het typen. Als een woord foutief gespeld is, wordt het onderstreept. De leerling kan proberen om zelf tot een correcte spelling te komen of hij kan via een klik op de rechtermuisknop een lijst met mogelijke suggesties oproepen. Je kunt er ook voor kiezen om de tekst na het schrijven op spellingfouten te controleren. Het gebruik van dergelijke doortastende compenserende maatregelen is een beslissing van het MDO en niet van een leerkracht alleen.

7.3.2 Dispenseren ‘light’: invuldictees en pakket- oefeningen De laatste twee letters di van sticordi verwijzen niet naar differentiëren maar naar dispenseren: er wordt beslist dat van de leerling niet langer wordt verwacht dat hij of zij bepaalde doelstellingen beheerst.

NIEUWE ACCENTEN!

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Zo kan worden beslist dat een leerling alleen de pakketwoorden moet kunnen schrijven en bijgevolg alleen de pakketoefeningen in het werkschrift moet maken. Die oefeningen worden met een strikje aangeduid. Bij het wekelijks dictee krijgt deze leerling ook een invuldictee waar alleen de pakketwoorden moeten geschreven worden. Zo’n invuldictee is pas mogelijk vanaf het vierde leerjaar. 7.3.3 Doorgedreven dispensatie Bij doorgedreven dispensatie zitten we voornamelijk in de derde graad. Het MDO beslist dan om een aantal basisdoelen met betrekking tot het spellen niet meer na te streven. We spreken dan over curriculumdifferentiatie. We waarschuwen er evenwel voor om zeer behoedzaam met dit soort maatregelen om te gaan. Op het dyslexiesymposium van 17 september 2009 aan de K.U.Leuven waarschuwde professor Wim Van den Broeck (VUBrussel) voor het veel te vroegtijdig treffen van dispenserende en compenserende maatregelen. Hij vroeg zich zelfs af of die wel in de basisschool thuishoren. Hij verwees daarvoor naar onderzoek van Francis e.a. (1996) en Shaywitz e.a. (1999). 7.3.4 Externe hulp Het MDO kan ook beslissen om externe hulp in te schakelen (revalidatiecentrum, logopedist e.a.). Tijdens het MDO denk je ook aan een goede afstemming met klassenexterne leerhelpers, over curriculumdifferentiatie … Een zeer belangrijk aspect in de verdere hulp aan spellingzwakke leerlingen betreft de goede afstemming tussen die hulp en de aanpak in de klas. Met andere woorden: bij de extra hulp worden dezelfde spellingregels gebruikt, wordt de controleattitude op dezelfde manier verder gestimuleerd enz. Let op: leerlingen kunnen problemen hebben met leerinhouden die volgens de leerplannen niet beheerst moeten zijn, maar waar gedurende een zekere tijd wel aan moet worden gewerkt (in het leerplan VVKBaO met o aangeduid, in het leerplan OVSG met een grijze balk). Die problemen kunnen tijdens het MDO ter sprake komen, maar kunnen geenszins aanleiding zijn tot verdere doorverwijzing.

Inleiding

15


accent

Inleiding

7.4 Zorg die de school overstijgt (FASE 3)

FASE 1: verhoogde zorg

Ook hier wordt door de klassenleerkracht een hulpvraag gesteld die op een MDO beantwoord dient te worden. Een mogelijke oplossing is een oriëntering naar een meer aangepaste onderwijsvorm (zoals het buitengewoon onderwijs).

De leerkracht én het zorgoverleg

7.5 Overzicht Alle beschreven zorgmaatregelen in TvT’ Spelling kunnen we als volgt samenvatten. FASE 0: preventieve zorg De leerkracht: + directe instructie + bhv-model (beheersingsleren) + IGDI + verlengde instructie + pre-instructie Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + remediëren

Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren ‘light’ + remediëren + relateren + relativeren FASE 2: uitbreiding zorg De leerkracht én het MDO Sticordi-voorstellen in elke les: + stimuleren + compenseren: ICT-middelen + remediëren, relateren, relativeren + dispenseren ‘light’: invuldictees en ‘strikjes’oefeningen + doorgedreven dispenseren: curriculumdifferentiatie FASE 3: zorg die de school overstijgt

8 Anderstalige leerlingen Voor anderstalige leerlingen zijn in TvT’ Spelling de volgende maatregelen genomen. - Voor elk woord van een woordpakket staat nu ook een lidwoord (of een persoonlijk voornaamwoord bij NIEUWE ACCENTEN! werkwoorden). Anderstalige leerlingen maar ook taalzwakke autochtone leerlingen hebben vaak moeite met de keuze van het juiste lidwoord. - Er is de suggestie om ook bij het wekelijkse dictee de lidwoorden bij de losse woorden

telkens te dicteren en bijgevolg te laten opschrijven. Trek evenwel geen punten af voor fouten. - In de oefeningen zijn interculturele elementen opgenomen (zoals ‘anderstalige’ voornamen). - Bij de oefeningen is veel aandacht besteed aan de keuze van tekeningen om de woordenschat te ondersteunen. - De pakketwoorden van het tweede en derde leerjaar worden ook in de leesteksten van TvT’ (leerdomein: voortgezet lezen) gebruikt.

9 Heeft TvT’ Spelling voldoende oog voor het automatiseren? 9.1 Automatisering aan de hand van leerprincipes Automatisering wordt slechts bereikt als je altijd een aantal belangrijke leerprincipes voor ogen houdt (Billiaert & Grysolle, 1997). Zo moet je bij aanvang altijd isoleren, d.w.z. je concentreren op één welomschreven leerinhoud. Met andere woorden: de woordpakketten beperken zich zoveel mogelijk tot een

16

Inleiding

klein aantal (meestal zelfs één) spellingproblemen. Soms is dat niet mogelijk als gevolg van de vele leerinhouden die in een leerjaar aan bod moeten komen (zoals in het vijfde en zesde leerjaar). De woordpakketten beperken zich – indien mogelijk – tot één spellingprobleem.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

Een ander belangrijk leerprincipe is het goed oriënteren: samen met de leerlingen het probleem grondig bekijken. Dat gebeurt zoveel mogelijk op inductieve wijze. Herhalen is een oud maar heel waardevol leerprincipe. Er zijn telkens veel herhalingsoefeningen voorzien en bovendien wordt bij de aanvang van een nieuwe lessenreeks altijd teruggeblikt op de voorgaande spellingproblemen. Identificeren is een vrij nieuw principe. Vele leerlingen kennen bijvoorbeeld de verenkelings- en verdubbelingsregel, maar weten niet bij welke woorden ze die moeten toepassen. Een identificatieoefening kan die leerlingen helpen (bijvoorbeeld: duid de woorden in de zinnen aan waar je die regels moet toepassen). Oefeningen waar het versnellen een grote rol speelt (tempo-oefeningen), zijn bij leerlingen zeer geliefd. Bijvoorbeeld: hoor je een lange klank en moet je dus verenkelen, dan steek je zo vlug mogelijk het rode kaartje omhoog; bij een korte klank, waar je dus moet verdubbelen, het groene kaartje. Verkorten en verinnerlijken betekenen dat stappen of hulpmiddelen worden overgeslagen, waardoor je sneller tot een oplossing komt. Zo moeten de leerlingen bijvoorbeeld zonder zichtbare regels voor de werkwoordspelling de pv.’s correct kunnen schrijven. Integreren bereik je als in de voorziene herhalingsweken de verschillende spellingproblemen door mekaar worden geoefend. Naast de geïsoleerde woordpakketten zijn er af en toe ook integratiepakketten, die bedoeld zijn om aanvankelijk geïsoleerde spellingproblemen na een zekere tijd samen te oefenen. Generaliseren wil zeggen dat je de leerlingen aanmoedigt het geleerde ook in andere lessen dan de spellingles toe te passen. In sommige lessen sporen we je aan om dat ook expliciet te doen. Als het automatiseren niet lukt, kunnen we nog altijd compenseren: leerlingen met ernstige spellingproblemen krijgen dan hulpmiddelen aangeboden, bijvoorbeeld een kaartje met de regels voor het verenkelen en verdubbelen, dat ze te allen tijde mogen gebruiken (zie ook 7.3 Sticordi-maatregelen). 9.2 Automatisering met doordachte, leuke, gevarieerde oefeningen Van de beschreven leerprincipes is herhaling het belangrijkste. Daarvoor zijn allerlei oefeningen voorzien. In TvT’ Spelling is grondig nagedacht over NIEUWE de keuze en de opbouw ACCENTEN! van de oefeningen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

De eerste oefeningen in het werkschrift zijn doorgaans pakketoefeningen, d.i. oefeningen waarin alleen de pakketwoorden worden geoefend. Die pakketoefeningen zijn met een strikje aangeduid. In de volgende oefeningen is ook aandacht voor het schrijven van transferwoorden. Alle oefeningen van het oude werkschrift zijn vernieuwd. We hebben gezorgd voor een evenwichtig aanbod van oefeningen. • Met accent op het schrijven: + overschrijven van letters (letter-voor-letter; bv. v-l-o-e-k-e-n) van lettergroepen (bv. vl-oe-ken) van lettergrepen (bv. vloe-ken) van woorden van zinnen + in(aan-)vullen van woorden met een letter (bv. z . s wordt zus) met lettergroep (bv. . im wordt slim) van zinnen (bv. Heb ... ook een koek voor mij? Kies uit: de, je, me, te) • Met accent op het ordenen: + rubriceren (spellingproblemen ordenen; bv. Schrijf in de juiste kolom.) + identificeren (spellingproblemen herkennen; bv. Onderstreep de woorden waar je moet verdubbelen.) Vooral met deze identificatieoefeningen willen we ons van andere spellingmethoden onderscheiden. + verbinden (bv. Verbind het buikje – au of ou – met de juiste woorden.) + associëren tekening-woord (bv. Schrijf het juiste woord onder de tekening.) • Met accent op het luisteren: + auditieve analyseoefeningen (bv. Welke letter hoor je vooraan?) + rijmoefeningen (bv. Zoek telkens twee rijmwoorden en schrijf ze op.) + substitutieoefeningen (bv. Vervang de pv. door werken.) • Met accent op spellingbewustzijn (bv. Noteer minstens vijf pakketwoorden die jij moeilijk vindt.)

Inleiding

17


accent

Inleiding

• Met accent op de expliciete toepassing van strategieën: + regels e.a. + zoekstrategie

9.3

Voor de automatisering kun je ook een beroep doen op de zogenaamde SIP-bladen (kopieerbladen met de woorden van elk woordpakket).

• Met accent op toepassingen vanuit andere taaldomeinen: + zinnen maken + enkelvoud – meervoud (bv. stok, meerdere stokken) + tegenovergestelde (bv. Het tegenovergestelde van links is … ) + alfabetiseren (bv. Schrijf deze woorden in de juiste alfabetische volgorde.) + andere • Met accent op transfermogelijkheden vanuit andere leerdomeinen (bv. Schrijf de woorden op de juiste plaats: West-Europa, Sint-Niklaas enz. Stad: ... Provincie: … Land: … Werelddeel: ... ) • Met accent op fun: voorbeelden: + rebus + kruiswoordraadels + woordraadels (bv. Rara, welk woordpakket ben ik?) + geheimschrift (a is 1, b is 2 enz.; ook morse … maar met mate) + strips

Automatisering met SIP-bladen

De woorden van elk woordpakket kunnen met behulp van SIP-bladen worden uitgeknipt en verder ingeoefend. SIP staat voor systematisch inprenten. Het is een aanpak waarbij de te leren woorden (die uit de kopieerbladen worden geknipt) in twee doosjes worden verdeeld. Jij, een medeleerling of zelfs een ouder dicteert de woorden een voor een. De juist geschreven woorden komen in het ‘goede’ doosje (met bijvoorbeeld een lachend gezichtje op het deksel) terecht, de fout geschreven woorden in het andere doosje. Bij een volgende oefenbeurt wordt eerst de schrijfwijze van de ‘goede woorden’ opnieuw gecontroleerd. Daarna dicteer je de ‘foute woorden’. Op die manier wordt de schrijfwijze van de woorden telkens ingeprent. Let wel, met ‘inprenten’ bedoelen we niet het louter memoriseren van het visuele woordbeeld, maar wel het onthouden van alle mogelijke woordkenmerken (via de hoor-, onthoud-, regel- of analogiestrategie: zie verder).

...

10 Hoe zijn de woordpakketten samengesteld? Onderwijs moet normaal functioneel zijn, d.w.z. dat de leerstof in relatie moet staan tot iets wat de leerlingen nodig hebben of appreciëren in het dagelijks leven. Dat geldt ook voor het spellingonderwijs. Ten eerste wil dat zeggen dat we ons bij de samenstelling van de woordpakketten baseren op woorden die kinderen frequent schrijven in hun spontane eigen schrijftaal. We deden daarvoor een beroep op twee frequentieonderzoeken, uitgevoerd door Jos Tubbax (o.a. auteur van Spelweg, een uitgave van Van In) en door Pieter Goessaert (Vrij CLB – Oostende). Met andere woorden, de woordpakketten beperken zich tot woorden die van praktisch belang zijn: je kunt er iets mee doen in het dagelijks leven.

18

Inleiding

De woordpakketten van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe de woordpakketten zijn samengesteld. Iets is normaal functioneel als het ook aan een andere voorwaarde voldoet, namelijk als het intrinsiek interessant is (Griffioen & Damsma, 1978). Een woord als ‘jongleren’ is misschien niet direct van praktisch belang, maar het is wel interessant om de schrijfwijze ervan te kennen, aangezien vele leerlingen uitermate geboeid zijn door het circus (zie het succes van de circusscholen).

