accent
Spelling
Werkwoordenblok 5
Peter Willems Coรถrdinatie Pieter Van Biervliet
Tijd voor Taal accent Spelling 5 - werkschrift - werkschrift correctiesleutel - Z-schrift - Z-schrift correctiesleutel - stappenboek - stappenboek correctiesleutel - Z-blok - Z-blok correctiesleutel - handleiding met cd - oefenkaarten - wandplaten Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5 Peter Willems Coördinatie: Pieter Van Biervliet Omslag: Nancy Kers Lay-out: CAT, Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden. © Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eerste druk 2013 ISBN 978-90-306-6472-7 D/2013/0078/50 Art.nr. 547017/01 NUR 191
accent
Werkwoorden identificeren Naam:
Klas:
1 Duid in de woordenreeks het werkwoord aan (omcirkel of kleur). 1 raadsels – herten – draaien – deuren
‘ik zal …’
2 koningen – botsen – harten – kaarsen 3 grachten – duinen – broeken – smelten 4 parken – schapen – handen – weggeven 5 hemden – ontbijten – worsten – bossen 6 bijen – dorpen – bloemen – wandelen 7 jongeren – klanten – verspillen – dranken 8 bommen – bekeuren – schriften – ratten 9 glazen – kinderen – schilderen – kleurtjes 10 typen – flessen – raadsels – knoppen
Duid het werkwoord in de zin aan. 11 Wij kijken veel te veel naar de televisie. 12 Mijn vader kweekt allerlei groenten in zijn moestuin. 13 Manon fietst elke dag naar school. 14 In de zomer trekken veel mensen naar het buitenland. 15 De garagist repareert vandaag nog onze auto. 16 Klopt daar iemand op de deur? 17 Onze zoon en dochter ravotten elke dag in de tuin. 18 Ik neem nog wel een koekje uit de doos. 19 De jongen fluit heel luid op zijn vingers. 20 De redders riskeren hun leven voor de drenkeling.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
1
accent
Werkwoorden identificeren Naam:
Klas:
2 Noteer de twee werkwoorden uit elke zin. 1 Jullie moeten vandaag nog huiswerk maken.
2 Wij hebben nog niet gegeten deze morgen.
3 De chauffeur heeft te veel gedronken. 4 Mijn mama kan elk ogenblik thuiskomen.
5 Onze buurman Ronald gaat elke morgen een uurtje joggen. 6 Heb jij de boeken van de bibliotheek in de kast gelegd? 7 Ik ga vanavond nog wat op mijn viool oefenen. 8 De dokters zullen de man direct opereren.
Duid de werkwoorden in de zin aan. Je weet niet hoeveel het er zijn. Zoeken maar!
Omcirkel of kleur!
9 Het glas valt in duizend stukjes op de grond. 10 De kinderen van het vijfde leerjaar gaan morgen zwemmen. 11 Ik moet mijn Franse woordjes nog overschrijven. 12 Mijn ouders hebben een nieuwe auto gekocht. 13 Ik zal tegen morgen mijn tekening gemaakt hebben! 14 De goochelaar toverde een konijn uit zijn hoed. 15 Gisteren heeft het hevig gebrand in dit flatgebouw.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
2
accent
De persoonsvorm identificeren Naam:
Klas:
3 Duid de persoonsvorm aan in de zin. Schrijf daarvoor eerst de janeevraag achter de zin. Voorbeeld: De gewonde man / wordt / direct geholpen. Wordt de gewonde man direct geholpen? 1 Ik moest mijn huistaak maken.
2 Mijn tante belde gisteren.
3 Opa heeft mijn fiets hersteld.
4 De hond beet de nieuwe bal stuk.
5 Jongeren slenteren vaak langs de straat.
6 De auto’s zijn tegen elkaar gebotst.
7 Het verwachte resultaat bleef uit.
En nu zonder de vraag te noteren.
8 Het licht springt op groen. 9 Mama moet haar auto nog voltanken voor ze naar Frankrijk rijdt. 10 De afgeschoten vuurpijl belandde in de tuin van de buren. 11 Het verdwenen geld lag in de kast.
