accent
Spelling
Werkwoordenblok 4
Myriam Monstrey Coรถrdinatie Pieter Van Biervliet
Tijd voor Taal accent Spelling 6 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - stappenboek - stappenboek correctiesleutel - Z-blok - Z-blok correctiesleutel - handleiding met cd - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4 Myriam Monstrey
Coördinatie: Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden. © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eerste druk 2013 ISBN 978-90-306-6470-3 D/2013/0078/49 Art.nr. 547015/01 NUR 191
accent
Werkwoorden identificeren Naam:
Klas:
1 Omcirkel de werkwoorden.
liederen geven zijn vandaag tafels gebruiken slapen verandert moeilijk trekken schreeuwen figuren bloemen bibberen klompen heeft paarden
Is het vette woord een werkwoord of niet? Schrijf achter elke zin ja of nee. 1 Simon blijft elke dag in de studie.
2 Voor mijn verjaardag kreeg ik de allernieuwste film van Harry Potter.
3 Mijn ouders vinden dat ik betere punten kan halen. 4 In de winter kopen wij extra voeding voor de vogels.
5 Elke week ga ik met mijn klas naar de bibliotheek.
6 Gertje heeft de eerste prijs voor zijn laatste schilderwerk.
7 Wanneer komt oma je bezoeken?
8 Mijn buurjongen wordt een echte tennisster.
9 Na die lange wandeltocht ben ik nog steeds niet uitgerust.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
1
accent
Werkwoorden identificeren Naam:
Klas:
2 Zet alle werkwoorden in fluostift en schrijf ze correct over. vergeten kammen bibberen kolen babbelen maaien haaien gouden toeteren slapen
zijn wollen antwoorden jassen plooien groter graten borden samen
Onderstreep het werkwoord in de zinnen. 1 Mijn kleine zus speelt niet graag alleen. 2 Wanneer logeer je nog eens bij mij? 3 Vergeet je tablet dan niet! 4 Zondag koopt mama nieuwe schoenen voor mij. 5 Ik wil gele schoenen. 6 Ga je in de zomervakantie op reis met je ouders? 7 Nee, ik wil op kamp met de jeugdbeweging. 8 Ik moet kiezen tussen het kamp en een reisje met mijn ouders. 9 Dit jaar vertrekt de jeugdbeweging op zondag naar Frankrijk. 10 Ik wil dit kamp niet missen! Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
2
accent
De persoonsvorm identificeren Naam:
Klas:
3 Zet in elke zin de persoonsvorm tussen schuine strepen.
Bij twijfel kun je de ja-neevraag stellen. 1 Regelmatig ga ik lopen. 2 Mijn vriendin Rosemie loopt ook mee. 3 Zij kan heel vlug lopen.
4 Rosemie wint geregeld de eerste prijs in haar categorie. 5 Ze moet wel elke dag trainen om zulke goede resultaten te behalen. 6 Volgend jaar zou ze graag Belgisch kampioen worden. 7 Ik hoop dat ze dan een gouden medaille ontvangt. 8 Tijdens de zomervakantie gaan we samen op sportkamp. 9 Daar leren we veel nieuwe mensen kennen. 10 We zullen daar zeker een mooie tijd beleven.
Schrijf de zin opnieuw. Let wel: de persoon is nu anders. Zet de persoonsvorm ook telkens tussen schuine strepen. 11 Morgen eet ik frietjes met biefstuk. Mijn grootouders 12 Zij vragen een nieuwe computer voor de redactie. De journalist 3 Giesold vindt mijn nieuwe jurk helemaal niet mooi. 1 Ik 4 Ik drink elke morgen een glas fruitsap. 1 Wij 5 Hannah wandelt graag met de hond van de buren. 1 Karim en Lars
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
3
accent
Van persoonsvorm naar infinitief Naam:
Klas:
4 Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen en schrijf de
infinitief achter elke zin.
1 ’s Nachts droomt mijn broer heel luid. (ik zal) 2 Wij eten graag frietjes met hamburger. (ik zal) 3 Iedere avond kijkt mijn kleine zus naar Bumba. (ik zal) 4 Vanaf mijn tiende verjaardag fiets ik naar school. (ik zal) 5 Juf Lieve vertelde spannende avonturenverhalen. (ik zal) 6 De straatkinderen worden geholpen door Antonio. (ik zal) 7 De dierenverzorger sloot alle honden op . (ik zal) 8 We verkleden ons als piraten voor de musical. (ik zal) 9 Pieterjan slaat de bal niet over het net. (ik zal)
Kleur de stukken die bij elkaar passen in eenzelfde kleur. Doe zoals in het voorbeeld. drink
drinken
vergeet
leef
bibber
antwoordt
verbrandt
snoep
schreeuwen
kijkt
schreeuwen
bibberen
kijken
antwoorden
vergeten
snoepen
leven
verbranden
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
4
accent
Van persoonsvorm naar infinitief Naam:
Klas:
5 Zet de persoonsvorm telkens tussen schuine strepen
(bij twijfel gebruik je de ja-neevraag). Schrijf de zin opnieuw. Let wel: de persoon is nu anders. 1 Quinten wandelt met ma en pa van Oostende naar Brugge. De kinderen 2 Hij is echt vermoeid. Ze 3 Na de grote wandeling heeft hij geen energie mee. Na de grote wandeling