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

Er zijn ook spellingproblemen die volgens de leerplannen aan bod móéten komen, maar waarvan er heel weinig woorden bestaan, die bovendien ook niet hoogfrequent zijn. In die gevallen beperken we ons tot de (relatief) frequentste woorden, omdat het spellingprobleem volgens de leerplanmakers toch moet worden gezien. Zo treffen we in het woordpakket met o.a. het spellingprobleem van k als cc geschreven (zesde leerjaar) als enige woorden accordeon en accu aan. Het woordje accu kan trouwens interessant zijn voor leerlingen die na het zesde leerjaar naar de technische school gaan. Dan wordt het toch weer normaal functioneel. Bovendien is wat voor de ene leerling normaal functioneel is, dat niet per se voor de andere. Alles hangt bijvoorbeeld samen met de interessevelden van de leerling. Ook religie kan een rol spelen. Bijvoorbeeld: ‘Suikerfeest’ is in onze cultuur geen hoogfrequent woord, maar toch zul je het in onze woordpakketten aantreffen. Ten eerste omdat er in de scholen ook leerlingen van een andere origine zitten, ten tweede omdat het voor autochtone leerlingen interessant kan zijn om

te weten dat er ook andere kerkelijke feestdagen dan de katholieke zijn, waarvan de naam óók met een hoofdletter moet worden geschreven. In die zin wordt spellingonderwijs niet alleen ervaringsgericht maar ook ervaringsverruimend. Naast de woordpakketten zijn in de methode ook uitbreidingslijsten met eveneens frequente woorden voorzien. Daar kun je uit putten om de wekelijkse dictees eventueel uit te breiden of om extra oefeningen te maken, waarbij je vooral de transfer van de spellingleerinhoud wilt bevorderden (bijvoorbeeld voor sterke spellers). Voor de uitspraak van de woorden deden we een beroep op Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal (cd-rom, versie 1.0). Schenk vooral aandacht aan de betekenis van bepaalde pakketwoorden. De schrijfwijze van goed begrepen woorden wordt beter onthouden. De verklaring kan via lexicologische vragen gebeuren, bijvoorbeeld: ‘Waartoe dient propaganda?’, ‘Geef een voorbeeld van propaganda?’, ‘Wanneer is er sprake van propaganda?’ enz.

11 Vanwaar de keuze voor sobere, duidelijke regels en andere strategieën? 11.1 Regelmethodiek in ere hersteld ‘Gemengde’ spellers wenden verschillende strategieën aan. Zo spellen ze vanuit: - een hoorstrategie (‘je schrijft wat je hoort’); - een onthoudstrategie (‘je onthoudt de schrijfwijze van het volledige woord’); - een regelstrategie (‘je past een regel toe, bijvoorbeeld: hond met d want honden’); - een analogiestrategie (‘je schrijft bijvoorbeeld schip net als school’); - een zoekstrategie (‘je zoekt de schrijfwijze van het woord op in een woordenboek’). Tot de jaren 1980 stond vooral de analogiestrategie centraal. We schreven bijvoorbeeld latten net als potten of ik verbrandde net als ik antwoordde. Zwakke leerlingen werden de dupe van deze aanpak: ze snapten de analogie niet of waren de kapstokwoorden gewoon vergeten. Regelmethodieken waren – althans officieel – vrijwel uit den boze. Toch stellen we vast dat vele leerkrachten hun leerlingen ‘heimelijk’ enkele regeltjes aanleerden. Vanaf de jaren 80 werd onder invloed van de beruchte geïntegreerde woordpakketten vooral

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

de onthoudstrategie populair. Het woordpakket werd aan het bord gebracht, de vele verschillende spellingproblemen werden kort besproken, de leerlingen moesten nog eens goed naar het bord kijken en er volgde een dictee. Regelmethodieken bleven uit den boze. Soms trof men wel zogenaamde algoritmes aan, d.i. ellenlange beslissingsschema’s met vele stappen die gevolgd moesten worden om zo tot de juiste schrijfwijze te komen. Maar ook hier bleven zwakke leerlingen in de kou staan. Het inprenten van alle mogelijke woorden was te belastend voor hun geheugen en ze konden ook niet loskomen van die algoritmes (zolang ze binnen handbereik lagen, konden ze het woord weliswaar correct schrijven). Vanaf het midden van de jaren 90 werden de kritische geluiden vanuit remediërende hoek (taakleerkrachten, CLB-medewerkers …) alsmaar luider. Meer en meer deden eenvoudige regelmethodieken hun intrede in de klas. Het waren niet de oude regeltjes, want die waren vaak te moeilijk (leerlingen kwamen bijvoorbeeld in de oude werkwoordspelling al te vaak in een terminologisch doolhof terecht: 1e persoon, 2e persoon, imperatief, stam, ’t kofschip, ’t fokschaap enz.) of onvolledig (een leerling schreef pard

Inleiding

19


accent

Inleiding

eigenlijk correct omdat de meester de volgende regel aanleerde: ‘Alle lange klinkers hebben pech, we schieten er een weg.’). Men opteerde voor eenvoudige, sobere regels. Sommige didactici spreken over schrijfvoorschriften. Ook onze methode kiest voor het in ere herstellen van sobere regelmethodieken. 11.2 Gemengde spellingstrategieën Bij de ontwikkeling van Tijd voor Taal accent duidelijke, sobere regels kiest voor sobere regels. ging onze grootste zorg uit naar de volledigheid van die regels. Ook het aantal stappen is tot een minimum beperkt. Aangezien de leerplannen spreken over ‘gemengde spellers’, hebben we bovendien geprobeerd om ook de analogiestrategie aan onze regels te koppelen. Met andere woorden, de speller kan kiezen: voor de toepassing van de regel, voor de analogie met een kapstokwoord, of voor beide. Voor de regels van het verenkelen en verdubbelen worden de kapstokwoorden via onthoudzinnetjes aangeboden: Zatte vette kippen stoppen bussen en Apen zweven over muren. Voor het schrijven van de werkwoorden staat de analogie met de werkwoorden werken (tegenwoordige en verleden tijd) en spelen (enkel in de verleden tijd) centraal. Voor de analogiestrategie (net-als-weg) bij het schrijven van alle andere belangrijke spellingproblemen ontwikkelden we ook kapstokwoorden. Die zijn zelfs vanuit didactisch oogpunt interessant. Als een leerling bijvoorbeeld meisje schrijft, kun jij eenvoudig vragen: met de ij van blij of met de ei van trein? Kinderen leren onder Om de onthoudweg te andere via liedjes ondersteunen, ontwikkelden correct spellen! we alle mogelijke materialen: ei- en au-platen, ei- en au-kaarten in de Z-editie, ei- en au-verhalen, spelliedjes enz. Die werken bijzonder motiverend. De hoorweg is vooral in de eerste leerjaren zeer belangrijk. Voor leerlingen die met de lettervolgorde problemen hebben, zijn speciale oefeningen ontwikkeld. Bij die oefeningen moeten ze dus eerst alle letters van het woord los noteren en daarna het woord weer aaneenschrijven. Bijvoorbeeld: g-e-e-u-w-t wordt geeuwt. Daarnaast is er via hak- en plakoefeningen (kop-buik-staart) ook aandacht voor de structuur van het woord zelf: g-eeuw-t.

20

Inleiding

Ten slotte is er de zoekweg. Vooral in de hogere leerjaren krijgen de leerlingen oefeningen voorgeschoteld waarbij het woordenboek moet worden gebruikt. 11.3 Metacognitieve vaardigheden 11.3.1 De voorkeurstrategieën In de spellingweters (ook die achteraan in het werkschrift) is telkens aangeduid op welke strategieën een beroep wordt gedaan: de hoorweg, onthoudweg, regelweg, net-als-weg of zoekweg. In de spellingweters worden de strategieën met pictogrammen weergegeven: - hoorweg: - onthoudweg: - regelweg: - net-als-weg: - zoekweg:

Eigenlijk is de leerling vrij om een strategie te kiezen. Toch wordt bij elke spellinginhoud een voorkeurstrategie naar voren geschoven. Voor het bepalen van de voorkeurstrategieën volgen we deze hiërarchie: hoorstrategie, regelstrategie, analogiestrategie, onthoudstrategie, opzoekstrategie. De volgende criteria hebben de keuze voor deze ordening beïnvloed. De hoorstrategie is de belangrijkste voorkeurstrategie omdat ze de eenvoudigste is. Eenvoudige instructieregels (tips) kunnen de hoorweg ondersteunen; bijvoorbeeld: ‘Er bestaan geen sw-woorden!’ of ‘Vergeet bij ieuw en eeuw de u niet!’ enz. De leerlingen zullen echter ontdekken dat de hoorstrategie niet altijd kan worden toegepast. Voor de schrijfwijze van een groot aantal woorden gelden namelijk regels. Kan de hoorstrategie niet worden toegepast, dan schakelen we over op het gebruik van regels: de verlengingsregel, de regels voor het verenkelen en verdubbelen, de regels voor de werkwoordspelling …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

We verkiezen regels boven de analogieaanpak omdat die voor spellingzwakke kinderen minder geschikt is. Zij kunnen de analogie niet vlot vatten of vinden niet altijd het passende kapstokwoord (bijvoorbeeld: latten schrijven we net zoals ?). Ook bij de werkwoordspelling is de analogieaanpak niet zo eenvoudig. Stel dat men de volgende kapstokwerkwoorden hanteert: werken, spelen, lopen, vinden, rusten, antwoorden; welk kapstokwoord moet men dan kiezen om hij wordt te schrijven? Voor woorden die niet volgens de hoor- of regelweg kunnen worden geschreven, valt men uiteindelijk toch terug op de analogiestrategie. Een voorbeeld daarvan zijn de ‘politie-woorden’: natie, actie, demonstratie …; die worden net als politie geschreven. De analogie kan ook als aanvullende strategie bij de hoor- en regelweg worden gebruikt. Woorden met achteraan lijk of ig die je normaal volgens de hoorweg schrijft, worden dan bijvoorbeeld heerlijke- resp. rustige-woorden genoemd. Woorden waarbij de verenkelings- of verdubbelingsregel wordt toegepast, zijn woorden net als poten resp. potten. Bij werkwoorden: hij wordt is dan stam + t net als hij werkt. Vooral sterke spellers gaan misschien eerder de analogie dan een regel gebruiken. We verkiezen de Bij de keuze van een analogiestrategie voorkeurstrategie houd je boven de rekening met de voorgestelde onthoudstrategie hiërarchie. Die wordt door de omdat er minder volgende ordeningsprincipes woorden, met bepaald: de complexiteit en de name alleen de belasting voor het geheugen. kapstokwoorden, moeten worden ingeprent. De onthoudstrategie reserveren we dan voor woorden die weinig voorkomen en waarvoor dus – als gevolg van hun beperkte aantal – geen analogische woordenreeksen kunnen worden opgebouwd. In vele gevallen zijn er voor die woorden zelfs geen woorden met een gelijkaardig probleem: show, toilet, skeeleren …

11.3.2 Duidelijke keuzes Bij vele woorden is de keuze van de strategie duidelijk. Zo volg je bij woorden met ou/au de onthoudweg: het ene woord schrijf je met ou, het andere met au. Eventueel kan ook de net-als-weg (of analogiestrategie) gevolgd worden: het is een woord als kous of een woord als saus. Anderzijds is er wel discussie mogelijk over de te volgen strategie bij woorden als gemakkelijk, moeilijk, nodig, rommelig … Je kunt al die woorden laten inprenten (onthoudweg) of naar analogie van heerlijk of rustig schrijven (netals-weg). Wij kiezen echter voor de hoorweg als voorkeurstrategie omdat het klankbeeld van lijk en ig slechts in één schrijfwijze kan resulteren, namelijk lijk en ig; er is met andere woorden geen alternatief! Dat geldt ook voor de schrijfwijze van woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw, uw, ueel … Het zou volgens ons niet verstandig zijn alle woorden met die spellingproblemen te laten inprenten. De leerlingen moeten gewoon de hoorstrategie toepassen: je hoort aai, dus je schrijft aai enz. De hoorstrategie kan Vermijd eventueel met een tip ‘Schrijf zoals je hoort’ worden ondersteund, bijvoorbeeld: aai schrijf en zeg: ‘ Schrijf wat je hoort’. je altijd aai, zonder j! Aan leerlingen die het onderscheid tussen hooren onthoudweg moeilijk begrijpen, kun je de volgende uitleg geven. Het is echt niet nodig alle woorden met aai te onthouden, je moet gewoon goed luisteren: je hoort aai, dus schrijf je aai. Vermijd de uitdrukking ‘Schrijf zoals je hoort’ want die suggereert een strikte teken-klankkoppeling. Het gevaar bestaat dan dat leerlingen aai met j schrijven. Trouwens, bij woorden met bijvoorbeeld eu is er ook geen strikte teken-klankkoppeling: eu schrijf je met e en u. Toch passen we ook hier de hoorstrategie toe. Beter is dus: ‘Schrijf wat je hoort.’

12 Hoe zien de regels eruit? Tijd voor Taal' Spelling kiest voor sobere regels. De regels van TvT zijn behouden. Voor nieuwe TvT’-gebruikers leggen we hier nog even uit hoe die regels er concreet uitzien.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

De belangrijkste regels zijn die van het verenkelen en verdubbelen en die van de werkwoordspelling. We kiezen niet voor uitgebreide algoritmische aanpakken.

Inleiding

21


accent

Inleiding

Zo’n algoritme is eigenlijk wel een regel, maar één die via vele denkstappen wordt weergegeven. De leerlingen moeten die denkstappen heel nauwgezet volgen om tot de juiste schrijfwijze te komen. Een voorbeeld in verband met verenkelen of verdubbelen: Wat hoor ik? Een lange of een korte klank? Indien een lange klank: hoeveel medeklinkers hoor ik na de lange klank? Eén? Twee of meer? Of geen? Indien één: volgt er nog een woorddeel na de medeklinker? Indien ja: ik schrijf de lange klank met één teken (bv. peren). Indien nee: ik schrijf wat ik hoor (bv. peer). Hoor ik na de lange klank twee of meer medeklinkers, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. paarden). Hoor ik geen medeklinkers na de lange klank ee, dan schrijf ik wat ik hoor (bv. zee); hoor ik geen medeklinkers na de lange klank aa, uu of oo, dan schrijf ik de lange klank met één teken (bv. ja). Indien een korte klank enz. Zo volgen nog verschillende denkstappen voor de schrijfwijze van deze woorden. Het probleem met de meeste algoritmen is dat er te veel denkstappen zijn. In het voorgaande voorbeeld tellen we elf verschillende denkstappen of beslissingen die kunnen worden genomen. De meeste leerlingen slagen er niet in die denkstappen te verinnerlijken en komen dus moeilijk los van de voorstelling met het algoritme. Bovendien komen de leerlingen dikwijls in een terminologisch doolhof terecht met begrippen als klinkerdief, luistervink, verdubbelen, verenkelen, (open of gesloten) lettergreep, klinker, medeklinker, (twee)klank, lange of korte klank, stukjeswoord, doffe e enz. Ook algoritmes voor de werkwoordspelling zijn veel te uitgebreid en moeilijk om te verinnerlijken.