12 Morgen schilderen we onze gang in een fris kleurtje.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
3
accent
De persoonsvorm identificeren Naam:
Klas:
4 Schrijf de zin opnieuw. Enkel het onderwerp en de persoonsvorm veranderen. 1 Sofie is zwaar ziek. Sofie en Amy 2 Mijn neefjes eten graag hapjes. Mijn neefje 3 Ik ren naar buiten. Mijn zus 4 Het lichtje brandt niet meer. De lichtjes 5 Mama bereidt vandaag macaroni. Mama en ik 6 Wij gaan vanavond naar de film. Lars 7 De kinderen spelen galgje. Jij 8 Noah surft op het internet. Ik 9 Ik schrijf altijd heel net. Jullie 10 De dieren maken veel lawaai. Hij 11 De zangeres vliegt over het podium. De zangeressen 12 Onze katten genieten van het zonnetje. Ons katje
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
4
accent
Van persoonsvorm naar infinitief Naam:
Klas:
5 Schrijf de infinitief van de persoonsvormen. helpt
Tip: zeg er ‘ik zal’ voor.
geef verzendt dwaal vlucht verdwaalde flitste glijdt gaat duldt stond zoek blaft graaft liep organiseert vermijdt juich verdeelde krimpt groeiden versnipperde
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
5
accent
Van persoonsvorm naar infinitief Naam:
Klas:
6 Spoor de persoonsvorm op en duid hem aan in de zin. Schrijf dan de infinitief achter de zin. 1 Mama verdeelt de taart in acht stukken. 2 Het kind rijdt mooi op het fietspad. 3 Ik sprong over het muurtje. 4 De getuige verwittigde de politie. 5 De garagist herstelt onze auto. 6 Het weer schommelt nogal de laatste tijd. 7 Durf jij die mop vertellen? 8 De huurders betaalden veel te laat. 9 Ik verwen grootmoeder met zelfgemaakte koekjes.
10 De jongen verontschuldigt zich bij de leerkracht. 11 De ontsnapte renner versnelde zijn tempo nog eens. 12 Mijn zoontje berichtte dat hij later thuis zou zijn. 13 Jullie gedragen je als voorbeeldige leerlingen. 14 Hij houdt van lekker maar gezond eten. 15 Die stoute kinderen verpestten het hele feestje. 16 Er werd aan de deur gebeld. 17 Papa maait elke zaterdag het gras. 18 De man tuurde naar het water.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
6
accent
Tegenwoordige tijd / verleden tijd identificeren Naam:
Klas:
7 Staan de zinnen in de tegenwoordige of de verleden tijd? Kleur het juiste bolletje. De zinnen komen uit Harry Potter en de halfbloed prins. 1 Mergel holt naar zijn dochter. 2 Harry schreeuwde gisteren tegen Klare. 3 Hij fluistert tegen zijn bevende vingers. 4 Harry draaide zich een paar keer rond. 5 Hermelien kijkt hem verbaasd aan. 6 Er klinkt een rommelend gesnurk op uit Rons bed. 7 Harry ging rechtovereind zitten in bed. 8 Ik kon het commentaar helemaal niet verstaan. 9 Hedwig vliegt weg door het raam. 10 Ze zwaaide met haar toverstok over haar schouder. 11 Draco Malfidus komt aanlopen door de straat. 12 Meneer Wemel keek in de richting van de keukentafel. 13 Ron liet toen onhandig een paar dozen vallen. 14 Ze herkent professor Zwamdrift nu pas. 15 De stem van Malvaria schalde uit de houten radio. 16 Hij voelde een vreemde steek van ergernis. 17 De Kibbelaar loopt nog steeds goed. 18 Hermeliens geoefende hand schoot omhoog. 19 Pak de ingrediënten maar uit de voorraadkast. 20 Amortentia creëert natuurlijk niet echt liefde.
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
t.t. (nu)
v.t. (vroeger)
7
Naam:
accent
Tegenwoordige tijd / verleden tijd identificeren Klas:
8 Staan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd? Schrijf ze op de juiste plaats. persoonsvormen
tegenwoordige tijd (het gebeurt nu)
verleden tijd (het gebeurde vroeger)
steekt hang regende buigen ademt vind verplichtte brandde schreef knutselden plaag giechelen ondervraagt aten dachten vertrekt hoorde laadt gleed plantte
Tijd voor Taal accent – Spelling – Werkwoordenblok 5
8