ze
4 Volgens de trainer moet hij dringend iets eten. Volgens de trainer
ze
5 Hij zakt als een pudding in elkaar. Ze Oefenen zal echt wel nodig zijn voor Quinten en zijn familie!
Vorm groepjes van twee. Kleur de persoonsvorm en de infinitief die bij elkaar passen in dezelfde kleur. snoep
komt
lezen
groeien
geeuwen
snoepen
lees
durft
komen
groeit
zwaaien
geeuw
durven
zwaait
goochelen
verkopen
plakt
goochelt
plakken
verkoop
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
5
accent
De persoonsvorm Naam:
Klas:
6 Welk woord past niet in de rij? Schrijf het over. 1 gootsteen – rijden – heeft – brult – aantrekken 2 doen – verdwaald – werken – tovenaar – vertelt
3 jubelen – wanneer – gieten – maaien – bloed
4 spelletje – goochelen – naait – ruik – uitroepen
5 crossen – joggen – springen – vooruit – zwemmen
Schrijf de zin opnieuw. Let op: de persoon is nu anders. Zet de persoonsvorm ook telkens tussen schuine strepen. 6 Wij kijken vanavond naar de goochelshow. Tina 7 We hebben zes kinderen in ons gezin. Ik 8 Onze meester Karel maakt graag grapjes met ons. Onze juffen 9 Jullie verkopen wafels voor het goede doel. Boris 10 Wij doen mee aan de lesmarathon. Rik Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
6
accent
De persoonsvorm Naam:
Klas:
7 Onderstreep alle werkwoorden in de zin. Zet de persoonsvorm
tussen schuine strepen. Schrijf achter elke zin de infinitief van de persoonsvorm. 1 Ik vind dit een afschuwelijke titel voor dit boek. 2 Die nieuwe animatiefilm wordt een kaskraker. 3 De visvangst gaat verloren in zee. 4 Marieke vertrekt naar Egypte om te leren duiken. 5 Elke dag kijkt mijn oma naar kookprogramma’s op tv. 6 Haar idool is Sergio Herman.
7 We slenteren door de straten van Antwerpen. 8 Met dit weer rijdt opa niet graag met de fiets. 9 Alle mensen in het spookhuis horen haar schreeuwen van angst. 10 Waarom kijk je zo boos naar mij?
Vul een passende persoon in bij de persoonsvorm. Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen. 11
verdeelt alle schriften in de klas.
12 Hoe laat vertrekken
?
13 Nog steeds herken
de weg niet naar het
nieuwe huis van mijn vriendin. 14 Zaterdag skeelert
voor een medaille.
15 Elke woensdag bezoeken
oma in het
bejaardentehuis. 16 Op dinsdag hebben
onze schaakwedstrijd
voor alle leerlingen van het vierde leerjaar. 17 18
filmt alle reisavonturen in Namibië. leven in grote armoede.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
7
accent
Tegenwoordige tijd/verleden tijd herkennen Naam:
Klas:
8 Schrijf de werkwoorden in de passende kolom. werkte – zit – trekt – babbelden – lees – wandelde – zonk – kletste – slaap – doet – schitteren – liep – durfde – schrijf – verbrandt – verdedigde tegenwoordige tijd (nu)
verleden tijd (vroeger)
Onderstreep de werkwoorden. Schrijf achter elke zin in welke tijd het staat. Kies tussen tegenwoordige tijd (t.t.) en verleden tijd (v.t.). 1 Oma Greta kookt de beste soep ter wereld.
2 Hield jij niet van paardrijden?
3 Mijn sprookjesboeken vind ik niet meer.
4 Wie vliegt naar Australië?
5 Waarom verstopte jij dat potje pudding?
6 Xavier sprak altijd Frans met zijn grootouders. 7 Marieke schrijft al vloeiend haar naam.
8 Gisteren verloor ik vijf euro.
9 Die ridder vocht voor zijn leven. 10 Dat lied zingt Janne altijd onder de douche. Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
8
accent
Stam en infinitief Naam:
Klas:
9 Zoek van elke infinitief de stam. ik … 1 houden
….houd......
2 lopen
3 vinden
4 zitten 5 bedenken 6 vergeten 7 onthouden 8 verbinden 9 drinken
10 eten
Doe nu het omgekeerde. Je krijgt de stam en je zoekt nu de infinitief.
ik zal …
11 spreek
….spreken..…
12 ween
13 heb 14 kijk 15 roep
16 was 17 ben 18 tik
19 verdwaal 20 zoek Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
9
accent
De stam Naam:
Klas:
10 Schrijf in de zin de stam van het werkwoord dat vooraan staat. worden
1 Ik
tien jaar.
krijgen
2 Van mama
fietsen
3 Ik
heel graag.
rijden
4 Ik
elke dag met de fiets naar school.
kijken
5 Ik
altijd goed voor mij uit op de fiets.
durven
6 Soms
vinden
7 Maar dat
ik een nieuwe fiets.
ik achter mij te kijken. ik wel gevaarlijk.
Zet de persoonsvorm tussen schuine strepen. Schrijf achter elke zin de stam. 8 Waar haal jij die mooie rokjes? 9 Mijn buurman antwoordt niet op mijn vraag. 10 We krijgen na ons optreden een daverend applaus.
11 Hij snijdt de koek in drie gelijke stukken.
12 Hij bedenkt een prachtig fantasieverhaal.
13 Wij zitten allebei in het vierde leerjaar.
14 Mijn neef Ali antwoordt niet op mijn brieven. 15 Grote schoonmaak in mijn kamer doe ik niet graag. 16 Die gps toont niet de juiste weg. 17 Nemen jullie een dessert? 18 Kim houdt van tennis. Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 4
10