En dát moeten ze precies leren! Daarom hanteren we ook liever de termen verenkelen en verdubbelen in plaats van ‘de regel voor het schrijven van woorden met een open of gesloten lettergreep’. De volgende stap is het identificeren van de klank van de klinker (een klinker kun je roepen; een medeklinker niet!). Is die ‘kort’ (a, e, i, o, u), ‘lang’ (aa, ee, oo, uu) of geen van beide, dus ‘anders’? Korte, lange en andere klanken worden ook geleerd via de onthoudzinnetjes: Zatte vette kippen stoppen bussen, Apen zweven over muren en Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … Scholen die al met TvT Spelling werkten, zijn zeer lovend over deze aanpak. Vooral de leuke zinnen met de klanken worden door de leerlingen goed onthouden en betekenen een echte hulp bij het schrijven. In sommige scholen worden de onthoudzinnen zelfs via een dramaoefening aangebracht. De onthoudzin Zieke schilders moeten genoeg rusten omdat … is niet af omdat er nog zoveel ‘andere’ klanken zijn: eeuw, ie, ei, ij enz. De afspraak is heel eenvoudig: Wat niet lang of kort is, is anders! Na het identificeren van de klank volgt de juiste schrijfwijze: na een korte klank schrijf je 1 klinker en 2 medeklinkers, na een lange klank 1 klinker en 1 medeklinker en bij een ‘andere’ klank doe je gewoon. Eenvoudig toch? Leerlingen die per se de analogie willen toepassen, kunnen dat via de onthoudzinnen. Bijvoorbeeld: ik schrijf potten net als stoppen uit de zin Zatte vette kippen stoppen bussen. Je kunt de analogieredenering van de leerlingen dan ook gemakkelijk controleren. 12.1.2 Sterke punten van de aanpak

12.1 De regels voor het verenkelen en verdubbelen 12.1.1 De verschillende stappen De eerste stap van het schema waar TvT’ voor kiest, is heel belangrijk. De leerlingen luisteren naar de klank op het einde van de klankgroep. Er wordt met andere woorden niet in lettergrepen maar in klankgroepen gesplitst. Bijvoorbeeld niet: bak-ker; maar wel: ba-kker. Vanzelfsprekend gebeurt het splitsen in klankgroepen louter auditief, dus nooit visueel! We splitsen niet in lettergrepen omdat dit veronderstelt dat de leerlingen al weten dat bakker (bak-ker) met twee medeklinkers wordt geschreven.

22

Inleiding

Andere sterke punten van de voorgestelde aanpak zijn: - In tegenstelling tot de meeste andere methoden kiezen we voor een horizontale (en geen verticale) voorstelling omdat we de leesrichting waarmee de kinderen vertrouwd zijn, willen respecteren. - Waar in andere methoden bepaalde ‘wegen’ in het beslissingsschema opnieuw samenkomen – wat verwarrend is voor de leerlingen (bijvoorbeeld: bij woorden met een tweetekenklank én bij woorden met twee verschilllende medeklinkers volg je de gewone spelling) – onderscheidt het voorgestelde schema drie duidelijke, aparte ‘wegen’ met drie aparte ‘uitgangen’.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

- In vele methoden moet ook naar het aantal medeklinkers ná de klinker worden geluisterd. Voor de meeste leerlingen is dat te hoog gegrepen. Onze aanpak is eenvoudig: luister naar de klank op het einde van de klankgroep: kort, lang of ‘andere’? Daarna komen ze direct tot de juiste schrijfwijze. - Pictogrammen (Wat hoor ik? en Hoe schrijf ik?) vergemakkelijken het memoriseren van het schema. - De vragen worden in de ik-vorm gesteld (Welke klank hoor ik op het einde van de klankgroep?). Op die manier kan de leerling het schema moeiteloos doorlopen. - Leerlingen die per se de analogieweg willen volgen, kunnen dat eenvoudig doen via de onthoudzinnen. - De kleuren die in het schema worden gebruikt (groen voor het verdubbelen, rood voor het verenkelen en wit voor ‘andere’) creëren de mogelijkheid in de klas om leuke identificatieoefeningen te doen. Je dicteert bijvoorbeeld enkele woorden. De leerlingen hebben twee kaartjes: een groen en een rood. Bij woorden waar verenkeld moet worden, steken ze het rode kaartje omhoog, bij verdubbeling het groene en bij ‘andere’ niets. - Het luisteren naar de klanken wordt al heel intensief voorbereid in de kleuterklas en in het eerste leerjaar. Die voorbereiding gebeurt met de fonowaaier (zie verder). 12.1.3 Aanzetdoel vanaf het tweede leerjaar De regel wordt vanaf het tweede leerjaar aangebracht. Aangezien de kennis van deze regel in het tweede en derde leerjaar slechts een aanzetdoel is (in het leerplan van het VVKBaO met o aangeduid), wordt de beheersing van de regel wel af en toe gecontroleerd, maar voorziet de methode geen verdere extraklassikale remediëring. Procescontrole vanaf het tweede leerjaar is evenwel belangrijk en wel om de volgende redenen: - Veel leerlingen hebben heel wat tijd nodig om de regel te beheersen. Het lijkt ons verkeerd om een aanzetdoel meteen de flauwe betekenis te geven van ‘zomaar al een beetje mee bezig zijn’. - Als we de leerstof goed spreiden over de drie leerjaren, dan kan het leerproces rustig worden opgebouwd. Concreet betekent dat dat we ons in het tweede leerjaar vooral concentreren op het begrijpen van de regel.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Daarna, in het derde leerjaar, wordt verder geoefend, maar is er ook al aandacht voor de banaanwoorden. Dat zijn woorden (van vreemde oorsprong) met korte a: paleis, raket ... Ze vormen een uitzondering op de regel. In het vierde leerjaar kan dan aan de definitieve beheersing worden gewerkt. - Een grondige verkenning in het tweede leerjaar komt ook het leren lezen ten goede. Vanaf het eerste leerjaar lezen de kinderen al woorden met verdubbelingen en verenkelingen (niveau AVI 2). Voor minder vlotte lezers zijn die woorden moeilijk, zelfs in het tweede leerjaar. Via het schrijven van dergelijke woorden in de spellingles krijgen die leerlingen een beter inzicht in de structuur en opbouw van de woorden en zullen ze die ook vlotter lezen. 12.2 De regels voor het schrijven van werkwoorden De werkwoordspelling wordt tot haar ware probleemgebied herleid: de spelling van de persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. In het vierde leerjaar komt de tegenwoordige tijd aan bod, in het vijfde de verleden tijd. Dat betekent evenwel niet dat andere persoonsvormen niet vroeger aan bod kunnen komen. Zo is won een persoonsvorm in de verleden tijd, maar zonder hoorbare t achteraan. Met andere woorden, won is een woord dat eersteklassertjes al correct moeten kunnen schrijven. Ook zal men in sommige woordpakketten al voor het vierde leerjaar bijvoorbeeld persoonsvormen met hoorbare t aantreffen, bijvoorbeeld verstaat. In die gevallen focust men niet op het juist schrijven van de uitgang van de persoonsvorm maar op het spellingprobleem dat in het betreffende pakket centraal staat, in casu: woorden met ver (verlies, vertoon, verstaat). Net zoals voor het verenkelen en verdubbelen, doen we ook voor de werkwoordspelling geen beroep op een algoritme, maar op een sobere regelaanpak met twee grondwoorden (werken voor de tegenwoordige tijd, werken en spelen voor de verleden tijd). Het schema is enkel van toepassing op persoonsvormen met hoorbare t, te, de, ten, den. Alle andere werkwoordsvormen volgen de gewone spellingregels. De verschillende stappen zijn in een verticale voorstelling weergegeven. Als gevolg van de vele stappen zou een horizontaal schema – jammer genoeg (zie vroegere opmerking in verband met de leesrichting) – onoverzichtelijk zijn.

Inleiding

23


accent

Inleiding

We opteren niet voor een zuivere regelaanpak, maar voor een combinatie van regel en analogie (of beter: substitutie). Met andere woorden: de leerlingen vervangen de te schrijven persoonsvorm door dezelfde vorm van werken (of spelen). Vervolgens wordt de persoonsvorm geanalyseerd: stam?, stam + t?, stam + ten? enz. Heel belangrijk is dus het herkennen van de stam (ik-vorm) en vooral van de laatste letter van die stam. Die noemen we de ‘kijkletter’ (meestal is dat de derde laatste letter van de noemvorm). Bijvoorbeeld: ik word?, ik werk, worden dus ik word enz. Een zuivere regelaanpak zou voor zwakke spellers te ingewikkeld zijn, omdat de regels voor de werkwoordspelling vrij complex zijn. Maar ook de analogieredenering is voor die kinderen niet eenvoudig.

Om die reden voorzien we slechts twee grondvormen (in tegenstelling tot de meeste andere methoden die vijf tot zeven grondwoorden tellen) en zijn er ook zeer veel substitutieoefeningen (vervang door werken of spelen) in het werkschrift en het stappenboek voorzien. Uit de ervaringen van de meeste TvT-gebruikers blijkt dat deze aanpak heel goed werkt. Vooral de eenvoud van het schema NIEUW ACCENT: blijkt een grote EXTRA OEFENINGEN WERKWOORDEN troef te zijn. TvT-gebruikers vragen evenwel meer oefeningen om het schrijven van werkwoorden vooral bij zwakkere spellers echt te kunnen consolideren. Om aan die vraag tegemoet te komen, is voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar een extra (facultatief) werkblokje voor de werkwoordspelling ontwikkeld.

13 Hoe is de relatie tussen spelling en taalbeschouwing (taalsystematiek)? Voor het leren van TvT’ Spelling houdt ook sommige spellingrekening met de nieuwe inhouden of -vaardigtermen die je in de eindheden is specifieke termen en leerplannen voorkennis vereist. voor taalbeschouwing Die voorkennis komt terugvindt. zowel in TvT’ Spelling als in de andere delen (taaldomeinen zoals taalbeschouwing) van de methode Tijd voor Taal accent aan bod. Dat is het geval voor: - de leestekens: worden vooral in de lessen taalbeschouwing, lezen e.d. geleerd (o.a. via lessen over het belang en nut van de interpunctie en spelling in het vijfde leerjaar) maar in de spellingmodule ook regelmatig getoetst (opgelet: leestekens in verband met eind- en beginaanhaling worden via instructie wel nog eens grondig in de spellinglessen herhaald);

- enkelvoud/meervoud en verkleinwoorden: komen in taalbeschouwing aan bod maar worden toegepast in de oefeningen van TvT’ Spelling; - het alfabetiseren: wordt vooral in de lessen taalbeschouwing geleerd (vanaf het derde leerjaar) maar verder toegepast in de spellinglessen als de leerlingen de zoekstrategie leren hanteren; - de begrippen met betrekking tot de werkwoordspelling (zoals onderwerp, gezegde, werkwoord, klankverandering …): komen in taalsystematiek aan bod maar worden nog eens zeer grondig in de spellinglessen herhaald en ingeoefend (zodoende kan TvT’ Spelling naast om het even welke andere taalmethode zonder spellingmodule worden gebruikt).

14 Hoe worden kleuters en eersteklassers op het leren spellen voorbereid? Binnen de beschreven preventieve basiszorg (zie vraag 7) is ook ontluikende geletterdheid een belangrijk aspect. Vooral het fonologisch bewustzijn heeft een grote predictieve waarde met betrekking tot het latere spellen (en ook lezen). TvT’ Spelling wil de scholen een extra oefenpakket aanreiken precies om dat fonologisch bewustzijn te versterken: de fonowaaier. Zo zijn oefeningen ontwikkeld om leerlingen bewust

24

Inleiding

te maken van het onderscheid tussen korte en lange klanken. Dat onderscheid is zeer belangrijk als ze bijvoorbeeld in het tweede leerjaar leren verenkelen en verdubbelen.

NIEUW ACCENT: DE FONOWAAIER

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Inleiding

De fonowaaier is in eerste instantie bedoeld voor kleuteronderwijzers en leerkrachten van het eerste leerjaar, maar kan ook door de zorgleerkracht en de leerkracht van het tweede

leerjaar worden aangewend. Met die ‘waaier’ aan oefeningen kan zowel klassikaal als individueel gewerkt worden. De fonowaaier voorziet ook differentiatiemogelijkheden.

NOTEN (1) Aan de leestekens wordt in de andere taaldomeinen zoals lezen en taalbeschouwing expliciet aandacht besteed. Via het dictee willen we de transfer van het gebruik van de leestekens in de geschreven taal aanmoedigen. (2) In het leerplan VVKBaO worden die leerinhouden met o aangeduid; in het leerplan OVSG met een vak met grijstint vóór een vak met een zwarte balk.

LITERATUUR Allington, R.L. e.a. (1995). No Quick Fix. Rethinking Literacy Programs in America’s Elementary Schools. New York: Teacher College Press. Billiaert, E., Grysolle, R. (1997). Leerlingvolgsysteem. Spelling: Analyse en handelen. Leuven/ Apeldoorn: Garant. Block, J. (1971). Mastery Learning. New York: Holt, Rinehart & Winston. Bosker, R. (2005). De grenzen van gedifferentieerd onderwijs. Groningen: Universiteit van Groningen. Gilbert, B. (2010). The six secrets of a happy classroom. The Independent-Education van 23 september 2010. Griffioen, J. & Damsma, H. (1978). Zeggenschap. Grondslagen en een uitwerking van een didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff. Leenders, Y., Naafs, F. & van den Oord, I. (2002). Effectieve instructie: leren lesgeven met het activerende directie instructiemodel. Amersfoort: Christelijk Pedagogisch Studiecentrum. Paternotte, A. (2007). Deskundigen op weg naar overeenstemming over dyscalculie. Balans Magazine, 10-13. Prodia. Prodiagnostiek. Via het internet: www.prodiagnostiek.be. Geraadpleegd op 3 maart 2011. Van Biervliet, P. (2003). Mondeling spellen. Praktijkgids voor de basisschool, p.37-47. Van den Broeck, W. (s.d.). Is dyslexie meer dan alleen maar zwak lezen? Handouts van een congres via het internet op 15-11-09: www.sig-net.be/uploads/congres/handouts/Vandenbroecke.pdf van Hell, J. G., Bosman, A. M. T., & Bartelings, M. G. C. (2003). Visual dictation improves spelling performance in three groups of Dutch students with spelling disabilities. Learning Disability Quarterly, 26, 239-255. Veenman, S. (1998). Leraargeleid onderwijs: directe instructie. In J. D. Vermunt & L. Verschaffel (Red.), Onderwijzen van kennis en vaardigheden. Onderwijskundig Lexicon, Editie III (pp. 27-47). Alphen aan den Rijn: Samsom.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Inleiding

25



accent

Overzicht van de strategieĂŤn

wp

leerinhoud

hoorweg

onthoudweg

regelweg

net-alsweg

kapstokwoord

1

1

herhaling 5e lj.

+

+

+

+

2

2

vrije klinker ie als i

-

+

+ (soms)

+

net als fabrikant en radio

werkwoorden in t.t.

-

-

+

+

net als werken

vrije klinker i en gedekte klinker i als y geschreven

-

+

-

+

net als Egypte

woorden die eindigen op d

-

-

+ (verlengen)

+

net als hond

vrije klinker ee als er geschreven

-

+

-

+

net als diner

vrije klinker ee als ai geschreven

-

+

-

+

net als trainen

vrije klinker e in open lettergreep

-

-

+ (verenkelen)

+ (zie onthoudzin schema)

net als zweven

verdubbeling van de medeklinker na a, e, i, o en u

-

-

+ (verdubbelen)

+ (zie onthoudzin schema)

zatte vette kippen stoppen bussen

werkwoorden in v.t.

-

-

+

+

net als werken en spelen

vrije klinker oo als eau geschreven

-

+

-

+

net als bureau

vrije klinker oe als ou geschreven

-

+

-

+

net als journalist

vrije klinker in woorden met ai zoals in militair

-

+

-

+

net als militair

vrije klinker o in open lettergreep

-

+

+ (verenkelen)

+ (zie onthoudzin schema)

net als over

8

hoofdletters + controledictee 1

-

-

+

+

net als Belg

9

remediĂŤring en verrijking

3

4

5

3

4

6 5

7

10

6

vrije klinker ie als i

-

+

+ (soms)

+

net als fabrikant en serieus/kampioen

11

7

vrije klinker u in woorden met ueel

+

-

-

+

net als eventueel

vrije klinker in gesloten lettergreep

+

-

-

-

vrije klinker a in open lettergreep

-

-

+

+ (zie onthoudzin schema)

net als apen

werkwoorden in v.t.

-

-

+

+

net als werken of spelen

12

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Overzicht van de strategieĂŤn

27


accent

Overzicht van de strategieën

wp

13

8

hoorweg

onthoudweg

regelweg

net-alsweg

kapstokwoord

tweeklank in vreemde woorden

-

+

-

-

-

tweeklank ei

-

+

-

+

net als trein

tweeklank ij

-

+

-

+

net als blij

vrije klinker u in open lettergreep

-

-

+

+ (zie onthoudzin schema)

net als muren

14

controledictee 2

15

facultatief

16

remediëring en verrijking

17

aanhalingstekens

18

9

19

21

10

11

22

23 24

25

(+)

s geschreven als t(ie)

-

+

-

+

net als politie

ks geschreven als cc

-

+

-

+

net als succes

k geschreven als cc

-

+

-

+

net als accu

k geschreven als c

-

+

-

+

net als cola

werkwooden (4): voltooid deelwoord

20

28

leerinhoud

(+)

k(w) geschreven als qu

-

+

-

+

net als aquarium

(e)lijke(e)

+

-

-

+

net als heerlijk(e)

s(ie) geschreven als t(ie)

-

+

-

+

net als politie

s geschreven als c

-

+

-

+

net als cent

ks geschreven als x

-

+

-

+

net als examen

s en k geschreven als c

-

+

-

+

net als cent en cola

vrije klinker ee als é

-

+

-

+

net als café

koppelteken + controledictee 3

(+)

net als Sint-Niklaas, Oost-Vlaanderen, oud-leerling, na-apen

remediëring en verrijking 12

13

sj als ch geschreven

-

+

-

+

net als choco

ie als i geschreven gevolgd door oe en eu

-

+

-

+

net als serieus, kampioen

ie als i geschreven gevolgd door andere klinker

-

+

-

+

net als radio

zj geschreven als g

-

+

-

+

net als giraf

zj geschreven als j

-

+

-

+

net als journaal

teit en heid

+

-

-

+

net als waarheid, kwaliteit

Overzicht van de strategieën

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Overzicht van de strategieën

wp

26

hoorweg

onthoudweg

regelweg

net-alsweg

kapstokwoord

sz (maar niet uitgesproken)

-

+

-

+

net als enigszins

n aan het einde van doffe lettergreep

-

+

-

+

net als openlijk

au ch cht

-

+ + -

+ (na korte klank: altijd cht)

+ + +

net als saus net als zich net als gezicht

d op het einde

-

-

+ (verlengen)

+

net als hond

trema

-

+

+

+

net als knieën/oliën, zeeën, België

s als t geschreven

-

+

-

+

net als politie

k als c geschreven

-

+

-

+

net als cola

controledictee 4 + remediëring en verrijking

net als opa’s

27

28 29

30

facultatief 14

31

leerinhoud

werkwoorden (5): t.t. en v.t. 15

16

apostrof

-

-

+

+

bijzondere uitspraak

-

+

-

-

+ (tip: eerst hakken!)

-

-

+

net als handdoek

k geschreven als c

-

+

-

+

net als cola

woorden uit het Engels

-

+

-

-

-

k geschreven als c

-

+

-

+

net als cola

afleidingen aardrijkskundige namen

-

-

+

+

net als Belg

dubbele medeklinker in samenstellingen

32

17

33 34

hoorweg

apostrof en werkwoorden 18

+

woorden uit het Frans

-

+

-

-

isch(e)

+

-

-

+

net als Belgisch

ig th s(ie) als t(ie) geschreven

+ -

+ +

-

+ + +

net als rustig net als thee net als politie

35

herhaling + werkwoorden

36

controledictee 5

+ = we hanteren bij voorkeur deze strategie - = deze strategie komt niet aan bod Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Overzicht van de strategieën

29



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Herhaling 5e leerjaar

- werkschrift - oefenschrift - stappenboek - kopieerblad en eventueel transparant met woorden op (of via digitaal bord) - groene boekje - kleurpotlood - wandplaat met verenkelings- en verdubbelingsregel - pictogrammen met strategieën

LESBLOK A Dictee: woordpakket A De leerlingen noteren de gedicteerde woorden in hun oefenschrift. Enkele leerlingen noteren die via een beurtsysteem op de keerzijde van het bord. Lees de zinnen voor en herhaal het woord dat de leerlingen moeten noteren. Wanneer alle woorden gedicteerd zijn, herhaal je de op te schrijven woorden. 1 In het nieuws komt heel wat actualiteit aan bod. (onthoudweg: c als k uitgesproken, net als in cola; hoorweg: woorden met teit net als kwaliteit) 2 Elk jaar slaat het circus zijn tenten op in het dorp. (onthoudweg: c als s uitgesproken, net als in cent; onthoudweg: c als k uitgesproken, net als cola) 3 Mijn zus heeft altijd leuke ideeën. (regelweg: trema, net als zeeën) 4 Een getrainde hond moet onmiddellijk naar zijn baasje lopen als die dat vraagt. (regelweg: verdubbelingsregel of weetje: twee dekens en twee lakens) 5 De grootste markt van België ligt in Sint-Niklaas. (regelweg: hoofdletter bij aardrijkskundige namen; koppelteken bij woorden met Sint, net als in Sint-Niklaas) 6 Het winkelcentrum bevindt zich aan de rand van de stad. (onthoudweg: c als s uitgesproken, net als in cent) 7 Er rijden veel te veel auto’s op de wegen. (onthoudweg: au, net als in saus; regelweg: apostrof met vrije klinker o waaraan ’s wordt toegevoegd, net als in opa’s) 8 De commissaris heeft een goede relatie met zijn agenten. (regelweg: verdubbelen; hoorweg: vis) 9 Deze zomer gaan we op reis naar Italië. (regelweg: hoofdletter; regelweg: trema, net als in België) 10 De politie doet heel wat snelheidscontroles. (onthoudweg: tie als sie uitgesproken, net als in politie) 11 Op school is er elk jaar een controle van de fietsen. (onthoudweg: c als k uitgesproken, net als in cola) 12 Blinden krijgen speciaal onderwijs. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in radio; onthoudweg: c als s uitgesproken, net als in cent) 13 Op reis gaan heel wat mensen op restaurant eten. (onthoudweg: au, net als in saus) 14 Na een voetbalwedstrijd gaan veel mensen iets drinken in een café. (onthoudweg: vrije klinker ee als é, net als in café) 15 ’s Avonds bij mooi weer zitten de terrassen vol. (regelweg: apostrof aan het begin van een woord, hoofdletter aan het begin van een zin, net als in ’s Ochtends) 16 Na een lange reis is het leuk om opnieuw thuis te zijn. (onthoudweg: th als t uitgesproken, net als in thee) 17 Dat concert was fantastisch. (hoorweg: woorden met isch, net als in Belgisch) 18 Die voetballer is aan beide knieën geopereerd. (regelweg: trema, net als in knieën) 19 We kunnen volgend jaar op reis gaan naar een heleboel plaatsen, bijvoorbeeld de Pyreneeën, de Provence, Toscane of de Ardennen. (Laat bijvoorbeeld voluit en afgekort schrijven.) (onthoudweg: afkortingen) 20 Elke morgen luister ik naar het nieuws van 7 uur op de radio. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in radio) Verbeter klassikaal aan de hand van wat de leerlingen op het bord geschreven hebben. Overloop de woorden een voor een en besteed voldoende aandacht aan de moeilijkheid/moeilijkheden in het woord. Laat de leerlingen verwoorden hoe ze aan de oplossing kunnen komen: regel-, hoor-, onthoud-, net-als of zoekweg (woordenboek). Laat hen de passende pictogrammen aanduiden in hun werkschrift en de woorden noteren/kopiëren.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 1

31


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

LESBLOK B Dictee: woordpakket B Doe het tweede dictee op een ander moment dan het eerste. De leerlingen noteren de gedicteerde woorden in hun oefenschrift. Enkele leerlingen noteren de gedicteerde woorden op de keerzijde van het bord via een beurtsysteem. Lees de zinnen voor en herhaal het woord dat de leerlingen moeten noteren. Wanneer alle woorden gedicteerd zijn, herhaal je de op te schrijven woorden. 1 Deze fabrikant maakt prachtige producten. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in fabrikant) 2 Wie afstudeert, krijgt een diploma. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in fabrikant) 3 In de bebouwde kom is de snelheid beperkt tot 50 km/uur. (hoorweg: woorden met heid, net als in waarheid) 4 Mijn broer wordt elke vrijdagavond aan het station afgehaald. (onthoudweg: ti als sie uitgesproken, net als in politie) 5 Regelmatig ontdekken de biologen nieuwe dieren. (onthoudweg: bijzondere uitspraak) 6 ’s Avonds kunnen lichtjes voor heel wat gezelligheid zorgen. (onthoudweg: bijzondere uitspraak) 7 Nieuw-Zeeland ligt aan de andere kant van de wereld. (regelweg: hoofdletter bij aardrijkskundige namen; koppelteken in samenstellingen met Sint, net als in Sint-Niklaas) 8 Torhout is een West-Vlaamse stad. (regelweg: hoofdletter bij aardrijkskundige namen; regelweg: koppelteken bij samenstellingen van aardrijkskundige namen en hun afleidingen, net als in Oost-Vlaanderen) 9 Heel wat meisjes zijn nogal nieuwsgierig. (hoorweg: ig als ug uitgesproken, net als in rustig) 10 Veel kinderen kijken te veel televisie. (regelweg: verenkelen) 11 De dinosaurus is uitgestorven. (onthoudweg: au, net als in saus) 12 Een contract is slechts geldig als er een handtekening op staat. (regelweg: verlengen: eerste deel met den, tweede met ng, net als in hond en ring) 13 Als een schip zinkt, blijft de kapitein tot de laatste man aan boord. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in fabrikant) 14 Mijn kleine broer speelt zo graag met een autootje. (onthoudweg: au, net als in saus; hoorweg) 15 Peuters kijken graag in boeken met heel wat illustraties. (regelweg: verdubbelen; onthoudweg: tie als sie uitgesproken, net als in politie) 16 De leerlingen gingen niet akkoord met het voorstel van de meester. (regelweg: verdubbelen en verlengen, net als in hond) 17 Studenten krijgen aan de universiteit les van een professor. (regelweg: verenkelen; onthoudweg: woorden op -or) 18 Op Moederdag worden alle mama’s gevierd. (regelweg: apostrof bij een vrije klinker a, net als in opa’s) 19 Heel wat mensen gaan in het weekend naar het theater. (onthoudweg: th als t uitgesproken, net als in thee) 20 Op 1 januari begint er een nieuw burgerlijk jaar. (onthoudweg: i als ie uitgesproken, net als in fabrikant) Verbeter klassikaal aan de hand van wat de leerlingen op het bord geschreven hebben. Overloop de woorden een voor een en besteed voldoende aandacht aan de moeilijkheid/moeilijkheden in het woord. Laat de leerlingen verwoorden hoe ze aan de oplossing kunnen komen: regel-, hoor-, onthoud-, net-als of zoekweg (woordenboek). Laat hen de passende pictogrammen aanduiden in hun werkschrift en de woorden noteren/kopiëren.

32

Woordpakket 1

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 1 Spelling 1 week

OPMERKINGEN - Deze les wijkt qua lesopbouw enigszins af van de volgende lessen met nieuwe leerinhouden. - Aan de hand van de twee dictees ga je na wat de problemen van de leerlingen zijn, zodat je al in de eerste week kunt inspelen op eventuele moeilijkheden en die zoveel mogelijk kunt wegwerken. Het kan ook al aangeven wie bij jou aan de instructietafel kan plaatsnemen in de volgende lessen. - Motiveer de leerlingen om bij de klassikale verbetering een goede controleattitude aan te nemen. Ze laten al te vaak een foutje staan. Controleer dan ook het eerste dictee van de kinderen voor je het tweede afneemt.

STICORDITIP Ga na in het LVS (leerlingvolgsysteem) of bij de leerkracht van het vorige schooljaar welke leerlingen dyslexie hebben. Bekijk de sticordimaatregelen die afgesproken werden. Laat de woorden op het bord niet door een leerling met dyslexie schrijven.

PRE-INSTRUCTIE Volgende week komt de vrije ie als i geschreven aan bod. Dat zijn de woorden net als fabrikant en net als radio. Laat spellingzwakke leerlingen het woordpakket al eens doornemen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 1

33



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Vrije klinker ie als i geschreven

- schrijflei - kleurpotlood - werkschrift - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - pictogrammen met strategieën

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden: - misschien: je schrijft een i en tweemaal s (onthoudweg) - hoeveelheid: woord als waarheid (hoor- en net-als-weg); verlengingsregel: je hoort een d - opa’s: regelstrategie (je schrijft ’s omdat je de a lang moet houden) - relatie: woord net als politie (je schrijft tie maar zegt sie; onthoud- en net-als-weg) - katholiek: woord net als thee (onthoud- en net-als-weg) BORDSCHEMA Woorden net als fabrikant detective – miniatuur - piramide – ministerie – ideaal – opinie – individu – vitamine – file – minimum – positief – epidemie – literatuur – Amerikaan Woorden net als radio miniatuur - biologisch – maffia – India – stadion – indianen – dialoog PRESENTATIE/ORIËNTATIE Breng het woordpakket vooraf op het bord. De leerlingen lezen om de beurt een woord. Laat eventueel moeilijke woorden verklaren (bv. maffia, ministerie, epidemie, literatuur). Welke klank komt in alle woorden voor? Het gaat om twee soorten ie. Wat zijn de twee kapstokwoorden van die twee soorten ie-klank? Welke klank komt er bij woorden net als radio nog bij de ie? De leerlingen rubriceren individueel de woorden in het werkschrift (via de twee kapstokwoorden). De leerlingen kleuren de vrije ie net als in fabrikant en in radio in de respectieve kolommen. Welke weg? Voor beide problemen: de onthoud- en net-als-weg. Voor een aantal woorden als fabrikant: de regelweg, nl. verenkelingsregel: fabriek → fabrikant. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen in het werkschrift. Controleer of de leerlingen de betekenis van alle woorden begrijpen. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Verzamel de spellingzwakke leerlingen rond een instructietafel en begeleid hen stap voor stap.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 2

35


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Dicteer: - losse woorden: de epidemie, biologisch, de detective, het individu, de kinderliteratuur, de Amerikaan, de vitamine, India, de opinie, de indianen - zinnen: Ik rijd naar het ministerie via het voetbalstadion. Is een positief klimaat een minimum om ideaal te kunnen werken?

pakket

transfer

losse woorden

epidemie, biologisch, detective, individu,

kinderliteratuur

Amerikaan, vitamine, India, opinie, indianen

in zinsverband

ministerie, positief, klimaat, minimum, ideaal

voetbalstadion

leestekens

punt, vraagteken, 2 x hoofdletter

totaal … / 20

6

14

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2

3

Zoek de woorden uit het woordpakket en schrijf ze correct op. eimedipe =

___________________________________________________________________

udividni =

aidni =

___________________________________________________________________

evitceted = ___________________________________________________________________

elif =

___________________________________________________________________

enimativ =

___________________________________________________________________

hcsigoloib =

___________________________________________________________________

nenaidni =

___________________________________________________________________

ruutaretil =

___________________________________________________________________

ruutainim =___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

Schrijf de woorden alfabetisch. ideaal – opinie – stadion – dialoog – Amerikaan _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

positief – minimum – ministerie – maffia – piramide _______________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

4

De schilder heeft vlekken gemaakt. Welke woorden zitten onder de verf? epidemie

biologisch

literatuur

minimum

positief

individu

maffia

ideaal

miniatuur

5 Welk woord uit het woordpakket zoeken we? Ik ben een groot Aziatisch land: __________________________________________________ Wij leven in reservaten in de Verenigde Staten: __________________________________________________ Atleten slikken mij om beter te presteren: __________________________________________________ Ik ben een inwoner van het werelddeel dat ten westen van Europa ligt: _________________________________________________

6 Schrijf de woorden in het meervoud. detective:

__________________________________________________________________

Amerikaan:

__________________________________________________________________

stadion:

__________________________________________________________________

piramide:

__________________________________________________________________

dialoog:

__________________________________________________________________

file:

__________________________________________________________________

oef. 2 De woorden staan achterstevoren. Opgelet voor de hoofdletter bij India. oef. 3 Woorden alfabetisch rangschikken is een doel uit het leerplan taalbeschouwing. oef. 4 Delen van de woorden zijn verstopt. oef. 5 Er wordt een omschrijving gegeven van de gezochte woorden. oef. 6 Het meervoud schrijven van een aantal pakketwoorden Er moeten verschillende regels toegepast worden (transfer).

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 61-64. Zet eerst een kruisje. 6

36

Woordpakket 2

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 2 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT In het Z-schrift wordt er soms gekozen voor andere oefeningen. De lay-out is altijd aangepast. Onderaan op de pagina wordt verwezen naar een vervolgoefening om het tempoverschil op te vangen. In het Z-schrift wordt telkens één vervolgoefening aangeboden. • Oefening 2 is nieuw. • Oefening 4 en 5 in het Z-schrift = oefening 5 en 6 in het werkschrift

2

Klap de woorden van het woordpakket in klankgroepen. Schrijf de woorden in de juiste kolom. woorden met drie klankgroepen

Welk woord heb je niet gebruikt? 3

oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze bepaalde spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren de leerlingen woorden naar klankgroepen.

woorden met vier klankgroepen

oef. 3 De leerlingen denken op hun niveau na over het alfabet. Ze alfabetiseren (tot de vijfde letter).

_____________________________________________________________________________________________________________

Schrijf de woorden alfabetisch.

oef. 4 De leerlingen zoeken bij een omschrijving het pakketwoord.

ideaal – opinie – stadion – dialoog – Amerikaan

positief – minimum – ministerie – maffia – piramide

oef. 5 De leerlingen zetten pakketwoorden in het meervoud. Als het een meervoud op en is, passen ze de verenkelingsregel toe. Bij de andere woorden wordt de s eraan vast geschreven.

4 Welk woord uit het woordpakket zoeken we? Ik ben een groot Aziatisch land: _____________________________________________________________________________________ Wij leven in reservaten in de Verenigde Staten: _____________________________________________________________________________________ Atleten slikken mij om beter te presteren: _____________________________________________________________________________________ Ik ben een inwoner van het werelddeel dat ten westen van Europa ligt: _____________________________________________________________________________________

5 Schrijf de volgende woorden in het meervoud. detective:

__________________________________________________________________

Amerikaan:

__________________________________________________________________

stadion:

__________________________________________________________________

piramide:

__________________________________________________________________

dialoog:

__________________________________________________________________

file:

__________________________________________________________________

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 1 op blz. 61. 6

STICORDITIP - Het zijn allemaal onthoudwoorden. Je kunt de moeilijkheden met fluostift in het werkschrift van zwakke spellers aanduiden. - Je kunt bij het dictee de woorden eerst visueel aanbieden, vervolgens bedekken en laten noteren.

PRE-INSTRUCTIE Volgende week komt de werkwoordspelling aan bod. We herhalen de tegenwoordige tijd. Laat de kinderen het linkerdeel van het werkwoordschema al eens bekijken. Herhaal begrippen als werkwoord, pv., stam, tijd …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 2

37



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 1 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Werkwoorden (tegenwoordige tijd)

- schrijflei - werkschrift - werkwoordschema met ‘nummertjes’ (kopieerblad) - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - strategiepictogrammen - wandplaat met werkwoordschema - werkwoordenrap op cd

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal enkele woorden van vorig jaar. De leerlingen noteren ze op de schrijflei en verwoorden de moeilijkheden. - elektrische: je schrijft een enkele e (verenkelingsregel, regelstrategie), je schrijft een k (onthoud strategie), je schrijft isch (een woord net als Belgisch, hoorstrategie) - Azië: je begint met een hoofdletter omdat het een eigennaam is (regelstrategie), je schrijft het met een trema op de e om tot een correcte uitspraak te komen (regelstrategie) - directeur: je schrijft het met een c, hoewel je een k uitspreekt (onthoudstrategie, een woord net als cola) - oceaan: je schrijft het met een enkele o en e (verenkelingsregel, regelstrategie), je spreekt de c als s uit (onthoudstrategie, een woord net als cent) - opvliegend: je schrijft het met een d, hoewel je een t hoort (opvliegende, verlengingsregel) BORDSCHEMA De zinnen van de leerlingen PRESENTATIE/ORIËNTATIE Overdrijf de moeilijkheidsgraad van het schrijven van werkwoorden niet tegenover je leerlingen. Eigenlijk is het niet zo moeilijk. Voor heel wat persoonsvormen, maar zeker voor de voltooide deelwoorden worden de gewone spellingregels (verlengingsregel, verenkelings- en verdubbelingsregel) toegepast. Het zoeken van een pv. wordt ingeoefend omdat de ervaring leert dat het voor verscheidene leerlingen nog problemen oplevert. Motiveer de leerlingen om het werkwoordschema te gebruiken. Vraag de leerlingen een drietal zinnen te bedenken en hardop te dicteren. Zorg ervoor dat zowel de tegenwoordige als de verleden tijd aan bod komen en dat het verschillende vormen zijn. Zoek de pv. in de zinnen door de ja-neevraag te stellen (de pv. komt vooraan te staan). Plaats de pv. tussen twee streepjes (de leerlingen zijn daarmee vertrouwd, ze zijn dit gewoon van in het vierde en vijfde leerjaar). Duid het onderwerp aan zoals je het gewoon bent. Maak de link met taalsystematiek. De tweeledigheid van de zinnen, onderwerp en gezegde, kun je hier expliciet aan bod laten komen. Laat de leerlingen ook de infinitief en de stam van de persoonsvorm geven. Dat zorgt voor een duidelijke link met het werkwoordschema en brengt de kinderen hopelijk wat meer taalgevoel bij. Laat de leerlingen oefening 1 maken. Verbeter de oefening klassikaal. Besteed daarbij veel aandacht aan het verwoorden van de ja-neevraag. Vraag de leerlingen in welke tijd de zinnen staan. Laat de leerlingen oefening 2 maken. Maak de eerste zin klassikaal, zodat de oefening voor iedereen duidelijk is. Laat de leerlingen oefening 3 maken. Verbeter klassikaal: laat de leerlingen duidelijk de stappen van het werkwoordschema doorlopen. Ze gebruiken het werkwoordschema.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Werkwoorden 1

39


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 1 Spelling 1 week

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen in het werkschrift. Maak de eerste oefening van elke opdracht klassikaal. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie • Verzamel de spellingzwakke leerlingen rond een instructietafel en begeleid hen stap voor stap. Laat hen de stappen van het werkwoordschema een voor een nemen. De leerlingen verwoorden wat ze doen! • Voor bepaalde leerlingen kun je het aantal oefeningen beperken. Maak die leerlingen duidelijk tot waar ze de oefeningen moeten afwerken.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Lees de volledige zinnen en laat de leerlingen enkel het onderwerp, de persoonsvorm, de hoofdletters en de leestekens noteren. Ze maken er dus korte zinnen van, daarom zijn hoofdletters en leestekens belangrijk. Het werkwoord staat telkens op één punt. Elke hoofdletter en elk leesteken telkens op een half punt. Dicteer: 1 Ik vind het leuk in het zesde leerjaar. 2 Jan zit naast Tine in de klas. 3 Antwoordt de juf op de vraag van de kinderen? 4 Zus bindt haar schoenen. 5 Bereid jij het eten vanmiddag? 6 Elk jaar gebeurt er wel iets bijzonders in de klas. 7 Mama leest voor kleine broer elke avond een verhaaltje voor het slapengaan. 8 Papa verbrandt zijn hand aan het vuur. 9 Verspreid je in het lokaal! 10 Wanneer verhuist dit meisje?

WERKSCHRIFT oef. 1 Ja-neevraag stellen. Het eerste woord is de pv. Taalsystematiek!

Werkwoorden 1 1

Omcirkel in de volgende zinnen het onderwerp en zet de pv. tussen schuine strepen. Schrijf na de zin de infinitief en de stam. infinitief

stam

Mijn buurman plaatst deze zomer zonnepanelen. Heel wat mensen besteden veel geld aan ICT.

oef. 2 De leerlingen vullen de juiste tijd in. Zorg ervoor dat alle leerlingen de oefeningen tot voor het pijltje gemaakt hebben (tempodifferentiatie).

Mijn broer fietst elke dag drie kilometer naar school. Volgende zomer trekt mijn oom met zijn fiets naar Spanje. Elke dag beantwoordt de directeur meer dan veertig e-mails. Het verkeer eist elk jaar veel te veel slachtoffers. Mijn overgrootvader wordt volgende maand honderd jaar. Draagt iedereen van de klas zijn fluojas op weg naar school? Ik houd ervan om eens lekker lang te slapen op zondag! We maken er dit schooljaar een supertof jaar van!

2

Vul in: t.t. of v.t. ‘Dit is (________) meneer Stevens. Dit is (________) mevrouw Stevens. En meneer en mevrouw Stevens hebben (________) een zoontje dat Jacques Stevens heet. Hij wordt (________) Sjakie genoemd. Dit is (________) Sjakie. Dag, hoe gaat (________) ‘t? Hoe gaat (________) ‘t met jou? Allemaal goed? Hij vindt (________) het leuk om kennis te maken. De hele familie woont (________) samen in een pieterklein houten huisje aan de rand van de stad. Dat huisje was (________) natuurlijk niet groot genoeg voor zoveel mensen. Ze hadden (________) dan ook een heel moeilijk leven. Er waren (________) maar twee kamers in het hele huisje. Er stond (________) maar één bed in. Het bed hadden (________) ze aan de vier grootouders gegeven omdat die zo oud en moe waren (________). Ze waren (________) zelfs heel moe. Ze kwamen (________) nooit uit hun bed. Opa Jakob en opoe Jakoba lagen (________) aan de ene kant en grootvader Willem en grootmoeder Willemina aan de andere kant. Meneer en mevrouw Stevens met de kleine Sjakie sliepen (________) in de andere kamer, zomaar op matrassen op de grond. ’s Zomers ging (________) dat nog wel. ’s Winters blies (________) er een ijskoude wind de hele nacht door over de vloer. Dat was (________) verschrikkelijk. En er was (________) geen denken aan om een beter huis te kopen, of een bed. Daar waren (________) ze te arm voor.’ (Uit: Sjakie en de chocoladefabriek, Roald Dahl)

7

40

Werkwoorden 1

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 1 Spelling 1 week

Tijd voor Taal accent 3

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Als het werkwoord een persoonsvorm is, schrijf je het in de tegenwoordige tijd. Zonnecollectoren winnen

Als alternatieve energiebron _________________________________ zonne-energie steeds

zijn

meer aan betekenis. Die vorm van energieopwekking _____________________ nu nog

schijnen/zijn

_________________________________

kostbaarder dan andere energiebronnen en op dagen dat de zon niet

oef. 3 De leerlingen vullen de juiste vorm van het werkwoord in. Alle werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd of het zijn voltooide deelwoorden. Stimuleer de leerlingen om het werkwoordschema te gebruiken.

, _________________________________ de opbrengst gering. Om een grote

kunnen/realiseren

krachtcentrale te _____________________________________

moeten

een terrein van vijf bij vijf kilometer met zonnecellen _____________________________________

worden/uitrusten

_____________________________________ _____________________________________

_________________________________________________

, zou

.

worden

In een fotovoltaïsch systeem _____________________________________ zonne-energie direct in

omzetten

elektrische stroom _____________________________________ of het door de zon

verwarmen

_____________________________________

gebruiken

_____________________________________

water direct voor de verwarming .

Voor kleine stroomverbruikers, zoals zakrekenmachines, horloges, zijn

enzovoort, _____________________________________ zonnecellen een uitstekend alternatief voor batterijen. Experimenten met zonne-energieauto’s en -vliegtuigen

verkeren/zijn

_____________________________________

verbinden

met hoge kosten ____________________________________________.

worden

Zonne-energiesystemen _____________________________________ bij nieuwbouwprojecten

nog in een ontwikkelingsstadium en ______________________________

toepassen

___________________________________________________

voor warmwatervoorziening en verwarming.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 8

Z-SCHRIFT • In het kader staat de theorie die toegepast moet worden. • Per kader zijn er oefeningen waar de theorie kan worden geoefend. • Het werkwoordschema verschilt van dat van het werkschrift. In het Z-schema vind je altijd een onderwerp met een pv. Door uit te gaan van het onderwerp weten ze hoe de pv. gevormd moet worden (stam of stam + t). Zo leren de kinderen bewust welke persoonlijke voornaamwoorden er bij een pv. kunnen staan. • Er is gekozen om de persoonsvorm niet te vervangen door werken. Voor taalzwakke kinderen is dat moeilijk omdat de betekenis van de zin helemaal verloren gaat. • Oefening 2 in het Z-schrift is nieuw. Werkwoorden 1 De persoonsvorm vind je door van de zin een ja-neevraag te maken. De persoonsvorm staat dan altijd vooraan.

45

1 Omcirkel het onderwerp.

Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen. Schrijf de infinitief en de stam op. infinitief

stam

Mijn buurman plaatst deze zomer zonnepanelen. Heel wat mensen besteden veel geld aan ICT. Mijn broer fietst elke dag drie kilometer naar school. Volgende zomer trekt oom met de fiets naar Spanje. Elke dag beantwoordt de directeur wel veertig e-mails. Het verkeer eist elk jaar veel te veel slachtoffers. Mijn overgrootvader wordt in maart honderd jaar. Draagt iedereen van de klas zijn fluojas op straat? Ik houd ervan om lekker lang te slapen op zondag! We maken er dit schooljaar een supertof jaar van!

2 Zet een kruisje in de passende kolom.

Neem je werkwoordschema erbij. 1 Is het vette woord een pv.? (ja-neevraag)

2 Wie of wat doet iets? (onderwerp)

Ja? tegenwoordige tijd Ik … … jij/ik? stam

Hij/zij/het … Wij/jullie … Een ander … Anderen … stam + t

Nee? Doe gewoon.

infinitief

oef. 1 De leerlingen vinden het onderwerp door de vraag te stellen: Wie of wat doet iets? Wijs de leerlingen op het belang van de ja-neevraag om de pv. te vinden. De infinitief wordt gevonden door ik zal … voor het werkwoord te plaatsen. Door ik … voor het werkwoord te plaatsen, vinden we dan weer de stam. oef. 2 Identificatieoefening: de leerlingen gaan op zoek naar de pv. door de ja-neevraag te stellen. Als het een pv. is, kijken ze naar het onderwerp en duiden daarna aan of het over een stam, stam + t of infinitief gaat. Als het niet de pv. is, kunnen ze een kruisje zetten in de kolom ‘Doe gewoon’.

Dit zijn meneer en mevrouw Stevens. Zij hebben een zoontje dat Jacques heet. Hij wordt Sjakie genoemd. Dag, hoe gaat ‘t? Ik vind het leuk om kennis te maken. De hele familie woont samen in een pieterklein houten huisje. (Uit: Sjakie en de chocoladefabriek, Roald Dahl)

7

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Werkwoorden 1

41


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 1 Spelling 1 week

oef. 3 De leerlingen gebruiken hun werkwoordschema ter ondersteuning en een pion om de verschillende stappen te doorlopen. Zo heb je een duidelijk zicht op elke stap. Alle werkwoorden staan in de t.t. of zijn voltooide deelwoorden.

3 Vul de juiste vorm in. Zonnecollectoren winnen

zonne-energie

Als alternatieve energiebron

steeds meer aan betekenis. Die vorm van energieopwekking nu nog kostbaarder dan andere energiebronnen en

zijn schijnen

op dagen dat de zon niet

, is de opbrengst

gering. realiseren

, zou

Om een grote krachtcentrale te kunnen een terrein van vijf bij vijf kilometer met zonnecellen moeten worden.

uitrusten worden

In een fotovoltaïsch systeem

omzetten

direct in elektrische stroom

verwarmen

zon

zonne-energie of het door de

water direct voor de verwarming .

gebruiken

Voor kleine stroomverbruikers, zoals zakrekenmachines, horloges, zijn

enzovoort,

zonnecellen een uitstekend alternatief

voor batterijen. Experimenten met zonne-energieauto’s en -vliegtuigen nog in een ontwikkelingsstadium en zijn met

verkeren verbinden

hoge kosten

worden

Zonne-energiesystemen

toepassen

projecten

. bij nieuwbouwvoor warmwatervoorziening en

verwarming.

8

STICORDITIP Zwakke spellers leggen hun werkwoordschema op de bank en volgen stap voor stap de weg van het schema. Laat hen daarvoor een ‘pion’ gebruiken, zodat je een duidelijk zicht hebt op de verschillende stappen die de leerlingen zetten, zelfs van op afstand.

PRE-INSTRUCTIE Zoek tegen volgende week vijf woorden die op een d eindigen maar met t uitgesproken worden. Zoek daarnaast ook nog vijf woorden waarin een y voorkomt.

42

Werkwoorden 1

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

- Vrije klinker i en gedekte klinker i als y Blok geschreven Woordpakket 3 -Leerdomein Woorden met d achteraan Spelling

- schrijflei - werkschrift - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - woordkaarten - pictogrammen met strategieën - wandplaat werkwoordschema

Blokduur

1 week

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Laat een leerling een zin zeggen. De andere leerlingen noteren het onderwerp en de persoonsvorm. Ze verwoorden in welke tijd de zin staat (tegenwoordige of verleden tijd). Doe dat nog een drietal keer. Gebruik bij de verbetering het werkwoordschema! BORDSCHEMA Woorden net als baby baby – lolly – mysterie – pyjama – hobby – sorry – hyena – penalty – type – hygiëne – pony – typisch Woorden net als Egypte Egypte – symbool – olympische Woorden net als hond bond – bloednerveus – weekend – ondergrondse – leed Woorden net als hond Wanneer je op het einde van een lettergreep of woord een t hoort, verleng je. PRESENTATIE/ORIËNTATIE Voor de les breng je drie kolommen op het bord. Deel de woordkaarten uit. De leerlingen lezen hun woord hardop. Let op de uitspraak: bij woorden als baby wordt de y als ie uitgesproken en bij woorden als Egypte wordt de y eerder als i uitgesproken. Verklaar de moeilijke woorden. Het is de bedoeling dat de leerlingen de woorden met dezelfde moeilijkheid in dezelfde kolom aanbrengen. De leerlingen hangen om de beurt hun woord in een van de kolommen. Wanneer alle woorden aan het bord hangen, vraag je de leerlingen waarom die woorden bij elkaar horen en vraag je naar het kapstokwoord hond. Breng de andere kapstokwoorden baby en symbool aan. Dek het bordschema af. De leerlingen rubriceren individueel de woorden in het werkschrift. Verbeter klassikaal aan de hand van het bordschema. Welke weg? Voor de woorden net als baby en symbool: de onthoud- en net-als-weg. Voor de woorden net als hond: de regelweg (verlengingsregel) en net-als-weg. De verlengingsregel wordt hierbij genoteerd: wanneer je op het einde van een lettergreep of een woord een t hoort, verleng je. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 3

43


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen van het werkschrift. Maak telkens de eerste oefening. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Verzamel de spellingzwakke leerlingen rond de instructietafel en begeleid hen stap voor stap.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Voor het dictee: wijs erop dat de leerlingen ook zinnen moeten schrijven en dat die met een hoofdletter beginnen en met een leesteken eindigen. Bespreek het gebruik van de punt, het vraagteken en het uitroepteken. Hoofdletters en leestekens worden geëvalueerd in het dictee. Dicteer: - losse woorden: de penalty, typisch, de hygiëne, de Egyptenaar, hyena, olympische, pyjama, uitsluitend, gefilmd - zinnen: Wordt het mysterie in het weekend opgelost? Ik heb in Zwitserland bij een standbeeld een lolly als avondmaal gesmuld.

pakket

transfer

losse woorden

penalty, typisch, hygiëne,

Egyptenaar, uitsluitend, gefilmd

hyena, olympische, pyjama

in zinsverband

mysterie, weekend, lolly

Zwitserland, standbeeld, avondmaal, gesmuld

leestekens

vraagteken, punt, 2 x hoofdletter

totaal … / 20

9

11

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2

De letters staan door elkaar. Schrijf de woorden uit het woordpakket correct op. lllyo =

_________________________________________________________________

ynpo =

_______________________________________________________________

ieeyngh =

_________________________________________________________________

deel =

_______________________________________________________________

hcspmleiyo =

_________________________________________________________________

aajpym =

_______________________________________________________________

sdnrgrdnoeoe = _________________________________________________________________ eeyptg = yeeitsmr =

_________________________________________________________________

_______________________________________________________________

dnkweee = _______________________________________________________________

3 Schrijf je het woord met d of t? Verleng. Schrijf daarna het woord correct op.

4

verban .

verban . en

verban .

verzorg .

__________________________________________________

__________________________________________________

deba .

__________________________________________________

__________________________________________________

gevul .

__________________________________________________

__________________________________________________

gron . slag

gron . en

__________________________________________________

har . ste

__________________________________________________

__________________________________________________

li . maatschap

__________________________________________________

__________________________________________________

Ontcijfer het geheimschrift. Dit zal je zeker wat helpen: A = 3. 10 – 1 – 7 – 16 – 3 =

____________________________________________________

7 – 9 – 1 – 18 – 22 – 7 =

____________________________________________________

18 – 1 – 12 – 3 – 15 – 3 =

____________________________________________________

14 – 3 – 4 – 1 – 20 – 11 – 16 – 22 =

____________________________________________________

10 – 1 – 9 – 11 – 7 – 16 – 7 =

____________________________________________________

15 – 1 – 21 – 22 – 7 – 20 – 11 – 7 =

____________________________________________________

5 Maak met de aangeboden woorden uit de eerste en de tweede kolom nieuwe woorden. pyjama •

• shampoo

___________________________________________________________________________________________________________________________

voetbal •

• bruin

___________________________________________________________________________________________________________________________

baby •

• huisje

___________________________________________________________________________________________________________________________

weekend •

• broek

___________________________________________________________________________________________________________________________

• gewricht

___________________________________________________________________________________________________________________________

goud •

• trapper

___________________________________________________________________________________________________________________________

hand •

• bond

___________________________________________________________________________________________________________________________

penalty •

oef. 2 Aandacht voor hoofdletter en trema oef. 3 Bij de laatste drie oefeningen gaat het om het verlengen van lettergrepen. Dat kan bij bepaalde leerlingen moeilijkheden opleveren. Maak de oefening met die leerlingen aan de instructietafel. oef. 4 Een geheimschrift ontcijferen oef. 5 De samenstellingen zijn allemaal transferwoorden. Sommige zijn opgebouwd met gekende woorden van het woordpakket.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 61-64. Zet eerst een kruisje. 10

44

Woordpakket 3

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 3 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 2 en 4 in het Z-schrift zijn nieuw. • Oefening 5 van het werkschrift is weggelaten.

2

Ik ga elk

op bezoek bij mijn grootouders. aan om te gaan slapen.

Ik doe mijn

is voetballen.

Mijn favoriete Atletiek is een

sport.

Voor een goede Hij was

oef. 3 De verlengingsregel bij transferwoorden correct toepassen

moet je je dagelijks wassen. om zijn spreekbeurt te geven.

Het meisje leert paardrijden op een Ik ga op reis naar 3

oef. 2 Zinnen een juiste betekenis geven door het correcte pakketwoord in te vullen

Zoek een passend woord in het woordpakket.

. .

Vul in: d of t. Schrijf het woord op. verban

gron

verzorg

har

deba

gevul

ingewikkel li

noo

oef. 4 De leerlingen schrijven pakket- en transferwoorden die op een lange klank eindigen en passen de regel toe: ’s of s eraan vast.

slag ste

lot

maatschap

voor

duren

beroem

ste

onverwach 4 Schrijf de woorden in het meervoud: ’s of s eraan vast. baby

lolly

mysterie

type

firma

piramide

professor

puppy

portie

collega

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 2 op blz. 61. 10

STICORDITIP - Zwakke spellers gebruiken het kaartje met de verlengingsregel, ook bij het dictee. - Wanneer de leerling de oefeningen maakt met een softwareprogramma zoals Word, Sprint of Kurzweil kunnen er fouten blijven, bv. hart en hard worden allebei goedgekeurd. Naargelang van het programma is de kans op het juist maken van de oefening groter of kleiner.

PRE-INSTRUCTIE Laat de leerlingen het verenkelingsschema bekijken en het bijbehorende liedje zingen!

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 3

45



accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

- Vrije klinker e als er geschreven - Vrije klinker e als ai geschreven - Vrije klinker e enkel geschreven - Verdubbeling van de medeklinker na a, e, i, o of u

- schrijflei - kladschrift - werkschrift - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - woordenboek - morsecode (zie bijlage) - strategiepictogrammen

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Herhaal de volgende woorden uit de voorgaande pakketten. Laat de leerlingen verwoorden waarom ze het op die manier geschreven hebben, samen met het kapstokwoord en de strategie (eventueel met regel): - de hygiëne (net als baby; onthoudstrategie) - de Amerikaan (net als fabrikant; onthoudstrategie + hoofdletter eigennaam) - biologisch (net als radio en net als Belgisch; respectievelijk net-als- en hoorstrategie); olympische (net als Egypte; onthoudstrategie) - de commissaris (verenkelen en verdubbelen; regelstrategie) BORDSCHEMA Woorden net als diner diner Woorden net als trainen training – trainer– trainen – cocktails Woorden net als zweven elementen – vleeseter – masseren – edelstenen – waarnemingen – depressief – integendeel Woorden net als zatte vette kippen stoppen bussen puppy – blokkeerde – abonnee – ingewikkeld – masseren – fossielen – geruststellend – binnendringen – depressief – manschappen PRESENTATIE/ORIËNTATIE Laat de leerlingen om de beurt een woord uit het woordpakket lezen. Besteed daarbij aandacht aan de uitspraak van de woorden met ai. Breng vier kolommen aan het bord met de respectieve kapstokwoorden: diner, trainen, zweven en zatte vette kippen stoppen bussen. Laat de leerlingen verwoorden waarvoor de kapstokwoorden staan. De leerlingen rubriceren individueel de woorden in het werkschrift. Verbeter klassikaal. Laat de leerlingen duidelijk verwoorden waarom een woord in een bepaalde kolom thuishoort. Welke weg? Voor de woorden net als diner en trainen: onthoud- en net-als-weg. Voor de woorden net als zweven en zatte vette kippen stoppen bussen: regel- en net-als-weg. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 4

47


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen in het werkschrift. Maak klassikaal de eerste oefening van elke nieuwe opdracht. Controleer of de leerlingen de betekenis van alle woorden begrijpen. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Verzamel de spellingzwakke leerlingen rond een instructietafel en begeleid hen stap voor stap.

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Dicteer: - losse woorden: de fossielen, de abonnee, het abonnement, het trainersdiploma, depressief, het diner, de cocktails, de puppy, het trainingsschema. - zinnen: Mijn Chinese collega mengt zich graag in debatten. Masseren, jongleren of discussiëren de afgevaardigden van de commissie?

pakket

transfer

losse woorden

fossielen, abonnee, depressief,

abonnement, trainersdiploma,

diner, cocktails, puppy

trainingsschema

in zinsverband

masseren

Chinese, collega, debatten, jongleren,

discussiëren, commissie

leestekens

punt, vraagteken, 2x hoofdletter

totaal … / 20

13

7

WERKSCHRIFT oef. 2 De letters staan in een willekeurige volgorde door elkaar.

Tijd voor Taal accent 2

3

4

5

Schrijf de woorden uit het woordpakket correct op. iaignrtn =

________________________________________________________________

ypppu =

________________________________________________________________

ertnian =

________________________________________________________________

olsfeinse =

________________________________________________________________

eeeemltn =

________________________________________________________________

nidre =

________________________________________________________________

ikcasltoc =

________________________________________________________________

neenboa =

________________________________________________________________

nirarte =

________________________________________________________________

nneeeetlds =

________________________________________________________________

Kleur in de onderstaande woorden de verdubbelingen groen en de verenkelingen rood. wegens

verlopen

formulering

verkenning

relatie

illusie

vonnissen

regionale

verrukkelijk

propaganda

Welke woorden lees je tussen de trefwoorden van het woordenboek? trainerscursus – depressies – trainingstijd – dinerpauze – juffrouw – molenstenen judoband en juut:

________________________________________________________________________

trainingsprogramma en transistor:

________________________________________________________________________

mok en mondholte:

________________________________________________________________________

denvorm en derdehalf:

________________________________________________________________________

tovenares en trainingspak:

________________________________________________________________________

dikwijls en directiekeet:

________________________________________________________________________

oef. 3 In één woord moet je soms én verenkelen én verdubbelen. Beide problemen kunnen ook meermaals in hetzelfde woord aan bod komen. oef. 4 In deze oefening komen enkel transferwoorden aan bod.

Hier is inspecteur Morse. Probeer de woorden te ontcijferen. Vraag de code aan je leerkracht! - / .-. / .- / .. / -. / . / .-.

_______________________________________________________

.. / -. / --. / . / .-- / .. / -.- / -.- / . / .-.. / -..

_______________________________________________________

-.-. / --- / -.-. / -.- / - / .- / .. / .-.. / …

_______________________________________________________

Zet zelf nog meer woorden om in morsecode en laat ze ontcijferen door je medeleerlingen. Je mag ook woorden uit vorige pakketten kiezen. 6 Rangschik de woorden naar het aantal klankgroepen. hulptrainer – maretakken – stotteren – trainingsstage – ogenblikkelijk – negeren – meditatie – programma – lettergrepen – grammofoonplaten drie klankgroepen vier klankgroepen vijf klankgroepen

oef. 5 Kopieer voor de leerlingen de morsecode, zet hem op transparant, projecteer op het digitaal bord … (zie bijlage) oef. 6 Hier worden transferwoorden ingeoefend.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 61-64. Zet eerst een kruisje. 12

48

Woordpakket 4

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 4 en 5 in het Z-schrift = oefening 3 en 6 in het werkschrift. • Oefening 2 en 3 in het Z-schrift zijn nieuw.

2

oef. 2 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren de leerlingen woorden naar de korte klanken.

Schrijf de woorden in de juiste rij. abonnee – geruststellend – binnendringen – ingewikkeld – blokkeerde – manschappen – depressief – masseren – puppy zatte: vette: kippen: stoppen: bussen:

3

oef. 3 Taalzwakke kinderen hebben nood aan structuur binnen een woord. Deze oefening maakt de opbouw van de woorden duidelijk.

Hak de woorden eerst. Plak ze daarna terug. trainen

t r a i n e n

cocktails

trainer

diner

training

trainen

4 Kleur de woorden met een verdubbeling groen, met een verenkeling rood. wegens

vonnissen

verlopen

formulering

verrukkelijk

verkenning

speelgoed

manschappen

fabrieken

regionale

oef. 4 Woorden met verenkeling en verdubbeling identificeren

5 Zet de woorden in de juiste kolom. hulptrainer – maretakken – stotteren – trainingsstage – ogenblikkelijk – negeren – meditatie – programma – lettergrepen – grammofoonplaten drie klankgroepen

vier klankgroepen

vijf klankgroepen

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 3 op blz. 61. 12

oef. 5 De leerlingen sorteren woorden naar een bepaalde spellingmoeilijkheid. Zo leren ze bepaalde spellingpatronen te herkennen. In deze oefening rubriceren ze woorden naar klankgroepen.

STICORDITIP Neem de spellingzwakke leerlingen bij je aan de instructietafel. Laat hen de regels bij zich leggen en stimuleer hen om ze bij elk woord te gebruiken, ook bij het dictee.

PRE-INSTRUCTIE Volgende week komt er opnieuw werkwoordspelling aan bod. De verleden tijd wordt herhaald. Laat de leerlingen het rechterdeel van het werkwoordschema bekijken. Herhaal begrippen als pv., stam, tijd, klankverandering …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 4

49


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 4 Spelling 1 week

MORSECODE

50

a .-

n -.

b -…

o ---

c -.-.

p .--.

d -..

q --.-

e .

r .-.

f ..-.

s …

g --.

t -

h ….

u ..-

i ..

v …-

j .---

w .--

k -.-

x -..-

l .-..

y -.--

m --

z --..

Woordpakket 4

Tijd voor Taal accent 6 - Spelling


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 2 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

Werkwoorden (verleden tijd)

- schrijflei - werkschrift - werkwoordschema - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - wandplaat met werkwoordschema - invulblad werkwoordschema voor herhalingsen verdiepingsoefeningen (kopieerblad) - werkwoordenrap op cd - zeepkistenrace (op A3) (kopieerblad)

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) We herhalen de tweeklanken ei en ij. We volgen telkens de onthoudweg. De leerlingen nemen hun schrijflei en schrijven de gedicteerde woorden correct op. - pleistertje: woord met ei (net als trein) - universiteit: woord met ei (net als trein). Let ook op de vrije ie als i geschreven - Parijs: woord met ij (net als blij). Let ook op de hoofdletter P (het is een eigennaam) - bescheiden: woord met ei (net als trein) - paradijs: woord met ij (net als blij). Let ook op de lange a enkel geschreven. BORDSCHEMA

Hij reedt te snel!

Het / is / bijna herfstvakantie. Op Allerzielen / worden / alle overledenen herdacht. Wij / bezoeken / op Allerheiligen mijn grootouders op het kerkhof. PRESENTATIE/ORIËNTATIE Het aanduiden van persoonsvormen komt in deze les nog eens nadrukkelijk aan bod omdat de ervaring leert dat zelfs in het zesde leerjaar behoorlijk wat leerlingen problemen hebben bij het zoeken en vinden van de pv. Houd er rekening mee dat sommige leerlingen het verschil tussen tegenwoordige en verleden tijd niet zo goed aanvoelen en dat zij ook problemen kunnen hebben met het vormen van de verleden tijd. Zo is de verleden tijd van lopen voor enkele leerlingen loopte i.p.v. liep …

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Werkwoorden 2

51


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 2 Spelling 1 week

Je toont de leerlingen het kopieerblad waarop de zeepkistenrace is afgebeeld. De slogan erbij is: Hij reedt te snel! Is die zin goed geschreven? Hoe kom je tot de juiste schrijfwijze? Overloop samen met de leerlingen het werkwoordschema om tot de juiste schrijfwijze te komen. Verwijder het kopieerblad zo snel mogelijk. Overloop ook de rest van het werkwoordschema en deel mee dat we deze week het werkwoordschema, vooral i.v.m. de verleden tijd, zullen inoefenen. Benadruk nogmaals het belang van de eerste stap: is het een persoonsvorm? Hoe vind je de persoonsvorm? Door de ja-neevraag te stellen komt de pv. vooraan te staan. Laat de leerlingen individueel de pv. en het onderwerp zoeken van de drie zinnen. (Zie bordschema.) Verbeter klassikaal. De leerlingen verwoorden duidelijk hoe ze de pv. vinden. Zet die tussen twee schuine strepen. Laat de leerlingen verwoorden hoe je het onderwerp kunt vinden (komt onmiddellijk na de pv. te staan bij de ja-neevraag.) Laat de leerlingen ook de infinitief en de stam van de persoonsvorm geven. Dat zorgt voor een duidelijke link met het werkwoordschema en brengt de kinderen hopelijk wat meer taalgevoel bij. Laat de leerlingen individueel oefening 1 maken. Verbeter de oefening klassikaal. Besteed veel aandacht aan de verwoording van de ja-neevraag. Vraag af en toe ook eens naar het onderwerp. Vraag de leerlingen in welke tijd de zinnen staan. De leerlingen dicteren een tweetal zinnen, de ene in de tegenwoordige tijd, de andere in de verleden tijd. Met behulp van de ja-neevraag duiden ze de persoonsvorm aan. Neem de pv.’s (en eventueel de pv.’s uit de eerste oefening) uit de twee gegeven zinnen. Loop met de leerlingen de stappen van het werkwoordschema door en laat de leerlingen de pv. en het onderwerp op de juiste plaats in het schema in het werkschrift noteren. Bv. Ik plantte de eik bij de zitbank. Hij bezoekt de boekenbeurs in Antwerpen.

pv.? JA

NEE

t.t.?

v.t.?

Hoor je t achteraan?

Is er klankverandering?

NEE

JA

Doe gewoon.

Vervang door werken. stam of stam + t

NEE

JA

Hoor je de(n)? Hoor je te(n)? Vervang door spelen. Vervang door werken. stam + de(n) stam + te(n)

hij bezoekt

Doe gewoon.

Doe gewoon.

ik plantte

Laat de leerlingen oefening 2 maken. Verbeter de oefening klassikaal. Doorloop met de leerlingen de stappen van het schema/rooster. Laat de leerlingen oefening 3 maken. Verbeter ook hier klassikaal. Doorloop ook hier de stappen van het schema.

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen in het werkschrift. Maak de eerste oefening van elke opdracht klassikaal. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Verzamel de spellingzwakke leerlingen rond een instructietafel en begeleid hen stap voor stap. Bij oef. 3 kun je de volledige tekst in stukjes voorlezen, zodat het zoeken naar de juiste woorden al gemakkelijker wordt. Laat de leerlingen de stappen van het werkwoordschema een voor een nemen. Ze verwoorden wat ze doen!

52

Werkwoorden (2)

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 2 Spelling 1 week

LESBLOK C (evaluatie) + D (gedifferentieerde verwerking via stappenboek) Lees de volledige zinnen en laat de leerlingen enkel het onderwerp, de persoonsvorm, hoofdletters en leestekens noteren. Ze maken er dus korte zinnen van, daarom zijn hoofdletters en leestekens belangrijk. Het werkwoord staat telkens op één punt, elke hoofdletter en elk leesteken telkens op een half punt. Dicteer: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Opa rustte even op de bank. Bond die kleuter zelf zijn veters? Karel amuseerde zich rot. De brandweerman bluste de brand. De directeur wendde zich tot de gestrafte leerlinge. Bereidde mama het verjaardagsdiner? Waarom vertelde hij de waarheid niet? Hij zocht tevergeefs zijn verloren portefeuille. De prins kuste Sneeuwwitje. Het kamermeisje verluchtte de hotelkamer.

WERKSCHRIFT In alle drie de oefeningen is er een duidelijke link naar taalsystematiek. Geef aandacht aan pv., onderwerp, gezegde, infinitief, stam, uitgang …

Werkwoorden 2 1

Omcirkel in de volgende zinnen het onderwerp en zet de pv. tussen schuine strepen. infinitief stam Schrijf na de zin de infinitief en de stam. De juf beantwoordde de bizarre vraag op een schitterende manier. In 1986 speelden de Rode Duivels de halve finale op

oef. 1 De ja-neevraag stellen. Het eerste woord is de pv.

het wereldkampioenschap in Mexico. Op het verjaardagsfeestje van Doga was het supergezellig. Mama bracht lekkere dingen mee van de supermarkt. Ik vond het vijfde leerjaar een moeilijk leerjaar. De leerlingenraad toonde de mooie initiatieven aan het leerkrachtenteam.

oef. 2 De leerlingen vullen de werkwoordsvormen in het rooster in.

Gisteren vergat ik mijn huistaak te maken. Wij gingen vorige zomer naar Toscane op reis.

2

Schrijf de onderstreepte woorden op de juiste plaats in het rooster. Gebruik hiervoor je werkwoordschema! “Ik snap nog steeds niet hoe jullie de twee knapste meisjes uit ons jaar weten te krijgen”, mompelde Daan terwijl ze naar beneden gingen. “Onweerstaanbare charme”, zei Ron somber, terwijl hij wat losse draadjes uit zijn manchetten trok. De leerlingenkamer maakte een vreemde indruk nu er mensen rondliepen die gekleed waren in allerlei verschillende kleuren, in plaats van in de gebruikelijke massa zwart. Parvati wachtte Harry onder aan de trap op en ze zag er heel knap uit. (Uit: Harry Potter en de vuurbeker, J.K. Rowling)

JA

t.t.? JA

Doe gewoon.

Vervang door ‘werken’. stam of stam + t

NEE

v.t.? Is er klankverandering?

Hoor je t achteraan? NEE

pv.?

NEE Hoor je de(n)? Hoor je te(n)? Vervang door spelen. Vervang door werken. stam + de(n) stam + te(n)

JA Doe gewoon.

Doe gewoon.

13

Tijd voor Taal accent 3

Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Als het werkwoord een persoonsvorm is, schrijf je het in de verleden tijd. Juffrouw Lien ___________________________________ (kijken) op haar horloge, ___________________________________

(slaan) het boek voor haar op de metalen

lessenaar met een klap dicht en ________________________________________________ (opstaan). “Zo,” ___________________________________ (zeggen) ze, “genoeg over Karel de Grote voor vandaag.”

oef. 3 Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Alle werkwoorden staan in de verleden tijd of het zijn voltooide deelwoorden. Stimuleer de leerlingen om het werkwoordschema te gebruiken.

Nikki ___________________________________ (gluren) door het raam naar de klok op de kerktoren. Het ___________________________________ (zijn) vijf voor twaalf. “Mooi”, ___________________________________ (juichen) ze. “Geen huiswerk vanmiddag! Kan ik lekker in het Vrijbos gaan spelen na de worsteltrai…” “Neem jullie schoolagenda”, ___________________________________ (zeggen) juffrouw Lien. “O néé …”, ___________________________________ (kreunen) Nikki. De bel ___________________________________ (gaan). Juffrouw Lien ___________________________________ (nemen) een pijpje krijt en ___________________________________ (beginnen) op het bord te schrijven. “Noteer”, ___________________________________ (bevelen) ze. “Verdomme!”, ___________________________________ (vloeken) Marten achter Nikki’s rug. “Straks kan ik niet gaan oefenen met mijn motorfiets.” “Stilte!”, ___________________________________ (eisen) juffrouw Lien en ___________________________________ (leggen) het pijpje weer netjes in het bakje. “Donderdag 23 juni: test muziek (zang en blokfluit)”, ___________________________________ (lezen) Nikki. “Maar dat is morgen al, juf”, ___________________________________ (merken) iemand voorzichtig op. “Inderdaad”, ___________________________________ (beamen) de onderwijzeres. “Dan moet ik tegen vanavond zien ziek te worden”, ___________________________________ (zuchten) Nikki. (Uit: Nikki Nikkel, Marc De Bel)

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 64. Zet eerst een kruisje. 14

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Werkwoorden 2

53


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Werkwoorden 2 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Het werkwoordschema verschilt van dat van het werkschrift. In het Z-schema vind je altijd een onderwerp met een pv. Door uit te gaan van het onderwerp weten de leerlingen hoe de pv. gevormd moet worden (stam of stam + t). Zo leren ze bewust welke persoonlijke voornaamwoorden er bij een pv. kunnen staan. • Oefening 2 en 3 in het Z-schrift = oefening 3 en 2 in het werkschrift. oef. 1 De leerlingen vinden het onderwerp door de vraag te stellen: Wie of wat doet iets? Wijs hen op het belang van de ja-neevraag om de pv. te vinden. De infinitief wordt gevonden door ik zal … voor het werkwoord te plaatsen; door ik … voor het werkwoord te plaatsen vinden we dan weer de stam.

Werkwoorden 2 De persoonsvorm vind je door van de zin een ja-neevraag te maken. De persoonsvorm staat dan altijd vooraan. 1 Omcirkel het onderwerp.

Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen. Schrijf de infinitief en de stam op.

infinitief

stam

De juf beantwoordde de bizarre vraag. In 1986 speelden de Rode Duivels op het WK. Op het feestje van Doga was het supergezellig. Mama bracht lekkere dingen mee van de supermarkt. Ik vond het vijfde leerjaar een moeilijk leerjaar. De leerlingenraad stelde mooie initiatieven voor.

oef. 2 De leerlingen gebruiken hun werkwoordschema ter ondersteuning en een pion om de verschillende stappen te doorlopen. Zo heb je een duidelijk zicht op elke stap. Alle werkwoorden staan in de v.t. of zijn voltooide deelwoorden.

Gisteren vergat ik mijn huistaak te maken. Wij gingen vorige zomer naar Toscane op reis.

2 Vul de juiste vorm in. Juffrouw Lien

(kijken) op haar horloge,

(slaan) het boek voor

haar op de metalen lessenaar met een klap dicht en

(opstaan).

“Zo,”

(zeggen) ze, “genoeg over Karel de Grote voor vandaag.”

Nikki

(gluren) door het raam naar de klok op de kerktoren.

Het

(zijn) vijf voor twaalf.

“Mooi”,

(juichen) ze. “Geen huiswerk vanmiddag! Kan ik lekker in

het Vrijbos gaan spelen na de worsteltrai …” “Neem jullie schoolagenda”,

(zeggen) juffrouw Lien.

“O néé …”,

(kreunen) Nikki.

De bel

(gaan).

Juffrouw Lien

(nemen) een pijpje krijt

en

(beginnen) op het bord te schrijven.

“Noteer”,

(bevelen) ze.

“Verdomme!”,

(vloeken) Marten achter

Nikkki’s rug. “Straks kan ik niet gaan oefenen met mijn motorfiets.” (Uit: Nikki Nikkel, Marc De Bel) 13

Doe gewoon. stam + te(n) stam + de(n)

onder aan de trap op en ze zag er heel knap uit.

massa zwart. Parvati wachtte Harry

verschillende kleuren, in plaats van in de gebruikelijke

mensen rondliepen die gekleed waren in allerlei

De leerlingenkamer maakte een vreemde indruk nu er

wat losse draadjes uit zijn manchetten trok.

“Onweerstaanbare charme”, zei Ron somber, terwijl hij

terwijl ze naar beneden gingen.

meisjes uit ons jaar weten te krijgen”, mompelde Daan

stam + t stam

infinitief

“Ik snap nog steeds niet hoe jullie de twee knapste

klankverandering geen klankverandering

JA?

Wij/jullie … Anderen … Jij/hij/zij/het … een ander …

tegenwoordige tijd 2 In welke tijd staat de pv.?

1 Is het vette woord een pv.? (ja-neevraag)

Neem je werkwoordschema erbij.

3 Schrijf de woorden in vetjes op de juiste plaats.

Ik … … jij/ik?

verleden tijd

NEE? Doe gewoon.

oef. 3 Identificatieoefening: de leerlingen zoeken de pv. door de ja-neevraag te stellen. Als het een pv. is, kijken ze naar het onderwerp en ze duiden daarna aan of het over een stam, stam + t of infinitief gaat. Als het niet de pv. is, zetten ze een kruisje in de kolom ‘Doe gewoon’.

14

STICORDITIP De zwakke spellers leggen het werkwoordschema op de bank en volgen het stap voor stap. Ze gebruiken daarvoor een ‘pion’, zodat je een duidelijk zicht hebt op de verschillende stappen die de leerlingen zetten, zelfs van op afstand. Beperk het aantal oefeningen per opdracht.

PRE-INSTRUCTIE De leerlingen zoeken tegen volgende week telkens twee woorden met eau, ou, ai en o (de o enkel geschreven maar lang uitgesproken).

54

Werkwoorden 2

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


Tijd voor Taal accent 6 - Spelling

Doe gewoon.

ik plantte

Hoor je de(n)? Hoor je te(n)? Vervang door spelen. Vervang door werken. stam + de(n) stam + te(n)

Vervang door werken. stam of stam + t

hij bezoekt

NEE

JA

Is er klankverandering?

Hoor je t achteraan?

NEE

v.t.?

t.t.?

JA

pv.?

Doe gewoon.

JA Doe gewoon.

NEE

accent Invulschema kopieerblad

Werkwoorden 2

55


accent

Zeepkistenrace kopieerblad

Hij reedt te snel! 56

Werkwoorden 2

Tijd voor Taal accent 6 - Spelling


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 5 Spelling 1 week

LEERINHOUD

MEDIA

- Vrije klinker o als eau geschreven - Vrije klinker oe als ou geschreven - Vrije klinker ai - Vrije klinker o enkel geschreven

- schrijflei - kleurpotlood - werkschrift spelling - oefenschrift - stappenboek - spellingweters - strategiepictogrammen - wandplaat met de verenkelings-en verdubbelingsregel - woordkaarten

LESBLOK A TERUGBLIK Schrijflei (of in oefenschrift of via mondeling spellen) Laat een leerling een zin in de verleden tijd zeggen. De andere leerlingen noteren het onderwerp en de persoonsvorm. Verbeter klassikaal door de stappen van het werkwoordschema te doorlopen. Herhaal dat nog een paar keer met zinnen die door de leerlingen worden aangebracht. BORDSCHEMA Woorden net als bureau bureau – politiebureau – cadeautje – cadeau – niveau Woorden net als journalist route – souvenirs – limousine – journalist – enthousiast Woorden net als militair militair – populair – documentaire – mayonaise – parlementair Woorden net als over overdracht – wanhopig – politiebureau – populair – nota – echtgenote – documentaire – mayonaise – anekdote PRESENTATIE/ORIËNTATIE Hang de woordkaarten voor het begin van de les aan het bord. De leerlingen lezen de woorden hardop. Vraag welke moeilijkheden hier aan bod komen. De woorden met eau, ou en ai zullen ze wel herkennen. Breng de kapstokwoorden op het bord: bureau, journalist en militair. De leerlingen rubriceren individueel de drie soorten woorden. De woorden die overblijven, noteren ze in de vierde rij. Ze zoeken naar de problematiek van die woorden. Breng het kapstokwoord over aan (cf. apen zweven over muren). De leerlingen noteren de vier woorden net als over uit de eerste drie rijen aan. Welke weg? Woorden net als bureau, journalist en militair zijn onthoud- en net-als-woorden. Woorden net als over zijn regelwoorden. Hier wordt de verenkelingsregel toegepast. De leerlingen duiden in het werkschrift de passende pictogrammen aan en vullen de nummers van de spellingweters in.

LESBLOK B (automatisering) Suggesties klassikaal-interactieve oefeningen Overloop vooraf de verschillende oefeningen van het werkschrift. Maak de eerste oefening van elke opdracht klassikaal. Controleer of de leerlingen de betekenis van alle woorden begrijpen. Suggesties begeleidende (verlengde) instructie Groepeer de spellingzwakke leerlingen rond een instructietafel en begeleid hen stap voor stap.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 5

57


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 5 Spelling 1 week

LESBLOK C (evaluatie) + D (verwerking) Dicteer: - losse woorden: de documentaire, het enthousiasme, de souvenirs, de mayonaise, de overweging, regionaal, de anekdote, de problematiek, de militair, de journaliste, absolute, de limousine - zinnen: Kreeg zij een cadeau van haar overgrootvader? Wat zijn die parlementaire mannen populair!

pakket

transfer

losse woorden

documentaire, souvenirs, mayonaise,

enthousiasme, overweging, regionaal,

anekdote, militair, limousine

problematiek, journaliste, absolute

zinsverband

cadeau, parlementaire, populair

overgrootvader

leestekens /

vraagteken, uitroepteken

hoofdletters

en 2 x hoofdletter

totaal … / 20

11

9

WERKSCHRIFT Tijd voor Taal accent 2

3

4

Je krijgt een of meer medeklinkers. Vul de letters aan zodat je een woord uit het woordpakket kunt vormen. ..l......r...

_______________________________________________________

..m....n.

_______________________________________________________

..d...

_______________________________________________________

..r..m......

_______________________________________________________

.n....s....

_______________________________________________________

..n..p.g

_______________________________________________________

.....n..s

_______________________________________________________

...r.r....

_______________________________________________________

..d...t..

_______________________________________________________

.n......

_______________________________________________________

Kleur in de onderstaande woorden de verenkelingen rood. Schrijf het woord daarna over. choco

_____________________________________________________________

roman

_____________________________________________________________

horloge

_____________________________________________________________

porie

_____________________________________________________________

motie

_____________________________________________________________

procent

_____________________________________________________________

elektronen

_____________________________________________________________

biologisch

_____________________________________________________________

uitgenodigd

_____________________________________________________________

problematiek

_____________________________________________________________

Zoek de woorden uit het woordpakket, kleur ze en schrijf ze dan correct op. fdkjdocumentaireeueujulimousinecvbnanekdoteryzyomayonaiserehsshshsouvenirsmqkdfkdniveau rereaztraenotajkdjrouteziprpz

5

Noteer alle woorden die in het kader verborgen zitten ( en ). Z R I A L U P O P T

A N E K D O T E S S

T P J C N Y T S D I

O R I A T I L I M L

N I V E A U R A F A

E S K T V A E N G N

R D L U B E Z O H R

T F M O P R A Y J U

U G W R O U Q A K O

I H X U I B S M I J

6 Rangschik alfabetisch. militairen – enthousiasme – douche – echtgenote – journaal – mayonaisepot – journalistiek – enthousiasteling

oef. 2 Elke stip staat voor een letter. oef. 3 Het gaat om transferwoorden. Er kunnen ook twee vrije o’s of andere vrije klinkers voorkomen in een woord. oef. 4 De woorden staan tussen willekeurige letters. oef. 5 Laat de leerlingen de woorden in het rooster eerst kleuren en daarna opschrijven. oef. 6 Het gaat om transferwoorden.

Klaar? Maak de oefeningen op blz. 61-64. Zet eerst een kruisje. 16

58

Woordpakket 5

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6


accent

Blok Leerdomein Blokduur

Woordpakket 5 Spelling 1 week

Z-SCHRIFT • Oefening 2 en 4 in het Z-schrift zijn nieuw. • Oefening 5 in het Z-schrift = oefening 6 in het werkschrift.

2

oef. 2 De Franse klanktekenkoppeling toepassen in pakketwoorden

Vul in: eau, ou of ai. politiebur

s r

popul

venirs

lim se

mayon

cad

sine

document

tje

enth

rnalist

milit

niv re

r

j

siast te

oef. 3 Woorden met verenkeling identificeren

r

3 Kleur de woorden met verenkeling rood. horloge

komkommer

elektronen

uitgenodigd

boerderijen

kosten

roman

bonnen

verloren

porie

oef. 4 De leerlingen passen de verenkelings- en verdubbelingsregel toe bij transferwoorden.

4 Vul in: o of oo.

Schrijf het woord over. d

cumentaire verdracht

p

pulair

d

rbreken

b

reiland

p

litie

may gr

ntkn bi

oef. 5 Leerlingen denken op hun niveau na over het alfabet.

naise thandelaar

l

ping gisch

5 Rangschik de woorden alfabetisch. militairen – enthousiasme – douche – echtgenote – journaal – mayonaisepot – journalistiek – enthousiasteling 1

2

3

4

5

6

7

8

Klaar? Zet een kruisje. Maak oefening 4 op blz. 62. 16

STICORDITIP - Zorg dat de zwakke spellers de verenkelingsregel zichtbaar voor zich hebben en ook effectief gebruiken. - Duid de moeilijkheden in het woordpakket aan. - Geef de kinderen meer tijd om het dictee te maken en te controleren.

PRE-INSTRUCTIE Volgende week worden de hoofdletters ingeoefend en is er controledictee. Laat de leerlingen de regels i.v.m. de hoofdletters al eens doornemen. Kondig het controledictee aan. Laat de leerlingen elke dag een woordpakket herhalen.

Tijd voor Taal accent - Spelling - Handleiding 6

Woordpakket 5

59


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.